Baten van Waterbeheer 21ste eeuw Een verkenning van de maaschappelijke baten van WB21 voor een viertal cases ten behoeve van de Decembernota 2006 RWS RIZA rapport 2007.011
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Een verkenning van de maatschappelijke baten van WB21 voor een viertal cases ten behoeve van de Decembernota 2006 RWS RIZA rapport 2007.011
Colofon ................................................................................................................
Dit is een uitgave van Rijkswaterstaat April 2007 Opdrachtgever: Uitgevoerd door:
Rijkswaterstaat RIZA ECORYS Nederland BV
Druk:
Manfred Wienhoven Ad van Delft Michel Briene Martijn Schot
Document:
RWS RIZA rapport 2007.011 ISBN 9789036913799
Thieme GrafiMedia Groep
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Inhoudsopgave ................................................................................................................
1
Achtergrond en opzet 7 1.1 Achtergrond 7 1.2 Opzet van de studie 7 1.3 Leeswijzer 10
2
Waterberging: case Boontuinen en Mortelbeek 11 2.1 Beschrijving van de case 11 2.2 Beschrijving van de te verwachten baten 12 2.3 Overzicht van kosten en baten 14 2.4 Conclusies 14
3
Beekherstel: case Waterschap de Dommel 15 3.1 Beschrijving van de case 15 3.2 Beschrijving van de te verwachten baten 17 3.3 Raming van de te verwachten baten 18 3.4 Conclusies 19
4
Verbreden van de sloten: case Hollands Noorderkwartier 21 4.1 Beschrijving van de case 21 4.2 Beschrijving van de te verwachten baten 23 4.3 Raming van de te verwachten baten 25 4.4 Conclusies 26
5
Stedelijk waterbeheer: case Delft 29 5.1 Beschrijving van de case 29 5.2 Beschrijving van de te verwachten baten 30 5.3 Raming van de te verwachten baten 32 5.4 Conclusies 35
6 Overall conclusies 35 7 Eindnoten 38
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Samenvatting ..................................................................................
Samenvatting Het programma Waterbeheer 21ste Eeuw (WB21) heeft als doelstelling het watersysteem op orde te brengen, in de eerste plaats het verminderen van wateroverlast. De plannen hiervoor worden o.a. opgesteld door de waterschappen, en omvatten technische en ruimtelijke ingrepen in rurale en stedelijke omgeving. De maatregelenpakketten zijn in principe gebaseerd op werknormen voor bepaalde typen grondgebruik. Zo is het uitgangspunt dat grasland niet vaker dan eens per tien jaar wateroverlast mag hebben, terwijl voor stedelijk gebied een norm van eens per honderd jaar geldt. Tot nu toe is echter geen duidelijk inzicht in de baten van dit programma. RWS RIZA heeft in opdracht van DG Water onderzoek laten verrichten naar de baten van vier karakteristieke WB21-maatregelen. In hellend Nederland zijn de voorgenomen maatregelen van waterschap Brabantse Delta en het Waterschap de Dommel geanalyseerd. Deze houden in: aanleg van (gestuurde) waterbergingslocaties al dan niet in combinatie met beekherstel. In laag Nederland zijn de technische en ruimtelijke maatregelen van Waterschap Hollands Noorderkwartier bestudeerd (stuwverbreding, slimme stuwen, uitbreiding gemaalcapaciteit en verbreding van boezems en sloten). Daarnaast is Delft gekozen als case voor waterbergingsmaatregelen in stedelijk gebied. De baten zijn in kwalitatieve termen beschreven en zoveel mogelijk in kwantitatieve en monetaire eenheden (euro’s) uitgedrukt. Resultaten Uit de studie blijkt dat baten verwacht worden op het gebied van vermeden schade, reistijdbaten en verbetering van de leefomgeving. De maatregelen in stedelijk gebied, met als doel stedelijke wateroverlast te voorkomen, zijn in de bestudeerde case economisch efficiënt. De aanleg van gestuurde overstromingsgebieden in ruraal gebied, met als doel bescherming van stedelijk gebied, blijkt ook economisch efficiënt te zijn in de cases. Echter, als het beschermde gebied een rurale bestemming heeft, is dit niet altijd het geval. Indien de voorgenomen maatregelen ook dienen als investering in ruimtelijke kwaliteit, zijn er wel aanvullende baten te verwachten. Dit pleit ervoor de maatregelen zodanig te ontwerpen en investeringscycli op elkaar af te stemmen dat meer (expliciet dan nu) synergiemogelijkheden van WB21-maatregelen met andere beleidsdossiers worden benut. Overigens is het hiervoor van belang dat de aanvullende maatschappelijke baten van ruimtelijke kwaliteit goed kunnen worden gewaardeerd. Dit is nu nog niet mogelijk: kengetallen ontbreken hierbij nog grotendeels.
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Verder blijkt dat in sommige gevallen uitvoering van de werknormen een sterk negatief kosten-batensaldo oplevert. In de praktijk worden dan ook lagere normen gehanteerd, tegen relatief veel lagere kosten. Een van de uitgangspunten bij WB21 is de trits vasthouden, bergen, afvoeren, met als doel om afwenteling te voorkomen. Echter, in sommige gevallen kan afwentelen maatschappelijk efficiënter zijn dan niet-afwentelen. Dit is het geval wanneer de kosten om water vast te houden zeer hoog zijn ten opzichte van de mate waarin wateroverlast benedenstrooms wordt voorkomen.
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
1 Achtergrond en opzet ..................................................................................
1.1 Achtergrond Het programma Waterbeheer 21ste eeuw (WB21) heeft als doelstelling wateroverlast te voorkomen. Het hanteert daarbij de trits van doelstellingen vasthouden, bergen, afvoeren. Sinds 2005 worden de belangrijkste keuzen die gemaakt worden voor het programma WB21 en de voortgang die op dit dossier geboekt wordt, vastgelegd in een zogenaamde decembernota. Dezelfde nota beschrijft ook de voortgang van andere beleidstrajecten van DGW, zoals de KRW (Kaderrichtlijn Water). Daar waar het beschrijven van de maatschappelijke baten reeds een belangrijk aandachtspunt bij de KRW is, leeft bij DGW de wens om ook ten aanzien van het dossier WB21 een beter beeld te krijgen van de maatschappelijke baten en daarmee duidelijk te maken dat de maatregelen die in dit kader worden genomen niet alleen geld kosten, maar ook iets opleveren voor de maatschappij. Hiermee wint de decembernota aan uniformiteit. Daarnaast is deze informatie van belang met het oog op het optimaliseren van maatregelpakketten. In deze studie zijn voor de maatregelen die in het kader van WB21 genomen worden om wateroverlast te voorkomen aan de hand van een aantal cases de baten in beeld gebracht. Deze baten zijn in kwalitatieve termen beschreven en daar waar mogelijk in kwantitatieve en monetaire eenheden (euro’s) uitgedrukt.
1.2 Opzet van de studie Selectie cases Om de maatschappelijke baten van WB21 maatregelen in beeld te kunnen brengen zijn in dit onderzoek 4 cases uitgewerkt: • Brabantse Delta; • Waterschap de Dommel; • Hollands Noorderkwartier; • Gemeente Delft. Deze cases zijn zo gekozen dat ze min of meer representatief zijn voor het type maatregelen dat in het kader van WB 21 wordt genomen. Bovendien is bij de keuze van de cases rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de gebieden waar de maatregelen worden getroffen. Relevant in dit verband is het onderscheid in “laag Nederland” en “hellend Nederland”. Tevens onderscheiden de cases zich ten opzichte van elkaar vanwege het accent op een specifiek type maatregel in het pakket. In het geval van de Brabantse Delta en het Waterschap de Dommel is dat de aanleg van (gestuurde) waterbergingslocaties, terwijl de
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
plannen van het Hollands Noorderkwartier eveneens technische maatregelen (stuwen, gemalen) bevatten. Tenslotte is de case van de gemeente Delft als geheel onderscheidend waar het gaat om stedelijk waterbeheer. In het onderstaande schema worden de gekozen cases en hun karakteristieken gepresenteerd. ...................... Tabel 1.1 Typering cases WB21
Gebiedskenmerk
Case
Maatregelen
...................................................... Laag Nederland
Hollands Noorderkwartier
Technische maatregelen
(slimme stuwen, uitbreiding
gemaalcapaciteit, verbreden
stuwen)
Slootverbreding/ waterberging
Stedelijk waterbeheer
Gemeente Delft
Waterloopverbreding
Waterstructuurverbetering
Hellend Nederland
Brabantse Delta
Waterbergingslocaties
Dommelgebied
Beekherstel
Gestuurde overstromingsgebieden
Werkwijze en informatieverzameling Voor het in beeld brengen van de kosten en baten is in belangrijke mate gebruik gemaakt van informatie die her en der al beschikbaar was. Bij de beschrijving van de (kosten en) baten van de case Brabantse Delta is gebruik gemaakt van een studie die in het kader van het STOWA project ‘KBA in de regio’ is uitgevoerd door Bureau BUITEN, HKV Lijn in Water en Sterk Consulting. Voor de andere drie cases zijn in eerste instantie workshops georgani seerd met de opstellers/uitvoerders van de maatregelen. In deze workshops is onder meer samen met de betreffende beheerders het projectalternatief afgebakend en is een beschrijving van het nulalternatief geformuleerd. Het nulalternatief beschrijft de meest reële situatie die optreedt indien het projectalternatief niet wordt uitgevoerd. Daarnaast heeft aan de hand van deze workshops een eerste inventarisatie van de effecten van de maatregelen plaatsgevonden. Gelet op de scope van de opdracht, is daarbij nadrukkelijk het accent gelegd op de batenkant voor de cases. Voor de raming van de maatschappelijke kosten is vervolgens uitgegaan van de gegevens die door de betrokken waterschappen zijn toegeleverd. De kwantificering van de baten is onder andere gebaseerd op de analyses die door de betreffende waterbeheerders (waterschappen c.q. gemeente) zijn uitgevoerd naar de huidige en gewenste bescherming tegen wateroverlast voor de komende decennia en de op basis hiervan geformuleerde maatregelpakketten. Type effecten Bij het bepalen van de soorten baten zijn de richtlijnen gevolgd die gelden voor het opstellen van een OEI (Overzicht Effecten Infra structuur) bij natte infrastructuurprojecten. De onderstaande tabel
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
geeft het type effecten weer dat bij een ex ante economische evaluatie van investeringen in natte infrastructuurprojecten in beschouwing dient te worden genomen. Voordeel van een dergelijk consistent kader is dat op een overzichtelijke en uniforme manier alle belangrijke effecten van de voorgestelde projecten in kaart worden gebracht en een betere vergelijking tussen projecten mogelijk wordt. Echter, gegeven het doel van deze studie zijn naast de in de tabel genoemde belangrijkste effecten nadrukkelijk ook mogelijke neven- of afgeleide baten van de maatregelen beschouwd. Deze zijn vooral in kwalitatieve termen geduid. ............................ Tabel 1.2
Aspect
Overzicht type effecten
......................................................
