Christelijke Hogeschool Windesheim Opleiding: Special Educational Needs, hbo-master Varianten: voltijd en deeltijd Visitatiedata: 28 en 29 november 2005
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, april 2006
2
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 11 11 13 13
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 19 27 30 32 34
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
37 38 39 42 44 45
3
4
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Deel A: Onderwerpen
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
5
6
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Speciale Onderwijszorg / Master Special Educational Needs van de Hogeschool Windesheim heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. De voortgezette opleiding Leraar Speciaal Onderwijs zal na verwerving van de accreditatie worden gecontinueerd als Master Special Educational Needs, met de toevoeging ‘leraar speciaal onderwijs’. In dit rapport wordt verder gesproken over de Master Special Educational Needs, ofwel Master SEN. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van HBO-masters, in de vorm van een toets bestaande opleiding. Het onderzoek is feitelijk gestart in april 2005 met een nulmeting. In september heeft de opleiding haar positiedocument, dat als zelfevaluatierapport fungeert, bij NQA aangeleverd. Een visitatiebezoek vond plaats op 28 en 29 november 2005 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer Prof. Dr. H. Nakken (domeindeskundige,voorzitter); De heer drs. T. Wildeboer (domeindeskundige); Mevrouw A. Kalsbeek (studentpanellid); De heer W.A.J. van Uden (NQA-auditor). Het panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol VBI’s van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Windesheim, gevestigd te Zwolle, handelt vanuit een christelijke identiteit. Ze verwacht dat docenten en studenten deze grondslag respecteren en de doelstellingen van de opleiding onderschrijven. De hogeschool biedt 44 bacheloropleidingen aan 10 domeinen. De opleidingen worden in een voltijd, deeltijd of duale varianten aangeboden door ‘schools’.. Daarnaast heeft Windesheim 5 masteropleidingen op diverse terreinen in voorbereiding. De opleidingen zijn geclusterd in tien Schools: Built Environment & Transport, Business & Economics, Education, Engineering & Design, Health Care, Human Movement & Sports,
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
7
Information Sciences, Management & Law, Media en Social Work. Daarnaast zijn er acht diensten die het primaire proces ondersteunen. De hogeschool heeft ongeveer 1.400 personeelsleden in dienst van wie 768 een functie als docent vervullen. Zij hebben een totale functieomvang van 590 fte. Deze docenten verzorgen onderwijs aan ongeveer 16.000 studenten. Jaarlijks stromen er hogeschoolbreed ongeveer 5000 studenten in. Sinds de invoering van het accreditatiestelsel zijn 8 opleidingen geaccrediteerd. De hogeschool werkt nauw samen met de Vrije Universiteit. Sinds 1 januari 2004 is er een rechtspersonenfusie van de Christelijke Hogeschool Windesheim met de VU. De gezamenlijke doelen zijn: • Uitbreiding van het WO-opleidingenaanbod in Zwolle • Doorlopende leerlijnen HBO-WO-master • Integratie van onderwijs met maatschappijgericht onderzoek. De samenwerking concentreert zich op hogeschoolniveau en niet op het niveau van de School of de opleiding, al moet de samenwerking daar wel doorwerken. Hetzelfde geldt voor de lectoraten: lectoren zijn ondergebracht in onderzoeksgebieden. Het onderzoeksgebied ‘de pedagogische opdracht’ werkt nauw samen met de School of Education. Aan het lectoraat zijn 2 lectoren verbonden. Ze hebben regelmatig contact met het management van de School. Ze leiden een kenniskring op hun onderzoeksdomein, waaraan ook een docent van de beoogde masteropleiding is verbonden. Een van de Schools is Windesheim Educatief/School of Education, die de educatieve opleidingen van Windesheim verzorgt. Daartoe behoren de volgende bacheloropleidingen in voltijd: leraar basisonderwijs, leraar voortgezet onderwijs/Bve, docent Beeldende kunst & Vorming en theologie. In deeltijd biedt de School of Education aan: lerarenopleiding Gezondheid & Welzijn, lerarenopleiding basisonderwijs, docent beeldende kunst & vorming, opleiding godsdienst/pastoraal werk, cursus leraar godsdienst in het openbaar onderwijs en Octaaf, de protestants-christelijke opleiding voor schoolmanagement. Ook de voortgezette opleiding Speciaal Onderwijs die een accreditatie aanvraagt ten behoeve van een HBOmaster is onderdeel van de School of Education. De opleiding Speciaal Onderwijs bestaat sinds 1993. In 2002 is de opleiding positief gevisiteerd, al vond de visitatiecommissie de beoogde eindkwalificaties, de inhoud en het niveau van de toetsen, de begeleiding en beoordeling van de stage, de wetenschappelijke oriëntatie en het interne kwaliteitszorgsysteem niet voldoende. Het panel heeft, op die plaatsen waar dat binnen het huidige stelsel relevant is, bijzondere aandacht besteed aan deze onderwerpen. In deel B, de rapportage over de facetten, gaat het panel daarop in. De opleiding is op gepaste wijze met de voorstellen van de visitatiecommissie omgegaan. Een belangrijke aanzet tot aanpassing van het onderwijsprogramma is de mogelijkheid om de voortgezette opleiding om te zetten naar een masteropleiding. In overleg met twee andere opleidingen in het land en het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (SBL) heeft Windesheim een profiel voor de Master Special Educational Needs ontwikkeld, dat als basis heeft gefungeerd voor het veranderde opleidingsprogramma dat officieel op 1 september 2005 van start is gegaan.
8
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
De opleiding wordt aangeboden op vier vestigingsplaatsen: Zwolle, Leeuwarden, Utrecht en Oegstgeest. Zwolle is de hoofdvestiging en de locatie van waaruit ontwikkelingen op gang worden gebracht. Alle opleidingen voeren hetzelfde curriculum uit. De Zwolse vestiging was in het studiejaar dat in 2005 begon de grootste vestiging met in totaal 897 studenten in de deeltijdopleiding en 29 studenten in de voltijdopleiding. Ook Leeuwarden verzorgt beide opleidingen, respectievelijk voor 98 en 95 studenten. In Utrecht en Oegstgeest worden alleen deeltijdopleidingen verzorgd voor respectievelijk 111 en 219 studenten. Het onderwijs wordt verzorgd door ongeveer 130 medewerkers, van wie de meesten een deeltijdaanstelling hebben van minder dan 0,5 fte. De personeels-studentratio bedraagt in 2004 ongeveer 1:53. Windesheim werkt op de drie overige lesplaatsen samen met de Christelijke Hogeschool Noord Nederland, Hogeschool INHOLLAND en de Marnix Academie. In 2003 is de samenwerking vastgelegd in een overeenkomst. Per begrotingsjaar worden voor alle vestigingsplaatsen resultaatafspraken vastgelegd in een managementcontract. De laatste jaren neemt de instroom toe van 467 studenten in 2000 tot 684 in 2005. Alle studenten dienen te beschikken over een leerwerkplek in het onderwijs. De meesten van hen hebben een functie als docent in het speciaal basis- of voortgezet speciaal onderwijs, maar de voltijdstudenen werken op basis van een leerwerkplekovereenkomst. Zij volgen de opleiding om zich verder te bekwamen of zich te specialiseren met als doel binnen de school speciale taken te kunnen vervullen. De opleiding heeft – via het landelijk overleg – in haar programma vijf uitstroomprofielen gedefinieerd, waarvan iedere student er één kiest. Deze vijf profielen zijn Handicaps & Beperkingen, Onderwijsleerproblemen, Gedragsproblemen, Inclusief Onderwijs en Educatieve Zorgstructuur. Deze profielen sluiten aan bij de ontwikkelingen in het werkveld en zijn met het werkveld afgestemd. Ieder profiel bestaat uit 1 of meer leerroutes en duurt twee jaar. Een leerroute heeft een omvang van 60 European Credits en bestaat uit 8 modules. Binnen de meeste leerroutes worden meer modules aangeboden dan verplicht zijn, waardoor studenten modules kunnen kiezen die passen bij hun leerbehoefte. Ten tijde van het visitatiebezoek was de opleiding bezig met de omzetting van voortgezette opleiding naar masteropleiding. Gelijktijdig voerde ze verbeteringen door in het competentiegerichte onderwijs en het didactisch concept dat daarmee samenhangt. Dit was een gevolg van de opmerkingen van de visitatiecommissie. Een grote slag in dit kader was de invoering van een intern kwaliteitszorgsysteem, gebaseerd op het INK-model. 1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleidingen door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA en die hieronder wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het positiedocument (dat dient als zelfevaluatierapport) met de bijlagen een duidelijke basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
9
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden oktober 2005, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek eind november 2005. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. Door middel van een agenderende audit begin oktober zijn de belangrijkste agendaonderwerpen voor het visitatiebezoek bepaald, zodat de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate konden voorbereiden op het visitatiebezoek. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het management en de regiocoördinatoren, medewerkers belast met onderwijsontwikkeling en onderwijsuitvoering, werkveldvertegenwoordigers, studenten en alumni. Bij alle gesprekken waren vertegenwoordigers van alle locaties aanwezig. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een detailrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het detailrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in januari 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als
10
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
geheel gegeven. Dit rapport is eveneens in januari 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in maart 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in april 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het detailrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien beide varianten inhoudelijk gebaseerd zijn op dezelfde module-inhouden. Dit geldt tevens voor de verschillende vestigingsplaatsen. De volgorde kan om roostertechnische redenen verschillen. Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met andere soortgelijke opleidingen in Nederland. Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een vergelijkbaarheid mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met verschillen in definitie en registratie. 1.5
Oordelen per onderwerp
De oordelen voor onderwerpen en facetten komen voor alle locaties overeen. 1.5.1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten Domeinspecifieke eisen en Oriëntatie HBO-master met goed en Niveau Master met een voldoende. Het oordeel voor het onderwerp is derhalve positief.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
11
1.5.2 Programma De facetten Eisen HBO, Studielast, Instroom, Studieduur en Afstemming vormgeving en inhoud beoordeelt het panel als goed. De overige facetten, te weten Relatie doelstellingen en inhoud, Samenhang in het opleidingsprogramma, en Beoordeling en Toetsing beoordeelt het panel met een voldoende. Het totaaloordeel voor het onderwerp is derhalve positief. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleiding druk doende is de doelstellingen te vertalen naar een programma op masterniveau. Die vertaling is afgerond en geconcretiseerd in modules, waarvan 65% gereed is. De aanpak biedt duidelijkheid en is consequent en helder gefaseerd. De opleiding lijkt de plannen binnen de gestelde termijnen te halen. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet Eisen HBO is met goed beoordeeld, de twee facetten Kwantiteit en Kwaliteit van het personeel met voldoende. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De personeelssamenstelling garandeert een verbinding tussen theorie en praktijk. De opleiding voert een scholingsplan uit om meer docenten op te leiden om onderwijs op masterniveau te verzorgen. Er is voldoende personeel, maar de aanstellingen zijn klein en docenten ervaren de werkdruk als vrij hoog. Wel hebben de medewerkers plezier in hun werk en is het ziekteverzuim laag. 1.5.4 Voorzieningen Het panel beoordeelt de beide facetten, Materiële voorzieningen en Begeleiding met goed. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De facetten Evaluatie van resultaten en Maatregelen tot verbetering heeft het panel met goed beoordeeld. Het facet Betrekken van medewerkers, studenten, werkveld en alumni met een voldoende. Het oordeel voor het onderwerp is derhalve positief. Het panel is van mening dat de opleiding op het gebied van kwaliteitszorg grote vorderingen heeft gemaakt ten opzichte van de visitatie van 2002, maar dat werkveld en alumni nog beter en meer betrokken dienen te worden bij de evaluatie en verbeteringen. 1.5.6 Resultaten Het facet Onderwijsrendement is met goed beoordeeld en Gerealiseerd niveau met voldoende. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief.
