A115/1994 Symposium "Honderd jaar duurzame waterstaatszorg", op 3 november 1994, te 'sGravenhage. OTAR (1995) 79: 361-377.(Uitg. Stichting 100 jaar VWAR. p/a Hoofddirectie Waterstaat, 's-Gravenhage.
ABSTRACT
In dit artikel wordt vanuit een mondiaal perspectief ingegaan op de problematische situatie rond de beschikbaarheid van zoetwater, nu en in de komende 100 jaar, en de dreigingen die daarvan uitgaan voor het functioneren van ecosystemen, sociaal-economische ontwikkeling, en maatschappelijk-politieke stabiliteit. Zoetwater op aarde blijkt een in toenemende mate schaarse en onvervangbare grondstof te zijn, en van nature ongelijk verdeeld. Menselijk ingrijpen in grote riviersystemen (dammen, stuwen) en sectorale en lokale afwegingsmechanismen hebben deze ongelijkheid verder vergroot. De auteurs illustreren dit met voorbeelden van de Amazone, de Eufraat en de Tigris, de Aralzee en het Rijnstroomgebied. Een explosieve toename van de wereldbevolking en een sterke urbanisatie zullen de problemen verder verscherpen. Het nieuwe fenomeen van "eco-vluchtelingen"'wordt beschreven. De auteurs verwachten dat, zonder een integrale stroomgebiedsbenadering, de olie-crississen van deze eeuw zullen verbleken bij de water-crisissen in de 21ste eeuw. Voor Nederland komen de auteurs tot de conclusie, dat Nederland voor zijn zoetwater voorziening vrijwel volledig afhankelijk is van het buitenland en zich daarmee in een uiterst kwetsbare positie bevindt.
DORSTIGE AARDE Het probleem van de 21ste eeuw; groeiend en explosief Prof. Dr Henk L.F.Saeijs1 & Ir Mark J.van Berkel2 Er is genoeg voor ieders behoefte. Er is nooit genoeg voor ieders hebzucht. (Ghandi) INLEIDING De planeet waarop wij leven is rijkelijk voorzien van water. Zeventig procent van het aardoppervlak is zelfs met oceanen bedekt. In die oceanen bevindt zich zeven en negentig en een half procent van de totale watervoorraad op aarde. Dit is echter allemaal zoutwater! Slechts twee en een half procent van de water voorraad op aarde is zoetwater. Dit bevindt zich in rivieren en meren, in het permafrost van de poolkappen of in gletsjers hoog in de bergen. Ook zit er veel water in de bodem. In de lucht bevindt zich slechts 0,12% van het vloeibare zoete water op aarde! Zonder water is het leven op aarde niet mogelijk. Er zouden geen planten, geen dieren en geen mensen zijn. Het landschap zou overeenkomsten vertonen met dat van de maan. Kunt u zich 1
Hoofd Ingenieur Directeur, Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, Middelburg. Bijzonder Hoogleraar Waterkwaliteitsbeleid en Duurzaamheid, Studiecentrum Milieukunde, Erasmus Universiteit, Rotter dam.
2
Beleidsmedewerker Strategie en Economie, Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, Middelburg.
een aarde voorstellen zonder water, geen oceanen, geen meren, geen tropische oerwouden, geen groene akkers en weilanden? Er is zoveel water en toch...ondanks dat, is er tekort... En dat tekort, met name aan zoetwater, dreigt rampzalige vormen aan te nemen. Dit komt doordat zoetwater niet gelijkmatig over de aardse ruimte verdeeld (Fig. 4) en ook in de loop van de tijd kan het goed mis gaan. Dan weer is er teveel water en is er een watersnood. Dan weer is er waternood en weten ze het niet aan te slepen. Een mens kan in principe in leven blijven met een liter water per dag. Daar is meestal nog wel aan te komen. Er is echter ook water nodig voor de hygiƫne, voor het voedsel en voor de industrie. Voor schoon drinkwater blijken mensen overigens bereid te zijn heel wat geld neer te tellen. Betalen wij hier in Nederland voor 1 m3 water ca f 5,00; in de winkel wordt grif f 1,85 per liter neergeteld, voor "bron"water, dat zeker niet beter hoeft te zijn, dan het water dat uit de Nederlandse kraan stroomt. Dat is dus f 18.500 per m3; tel uit je winst.... Bij dit soort bedragen is distillatie uit zeewater financieel nog wel een haalbaar alternatief. Gaat het echter om grote hoeveelheden, dan valt distillatie als betaalbaar alternatief al gauw af. Echt grote hoeveelheden water zijn nodig voor landbouw en industrie (TABEL 1). Geen wonder dat er in natte landen geen honger wordt geleden en in droge landen wel. Zoetwater kan in principe duurzaam worden gebruikt, want altijd maar weer is er de kringloop van het water (Fig. 1); een wonderlijk combinatie van distillatie - en transport processen. De zon verdampt het water van de zee en op het land. Het komt in de lucht en het valt er, op een of andere manier, ergens op aarde weer uit: Het water verzamelt zich in en op de bodem, spoelt van het land af via een stelsel van rivieren en stroomt zo weer terug naar zee. Tenminste dat is de natuurlijke gang van zaken. In principe is zoetwater dus op een duurzaam verantwoorde wijze te gebruiken. Het wordt immers steeds weer, op milieuvriendelijke wijze, via de hydrologische kringloop, aangevuld. Met de kringloop heb je een probleem, de hoeveelheid zoet water is gelimiteerd. Met zoet water heb je nog een probleem. Olie, bijvoorbeeld, is in principe te vervangen door kolen, aardgas, zon, wind, getij of kernsplitsing, maar voor de grondstof water bestaat geen alternatief. Voor olie hebben we kolen, aardgas, zon, wind, getij of kernsplitsing, maar voor water bestaat geen alternatief. De grondstof water is onvervangbaar. Het is er wel of het is er niet. Er is genoeg of er is tekort. En als het er is moet het om bruikbaar te zijn ook zuiver zijn. De reinheid van het water moet dus in ere worden gehouden. Als mensen het water onteren, door het te vervuilen of te vergiftigen, verstoren en vernietigen zij hun eigen ecosysteem en onteren zij vooral zichzelf. Het water speelt op aarde dus een vitale rol. Het is daarom de moeite waard enkele vragen te stellen over de wijze waarop de mensheid met het water omgaat en daarbij vooral vooruit te blikken: "Hoe zal het, de volgende eeuw, met het zoete water op aarde gesteld zijn?" "Hoe moet, op het gebied van zoetwater, duurzame waterstaatszorg er in de komende eeuw uitzien?" In dit artikel wordt eerst met een mondiale blik naar de toestand van het water gekeken. Dan wordt bezien wat dit voor problemen oproept. De strategie die in 1992 op de Ventopconferentie over milieu en ontwikkeling in Brio de Janeiro werd aanbevolen passeert de revue. Dan wordt een blik geworpen op de toestand van water in het Rijnstroomgebied, waar wij in leven. De strategie van Rio wordt naast de werkelijkheid in het Rijnstroomgebied gelegd en daaruit worden conclusies getrokken. Tenslotte wordt nagegaan wat dit alles in de 21ste eeuw voor Nederland betekent. 1. DE TOESTAND VAN ZOETWATER OP DE WERELD
