verhaal
In het voetspoor van vader
‘Stilte!’ Alle veertig kinderen zitten kaarsrecht op hun houten banken. De meester kijkt de klas rond en legt zijn pijp op de lessenaar. ‘Genadige Here in de hemel, wij danken U dat U ons deze dag weer bij elkaar hebt gebracht. Bescherm ons gedurende deze nieuwe dag, zoals U ons ook de voorbijgegane nacht hebt beschermd. Zegen ons, Uw dienaren, en sterk ons in het geloof. Zegen ook Uw kerk en Uwe predikanten. Zegen de bestuurders van dit land en geef kracht aan onze koning. Amen.’ De meester heeft het ochtendgebed nog maar nauwelijks uitgesproken of de kinderen rennen naar voren. ‘Meester, mag ik een pen?’ Iedereen dringt elkaar opzij. ‘In de rij!’ brult de meester. Alle kinderen gaan in een rij staan. Sommigen proberen elkaar weg te duwen. ‘Ik was eerder!’ Halverwege de rij staan Klaas en Harmen. Klaas is de zoon van de meester. Hij helpt zijn vader vaak in de klas. De vader van Harmen is wever in de katoenfabriek. Vóór Klaas en Harmen staat Siemen. Hij woont op een boerderij. Harmen en Klaas kijken elkaar aan. Zullen ze Siemen weer eens op stang jagen? Ze prikken met hun vingers in de rug van Siemen. Die draait zich kwaad om en balt zijn vuist. Klaas lacht. Siemen durft toch niets terug te doen. Tenminste, dat denkt Klaas, omdat hij de zoon van de meester is. Maar deze keer trekt Siemen zich daar niets van aan en hij geeft Klaas een harde klap in zijn gezicht. Er komt een druppeltje bloed uit de neus van Klaas. ‘Meester, Siemen heeft mij een bloedneus geslagen.’
CANON: VERZET TEGEN KINDERARBEID
De meester staat op van de lessenaar. Hij loopt naar Siemen en sleurt hem aan zijn haren naar voren. Hij geeft hem een flinke draai om de oren en stuurt hem terug naar zijn plaats. Kwaad loopt Siemen langs de rij terug. Als hij Klaas ziet, geeft hij hem onverwacht een trap tegen zijn schenen. ‘Au! Meester, Siemen heeft een schop tegen mijn ...’ ‘Ik deed helemaal niks, meester. Klaas stak zelf zijn voet uit.’ ‘Klaas, kom hier!’ Nu krijgt Klaas een flinke oorvijg. Van zijn eigen vader. Even later, als Klaas weer naast Harmen in de bank zit, zegt Harmen: ‘We pakken Siemen na school wel terug.’ Klaas knikt. Hij kijkt naar de zakdoek die hij tegen zijn neus heeft gehouden. Er zitten wel tien bloedvlekken in. Om elf uur, als de school uitgaat, rennen alle kinderen naar de deur. Ook Klaas en Harmen willen naar buiten. Maar als ze bij de deur zijn, roept de meester zijn zoon Klaas terug. ‘Over een halfuur is er een begrafenis,’ zegt hij. ‘Ga jij de klokken alvast luiden.’ ‘Maar ik wil met Harmen buiten gaan spelen,’ sputtert Klaas tegen. ‘Niets daarvan,’ zegt zijn vader streng.
De trek • verhaal: In het voetspoor van vader • pagina
‘Je moet helpen bij de begrafenisdienst. Je gaat nu direct naar de kerk!’ Teleurgesteld kijkt Klaas zijn vriend Harmen aan. Langzaam slenteren ze naar buiten. Ze kijken of ze Siemen ergens zien. Maar die is nergens te bekennen. Samen lopen ze naar de kerk. Als ze het kerkportaal binnengaan, pakt Klaas de twee klokkentouwen die aan een spijker aan de muur hangen. Hij geeft er een aan Harmen. ‘Rustig trekken,’ zegt Klaas. ‘Het is voor een begrafenis.’ Langzaam beieren de klokken heen en weer. Plotseling gaat de kerkdeur open. In de deuropening staat Siemen. Hij heeft vier vrienden bij zich. ‘Ik zou ook weleens de klokken willen luiden,’ zegt Siemen met een gemeen lachje. ‘Dat mag niet,’ zegt Klaas. ‘O nee?’ zegt Siemen. ‘Mogen alleen meesterszoontjes dat doen?’ Hij trekt Klaas ruw van het touw, gooit hem op de grond en geeft een harde trap tegen zijn buik. Harmen wil Klaas te hulp komen, maar de vrienden van Siemen houden hem tegen. Terwijl ze hem stevig vasthouden, pakt Siemen allebei de klokkentouwen en begint er wild aan te trekken. Terwijl de vorige slagen nog nagalmen, klinken alweer nieuwe tonen uit de kerktoren. Maar nu veel sneller en luider. Alsof er een feest is in plaats van een begrafenis. Lachend gaat Siemen aan de touwen hangen en laat zich omhoog hijsen door het gewicht van de klokken. Daarna springt hij op de grond en stapt hij over Klaas, die nog steeds op de grond ligt. Als hij langs Harmen loopt, geeft hij hem een trap tegen zijn schenen. Daarna loopt hij fluitend het kerkportaal uit. Zijn vier vrienden volgen hem. In de school kijkt de meester verstoord op. Wat doet die aap van een Klaas nu weer? Hij weet toch dat je bij een begrafenis de klok rustig moet luiden.
