COORNHERT GYMNASIUM SCHOOLPLAN 2012 - 2015
Inhoud I
Inleiding
2
II
Algemene schoolgegevens
2
III Uitgangspunten schoolbeleid
3
IV Onderwijs
5
V
Personeel
VI Organisatie
13 15
Realisatie: GHS uitgeverij bv, Nieuwkoop, Uitgave januari 2012
! t i u e j t Daag www.coornhert-gymnasium.nl
Inleiding Het Coornhert Gymnasium is een van de oudste scholen van Nederland. Al in 1366 wordt de - dan nog - parochieschool van de St.-Jan in een document genoemd. Het Coornhert Gymnasium is een categoraal gymnasium met een kleinschalige organisatie. De school heeft een sterk regionale functie. De signatuur is openbaar. De school telt 682 leerlingen, 75 personeelsleden en is gehuisvest in twee in afgelopen jaren uitgebouwde panden uit de jaren 50 van de vorige eeuw. Staat van onderhoud van gebouw en terrein zijn zonder meer uitstekend. De school heeft een naam hoog te houden. De lange geschiedenis van de school, de actieve oud-leerlingenvereniging - de Vrienden van het Coornhert Gymnasium - de vooruitstrevende onderwijsontwikkelingen en de goede prestaties van de school dragen alle, in verschillende mate, aan dat beeld bij. Onze leerlingen komen uit Gouda, Reeuwijk, Waddinxveen, Bodegraven en nog een aantal plaatsen in het Groene Hart. De toestroom naar de school is steeds minder vanzelfsprekend. Met name het aantal leerlingen van buiten Gouda neemt licht af. De concurrentie van scholen in Schoonhoven en Woerden is voelbaar, de buitengemeenten hebben te maken met krimp.
Een deel van de toename van Goudse leerlingen heeft te maken met de sterke krimp van één van de Goudse scholengemeenschappen. Het Coornhert Gymnasium zal zich dus nog nadrukkelijker op de kaart moeten zetten en de goede naam waar moeten blijven maken. We blijven werken aan goede resultaten en doorstroomcijfers en aan bekendheid van de vele schoolactiviteiten. Naast het koesteren van onze rijke historie en imago wil de school haar opdracht als zelfstandig gymnasium recht doen. We zullen ons in de “strijd om de leerling” nog meer als een zelfstandig gymnasium profileren. De waarde van de klassieke talen en de klassieke vorming op de school zullen nadrukkelijker uitgedragen worden. Het Coornhert gymnasium: een school met klassieke fundamenten en moderne bouwstenen! Drs. M.G.P. Oehlenschläger rector
COORNHERT GYMNASIUM Algemene schoolgegevens De school wordt bestuurd door de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Gouda. Voor actuele gegevens, zoals namen van schoolleiding, staf, bestuurs- en personeelsleden, mailadressen en telefoonnummers wordt verwezen naar www.coornhert-gymnasium.nl. De schoolgids is alleen in digitale vorm beschikbaar en is te vinden op de website.
3
Uitgangspunten schoolbeleid De missie van de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Gouda:
• • • • •
…het geven van openbaar onderwijs in een kleinschalige, optimale leeromgeving voor elke individuele leerling. De missie en visie van het Coornhert Gymnasium: Een leerling leert op het Coornhert Gymnasium onder begeleiding van competente docenten in een uitdagende en veilige omgeving en bereidt zich optimaal voor op zijn toekomst de leerling leert en bereidt zich optimaal voor op zijn toekomst dus de leerling: • leert in toenemende mate zelfstandig, met eigen verantwoordelijkheid en met anderen; • verbreedt en verdiept kennis op zoveel mogelijk terreinen; • pakt uitdagingen aan, verlegt zijn grenzen; vindt excelleren normaal; • is vaardig op het gebied van onderzoeken, presenteren en samenwerken (o.a feedback geven en ontvangen); • heeft een open houding t.a.v. andere en oudere culturen, denkwerelden; • kan standpunten innemen en beargumenteren; • kan zich verplaatsen in anderen; • is in staat tot zelfkritiek; • speelt een actieve rol in het schoolleven; en ontwikkelt zich in zes jaar tot een verantwoordelijk lid van de samenleving met respect voor anderen. de docent is competent dus de docent: • is goed opgeleid en bijgeschoold en heeft een voor zijn taken nuttig netwerk; • sluit in zijn lessen aan op basis- en vervolgonderwijs;
4
• • • • • • •
(h)erkent verschillen in niveau, tempo en leerstijl; (h)erkent verschillen in leren tussen jongens en meisjes; geeft leerlingen medeverantwoordelijkheid; stelt eisen op maat aan leerlingen en daagt uit; beoordeelt adequaat; geeft niet alleen cijfers maar hanteert ook andere beschrijvingen van het niveau zoals rubrics en referentiekaders; werkt samen met en leert van collega’s; staat open voor feedback en geeft die ook; stimuleert leerlingen om te leren, maakt nieuwsgierig; is gericht op samenhang, ook buiten zijn vak; stemt af en kiest binnen het afgesproken programma zijn eigen “kleur”; pakt uitdagingen aan en verlegt zijn grenzen; is reflectief en doet regelmatig onderzoek naar het effect van zijn werk.