Effect t.o.v. referentie
Veiligheid Bescherming mensenlevens
verandering
verwachtingswaarde slachtoffers
Economie Bedrijfsschade
effect waterbeschikbaarheid op sectoren
Schade infrastructuur en onroerend goed
afname risico op schade aan
infrastructuur/ onroerend goed
Bedrijfsschade
afname risico op bedrijfsschade
Kwaliteit leefomgeving Natuur
ha hoogwaardige droge – natte natuur
gecreëerd
ha overige droge – natte natuur
gecreëerd
Hinder
verandering aantal mensen dat hinder
ondervindt
Kosten en opbrengsten Investering
Investeringskosten
Beheer en Onderhoud
Onderhoudskosten
Het zal duidelijk zijn dat de omvang en de samenstelling van de baten van WB21 maatregelen afhankelijk zijn van de specifieke mix van maatregelen in een gebied (en de mate waarin deze worden doorgevoerd) en van de karakteristieken van het gebied. Bij de keuze van de cases en het in beeld brengen van de kosten en baten is hiermee rekening gehouden. Vanwege de korte doorlooptijd en het uiteindelijke doel waarvoor de uitkomsten van de studie worden gebruikt, is voor het kwantificeren en monetariseren van de effecten hoofdzakelijk gebruik gemaakt van kengetallen en ervaringsgegevens. Daar waar voorhanden is aangesloten bij de informatie die door de waterbeheerders is aangeleverd. Waar de benodigde informatie niet beschikbaar was, zijn de kengetallen ontleend aan effecten van andere (min of meer vergelijkbare) projecten.
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
1.3 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. In vier afzonderlijke hoofdstukken worden de uitkomsten voor de cases beschreven. Per case wordt allereerst de wateropgave in beeld gebracht. Vervolgens wordt op basis van de thans beschikbare informatie gekeken naar de aard van de maatregelen en de daaraan gekoppelde baten. Het rapport sluit af met een hoofdstuk waarin een aantal meer algemene conclusies naar aanleiding van de cases wordt getrokken.
10
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
2 Waterberging: case Boontuinen en Mortelbeek ..................................................................................
2.1 Beschrijving van de case De beschrijving en de berekening van kosten en baten van de case “Boontuinen en Mortelbeek” is gebaseerd op de uitkomsten van de studie “KBA in de regio”. Deze studie is in het kader van het STOWA uitgevoerd door Bureau BUITEN, HKV Lijn in Water en Sterk Consulting. Typering van de opgave Vanwege mogelijke wateroverlast in Breda op langere termijn is reductie van afvoerpieken in de Aa of Weerijs (bovenstrooms van Breda) gewenst. Om dit te realiseren heeft het Waterschap Brabantse Delta een tweetal locaties in de gemeente Zundert (samen met een aantal kleinere locaties) aangewezen om in te richten als waterbergingslocatie. De locatie Mortelbeek ligt direct ten zuidoosten van Zundert, de locatie Boontuinen ligt iets verder stroomafwaarts, ten noordoosten van de kern. Op korte termijn zal met de inrichting van deze locaties worden gestart. Mortelbeek is 6,7 ha en Boontuinen is bijna 12 ha groot. Projectalternatief In deze case wordt één beleidsalternatief doorgerekend, namelijk het realiseren van de beide waterbergingslocaties Boontuinen en Mortelbeek. De maatregelen in het projectalternatief komen neer op het ontgraven van een bassin, het afvoeren van teelaarde bij de kades en het aanvullen van de kades met grond en klei. Bij Mortelbeek is het daarnaast de bedoeling om enige aanvullende maatregelen te nemen ten behoeve van natuurontwikkeling en het accommoderen van (extensieve) recreatie. De locatie Boontuinen kent op dit moment een extensief agrarisch gebruik in combinatie met natuur en dient mede als afwateringsgebied voor een naastgelegen boomkwekerij. Onderdeel van het plan voor de waterberging is een zodanige herinrichting dat de productieomstandigheden voor de boomkwekerij niet veranderen. De locatie Mortelbeek is nu vrijwel niet meer agrarisch benut, maar kent wel enig beperkt recreatief gebruik (lokaal wandelpad). In de nieuwe situatie kan het recreatief gebruik iets toenemen, maar het is nog onduidelijk of en zo ja hoe de locatie daartoe zal worden ingericht. Door onttrekking van het areaal van Boontuinen/Mortelbeek zou mogelijk enige derving van inkomsten in de agrarische sector kunnen optreden. In de huidige situatie is echter slechts sprake van geringe extensieve benutting van grasland, waardoor dit effect monetair te verwaarlozen valt en niet in de kosten is meegenomen. Bij Boontuinen wordt ten opzichte van de huidige situatie geen agrarisch areaal onttrokken en zijn gelijkblijvende productieomstandigheden voor de aanpalende boomkwekerij in de planvorming opgenomen.
11
ste eeuw Baten van Waterbeheer 21 21ste eeuw
Nulalternatief Het nulalternatief betreft het achterwege laten van de aanleg van deze locaties. In het nulalternatief worden dus geen maatregelen op het gebied van waterberging genomen, niet in het betreffende plangebied en ook niet verder stroomopwaarts. Dit betekent: • geen aanpassing van inundatiegebieden; • geen aanpassing van dwarsprofielen van de watergangen ter hoogte van de waterbergingslocaties. Het achterwege laten van de aanpassing van dwarsprofielen betekent dat ook de huidige potentiële bergingscapaciteit van de waterbergingslocaties niet wordt benut. Het verschil tussen nul- en projectalternatief wordt in hydrologische termen dus in enige mate overschat.
2.2 Beschrijving van de te verwachten baten Vermeden schade De uitgevoerde hydrologische berekeningen tonen aan dat de risico reductie die bereikt wordt door inzet van de Boontuinen vrijwel nihil is. In feite is de bergingslocatie Boontuinen zo klein, dat het effect op de waterstand in Breda buitengewoon beperkt is. Die conclusie wordt in genoemd rapport als volgt onderbouwd. Op basis van de huidige bescherming tegen wateroverlast en het verwachte waterstandsverlagend effect van Boontuinen, is vastgesteld wat de nieuwe (na inzet van de Boontuinen) kans op overstroming in Breda wordt. Daarbij is nagegaan in welke mate de waterstand in Breda wordt bepaald door de afvoer uit de Aa of Weerijs en in welke mate door het stroomgebied van de Mark en de lozingsmogelijkheden op het Volkerak-Zoommeer (VZM). Met name het stroomgebied van de Mark bleek van belang. De optredende schade bij een overstroming in Breda vanuit de Aa of Weerijs is vervolgens bepaald met behulp van het HIS-SSM model. Op grond daarvan kunnen de jaarlijkse verwachtingswaarde en contante waarde worden bepaald. Uit de berekeningen blijkt dat als eerste ter plaatse van de Oranjebrug in Breda een overstroming van de kade zal ontstaan, met een herhalingstijd van 34 jaar. Onderstaande figuur 2.1 toont de ligging van deze locatie (weergegeven als een paarse bol). Hieruit blijkt dat een overstroming ter plaatse het gebied binnen de Singels zal treffen. De figuur geeft daarnaast ook inzicht in welke delen van dit gebied bij een veronderstelde waterstand die 1:100 jaar optreedt (NAP+2,26m) onder water zouden (kunnen) komen te staan. Hieruit kan worden afgeleid dat bij die waterstand feitelijk geen sprake is van inundatie van het gebied binnen de Singels, omdat de laaggelegen delen niet aan de Singels grenzen (het water zal daar dus niet komen). De inundatie blijft beperkt tot een smalle strook langs de kades ter plaatse van de Oranjebrug, waar geen bebouwing aanwezig is en geen inundatieschade zal ontstaan. Dit betekent dat de omvang van de schade zeer beperkt zal zijn.