Hij zal hem straks eens flink aan de tand voelen. Dat wordt zonder eten naar bed vanavond. Wat denkt die kwajongen wel! Met een nors gezicht schept Klaas het zand in de kuil. Het maakt een dof geluid op de kist. De familieleden hebben zojuist het kerkhof verlaten. Ze hebben hun vader begraven, een arbeider uit de weverij die door het vele stof in de fabriek een longontsteking had opgelopen. Het is al de derde wever die dit jaar is gestorven. ‘Het is ongezond, dat werk in de fabriek,’ mompelt de vader van Klaas. ‘En dan laten ze er ook nog kinderen werken. Die horen op school thuis. Maar wat wil je als de mensen zo weinig verdienen dat ze er amper een brood van kunnen kopen.’ Klaas hoort nauwelijks wat zijn vader zegt. Hij heeft nog steeds pijn in zijn buik. En hij is kwaad. Kwaad op Siemen natuurlijk, maar ook kwaad op zijn vader. Nog voor hij had kunnen vertellen wat er in het kerkportaal was gebeurd, had hij al een draai om zijn oren gekregen. Nadat hij vertelde dat Siemen de klokken had geluid, had zijn vader gezegd dat hij die boerenpummel vanmiddag op school wel een lesje zou leren. Klaas hoopt dat zijn vader hem vanmiddag flink onder handen neemt. Maar als Klaas een uur later met zijn vader op het schoolplein komt, zoeken zijn ogen tevergeefs naar Siemen. Hij is nergens te bekennen. Zeker bang voor een pak slaag, denkt Klaas. Een van de vrienden van Siemen komt naar hen toe en zegt: ‘Meester, Siemen moet op de boerderij werken. Hij komt deze week niet meer op school.’ ‘En de weken daarna waarschijnlijk ook niet,’ mompelt de meester. ‘Ik weet hoe dat gaat op een boerderij. Dat betekent weer een maand minder lesgeld.’ Teleurgesteld zit Klaas even later in de klas. Hij had zich al stiekem verheugd op het moment waarop Siemen naar voren
De trek • verhaal: In het voetspoor van vader • pagina
geroepen zou worden. Ook Harmen zit zich te verbijten. Net als Klaas zou hij graag zien dat Siemen straf kreeg. Maar nog liever wil hij Siemen zelf te grazen nemen. Het liefst op een moment dat Siemen alleen is. Na school slenteren Klaas en Harmen rond door het dorp. Ze waren snel de klas uit gegaan. In de gang had Klaas zijn vader horen roepen, maar hij had net gedaan alsof hij hem niet hoorde. Hij had geen zin om weer allerlei werkjes op te moeten knappen zoals schrijfblaadjes nakijken. Steeds dezelfde zin lezen die de kinderen tijdens de schrijfles geschreven hebben. Onze Schepper mint rijk en arm! Onze Schepper mint rijk en arm! Onze Schepper mint rijk en arm! Waarom geeft zijn vader geen les bij de rijke kinderen thuis? Dan hoefde hij niet altijd te mopperen over het geld en kon Klaas vaker met zijn vriendjes buiten spelen. Als ze langs de katoenfabriek komen, horen ze het ratelende geluid van de weefgetouwen. Tussendoor klinkt het geknal van de schietspoelen. ‘Vandaag is iemand van de fabriek begraven,’ zegt Klaas. ‘Mijn vader zegt dat het ongezond werk is.’ ‘Valt wel mee,’ zegt Harmen. Hij kijkt naar de bestofte ramen. Ergens achter die ramen staat zijn vader achter een weefgetouw. Zijn twee oudere broers werken in de spinnerij. Om zes uur zit Harmen met zijn drie kleinere broertjes en twee zusjes aan tafel. Ze hebben allemaal een oude dikke jas aan. De kachel mag pas aan als het echt vriest. Er is te weinig geld om elke dag turf te kopen. In de wieg ligt een baby zacht te huilen. De vader van Harmen en zijn twee grotere broers komen pas na negen uur thuis, als de anderen al op bed liggen. Midden op de tafel staat een grote pan met aardappelen. Om de beurt prikken ze