De Wereldbank is een organisatie die tot doel heeft armoede in de wereld te bestrijden door het ondersteunen van projecten die economisch levensvatbaar en ecologisch duurzaam zijn en die bijdragen aan sociale gelijkheid. Het merendeel van deze projecten is gericht op het beheer en gebruik van de primaire bron van welvaart: zoetwater. Daarbij moet gedacht worden aan drinkwaterprojekten, aanleg van sanitaire voorzieningen, irrigatie/drainage projecten, waterkrachtcentrales en natuurlijk ook de aanleg van dijken om overstromingen te voorkomen. Op grond van zijn ervaringen is de Wereldbank tot de conclusie gekomen, dat de manier waarop de mensheid omgaat
met haar zoetwatervoorraden drastisch zal moeten veranderen en dat zij zal moeten erkennen, dat zoetwater een schaarse natuurlijke hulpbron is, waar uiterst zorgvuldig mee dient te worden omgegaan (World bank, 1993). Ook op de Wereldconferentie van de Verenigde Naties in Rio de Janeiro, 2 jaar geleden, namen de problemen rondom zoetwater een belangrijk plaats in. In het actieprogramma in "Agenda 21", waarover men in Rio overeenstemming bereikte, wordt gesteld: "Er is sprake van een algemeen voorkomende schaarste, een geleidelijke vernietiging en toegenomen verontreiniging van zoetwater reserves in vele delen van de wereld". Ook wordt gesproken over: "Zoetwater als een eindige en kwetsbare natuurlijke hulpbron, waarvan alle maatschappelijke en economische activiteiten in hoge mate afhankelijk zijn" (UNCED, 1992). Vanwaar deze alarmerende geluiden? Is de situatie op de wereld inderdaad zo ernstig, dat wij op een radicaal andere wijze met onze zoetwater-voorraden om moeten gaan? En wat houdt die radicaal andere wijze dan in? De eerste en belangrijkste vraag is "wat zijn nu eigenlijk de problemen?
Met zoetwater zijn er eigenlijk vier grote mondiale problemen: * * * *
Schaarste aan vernieuwbare zoetwater voorraden Ongelijke verdeling van zoetwater voorraden Waterkwaliteits- en gezondheidsproblemen. Desastreuze effecten van ongebreidelde bouw dammen en stuwmeren
Om te beginnen wordt een globaal beeld geschetst van de hoeveelheid water op aarde en het deel daarvan dat beschikbaar is voor menselijk gebruik (Fig.2). De hier gepresenteerde cijfers zijn schattingen van UNESCO (1978). Andere auteurs geven afwijkende cijfers, maar die liggen wel in dezelfde orde van grootte. Zoals in de inleiding vermeld is slechts 2,5% van de totale hoeveelheid water op aarde zoet water. Daarvan is ruim 2/3 deel (69,4%) aanwezig in de vorm van ijs, sneeuw en permafrost. Dit is dus niet direct beschikbaar voor gebruik. Van de resterende hoeveelheid zoetwater is bijna 99% grondwater. De hoeveelheid zoetwater in meren en rivieren is dus niet meer dan 1% van het vloeibare water, dat op de aarde beschikbaar is (TABEL 2). Gelukkig wordt deze hoeveelheid door neerslag steeds aangevuld. 3
In absolute cijfers is er op aarde zo'n 11 miljoen km vloeibaar zoetwater aanwezig. Als dit getal echter zou worden geinterpreteerd als de hoeveelheid, die de mensheid ter beschikking staat, dan vergist men zich. De eis van duurzaamheid stelt namelijk grenzen aan het gebruik. Niet alleen de mens heeft water nodig, maar alle leven op aarde. Duurzaam gebruik maken van de zoetwater reserves houdt bovendien in, dat het gebruik niet groter mag zijn dan de hoeveelheid, waarmee deze reserves door neerslag weer worden aangevuld. Mondiaal komt er jaarlijks 110.000 km3 neerslag op het vaste land terecht. Ongeveer de helft daarvan gaat weer door verdamping 'verloren'(UNESCO, 1978) (Fig. 3). 3 Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is er dus slechts 45.000 km per jaar beschikbaar. Dit is dan ook het absolute maximum dat jaarlijks ter beschikking staat.
Natuurlijke hulpbronnen zijn op aarde ongelijk verdeeld. Dat geldt ook voor de primaire hulpbron voor onze sociale en economische ontwikkeling, zoetwater. Figuur 4 Illustreert, dat de zoetwater toevoer via neerslag ongelijk over en binnen de continenten is verdeeld (Tanke & Gulik, 1989; Ayibotele, 1992).
Noot
3
United Nations Conference on Environment and Development, Rio de Janeiro, 1992
Noot
4
In gletsjers e.a. ijsmassa's
3
Circa 33% van Europa, 60% van Azie 85% van Afrika en het grootste deel van Australie2 en het westelijke deel van Noord-Amerika bestaat uit zogenaamde aride gebieden (Fig. 5). Dit zijn gebieden waar de (potentiNle) verdamping groter is dan de hoeveelheid neerslag. Bovendien is in deze gebieden de jaarlijkse variatie in de neerslag hoeveelheid groter dan in "overschot" gebieden (Ayibotele, 1992). Volgens het World Resources Institute (WRI, 1986) is de beschikbare hoeveelheid water per hoofd 3. van de bevolking, in 14 % van de landen kleiner dan 1.000 m /pp/jr, hetgeen als armoedegrens aan 3 water wordt beschouwd In nog eens 37 % ligt deze hoeveelheid tussen de 1.000 en 5.000 m /pp/jr, wat in droge jaren gevaarlijk weinig is. De rest (14 %) zit met een gemiddelde niveau van 5.00010.000 m3/pp/jr, en 35 % van de landen zitten met meer dan 10.000 m3 /pp/jr nog in een riante positie (TABEL 2). De meeste landen met beperkte vernieuwbare watervoorraden liggen in het Midden-Oosten, NoordAfrika, Centraal-AziN en 'Sub-Sahara' Afrika (Fig.5).Op andere plaatsen is schaarste aan water niet zozeer een internationaal probleem, maar neemt niettemin ernstig vormen aan in delen van het land, zoals in het noorden van China, het westen en zuiden van India, het westelijk deel van Zuid-Amerika, en in grote delen van Pakistan en Mexico (World Bank, 1993). In "Agenda 21", het Actie Programma van Rio wordt geconstateerd,"dat een op de drie mensen in ontwikkelingslanden niet de beschikking hebben over drinkwater in hoeveelheden en van een kwaliteit, die toereikend is om hun primaire behoeften te dekken," terwijl "In alle werelddelen de beschikbaarheid van zoetwater per hoofd van de bevolking schrikbarend snel afneemt", ook in Europa, en ook in Nederland (UNCED, 1992, p. 404).
