Stamboomonderzoek in het voetspoor van Napoleon door J.A. Paasman Het systeem van rekrutering en de militaire administratie in de Napoleontische tijd bieden vele interessante aanknopingspunten voor stamboomonderzoek. De historicus Jan Paasman hield in november 2002 in Utrecht voor de WGOD een boeiende inleiding over dit onderwerp, met als titel ‘Militairen in het leger en bij de marine van Napoleon of: de vergeten bezetting’. Hieronder volgt een bewerking van zijn voordracht. Mijn belangstelling voor de periode 1810-1813 werd gewekt toen ik ontdekte dat mijn naamgenoot Jan Paasman in 1813 als deserteur werd opgepakt door Franse gendarmes. Zoals u weet werden wij op 9 juli 1810 ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Daarmee kregen wij te maken met de Franse wetgeving, met inbegrip van de wet op de dienstplicht, de conscriptie. De Franse keizer Napoleon I had reeds herhaaldelijk bij de koning van Holland, zijn broer Lodewijk Napoleon, aangedrongen op invoering van deze wet, doch steeds nul op het rekest gekregen. Lodewijk Napoleon begreep wel dat zijn onderdanen niet zaten te wachten op de gedwongen dienstplicht. Gewend als zij waren aan een staand leger, een leger van vrijwilligers. Bovendien was soldatenvolk niet erg geliefd bij de Nederlanders. Helemaal ontkwam Lodewijk Napoleon niet aan de aandrang van zijn broer. Lodewijk kreeg uiteindelijk negenduizend Nederlanders zover zich vrijwillig aan te melden. De gegevens die daarvan in het Rijksarchief te Leeuwarden betreffende Friesland zijn bewaard, geven aan dat zich daaronder waarschijnlijk ook veel Duitse oud-militairen bevonden. Voor van alles inzetbaar Onze jongens, geboren in de jaren 1788-1793 kregen te maken met alle facetten van de Franse krijgsmacht: leger, marine, Nationale Garde, kustkanonniers en zogenaamde ‘garde soldée’ voor handhaving van de orde in steden als Amsterdam en Rotterdam. Daarnaast de gedwongen opkomst van scheepstimmerlieden om onze sterk verwaarloosde vloot weer op peil te brengen en uit te breiden, waar overigens niets van terechtkwam. Bakkers werden gerekruteerd om het leger te velde van brood te voorzien en niet te vergeten de aardwerkers, die aan het werk gezet werden om fortificaties van Den Helder en op Texel te bouwen. Hiervoor werden op onze kosten overigens ook Spaanse krijgsgevangenen ingezet. Voor de marine werd er een aparte dienstplicht ingesteld. Deze maritieme conscriptie was van toepassing op varensgezellen in de leeftijd van 24 tot en met 49 jaar. Hoeveel Nederlanders uit de geboortejaren 1788-1793 exact zijn opgeroepen voor de krijgsmachtonderdelen is niet bekend. In 1811 had ons land, het departement la Hollande genoemd, 1.732.000 inwoners. Tot dit departement behoorden niet Zeeland en de gebieden beneden de Maas, maar wel het tegenwoordige Oost-Friesland. Het totaal aantal Nederlanders in Franse krijgsdienst zal de 35.000 niet ver ontlopen hebben. Van hen hebben zeker 28.000 bij de landmacht en de marine gediend. Van
61
62
de 15.000 Nederlanders die dienden in de, hoofdzakelijk uit Nederlanders bestaande, legeronderdelen aan de veldtocht naar Rusland hebben deelgenomen keerden er nauwelijks 500 terug. Ongeveer 4.500 stierven in Franse militaire hospitalen. De gesneuvelden bleven, op officieren en vrijwilligers na, praktisch naamloos. Wij kunnen ervan uitgaan dat 70% Soldaten uit het Napoleontische leger van de Nederlandse militairen die onder Napoleon hebben gediend niet zijn teruggekeerd. De desertie van de dienstplichtigen werd wel in de militaire stamboeken aangetekend. In totaal kostten de Napoleontische oorlogen tussen 1805 en 1815 aan Franse zijde naar schatting 1,7 miljoen mensen het leven, op een totaal van drie miljoen. De conscriptie In 1811 werd een begin gemaakt met de uitvoering van de conscriptie. Geheel onverwachts en tegen ieders verwachting in begon de Franse keizer niet met de lichting 1811, de jongemannen geboren in 1791, maar met die van 1808, de in 1788 geborenen. De eerste dienstplichtigen moesten op 10 april 1811 naar hun bestemming afmarcheren. Zij die werkzaam waren in de zee- en