Christelijke Hogeschool Windesheim Opleiding: Culturele Maatschappelijke Vorming hbo-bachelor; Variant: voltijd Visitatiedatum: 24 mei 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2006
Inhoud
2
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 11 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 26 30 31 34
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
39 40 45 49 51 52
3
4
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
5
6
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming (CMV) van de Christelijke Hogeschool Windesheim heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 24 mei 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Dhr. L.J.J. van der Ark (voorzitter, domeinpanellid CMV); Mw. C.M. Pollman (domeinpanellid CMV); Mw. F.A.A. van Overmeeren (studentpanellid); Mw. drs. M.J.J. van Beers (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Christelijke Hogeschool Windesheim (CHW) telt 16.000 studenten en circa 1400 medewerkers. De school biedt onderdak aan 50 opleidingen, waarvan 44 hbo-bachelors. Hogeschool Windesheim profileert zich als een toonaangevend, breed en innovatief kennisen expertisecentrum dat individuen en mensen in arbeidsorganisaties uitdaagt zich te ontwikkelen tot verantwoordelijke, waarde(n)volle en zelfbewuste professionals, die willen functioneren op hoger professioneel niveau in beroepen en maatschappij. De hogeschool hecht belang aan onderwijs op maat. Uitgangspunten daarbij zijn vraagsturing en competentieleren en een persoonlijk ontwikkelingsplan voor iedere student.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
7
In 2002 is Christelijke Hogeschool Windesheim gefuseerd met de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. De hogeschool kiest en handelt vanuit een identiteit die zijn oorsprong vindt in de christelijke godsdienst en cultuur en de daarin wortelende levensbeschouwelijke overtuigingen en inspiraties. De hogeschool heeft haar 50 opleidingen ondergebracht in tien schools. Eén daarvan is de School of Social Work, waar drie opleidingen gevolgd kunnen worden: Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV). De opleiding CMV wordt aangeboden in voltijd en telt in studiejaar 2005-2006 221 studenten en er werken 17 docenten (11,7 fte). De student/docent ratio is 1:23,5. Met de introductie van de bachelor/master-structuur in het Hoger Onderwijs, zal op 1 september 2006 de School of Social Work van start gaan, waarin de studenten starten met een brede bachelor. Hier ligt de nieuwe beroepenstructuur zorg en welzijn (2005) aan ten grondslag. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (24 mei 2006). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
8
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in juni 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
9
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten Domeinspecifieke eisen en Niveau bachelor zijn beoordeeld als goed, het facet Oriëntatie hbo bachelor als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten Eisen hbo en Beoordeling en toetsing zijn beoordeeld als voldoende, de overige facetten als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet Eisen hbo is beoordeeld als goed, de beide andere facetten als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het facet Materiële voorzieningen is beoordeeld als goed, het facet Studiebegeleiding als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De drie facetten binnen het onderwerp Interne kwaliteitszorg zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten De beide facetten binnen het onderwerp Resultaten zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
10
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding CMV Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
11
12
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
13
14
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) leidt op tot professionele agogische dienstverleners, die mensen ondersteunen bij het zichzelf vormen en bij de vormgeving van hun maatschappelijke leven. CMV-ers organiseren, begeleiden, activeren en ondersteunen zowel groepen als individuen bij de invulling van hun maatschappelijk, sociale en culturele leven. Het CMV-werk kent vier domeinen, te weten educatie, samenlevingsopbouw, recreatie en kunst & cultuur. • Het opleidingsprofiel CMV (Alert en ondernemend, 1999) is ontwikkeld door de gezamenlijke CMV-opleidingen en is gebaseerd op de Toekomstverkenning Culturele en Maatschappelijke Vorming. Dit profiel is tijdens de ontwikkeling voorgelegd aan deskundigen uit het werkveld en erkend door de sociale partners VOG, BVA/KABOCFO. • De eindkwalificaties van de opleiding zijn gelijk aan de landelijke competenties die zijn samengesteld in overleg met de andere CMV-opleidingen en het beroepenveld (Alert en Ondernemend: opleidingsprofiel culturele en maatschappelijke vorming, 1999). Hierin zijn de competenties van een beginnend CMV-er verdeeld over drie segmenten: agogische dienstverlening, bedrijfsvoering en beroepsontwikkeling. In dit profiel onderscheidt CMV hierbinnen vijf kerntaken (oriënteren en contacten leggen; programmeren en organiseren; begeleiden en leidinggeven; organisatie en beheer; beleid en ontwikkeling). Deze zijn uitgewerkt in deelcompetenties en leerdoelen. Het panel stelt vast dat dit op goede wijze is gebeurd. • Het profiel en de daarmee samenhangende competenties zijn dynamisch. In regelmatig overleg met het werkveld en andere betrokkenen en op basis van actuele ontwikkelingen vinden bijstellingen plaats. Een van de resultaten hiervan is de landelijke nota Profilering Agogisch Domein (PAD) (2004). De aanleiding hiervoor is onder andere de invoering van het bachelor - masterstelsel binnen het hoger onderwijs. • In het PAD-document staat beschreven welke competenties een Bachelor of Social Work moet bezitten en welke competenties behoren tot het sociaal-agogische domein. Daarnaast zijn de specifieke competenties vastgesteld van de tot het domein behorende opleidingen (CMV, SPH, MWD, Creatieve Therapie en Pedagogiek). De opleiding CMV kan daarom in de nabije toekomst verder vorm worden gegeven in samenwerking met de opleidingen SPH en MWD om daadwerkelijk te komen tot een breed opgeleide agoog. Deze nieuw vormgegeven opleiding, de Bachelor of Social Work, zal starten in september 2006. © NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
15
•
•
•
•
•
Het beroepenveld en de sociale partners hebben een belangrijke rol gehad in het valideren van de opleidingsprofielen en het valideren van het PAD-document. Het panel stelt vast dat het PAD-document een goede basis biedt voor de nieuwe bachelor. In het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut (2004) zijn toekomst scenario’s voor de sector geschetst. Hierbij worden de te voorziene gevolgen voor de beroepsuitoefening en voor de beroepenstructuur beschreven. De keuze van de opleiding voor een brede opleiding die alle domeinen beslaat, blijkt goed te passen bij de maatschappelijke ontwikkelingen die vragen om een integrale aanpak, om netwerkers en om professionals die kunnen werken in complexe omgevingen. De ontwikkelingen in de beroepspraktijk worden ook bekeken en onderzocht in samenwerking met het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn) en het werkveld. Waarbij de uitkomsten richtinggevend zijn aan vernieuwingen en veranderingen in het onderwijs. Een belangrijke input wordt geleverd door het project ‘Beroepenstructuur’ onder leiding van het NIZW. De beroepenstructuur beschrijft welke beroepskrachten er de komende jaren in de sector nodig zijn. Ook door actief deel te nemen aan landelijke overlegvormen zoals het Landelijk Overleg van Opleidingen (LOO-CMV) en Landelijk Overleg Jongerenwerk (LOJIK) en door deel te nemen aan consultatiecommissies, congressen, nationale en internationale studiedagen, blijft de opleiding op de hoogte van de ontwikkelingen en zijn daardoor in staat adequaat vorm te geven aan het huidige en het toekomstige onderwijs. Het beroep sociaal-cultureel werker is tevens bekend in België en Duitsland. De opleiding onderhoudt contacten met Hogeschool de Kempen te Geel en de Katholieke Hogeschool Gent, beide in België.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de opleiding CMV is een aantal kwalificaties benoemd die een CMV-student moet behalen en die het hbo-niveau kenmerken. De opleiding gebruikt voor het bepalen van het niveau expliciet de kenmerken die beschreven staan in ‘Alert en Ondernemend’ (1999). • De Hogeschool Windesheim heeft een elfde kernkwalificatie toegevoegd aan de tien generieke kernkwalificaties: zelfsturing op de eigen opleiding en loopbaan. De opleiding maakt gebruik van deze elf generieke kwalificaties die zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren. Het panel stelt vast dat de kwalificatie zelfsturing algemeen bekend is onder studenten, docenten, alumni en het werkveld.
16
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
De opleiding CMV maakt gebruik van de tien generieke hbo-kwalificaties en de door het Landelijk Opleidingsoverleg CMV ontwikkelde criteria voor het waarborgen van het hbo-niveau, die geleid hebben tot de competenties van de beginnende CMV’er. Het panel concludeert dat de opleiding in een schema duidelijk inzichtelijk maakt dat de CMV - kwalificaties zijn gekoppeld aan de generieke kwalificaties en dat deze koppeling op logische wijze is gelegd.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Culturele en Maatschappelijke Vorming leidt op voor het beroep van sociaal en cultureel ondernemer. Door professionele agogische dienstverlening te verrichten op dit terrein ondersteunt de CMV’er mensen bij het zichzelf vormen en bij de vorming van hun maatschappelijke leven, met daarbij het accent op de sociale en culturele dimensie van het maatschappelijke leven. Dit gebeurt op vier maatschappelijke domeinen: Educatie, Samenlevingsopbouw, Recreatie en Kunst en cultuur. • De groeiende noodzaak tot het regelen van financiering van onder andere projecten, zoals de nieuwe toekomstige Wet Maatschappelijke Ondersteuning, leidt tot een brede, ondernemende en gevarieerde inzet van werkers. • De beroepen waarvoor de opleiding CMV opleidt zijn erg uiteenlopend. Voorbeelden hiervan zijn: muziekprogrammeur bij danceparties, functionaris bewonerszaken bij een woningbouwvereniging; organisator van cultuur-educatieve tentoonstellingen in musea; aanbieder van kinderfeestjes; coördinator van een brede school; straathoekjongerenwerker; beleidsmedewerker buurtbeheer bij een stadsdeelorganisatie; ambtenaar welzijn of zelfstandig ondernemer in sociaalagogische projecten. • De opleiding heeft deelgenomen aan overleggen met het beroepenveld, de andere CMV-opleidingen en de sociale partners en is gekomen tot de opleidingsprofielen en competenties om de toekomstige CMV’er op te leiden tot een professionele beginnende beroepsbeoefenaar in één van de vier of alle vier de domeinen (zie facet 1.1 en 1.2.). De opleiding geeft aan dat bij het tot stand komen van het curriculum destijds intensief is samengewerkt met het beroepenveld in de vorm van themacommissies, waarbij de competenties het uitgangspunt zijn geweest. Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties onvoldoende zijn gecheckt met het eigen werkveld. In de opleiding CMV worden de landelijk geformuleerde competenties centraal gesteld, welke in samenwerking met het landelijke werkveld zijn opgesteld.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
17
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opzet en organisatie van het onderwijs zijn erop gericht studenten vanaf jaar 1 direct in contact te brengen met de beroepspraktijk via interviewopdrachten, stages en gastlessen. Het programma bestaat voor ongeveer 60% uit themageoriënteerd onderwijs, met daarbinnen praktijkgerelateerde opdrachten en voor ongeveer 40% uit leren in de praktijk door middel van stages, afstudeerprojecten en projecten in de leer-werkplaats. • Binnen het curriculum wordt gewerkt met thema-opdrachten die binnen elke periode centraal staan. Dit zijn realistische beroepssituaties die voortkomen uit de domeinen van CMV en waarin de beroepshandelingen van een CMV’er centraal staan. Deze onderwerpen zijn verkregen door studie (vakliteratuur), uit contacten met het werkveld (stagebegeleiders, opdrachtgevende instellingen) en uit overleg met het werkveld in de vorm van themacommissies. In de onderwijswerkgroep (OWG) werken 10 tot 14 studenten samen aan de uitvoering van deze opdrachten. • De thema-opdrachten zijn rond maatschappelijke aandachtsgebieden gemaakt, waarbij in de loop van het jaar een micro-meso-macro lijn wordt gevolgd, beginnend bij de eigen situatie, de situatie van leeftijdgenoten, de organisatie van waaruit wordt gewerkt en de maatschappelijke en culturele krachten die daarin meespelen. • De kennisontwikkeling komt tevens naar voren in het methodiekonderwijs, het themaondersteunend onderwijs en in de praktijk in de vorm van projectopdrachten in de leerwerkplaats, stages en afstudeerprojecten. Instrumentele vaardigheden leren studenten bij muzisch-agogische vakken. • Binnen de opleiding CMV kan de student gebruik maken van de zogenaamde vrije studieruimte om naar eigen keuze verdieping of verbreding in zijn studiepakket aan te brengen. Daarnaast bieden de stages mogelijkheden om zich te richten op één van de domeinen en de veelheid aan werksoorten en doelgroepen. • Tijdens het onderdeel Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling (PPO) vindt reflectie op professionele ontwikkeling in relatie tot persoonlijke groei plaats. In het eerste jaar staat de oriëntatie op het beroep, de beroepsbeoefenaar en de samenleving centraal.