Overal in de wereld kampen rivieren en meren in meerdere of mindere mate met kwaliteitsproblemen. Dicht bij huis hoeft maar gekeken te worden naar de ernstige kwaliteitsproblemen van de Rijn, Maas en Schelde. Wij gaan daar op deze plaats niet verder op in, omdat die problemen genoegzaam bekend verondersteld mogen worden. De kwaliteitsproblemen betekenen ook een ernstige aanslag op de maximaal beschikbare hoeveelheid van 45.000 km3 zoetwater per jaar op aarde.
Het derde probleem vormen de explosief toenemende aantallen dammen en stuwmeren. In minder dan JJn eeuw zijn, vaak met verwoestende, ecologische, sociale en economische gevolgen, in vrijwel alle rivieren van de wereld, dammen en stuwmeren aangelegd. De belangrijkste argumenten voor de aanleg waren; betere waterverdeling; electriciteitproduktie en veiligheid. Over de problemen die met dammen samenhangen kunnen we in Nederland maar al te goed meepraten. Mondiaal zien we dat levensgemeenschappen worden vernietigd of ontregeld; dieren en planten verdwijnen; in reservoirs veroorzaken rottende vegetaties niet beheersbare problemen van zuurstofloosheid, giftige stoffen in het water en giftige gassen erboven. Stuwmeren lopen vol met verontreinigingen van bovenstrooms gelegen steden en industriegebieden of sedimenteren en zelfs klimatologische veranderingen komen voor; oorspronkelijke bewoners worden van huis en haard verdreven of worden uitgeroeid; de voordelen van de dammen komen zelden aan hen ten goede en ga zo maar door. Er liggen nu al meer dan 100.000 dammen op de wereld, waarvan er ruim 30.000 een gebied van meer dan 100 km2 beinvloeden en nog veel dammen zijn er in aanbouw of in voorbereiding. Het imago van de dammen is de afgelopen decennia, mondiaal tot een dieptepunt gedaald. Het negeren van schadelijke milieu effecten en de belangen van de bevolking zijn hier debet aan. De druk om met grote spoed meer te bouwen neemt, door de snel groeiende wereldbevolking en de behoefte aan een efficiNnte zoetwater benutting, alleen maar toe. Dammen zouden daar ook een belangrijke en zegenrijke rol bij kunnen spelen. In Nederland is de relatie tussen technici en ecologen, na een dieptepunt in de jaren zeventig gelukkig weer goed gekomen. Daardoor kan samen gezocht worden naar oplossingen voor de gerezen problemen. In de VS is de relatie tussen de dammenbouwers en de milieudeskundigen echter zo slecht, "dat er helemaal niets meer van de grond dreigt te komen" (Beard, ICOLD Congress Durban, 1994). Ook dat is, met de gigantische zoetwaterproblemen op de wereld, een slechte
4
zaak. De "International Commission On Large Dams" (ICOLD), een machtige, conservatieve, internationale organisatie, voornamelijk bestaande uit technici, uit de kringen van aannemers en ingenieur-bureaus, gebruikt het argument van een grote behoefte aan een betere verdeling van het water als motief om "zoveel mogelijk en in zo hoog mogelijk tempo, stuwdammen in rivieren te bouwen". Het bouwen van dammen is doel geworden! De verantwoordelijkheid voor de vaak desastreuze gevolgen wordt onder het motto "ben ik soms mijn broeders hoeder", doorgeschoven naar "de politiek". De redenatie is "het bouwen van dammen e.a.zaken, zoals ecectriciteits centrales is al moeilijk genoeg." De waterschaarste is echter niet alleen op te lossen door steeds meer dammen aan te leggen. Dat is te simpel geredeneerd. Het probleem van de waterschaarste vereist een integrale aanpak. Er zijn bovendien vaak alternatieven te overwegen. Voor hydro-elektriciteit bestaan alternatieven zoals zonne- en windenergie. Ook irrigatie technieken kunnen aanzienlijk worden verbeterd om efficiNnter met het beschikbare water om te gaan. De waterbehoefte van de industrie zou ook wel eens aan een kritisch onderzoek moeten worden onderworpen. Het is niet van zelfsprekend, dat aan alle vraag, zonder meer moet worden voldaan. Nee, om in de waterschaarste te voorzien is heel wat meer nodig, dan het aanleggen van dammen en stuwmeren. Iedere dam die tot nu toe werd gebouwd, werd om lokaal goed motiveerbare redenen aangelegd; voor stedelijke watervoorziening, irrigatie in de landbouw, scheepvaart, energiewinning of veiligheid. Vrijwel nergens echter worden de lokale belangen integraal afgewogen tegen de effecten en belangen in andere delen van het stroomgebied. Dit kan voor het ecosysteem, de mensen die erin wonen en de economiNen, desastreus uitpakken. De volgende drie voorbeelden moeten dit illustreren: Voorbeeld 1: Amazone De Amazone is een rivier, waarop een stroomgebied van meer dan 1.000.000 km2 afwatert (Fig.6). In verschillende zijrivieren zijn al dammen opgeworpen om stuwmeren te creNren, vooral voor de winning van elektrische energie. Er liggen plannen op tafel voor nog eens 38 dammen en stuwmeren. Zoals het nu gaat, is een ecologische ramp van mondiale betekenis eigenlijk nauwelijks meer te vermijden, noch in termen van ecologische gevolgen, noch in termen van kosten/baten op lange termijn, noch op sociaal niveau. Alle wezenlijk en onvervangbare functies van de tropische oerwouden worden bedreigd. De onschatbare betekenis van deze oerwouden voor de hele mensheid wordt niet tijdig en onvoldoende onderkend. De hydrologie van het gehele stroomgebied wordt fundamenteel op z'n kop gezet. Tropische oerwouden zijn bij uitstek watervasthouders. Ze fungeren als "enorme sponzen." Neerslag en verdamping (het lokale klimaat) houden \\k direct verband met de aanwezige oerwouden. De water kringlopen zijn kort, zodat er in de lucht boven het oerwoud ook steeds een groot deel van de watervoorraad zit. Het verzamelen van dat water in stuwmeren vernietigt niet alleen het oerwoud op de plaats waar deze stuwmeren komen te liggen, maar ook de oerwouden, die als gevolg daarvan verstoken blijven van het noodzakelijke water. Door het massaal aanleggen van stuwmeren zullen de tropische oerwouden, eerst moeilijk aantoonbaar, maar in steeds hoger tempo, uitdrogen en vernietigd worden. Hierdoor zal het lokale klimaat zich wijzigen, zodat er veel minder water zal vallen. De dehydratatie van het Amazone oerwoud zal een nog sneller en desastreuzer effect hebben op het verdwijnen ervan, als gevolg van het leegplunderen voor tropisch hardhout, of het afbranden om grond in cultuur te brengen om te kunnen voorzien in de wereldbehoefte aan Hamburgers..... De Wereldbank, die overwoog deze projecten te financieren is, als gevolg van de vele protesten tegen de gevolgen, terughoudend geworden in financiering ervan. Inmiddels hebben echter Japanse investeerders hun belangstelling voor financiering van 38 stuwdammen voor elektriciteitswinning aan de Braziliaanse regering kenbaar gemaakt. Zij lijken geen belangstelling te hebben voor de zorgen en schuiven de verantwoordelijkheid voor de gevolgen ook door naar de lokale politiek. De argumentatie, "dat men nu streeft naar zo klein mogelijke oppervlakte aan stuwmeer, tegen een zo gunstig mogelijke inhoud", gaat natuurlijk compleet voorbij aan de dehydratatie effecten voor de rest van het oerwoud. De Amazone is, evenals rivieren in anderen tropische oerwouden volstrekt ongeschikt voor de vorming van stuwmeren en energiewinning. Dit is gJJn zaak van JJn natie. Dit is een zaak van de Verenigde Naties. Om ieder misverstand te voorkomen; dammenbouw kan weldegelijk een belangrijke en verantwoorde rol spelen bij het oplossen van de problemen van de waterverdeling, maar n\\it zolang de dammen-