de school is veilig en uitdagend: • de school is kleinschalig; de lijnen zijn kort; • er is zorg en aandacht voor elkaar – leerlingenzorg en personeelsbeleid is effectief, met menselijke maat en professioneel; • er is zorg voor de leefomgeving en elkaars eigendommen; • er is een open sfeer tussen docenten en leerlingen; • er zijn duidelijke regels en afspraken die iedereen onderschrijft; • er is sprake van een effectieve en goed communicerende organisatie; • onderwijs is onze kerntaak, lessen gaan voor en door; • er is intensief aandacht voor academische kennis en vaardigheden; • fouten maken mag en excelleren is de norm; • er zijn goede faciliteiten en een afgewogen leermiddelenmix; • er zijn per vak goed doordachte leerlijnen die breder en dieper reiken dan de VWO-exameneisen; • de leerstof is rijk aan betekenis en context; • lessen zijn aantrekkelijk, kennen een passend tempo, zijn methodeoverstijgend of zelfs methodeloos, uitdagend en gevarieerd en per saldo onmisbaar;
• (klassieke) cultuur, kunst en sport brengen evenwicht en context; • de school bereidt de leerlingen goed voor op (de keuze van) het vervolgonderwijs; • in het belang van de leerlingen is er doelgericht contact met ouders, indien nodig ook intensief. Sterkte-zwakteanalyse en inventarisatie van kansen en bedreigingen Sterk: • de school is kleinschalig en veilig; • het Coornhert Gymnasium heeft een groot marktaandeel VWO-leerlingen; • het Coornhert Gymnasium heeft een sterk imago van kwaliteit, veiligheid en personele betrokkenheid; • het docententeam is relatief jong; • het docententeam is ambitieus; • medewerkers voelen een grote betrokkenheid bij de leerlingen en de school; • de school loopt voorop in ontwikkelingen bij de klassieke talen, Bètavakken, versterkt taalonderwijs en ICT. Zwak: • de identiteit van de school, zowel het gymnasiale als het openbare profiel, is onvoldoende duidelijk; • het onderwijsrendement is gymnasiaal gemiddeld; • de pedagogisch-didactische aanpak houdt weinig rekening met verschillen tussen leerlingen; • de leermiddelenmix is ondanks de laptops onvoldoende afgewogen en effectief; • de uitstroom van leerlingen is met name in de onderbouw relatief groot; • de leerlingenzorg is nog niet op elk vlak in voldoende mate professioneel. Kansen: • in de samenleving is steeds meer ruimte en erkenning voor excellentie
• gymnasia zijn toenemend populair; • het Coornhert is het enige categorale gymnasium in het Groene Hart; • sterkere samenwerking met gymnasia en andere scholen met name op het gebied van leermiddelen is mogelijk; • educatieve voordelen van ICT benutten – middels de transitie naar tablets –kan het onderwijsrendement verhogen; • de ontwikkeling van Passend Onderwijs – de noodzakelijke definiëring van de zorgbreedte van onze school – kan onze leerlingenzorg versterken. Bedreigingen: • krimpend aantal VWO-leerlingen in Gouda e.o. • dreigend tekort aan gekwalificeerd personeel; • de “concurrentie” versterkt haar positie, ook in de randgemeenten; • de ontwikkeling van Passend Onderwijs – gezien de beperkte zorgbreedte en financiering van de zorg; • het primaire onderwijsproces staat onder druk van beperking van financiële middelen die door de overheid ter beschikking worden gesteld.
5
Curriculum op mesoniveau in de school leerdoelen toetsing
TOETSBELEID
ERK leerinhoud
LEERLIJN LEREN ONDERZOEKEN tijd
leeractiviteiten visie
FACILITEITEN ICT
leeromgeving
groeperingsvormen
LEERLIJN SAMENWERKEN ook sterke pedagogische component
Onderwijs Kader In deze planperiode willen we als kader hanteren voor ons onderwijs: 1. recht doen aan verschillen; het gaat daarbij om verschillen in niveau, leerstijl, ontwikkeling van de hersenen (ook tussen jongens en meisjes), tempo; 2. eisen stellen op maat; alleen zo kan onzes inziens demotivatie en onderpresteren voorkomen worden. Daarmee willen wij ook de uitstroom beperken; 3. handelingsgericht werken; 4. excelleren bevorderen in samenhang met het voorafgaande.
6
docentrollen
bronnen en materialen
LEERMIDDELENBELEID Afbeelding 1 Naar Van den Akker, SLO
Beleid ten aanzien van onderwijs op het niveau van de hele school In bovenstaand spinnenweb is een aantal aspecten van onderwijsontwikkeling op het niveau van de school gerangschikt. Ze komen hieronder vanaf ERK met de klok mee aan bod. a. Leerinhoud Moderne Vreemde Talen / ERK De invoering van het Europese Referentie Kader (ERK) betekent een kwaliteitsslag voor de talen. De talendocent zal zich in de komende vier jaar nadrukkelijk bezighouden met het vormgeven van criteriumgericht taalonderwijs.
Voor al onze leerlingen geldt dat zij minimaal de adviesniveaus halen voor het gymnasium die op de ERK-site (www.erk.nl) zijn vermeld. Veel leerlingen op onze school kunnen echter tot een stap verder gestimuleerd worden. Daarom streven we naar een individuele aanpak, waarbij leerlingen het voor hen hoogst haalbare niveau bereiken, idealiter is dat een niveau hoger dan geadviseerd. Voor Frans en Duits streven we naar een zo groot mogelijke deelname aan de gecertificeerde examens van Delf en Goethe. Leerlingen krijgen ondersteuning vanuit de school, in de derde klas bijvoorbeeld met de hulp van native speakers, maar moeten ook veel zelf doen. Ouders betalen de kosten van de inschrijving voor DELF- en Goethe-examens. Het kunnen behalen van een diploma/certificaat daagt de leerlingen uit!
door vele inspanningen (o.a. benoeming tot kernvak). Deze inspanningen blijven noodzakelijk. Een belangrijke doelstelling voor de komende periode is de positie van klassieke talen te versterken o.m. door ze onderdeel te laten zijn van de ontwikkeling van het “gymnasiale/klassieke profiel”.
Dit streven past ook binnen overheidsbeleid dat excellent presteren wil bevorderen.
Bètavakken De komende jaren worden de ontwikkelingen op het gebied van bètavakken gewaarborgd en voortgezet. We hebben de ambitie om in de voorhoede van bèta-ontwikkelingen mee te blijven doen. Het afgeronde experiment met de nieuwe examenprogramma’s krijgt zijn weerslag op het onderwijs in de onderbouw. Er wordt nadrukkelijk gezocht naar een goede aansluiting tussen de onderbouw (voor sommige leerlingen eindonderwijs!) en de nieuwe examenprogramma’s en didactische vernieuwing in de bovenbouw. De bètavakken streven naar een zo groot mogelijke samenwerking en afstemming van de curricula tussen de vakken. Daarnaast wordt er nog gewerkt aan de verbetering
Een vernieuwd lesprogramma van Cambridge Engels wordt vanaf cursus 2012-2013 gefaseerd ingevoerd voor alle eerste en tweede klassen. In klas 1 en 2 worden drie uur Engels ingeroosterd. De methode is Engels-Engels en ERK-gerelateerd. In de les wordt alleen Engels gesproken. Native speakers helpen één keer per week met spreekvaardigheid. In klas 1 is dat standaard, vanaf klas 2 is dat optioneel. Vanaf klas drie kunnen leerlingen “High Level Cambridge” kiezen. De derde klas krijgt standaard twee uur Engels, zonder native speakers. In een extra door ouders betaald Cambridge-lesuur, ondersteund door natives, wordt er aan de extra vaardigheden gewerkt die nodig zijn om Cambridge-certificaten te halen. Aan het eind van klas 3 vindt het eerste Cambridge-examen plaats, het zogenaamde First Certificate in English (FCE). In de loop van klas 5 is het volgende certificaat te behalen: het CAE, oftewel Certificate in Advanced English. Voor excellente leerlingen bestaat de mogelijkheid in klas 6 ten slotte nog op te gaan voor het Certificate in Proficiency in English (CPE).