12
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
...................... Figuur 2.1 Delen van het gebied binnen de Singels die onder de 1:100 jaar waterstand liggen
Nog geanalyseerd moet worden of deze resultaten zo blijven indien met KNMI klimaatontwikkelingsscenario’s wordt gerekend (de hydrologische analyse is momenteel bepaald op basis van de huidige situatie) en indien tevens Mortelbeek in de berekeningen wordt betrokken. Niettemin is ook zo wel duidelijk dat het om bescheiden effecten gaat, zowel in fysieke als financiële zin. Recreatie De ontwikkeling van waterberging op de locaties Boontuinen en Mortelbeek zal naar verwachting nauwelijks economische meerwaarde opleveren in de vorm van toegenomen bestedingen van recreanten. Zo worden in samenhang met de waterberging geen commerciële recreatieve/horeca-voorzieningen gerealiseerd, terwijl de ontwikkeling van de locaties (ook indien samenhang met natuurontwikkeling en eventuele voorzieningen voor recreatief medegebruik) sowieso geen substantiële meerwaarde heeft voor de al bestaande routestructuren in de omgeving. Ook in de huidige situatie loopt langs de oever van de Aa of Weerijs een pad en kan er al een ‘ommetje’ gemaakt worden vanuit de kern. Een eventueel nieuw pad bij de locatie Mortelbeek zou dat gebied doorkruisen, maar heeft geen substantiële meerwaarde. Waardevermeerdering woningen Aan de Noordzijde van de Aa of Weerijs bevindt zich een beperkt aantal woningen dat door een strook grond van enkele honderden meters gescheiden wordt van het water. Vanaf (achterkanten en tuinen van) deze woningen is de locatie Mortelbeek enigszins zichtbaar. Echter, het uitzicht zal ook in geval van natuurontwikkeling op Mortelbeek niet zodanig veranderen dat het met een waardevermeer dering van de woningen gepaard zal gaan. Ten westen van deze woningen, op de huidige locatie van de Milieustraat, worden in de nabije toekomst 20 woningen op vrije kavels gerealiseerd1.
13
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Voor deze woningen geldt hetzelfde als voor de al bestaande woningen in deze bebouwingsrand: geen waardevermeerdering door (eventuele) natuurontwikkeling bij Mortelbeek. Kwaliteit van de leefomgeving De aanleg van de waterbergingslocaties heeft mogelijk effecten op de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij kan vooral worden gedacht aan verandering in areaal natuur, met eventueel daaraan gekoppelde veranderingen in koolstofvastlegging en ecologie. Zoals uit het voorafgaande blijkt, zijn die effecten waarschijnlijk van beperkte omvang. Bij Boontuinen is sprake van een gedeeltelijke toevoeging van natuur. Bij Mortelbeek is sprake van omzetting van (voorheen) extensief agrarisch gebruik naar (natte) natuur. Voor zover bekend is er in geen van beide locaties sprake van een bijzonder te waarderen ecologie. Het verschil in koolstofvastlegging is waarschijnlijk ook verwaarloosbaar.
2.3
Overzicht van kosten en baten
Op dit moment bestaat uitsluitend inzicht in de investeringskosten voor de aanleg en – zoals reeds ter sprake is gekomen – in de vermeden schade. Kosten Voor Boontuinen en Mortelbeek betreft het in totaal een toe te rekenen bedrag van € 1,1 miljoen. Dit bedrag is inclusief interne kosten van het waterschap, onvoorzien en BTW. De BTW moet hierop mogelijk in mindering worden gebracht. Beheer en onderhoud zijn nog niet geraamd, maar kunnen op basis van kentallen hiervan worden afgeleid (waarbij met name de kadelengtes relevant zijn). Vooralsnog is rekening gehouden met een jaarlijks bedrag van 3,5% op de investeringskosten. Baten In het kader van deze case zijn er nog geen andere baten gekwantifi ceerd anders dan de vermeden schade die samenhangt met de realisatie van (alleen) Boontuinen. Deze bedraagt tussen de € 0 - € 10.000 (contante waarde)2. Er zijn dus vrijwel geen baten in de vorm van vermeden schade.
2.4
Conclusies
Ofschoon de case ‘Boontuinen en Mortelbeek’ nog niet geheel is uitgewerkt, is al wel een voorlopige conclusie te trekken. Deze luidt dat de inrichting van de beide waterbergingslocaties naar verwachting slechts in zeer beperkte mate baten genereert. De omvang, ligging en betrokken functies bij de beide deelprojecten zijn echter ook zodanig dat er nu eenmaal geen grote effecten verwacht mogen worden. Daarbij komt dat de kosten van de noodzakelijke maatregelen ook beperkt zijn.
14
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
3 Beekherstel: case Waterschap de Dommel ..................................................................................
3.1
Beschrijving van de case
Introductie Eind vorige/ begin deze eeuw is het beheergebied van waterschap De Dommel net als een aantal andere gebieden verschillende malen getroffen door grootschalige overlast. Om de wateroverlast in het beheergebied beheersbaar te maken, heeft het waterschap een waterbergingsvisie voor het gebied opgesteld, die de contouren schetst waarop gedacht wordt uitwerking te geven aan de wateropgave. In aanvulling op maatregelen gericht op het vasthouden van water in de haarvaten (waterconservering), maken nadrukkelijk ook maatregelen gericht op bergen van water onderdeel uit van deze visie. Dit omdat is gebleken dat vasthouden van water in de waterloop slechts een geringe bijdrage levert aan het beperken van de wateroverlast in het beheergebied en aanvullende maatregelen in de zin van gestuurde overstromingsgebieden nodig zijn. Met de uitvoering van in de visie neergelegde plannen wordt uiteinde lijk gestreefd naar een natuurlijk(er) functionerend en veerkrachtig(er) systeem waarmee de effecten van de klimaatsveranderingen kunnen worden opgevangen. Dit betekent dat sprake is van een integraal beleid dat rekening houdt met eventuele negatieve effecten voor waterberging op natuur en zoekt naar mogelijke combinaties van waterberging en natuurontwikkeling. In de rest van deze casebeschrijving wordt vooral het deel van de visie dat zich richt op het beperken van de wateroverlast door waterberging belicht. Daarbij wordt bij het beschrijven van de baten van dit type maatregel een tijdshorizon tot 2015 gehanteerd. Typering van de opgave Om de omvang van de huidige overstromingsproblematiek in beeld te brengen zijn de overstromingsfrequenties zoals berekend voor het overstromingsregime in de huidige situatie getoetst aan de NBW normen. Daaruit blijkt dat in de huidige situatie (uitgegaan wordt van de situatie in 2004) 2% van het totale oppervlak van het beheersgebied van het waterschap niet voldoet aan de werknormen. In onderstaande tabel zijn de arealen van de overstromende gebieden weergegeven waar wel of niet wordt voldaan aan de werknormen. De tabel laat zien dat vooral de graslanden in het gebied te kampen hebben met periodieke overstroming. Van het totale areaal grasland staat 2.410 hectare met enige regelmaat onder water, waarvan ongeveer de helft (1.210 hectare) vaker dan eens in de 10 jaar (en daarmee dus niet voldoet aan de voor dit grondgebruikstype geldende werknorm). Al met al voldoet ongeveer de helft van het inunderende areaal in het beheersgebied niet aan de in het NBW vastgelegde overstromingsfrequenties.
15
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
...................... Tabel 3.1
Werknorm
Voldoet
Voldoet niet
Berekend areaal inunderend gebied
......................................................
(in hectares) waar in huidige
Grasland
1:10
1.200
situatie wel/niet wordt voldaan aan
Akkerbouw
1:25
490
340
werknormen NBW
Hoogwaardige land- en tuinbouw
1:50
<10
<10
1.210
Glastuinbouw
1:50
0
0
Bebouwd gebied
1:100
30
170
Totaal Areaal overstromende natuur*
1.720
1.720 1.460
...................................................... * Voor natuurgebied zijn in het kader van NBW geen werknormen vastgesteld. Bron: Waterbergingsvisie Waterschap De Dommel (2006).
