verhaal
De laatste dag van de joeste
‘Hertog Walram, Vrouwe Irmgard, Graven en Baronnen, Vrouwen en Jonkvrouwen en alle andere aanwezigen. Voor u zullen nu in het strijdperk aantreden voor de halve eindstrijd ...’ De heraut zwijgt even. Dan, onder luid geschal van de bazuinblazer, roept hij: ‘Ridder Ewoud van Henegouwen en ridder Florian van Brabant!!’ Twee ridders galopperen op hun paard het strijdperk binnen. Het zand stuift omhoog. De pluimen van hun helmen wuiven door de wind. Af en toe laten Ewoud en Florian hun paarden steigeren. Het publiek juicht. Na enkele rondjes rijden de twee ridders naar de tribune van de edelen. Ze buigen voor de hertog en kijken naar de jonkvrouwen. Die zwaaien uitbundig met hun zakdoekjes in de hoop dat een van de ridders die aanneemt. Want dat betekent dat die ridder voor haar eer zal strijden. Een van de jonkvrouwen is Godelieve. Ze zit naast haar tante, die in haar leven al heel wat toernooien heeft meegemaakt. Toen ze nog jong en mooi was, vonden veel ridders het een eer om voor haar te vechten. Nu ze oud is, hebben de ridders minder aandacht voor haar. Toch zwaait ze met haar zakdoekje. Je weet maar nooit. ‘Godelieve, wat is die Ewoud een krachtpatser! Ik hoop dat hij mijn zakdoekje aanneemt. Hij komt deze kant op. Wat doet hij nu? Hij neemt het zakdoekje van iemand anders aan. En weet je van wie? Van Adelmund, dat kreng!’ Godelieve moet lachen om het teleurgestelde gezicht van haar tante. ‘Vanmiddag bij de finale hebt u vast meer geluk,’ zegt ze. ‘Dan gaat het om de beste ridder van het toernooi.’ Ewoud en Florian rijden naar de rand van het strijdperk. Die is met krijtlijnen
CANON: FLORIS V
aangegeven. In het midden van het strijdperk staat een lang houten hek. Daarlangs zullen de ridders zo dadelijk op elkaar af stormen, ieder vanaf een andere kant. Met hun lans moeten ze proberen elkaar van het paard te stoten. De heraut vraagt het publiek om stilte. Naast hem staan de kamprechter en de krijtwachters. De kamprechter moet ervoor zorgen dat het gevecht volgens de spelregels verloopt. De krijtwachters dragen lange witte stokken om ridders die tijdens het toernooi met elkaar op de vuist gaan uit elkaar te houden. Tevens zorgen ze dat het vaak opdringerige publiek niet binnen de krijtlijnen komt. ‘De ridder aan mijn rechterkant is Florian van Brabant!’ roept de heraut. ‘Als schildknaap heeft hij deelgenomen aan een kruistocht naar het Heilige Land! Als kruisridder was hij beroemd om zijn vechtlust!’ Het volk juicht Florian toe. Hij is duidelijk de favoriet. ‘Aan mijn linkerkant ridder Ewoud van Henegouwen! Overwinnaar van grote toernooien in het Duitse rijk en Bourgondië! Hij is een gevreesde toernooiridder!’ Aan de overkant van de tribune klinkt boegeroep. ‘Een gevreesde róófridder, zul je bedoelen!’ roept een vrouw uit het volk.