Gammavakken We streven naar een vruchtbare samenwerking tussen de vakken geschiedenis, economie, aardrijkskunde en maatschappijleer. Het zoeken naar samenhang tussen de vakken en de noodzaak om daarbij de blik naar buiten te richten, zal de vakken een ontwikkelingsimpuls geven. Het gebruiken van een gezamenlijke onderzoekslijn draagt daar aan bij.
Klassieke talen De klassieke talen zijn onderscheidend voor het gymnasium. Hun positie stond onder druk en is inmiddels weer versterkt
7
en positionering van het vak Natuur Leven en Technologie. Dit vak leent zich bij uitstek voor het vormgeven van een Bètaexcellent aanbod. In de ontwikkeling van eigen (elektronische) leermiddelen in de vorm van compendia en elektronische verwerkingsopdrachten (zie leermiddelen) geven de bèta’s het goede voorbeeld. b. Leeractiviteiten: onderzoeken en ontwerpen, creatieve ontwikkeling en sportief leren We willen leerlingen stimuleren om hun kwaliteiten te ontdekken en zich breder te ontwikkelen. Uiteraard is het verwerven van kennis van groot belang, maar ook de ontwikkeling van de creatieve intelligentie is belangrijk, evenals het ontwikkelen van het vermogen tot innovatie en onderzoeksvaardigheden. De leerlijnen onderzoeken en ontwerpen, die zijn gestart vanuit het bètacluster, worden deze periode breder geïmplementeerd. We doen dat langs een aantal lijnen: - implementatie van onderzoeksleerlijn gammavakken vanaf schooljaar 2012-2013; - vanuit het vak Nederlands worden de schrijfvaardigheid en het beoordelen van (elektronische) bronnen gestandaardiseerd en vakoverstijgend aangeleerd en gebruikt;
- de vakken Beeldende vorming en Kunst maken leerlingen bewust van hun creatieve intelligentie en leren hen bewust gebruik te maken van creativiteit bij andere vakken en bij activiteiten buiten de school. De leerlijn onderzoeken (en ontwerpen) is van essentieel belang als het gaat om het bevorderen van (bèta)excellentie. Om leerlingen te motiveren om cognitief te willen presteren gaan we op zoek naar de rol die sport en dus het vak LO daarbij kan spelen. Het vooruitzicht meer te mogen sporten onder voorwaarde van cognitieve topprestaties, zou met name een aantal jongens kunnen motiveren. c. De rollen van docenten Een van de ontwikkelingen in de voorgaande periode was het opzetten van een pilot om adequater op de behoeften van de meer- of hoogbegaafde leerling in te spelen. Het project draagt de naam ‘delta’. Bij het project zijn nu 25 docenten betrokken. De belangrijkste doelen van het project zijn: het (h)erkennen van (hoog)begaafde leerlingen, het verbeteren van het inzicht in hun behoeften en het leren differentiëren. Het moet een vliegwieleffect hebben zodat uiteindelijk alle leerlingen de kans geboden wordt zich optimaal te ontwikkelen. Daarvoor is het essentieel op de goede manier om te gaan met verschillen binnen de klas. In het deltaproject is het voor docenten mogelijk op dat vlak te leren. Pijlers van het project: - compact maken en verrijken van de curricula; - differentiëren naar leerstijlen en/of intelligenties; - delen van de verantwoordelijkheid voor het leerproces; - meer topdownbenadering van het lesaanbod; d.w.z. meer vanuit de complexe vraagstukken naar de onderliggende delen zoeken, i.p.v. alleen maar stukje voor stukje van de kennis en inzicht te stapelen. Recht doen aan verschillen, zoals hiervoor beschreven, vergt van de docent kennis op dit terrein en vaardigheden: een flexi-
8
bel wisselen van rol is noodzakelijk. Hij is leermeester, expert, coach, begeleider.
praktische opdrachten zullen indien nodig getraind worden in het begeleiden van het samenwerkingsproces.
Dit aspect krijgt o.a. door middel van training en reflectie expliciet aandacht in de deltaontwikkeling. Training en reflectie gebeurt van binnenuit (o.l.v. de Onderwijs Stuur Groep), maar ook van buitenaf (Koenderink, Genseberger).
Er wordt ook bewust ingezet op samenwerken buiten de klaslokalen. Bezette werkplekken buiten de lokalen worden een geaccepteerd verschijnsel. Leerlingen maken daarvan gebruik om hun leertaak efficiënt en doelmatig af te ronden.
d. Bronnen en materialen Tussen 2011 en 2017 wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van digitale leermiddelen. Hiervoor wordt ook samengewerkt met gymnasia (Pegasus), VO-content en andere scholen uit de verschillende netwerken.
f. Faciliteiten / ICT De ICT-faciliteiten kunnen meer benut worden dan nu het geval is. Wij moeten mogelijke toepassingen ook echt gebruiken in relatie tot speerpunten als recht doen aan verschillen, eisen stellen op maat en verantwoordelijkheid. Dat kan door onze elektronische leeromgeving (ELO) effectief te gebruiken. De ELO moet mogelijkheden bieden om een specifieke leerling of groep gedifferentieerd opdrachten aan te bieden. Registratie van vorderingen en activiteiten per leerling moet mogelijk zijn. We onderzoeken of Magister voor het uitvoeren van dit beleid een beter alternatief is dan het huidige It’s Learning.
