In het voetspoor van... Bijbelse figuren en hun levensgeheim voor jongeren van 12 en 13 jaar
drs. M. van Campen
Zevende druk
Zoetermeer
Inhoud 1.
Timotheüs
- op school bij God
7
2.
Adam
- een gevallen mens
12
3.
Noach
- tegen de stroom in
16
4.
Abraham
- op reis met God
20
5.
Jozef
- vluchten voor verleiding
25
6.
Mozes
- leven naar Gods geboden
28
7.
Jozua
- praten over het geloof
33
8.
Gideon
- sterk in Gods kracht
38
9.
Ruth
- de keuze van je leven
42
10.
Salomo
- een wijze koning
47
11.
Jesaja
- een profeet van God
52
12.
Johannes de Doper
- een levende getuige
57
13.
Maria
- het Woord bewaren
61
14.
Petrus
- een enthousiaste discipel
65
15.
Paulus
- in dienst van de zending
69
Timotheüs
1 LeS
Op school bij God
Verkenning Op het bord staat het woord ‘catechisatie’. Vul hieronder twee woorden in die volgens jou bij catechisatie horen. Daarna worden alle woorden op het bord geschreven. Praat er met elkaar over. 1. 2.
Bijbelstudie: 2 Timotheüs 1:3-5 en 2 Timotheüs 3:14,15 Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs; en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd, dat het ook in u woont (2 Timotheüs 1:5). Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is, wetende van wie gij het geleerd hebt. En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is (2 Timotheüs 3:14 en 15). a. Paulus heeft dit aan Timotheüs geschreven. Hij zegt twee belangrijke dingen over Timotheüs. Vertel in eigen
woorden wat Paulus bedoelt. b. Praat met elkaar (misschien eerst in groepjes) over de volgende uitspraken: I. Als ouders geloven, gaan de kinde-
ren ook vanzelf geloven. Dat vind ik ook/niet, want
II. Om te kunnen geloven heb je
onderwijs nodig. Dat vind ik ook/niet, want
7
LeS
1
Informatie 1 Timotheüs heeft een prachtige naam. Die betekent: ‘Prijs God’. Hij is de zoon van
een Joodse moeder en een Griekse vader. Daardoor is hij onbesneden gebleven. De apostel Paulus heeft hem later besneden. Paulus is erg gesteld op zijn jonge vriend. Er is een hechte band tussen hen gegroeid. Paulus neemt hem mee op zijn zendingsreizen. Timotheüs wordt een soort evangelist (2 Timotheüs 4:5). Hij heeft daarvoor bijzondere gaven ontvangen (2 Timotheüs 1:6). Later gaat Timotheüs in de gemeente van Efeze werken. Paulus stuurt hem dan brieven om hem goede raad te geven en hem te bemoedigen. 2 Wanneer is Timotheüs gaan geloven? Toen hij Paulus had ontmoet? Nee, het is al
veel eerder begonnen. Het onderwijs dat zijn moeder en zijn oma hem hebben meegegeven, is heel belangrijk geweest in zijn leven. Bij alle Joden is de godsdienstige opvoeding heel belangrijk. Wie de Heere God is en wat Hij gedaan heeft, moeten ouders doorvertellen in het gezin. Dat is de opdracht van God. Zo wil de Heere het geloof werken in ons hart. Later wordt Timotheüs een van Paulus’ beste medewerkers. Dan mag hij op zijn beurt anderen vertellen over het geloof. Wat zal hij toen dankbaar geweest zijn voor alles wat hij van thuis had meegekregen.
8
3 Vandaag werkt God vaak nog op dezelfde manier als bij Timotheüs. Hij neemt ons
1 LeS
op de leerschool van het geloof. Daar raak je nooit uitgeleerd. Je leven lang blijf je leerling. De Bijbel is bij dit ‘hoger’ onderwijs het belangrijkste leermiddel. De Heilige Geest de voornaamste leraar. De catechisatie is een van de momenten waarop we met het Woord bezig mogen zijn. Natuurlijk is dat niet het enige. Ook op zondag in de kerk en door de week in het gezin en op school lezen we de Bijbel. Op deze leerschool gaat het niet alleen om wat je moet weten over het geloof, maar vooral om het leren volgen van de Heere Jezus. Het is wel belangrijk om die dingen te weten, maar wil je ook zelf graag bij Jezus horen? Het gaat er om, dat je ontdekt wie de Heere voor jou wil zijn en wat Hij van jou vraagt bij alles wat je doet.
Verwerking 1 Vul met elkaar de volgende puzzel in. In de vetgedrukte balk komt een bekend woord te staan. 1. 2. 3. 4. 5.
Naam van de moeder van Timotheüs (2 Timotheüs 1:5) Geestelijke vader van Timotheüs (1 Korinthe 4:17) Plaats waar Timotheüs en Paulus verbleven (Handelingen 16:8) Aantal brieven dat Paulus aan Timotheüs schreef Gebied waar Timotheüs gewerkt heeft (Handelingen 18:5) 6. Naam die de kern vormt van Paulus’ boodschap (2 Korinthe 1:19) 7. Taal die de vader van Timotheüs sprak (Handelingen 16:1) 1 8. Metgezel van Timotheüs (Handelingen 17:15) 9. Wat Timotheüs bewaren moet (1 Timotheüs 6:20) 4 10. Waar Timotheüs als eerste naar jagen moet 2 (1 Timotheüs 6:11) 11. Naam van de grootmoeder van Timotheüs 3 (2 Timotheüs 1:5) 12. Metgezel van Timotheüs (Handelingen 19:22)
10 11
7
5 6
9 8
12
9
1
a. Wat moeten de ouders doorvertellen aan hun kinderen?
a
LeS
2 Lees met elkaar Psalm 78:1-7
b. Waarom moeten we leren op Gods leerschool (kijk ook naar vers 7 en 8)?
b
3 Lees met elkaar onderstaand gedeelte uit het doopformulier. Het is één van de drie vragen die de ouders moeten
beantwoorden. Ten derde: of gij niet belooft en u voorneemt, deze kinderen als zij tot hun verstand zullen gekomen zijn, waarvan gij vader en moeder zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen of te doen (en te helpen) onderwijzen.
Wat heeft onze doop met de catechisatie te maken? 4 a.Wat verwacht jij van de
a
catechisatie? b. Wat mogen we van jou verwachten op de catechisatie?
b
(eventueel kunnen de catechisanten elkaar interviewen: ieder stelt vraag 4a en 4b aan zijn rechterbuurman/vrouw. Daarna vertelt de een in de groep welke antwoorden de ander gegeven heeft.)
10
Leesrooster Paulus Timotheüs voor het eerst ontmoet?) 2 1 Korinthe 16:4-11 (Wat schrijft
Paulus aan deze gemeente over Timotheüs?)
1 LeS
1 Handelingen 16:1-5 (Waar heeft
3 Romeinen 16:21-27 (Hoe wordt
Timotheüs hier door Paulus genoemd?) 4 1 Timotheüs 5:21-25 (Wat lees je
hier over Timotheüs’ gezondheid?) 5 2 Timotheüs 2:1-5 (Welke bood-
schap krijgt Timotheüs’ hier van Paulus mee?) 6 2 Timotheüs 2:8-13 (Wat mag
Timotheüs niet vergeten en waarom niet, vers 8?) 7 2 Timotheüs 4:6-13 (Waarom wil
Paulus Timotheüs graag bij zich hebben?)
11