binnenvaart en in de leeftijd van 24 tot 49 jaar vielen, moesten zich laten registreren voor de maritieme inscriptie. Uit hen werden de matrozen voor de oorlogsvloot gerekruteerd. In nog geen jaar werden 10.000 jongemannen onder de wapenen geroepen. De Nationale Garde Dan was er ook nog zoiets als een Nationale Garde waarvan de 1e Ban, bestaande uit dienstplichtigen in de leeftijd van 20 tot 26 jaar, in 1812 onder dienst werden geroepen. De manschappen van de Nationale Garde werden eind 1812 tegen de eerdere toezegging in alsnog bij het reguliere leger ingedeeld en buiten de landsgrenzen ingezet. Vooral bij het 147e regiment infanterie van linie dat deel heeft genomen aan de veldslagen in Saksen en de Volkerenslag bij Leipzig in oktober 1813. De wet op de dienstplicht was buitengewoon ingewikkeld en heeft dikwijls tot willekeur geleid. Er waren een aantal vrijstellingsmogelijkheden, zoals het gehuwd zijn voor de afkondiging van de opkomst voor de eerste lichting, indien de dienstplichtige een weduwnaar of gescheiden was met kinderen tot zijn onderhoud. Ook de dienstplichtige die een vader in de leeftijd van 71 jaar had of een broer die in dienst van de keizer was gesneuveld, kon een beroep op vrijstelling doen. Daarnaast waren er nog enkele andere mogelijkheden. Liste alfabethique De dienstplichtige uit het betreffende lichtingsjaar moest zich melden bij de mairie (het gemeentehuis) van de gemeente waar zijn wettig domicilie was. Hij werd
daar ingeschreven in het Journal du Maire. Dit journaal diende voor de uiteindelijke inschrijving voor de loting. Op dat journaal werden de eventuele aantekeningen voor vrijstelling vermeld. Uit deze lijsten stelde de prefecture per canton een alfabetische lijst samen die moest dienen voor de loting. Deze alfabetische lijsten (‘Liste Alphabetique’) zijn om meer dan een reden interessant. In ieder geval vermeldt de lijst een volledig signalement van de loteling, met zijn lengte – 1 meter 80 was al een reus – alsmede gegevens omtrent ouders en de beroepen, alsmede een aantekening omtrent de gezondheidstoestand van de loteling. Bij mijn onderzoek had ik het geluk dat op vele van deze lijsten het leger- en marineonderdeel voorkomt, waarin de loteling werd geplaatst. Deze lijsten ben ik niet in een rijksarchief tegengekomen, wel in de archieven van een vrij groot aantal gemeenten in Friesland en in Overijssel (in Staphorst). De loting geschiedde vaak in een kerk ten overstaan van Franse officieren en de onderprefect van het desbetreffende arrondissement. Aan de hand van de alfabetische lijst werd de loteling opgeroepen om uit een grote emmer een briefje met een nummer te trekken. Dat nummer werd door de onderprefect geplaatst op de zogenaamde ‘liste de tirage’, de trekkingslijst, en ook vermeld bij de naam op de alfabetische lijst. Helaas heb ik deze trekkingslijsten niet in de archieven terug kunnen vinden. Was het een laag nummer, vaak onder de 20 of al naar gelang het aantal dienstplichtigen dat de gemeente van inwoning moest leveren een hoger nummer, dan kon de loteling er bijna zeker van zijn dat hij in werkelijke dienst zou worden opgeroepen. Hierna volgde een keuring waarvan het resultaat in vele door mij onderzochte gevallen ook terug te vinden is op de alfabetische lijst. Voor zover die lijst bewaard is gebleven tenminste. Mij is opgevallen dat veel lotelingen een lies- of andere breuk hadden. Er zal bij deze keuringen ongetwijfeld veel zijn gesimuleerd Daarmee hadden de Fransen uiteraard al jaren ervaring opgedaan en als het aantal afgekeurden naar hun mening al te groot werd, dan kon een herkeuring volgen ten overstaan van de Raad van Rekrutering. In het archief van de prefect van Friesland in het rijksarchief Leeuwarden heb ik daarvan een vrij groot aantal lijsten teruggevonden met lotelingen die zich moesten laten herkeuren. Als het goed is, moeten deze lijsten ook in andere rijksarchieven aanwezig zijn. De Raad van Rekrutering bestond uit de prefect van het desbetreffende departement, de officier voor de rekrutering en een officier, aangewezen door het ministerie van oorlog.