Er zal met nadruk ook worden gezocht naar ontsluitingsmogelijkheden van (semi)wetenschappelijke bronnen. Zie verder in hoofdstuk IV bij Leermiddelen. e. Leerlijn samenwerken De aandacht voor het aanleren van samenwerken als vaardigheid ligt nu met name bij enkele projecten in de brugklas. We constateren echter tot ver in de bovenbouw dat leerlingen hierbij problemen ervaren. Hoewel wij ervan overtuigd zijn dat excellente leerlingen vanzelfsprekend de gelegenheid moeten krijgen zelfstandig tot grote hoogten te stijgen, is juist de periode van het voortgezet onderwijs belangrijk om het samenwerken te trainen. Ervaren dat excellent presteren ook samen met anderen mogelijk is, vormt een wezenlijk onderdeel van het curriculum. De vaardigheid samenwerken zal in alle leerjaren expliciet aan de orde komen tijdens het proces en niet louter bij de beoordeling van het product. Tussen 2011 en 2013 wordt gewerkt aan het ontwikkelen van deze leerlijn. Onder andere in de mentoraatsprogramma’s van klas 1, 2 en 3 zal het onderwerp nadrukkelijk een plaats krijgen. Mentoren –ook in de bovenbouw- bespreken dit thema expliciet met hun leerlingen. Docenten/begeleiders van projecten en
g. Toetsbeleid Over de kwaliteit van toetsen zijn duidelijke afspraken gemaakt die door iedereen worden onderschreven. Evaluaties van toetsen naar aanleiding van toetsenquêtes zullen de kwaliteit nog meer verbeteren. De toetsdruk is echter groot en versterkt selectief werken door leerlingen. De huidige manier van toetsen en de plaats die toetsen innemen in het leerproces is niet altijd effectief. De manier van toetsen staat in ieder geval hier en daar op gespannen voet met ons groeiend inzicht in het proces van leren en doet zeker weinig recht aan de verschillen tussen leerlingen. Alternatieve toets- en beoordelingsmomenten die meer formatief van aard zijn, kunnen leerlingen op een andere wijze aan het werk houden en vooral ook motiveren. Formatief betekent dat toetsen niet een eindpunt zijn, maar (voorzien van kwalitatief goede feedback) eerder een vertrekpunt voor een volgende leerfase.
9
Curriculum op microniveau in de klas
DOELEN TOETSING
TOETSKWALITEIT
leerdoelen
toetsing
leerinhoud
DIFFERENTIATIE LEERSTIJLEN tijd
leeractiviteiten visie
leeromgeving
docentrollen
INZET VAN LAPTOPS groeperingsvormen
bronnen en materialen
LEERMIDDELENMIX / ROL ICT
Beleid ten aanzien van onderwijs op het niveau van de klas Op het niveau van de klas / leerling signaleren we: een niet aflatende problematiek van het memoriseren; dat leerlingen (en docenten) meer ingesteld zijn op sancties dan op beloning; matig tot slecht huiswerkgedrag waardoor het beoogde effect uitblijft; een relatief grote vraag naar studiebegeleiding; een omgang met opdrachten (inleveren van -) die te wensen over laat; dat studiewijzers die door docenten ruim geïnterpreteerd worden/niet gevolgd worden;
10
dat leerlingen de studiewijzer niet of nauwelijks bekijken; leerlingen die klagen over de volle dagen en het vele huiswerk (en dan onnauwkeurig of selectief te werk gaan; een toename van het aantal zorgleerlingen met een leerhandicap. Aanleiding genoeg om in deze schoolplanperiode: 1. Te werken aan een effectieve handelingsgerichte en oplossingsgerichte leerlingzorg. Zowel in het mentoraat, door middel van op de onderwijsontwikkelingen toegesneden mentoraatsprogamma’s, als binnen de gespecialiseerde leerlingenzorg wordt gestreefd naar professionele zorg op maat en binnen de zorgbreedte. Een en ander wordt vastgelegd in een vernieuwd zorgplan en het te
2.
3.
4.
5.
beschrijven zorgprofiel (ontwikkelingen rond Passend Onderwijs). (Huis)werkbeleid te ontwikkelen onder het motto: Leerlingen doen veel werk op school en krijgen een in tijd afgebakende hoeveelheid nuttig (leer)werk, bij voorkeur ter voorbereiding van de les. Het huiswerk wordt altijd besproken of gebruikt bij een verwerkingsopdracht. Een alternatief voor de studiewijzer te bedenken: a. Het uitgangspunt is het Programma van Toetsing (in de elektronische leeromgeving (ELO)) waarin ook doelen, toets- en/of beoordelingsvorm; stof en opdrachten en extra’s zijn opgenomen; b. De (week)planning is niet statisch; c. Onderdelen van de organisatie van het programma worden met de leerlingen besproken en vastgelegd in de ELO – gedeelde verantwoordelijkheid! d. Opdrachten en huiswerk worden verstrekt via de ELO: omgang huiswerk volgens bovenstaand motto in een “huiswerkwijzer: wat, hoe, voor wanneer”. Te werken aan een effectieve en ambitieuze leercultuur – o.a. door bewust de werksfeer in de klas te bevorderen en handelingsgerichte afspraken (ten aanzien van een leerling of de gehele klas) te maken bij leerlingenbesprekingen. Excelleren is de norm. Een aantal zaken concreet te willen zien in de lessen: a. Docent gebruikt de ELO al bij de start van de les (absentie o.a.). b. Huiswerk wordt altijd besproken, eventueel individueel als onderdeel van handelingsplan per leerling c. Leerlingen werken aan eigen opdracht (merendeels groepen): differentiatie in de klas; wijze van werken kan verschillen (leerstijl) d. Leerlingen luisteren, kijken, doen mee in onderwijsleergesprek, maken afspraken met docent, etc. e. Leerlingen zijn actief met project in samenwerkingsgroepen f. Docent begeleidt, observeert, geeft feedback, doceert, voert onderwijsleergesprek, maakt afspraken met leerlingen (individueel en als groep)
g. Leerlingen maken gebruik van laptops of tablets; leermiddelen halen zij in zeven van de tien gevallen op via internet. h. Leerlingen (sommigen) maken een toets; er zijn diagnostische of voortgangstoetsen waarvan resultaten in de ELO komen en op grond waarvan het traject voor de leerling wordt uitgezet. i. Een enkele leerling werkt buiten de klas/school aan een eigen opdracht. Ambities op het gebied van onderwijs We willen: zicht krijgen op de meest effectieve rol van toetsen in ons onderwijs; een groter aandeel criteriumgericht (dat wil zeggen met behulp van referentiekaders en rubrics) onderwijs realiseren– de moderne vreemde talen met het Europese Referentie Kader voorop; de klassieke talen een vanzelfsprekendheid maken. Zij spelen een rol bij projecten, maar ook bij andere vakken zien wij Latijnse en Griekse taal en cultuur terug. De oudheid is ook zichtbaar in de school; een leerlijn ‘bronnen beoordelen’ ontwikkelen, gekoppeld aan die van documentatie verzamelen en documenteren; vanaf 2012 in de materialen van de verschillende vakken de onderzoeksleerlijn terugzien. Leerlingen hanteren de richtlijnen in opdrachten zoals het profielwerkstuk; bij observaties tijdens verschillende lessituaties de rolwisseling bij een docent zien ; in het lesmateriaal en de opzet van het curriculum zien dat de docent zich bewust is van de verschillen tussen leerlingen en daar passende oplossingen (o.a. differentiatie) voor heeft; uit de tevredenheidsenquêtes onder leerlingen merken dat een docent die rolwisseling beheerst en oog heeft voor de verschillen; dat leerlingen: - verslag kunnen doen van hun ontwikkeling op het gebied van samenwerken; - hun eigen sterke en zwakke kanten in deze kennen en weten hiermee om te gaan.
