Christelijke Hogeschool Nederland, Leeuwarden Opleiding:
Personeel & Arbeid
Visitatiedata:
23 en 24 juni 2004
© NQA (Netherlands Quality Agency)
2
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 10 10 14 14
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 27 29 31 32
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Beknopt CV Panelleden Bijlage 3 De zelfevaluatie in verband met NVAO accreditatie Vragen en Aanwijzingen Bijlage 4 Beoordelingsprotocol van NQA Bijlage 5 Handreiking voor oordeelsvorming
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
35 37 39 47 65 83
3
4
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
5
6
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Deel A:
1.1
Onderwerpen
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding P&A van Christelijke Hogeschool Nederland heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek had plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in april 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA indiende. Het visitatiebezoek had plaats op 23 en 24 juni 2004 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: mevrouw J. Monker (voorzitter) mevrouw H.M. Hijmans (domeindeskundige) de heer L.L. Rongen (student-lid) de heer drs. L. Koekebakker (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage bij dit rapport). Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Christelijke Hogeschool Nederland (CHN) is een hogeschool met 6000 studenten en 600 medewerkers. Studenten uit binnen- en buitenland studeren aan elf opleidingen. De hogeschool bestaat in haar huidige vorm sinds 1987. Ze is ontstaan uit een fusie tussen de christelijke pedagogische academies in Groningen, Friesland en Drente en de christelijke hogere beroepsopleidingen voor zorg en hotelonderwijs in Leeuwarden. De geschiedenis gaat terug tot 1904, het jaar waarin in Groningen de christelijke kweekschool Nijenborg is opgericht.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
7
De CHN profileert zich als een innovatieve, nationaal en internationaal ondernemende hogeschool, die met hoogwaardige, eigentijdse kennis- en andere educatieve diensten, wil bijdragen aan de vorming en toerusting van (toekomstige) beroepsbeoefenaren in zorg, educatie en service management. De school kiest en handelt vanuit een identiteit die zijn oorsprong vindt in de christelijke godsdienst en cultuur en de daarin wortelende levensbeschouwelijke overtuigingen en inspiraties. De Christelijke Hogeschool Nederland heeft haar opleidingen organisatorisch ondergebracht in vijf instituten: Vrije tijd & Arbeid; International Hospitality & Office Management; Retail Business School; Opleiding tot Leraar Basisonderwijs en Mens & Maatschappij. De opleiding Personeel & Arbeid (P&A-CHN) hoort bij het instituut Vrije tijd & Arbeid (V&A). De andere opleidingen van het instituut zijn Leisure Management, Tourism Management en Media & Entertainment Management. Het instituut V&A voert de opleiding P&A alleen in voltijdse vorm uit. De afstandsvariant biedt zij samen met de LOI en de Christelijke Hogeschool Windesheim aan. Het programma is beschreven in het zelfevaluatierapport van P&A-Windesheim. Naast de drie initiële opleidingen levert het instituut V&A commerciële kennisdiensten aan instellingen en bedrijven. Het curriculum van de opleiding P&A-CHN is in 2002 geheel vernieuwd. In onderwijskundig opzicht heeft P&A-CHN zich ontwikkeld van een opleiding met een aanbodgericht curriculum naar een opleiding met een competentiegericht en vraaggestuurd curriculum. Een curriculum dat studenten uitdaagt de gewenste competenties actief lerend te oefenen en te ontwikkelen. Speciaal voor dit doel heeft de opleiding het leerbedrijf opgezet dat gelijk met het nieuwe curriculum is ingevoerd. Bij P&A-CHN studeerden tijdens de visitatieperiode 85 studenten. Er werkten 12 docenten die samen 9,4 fte bezetten. De student/fte-ratio was 19:1.
1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding Personeel & Arbeid van de CHN in Leeuwarden is uitgevoerd conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA (zie bijlage) en die hieronder meer in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen een voldoende basis boden voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats had op basis van het voor de opleiding P&A geldende domeinspecifieke referentiekader. NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen),
8
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vragen, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van het overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid.
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met een (representatieve) vertegenwoordiging van docenten, studenten, werkvelddeskundigen en afgestudeerden. Daarnaast waren er aan het begin en het eind van het bezoek gesprekken met het management van de opleiding. Ook was er een gesprek met het instituutsmanagement en er was een gesprek met twee leden van het college van bestuur. Aan het begin en tijdens het bezoek is het ter inzage gevraagde materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. Daarnaast zijn er extra gesprekken gevoerd met docenten, studenten en de opleidingsdirecteur. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling aan het management en geïnteresseerde betrokkenen gegeven van de bevindingen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. Het definitieve conceptrapport is begin september 2004 aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk in november 2004 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
9
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het beoordelingsprotocol (zie bijlage) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie (zie bijlage) een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De argumentatie is te vinden in het detailrapport. Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met andere P&A-opleidingen in Nederland. Daarbij maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een vergelijking mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met verschillen in definitie en registratie.
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Aan het facet domeinspecifieke eisen is het oordeel goed toegekend. Over de overige twee facetten van dit onderwerp is het oordeel voldoende. Het oordeel over het onderwerp doelstellingen opleiding is daarom positief. Het inhoudelijk kader van de opleiding bestaat uit zes kerncompetenties, vijftien gedragscompetenties en 78 kerntaken van de HRM-professional. De opleiding heeft de kerntaken zelf geformuleerd. De competenties ontleent zij aan het landelijk overeengekomen Format P&A 2000+. In de competenties zijn de tien generieke kernkwalificaties voor de hbobacheloropleidingen zichtbaar aanwezig. De vijf Dublin-descriptoren zijn in het curriculum steeds terugkerende aspecten. 1.5.2 Programma Aan vier van de acht tot dit onderwerp behorende facetten is het oordeel ‘goed’ toegekend. Vier facetten: ‘relatie doelstellingen en inhoud programma’, ‘samenhang in het opleidingsprogramma’, 'instroom’ en ‘beoordeling en toetsing’ zijn ‘voldoende’ beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp programma is daarom positief. De opdrachten die de studenten in het leerbedrijf uitvoeren, de beroepsproducten die zij maken en de beroepsproblemen die zij oplossen zijn afgestemd op de competenties en de kerntaken. Het curriculum is samenhangend, studeerbaar, sluit aan bij de vooropleiding van de studenten en voldoet aan de formele eisen over de duur ervan. De opleiding beschikt 10
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
over een eigen onderwijsvisie en een daarvan afgeleid didactisch concept. Toetsing en onderwijs zijn adequaat met elkaar verbonden. 1.5.3 Inzet van personeel Aan twee van de drie facetten van het onderwerp inzet personeel is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel over het facet ‘kwantiteit personeel’ is ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp inzet personeel is daarom positief. De docenten leggen een verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Er is voldoende goed gekwalificeerde personeel om het programma uit te voeren. 1.5.4 Voorzieningen Aan het facet ‘materiële voorzieningen’ is het oordeel ‘voldoende’ toegekend, aan het facet ‘studiebegeleiding en informatievoorziening’ het oordeel ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp voorzieningen is daarom positief. Het panel heeft tijdens de site visit kunnen vaststellen dat de CHN een mooi, nieuw en architectonisch interessant gebouw realiseert. Het is open, transparant en eigentijds geoutilleerd. In het gebouw krijgt de opleiding P&A een eigen deel. Hierin wordt ook het leerbedrijf ondergebracht. Het panel verwacht dat de huisvesting en de materiele voorzieningen, na de verhuizing, adequaat en toereikend zijn en de ict-voorzieningen zijn afgestemd op de eisen die de opleiding P&A daaraan stelt. Er is in het nieuwe gebouw één pc voor elke drie studenten. Volgens het panel nodigt de transparantie van het gebouw uit tot contacten en staan de outillage en de inrichting garant voor een stimulerende leer- en werkomgeving. De mediatheek is voorzien van een brede selectie informatiedragers, pc's en tafels voor groepswerk. Het studiebegeleidingsysteem functioneert goed. Het is aangepast aan het nieuwe op competenties gerichte curriculum. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Aan de drie facetten van dit onderwerp is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel over het onderwerp interne kwaliteitszorg is daarom positief. P&A-CHN beschikt over een systeem van interne kwaliteitszorg. Zij voert op gezette tijden evaluaties uit over verschillende aspecten van de opleiding. Bij deze evaluaties zijn medewerkers, alumni, studenten en het afnemende beroepenveld van de opleiding betrokken. De uitkomsten van de evaluaties vormen de basis voor verbetermaatregelen. 1.5.6 Resultaten Het oordeel over de twee facetten bij dit onderwerp is ‘voldoende’ Het eindoordeel over het onderwerp resultaten is daarom positief. Voor het onderwijsrendement heeft P&A-CHN streefcijfers geformuleerd. Het feitelijke rendement voldoet aan deze streefcijfers. De eindkwalificaties die de studenten tijdens hun studie bij P&A-CHN realiseren zijn in overeenstemming met de beoogde eindkwalificaties.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
11
Tabel 1: Algemene gegevens Opleiding P&A-CHN Totaal aantal ingeschreven studenten Omvang docerend personeel in fte Student/fte-ratio
1999
2000
2001
2002
2003
123
111
105
100
85 9,4 1:19
Totaal aantal docenten
12
Tabel 2: Instroomgegevens Instroom
Totaal ingestroomde studenten
1999 P&ACHN 123
2000 Land. 3272
P&ACHN 111
2001 Land.
2002
P&ACHN 105
3550
Land. 3503
P&ACHN 100
2003 Land. 3318
P&ACHN 85
Land. 3203
Tabel 3: Opleidingsrendement en streefcijfers in percentages van de instroom Rendement
Diploma behaald na 5 jaar
Gemiddelde studieduur van gediplomeerden in jaren
Percentage uitval na 1 jaar Percentage uitval na 3 jaar Gemiddelde studieduur studiestakers in jaren
12
1994 Streef- P&Acijfers CHN P&ACHN 70%
Land.
1995 P&ACHN
Land.
1996 P&ACHN
Land.
1997 P&ACHN
Land.
1998 P&ACHN
Land.
60,9%
53,1%
60,8%
70,4%
61,3%
63,0%
58,7%
68,6%
56,8%
4,5
1998 P&ACHN 3,6
20%
1998 P&ACHN 5,7%
26,1%
14,3%
35,4%
1,2
1,6
1,35
Land. 3,7 (44,2 mnd)
Land.
1999 P&ACHN 4,2
1999 P&ACHN 39,0%
1,2
Land. 3,7 (44,6 mnd)
2000 P&ACHN 4,1
Land. 3,7 (43,8 mnd)
30,0%
2000 P&ACHN 44,0%
39,6%
48,0%
42,0%
1,6
1,7
1,5
Land.
Land. 32,3%
2001 P&ACHN 4,2
2001 P&ACHN 35,5%
1,7
Land. 3,7 (44,2 mnd)
2002 P&ACHN 4,5
Land. 3,7 (44,7 mnd)
31,3%
2002 P&ACHN 33,3%
36,0%
1,5
1,4
1,6
Land.
Land.
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Uit een vergelijking van de landelijke gemiddeldes van de P&A-opleidingen in Nederland en P&A-CHN blijkt dat: • het diplomarendement van P&A-CHN vanaf 1996 hoger is dan het landelijk gemiddelde. • de gemiddelde studieduur van afgestudeerden boven het landelijk gemiddelde ligt, maar onder de eigen streefnorm. • het percentage studenten dat na één jaar de studie staakt tot 2002 hoger is dan het landelijke gemiddelde. Het percentage komt ook uit boven de eigen streefnorm. Er is echter sinds 2000 een duidelijke verlaging zichtbaar, wat in 2002 resulteert in een lager percentage dan het landelijk gemiddelde. • de gemiddelde studieduur van studiestakers sinds 2000 hoger is dan de eigen streefnorm, de gemiddelde studieduur van studiestakers tussen 1998 en 2002 alleen in 2000 en in 2001 hoger is dan het landelijk gemiddelde. De landelijke gemiddeldes zijn overgenomen van www.kengetallen.hbo.nl.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
13
1.6
Overzicht oordelen over onderwerpen en facetten Doelstellingen opleiding Niveau bachelor Domeinspecifieke eisen Oriëntatie hbo-bachelor
positief voldoende goed voldoende
Programma Eisen hbo Relatie doelstellingen en inhoud programma Samenhang in het opleidingsprogramma Studielast Instroom Duur Afstemming tussen vormgeving en inhoud Beoordeling en toetsing
positief goed voldoende voldoende goed voldoende goed goed voldoende
Inzet van personeel Eisen hbo Kwantiteit personeel Kwaliteit personeel
positief voldoende goed voldoende
Voorzieningen Materiele voorzieningen Studiebegeleiding & informatievoorziening
positief voldoende goed
Interne kwaliteitszorg Evaluatie resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van studenten, medewerkers, alumni en beroepenveld
positief voldoende voldoende
Resultaten Onderwijsrendement Gerealiseerd niveau
positief voldoende voldoende
voldoende
1.7 Totaaloordeel Op grond van de beschrijvingen in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat aan de zes onderwerpen van het NVAO-beoordelingskader het oordeel ‘positief’ is toegekend, is de conclusie van het visitatiepanel dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
14
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
15
16
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Deel B:
Onderwerp 1
Facet 1.1
Facetten
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Niveau bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • De opleiding P&A-CHN ontwikkelt een nieuw vierjarig curriculum, dat sinds september 2002 wordt ingevoerd. Allereerst het derde jaar (in het studiejaar 20022003), daarna het tweede en het vierde studiejaar (in 2003-2004) en tot slot de propedeuse (vanaf september 2004). • Met het oog op de vernieuwing van het curriculum heeft P&A-CHN een eigen opleidingsprofiel ontwikkeld. Zij heeft dit profiel vastgelegd in het Onderwijsplan Personeel & Arbeid (2004). Centraal in het opleidingsprofiel staan zes kerncompetenties, vijftien gedragscompetenties en achtenzeventig zogenoemde kerntaken. De kerntaken heeft de opleiding zelf opgesteld. De zes kerncompetenties en de vijftien gedragscompetenties ontleent zij aan het landelijk overeengekomen Format P&A 2000+. • Format P&A 2000+ is een document van het Landelijk Opleidingsoverleg P&A (LOPA). Het LOPA heeft het opgezet in nauwe samenwerking met de Landelijke Werkveld Adviesraad Opleidingen P&A. Het Format bevat het landelijk overeengekomen beroeps- en opleidingsprofiel. Format P&A 2000+ is in 2003 herzien op basis van ontwikkelingen in de maatschappij en het beroependomein. Het herziene Format heet Format P&A 2004+. • Er bestaat een direct verband tussen de competenties van het Format P&A 2000+ en de kerntaken die de opleiding heeft geformuleerd. In het leerbedrijf-P&A ontwikkelen de studenten de zes kerncompetenties en de vijftien gedragscompetenties. Zij doen dat door het uitvoeren van opdrachten die relevant zijn voor het beroepenveld van P&A. De opdrachten die altijd aan één of meer kerntaken zijn gekoppeld, monden uit in P&A-taken en werkzaamheden, P&A-beroepsproducten en/of P&A-diensten. Studenten die alle opdrachten hebben afgerond, beheersen de competenties en mogen zich bachelor of business administration noemen. Zij zijn HRM-professional en kunnen de kerntaken zelfstandig uitvoeren. • De opleiding heeft de achtenzeventig kerntaken verkaveld over vier groepen: loopbaanadvies, training & assessment (LTA), arbeidsmarkttoeleiding (AT), human resources management (HRM) en algemeen. De drie eerste groepen (LTA, AT en HRM) corresponderen met de drie divisies van het leerbedrijf. De algemene kerntaken zijn divisieoverstijgend. Ze zijn voor alle divisies van belang.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
17
•
•
•
•
De opleiding heeft nog niet onderzocht of de competenties en de kerntaken elkaar volledig dekken. Zij doet dat in het studiejaar 2004-2005, wanneer het leerbedrijf in alle jaren is ingevoerd. In het zelfevaluatierapport en in het Onderwijsplan verantwoordt de opleiding zich voor het bereiken van het hbo-niveau. Zij doet dat met behulp van de tien generieke kernkwalificaties voor de hbo-bacheloropleidingen (bron: Prikkelen, presteren, profileren: eindrapport van de commissie Accreditatie Hoger Onderwijs, september 2001). Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat de opleiding het studieprogramma zo heeft opgezet dat de tien generieke kernkwalificaties er herkenbaar in aanwezig zijn. Het programma daagt de studenten voortdurend uit zich al doende te ontwikkelen tot HRM-professionals die probleemoplossend, creatief, methodisch en integraal kunnen handelen en indien nodig nieuwe kennis kunnen verwerven. De grote diversiteit van opdrachten uit het (real life) werkveld die de studenten in het leerbedrijf uitvoeren, bevordert de transfer en brede inzetbaarheid. De trainingen communicatievaardigheden en het werken in groepen dragen bij aan de sociaal communicatieve bekwaamheid van de studenten en bevorderen hun professionele vaardigheden. Het feit dat alle opdrachten in de context van het beroep zijn geplaatst, draagt bij aan de ontwikkeling van besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Door de verankering van de tien generieke kernkwalificaties voor de hbobacheloropleidingen in het curriculum zorgt de opleiding ervoor dat de studenten ook de kwalificaties van een bachelor ontwikkelen, zoals vastgelegd in de vijf Dublindescriptoren: (toepassen) van kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden. De opleiding toont in het zelfevaluatierapport aan dat dit in het nieuwe curriculum telkens terugkerende aspecten zijn, die ook als zodanig worden getoetst. Een internationaal referentiekader gericht op het domein P&A is niet voorhanden omdat het domein als gevolg van de specifieke Nederlandse arbeidsverhoudingen uniek is in Europa.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt gemotiveerd: • Het inhoudelijk kader van de opleiding P&A-CHN bestaat uit zes landelijk overeengekomen kerncompetenties, vijftien gedragscompetenties en achtenzeventig kerntaken. De kerntaken heeft de opleiding zelf geformuleerd. De competenties ontleent zij aan Format P&A 2000+. Competenties en kerntaken dienen als basis voor inhoud en vormgeving van het nieuwe competentiegerichte curriculum.