met een vork een aardappel uit de pan. Om die wat minder droog te maken heeft Harmens moeder er wat azijn door gedaan. Ze heeft een kan water uit de regenton gehaald en die op tafel gezet. Harmen denkt aan Klaas, die nu misschien wel aardappels met vlees eet. Klaas heeft verteld dat zijn moeder af en toe restjes vlees bij de slager koopt. ‘Ik ben vanmiddag naar de fabriek geweest,’ zegt Harmens moeder. ‘Ze kunnen nog enkele jongens gebruiken als doorhaler. Ik heb gezegd dat je morgen met vader meekomt. Zorg dus dat je om half vijf naast je bed staat.’ ‘Maar ik moet morgen naar school,’ zegt Harmen. ‘De school moet maar even wachten,’ zegt Harmens moeder. ‘We hebben het geld veel te hard nodig. Met wat vader en je broers verdienen kan ik net genoeg aardappelen voor ons allemaal kopen. Als doorhaler verdien je 50 cent per week. Over een paar jaar, als je naar de weverij mag, verdien je het dubbele. Misschien dat we dan ook eens een keer een stukje vlees kunnen kopen.’ De volgende morgen loopt Harmen met zijn vader en zijn twee broers naar de fabriek. Als ze de poort binnengaan, brengt Harmens vader hem naar de doorhalerij. Een stuk of vijftien jongens zitten aan een tafel waar een weefboom op ligt. Ze zien er bleek uit en hoesten regelmatig. Ze halen de draden die om de weefboom gewikkeld zijn door de groefjes van een grote kam. Dat doen ze met een klein haakje. ‘De baas zal je wel vertellen wat je moet doen,’ zegt de vader van Harmen. En tegen de baas zegt hij: ‘Als hij niet goed doorwerkt, laat u uw handen maar gerust wapperen.’ Daarna gaat Harmens vader door de deur naar de weverij waar de getouwen al zijn aangezet en de spoelen met harde knallen snel heen en weer schieten.
De trek • verhaal: In het voetspoor van vader • pagina
‘Zo, jij komt ons dus helpen met doorhalen?’ zegt de baas van Harmen. ‘Weet je hoe je dat moet doen?’ Harmen schudt zijn hoofd. ‘Die jongens zullen je dat wel uitleggen,’ zegt hij en hij vertrekt naar de weverij. Harmen gaat aan de tafel zitten en kijkt hoe de anderen de draden doorhalen. Het lijkt een simpel karweitje. Maar als hij het zelf probeert, wil het niet lukken. De andere jongens lachen hem uit. Het duurt uren voor hij onder de knie heeft hoe hij de draad op de juiste manier moet doorhalen. Als hij de oudere jongens vraagt om hem te helpen, doen ze dat met tegenzin. Ze praten liever over de vrije zondag. Met een groep door het dorp slenteren en af en toe een partijtje knokken met de boerenkinkels zoals ze die noemen. Harmen moet meteen aan Siemen denken. Hij zou aanstaande zondag graag mee willen om die boerenkinkel bij zijn kladden te pakken. Hoe zou het trouwens met Klaas zijn? Die zal hem wel gemist hebben op school. Aan de ene kant mist Harmen de school. Aan de andere kant voelt hij zich ook een beetje trots. Hij is nu een echte arbeider, net als zijn vader en zijn twee broers. Straks, als de fabriek uit is, zal hij Klaas alles vertellen over het werk dat hij doet. Hoewel, in de fabriek wordt elke avond tot negen uur gewerkt, ook door de kinderen. En dan ligt Klaas natuurlijk al op bed. In de klas staat Klaas voor de kaart van Nederland die op de muur is getekend. Dat heeft de vader van Klaas zelf gedaan. Klaas mocht helpen door de plaatsen met rood krijt dikker te maken. Aan de andere muur hangen de petten van de kinderen aan spijkers. Maar die van Harmen is er vandaag niet bij. Klaas heeft zijn vader gevraagd of Harmen ziek is. Maar de vader van Klaas had gezegd dat hij het niet wist en had iets gemompeld over alweer minder lesgeld.