18
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
• •
•
•
•
•
• •
•
In het tweede jaar wordt het persoonlijk deel verder verbonden met een verdieping van de methodiek. De domeinen zoals benoemd door Spierts zijn bepalend voor de keuze van thema’s in het onderwijs. In het tweede jaar wordt vanuit de domeinen een theoretische en praktische verdieping aangebracht. In het derde jaar lopen de studenten stage. In supervisie en op terugkomdagen worden de ervaringen in een breder kader geplaatst en met de theorie verbonden. Het vierde jaar tenslotte kenmerkt zich door reflectie op de grote lijn van het praktijkjaar, het uitdiepen van methodieken, en het verwerven van competenties betreffende het beheer en beleid van een organisatie en de beroepsontwikkeling. Visievorming en het tonen van een ‘meesterproef’, waar toegepast onderzoek deel van uitmaakt, staan hier centraal. De student profileert zich met een individuele opdracht, en maakt daarbij gebruik van een Persoonlijk Ontwikkel Plan. In de OWG wordt gewerkt aan het vormen van het eigen beroepsbeeld binnen de kaders van de opleiding. Beroepsvaardigheden worden in practica en gedurende het werken in de OWG in kleine groepjes geoefend. In PPO leren studenten ook hun eigen studietraject te sturen. Voorts worden ze gestimuleerd hun persoonlijke waarden en hun commitments te onderzoeken op de relatie met het beroep. Er wordt een begin gemaakt met het werken aan zelfgestelde leerdoelen en met het maken van een POP. Het eerste POP moet zijn voltooid in de tweede helft van jaar 2. Bij de start van het vierde jaar stelt de student het POP bij en maakt een plan van aanpak voor zijn vierde jaar. De opleiding maakt gebruik van recente vakliteratuur en er wordt vaak gewerkt met readers waarin literatuur is opgenomen. Het panel stelt vast dat de gebruikte literatuur actueel is. Voorts gebruiken docenten in de lessen soms los uitgedeelde knipsels om op de meest actuele zaken in te kunnen gaan. In een aantal opdrachten en in het tweedejaars assessment wordt gewerkt met realistisch casusmateriaal. In de afdeling sociale studies zijn drie Hogeschool Hoofddocenten (lectoren) benoemd rond actuele vakspecifieke thema’s: Multiprobleemgezinnen, Ethiek en Diversiteit. Deze Hogeschool Hoofddocenten hebben kenniskringen gevormd. Studenten voeren regelmatig opdrachten en onderzoeken uit in opdracht van deze kenniskringen. De laatste twee thema’s zijn nog in ontwikkeling. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden vindt permanent plaats binnen expliciete (vaardigheids)trainingen en groepsbijeenkomsten. Door stages en activiteiten als opdrachten komen studenten in aanraking met de actuele beroepspraktijk en de beroepsvaardigheden die daarin worden gevraagd. De opzet van de stages is gericht op interactie tussen beroepspraktijk en theoretische inzichten. In het derde jaar zijn er om de zes weken terugkomdagen waarin thema’s uit de beroepspraktijk door studenten naar voren worden gebracht en waarop wordt gereflecteerd. Het panel constateert dat de opleiding voldoende actueel is, dat er voldoende banden zijn met de beroepspraktijk en dat de beroepspraktijk op goede wijze in de opleiding wordt geïntegreerd. Er wordt evenwel weinig systematisch aan gewerkt, omdat de oriëntatie op ontwikkelingen in het werkveld niet procedureel zijn vastgelegd. De
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
19
studenten en alumni geven in de gesprekken aan dat zij tevreden zijn met de praktijkgerichtheid van de opleiding.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijsprogramma is ontwikkeld op basis van de opleidingskwalificaties uit Alert en Ondernemend (1999). De doelen van alle thema’s, stages en modulen zijn expliciet gekoppeld aan deze opleidingskwalificaties. Het programma is na voltooiing door de curriculumcommissie doorgelicht op de relatie tussen de A&O competenties en de onderdelen die de opleiding aanbiedt. Waar overlap/gebrek werd geconstateerd, is hersteld en aangevuld. • Het panel stelt vast dat de domeinindeling zoals die gehanteerd wordt in het opleidingsprofiel Alert en Ondernemend (1999) zichtbaar terug komt in het curriculum. Studenten hebben hierdoor de mogelijkheid om de eindkwalificaties te bereiken. • Het panel stelt op basis van inzage in de themahandleidingen vast dat hierin de relatie tussen competenties en themadoelen wordt vermeld. De leerdoelen staan tevens per onderwijseenheid vermeld in de studiegids. In het leerplanschema geeft de opleiding weer welke competenties in de verschillende thema’s aan bod komen. • De opleiding werkt met thema’s die een roosterperiode van tien weken beslaan. Daarbinnen wordt gewerkt met OnderwijsEenheden (OE’s) waarvoor leerdoelen zijn geformuleerd en afzonderlijk worden getoetst. • Uit de Thema-evaluaties (2004-2005 en 2005-2006) blijkt dat de leerdoelen niet altijd even goed bekend zijn bij de studenten. Scores variëren onder eerstejaars van 48% tot 65% eens en onder tweedejaars van 56% tot 72% eens. De scores zijn bij een aantal thema’s minder positief, ondanks dat de leerdoelen wel altijd goed worden vermeld.
20
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding leidt op voor het CMV-beroep in de volle breedte. Die breedte maakt dat studenten het vaak moeilijk vinden om de kern van het beroep te vatten. Om inhoudelijke samenhang te creëren heeft bij het vormgeven van de opleiding de domeinindeling van CMV een leidende rol gespeelt. • De uitvoering van de themaopdrachten wordt ondersteund met theoretisch onderwijs, vaardighedenonderwijs, muzisch-agogisch onderwijs en methodiekonderwijs. • PPO en methodiek zijn functionele voorwaarde voor de stage, en draagt hierdoor bij aan de inhoudelijke en volgtijdelijke samenhang. De verticale samenhang komt in het eerste en tweede jaar van de opleiding terug in de indeling van de domeinen. • In elke lesperiode van tien weken staat één domein van het opleidingsprofiel CMV centraal. Daarnaast vormen de onderdelen Methodiek, PPO en Praktijkoriëntatie in het eerste jaar een doorlopende horizontale lijn. • De samenhang tussen het leerproces in jaar 2 en de leerdoelen voor de jaarstage wordt vastgelegd in het 2e-jaars POP en wordt getoetst door de PPO-docent/POPcoach. De samenhang in het vierdejaars programma wordt middels het POP van de student getoetst door de POP-coach en de examencommissie van de opleiding. • In jaar 4 zijn de thema’s inhoudelijk verbonden met de laatste twee segmenten uit A&O (bedrijfsvoering en beroepsontwikkeling). • Het panel concludeert op basis van de gesprekken dat de samenhang in de opleiding voor de studenten herkenbaar is. Dit wordt bevestigd in de HBO-Monitor (2004) door afgestudeerden waarin de samenhang 73% scoort en in de Keuzegids (2004-2005) door studenten (score 7,2).
