De tuinen van de 21ste eeuw
Kunstvereniging Diepenheim
De tuinen van de 21ste eeuw
>
2010
Kunstvereniging Diepenheim (KvD) heeft het lectoraat Theorie in de kunsten van ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, gevraagd om een ideeschets voor een zogenoemd tuinenproject. In deze notitie wordt in grote lijnen het voorstel beschreven. Het voorstel omvat een schets van mogelijkheden en een aanbeveling voor verdere ontwikkeling.
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Inleiding
Rosariu
m
ed
Landgo
Rosarium
Tuinen van Diepenheim
Diepen
heim
Ideeschets
Het landelijk gelegen stadje Diepenheim bezit in de directe nabijheid van Kunstvereniging Diepenheim een aantal bijzondere tuinen: de zogenaamde rozentuin (het Rosarium), een zestal kasteeltuinen, volkstuinen en het Gazebo van Diepenheim (een hostatuin met meer dan 1250 hosta-variëteiten, naar ontwerp van de Belgische beeldend kunstenaar Urbain Mulkers). Kunstvereniging Diepenheim heeft een speciale relatie met deze tuinen en heeft onlangs aan kunstenaar herman de vries * de opdracht gegeven een nieuwe tuin te ontwer pen in relatie met de genoemde tuinen, zodat er min of meer sprake is van een reeks. De kunstenaar heeft ‘De Tuinen van Diepenheim’ ontwikkeld: een vlindertuin, een seringentuin en een wintertuin. Het plan is om in 2010 met de aanleg te beginnen. Met betrekking tot dit interessante initiatief is er behoefte ontstaan aan een toekomstbestendig concept dat gebruikt kan worden om de ideeën over deze aanzet nader te articuleren en verder te ontwikkelen. In gesprekken van KvD met het lectoraat Theorie in de kunsten is een concept naar voren gekomen dat ruimte laat voor die voortdurende ontwikkeling en dat zich onderscheidt van andere projecten in het kader van kunst in de openbare ruimte: De tuinen van de 21ste eeuw. Met dit concept wordt aangegeven dat KvD een artistieke onderzoekslijn wil uitzetten om de discussie over de tuin als artistieke ordening van natuurlijke elementen in kaart te brengen, de discussie hierover te stimuleren, hierover publiekelijk verslag te doen, documentatie te verzamelen en beschikbaar te stellen en, ten slotte, opdrachten te verlenen aan kunstenaars en anderen om dit artistieke onderzoek tot uitvoer te brengen. Met de toevoeging 21ste eeuw duidt het concept op de toekomst en tegelijkertijd op het verleden dat impliciet een belangrijke rol speelt, en waarvoor ook alle reden is: Diepen heim bevindt zich in een volledig door mensenhanden vormgegeven landschappelijk gebied en te midden van een aantal landgoederen, zoals Weldam en Wegdam, Nijenhuis, Westerflier, Warmelo en Huize Diepenheim.
* herman de vries geeft er de voorkeur aan zijn naam in kleine letters te schrijven
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Ideeschets
Nederland staat er natuurlijk om bekend dat het zichzelf heeft gemaakt, maar het ‘Oude Nederland’ over de IJssel, waar Diepenheim zich bevindt, draagt sporen die veel ouder zijn dan de relatief jonge polders in de Randstad waar men meestal naar verwijst. Natuurlijk zijn deze landwinningen Nederlands trots en behoren ze tot ons cultureel erfgoed, maar ze doen ons – mogelijk – vergeten dat de structuur van de landschappen in het oosten van het land uit een heel andere en oudere sociaal economische cultuur stammen. In beide gevallen is het landschap echter altijd mensenwerk. KvD is benieuwd naar de visie van kunstenaars op de tuin in de verre en ook nabije toekomst.