Projectalternatief Het planontwerp omvat 23 gestuurde overstromingsgebieden met een totaal oppervlakte van ca. 1.030 hectare. Een aantal van deze gebieden wordt reeds in het nulalternatief aangelegd (zie hieronder). Daar bovenop worden in het projectalternatief 11 extra voorkeurslocaties voor waterberging aangewezen met een oppervlakte van ca. 550 hectare (zie kaart). ...................... Kaart 3.1 Voorkeurslocaties waterberging
Nulalternatief In de periode tot 2015 zal er al het nodige veranderen op het Brabantse land. Voor het nulalternatief ofwel de autonome ontwikkeling wordt onder meer uitgegaan van realisatie van een aantal reeds geplande beekherstel- en waterbergingsprojecten tot 2015. Zo zijn in het kader van het Reconstructieplan Zandgronden al 12 gestuurde overstromingsgebieden opgenomen waarvoor uitvoering wordt voorzien in 2009 en wordt – mede op basis van de KRW – in het nulalternatief uitgegaan van beekherstel in alle hoofdbeken met de functie waternatuur (zie kader). Daarnaast dient in het nulalternatief rekening te worden gehouden met klimaatveranderingen en veranderd landgebruik (waaronder bijvoorbeeld een versnelling van de realisatie
16
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
van de EHS, de aanleg van nieuwe glastuinbouwgebieden en een toename van het areaal bebouwd gebied). Beekherstel in relatie tot WB21-doelen Het Waterschap De Dommel voert beekherstel in het gebied uit voor: - natuurherstel in de beek; - verhoogde grondwaterstanden naast de beek. Beekherstel in het beheersgebied is nodig omdat in het kader van de ruilverkavelingen de beken overgedimensioneerd zijn voor de waterafvoer in het overgrote deel van het jaar. Daardoor is de ecologische kwaliteit van de beek achteruit gegaan en is extra verdroging ontstaan. Echter voor het afvoeren van piekafvoeren is de toegepaste dimensionering wel passend. Als de beek weer hersteld wordt naar natuurlijke waarden zal de beek vaker overstromen dan 1 keer per jaar, terwijl met het huidige waterbeheer overstromingen plaatsvinden tussen 1 keer per 10 tot 100 jaar. Reden hiervoor is dat de beek kleiner wordt gemaakt (er wordt nogal eens gemeend dat door vergroting van de lengte van de beek – de herstelde beek is namelijk geen rechte lijn meer maar een kronkelende lijn – meer water in de beek geborgen kan worden. Vergeten daarbij wordt dat bij beekherstel het dwarsprofiel van de beek behoorlijk afneemt) waardoor in de zomer het water harder stroomt, maar waardoor in de winter het beekdal ook weken tot maanden onder water staat. Een korte anekdote: onlangs heeft het waterschap een Waterdag georganiseerd waarbij diverse projecten open dag hielden. Een van die projecten is een combinatie van natuurherstel en waterberging. De voormalige grondeigenaar vertelde dat vroeger voor de ruilverkavelingen zijn gronden vijf maanden onder water stonden! Conclusie: beekherstel veroorzaakt juist extra overstromingen (maar dat is ook gewenst bij beekherstel).
3.2 Beschrijving van de te verwachten baten Vermeden schade De aanleg van waterbergingslocaties is bedoeld om de wateroverlast in het beheersgebied van het waterschap De Dommel in geval van piekbelastingen te kunnen beheersen en daarmee de veiligheid van het omliggende gebied te handhaven/ verhogen. De grootste batenpost die hiermee samenhangend is de vermeden overstromingsschade vanwege onder andere een afnemend risico op schade aan infrastructuur, onroerend goed en andere bedrijfsschade. Bescherming kwetsbare natuur Overstroming van natuurgebieden kan conflicteren met de habitatseisen van vastgestelde natuurdoeltypen voor terrestische natuur. In de huidige situatie vindt op circa 230 hectare overstroming van kwetsbare natuurdoeltypen (vochtig schraalland, bloemrijk grasland) plaats, oplopend tot ruim 3.000 hectare autonoom in 2015. De inzet van de gestuurde overstromingsgebieden heeft geen invloed op dit overstromingsareaal. De natuurgebieden overstromen al spontaan als gevolg van de natuurlijke beek voordat de gestuurde overstromingsgebieden worden ingezet om overstroming elders te voorkomen. Per saldo kan gesteld worden dat de natuurgebieden al vaker dan 1 keer per 10 jaar overstromen vanwege de natuurlijke beek. De gestuurde overstromingsgebieden worden vanaf 1 keer per 25 jaar ingezet.
17
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Opgemerkt dient overigens dat het conflict voornamelijk schuilt in de kwaliteit van het slib. Verwachting is dat als gevolg van KRWmaatregelen de conflictsituaties in de toekomst worden verholpen. Kansen natuurontwikkeling en recreatie Met de aanleg van de gestuurde overstromingsgebieden ontstaan mogelijk kansen om versneld natuur te realiseren en/of de recreatie in het gebied te stimuleren. In een KBA kan hiermee rekening worden gehouden door de additionele natuur- en recreatiebaten in beeld te brengen. Indien als onderdeel van andere beleidsinspanningen eveneens is voorzien in versterking van de natuur en recreatieve functie kan sprake zijn van besparingen op voorgenomen investeringen. In dat geval dragen WB21 investeringen immers ook bij aan het realiseren van andere beleidsdoelen. Op dit moment is echter niet duidelijk of en zo ja, in welke mate dit het geval zal zijn. Mogelijke kansen voor natuurontwikkeling en versterking van de recreatieve functie zijn om die reden in deze case niet verder in beschouwing genomen.
3.3 Raming van de te verwachten baten Onderstaand wordt ingegaan op de omvang van de (te waarderen) baten, en de kosten van de maatregelen. Baten De belangrijkste baten die dit project oplevert zijn de veiligheidsbaten in de vorm van vermeden overstromingsschade. Om deze baat te kwantificeren is allereerst gekeken naar veranderingen in het areaal grond (in termen van hoeveelheden en type landgebruik) dat verwacht wordt in de toekomst te overstromen, met en zonder realisatie van de gestuurde overstromingsgebieden (zie kader). Op basis van de huidige bestemming (grondgebruiktype) is vervolgens een inschatting gemaakt van de vermeden schade aan opstallen e.d., die becijferd wordt op € 2,5 miljoen per jaar. Er vanuit gaande dat middels de maatregelen het veiligheidsniveau ook na 2015 (t/m 2050) behouden blijft, bedraagt de contante waarde grofweg € 40 miljoen. Toelichting berekening veiligheidsbaten Vertrekpunt voor de raming is het verschil in overstroomd areaal met en zonder gestuurde overstromingsgebieden. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Te zien is dat ondanks de inzet van de gestuurde overstromingsgebieden nog een grote wateropgave in het beheersgebied resteert. Belangrijker is echter dat deze gebieden ervoor zorgen dat de overstromingen herverdeeld en beheersbaar worden: overstromingen worden in de toekomst verminderd in gebieden waar dit tot grote maatschappelijke overlast leidt (stedelijk gebied) en ‘gestuurd’ naar gebieden waar de schade relatief gering is. In dit kader is ook de realisatie van de EHS in de periode tot 2015, waardoor huidig grasland en landbouwgebied wordt omgezet in natuur (waarvoor geen werknormen zijn vastgesteld en dus ook geen schadebedrag is gedefinieerd), relevant. Hierdoor daalt de overstromingsschade. Dit omzetten van grasland in EHS-gebied maakt echter
18
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
onderdeel uit van de autonome ontwikkeling, met als gevolg dat het effect van een dergelijke functieverandering als zodanig niet onderscheidend is tussen het projecten nulalternatief.
...................... Tabel 3.2 Berekend areaal inunderend gebied per grondgebruiktype in 2015 (in hectares)
Type grondgebruik
Nulalternatief
Projectalternatief
Verschil
...................................................... Grasland
1.720
1.620
-100
870
740
-130
Hoogwaardige land- en tuinbouw
6
20
14
Glastuinbouw
0
0
0
230
0
-230
Totaal
2.800
2.370
-430
Areaal overstromende natuur
5.110
5.670
560
Akkerbouw
Bebouwd gebied
Op basis van het hiervoor geschetste beeld, kunnen de veiligheidsbaten vervolgens worden uitgedrukt in termen van vermeden overstromingsschade. Dit gebeurt door zowel in het nulalternatief als het projectalternatief het areaal dat gemiddeld in een jaar inundeert (zoals vastgesteld met behulp van het modelinstrumentarium AlterAqua/ SIMGRO en het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN)) te vermenigvuldigen met de verwachte gevolgschade per hectare (waarvoor is uitgegaan van in het kader van de HoWaBo-studie3 berekende gemiddelde maximale schadebedragen bij overstroming). Daaruit volgt dat het risico van wateroverlast daalt van ca. € 4 miljoen jaarlijks in het nulalternatief tot ca. € 1,5 miljoen in het projectalternatief. Discontering van deze jaarlijkse baat bij een discontovoet van 4% voor de periode t/m 2050 geeft een contante waarde van grofweg € 40 miljoen.
Kosten Het op orde brengen van het watersysteem vergt in de periode 2004-2015 een totale investering van bijna € 20 miljoen. Van dit bedrag kan circa € 9 miljoen toegerekend worden aan de 11 extra voorkeurslocaties voor waterberging. Verondersteld dat de uitvoering gelijkmatig plaatsvindt gedurende de genoemde periode, bedraagt de contante waarde van deze investering € 7 miljoen. Dit bedrag is overigens exclusief kosten voor beheer en onderhoud, die uitgaande van een bedrag van 3,5% per jaar van het investeringsbedrag becijferd worden op € 4,8 miljoen.
3.4 Conclusies Met de aanleg van gestuurde overstromingsgebieden worden de overstromingen in het beheersgebied van het waterschap De Dommel herverdeeld en beheersbaar gemaakt. Het water wordt weggenomen waar dit tot onacceptabele overlast en schade leidt en wordt neergelegd op plekken waar dit tot weinig (aanvullende) schade leidt. Zo zijn bijvoorbeeld bovenstrooms van Eindhoven gestuurde overstromingsgebieden in het landelijk gebied aangewezen om de overstromingsfrequentie in Eindhoven te verminderen. De verwachte overstromingsschade wordt hiermee teruggebracht van circa € 4 miljoen tot € 1,5 miljoen per jaar, ofwel een besparing van € 2,5 miljoen op jaarbasis.
19
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Ook na aanleg van deze gebieden blijven overigens overstromingen plaatsvinden en zal niet op alle plaatsen voldaan worden aan NBWwerknormen. Overstroming blijft een onlosmakelijk deel uitmaken van de werking van het watersysteem in het beheersgebied. Ofschoon de inzet van gestuurde overstromingsgebieden verder kan worden geoptimaliseerd, is de conclusie dat de waterstand in het beekdal alleen integraal verlaagd kan worden door aanleg van zeer grote bergingsvolumes bovenstrooms. Dit lijkt vooralsnog niet realistisch.