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de studiehandleidingen en in de studiegidsen is aangegeven hoeveel studiebelastingsuren het betreffende onderdeel vergt. Bij het opstellen van de jaaroverzichten wordt rekening gehouden met een gelijkmatige verdeling van sbu over de vier lesperiodes.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
21
•
•
•
•
•
•
•
•
•
22
De resultaten van toetsen worden binnen drie weken gepubliceerd. De herkansing is gemiddeld vijf weken na de eerste toets, in de middenweek van de komende periode. Docenten bieden gelegenheid aan studenten om hun toetsen in te zien en uitleg te vragen over zaken waarin zij zich kunnen verbeteren. Studenten hebben het recht om binnen een jaar na het volgen van het programma over dezelfde stof een toets af te leggen. Studenten en opleiding hebben zicht op de behaalde resultaten door het studievoortgangssysteem CAAS. Bij opmerkelijke tekorten van de student organiseert de PPO-docent een gesprek met de student om te achterhalen waardoor het tekort is ontstaan. De propedeuse heeft nadrukkelijk een selecterende functie. Na de propedeuse gaat de opleiding uit van een inspanningsverplichting om studenten te helpen binnen redelijke tijd af te studeren. Klachten over hoge studielast in een specifieke periode zijn aanleiding geweest om een kleinschalig onderzoek te verrichten naar werkelijke studielast. Studenten hebben gedurende een bepaalde periode tijd geschreven. De uitkomsten van dit onderzoek hebben niet tot inhoudelijke programmabijstelling geleid. Wel worden studenten door tutoren extra gestimuleerd planmatig en regelmatig te werken om studielast aan het einde van een periode zoveel mogelijk te vermijden. Aansluitingsproblemen vangt de opleiding zoveel mogelijk op door het aanbieden van een halfjaarlijkse tussentijdse instapmogelijkheid. Voor zij-instromers is een zelfstudieopdracht ontwikkeld om de CMV-specifieke methodiek in te halen. Bij vertraging door ziekte, handicap of persoonlijke problematiek wordt zoveel mogelijk geprobeerd een individueel traject aan te bieden. Een Bindend Negatief Studieadvies wordt verstrekt aan die studenten die door een te groot tekort aan punten (op cognitief gebied, maar ook op houdingsaspecten, zoals gebleken in PPO) de propedeuse niet kunnen halen. De opleiding CMV verstrekt dit advies als de student na het eerste jaar van inschrijving minder dan 45 EC’s heeft behaald. De opleiding verstrekt ook een BNS als een student na het tweede jaar van inschrijving nog niet zijn propedeutisch getuigschrift heeft behaald. Na een half jaar krijgen studenten een waarschuwing, wanneer een BNS dreigt. Om studenten goed voorbereid de jaarstage in te laten gaan en om te voorkomen dat studenten met teveel studieachterstand aan het vierde jaar van de opleiding beginnen, hanteert de opleiding een overgangsnorm van jaar 2 naar jaar 3. Studievertraging kan ook ontstaan doordat een student onvoldoende zicht heeft gekregen op het beroep. De opleiding probeert dit te voorkomen, door in het programma oriënterende onderdelen op te nemen: het eerste blok ‘oriëntatie op opleiding en beroep. Op de stelling of het thema goed te doen is in de tijd die er voor staat, varieert het percentage studenten dat hiermee eens is van 50% tot 87% (eerstejaars). Onder tweedejaars varieert dit van 20% tot 92% (Thema-evaluaties 2004-2005 en 20052006). De studeerbaarheid wordt in de Keuzegids (2004-2005) beoordeeld met een 7,3. In het gesprek met het panel zijn de studenten positief over de studeerbaarheid van het curriculum.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten zijn toelaatbaar tot de opleiding wanneer zij voldoen aan de wettelijke instroomeisen. Studenten die niet in het bezit zijn van de wettelijk vereiste vooropleiding en boven de 21 zijn kunnen middels een toelatingsonderzoek toegelaten worden tot de opleiding. • De opleiding besteedt extra aandacht aan mbo-instroom op theoretisch niveau. Er is een mbo instroomgroep samengesteld, die zich bezighoudt met de aansluiting mbohbo. Voor deze groep functioneren de PPO-bijeenkomsten als extra ondersteuning om de aansluiting tot stand te brengen. Met mbo-ers vinden tussentijdse evaluatiegesprekken plaats die door de coördinator van het tweede jaar worden gevoerd. • In het studiejaar 2004-2005 is geëxperimenteerd met de ontwikkeling van een specifiek aansluitprogramma met de ROC’s in Zwolle. In het kader van kennismaking en drempelverlaging zijn hier positieve ervaringen mee opgedaan. • De opleiding stelt studenten met een niet afgeronde vooropleiding (havisten en vwoers) in de gelegenheid alvast te starten met de opleiding CMV en tegelijkertijd de vooropleiding af te ronden. Hierover zijn in het kader van het project “alvast studeren” afspraken gemaakt met onderwijsinstellingen voor voortgezet onderwijs. In het studiejaar 2005-2006 participeert de opleiding CMV in het project: Ruim baan voor Talent. In dit project worden geschikte instrumenten ontwikkeld voor een toelatingsonderzoek voor studenten die niet voldoen aan de wettelijke vooropleidingseis en nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. In dit toelatingsonderzoek wordt een capaciteitstest afgenomen, maken potentiële studenten een domeintoets en wordt een portfolio gevraagd met relevante bewijsstukken. • De opleiding organiseert op diverse momenten in het jaar voorlichtingsdagen, waar ook studenten bij zijn betrokken. Daarnaast zijn er zogenaamde meeloopdagen voor aankomende 1e-jaars. Voorlichtingsmateriaal wordt door de hogeschool geredigeerd en is professioneel qua inhoud en opmaak. Belangstellende scholieren kunnen een LOB-module, loopbaanoriëntatie en beroepsoriëntatie volgen, die gericht is op een verdiepende oriëntatie op de opleiding. • De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij geen belemmeringen ervaring bij instroom in de opleiding. Zij zijn positief over de aansluiting van de opleiding CMV op hun vooropleiding. Dit geldt zowel voor studenten die instromen vanuit het voortgezet onderwijs als vanuit het mbo. Er zijn geen opleidingspecifieke resultaten beschikbaar betreffende de aansluiting. Uit de Aansluitmonitor (2004) wat
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
23
CMV-breed is uitgevoerd, blijkt dat landelijk de aansluiting als redelijk tot goed wordt ervaren.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studiepunten van de afzonderlijke studieonderdelen zijn vermeld in de studiegids van de opleiding. De totale studielast omvat 240 EC’s (OER). De opleiding voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactisch concept dat de opleiding hanteert is het leren-leren principe. Hierbij krijgt de student steeds meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen studie en loopbaan. De tweede helft van de studie wordt binnen de kaders van de opleiding vrijwel geheel (gem.75%) door de student zelf vormgegeven. Studenten krijgen hierbinnen de mogelijkheid om eigen accenten aan te brengen binnen de studie. Er wordt gewerkt met een flexibel programma. Waar mogelijk wordt het integratief werken bevorderd, waarbij de student vanuit verschillende vakdisciplines wordt ondersteund in werken aan beroepsrelevante thema’s of vraagstukken. • Het didactisch concept wordt uitgewerkt in het hanteren van verschillende onderwijswerkvormen. Instructie en kennisverwerving worden in de propedeuse en het eerste deel van de hoofdfase aangeboden in de vorm van hoorcolleges en groepslessen. Methodiek, vaardigheidstrainingen en muzisch-agogisch onderwijs wordt aangeboden in groepslessen ( ± 25 deelnemers) of in halve groepen ( ± 12 deelnemers). De halve groep is tevens de onderwijswerkgroep (OWG) waarin wordt gewerkt aan de thema-opdracht en waar PPO in plaatsvindt. De tutor (tevens PPOdocent) is het hele schooljaar de vaste begeleider van de OWG en PPObijeenkomsten. • In het laatste deel van de hoofdfase worden er nog voor een deel onderwijsactiviteiten in hoorcolleges en groepslessen verzorgd. Daarnaast maken studenten individuele begeleidingsafspraken.
24
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
•
• •
De verschillende onderwijswerkvormen leiden tot diverse studentactiviteiten: te weten groepslessen, hoorcolleges en verschillende trainingen (gespreksvaardigheid, trainingsvaardigheden, muzisch-agogische middelen, pr en communicatie en conflicthantering, persoonlijke ontwikkeling, grenzen stellen, improviseren, samenwerken, resultaatgerichtheid). In het onderwijsprogramma zijn diverse opdrachten opgenomen waarbij studenten individueel of in teams werken aan projecten, presentaties en opdrachten. Daarnaast werken studenten aan casussen. Deze zijn onder andere uitgewerkt in opdrachten, in een assessment (CMV2) en in simulaties, waaronder een managementgame CMV4. Studenten oefenen begeleidingsvaardigheden in het begeleidingspracticum waarbij vierdejaars studenten eerste- of tweedejaars studenten begeleiden bij hun stage. Alle onderwijsactiviteiten zijn beschreven in themaboeken en/of studiehandleidingen, wat de student in staat stelt zelfstandig of in groepsverband te werken. Uit de ISEK-(thema-)evaluaties (2004-2005 en 2005-2006) blijkt dat de studenten vinden dat de werkvormen geschikt zijn voor het behalen van de leerdoelen (76% tot 89% is het hiermee eens, variërend over de verschillende perioden). In de Keuzegids (2004-2005) scoren de werkvormen een 7,1. De studenten geven in gesprek met het panel aan dat zij veel variatie in werkvormen ervaren.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De product- en procesgang van schriftelijke toetsen wordt uitgevoerd volgens de regelgeving zoals die is vastgelegd in het toetsreglement Sociale Studies en is beschreven in de studiegids en het onderwijs examenreglement. De opleiding heeft een toetscommissie die zich bezighoudt met de kwaliteit van de toetsing. Deze commissie heeft op deelterreinen en incidenteel onderzoek verricht naar toetsing. • In 2003 en 2004 heeft de opleiding geparticipeerd in het Hogeschoolproject “Toetsen met Beleid”. De resultaten van dit project zijn aanleiding geweest voor enkele concrete aanpassingen in de toetsing. Zo zijn enkele losse toetsen in het tweede jaar omgebouwd tot een assessment; individuele toetsing krijgt in de eindfase van de opleiding expliciet aandacht en beoordelingscriteria voor toetsen in de eindfase van de opleiding zijn sterker gerelateerd aan de competenties van CMV en aan de indicatoren van het hbo-niveau. • Er is een verbetertraject met betrekking tot toetsing opgezet, waarmee wordt beoogd een consistent toetsbeleid uit te voeren. In dit verbetertraject wordt onderzocht of alle competenties getoetst worden, op welke wijze en op welk niveau. Knelpunten die hieruit naar voren komen zullen zoveel mogelijk worden opgelost.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
25
•
•
•
•
•
De opleiding heeft een examencommissie. Deze bespreekt in voorkomende gevallen de gehanteerde procedure van een toets, fraude enz. Studenten kunnen bezwaar indienen bij de examencommissie als ze het niet eens zijn met een beoordeling. Studenten hebben inzagerecht bij gemaakte toetsen. Indien nodig wordt aan studenten extra ondersteuning geboden, vaak in de vorm van een of meer extra lessen om een toets toch voldoende af te kunnen ronden. Soms krijgen studenten extra of aangepaste opdrachten als oefening voordat de echte toets plaatsvindt. De opleiding hanteert verschillende toetsvormen, te weten: uitgebreide opdrachten (beroepsproducten) voor integrale toetsing; casustoets; kennistoets (variërend van mc-toetsen, open vragen toetsen en een combinatie hiervan); vaardigheidstoets; schriftelijke opdrachten; reflectieverslagen; self-, peerassessments; portfolio; stages en praktijkopdrachten en de afstudeeropdracht. Het panel heeft toetsen ingezien en stelt op basis hiervan vast dat deze adequaat zijn om te kunnen beoordelen of studenten hun leerdoelen hebben behaald. Toetsen worden geëvalueerd via de ISEK-vragenlijst. Uit deze evaluaties (2004-2005 en 2005-2006) blijkt dat de tentamens over het algemeen goed de stof dekken (73% tot 84% is het hiermee eens), met uitzondering van het derde blok van het tweede jaar (45%). De studenten geven in deze evaluaties aan dat zij weten waarop zij beoordeeld worden (64% tot 81% is het hiermee eens). Deze scores zijn van de verschillende perioden van jaar 1 en 2. Ook in het gesprek met het panel geven de studenten aan dat zij weten waarop zij getoetst worden. Het panel stelt vast dat er informeel overleg is tussen docenten over de wijze van beoordelen, maar er is geen beleid waarin is vastgelegd hoe de verschillen in beoordeling tegen worden gegaan. De opleiding geeft aan dat in de verschillende teamoverleggen zowel het onderwijs als de toetsing wordt besproken. De criteria zijn duidelijk.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het beleid met betrekking tot de deskundigheidsbevordering van het personeel is vastgelegd in een afdelingsbrede beleidsnotitie (Nota scholing en deskundigheidsbevordering afdeling sociale studies, 2003). De brede inzetbaarheid van medewerkers wordt gefaciliteerd en ondersteund door scholing voortvloeiend uit het persoonlijk ontwikkelplan van de docent en/of het team ontwikkelplan van de afdeling.