Tuin Een tuin is nog geen landschap maar een landschap kan wel een tuin zijn. Zo liggen de verhoudingen. KvD kiest er nadrukkelijk voor uit te gaan van de bijzondere plaats die tuinen in kunnen nemen binnen het landschap. Ze vormen als het ware speciale eilandjes, concentratiemomenten, binnen het grotere geheel van de natuur. Dit impliceert dat KvD niet de tuin in haar stedelijke vorm als object heeft, want daarin spelen heel andere verhoudingen die niet logisch zijn gezien de Diepenheimse context. Bovendien is dit al nadrukkelijk onderdeel van diverse andere gremia die zich bezighouden met de verstedelijking en natuur. KvD vindt juist de kunstmatigheid van de verlandschappelijking in Nederland een interessante invalshoek. Hierop zicht krijgen kan een taak van de kunst zijn.1
1 Kunst staat hier nadrukkelijk tegenover het concept landschapsarchitectuur.
Typologie
In de traditionele kunstgeschiedschrijving overheersen twee typen tuinen.2 Zo domineerde de geometrische of formele tuin vanaf de 17de eeuw, totdat een tweede type vanaf de vroege 18de eeuw opdook: het (Engelse) landschapspark. Beide typen domineren de ideeën over ordening van de natuur. De geometrische tuin beoogde een rationele ordening van de chaos en was een poging tot beheersing; de ordening was vooral het gevolg van een bepaalde opvatting over de orde van de dingen, anders gezegd: zij was het gevolg van een bepaalde taxonomie. Een vroegere pendant van dit model is er ook: de beroemde maar weinig bezochte tuin van Bomarzo (‘Parco dei Mostri’, 1552) in Italië; deze tuin was een maniëristische aanval op de overheersende orde en ook een uiteenzetting met een nog veel ouder, Etruskisch, verleden. Hierin spelen beelden en architectonische constructies ook een belangrijke rol. De in de 18de eeuw ontwikkelde romantische landschapstuin, waarvan de principes ook doorwerkten in de stedelijke tuinen zoals het Vondelpark in Amsterdam, en nu nog steeds in allerlei varianten vitaal zijn, kenmerkt zich door de ongrijpbaarheid van het totaal. Het totaalconcept van de romantische tuin is gericht op eindeloosheid; het is in zo’n tuin of – veel vaker – park onmogelijk een totaalbeeld van het geheel te krijgen. Telkens wordt onze blik begrensd. In Twente zien we dit effect ook al eeuwen door de coulissematige opbouw van het landschap. Net als in een klassiek toneeldecor wordt de horizon daar nooit helemaal zichtbaar, maar deels aan het zicht onttrokken of geflankeerd door bomenrijen.3 2 Er bestaan diverse overzichten van de ontwikkeling van tuinen. Deze hebben over het algemeen een botanische of hobbymatige context. Om ons niet meteen te verliezen in een uitgebreide typologie vertrekken we hier van twee grondtypes die internationaal erkend zijn. We slaan de ‘hortus conclusus’ waaraan Maria in de schilderkunst gekoppeld wordt en symbool staat voor haar onbevlekte staat, voor dit moment even over. Het type van bijvoorbeeld de Japanse tuin wordt pas later relevant en kan beter, zoals verderop in deze tekst duidelijk wordt, onderzocht worden aan de hand van het begrip taxonomie: welke (al dan niet vermeende) orde ligt er aan een tuin ten grondslag? 3 Zie ook de typologie van tuinen die de kunsthistoricus en autoriteit op het gebied van landschap, Erik de Jong, geeft in bijvoorbeeld zijn oratie aan de VU, waarin hij ook ingaat op de werking van tuinen in de niet-westerse traditie. Dit is bijzonder interessant omdat hierin de anemische kracht van objecten heel anders werkt en bijvoorbeeld ogenschijnlijk betekenisloze voorwerpen een ordenend beginsel blijken te zijn. Zie Erik de Jong, ‘Natuurlijke verwantschap. Over Tuin- en landschapsarchitectuur’, Oratie, 17/3/2006, Universiteit Leiden: ‘Deze orde, die definieert en beschermt, is voor de oningewijde onzichtbaar en onkenbaar.’ De Jong ziet de tuin ook als ‘instrumentalisering van de wereld rondom ons…’.