18
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
•
•
Afgestudeerden die de 78 kerntaken kunnen uitvoeren zijn breed inzetbaar en kunnen in allerlei functies, in diverse arbeidsorganisaties, op operationeel en beleidsmatig niveau, hun werk verrichten. Bijvoorbeeld in de industrie, handel, bankwezen, maatschappelijke en commerciële dienstverlening, gezondheidszorg en overheid, vakbonden en werkgeversorganisaties op het gebied van personeel & organisatie, arbeidsbemiddeling, loopbaanbemiddeling, opleiding & training, reïntegratie en studie & beroepskeuze. P&A-CHN beschikt over een breed samengestelde en goed functionerende raad van advies. De raad adviseert de opleiding over de inhoud van het onderwijs en de externe dienstverlening. Beleidsplannen, curriculumwijzigingen en uitkomsten van evaluaties worden aan haar voorgelegd. Zij komt drie maal per jaar bijeen. Tijdens de site visit lieten de aanwezige leden zich positief uit over de samenwerking met de opleiding. Zij voelen zich betrokken, vooral omdat de opleiding voortdurend zichtbaar maakt wat met aanbevelingen en adviezen van de adviesraad is gedaan. De raad oordeelt positief over het inhoudelijk opleidingskader. Zij vinden dat alle elementen die het beroep kenmerken erin zijn terug te vinden.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • De zes kerncompetenties en de vijftien gedragscompetenties waarop het curriculum van P&A-CHN is gericht zijn ontleend aan Format P&A 2000+. Het Format is in nauw overleg met de Landelijke Werkveld Adviesraad Opleidingen P&A geformuleerd en vastgesteld. De Landelijke Adviesraad is speciaal voor dit doel in het leven geroepen. • In het Format gaat veel aandacht uit naar recente veranderingen en ontwikkelingen in de beroepspraktijk, inclusief de gevolgen hiervan voor de beoogde competenties en de curricula van de P&A-opleidingen in Nederland. • De opleiding P&A-CHN houdt rekening met deze ontwikkelingen en veranderingen, bespreekt ze met de eigen raad van advies en verwerkt ze waar nodig en mogelijk in haar studieprogramma. Hierdoor worden de studenten van P&A-CHN opgeleid voor de praktijk. Volgens de raad van advies kunnen zij na hun studie functioneren als beginnend HRM-professional. • In de HBO-Monitor (1999 t/m 2002) en de post-P&A enquête (1996 t/m 1998 en 2002 t/m 2003) komt naar voren dat afgestudeerden van de opleiding werken als onder meer personeelsfunctionaris, adviseur werk en inkomen, arbeidsbemiddelaar,
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
19
loopbaanadviseur, reïntegratieadviseur, medewerker personeelsplanning en opleidingsfunctionaris.
Onderwerp 2
PROGRAMMA
Tijdens de site visit in juni 2004 waren van het nieuwe curriculum het tweede, derde en vierde jaar volledig ingevoerd. Het propedeuseprogramma was nog niet vernieuwd, dat gebeurt in het studiejaar 2004-2005. De eerste afgestudeerden die het nieuwe curriculum volledig hebben doorlopen, melden zich aan het eind van het studiejaar 2007/2008 op de arbeidsmarkt.
Facet 2.1
Eisen hbo
Goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt gemotiveerd: • De studenten van P&A-CHN ontwikkelen zich tot een HRM-professional door de bestudering van vakliteratuur, het bijwonen van trainingen communicatievaardigheden en door het oplossen in het leerbedrijf van aan de beroepspraktijk ontleende problemen. Ze weten na hun studie wat de kerntaken van de HRM-professional zijn. Bovendien hebben ze de competenties ontwikkeld om deze taken uit te kunnen voeren. • De opleiding wil dat de afgestudeerden hun competenties baseren op een degelijke vakinhoudelijke en conceptuele basis. Het panel heeft tijdens de site visit vastgesteld dat conceptuele en vakinhoudelijke kennis, strategieën om deze kennis te verwerven en de toepassing ervan een van de rode draden is in het curriculum. In de nieuwe propedeuse worden de studenten via het basisprogramma geconfronteerd met wetenschappelijke en andere redeneringen als fundament voor hun beroepsmatig handelen. Ze bestuderen deze redeneringen en leren ze gebruiken. In de oude propedeuse werd het kennisbezit van de studenten geactiveerd en uitgebreid door het uitvoeren van probleemtaken (PGO). Daarnaast sturen in de hele opleiding de opdrachten in het leerbedrijf de kennisontwikkeling. Bij alle opdrachten zijn literatuursuggesties opgenomen. De studenten worden daarnaast aangemoedigd zelf geschikte literatuur te zoeken en te selecteren. Het leerbedrijf is zo opgezet dat de studenten bij alle opdrachten diverse kennisbronnen moeten raadplegen en na afronding ervan hun handelen moeten verantwoorden en daarop reflecteren. Tijdens 20
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
•
•
•
•
•
•
het gesprek hierover gaat de docentbegeleider na welke bronnen door de studenten zijn benaderd en of zij zich de kennis die daarin is opgenomen hebben eigen gemaakt. Het panel heeft tijdens de site visit de opdrachten, inclusief de literatuursuggesties en enkele door de studenten ontwikkelde beroepsproducten ingezien. Zij heeft vastgesteld dat de studenten door de bestudeerde literatuur in aanraking komen met relevante theorieën en nationale en internationale ontwikkelingen op het brede terrein van de HRM-professional. Eén van de uitgangspunten van de opleiding is dat het binnenschools leren in het leerbedrijf alleen niet voldoende is. De opleiding wil dat de studenten een deel van de competenties in het werkveld zelf ontwikkelen. Dat gebeurt door een stage in het vierde studiejaar. Deze stage duurt 30 weken en levert 30 studiepunten (45 European creditpoints) op. De studenten sluiten hun studie af met een afstudeeropdracht. Met deze opdracht bewijzen zij dat ze in staat zijn zelfstandig een praktijkprobleem op te lossen. In elk studiejaar is in het curriculum ruimte gereserveerd voor trainingen communicatievaardigheden. In het propedeutisch jaar staan algemene sociale en communicatieve vaardigheden op het programma, zoals gespreksvoering, vergadertechnieken, interviewen en presenteren. In het tweede en derde jaar oefenen de studenten professionele gespreksvaardigheden, teambuildingvaardigheden, interculturele communicatie, adviesvaardigheden, onderhandelingsvaardigheden, conflicthantering en communicatie met speciale doelgroepen. De studenten van P&A-CHN maken in het tweede jaar van hun studie via werkcolleges en studietaken kennis met de beginselen van planning, uitvoering, analyse en verslaglegging van onderzoek. Aansluitend voeren de studenten in het leerbedrijf kleine en grote onderzoeksopdrachten uit. Hierdoor leren ze informatie verzamelen en verwerken, conclusies te trekken en aanbevelingen te doen. Onderzoek speelt in het afstudeerwerk een centrale rol. De studenten uitten zich tijdens de site visit positief over de actualiteit van de opdrachten in het leerbedrijf. Het leerbedrijf daagt hen uit de competenties al doende te oefenen en te ontwikkelen en zo een eigen werkhouding te ontwikkelen die past binnen de door de opleiding geformuleerde eisen. Zij vroegen om meer colleges van gastsprekers. De afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken, oordeelden gunstig over de relevantie van het studieprogramma voor het beroep. Zij vertelden dat ze beroepsgericht zijn opgeleid en over een stevige kennisbasis beschikken. Zij vroegen om meer aandacht voor commerciële vaardigheden en agressiereductie in het programma. De aanwezige leden van de raad van advies uitten zich positief over de relevantie van de opleiding voor het werkveld.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
21
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • Het studieprogramma is gespreid over twee fasen: een propedeutische fase van een jaar en een hoofdfase van drie jaar. Het propedeutisch jaar staat in het teken van oriëntatie op het beroep, de opleiding en het werkveld, het tweede jaar van verdieping en verbreding, het derde en vierde jaar van specialisatie en participatie in de beroepspraktijk. • Het competentiegerichte karakter van de opleiding krijgt gestalte in het leerbedrijf P&A. Dit bedrijf omvat drie divisies waarin de studenten werken aan opdrachten die rechtstreeks in verband staan met de kerntaken van de HRM-professional. De drie divisies zijn: personeel & organisatie (HRM), arbeidsmarkttoeleiding (AT) en loopbaanbegeleiding, training & assessment (LTA). Gedurende het eerste en tweede studiejaar zijn de studenten in alle drie divisies actief. Tijdens het derde studiejaar kan men zich binnen een van de divisies specialiseren. • De opdrachten in het leerbedrijf vormen de kern van de opleiding. De opdrachten worden ondersteund door trainingen communicatievaardigheden en zelfmanagement. In het eerste jaar krijgen de studenten voorts een basisprogramma aangeboden en in het tweede jaar oefenen zij onderzoeksvaardigheden en schriftelijk rapporteren. Voor alle studieonderdelen zijn leerdoelen vastgesteld. • De opleiding wil dat de opdrachten het totale werkveld van de P&A-afgestudeerden bestrijken. In het studiejaar 2004-2005 onderzoekt zij of dit zo is. Ook onderzoekt ze of de studenten door middel van de opdrachten de beoogde competenties kunnen bereiken.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • In de nieuwe opzet biedt de opleiding P&A-CHN haar studenten in de propedeutische fase een breed basaal programma aan. In het leerbedrijf en door het basisprogramma en de trainingen communicatievaardigheden maken ze kennis met
22
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
•
•
de werkterreinen en de kerntaken van de P&A-adviseur. In de hoofdfase breiden de studenten de kennis en de vaardigheden in de propedeuse opgedaan uit. Bovendien leren ze functioneren in steeds complexere situaties. Aan het eind van de opleiding specialiseren de studenten zich in een van de divisies van het leerbedrijf. Opvallend in het programma is de centrale positie van het beroep. In alle opdrachten in het leerbedrijf wordt een koppeling gelegd met de kerntaken van de HRMprofessional, doordat opdrachten, praktijkvoorbeelden en casuïstiek zijn ontleend aan de beroepspraktijk of real life door bedrijven zijn verstrekt. Tijdens de site visit vertelden de docenten dat de samenhang tussen de divisies in het studiejaar 2004-2005 een van de aandachtpunten is. De opdrachten worden per divisie ontwikkeld, volgens een vast stramien, maar zijn onderling nog niet vergeleken. Hierdoor bestaat het gevaar dat er ongewenste verschillen ontstaan tussen de divisies.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt gemotiveerd: • Om een efficiënte leerroute van studenten te bevorderen heeft de opleiding een aantal maatregelen genomen, die vooral betrekking hebben op de spreiding van de studielast over de leerjaren en op de organisatie van het onderwijs. • De opdrachten die de studenten in het leerbedrijf moeten uitvoeren zijn door de opleiding gespreid over de jaren en over de divisies. Ze zijn beschreven en beschikbaar voor de studenten. De opleiding onderzoekt regelmatig de gerealiseerde studielast en onderneemt actie als daartoe aanleiding bestaat. • De opleiding heeft drie drempels in het studieprogramma aangebracht. De drempels zijn zo gekozen dat de kans om de opleiding met succes af te ronden groot is. De eerste drempel is het studieadvies aan het eind van de propedeuse. Studenten met een positief advies kunnen verder studeren in de postpropedeuse. De tweede en de derde drempel garanderen dat de studenten met een voldoende basis aan de differentiatie in het derde jaar en de stage en de afstudeerfase in het vierde jaar kunnen beginnen. • De propedeuse oude stijl is opgebouwd uit zesweekse modulen. Aan het eind van elke periode worden de daarin geprogrammeerde modulen afgerond en getoetst. Iedere toets leidt direct tot een geregistreerde beoordeling op basis waarvan studiepunten worden toegekend. De tijdstippen van de toetsen zijn tijdig bekend. De beoordelingscriteria zijn vermeld in de studiehandleidingen. Elke toets kan minimaal eenmaal per jaar worden herhaald. Toetsuitslagen zijn binnen 15 werkdagen beschikbaar. De studenten kunnen hun resultaten op elk gewenst moment bekijken
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
23
•
via Bello, Blackboard elektronische leer- en leefomgeving. In de nieuwe propedeuse komen de modulen niet meer voor. De studenten lieten zich tijdens de site visit positief uit over de studeerbaarheid van het programma, over de bereikbaarheid van de docenten en over de logistieke organisatie. Door de kleinschaligheid van de opleiding worden ze gekend en dat stellen ze op prijs.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • Voor aspirant-studenten die de opleiding Personeel & Arbeid van de CHN willen instromen, gelden geen bijzondere eisen. Een diploma van havo, vwo, mbo of een document dat hieraan gelijkwaardig is, geven toelating tot de opleiding. Kandidaten die 21 jaar of ouder zijn en niet aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden voldoen kunnen een toelatingsonderzoek doen. • De opleiding heeft een aantal maatregelen genomen die ervoor moeten zorgen dat het programma qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. Zo bespreken de studenten in de onderwijseenheid zelfmanagement de aansluiting op hun vooropleiding en volgen zij trainingen in studievaardigheden. Daarnaast kunnen de studenten het onderdeel Engels op twee verschillende niveaus doorlopen, zodat de studiestof en de opdrachten aansluiten op hun voorkennis. • De opleiding overlegt voorts met scholen voor voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra in Leeuwarden en omstreken. Het doel van dit overleg is verbetering van de aansluiting op het gebied van werkvormen, leermiddelen en onderwijsinhoud. • Het panel heeft tijdens de site visit geconstateerd dat bovengenoemde maatregelen de aansluiting bevorderen, ze zijn echter niet geborgd in een door de opleiding vastgelegd beleid. • P&A-CHN biedt mbo-afgestudeerden van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening, Personeel een verkorte (driejarige) leerroute. Zij krijgen vrijstellingen voor de helft van de stage, het keuzeprogramma, de vrije punten en de talen. • De studenten met wie het panel heeft gesproken vertelden dat verschillen in vooropleiding niet leiden tot meer of minder vertraging tijdens de studie. Zij prezen de kleinschaligheid van de opleiding en de persoonlijke begeleiding die zij krijgen. Beide factoren maken dat zij zich snel thuis voelen in de hogeschool.