63
64
Raad van Rekrutering Niet lang na de keuring kreeg de dienstplichtige een oproep zich te melden in de hoofdplaats van het departement waarin zijn domicilie was. In deze hoofdplaats was ook de Raad van Rekrutering gevestigd. Vanuit de hoofdplaats gingen de dienstplichtigen vaak in groepen van 100 man onder leiding van een of twee sergeants te voet op reis naar de garnizoensplaats van hun legeronderdeel. Vaak was dat in Noord-Frankrijk waar een grote legermacht was gelegerd in verband met de door Napoleon geplande invasie van het door hem zo zeer gehate Engeland. Vanuit het Noorden duurde zo’n reis ongeveer drie weken. Over hoe het rekruten onderweg en te velde is vergaan, is een mooi beeld te krijgen dankzij bewaard gebleven brieven. Uit deze brieven spreekt berusting over het lot. Het was voor velen opgelegde Voorzienigheid die ook maar moest zorgen dat hun lot een goede keer nam. De omstandigheden waarin de manschappen waren gelegerd waren veelal bedroevend. Zo berusten in het Nationaal Archief te Den Haag nogal wat doodsberichten uit het militair hospitaal te Boulogne-sur-Mer. Iemand die geluk had het verblijf in het hospitaal Saint Louis in deze plaats te overleven was Gerke Keimpes Veenstra. Begin maart 1812 schreef hij vanuit dat hospitaal een ontroerende brief naar huis. Hij schreef er meerdere. Na zijn ontslag uit het hospitaal op 21 maart, moest Gerke Keimpes met zijn legeronderdeel naar Duitsland in voorbereiding op de Russische veldtocht. Op 21 oktober 1812 schrijft hij zijn laatste (overigens niet bewaard gebleven) brief vanuit Elbing, nu Elblag geheten, een havenstad aan het Friesische Haf, toen in Oost-Pruisen, nu Polen. Uiteindelijk werd zijn leger- onderdeel op 8 februari 1813 gevangen genomen in Pilau, het huidige Baltysk, een havenstad aan hetzelfde Haf niet ver van Kaliningrad, het vroegere Koningsbergen. De vraag is wat er toch van Gerke geworden is. Enige tijd geleden kwam het antwoord, toen in het Nationaal Rijksarchief in Den Haag zijn overlijdensbericht werd gevonden. Gerke overleed op 1 september 1813 in een hospitaal in Dantzig. Stamboeken Van alle onderdelen van het Franse leger en de marine werd een stamboek (‘matricule’) aangelegd. Daarin werden alle manschappen onder een toegewezen nummer ingeschreven. Van het landleger worden deze stamboeken bewaard bij het Service Historique de l’armée de terre in het Château de Vincennes, (Adres: B.P. 107, 00481 ARMEES) bij Parijs. De directeur van deze dienst met de familienaam van een beroemd Duits componist componeerde in tegenstelling tot zijn naamgenoot tijdens mijn onderzoek alleen maar stukken in mineur. Het was een gunst als je antwoord kreeg op een verzoek om inlichtingen over een vermiste soldaat. Meestal word je onder verwijzing naar een zeer lang en ingewikkeld wetsartikel verzocht om zelf maar te komen. Je wordt overigens zeer vriendelijk en hoffelijk ontvangen. Zoals mij onlangs is gebleken zijn de militaire stamboeken waarin Nederlanders onder Napoleon hebben gediend op microfiche gezet. Zijn sommige stamboeken al niet meer goed leesbaar, de microfiches schijnen navenant te zijn. Van inschrijving in het stamboek wordt geen kopie verstrekt. Van de marine worden deze stamboeken bewaard bij de Marine Nationale, Service Historique, Archives et bibliothéque te Cherbourg (adres: 57 Rue de l’Abbaye, B.P. 31, 50115 Cherbourg Naval). Daar is men behulpzamer.