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Typologie
Gazebo
van Die
penheim
Taxonomie
Deze bondige typeringen van de tuin doen de zeer verschillende verschijningsvormen tekort; toch is er in tuinen altijd sprake van transparantie of van verhulling, en ook van beide. Tuinen zijn niet altijd gemaakt vanuit een eenduidige visuele verschijning. Bovendien is het aanzicht van de tuin afhankelijk van het seizoen. De uiterlijke orde is veel vaker – en dat geldt ook voor de twee grondtuinen zoals net beschreven – het resultaat van een innerlijke of onderliggende (verborgen) regelmaat of orde. Het is daarom beter om het begrip taxonomie te hanteren in relatie tot de tuin, ook wanneer we de ontwikkeling in de toekomst onderzoeken. Aan de rozentuin in Diepenheim ligt een specifieke ordening ten grondslag die niets met rozen te maken heeft, maar alles waarmee deze sterk symbolische bloemen in een bepaald geometrisch patroon gedwongen worden. De ordening is hier wel voornamelijk visueel bepaald; de wandelaar en daarmee de beschouwer ziet verschillende aanzichten van de kunstwerkjes van de natuur. Dit is heel anders in het Gazebo dat midden jaren 90 is ontworpen door de Belgische kunstenaar Urbain Mulkers en dat meer dan 1250 varianten van de hostaplant bevat. Hier is de variëteit zelf het onderwerp en is de ordening daar het gevolg van. In de nieuw aan te leggen tuin van herman de vries berust het uitgangspunt simpelweg op drie tuinvormen: een vlindertuin, een seringentuin en een wintertuin. Een vlindertuin is gericht op de tuin als paradijs, want het is een permanente voedselbron voor de vlinder, die de ultieme metafoor is voor de metamorfose van de ene staat in de ander en vaak geassocieerd wordt met de ziel. Ook een seringentuin en een wintertuin kunnen op deze wijze iconografisch geanalyseerd en geduid worden. Zoals duidelijk wordt zijn in ieder geval de twee laatstgenoemde tuinen het werk van kunstenaars. En dat is ook precies waar KvD op in wil zetten: de tuin als kunstobject.
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Taxonomie
Vil la
Vill
Es a d’
ste
uw
ee 6de
te 1
d’E
Sto
1785 chetsplan S | e ir h ts il urhead - W
Ov
ato
-fo
nte
in
Kunst: onder de oppervlakte
KvD is als kunstvereniging vooral geïnteresseerd in de artistieke en esthetische kanten van het landschap en dan met name in haar ultieme condensatiepunt: de tuin. Kunst wordt zowel in de brede zin bedoeld (alle landschappen zijn kunstmatig) maar ook en vooral in beperkte zin: het gaat om de artistieke visie die ten grondslag ligt aan de tuinen die tot nu toe en in de toekomst ontworpen zullen worden. KvD wil nadrukkelijk beleid uitzetten om kunstenaars tuinen te laten ontwerpen (en liefst uitvoeren) vanuit Diepenheim als episch centrum. De aandacht gaat hierbij nadrukkelijk niet alleen uit naar de visuele kant van de tuin maar ook naar de tactiele en olfactische kant en wellicht naar zaken onder de grond. Juist de relatie tussen de diverse zintuiglijke gebieden die aangesproken worden, maakt de tuin interessant en appelleert daarmee aan een soort van ‘natuurlijke’ ervaring van de beschouwer. In zoverre kan de tuin als een vorm van ‘Gesamtkunstwerk’ gezien worden. In de huidige tijd is dit aspect van totaalervaring echter in een heel andere context aanbeland dan de bedenkers van het 19de-eeuwse concept voor ogen hadden: het gaat niet meer om een samenwerking of opheffing van de afzonderlijke kunsten maar om een nieuwe alom aanwezige en nagestreefde totaalervaring ten dienste van de belevingseconomie. De ervaring van de tuin komt daardoor ook in een heel ander kader te staan. En juist dat aspect is interessant voor kunstenaars om te