Christelijke Hogeschool Windesheim HBO-Bachelor Communicatie
© Netherlands Quality Agency (NQA) November 2010
2/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding Varianten Croho-nummer Locatie Auditdatum Auditteam
Christelijke Hogeschool Windesheim. Communicatie Voltijd/deeltijd 34405 Zwolle 14 april 2010 A.M. Cotton MA-MBA (vakdeskundige) A. Le Large-Groothuijzen MCE (vakdeskundige) K. Hijmans (studentlid auditteam) ir. M. Dekker-Joziasse (Senior-auditor NQA) C.A.J. Witsenboer BComn & BEd (Junior-auditor NQA)
Door Christelijke Hogeschool Windesheim is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Doelstellingen De opleiding Communicatie sluit aan bij het landelijk vastgestelde beroeps- en opleidingsprofiel voor de hbo-opleidingen Communicatie en de bijbehorende eindkwalificaties. De opleiding positioneert zich als brede communicatieopleiding met een gerichtheid op communicatiemanagement. Het opleidingsprofiel wordt met name afgestemd met het regionale en nationale werkveld en beroepsverenigingen. De koppeling aan de criteria voor het bachelorniveau zijn opgenomen in het landelijke opleidingsprofiel. Programma Uit documentatie, studiematerialen en de gesprekken met docenten en studenten blijkt dat de opleiding goed gebruik maakt van vakliteratuur en studiemateriaal dat ontleend wordt aan situaties in de beroepspraktijk. Het auditteam constateert dat de opleiding werkt aan een duidelijke doorvertaling van de competenties qua niveau en oriëntatie naar de verschillende onderwijseenheden. De opleiding heeft hiervoor een kader ontwikkeld en moet deze verder vertalen naar de onderwijseenheden. Het auditteam constateert dat de samenhang in het
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
3/67
programma positief wordt ervaren door docenten, studenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers. Alumni waarderen de breedheid van het programma en de lijnen in het programma om te komen tot competentieontwikkeling. Het auditteam constateert dat de kaders voor het onderwijsprogramma en de procedures voor studenten helder zijn beschreven en als helder worden ervaren. De studielast is een regelmatig terugkerend bespreekpunt, met name bij deeltijdstudenten. De School en de opleiding investeren in maatregelen om de aansluiting met de vooropleiding goed te laten verlopen, via gerichte voorlichting, contact met toeleverende scholen, inrichting van het programma en analyse van doorstroomgegevens. Er wordt gewerkt aan verdere verbetering van de in- en doorstroom onder andere via versterking van de studiebegeleiding, de communicatie en de onderwijsorganisatie. De effecten van deze maatregelen zullen de komende jaren zichtbaar moeten worden. Het auditteam constateert dat het didactisch model (competentieleren) en de toetsingskaders passen bij de doelstellingen van de hogeschool en de opleiding. Kennis- en vaardighedenonderwijs staan in dienst van de integratieleerlijn. De mix aan werk- en toetsvormen past daarbij. Het auditteam vindt het positief dat de aandacht voor kennisoverdracht en voor de toetsing is aangescherpt. Ten aanzien van het stage en afstuderen ziet het auditteam heldere nieuwe handleidingen, waarin het projectmatig en onderzoeksgericht werken centraal staan en in de beoordelingscriteria worden betrokken. Het auditteam heeft de indruk dat deze vernieuwing nog niet zijn beslag heeft gekregen in de werkstukken die ter inzage lagen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met een fase van invoering. Ditzelfde geldt voor het werken met portfolio bij studenten. Het portfolio wordt nog niet als integraal instrument gehanteerd om zicht te houden op de totale competentiegroei. Personeel Het auditteam heeft de cv’s van het docententeam bestudeerd en is van mening dat het team docenten de capaciteiten in huis heeft om het brede veld van communicatie te dekken. Het auditteam constateert dat er geen problemen zijn met inzet of juist uitval van docenten. Er