12
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie HBO-master Totaal oordeel onderwerp 1 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaal oordeel onderwerp 2 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaal oordeel onderwerp 3 4.1 materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaal oordeel onderwep 4 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaal oordeel onderwerp 5 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaal oordeel onderwerp 6
Voltijd Goed Voldoende Goed Positief Goed
Deeltijd Goed Voldoende Goed Positief Goed
Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Goed Goed Positief Goed Goed
Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Goed Goed Positief Goed Goed
Voldoende Positief Voldoende Goed Positief
Voldoende Positief Voldoende Goed Positief
De oordelen op de onderwerpen en facetten komen voor de verschillende locaties overeen.
1.7
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
13
14
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Deel B: Facetten
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
15
16
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft de eindkwalificaties in de vorm van competenties vastgelegd in haar Opleidings- en Toetskader Master Special Educational Needs (juli 2005). Niet alleen is het panel van oordeel dat de competenties een adequate beschrijving zijn; ook is er in vergelijking met de visitatie van 2002/2003 grote vooruitgang geboekt, aangezien er destijds geen eindkwalificaties beschikbaar waren, zoals de visitatiecommissie vaststelde. Ook heeft de opleiding het werkveld betrokken bij de ontwikkeling van het competentieprofiel, zoals een aanbeveling van de visitatiecommissie luidde. • De opleiding baseert haar competenties op de landelijke competentiebeschrijving voor masters in het speciaal onderwijs in Bekwaam & Speciaal (oktober 2004). Deze competentiebeschrijving is voortgekomen uit een samenwerking tussen het Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs (WOSO) en de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL). Centraal staan zeven competenties die gekoppeld zijn aan vier beroepsrollen en vier beroepscontexten. De zeven competenties zijn: interpersoonlijk competent in de omgang met leerlingen, orthopedagogisch competent in de omgang met leerlingen, orthodidactisch competent in de omgang met leerlingen, organisatorisch competent, competent in de samenwerking met collega’s, competent in de samenwerking met de omgeving, en competent in reflectie en ontwikkeling. Daarnaast zijn er twee verdiepingscompetenties – professionele beroepshouding en kwaliteit, en diepgang in kennistoepassing en –ontwikkeling. Deze twee verdiepingscompetenties heeft de opleiding verwerkt in de verkaveling van de basiscompetenties over de modules. • Het landelijke en regionale werkveld is betrokken geweest bij de totstandkoming van Bekwaam & Speciaal, zoals blijkt uit het Woord van Dank, achter in het boek. In maart 2004 waren de tekst en opzet gereed, en is een legitimatietraject afgelegd waarin het competentieprofiel is voorgelegd aan (en is besproken met) relevante vertegenwoordigers van de beroepspraktijk: de SBL en werkveldvertegenwoordigers van de WOSO-partners. In januari 2005 is het competentieprofiel aangeboden en geaccepteerd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. • Bovendien heeft Windesheim OSO haar beroepenveld geraadpleegd bij de uitwerking van de landelijke kwalificaties en zijn aanbevelingen overgenomen in de eigen interpretatie. Uit het gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld concludeert het panel dat het beroepsprofiel en de eindkwalificaties in het algemeen aansluiten bij de wensen en eisen vanuit de praktijk en dat de opleiding hier gebruik maakt van aanbevelingen uit de beroepspraktijk.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
17
• Internationale vakgenoten zijn in beperkte mate betrokken geweest. De opleiding zegt met een aantal buitenlandse universiteiten in het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Roemenië contact te hebben gehad over de formulering van de kwalificaties,maar het panel heeft daarvan geen concreet bewijsmateriaal gezien (zie verder facet 2.1).
Facet 1.2
Niveau master
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De geformuleerde eindkwalificaties gelden in gelijke mate en op hetzelfde niveau voor de voltijd- en de deeltijdopleiding. • De opleiding legt in het Opleidings- en Toetskader Master Special Educational Needs (juli 2005) (voortaan:OTK) een relatie tussen de eindkwalificaties en de Dublin descriptoren. In het OTK worden de competenties opgedeeld in deelcompetenties waaraan meetbare indicatoren worden gekoppeld. In deze combinatie zijn de Dublin descriptoren te herkennen. In bijvoorbeeld de eerste deelcompetentie van competentie 3 (orthodidactisch competent in de omgang met leerlingen), staat planmatig handelen centraal. De indicatoren – analyse, gefundeerd prioriteiten stellen, empirische verantwoording, methodisch correcte uitvoering – sluiten aan bij de Dublin descriptoren. Het panel is van oordeel dat de Dublin descriptoren in voldoende mate meetbaar als indicatoren bij de deelcompetenties zijn ondergebracht. Door contexten aan de competenties toe te voegen zijn de descriptoren goed meetbaar. • Het panel heeft bij zijn oordeel de omschrijving van het onderdeel praktijkonderzoek meegewogen. De opleiding heeft haar visie op praktijkonderzoek helder omschreven, en de doelen, de methodologie en het niveau zijn masterwaardig. Het panel is echter van mening dat de opleiding meer aandacht moet besteden aan de presentatie van onderzoeksresultaten voor een deskundig publiek. Dit aspect van onderzoeken is niet alleen voorbehouden aan wetenschappelijk onderzoek, maar dient ook onderdeel te zijn van praktijkonderzoek.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-master
Goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. Een hbo-master heeft de kwalificaties van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
18
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De visitatiecommissie van 2002/2003 heeft de aanbeveling gedaan een landelijk profiel op te (doen) stellen en dat voor te leggen aan het werkveld. Het panel constateert dat met het tot stand komen van het generiek competentieprofiel speciale onderwijszorg Bekwaam & Speciaal deze aanbeveling is overgenomen en tot een resultaat is gebracht. Het profiel is door het werkveld gesanctioneerd en geldt als competentieprofiel voor het speciaal onderwijs. • Daarnaast heeft de opleiding met haar regionale beroepenveld overleg gepleegd over de concrete uitwerking van het competentieprofiel naar deelcompetenties ten behoeve van de ontwikkeling van het eigen curriculum. Het panel heeft met werkveldvertegenwoordigers gesproken die hebben bevestigd dat ze uitvoerig zijn betrokken bij de totstandkoming van de deelcompetenties van het Windesheimprogramma. • Het panel is van mening dat de competenties en deelcompetenties zijn beschreven op het niveau van de zelfstandig of leidinggevend beroepsbeoefenaar. De kwalificaties beschrijven in de operationalisatie van de opleiding met name de zelfstandigheid van de toekomstig master SEN: de student moet in grote mate zelf en zelfstandig leren handelen in nieuwe (probleem-)situaties. Leidinggevende kwaliteiten komen tot uitdrukking in de wijze waarop communicatie met deskundigen, collega’s en ouders wordt omschreven. • In Bekwaam & Speciaal wordt de context waarin de afgestudeerde moet functioneren beschreven: de veranderingen in het speciaal onderwijs stellen hoge eisen aan de capaciteiten van de leerkracht. Naast ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld adaptief onderwijs, signaleert de opleiding tevens de ontwikkeling naar inclusief onderwijs. De master SEN zal in de laatste ontwikkeling een expertrol en leidinggevende rol moeten kunnen vervullen. • In het OTK wordt beschreven over welke kennis, inzichten en vaardigheden de master SEN dient te beschikken om te kunnen functioneren in het (Speciaal) Basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en de BVE-sector. De afgestudeerde dient planmatig, effectief en integer te kunnen handelen op microniveau (de leerling), mesoniveau (de groep) en macroniveau (de organisatie en haar relatie tot de omgeving). Het panel is van oordeel dat de omschrijving adequaat is voor het beroepenspectrum waarin afgestudeerden werken of gaan werken .