onderzoeken. De tuin wordt daarmee een platform voor een onderzoek naar de culturele constructies van onze (esthetische) ervaring. Tuinen lijken daarom meer dan de autonoom gerichte museale objecten een combinatie van kunst en kennis. De aanleg van tuinen veronderstelt niet alleen een grondige kennis van de flora, maar ook een toepassing daarvan binnen een esthetisch kader. Het begrip esthetisch dat waarneming betekent, is gericht op zintuiglijke kennis en deze kennis verkrijgt momenteel weer specifieke internationale aandacht (‘artistic research’). Het ontwerpen van tuinen – in de context die hiervoor is geschetst – wordt daarmee ook een vorm van artistiek onderzoek, een onderzoek naar de hedendaagse taxonomie. Kunst kan zich daarbij op de oppervlakte richten, maar zal zich ook noodzakelijk onder de oppervlakte gaan bewegen.
11
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Kunst: onder de oppervlakte
o Bomarz
er
| Demet
Bomarzo
el
pollotemp
Sto
iltshire | A urhead - W
Centrum van kennis Om dit proces te faciliteren en te onderbouwen wil KvD ook een centrum van kennis worden op het gebied van de tuin als kunstuiting. Het wil uitingen hiervan in Nederland verzamelen, documenteren en verspreiden. KvD streeft ernaar een levend archief te worden. Aangezien tuinen geen instant zaken zijn, benadrukken zij ook de ‘longue durée’, dat wil zeggen, zij fungeren door hun aard als een getuigenis van het verstrijken van de tijd en van het cyclische.
Daarmee nemen ze een heel andere positie in dan reguliere kunstwerken die meestal gekenmerkt worden door een zekere statische presentie. 4 Het kenniscentrum zal de wijze waarop met de (publieke) tuin is omgegaan in Nederland in kaart brengen. Dit betekent dat ook de ‘Black Garden’ 5 van Jenny Holzer in het Duitse Nordhorn daar een plek in zal krijgen. Het kenniscentrum zal zich vooral richten op het documenteren van de tuin in het niet stedelijke landschap. Het is een contrapunt van de toenemende urbaniteit. De enorme trek naar de steden en de enorme implosie die hiervan het gevolg is, is ook een belangrijke reden dat KvD zich richt op het land dat blijft. Kunstwerken die in de natuur zijn uitgevoerd, zoals de Groene Kathedraal van Marinus Boezem in Flevoland, zijn weliswaar niet als tuin gedacht, maar behoren wel tot de te inventariseren gebieden, omdat er een hele specifieke artistieke relatie zichtbaar is met de natuur.
4 Dit is wat kort door de bocht. Bedoeld wordt dat de tuin een levend organisme is en dat zijn de meeste kunstwerken niet. Kunst werd vaak tegenover natuur gepositioneerd; nu natuur zelf kunst is vervalt die tegenstelling. 5 Zie Kunstwegen, Das Reisebuch, Het Reisboek, Bad Bentheim z.d. [2001], p. 43
13
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Centrum van kennis
Context
In het recente en veelbesproken project Proeftuin Twente is onderzoek gedaan naar de mogelijke identiteit van Twente en naar de lokale verbindingen met de natuur en het landschap. Dit soort vragen staan bij KvD nu niet voorop, maar laat men graag aan de orde komen in de toekomstige ideeën over de tuin. Dit wil zeggen dat de tuin een plek kan zijn die zich verhoudt tot de (mogelijke) identiteit van een bepaald gebied maar dat dit niet bij voorbaat vaststaat. Kunstenaars zullen gerichte vragen krijgen waarbij de tuin van de 21ste eeuw als vraag leidend zal zijn. Deze vraag is een vraag naar onze contemporaine verhouding ten aanzien van de wereld om ons heen. 6 Zoals gezegd is KvD expliciet gericht op de artistieke invalshoek. Daarom zullen de initiatieven wel letterlijk raken aan de natuurontwikkelingsprojecten. Net als in de ‘reguliere’ kunst zullen zij schuren aan de context.