5
bouw doel op zich blijft en zo weinig betekenis wordt toegekend aan de ecologische - en sociale effecten. De problematiek van de waterschaarste en vereist een integrale aanpak en geen sectorale! Voorbeeld 2: Eufraat en Tigris Ook van de gebeurtenissen in het stroomgebied van de Eufraat en Tigris wordt je niet echt vrolijk (Fig.7). Bovenstrooms, in Turkije worden dammen aangelegd. De Attathrkdam in de Eufraat bijv. werd in 1991 voltooid. Het is de op drie na grootste dam ter wereld. Ondanks de twee rivieren, die door ZuidAnatoliN in Turkije lopen is dit gebied droog en arm. Twee en twintig stuwdammen en 19 waterkrachtcentrales moeten daar drastisch verandering in brengen. Het elektrisch vermogen van Turkije wordt er bovendien 50% mee verhoogd en door irrigatie neemt het vruchtbare land toe met 1,7 miljoen hectare. Dat moet de agrarische produktie in het gebied verdubbelen. De vragen die nu rijzen zijn: Wat is de prijs daarvoor? Op welke termijn moet die worden betaald? En wRe zal die moeten betalen? Landen, die benedenstrooms van de Turkse dammen liggen zijn; SyriN en Irak. De Turkse President Turgut _zal, zelf waterbouwkundig ingenieur, heeft al een oplossing: Hij wil het hele stroomgebied van de Eufraat en de Tigris beschouwen als JJn land onder Turkse heerschappij. De Turkse minister Kamran Inan zegt: "De een en twintigste eeuw wordt de Turkse eeuw!" Maar als het Zuid-AnatoliN project zonder meer wordt uitgevoerd, komen Irak en SyriN bijna droog te staan. Er wordt nu gesteggeld over de hoeveelheid water "die Turkije via de rivieren levert". Turkije vindt 500 m3/s genoeg. de Arabische landen eisen minimaal 700 m3/s. De Turkse president "vindt dat onzin". "Je kunt water eigenlijk helemaal niet delen op basis van m3/s, het is een ontwikkelingsproject". Het ligt natuurlijk voor de hand het water ook als politiek drukmiddel te gebruiken of om er geld voor te vragen. In 1990 verklaarde Minister Kamran Inan plechtig: "Het water zal n\\it voor politieke doelen zou worden misbruikt". In 1992 pleitte echter Mesut Yimaz voor het stopzetten van de watertoevoer naar SyriN, vanwege de Syrische steun aan de Koerdische guerilla's. Voorts kwam Turkije met een plan voor "een pijpleiding voor de vrede". De 6000 km lange pijpleiding zou 250 m3/s kunnen vervoeren naar SyriN, IsraNl, JordaniN, Saoedi-ArabiN en Kuwayt. De kosten van ruim 30 miljard gulden zouden vooral moeten worden opgehoest door de oliestaten. Elke m3 zou dan f 1,50 moeten gaan kosten. De Arabieren vinden het "een hoge prijs, voor een Turkse hand op de kraan". Dit verhaal illustreert enkele zaken: Water kan een zeer schaars produkt worden en kan dus veel geld waard worden.Het kan ook als politiek drukmiddel worden gebruikt. Verder is duidelijk dat de waterproblemen van de 21ste eeuw groeiend en explosief zijn! Voorbeeld 3: Aralzee Het verhaal van de ecologische ramp in de Aralzee is illustratief voor wat er kan gebeuren als er onoordeelkundig met het water wordt omgegaan. De Aralzee is stervende. De afgelopen dertig jaar is daar, om nieuwe gronden in cultuur te brengen en oude beter van water te voorzien, op onverantwoorde wijze, water onttrokken aan de toevoerende rivieren (Amu Darya en Syr Darya). Door deze rivieren van dammen te voorzien en het water te gebruiken voor irrigatie is de inhoud van de Aralzee in dertig jaar met 66% afgenomen. In 1950 voerden deze rivieren nog 55 km3/jr aan. In 1980 was dit gereduceerd tot 0. Het grootste deel van de Aralzee verzilt en is over grote oppervlakten drooggevallen, een verzilte bodem achterlatend. Het zout stuift er weg en maakt de omringende landbouwgronden ook onvruchtbaar. Als er niet rigoreus wordt ingegrepen, zal er in 2000 slecht 1/6 deel van het oppervlak van de Aralzee over zijn. Een bloeiende visserij en levensgemeenschap in het water werden al vrijwel compleet vernietigd. Met de nieuw verworven landbouwgronden gaat het ook niet goed. Deze verzilten, door ontoereikende hoeveelheden zoet water beschikbaar te hebben op momenten dat het nodig is en door een ondeskundig aangelegd irrigatie/drainagesysteem. Het drainwater uit de landbouwgebieden is bovendien vergeven van pesticiden en nutrienten. De steeds slechter wordende kwaliteit van het drinkwater en de volksgezondheids problemen, die dat meebrengt eisen een hoge tol van de menselijke gezondheid. Het trieste van dit alles is, dat de problemen makkelijk vermeden hadden kunen worden, maar nu
Noot
5
COWAR, 1993
6
nagenoeg onoplosbaar zijn. Een duidelijker voorbeeld van de innige relatie ecologie/economie en de gruwelijke gevolgen die dit heeft als je daar geen rekening mee houdt, is er niet te geven. De ecologische natuurwetten kunnen niet straffeloos worden overtreden. Een bevolking van 50 miljoen mensen, die in het bekken van de Aralzee leven, wordt nu direct in haar primaire levensbehoeften bedreigd. 2. EXPLOSIEVE TOENAME VAN DE PROBLEMEN
De wereldbevolking groeit sinds het begin van deze eeuw zeer snel: 8,5 miljard mensen in 2025 en meer dan 10 miljard tegen het eind van de volgende eeuw (Fig.8) (TABEL 3) (UN,1991). Tot het jaar 2000 vindt 90% van de groei plaats in ontwikkelingslanden, met name in Afrika en het Midden-Oosten; in landen dus waar nu al sprake is van een ernstig gebrek aan zoetwater (Rydzewski & Abdullah, 1992). De directe mondiale vraag naar zoetwater (om in leven te kunnen blijven) wordt voor het jaar 2000 geschat op 5,200 km3/jr (Shiklomanov, 1991). Prognoses van de Wereldbank liggen hoger. Deze organisatie verwacht, dat al in het jaar 2000 3 gerekend moet worden op een vraag van 18,700 km /jr (TraorJ, 1992). Dit is 42% van de eerder 3 genoemde 45,000 km , die mondiaal jaarlijks duurzaam ter beschikking staat! Ayibotele (1992) gaat ervan uit dat, om in de menselijke behoeften te voorzien, eigenlijk een hoeveel3 heid van 5,000 tot 10,000 m per wereldbewoner per jaar nodig is. Dat zou betekenen, dat deze aarde 'slechts' 4,5 tot 9 miljard mensen duurzaam van zoetwater kan voorzien.
