The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw Verslag Expertmeeting 6 maart 2013
Kunstvereniging Diepenheim
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw
Expertmeeting 6-3-2013
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw Op woensdag 6 maart 2013 vond bij Kunstvereniging Diepenheim de expertmeeting plaats van het project The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw. Op uitnodiging van curatoren Peter Sonderen en Joop Hoogeveen en intendant Michiel van der Kaaij presenteerden vijf kunstenaars(-collectieven) hun uiteenlopende ideeën voor een toekomstige tuin nabij Diepenheim, in de vorm van een reflectie op het verschijnsel tuin en een ontwerpvoorstel voor een ‘non urban garden’. Door een enthousiast panel, bestaande uit kunstenaar Sarah van Sonsbeeck en kunsthistoricus en filosoof Laura van Grinsven, werden de kunstenaars vervolgens kritisch aan de tand gevoeld over hun artistiek onderzoek. Ook voor het publiek was een rol weggelegd: het favoriete tuinontwerp kon op een formulier met de jury worden gedeeld. De middag werd geleid door moderator Allard Koers en kenmerkte zich door origineel vormgegeven projectvoorstellen, open dialoog en geanimeerde gesprekken. Aan de curatoren van The Non Urban Garden en de intendant nu de taak om te beslissen welke ontwerpen uiteindelijk worden gerealiseerd in Hof van Twente. De goed gevulde zaal met experts – variërend van kunstenaars, critici en studenten tot inwoners van Diepenheim, betrokkenen uit de provincie en tuinfanaten – werd welkom geheten door Michiel van der Kaaij, intendant van Kunstvereniging Diepenheim. Hoewel kunstenaarsduo Bik Van der Pol zich onverhoopt had teruggetrokken werd
een veelbelovend programma voor de middag geschetst, met bijdragen van Birthe Leemeijer, Jorrit Noordhuizen, Edward Clydesdale Thomson, Doris Denekamp en Jimini Hignett, en Jeroen Kooijmans. In zijn introductie lichtte Peter Sonderen, lector Theorie in de kunsten bij ArtEZ, nog even toe met welke uitnodiging deze kunstenaars aanvankelijk waren benaderd: het uitvoeren van een artistiek onderzoek met als vertrekpunt de taxonomie van de 21ste-eeuwse tuin in de niet-stedelijke context. Daarbij kregen zij de vrijheid om te kiezen voor een locatie met als startpunt Diepenheim en een eigen invulling van het begrip tuin. Het theoretisch kader van de tuin als kunstuiting, opgesteld door de curatoren en onderdeel van het projectplan van The Non Urban Garden, diende ter inspiratie en theoretisch uitgangspunt. Volgens het projectplan is The Non Urban Garden ontstaan vanuit de wens van de vereniging om als kenniscentrum te fungeren op het gebied van de relatie tussen natuur en kunst, om kunstenaars de mogelijkheid te bieden onderzoek te doen, en om een samenwerking met de bevolking aan te gaan. De geselecteerde kunstenaars verbleven dan ook allemaal een korte periode in Diepenheim. Ze verkenden het gebied, maakten kennis met bewoners, ontdekten het bestaande landschap en gingen aan de slag met vragen als: Hoe politiek is een tuin? Welke verbanden zijn er met de huidige aandacht voor ecologie en duurzaamheid? Wat zien wij in de tuin? Wat is, wat wordt, wat doet een tuin en wat kunnen we in die context met het begrip natuur? En: hoe ziet de tuin van de 21ste eeuw er uit?