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. © NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
19
-
Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Iedere module bevat een lijst met verplichte en aanbevolen literatuur. Het panel is van oordeel dat deze literatuur masterwaardig is: van voldoende niveau en internationaal georiënteerd. Een aandachtspunt is wel de bewaking van de kwaliteit van de literatuur die de student zelf inbrengt, al vervult de Werkgroep Productie en Beoordeling hierbij een sturende rol. • Tevens heeft het panel in het studiemateriaal vele voorbeelden gezien van opdrachten en contexten uit de beroepspraktijk. De link met de beroepspraktijk wordt bevorderd doordat een groot deel van de docenten en alle studenten een (leer-)werkplek in de beroepspraktijk hebben. De studenten geven aan dat hun ervaringen (primair), maar ook die van de docenten, een belangrijke rol spelen in de onderwijsbijeenkomsten. • Onderzoek heeft in de masteropleiding een duidelijke rol gekregen. De afstudeerfase uit de oude opleiding is uitgegroeid van literatuurstudie die voornamelijk tot ontwikkeling van de student leidde tot een praktijkonderzoek dat een bijdrage moet leveren aan de ontwikkeling van de school waar de student een leerwerkplek heeft. Literatuurstudie en daadwerkelijk uitgevoerd en geïmplementeerd onderzoek, gebaseerd op het onderwijs in een specifieke praktijksituatie, vormen daarvoor de basis. • Het panel is van oordeel dat de opleiding een adequate structuur heeft ontwikkeld om de actualiteit van het studieprogramma te garanderen. Er is een “Werkgroep Productie en Beoordeling” (WPB) die leiding geeft aan de invulling van het studieprogramma. De taken en verantwoordelijkheden van de WPB zijn beschreven. Een trajectcoördinator verstrekt aan een docentontwikkelaar de competenties waarvoor een module ontwikkeld moet worden en controleert de ontwikkelde module op de inhoud. De WPB keurt de modules na de ontwikkelfase op inhoud, niveau en kwaliteit, onder andere van de literatuur en relaties met ontwikkelingen in het vakgebied en de wetenschap. Daarna wordt de module in productie genomen. • De opleiding onderhoudt internationale contacten met hogescholen en universiteiten in Zweden (University of Gotenburg), de Verenigde Staten (William Patterson University, Rutger University), Roemenië (University of Cluj Napoca, Babes Bolyai), Belgie (Katholieke hogescholen te Leuven en Mechelen) en Denemarkten (Skive Semenarium). De contacten monden uit in uitwisselingen, studiereizen en excursies. Tevens nemen docenten deel aan internationale congressen. In het Projectplan Internationalisering 20052006 worden enkele korte en middellange termijndoelen genoemd, maar geen daarvan lijkt gericht op inhoudelijke afstemming met buitenlandse universiteiten. In het beleidsplan wordt nog niet voldoende concreet aangegeven welke doelen met de contacten met Europese en Amerikaanse universiteiten worden beoogd. Op een aantal andere terreinen zijn wel concrete doelen geformuleerd. De opleiding wil haar deelname aan het wetenschappelijke debat vanuit het praktijkonderzoek versterken. De opleiding wil dit ondermeer doen door frequent presentaties te verzorgen op (inter-)nationale congressen over speciaal onderwijs en praktijkonderzoek, zoals PRAR-congressen. Het panel onderschrijft het belang van dit type activiteiten.
20
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
• Iedere module heeft een relatie tot de beroepspraktijk. Deze relatie komt veelvuldig tot uitdrukking in de vorm van opdrachten, maar kan ook vorm krijgen in door cases en discussies in de groepsbijeenkomsten. In het lesmateriaal dat het panel heeft ingezien is telkens plaats ingeruimd voor de beroepspraktijk, mede met het oog op de ervaringen die de studenten in hun werk opdoen en waarover ze met elkaar van gedachten moeten kunnen wisselen. Het panel is van mening dat de competentiegerichtheid van de opleiding nog niet tot uitdrukking komt in de modulenamen, die veeleer een thematische aanduiding als naam hebben gekregen. • Uit de module-evaluaties blijkt dat studenten de modules van het bestaande programma waardevol vinden voor de beroepspraktijk. Ook de eerste evaluaties van nieuwe modules geven deze indicatie. Bovendien heeft het panel vertrouwen in een positieve waardering op grond van de gesprekken met de studenten tijdens de site visit. Het panel heeft op basis van bestudering van het studiemateriaal eveneens een positieve indruk over de kwaliteit ervan.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op masterniveau. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De vorige visitatiecommissie maakte de opmerking dat de opleiding het nieuwe curriculum wat inrichting betreft nog in overeenstemming zou moeten brengen met het beoogde competentiegerichte karakter. Het huidige panel stelt vast dat de opleiding aan deze opmerking gehoor heeft gegeven. • De basis van het studieprogramma, uiteengezet in het Opleidings- en Toetskader (OTK) wordt gevormd door de landelijke kerncompetenties interpersoonlijk competent met leerlingen, met collega’s, met de omgeving en in reflectie en ontwikkeling; organisatorisch competent; orthopedagogisch competent; orthodidactisch competent. • Het OTK geeft een toegankelijk overzicht van de structuur die de opleiding in haar programma heeft gekozen. De landelijk vastgestelde kerncompetenties zijn uitgebreid geformuleerd en uitgewerkt naar deelcompetenties. Aan alle competenties zijn dilemma’s gekoppeld die in de beroepspraktijk een rol spelen. Bovendien zijn voor alle deelcompetenties indicatoren geformuleerd die de deelcompetenties verder concretiseren en bovendien inzicht geven in de wijze waarop de deelcompetentie beoordeeld zal worden.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
21
• Tevens heeft de opleiding voor ieder uitstroomprofiel een competentieverdeling gemaakt. Uitgangspunt is dat alle competenties voor alle uitstroomprofielen nodig zijn, maar niet in dezelfde verhouding. Zo komen de vier kerncompetenties in het uitstroomprofiel Handicaps en beperkingen alle in gelijke mate aan bod, maar in het profiel Educatieve Zorgstructuur is de verdeling als volgt: orthopedagogisch 12%, orthodidactisch 13%, interpersoonlijk (met kinderen): 37% en organisatorisch 38%. Binnen de profielen kunnen studenten zich in zekere mate individueel onderscheiden van andere studenten door de keuze van modules, naast het verplichte aanbod. Studenten geven aan dat hun keuze veelal bepaald wordt door hun beroepssituatie, wat logisch is en de interactie met de praktijk versterkt. • Voor iedere module zijn en worden leerdoelen bepaald die zichtbaar zijn afgeleid van de competenties. Dit gebeurt voor iedere module op dezelfde wijze. De manier waarop de opleiding haar onderwijsontwikkeling heeft gestructureerd, staat hiervoor garant. Er is een schrijfwijzer voor moduleontwikkeling waaraan moduleschrijvers zich dienen te houden. De Werkgroep Productie en Beoordeling ziet hierop toe, samen met de trajectcoördinatoren. • Ten tijde van het visitatiebezoek was 65% van de modules ontwikkeld. Het panel heeft deze modules kunnen inzien via Blackboard en constateert dat deze de beoogde informatie op een toegankelijke manier bieden. De overige modules verkeerden in diverse stadia van ontwikkeling, afhankelijk van het moment waarop ze voor de eerste keer worden aangeboden. Het panel heeft met het management gesproken over de planning hiervan en heeft het ontwikkelingsschema ingezien. Uit het gesprek is gebleken dat de opleiding de ontwikkeling uitstelt van modules waarnaar geen vraag is. Het panel heeft er op basis van de informatie vertrouwen in dat de modules tijdig en op het goede niveau gereed zijn. • De inhoud van de modules bestaat uit een mix van literatuurstudie en praktijkrelevante opdrachten waaraan de studenten individueel en in groepen werken. Leidraad vormen de competenties, de leerdoelen en de persoonlijke professionele ontwikkelingsplannen (PPOP) die de studenten zelf maken. Daarin leggen ze vast wat ze in het kader van het uitstroomprofiel en het beoogde niveau moeten leren. Door middel van intervisie en reflectie onder leiding van een studiecoach wordt de voortgang van de persoonlijke ontwikkeling en de studie gevolgd. Uit gesprekken met studenten en afgestudeerden leidt het panel af dat dit systeem een goede bijdrage levert aan de realisering van de beoogde opleidingsdoelen. • De opleiding heeft in het studiejaar 2004-2005 geëxperimenteerd met afstuderen op basis van praktijkonderzoek. Onder de afgestudeerden die het panel gesproken heeft bevonden zich personen die aan het experiment hadden deelgenomen. De meerwaarde ten opzichte van de oude afstudeermethode (hoofdzakelijk een scriptie op basis van literatuurstudie) bleek uit de discussie met de groep: betere leerervaringen voor de studenten en bovendien praktische toepasbaarheid voor de school. • Op grond van zijn waarnemingen in de vorm van het materiaal en de gesprekken concludeert het panel dat het studieprogramma, voor zover het gereed is, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen een goede realisering van de competenties is en de studenten in de gelegenheid stelt deze competenties te realiseren.