wordt voldaan aan de kwantitatieve maatstaven. Het auditteam signaleert een groot enthousiasme onder docenten en hart voor de onderwijskwaliteit. Dit wordt door studenten en alumni duidelijk positief gewaardeerd. Voorzieningen Het auditteam constateert dat de voorzieningen van de opleiding ruim toereikend zijn om het programma te realiseren. Ten aanzien van begeleiding stelt het auditteam vast dat nog een slag is te slaan in de aansluiting van de studiebegeleiding op het didactisch concept van competentieleren. Studenten zijn niet zozeer gericht op hun totale competentiegroei, maar meer op de verschillende onderwijsactiviteiten. Studenten ervaren een goede begeleiding en worden tijdig geïnformeerd. Kwaliteitszorg Het auditteam vindt, op basis van de bestudeerde documenten en de gesprekken met het management en de docenten, dat het kwaliteitszorgsysteem een duidelijke opzet heeft. Het primaire proces wordt systematisch geëvalueerd aan de hand van streefdoelen. Uit de
4/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
documentatie en gesprekken blijkt dat binnen SBE en binnen de opleiding meer aandacht uitgaat naar de vertaling van evaluatie-uitkomsten naar gerichte verbetermaatregelen. De procedures en handleidingen zijn daartoe aangescherpt en de rapportages worden meer eenduidig en regelmatig uitgebracht. De borgingscyclus kan daarin nog worden versterkt. De betrokkenheid van verschillende belanghouders kan worden versterkt. Resultaten Het auditteam constateert na een tweede ronde beoordeling van afstudeerwerkstukken dat de opleiding er in slaagt om de toegenomen aandacht voor de conceptuele leerlijn en het verrichten van praktijkgericht onderzoek te laten doorwerken in de afstudeerwerkstukken. Het auditteam is van mening dat de afstudeerwerkstukken getuigen van het gewenste bachelorniveau. Ook het werkveld is tevreden over de kwaliteiten van de afstudeerders. In het kader van de haalbaarheid voor studenten dient de balans tussen het onderzoekuitvoeren en het uiteindelijk kunnen uitbrengen van een communicatieadvies nog verder te worden geoptimaliseerd. Het auditteam is van mening dat voor de voltijdopleiding de streefnormen voor een groot deel (ruim) worden behaald. Voor de deeltijdopleiding geldt dit in veel mindere mate. Dit pleit mogelijk voor een differentiatie in streefnormen tussen de voltijd- en deeltijdopleiding. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie van de Christelijke Hogeschool Windesheim voldoet aan de vereiste basiskwaliteit. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
5/67
6/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
13
2.1
Doelstellingen van de opleiding
13
2.2
Programma
17
2.3
Inzet van personeel
32
2.4
Voorzieningen
36
2.5
Interne kwaliteitszorg
39
2.6
Resultaten
43
Bijlagen
49
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
51
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
57
Bijlage 3
Bezoekprogramma
63
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
65
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
66
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
7/67
8/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locatie(s) Code of conduct Variant(en) Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool 14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO
Christelijke Hogeschool Windesheim. Bekostigd Communicatie 34405 hbo bachelor 240 EC Zwolle ja Voltijd en deeltijd De opleiding Communicatie ziet communicatie als een managementinstrument. Het onderwijsprogramma richt zich op het opleiden van communicatiemedewerkers die op termijn in advies- en kaderfuncties het management kunnen aangeven hoe zij communicatie kunnen inzetten om hun doelen te bereiken. De opleiding Communicatie is een generalistische opleiding die aandacht besteedt aan organisatiecommunicatie, interne communicatie en marketingcommunicatie. Het onderwijsprogramma bestaat uit de major die het verplichte algemene