Kunstvereniging Diepenheim
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw
Voorstel Birthe Leemeijer Birthe Leemeijer beet het spits af met de presentatie van haar project De onbegrensde tuinen van Diepenheim. Birthe is bovenal geïnteresseerd in de natuurlijke tuin, waarbij de tuinier vanuit persoonlijke betrokkenheid bepaalt hoe de grond en beplanting zich ontwikkelen (in tegenstelling tot de onnatuurlijke tuin, die volgens een vooropgezet plan door een willekeurige partij wordt aangelegd en onderhouden). Het gaat haar bij de natuurlijke tuin om het ontstaansproces: de dialoog tussen de tuinier en zijn land, vergelijkbaar met de dynamiek tussen de kunstenaar en haar werk. Uitgangspunt van Birthes onderzoek is dan ook de vraag: Wie onderhoudt de tuin als hij er eenmaal is? Hoe groeit de natuurlijke tuin de toekomst in? Om vorm te geven aan haar artistiek onderzoek kiest Birthe voor de tulp, een ‘migrant’ met een turbulent verleden die afkomstig is uit het oosten maar hier voornamelijk wordt geassocieerd met de tulpenvelden in het Westland – de bij uitstek onnatuurlijke tuinen. Het is juist deze bloem in haar oorspronkelijke gedaante die voor de kunstenaar het concept van de natuurlijke tuin belichaamt.
Expertmeeting 6-3-2013
Het onderzoek naar de verhouding tussen de tuinier en de tuin koppelt Birthe in haar ontwerpvoorstel daarom aan het onderzoek naar de oorsprong van de tulp. Om zich te verdiepen in het gewas las ze onder andere De Tulp van Anna Pavord, een ‘tulpenbijbel’ die de geschiedenis van de bloem al verhalend in kaart brengt. Daarnaast zocht ze contact met Wim Lemmers, kenner van de wilde tulp. Uit zijn brieven vernam Birthe dat de ontwikkeling van de oorspronkelijke tulp niet interessant is voor de handel (waarin voortdurende verkoop van gekweekte bollen voorop staat), dat in Friesland de verwilderde tulp Tulipa sylvestris groeit, en dat een Franse botanicus een wilde tulp redde toen deze door bulldozers dreigde te worden verpletterd. Door de wilde tulp naar Diepenheim te halen wil de kunstenaar een nieuw hoofdstuk toevoegen aan deze geschiedenis. Ze heeft drie Diepenheimse tuineigenaren gevonden bij wie de bloem in oorspronkelijke vorm kan worden uitgezet: een tuinliefhebster die als het ware inzoomt op elementen in de tuin, een boer in ruste voor wie de tuin de basis is van zijn bestaan, en een landgoedeigenaar voor wie de beleving van het cultureel erfgoed voorop staat. In Birthes voorstel gaan zij gezamenlijk onderzoeken hoe de wilde tulp een plek kan krijgen in het Diepenheim van de 21ste eeuw, door deze te laten groeien in de eigen tuin op de grens met, en wellicht overvloeiend in, het Twentse achterland. Hierbij is participatie van groot belang. Denk aan het gesprek tussen tuinier en bloem, de analyse van bevindingen zoals mogelijke ‘garden escapes’, ontmoetingen met geïnteresseerden en de documentatie van ervaringen in het archief bij de kunstvereniging. De nadruk ligt bij De onbegrensde tuinen van Diepenheim op datgene dat in het proces ontstaat en dat de tuinier gaandeweg overkomt, binnen de mogelijkheden van het gewas en de groene ruimte.
Kunstvereniging Diepenheim
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw
Expertmeeting 6-3-2013
Kunstvereniging Diepenheim
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw
Expertmeeting 6-3-2013
Voorstel Edward Clydesdale Thomson De Schots-Deense kunstenaar Edward Clydesdale Thomson beschouwt de tuin zowel als element van de verbeelding als een fysieke plek en een cultureel construct. Zijn (nog titelloze) voorstel gaat uit van de vraag welke idealen een rol spelen bij het toe-eigenen van land.