11
Dit blijkt in een gesprek met de mentor en in de praktijk aan de begeleider van een samenwerkingsopdracht; dat de docenten: - vertrouwd zijn met de onderdelen van de leerlijn ‘samenwerken’; - in staat zijn om observaties te doen m.b.t. het proces van samenwerken; - in staat zijn om met de leerling te reflecteren op het samenwerkingsproces. het PTA voor ouders en leerlingen publiceren via Magister; het gebruik van alternatieve toets- en beoordelingsvormen agenderen door de Onderwijs Stuur Groep met als doel experimenten op dit terrein te laten plaatsvinden; tegen het eind van deze schoolplanperiode zien we een breed scala aan toets en beoordelingsvormen, een leerling hoeft niet een jaarlaag hetzelfde toetsrooster te hebben; een hoog niveau (funderend) curriculum Engels in klas 1 ontwikkelen; een ‘High Level Cambridge Program’ vanaf klas 2 ontwikkelen; het deltaconcept verder ontwikkelen: de zoektocht naar de panacee om de intelligente en getalenteerde leerling gemotiveerd te laten blijven en zich uitgedaagd te blijven voelen; in de onderbouw per vak per leerjaar een richtlijn voor de gemiddelde tijdsinspanning voor het huiswerk vastleggen. Leerwerk wordt zoveel mogelijk thuis en maakwerk en praktische opdrachten worden zoveel mogelijk in de les gedaan. Meetbare doelen op het gebied van onderwijs: doorstroom onderbouw gemiddeld boven de 90%; doorstroom bovenbouw gemiddeld boven de 95%; gemiddeld slagingspercentage > 97%; 15 tot 20 % van de leerlingen in de bovenbouw neemt deel aan activiteiten die op universiteiten worden aangeboden aan getalenteerde leerlingen uit het voortgezet onderwijs; 80% van de leerlingen slaagt bij het centraal examen met een breder pakket dan dat van één profiel; 80% van onze geslaagde leerlingen krijgt na het eerste jaar studeren een positief studieadvies;
12
10% van de leerlingen doet in beide klassieke talen centraal examen; deelname aan Cambridge CAE-examens: 45 %, CPE: 10% van een leerjaar; deelname aan DELF-examens: 15-20%; deelname aan Goethe-examens: 10-15%; elk schooljaar doet een leerling een poging zich aan te melden bij een van de belangrijkere universiteiten in Groot Brittannië of de Verenigde Staten; elk jaar vallen Coornhert- profielwerkstukken in de prijzen bij wedstrijden zoals die van de KNAW; in 2012-2013 gebruikt 50% van de docenten de ELO ook t.b.v. van differentiatie in de klas, registreren van observaties en vorderingen, delen van verantwoordelijkheid; dat blijkt uit enquêtes en het gebruik van de ELO. In 2016 is dat bijna 100%; in 2016 is 70% van de leermiddelen op het Coornhert digitaal beschikbaar; in 2016 blijkt uit tevredenheidenquêtes en individuele gesprekken (Onderwijs Stuur Groep) dat leerlingen in 70% van de lessen actief met ICT te maken hebben.
Personeel Kader Het personeel (onderwijzen en ondersteunend) van het Coornhert Gymnasium: is goed opgeleid en nageschoold; is / voelt zich verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs; is professioneel; leert zelf ook; werkt in een veilige en professionele omgeving; heeft een aanvaardbare werkdruk. Beleid ten aanzien van het personeel De schoolleiding streeft naar een cultuur waarin: alle medewerkers zich medeverantwoordelijkheid voelen voor
hun eigen ontwikkeling en de (onderwijskundige) kwaliteit van de school; persoonlijke doelen van de medewerkers worden afgestemd op de ontwikkelingsrichting van de school; jonge docenten een goede opleiding en begeleiding krijgen en oudere docenten de gelegenheid krijgen om in goede gezondheid hun ervaring in te brengen; voortdurend leren vanzelfsprekend is; het functioneren van jezelf en van anderen bespreekbaar is en waar geleerd wordt van ervaringen van anderen; bijzondere prestaties van medewerkers niet onopgemerkt blijven. Dat geldt ook voor onvoldoende prestaties. Beide leiden tot niet-vrijblijvende acties van de schoolleiding; er ruimte is voor ontwikkeling, initiatieven en eigen “kleur”; er sprake is van een gevoel van saamhorigheid; iedereen zich gewaardeerd en gestimuleerd weet; leerlinggerichtheid en handelingsgerichte zorg vanzelfsprekend is. Dus de schoolleiding: stuurt (onderwijskundige) processen alleen op hoofdlijnen aan; schetst duidelijke financiële en personele kaders; voert wet- en regelgeving evenals CAO’s loyaal, royaal, maar pragmatisch uit; maakt ontwikkelings- en resultaatafspraken met individuele medewerkers en secties; is zich bewust van het feit dat het succes van de school afhangt van de bereidheid van iedereen om zich in te zetten en in een cyclisch proces worden afspraken geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Ambities ten aanzien van het onderwijzend (OP) en onderwijsondersteunend personeel (OOP) Medeverantwoordelijkheid: duidelijk positioneren van Onderwijs Stuur Groep, Staf en zorgcoördinatie. OP en OOP voelen zich gezamenlijk medeverantwoordelijk voor de school als geheel.