deel bevat en uit een tweetal minoren die studenten kunnen kiezen. Studenten kunnen zich specialiseren door de twee minoren en hun stage- en afstudeerkeuze. De opleiding heeft gekozen voor projectonderwijs met externe opdrachtgevers. Het onderwijsaanbod loopt langs 4 leerlijnen: de integratieve leerlijn waar alle vakgebieden bijeen komen in een project rondom een kenmerkende beroepssituatie, de conceptuele leerlijn voor het bieden van kennis, de vaardigheden leerlijn en de reflectieve leerlijn. De praktijk krijgt een plaats in het binnenschoolse curriculum via externe opdrachtgevers en gastdocenten. Tijdens de stage staat de uitvoering van opdrachten centaal, bij het afstudeerproject gaat het met name om onderzoek en beleidsadvisering. De opleiding richt zich op beroepen als: medewerker/manager publiciteit&voorlichting, PR, medewerker afdeling communicatie, communicatieadviseur De opleiding Communicatie vormt samen met zeven andere hbo-bacheloropleidingen de School of Business & Economics (SBE). Vorige visitatie: 7 en 8 juni 2004 Besluit NVAO: 7 februari 2005
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
9/67
15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
De opleiding Communicatie vormde, tijdens de visitatie 2004, samen met de opleidingen Commerciële Economie en International Business and Languages de afdeling CCI i.v.m. grote verwantschap tussen vakgebieden van die opleidingen. M.i.v. 2006 is Windesheim gaan werken met Schools; de afdeling CCI is met 5 andere opleidingen opgegaan in de School of Business and Economics. De SBE heeft het vraaggestuurde onderwijs geconcretiseerd met minoren. Naast het vaste (major)programma kunnen studenten 2 minoren kiezen uit het aanbod van de eigen opleiding, van de andere opleidingen binnen de SBE, van andere Schools, van andere hogescholen of van universiteiten (pre-master). De BAMA structuur maakte het mogelijk een propedeuse te ontwikkelen voor de totale instroom van de SBE waardoor een keuze voor een andere dan de aanvankelijk gekozen opleiding tot de mogelijkheden behoort, zonder tijdsverlies. Ook voor stage- en afstudeertrajecten kunnen studenten een keuze maken. De opleiding heeft de taalbeheersing versterkt, door extra aandacht te besteden aan spellen en formuleren en het inbouwen van taaltoetsen. Daarnaast is er versterking van de interactie met de beroepspraktijk en intensievere studieloopbaanbegeleiding. De informatievoorziening is verbeterd door het gebruik van het digitaal studieplatform Sharenet.
Schema opbouw programma: Voltijd: nieuw programma (m.i.v. 2009) : COM
Periode 1 (15 EC)
Periode 2 (15 EC)
Periode 3 (15 EC)
Periode 4 (15 EC)
Jaar 1 (60 EC)
Majoronderdeel 1 (M1) SBE programma Majoronderdeel 5 (M5) COM programma Majoronderdeel 7 (M7) COM stage opdracht Majoronderdeel 9 (M9) COM programma
Majoronderdeel 2 (M2) SBE programma Majoronderdeel 6 (M6) COM programma Majoronderdeel 8 (M8) COM stage opdracht Majoronderdeel 10 (M10) COM programma
Majoronderdeel 3 (M3) COM programma minor 1 (n1)
Majoronderdeel 4 (M4) COM programma minor 2 (n2)
minor 3 (n3)
minor 4 (n4)
Majoronderdeel 11 (M11) COM afstudeeropdracht
Majoronderdeel 12 (M12) COM afstudeeropdracht
Jaar 2 (60 EC)
Jaar 3 (60 EC)
Jaar 4 (60 EC)
10/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Huidige Deeltijd jaargroepen: deze groepen bevinden zich in een overgangsfase van oud naar nieuwe programma: COM
Periode 1 (15 EC)
Periode 2 (15 EC)
Periode 3 (15 EC)
Periode 4 (15 EC)
Jaar 1 (60 EC) 'nieuw'
Major 1 (M1) SBE programma Werken in en aan een onderneming Blok A: Marketingcommunicatiecampagnes
Major 2 (M2) SBE programma De markt en haar klanten
Major 4 (M4) COM programma Monitoren van de businessomgeving
Blok A: Onderzoek
Blok B: Onderzoek
Major 3 (M3) COM programma Managen en ontwikkelen van beleid Blok C: Werken aan de identiteit en de reputatie van organisaties Blok C: Beleid
Blok C:
Blok D:
Jaar 2 (60 EC) 'oud'
Jaar 3 (60 EC) 'oud'