20
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
4 Verbreden van de sloten: case Hollands Noorderkwartier ..................................................................................
4.1 Beschrijving van de case Introductie Mede naar aanleiding van de wateroverlast in de jaren negentig, de verwachte klimaatsverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging is in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het bewustzijn versterkt dat ook polder- en boezemsystemen kunnen falen en wateroverlast kunnen veroorzaken. Tegen deze achtergrond en rekening houdend met de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw is voor het hele gebied een studie uitgevoerd naar de huidige en gewenste bescherming tegen wateroverlast - Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier (BWN-studie). Centraal in deze studie stond de vraag: hoe goed zijn de polders en afwateringsgebieden in het gebied Hollands Noorderkwartier beschermd tegen wateroverlast en hoe goed zouden ze moeten worden beschermd tegen wateroverlast? In het kader van de BWN-studie zijn zowel voor het polder- als het boezemsysteem maatregelenpakketten vastgesteld voor het bereiken van het gewenste beschermingsniveau. In deze case ligt de focus op de baten van de in deze studie benodigde maatregelen voor het poldersysteem. Uitgangspunt daarbij is dat problemen in de polder ook in de polder worden opgelost. Typering van de opgave Voor de huidige situatie is op basis van modelsimulaties berekend dat gemiddeld 1:10 jaar ongeveer 5.000 hectare poldergebied voor kortere of langere tijd onder water staat (en ca. 11.300 ha, 1:100 jaar). Door de verwachte stijging van de waterstand als gevolg van een intensiever neerslagpatroon (uitgegaan is van de verwachte 10% toename van de neerslagintensiteit in 2050 in het WB21 middenscenario voor klimaatverandering) neemt dit areaal in 2050 toe tot ca. 6.700 hectare (respectievelijk 12.500 ha). Getoetst aan de werknormen voor inundatie zoals opgenomen in het NBW voldoet in de huidige situatie 12,3% van het gebied Hollands Noorderkwartier niet aan de NBWwerknormen, oplopend tot 17,4% in 2050. Toetsingskader polders Het gebied Hollands Noorderkwartier bestaat uit 218 bemalingsgebieden, die op hun beurt kunnen worden onderverdeeld in 1.770 peilvakken. Voor al deze peilvakken is de frequentie vastgesteld waarmee de waterstand als gevolg van hevige neerslag in het betreffende vak boven een toelaatbaar maximum stijgt en overlast en schade ontstaat. Vervolgens is getoetst in hoeverre de berekende herhalingstijd per peilvak de in het NBW opgestelde maximum toelaatbare (naar grondgebruik gedifferentieerde) kansen overschrijdt. Op deze manier is vastgesteld dat in 2050 naar verwachting 221 van de 1.770 peilvakken niet zullen voldoen aan de NBW-inundatienormen.
21
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Onderstaande figuur visualiseert het toetsingsproces. De opgaande blauwe lijn geeft daarbij het systeemgedrag weer: de frequentie waarmee bepaalde waterstanden in het peilvak worden waargenomen. De stippen geven de werknormen weer, waarbij de locatie van de stip bepaald wordt door een toetshoogte per type grondgebruik (zelf weer afhankelijk van het maaiveldcriterium) en een herhalingstijd. In dit voorbeeld liggen alle stippen boven de lijn: het peilvak voldoet aan de normering.
...................... Figuur 4.1 Toetsingskader systeemgedrag polders
Projectalternatief Om het poldersysteem in 2015 op orde te hebben en vervolgens te houden, heeft het hoogheemraadschap voor elke polder in het gebied een pakket met verbeteringsmaatregelen opgesteld. Hierbij is de volgorde vasthouden-bergen-afvoeren als richtlijn aangehouden. Dit betekent dat in eerste instantie gezocht is naar manieren om overtollig water zoveel mogelijk (bovenstrooms) vast te houden Hiertoe zijn bestaande stuwen aangepast of geautomatiseerd als ‘slimme’ stuwen (zie kader). Vervolgens is de waterberging op de meest effectieve locaties uitgebreid. Tenslotte is de afvoercapaciteit uitgebreid door de gemaalcapaciteit te vergroten of stuwverbreding toe te passen. Hiermee wordt voorkomen dat er door de maatregelen benedenstrooms nieuwe knelpunten ontstaan. Slimme stuwen De zogenaamde slimme stuwen zijn een aantal in serie geschakelde geautomatiseerde en met elkaar communicerende peilregelende stuwen, die samen de waterstand op een slimme manier bijstellen. Dit doen zij door zelf te berekenen hoeveel ruimte er nog in het boven- en benedenstrooms peilvak is om water vast te houden. Op deze manier zorgen zij ervoor dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de bergingscapaciteit van het watersysteem. Een bovenstrooms gelegen stuw voert bijvoorbeeld geen water af naar een lager peilvak als er bovenstrooms nog ruimte is of als dat benedenstrooms tot problemen zou leiden, en vice versa.
Om het gebied als totaal aan de normen te laten voldoen, worden in het projectalternatief de volgende maatregelen getroffen: • plaatsen van ruim 250 slimme stuwen; • realiseren van 16% meer (ca. 1.800 hectare) open water (zie kaart); • vergroten poldergemaalcapaciteit met 4% (ca. 990 m3/min); • verbreden van 161 stuwen.
22
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
...................... Kaart 4.1 Extra open water beheersgebied Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Nulalternatief Om de baten van de hiervoor geschetste maatregelen in het juiste perspectief te plaatsen, is het van belang te weten hoe de toekomst er zonder het project uit zou zien, de 0-situatie. In deze case betreft het nulalternatief de in de BWN-studie beschreven situatie in 2050 zonder maatregelen. Hiervoor is gekozen omdat het niet zeker is welke maatregelen sowieso waren getroffen (en in welke mate) en welke zeker niet. Vooral voor de technische maatregelen (stuwen, gemalen) is niet uit te sluiten dat ook autonoom verbeteringen waren doorgevoerd. Tot op welke hoogte is echter niet bekend. Om pragmatische redenen is daarom aangenomen dat het totale pakket van maatregelen zoals beschreven in het projectalternatief extra is ten opzichte van de 0-situatie. Voor zover het de realisatie van extra open water betreft, is dit ook zeker het geval. Dit betekent evenwel dat de later in deze beschrijving aan WB21 toegekende veiligheidsbaten te hoog zijn ingeschat, doordat een deel van deze schade ook autonoom voorkomen zou zijn.
4.2 Beschrijving van de te verwachten baten Vermeden schade Met de uitvoering van het hierboven beschreven maatregelenpakket voldoet vrijwel het gehele gebied aan de gestelde werknormen. Direct gevolg hiervan is dat de wateroverlast problematiek in het gebied in vergelijking met het nulalternatief een stuk minder omvangrijk wordt. Niet alleen komt het water minder frequent op het maaiveld te staan (inundatie), maar ook de grondwateroverlast (beperkte afwatering
23
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
door verhoogde waterstanden) neemt af. Per saldo genereert dit positieve baten voor het gebied in termen van jaarlijks vermeden schade door wateroverlast. Meekoppelkansen overige beleidsvelden Ofschoon de maatregelen in het projectalternatief primair tot doel hebben om de wateroverlast in het gebied aan te pakken en beheersbaar te maken, kan implementatie van de maatregelen – lees het graven van extra open water – bijdragen aan het realiseren van doelstellingen in andere beleidsvelden. Hierbij kan gedacht worden aan: • bijdrage aan waterkwaliteitsdoelstellingen Kaderrichtlijn Water (zie kader); • het creëren van kansen voor droogtebestrijding/ aanpak watertekort; • bijdrage aan realisatie EHS arealen; • ondersteunen van doelstellingen op het gebied van behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden; • het creëren van kansen voor interessante (waterrijke) woonmilieus; • het realiseren van kansen voor versterking van het recreatief/ toeristisch karakter. De vraag of deze kansen ook daadwerkelijk verzilverd worden, kan in dit stadium niet eenduidig worden beantwoord. Dit is onder meer afhankelijk van de samenwerkingsbereidheid en specifieke wensen en voorkeuren van partners in het gebied. Het meest concreet is de bijdrage van het project aan de KRW-doelstellingen, doordat op die plaatsen waar het systeem op orde wordt gebracht ook meteen een verbetering van de waterkwaliteit wordt nagestreefd (zie kader). Dit betekent overigens nog niet dat daarmee de opgave vanuit de KRW volledig wordt ingevuld. Bijdrage aan waterkwaliteitsdoelstellingen KRW Maatregelen gericht op voorkomen van wateroverlast beïnvloeden ook de waterkwaliteit. Zo draagt het realiseren van extra open water door middel van het aanleggen van natuurvriendelijke oevers tevens bij aan de soortenrijkdom in flora en fauna en krijgt het gebied een functie als ecologische verbindingszone. Tegelijkertijd leidt dit tot mogelijk herstel/ verbetering van de waterkwaliteit, voornamelijk wanneer de bedoelde oevers begroeid zijn met helofyten, zodat natuurlijke waterzuivering optreedt voor bijvoorbeeld nutriënten. Randvoorwaarde daarbij is dat deze kansen voor verbetering alleen kunnen worden benut als tegelijkertijd het beheer en onderhoud daarop worden afgestemd. In het ‘Raamplan bescherming tegen wateroverlast’ (waarin de in de BWN-studie geïnventariseerde wateropgave nader wordt uitgewerkt) is grofweg een inschatting gemaakt van de mate waarin de biodiversiteit wordt verrijkt door het graven van extra open water. Van de 69 polders met extra open water die op deze manier beschouwd zijn, wordt in een ongeveer een kwart van de gevallen verwacht dat een verbetering van de biodiversiteit optreedt.