Voorstel Jorrit Noordhuizen De tweede spreker van deze middag, landschapsarchitect Jorrit Noordhuizen, presenteerde het meest autonome ontwerp van alle deelnemers, getiteld The metropolitan garden. In zijn projectvoorstel vertrekt Jorrit vanuit een historisch-sociologische analyse van de hedendaagse stedelijke omgeving. Deze staat voor hem symbool voor een enorme landhonger, waarin we steeds meer willen bouwen. Door groeiende urbanisatie, mobiliteit en connectiviteit is in korte tijd een continu weefsel ontstaan van verstedelijking, infrastructuur en verbindingen. De afstand tussen New York, Londen en Diepenheim is nog maar een nanoseconde in plaats van duizenden kilometers. Jorrit typeert dit uitdijende patroon als metropolitaan landschap, waarin de niet-bebouwde ruimte meegroeit. De ‘non urban’ is in feite de droesem van de landhonger in dit nieuwe netwerk op wereldschaal. Ter illustratie stelt Jorrit dat landelijk gebied in Nederland eigenlijk niet langer bestaat, maar dat het een juridisch-planologische truc is om het groen (bijvoorbeeld Het Groene Hart in de Randstad) op papier te behouden. Is ‘urban’ en ‘non-urban’ dan überhaupt nog wel een tegenstelling? Vanuit deze vraag reflecteert Jorrit op de betekenis van de tuin in het 21ste-eeuwse stedelijk landschap, om uiteindelijk tot een ontwerpvoorstel te komen.
Tijdens zijn artistiek onderzoek in Diepenheim begon Edward de tuin te zien als een weerspiegeling van hoe wij de wereld bewonen, met de demarcatie –het hek, de haag, de muur– als definiërend kenmerk. De ommuurde tuin biedt bescherming, maar hekken en afscheidingen roepen tegelijkertijd associaties op met insluiting, bezetting, zelfs oorlog. Toch impliceren grenzen ook de mogelijkheid tot transitie, zoals kinderen al spelend de obstakels overwinnen die hun territorium afbakenen. Het omkaderen van land is daarnaast politiek: het landschap reflecteert niet zelden de wijze waarop de maatschappij vorm krijgt. Hij definieert de tuin als een laagdynamische plek binnen het hoogdynamische netwerk, als het windstille oog in de orkaan. Maar de tuin heeft bovenal een essentiële betekenis voor de eigenaar. De tuin beantwoordt aan de behoefte om de eigen plek af te bakenen, op welke schaal dan ook. De tuin verbeeldt een kijk op de wereld en een specifieke inkleuring van wie we willen zijn. De tuin staat voor eigenheid, zelfexpressie, veiligheid en geworteldheid. In zijn ontwerp heeft Jorrit dit concept doorgevoerd, door een tuin voor te stellen die feitelijk geen tuin is, maar een nog in te vullen kader. The metropolitan garden is een afgebakende plek die niet wordt ingericht. Het werk zelf bestaat uit een steigerconstructie van 20 bij 20 meter en 12 meter hoog, gevuld met een aantal rode bollen die zijn verbonden met rode draden. Uit deze knooppunten klinkt geluid dat speciaal is gecomponeerd voor het werk. We horen stadse klanken: rinkelende bellen van tram en fiets, geroezemoes van stemmen in verschillende talen, de drukte van verkeer. De installatie wekt een suggestie van buiten, van de stad die naar binnen komt. Midden in dit blok van buizen en bollen wordt een ruimte uitgespaard, omgeven door gaasdoek. Bezoekers kunnen de ruimte, een hortus conclusus, betreden en zich eigen maken. De ervaring van de afgebakende ruimte máákt de tuin – en tegelijkertijd wordt de bezoeker via de beleving de tijdelijke eigenaar van de tuin. De geometrische kubus creëert een non-space die ogenschijnlijk lukraak in het landschap is neergezet, los van de context. Simpelweg, de tuin IS.