26
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
•
•
•
•
•
•
•
Docenten nemen kennis van de praktijk door het begeleiden van stages, het coachen van studenten bij het maken van een POP en bij het begeleiden van afstudeerprojecten. Docenten kunnen zich op het werkveld oriënteren door middel van docentstages. Nieuwe docenten hebben extra ruimte om mee te lopen bij stageinstellingen. Het panel constateert dat geen van de docenten een docentstage heeft gelopen. Er is wel een aantal trajecten met intensievere contacten met het werkveld. Docenten nemen deel aan landelijk georganiseerde werkveldconferenties en studiedagen en zij hebben allen een abonnement op het Tijdschrift voor de Sociale Sector (TSS). Het interne periodiek Trias attendeert medewerkers op actuele discussie binnen het werkveld. Het panel heeft de cv’s van de docenten ingezien en stelt op basis hiervan vast dat 60% van de docenten recente werkveldervaring heeft. Er zijn de laatste tijd verschillende nieuwe docenten aangesteld die allen rechtstreeks uit de CMV praktijk komen. Dit gaat echter wel om een kleine hoeveelheid fte. Docenten werken samen met het werkveld bij de ontwikkeling van een specifiek programma rond jongerenwerkers. Docenten consulteren betrokkenen uit het werkveld bij de ontwikkeling van nieuwe curriculumonderdelen in de vorm van expertmeetings (World-café jongerenwerk in 2003 en Expertmeeting Studentertainment 2004). Docenten onderhouden ook contacten met de YMCA en er loopt een pilot met de politieacademie. Mensen uit de praktijk verzorgen onderdelen in de opleiding in de vorm van gastlessen onder andere met betrekking tot werkveldoriëntatie, intercultureel werken, presentatie en voorlichting, ondernemerschap en het keuzeprogramma Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Ook verzorgen gastdocenten workshops en trainingen, onder andere de theater- en muziekworkshop voor eerstejaars, training samenwerking in survivalcontext voor tweedejaars, en training p.r. en communicatie en conflicthantering voor vierdejaars. Werkveldsimulaties vinden plaats in het tweedejaars programma (assessment) en het vierdejaars programma (managementgame). Binnen themaprogramma’s worden excursies georganiseerd. De docenten onderhouden contacten met het werkveld via de stages. Zij hebben driemaal per jaar overleg met de stagebiedende instelling. De werkveldvertegenwoordigers geven in het gesprek met het panel aan dat er tijdens het eerste gesprek ruimte is voor informatieuitwisseling over de ontwikkelingen in het werkveld. De contacten tussen werkveld en docenten zijn hecht en informeel. Er zijn drie hogeschoolhoofddocenten aangesteld voor de afdeling Sociale Studies op de onderwerpen: “Ethiek”, “MultiProbleem Gezinnen” (MPG) en “diversiteit en integratie” (Activiteitenplannen Hogeschool Hoofddocenten 2005). De studenten oordelen positief over de mate waarin de docenten zijn ingewerkt in het thema (scores variëren van 58% tot 81%) (Thema-evaluaties 2004-2005 en 20052006). In het gesprek met het panel zijn de studenten positief over de gehanteerde werkvormen, zij geven aan dat er voldoende variatie in zit.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
27
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een docent/student ratio van 1: 23,5. Dit ligt onder het gemiddelde van Windesheim wat 1:27,5 is. De opleiding kiest voor intensieve begeleiding van studenten in samenhang met een rijk, gevarieerd en aantrekkelijk onderwijsaanbod. Deze keuze draagt bij aan de gerealiseerde docent/student ratio. • De omvang van de staf in combinatie met de doelen die gerealiseerd moeten worden, levert op gezette tijden een spanningsveld op. Door aan te sluiten bij Hogeschoolprojecten worden incidenteel extra middelen gegenereerd die aangewend worden voor tijdelijke uitbreiding van personeel. Het percentage ziekteverzuim was in 2005 5,34%. In het eerste kwartaal van 2006 is het verzuimpercentage gestegen naar 6,69% vanwege het langdurig uitvallen van twee collega’s (nietwerkgerelateerd). • De docenten geven in gesprek met het panel aan dat de werkdruk hoog is, mede door de ontwikkeling van het nieuwe curriculum. Zij hebben ook op momenten onduidelijkheid ervaren in de communicatie over het nieuwe curriculum. Ook het werkveld neemt de werkdruk onder de docenten waar. De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat er altijd vervanging is wanneer er een docent uitvalt. Hieruit concludeert het panel dat de werkdruk geen grote gevolgen heeft voor het onderwijs.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een docententeam dat organisatorisch aan de opleiding is gebonden. Docenten die zitting hebben in het team verrichten voor het grootste deel van hun baanomvang taken voor de opleiding CMV. • Binnen de opleiding is de theoriedocent een docent die een academische opleiding heeft in een passende wetenschappelijke discipline. Voor de agogische vaardigheden heeft de docent een wetenschappelijke en/of een hbo-vo diploma en voor de muzische vakken heeft de docent een vakopleiding in het muzische vak dat hij verzorgt. De opleiding borgt hiermee de inhoudelijke deskundigheid van docenten.
28
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
•
•
•
•
•
•
•
Voor alle docenten geldt dat zij hun inhoudelijke deskundigheid verder kunnen ontwikkelen. Om dat mogelijk te maken zijn er afspraken gemaakt voor de afdeling Sociale Studies over hoe men om gaat met deskundigheidsbevordering (Nota deskundigheidsbevordering sociale studies). Docenten die niet beschikken over een onderwijskundige kwalificering, moeten de didactische cursus volgen van ten behoeve van die kwalificering en worden hiervoor gefaciliteerd. De opleiding/afdeling heeft een teamontwikkelplan, gebaseerd op het activiteitenplan van de opleiding. Scholing en deskundigheidsbevordering van het personeel in het kader van de ontwikkeling van de School of Social Work is neergelegd in een afdelingsbreed teamontwikkelplan. In de personeelevaluatie cyclus worden met medewerkers resultaat- en ontwikkelafspraken gemaakt op basis van het Persoonlijk Ontwikkelplan van de medewerker en in relatie tot het activiteitenplan en het teamontwikkelplan van de opleiding/afdeling (TOP CMV 2003 - 2004 - 2005, TOP sociale studies 2005-2006). Teamvergaderingen en jaarvergaderingen vinden plaats in vergaderweken. In deze bijeenkomsten vindt afstemming plaats op visie, onderwijsinhoud, - uitvoering en beoordeling en op de organisatie van het onderwijs. De docenten geven in gesprek met het panel aan dat er regelmatig overlegd wordt, per team is er ieder blok één keer een teamoverleg. In 2004 heeft het team twee trainingsdagen gevolgd rond studentbegeleiding. Ook worden docenten gestimuleerd Blackboard-cursussen te volgen. Docenten hebben deelgenomen of nemen deel aan studiedagen met betrekking tot onderwijskundige veranderingen zoals de Windesheimcongressen in 2003, 2004 en 2005. Docenten nemen ook deel aan Hogeschoolbrede projecten. Het panel stelt op basis van inzage in het materiaal vast dat docenten scholing gedeeltelijk zelf moeten betalen als het duurder is dan 700 euro of langer dan een dag duurt. Veel docenten volgen met name Windesheim-interne scholing. Vanaf 2003 zijn er met medewerkers inzet-, voortgangs- en waarderingsgesprekken gevoerd. In juni 2005 is er voor alle medewerkers een training “werken met competenties” aangeboden om medewerkers te ondersteunen bij het voeren van gesprekken waarin afspraken worden gemaakt over de resultaten die moeten worden bereikt. Iedere medewerker heeft een documentatiemap ”werken met competenties” ontvangen. De tevredenheid van medewerkers vormt een gesprekspunt in individuele gesprekken in het kader van de Personeels- en Evaluatiecyclus (PE-cyclus). Resultaten uit deze gesprekken leiden tot o.a. aanpassingen in taken, taakinhouden en resultaatafspraken. De mate waarin goed gekwalificeerd personeel beschikbaar is wordt tweemaal per jaar geëvalueerd aan de hand van inzet- en waarderinggesprekken. Gegevens uit student- en docentevaluaties vormen mede de input van de gesprekken. De kwantitatieve en kwalitatieve inzet van het personeel wordt standaard besproken in de vergadering van het coördinatieteam. De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij hun docenten betrokken en vakbekwaam vinden en dat zij over een goede werkervaring beschikken.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
29
•
•
Uit de thema-evaluaties (2004-2005 en 2005-2006) blijkt dat de studenten tevreden zijn over de docenten (scores variëren van 82% tot 100% eens). Ook in de HBOMonitor (2004) zijn de studenten tevreden over de kwaliteit van de docenten (score 93%). In de Keuzegids (2004-2005) scoren de docenten een 7,2. Het panel is van mening dat er meer aandacht mag komen voor vakinhoudelijke scholing, zij mist een langetermijn planning voor inhoudelijke scholing. Onderwijskundig is de scholing goed.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is samen met de opleidingen MWD en SPH, en deels de CALO, gehuisvest in het A-gebouw. In het gebouw zijn gevarieerde lesruimtes; hoorcollegezalen, klaslokalen, werkgroepruimtes en gesprekskamers. Het panel stelt vast dat er voldoende onderwijsruimtes beschikbaar zijn. Voor de muzisch-agogische vakken zijn vaklokalen beschikbaar. De opleiding maakt gebruik van een sportzaal in gebouw S en computerlokalen in gebouw C. • Binnen gebouw A is een uitgebreid studielandschap voor alle studenten van de School of Social Work en de School of Sports en Human Movement, bestaande uit totaal 70 computers. Het studielandschap wordt ondersteund door het mediacentrum van de hogeschool. Uit evaluatiegegevens blijkt dat er duidelijk sprake is van piekbelasting in de studielandschappen tussen 10.00 en 15.00 uur. De opleiding wijst studenten regelmatig op rustiger tijdstippen en verwijst studenten ook naar andere studielandschappen. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat het druk was bij de computers omdat ook de CALO studenten er gebruik van maakten. Dit is nu opgelost, waardoor het minder druk is. • Daarnaast zijn er door het hele gebouw studiehoeken waar zelfstandig of in groepen wordt gewerkt. In het A-gebouw kan op alle plekken draadloos worden ingelogd op het netwerk van de Hogeschool. Er is gezorgd voor voldoende voedingspunten voor laptops. • De Hogeschool heeft één grote bibliotheek, centraal gelegen in de Hogeschool in het Mediacentrum. Het mediacentrum heeft regelmatig contact met de opleiding rond het actueel houden van de collectie. • Docenten met een vaste aanstelling hebben allemaal een werkplek, merendeels in werkkamers die met collega’s worden gedeeld. Docenten met een tijdelijke of heel