6 Vergelijk ook R. Assunto, Il paessaggio e l’estetica, Palerme 1994, die geciteerd wordt in ‘L’enclos comme parcelle et totalité du monde: pour une approche holistique de l’art des jardins’ van Hervé Brunon en Monique Moser (in: C. Eveno et G. Clément (dir.): Le jardin planétaire, Châteauvallon, 1997, p. 15-33): ‘C’est bien parce que l’art des jardins porte en lui cette capacité, constamment réactivée à travers les siècles, d’inscrire sur un morceau du sol la relation des hommes à la totalité de l’univers, de matérialiser le contact de l’intelligible et du sensible, d’opérer une fusion du sujet et de l’objet.’ De tuin schrijft als het ware de relatie van de mensen met het totaal van het universum, materialiseert het contact van het verstandelijke en het zichtbare en bewerkstelligt een versmelting van subject en object.
15
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Context
hedraal
Kat Groene
Hoe verder?
Nu de grove contouren van het concept zijn verkend, zal een kunstenaar of groep kunstenaars gevraagd worden om het concept verder uit te werken en te onderzoeken op welke wijze dit gerealiseerd kan worden. Enerzijds betekent dit een consolidatie van het concept (het concept vormt duidelijk een eigen ‘niche’ binnen het domein kunst en openbare ruimte)7, anderzijds kunnen vanuit het epicentrum Diepenheim concrete ideeën leiden tot een waaier aan tuinen in de rest van Nederland. Hierin schuilt ook de betekenis van het kenniscentrum ‘The Living Archive’. Er moet een plan komen waarin nader uitgewerkt wordt wat de functie en taken daarvan zijn. Vastgelegd moet worden: 1 wat tot het onderzoeksgebied hoort, 2 wat het verzamelen en documenteren inhoudt, 3 hoe de publieke taak vorm krijgt (ontsluiting via internet, boeken en tentoonstellingen). Hiervoor kan een kunstenaar-onderzoeker ingezet worden die zich bijvoorbeeld interesseert voor het verschijnsel taxonomie of verzamelen, of er kan gekozen worden voor een kunsthistorisch onderzoeker. Voor de uitwerking van het tuinconcept worden de volgende kunstenaars gesuggereerd: Arnoud Holleman, Bik van der Pol of Sjaak Langenberg. Het lectoraat Theorie in de Kunsten biedt ondersteuning aan bij de keuze van de kunstenaars en onderzoekers en bij de begeleiding van de ontwikkeling van de concepten. Het lectoraat is vanwege de dubbele positie van het project – kunst en onderzoek – een geïnteresseerde partner. Het biedt expertise en zorgt voor voldoende wetenschappelijke diepgang.
7 De Apeldoornse triënnale 2011 wil zich nadrukkelijk richten op de relatie van het landschap en de stad. Steden staan momenteel enorm in de belangstelling omdat overal in de wereld een enorme trek is naar de stad. De implosie die hiervan het gevolg is vormt mede de aanleiding dat de KvD zich richt op het land dat blijft.
17
De tuinen van de 21ste eeuw
>
Hoe verder?
Colofon
Ideeschets ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten lectoraat Theorie in de kunsten Peter Sonderen in opdracht van Kunstvereniging Diepenheim Grotestraat 17 7478 AA Diepenheim 0547 35 2143