In de komende eeuw zal de mondiale vraag naar zoet water dus enorm stijgen, terwijl de kwaliteit van de zoetwatervoorraden mondiaal verder zal verslechteren en de beschikbare hoeveelheden toch al beperkt zijn. De belangrijkste oorzaken van de stijgende vraag zijn; de groei van de wereldbevolking; de grotere behoefte aan hogere kwaliteit van leven en; een verdergaande economische ontwikkeling. De vraag naar gezond drinkwater, water voor sanitaire voorzieningen en voor de landbouw en industriƫle produktie zal daardoor toenemen. Maar ook de vraag naar water voor de voedsel produktie zal sterk toenemen. Deze zal tenminste gelijke tred moeten houden met de groei van de wereldbevolking. Dit alles zal een scherpe prijsstijging van water tot gevolg hebben. De directe redenen van te verwachten scherpe prijsstijgingen voor water zijn; * *
Toenemende schaarste Kostbare voorzieningen van dammen, stuwmeren, irrigatie en drainage om te komen tot een optimalisering van het gebruik van beschikbaar water.
Wat olie aan crisissen veroorzaakte in de 20ste eeuw zal water veroorzaken in de 21ste. Deze watercrisissen zullen echter heviger zijn. Immers voor water is geen substituut en het is direct nodig voor het voortbestaan van de mens Jn ander leven op aarde.
Miljoenen mensen slaan op de vlucht als gevolg van overstromingen, droogte en erosie problemen in hun thuislanden. Daarmee vormen ze een nieuwe groep van ontheemden en asielzoekers op de wereld; de "eco-vluchtelingen". Dit tot nu toe onbeschreven fenomeen (Mijers, 1994), dat doet denken aan een post-apocalyptische science fiction scenario, treft naar schatting alleen al in Afrika 10.000.000 mensen. Myers waarschuwt, dat door de opwarming van de aarde het aantal "eco-vluchtelingen" mondiaal kan oplopen tot 50 milljoen in het jaar 2000. Hij schat dat het aantal momenteel 25 miljoen is. Het gaat hier om mensen, die hun thuislanden moeten verlaten als gevolg van droogte, erosie, verwoestijning en overstromingen. Hoop ooit terug te keren naar hun geboortegrond is er nauwelijks. Myers schat, dat van de 43 miljoen vluchtelingen op aarde momenteel 60% "eco-vluchteling" zijn.
7
Meer dan 20 miljoen daarvan komen uit de sub-Sahara gebieden. Er zijn ca 30 landen in de wereld met meer dan 100.000 eco-vluchtelingen. In 15 van deze landen gaat het om meer dan 1 miljoen mensen. Wereldwijd is nu 1 op de 200 mensen een eco-vluchteling. Het probleem is bovendien groeiende. Myers berekende, dat er iedere dag 5.000 eco-vluchtelingen bij komen. Volgens Myers kan dit probleem in de toekomst het wel eens uitgroeien tot de grootste crisissen die de mensheid heeft gekend.
Veel mensen zullen naar de steden trekken, die in het economische ontwikkelingsproces een voortrekkersfunktie vervullen. Enkele cijfers over deze urbanisatie: Terwijl in 1950, 29% van de wereldbevolking in steden leefde, zal dit percentage in het jaar 2000 naar verwachting zijn toegenomen tot 47%. Het aantal steden met 1 miljoen of meer inwoners zal toenemen van 78 naar 408 en het aantal steden met 10 miljoen mensen of meer zal toenemen van 3 naar 22. Achttien daarvan zullen liggen in ontwikkelingslanden (Ayibotele, 1992) (Fig.9). Deze 'geconcentreerde' bevolkingsgroei zal een enorme druk leggen op de kwaliteit van de beschikbare zoetwaterreserves en leiden tot overexploitatie. De noodzakelijke economische groei in ontwikkelingslanden en de geringe financiNle middelen, waarover zij beschikken, doen bovendien vrezen, dat zuivering van afvalwater een lage prioriteit zal krijgen. Sterk geVndustrialiseerde grote steden, zoals Sno Paulo, Calcutta, Mexico City en Cairo, zijn al berucht om hun geringe zorg voor kwaliteit van de zoetwatervoorraden (Gupta, 1992). De rivieren zijn een open riool geworden. En denk niet dat dit ver van huis is. Ruim een miljoen inwoners, van wat zich de hoofdstad van Europa wil noemen, Brussel, lozen hun ontlasting en afval nog steeds ongezuiverd, goedkoop en onverantwoord op de Zenne... Als gevolg van grondwater onttrekkingen laten grondwaterstanden rondom dit soort grote steden jaarlijks een enorme daling zien, en de kwaliteit van het water is dermate slecht geworden, dat tegen hoge kosten verderweg gelegen watervoorraden moeten worden aangeboord om in drinkwaterbehoefte te kunnen blijven voorzien. Maar deze zoetwatervoorraden zijn eindig. Het grondwater is straks gewoon op en dan .....!