Neem bijvoorbeeld de Engelse landschapstuin en de Franse formele tuin die in de 18e eeuw indirect symbool stonden voor de heersende ideologie. Bovendien worden we nog altijd, zoals bij de Engelse landschapstuin, voor de gek gehouden door de opvoering van ‘natuur’. Deze is een illusie van de wilde natuur die we binnen de tuin ogenschijnlijk de vrijheid geven om te groeien. Maar eigenlijk is de tuin steeds meer aan banden gelegd om esthetische redenen: een tuin is er vooral voor het oog én moet weinig onderhoud behoeven. Wat zou het voor een tuin betekenen als deze zich werkelijk vrij kon ontwikkelen?
Terug naar Diepenheim. Wat Edward opvalt aan het stadje is de geordendheid van de aangeharkte perken, bomenrijen op het land, rechte sloten, gevlochten heggen, en genummerde vogelhuisjes in het bos. Wat is hier de noodzaak van een nieuwe tuin? Omdat Diepenheim zo goed verzorgd oogt, stelt de kunstenaar voor het stadje in zijn geheel als tuin te beschouwen. Met name de randen van Diepenheim trekken zijn aandacht, omdat de grens tussen de tuinen en het omliggende landschap op sommige plekken nog vrij onontdekt lijkt. Met behoud van de bestaande diversiteit aan begroeiing stelt Edward voor om Diepenheim te ommuren. Door een demarcatie aan te brengen die juist niet over verdediging of conservering gaat, hoopt hij bewustwording te creëren over de wijze waarop land wordt bezet, zelfs met tuinen. Diepenheim ommuren is dan ook een symbolisch gebaar, als bevraging van het gereguleerde en gecontroleerde land. In zijn voorstel wordt de omheining opgebouwd uit losse objecten van metaal, in abstracte vormen, plat of driedimensionaal, wel en niet beplant. De bewoners van het dorp kunnen een relatie opbouwen met de omheining, willen deze idealiter verzorgen en voelen zich misschien zelfs eigenaar van het werk. Het lint van vormen is niet aaneengesloten: door het wandelen op de grens van het dorp, ook daar waar geen object staat, wordt de demarcatie van het gebied verder bepaald. De ‘tuin’ is blijvend, zonder vaststaand scenario.
Kunstvereniging Diepenheim
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw
Expertmeeting 6-3-2013
Kunstvereniging Diepenheim
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw
Over de locatie van de tuin zijn de kunstenaars nog in beraad. Het moet in ieder geval een makkelijk te bereiken plek zijn voor wandelaars, fietsers en bezoekers van de kunstvereniging. De tuin is dan ook niet alleen een plek voor bijen, maar vormt de basis voor educatieve projecten met scholen en uitwisseling over de bijenproblematiek. Een samenwerking met bestaande initiatieven als Zutphen Bijenstad is niet ondenkbaar.
Voorstel Doris Denekamp en Jimini Hignett Na een korte pauze was het de beurt aan Doris Denekamp en Jimini Hignett, die voor de gelegenheid samenwerken en het tuinontwerp If Bees Are Few… presenteerden. Doris en Jimini reflecteren zoals alle kunstenaars op het landschap bij Diepenheim dat grenst aan de plaatselijke tuinen, maar kiezen gericht voor een maatschappelijk geëngageerde benadering. Het is het achterland, meer specifiek de ecologische situatie op de boerenakkers, die hen inspireert. Zij ontdekten dat Nederland de hoogste bijensterfte kent van Europa, mede doordat landbouwgrond en maïsvelden worden bewerkt met schadelijke chemicaliën die de bijenpopulatie in grote mate aantasten. Vanuit de vraag wat er gebeurt met de bossen en de akkers als er geen bijen meer zijn, gingen ze op zoek naar de mogelijkheden die de tuin biedt om het tij te keren. Kan de tuin met zijn esthetische en symbolische eigenschappen een andere kijk bieden op de bijenproblematiek? Zoals een kunstwerk actuele vraagstukken via een andere route kan aanvliegen? In hun projectvoorstel, dat als compact boekje aan de zaal werd uitgedeeld, noemen zij verschillende wetenschappelijke studies naar de oorzaak van de bijensterfte. Daarnaast beroepen ze zich op een fragment uit De moord op de honingbij, een documentaire van Zembla uit 2011. Uit de documentaire blijkt dat 30%