22
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Evenals de vorige visitatiecommissie is het huidige panel van oordeel dat er voldoende middelen ingezet worden om de samenhang in het programma tot uitdrukking te brengen en te bevorderen. • De modules binnen leerroutes van een uitstroomprofiel vormen een samenhangend geheel van leerstofonderdelen. Een aantal modules is verplicht, maar er is ook een beperkte keuze. Het panel is van mening dat deze keuze recht doet aan de individuele situatie van de student, maar door de keuzemogelijkheden beperkt te houden, wordt de samenhang voldoende bewaakt. • Ook het PPOP draagt bij aan de samenhang binnen het programma, maar nu vanuit het perspectief van de student. Binnen een module kiest hij een benadering waarmee hij zijn eigen leervragen of verlegenheidsvragen kan beantwoorden. Door middel van reflectie en coachingsgesprekken wordt de voortgang bewaakt. • Had de vorige visitatiecommissie nog enige scepsis over de gerealiseerde samenhang in het toenmalige programma, dan is die door de huidige generatie studenten in het gesprek met het panel weggenomen. Wel is het nog onduidelijk of de gerealiseerde samenhang in het OSO-programma ook weer gerealiseerd zal worden in het herziene programma. Het panel heeft daarin wel vertrouwen, gezien het stadium waarin het nieuwe programma is ontwikkeld en uitgevoerd wordt.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding houdt de studielast van studenten goed in het oog door iedere module te evalueren en daarbij ook de studielast te bevragen. Uit de gegevens die het panel heeft ingezien blijkt dat de ingeschatte studielast vrij nauw overeenkomt met de werkelijke studielast. • De studenten met wie het panel gesproken heeft vinden dat docenten goed bereikbaar en toegankelijk zijn. Ze reageren snel, binnen twee dagen en vaak sneller, op hulpvragen via de e-mail – een veel gebruikt communicatiemedium omdat de contacttijd op school beperkt is.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
23
• Eveneens zijn de studenten tevreden over de snelheid waarmee ze feedback krijgen op opdrachten en toetsen. De docenten houden zich aan de termijnen die zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding. • De leerroutes binnen de uitstroomprofielen hebben een vooraf vastgestelde modulevolgorde, waarbinnen enkele keuzes mogelijk zijn. Het panel vindt deze leerroutes een goede zaak omdat ze een garantie bieden voor een kennis- en competentiebasis in iedere fase van de opleiding. • Het studiemateriaal wordt digitaal beschikbaar gesteld via Blackboard. Dit is noodzakelijk omdat de studenten slechts beperkte tijd op de opleidingslocatie doorbrengen en veel vanuit huis of werkplek studeren. Het panel heeft vastgesteld dat de informatie over de inhoud van het masterprogramma voor het eerste semester volledig beschikbaar is en voor het tweede semester gedeeltelijk. De opleiding heeft een haalbare en realistische planning voor de verdere beschikbaarstelling van materiaal via Blackboard. De studenten zijn tevreden over de beschikbaarheid van het materiaal via Blackboard.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • In het Opleidings- en Toetskader is beschreven welke kwalificaties vereist zijn om toegelaten te worden tot de opleiding. Bovendien voeren kandidaten een intakegesprek met een medewerker van de opleiding met als doel te onderzoeken of de kandidaat zich voldoende de zwaarte en de inhoud van de studie realiseert. Indien dat het geval is, wordt in overleg een uitstroomprofiel gekozen, dat past bij de vooropleiding, de werksituatie en wensen van de student. Een standaard intakeformulier is de basis voor een intakegesprek. • Wettelijk zijn toelaatbaar tot de opleiding kandidaten die beschikken over een bachelordiploma. Iedere student dient te beschikken over een leerwerkplek in het onderwijs in de vorm van een arbeidscontract of een leerwerkplekovereenkomst. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding er op toeziet dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Bovendien is het onderwijsprogramma zo ingericht, dat het niet is te voltooien zonder een leerwerkplek. • Uit de gesprekken met studenten is het panel gebleken dat de opleiding de intakegesprekken nauwgezet uitvoert. Enkele studenten gaven te kennen dankzij het intakegesprek hun studie uitgesteld te hebben of een ander uitstroomprofiel te hebben gekozen. Voor de opleiding zijn de gesprekken een mogelijkheid om studenten er eventueel op te wijzen dat hun vooropleiding of hun werkplek niet geschikt zijn voor het uitstroomprofiel dat ze voor ogen hebben. • In de Onderwijs- en Examenregeling en het Studentenstatuut zijn bepalingen opgenomen over het aanvragen en verstrekken van vrijstellingen. Deze vrijstellingen worden gegeven
24
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
op basis van eerder verworven kwalificaties. De opleiding werkt in het kader van de prestatieagenda Hoger Pedagogisch Onderwijs aan het invoeren van een EVCprocedure, die toegepast wordt met ingang van het studiejaar 2006-2007. Het panel vindt dit zeer wenselijk om een efficiënte studieduur van studenten met enige jaren werkervaring te bevorderen. Het panel is van oordeel dat de nadruk in het verbetertraject moet liggen op het gegeven dat de aspirant-student aantoont EVC’s te bezitten die leiden tot vrijstellingen.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De omvang van de masteropleiding is beschreven in het OTK. Van ieder uitstroomprofiel is een overzicht beschreven van leerroutes met de modules die daarvan deel uitmaken. Een student volgt een leerroute van twee jaar deeltijd of een jaar voltijd. Beide varianten hebben een formele studieduur van 60 ec die is beschreven in de OER. • Positief vindt het panel dat in de Handleiding voor het schrijven van een module is aangeven hoe de studielast op basis van literatuurstudie en opdrachten kan worden ingeschat. Daarbij wordt rekening gehouden met vakliteratuur van divers niveau, gekoppeld aan studietijd.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding formuleert het didactisch concept in het OTK als volgt: “De kern van het opleidingsconcept is de keuze voor ‘ontwikkelend opleiden’. Ontwikkelend opleiden richt zich op het ontwerpen van een omgeving die de student stimuleert een eigen aanpak voor een taak of opdracht te ontwikkelen, voortbouwend op al aanwezige competenties. Didactisch gesproken is dit een sociaal-constructivistische benadering die de student ertoe aanzet actief nieuwe kennis aan bestaande kennisbestanden te koppelen. Samenwerkend leren is hierbij een belangrijk principe.” Het panel is van mening dat dit concept past bij het type student dat bij de opleiding instroomt: reeds beschikkend over een hbo-(bachelor)opleiding en vaak met enige jaren werkervaring.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
25
• In de modules wordt dit concept praktisch uitgewerkt aan de hand van praktijksituaties die in contactbijeenkomsten worden besproken. In de praktijksituaties staat een interdisciplinaire aanpak van problemen centraal. Intervisie met medestudenten en begeleiding door een studiecoach stimuleren een oplossingsgerichte denkwijze. Uit gesprekken met studenten is gebleken dat deze uitwerking niet alleen beschreven wordt in modules, maar ook daadwerkelijk wordt toegepast. • De studenten hebben het panel verteld dat ze voldoende afwisseling ervaren tussen individueel werken, zelfstandig werken in groepen en begeleiding door docenten. • Door de invoering van Blackboard is het gebruik van ICT in de opleiding toegenomen vergeleken met de vorige visitatie. Niet alleen wordt al het studiemateriaal voor een module digitaal beschikbaar, ook maken studenten en docenten naar eigen zeggen steeds meer gebruik van digitale communicatiemogelijkheden. Het panel is van mening dat de opleiding een aanvang heeft gemaakt met het invoeren van digitaal studiemateriaal dat in de opleiding gebruikt kan worden en dit aspect verder ontwikkelt.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • In het visitatierapport Opleidingen Speciaal Onderwijs oordeelde de visitatiecommissie negatief over de toetsen bij Windesheim OSO. Het huidige panel is van oordeel dat de opleiding de kritiek goed heeft opgepakt en de methodiek van toetsen en beoordelen heeft aangepast aan het competentiegerichte opleiden. • In hoofdstuk 8 van het OTK beschrijft de opleiding het toets- en beoordelingsbeleid voor de masteropleiding. De kern ervan is dat de student verantwoordelijkheid draagt voor het aantonen van zijn vorderingen, maar dat de docent degene is die beoordeelt. • De opleiding draagt via docenten en studenten zorg voor gevarieerd toetsen. In het OTK worden genoemd: een beroepsproduct/werkstuk (bijvoorbeeld: een video-opname van een les of oudergesprek, een lessenpakket of een casusbeschrijving), een casus of probleemtoets, een gesprek, eventueel met de werkgever erbij, een essay of paper, een observatie in de praktijk of in een simulatie daarvan, een praktijkonderzoek, een presentatie voor medestudenten en/of het werkveld (bijvoorbeeld van voltooide afstudeerprojecten op een jaarlijks symposium voor scholen), een stellingentoets of een reflectieverslag (altijd in combinatie met een andere vorm). Het panel is van oordeel dat dit een royale variatie is. Kenmerkend is dat de trajectcoördinator de toetsvariatie voor de trajecten programmeert en dat de studiecoach de variatie bij de student bewaakt. • In het OTK is naar het oordeel van het panel goed beschreven aan welke eisen een toetsopdracht moet voldoen en hoe een toets beoordeeld moet worden. Voor dat laatste is een standaard beoordelingsformulier beschikbaar. Het panel heeft vastgesteld dat dit formulier al gebruikt wordt.
26
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
• Kenmerkend is dat het formulier naast een beoordeling ook informatie geeft over de sterke en zwakke punten van de student en dus over de onderdelen waaraan hij nog moet werken. Het panel vindt dit passend bij competentiegericht onderwijs. Tegelijk vindt het panel dit element van de toetsing nog te verbeteren. De bewaking van de longitudinale ontwikkeling van de student ligt nu hoofdzakelijk bij de student en slechts voor een deel bij de studiecoach. Het panel vindt dat de opleiding daarin meer sturend en bewakend moet zijn, bijvoorbeeld door goede overdracht van de beoordelingsformulieren. Ook dient de opleiding naar het oordeel van het panel in de toetsing meer mogelijkheden aan te brengen waarmee de student zijn ontwikkeling kan aantonen. Nu is de toetsing op zo’n manier contextgericht, dat de ontwikkeling van de competentie als zodanig onderbelicht dreigt te raken. Een student toetst bijvoorbeeld orthodidactische competenties eerst in het kader van taalonderwijs en later in de context van rekenonderwijs, maar het is daarmee nog niet goed inzichtelijk hoe de competentieontwikkeling zich bij de student voltrekt. De opleiding ontwikkelt een toetsmatrix om de competentieontwikkeling zichtbaar te maken zodat docenten de resultaten als sturingsinstrument kunnen gebruiken. • In principe bepaalt de trajectcoordinator in overleg met de docent-ontwikkelaar welke toetsvormen passen bij de aan te tonen competenties. Deze toetsvormen worden opgenomen in de modulebeschrijving. Welke toetsvorm uiteindelijk wordt toegepast, hangt mede af van de toetsen die een student eerder heeft afgelegd. Een trajectcoördinator bewaakt dit proces. De opleiding is van mening dat studenten op een gevarieerde manier getoetst moeten worden, naast het gegeven dat een toets moet passen bij de competenties die getoetst worden. Het panel onderschrijft dit.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Goed
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Windesheim OSO/SEN heeft een personeelsbeleidsplan opgesteld waarin de opleiding duidelijk aangeeft op welke wijze ze de professionalisering en evaluatie van de medewerkers wil vormgeven. Onderdeel daarvan is ook een scholingsplan. • Het panel heeft inzage gehad in de CV’s van alle docenten van alle locaties. Daaruit blijkt dat iedere locatie een mix heeft van docenten met een universitaire (eerstegraads) opleiding en docenten met andere bekwaamheden en bevoegdheden die veelal naast hun docententaak in de beroepspraktijk werken. De opleiding streeft naar een fifty-fifty verhouding tussen beide groepen. Die verhouding is op alle locaties ongeveer bereikt.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
27
• Die docenten die tevens in de beroepspraktijk werkzaam zijn, werken in het veld van de leerlingenzorg. Uit de gesprekken met de studenten en afgestudeerden is gebleken dat dankzij de mix van docenten een goede verhouding tussen theorie en praktijk ontstaat. Omdat de studenten ook allen in de praktijk werken, is de feedback van docenten met praktijkervaring vaak zeer herkenbaar, geven de studenten aan. • Naast ervaring met de beroepspraktijk is het voor een masteropleiding van belang dat er een binding is met de praktijk van het onderzoek (zie ook facet 1.2). Die wordt gelegd door het praktijkonderzoek, waarvoor speciaal geschoolde docenten zijn aangetrokken. Een belangrijke inbreng verwacht de opleiding ook van de lectoren die binnen de educatieve opleidingen van alle locaties aanwezig zijn. Het management heeft in het gesprek met het panel uiteengezet dat de Windesheimlectoren tot voor kort niet aan een opleiding of school verbonden waren, maar hogeschoolbreed werken. Nu het beleid van de Hogeschool veranderd is, kan van een lector specifieke inbreng in de eigen sector gevraagd worden. Windesheim Educatief, waarvan de opleiding SEN deel uitmaakt, doet dat.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Vrijwel alle medewerkers op alle locaties werken in deeltijd voor de masteropleiding en verder bij een andere opleiding op die locatie of in het werkveld. In bijgaand overzicht is inzichtelijk gemaakt hoe de aantallen fte’s zijn verdeeld over de locaties.