24
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt gemotiveerd: • P&A-CHN heeft de studieduur uitgedrukt in studiebelastingsuren en de studielast in European creditpoints (EC’s). De studielast is 240 EC’s. Een EC staat voor 28 studieuren, zodat de studieduur uitkomt op 6720 uur. De opleiding voldoet hiermee aan de formele eisen over de duur van het curriculum.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt gemotiveerd: • De opleiding P&A van Christelijke Hogeschool Nederland beschikt over een eigen onderwijsvisie. De leidende gedachte achter deze visie is dat de studenten zich tijdens hun studie ontwikkelen tot competente, ondernemende HRM-professionals, die in staat zijn tot samenwerken met andere beroepsbeoefenaren, tot reflecteren op hun handelen en tot het methodisch en zelfstandig oplossen van beroepsproblemen. De studenten verwerven de competenties bij voorkeur in het P&A-leerbedrijf. In het leerbedrijf vertonen de leersituaties gelijkenis met beroepssituaties. Dit betekent dat de beroepswerkelijkheid herkenbaar in het onderwijs aanwezig is en studenten die werkelijkheid naleven. Ze voeren alleen of in groepen opdrachten uit, die direct gekoppeld zijn aan de kerntaken van de HRM-professional. Ze overleggen met elkaar, leggen resultaten vast, presenteren die en moeten ze mondeling kunnen verdedigen. Groei in competentieontwikkeling wordt door de opleiding gestimuleerd doordat zij de opdrachten in het leerbedrijf gaandeweg complexer maakt en een steeds groter beroep doet op de transfervaardigheden van de studenten. • De onderwijsvisie is door de opleiding P&A-CHN uitgewerkt in een didactisch concept. Volgens dit concept is leren een actief proces waarin de studenten zelf inzichten en samenhangen construeren. Zij doen dat door heen weer te pendelen tussen wat zij al weten, wat zij leren in het leerbedrijf en wat zij in het vierde studiejaar tijdens de stage leren in de praktijk. De opleiding stimuleert het leren van de studenten door uitdagende opdrachten, die de studenten voor het grootste deel in het leerbedrijf uitvoeren. • De docenten begeleiden de studenten in het leerbedrijf. Zij houden de voortgang van de studenten in de gaten en sturen bij wanneer dat nodig is. Daarnaast verzorgen de docenten trainingen communicatievaardigheden, trainingen onderzoeksvaardigheden © NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
25
•
(in het tweede jaar) en in het eerste jaar trainingen taalvaardigheden, zelfmanagement bijeenkomsten en hoor- en werkcolleges over het basisprogramma. Tijdens de site visit uitten de studenten zich positief over de opzet van het leerbedrijf. Ze voelen zich uitgedaagd door de opleiding en stellen het beroep dat de opleiding doet op hun eigen verantwoordelijkheid, zelfstandig informatie zoeken, problemen oplossen en het samenwerken op prijs. De uitkomsten van de evaluaties over het leerbedrijf die de opleiding in 2003 heeft uitgevoerd wijzen in dezelfde richting.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • In de hoofdfase zijn de toetsing en de beoordeling afgestemd op de werkwijze in het leerbedrijf. De studenten oefenen kerntaken, ontwikkelen beroepsproducten en lossen beroepsproblemen op. Zij doen dat aan de hand van opdrachten die de opleiding verstrekt. Het eindoordeel over de opdracht bestaat uit verschillende elementen: een beoordeling van het beroepsproduct en de presentatie ervan, het leerverslag, de onderbouwing van de aanpak, de theoretische onderbouwing van het product en een individuele beoordeling. Voordat de studenten de opdracht uitvoeren maken zij een plan van aanpak. Ook dit plan wordt door de docentbegeleiders beoordeeld. • De beoordeling van de communicatievaardigheden heeft plaats tijdens de trainingen en aan de hand van door de studenten uitgevoerde opdrachten. De onderzoeks- en rapportagevaardigheden worden door middel van opdrachten getoetst en beoordeeld. De opleiding vraagt van de studenten dat ze actief meedoen, wat inhoudt dat ze bijeenkomsten mee voorbereiden en na afloop eventuele verwerkingsopdrachten maken. Daarnaast doen zij mee aan het assessment dat de opleiding jaarlijks organiseert. • In het propedeuse programma oude stijl worden de studenten door moduulopdrachten en moduultoetsen beoordeeld. Het programma wordt met ingang van het studiejaar 2004-2005 vervangen. Ook de toetsing en de beoordeling veranderen. Die worden afgestemd op de werkwijze in de hoofdfase. • Uit eigen onderzoek van de opleiding blijkt dat de studenten positief oordelen over de toetsing en de beoordeling in het leerbedrijf. Het leren en werken in het leerbedrijf leidt volgens hen tot meer diepgang in kennis en meer inzicht. Ze vinden dat ze worden gestimuleerd tot eigen oordeelsvorming, het maken van persoonlijke keuzes, interpretaties en toepassingen. • Een probleem dat om aandacht vraagt is het zogenoemde versnipperd leren tijdens het gezamenlijk uitvoeren van een opdracht. Het panel heeft tijdens de site visit geconstateerd dat het voorkomt dat studenten door de taakverdeling binnen de
26
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
projectgroep van bepaalde aspecten alles weten, van de rest weinig en daardoor het totaal mogelijk uit het oog verliezen. De opleiding is op de hoogte van het probleem en heeft maatregelen genomen om deze vorm van leren te voorkomen. Zij beoordeelt niet alleen de beroepsproducten, maar zij toetst bij iedere student afzonderlijk of zij alle aspecten van de opdracht beheersen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en de uitvoering van het studieprogramma P&A is door de leiding van het instituut V&A in handen gelegd van het P&A-onderwijsteam. De docenten van dit team ontwikkelen het onderwijs en voeren het uit. Het team wordt geleid door een opleidingsmanager. • De P&A-docenten zijn goed op de hoogte van de ontwikkelingen in het werkveld. Zij onderhouden relaties met de beroepspraktijk, bijvoorbeeld door de raad van advies en door stage- en afstudeerbegeleiding. Verder zijn er contacten met de beroepspraktijk doordat docenten zich hebben aangesloten bij een netwerk van P&O’ers, lid zijn van de Nederlandse Vereniging Personeelsbeleid, door het lezen van vakliteratuur en/of door deelname aan conferenties en studiedagen op het vakgebied. Acht van de twaalf docenten hebben recente werkervaring in een voor de opleiding relevante functie. Ook zijn er contacten van docenten met bedrijven, wetenschappelijke instellingen en verwante opleidingsinstituten. • In de gesprekken tijdens de site visit lieten de studenten zich positief uit over de praktijk- en beroepsgerichtheid van hun docenten en de liefde van de docenten voor het vak. • De opleiding schakelt gastsprekers in. De studenten vertelden het panel dat dit niet systematisch gebeurt.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
27
Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt gemotiveerd: • Bij de opleiding P&A-CHN stonden tijdens de visitatieperiode 85 studenten ingeschreven. Er werkten 12 docenten die samen 9,0 fte bezetten. De docenten worden ingezet bij het Instituut voor Service Management en bij de afstandvariant. • De student/fte-ratio kwam uit op 19:1. • Het ziekteverzuimpercentage is 5,19%. Het verzuimpercentage van de CHN is 5,50%. Hogeschool en opleiding besteden aandacht aan de begeleiding van zieke medewerkers, aan reïntegratie en werkhervatting na ziekte en het terugdringen van ziekteverzuim. Bij langdurig verzuim van personeel wordt vervanging geregeld. Incidenteel verzuim wordt opgevangen door inzet van beschikbare docenten en het inhalen van de niet gedane werkzaamheden op een later moment. Door de werkwijze in het leerbedrijf is het bij ziekte van docenten mogelijk dat de studenten zelfstandig verder werken aan de opdrachten. • Binnen de taaktoedeling van de docenten wordt rekening gehouden met een taakverdeling per medewerker van 40-40-20. Veertig procent van de tijd besteden de docenten aan contacten met studenten, veertig procent aan coördinatie en ontwikkeling en revisie van opdrachten en twintig procent aan zelfmanagement, waaronder vergaderingen, werkoverleg en deskundigheidsbevorderingen vallen. • Uit het personeelstevredenheidsonderzoek van 2003 blijkt dat de opleiding de bovengenoemde percentages realiseert. Uit het onderzoek blijkt verder dat de docenten tevreden zijn over de inhoud van hun takenpakket. Ze vinden dat ze worden ingezet op gebieden waarop ze competent zijn.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • Door de vernieuwing van het onderwijs heeft de opleiding voor haar docenten competenties geformuleerd en vastgelegd in competentieprofielen. • Werving en selectie worden aan de profielen gerelateerd. Bij een vacature wordt per geval bepaald welke competenties vereist zijn. Doelstelling is om docenten aan te trekken die breed inzetbaar zijn en zowel de rol van begeleider, tutor, projectbegeleider en die van vakdocent kunnen vervullen. • Met de zittende docenten zijn in de achterliggende twee jaar geen functioneringsgesprekken gevoerd, wel zijn met nieuwe medewerkers functioneringsen beoordelingsgesprekken gehouden. De functioneringsgesprekken met de overige medewerkers worden met ingang van het studiejaar 2004-2005 hervat en volgens een vaste cyclus uitgevoerd. Bij de gesprekken worden het competentieprofiel en uitkomsten van studentevaluaties betrokken. Tijdens de gesprekken worden afspraken gemaakt over het volgen van cursussen en opleidingen. In de toekomst
28
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
•
• •
•
houden de docenten hun scholingswensen en -activiteiten bij in persoonlijke ontwikkelingsplannen. Door de invoering van het leerbedrijf in 2002, de grotere zelfsturendheid en de toegenomen variatie in takenpakketten van docenten is het belang van scholing toegenomen. In de achterliggende jaren zijn daarom op uiteenlopende gebieden scholingen, trainingen en studiedagen voor medewerkers georganiseerd, bijvoorbeeld over de veranderende rol van de docent, assessments, studiecoaching en in het werken met Bello. Bij de teamvergaderingen over het nieuwe studieprogramma was de onderwijskundige van het instituut aanwezig voor advies en ondersteuning. In gesprekken met het panel uitten de studenten hun tevredenheid over de kwaliteit van de docenten, niet alleen op vakinhoudelijk maar ook op didactisch terrein. Zij typeerden de docenten als enthousiast, bekwaam en studentgericht. Alle nieuwe medewerkers hebben een pedagogisch didactische aantekening behaald en zijn daarmee gekwalificeerd voor onderwijs, begeleiding en coaching in de opleiding.
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • De opleiding P&A vormt samen met de opleidingen Leisure Management, Tourism Management en Media & Entertainment Management het instituut Vrije Tijd en Arbeid (V&A). Het instituut deelt een gebouw op de kenniscampus Het Rengerspark in Leeuwarden met de vier andere onderwijsinstituten van de CHN. • Het gebouw van de hogeschool wordt sinds 2002 verbouwd, uitgebreid en gemoderniseerd. De oplevering van de nieuwbouw is in de zomer van 2004. In verband met de verbouwing is het instituut V&A tussen 2002 en 2004 ondergebracht in tijdelijke huisvesting. • De docenten en de studenten met wie het panel tijdens de site visit heeft gesproken, vertelden dat de verbouwing voor ongemakken heeft gezorgd, maar dat de huisvesting en de faciliteiten tijdens de verbouwing voldoende toereikend waren om het programma te realiseren. Een zelfde beeld komt naar voren in het Studenttevredenheidsonderzoek 2003.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
29
Facet 4.2
Studiebegeleiding en informatievoorziening
Goed
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel ‘goed’ wordt als volgt gemotiveerd: • De studieloopbaanbegeleiding die P&A-CHN haar studenten biedt, strekt zich uit over drie gebieden. Het eerste is oriëntatie en selectie. De andere twee zijn studievoortgang en persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. De opleiding wil dat de studenten door de studieloopbaanbegeleiding die ze krijgen manager worden van hun eigen studie. • Alle studenten zijn tijdens hun studie gekoppeld aan een studieloopbaancoach. De coaches organiseren groepsbijeenkomsten waarin zij de studenten vragen te reflecteren op hun studievoortgang en betekenis te geven aan studie- en beroepservaringen. De bijeenkomsten helpen de studenten in de propedeuse te achterhalen wat aard en inhoud zijn van het werk waarvoor zij worden opgeleid en of P&A voor hen wel de juiste opleiding is. Na de propedeutische fase helpen de bijeenkomsten de studenten een beeld te krijgen over de eigen kwaliteiten en beperkingen en de mogelijkheden die de studie biedt om deze verder te ontwikkelen. De studenten houden een ontwikkelingsportfolio bij. Hierin verzamelen zij beroepsproducten die zij in het leerbedrijf -alleen of in groepen- hebben gemaakt. • Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2003 en het Personeelstevredenheidsonderzoek 2003 blijkt dat de studenten en docenten tevreden zijn over het systeem van studiecoaching. Tijdens de site visit in de gesprekken met het panel hebben de docenten en de studenten de uitkomsten van deze onderzoeken bevestigd. • Voor de informatievoorziening aan de studenten beschikt de opleiding over een aantal instrumenten dat op elkaar is afgestemd: het studentenstatuut, de studiegids, Bello, de CHN-krant, intranet en de mededelingenborden. Alle studenten en medewerkers hebben een CHN e-mailadres gekregen. Het studentenstatuut en de studiegids bevatten alle relevante informatie over de opleiding, inclusief de onderwijsen examenregeling. Bello (Blackboard electronische leer- en leefomgeving) is het podium voor digitale communicatie van de opleiding. Het wordt gebruikt voor communicatie tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. Alle opdrachten voor het leerbedrijf zijn er op te vinden. De CHN-krant bevat algemene informatie over de hogeschool. Via het intranet kunnen de studenten hun studievorderingen bijhouden en de publicatieborden worden benut voor het snel informeren van studenten.
30
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • P&A-CHN voert sinds enkele jaren evaluaties uit over alle aspecten van de opleiding. Daarnaast werkt zij mee aan onderzoeken door externe instanties, zoals de HBOMonitor en de Keuzegids Hoger Onderwijs. Het motto van de opleiding hierbij is kwaliteit maken, meten en verbeteren. De evaluaties zijn beschreven in het zelfevaluatierapport. Ze zijn voorzien van het doel ervan, de frequentie en de doelgroep. • Voor de uitvoering van de voorgenomen evaluaties beschikt de opleiding over de daarvoor vereiste instrumenten. • Uit verslagen van de opleiding en uit gesprekken met betrokkenen tijdens het visitatiebezoek kwam naar voren dat de gehanteerde evaluatiesystemen functioneren en voldoende gegevens opleveren om er kwaliteitsoordelen op te baseren.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • De uitkomsten van onderzoeken, audits, visitaties en evaluaties leiden waar nodig of gewenst tot verbetermaatregelen. Het verslag waarin over het betreffende onderzoek wordt gerapporteerd is de basis van de revisie. De direct verantwoordelijken beoordelen in samenwerking met de opleidingsmanager of de aanbevelingen passen of inpasbaar kunnen worden gemaakt binnen het totale beleid van de opleiding. Over het resultaat van verbeteracties communiceert de opleiding met de medewerkers en met het college van bestuur van de hogeschool. • Het panel heeft tijdens het bezoek voorbeelden gezien van verbeteracties als gevolg van evaluaties, zoals de inrichting van het leerbedrijf, de informatievoorziening aan de studenten en de condities voor deelname van docenten aan contractactiviteiten. Niettemin vindt zij de borging een zwak punt. De systematiek, de planning, de prioriteitenstelling en de concrete koppeling van verbeteringen aan evaluatieuitkomsten en streefdoelen verdienen verdere uitwerking en betere vastlegging.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
31
•
De studenten met wie het panel heeft gesproken vertelden dat de opleiding klachten goed oppakt, hoewel voor de studenten niet altijd zichtbaar is wat het resultaat daarvan is.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een overzicht opgenomen van de evaluaties die zij uitvoert en de respondenten. Het panel constateert dat de opleiding de medewerkers, de studenten, de alumni en het beroepenveld via verschillende evaluatieactiviteiten inschakelt bij de beoordeling van het onderwijs, de diensten en de organisatie. • De studenten vertelden tijdens het bezoek dat voor hen vaststaat dat de kwaliteit de aandacht krijgt die het verdient. Zij ontvangen op gezette tijden vragenlijsten met het verzoek die in te vullen. Ook wordt hen gevraagd mee te doen aan gesprekken over aspecten van de opleiding. Wat met de uitkomsten van de evaluaties gebeurt, is voor hen niet altijd duidelijk. • De opleiding overlegt met de raad van advies over de aansluiting van de opdrachten van het leerbedrijf op de beroepspraktijk. Daarnaast schakelt de opleiding praktijkbegeleiders in bij evaluaties over stages en afstudeerwerken. Tijdens het bezoek vertelden de aanwezige leden van de raad van advies dat de opleiding hen op de hoogte brengt van uitkomsten van de meeste evaluaties.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • De opleiding heeft in de achterliggende jaren op vaste tijden rendementsgegevens verzameld en geanalyseerd. Richtsnoer bij de analyse waren de door de hogeschool vastgestelde streefcijfers over instroom, verblijfsduur, uitval en opleidingsrendement.