In Rio de Janeiro komt de mensheid tot de conclusie:"Het blijft onzeker of de beschikbare hulpbronnen en technologieNn voldoende zijn om aan de vraag van de groeiende wereldbevolking naar voedsel e.a. agrarische produkten te blijven voldoen." Uit een studie van de FAO (1988) naar de ontwikkeling van de landbouwproduktie en de primaire behoefte aan voedsel in 93 ontwikkelingslanden, blijkt dat in de periode 1985-2000 de behoefte sterker stijgt dan de produktie. De FAO stelt "Niettegenstaande het feit, dat l
8
dering van biodiversiteit." Rio stelt dan ook, "dat nieuwe irrigatieprojekten vergezeld dienen te gaan van milieu-effektrapportages". (UNCED, 1992, p. 417) Bij irrigatie doen zich een aantal mondiale milieu problemen voor: * *
* *
Een van de grootste problemen is de lage efficiency van het watergebruik. Deze wordt voor grote projekten in AziN geschat op gemiddeld slechts 30% van het toestromende irrigatie water (Rydzewski & Abdullah, 1992). Een tweede probleem is de verzilting. Als op de grens bodem/lucht water verdampt blijft daar een zoutlaagje achter. Dit zoutlaagje maakt alle leven onmogelijk. Het is alleen te verm-den als er voldoende doorspoeling met zoet water plaats vindt. Een duurzame irrigatie behoeft dus ook een duurzame doorspoeling en drainage. Een derde milieuprobleem hangt samen met de bouw van duizenden stuwdammen en stuwmeren waar al eerder over werd gesproken. Sedimentatie van reservoirs, waardoor deze steeds minder watervoorraad kunnen bergen. 3. STRATEGIE, DUURZAME STROOMGEBIEDEN 21STE EEUW
Op de topconferentie in 1992 in Rio de Janeiro zijn een aantal belangrijkste strategische beginselen geformuleerd, voor milieuvriendelijk beheer van waterreserves (UNCED, 1992, p. 416, 381-384). Kort samengevat zijn dit de volgende: * * * * * * * *
De problemen moeten integraal worden aangepakt, op het niveau van het stroomgebied. Dit is een basisvoorwaarde. Integratie moet zich uitstrekken tot zowel oppervlakte- als grondwater; tot kwantiteit en kwaliteit; en tot alle betrokken belangen. Een geVntegreerd beheer van waterreserves berust op het besef, dat water een onlosmakelijk deel is van het ecosysteem en een maatschappelijk en economisch goed. Water is een eindige hulpbron, die een economische waarde heeft, met belangrijke maatschappelijke en economische implicaties, die samenhangen met het vervullen van primaire behoeften; Voorrang moet worden verleend, aan het vervullen van primaire behoeften van de mens Jn het beschermen van ecosystemen. Als stimulans voor een zuinig gebruik, moet watergebruikers een redelijk bedrag in rekening worden gebracht. Plaatselijke gemeenschappen op het platteland moeten deelnemen aan alle fasen van het waterbeheer. Vooral vrouwen moeten daarbij worden betrokken, gezien hun beslissende rol bij de praktische dagelijkse voorziening, het beheer en het gebruik van water; Het beheer van waterreserves moet worden ontwikkeld binnen een alles omvattend pakket aan beleidsmaatregelen voor: volksgezondheid; produktie, bescherming en distributie van voedsel; rampenbestrijdingsplannen; milieubescherming en behoud van natuurlijke hulpbronnen; 4. DEGENEREREND RIJNSTROOMGEBIED
Rivieren en hun zijtakken, zijn de levensaders van hun stroomgebieden. Ze vormen tezamen de natuurlijke natte hoofdinfrastructuur. Wie deze ruggegraat van het stroomgebied-ecosysteem aantast, tast de gaafheid en de economie van dit gebied aan. Omgaan met het water in z'n stroomgebied verdient dus onze bijzondere aandacht.
Vier stroomgebieden; de Schelde, Maas, Rijn en Eems, zijn voor Nederland van belang. Van deze vier stroomgebieden worden de problemen van een, de Rijn, hier nader besproken. De problemen in
9
de stroomgebieden van Maas en Schelde zijn nl vergelijkbaar. Hoe gaat het heden ten dage met de Rijn en haar stroomgebied? Als gevolg van allerlei menselijke invloeden kampt het stroomgebied van de Rijn met een aantal structurele problemen Saeijs & Logemann, 1992). De belangrijkste zijn: hydrologische-, kwaliteits-, beschikbaarheids- en ecosysteemproblemen. We lopen ze kort even langs: De Hydrologische problemen kunnen als volgt worden samengevat: De watervoorraden in het gehele Rijnstroomgebied nemen structureel af. Ongenuanceerd zou je kunnen zeggen "het Rijnstroomgebied droogt langzaam maar zeker uit." Dit heeft verschillende oorzaken: * * * *
Steeds grotere oppervlakten urbane- en industriNle gebieden en wegen worden via riolering zo snel mogelijk ontwaterd. Dit geldt ook voor de landbouwgebieden waar peilregulatie en te grote grondwateronttrekking de belangrijkste oorzaken zijn. Ook door massale ontbossing is het water vasthoudend vermogen structureel aangetast. Door ontwatering bij bruinkoolwinning daalt het grondwaterpeil van duizenden km2 omringend land.
De hydrologie van het gehele stroomgebied wordt hierdoor beVnvloed. een van de gevolgenis dat nieuwe ingrepen nodig zijn. Hierbij kan worden gedacht aan, aanleg van dammen en stuwmeren, om tot een betere waterverdeling te komen. Klimaatwijzigingen als gevolg van het zgn. broeikaseffect kunnen op termijn een reNle bedreiging vormen voor de watervoorraden in de gletsjers in de Alpen. Als de voorspelling van gemiddeld 1.5-4.5 graden Celcius temperatuurstijging (o.a. Smith, 1989), als gevolg van het broeikaseffect uitkomt, zullen de gletsjers in de Alpen aanzienlijk kleiner worden en wellicht binnen een eeuw zelfs geheel verdwijnen. Het proces van afsmelten van de gletsjers is overigens al meer dan een eeuw aan de gang. Het broeikas effect kan dit proces versnellen. Over de kwaliteitsproblemen kunnen we kort zijn: Verontreiniging van het water en lucht vindt plaats vanuit punt- en diffuse bronnen en door calamiteiten. De lage landen worden bovendien geconfronteerd met ernstige verziltingsproblemen, die deels het gevolg zijn van zout intrusie bij de Nieuwe Waterweg en door kwel; voorts door de droogmalingen en inpolderingen; doordat er teveel zout in het aangevoerde rivierwater zit en door vervuilde waterbodems. Over de beschikbaarheidsproblemen kan gezegd worden; dat er niet altijd en overal voldoende water van geschikte kwaliteit beschikbaar is. Door de sterk stijgende vraag naar water en de kwaliteitsperikelen zal dit probleem steeds nijpender worden. Over de ecosysteemproblemen tenslotte het volgende: Over grote delen van het stroomgebied de is de rivier "verbouwd" tot scheepvaart weg, of geblokkeerd door dammen en stuwmeren. Als gevolg van ingrepen, hydrologische problemen en verontreinigingen, worden ontredderde rivierecosystemen en gedegenereerde oevers aangetroffen. Met het grond- en bodemwater zit het op veel plaatsen kwalitatief en kwantitatief niet goed, met gevolgen voor het ecosysteem. Uit deze analyse dringt zich de gedachte op dat het Rijnstroomgebied in toenemende mate 'met kunst en vliegwerk' draaiende wordt gehouden. Wordt als voorwaarde gesteld, dat de komende generaties ook moeten kunnen profiteren van de natuurlijke hulpbronnen, dan zullen er een aantal zaken drastisch moeten worden bijgesteld en zal een moeizaam proces van herstel en duurzame ontwikkeling plaats moeten vinden. Het gaat beslist niet alleen om de kwaliteit!