24
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
4.3 Raming van de te verwachten baten Gegeven bovenstaande zijn in dit stadium alleen de vermeden jaarlijkse schade en de kosten van de maatregelen kwantitatief goed in beeld te brengen. Baten Door de maatregelen daalt de jaarlijks te verwachten schade van € 9,6 miljoen (situatie 2050 in het nulalternatief) tot € 4,0 miljoen per jaar. Daarmee wordt in het projectalternatief gemiddeld jaarlijks voor een bedrag van € 5,6 miljoen aan schade vermeden, waarvan ongeveer de helft toe te schrijven is aan een verminderde kans op inundatie van de polders en de andere helft aan een beperking van de grondwateroverlast4. De gerealiseerde ‘besparing’ treedt vooral op door de gerealiseerde beperking van de wateroverlast in de kapitaalintensieve gebieden (verstedelijkte gebieden en gebieden met hoogwaardige landbouw). Ongeveer 90% van de ‘winst’ wordt hier bereikt (zie figuur). De contante waarde van het verschil in risico met en zonder maatregelen bedraagt, wanneer de baten gelijke tred houden met de uitvoering van de maatregelen, € 90 miljoen. ...................... Kaart 4.2 Vermeden jaarlijkse schade in peilvlakken
25
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Kosten Om het gebied Hollands Noorderkwartier de komende 50 jaar aan de gestelde normen te laten voldoen, is een bedrag nodig van € 388 miljoen. Dit bedrag betreft de contante waarde van de eenmalige kosten voor de aanleg van het extra open water of investeringen in technische maatregelen en van de terugkerende kosten voor beheer en onderhoud van de ‘werken’ wanneer realisatie van de maatregelen wordt uitgesmeerd over 15 jaar. Van dit totaalbedrag is ca. 85% toe te rekenen aan het aanleggen van nieuw open water.
4.4 Conclusies In het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is uitvoerig gekeken naar het huidige en toekomstige risico van wateroverlast. Uit de uitgevoerde analyses blijkt dat het gebied zonder extra maatregelen niet voldoet aan werknormen die in het NBW zijn vast(gesteld). Naar aanleiding van deze conclusie is op iteratieve wijze een pakket van maatregelen voor het poldersysteem geformuleerd om het watersysteem in 2015 op orde te hebben en vervolgens te houden. Hierdoor kan het risico (in termen van vermeden schade) worden teruggebracht van ca. € 9,6 miljoen per jaar naar € 4,0 miljoen euro. Het op alle plaatsen in het gebied voldoen aan de normen, vraagt om een forse financiële inspanning. De totale kosten van het hiervoor benodigde pakket van maatregelen worden becijferd op € 388 miljoen euro. Zoals uit voorgaande afgeleid staat hier echter een relatief bescheiden bedrag aan baten tegenover (€ 90 miljoen). Rekening houdend met kosteneffectiviteit van maatregelen (soms genereren extra maatregelen maar beperkt extra baten), wordt daarom voor het gebied een meer passend pakket opgesteld. Verwacht wordt dat bij een omvang van het maatregelenpakket van ca. € 100 miljoen een verantwoord evenwicht wordt verkregen tussen de kosten en baten van de maatregelen (de contante waarde van de baten bedraagt in dit geval € 72 miljoen). Hoewel dit betekent dat daarmee een (iets) groter deel van het gebied niet voldoet aan de werknormen, is dit vanuit kosten-baten oogpunt wel verdedigbaar. Naast het reduceren van wateroverlast zijn er vanuit de maatregelen mogelijk ook koppelingen te maken met andere doelen en thema’s. Zo kan een bergingsgebied bijvoorbeeld prima dienst doen als recreatiegebied en naast die dagen waarop berging plaatsvindt een recreatieve functie hebben. Daarnaast kan het mogelijk zijn de waterbergingsopgave te combineren met de realisatie van ecologische structuren. Daarbij dienen begrenzingen van natuurgebieden en het aanwijzen van ecologische structuren meer ten dienste te worden gesteld aan de locatiegebonden wateropgaven, zodat beiden kunnen samenvallen. Andere baten liggen mogelijk op het gebied van landschappelijke versterking, cultuurhistorische versterking en verbetering van de agrarische structuur in een gebied (doordat een bergingsproject gepaard kan gaan met een vrijwillige kavelruil).
26
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
Daarnaast is het denkbaar om in bepaalde situaties (bijvoorbeeld bij nieuwbouw) waterberging te combineren met een woonfunctie. De waarde van het vastgoed in het betreffende gebied zal hierdoor per saldo kunnen toenemen. Of dergelijke baten ook daadwerkelijk optreden, is vooralsnog echter niet met zekerheid te zeggen.
27
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
28
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
5 Stedelijk waterbeheer: case Delft ..................................................................................
5.1 Beschrijving van de case Introductie Om de integrale wateropgave in Delft en Delfland te realiseren werkt het Hoogheemraadschap van Delfland samen met de gemeente Delft. Het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Delft werken het stedelijk waterbeheer uit in 4 sporen: 1. Uitvoeringsplan op basis van de Watersysteemanalyse (Delftse Polders 2004-2010). 2. Uitvoeringsplan op basis van de Waterstructuurvisie. 3. Waterplan voor de Binnenstad Delft (2008 gereed): doel peilstijging 20 cm. 4. Grondwaterplan. De voorliggende case richt zich op de baten van de waterkwanti teitsmaatregelen van de twee eerst genoemde uitvoeringsplannen (op basis van de Watersysteemanalyse en de Waterstructuurvisie). In het uitvoeringsprogramma Delftse polders 2004-2010 zijn hierbij die maatregelen opgenomen waarvan de realisatie door de gemeente en Delfland snel ter hand kunnen worden genomen. De Waterstructuurvisie (een vervolg op het uitvoeringsprogramma Delftse polders) bevat de maatregelen die pas op langere termijn kunnen worden gerealiseerd. Het Waterplan voor de Binnenstad Delft is in 2008 al gereed en zou ook zonder het WB21-beleid uitgevoerd worden. Ditzelfde kan gezegd worden over het Grondwaterplan. Typering van de opgave Ten behoeve van de watersysteemanalyse is Delft in totaal in zeven gebieden verdeeld (zie figuur). Boezemwater vormt daarbij steeds de scheiding tussen de diverse poldersystemen. Naar de huidige inzichten kan niet in alle polders in het bebouwde gebied van Delft aan de normen voor waterberging worden voldaan, waardoor in situaties met hevige neerslag het systeem faalt en op specifieke locaties wateroverlast optreedt. Door onder meer watergangen te verbinden, treedt een verbetering van de waterstructuur op en wordt extra bergingscapaciteit gerealiseerd. Projectalternatief De uitvoering van de zogenaamde ABC-poldermaatregelen5 gericht op het voorkomen van wateroverlast van het watersysteem in de Delftse polders conform de WB21-beleidsuitgangspunten, verloopt in twee fasen. De 1e fase maatregelen houden daarbij specifiek verband met het oplossen van het historisch bergingstekort, verbetering van de kunstwerken en uitbreiding van de gemaalcapaciteit. Omdat het hier min of meer een inhaalslag betreft, zijn de maatregelen van de eerste fase opgenomen in het nulalternatief. De 2e fase maatregelen bepalen
29
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
...................... Figuur 5.1 Verdeling van de 7 gebieden in Delft
het projectalternatief. Totaal wordt daarbij bijna 90.000 m2 extra open water gerealiseerd. Met uitvoering van deze maatregelen wordt een beschermingsniveau tegen wateroverlast van 1 maal per 100 jaar bereikt. Voor beide fasen is een kostenraming opgesteld. De eenmalige kosten van de maatregelen in het projectalternatief zijn geraamd op circa € 4,4 miljoen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met periodiek terugkerende kosten voor klein en groot onderhoud (gemiddeld ca. € 44.000 per jaar). Nulalternatief In het nulalternatief zijn de maatregelen opgenomen die niet specifiek gericht zijn op waterberging, zoals maatregelen ten behoeve van waterkwaliteit, riolering en natuurvriendelijke oevers. Zoals eerder vermeld, zijn ook het Waterplan voor de Binnenstad Delft en het Grondwaterplan onderdeel van het nulalternatief. Daarnaast zijn ook de hiervoor genoemde 1e fase ABC-poldermaatregelen aan het nulalternatief toegerekend. Verwacht wordt dat in het nulaternatief (delen van) het gebied 1:10 jaar in meer of mindere mate te maken krijgt met wateroverlast.