30
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
• •
kleine aanstelling worden gehuisvest in de flexruimte. Docenten hebben een eigen emailadres en een eigen computer. Het panel concludeert uit het Imago onderzoek Windesheim (2003) dat studenten en docenten positief zijn over de materiele voorzieningen van hun opleiding. Met de stelling of de faciliteiten geschikt zijn voor dit thema, zijn 58% tot 90% van de eerstejaars het eens en 50% tot 76% van de tweedejaars (Thema-evaluaties 20042005 en 2005-2006). In de Keuzegids (2004-2005) scoren de faciliteiten een 6,0 en de lesruimten een 6,5.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een systeem van studiebegeleiding ontwikkeld, waarin de taken en verantwoordelijkheden van diverse betrokkenen zijn vastgelegd. Hierin worden onderscheiden: het verstrekken van ruime informatie over alle relevante zaken; iedere student maakt deel uit van een vaste groep met een vaste begeleiding door een PPO-docent/tutor; in iedere fase van de opleiding is er voor de student een jaarcoördinator en er is een toegankelijk systeem van studievoortgangregistratie (CAAS). Vanaf 2006 zal dit systeem overgaan naar studieloopbaanbegeleiding. • De Hogeschool biedt daarnaast specifiekere vormen van hulp, te weten decanen en studentenpsychologen, het bureau Questio voor studiekeuze- en loopbaanbegeleiding; de vertrouwenspersonen; het studentenpastoraat; de interculturele begeleiding en het Studie-informatiecentrum. • Studenten stellen de bereidheid van docenten om vragen te beantwoorden en zaken te bespreken erg op prijs. Studenten voelen zich gezien en gehoord door begeleiders en de opleiding. Dit wordt bevestigd door de resultaten in de HBO-Monitor (2004) (score 81%). • Eerstejaars studenten worden gedurende één periode begeleid door vierdejaars studenten. Zowel de eerste- als de vierdejaars schrijven hier een reflectieverslag over. De ervaringen hiermee zijn overwegend positief, hoewel het in een enkel geval misgaat. • In het stagejaar krijgen studenten supervisie in drietallen door een LVSBgeregistreerde supervisor. Stagebegeleiding vindt plaats op terugkomdagen en tijdens individuele bijeenkomsten met de stagebegeleidende docent. Stagebegeleidende docenten hebben driemaal per jaar overleg met de stagebiedende instelling over de voortgang van de student in zijn of haar
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
31
•
•
•
competentieontwikkeling. In dit gesprek vindt uitwisseling plaats tussen de eisen die de werkpraktijk stelt aan studenten en de voorbereiding daarop door de opleiding. De informatievoorziening loopt gedeeltelijk via de groepsvertegenwoordigers, die in elke groep worden benoemd aan het begin van het schooljaar. Groepsvertegenwoordigers vervullen een sleutelrol in de communicatie tussen studenten en opleiding en vice versa. Jaarcoördinatoren voeren structureel overleg met groepsvertegenwoordigers. Eenmaal per jaar organiseert de opleiding een gezamenlijke bijeenkomst met groepsvertegenwoordigers uit alle jaren, o.a. om de overlegstructuur te evalueren en bij te stellen indien nodig. Iedere student heeft een eigen account en een eigen e-mailadres. De Hogeschool heeft een elektronische leeromgeving, Blackboard, waar in het onderwijs in toenemende mate gebruik van wordt gemaakt. Binnen de hele Hogeschool wordt gewerkt met het studentvolgsysteem CAAS. In dit systeem worden na iedere tentamenperiode de cijfers ingevoerd. Studenten kunnen deze invoer controleren via het internet. Iedere 10 weken wordt er een nieuw rooster geproduceerd. Het panel stelt op basis van de gesprekken vast dat er veel tijd beschikbaar is voor studiebegeleiding. Zij vindt de inspanningen om studenten te laten slagen voor hun studie groot. De elfde competentie zelfsturing zit sinds 2003 in het programma en wordt vanaf 2006-2007 expliciet meegenomen in de studieloopbaanbegeleiding. Het panel ziet wel een tegenstelling tussen de inspanningen van de opleiding om studenten te laten slagen en de zelfsturing. Het onderscheid tussen tutor en PPOdocent zal dan ook worden opgeheven. Op dit moment wordt er ruis ervaren door dit onderscheid, deze zal dan verdwijnen. De studenten zijn positief over de coaches in het vierde jaar, deze houden in de gaten dat studenten niet één richting uitkijken.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft concrete doelen geformuleerd die corresponderen met de doelen uit de jaarbrieven van het College van Bestuur. Deze zijn vastgelegd in het activiteitenplan van de opleiding dat is opgenomen in het activiteitenplan van de afdeling Sociale Studies (2005 en 2006). In het kader van de kwaliteitszorg met betrekking tot het programma formuleert de opleiding streefdoelen in het werkplan voor de curriculumcommissie. • De gestelde doelen doorlopen de gehele PDCA-cyclus. Om de complexiteit van integrale kwaliteitszorg beter in beeld te krijgen participeert de opleiding in 2006 het project MAVIM4. MAVIM is een softwareproduct waarin de opleiding de procesgang 32
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
•
•
•
met betrekking tot de onderwerpen in het kader van kwaliteitszorg en accreditatie kan vastleggen. Voor verbeteracties en de borging ervan hanteert de opleiding een verbeterformat. Doelen en resultaten daarvan worden in de curriculumcommissie en het coördinatieteam CMV besproken en vastgesteld. In oktober 2005 is afdelingsbreed voor de eerste keer de KWOA-scan uitgevoerd onder zowel docenten als medewerkers (Kwaliteit van Werk en Arbeidsomstandigheden). De tevredenheid van studenten wordt intern periodiek (vier keer per jaar) geëvalueerd via evaluatieformulieren en panelgesprekken. Het panel constateert dat de panelgesprekken na het laatste blok van het jaar geen doorgang vinden. De verslagen van de evaluaties en de gesprekken die het panel aantrof waren mager en rommelig. De tevredenheid van studenten wordt extern periodiek (één keer per jaar) geëvalueerd via onderzoeken ten behoeve van de keuzegids Hoger Onderwijs en de Elsevier. De tevredenheid van alumni wordt geëvalueerd in de HBO-Monitor. Als aanvulling op de standaardvragen in de HBO-Monitor is voor de opleiding CMV in 2003 en 2004 onderzocht in welke mate de opleiding studenten voldoende heeft toegerust om op hbo-niveau te kunnen functioneren. De tevredenheid van het werkveld wordt gewaarborgd door de betrokkenheid van het werkveld bij het tot stand komen van Alert en Ondernemend (1999), de Profilering van het Agogisch Domein (2003) en de rol die werkveld en opleidingen spelen bij het tot stand komen van de nieuwe beroepenstructuur Zorg en Welzijn (2005).
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit het reguliere overleg tussen jaarcoördinator en groepsvertegenwoordigers en uit evaluatieresultaten blijkt vrij snel of er onduidelijkheden bestaan met betrekking tot studieonderdelen. De jaarcoördinator zorgt dan voor de afstemming en de communicatie met de studenten tijdens het lopende onderwijs. Onduidelijkheden in themaboeken en studiehandleidingen worden door een eindverantwoordelijke docent weggewerkt tijdens het bijstellen van het materiaal voor het komende cursusjaar. • Evaluaties ten aanzien van de doelen uit activiteitenplannen en werkplan curriculumcommissie hebben tot verbeteringen geleid waar dit wenselijk was. Zoals bijvoorbeeld maatregelen voor behoud en ter verbetering van mbo-instroom door middel van het kennismakingsprogramma met mbo-Landstede en mbo-Deltion. Het panel heeft in het materiaal meerdere voorbeelden gezien van maatregelen tot verbetering zoals de personeelsmutaties (2004 – 2005), de Notitie huisvestingsbeleid
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
33
•
(2005). Ook op basis van de gesprekken stelt het panel vast dat de opleiding verbetermaatregelen neemt, deze zijn echter niet altijd goed gedocumenteerd. Naar aanleiding van de vorige visitatie (2000) en het inspectiebezoek (2001) is een aantal onderdelen nader uitgewerkt. De relatie tussen de competenties uit het opleidingsprofiel, de themadoelen en de toetsing is verder geëxpliciteerd. De opleiding heeft op grond van het hogeschoolproject Toetsen met Beleid een verbetertraject rond toetsing opgezet. De opleiding werkt structureel aan kwaliteitszorg met betrekking tot evaluatie en bijstelling van het curriculum.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Medewerkers worden betrokken bij de kwaliteitszorg via evaluaties en bijstellingen van het onderwijs middels evaluatieformulieren, docentvergaderingen en teamvergaderingen. Zij zijn betrokken bij de innovatieprocessen door deelname aan hogeschoolprojecten en werkgroepen in het kader van de ontwikkeling van de School of Social Work. In de opleidingscommissie en de deelraad is advies- en instemmingsrecht voor medewerkers gereglementeerd. Het panel heeft hier de notulen van ingezien. • Studenten worden actief betrokken bij onderzoeken van de Keuzegids Hoger Onderwijs / Elsevier en bij evaluaties van onderwijsinhoud en -organisatie. Er worden groepsuren georganiseerd om de communicatie tussen studenten en opleiding over onderwijs en organisatie te bevorderen. In studentpanels worden de resultaten van de evaluaties met studenten besproken en worden verbeteracties die zijn ondernomen gerapporteerd. Het panel heeft deze verslagen ingezien. Elke groep heeft een groepsvertegenwoordiger die direct overleg kan voeren met de betreffende jaarcoördinator. In de opleidingscommissie en de deelraad is advies- en instemmingsrecht voor studenten gereglementeerd. • Alumni worden betrokken bij de opleiding via het alumniblad Dwars dat drie keer per jaar verschijnt. Zij worden uitgenodigd voor de jaarlijkse Alumnidag van de Hogeschool en zij worden uitgenodigd mee te werken aan onderzoeken als HBOMonitor, en eigen onderzoeken naar aansluiting tussen opleiding en vervolgtraject (arbeidsmarkt of vervolgopleiding). • Het afnemend beroepenveld wordt via de consultatiecommissie gevraagd te adviseren over ontwikkelingen in het onderwijs. Het panel concludeert dat deze commissie nauwelijks meer actief is sinds voorjaar 2005, ook heeft het panel niemand van de consultatiecommissie gesproken. De opleiding organiseert een stagebegeleidersbijeenkomst in aansluiting op de jaarlijkse stagemarkt en gaat daarbij in gesprek met beroepsbeoefenaren over de inrichting en toetsing van stages. 34
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Ook onderhoudt de opleiding contacten met het werkveld via de stageplekken (zie ook facet 2.1).