Teamvorming: naast de persoonlijke aandacht voor het personeelslid besteden we zorg aan de gezamenlijkheid. Triomfen en successen worden gevierd. Informele bijeenkomsten zoals borrels worden in de jaaragenda bewust gepland. Promotiebeleid: we streven naar de volgende functiemix in FTE’s: 10% LB, 45% LC, 45% LD. We blijven onze eigen competentiemodellen en functiebeschrijvingen gebruiken. LD’ers krijgen altijd een onderwijskundige opdracht die past bij een van de Rode Draden van schoolplan / jaarplan. LD’ers geven meer dan de helft van hun lestaak les in de bovenbouw. In verband met het entreerecht mogen LB’ers en LC’ers dat niet. We streven voor hen wel naar een uitdagende balans. Gesprekkencyclus: we laten het idee van jaarlijkse gesprekken los en gaan naar een haalbaar schema: om het jaar een formeel gesprek (combinatie van Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) en functioneringsgesprek of POP-en beoordelingsgesprek). Per saldo dus elke vier jaar een beoordeling. Elk jaar in het voorjaar wordt een kort voortgangsgesprek gecombineerd met het nodige taakoverleg voor de volgende cursus. Nascholing: conform de wet BIO (de wet op de beroepen in het onderwijs) zullen we elk personeelslid vragen een eenvoudig nascholingsportfolio bij te houden. Dit dient ook ter verantwoording van de nascholingsuren in het taakbeleid. Nascholing
13
combineert persoonlijk belang en belang van de school. Kennis en pedagogisch/didactische vaardigheden zijn in balans. OOP schoolt na op grond van persoonlijke ontwikkelingsplannen.
Aannamebeleid: we streven ernaar om alleen bevoegde docenten aan te nemen. De aan te nemen docent moet passen in de ontwikkelingsambitie en –richting van de school.
Ontwikkeltijd: we zullen ruimhartig en voorwaardelijk ontwikkeltijd toekennen. Het zwaartepunt zal de komende jaren liggen op het ontwikkelen van boekvervangend lesmateriaal. Voor de ontwikkeltijd worden prestatieafspraken gemaakt en geëvalueerd.
4. Smartdoelen ten aanzien van het personeel:
Begeleiding op school: nieuwe docenten worden een jaar lang intensief begeleid. Elke docent zal worden gestimuleerd tot intervisie op onderdelen uit zijn persoonlijke ontwikkelingsplan. De begeleider op school speelt hierbij een kernrol. Ziektepercentage: door zoveel mogelijk controlerende taken van de Arbo-dienst zelf te doen, streven we er naar om op respectvolle manier iedereen zo snel als mogelijk is weer aan het werk te krijgen, zodat het ziektepercentage laag blijft Werkdruk: we zetten optimaal in op de vermindering van werkdruk. We doen dat zoveel mogelijk met persoonsgebonden oplossingen. Daar waar we kunnen, worden Persoonlijk Assistenten Leraren (PAL’s) ingezet om inhoud te geven aan het “trekkingsrecht”.
14
1. 2. 3. 4.
Functiemix in 2015: LB 10% LC 45% LD 45% Gemiddelde leeftijd van het OP < 42 Ziektepercentage: < 3% Lesuitval: <9 % van de geprogrammeerde lessen
Organisatie Kader Bij de planvorming voor de komende jaren dienen we rekening te houden met een aantal interne en externe kaders: Op landelijk niveau: verschuiving van verticale naar horizontale verantwoording. De school zal meer en vaker informatie moeten verschaffen aan – en in dialoog treden met - haar belanghebbenden. Het ministerie van OCW stelt informatie ter beschikking via Vensters voor Verantwoording. Vanwege de economische situatie zal de lumpsumvergoeding van de landelijke overheid steeds minder kostendekkend worden. In toenemende mate zal de school op zoek moeten naar aanvullende financiering. Op regionaal niveau: - Vanaf 2011 is het bieden van Passend Onderwijs verplicht. Dit houdt in dat ieder kind “onderwijs op maat” krijgt aangeboden Kern van de regeling is dat schoolbesturen de zorgplicht krijgen om elke leerling die aangemeld wordt, een passend onderwijsaanbod te doen. Voor de uitvoering van dat passend onderwijsaanbod moet worden samengewerkt met andere scholen en zullen er afspraken gemaakt moeten worden met externe partijen zoals jeugdzorg, Stek en andere maatschappelijke organisaties. We moeten kunnen onderbouwen wat wel en niet mogelijk is op zorggebied en elke ouder moet instemmen met het aanbod dat de school doet. Rugzakjes worden afgeschaft en zorgbudgetten zullen in het samenwerkingsverband worden verdeeld.
- Samenwerkingsverband ‘Om het Groene Hart’. We zijn bij dit samenwerkingsverband vanwege de mogelijkheid van een gezamenlijk Sociaal Statuut. Wanneer het met een van de aangesloten schoolbesturen niet goed gaat, zullen we boventallig personeel moeten overnemen. Gezien de krimp van leerlingenaantallen in het Groene Hart is dat geen ondenkbaar scenario. Op plaatselijk niveau: de gemeenteraad van Gouda heeft zich per 1 augustus 2011 volledig op afstand geplaatst en onderzoekt ook de mogelijkheid om huisvestigingsgelden te decentraliseren. Vanwege de bezuinigingen zal dat niet snel tot positieve ontwikkelingen leiden. Op bestuursniveau: per 1 augustus 2011 bestaat het College van Bestuur uit de drie rectoren van de scholen en het hoofd van het bestuursbureau. Een raad van toezicht toetst het beleid aan de vastgestelde kaders. E.e.a. zal leiden tot nog intensievere samenwerking tussen de drie scholen. Het bestuursbeleid is er op gericht de scholen zoveel mogelijk hun eigen identiteit te laten behouden. Op schoolniveau: we hebben gekozen voor een bijzondere organisatiestructuur. Met een tweehoofdige schoolleiding is er sprake van een bijzondere, platte organisatie. We kiezen ervoor te streven naar een professionele organisatie waarbinnen medewerkers elkaar positief en coachend stimuleren om zich binnen de beschreven kaders te ontwikkelen. Deze manier van werken geeft ons de kans optimaal gebruik te maken van alle kwaliteiten van onze docenten en ondersteunende personeelsleden, die zich daardoor meer verantwoordelijk voelen voor hun werk.