32
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
•
•
•
De streefcijfers luiden als volgt. Jaarlijks stromen 30 studenten de opleiding in, minstens 70% van deze studenten behaalt het diploma. De gemiddelde studieduur van studiestakers mag maximaal 1,35 jaar zijn, van geslaagde studenten 4,5 jaar. Uit de analyses in het zelfevaluatierapport blijkt dat de opleiding het op drie van de vier criteria beter doet dan de streefwaarden. Het aantal instromende studenten ligt al enkele jaren rond de dertig. Onder de instromers is de groep met een vooropleiding havo telkens het grootst, gevolgd door de groep met een mbo-vooropleiding. De gemiddelde inschrijvingsduur van studiestakers is 1,4 jaar, van afgestudeerden 4,5 jaar. Het percentage studiestakers ligt boven het streefcijfer van maximaal 30%. De oorzaken van studiestaking zijn divers. Uit eigen onderzoek van de opleiding blijkt dat van de twaalf studenten die in het studiejaar de opleiding hebben verlaten er twee wegens ziekte en/of persoonlijke omstandigheden zijn weggegaan. Zeven studenten vonden dat de opleiding niet de opleiding van hun keuze was en drie waren niet in staat om de competenties te verwerven die het beroep van hen vraagt. Met de aangeleverde kengetallen en streefcijfers geeft de opleiding er volgens het panel blijk van dat zij goed zicht heeft op de ontwikkeling van relevante instroom-, doorstroom- en uitstroomgegevens.
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel ‘voldoende’ wordt als volgt gemotiveerd: • De opleiding Personeel & Arbeid van de Christelijke Hogeschool Nederland leidt studenten op tot HRM-professionals. In de uitoefening van hun beroep bewegen zij zich op het snijvlak van de individuele werknemer of werkzoekende enerzijds, het werkbiedende bedrijf anderzijds en de maatschappelijke context die beide in sterke mate beïnvloedt. De omschrijvingen over het beroep waar de opleiding van uit gaat sluiten aan bij de omschrijvingen over de P&A-adviseur in het landelijk overeengekomen en door de Landelijke Werkveld Adviesraad Opleidingen P&A gelegitimeerde Format P&A 2000+ en Format P&A 2004+. • Het inhoudelijk opleidingskader heeft zij vastgelegd in het Onderwijsplan P&A. Om er zeker van te zijn dat de beoogde competenties door de studenten kunnen worden behaald, zet de opleiding vier instrumenten in: (1) een inzichtelijk proces van onderwijsontwikkeling, waarin alle stappen zijn gedocumenteerd; (2) de toetsing en de beoordeling van door de studenten in het leerbedrijf gerealiseerde beroepsproducten, (3) de beoordeling van de stage en het afstudeerproject en (4) de HBO-Monitor. Aanvullend aan de HBO-Monitor voert de opleiding P&A-CHN jaarlijks een onderzoek onder afgestudeerden uit (de post P&A-enquête) en elke drie jaar een onderzoek onder werkgevers. Het werkgeverstevredenheidsonderzoek is in 2004 voor het eerst uitgevoerd. © NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
33
•
•
•
• •
34
Het nieuwe op competenties gerichte studieprogramma is vanaf september 2002 ingevoerd. De invoering is in het studiejaar 2004-2005 voltooid. Tijdens de site visit waren er nog geen afgestudeerden die het nieuwe studieprogramma volledig hadden doorlopen. De onderzoeksgegevens die de opleiding ter inzage had gelegd hadden betrekking op afgestudeerden van het vorige studieprogramma. Uit deze gegevens (de HBO-Monitor en het onderzoek onder afgestudeerden) blijkt dat voor de meeste van deze afgestudeerden de hogere beroepsopleiding P&A de eindopleiding was. Zij gingen na hun studie aan het werk. Zij waren welkom op de arbeidsmarkt en functioneren goed in de beroepspraktijk. Een ruime meerderheid van de afgestudeerden geeft aan dat de opleiding hen goed heeft voorbereid op hun werkzaamheden. Geen enkele ondervraagde is van mening dat de opleiding te gemakkelijk was. Vanwege de conjuncturele hausse van de afgelopen jaren en de daaruit resulterende groei van de werkgelegenheid is vrijwel niemand van de afgestudeerden werkloos. Met andere woorden: de werkzekerheid van afgestudeerden van P&A-CHN is zeker in het recente verleden fors toegenomen. Tijdens het bezoek heeft het panel geconstateerd dat de verworven kwalificaties niet alleen goed aansluiten bij de eisen die daar door de beroepspraktijk aan worden gesteld. Ze worden door de afgestudeerden ook gewaardeerd. De afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat de opleiding hen gedurende hun studie goed had voorbereid op de praktijk. Lacunes hebben zij niet geconstateerd. Aansprekend in de opleiding vonden ze het samenwerken met anderen en het zelfstandig werken. Deze aspecten zijn ruimschoots en goed aan de orde geweest. De leden van de raad van advies meldden het panel tijdens het bezoek dat de afgestudeerden voldoen aan de eisen die het complexe werkveld van hen verwacht. Het panel heeft tijdens de site visit de door de opleidingen ter inzage gelegde afstudeerwerken bestudeerd. Deze werken waren geschreven door studenten die in de achterliggende jaren de opleiding gediplomeerd hebben verlaten. Alle afstudeerwerken betroffen een concreet bedrijfsprobleem. Het panel oordeelt positief over de kwaliteit van de afstudeerwerken.
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
35
36
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
37
38
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Bijlage 2:
Beknopt CV panelleden
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
39
40
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
NQA auditor Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Koekebakker L. drs M 27-06-1944 ja, bij Saxion Hogeschool Enschede en bij de HBO-raad
nee 27 jaar gewerkt in het onderwijs, 10 jaar bij SLO (Instituut voor Leerplanontwikkeling in Enschede) werkterreinen: lagere school, lbo, mbo, hbo en onderwijsverzorging (SLO) onderwijzer lagere school leraar lbo en mbo leerplanontwikkelaar (SLO) onderwijskundige en beleidsmedewerker kwaliteitszorg bij Saxion Hogeschool Enschede beleidsmedewerker kwaliteitszorg bij HBO-raad
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) Mulo-A met wiskunde Akte van bekwaamheid als onderwijzer Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer Pedagogiek MO-A Pedagogiek MO-B Doctoraal examen in de Onderwijskunde Werkervaring lager onderwijs lager beroepsonderwijs middelbaar beroepsonderwijs SLO (Instituut voor Leerplanontwikkeling) Saxion Hogeschool Enschede HBO-raad NQA
diploma behaald in 1961 diploma behaald in 1965 diploma behaald in 1966 diploma behaald in 1977 diploma behaald in 1984 diploma behaald in 1990 1967-1970 1970-1973 1973-1981 1981-1991 1991-heden 2001-2002 sinds 2004
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
41
Voorzitter Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Informatie i.k.v. NVAO kwalificatie-eisen (NVAO = Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie)
Monker J. Vrouw 20 april 1944 Wil u de gegevens in onderstaande kolom aanvullen?
Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?)
Ja.
Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Ja Ja, gastcolleges voor de HBO
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1956 - 1961 1973- 1977 Werkervaring 1974 - 1988 1988 - 1998
42
Ja, in 2003 ben ik voorzitter geworden van de Visitatie commissie voor de MER opleidingen. Deze activiteit heb ik met veel interesse en plezier gedaan.
Directeur Personeelszaken van een uitgeverij met 1700 personeels leden. Directeur van een particulier opleidingsinstituut met 600 personeelsleden Opleiding gehad in Cornell University in Boston USA Als directeur personeelszaken gewerkt voor een internationaal bedrijf. Personeel en Arbeid, Management, Bedrijfs Economie MMS HBO Personeels en Arbeid Directeur Personeelszaken Uitgeverij Elsevier Directeur Elsevier Opleidingen
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Domeindeskundige Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1964-1970 1970-1974 1880-1982 Sinds 1974 Werkervaring 1974-1979 1979-1980 1980-1983 183-1986 1986- december1997
Hijmans H.M. V 27 april 1951 neen Neen
Ja, in geheel andere context. Neen, behoudens gastlessen en (in het verleden) in de rol van examinator /extern deskundige P&O Arbeidsmobiliteit Coaching/ loopbaanbegeleiding/advisering neen
HBS, MMS Academie voor Sociale en Culturele Arbeid. Richting PW Voortgezette opleiding arbeidsverhoudingen inclusief supervisie-/lesbevoegdheid Diverse vakgerichte opleidingen op het gebied van HRM, management, coaching. Laatste opleiding “coachen als professie”Rino, 2002-2003 Personeelfunctionaris bij Supermarktconcern Hoofd opleidingen bij bovengenoemde supermarktconcern/projectleider logistiek verbetertraject. Divisiehoofd Supermarkten. Leidinggevend aan een organisatie van 32 supermarkten + inkoop/ 1100 medewerkers/ 200 miljoen omzet Directeur keten drankensupers. Leidinggevende aan een organisatie van 60 filialen Adviseur/partner bij commercieel adviesbureau. Verantwoordelijk voor opzet van nieuwe HRMafdeling/leidinggevend aan deze advies”poot”.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
43
Student-lid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Opleiding Welke opleiding volgt u thans? Wat is de naam van het opleidingsinstituut? In welk studiejaar studeert u? Volgt u een voltijd, deeltijd, duale of afstandsstudie of wellicht anderszins? Bij welke activiteiten bent u binnen de opleiding betrokken? Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Bent u eerder lid geweest van een visitatiecommissie? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Rongen L.L. M 09 november 1979 Personeel en Arbeid Fontys Hogescholen Vierde studiejaar Voltijd / Varduaal Signaleren van stagnaties. Twee jaar als studentvertegenwoordiger richting opleidingscoördinator / teamleider. Nu op informele wijze. Nee Nee Als loopbaanadviseur in opleiding momenteel werkzaam bij Fontys Loopbaancentrum:. Fontys Loopbaancentrum: met name begeleiding studenten (veelal hbo) uit en naar alle mogelijke studierichtingen. Loopbaancentrum Studenten, Universiteit Maastricht: met name door- en uitstroombegeleiding studenten uit alle studierichtingen. Zowel genoemde organisaties als de taken dragen naar mijn mening bij aan mijn deskundigheid op het gebied van facetten van opleidingen in het algemeen en Personeel en Arbeid in het bijzonder. -
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Onderhoudt u relaties met één of meer opleidingen Ja uit de hierboven door u aangegeven domeinen die een onafhankelijke beoordeling van die opleiding(en) kunnen verhinderen? Indien ja, wilt u aangeven voor welke opleiding(en) Personeel en Arbeid bij Fontys Hogescholen; relatie: dat het geval is en wat de aard is van de relatie(s)? student. Opleiding(en) 2000 – heden
1999 – 2000 1999
44
Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, Personeel en Arbeid, Stichting Fontys Hogescholen, Tilburg, vanaf september 2000. Richting Loopbaanontwikkeling en Coaching. Streefdatum afstuderen: juli 2004.
Hoger Pedagogisch Onderwijs, PABO, Hogeschool Maastricht, van september 1999 tot en met januari 2000. Gespreksvoering, Open Universiteit, cursus met goed resultaat afgesloten.
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
1998 1992 – 1998 Werkervaring 2003 – heden
2001 – heden
2002 – 2003
2001 – 2002
2000
1999
Wetenschappelijk Onderwijs, Elektrotechniek, Universiteit Twente, van september 1998 tot en met december 1998. VWO, College Sittard, vakken: Nederlands, Engels, Biologie, Geschiedenis, Natuurkunde, Wiskunde B, Scheikunde. Diploma. Stagiair studiekeuze- en loopbaanadviseur, Stichting Fontys Hogescholen, afd. Loopbaancentrum, Tilburg, individuele begeleiding van studenten bij hun studie- en loopbaanvragen. Duur 1 collegejaar, 18 uur per week. Voorlichter, Fontys Personeel en Arbeid Tilburg en Eindhoven, tijdens open dagen en Studie Beurs Utrecht, verzorgen van werkveldvoorlichting en beantwoorden van individuele vragen. Frequentie: enkele malen per jaar. Stagiair adviseur voor studie en loopbaan, Profiel ASL Limburg BV, Sittard, − Studiekeuze- en loopbaanbegeleider, loopbaancentrum Universiteit Maastricht, onder supervisie houden van intakes en vervolgafspraken met studenten; − Groepsleider leerlingen VMBO, HAVO en VWO, begeleiden, voorlichting geven en adviseren bij keuze voor profiel, leerweg en niveau; − Testleider, zelfstandige afname van o.a. capaciteitentest en persoonlijkheids- en interessevragenlijsten, zowel klassikaal als individueel; − Interpretatie, schriftelijke rapportage en bespreking van onderzoeksresultaten met mentoren. Duur 1 collegejaar, 18 uur per week. Stagiair adviseur voor studie en loopbaan, Profiel ASL Limburg BV, Sittard, − Assisteren in groepswerk met leerlingen VMBO, HAVO en VWO; − Testleider, zelfstandige afname van o.a. capaciteitentest en persoonlijkheids- en interessevragenlijsten, zowel klassikaal als individueel; − Interpretatie en schriftelijke rapportage van onderzoeksresultaten aan mentoren. Duur 1 collegejaar, 24 uur per week. Magazijnmedewerker, Mitsubitshi Motor Sales Europe BV, alle mogelijke magazijnwerkzaamheden. Duur 7 maanden, 3 maanden fulltime, daarna parttime. Medewerker Horeca, Vroom&Dreesmann Warenhuizen BV, bereiding gerechten. Duur 6 maanden, 30 uur per week.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
45
46
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Bijlage 3
De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie Vragen en aanwijzingen
Basiskwaliteit HBO-bachelor
Maart 2003
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
47
Onderwerp Facet Preambule........................................................................................................................ 49 1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) ............................................ 52 1.1 Niveau bachelor ......................................................................................................... 52 1.2 Domeinspecifieke eisen.............................................................................................. 52 1.3 Oriëntatie hbo bachelor .............................................................................................. 52 2. Programma ...................................................................................................................... 54 2.1 Eisen hbo ................................................................................................................... 54 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma .............................................................. 55 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma ......................................................................... 56 2.4 Studielast ................................................................................................................... 56 2.5 Instroom ..................................................................................................................... 57 2.6 Duur ........................................................................................................................... 57 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud ................................................................. 58 2.8 Beoordeling en toetsing .............................................................................................. 58 3. Inzet van personeel.......................................................................................................... 59 3.1 Eisen hbo ................................................................................................................... 59 3.2 Kwantiteit personeel ................................................................................................... 59 3.3 Kwaliteit personeel ..................................................................................................... 59 4. Voorzieningen.................................................................................................................. 60 4.1 Materiële voorzieningen.............................................................................................. 60 4.2 Studiebegeleiding. ...................................................................................................... 60 5. Interne kwaliteitszorg ....................................................................................................... 61 5.1 Evaluatie resultaten .................................................................................................... 61 5.2 Maatregelen tot verbetering........................................................................................ 61 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. ............................ 61 6. Resultaten........................................................................................................................ 62 6.1 Onderwijsrendement .................................................................................................. 62 6.2 Gerealiseerde niveau ................................................................................................. 62 7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)..................................................................... 63 7.1 Differentiatie en profilering.......................................................................................... 63 7.2 Kwaliteit...................................................................................................................... 63 7.3 Concretisering ............................................................................................................ 63 7.4 Onderscheidend karakter ........................................................................................... 63 Bijlage1. Kengetallen ............ ............................................................................................................64
48
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Preambule
Uitgangspunt Een zelfevaluatie kan meerdere functies hebben en vele doelen dienen. De waarde ligt in eerste instantie in de mate waarin de opleiding de zelfevaluatie benut voor de eigen beleidsvoering, in het bijzonder wat betreft de interne kwaliteitszorg. In deze brochure ligt echter de nadruk op de zelfevaluatie in dienst van de accreditatieaanvraag bij de NVAO. Er wordt in die zin dus ingezoomd op de verantwoordingsfunctie en op basiskwaliteit. De onderwijsinstelling dient met een extern onafhankelijk visitatierapport aan te tonen dat haar opleiding aan de kwaliteitscriteria van de NVAO voldoet. De zelfevaluatie vormt het vertrekpunt voor de objectieve oordeelsvorming door een extern visitatiepanel. De mate waarin de zelfevaluatie op overtuigende wijze aantoont dat aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, bepaalt voorts de intensiteit van nadere materiaalbestudering en gespreksvoering door het visitatiepanel.