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de tien hbo-criteria geoperationaliseerd tot beoordelingscriteria in de beoordeling van afstudeerprojecten, het portfolio en de individuele opdracht die studenten maken ter afronding van de opleiding. De hbo-criteria vormen de basis voor de vijf beoordelingscriteria die gehanteerd worden bij de beoordeling van het eindgesprek. In het eindgesprek aan de hand van stellingen wordt de student beoordeeld op het bachelorniveau in aanwezigheid van een werkveldvertegenwoordiger. Studenten worden voorbereid op het eindgesprek in een oefengesprek dat als toetsgesprek dient ter afronding van het thema visie in het vierde jaar. Dit toetsgesprek wordt op dezelfde wijze beoordeeld als het eindgesprek. • In het samenwerkingsverband met andere CMV-opleidingen is een onderzoek uitgevoerd naar de borging van het hbo-niveau bij CMV-opleidingen. De bevindingen hiervan zijn verwerkt in verbeteracties ten aanzien van toetsing en beoordeling. Ter aanvulling op de HBO-Monitor worden er voor CMV specifieke vragen gesteld over de realisatie van het hbo-niveau. Over het algemeen komt hieruit het beeld naar voren dat het opleidingsniveau goed aansluit op het gevraagde hbo-niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in het werkveld. • Het panel heeft tien afstudeerscripties ingezien en concludeert op basis hiervan dat deze scripties van voldoende niveau zijn. De onderwerpen sluiten aan bij de actuele CMV-praktijk. Voor de beoordeling hanteert de opleiding een formulier wat logisch en samenhangend is. Het panel heeft geen duidelijke lijn en onderbouwing in de beoordeling gezien. De zekerheid dat verschillende docenten steeds een gelijke beoordeling met betrekking tot studentprestaties afgeven is naar het oordeel van het panel onvoldoende gewaarborgd. • Onder afgestudeerden en hun werkgevers is in 2005 onderzoek gedaan naar de aansluiting van de opleiding op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. Ondanks de geringe reacties uit het werkveld komt er een positief beeld naar voren. In samenhang met de rol die werkveldvertegenwoordigers spelen bij toetsing en beoordeling stelt de opleiding vast dat er voldoende gelegenheid wordt gecreëerd voor het werkveld om zich uit te spreken over de mate waarin de opleiding de eindkwalificaties bereikt.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
35
•
•
•
•
Werkveldvertegenwoordigers adviseren over de beoordeling van de student in het kader van de jaarstage het afstudeerproject. Het eindgesprek wordt gevoerd in aanwezigheid van een werkveldvertegenwoordiger die een indruk geeft over het niveau van de afgestudeerden. De opdrachtgever van afstudeerprojecten geeft een beoordeling van het afstudeerproject waarin uitdrukkelijk gevraagd wordt een indruk te geven van het gerealiseerde hbo niveau. De beoordeling van afstudeerprojecten in het vierde jaar en de beoordeling van de individuele opdrachten in het vierde jaar zijn gebaseerd op beoordelingscriteria die afgeleid zijn van de competenties uit het landelijke opleidingsprofiel. De criteria, evenals de beoordelingsprocedure, zijn vooraf bij studenten en beoordelaars bekend. Het eindresultaat van de individuele opdracht in het vierde jaar wordt beoordeeld door een docent die niet betrokken is geweest bij de begeleiding. Eénmaal per jaar organiseert de opleiding een stagemarkt waarbij instellingen en stagiaires zich presenteren aan toekomstige stagiaires en docenten. Ook organiseert de opleiding éénmaal per jaar een manifestatie waarbij de afstudeerprojecten van de studenten in het vierde jaar worden gepresenteerd aan alle studenten en docenten. De jaarstage bestaat uit 10 of 2x 5 maanden werken bij eenzelfde instelling. Supervisie is formeel en inhoudelijk gekoppeld aan de jaarstage. Uit de HBO-Monitor (2004) blijkt dat de afgestudeerden tevreden zijn over hun competenties. Zij bezitten deze voldoende. Als tekorten noemen zij de toepasbaarheid van vakkennis, het signaleren van problemen en kansen, het duidelijk maken wat je bedoelt en het opkomen voor het eigen standpunt. Het panel concludeert dat het afstuderen in de meeste gevallen in groepjes gebeurt. Hierbij is de borging voor het hbo-niveau van de individuele student in het geding. De opleiding ondervangt dit door een individueel reflectieverslag die door iedere student wordt gemaakt. Het panel is op grond van bestudering van een aantal reflectieverslagen van mening dat deze verschillen in niveau laten zien, maar dat deze onvoldoende bewijs leveren voor de individuele leerprestatie in het afstudeerproject. Het individuele eindgesprek biedt op dit punt meer inzicht in de individueel verworven competenties. Dit gesprek wordt getoetst op criteria die het hbo-niveau duiden.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voldoende instroom en instroom die voldoet aan de minimumeisen wordt jaarlijks geëvalueerd aan de hand van cijfers en tabellen die beschikbaar worden gesteld door de dienst Marketing en Communicatie. De gegevens worden besproken in het MT
36
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
•
•
•
•
•
Sociale Studies en het coördinatieteam CMV. De opleiding slaagt erin geformuleerde streefdoelen daarin te bereiken. De opleiding heeft naar aanleiding van de bevindingen uit de vorige visitatie meegewerkt aan het landelijke onderzoek naar rendementen bij CMV-opleidingen. Onder andere de aanbevelingen uit dit onderzoek zijn verwerkt in specifieke maatregelen die beogen het rendement te bevorderen. Een belangrijke maatregel hierin is het contact tussen student en docent, in kleine groepen, te intensiveren. De opleiding streeft naar een maximale uitval in de propedeuse van 20%. De uitval na 1 jaar is 25% in 2004 en 27% in 2003. De opleiding houdt zelf bij welke motieven van studenten ten grondslag liggen aan uitval in de propedeuse. Een aantal motieven is door de opleiding niet of nauwelijks beïnvloedbaar. Met name de motivatie om na de propedeuse de studie aan een universiteit te vervolgen heeft een nadelige invloed op de rendementscijfers, maar wordt door de opleiding niet als rendementsverlies beoordeeld. De opleiding wil de uitval in de hoofdfase beperken tot maximaal 10%. Daarmee beoogt de opleiding een uiteindelijk rendement van 72%. In de hoofdfase viel van cohort 2000 10% af na de propedeuse, bij cohort 2001 is dit 11% en bij 2002 ook 11%. Het panel stelt vast dat de uitval binnen de streefnormen is. De opleiding streeft ernaar 65% van de studenten in de hoofdfase in het vierde jaar van inschrijving af te laten studeren (cumulatief opleidingsrendement 52%). Na vier jaar, hebben van cohort 2001 35,3% van de studenten hun diploma. Van cohort 2000 is dit 27,1% en van cohort 1999 56,6%. De opleiding streeft ernaar 50% van het resterende aantal studenten in het vijfde jaar van inschrijving in dat jaar af te laten studeren (cumulatief opleidingsrendement 62%). Van cohort 1999 is 60,9% afgestudeerd na vijf jaar (is 50% van het resterende aantal studenten). Van cohort 2000 heeft 34,3% na vijf jaar een diploma behaald, dit is 30% van het resterende aantal studenten. Het panel concludeert dat niet alle streefcijfers worden gehaald. De streefcijfers zijn Windesheimbreed vastgesteld en blijken voor sociale studies moeilijker haalbaar te zijn. Het niet behalen van de streefcijfers wordt dan ook door het CvB geaccepteerd.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
37
38
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
39
Bijlage 1:
40
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
41
42
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
43
44
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid: Mevrouw T. Pollman
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. M.J.J. van Beers
Panellid: De heer L.J.J. van der Ark
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid student: Mevrouw F. van Overmeeren
Deskundigheden panel Opleiding Cultureel Maatschappelijke Vorming Christelijke Hogeschool Windesheim
X X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer L.J.J. van der Ark (voorzitter, panellid domein/werkveld Maatschappij) De heer Van der Ark is voornamelijk ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van Maatschappelijk werk en maatschappelijke vorming. Door zijn opleiding en werkervaring als docent heeft de heer Van der Ark inzicht in het vakgebied Cultureel Maatschappelijke Vorming. De heer Van der Ark heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding: 1949 – 1952 1952 – 1957 1967 – 1971
(M)ULO Kweekschool voor onderwijzers hbo Inrichtingswerk
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
45
Werkervaring: 1964 – 1965 1965 – 1970 1970 – 1975 1875 – 1978 1978 – 1988 1989 – 1994
Onderwijzer Adjunct directeur Huis ter Schie te Rotterdam Directeur Vormingscentrum werkende Jongeren te Gorinchem Directeur Crisisinterventie centrum FIOM te Rotterdam Regionaal Coördinator W.I.J.N. Zuid Holland Zeeland Directeur Landelijk Centrum voor Beroeps- en Opleidingsvraagstukken voor de sector Zorg en Welzijn (NIZW) 1994 – 1999 Directeur beroepsvereniging NVMW 1970 – 1976 Pt. Docent inrichtingswerk Sociale Academie Rotterdam 1978 – 1984 Pt. Docent organisatievraagstukken HS Den Bosch 1994 – heden Pt. Gastdocent beroepsvraagstukken van de maatschappelijk werker 1989 – 2001 Lid klachtencommissie II Raad voor de Kinderbescherming Nederland 1993 – 2003 Lid en vz van de Stg. Ondersteuning Maatschappelijk Werk Utrecht e.o. (fonds) 1995 – heden Voorzitter klachtencommissie Algemeen maatschappelijk werk Utrecht Diversen: Directeur jeugdbescherminginstellingen; Lid van het bestuur van de Hogechool Rijnmond Lid van de faculteitsraad van de WAG te Rotterdam Organisatieadviseur bij Meijerman & Partners Directeur landelijke beroepsvereniging van maatschappelijk werkers NVMW Directeur van de Stichting beroepsregister van maatschappelijk werkers SBMW Oprichter en directeur van de vereniging van vrijgevestigde maatschappelijk werkers VVMW Voorzitter van de werkveldadviescommissie SPH te Utrecht Voorzitter van de adviesraad MWD HAN te Nijmegen Lid bestuur leerstoel Maatschappelijk Werk aan de KU te Nijmegen
Panellid domein mevrouw C.M. Pollmann Mevrouw Pollman is voornamelijk ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van onderwijs en vormingswerk. Zij heeft een ruime ervaring in het werkveld met betrekking tot maatschappelijk welzijn en interculturele arbeidsprojecten. Mevrouw Pollman heeft vanuit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Opleiding: 1961 – 1966 1966 – 1970 1976 – 1978 1978 – heden
MMS b Sociale Academie den Elzent, Eindhoven Voortgezette Opleiding Amsterdam Cursussen en trainingen op postacademisch en postdoctoraal niveau op het gebied van management, informatica en automatisering, projectmanagement, timemanagement, schrijversvakschool.