Blok B: Opstellen van overheidscampagnes
Stage Jaar 4 (60 EC) 'oud'
Blok A: Blok B: ReputatieReputatiemanagement management Voorbereiding afstuderen - Literatuurstudie
Blok D: Regisseren van Interne communicatieprocessen Blok D: Beleid
Afstuderen
Nieuwe deeltijdprogramma per 2012 - 2013 met verdere doorvoering major - minor: COM
Periode 1 (15 EC)
Periode 2 (15 EC)
Periode 3 (15 EC)
Periode 4 (15 EC)
Jaar 1 (60 EC)
Major 1 (M1) SBE programma Werken in en aan een onderneming
Major 2 (M2) SBE programma De markt en haar klanten
Major 4 (M4) COM programma Monitoren van de businessomgeving
Jaar 2 (60 EC)
SBE minor De Organisatie - MVO Major 5 (M5) Marketingcommunicatie Major 9 (M9) Corporate Communicatie
SBE minor De Organisatie - MVO Major 6 (M6) Voorlichting
Major 3 (M3) COM programma Managen en ontwikkelen van beleid Minor Praktijkoriëntatie Major 7 (M7) Stage
Major11 (M11) COM afstudeeropdracht
Major12 (M12) COM afstudeeropdracht
Jaar 3 (60 EC)
Jaar 4 (60 EC)
Major 10 (M10) Interne Communicatie
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Minor Praktijkoriëntatie Major 8 (M8) Stage
11/67
12/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldaan Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleiding Communicatie van de Christelijke Hogeschool Windesheim aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
13/67
Bevindingen: • De opleiding heeft de eindkwalificaties opgesteld op basis van het landelijk competentieprofiel Het Profiel; Competentiebeschrijving HBO Communicatie 2004 door het Landelijk Overleg Communicatieopleidingen (LOCO). De opleiding Communicatie van Christelijke Hogeschool Windesheim participeert actief in dit overleg. Het landelijk profiel is afgestemd met de werkveldadviescommissies van de LOCO-communicatieopleidingen en met Logeion, de beroepsvereniging voor Communicatie. Daarnaast zijn de opleidingscompetenties gebaseerd op de majorcompetenties van het domein Economie (bron: HBO-raad). In 2010 zal een vernieuwd LOCO-profiel voor de opleiding Communicatie verschijnen. In dat profiel zijn de competenties algemener gedefinieerd, waardoor er meer ruimte is voor de instellingen om eigen accenten te leggen in het onderwijs en zo aan te sluiten op de wensen van het regionale werkveld. De opleiding is bezig de uitgangspunten van dit vernieuwde profiel in te passen in haar profiel en programma. • Het landelijke profiel beziet de hbo-communicatie afgestudeerde als de schakel tussen zijn bedrijf en de omgeving, die de belangen van zijn bedrijf of organisatie in kaart kan brengen, doelen kan stellen en deze kan vertalen in plannen. Hij legt en onderhoudt contacten met de relaties van zijn bedrijf of organisatie. Het corporate communicatieplan staat daarbij centraal. Deze uitgangpunten weet hij te vertalen naar de organisatiecommunicatie, de interne communicatie en de marketingcommunicatie. Toegepast communicatieonderzoek en taalbeheersing zijn daarbij belangrijk. De communicatieafgestudeerde functioneert op strategisch, tactisch en operationeel niveau. • Het landelijk profiel bevat drie hoofdthema’s conform de beleidscyclus: Probleemsignalering/formulering, Beleidsontwikkeling en Beleidsuitvoering. Deze zijn uitgewerkt naar negen competenties en bijbehorende kritische beroepsituaties en beroepsproducten (bijlage 5). • De opleiding profileert zich door het landelijke profiel in de volle breedte als uitgangspunt te nemen en de hbo-afgestudeerde te positioneren als communicatiemanager; vandaar ook de positie in de School of Business & Economics. Dit in tegenstelling tot andere communicatieopleidingen die zich meer profileren als zijnde creatief, gericht op design of bijvoorbeeld interne of juist overheidscommunicatie. De opleiding koppelt de competenties ook aan de competenties voor de SBE (zie bijlage 5). In de major moeten studenten ook voldoen aan de SBE-competenties. • De opleiding bespreekt de aansluiting van haar eigen profiel op de eisen uit het werkveld