Kwaliteitscriteria NVAO Voor het beoordelen van basiskwaliteit zijn door de NVAO in totaal 30 kwaliteitscriteria geformuleerd, die zijn ondergebracht bij 21 facetten. Per facet moet uiteindelijk door een visitatiepanel worden bepaald of de opleiding hierop een: - onvoldoende - voldoende - goed of - excellent scoort. De 21 facetten zijn op hun beurt ingedeeld naar 6 onderwerpen. Het oordeel dat een visitatiepanel velt per onderwerp komt tot stand op basis van weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Voor een positief totaaloordeel moet het oordeel over elk onderwerp tenminste voldoende zijn. 30 criteria
21 facetten
6 onderwerpen
totaaloordeel
Centrale vragen bij oordeelsvorming (visitatiepanel) Om te bepalen of aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald onderwerp: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd?
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
49
-
Resultaten: hoe verhouden de resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen)? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht?
Informatiegehalte zelfevaluatie Om de bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden, zal de zelfevaluatie hierover voldoende informatie moeten bevatten. Het gaat dan om de volgende vier typen van informatie: 1.
Richtinggevende informatie: eigen visie en doelstellingen, eigen kwaliteitsopvattingen, waar mag de opleiding op worden afgerekend?
2.
Beschrijvende informatie: hoe reilt en zeilt de opleiding, hoe zijn processen ingericht, welke afspraken zijn gemaakt, etcetera?
3.
Evaluatieve informatie: worden de doelen bereikt, hoe waarderen betrokkenen (met name studenten, afnemers en personeel) de verschillende facetten (evaluatieuitkomsten), en welke kwantitatieve resultaten worden bereikt (kengetallen)?
4.
Analytische informatie: gezien 1 t/m 3: hoe is het met de kwaliteit gesteld, welke conclusies kunnen hierover worden getrokken, worden de eigen doelen waargemaakt, zijn er discrepanties tussen doelstelling en doelbereiking, welke oorzaken zijn er voor aan te wijzen en welke verbeteringen zijn (of worden) hierop ingezet?
Om te bewaken dat het informatiegehalte voldoende is voor de oordeelsvorming zijn per facet relevante vragen ter beantwoording door de opleiding gegeven. Deze vragen zijn dus rechtstreeks ontleend aan de NVAO-facetten en -criteria. Als hulpmiddel voor de beantwoording van die vragen zijn per vraag aanwijzingen voor die beantwoording gegeven.
Opbouw zelfevaluatie Het is van belang dat de visitatiepanels de benodigde informatie voor elk van de 21 facetten op een efficiënte wijze tot zich kunnen nemen. Dit zou kunnen door de opbouw van de zelfevaluatie (de hoofdstukindeling) het NVAO-kader te laten volgen: I. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties) II. Programma III. Inzet van personeel IV. Voorzieningen V. Interne kwaliteitszorg VI. Resultaten VII. Indien van toepassing: Bijzonder kwaliteitskenmerk Een andere ordening is mogelijk, mits de benodigde informatie per facet snel toegankelijk is voor de panels. Hierover kunt u desgewenst afspraken maken met NQA.
50
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Zoals hierboven reeds is aangegeven, stelt NQA ten aanzien van elk facet een of meerdere vragen waarop in de zelfevaluatie een antwoord wordt gegeven. Deze vragen hebben betrekking op het betreffende facet en de daarbij behorende criteria. Voor de beantwoording van die vragen zijn aanwijzingen gegeven over zaken die beschreven en documenten waarnaar verwezen kan worden. Deze aanwijzingen zijn indicatief en niet voorschrijvend bedoeld.
Omvang Het zelfevaluatierapport zal als zelfstandig document gelezen moeten kunnen worden; het zal dus voldoende informatie moeten bevatten. Bijlagen dienen als naslagwerk. Gevraagd wordt om de volgende bijlagen mee te sturen: - overzicht van beoogde eindkwalificaties; - het beroepsprofiel; - studiegids; - overzicht van programma/curriculum (voor elke variant en locatie); - overzicht van personeel (kwalificaties docenten); - kengetallen. In het zelfevaluatierapport kan daarnaast belangrijke informatie uit andere documenten worden opgenomen, onder verwijzing naar deze documenten (die tijdens het bezoek ter inzage worden gelegd). In de aanwijzingen is te vinden om welke documenten het kan gaan. Indien dat nodig is voor de oordeelsvorming door de panels, kan de opleiding (zowel vóór, tijdens, als na het bezoek) om aanvullende informatie gevraagd worden. NQA zal zich echter inspannen om de informatielast zo beperkt mogelijk te houden. Door het duidelijk verwijzen naar andere documenten kan het zelfevaluatierapport beperkt blijven tot ten hoogste 40 pagina’s per opleiding, in uitzonderlijke gevallen van grote complexiteit (veel locaties en varianten) tot maximaal 80 pagina’s.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
51
1. Doelstellingen van de opleiding (beoogde eindkwalificaties)
1.1 Niveau bachelor - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. 1.2 Domeinspecifieke eisen - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). 1.3 Oriëntatie hbo bachelor - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is.
52
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Vragen Welke eindkwalificaties worden beoogd?
Facet 1.1 1.2 1.3
Bij welke algemene, internationaal 1.1 geaccepteerde beschrijving van het bachelorniveau sluiten de beoogde eindkwalificaties aan?
Op welk specifiek beroep of 1.3 samenhangend spectrum van beroepen hebben de beoogde eindkwalificaties betrekking? Bij welke eisen van (buitenlandse) 1.2 vakgenoten en de (buitenlandse) beroepspraktijk sluiten de beoogde eindkwalificaties aan? 1.2 Aan welke door het beoogde beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties zijn de beoogde eindkwalficaties ontleend?
Waaruit blijkt dat de beoogde eindkwalificaties betrekking hebben op (ten minste) het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar?
1.3
Aanwijzing Verwijs naar een document waarin expliciet is beschreven voor welke specifieke competenties of specifieke kennis, houding, inzicht en vaardigheden de opleiding studenten beoogt op te leiden. Voeg dit document bij als bijlage. Geef aan wat voor de instelling het ‘bachelorniveau’ van een (beroepsgerichte) opleiding bepaalt. Welk internationaal referentiekader heeft de instelling hiervoor? Beschrijf hoe dit referentiekader in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt. U zou hiervoor de Dublin-descriptoren (zie bijlage 2 in het NVAOaccreditatiekader) kunnen gebruiken. Deze beschrijven het bachelorniveau op een generiek abstractieniveau. De opleiding zou daarbij per descriptor kunnen aangeven voor welke beoogde eindkwalificaties de descriptor relevantie heeft. Indien u hierbij ondersteuning nodig heeft, of als u wilt weten hoe de Dublin-descriptoren zich verhouden tot de generieke kernkwalificaties van de Commissie Franssen/ proefaccreditering, neemt u dan contact op met NQA. Beschrijf het beroepenveld waarvoor de opleiding beoogt op te leiden. Verwijs naar het document waarin de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld tot uitdrukking komen. Voeg dit document als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Het gaat hierbij om een actueel, door (of in samenspraak met) het werkveld opgesteld beroepsprofiel. Geef aan of er internationale standaarden voor het beroep (en daarmee voor de opleiding) bestaan. Denk daarbij ook aan buitenlandse beroeps- of opleidingsprofielen of specifieke gegevens over buitenlandse opleidingen. Beschrijf hoe dit referentiekader zich verhoudt tot de beoogde eindkwalificaties. Wat moet de afgestudeerde ten minste kunnen en kennen om een goede start te kunnen maken in het beoogde beroepenveld? Beschrijf hoe dit in de beoogde eindkwalificaties tot uitdrukking komt.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
53
2. Programma
2.1 Eisen hbo - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Vragen Op welke wijze beoogt de opleiding kennisontwikkeling door studenten plaats te laten vinden? Welke rol heeft vakliteratuur daarbij? Hoe ontleent de opleiding studiemateriaal aan de beroepspraktijk? Hoe komen studenten in aanraking met de actuele beroepspraktijk?
Hoe wordt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden vormgegeven? Op welke wijze is sprake van interactie met (toegepast) onderzoek?
Hoe wordt geborgd dat studenten de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline meekrijgen? Welke aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk heeft de opleiding? Ervaren studenten, afgestudeerden en afnemend werkveld dat sprake is van een actueel en praktijkgericht programma?
54
Aanwijzingen Beschrijf hoe u de kennisontwikkeling door studenten programmeert. Voeg de studiegids bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Beschrijf hoe gebruik gemaakt wordt van vakliteratuur over de opleiding als geheel. Stel (via de studiegids of via het materiaal dat ter inzage wordt gelegd) een lijst beschikbaar van vakliteratuur die wordt gebruikt. Beschrijf hoe de opleiding gebruik maakt van aan de praktijk ontleend studiemateriaal. Hoe wordt dat studiemateriaal ingezet in het programma? Geef aan hoe studenten in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk: welke werkveldbezoeken, stages / praktijkperioden zijn in het programma opgenomen? Welke doelen zijn aan die programmadelen gekoppeld? Bij welke (buitenlandse) instellingen kunnen studenten stage lopen? Worden er gastcolleges gegeven door mensen uit het werkveld? Beschrijf hoe de ontwikkeling van beroepsvaardigheden binnen het programma vorm krijgt (bijvoorbeeld via ‘vaardighedenlijn’, praktijklessen, praktijkopdrachten, stages). Beschrijf hoe studenten in aanraking komen met (toegepast) onderzoek. Geef aan hoe relevante onderzoeksresultaten ingebracht worden in het programma. Zijn docenten betrokken bij de opzet / uitvoering van onderzoek? Is er een lectoraat of kenniskring dat specifieke betekenis heeft voor de opleiding? Moeten studenten zelf onderzoeksopdrachten uitvoeren, of moeten zij met onderzoeksresultaten werken? Geef aan hoe u waarborgt dat de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/discipline binnen het programma aan bod komen. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van recente artikelen uit vaktijdschriften, afspraken / beleid rond de actualisering van de inhoud van modulen en daarbij horende readers. Beschrijf de structurele contacten met de beroepspraktijk. Is er bijvoorbeeld een werkveldcommissie? Zijn er andere verbanden met de actuele beroepspraktijk? Wat is de invloed hiervan op het programma? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden, werkveld) over actualiteit en praktijkgerichtheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Vragen Wat is het programma van de opleiding? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua niveau (zie 1.1) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua oriëntatie (zie 1.3) geconcretiseerd in het programma? Hoe worden de beoogde eindkwalificaties qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2) geconcretiseerd in het programma? Hoe vindt de vertaling van eindkwalificaties in leerdoelen in het programma plaats? Ervaren studenten dat door middel van het programma de eindkwalificaties kunnen worden bereikt?
Aanwijzingen Beschrijf kort het programma van de opleiding, inclusief (voornaamste verschillen tussen) eventuele varianten en locaties. Voeg een overzicht van het programma (curriculum) bij als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef daarbij aan hoe de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen worden geconcretiseerd in het curriculum. Beschrijf hoe binnen de opleiding geborgd wordt dat alle kwalificaties binnen het programma ‘gedekt’ zijn. Beschrijf hoe de koppeling van de beoogde eindkwalificaties aan leerdoelen van programmaonderdelen tot stand is gekomen. Geef in het programmaoverzicht aan welke leerdoelen bij welke eindkwalificaties horen. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, studenten) over de aansluiting van het opleidingsprogramma op de beoogde eindkwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
55
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Vragen Hoe wordt geborgd dat studenten een inhoudelijk samenhangend programma volgen?
Ervaren studenten die samenhang ook?
Aanwijzingen Geef aan welke samenhang naar uw opvatting in het programma bestaat. Is er een logische relatie tussen programmaonderdelen en tussen studiefases; hoe worden deze op elkaar afgestemd? Besteed ook aandacht aan eventuele internationale programmaonderdelen en hoe deze passen binnen de visie op internationalisering. Geef aan op welke manier de samenhang in de opleiding gewaarborgd wordt. Welke rol speelt het opleidingsmanagement daarin, hoe vindt afstemming tussen (groepen) docenten plaats? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de inhoudelijke samenhang binnen het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.4 Studielast - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Vragen Hoe worden factoren die de studievoortgang belemmeren weggenomen?
Ervaren studenten een studeerbaar programma?
56
Aanwijzingen Geef aan wat de opleiding doet om een efficiënte studievoortgang mogelijk te maken. Hoe houdt de opleiding zicht op de vraag of zich belemmerende factoren voordoen? Welke stappen zet de opleiding wanneer zich problemen voordoen? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de studeerbaarheid van het opleidingsprogramma (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
2.5 Instroom - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Vraag Aanwijzing Hoe wordt geborgd dat er aansluiting is Geef aan welke werkvormen de opleiding hanteert aan de qua vorm? start van de opleiding. Hoe sluiten die werkvormen aan op de vooropleiding van studenten? Beschrijf eventuele activiteiten die de opleiding aanbiedt om studenten te introduceren in de verwachte studiehouding c.q. de gehanteerde werkvormen. Hoe wordt geborgd dat er is aansluiting Geef aan welke toelatingseisen de opleiding stelt, welke is qua inhoud? deficiëntieprogramma’s worden aangeboden voor studenten die bepaalde vakken niet voldoende beheersen, en/of welke mogelijkheden er zijn voor bijscholing dan wel extra begeleiding. Beschrijf welke verkorte leerroutes worden aangeboden, en hoe en wanneer studenten in aanmerking komen voor vrijstellingen. Geef aan hoe de opleiding nagaat of sprake is van voldoende inhoudelijke aansluiting. Wordt bijvoorbeeld een assessment gehanteerd voor instromende studenten? Hoe wordt gedifferentieerd tussen Geef aan op welke manier gedifferentieerd wordt tussen instromende vwo-studenten, havovwo-instroom, havo-instroom en anderen. Beschrijf of en studenten en andere instromende hoe de opleiding studieresultaten van verschillende studenten? groepen monitort, en hoe wordt ingespeeld op voorkomende aansluitingsproblemen. Welke activiteiten worden ondernomen om de aansluiting van (buitenlandse) studenten met een buitenlandse vooropleiding te bevorderen? Ervaren studenten de aansluiting ook? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten) over de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.6 Duur - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Vragen Voldoet de opleiding aan de formele eis van 240 studiepunten? Waaruit blijkt dat?
Aanwijzingen Geef aan hoe uit de opbouw van het opleidingsprogramma en de omvang van modulen blijkt dat de totale studiebelasting van de opleiding aan de formele eis voldoet.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
57
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Vragen Wat is het didactisch concept van de opleiding? Hoe verhoudt dat didactisch concept zich tot de beoogde eindkwalicaties (doelstellingen)? Ervaren studenten dat de gehanteerde werkvormen adequaat zijn en aansluiten bij het didactisch concept?
Aanwijzingen Beschrijf het didactisch concept van de opleiding. Beschrijf kort hoe het didactisch concept zich verhoudt tot (afgestemd is op) de doelstellingen van de opleiding. Beschrijf de uitwerking van het didactisch concept naar het gebruik van verschillende werkvormen binnen de opleiding. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over het didactisch concept en de gehanteerde werkvormen binnen de opleiding (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
2.8 Beoordeling en toetsing - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Vragen Op welke wijze worden studenten beoordeeld, getoetst en geëxamineerd?