5.2 Beschrijving van de te verwachten baten Vermeden schade Ingeschat wordt dat als gevolg van de uitvoering van de maatregelen in het projectalternatief de overstromingskans wordt gereduceerd van 1:10 naar 1:100 jaar. De kans op wateroverlast (en als gevolg hiervan
30
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
de schade aan woningen, infrastructuur, e.d.) neemt derhalve ten opzichte van de autonome situatie met een factor 10 af. Onderstaande kader geeft inzicht in de te verwachten gevolgen per polder indien de maatregelen van het projectalternatief niet ten uitvoer gebracht zouden worden. Het gaat hierbij overigens om een indicatie, gebaseerd op expert judgement. Er zijn geen modelberekeningen uitgevoerd waarop kan worden teruggevallen, hetgeen het resultaat tot op zekere hoogte onzeker maakt. Gevolgen van wateroverlast per polder in het nulalternatief • Hoge Abtswoudsepolder: In de Hoge Abtswoudsepolder treedt in 3 gebieden met een omvang van in totaal 6,2 hectare in meer of mindere mate wateroverlast op. In die gebieden liggen globaal 700 woningen en een deelvestiging van het ziekenhuis. De duur van de wateroverlast is 6 tot 8 dagen. • Delft-West (Voordijkshoornsepolder: In deze polder krijgt een gebied met een omvang van 2000 m2 voor een duur van ca. 7 dagen te maken met wateroverlast. In dat gebied zijn globaal 8 woningen gelegen. • Vrijenban: Een gebied met een omvang van 6,5 ha krijgt te maken met wateroverlast. In het gebied dat onder water komt te staan liggen ca. 300 woningen. De duur van de overlast is 5 dagen. • Wippolder: Een gebied van ca. 0,15 ha zal naar verwachting wateroverlast ondervinden. In dit gebied staan ca. 20 woningen. De duur van de overlast is 5 dagen.
Reistijdbaten Als een overstroming plaats vindt, is er sprake van indirecte schade voor het verkeer door het onderlopen van de Provinciale weg in de Hoge Abtwoudsepolder en de op- en afrit van de A13 in poldergebied Vrijenban. Deze waterschade treedt in het projectalternatief op met een kans van 1:100 jaar, fors minder dan de 1:10 jaar in het nulalternatief. Het projectalternatief genereert daarmee een positieve baat, omdat er minder (veelvuldig) reistijdverliezen optreden. Het verkeer hoeft in het projectalternatief immers naar verwachting minder vaak een omweg te maken, omdat er delen van de weg onder water staan. Overige baten? De beoogde waterbergingslocaties zijn zeer bescheiden van omvang. Ofschoon niet uitgesloten, ligt natuur- en/of recreatieontwikkeling daar ter plekke dan ook niet voor de hand en zijn in deze richting dan ook niet direct baten te verwachten. Naast schade aan woningen en infrastructurele knelpunten, liggen in de gebieden die dreigen te overstromen tevens een deelvestiging van een ziekenhuis (met 400 bedden) en een zorginstelling (met 900 patiënten). Naast herstelschade aan deze gebouwen, dient in dit geval rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat deze instellingen gehinderd worden in hun bedrijfsvoering, het verstrekken van zorg ter plaatse zelfs (tijdelijk) niet langer mogelijk is en wellicht overgegaan dient te worden tot evacuatie. Of en zo ja, de wateroverlast zodanig zal zijn dat de genoemde functies hiervan ook daadwerkelijk hinder van ondervinden, is op dit moment onduidelijk.
31
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
5.3 Raming van de te verwachten baten Baten Aangezien er nog geen eerdere batenanalyse heeft plaats gevonden, ontbreken modelberekeningen, wat het eindresultaat een grote mate van onzekerheid geeft. • Vermeden schade: De schade door inundatie wordt op basis van het aantal woningen waarvoor ingeschat wordt dat wateroverlast optreedt (zie paragraaf 5.2) en een gemiddeld schadebedrag per woning (inboedel- en opstalschade) grofweg ingeschat op € 4,7 miljoen6. Er mee rekening houdend dat in het projectalternatief de kans op overstroming van deze woningen ten opzichte van het 0-situatie een factor 10 daalt, wordt de jaarlijks vermeden schade bepaald op € 0,4 miljoen (hetgeen contant gemaakt uitkomt op ca. € 6,4 miljoen). Daarbij wordt overigens opgemerkt dat in de ramingen van de vermeden schade is uitgegaan van een constante schadefactor. Indien de WB21-maatregelen ertoe bijdragen dat extreme situaties minder extreem worden, zal deze factor echter dalen en de vermeden schade derhalve groter zijn. • Reistijdbaten: Zoals hiervoor beschreven treden naar verwachting reistijdbaten op in het projectalternatief, doordat belangrijke verkeersslagaders in het gebied minder veelvuldig doorsneden worden. Om de omvang van deze baat te schatten is uitgegaan van gegevens over de huidige gemiddelde intensiteit van het wegverkeer op de A13 en Provinciale weg7. Op basis van een indicatieve schatting van het aantal kilometers dat weggebruikers om zullen moeten rijden om in geval van wateroverlast hun bestemming te bereiken, is vervolgens het hiermee gepaard gaande (vermeden) reistijdverlies in het projectalternatief ingeschat8. Deze bedraagt naar schatting € 1,2 miljoen (contante waarde). Kosten De verdisconteerde kosten van de 2e fase maatregelen worden geraamd op ca. € 4,6 miljoen. Aangenomen daarbij is dat de investeringen (€ 4,4 miljoen) worden uitgesmeerd over een periode van zeven jaar en dat de onderhoudskosten (€ 44.000 per jaar) zich cumulatief opbouwen naar rato van de uitvoering van de maatregelen.
5.4 Conclusies In de case is gekeken naar nut en noodzaak van het realiseren van extra waterberging in de Delftse polders. Daarbij is gebleken dat de 2e fase maatregelen noodzakelijk zijn om een beschermingsniveau van 1:100 jaar te behalen. Tegen de kosten die nodig zijn om het watersysteem te verbeteren, staan ook baten, waarvan – voor zover in dit stadium waardeerbaar – de belangrijkste in de vorm van vermeden schade aan opstallen in het gebied en reistijdbaten (vermeden reistijd verliezen).
32
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
De Waterstructuurvisie laat zien hoe het watersysteem van Delft op de middellange en lange termijn gaat functioneren. Het uitvoerings programma kent een vrij lange uitvoeringstermijn, doordat de meeste maatregelen pas kunnen worden genomen op het moment dat herstructurering in bestaand gebied plaatsvindt. Externe factoren bepalen derhalve mede het tempo van uitvoering. Hoewel de maatregelen van het projectalternatief specifiek gericht zijn op waterberging, voorziet de Waterstructuurvisie niet uitsluitend in waterbergingsmaatregelen. In die zin is in Delft sprake van een integrale aanpak. Zo wordt bij de uitvoering van de maatregelen ook een betere waterkwaliteit nagestreefd conform de ambities van het Waterplan en anticiperend op de Kaderrichtlijn Water en de nieuwe Zwemwaterrichtlijn.
33
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
34
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
6 Overall conclusies ..................................................................................
In deze studie is aan de hand van een aantal cases gekeken naar de baten van maatregelen die in het kader van WB21 worden uitgevoerd. Inzicht in de baten is nodig om WB21 maatregelen in het juiste perspectief te kunnen plaatsen en tot een afgewogen besluitvorming te komen. Tot op heden is de aandacht vooral uitgegaan naar de kosten van WB21. De cases zijn zo gekozen dat ze min of meer representatief zijn voor het type maatregelen dat in het kader van WB21 wordt genomen. Bovendien is bij de selectie van de cases rekening gehouden met verschillen in lokale en regionale omstandigheden. Op basis van de uitgevoerde analyse kunnen de volgende conclusies worden getrokken: 1) Baten WB21 maatregelen komen tot uitdrukking in vermeden schade De maatregelen die in het kader van WB21 worden genomen hebben in de eerste plaats tot doel om de wateroverlast in de nabije toekomst te verminderen en zonodig te voorkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de baten die voor de verschillende cases geïdentificeerd zijn vooral voorvloeien uit een verhoogde veiligheid tegen wateroverlast. Voor de betreffende waterbeheerders is deze doelstelling ook het belangrijkste vertrekpunt voor het nemen van maatregelen. De maatschappelijke baat van een hoger beschermingsniveau tegen overstroming kan zichtbaar worden gemaakt via de jaarlijks vermeden schade, welke binnen de verschillende cases gemonetariseerd is aan de hand van kengetallen. Geconstateerd wordt dat de bedragen die in de cases voor de schade per hectare zijn gehanteerd niet altijd eenduidig zijn, hetgeen de onderlinge vergelijkbaarheid bemoeilijkt. 2) Afweging vermeden schade en kosten van maatregelen De uitgevoerde analyse laat zien dat in enkele cases alleen al de omvang van de vermeden schade voldoende rechtvaardiging geeft om maatregelen te treffen. Door te investeren in WB21- maatregelen wordt de veiligheid (ten opzichte van het nulalternatief) vergroot en wordt materiële schade voorkomen. In andere situaties wegen de baten van maatregelen die bescherming bieden tegen wateroverlast echter niet op tegen de kosten van bescherming. In dat geval is uitvoering van de maatregelen vanuit het perspectief van veiligheid alleen maatschappelijk gezien niet efficiënt en ontbreekt de rechtvaardiging om extra maatregelen te treffen. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat in de ramingen van de vermeden schade is uitgegaan van een constante schadefactor. Indien de WB21-maatregelen ertoe bijdragen dat extreme situaties minder extreem worden, zal deze factor echter dalen en de vermeden schade derhalve groter zijn.