van de bijensterfte wordt veroorzaakt door het chemisch bestrijdingsmiddel imidacloprid, dat het zenuwstelsel van de bijen aantast. Zonder een activistisch pamflet te willen maken, nemen de kunstenaars het op voor het welzijn van dit insect. Het ontwerp van If Bees Are Few… heeft als uitgangspunt een bijvriendelijke tuin, met bijvriendelijke planten en kasten voor zes bijenvolken. De onbespoten beplanting wordt aangebracht op een (bij voorkeur) klaverveld in de vorm van het molecuul imidacloprid: in een raamwerk van onderling verbonden eilandjes die iets boven het veld uitsteken. De structuur van de tuin reflecteert de structuur van het bestrijdingsmiddel, in de hoop dat de planten deze opgelegde vorm overwoekeren en daarmee de pesticide symbolisch overwinnen. Op de zes bijenkasten in de tuin worden de gezichten van weldoeners geschilderd, als ode aan degenen die het eerder opnamen voor het honingvolk. Denk aan de Indiase bijengodin Bhramari Devi, de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes, maar ook de vroege aartsbisschop van Milaan Sint Ambrosius, en de 19e-eeuwse dichter Emily Dickinson aan wiens werk de titel van het project If Bees Are Few… is ontleend. De plaatselijke imker, Diepenheimer Jan Rabe, krijgt ook een portret en stelt zijn expertise beschikbaar voor het beheer van de kasten en de verzorging van de volken.
Voorstel Jeroen Kooijmans Jeroen Kooijmans, niet fysiek aanwezig maar met Diepenheim verbonden via Skype, vertrok voor zijn project The Non Urban Garden vanuit vormaspecten, in tegenstelling tot de andere kunstenaars. In een video, opgenomen in het zonnige Curaçao waar hij momenteel verblijft, legt Jeroen uit hoe hij tot zijn schetsontwerp is gekomen. Zijn interesse ligt voornamelijk bij de tijdloosheid van de tuin, bij de tuin als ruimte voor dromen zonder tussenkomst van actualiteit en politiek. Over de 21ste eeuw weten we nog weinig, maar in Jeroens optiek is te verwachten dat dit tijdperk wordt gekenmerkt door snelheid. Hij stelt zich juist een tuin voor zónder snelheid, dus tijdloos. In die zin zou dit ook een tuin van de 23ste eeuw kunnen zijn, of een tuin uit het verleden.
Expertmeeting 6-3-2013
De kunstenaar maakt doorgaans audiovisueel werk, maar kiest er voor The Non Urban Garden bewust voor om een “tuin zonder stekker” te maken en zo de tijd uit het werk te halen. Zijn ontwerp moet een eilandje vormen binnen de bestaande landelijke omgeving, mede geïnspireerd op het verhalende aspect van het landschap zoals hij dat terugvindt in de sprookjesachtige wereld van de Tuin der lusten van de schilder Jheronimus Bosch, en in het romantische buitengebied van Hof van Twente. Vanuit deze voorstelling komt Jeroen uiteindelijk tot een boomtuin: een magische plek in de kruin van een bestaande boom. In zijn ontwerp leidt een wenteltrap naar een houten plateau met planten, varens en mossen die kunnen groeien in schaduwrijk gebied. De beplanting groeit door over de takken van de boom en als het even kan verspreiden bloemen een blauwige kleur die het wonderlijke van deze plek versterkt. Op een bankje kan de bezoeker genieten van een weids uitzicht en tegelijkertijd de geborgenheid van een intieme ruimte ervaren. Dit suggereert een tegenovergestelde werking van de Floating Gardens, een eerder projectontwerp waaraan Jeroen in zijn voorstel refereert. De groene floating gardens op de daken van wolkenkrabbers in New York moesten juist een open ruimte suggereren in een drukbevolkte stad. Deze op grote hoogte balancerende tuinen zweven nu mogelijk naar het Twentse Diepenheim om aldaar neer te strijken. Volgt de vraag: in welke boom? Jeroen verbleef maar korte tijd in het stadje en was alweer in Curaçao toen zijn project echt vorm kreeg. Via Google Earth zoomde hij in op winters Diepenheim (dat in de satellietbeelden nog in zomertijd verkeerde) en zocht naar eeuwenoude stammen met bladerrijke kruinen die door hun lange bestaan eigenlijk een voorsprong hebben in de tijd. Jeroen vond nabij landhuis Westerflier een oude lindeboom en een forse eikenboom die niet als beschermd monument staan geregistreerd, wat een daadwerkelijke uitvoering van het ontwerp mogelijk maakt.