Ervaren studenten dat zij adequaat getoetst worden op het behalen van de beoogde leerdoelen?
58
Aanwijzingen Beschrijf het toetsbeleid en de verschillende toetsvormen van de opleiding. Betrek hierbij ook de stage- en afstudeeropdrachten. Geef aan hoe de toetsvormen zich verhouden tot de doelstellingen van de opleiding en de leerdoelen. Beschrijf welke afspraken bestaan ten aanzien van de formulering en toepassing van beoordelingscriteria en de verzorging van feedback aan studenten. Geef aan hoe de kwaliteit van de toetsen binnen de opleiding wordt geborgd. Als studenten toetsing bij een buitenlandse instelling of bij een instelling in het werkveld ondergaan, hoe vergewist zich de opleiding dan van de kwaliteit van deze toetsing? Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten, afgestudeerden) over de gehanteerde toetsvormen, het niveau van de toetsen en de feedback die studenten over resultaten krijgen (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
3. Inzet van personeel
3.1 Eisen hbo - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. 3.2 Kwantiteit personeel - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. 3.3 Kwaliteit personeel - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Vragen Welk deel van de opleiders legt een verbinding met de beroepspraktijk?
Waaruit blijkt dat sprake is van voldoende personeel om de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Hoe wordt geborgd dat de opleiders gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Ervaren studenten en opleiders zelf dat opleiders gekwalificeerd zijn?
Facet Aanwijzingen 3.1 Geef aan welk deel van de opleiders beschikt over recente ervaring met en/of kennis van de beroepspraktijk. Voeg een overzicht van het personeel als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Neem in dit overzicht de leeftijd, het geslacht en de kwalificaties van docenten/opleiders op, met name de gevolgde opleidingen, cursussen en trainingen, huidige en vorige werkkringen en functies, eventuele docentstages en andere relevante informatie over de interactie met de beroepspraktijk. 3.2 Beschrijf de visie van de opleiding op de verhouding tussen de omvang van het personeel en de gewenste kwaliteit. Reflecteer op de actuele en gewenste student/docent ratio. Hoe hoog is het ziekteverzuim? Wat zijn de streefcijfers voor de werkbelasting van docenten en hoe verhoudt zich dit tot de ervaren werkbelasting? Als er personeelstekorten zijn, hoe gaat de opleiding dan hiermee om? 3.3 Beschrijf de visie van de opleiding op de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwalificaties van docenten/opleiders. Geef aan hoe gebruik wordt gemaakt van scholing en professionalisering om deze kwalificaties te verbeteren c.q. op peil te houden. Welke rol hebben functionerings- en beoordelingsgesprekken (frequentie, inhoud) hierbij? Hoe worden docenten/opleiders in de gelegenheid gesteld om actuele (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld en vakgebied te volgen? Als er onderwijs in een vreemde taal wordt verzorgd, hoe borgt de opleiding dan de kwaliteit daarvan (vreemde taalbeheersing van docenten)? 3.3 Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen studenten en opleiders) over de inhoudelijke (inclusief beroepspraktijkkennis/ervaring), onderwijskundige en organisatorische kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
59
4. Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Vragen Waaruit blijkt dat huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren?
Ervaren studenten en docenten dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn?
Aanwijzingen Beschrijf de locatie, de bibliotheek- of mediatheek, de ict-voorzieningen, en de onderwijs-, praktijk-, studieen werkruimten. Geef daarbij aan hoe wordt getoetst of met de bestaande huisvesting en materiële voorzieningen het programma gerealiseerd kan worden. Zijn deze afgestemd op de behoeften van eventuele buitenlandse, deeltijd- en duaal studenten? Welke verbeteringen zijn gepland, op welke termijn, en welke middelen zijn daarvoor gereserveerd? Verwijs naar opinies over huisvesting en materiële voorzieningen in studenten- en docentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Wat is er met de uitkomsten gedaan?
4.2 Studiebegeleiding Vragen Hoe dragen de studiebegeleiding en informatievoorziening bij aan de studievoortgang van studenten?
Ervaren studenten dat de studiebegeleiding en informatievoorziening voldoet aan hun behoeften?
60
Aanwijzingen Beschrijf het systeem van studiebegeleiding en studievoortgangsregistratie. Beschrijf ook hoe de informatievoorziening aan studenten plaatsvindt. Geef bij deze beschrijvingen aan, mede aan de hand van rendementscijfers, welke knelpunten er zijn met betrekking tot de studievoortgang. Heeft dit gevolgen voor de studiebegeleiding of de informatievoorziening aan studenten? Als er (veel) buitenlandse studenten zijn, geef dan aan of hier speciale voorzieningen voor zijn getroffen. Verwijs naar opinies over studiebegeleiding en informatievoorziening in studentenevaluaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Besteed daarbij speciale aandacht aan de begeleiding van studenten in de propedeuse en tijdens de (binnenen buitenlandse) stages en in de afstudeerfase. Ga ook in op studenttevredenheid over zaken als roosters, toegankelijkheid van en informatieverstrekking door docenten. Geef aan wat met de uitkomsten van deze studentenevaluaties is gedaan.
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
5. Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. 5.2 Maatregelen tot verbetering - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld. - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Vragen Welke aspecten worden geëvalueerd, hoe en met welke frequentie?
Facet Aanwijzing 5.1 Beschrijf de evaluaties die plaatsvinden en de frequentie daarvan, de onderwerpen (aspecten) waarop de evaluaties betrekking hebben, en de methoden die gebruikt worden. Verwijs naar het kwaliteitszorgplan of andere relevante kwaliteitszorgdocumenten. Wat zijn daarbij de streefdoelen en 5.1 Geef voor elk van de aspecten die geëvalueerd worden hoe wordt getoetst of deze zijn aan welke streefdoelen zijn geformuleerd. Hoe wordt bereikt? getoetst of de streefdoelen zijn bereikt? Hoe zorgt de opleiding ervoor dat deze toetsing gebeurt op basis van betrouwbare en valide informatie? Waaruit blijkt dat uitkomsten van 5.2 Beschrijf wat er met de uitkomsten van evaluaties evaluaties tot verbeteringen gebeurt. Geef aan of (en voor welke aspecten) er sprake hebben geleid? is van een verbetercyclus (plan, do check, act). Geef zo mogelijk een aantal praktijkvoorbeelden. Heeft de opleiding nader onderzoek gedaan naar verschillen tussen nagestreefde en behaalde resultaten? Zijn er maatregelen tot verbetering genomen? Zo ja, wie is verantwoordelijk voor het doorvoeren van verbeteringen? Op welke termijn en met welke prioriteit worden verbeteringen doorgevoerd? Hoe wordt nagegaan of de beoogde verbeteringen worden gerealiseerd? 5.3 Beschrijf bij welke evaluaties medewerkers, studenten, Op welke wijze worden: alumni en het afnemend beroepenveld worden -medewerkers, betrokken. Hoe vaak gebeurt dit? Hoe wordt ervoor -studenten, gezorgd dat deze evaluaties representatief zijn voor deze -alumni groepen? Worden de resultaten van evaluaties -afnemend beroepenveld teruggekoppeld naar betrokkenen? Kunnen genoemde bij de interne kwaliteitszorg betrokken? groepen ook ongevraagd zaken die voor hen van belang zijn doorgeven aan de opleiding en wat doet de opleiding hiermee? Geef aan hoe de inspraak van studenten en medewerkers is geregeld. Als de opleiding intensief samenwerkt met buitenlandse partnerinstellingen (uitwisselingen, dubbeldiplomering, etc.) of met instellingen in het beroepenveld (met name bij duale trajecten) geef dan aan hoe de kwaliteit van de samenwerking wordt bewaakt.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
61
6. Resultaten
6.1 Onderwijsrendement - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Vragen Hoe wordt het onderwijsrendement bepaald?
Aanwijzingen Vul het overzicht met kengetallen in (zie bijlage 1) en voeg dit als bijlage bij het zelfevaluatierapport. Geef aan wat de opleiding zelf als de belangrijkste kengetallen ziet. Wat bepaalt voor de opleiding het onderwijsrendement? Wat zijn daarbij de streefcijfers? Geef aan welke streefcijfers voor het rendement de opleiding hanteert. Hoe verhouden deze zich tot relevante Beargumenteer de keuze van de streefcijfers, met name hoe andere opleidingen? deze zich verhouden tot die van relevante andere opleidingen. Voldoet het rendement aan de eigen Verwijs naar het overzicht met kengetallen voor een streefcijfers? beoordeling van de mate waarin het rendement voldoet aan de streefcijfers. Hoe verhoudt zich dit tot het rendement van relevante andere opleidingen? Wat zijn de oorzaken voor tekortschietende rendementen? Wat heeft de opleiding gedaan om het rendement te verbeteren?
6.2 Gerealiseerde niveau - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Vragen Hoe wordt bepaald of beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd? - qua niveau (zie 1.1)? - qua oriëntatie (zie 1.3)? - qua domeinspecifieke eisen (zie 1.2)? Bestaat er tevredenheid in het werkveld over de gerealiseerde kwalificaties?
62
Aanwijzingen Geef aan hoe de opleiding toetst of de beoogde eindkwalificaties zijn gerealiseerd (dit geldt ook voor in het buitenland gevolgde programmaonderdelen). Maak daarbij een onderscheid naar niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Besteed ook aandacht aan de toetsing van afstudeeropdrachten, de examinering en de eventuele betrokkenheid van het werkveld of andere externe (mede)beoordelaars. Geef aan welke evaluatieresultaten beschikbaar zijn (oordelen afgestudeerden, afnemend werkveld) over de gerealiseerde kwalificaties (geef samenvattend de belangrijkste conclusies weer, stel complete resultaten ter inzage beschikbaar). Heeft dit geleid tot verbeteractiviteiten?
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
7. Bijzondere kwaliteitskenmerken (facultatief)
7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs. N.B. In de NVAO toelichting wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Is het kenmerk betekenisvol?
Facet Aanwijzingen 7.2 Beschrijf welke bijzondere kwaliteit de opleiding 7.3 nastreeft, met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. 7.1 Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in Is het kenmerk geoperationaliseerd 7.3 programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat en aantoonbaar aanwezig in de (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, opleiding? kwaliteit staf). Hier is ook de waardering door stakeholders van belang. Is de opleiding onderscheidend 7.4 De opleiding heeft een vergelijkend onderzoek uitgevoerd of laten uitvoeren (kan ook door NQA) onder ten opzichte van andere (verwante) verwante opleidingen in Nederland. Uit dit vergelijkende opleidingen in Nederland? onderzoek blijkt dat de opleiding zich op dit kenmerk onderscheidt van andere (verwante) opleidingen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
63
Bijlage 1.
Kengetallen
Instroom, uitstroom, ingeschreven, personeel Opleiding X Totaal aantal ingeschreven studenten Totaal aantal docenten* Omvang docerend personeel in fte Student / fte ratio Instroom propedeuse, eerste keer hbo Totaal aantal instromende studenten: ‘instroom opleiding’ Totaal aantal geslaagden Aantal geslaagden uit propedeuse instroom ‘eerste keer hbo’ Gemiddelde studieduur geslaagden, in jaren Aantal studiestakers Gemiddelde studieduur studiestakers, in jaren
1997
1998
1999
2000
2001
Opleidingsrendement, in percentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Diploma behaald na 1 jaar Diploma behaald na 2 jaar. Diploma behaald na 3 jaar Diploma behaald na 4 jaar Diploma behaald na 5 jaar Diploma behaald na 6 jaar
Uitvalpercentage van instroom propedeuse, eerste keer hbo (instroomcohorten) 1997 1998 1999 2000 2001 Percentage uitval na 1 jaar Percentage uitval na 2 jaar Percentage uitval na 3 jaar Percentage uitval na 4 jaar Percentage uitval na 5 jaar Percentage uitval na 6 jaar
64
2002
2002
2001
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Bijlage 4
Beoordelingsprotocol van Netherlands Quality Agency (NQA)
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
65
66
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Beoordelingsprotocol: operationalisering criteria accreditatiekader De operationalisering geschiedt in de werkwijze van NQA door middel van richtlijnen voor de zelfevaluatie. Deze richtlijnen vormen een vertaling van het NVAO-kader naar aandachtspunten voor de zelfevaluatie. In de richtlijnen zijn naast algemene eisen (bijvoorbeeld ten aanzien van omvang en bijlagen) die aan een zelfevaluatierapport gesteld worden ook vragen en aanwijzingen voor de opleiding opgenomen. De vragen zijn rechtstreeks afgeleid van de facetten en criteria in het NVAO-kader. De vragen zouden daarom beantwoord moeten worden in het zelfevaluatierapport. De aanwijzingen zijn bedoeld als hulpmiddel bij het schrijven van het zelfevaluatierapport en zijn daarom meer indicatief van aard. De richtlijnen hebben als titel ‘De zelfevaluatie in verband met NVAO-accreditatie: vragen en aanwijzingen’ en zijn als bijlage opgenomen. Het betreft een concept dat verder verbeterd wordt naar aanleiding van opmerkingen van betrokkenen en eventuele wijzigingen als gevolg van de definitieve goedkeuring van het accreditatiekader.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
67
Beoordelingsprotocol: operationalisering beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Een beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveausfacetten, onderwerpen en eindoordeel- inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het eindoordeel; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het facet. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn.
Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige schade zou leiden, heeft NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant (zie brief NVAO d.d. 13-3-2003).
68
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Om het instelling en NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie.
Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. Ten behoeve van consistentie in de afweging binnen en tussen panels zal NQA een handreiking voor panelleden verschaffen. In deze handreiking wordt onder meer ingegaan op de wijze waarop oordelen onderbouwd kunnen worden1. Daarbij wordt speciale aandacht gevraagd voor de facetten die, gegeven het NVAO-kader, bij accreditatie van bijzonder belang geacht kunnen worden. Dit betreft binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Verder zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten altijd worden tegengelezen door 1 of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan de directie van NQA passende maatregelen nemen, waaronder terugzending van het rapport naar het panel.
1
De handreiking zal ook andere aandachtspunten bevatten, bijvoorbeeld met betrekking tot de zelfevaluatie. Zo mag een zelfkritische zelfevaluatie er niet toe leiden dat een opleiding door het panel ‘gestraft’ wordt door zelfkritiek van de opleiding over te nemen in de beoordeling en op basis hiervan tot een negatief oordeel op het betreffende facet te komen. Veeleer is het zo dat zelfkritiek een aanwijzing kan zijn voor een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem, dat vertrouwen kan geven in snelle verbeteringen van geconstateerde tekortkomingen. Een zelfkritische zelfevaluatie zal daarom in positieve zin moeten worden meegewogen bij de oordeelsvorming door de panels.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
69
Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald onderwerp zullen expliciet vermeld worden.
Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd? Resultaten2: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen3, borging, resultaten en verbetering. De kern vormen de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). Het ligt dan ook voor de hand dat panels bij de oordeelsvorming een belangrijke plaats inruimen voor de resultaten en de borging. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. 2
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet. Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
3
70
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Beoordelingsprotocol: werkwijze bij visitaties Inleiding De beschrijving van de werkwijze gaat in eerste instantie uit van een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (vt/dt/duaal) variant, op één locatie. Na die kernbeschrijving zal worden aangegeven op welke manier NQA om wil gaan met een meer complexe beoordeling, dat wil zeggen hoe de werkwijze wordt aangepast wanneer meerdere opleidingen, varianten en/of locaties gelijktijdig beoordeeld worden. Procedureel en in de tijd onderscheidt NQA de volgende fasen:
Intake De intake is erop gericht vast te stellen wat de bepalende randvoorwaarden zijn binnen een beoordelingsproject: • op welke en hoeveel opleidingen is de beoordeling gericht; • welke varianten (voltijd, deeltijd, duaal) van de opleidingen worden aangeboden; • op hoeveel locaties worden opleidingen aangeboden; • eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken; • eventuele additionele behoeften, zoals de wijze waarop (internationale) vergelijkingen tussen opleidingen worden uitgevoerd, of het aanbieden van een vertrouwelijke management letter gericht op kwaliteitsverbetering. In gevallen waar het gaat om meerdere opleidingen, wordt eveneens bezien in hoeverre opleidingen aan elkaar verwant zijn, en in welke mate het beoordelingsproces als gevolg daarvan geïntegreerd kan worden. NQA heeft hiertoe een intakeformulier ontwikkeld, dat in overleg met de betreffende hogeschool wordt ingevuld en vastgesteld.