Lesplaats Leeuwarden Utrecht Oegstgeest Zwolle
Totaal medew 34 13 31 52
Omvang Omvang Omvang aanstelling aanstelling aanstelling 0,3-0,6 fte > 0,6 fte < 0,3 fte 29 11 27 15
2 0 2 14
3 2 2 21
Het merendeel van de medewerkers heeft een aanstellingsomvang van minder dan 0,3 fte bij de opleiding, waardoor naar het oordeel van het panel afstemming en overleg essentiele activiteiten vormen om de samenhang in het programma en toepassing van het didactisch concept te borgen. Dit geldt met name voor de locaties Leeuwarden, Utrecht en Oegstgeest. De onderwijsontwikkeling wordt hoofdzakelijk verzorgd door de medewerkers met een aanstelling van meer dan 0,6 fte. De opleiding heeft normen vastgesteld voor de toekenning en berekening van uren voor de taken die uitgevoerd moeten worden. De opleiding ontwikkelt beleid om tot grotere aanstellingen te komen.
28
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
• Uit overzichten van de opleiding en uit de cv’s van de docenten blijkt dat van alle vakgebieden die de opleiding aanbiedt op alle locaties gekwalificeerde docenten aanwezig zijn. Uit de gesprekken met de studenten en afgestudeerden is gebleken dat dat voldoende is om het onderwijs te verzorgen. • De opleiding werkt met alle locaties samen aan de vernieuwing van het programma naar het masterniveau. Daarvoor is een projectplan gemaakt. De planning die daarin wordt beschreven wordt gevolgd. Docenten geven aan hard te moeten werken, maar niet te hard. Ze ervaren het werk als plezierig, interessant en uitdagend is het panel in het gesprek met docenten gebleken. • Studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid en toegankelijkheid van docenten. Het panel vat dat op als een signaal dat er voldoende docenten zijn en dat zij bovendien voldoende tijd hebben voor onderwijsgerichte taken. • In het studiejaar 2005/2006 waren er 1477 studenten ingeschreven. Op alle vier de locaties werken 130 medewerkers die tezamen een personeelsomvang van 40,15 fte vertegenwoodigt, waarvan ongeveer 27 fte voor onderwijzend personeel is. De fte/studentratio varieert per lesplaats. In Zwolle is de ratio 1:31, in de overige lesplaatsen 1:54, volgens de door de opleiding verstrekte gegevens. Het panel vindt dit grote verschillen. De norm voor de opleiding is 1:55. Gezien de aard en vormgeving van de opleiding en de aard van de instromende studenten, vindt het panel dit een aanvaardbare ratio, hoewel die een behoorljjke werkdruk veroorzaakt bij de docenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uit de cv’s van de medewerkers heeft het panel afgeleid dat de docenten gekwalificeerd zijn voor het werk dat zij doen. Tevens is het panel van mening dat de deskundigheid op alle relevante vakgebieden op alle locaties in voldoende mate aanwezig zijn. • De docenten hebben een omvangrijke opgave uitgevoerd en uit te voeren: het omschakelen van een voortgezette opleiding naar een masteropleiding. Het management geeft op een duidelijke en gestructureerde wijze leiding aan dit proces en de doelen zijn voor alle betrokkenen duidelijk. Op vragen van het panel hoe de ontwikkeling van het mastercurriculum vordert, kreeg het heldere antwoorden van allen die bij de ontwikkeling betrokken zijn. Bovendien is de fasering in een overzicht bijgehouden en toegankelijk gemaakt. • Van belang acht het panel dat de locaties van elkaar weten wat er speelt en wat de ontwikkelingen zijn. Uit de documentatie blijkt dat de opleiding daarvoor structuren heeft ontwikkeld. De medewerkers gaven er in de gesprekken blijk van dat deze structuren daadwerkelijk functioneren: er is goede afstemming tussen de locaties.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
29
• De opleiding heeft een scholingsplan ontwikkeld om te realiseren dat minstens 75% van de docenten eerstegraads bevoegd is; nu is dat 50%. Hiervoor is jaarlijks budget beschikbaar. Deze doelstelling moet in 2011 gerealiseerd zijn. Ook is er beleid, per lesplaats, om medewerkers in een (wetenschappelijk) promotietraject te zetten. Ten tijde van de site visit was er één gepromoveerde medewerker en waren drie medewerkers bezig met promotieonderzoek. Gezien de wijze waarop de opleiding plannen aanpakt, heeft het panel er vertrouwen in dat de doelstellingen voor scholingsbeleid gerealiseerd worden. • Het panel heeft met medewerkers en management uitvoerig gesproken over de rol van onderzoek in de opleiding. De medewerkers van de opleiding spreken van ‘praktijkonderzoek’ en in de documentatie die het panel heeft ontvangen wordt deze onderzoeksvorm onderscheiden van wetenschappelijk onderzoek. De scholings- en promotieplannen die de opleiding heeft op het gebied van personeelsbeleid zijn in lijn gebracht met het onderzoeksbeleid.
Onderwerp 4
VOORZIENINGEN
Facet 4.1 Materiële voorzieningen Goed Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het oordeel van het panel is deels gebaseerd op eigen waarneming – de locatie te Zwolle, waar het visitatiebezoek heeft plaatsgevonden – deels op rapportages van NQA-auditoren die andere locaties hebben bezocht. • Op basis van deze methode concludeert het panel dat alle locaties over voldoende voorzieningen beschikken om het onderwijs met de beoogde kwaliteit te realiseren. Met name de ICT-faciliteiten maken het mogelijk op locaties dezelfde modulen te verzorgen: Blackboard voorziet in goede mogelijkheden om leren op afstand te realiseren. Studenten uit Oegstgeest kunnen gebruik maken van de kennis die in Zwolle aanwezig is, vermelden ze. Blackboard bevat alle modulen uit het masterprogramma, voor zover ontwikkeld en het is goed toegankelijk. De informatie omvat een modulebeschrijving, aanvullende literatuur, opdrachten en verwijzingen naar andere bronnen. Alle modulen worden volgens een standaardstramien opgezet. • Studenten beschikken op alle locaties over werkplekken voor groepswerk. Ze maken daar beperkt gebruik van, omdat zowel deeltijd- als voltijdstudenten een beperkt aantal uren op de locatie aanwezig zijn. Allen zijn tevreden over de studie- werkplekken die de locaties bieden. Naast de ruimtes voor groepswerk zijn er lokalen voor groepsinstructie.
30
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
• De mediatheken zijn op alle locaties van voldoende niveau. Waar literatuur of andere media ter plekke ontbreken, kan die gereserveerd worden. De openingstijden strekken zich op alle locaties uit tot in de avonduren, zodat ook deeltijdstudenten van de mediatheken gebruik kunnen maken.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De begeleiding en informatievoorziening is helder omschreven in beleidsdocumenten en bijvoorbeeld vastgelegd in de Handleiding Studentbegeleiding. Er is een beleidslijn voor docenten/studiecoaches die is uitgewerkt in een werkinstructie, er is een handleiding supervisie. De begeleiding is niet buitengewoon intensief, omdat men vindt dat dat niet past bij het type en het niveau van de instromende studenten. Het panel vindt dat een correcte opvatting. • De studenten zijn van mening dat de coaches hun werk nauwgezet uitvoeren en aandacht hebben voor de specifieke situatie van de student. Tevens zijn ze van oordeel dat de coaches hen adequaat helpen bij het samenstellen van een goed studietraject. Studenten gaven in het gesprek met het panel aan dat ze meer begeleidingstijd wensen. • Ten behoeve van de begeleiding op de leerwerkplek is een Leerwerkplekgids samengesteld, waarin beschreven is hoe de studenten op de leerwerkplek begeleid dienen te worden. Tot het studiejaar 2005/2006 gebruikte de opleiding een Stagegids, met vergelijkbare begeleidingsaanwijzingen. De ervaring van de studenten is dat docenten de begeleiding serieus opvatten en de tijd nemen om goede feedback te geven. Deze begeleiding vindt hoofdzakelijk plaats via de feedback op opdrachten. Bezoek vindt één keer per jaar plaats. De reden hiervoor is dat de studenten bijzonder gemotiveerd zijn en studeren vanuit een duidelijke leerbehoefte of verlegenheidsvraag. Het panel heeft in de gesprekken met studenten vastgesteld dat dit inderdaad het geval is. Het panel heeft voldoende vertrouwen in de medewerkers en studententype om te veronderstellen dat deze werkwijze ook in het nieuwe beleid tot voldoende resultaat zal leiden. • De informatievoorziening aan studenten verloopt grotendeels digitaal via Blackboard. Studenten vertellen het panel dat zij tevreden zijn over de tijdigheid en correctheid van informatie over lesroosters, tentamenroosters en beoordelingen. Ook kunnen ze hun studievoortgang digitaal volgen.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
31
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De visitatiecommissie 2002/2003 constateerde dat de opleiding nog geen systematische kwaliteitszorg uitvoerde en dat alleen deelaspecten van het programma werden geëvalueerd. • Sinds de vorige visitatie heeft de opleiding de kwaliteitszorg wel beredeneerd ter hand genomen door te gaan werken met het kwaliteitszorgmodel van INK. Er zijn streefdoelen opgesteld ten behoeve van verschillende programmaonderdelen, waaronder modules, stageoordelen en uitvalpercentage. • De opleiding is bovendien verder gegaan en heeft een toegankelijk en zorgvuldig gedocumenteerd systeem opgezet waarin het beleid, beheer, uitvoering en evaluatie van alle activiteiten wordt vastgelegd. • De opleiding evalueert conform een vooraf opgesteld evaluatieplan. Dat gebeurt sinds 2004. Het panel heeft inzicht gehad in de wijze van evalueren en de evaluatieresultaten. Deze gegevens hadden betrekking op de OSO-opleidingen, als ook op het eerste deel van het nieuwe programma, dat geënt is op de masterkwalificaties. • De studenten met wie het panel gesproken heeft bevestigen dat zij betrokken zijn bij de evaluaties, zowel bij het invullen van vragenlijsten, als bij het bespreken van de resultaten in de opleidingscommissie. Wel vinden ze dat de opleiding meer aandacht kan besteden aan de terugrapportage van de resultaten aan alle deelnemers.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft drie verbetercycli geformuleerd, met verschillende lengtes: evaluatiemethodieken, betrokkenen en beslissers. De verbetercyclus voor het competentieprofiel en het curriculum omvat 5 jaar, die van een uitstroomprofiel/leerroute 2 jaar en die van een module 1 jaar.