35
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
3) WB21 maatregelen in relatie tot de normen Uit de cases blijkt dat uitvoering van de voorgestelde maatregelen pakketten niet altijd voldoende is om de WB21-werknormen te realiseren. Een belangrijke reden hiervoor is dat het niet altijd technisch haalbaar is om (met maatregelen in het gebied alleen) op alle plaatsen te voldoen aan de gestelde normen. Belangrijker is echter de constatering dat het uit kosten-baten oogpunt niet optimaal is om op alle plaatsen te voldoen aan de werknormen. Dit geldt op plekken waar tegenover de meerkosten van extra maatregelen slechts geringe meerbaten zijn op te voeren (zie ook punt 2). Maatschappelijk gezien zou een gedifferentieerde (gebiedsafhankelijke) normstelling derhalve de voorkeur hebben. 4) Kansen voor natuurontwikkeling en recreatie Met de realisatie van WB21 maatregelen kunnen kansen ontstaan om versneld natuur te realiseren en/of de recreatie in het gebied te stimuleren. In een KBA kan hiermee rekening worden gehouden door de met het maatregelenpakket samenhangende additionele natuur- en recreatiebaten in beeld te brengen. Indien binnen bestaande plannen eveneens is voorzien in natuurontwikkeling en versterking van recreatieve functies, kan sprake zijn van besparingen op voorgenomen investeringen. In dat geval dragen WB21-investeringen immers ook bij aan het realiseren van andere beleidsdoelen. De mate waarin dergelijk baten optreden zijn sterk afhankelijk van de lokale omstandigheden en mogelijkheden. In (sterk) verstedelijkte gebieden zijn dergelijke kansen bijvoorbeeld geringer vanwege het veelal ontbreken van afdoende fysieke ruimte (zie ook case Stedelijk waterbeheer Delft). In andere situaties zijn de kansen veel groter. 5) Koppeling WB21 met andere beleidsdoelen ontbreekt veelal WB21-maatregelen kunnen eveneens bijdragen aan het realiseren van andere beleidsdoelstellingen. Zo kan in het ontwerp van de maatregelen rekening worden gehouden met de waterkwaliteitsdoelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water, kansen voor droogtebestrijding/ aanpak watertekort worden gecreeërd, een bijdrage worden geleverd aan de realisatie van EHS arealen of doelstellingen worden ondersteund op het gebied van behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Bij de invulling van de WB21-maatregelen worden dergelijke kansen weliswaar erkend, maar wordt daaraan nauwelijks of geen verdere invulling gegeven. Mogelijke, hiermee corresponderende baten blijven derhalve voor een belangrijk deel buiten beeld. Wel is getracht per case indien van toepassing dit soort baten kwalitatief aan te geven. 6) Meer nadruk op synergie verhoogt maatschappelijk rendement Het ontbreken van directe dwarsverbanden met andere beleids doelstellingen (KRW of EHS) wordt ook benadrukt in de Audit WB21 die onlangs door het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) is uitgevoerd. Meer expliciete aandacht voor synergie met aanpalend beleid bij het opstellen en uitvoeren van waterplannen kan tot
36
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
toename van het maatschappelijke rendement leiden. Uit de workshops die met de waterbeheerders gehouden zijn, blijkt dat het mede realiseren van de doelstellingen op deze beleidsvelden niet noodzakelijkerwijs leidt tot een (evenredige) stijging van de kosten. Dit pleit ervoor de maatregelen zodanig te ontwerpen en investeringscycli op elkaar af te stemmen dat meer (expliciet dan nu) synergiemogelijkheden worden benut. Zo zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden in hoeverre realisatie van extra water berging mogelijk is door aanleg van natuurvriendelijke oevers, zodat naast minder overlast tegelijkertijd ook herstel/ verbetering van de waterkwaliteit mogelijk is. Daarnaast zou door berging van het water op de betreffende locaties in de zomermaanden een bijdrage geleverd kunnen worden aan droogtebestrijding. Tenslotte kan het mogelijk zijn de waterbergingsopgave te combineren met de realisatie van ecologische structuren. Daarbij dienen begrenzingen van natuurgebieden en het aanwijzen van ecologische structuren meer ten dienste te worden gesteld aan de locatiegebonden wateropgaven, zodat beiden kunnen samenvallen. 7) WB21 projecten hebben ook effect op hoger schaalniveau Bij de invulling en onderbouwing van WB21-maatregelen is in deze studie alleen gekeken naar de effecten binnen de regionale watersystemen zelf. De relatief beperkte ingrepen van afzonderlijke maatregelen op regionaal niveau zullen tezamen ook effecten hebben op hogere schaalniveaus. Deze baten zijn in deze studie niet meegenomen. Omdat het nemen van maatregelen op lokaal niveau echter ook effect zal sorteren op bovenregionaal niveau, is sprake van een onderschatting van de uiteindelijke baten. De case Brabantse Delta laat echter zien dat deze effecten niet altijd groot hoeven te zijn.
Samenvattend overzicht baten WB21 (NCW, x miljoen euro)
Brabantse
De Dommel
Delta
Hollands
Stedelijk
Noorder-kwartier waterbeheer Delft
.............................................................................. Effecten Economie Afname risico op directe materiële schade Afname risico op indirecte schade wegverkeer
€ 0 - € 0,01
€ 39,8
€ 90,0
€ 6,4
-
-
-
€ 1,2
Kwaliteit leefomgeving Meekoppelkansen ontwikkeling natuur, recreatie, e.d.
beperkt
in potentie groot
in potentie groot
beperkt
Bijdrage aan overige beleidsdoelen
beperkt
in potentie groot
in potentie groot
beperkt
€ 0 - € 0,01
€ 39,8
€ 90,0
€ 7,6
Totaal baten
+ PM
+ PM
+ PM
+ PM
Totaal kosten
€ 1,5
€ 11,6
€ 388,0
€ 4,6
37
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
7 Eindnoten
1
Deze ontwikkeling was eigenlijk voorzien voor 2006, maar de verplaatsing van de
Milieustraat is vertraagd. 2
De hier opgenomen bovengrens volgt uit nader uitgevoerde analyse in de vorm
van een vingeroefening, waarbij de schadereductie binnen de singel in Breda bij benadering is geraamd voor een 1:1000 (eens per 1000 jaar) gebeurtenis (i.p.v. 1:100 gebeurtenis). De kans op een dergelijke schade wordt door het realiseren van berging Boontuinen maar heel beperkt gereduceerd. De contante waarde van de reductie van de overstromingschade ligt dan maximaal in de orde grootte van €10.000, maar zal naar verwachting in werkelijkheid aanzienlijk lager zijn. 3
Integraal Plan Hoogwaterbescherming ’s-Hertogenbosch en omgeving, Arcadis
(2004). Deze studie gaat uit van de volgende maximale schadebedragen bij overstroming: Grasland: € 1000/ha, Akkerbouw: € 4.000/ha, Hoogwaardige land- en tuinbouw: € 20.000/ha, Glastuinbouw: € 250.000/ha, Stedelijk gebied: € 2.500.000/ha. 4
Om de verandering in de verwachte schade te bepalen is door het
Hoogheemraadschap het risico van wateroverlast voordat en nadat maatregelen worden genomen, bepaald. Risico is hierbij gedefinieerd als kans maal gevolg. Het kansdeel van overlast door extreme waterstanden is een oplopende kans van geringe naar extreme waterstanden, de (gevolg)schade per waterstand een functie van grondgebruik, geïnundeerd areaal en ondiepe grondwaterstanden. In de BWN-studie is daartoe gebruik gemaakt van SOBEK-RR (rainfall – runoff) modelberekeningen. Koppeling van deze gegevens aan het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en de Landelijke Grondgebruikkaart Nederland (LGN4) geeft vervolgens inzicht in het inunderend areaal per type grondgebruik per waterstand. Vermenigvuldiging van deze arealen (zonder en met maatregelen) met de aan de betreffende grondgebruikstype toegekende maximale schadebedragen levert het risico op. Voor de bedragen van grasland (€ 500/ ha), akkerbouw (€ 2.000/ha) en land- en tuinbouw (€ 15.000/ha) is daarbij gebruik gemaakt van gegevens van LEI/ CBS. Het maximale schadebedrag voor stedelijk gebied (€ 225.000/ha) is gebaseerd op de HIS schade & slachtoffermodule bij een inundatie van 30 cm. 5
Afvoer Bergings Capaciteit (ABC)
6
Uit paragraaf 5.2 volgt dat mogelijk 945 woningen te maken krijgen met
wateroverlast. Vermenigvuldiging met een gemiddeld bedrag voor schade door inundatie per woning van € 5.000 (gebaseerd op: Schade in kaart, schadeanalyse van de maasoverstromingen 1993 en 1995 in limburg, Van Nierop (1997)) levert een bedrag van € 4,7 miljoen aan potentiële gevolgschade op. 7
Gebruik is gemaakt van INWEVA-gegevens (AVV, 2006). Op basis van deze
gegevens is afgeleid dat dagelijks ca. 40.000 motorvoertuigen de betreffende op- en afrit van de A13 gebruiken, terwijl het aantal motorvoertuigen op de Provinciale weg zo’n 27.000 bedraagt. 8
Verondersteld is dat de A13-gebruikers op die dagen dat wateroverlast optreedt
gemiddeld (2x) 10 minuten moeten omrijden en Provinciale weggebruikers (2x) 5 minuten. De reistijdbaten volgen dan uit vermenigvuldiging hiervan met het aantal motorvoertuigen per dag, het (verschil in) aantal dagen waarop wateroverlast optreedt (zonder en met maatregelen), de reistijdwaardering voor woon-werkverkeer (€ 9,61/ uur, bron: AVV) en de gemiddelde bezettingsgraad (1,12 personen/ voertuig, bron: MON 2004).
38
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
39
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw
40
Baten van Waterbeheer 21ste eeuw