De trek • verhaal: De laatste dag van de joeste • pagina
‘Hoe durven jullie iemand mee te laten doen die dorpen plat brandt en mensen berooft! Zijn daar geen spelregels voor?’ Het boegeroep wordt luider. Maar een man uit het publiek roept: ‘Alsof die kruisridders zulke lieverdjes waren! Ik ben voor Ewoud!’ Die opmerking valt verkeerd. Kruisridders die voor het geloof vechten gelijkstellen aan roofridders die moorden en plunderen! Dat gaat te ver! Van alle kanten wordt de man aangevallen. Er wordt geduwd en geslagen. De kamprechter stuurt zijn krijtwachters naar de vechtende menigte. Met hun lange witte stokken drijven ze de mensen uit elkaar. De edelen op de tribune zijn gaan staan. Ze vinden het wel grappig, zo’n volksopstootje. Jammer dat het zo kort duurt. De krijtwachters hebben de orde hersteld en gaan weer terug naar het strijdperk. De kamprechter legt de ridders de spelregels uit. Hij controleert de punten van de lans. Die mogen namelijk niet scherp zijn. Na deze controle rijden de twee ridders ieder naar een uiteinde van het houten hek. Ze gaan met hun gezicht naar het midden staan, klappen hun vizier dicht en wachten op het aanvalsteken van de kamprechter. Dan geven de twee ridders hun paard de sporen. Opgezweept door het publiek stormen ze op elkaar af. In het leprozenhuis, even buiten de stad, is het gejuich van het toernooi goed te horen. Maar de melaatsen luisteren er niet naar. Ze hebben andere zaken aan hun hoofd. Vandaag is het de dag van de jaarlijkse bedeltocht. Normaal mogen de melaatsen niet in de stad komen. De mensen kijken liever niet naar al die verminkte lichamen, vaak zonder arm of been en met gezichten die door dikke en vaak zwerende knobbels op monsterkoppen lijken. Melaatsen kun je maar beter mijden. Ze zouden je kunnen
besmetten. Maar één dag in het jaar mogen de melaatsen een bedeltocht door de stad houden. En die dag is vandaag. Strompelend verzamelen de melaatsen zich in hun lange zwarte mantels voor het huis. Sommigen worden door lotgenoten ondersteund, anderen worden op een draagbaar vervoerd. Er worden fakkels uitgedeeld. De oudste leproos wijst in de richting waar het gejuich vandaan komt en knikt met zijn hoofd. Zwijgend trekken alle melaatsen de zwarte mantelkap over hun hoofd, zodat van hun afschuwelijke mismaaktheid niets meer is te zien. Terwijl ze zich in beweging zetten, klinkt uit hun schorre kelen een lied. Hoewel de woorden haast onverstaanbaar zijn, klinken ze vol overtuiging: Heb meelij met ons leprozen. Heb meelij met ons lot. Verlos ons van den Boze. Ook wij zijn kind’ren van God. Samen met de tonen van het lied klinkt het geratel van de kleppers. Die gebruiken de melaatsen om de mensen te waarschuwen dat ze in aantocht zijn. Ondertussen heeft ridder Florian zijn paard naar een hoek van het strijdperk gestuurd. Zijn lans is bij het raken van Ewouds schild in tweeën gebroken. Toernooiknechten rapen de stukken op en gooien ze naar de rand. Florian wenkt zijn schildknaap. Die werpt hem een nieuwe lans toe. Opnieuw stormen de twee ridders op elkaar af. Het gesnuif van de paarden is tot op de achterste rijen van de tribunes te horen. Alle edelen zitten op het puntje van hun stoel. Het volk houdt zijn adem in. Dit wordt het beslissende gevecht. ‘Oohh!’ ‘Ai!!’ ‘Florian heeft het paard van Ewoud geraakt!’ Het paard van Ewoud steigert. Ewoud
De trek • verhaal: De laatste dag van de joeste • pagina
kan het met moeite in bedwang houden. Als het paard stil staat, stijgt Ewoud kwaad af. Met grote passen loopt hij naar zijn tegenstander, terwijl hij zijn zwaard trekt. ‘Florian, je hebt mijn paard geraakt. Dat zal ik je betaald zetten! Ik daag je uit voor een grondgevecht!’ ‘Ridder Ewoud, een grondgevecht is verboden,’ zegt de kamprechter. ‘Dat zijn de spelregels van dit toernooi.’ Maar het lijkt alsof Ewoud hem niet hoort. Nu stijgt ook Florian van zijn paard af. ‘Goed Ewoud. Ik neem je uitdaging aan!’ ‘Krijtwachters, houd ze tegen!’ ‘Hé kamprechter, laat die twee vechten! Dat vinden we spannend. We willen strijd zien! We willen strijd!’ ‘Ridder Ewoud en ridder Florian! Ik waarschuw u alle twee!’ ‘We willen strijd zien! We willen strijd!’ ‘Ridder Ewoud en ridder Florian! Ik verbied u om verder te gaan! Ik waarschuw u beiden voor de laatste maal!’ Ewoud en Florian staan dreigend tegenover elkaar. Ze houden hun zwaarden boven hun hoofd. Maar in hun grimmige ogen achter het vizier is twijfel te lezen. Ze weten dat ze geschorst kunnen worden als ze doorgaan. Allebei laten ze hun zwaard zakken en draaien zich om. Het volk reageert teleurgesteld met boegeroep. De kamprechter loopt naar het paard van Ewoud. Hij bekijkt de wond die Florian met zijn lans heeft aangebracht. Er komt een dun straaltje bloed uit. Dan loopt hij terug naar het midden. Het publiek wacht in spanning af. ‘In de spelregels van dit toernooi staat dat het verboden is om het paard van de tegenstander te verwonden. De ridder die deze regel overtreedt, wordt geschorst. Daarom heb ik besloten om ridder Florian van Brabant uit het toernooi te nemen. Tot overwinnaar van dit gevecht verklaar ik dan ook ridder Ewoud van Henegouwen!’