Met zijn allen tegelijk dreunen de kinderen de plaatsen op. Klaas wijst ze aan op de kaart. Ondertussen zijn de kleinere kinderen bezig met het overschrijven van getallen. Die moet Klaas dadelijk nakijken als ze klaar zijn met aardrijkskunde. Maar de gedachten van Klaas zijn ergens anders. Niet bij de plaatsen op de kaart, niet bij de getallen die de kleintjes fout schrijven. Zijn gedachten zijn bij Harmen. Hij zal toch niet in de fabriek zijn gaan werken? Dan kan hij hem alleen nog maar zondags zien. Maar wat erger is, dan kunnen ze niet meer samen naar school gaan. Niet meer samen de klokken gaan luiden. Niet meer samen in de rij staan om een pen te halen en Siemen te pesten. ‘Je wijst de verkeerde plaatsen aan, Klaas! Waar zit je met je hoofd? Ga de kleintjes maar helpen. Kinderen, genoeg aardrijkskunde voor vandaag. Pak allemaal je catechismus.’ Terwijl de oudere kinderen de vragen en antwoorden uit de catechismus opdreunen, zet Klaas de aanwijsstok in de hoek en loopt naar de banken waar de kleintjes zitten. Waarom moet hij zijn vader altijd helpen? denkt hij. Als de andere kinderen buiten spelen, moet hij zijn vader helpen in de school of op het kerkhof. Hij wil later nooit meester worden en zeker geen doodgraver. Alleen klokken luiden vindt hij wel leuk om te doen. Tenminste, als Siemen niet in de buurt is. Het is zondagmorgen. In het kerkportaal heeft Klaas de klokkentouwen van de muur gehaald. Hij wacht op Harmen. Hopelijk komt hij net als alle andere zondagen een halfuurtje vroeger om samen de klokken te luiden. Hijgend komt Harmen het kerkportaal binnen. Terwijl ze samen de klokken luiden, vertelt Harmen over het werk in de fabriek. De eerste dagen viel het erg tegen. Maar nu kan hij al bijna even
De trek • verhaal: In het voetspoor van vader • pagina
snel de draden doorhalen als de andere jongens. Als ze klaar zijn met luiden, staat er al een lange rij mensen in het kerkportaal. Ze schuifelen langzaam de kerk binnen. Plotseling stoten Klaas en Harmen elkaar aan. Midden in de rij loopt Siemen. Hij is alleen. Klaas en Harmen lopen naar de rij om aan te schuiven en gaan vlak achter Siemen staan. Terwijl ze zachtjes vooruitlopen, geven ze hem af en toe een trap tegen zijn kuiten. Als Siemen kwaad omkijkt, zeggen ze: ‘We kunnen er echt niets aan doen, ze duwden ons naar voren.’ Om daarna weer een schop tegen zijn benen te geven. Na enkele keren wordt Siemen zo kwaad dat hij achteruit terug begint te schoppen. Juist op het moment dat ze de kerk binnengaan. En daar staat de meester. Als hij de trappende Siemen ziet, sleurt hij hem terug naar het kerkportaal en zet hem tegen de muur.
‘Hier blijf jij voorlopig even staan om af te koelen,’ zegt hij. ‘En jullie doorlopen,’ bromt hij tegen de kinderen die zijn blijven staan om te kijken. ‘De dienst gaat zo beginnen.’ Tijdens de dienst zit Klaas op de voorste rij. Liever zou hij achter in de kerk zitten. Maar dat mag niet van zijn vader. Achter in de kerk zitten de arme kinderen. Kinderen zoals Harmen. Tijdens de preek kijkt Klaas om. Als hij Harmen ziet, steekt hij stiekem zijn duim omhoog. Maar Harmen ziet het niet. Hij is op de achterste bank in slaap gevallen. Af en toe hoest hij in zijn slaap en rilt zijn lichaam. Hij hoort niet wat de dominee vanaf de preekstoel zegt: ‘Onze Schepper mint rijk en arm!’ © Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen Auteurs: Ben Verschuren en Sjef Schmiermann Drunen, DELUBAS Educatieve Uitgeverij, 1999 ISBN: 978-90-5300-039-7
De trek • verhaal: In het voetspoor van vader • pagina