verhaal
Het oude klooster
In het oude nonnenklooster hangt nog steeds de geur van boenwas. Jarenlang zijn in dit gebouw elke week de houten trappen geboend. De treden zijn in het midden uitgesleten door de vele zusters die behoedzaam naar boven of naar beneden gingen. In de kapel staan lege banken, het altaar is kaal, hier hebben de zusters elke dag hun gebeden gezongen. Op de eerste verdieping staan de deuren van de slaapcellen open. Het ruikt er muf, er is lang niet gelucht. Ooit woonden in dit gebouw meer dan honderd zusters. Iedere dag hebben ze er gebeden, gegeten, gewerkt en zich teruggetrokken in hun cel. Ieder had een eigen taak: in de moestuin, in de keuken, in de kapel of in een van de lokalen waar sommigen lesgaven aan kinderen. Maar in de loop van de jaren verminderde het aantal nonnen. Steeds minder meisjes voelden zich aangetrokken tot het kloosterleven. Totdat er alleen nog een tiental oudere zusters overbleef. Te weinig voor zo’n groot gebouw. Op een dag vertrokken ze, het klooster bleef leeg achter. De tuin rond het klooster is verwilderd, voor de ramen zijn planken gespijkerd, de kerkklok staat stil op half elf. Komt God hier ooit nog terug? In de kelder van een flat in Sarajevo zitten vier gezinnen dicht tegen elkaar aan. Het stinkt naar de riolering. Buiten klinken explosies. Zlata kijkt angstig om zich heen. Ze pakt de hand van haar moeder. Er zit nog bloed op. Bloed van de man die is neergeschoten op de Brug van Broederschap en Eenheid. Zlata heeft het gezien toen ze door het raam van de flat naar buiten keek. Haar moeder zei dat ze daar weg moest gaan. Er zou geschoten kunnen worden. Mannen met bivakmutsen op hadden de straat bezet en barricaden opgeworpen.
CANON: VEELKLEURIG NEDERLAND
Ze hadden een auto aangehouden en de bestuurder naar buiten gesleurd. Eerst leek het alsof ze gewoon met hem wilden praten. Maar toen schoten ze hem dood. Ineens, zomaar. Na een kwartier waren de gemaskerde mannen verdwenen, evenals de barricaden. De dode man lieten ze achter. De moeder van Zlata was naar buiten gerend. Door het raam zag Zlata dat ze neerknielde bij de man en haar hoofd schudde. Plotseling was een tv-ploeg gekomen. De felle cameralampen verlichtten de brug, het zwarte asfalt, het rode bloed. Voor de camera vertelde de moeder van Zlata wat ze had gezien, wat wé hadden gezien. Op de Brug van Broederschap en Eenheid. Kort daarop waren er andere mannen gekomen. Die hadden gezegd dat iedereen zich in de kelder moest verschuilen. Er zou vannacht nog meer geschoten worden. Waarom? Door wie? Wat is er toch gebeurd? En waar is papa? In de huiskamer kijkt Kirsten naar het Jeugdjournaal. Ze ziet de beelden van de burgeroorlog in Bosnië. Beelden van een stad in brand, mensen die in schuilkelders kruipen, soldaten die stelling nemen achter huizen en muurtjes. Ze ziet ook beelden van mensen die op vrachtauto’s klimmen. Mannen, vrouwen, kinderen. Ze hebben slechts een koffer en wat plastic tasjes bij zich. Een vrouw klaagt dat ze haar
De trek • verhaal: Het oude klooster • pagina
huis moet verlaten, haar stad, haar land. Waar kan ze heen? Hier is het niet veilig meer. De nieuwslezer vertelt dat veel mensen uit Bosnië wegvluchten. Kirsten heeft dit soort beelden al vaker gezien. Ze vindt het verschrikkelijk. Vooral als ze kinderen van haar leeftijd ziet die huilend vertellen dat ze hun ouders kwijt zijn. Dan probeert ze zich voor te stellen hoe het is om geen ouders meer te hebben. Waar zou zij naartoe gaan? ‘Het is toch afschuwelijk,’ zegt haar vader. ‘Je zult maar moeten vluchten. Alles achterlaten, je werk, je huis, je spullen.’ Op het scherm verschijnt een gironummer. ‘Via dat nummer kunnen de kijkers geld overmaken voor de slachtoffers in Bosnië,’ vertelt de nieuwslezer. ‘Misschien moeten wij dat maar doen,’ zegt de moeder van Kirsten. ‘Die mensen hebben alle steun nodig.’ Zlata heeft papa niet meer gezien. Is hij dood? Is hij opgepakt? Waarom is er ineens oorlog uitgebroken? Oorlog tussen mensen die jaren naast elkaar woonden? Waarom is het niet veilig meer in Sarajevo? Waarom moesten ze vluchten? Zlata heeft het haar moeder gevraagd. Maar die weet het ook niet. ‘Over een paar weken is alles voorbij,’ zegt ze steeds. Maar ze zitten nu al twee maanden in een vluchtelingenkamp, ver van huis, ergens in Kroatië. In het begin waren de mensen vriendelijk. Maar dat werd steeds minder. Er zijn te veel vluchtelingen, het duurt te lang, er is te weinig geld, te weinig plaats. Maar terug naar Sarajevo kan niet. Tenminste, dat zegt de moeder van Zlata. Ze heeft met mensen van het Rode Kruis gesproken. Ze kunnen met een konvooi mee naar Nederland. Als ze willen morgen al. Maar hoe moet dat dan, zonder papa? Ze hebben nog steeds niets van hem gehoord. Mama heeft verschillende
keren geïnformeerd. Niemand weet waar hij is. Zlata heeft honger. Ze heeft zin in chocola. Maar het beetje geld dat ze tijdens de vlucht konden meenemen is op. Er is alleen nog een stukje brood. ‘Heb je het gehoord?’ De vader van Kirsten komt buiten adem binnenlopen. ‘Wat gehoord?’ zegt Kirstens moeder. ‘Er komen asielzoekers in ons dorp.’ ‘Asielzoekers?’ zegt de moeder van Kirsten. ‘Waar dan?’ ‘In het oude klooster. De gemeente wil het verbouwen tot een opvangcentrum voor asielzoekers.’ ‘Ik weet niet of ik dat wel zo leuk vind,’ zegt de moeder van Kirsten. ‘Ik bedoel, wij wonen vlak bij het klooster.’ ‘Wat zijn asielzoekers?’ vraagt Kirsten. Ze merkt dat er iets gebeurt wat haar ouders niet zo leuk vinden. ‘Asielzoekers zijn mensen die niet veilig zijn in hun eigen land. Daarom willen ze in een ander land gaan wonen.’ ‘Maar waarom vindt mama het dan niet leuk dat die mensen in het klooster komen wonen? Dat gebouw staat toch leeg?’ ‘Natuurlijk is het heel prettig voor die mensen om onderdak te hebben,’ sust haar vader. ‘Maar hoe zal ik het zeggen, je weet niet wat voor mensen het zijn. Wij kennen hen niet, zij kennen ons niet.’ ‘Het gaat niet alleen om die mensen,’ zegt Kirstens moeder. ‘Het gaat ook om de buurt. Passen die mensen wel bij ons? Kunnen wij die mensen wel voldoende helpen? We kunnen ze niet eens verstaan. En wat te denken van ons huis! Dat wordt ineens veel minder waard. Niemand wil een huis dat vlak bij een asielzoekerscentrum staat. Ik vind dat we moeten protesteren.’ Kirsten begrijpt er helemaal niets van. Kort geleden nog vond haar moeder het verschrikkelijk dat er vluchtelingen waren. Ze heeft zelfs honderd gulden overgemaakt om hen te helpen. En nu
De trek • verhaal: Het oude klooster • pagina
vindt ze vluchtelingen ineens niet passen bij de buurt. ‘Waar komen die asielzoekers vandaan?’ vraagt Kirsten. ‘Ik heb gehoord dat het om vluchtelingen uit Bosnië gaat,’ zegt haar vader. ‘Maar we hebben toch op de televisie gezien wat er met die mensen gebeurt?’ roept Kirsten. ‘Luister eens, liefje,’ zegt Kirstens vader. ‘We weten niet hoe lang die mensen hier blijven. Die oorlog kan nog wel jaren duren. En die kinderen moeten natuurlijk naar school. Misschien komen ze wel bij jou in de klas.’ ‘Er komen wel vaker nieuwe kinderen in de klas,’ zegt Kirsten. ‘En iedereen vindt dat altijd heel spannend.’ ‘Ja, maar dit is anders,’ zegt haar moeder. ‘Hoezo anders?’ zegt Kirsten. ‘Ik snap er helemaal niks van.’ Door het raampje van de bus kijkt Zlata naar het grote gebouw. Voor de poort staan mensen. De meesten kijken nors. Een meisje zwaait. Zlata zwaait terug. Langzaam rijdt de bus door de oprijlaan en stopt voor de grote poort. Een man verwelkomt hen in hun eigen taal. Hij leidt hen rond in het gebouw. Hij vertelt dat het vroeger een klooster was. Er is een zaal waar ze kunnen eten, een zaal waar ze kunnen spelen. Voor ieder gezin is er een eigen kamertje. Tussen elke twee cellen is de muur weggehaald. Er zijn ongeveer tweehonderd vluchtelingen, allemaal uit Bosnië. Zlata ziet de meesten voor het eerst. Sommigen kent ze nog van de trein. Af en toe kijkt ze door een raam naar buiten. De mensen staan nog steeds voor de poort. Ze praten druk met elkaar. Zouden ze het over hen hebben? Over die vreemde mensen uit dat vreemde land? Plotseling moet Zlata aan Sarajevo denken. Daar is het nog steeds oorlog, volgens de radioberichten. Zou de flat nog overeind staan? En papa? Waarom laat die niets meer van zich horen? Is hij
ook gevlucht? Naar een ander land? Hoe lang blijven ze hier, in dit kale gebouw, in dit vlakke land? Zal ze ooit nog kunnen wandelen in de heuvels rond Sarajevo? Kirsten loopt langs de muur van het oude klooster. Ze is nieuwsgierig. Ze zou de asielzoekers graag van dichtbij willen zien, met een van de kinderen een praatje willen maken. Zouden ze een beetje Engels spreken, net als zij? Kirsten heeft al enkele zinnetjes in zichzelf geoefend. ‘Hello, my name is Kirsten. How long do you stay here?’ Nee, dat laatste kan ze beter niet vragen. Zoiets zeg je niet tegen vluchtelingen. Ze komt bij een poortje. Het staat open. Ze kijkt naar de kinderen die op een binnenplaats spelen. Zal ze even zwaaien, zodat een van de kinderen haar zal zien en misschien naar haar toe zal komen? Plotseling ziet ze een paar mannen langs de zijkant van het gebouw sluipen. Ze hebben een grote zak bij zich. Bij een raam staan ze stil. Met een stok slaan ze de ruit stuk. Ze doen de zak open en halen er een bos stro uit. Een van de mannen pakt zijn aansteker, steekt het stro aan en gooit het door het raam naar binnen. Daarna rennen ze snel weg. Kirsten staat als aan de grond genageld. Ze lijkt verdoofd. Maar plotseling beseft ze wat er aan de hand is. Het klooster wordt in brand gestoken! Heftig zwaaiend schreeuwt ze naar de spelende kinderen. ‘Brand! Fire!’ Zouden ze Engels verstaan? De kinderen stoppen met hun spel. Ze kijken verbaasd naar het Nederlandse meisje dat in het poortje staat te zwaaien en te schreeuwen. Wat zou ze willen? Wat roept ze? Zlata kan de woorden niet verstaan. Of toch? Soms lijkt het een beetje op Engels. Fire? Dat betekent ‘brand’. Nu wijst het meisje naar de zijkant van het gebouw. Zou daar brand zijn? Zlata rent naar het poortje. ‘There’s a fire!’ roept Kirsten. Snel rent Zlata terug, over de binnenplaats, naar de ingang van het gebouw. In de hal ziet
De trek • verhaal: Het oude klooster • pagina
ze haar moeder. ‘Er is brand in de zijkant van het gebouw!’ roept ze. ‘Een meisje uit het dorp heeft ons gewaarschuwd.’ De moeder van Zlata kijkt om zich heen en zoekt iemand van de leiding. Haastig vertelt ze wat er aan de hand is. En dan gaat alles heel snel. Iemand rent naar de telefoon. Er wordt geschreeuwd dat iedereen zo snel mogelijk naar buiten moet. Enkele mannen pakken brandblussers en lopen door de gangen naar de zijkant van het gebouw. Zlata rent terug naar buiten, over de binnenplaats, naar het poortje in de muur. Het Nederlandse meisje staat er nog. Samen lopen ze naar de plek waar de twee mannen het vuur door het raam hebben gegooid. Door het kapotte raam komt rook naar buiten. Binnen zijn vlammen te zien. ‘Is de brandweer al gebeld? Eh ... fireman, phone?’ roept Kirsten tegen Zlata. Die kijkt haar vragend aan. Kirsten brengt haar linkerhand naar haar oor en doet alsof ze daarmee telefoneert. ‘Yes, yes!’ schreeuwt Zlata. Ondertussen zijn ook andere bewoners toegesneld. Vol ongeloof kijken ze naar het raam waaruit de vlammen komen. Op dat moment horen ze een sirene. Het geluid komt snel dichterbij. Met een vaart rijdt een brandweerauto door de poort naar de zijkant van het klooster. Zodra de auto stilstaat, rennen enkele brandweermannen met brandblussers naar het raam. Ondertussen rollen anderen de brandweerslangen uit. Binnen een minuut spuiten twee brandweermannen dikke schuimstralen door het raam. Angstig kijken Zlata en Kirsten toe. Ongemerkt hebben ze elkaars hand vastgepakt. Na enkele minuten is van de vlammen bijna niets meer te zien. Uit de kamer komen nu donkere rookwolken. De brandweermannen doen hun werk rustig. Ze hebben de brand snel onder controle. Na een kwartier meldt de brandweercommandant dat er geen
gevaar meer is. Uitgelaten omhelzen de bewoners elkaar. Ook Zlata en Kirsten. ‘Thank you,’ zegt Zlata. ‘You’re a hero! You’re my friend.’ In de huiskamer zit Kirsten tegenover twee mensen van de politie. Ze heeft het verhaal voor de zoveelste keer verteld. Nee, de mannen heeft ze niet herkend. Vragend kijken de politiemannen naar Kirstens ouders. ‘Hebt u enig idee wie het zijn?’ vraagt een van hen. ‘Hoe zou ik dat kunnen weten!’ zegt Kirstens moeder verontwaardigd. ‘U hoorde bij degenen die tegen de komst van de asielzoekers waren,’ gaat de man rustig verder. ‘Natuurlijk wil dat niet zeggen dat u hier iets mee te maken hebt. Maar misschien hebt u geruchten gehoord.’ ‘Nee, nee,’ zegt Kirstens moeder. ‘Ik vind dit verschrikkelijk. Inderdaad waren wij niet zo blij. Maar wij zijn tegen dit soort acties.’ Ze kijkt naar Zlata en haar moeder die naast Kirsten op de bank zitten. Ze heeft hen mee naar huis genomen om even op adem te komen. Hopelijk hebben ze niet gehoord wat ze zojuist zei. ‘We are very sorry,’ zegt ze. ‘Of course you are welcome in this town. If we can help you ...’ Kirsten kijkt haar moeder verbaasd aan. Wat is ze ineens aardig tegen deze mensen. Ook nu snapt ze er niets van. In het oude nonnenklooster hangt nog steeds de geur van boenwas. Die is er na zoveel jaar niet zo snel uit te krijgen. Langs de trappen lopen asielzoekers behoedzaam naar boven of naar beneden. Er hangen nieuwe gordijnen voor de ramen. Op de eerste verdieping zijn de deuren van kamers dicht. Er is gelucht en er zijn bedden neergezet. Ooit woonden er in dit gebouw meer dan honderd zusters. Nu wonen er bijna tweemaal zoveel mensen uit Bosnië. Elke dag wordt er gebeden, ieder zijn
De trek • verhaal: Het oude klooster • pagina
eigen gebed, wordt er gegeten, wordt er gewerkt en trekt ieder zich terug in zijn eigen kamertje. Allemaal hebben ze een eigen taak: in de moestuin, in de keuken, in de kapel of in een van de lokalen waar les wordt gegeven aan de kinderen. Er waren te weinig zusters voor dit grote gebouw. Op een dag vertrokken ze, op een andere dag trokken er vluchtelingen in. De tuin rond het klooster is al wat minder verwilderd, de planken voor de ramen zijn weggehaald, de kerkklok loopt weer. Is God dan toch teruggekomen? © Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen Auteurs: Ben Verschuren en Sjef Schmiermann Drunen, DELUBAS Educatieve Uitgeverij, 1999 ISBN: 978-90-5300-039-7
De trek • verhaal: Het oude klooster • pagina