Plaatsvervangers De dienstplicht was niet persoonlijk. Wie bij de loting een laag nummer trok en was goedgekeurd, kon er bijna zeker van zijn dat hij binnen niet al te lange tijd een oproep voor opkomst in actieve dienst kon verwachten. Er waren twee mogelijkheden om zich te laten vervangen. In de eerste plaats was dat de indeplaatsstelling. Dit soort plaatsvervanging moest bij contract ten overstaan van de (onder-)prefect worden aangegaan en behoefde de goedkeuring van de Raad van Rekrutering. Voorwaarde was dat de vervanger, de remplaçant, niet ouder was dan 30 jaar, niet dienstplichtig en medisch goedgekeurd was. Bovendien moest hij een bewijs van goed gedrag kunnen overleggen en bij minderjarigheid toestemming van ouders of voogd hebben en in geval van huwelijk toestemming van de echtgenote. In Friesland zijn dergelijke contracten in het archief van de prefect van het departement bewaard gebleven. Als ze in andere rijksarchieven al bewaard zijn gebleven, dan kan ik u garanderen dat het moeilijk is de gezochte te vinden als op de desbetreffende inventaris geen klapper aanwezig is. Contracten Tussen de dienstplichtige en de remplaçant kon van alles overeengekomen worden. Het hoogste bedrag dat ik heb gevonden is een bedrag van f 4025,=, een voor die tijd zeer behoorlijke som. Van elders zijn overigens nog hogere bedragen bekend. Bij een contract in Franeker vond ik dat de echtgenote van de remplaçant een vrije woning werd aangeboden, elders dat de ouders in het genot werden gesteld van een hoeveelheid boter en in de winter van een lading turf. De contracten hadden uiteraard een bepaalde duur. Meestal werd bij het sluiten van het contract een bepaald gedeelte van het overeengekomen bedrag contant betaald. De rest in termijnen terwijl over de onbetaalde termijnen rente werd vergoed. Nog lang na de Franse tijd zijn over de naleving van deze contracten nog heel wat processen gevoerd. Het wettig bewijs dat de remplaçant was overleden was immers nauwelijks te leveren. Nummerwisselingen Naast de indeplaatsstelling was het mogelijk het bij loting laaggetrokken nummer te wisselen met dat van een dienstplichtige die een hoog nummer had getrokken. De zogenaamde nummerwisseling. Voorwaarde was dat beide dienstplichtigen behoorden tot dezelfde lichting en in hetzelfde kanton woonden. De contracten van nummerwisseling werden gesloten ten overstaan van de notaris en verdienden eveneens de goedkeuring van de Raad van Rekrutering. Bij desertie of afkeuring moest de dienstplichtige alsnog zelf opkomen of opnieuw een vervanger stellen. Dat is in ettelijke gevallen voorgekomen. Het waren veelal arme sloebers die zich als plaatsvervanger en nummerwisselaar verkochten. Eenmaal trof ik een notaris aan. Daarmee zal, gelet op zijn naam, wel wat aan de hand geweest zijn. Dienstweigeraars en deserteurs Iedereen die op de alfabetische lijst stond en niet kwam opdagen bij de loting werd als dienstweigeraar beschouwd. De inschrijving hoefde overigens niet persoonlijk te geschieden, maar kon ook door een gemachtigde in de persoon van een naast familielid of een voogd plaatsvinden. Deze kon dan de reden van het niet op-
65
66
komen van de dienstplichtige vermelden. Zelfs bij de loting hoefde de dienstplichtige nog niet in persoon te verschijnen. Kwam hijzelf of zijn gemachtigde niet bij de loting opdagen dan werd hij zonder pardon als dienstweigeraar aangemerkt en kreeg hij een laag nummer toebedeeld. Als straf voor dienstweigering kon de prefect inkwartiering door gendarmes en soldaten opleggen bij de ouders van de dienstweigeraar/deserteur. Voor elke dag dat de inkwartiering duurde moesten de ouders 3 franc betalen en voor de verzorging van de paarden 2 franc. Ook moest voedsel worden verstrekt. Vooral van de mannen, die deserteerden, is een en ander bekend. De deserteur kon worden gestraft met dood door de kogel – wat ik soms heb gevonden op zijn conduite -, met levenslange dwangarbeid of dwangarbeid voor bepaalde tijd, dikwijls zeven jaar. In beide gevallen met een ijzeren bal van acht kilo aan het been. In alle gevallen bovendien nog met een vaste boete van 1500 francs. Voor de betaling daarvan waren de ouders aansprakelijk, met de mogelijkheid van openbare verkoping van eigendommen. Lijst van vermisten Tenminste 2500 Friezen die onder Napoleon in leger en marine hebben gediend, zijn gesneuveld of vermist. Ik vond een tot dan toe onbekende lijst uit begin 1815 met ruim duizend vermisten in Friesland. Waarschijnlijk is dat aantal nog aan de lage kant. Ongetwijfeld zijn ook in andere departementen dergelijke lijsten opgemaakt. In het Algemeen Rijksarchief in Den Haag bevinden zich namelijk brieven van de gouverneur des konings, waar deze lijsten in werden genoemd. De lijsten zelf zijn helaas niet aangetroffen. Wie deze lijst in het archief van de gouverneur van een andere provincie dan Friesland vindt, kan verzekerd zijn van eeuwige genealogische roem. Overigens bleek bij mijn onderzoek dat zich in verschillende gemeentearchieven in de uitgaande stukken van 1814 een lijst bevindt met een opgave van vermiste militairen. Tijdens verschillende lezingen over hetzelfde onderwerp buiten Friesland werd mij de aanwezigheid van een dergelijke lijst in een gemeentearchief bevestigd. Een mooi aanknopingspunt voor verder genealogisch onderzoek. Pensioengerechtigden Bij mijn onderzoek naar de periode 1810-1813 vond ik in het Rijksarchief Friesland in Leeuwarden, thans Tresoar geheten, overigens ook lijsten van pensioengerechtigde militairen die op bevel van de Franse generaal Molitor op 10 november 1810 hun pensioenakte bij de landdrost moesten inleveren. Veel van deze gepensioneerde militairen behoorden tot legeronderdelen uit de tijd van de Republiek der Vereenigde Nederlanden en waren in 1795 of kort daarna door het nieuwe regime afgedankt en gepensioneerd. Voor een groot deel waren deze militairen afkomstig uit Duitse gebiedsdelen. Uit de bijbehorende correspondentie kan worden opgemaakt dat ook voor gepensioneerde militairen buiten Friesland een zelfde maatregel moet hebben gegolden. Ook voor wie in het Koninkrijk Westfalen stamboomonderzoek doet, kunnen dergelijke bronnen met betrekking tot rekrutering, legerdienst en repatriëring waardevolle informatie bevatten. Het Koninkrijk Westfalen was van 1807 tot 1813 onder Jérome, een broer van Napoleon, eveneens een vazalstaat van het Franse keizerrijk.
Het Koninkrijk omvatte Brunswijk, Hannover, Hessen en de Pruisische gebieden links van de Elbe gelegen. Overzicht archiefstukken en bewaarplaatsen Archiefstuk
Bewaarplaats
Alfabetische lijst lotelingen
Gemeente- en/of rijksarchief (RA)
Algemene lijst lotelingen per arrondissement
Niet aangetroffen
Erfenis/boedelscheiding
RA notarieel archief en RA rechtbank van van eerste aanleg
Journal du Maire
Gemeente- en/of rijksarchief
Correspondentie
Gemeentearchief; RA (onder-)prefect en archieven provinciaal bestuur
Lotelingenlijst
Gemeente- en/of rijksarchief
Medaille de St. Hélène
Lijst met uitsluitend familienaam en voorletters, aanwezig in het Museum Kanselarij der Nederlandse Orden, Paleis het Loo, Apeldoorn kopie bij de heer Paasman
Nationale Militie
Gemeente- en/of rijksarchief
Nummerwisselingscontract
RA notarieel archief
Overlijden (kennisgeving van) in een Frans militair hospitaal
Algemeen Rijksarchief
Plaatsvervangingscontract
RA archief prefect
Idem met aanvulling daarop
RA notarieel archief
Certificat d’activité de service
Gemeente- en/of rijksarchief
Signalement deserteur
Gemeente- en RA (onder-)prefect
Vermisten
RA archieven provinciaal bestuur eind 1814/begin 1815; RA staatssecretaris van Staat voor de buitenlandse zaken
Vonnis weigeraar
RA archief (onder-)prefect en rechtbank van eerste aanleg
67