met het LOCO op landelijk niveau en met de werkveldadviescommissie. Ook via contacten met alumni, via onderwijscontacten van docenten en studenten, via contractonderwijs en via participatie in diverse netwerken en verenigingen ontvangt de opleiding signalen uit het werkveld en borgt men de aansluiting. • Het auditteam heeft geen concrete vergelijking met verwante opleidingen aangetroffen, noch nationaal, noch internationaal. De opleiding geeft aan dat een internationale benchmark geen issue is geweest bij landelijke overleggen. Het auditteam is van mening dat een vergelijking wel mogelijk is, met bijvoorbeeld (buitenlandse) communicatiemanagementopleidingen. Wel beschrijft de opleiding hoe ontwikkelingen in het (internationale) werkveld tot uiting komen in de contacten met buitenlandse universiteiten: via docentuitwisselingen en bezoeken aan partnerscholen van het
14/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Erasmusprogramma. Het auditteam heeft daar een vermelding van aangetroffen. Studenten hebben de mogelijkheid om een deel van het programma in het buitenland te volgen via de (IBL) minor International Study Abroad. In 2007-2008 hebben een tiental studenten en twee docenten deelgenomen aan internationale activiteiten. Overwegingen: Het auditteam constateert dat eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel voor de hbo-communicatie opleidingen en dat de opleiding hier de actualisatie van volgt. De opleiding positioneert zich als brede communicatieopleiding met een gerichtheid op communicatiemanagement. De afstemming op de regionaal en nationaal niveau zijn geregeld via de reguliere onderwijscontacten, de werkveldadviescommissie en het LOCO en Logeion. Op (inter)nationaal niveau is er geen vergelijking gepresenteerd met verwante opleidingen, van waaruit de positionering als brede communicatiemanagement opleiding wordt onderbouwd. Het auditteam vindt dit, op nationaal en internationaal niveau, een omissie. Conclusie: Het auditteam komt, op basis van voornamelijk bovenstaande kanttekening ten aanzien van benchmark, tot het oordeel ‘voldoende’.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen: • Het landelijk opleidingsprofiel COM sluit qua niveau aan bij de tien hbo-kernkwalificaties en daarmee indirect aan de Dublin descriptoren. Iedere beroepscompetentie moet voldoen aan de generieke hbo-kwalificaties. Bovendien heeft de opleiding, conform de hogeschoolvisie, het landelijke profiel aangevuld met een elfde kernkwalificatie: zelfsturing op opleiding en loopbaan. • De landelijke eindkwalificaties zijn gebaseerd op de Beroepsniveauprofielen Communicatie 2002. Daarbij is niveau- B (communicatiemedewerker, junior adviseur) leidend geweest; in de beschrijvingen zijn echter ook niveau C- componenten opgenomen. • In een aantal schema’s en in de Blauwdrukken voor de verschillende studiefasen toont de opleiding de koppeling aan van de opleidingscompetenties aan de SBE-competenties, de hbo-kernkwalificaties en de Dublin descriptoren. Gedurende de studie moeten de competenties op drie niveaus worden behaald: basis-, gevorderd en bachelor niveau (zie bijlage 5). Ook in het Toetsbeleidsplan SBE, najaar 2007 is de koppeling van de majorcompetenties aan de hbo-kernkwalificaties weergegeven: majorcompetentie 1: Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfsprocessen wordt gerelateerd aan de hbo-kernkwalificaties: 1. Brede professionalisering; 2. Multidisciplinaire integratie; 5. Creativiteit en complexiteit in handelen.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
15/67
•
•
De opzet van de competenties, de koppeling aan hbo-kwalificaties en de onderverdeling naar basis-, gevorderden en bachelorniveau, is ook herkenbaar in de beoordelingsstandaard voor EVC. Daarbij is per niveau een beschrijving gegeven van gewenste beroepstaken en zijn activiteiten omschreven. Voor de Engelse taal hanteert men het C1/B2 niveau van het Common European Framework (CEF).