Kunstvereniging Diepenheim
The Non Urban Garden: tuinen van de 21ste eeuw
Expertmeeting 6-3-2013
Discussie Het panel toonde zich geïnteresseerd doch kritisch, en gaf goed onderbouwd commentaar op alle voorstellen. Aan Birthe werd de vraag gesteld wat het artistiek werk voor haar precies behelst: de tulp of het groeiproces, of eerder de sociale participatie of de archivering? En op welke manier kan haar tuin worden bezocht? Ze zou dit deel van haar voorstel concreter kunnen uitwerken. De tulp als migrant is een mooi gegeven: het is een uitdaging hoe daaraan beeldend vorm te geven. Jorrits goed doordachte concept van de hortus conclusus riep associaties op met de ‘white cube’: in welke zin onderscheidt zijn werk zich als tuin en wat is er eigen aan deze non-space? Hoe voorkom je dat de besloten ruimte een museum wordt? Verder vroeg het panel hem te reflecteren op de verdubbeling die plaatsvindt van het metropolitane landschap en de representatie ervan. Uit het publiek kwam de vraag of de geluidsinstallatie niet juist betekenis toekent aan de oningevulde besloten ruimte. Het ontwerp van Edward kenmerkt zich door een veelvoud aan overwegingen en beschouwingen. Het panel vroeg hem specifiek de interessante notie van transgressie verder toe te lichten en uit te werken. Als verandering toegestaan is, mogen inwoners dan ook objecten uit de omheining verplaatsen of verwijderen? En zijn de vormen duurzaam en visueel sterk genoeg om het project in Diepenheim te ontwikkelen? Bij Doris en Jimini overwoog het panel of de vorm van de bijentuin ondergeschikt zou raken aan het activistische uitgangspunt. Leidt de keuze voor het gedegen bestudeerde molecuul tot een te letterlijke vertaling van een idee in een visuele vorm? Wat als je niet vasthoudt aan dit molecuul, maar de bijen over heel Diepenheim verspreidt?
Over het ontwerp van Jeroen was men het eens dat de theorie achter de vorm nog meer kan worden ontwikkeld. Het beeld van een boomtuin is sterk, maar Jeroen zou zich kunnen richten op verder onderzoek naar de noodzaak van deze tuin in Diepenheim, de betekenis van de boom, de rol van herinnering en verhalen, of de relatie tussen boom en mens. In een slotreflectie gaf het panel een laatste algemeen commentaar op de projecten. Men was het erover eens dat de connectie met Diepenheim in alle ontwerpvoorstellen, hoe divers ook, mooi aanwezig is. Als advies werd aan de kunstenaars meegegeven om nog eens met andere ogen naar hun voorstel te kijken en opnieuw ideeën te overwegen, om zo tot een goede symbiose tussen theorie en vorm te komen. Met de levendige discussie die tijdens de middag ontstond, en de inspirerende gedachten die met het publiek werden uitgewisseld, is een waardevolle stap in het artistiek onderzoek gezet. Het zal erom spannen wie uiteindelijk wordt geselecteerd. Tekst: Marlies van Hak, maart 2013