Dit deel over het Rijnstroomgebied wordt nu afgesloten met vier conclusies: * * * *
De hydrologische problemen van het Rijnstroomgebied verdienen minstens evenveel aandacht als de kwaliteitsproblemen. Het vergroten van het waterbergend vermogen van het stroomgebied verdient meer aandacht. De huidige natte infrastructuur en de wijze waarop die beheerd wordt bieden onvoldoende garanties voor een duurzame ontwikkeling. De natte infrastructuur in het riviersysteem is tot stand gekomen op een ad hoc basis, meestal om te voorzien in lokale behoeften, zonder dat de consequenties voor het gehele stroomgebied werden overzien. Een integrale en gezamenlijke aanpak van het ecologisch herstel is
10
nodig. Van een in Rio de Janeiro aanbevolen integrale aanpak is dus tot op heden nog geen sprake. Suggesties voor en betere aanpak worden beschreven in (Saeys & Turkstra 1994). 5. HOE STAAT HET MET HET ZOETE WATER IN NEDERLAND?
Bijna iedere Nederlander heeft het gevoel, dat het in Nederland ovevloedig regent en dat als gevolg daarvan er meer dan voldoeden eigen zoet water beschikbaar is. Dit gevoel berust op een misverstand. De werkelijkheid is anders. Per persoon is de beschikbare hoeveelheid zoetwater uit eigen bron jaarlijks slechts 680 m3 (IIED/WRI, 1987, geciteerd in Gupta 1992) (TABEL 4). Nederland behoort daarmee tot de waterarmste landen van de wereld. Zouden wij alleen dit eigen zoetwater ter beschikking hebben dan zou Nederland zich ver onder de armoedegrens van 1000 m3/pp/jr.bevinden. Nederland is dus voor zoetwater vrijwel volledig afhankelijk van het buitenland. Nu zou u kunnen denken "Dat volk zal dan wel zuinig zijn op het zoete water, dat het krijgt?" Niets is minder waar. Het Nederlandse volk rekent zich rijk, doordat er vier rivieren in Nederland uitmonden; De Rijn, Maas; Schelde en Eems. In de lage delen van Nederland is het zoete water nodig voor het peilbeheer, anders zou ons land nog dieper zinken en onvruchtbaar worden en voor het wegspoelen en wegdrukken van het zoute en vervuilde water uit de polders. Het gaat hier om ongelofelijke hoeveelheden. Het begrip "zuinig zijn met water" is ons volk dan ook onbekend. Reden is, dat we nog steeds denken dat we in een zoetwaterrijk land leven. Gigantische hoeveelheden water, meer dan 90 km3/jr, verlaten ons land "zonder nut". Alleen al de veziltingsbestrijding van de Nieuwe Waterweg kost ons ca. 19,8 km3 zoetwater per jaar (Saeijs & de Boer, 1986). Toetsen we de Nederlandse situatie nu aan de "stategie voor een duurzaam beheer van een stroomgebied", zoals deze in Rio de Janeiro is geformuleerd dan zijn we op de goede weg, maar we zijn er nog niet: * * * * * * *
Met integrale watersysteemaanpak loopt Nederland voorop in de wereld. Het ecologisch functioneren van watersysteem wordt als zwaarwegend argument in het beleid en beheer erkend. Integrale aanpak van grond- en oppervlaktewater; kwaliteit en kwantiteit wordt erkend, maar behoeft nodig nadere uitwerking. Het begrip "zuinig omgaan met het schaarse zoete water"is bij ons niet sterk ontwikkeld. Betrekken van de bevolking en in het bijzonder van vrouwen bij het beheer van zoetwater behoeft meer aandacht. De gescheiden heffingen voor kwaliteits- en kwantiteitsbeheer en het afwezig zijn van een structurele financieringsbronnen voor het ecologisch herstel van watersystemen staan een duurzaam beheer van zoetwater voorraden in de weg. Watergebruikers (ook landbouw en industrie) dient een redelijk bedrag in rekening te worden gebracht om een zuinig gebruik en toepassing van water-zuinige technologieNn (en de ontwikkeling daarvan) te stimuleren.
Oppervlakkig gezien is er overvloedig water in Nederland beschikbaar. We zijn echter niet self supporting. Voldoende schoon water, is een snel groeiend en explosief wereldprobleem, \\k in Europa en \\k in Nederland. Het probleem zal eerder aan uw voordeur kloppen dan u denkt. Het is daarom zaak dat Nederland zich tijdig terdege van haar kwetsbare positie bewust wordt. Het gaat dus niet alleen en bij voorrang om kwaliteitsproblemen van het water! In de volgende eeuw zullen de kwantiteitsproblemen en waterschaarste nijpend worden. Nederland heeft er alle belang bij haar deuntje mee te blazen op mondiaal, en Europees niveau. Het is voor ons land van levensbelang, dat er op stroomgebiedsniveau duurzame garanties worden verkregen voor een blijvende substantiNle toevoer van kwantitatief voldoende en kwalitatief goed bruikbaar en betaalbaar(!) water. Voor Nederland betekent dit in steekwoorden: schaarste aan eigen zoetwater; afhankelijkheid van
11
bovenstroomse wateraanvoer; dit noodzaakt tot stroomgebiedsbenadering; tijdig verspilling van zoetwater tegengaan; financieringssysteem waterbeheer zodanig wijzigen, dat een geVntegreerde heffing mogelijk wordt voor kwaliteits-, kwantiteits- Jn ecosysteem beheer. 6. CONCLUSIES * * * * * * *
*
*
*
* *
3
De beschikbare zoetwatervoorraad op aarde is beperkt tot maximaal 45.000 km . Bij de huidige stand der techniek en zonder rekening te houden met toenemende verontreining isdit genoeg voor 4,5 tot 9 miljard mensen. Zoetwater zal snel schaarser worden door enorme groei wereldbevolking en de toenemende vraag voor de landbouw en industrie. Zoetwaterproblemen zullen zich het eerste concentreren in ontwikkelingslanden, waar grootste gedeelte van de groei van de wereldbevolking zal plaatsvinden; en door urbanisatie in stedelijke gebieden. Ook Nederland heeft ermee te maken. Gewaskeuze in de landbouw zal in droge gebieden afgestemd moeten worden op waterbehoefte van die gewassen. Een goede prijsstelling voor irrigatiewater kan daarbij een belangrijk instrument zijn. Landen die beschikken over schaarse zoetwaterbronnen hebben een grote politieke macht. Misbruik van deze macht kan escaleren tot internationale conflicten. Om dit te voorkomen moeten er sluitende afspraken worden gemaakt op wereldniveau. Door de geringe beschikbare hoeveelheid eigen zoetwater, behoort Nederland tot de zoetwater armste landen ter de wereld. Nederland is voor zoet water zeer afhankelijk van het buitenland. De stroomgebieden, waarin Nederland ligt, drogen uit. Een betere benutting van het beschikbare water vereisen: een stroomgebiedsgewijze benadering; internationale samenwerking; een revolutie op het gebied van irrigatie en drainage en rioleringssystemen; van bebossing, van bevoorrading en benutting van grondwater en van zuinig omgaan met zoetwater Voor internationale rivieren, zoals Rijn Maas en Schelde, vereist dit internationale overleg- en afwegingskaders. Behalve waterkwaliteit en herstel van de ontwrichte ecosystemen, zal ook het omgaan met- en de verdeling van het beschikbare zoete water een cruciale rol in het overleg moeten spelen. Door de toenemende schaarste aan zoetwater zal de prijs hiervan stijgen. Dit moet ook bewust worden nagestreefd, omdat hiervan positieve effecten zijn te verwachten voor de efficiency van het watergebruik en een maatschappelijk optimale allocatie van zoetwater aan sociale en economische sectoren. Natuurlijke buffers zijn van wezensbelang voor het functioneren van stroomgebieden. Door onze drainagefilosofie (zo snel mogelijk regenwater afvoeren), klimaatverandering (gletsjers in de Alpen) en een toenemende vermindering van het areaal tropische oerwouden, zijn wij hard bezig de natuur te ontbufferen. De Amazone is, evenals rivieren in andere tropische oerwouden, ongeschikt voor de vorming van stuwmeren en energiewinning. Dit is geen zaak van een Natie dit is een zaak van de Verenigde Naties. Afzonderlijke projecten zullen steeds beoordeeld moeten worden op alle sociale, ecologische en economische effecten in het hele stroomgebied. STELLINGEN
1.