32
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
• In het studiejaar 2004/2005 is de ontwikkeling van het curriculum voor de Master SEN en de leerroutes voltooid. Uit de documentatie en de gesprekken met docenten, studenten en werkveld heeft het panel geconcludeerd dat zij allen betrokken zijn geweest bij de veranderingen. Tevens heeft het panel vastgesteld dat in het verleden studenten en docenten, conform de verbetercyclus, betrokken waren bij module-evaluaties en moduleverbetering. De taken van de docent, de trajectcoördinator en het management in het verbetertraject zijn goed gedocumenteerd. • Uit de documentatie heeft het panel afgeleid dat de streefdoelen richtinggevend zijn voor de inhoud van de verbetermaatregelen. Naarmate verbetermaatregelen omvangrijker zijn, zoals de ontwikkeling van modules of leerroutes, wordt er een projectplan geschreven, waarin de benodigde tijd gerelateerd wordt aan financiële middelen, waardoor de haalbaarheid van het doel in een zekere tijdspanne inzichtelijk wordt. • Het managementteam is verantwoordelijk voor verbetermaatregelen op curriculumniveau, een hogeschool hoofddocent bewaakt de kwaliteit van de leerroutes en een trajectcoöordinator is verantwoordelijk voor de verbeteringen in modules. • Windesheim heeft een besturingscyclus op basis van managementcontracten. In het contract van Windesheim OSO/SEN is ook opgenomen de wijze waarop het onderwijs in de andere lesplaatsen dan Zwolle wordt aangestuurd. Eenduidigheid in de aansturing en de formulering van streefdoelen wordt zo beheersbaar.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft vastgesteld dat medewerkers en studenten betrokken worden bij alle facetten van kwaliteitszorg: invullen van vragenlijsten, bespreken van resultaten en voorstellen en implementeren van verbeteringen. De bewijzen daarvoor zijn toegankelijk gedocumenteerd in het kwaliteitszorgsysteem. • Studenten hebben formele inspraak via de opleidingscommissie: de formele route voor verbetermaatregelen. Uit de gesprekken is gebleken dat op alle locaties ook via informele weg acute problemen opgelost kunnen worden, wat het panel een goede zaak vindt. • Medewerkers hebben eveneens inspraak via de opleidingscommissie, maar daarnaast via de medezeggenschapsraad en studiedagen. Tijdens studiedagen is de kwaliteit van de opleiding geregeld het studieobject. • Alumni vinden dat ze minder betrokken zijn; ze worden zelden geraadpleegd en koppelen hun ervaringen in de eerste jaren na afronding van de studie nog niet terug naar de opleiding. Wel heeft de opleiding in haar evaluatiecyclus een alumnivragenlijst opgenomen.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
33
• Het werkveld is betrokken geweest bij de ontwikkeling van het nieuwe competentieprofiel en het nieuwe programma (zie onderwerp 1 en 2). Begeleiders van studenten op de leerwerkplek worden echter zelden betrokken bij de beoordeling (zie ook 6.1) en hun ervaringen met studenten worden niet geëvalueerd. Voor de verdere ontwikkeling van de opleiding is het van belang de kennnis en kunde van het werkveld zo breed mogelijk te gebruiken. Positief is wel dat het werkveld een oordeel kan geven over de kwaliteit van docenten. Tevens wil de opleiding wetenschappelijke instellingen bij de verbetercycli gaan inschakelen.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het panel heeft een aantal afstudeerwerkstukken van afgestudeerden kunnen inzien. Een aantal van hen is afgestudeerd volgens de afstudeerrichtlijnen van de nieuwe masteropleiding, anderen volgens de bestaande OSO-methode. • Voor beide methoden treft het panel werkstukken aan waarmee studenten in voldoende mate aantonen de kwalificaties van de uitstroomprofielen te realiseren. Tevens heeft het panel geconstateerd dat de beoordelingsmethode die de opleiding voorschrijft consequent wordt uitgevoerd. De beoordelingsformulieren zijn nauwgezet ingevuld en de mondelinge oordelen stemmen overeen met de cijfermatige beoordeling. • Kenmerkend verschil tussen de methodiek van de master en de gewone methode van afstuderen is de nadruk op onderzoek en de betekenis die het werkstuk moet hebben voor de onderwijspraktijk (zie ook facet 1.2). Bij afstuderen oude stijl hoefde het werkstuk alleen belang te hebben voor de ontwikkeling van de student. Het panel heeft vastgesteld dat studenten die volgens de masterrichtlijnen afstuderen hun werkstuk baseren op een praktijkprobleem waarvoor ze door middel van praktijkonderzoek en literatuurstudie een oplossing aandragen. Hoewel de studenten nog geen volledig mastertraject hadden doorlopen, vond het panel deze werkstukken ook onderzoeksmatig al goed aan de maat. Ook afgestudeerden en werkveld vinden dat het praktijkonderzoek meerwaarde heeft. Het panel baseert op deze waarnemingen zijn vertrouwen in een goede kwaliteit van afstudeerwerkstukken in de toekomst. • Het panel stelt ook vast dat de opleiding heeft geleerd van het experiment om studenten een afstudeerwerkstuk conform de masterrichtlijnen te laten schrijven. Van de ervaringen van studenten is gebruik gemaakt om de werkwijze in het huidige studiejaar te verbeteren.
34
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
• De beoordeling van afstudeerwerkstukken berust bij examinatoren van de opleiding. Het werkveld is niet bij de beoordeling betrokken. Wel geeft de werkveldbegeleider feedback aan de student en de opleiding. Deze feedback speelt geen rol bij de totstandkoming van het eindoordeel. Het werkveld zou hierbij wel graag betrokken willen worden. Het panel ondersteunt deze gedachte.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding richt zich op de volgende streefcijfers: - Aantal studiestakers is maximaal 10% van de instroom - Voltijdstudenten studeren af in maximaal 1,2 jaar - Deeltijdstudenten studeren af in maximaal 2,5 jaar • De opleiding heeft de gemiddelde verblijfsduur van studiestakers teruggebracht van 1,61 jaar in 2001 tot 1,26 jaar in 2004. Het panel vindt dit een goede verbetering, maar omdat er geen streefcijfer is voor studieduur van uitvallers, kan het resultaat niet getoetst worden aan de streefcijfers van de opleiding. • Uit de rendementscijfers die de opleiding heeft verstrekt (zie bijlage 4) blijkt dat de studieduur van uitvallers rond de 18 maanden ligt, met het studiejaar 2002 als negatieve uitzondering. Vergeleken met de twee andere opleidingen in het domein zijn de verschillen klein. • De studieduur van gediplomeerden bedroeg tussen 1999 en 2003 ongeveer 21 maanden. Dat is gemiddeld genomen even lang als studenten van Seminarium voor Orthopedagogiek, maar gemiddeld 3 maanden langer dan studenten van Fontys Tilburg. • De opleiding heeft de rendementscijfers voor 5 jaar na het afstuderen van de cohorten 1995 tot 2000 verstrekt. Het gemiddelde rendement ligt tegen de 80%. Het Seminarium heeft een iets lager rendement, Fontys heeft een iets hoger rendement. • Samenvattend stelt het panel vast dat de opleiding het, afgezet tegen vergelijkbare opleidingen, even goed doet.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
35
36
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Deel C: Bijlagen
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
37
Bijlage 1:
38
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
X
Panellid NQA: De heer W.A.J. van Uden
Panellid student: Mevrouw A. Kalsbeek
Panellid domein Orthopedagogiek: De heer Drs. T. Wildeboer
Panellid domein Orthopedagogiek: de heer Prof. Dr. H. Nakken (voorzitter)
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
X
X
X
X
X
X
Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden in willekeurige volgorde:
De heer Prof. Dr. H. Nakken De heer Nakken is is ingezet vanwege zijn (internationale) domein- en werkvelddeskundigheid op het gebied van de orthopedagogiek, in het bijzonder op het terrein van het speciaal onderwijs. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Vanuit opleiding en werkervaring heeft hij ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
39
Opleiding: 1958 – 1960 1962 – 1964 1964 – 1972 1984
CIOS Overveen HBS B Doctoraal Psychologie; functieleer en Inspanningsfysiologie UvA Promotie in vakgebied Orthopedagogiek: “psychomotorische trainingsprogramma’s”.