Overwegingen: Via overzichtsschema’s toont de opleiding aan dat de opleidingscompetenties aansluiten bij de tien hbo-kernkwalificaties en daarmee wordt indirect aangetoond dat ook de Dublin descriptoren worden gedekt. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen: • Bij dit facet worden de bevindingen van facet 1.1 en 1.2 meegenomen. • De opleiding bewaakt de aansluiting bij het werkveld qua inhoud en niveau. Dit krijgt vorm via de inbreng in het LOCO, via de contacten met de werkveldadviescommissie, via de jaarlijkse SBE-brede Agnietenbergconferentie met het regionale bedrijfsleven, de ervaringen die docenten, studenten en alumni inbrengen onder andere via stages en afstudeerprojecten en via ontmoetingen met vakgenoten via netwerken en lidmaatschappen van verenigingen zoals Nice Network, Netherlands Education Support Offices en European Business Studie Network op het gebied van internationalisering en Haaga Helia (Europees taalonderwijsproject) en het CITO op het gebied van taal. • Uit de notulen van de werkveldadviescommissie blijkt dat de doelstellingen, inhoud, opzet en kwaliteit van het opleidingsprogramma worden bediscussieerd. Dit gebeurt minder regelmatig dan voorzien (vier keer per jaar). Uit een verslag blijkt dat ook via de jaarlijkse Agnietenbergbijeenkomst met vertegenwoordigers uit het regionale bedrijfsleven wordt gediscussieerd over het SBE-onderwijs en de aansluiting op het werkveld. • Een andere bron om te bepalen of de opleiding aansluit bij het gewenste niveau en of de studenten goed worden voorbereid op de functies in het werkveld zijn de HBO-Monitor en de panelgesprekken met ouderejaarsstudenten. Uit de HBO-Monitor blijkt dat alumni tevreden zijn over hun opleiding en voorbereidingen op de actuele beroepspraktijk. Scores liggen op het landelijke gemiddelde en er ruim boven. • De opleiding leidt studenten op tot beginnend beroepsbeoefenaar in communicatiemanagement in de profit of non-profit sector of bij de overheid. Het gaat om
16/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
een rol als relatiebeheer of communicatiefuncties als communicatiemedewerker, communicatieadviseur of communicatiemanager. Voorbeelden van beroepen zijn medewerker voorlichting en publiciteit, redactioneel medewerker, persvoorlichter, PRmedewerker, medewerker marketingcommunicatie of beleidsvoorlichter. Alumni oordelen in de HBO-Monitor 2008 positief over de aansluiting tussen de opleiding en de arbeidsmarkt. Afgestudeerden vervullen FM-functies op hbo-niveau of kiezen voor een vervolgstudie.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat de eindkwalificaties van de opleiding zijn afgeleid van het landelijke profiel voor communicatieopleidingen. In dit profiel is een koppeling aangegeven met het bachelorniveau dat correspondeert met het beginnend beroepsniveau. De opleiding borgt dit niveau door overleg met het werkveld op landelijk en regionaal niveau. Ouderejaars studenten en alumni zijn tevreden over de aansluiting van de opleiding op het niveau van de startfuncties in het werkveld. Zij voelen zich goed voorbereid op het functioneren in het werkveld. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’ op dit facet. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn met tenminste een ‘voldoende’ beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ ‘Voldoende’.
2.2
Programma
Het onderwijsprogramma van het domein economie is opgebouwd uit een major en twee verdiepende of verbredende minoren. Met ingang van 2004 heeft de opleiding de vernieuwde major-minorstructuur geïmplementeerd voor het voltijdprogramma. In het studiejaar 2009-2010 volgen alle voltijdstudenten het vernieuwde programma. De deeltijdopleiding bevindt zich in het studiejaar 2009-2010 in een overgangsfase van een ‘oud’ naar een ‘nieuw’ programma. De propedeusestudenten volgen het nieuwe majorminorprogramma en de jaren 2 - 4 volgen 2009-2010 nog het oude deeltijdprogramma Communicatie. In het zelfevaluatierapport maakt de opleiding met een tabel duidelijk welk onderwijsprogramma de deeltijdstudenten volgen. In de propedeuse volgen de studenten in de periode 1 en 2 een gezamenlijk SBEprogramma in een businesscontext om zich te oriënteren op het beroep. In perioden 3 en 4 volgen de studenten een opleidingsspecifiek programma. De majorfase bestaat naast de propedeuse uit een binnenschoolsprogramma bestaande uit acht blokken verdeeld over drie jaar, een stage en een afstudeeropdracht.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
17/67