‘Boe! Boe!’ ‘Schande!’ ‘Hoera!’ (Dat is jonkvrouw Adelmund.) ‘Wij willen een nieuw gevecht! Florian moet een tweede kans krijgen!’ ‘Weg met die kamprechter! Hij kiest partij!’ ‘Wij willen strijd zien!’ ‘Wij willen strijd!’ ‘STOP!!!’ Plotseling is het stil. De hertog is opgestaan. ‘De kamprechter heeft gelijk. Het is zijn taak om te zorgen dat het gevecht volgens de spelregels verloopt. Er is een paard van de tegenstander verwond. De spelregels verbieden dat. De beslissing van de kamprechter is dus juist en dient geëerbiedigd te worden!’ Zowel onder de edelen op de tribune als onder het volk aan de overkant klinkt teleurgesteld gemompel. Maar er is niemand die de hertog durft tegenspreken. Bovendien weet iedereen dat voor elk toernooi geldt: regels zijn heilig! In afwachting van de eindstrijd zijn de edelen naar de hoftent gegaan. Ze raken niet uitgepraat over het gevecht tussen Ewoud en Florian. Er wordt heftig gediscussieerd. Mag iemand die ooit roofridder geweest is, wel deelnemen aan een joeste? Sommigen zeggen dat het hele verhaal over Ewoud verzonnen is. Misschien heeft Florian dit roddelverhaal wel de wereld ingestuurd om Ewoud verdacht te maken. Tenslotte heeft hij ook de spelregels overtreden, wat je van Ewoud niet kunt zeggen. Buiten vermaakt het volk zich door te kijken naar minder bekende ridders. Ze laten hun behendigheid zien in het ringsteken. Het volk geniet als een lans in de ring blijft steken en de ridder daardoor van zijn paard valt. Maar de omklapkogel levert het meeste plezier op. De ridder moet in volle vaart vlak langs een plaat
De trek • verhaal: De laatste dag van de joeste • pagina
rijden die op een draaipin zit en waar een zware kogel aan hangt. Hij moet met zijn lans de plaat zien te raken. Als dat gebeurt, gaat de plaat ronddraaien en zwiept de kogel achter zich aan. Veel ridders bukken te laat, waardoor de kogel boem! met een enorme klap tegen hun achterhoofd slaat. Het volk, dat zich te goed doet aan bier en worst, vindt het prachtig. Ergens anders laten jongleurs hun kunsten zien of kijken de mensen naar beren die op een gloeiende plaat dansen. Troubadours zingen heldenliederen over ridders en liefdesliederen over jonkvrouwen. Een groep toneelspelers doet een joeste na. Ze hebben stokpaardjes tussen hun benen. Als lansen gebruiken ze stokken waar aan het einde een molentje is vastgemaakt. ‘Hop, hop, hop!’ roepen ze, terwijl ze op elkaar toestormen en de molentjes draaien. Als ze elkaar raken, vallen ze kermend op de grond. ‘Je hebt mijn paard geraakt!’ huilt een speler, terwijl hij zijn stokpaardje in de hoogte houdt. Een speler die voor kamprechter speelt, pakt het stokpaardje van Florian en breekt het dwars doormidden. ‘U bent geschorst!’ zegt hij en gooit de stukken tussen het publiek. Dat kunnen de mensen wel waarderen. Ze geven de spelers een hartelijk applaus en gooien brood en worst naar de spelers. Die bedanken het publiek door als echte ridders een ereronde te maken, waarbij ze hun stokpaardjes hinnikend laten steigeren. Laat in de middag kondigt de bazuinblazer het laatste gevecht aan. De heraut loopt naar het midden. Deze keer hoeft hij niet te wachten tot het stil wordt. Iedereen is benieuwd naar de finale. Wie wordt de winnaar van de joeste? Ewoud of Diederik, de ridder die de andere halve finale heeft gewonnen? Met luide stem kondigt de heraut de twee ridders aan. Hij vertelt dat Ewoud al veel