Werkervaring: 1960 – 1962 Dienstplicht: Sportleider Koninklijke Marine 1962 – 1984 Diverse functies als sportleider/coach 1968 – 1972 Assistent Onderzoeker Coronol Laboratorium voor Inspanningsfysiologie, Medische Faculteit, UvA 1972 – 1974 Onderzoek Nederlands Instituut Preventieve Geneeskunde TNO – Leiden 1974 – 1986 Wetenschappelijk Medewerker Orthopedagogiek VU en Orthopedagogiek dagcentra Verstandelijk Gehandicapten 1978-1982 Opleider NSF (Top Coach) 1985-2005 Hoogleraar Orthopedagogiek RuG
De heer Drs T. Wildeboer De heer Wildeboer is ingezet vanwege zijn domein- en werkvelddeskundigheid en zijn ervaring als onderwijsdeskundige. De heer Wildeboer is bovendien ingezet vanwege zijn inzicht in de ontwikkelingen op dit gebied. Opleiding: 1978 – 1983 1983 – 1986 1987 – 1989 1981 – 1993 1998 – 2001
Havo Pedagogische Academie Seminarium voor Orthopedagogiek, Acte Speciaal Onderwijs Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijskunde Opleiding beroepsvlieger KLS (B3/IF)
Werkervaring 1986 – 1993 Leerkracht primair onderwijs - basisschool en school speciaal basisonderwijs 1993 – 2000 Docent/projectleider/coördinator Hogeschool van Utrecht; docent, teamcoach, kwaliteitstrajectontwikkelaar, Coördinator Kenniscentrum 2000 – 2004 Manager/consultant onderwijsbureau Educonnect 2005 – heden Eigenaar/consultant onderwijsbureau Cadenza Onderwijsconsult
Mevrouw A. Kalsbeek Mevrouw Kalsbeek is ingezet als studentlid. Zij studeert Orthopedagogiek aan de Rijks Universiteit Groningen. Daarnaast heeft zij ervaring in de sociaal pedagogische hulpverlening. Zij heeft de NQA auditorcursus gevolgd. Opleiding: 1994 – 2000 VWO 2000 – 2001 Propedeuse logopedie 2001 – heden Orthopedagogiek
40
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Werkervaring: 2003 en 2004 vakantiewerk Talant: werken met kinderen met een beperking Feb.t/m okt.’05 stage op de psychologie-afdeling van een epilepsiekliniek
De heer W.A.J. van Uden De heer W.A.J. van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Hij heeft auditcursussen gevolgd. Verder heeft hij ervaring in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren en heeft brede onderwijskundige kennis en ervaring in het hoger onderwijs. Opleiding en werkervaring Na het behalen van het diploma Atheneum A en de propedeuse psychologie, heeft hij de lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis afgerond. Na het kandidaatsexamen Nederlands heeft hij de dienstplicht vervuld. Vervolgens heeft hij het examen Nederlands MO-B behaald in 1987. Een jaar later het diploma NIMA PR A. In 1996 heeft hij de postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief aan de Erasmus Universiteit. Hij heeft werkervaring als docent Nederland in het middelbaar technisch onderwijs en als docent reclame en public relations in het middelbaar economisch onderwijs. Sinds 1991 werkt hij bij de Hogeschool Zeeland. Eerst als docent interne en corporate communicatie, van 1993 tot 2005 als opleidingsmanager van de opleiding communicatie. In de periode 2000-2202 heeft hij als medewerker kwaliteitszorg gewerkt bij de afdeling kwaliteitszorg van de HBO-Raad. Hij heeft dat werk voortgezet bij NQA. Daarnaast is hij directeur-eigenaar van een communicatie-adviesbureau. In 2005 heeft hij het opleidingsmanagerschap verruild voor dat van beleidsmedewerker aan de Hogeschool Zeeland.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
41
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, Opleiding Speciale Onderwijszorg op 28 en 29 november 2005
28 november 2005 13.00 uur
Aankomst panel Leden panel: Prof.dr. H. Nakken Drs. T. Wildeboer Mevr. A. Kalsbeek W.A.J. van Uden
13.00 uur
Ontvangstcomité Opleiding Speciale Onderwijszorg A.A. van der Ven B. Meijer
13.15 uur 16.30 uur
18.30 uur
Lokaal X Overleg panel en bestuderen van materiaal Management Mevr. E.J. de Bruïne Mevr. P. Vos Dhr. B. Meijer Dhr. A.P. Slob Dhr. E. Alkema Regiocoördinatoren Mevr. A.J. van Trigt-Van der Stelt Dhr. H. Hoedemaker Dhr. J.A. Troost Veldadviesraad mevr. W. Geenen Mevr. B. Hoek Dhr. M. Sparreboom Dhr. R. Hassefras Dh. F. Meijer Directeur-begeleiders praktijkonderzoek Mevr. B. Wijmenga Mevr. M. Roos Dhr. J.G. Lammers
42
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
29 november 2005
Lokaal X 09.00 uur
10.00 uur
11.00 uur
12.00 uur 13.15 uur
14.00 uur 16.30 uur
Overleg met werkgoep Productie en Beoordeling Mevr. A.E.H. Smits Dhr. B.J.M. van der Bruggen Dhr. F.J.H. Harinck trajectcoördinatoren mevr. M. Timmerman-Bosman dhr. K. Dijkstra Overleg met studenten Mevr. A. van der Meulen Mevr. J. Westerhof-Laagland Mevr. P. de Nijs Mevr. S.M. Freriks Mevr. M. Prins Mevr. S. Buskermolen Mevr. M.A. Boterhoek-Mul Mevr. F. Helsper Overleg met docenten Mevr. W. Boschma Mevr. K. Nieuwstraten Mevr. A. Aantjes Mevr. A.H.F.M. van de Ven Mevr. A. Vissers Mevr. E.A.M. Feldbrugge Dhr. A. de Vries Lunch en werkoverleg panel Overleg met afgestudeerden Mevr. J. Bulthuis Mevr. J. van Hoving Mevr. S. Hinfelaar Mevr. W. Evers Mevr. F van der Hout-Olijve Mevr. M. Hoogenboom Mevr. M. Beukens Overleg panel en bestudering van materiaal Management Mevr. E.J. de Bruïne Mevr. P. Vos Dhr. B. Meijer Dhr. A.P. Slob Dhr. E. Alkema Regiocoördinatoren Mevr. A.J. van Trigt-Van der Stelt Dhr. H. Hoedemaker Dhr. J.A. Troost
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
43
Bijlage 4:
Kengetallen
Onder facet 6.2 is een toelichting gegeven op deze kengetallen.
Tabel 1: Gegevens Opleiding Speciale Onderwijszorg Chr.hs.Windesheim versus landelijk gemiddelde (LG) 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Percentage diploma 83,4 79,6 83,7 73,0 79,9 Opl. behaald na 5 jaar (cohort) 84,7 80,6 81,1 75,2 70,5 LG 18,3 20,3 21,7 22,1 21,0 Gemiddelde studieduur van Opl. gediplomeerden in 17,4 18,4 18,3 20,3 18,9 studiejaar X LG (in maanden) 9,5 15,1 14,5 12,5 17,9 Percentage uitval na 1 jaar Opl. 18,3 21,5 24,9 27,4 27,1 van cohort LG Gemiddelde studieduur Opl. studiestakers in maanden LG . van uitstroomcohort in jaar X (in maanden) Aantal gediplomeerden in Opl. studiejaar Land. Aantal instroom in Opl. studiejaar Land. Bronnen: zelfevaluatierapport Opleiding.
44
17,7 16,3
17,1 15,8
18,6 16,4
21,0 18,1
17,9 17,4
343 1937
303 2212 467 2996
409 2306 488 3784
412 2512 513 3271
331 2596 678 3757
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
510 656 3868
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
De opleiding heeft een CD-rom ter beschikking gesteld met daarop de documentatie, ingedeeld naar beleidsgebied. De inhoudsopgave van de CD-rom is op de volgende pagina’s weergegeven. Tijdens het visitatiebezoek heeft daarnaast veel studiemateriaal ter inzage gelegen.
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
45
Beleid
Beheer
Uitvoering
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
Kwaliteitszorg Werkinstructies voorbeelddocumenten
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Strategie en Beleid 100 Strategie en beleid WE: * Activiteitenplan 2004 * Activiteitenplan 2005 100 Voorberichten: * Bedrijfsplan WE 2005 * Bedrijfsplan WE 2006 * Bedrijfsplan OSO 2005 * Bedrijfsplan OSO 2006 100 Strategie en beleid OSO * Managementcontract 2004 * Managementcontract 2005 * Jaarplan 2005 * Jaarplan 2006 * Activiteitenplan 2005 101 Visie en missie WE 101 Visie en missie OSO 102 Visie en missie op opleiden van leraren
100 Overzicht van instituten waarmee wordt samengewerkt: * Samenwerkingsovereenkomsten 100 Huishoudelijk reglement Samenwerkingsovereenkomsten
NVAO Accreditatiekaders * Master * Bachelor
100 Managementrapportage
100 Format rapportage projecten
100 * Managementcontract
101 Projecten
102 Beroepsprofiel (SBL) 102 Competentieprofielen Master SEN
101 101 101 102
Visie en missie Leiderschap Projecten Visie en missie op opleiden van leraren
101 Format projectplan
101 101 101 102
evaluatie evaluatie evaluatie evaluatie Dublin descriptoren
103 Visie op werkveldontwikkelingen
103 Werkveldadvies
103 Stakeholders betrokken bij curriculum Visie op werkveldontwikkelingen
103 Uitnodiging werkveldadvies 103 Verslagen werkveldcommissie
104 Ontwikkelingen in onderwijs (Mondiaal, Europees Landelijk, Lokaal) 105 WOSO: * Beleidsagenda * Convenant
103 Overzicht stakeholders 103 evaluatie
104 evaluatie
105 Verslagen WOSO
105 Wet WOSO
106 Bekostiging
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
47
Beleid
Beheer
Uitvoering
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
200 Intern communicatieplan 200 Interne bulletins * Wetenswaardigheden * Nieuwsbrief Ontwikkelingen
200 Interne bulletins: * WEtenswaardigheden
Kwaliteitszorg Werkinstructies voorbeelddocumenten
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Interne Communicatie 200 Windesheim communicatie beleid 200 Intern communicatie beleid
201 Organogram 202 Jaarvergaderrooster
204 Ingekomen berichten (o.a. post) 206 Handboek huisstijl 206 Auteursrechten bij zelf kopiëren van lesmaterialen 207 Studentgegevens (opleidingen)
48
202 Vergaderingen - WE 202 Vergaderingen - OSO
202 evaluatie 203 Medewerkerinformatie 203 Bereikbaarheid 204 Postverwerking
203 evaluatie
206 Handleiding ‘Werken met sjablonen”
206 evaluatie
207 Inloggen Portaal Inloggen Blackboard
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Beleid
Beheer
Uitvoering
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
Kwaliteitszorg Werkinstructies voorbeelddocumenten
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Personeel 300 Projectplan profielen, scholing en TOP
300 Personeels beleid OC&W 301 Formatieplan
301 Formatieplan
302 Overzichten: * CV’s medewerkers OSO * Medewerkers op functie en aanstelling * Grafiek deskundigheid/ 1ste graadsbevoegd 302 Overzicht publicaties (zie ‘over OSO/publicatie)
302 Personele kwalificaties
302 Personele kwalificaties format CV
302 Competentiewoordenboek 302 evaluatie
303 Personeel aanstellen
303 Detacheringsovereenkomsten: * inleen * uitleen
303 evaluatie
303 Personeel aanstellen
304 Takenplaatjes (ITO) 305 Inwerkregeling nieuwe medewerkers
301 Indiensttreding contractanten
304 Taken personeel verdelen 305 Personeel inwerken/ begeleiden
304 evaluatie 305 Contract inwerkregeling 305 Enquête inwerkregeling 306 Studieovereenkomst
306 Opleidingsplan personeel
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
49
305 evaluatie
307 Personeelsevaluatiecyclus
309 ARBO beleidsplan
307 Doel en uitgangspunten PE-cyclus 307 Overzicht PE-cyclus
307 Functioneringsgesprekken
307 POP formulier
307 evaluatie
308 Beoordelingsgesprekken
308 POP verkort
308 evaluatie
309 Uitvoering arbobeleid 310 Digitaal declareren 310 Regeling deelname accreditatie
310 Richtlijn verstrekking mobiele telefoon
310 Mobiele telefoon 311 Personeelsgegevens: * Interne in- en uitleen Woon- werkverkeer: * Reiskostenregeling
311 Tarieven in- en uitleen
312 Ziekteverzuim
312 Afspraken ziek- en betermeldingen 312 Ziekteverzuim info medewerker 312 Ziekteverzuim info leidinggevende
314 Brief installatie OCleden 314 Brief studenten
314 Opleidingscommissie 315 Personeel uit dienst
50
314 Verslagen Opleidingscommissie 315 Uitleen eigendommen
310 Formulier aanvraag mobiele telefoon 311: Formulier int. uitleen Formulier woon-werk Formulier fietskosten Formulier verlofaanvraag 312 evaluatie 312 Brochure UWV: Ik ben ziek, wat nu?