Inhoudelijke voorbereiding op de zelfevaluatie en het beoordelingsbezoek In de voorbereiding op zelfevaluatie en bezoek worden de volgende stappen gezet. Opleiding • Alvorens de zelfevaluatie wordt gestart treedt de opleiding in overleg met NQA over de opzet van de zelfevaluatie (NQA heeft richtlijnen voor het zelfevaluatierapport opgesteld).
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
71
•
•
Bij de start van het zelfevaluatieproces geeft de opleiding aan welk domeinspecifiek referentiekader men wenst te hanteren en communiceert hierover met NQA ten behoeve van de vaststelling van het domeinspecifieke kader. De opleiding schrijft het zelfevaluatierapport inclusief bijlagen en stelt dit ter beschikking aan NQA binnen een vantevoren aangegeven termijn.
Panelsecretaris (medewerker NQA4) • Naar aanleiding van de opgave van het domeinspecifieke referentiekader door de opleiding: de secretaris checkt met domeindeskundige(n) in het panel aan de hand van ankerpunten (beroepsprofielen, competentiecatalogi, in eerdere visitaties gebruikte beoordelingskaders) of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel specificatie van domeinspecifieke doelstellingen nodig is. • Check op kwaliteit en compleetheid zelfevaluatierapport. • Vastleggen / communiceren voorbereidende werkzaamheden panel. • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport, formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Opstellen overzicht / aggregatie van voorlopige oordelen en vraagpunten van panelleden. Dit kan worden besproken tijdens de voorbereidende vergadering (die voorafgaande aan de gesprekken plaatsvindt). Panel als geheel • Inhoudelijke voorbereiding op bezoek: lezen zelfevaluatierapport en formuleren voorlopige oordelen en vraagpunten. • Doorgeven voorlopige oordelen en vraagpunten naar panelsecretaris. • Op basis van het overzicht van voorlopige oordelen inventariseren kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken (dit kan geschieden tijdens de voorbereidende vergadering).
Beoordeling materiaal en faciliteiten (tijdens beoordelingsbezoek) NQA stelt een lijst van ter inzage gevraagd materiaal op; naar aanleiding van de bestudering van het zelfevaluatierapport en de door het panel geformuleerde vraagpunten kan aanvullend specifiek materiaal gevraagd worden. Het panel beoordeelt ter inzage gelegde materialen. Waar nodig en mogelijk vraagt NQA de opleiding ook toegang tot digitaal materiaal, zoals bijvoorbeeld een digitale studiegids of een digitale leeromgeving.
4
Conform de bepalingen van NVAO bestaat het panel uit drie leden (voorzitter, secretaris en lid) plus, voorzover vereist, een studentlid. De panelsecretaris maakt deel uit van het panel; in de persoon van de panelsecretaris is in principe audit- en onderwijsdeskundigheid verenigd. De voorzitter en het andere panellid maken deel uit van een ‘pool’ van panelleden. In deze personen is domeinspecifieke deskundigheid in discipline en afnemend veld, alsmede deskundigheid over de internationale ontwikkeling van de discipline, vertegenwoordigd. Zij hebben de algemene training op het vlak van auditvaardigheden en het werken met het NQA protocol doorlopen.
72
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Interviews / gesprekken Tijdens de site visit spreekt het panel in ieder geval met (representatieve vertegenwoordigingen van) de volgende groepen: • management (dagelijkse leiding) van de opleiding (operationeel management); • docenten; • studenten; • werkveld5; • afgestudeerden; • College van Bestuur en/of Faculteits/Instituuts/Schooldirectie (strategisch management); dit gesprek kan ook plaats vinden voor een cluster van bij de betreffende instelling beoordeelde opleidingen.
Bezoekprogramma NQA heeft een raamprogramma ontwikkeld voor de (dag)indeling van het beoordelingsbezoek, dat kan worden aangepast aan de specifieke situatie bij de betreffende opleiding. Het raamprogramma heeft betrekking op een ‘enkelvoudige’ beoordeling: een beoordeling die gericht is op één opleiding, met één (voltijd/deeltijd/duaal) variant, op één locatie. Wanneer sprake is van een beoordeling van een opleiding die met meerdere varianten, of op meerdere locaties wordt aangeboden, worden globaal de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Bij de intake wordt voor elke variant en locatie nagegaan in hoeverre sprake is van een overeenkomst in programma’s en docententeams. 2. Bij varianten (vt/dt/duaal) waar sprake is van een duidelijke overeenkomst in het programma en het docententeam wordt het beoordelingsbezoek geïntegreerd uitgevoerd. Dit houdt in dat elk van de gespreksgroepen representatief samengesteld moet zijn, dat wil zeggen dat studenten, docenten en afgestudeerden van elke variant bevraagd kunnen worden. Indien tussen de programma’s of de docententeams van varianten significante verschillen bestaan, kunnen aan het raamprogramma worden toegevoegd: - een extra gesprek met studenten; - een extra gesprek met docenten. In de extra gesprekken wordt separaat gesproken met studenten respectievelijk docenten die verbonden zijn aan de variant. 3. Wanneer een opleiding op meerdere locaties wordt aangeboden: a
Wordt bij grote overeenkomst in programma’s en docententeams het beoordelingsbezoek afgelegd op de hoofdvestiging, waarbij de samenstelling
5
Bij het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld gaat het om twee groepen: enerzijds een selectie van werkgevers van afgestudeerden en anderzijds leden van een werkveldcommissie of andere structurele overlegverbanden met werkgevers.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
73
van de gespreksgroepen representatief moet zijn naar de verschillende vestigingen. Tevens worden dan aanvullende eisen gesteld aan het materiaal dat ter inzage beschikbaar is (tevredenheidsmetingen studenten / docenten, waarin onder andere inzicht over kwaliteit van materiële voorzieningen). Voor zover het panel dit nodig acht, wordt aanvullend aan het beoordelingsbezoek op de hoofdvestiging een kort bezoek aan de nevenvestiging gebracht ter verificatie van de aanwezige materiële voorzieningen. b Wanneer er in geringe mate sprake is van overeenkomst in programma’s en docententeams wordt elke locatie afzonderlijk bezocht. In de opzet van het beoordelingsbezoek kunnen ook aanpassingen worden aangebracht wanneer gelijktijdig meerdere (al of niet verwante) opleidingen binnen een hogeschool of faculteit/instituut/school worden beoordeeld.
Instrumenten en formats Gedurende en voorafgaande aan het beoordelingsbezoek maakt het panel gebruik van formats en instrumenten die zijn gericht op het verzamelen van informatie en het formuleren van oordelen en conclusies.
Rapportage De panelsecretaris stelt een conceptrapportage op en legt die voor aan de panelleden. Het panel stelt vervolgens het definitieve concept vast. In de rapportage wordt - voorzover van toepassing - expliciet ingegaan op de verschillende varianten en/of locaties.
Hoor en wederhoor Het definitieve concept wordt aan opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding van de reactie van de opleiding worden door de panelsecretaris zonodig wijzigingen aangebracht en wordt het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het rapport wordt daarna ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. Indien zich tijdens het beoordelingsproces, ondanks de verschillende procedures die NQA hanteert ter voorkoming daarvan, conflicten voordoen binnen panels, tussen panel en NQA, of tussen panel en opleiding, zal een vooraf ontworpen conflictprocedure ter oplossing worden toegepast.
74
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Klachtenprocedure NQA hanteert een klachtenprocedure waarin is vastgelegd op welke wijze opleidingen hun beklag kunnen doen wanneer zij zich in de beoordelingsprocedure op enigerlei wijze tekort gedaan voelen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
75
Beoordelingsprotocol: wijze waarop vergelijkingen tussen opleidingen worden gemaakt NVAO heeft voorgeschreven dat in de beoordeling een vergelijking met minimaal 1 andere verwante opleiding wordt betrokken. NQA kan aan dit voorschrift op verschillende manieren voldoen: 1. Indien NQA meer opleidingen in hetzelfde domein beoordeelt, kan een vergelijking met verwante opleidingen vrij gemakkelijk door NQA worden gemaakt. Doordat NQA voor een groot aantal instellingen actief is, ligt deze mogelijkheid voor de hand. NQA werkt momenteel aan een database met beoordelingen, waarin vergelijkingsmateriaal wordt opgeslagen. 2. Bij de samenstelling van de panels zal erop gelet worden dat panelleden zo mogelijk bij verwante opleidingen worden ingeschakeld. Vergelijkingen tussen verwante opleidingen kunnen dan door de betreffende panelleden worden uitgevoerd. 3. NQA heeft voor een aantal facetten aangegeven waar gebruik kan worden gemaakt van openbare, vergelijkende informatie. Het betreft onder andere kengetallen (afdeling BIV van HBO-raad), gegevens uit de HBO- en WO-Monitor, en studentenoordelen (Keuzegids Hoger Onderwijs en Elsevier). 4. NQA onderhoudt een groot netwerk, zowel nationaal en internationaal. Samenwerking met andere VBI’s en internationale kwaliteitszorgorganisaties ten behoeve van het maken van vergelijkingen ligt daarom voor de hand. Ook internationale vergelijkingen behoren daarom tot de mogelijkheden. Het profiel (doelstellingen programma) en de behoeften van de opleiding vormen echter steeds het uitgangspunt bij het maken van vergelijkingen.
De wijze waarop vergelijkingen worden gemaakt komt in dialoog met de opleiding tot stand. In de visie van NQA is het maken van vergelijkingen pas waardevol als dit goed aansluit bij de context van de opleiding. NQA zal in het beoordelingsrapport verantwoorden hoe vergelijkingen zijn gemaakt en de redenen daarvoor.
76
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Beoordelingsprotocol: wijze waarop bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst Inleiding Naast accreditatie, gericht op basiskwaliteit, bestaat er de wettelijke mogelijkheid voor hoinstellingen om een aantekening te verkrijgen voor bijzondere kenmerken van de opleiding (WHW art. 5a.10). Een instelling voor ho kan een VBI verzoeken bijzondere kwaliteitskenmerken (verder BK genoemd) te toetsen. Als een BK positief is beoordeeld door de VBI en dit oordeel door de NVAO is gevalideerd, levert dit een aantekening op bij de accreditatie.
Kader voor beoordeling van het bijzonder kwaliteitskenmerk Het door de NVAO ontwikkelde accreditatiekader bestaande opleidingen verlangt van de VBI dat het bijzondere kwaliteitskenmerk op de volgende facetten en criteria wordt getoetst. 7.1 Differentiatie en profilering - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. 7.2 Kwaliteit - Het kenmerk leidt tot een bijzondere kwaliteit van het onderwijs. 7.3 Concretisering - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. 7.4 Onderscheidend karakter Het kenmerk is onderscheidend voor de opleiding in relatie tot relevante opleidingen in het Nederlands hoger onderwijs.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
77
Operationalisering bijzondere kwaliteit door NQA NQA heeft de criteria als volgt geoperationaliseerd in het NQA beoordelingskader. Vragen Is het bijzondere kenmerk gedefinieerd in doelen en concrete operationaliseerbare termen? Het kenmerk is betekenisvol.
Op welke wijze is het kenmerk geoperationaliseerd en aantoonbaar aanwezig in de opleiding?
Opleiding positioneert zich ten opzichte van andere (verwante) opleidingen in Nederland (het kenmerk hoeft niet noodzakelijkerwijs uniek te zijn).
Aanwijzingen Van belang is dat de opleiding beschikt over een document waarin ze expliciet heeft beschreven welk bijzondere kwaliteit ze nastreeft met daarbij de doelen en te verwachten resultaten. Dit kan onder andere blijken uit de waardering van het kenmerk (de doelen en het thema als zodanig) door studenten, alumni, werkveld, docenten, maatschappelijke organisaties. Geef aan hoe het kenmerk expliciet terug te vinden is in programmaonderdelen, in opdrachten, eindresultaat (inhoud en indien relevant rendement), voorzieningen, kwaliteit staf. Hier is ook de waardering door stakeholders van het resultaat van belang. De opleiding heeft vergelijkend onderzoek uitgevoerd of laten uitvoeren onder verwante opleidingen in Nederland waaruit blijkt dat het kenmerk onderscheidend is. Onderzoek kan de toets der kritiek doorstaan (valide).
Wijze van rapportage door de opleiding (zelfevaluatierapport) en NQA De opleiding en de VBI maken een afspraak over de wijze waarop het BK in de rapportage verwerkt wordt. Dit kan op twee manieren gebeuren: • Als expliciet onderdeel in het zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. • Als geïntegreerd onderdeel van de zelfevaluatierapport en in het rapport van de NQA. Bij elk aspect dient het BK wel herkenbaar beoordeeld te worden. Opleiding en NQA geven in een samenvattende paragraaf van het zelfevaluatierapport respectievelijk het visitatierapport weer wat het totaaloordeel is over het BK. In de rapportage dient de VBI haar werkwijze te verantwoorden. De conclusies dienen beargumenteerd te worden aan de hand van het referentiekader van de VBI en de analyse van de feiten. Een vergelijking van de opleiding met andere opleidingen maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de rapportage.
Beoordelen van het bijzondere kwaliteitskenmerk In de toelichting bij het NVAO beoordelingskader wordt expliciet gesteld, dat de bewijslast voor de bijzondere kwaliteit bij de instelling ligt. De opleiding moet de VBI overtuigen van het bijzondere karakter van het kenmerk van de opleiding. Dat betekent dat de opleiding inzicht moet verschaffen in de wijze waarop de kwaliteit van het bijzondere kenmerk is gemeten. De kwaliteit van de bewijsvoering door de opleiding is
78
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
hierbij van belang. De onderzoeksmethode die de opleiding gebruikt om het BK te evalueren moet naar het oordeel van het panel solide zijn. Dat betekent dat er systematisch kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan ten grondslag moet liggen. Ook het vergelijkend onderzoek van het kenmerk onder verwante opleidingen dient valide te zijn. De resultaten van het onderzoek moeten uitwijzen dat er inderdaad sprake is van een bijzonder kenmerk en een bijzondere kwaliteit.
Samenstelling panel in verband met het bijzondere kwaliteitskenmerk In het panel is voldoende expertise aanwezig om het bijzondere kwaliteitskenmerk te kunnen beoordelen. Dit moet blijken uit opleiding en/of ervaring van de panelleden (CV).
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
79
Beoordelingsprotocol: wijze waarop de rapportage plaatsvindt Inleiding Het rapport staat in dienst van het verkrijgen van een accreditatie voor een opleiding van een hogeschool. In het rapport doet het panel verslag van het onderzoek dat het panel heeft gedaan naar de kwaliteit van de opleiding. Het verslag volgt het NVAO accreditatiekader en de richtlijnen van NQA. Het verslag is feitelijk, ‘to the point’ en geeft beargumenteerde en goed onderbouwde oordelen. Het verslag bevat geen aanbevelingen, uitgebreide analyses of andere uitweidingen die afleiden van de beoordeling en de onderbouwing daarvan.