initieert en faciliteert bewust ontwikkelingen in de school. De schoolleiding toont bij haar besluitvorming respect voor ieders ideeën en begrip voor persoonlijke behoeften en gevoelens. De schoolleiding spreekt het team aan op zijn gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de uitvoering van beleid en besluiten. Beleidsbeïnvloeding vindt vooral van onderop plaats. De invloed op beleids- en besluitvorming wordt door middel van inloopvergaderingen en discussies in It’s Learning gestimuleerd. De staf geldt als belangrijkste adviesorgaan. Zowel de Onderwijs Stuur Groep (OSG) als de coördinatoren zijn daarin vertegenwoordigd. De schoolleiding besluit op grond van de stafadviezen, bij voorkeur tijdens de stafvergadering. Besluiten op belangrijke onderwerpen worden altijd aan de MR voorgelegd, ook als er geen instemming nodig is. Van een genomen besluit wordt verwacht dat het door het gehele team loyaal wordt uitgevoerd. Om onderwijskundige ontwikkelingen breder te dragen worden LD-promoties gebonden aan onderwijskundige opdrachten. De schoolorganisatie dient een structuur te bieden die enerzijds voor docenten en leerlingen de noodzakelijke rust biedt om het werk goed te kunnen doen (goede roosters, optimale faciliteiten, een adequate indeling van het gebouw) en deze structuur moet leerlingen en docenten anderzijds de kans geven zich meer individueel te ontplooien (andersoortige activiteiten, leerlingen die meer vakken volgen en daardoor andere vakken deels missen, vakexcursies en reizen). Deze twee wensen (structuur en ook flexibiliteit) staan op gespannen voet met elkaar. We zoeken steeds naar de juiste balans en acceptatie van de consequenties.
Beleid ten aanzien van de organisatie 1. Schoolorganisatie Het Coornhert Gymnasium is een innovatieve school. We benutten onze beleidsruimte om zoveel mogelijk bottom-up ontwikkelingen te genereren. We streven naar een zo groot mogelijke teambetrokkenheid en samenwerking tussen secties. De tweehoofdige schoolleiding formuleert in samenspraak met de stafleden een visie op het onderwijs en de school. De schoolleiding
2. Kwalititeit Ons kwaliteitsbeleid bestaat uit het voortdurend stellen van vijf eenvoudige vragen: 1. Doen we de goede dingen? 2. Doen we die dingen goed? 3. Hoe weten we dat? 4. Delen anderen onze mening? 5. Wat doen we met de antwoorden?
15
Het beleidsmatig realiseren van kwaliteit betekent continu reageren op ontwikkelingen binnen de school. Daarbij zijn objectieve en recente gegevens van essentieel belang. We doen dus continu onderzoek naar de effectiviteit van ons onderwijs. Dat betreft zowel het proces (door middel van consultatie, visitatie, intervisie, kijkwijzers voor lessen, docentenenquêtes) als onze instrumenten (leermiddelen, toetsen, elo). Binnen de staf en Onderwijs Stuur Groep worden de antwoorden op de vijf kwaliteitsvragen regelmatig gezocht en besproken. Instrumenten voor het kwaliteitsbeleid zijn: 1. Kwaliteitssysteem van kwaliteitsscholen.nl ; 2. Enquête Stichting Het Zelfstandig Gymnasium; 3. Vensters voor Verantwoording; 4. Studentvolgsystemen van de diverse universiteiten. 3. Huisvesting versus groei Het Coornhert Gymnasium is de afgelopen tien jaar sterk gegroeid. Zowel in 2005 als in 2011 hebben we het aantal lokalen vergroot. De laatste keer zelfs op eigen kosten. We zijn op het
punt gekomen dat we niet sterk meer kunnen en willen groeien. We beperken het aantal leerlingen de komende vier jaar tot maximaal 750. Bij dit aantal is er geen aanvullende huisvesting noodzakelijk, is ons rijke aanbod met veel keuzemogelijkheden in de bovenbouw betaalbaar en lukt het om de sfeer in het gebouw “Coornherts” te houden: leerlingen voelen een grote verbondenheid met de school, ervaren de school als veilig en lopen niet anoniem rond. Als we het aantal van 750 leerlingen als uitgangspunt nemen, is het niet vanzelfsprekend dat we alle toelaatbare leerlingen (vwo advies en cito 544 of hoger) ook daadwerkelijk toelaten. We gaan uit van een maximumaantal van 135 nieuwe eersteklassers. Bij een aanmelding van boven de 135 zullen we helaas moeten loten. 4. Leermiddelen / ICT Leermiddelenbeleid en ICT-beleid zijn geïntegreerd. We streven naar een optimale vorm van “blended learning”: papieren folia en elektronische leermiddelen vullen elkaar aan en versterken elkaar. Voor wat betreft de hardware streven we naar een systeem van “ bring your own device”. De basisgedachte voor ons leermiddelenbeleid is het idee van een boom: 1. een basisboek of compendium (bij voorkeur elektronisch altijd beschikbaar); 2. verwerkingsopdrachten in de ELO; 3. verdieping en verbreding via web-based toepassingen in “de cloud” (VO-content, Pegasus, Kennisnet, etc..). Het gebruik van laptops en/of tablets moet zich richten op de meerwaarden van het gebruik van een computer: differentiatie, persoonlijke arrangementen van leermiddelen, communicatie- en feedbackmogelijkheden, ontsluiting van remediërend materiaal, naslagmogelijkheid en actualiteit. In zoveel mogelijk lokalen is elektronische projectie mogelijk. Het draadloos netwerk is bijna 100% van de tijd beschikbaar.