312 Brochure UWV: Hoe zit dat met de WAO?
313 Medezeggenschap Medezeggenschapsreglement 314 OC-reglement 315 evaluatie
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Beleid
Beheer
Uitvoering
Kwaliteitszorg
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
401 Begrotingen * SVIB begroting Toelichting op de begroting Toelichting begroting en activiteitenplan 402 Investeringsbegroting 403 Financiële verslagen 404 Budgetten toedelen Budgetten toedelen/ afrekening lesplaatsen Voorschot lesplaatsen Afrekening lesplaatsen
401 Begroting
401 evaluatie 401 Windesheim begroting
403 Financiële verslagen 404 Budgetten toedelen 404 Budgetten toedelen/ afrekening lesplaatsen
403 evaluatie 404 evaluatie 404 evaluatie
405 Budgetten bewaken 406 Facturen betalen 407 Vorderingen * Offertebewaking * Cursusgelden * Factureren Debiteurenbewaking 408 Archiefsysteem 408 Digitaal documentbeheer 409 CAAS bijhouden
405 evaluatie 406 evaluatie 407 evaluatie
Werkinstructies voorbeelddocumenten
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Financiën en administratie 400 Financieel beleid
408 Archiefsysteem
407 Vorderingen * Offertebewaking Cursusgelden Factureren Debiteurenbewaking 408 Verkorte handleiding DECOS-web 409 CAAS handleiding
410 Secretariële ondersteuning 410 SLA 411 Studentendossiers
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
51
408 evaluatie 409 evaluatie
Beleid
Beheer
Uitvoering
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
Kwaliteitszorg Werkinstructies voorbeelddocumenten
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Accommodatie en Inkoop 500 Accommodatie- en inkoopbeleid 501 Inkoopvoorwaarden 502 Inkoop verrichten
502 evaluatie 503 Inkoopgegevens verwerken 504 Ingekochte artikelen en facturen controleren 505 Klachten inkoop afhandelen 506 Interne accommodatie
506 Overzicht werkruimten/ lokalen/OWP/ Mediacentrum
507 Externe accommodatie 508 Groot inventaris 509 Klein inventaris/ gebruik AV - tarieven 510 Lokalen Incidentele aanvraag
510 Lokalen incidentele aanvraag
510 evaluatie
511 Werkruimtes personen 512 ICT beleid
52
512 Externe medewerkers op Blackboard Brief externe medew. voor Blackboard Inloggen in Blackboard Werken met Blackboard Aanleveren dig.materiaal voor Blackboard
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Beleid
Beheer
Uitvoering
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
Kwaliteitszorg Werkinstructies voorbeelddocumenten
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Marketingbeleid 600 Marketingbeleid 600 Extern communicatieplan WE 601 Marktinformatie 602 Marketingplan 603 Marketing uitvoering
605 Relatiemanagement 606 Adressenbestanden 607 Offertes/ contracten 608 Samenwerkingsovereenkomsten 609 Promotiemateriaal
611 Informatie/ aanvragen/ voorlichting / brochures * Profielboekjes PO * Profielboekjes VO * Trajectboekjes VT * Trajectboekjes DT
611 Informatie/ aanvragen/ voorlichting
611 Informatie/ aanvragen/ voorlichting
612 Bereikbaarheid 613 Post/ correspondentie
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
53
611 evaluatie
Beleid
Beheer
Uitvoering
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
Kwaliteitszorg Werkinstructies voorbeelddocumenten
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Opleidingsconcept/ beleid 700 Opleidingsconcept/ beleid (OTK)
700 Samenvatting Master SEN
700 Visie op praktijkonderzoek
700 Basisprincipes empirisch onderzoek 700 Richtlijnen afstudeeropdrachten 700 Presentatie Onderzoeksvisie op Windesheim 700 Bijlage bij Presentatie Onderzoeksvisie op Windesheim 700 Lijst kandidaten praktijkonderzoek 05/06 701 Toelatingseisen OSO 701 Uitstroomprofiel PO 701 Uitstroomprofiel VO
701 Instroombeleid 701 Instroomschema
702 Studiegids OSO (incl. OER)
54
700 Overzicht stakeholders 700 Feedback op OTK 700 Samenvatting feedback op OTK 700 Projectplan Studeren in voltijd 700 Evaluatie voltijd 700 Evaluatie pilot afst.project
701 Instroombeleid 701 In- en uitstroomgegevens
702 Curriculum vastgesteld
701 Aanmelders lesplaatsen 701 Procedure intakes: * DT * VT
701 Aanmeldingsformulier: * PO * VO 701 Intakeformulier: * DT * VT 701 Form. vrijstellingen
701 evaluatie
702 evaluatie
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
702 Onderwijsmateriaal gereed
703 Lesrooster
705 Studiebegeleiding beleid
705 Studiebegeleiding studiecoach
702 Studiegids gereed 703 Lesrooster beschikbaar 704 Onderwijsuitvoering voorbereid 704 Onderwijsmaterialen in huisstijl 704 Uitvoering (zie projecten) 705 Studiebegeleidingbeleid gerealiseerd 705 Studiebegeleidingstaken verdelen
706 Handboek Onderwijsadministratie
707 (leer)werkplekbeleid
709 Toetsbeleid
707 (leer)werkplekgids
702 Handleiding modules schrijven
702 Format verbeterbeleid module eval. Format module
704 evaluatie 704 evaluatie 705 evaluatie
705 Werkinstructie studiecoaches Kerntaken studiecoach Begeleiding van studenten 706 Cijferadministratie 706 Richtlijnen moduleontwikkeling
708 Literatuurlijst en onderwijsmateriaal 709 Toetsreglement
707 Stageplaatsen beschikbaar Stages begeleid (leer)werkplek beoordeeld 708 Kennis en materialen beschikbaar 709 Toetsen en examens
709 Werkwijze toetsing
709 Beoordelingsformulier Master - nieuw
709 Reglement examencommissie 710 Uitgifte waardepapieren
710 Uitgifte waardepapieren
710 Diploma uitreiking
710 Formulieren uitgifte waardepapieren
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
702 Feedback op modules 702 Cycli curr.verbetering 702 evaluatie 703 evaluatie 704 evaluatie
707 Ontwikkelingen in de voltijd 708 evaluatie
55
709 evaluatie
Beleid
Beheer
Uitvoering
Kwaliteitszorg
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
Werkinstructies voorbeelddocumenten
801 Offertes SO-privaat
801 Acquisitie
801 Voorbeeldbrieven-publiek
801 evaluatie
802 Offerte richtlijnen WE 802 Offerteproces OSO
802 Offerte uitbrengen
802 evaluatie
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Contractactiviteiten beleid 800 Contractactiviteitenbeleid 801 Acquisitie
801 Offerteregister-publiek 802 Algemene voorwaarden 803 Kennis en materialen beschikbaar 804 Relaties beheren
804 evaluatie 805
805 evaluatie
806
806 evaluatie 807 Facturering contracten
56
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs
Beleid
Beheer
Uitvoering
Kwaliteitszorg
Uitgangspunten
Taken/ voorschriften Producten/ regelingen Resultaten
Processen, procedures, protocollen, draaiboeken
Werkinstructies voorbeelddocumenten
Org 1 * Plan van aanpak accreditatie OSO
Org 1 Accreditatie Master OSO
Org 1 Evaluatie master
Formulieren
Evaluaties Standaarden Wetgeving
Kwaliteitszorg Org 1 * Kwaliteitsbeleid WE * Kadernotitie kwal.zorg OSO * Plan kwaliteitszorg OSO * Evaluatiecycli
Org 1 evaluatie
Org 3 Taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden Org 4 Klachtenbeheer
Org. 4 Klachtenregeling
Org 5 Documentatiebeheer
Org 6
Org 6
Org 4 evaluatie
Org. 5 Komen tot procesbeschr op index Org 6
Org. 5 Voorbeelddocument
Org. 5 Verbetervoorstel
Org 5 evaluatie
Org 6
Org 6 Formulier module evaluatie: * student * docent
Org 6 evaluatie
3
Zelfevaluatierapport Planning module evaluatie
Alumnibeleid
* Medewerkertevredenheidenquête
Uitvoering meten en waarderen * Cursusevaluaties * Resonans * Medewerkertevredenheidenquête * Alumni-enquêtes Visitaties
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, Master Special Educational Needs
Verbetervoorstel module Verslagen docentenenquêtes
Brief alumni enquête Verslagen alumni-enquêtes
57
Formulier Verbetervoorstel module
Formulier Alumnienquete
Medewerkertevredenheiden alumni-enquêtes Visitaties
Auditplanning
Org 7 Auditrapportage 2005 Auditrapportage lesplaatsen 05
Org 7 Kwaliteitssysteem meten Interne audits
Position paper
Evaluatieschema Evaluatieformulier Evaluatieteams Auditanalyse
Rapportage quick scan – NAQ
Org 7 evaluatie
Auditformulier Auditrapportageformulier Samenvatting en verbeterplannen quick sca
Externe audits
Org 9 Niet-financiële resultaten
58
Org 8 Financiële resultaten Org 9 Niet-financiële resultaten (Kengetallen) Org 9 evaluatie
© NQA – Christelijke Hogeschool Windesheim, masteropleiding Special Educational Needs