Werkervaring: 1994 – heden Werkzaam vanuit de eigen BV als (interim) manager in de functie van • directie arbeidsvoorziening Nijmegen • Hoofd afdeling Grondzaken, Economie en Werkgelegenheid Stadsdeel Westerpark in Amsterdam • Projectmanager werkgelegenheid Amsterdam vanuit de deelgemeente taakstellend verantwoordelijk voor de resultaten
46
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
•
Projectleider Landelijk kwaliteitsstelsel Kinderopvang. Thans werkzaam aan de implementatie van het stelsel • Hoofd afdeling wonen en welzijn dienst wijkzaken gemeente Tilburg • Leidinggevende projectontwikkeling Plan van Herstel in het Oude Noorden in opdracht van de bestuursdienst Rotterdam. • Hoofd afdeling trajectbemiddeling langdurig werkzoekenden bij de dienst Werkstad, gemeente Rotterdam Daarnaast geeft mevrouw Pollman inleidingen (momenteel vooral op het terrein van kwaliteitsbeleid), trainingen en individuele coaching voor leidinggevenden. 1988 – 1994 1982 – 1988 1981 – 1986
Directeur Landelijke Stichting Ambulante Fiom Den Bosch. Gemeenteraadslid en Wethouder, gemeente Liempde, portefeuilles ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, sociale zaken, welzijn en milieu. Adjunct directeur Hogeschool De Horst, Driebergen
Daarvoor is zij actief geweest als docent, supervisor, regionaal consulent, vormingswerkster en ondernemer van een kleine, coöperatieve winkel-werkplaats. In de laatste twintig jaar is zij voorzitter of bestuurslid geweest in diverse organisaties zoals de Rutgersstichting, de Annie van Dieren School, het PON (Provinciaal Opbouworgaan Noord Brabant), Delta, Stichting Welzijn Boxtel en o.a. deelnemer van een denktank volksgezondheid en provinciaal beleid. Diverse publicaties onder meer Handleiding Kwaliteitsstelsel, columns en diverse artikelen.
Panellid student mevrouw F.A.A. van Overmeeren Student panellid mevrouw Van Overmeeren is tweedejaars student Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Fontys Hogescholen te Eindhoven. Zij is voorzitter van de studentenfractie van de Instituuts Medezeggenschapsraad en studentenfractievoorzitter binnen de Opleidingscommissie. Daarnaast is Mevrouw Van Overmeeren meerdere jaren betrokken binnen de studentenraad en in een universitaire commissie. Mevrouw Van Overmeeren beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen en is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Opleiding: 1996 – 2000 2000 – 2002 1998 – heden 2004 – heden
mavo havo EHBO Fontys Hogescholen, Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Werkervaring: 04/03 – heden Voorzitter en studentenfractielid van IMR en OC 2002 – heden Voorlichtingsactiviteiten binnen SPH
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
47
Mevrouw drs. M.J.J. van Beers Mevrouw Van Beers is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als studentpanellid bij meerdere visitaties. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1997 – 1998 1998 – 2004
Bio-farmaceutische wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden Psychologie, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2004 Gezondheidspsycholoog bij Emotional Brain, Almere 2005 – heden Auditor NQA Relevante ervaring: 1998 – 2004 Actief in studenteninspraak, onder andere faculteitsraad en helpdesk medezeggenschap. Lid Advies Commissie Kwaliteit Onderwijs, UU 2000 – 2001 Bestuurslid Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport
48
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie CMV Windesheim op 24 mei 2006 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 10.45 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
10.45 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45 – 12.45 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep studenten (8 a 10), verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding
12.45 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.15 uur
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten (8 a 10): verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten etc.
14.15 – 15.00 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
15.00 – 15.20 uur
Rondleiding
15.20 – 17.00 uur
Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
49
50
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage zijn de kengetallen van de opleiding CMV weergegeven. Deze cijfers worden vergeleken met het landelijk gemiddelde.
Tabel 1: Gegevens Opleiding CMV Windesheim en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). 1995 1996 1997 1998 1999 55,0% 32,4% 51,0% 55,4% 63,6% Percentage diploma behaald na 5 jaar Opl. (van instroomcohort) 46,2% 44,7% 48,8% 49,2% 46,7% LG 57,5% 35,3% Percentage diploma behaald na 8 jaar Opl. (van instroomcohort) 49,2% 48,9% LG Bron: website HBO-raad.
Tabel 2: Gegevens Opleiding CMV Windesheim en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 46,3 48,4 43,1 48,0 48,8 Gemiddelde studieduur van Opl. gediplomeerden uitstroomcohort jaar X 49,9 49,2 48,8 49,8 49,3 LG (in maanden) 12,5 15,2 17,3 20,4 16,2 Gemiddelde studieduur studiestakers in Opl. maanden van het uitstroomcohort in jaar LG. 18,9 19,6 17,9 20,8 19,3 X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding CMV Windesheim en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar 22,7% 46,8% 37,7% 28,2% 36,4% Opl. 34,4% 33,0% 32,1% 30,7% 30,3% LG Percentage uitval na 3 jaar 39,2% 37,5% 30,3% 59,7% 51,9% Opl. 41,3% 41,0% 44,5% 43,3% 44,1% LG Bron: website HBO-raad.
Tabel 4: Gegevens Opleiding CMV Windesheim en totaal landelijk (TL) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 Aantal inschrijvingen 181 187 183 Opl. 3287 3186 3055 TL Instroom 57 73 67 Opl. 947 955 839 TL Aantal behaalde diploma’s 24 32 35 35 Opl. 644 631 563 549 TL
2003 190 3101 68 905 28 587
2004 218 3008 78 786 -
Bron: website HBO-raad.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
51
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Onderwerp 1: Doelstelling Facet 1.1. 1. PAD, Profilering Agogisch Domein (terzijde) 2. Toekomstverkenning ten behoeve van de beroepenstructuur Zorg en Welzijn (Verweij-Jonker Instituut) (terzijde) 3. Werkveldplatform CMV 2004 – 2005 – 2006. a. Kadernotitie Social Work-opleidingen en –werkveld (map) b. brief met kenmerk e145/hg en onderwerp “Houtskoolschets” (map) c. brief met kenmerk 05.0374/aba/ak en onderwerp Opleidingsstructuur (map) d. Uitnodiging vergadering 19 mei 2005 + verkort verslag 18-11-2005 (map) e. Verslag vergadering 19 mei 2005 + enkele bijlagen (map) f. Informatiebundel voorjaar 2005 (map) g. “Naar een nieuwe beroepenstructuur in zorg en Welzijn”, verslag van werkconferentie 23-2-2005 (map) h. Nieuwsbrief Beroepen zorg en welzijn (map) 4. Documentatie Landelijk Ontwikkelingsproject Jongerenwerk (LOIJK) a. LOJIK; terugblik 2004 en concept werkprogramma 2005, versie 4-11-2004 (map) b. LOJIK; terugblik 2004 en werkprogramma 2005, versie januari 2005 (terzijde) c. Projectplan LOJIK (map) d. Vragenlijst LOJIK (map) 5. Studiedag Landelijk Overleg CMV 15-04-2005 a. “reflecties op Culturele en Maatschappelijke Vorming” (terzijde) b. Bijlage “reflecties op Culturele en Maatschappelijke Vorming” terzijde) c. Verslag studiedag 15-4-2005 (map) d. Reflecties op CMV-15-4-2005 (map) 6. Studiedag Landelijk Overleg CMV 11-11-2005 a. CMV; Cultuur en Ondernemerschap (terzijde) b. Uitnodiging Studiedag 11-11-2005 (map) c. Verslag studiedag 11-11-2005 (map) d. Programma van studiedag 11-11-2005 (map e. Powerpoint studiedag 11-11-2005 (map) f. H. Kunnema, “Voorbij het Dikke Ik” (map) g. Kees Schuyt, “iemand opbeuren” (map) Facet 1.2. 1. Windesheim Ontwikkel Standaarden (WOS) (terzijde) 2. Uitwerking 10 generieke kernkwalificaties hbo (Fransen) voor CMV (map) 3. HBO-niveau opleidingen CMV nader bekeken. (terzijde) Facet 1.3. 1. Kwaliteit van de opleiding CMV 2001 – 2002 – 2003 (onderzoek afgestudeerden) (terzijde) Verder terzijde: Alert en Ondernemend (landelijk opleidingsprofiel CMV)
52
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Studiegids CMV HBO-Monitor 2002, 2003, 2004 + opleidingsspecifieke vragenlijst 2004 en Maatwerkrapport 2004. Beroepenstructuur Zorg en Welzijn, een nieuwe beroepenstructuur. Plan van Aanpak Domeinvorming Sociale Studies Ontwikkelgids Sociale Studies Voorlichtingsbrochure CMV 2005-2006 Voorlichtingsbrochure School of Social Work 2006 - 2007
Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. 1. Competenties en Eindtermen CMV, inclusief Zwolse Competenties (map) 2. PPO- POP- Portfolio binnen CMV (map) 3. YMCA-traject, projectplan en evaluaties a. 2e rapportage CMV traject jongerenwerk nieuwe stijl (map) b. rapportage project ‘Uitdaging onder controle’ oktober 2002- januari 2003 (map) c. ‘uitdaging onder controle’, op weg naar een opleiding tot transformatieregisseur (map) d. informatie/doelstelling panelbijeenkomst (map) e. uitnodiging, programma, bijlagen panelbijeenkomst (map) f. informatie aan CMV studenten over YMCA traject (map) 4. Internationalisering, programma’s internationale weken a. program international week, march 2003 (map) b. evaluatie internationale week CMV, maart 2003 (map) c. internationale week 2004 (map) d. casus internationalisering, teamdag 2004 (map) e. programma internationale week 2005-2006 & evaluatie (map) f. informatie studeren in het buitenland (map + terzijde) g. stage opdracht, project: gemeenschapsontwikkeling Marowijne-Flora Suriname (map) 5. Materiaal Studiedag CMV competentieleren a. uitnodiging en programmavoorstel studiedag (map) b. hand-out powerpoint presentatie Vraagsturing, competenties en toetsing (map) 6. Materiaal Studiedag CMV Wet Maatschappelijke Ondersteuning a. uitnodiging en programma studiemiddag WMO (map) b. draaiboek studiemiddag WMO (map) c. inleiding (map) d. handout powerpoint presentatie WMO (map) e. tien lessen voor de vermaatschappelijking (map) f. informatie gastspreker Evelien Tonkens Groenlinks (map) g. ‘Aan de slag, invoeringsprogramma WMO, informatie van gem. Zwolle (map) h. brief van studiecentrum voor bedrijf en overheid betr. WMO (map) Facet 2.2. + 2.3. + 2.4. 1. Werkplan curriculumcommissie + bijstelling 2004 - 2005 (map) 2. Toetsing individuele opdracht CMV4 + beoordelingscriteria (map) 3. Beoordelingscriteria afstudeerproject (map) 4. Verbetertraject kwaliteitszorg rondom toetsing (map) 5. Toetsbeleidsplan 2006 inclusief curriculumopbouw (terzijde)
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
53
Facet 2.5. 1. Lesopzet aansluiting Zwolse mbo’s (map) 2. Marktaandeel CMV (map) 3. Onderzoek studiekeuze (map) Facet 2.6. + 2.7. Zie studiegids (terzijde) Facet 2.8. 1. Toetsbeleidsplan (zie facet 2.2.5) 2. Evaluatie tentamenweken Sociale Studies (map) 3. MC toetsverwerking (map) Terzijde: Het onderwijsconcept Leren Leren in 2000. Bouwen aan Competentiegericht leren binnen Christelijke Hogeschool Windesheim Aansluitmonitor Havisten en mbo’ers in Noord-Oost Nederland en analyse
Onderwerp 3: Personeel Facet 3.1. 1. Aanvraagformulier deskundigheidsbevordering sociale studies + Teamontwikkelingsplan 2005-2006 (map) 2. Banenplaat CMV 2005 – 2006 en verdeling algemene taken CMV 2005 -2006 (map) 3. Docentstages 2002, toelichting scholingsplan 2002 en scholingsplan 2003-2004 (map) 4. Documentatiemateriaal consultatiecommissie CMV 2002, 2003, 2004, 2005 a. agenda’s en verslagen 2002 (map) b. agenda’s, verslagen en bijlagen 2003 (map) c. agenda’s, verslagen en bijlagen 2004 (map) d. agenda’s, verslagen en bijlagen 2005 (map + 1x terzijde) 5. Documentatiemateriaal gezamenlijke consultatiecommissie BSW 2005, 2006. a. agenda’s, verslagen en bijlagen 2005 (map) b. agenda en verslag 2006 (map) 6. Expertmeeting Kunst en Cultuur 2004/2005 (map) 7. Activiteitenplan E-learning 2005 -2006 en Scholingsplan ICTO 2006 (map) 8. Presentaties afstudeerprojecten 2003, 2004, 2005 (map) 9. Activiteitenplannen Hogeschoolhoofddocenten Ethiek, Multiprobleem-Gezinnen en Diversiteit (map) Facet 3.2. 1. Kengetallen begroting CMV (map) 2. Voorstel herberekening taakbelasting 2005 (map) 3. Begroting CMV 2006 – 2009 (map) 4. Resultaten enquête KWOA 2005 (terzijde) 5. Risico Inventarisatie en Evaluatie (terzijde en map) 6. Overzicht kengetallen ziekteverzuim voorjaar 2006 (map)
54
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
Facet 3.3. 1. CV’s docenten (terzijde) 2. Programma’s scholingsdagen CMV-team a. Voorjaar 2003 leerwerkdag toetsing en competentiegericht leren (map) b. 17 en 18 maart 2003 Landelijke Conferentie (map) c. 27 januari 2004 docent als coach (map) d. 18 mei 2004 teamontwikkeling (map) e. 14 december 2004 scholing pop-coach gesprekken (map) f. 19 mei 2005 teamscholingsdag (map) 3. Rapportages studentenevaluaties (bij Onderwerp 5) 4. Rapportages HBO-Monitor (bij Onderwerp 1) 5. Gedragscode Sociale Studies (map) 6. Plan voor Organisatieontwikkeling Sociale Studies, 2001 (terzijde) 7. Trias, vergaderrooster 2005-2006 (terzijde) 8. Richtlijnen lief en leed (map) Terzijde: Tijdschrift voor de sociale sector, 4/2006 zie pagina 26/27 Werken met Competenties Integraal Verzuimmanagement
Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. 1. Huisvestingplan School of Social Work (concept rapportage mei 2006) (map) 2. Uitdraai studievolgsysteem (map) 3. Voorlichtingsbrochures (terzijde) Facet 4.2. 1. Verslagen studentbegeleiding OSIS a. studentbegeleiding, jaarevaluatie 2003-2004 & 2004-2005 (terzijde) b. jaarverslag 2003 vertrouwenspersonen (terzijde) 2. Studeren met een functiebeperking (map) 3. Windesheim Topsportregeling (map)
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. 1. Activiteitenplan CMV 2005, 2006 a. activiteitenplan voor 2005, afd. Sociale Studies (terzijde) b. activiteitenplan voor 2005, afd. Sociale Studies, bijlagen (terzijde) c. begrotingen voor 2005, afdeling Sociale Studies (terzijde) d. activiteitenplan voor 2006, afd. Sociale Studies (map) e. reactie op jaarbrief 2006, t.a.v. hfd. ‘kwaliteitszorg’ (map)
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
55
2. Marktaandeel CMV t/m 2004 a. kwartaalrapportage t/m 2e kwartaal 2005 CMV (map) b. marktaandeel Sociale Studies (map) c. Sociale Studies: marktaandeel, instroom en concurrentiepositie (map) 3. PDCA-cyclus studentevaluaties (map) 4. Eindrapportage Toetsen met beleid (terzijde) 5. Verbetertraject toetsing (map) 6. Toetsbeleidsplan 2006 (zie onderwerp 2, terzijde) 7. Dossier evaluaties CMV4 2004-2005 (map) 8. Onderzoek Hbo-niveau in opdracht van LOO-CMV (zie ook onderwerp 6, 6.1) 9. Inventarisatie externe toetsing 2004 -2005 (LOO-CMV) (map) 10. Hogeschoolnotitie Kwaliteit Beleidsmatig verankerd, juni 2005 (terzijde) 11. Rapportage Interne Audit 2003 (map) Facet 5.2. 1. Kennismakingsprogramma mbo-leerlingen 2005 (map) 2. LOB-module (map) Facet 5.3. 1. Verslagen Managementteam School of Social Work, Coördinatieteam CMV, Curriculumcommissie, Teamvergadering (terzijde) 2. Basisreglement Opleidingscommissie CMV (map) + verslagen Opleidingscommissie (terzijde) 3. HBO-Monitor & keuzegids Hoger Onderwijs (terzijde) 4. Rapportages studentevaluaties 2002/2003 (map) 5. Rapportages studentevaluaties 2004/2005 (map) 6. Onderzoek Afgestudeerden 2005 (terzijde) 7. Onderzoek Afgestudeerden 2002 (map) 8. Verslagen consultatiecommissie (zie ook onderwerp 3, bij facet 3.1, punt 4) 9. Kwaliteitszorgplan HHD kwaliteitszorg (map) Terzijde: 1. Verslagen Managementteam School of Social Work 2. Verslagen Coördinatieteam CMV 3. Verslagen Curriculumcommissie CMV 4. Verslagen Teamvergadering CMV 5. Verslagen Opleidingscommissie - CMV 6. HBO-Monitor
Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. 1. Beoordelingscriteria afstudeerproject (map) 2. Beoordelingscriteria portfolio en individuele opdracht (map) 3. Beoordelingscriteria eindgesprek (map) 4. Beoordeling Hbo-kwalificaties (map) 5. Beoordelingscriteria afstudeerproject opdrachtgever (map) 6. Onderzoek Hbo-niveau (map) en externe toetsing (zie onderwerp 5, facet 5.1. nr. 9) 7. Hbo-Monitor (terzijde)
56
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
8. Formulieren oordeel gecommitteerden bij eindgesprekken (map) Facet 6.2. 1. Activiteitenplan en begroting (zie onderwerp 3 en onderwerp 5) 2. Interview Rendementen CMV – 2002 (map) 3. Onderzoek CMV-rendementen 2002 (map) 4. Toelichting cijfers 2002 t/m 2005 (map) 5. Stand van zaken rendementen CMV maart 2006 (map)
Scripties -
Stichting Kunst en Kracht – Jildau Bosma & Hester Schipper (juni 2005) eindcijfer 7,5 Treasure Hunt – Gerbrand de Lange (juni 2005) eindcijfer 7,5 Multiculturele Dilemma’s van de CMV professional – Ym Wijdenes & Paul van Loosbroek (juni 2005) eindcijfer 7,6 Waarom kiezen ouders voor Iederwijs? – Janine van der Plas & Romelia Stelma (okt 2005) eindcijfer 7,4 Brede School / volwasseneducatie Stadshagen – Sandra Ekkelkamp / Martine Klasens / Nynke de Haan (juni 2005) eindcijfer 7,5 Plattelandsjongeren Overijssel – Marit van Spanje & Anne Nijland (juni 2005) eindcijfer 8,2 Methodiekbeschrijving jongerenwerk Dronten – Mijke van Baal & Aline van Baal (juni 2005) eindcijfer 8,8 Pass this on – Pauline Sikking & Sanne van der Werf (juni 2005) eindcijfer 7,6 Samenwerken voor Multiprobleem gezinnen – Una van Maarseveen & Elle Maessen (juni 2005) eindcijfer 6,4
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Windesheim, opleiding CMV
57