16
Docenten zijn zo goed mogelijk op de hoogte van de mogelijkheden van het elektronisch leren. Een van de docenten heeft als taak de “haarlemmerolie” te zijn tussen het systeembeheer en de docenten, opdat vraag en aanbod op elkaar worden toegesneden. 5. Financiën Het financiële beleid volgt de ambities van het schoolplan. Het is erop gericht: zoveel mogelijk van onze inkomsten in onderwijs en onderwijsontwikkeling te steken en de diverse betrokkenen in de school inzicht en medeverantwoordelijkheid te geven. Eenmaal per kwartaal worden de verantwoordelijken voorzien van de nodige financiële rapportages. Het financieel beleid zal de komende jaren een aantal belangrijke ontwikkelingen laten zien. Op het terrein van personeel wordt een aanmerkelijke stijging van de uitgaven verwacht als gevolg van het loopbaanbeleid dat is vastgelegd in regelgeving en CAO. Het schrijft voor de periode tot 2014 een verschuiving in de functiemix voor naar meer LCen LD-functies en voert vanaf 2014 het entreerecht in. Op basis van de door de overheid gedane toezeggingen mag verwacht worden dat deze kosten goeddeels worden opgevangen door een verhoging van de toewijzing in de lumpsumfinanciering. Voor zelfstandige gymnasia geldt echter, dat de extra bekostiging waarschijnlijk niet toereikend is. De schoolleiding heeft met de MR een naar verwachting haalbare functiemix afgesproken. Het is zaak de haalbaarheid jaarlijks te onderzoeken bij het vaststellen van de begroting. Op het terrein van huisvesting drukt de zelf bekostigde nieuwbouw de komende jaren zwaar op de begroting. Deze uitgaven worden gelukkig wel langjarig afgeschreven (voor zover het de laatste uitbreiding betreft over een periode van 20 jaar). Naast de afschrijving moet rekening gehouden worden met rentederving.
De school streeft er naar om de ouderbijdrage omlaag te brengen en zo transparant mogelijk te presenteren. Dit zal gepaard moeten gaan met een kerntakendiscussie met ouders, docenten en leerlingen. We houden nu immers geen geld over. 6. Communicatie Interne communicatie We hechten veel waarde aan het optimaal geïnformeerd zijn van alle betrokkenen. Dit doen we door middel van: een open overlegstructuur en overlegcultuur; het duidelijk maken van beleidskaders in het schoolplan en Rode Draden (jaarplan);
17
een degelijke nieuwsvoorziening in de vorm van het Weekbericht, korte notities, de digitale nieuwsbrief en het Groene Boek. Dit alles is ook elektronisch beschikbaar in de Elektronische Leer Omgeving. Externe communicatie (Public Relations) Externe communicatie richt zich voornamelijk op het verduidelijken van het schoolbeleid en het handelen van de schoolleiding en docenten. Onze school heeft daartoe de volgende middelen: schoolplan, vademecum op internet, elektronische nieuwsbrieven, e-mail, de website, advertenties, persberichten (ook bij voorstellingen als Ongewenst en Glamournight), formele en informele externe contacten van schoolleiding, docenten en OOP, open dag, de voorlichtingsbrochure, deelname aan Kies
18
je school. Deze communicatie dient tevens de vorming van het imago van de school. Goed onderwijs samen met goede externe communicatie zorgt voor een positief imago. Een positief imago leidt niet alleen tot een stabiele aanmelding, maar ook tot uitbreiding van ons netwerk met andere scholen en instituten. Het is onze stellige overtuiging dat we met een naar buiten gerichte blik binnen meer zien en daardoor kwalitatief beter onderwijs ontwikkelen. 7. Participatie We streven naar een zo groot mogelijke participatiegraad van leerlingen, ouders en personeel. Leerlingen en ouders kunnen eigen initiatieven ontplooien. Zij worden actief betrokken
bij vernieuwingen door middel van panels en resonansgroepen. In de oudervereniging en medezeggenschapsraad praten en beslissen ouders mee over onderwerpen die hen aangaan. Ze zijn op een vanzelfsprekende manier betrokken bij de dagelijkse gang van zaken op de school. Bij het tot stand laten komen van een effectieve en ambitieuze leercultuur is de medewerking van ouders cruciaal. Het zou goed zijn als de leerlingenraad weer actief wordt. Het docententeam is als team en op zijn vakgebied zo autonoom mogelijk. De docenten opereren binnen de kaders van dit schoolplan, dat samen met hen is opgesteld. Ze zijn verantwoordelijk voor hun persoonlijke bekwaamheid en de ontwikkeling daarvan en leggen daarover ook verantwoording af. Participatie, aansprekend aanspreken en leren van de ander zijn voor hen vanzelfsprekend.
ons netwerk vergroten onder deskundigen op het gebied van onze onderwijsontwikkeling; de interne communicatie optimaliseren; adequaat communiceren over ondernomen acties door de staf; de studieresultaten van oud-leerlingen volgen en bevindingen gebruiken voor verbeteringen. Smart doelen ten aanzien van de organisatie: een sluitende begroting voor zowel de lumpsum als de oudergeldstichting; niet meer dan 750 leerlingen; gemiddelde klassengrootte van 25 ten minste 20.000 Euro per boekjaar aan derdegeldstroomsubsidie binnenhalen.
Ambities ten aanzien van de organisatie: We willen: een gezonde exploitatie behouden: met een minimale maar gezonde reserve en een optimale balans tussen inkomsten en uitgaven; het evenredig deel van de zorgbudgetten van het nieuw op te richten samenwerkingsverband rondom Passend Onderwijs vragen; streven naar een achterafbekostiging van onze nieuwbouw aan het Bèta-gebouw. Waarschijnlijk kan dat bij ongeveer 710 leerlingen; het medeverantwoordelijkheidsgevoel voor ontwikkelingen en processen binnen de school vergroten, zowel onder personeel, als onder leerlingen en ouders; leermiddelenbeleid ontwikkelen dat effectief, eigentijds en zo onafhankelijk van uitgevers als mogelijk is; er in slagen “Venster voor Verantwoording” te vullen met actuele kwaliteitsgegevens; een adequaat en onomstreden alternatief voor de laptops invoeren; het te verwachten tekort aan financiële speelruimte binnen de lumpsum aanvullen met een derde geldstroom (subsidies, samenwerking, sponsoring);
19
COORNHERT GYMNASIUM
Jan van Renesseplein 1 2805 GT Gouda Telefoon 0182 - 599 517 www.coornhert-gymnasium.nl