Wat olie aan crisissen veroorzaakte in de 20ste eeuw zal water veroorzaken in de 21ste eeuw. Omdat er voor water geen substitutie-goederen bestaan, zullen deze crisissen zelfs nog heviger zijn, dan olie crisissen .
2.
Zoetwater wordt in de volgende eeuw, een steeds schaarser goed, waardoor het in toenemende mate geld zal gaan kosten. Ook Europa en Nederland zullen daar niet aan
Noot
6
10.000 - 5000 km3 per jaar
12
ontkomen. Nederland is als JJn van de zoetwater-armste landen ter wereld, zowel fysiek als financieel, uiterst kwetsbaar voor deze ontwikkeling. 3.
Voor het gebruik van zoetwater als ruwe grondstof (ook voor het inlaten in polders bevloeiing van het land), zou in Nederland nu al betaald moeten worden, om een prikkel te geven zuiniger met zoetwater om te gaan.
4.
Ecosystemen vormen de basis voor sociale en economische ontwikkeling. Schaarse zoetwatervoorraden moeten dan ook bij voorrang aangewend worden voor het vervullen van de primaire levensbehoeften van de mens Jn voor het instandhouden van ecosystemen.
5.
Ecologie kan in het waterbeheer van de volgende eeuw een belangrijke economische motor worden.
6.
Als we in JJn eeuw, door ecologisch wanbeheer, onze natuur stukje bij beetje hebben kunnen afbreken, moeten we ook in staat zijn in een volgende eeuw de natuur weer stukje bij beetje op te bouwen. Geleide ecosysteem ontwikkeling kan daarbij een belangrijke rol spelen.
7.
Rivieren in tropische oerwouden, zijn ongeschikt voor de vorming van stuwmeren en energiewinning. Daarvoor zijn de oerwouden te kostbaar. Dit is geen zaak van JJn natie, dit is een zaak van de VerJnigde Naties. LITERATUUR
Ayibotele, N.B., 1992 The World's Water: Assessing the Resource. In: ICWE, 1992. COWAR, 1993 Water in our common future; a research agenda for sustainable development of water resources. Committee on Water Research (COWAR). J. Jordaan, E.J. Plate, E. Prins, J. Veltrop. Parijs FAO, 1988 World Agriculture Toward 2000. Alexandratos (ed.). Belhaven Press, London. Gupta, D.B., 1992 The importance of water resources for urban socio-economic development. In ICWE, 1992. ICWE, 1992 International Conference on Water and the Environment. Development issues for the 21st century. Keynote Papers. ICWE Secretariat, c/o World Meteorological Organization, Geneva. International Institute of Environment and Development/World Resources Institute, 1986-1990 World Resources. Basic Books, New York. Rogers, P., 1992 Integrated urban water resources management. In: ICWE, 1992. Rydzewski, J.R. & Abdullah, 1992 Water for sustainable food and agricultural production. In ICWE, 1992. Shiklomanov, I.A., 1991 The world's water resources. In: International Symposium to Commemorate the 25 years of IHD/IHP. UNESCO, Paris. Saeijs, H.L.F. & Logemann D., 1990 Lebensbericht eines Stromgebietes. Zu einerachhaltigen Entwicklung des Rheinstromgebietes. Tagungsbericht des Internationalen Rheincongresses "Der Rhein, zustand und Zukunft". 7 -9 Juni, Arnheim, Eds B.K. Kamp, J.H. Mooij & J. Swart. Ausgabe World Wildlife Fund (WWF) Tagungsbericht 5, (1990) 12-50. Saeijs H.L.F. & De Boer I.J., 1986. Watermanagement in the Netherlands. Impact of the EC legislation at national level. Seminar Journadas sobre: La Politica del aqua en la C.E.E. Implicationes para Espagna. Barcelona 29September - 1 October 1986: 1-35. Saeijs H.L.F. & E.Turkstra, 1994.
13
Towards a Pan European integrated river basin approach. Plea for a sustainable development of European riverbasins. Seen from the vantage point of the Netherlands. European Water Pollution Control. European Water Pollution Control 4: (3) 16-28. Smith,D.K., 1989 Natural desaster reduction: How meteorological and hydrological services can help. WMO no 722, World Meteorological Organisation, GenPve, Swiss. Tanke, M. & Gulik J., 1989 The Global Climate, Mirage Publishing, Amsterdam. TraorJ, A., 1992 Water for the people - Community water supply and sanitation. In ICWE, 1992. UN, 1991 World Population Prospects 1990, New York. UNCED, 1992 United Nations Conference on Environment and Deve lopment. New York. (Ned. vertaling: V.N. Conferentie inzake Milieu & Ontwikkeling; Verklaring van Rio, Agenda 21, Bossenverklaring, Biodiversiteitsverdrag en Klimaatverdrag, 1993. Ministeries van VROM en BZ, 1993. Den Haag). UNESCO, 1978 World water balance and water resources of the Earth. UNESCO Series Studies and Reports, No. 25. World Bank, 1993 Water resources management. A World Bank policy paper. The World Bank, Washington D.C. World Resources Institute, 1990 World Resources 1990-1991. Oxford University Press.
14