NQA richtlijnen voor het beoordelingsrapport I
Beoordeling per facet
Elk facet van het accreditatiekader bestaande opleidingen wordt beoordeeld door het panel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het facet (zonodig onderverdeeld naar opleidinglocatie). Het oordeel bij de facetten wordt gevolgd door een samenhangende onderbouwing van het oordeel aan de hand van een logisch opgebouwd betoog. Bij een positief oordeel (‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’) begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangegeven welke positieve aspecten bepalen dat er sprake is van voldoende basiskwaliteit dan wel van goede of excellente kwaliteit. Vervolgens kunnen eventuele kritische kanttekeningen worden geplaatst. Indien het oordeel negatief is (‘onvoldoende’), begint de paragraaf met het geven van een toelichting op dit oordeel, dat wil zeggen dat wordt aangeven waarom geen sprake is van basiskwaliteit. Aan het eind kunnen opbouwende en positieve kanttekeningen worden geplaatst. De criteria uit het accreditatiekader geven richting aan de onderbouwing van het oordeel. II
Beoordeling per onderwerp
Per opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, duaal) wordt een oordeel gegeven over het onderwerp (zonodig onderverdeeld naar opleidinglocatie). Het panel geeft voor elk van de zes te beoordelen onderwerpen van het beoordelingskader een oordeel conform het hierboven beschreven beoordelingsprotocol. Daarbij worden de oordelen over de onderliggende facetten betrokken. In het verslag verantwoordt het panel welke afwegingen zij heeft gemaakt om tot een positief dan wel negatief oordeel te komen. Indien de opleiding heeft verzocht om beoordeling van een bijzonder kwaliteitskenmerk dan wordt het samenvattend oordeel hierover afzonderlijk in het rapport behandeld. Voor de wijze
80
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
van rapportage verwijzen we naar het onderdeel uit het beoordelingsprotocol ‘wijze waarop bijzondere kwaliteitskenmerken worden getoetst’. Voor het overige zijn voor bijzondere kwaliteitskenmerken de rapportagerichtlijnen voor de oordelen per facet en onderwerp van toepassing. III
Eindoordeel
Het hoofdstuk met het eindoordeel start met een overzichtstabel waarin duidelijk wordt gemaakt welke oordelen zijn gegeven per facet, per onderwerp en per opleidingsvariant (en zonodig per opleidinglocatie). Het eindoordeel volgt uit de oordelen per onderwerp; voor een positief eindoordeel dienen immers alle zes onderwerpen als voldoende te zijn beoordeeld. Bij optredende verschillen tussen varianten en locaties zal het eindoordeel beargumenteerd worden. IV
Bijlagen
In de bijlagen verantwoordt het panel de werkwijze, dit bevat in ieder geval: Ondertekende verklaringen van elk panellid waaruit blijkt dat het oordeel van het panel in volstrekte onafhankelijkheid tot stand is gekomen. Panelleden mogen geen bindingen hebben met de beoordeelde opleiding. Verklaring van het panel over de zelfevaluatie; of deze een voldoende basis bood voor de visitatie. Een overzicht van de samenstelling van het panel (inclusief kort curriculum vitae van de panelleden). Hieruit moet blijken dat er voldoende onderwijsdeskundigheid, domeindeskundigheid, auditdeskundigheid en deskundigheid op het gebied van internationale ontwikkelingen van de discipline in het panel aanwezig is. Een verantwoording van het gehanteerde beoordelingsprotocol en de gevolgde werkwijze, waarbij afwijkende keuzen en gehanteerde procedures worden toegelicht en beargumenteerd. Daarbij wordt speciale aandacht besteed aan de beoordelingswijze van eventuele bijzondere kwaliteitskenmerken, en de wijze van vergelijking met andere, vergelijkbare opleidingen. Eventuele afwijkingen van het beoordelingsprotocol worden gerapporteerd en beargumenteerd. Het domeinspecifieke referentiekader met een verklaring van het panel over de wijze waarop dit tot stand is gekomen en de wijze waarop domeinspecificiteit is betrokken in de oordelen.
Interne kwaliteitstoets beoordelingsrapport Het conceptrapport wordt door minimaal 1 ervaren medewerker van NQA, niet zijnde de panelsecretaris, onderworpen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen met betrekking tot methodologie en consistentie van paneloordelen. Er zal een procedure ontwikkeld worden voor de verdere behandeling indien er gebreken met betrekking tot methodologie of consistentie zijn geconstateerd.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
81
Managementletter Opleidingen kunnen NQA verzoeken een management letter te schrijven met adviezen over kwaliteitsverbetering. Deze management letter is de verantwoordelijkheid van NQA (waarbij panelleden om advies kunnen worden gevraagd), volgt na het beoordelingsrapport, behoort niet tot de accreditatieprocedure en wordt daarom vertrouwelijk aan de opdrachtgever ter beschikking gesteld. Een management letter kan een waardevolle bijdrage leveren aan het nader invullen van de verbeteringsfunctie. Adviezen over kwaliteitsverbetering hebben echter slechts zin als daarvoor een draagvlak is; vandaar dat management letters alleen worden aangeboden als de opdrachtgever kenbaar heeft gemaakt dat daaraan behoefte is.
82
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Bijlage 5
HANDREIKING VOOR OORDEELSVORMING6 Introductie Een van de belangrijkste en ingewikkeldste aspecten van het visitatieproces is de oordeelsvorming. Op verschillende niveaus zijn er oordelen nodig. Het eindoordeel is gebaseerd op het oordeel op zes onderwerpen. Daaronder ligt weer het oordeel op 21 facetten. Per onderwerp dienen, na weging, de facetten te leiden tot een oordeel over het onderwerp. Inhoudelijk richtinggevend voor de oordelen is het NVAO-kader dat bepaalt wat de objecten van onderzoek zijn. Het diepst in het kader liggen de door de NVAO geformuleerde 31 criteria. Informatie over die criteria moet inzicht geven of basiskwaliteit al dan niet door de beoordeelde opleiding wordt gerealiseerd. De criteria in het accreditatiekader geven tevens richting aan de onderbouwing van het oordeel. Het NVAO-kader is zo opgezet dat er ruimte wordt gelaten voor het timmermansoog van de panelleden en de positiebepaling en de eigen doelstellingen van de hogescholen. NQA onderschrijft die uitgangspunten en kiest er bij de oordeelsvorming dan ook niet voor om te werken met mathematische procedures en methodieken. NQA gaat er vanuit dat niet bij voorbaat te zeggen is dat alle facetten overal evenveel waarde hebben. Dat is mede afhankelijk van de keuzes van hogescholen (bijvoorbeeld in de missie geformuleerd). Er is dus ruimte nodig om in de oordeelsvorming aan die diversiteit tegemoet te komen. Dat houdt tevens voor de opleidingen in dat er veel nadruk komt te liggen op de bewijslast. Hoewel dus niet gekozen wordt voor mechanische beslisregels, dient er toch naar gestreefd te worden dat de oordelen van het panel binnen de gehanteerde werkwijze zo objectief en betrouwbaar mogelijk zijn. Bovendien is het van groot belang dat er consistentie is in de afwegingen van de verschillende panels. Tevens zal NQA een structuur creëren waarbinnen consistentie van paneloordelen wordt bevorderd. Binnen deze structuur is een belangrijke rol weggelegd voor de secretaris, die op methodologische aspecten en consistentie van paneloordelen moet letten. Om de consistentie tussen panels te bevorderen zal NQA een permanent overleg tussen panelsecretarissen inrichten. Ook zullen beoordelingsrapporten worden ‘tegengelezen’ door één of meer andere NQA medewerkers, waarbij speciaal op consistentie en overige methodologische aspecten gelet zal worden. Indien dit tot een negatieve conclusie op het punt van methodologie of consistentie leidt, kan NQA actie ondernemen zoals het terugzending van het rapport naar het panel.
6
Versie 7, 10 maart 2004
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
83
Beslisregels Inleiding De NVAO beschrijft in het accreditatiekader (hfst. 4) beslisregels voor de accreditatie. Eén beslisregel is heel expliciet: de opleiding komt alleen voor een positief eindoordeel in aanmerking als op alle onderwerpen (6x) een voldoende wordt gescoord. Aan de VBI wordt overgelaten om voor het oordeel per onderwerp beslisregels te formuleren teneinde te komen tot een weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. Er wordt hier dus niet gesteld dat er ook beslisregels moeten zijn die leiden tot een oordeel over een facet. In de toelichting (pag. 17) staat echter, dat ‘afwegingen op alle niveaus - facetten, onderwerpen en eindoordeel - inzichtelijk’ gemaakt moeten worden. Dit houdt in dat er ook aangegeven zou moeten worden hoe je van criteria tot een facetoordeel komt. Alleen de beoordeling per criterium is ‘vrij’. Een belangrijke aanwijzing in de toelichting is, dat de waardering ‘goed’ of ‘excellent’ gebruikt kan worden als compensatie voor een ‘onvoldoende’ op een facet binnen hetzelfde onderwerp. Daarmee mag echter ‘niet louter instrumenteel worden omgegaan’; inhoudelijke afweging blijft noodzakelijk. Samenvattend zijn er volgens NVAO dus 3 afwegingen noodzakelijk: betreffende het facet; betreffende het onderwerp (van facet naar onderwerp); betreffende het eindoordeel. Bovendien dienen afwegingen niet ‘louter instrumenteel’ (compensatieregeling), maar ook inhoudelijk gemotiveerd te zijn. Oordeel per facet Om tot een oordeel op een facet te komen, is er vaak één en zijn er soms meerdere criteria die beoordeeld moeten worden. In het geval van één criterium is de situatie in principe duidelijk; dit moet voldoende zijn om tot een ‘voldoende’ op het facet te komen. Daar waar er meerdere criteria zijn (soms drie) ligt dat moeilijker. Om te bepalen of aan de criteria wordt voldaan, zijn voor de externe kwaliteitsbeoordelaars van NQA de volgende vragen van belang: Doelen: welke ambitie heeft de opleiding ten aanzien van een bepaald facet: welke kwaliteit wordt nagestreefd; welke resultaten worden beoogd, kortom; wat zijn de eigen doelen? Borging: hoe borgt de opleiding dat deze doelen kunnen worden bereikt; zijn beleid, management en processen logisch op die eigen doelen afgestemd?
84
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Resultaten7: hoe verhouden de bereikte resultaten zich tot de eigen doelen (mede in vergelijking met andere opleidingen); zijn direct betrokkenen (stakeholders) tevreden over de bereikte resultaten? Verbetering: indien het borgen en bereiken van de doelen te wensen overlaat, zijn er dan verbeteringen in het vooruitzicht? De vragen die in de richtlijnen van NQA voor de zelfevaluatie aan opleidingen worden gesteld, houden verband met de doelen8, borging, resultaten en verbetering. Bij de beoordeling komt centraal te staan dat aanvaardbaar wordt gemaakt dat de opleiding resultaten heeft behaald overeenkomstig de door haar nagestreefde doelen. Vanuit dat perspectief spreekt het vanzelf dat de kern gevormd wordt door de resultaten en de borging; dus datgene wat bereikt is en de borging daarvan in de toekomst (accreditatie wordt immers voor zes jaar verleend). In feite houdt dit in dat bij afweging de uitvoering zwaarder weegt dan het beleid. Toch kan het niet zo zijn dat een tekortschietende borging of nog uitblijvende resultaten ‘automatisch’ tot een onvoldoende op het betreffende facet leidt. Zo zal er bijvoorbeeld begrip moeten zijn voor het feit dat veel opleidingen zich op sommige facetten, die nieuw zijn ten opzichte van visitaties (bijvoorbeeld de Dublin-descriptoren bij de niveaubepaling), zich nog in een ontwikkelingsstadium bevinden. In dergelijke gevallen kunnen onvoldoende resultaten of borging gecompenseerd worden door concrete en aantoonbare verbeteracties. Zijn de resultaten boven verwachting en de doelen ook in orde, dan kan het panel een oordeel ‘goed’ overwegen. Is de situatie zodanig dat zelfs geen verbeteringen meer nodig zijn, dan kan een oordeel ‘excellent’ gegeven worden. In een dergelijk geval fungeert de opleiding als voorbeeld van een ‘best practice’ op het betreffende facet. Eventueel optredende verschillen tussen varianten en locaties met betrekking tot het paneloordeel op een bepaald facet zullen expliciet vermeld worden. Oordeel per onderwerp Het uitgangspunt voor de oordeelsvorming per onderwerp is dat het panel, rekening houdend met de context van de opleiding, de weging van facetten maakt. Dit betekent dat het panel bepaalt voor welke facetten binnen een bepaald onderwerp een compensatieregeling, zoals aangegeven door de NVAO, kan worden toegepast. Dit wil zeggen dat een onvoldoende op een facet gecompenseerd kan worden door een goed of excellent op een ander facet binnen hetzelfde onderwerp. Deze afweging dient door het panel steeds inhoudelijk beargumenteerd te worden. NQA vindt, gegeven het NVAO-kader, dat een aantal facetten bij accreditatie van bijzonder belang geacht kan worden. Dat wil overigens niet zeggen dat deze weging absoluut is en noodzakelijkerwijs tot onvoldoendes op onderwerpniveau moet leiden. Steeds dient gekeken te worden naar specifieke keuzes die de opleiding maakt of de concrete situatie waarin zij 7
Hiermee is niet het onderwerp ‘resultaten’ bedoeld maar de bereikte resultaten ten aanzien van elk facet. Echter niet bij elk aspect, bijvoorbeeld bij duur van programma is er sprake van een wettelijke verplichting waar de opleiding geen afwijkende doelstellingen tegenover kan stellen.
8
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
85
zich bevindt. De context speelt dus steeds een belangrijke rol. Uiteraard komt daarbij wel een (extra) zware druk op de bewijslast te liggen. De accenten die NQA legt betreffen binnen het onderwerp doelstellingen de facetten niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het gaat hier om facetten die de status als hbo-opleiding in een bepaald domein beschrijven. Voorts binnen de onderwerpen programma en inzet van personeel de facetten eisen hbo/wo. Deze facetten hebben betrekking op de praktijk- en beroepsgerichtheid van de opleidingen. Tenslotte binnen het onderwerp intern kwaliteitszorgsysteem het facet maatregelen tot verbetering, waarin de kwaliteitsverbetercyclus primair tot uiting komt, en binnen het onderwerp resultaten het facet gerealiseerd niveau. Hiermee wordt aangesloten bij de toelichting op het accreditatiekader waarin de NVAO duidelijk aangeeft dat de onderwerpen intern kwaliteitszorgsysteem en resultaten van bijzonder belang worden geacht. Het oordeel op onderwerpniveau dient weergegeven te worden als voldoende of onvoldoende. Dit houdt echter niet in dat er in de onderbouwing geen sprake zou kunnen zijn van nuancering. Als er binnen een onderwerp op basis van de facetoordelen sprake is van een ‘goede’ of zelfs ‘excellente’ situatie dan moet dat in de formulering tot uitdrukking kunnen komen. Een bijzondere situatie doet zich voor bij opleidingen in opbouw die in de visitatie meegenomen moeten worden. Deze opleidingen bevinden zich in een bepaalde fase van ontwikkeling en hebben nog geen afgestudeerden. Op bepaalde onderwerpen (resultaten bijvoorbeeld) kan geen oordeel geven worden. In die situaties zal het oordeel gebaseerd zijn op wat gerealiseerd is, de verdere plannen en het vertrouwen dat is ontstaan in een succesvolle verdere realisering van de opleiding. Anders gezegd; daar waar resultaten afwezig zijn, is een scherp zicht op de borging van groot belang. Eindoordeel Het eindoordeel over de opleiding is positief indien het oordeel over elk van de 6 onderwerpen tenminste voldoende is. De NVAO heeft bepaald dat voor elke opleidingsvariant afzonderlijk de basiskwaliteit gewaarborgd moet zijn. Ook heeft de NVAO bepaald dat de opleiding alleen in aanmerking komt voor accreditatie als elke locatie voldoet aan de in het kader genoemde criteria voor basiskwaliteit. Dit zou inhouden dat een positief eindoordeel alleen mogelijk is als elke variant en elke locatie op elk onderwerp tenminste als voldoende is beoordeeld. De consequentie hiervan zou zijn dat accreditatie wordt onthouden indien, bijvoorbeeld, de grote voltijdvariant en de hoofdlocatie als voldoende worden beoordeeld, maar een kleine deeltijd- of duale variant of een kleinere nevenvestiging als onvoldoende wordt beoordeeld. Omdat dit tot onevenredige schade zou leiden, heeft de NVAO de weg geopend om tot nadere afspraken met de instelling te komen over verbeteren of stoppen met de betreffende variant.
86
NQA © - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
Om het de gevisiteerde opleiding en de NVAO mogelijk te maken hieromtrent transparante beslissingen te nemen, wordt bij de vermelding van het eindoordeel een samenvattende tabel geplaatst met daarin de oordelen per onderwerp, facet, variant en locatie. Samenvattend: - de beslisregels op facetniveau zijn kwalitatief (gebaseerd op duidelijke argumenten); - de beslisregels op onderwerpniveau zijn kwalitatief en rekenkundig (compensatiemogelijkheid); - beslisregels op het niveau van het eindoordeel zijn rekenkundig (alles voldoende).
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland opleiding Personeel & Arbeid
87