grote toernooien heeft gewonnen. Voor Diederik is dit zijn eerste toernooi. Maar tot nu toe heeft hij al zijn tegenstanders verslagen. Het publiek is duidelijk op de hand van de jonge Diederik. Zal hij het van de ervaren Ewoud kunnen winnen? Na hun ererondje rijden de twee ridders weer langs de vrouwentribune. Net als alle andere jonkvrouwen zwaaien Godelieve en haar tante met hun zakdoekjes. Vlak voor de plaats waar ze zitten, laat Diederik zijn paard stilstaan. Hij kijkt de twee jonkvrouwen aan, twijfelt even en kiest dan ... het zakdoekje van Godelieve. Onder luid applaus knoopt hij het aan zijn lans. De tante van Godelieve trekt een verontwaardigd gezicht. Eigenlijk zou ze trots op haar nichtje moeten zijn, maar haar teleurstelling is te groot. ‘Tante, ze beginnen! Hoort u de prachtige bellen die aan het paardentuig zitten? Nu steken ze hun lans naar voren. Ai! Zag u hoe Diederik met zijn schild de lans van Ewoud afweerde? O tante, wat is dit spannend.’ Het gevecht tussen Ewoud en Diederik gaat lange tijd gelijk op. Regelmatig breken de lansen in stukken en vliegen de houtspaanders door de lucht. Op een gegeven moment, alsof ze het afgesproken hebben, rijden Ewoud en Diederik terug naar hun eigen hoek van het strijdperk. De schildknapen reiken hen een nieuwe lans aan. Een lans die zwaarder is en nog mooier versierd. Een lans die de definitieve stoot moet toebrengen. De beide ridders wachten. Wie zal het eerst zijn paard de sporen geven? Wie zal de ander de genadestoot geven? Langzaam rijden ze op elkaar toe. Het publiek houdt de adem in. Plots draaien alle hoofden zich om. Door de stilte klinkt het geratel van kleppers. Het dringt door merg en been. Vaag zijn stemmen te horen die een lied zingen. De edelen op de tribune gaan overeind staan.
‘De leprozen!!’
De trek • verhaal: De laatste dag van de joeste • pagina
‘Wat komen die hier doen?’ ‘Ze houden hun jaarlijkse bedeltocht!’ ‘Moet dat uitgerekend vandaag?’ ‘Ze hebben hier niets te zoeken!’ ‘Laat ze hun eigen toernooi houden!’ ‘Weg met die klaplopers!’ De kamprechter kijkt vragend naar de hertog. Die maakt met een handgebaar duidelijk wat er moet gebeuren. De kamprechter stuurt zijn krijtwachters naar de groep zingende melaatsen, die ondertussen al in het strijdperk staan. Het publiek kijkt toe hoe de krijtwachters met hun lange witte stokken de zwart geklede leprozen, die steeds harder met hun ratels klepperen, terugdrijven. Alles onder luid gejoel van het publiek. Maar de tonen van het bedellied blijven boven het strijdperk hangen. Ook wanneer de melaatsen al ver van het strijdperk zijn, de twee ridders alweer op elkaar afstormen en Diederik, blijkbaar meer ontdaan dan zijn ervaren tegenstander,
door Ewoud van zijn paard wordt gestoten. Gelukkig weet Ewoud de eer van het toernooi te redden. Hij loopt met het harnas van Diederik, waar hij als overwinnaar recht op heeft, naar de hertog en zegt: ‘Geeft u de opbrengst hiervan aan de melaatsen. De eer van de overwinning is voor mij voldoende.’ Onder luid applaus verlaat hij het strijdperk. Tot laat in de avond wordt er feest gevierd. Iedereen praat na over de gebeurtenissen van de laatste dag van de joeste. Dit toernooi zal de meesten nog jaren bijblijven. Alleen de tante van Godelieve kan het niet laten om te zeggen: ‘In mijn tijd was een joeste toch spannender.’ © Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen Auteurs: Ben Verschuren en Sjef Schmiermann Drunen, DELUBAS Educatieve Uitgeverij, 1999 ISBN: 978-90-5300-039-7
De trek • verhaal: De laatste dag van de joeste • pagina