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen: • In het onderwijsprogramma zijn de conceptuele leerlijn en de vaardigheden leerlijn ondersteunend aan de integrale leerlijn. Daarmee wordt de vakmatig verzorgde leerstof gerelateerd aan beroepssituaties. De studenten leren aan de hand van het verrichten van beroepstaken die overeenkomen met de beroepscontexten uit de eindkwalificaties van het LOCO-profiel. • In elk semester volgen studenten één of twee projecten, waarbij zij beroepsproducten moeten leveren. Vanaf het tweede semester zijn externe partijen betrokken bij deze projecten om zo praktijkgericht mogelijk te kunnen leren en werken. Ook tijdens stage en afstuderen werken studenten aan praktijkgerichte vraagstukken van externe opdrachtgevers. Bij het afstuderen moeten studenten als beroepsproduct een communicatieadvies schrijven en presenteren. • De interactie met de beroepspraktijk komt verder tot uiting in de ontwikkeling van minoren (7 stuks: Communicatiemanagement, Reclamebureau, PR, Interactieve Communicatie, Fundraising, Grantmaking & Sponsoring I en II, Communicatie en de Samenleving, en AIDA1) op basis van gesprekken met professionals uit het werkveld en deskresearch dat is verricht naar ontwikkelingen in het werkveld. Interactie met de beroepspraktijk komt ook tot uiting door bedrijfsbezoeken en het uitnodigen van gastsprekers om praktijkervaringen en hun visie op het vakgebied met studenten te delen. • De opleiding maakt gebruik van vakliteratuur zoals standaard boeken, syllabi en readers die volgens het auditteam aansluiten bij moderne inzichten en nieuwe ontwikkelingen. De literatuurlijst bevat actuele titels van standaard vakboeken; alle van na 2000, de meeste titels van na 2005. Dit materiaal wordt in de lessen aangevuld met actuele artikelen en materiaal van websites. In het eerste en tweede jaar wordt gewerkt met een lijst van verplichte literatuur en wordt per onderwijseenheid aanvullende literatuur opgegeven door de docent. In het derde en vierde studiejaar moeten studenten meer zelfstandig literatuuronderzoek verrichten en wordt de kenniscomponent en het gebruik van literatuur getoetst in de kennistoetsen (vergelijk facet 2.8). De centrale mediatheek heeft een ruime collectie (vergelijk facet 4.1). • Toegepast onderzoek komt naar voren tijdens de projecten waarin studenten een onderzoek uitvoeren voordat zij een advies opstellen of plannen ontwikkelen. Studenten leren onderzoeksvaardigheden aan (10 EC) in het opleidingsspecifieke deel van de Major. Daarbij wordt een standaardboek onderzoeksmethodieken ‘Toegepast 1
AIDA (Attention, Interest, Desire and Action): het eigen communicatiebureau van de opleiding Communicatie, gerund door een alumnus. Het bureau voert praktijkopdrachten uit voor in- en externe opdrachtgevers. Jaarlijks solliciteren 6-12 studenten bij dit bureau.
18/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
Communicatieonderzoek’ (2006) gebruikt. Dit boek is door een docente geschreven in het kader van haar promotieonderzoek en wordt ook gehanteerd bij zeven andere communicatieopleidingen. Studenten leren hun onderzoek methodologisch te onderbouwen, zowel kwalitatief als kwantitatief. Dit start met een kleine onderzoeksopzet in de projecten. Uit documentatie en gesprekken blijkt dat studenten leren gericht informatie te verzamelen, een onderzoeksopzet te maken, probleemstelling uit te werken, informatie te analyseren en te koppelen aan theorie en resultaten uit te werken in een rapportage. De wijze van werken is erop gericht studenten voor te bereiden op het kunnen opstellen van een adviesopdracht bij het afstuderen. Actuele ontwikkelingen in de maatschappij zoals globalisering, duurzaamheid en internationalisering komen aan de orde in het curriculum bij vakken als maatschappelijk ondernemen en economie. Voor de totstandkoming van minoren, zoals Interactieve communicatie en Fundraising, Grantmaking & Sponsoring I en II, zijn actuele ontwikkelingen in het communicatieberoep leidend. De opleiding betrekt vertegenwoordigers uit het werkveld voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Ook bij de projecten sluit men aan bij actuele maatschappelijke problemen en ontwikkelingen in het beroepenveld. Toen er bijvoorbeeld discussies waren over mensenrechten tijdens de Olympische Spelen in China was Amnesty International een opdrachtgever voor een project. Andere voorbeelden zijn: het opstellen van een voorlichtingscampagne gericht op de bestrijding van overgewicht en het adviseren over het pr-beleid van apothekers op het moment dat de apothekersbranche negatief in het nieuws kwam. Het ontwikkelen van beroepsvaardigheden gebeurt door de praktijkgerichte projecten en stages/afstuderen. In het gemeenschappelijk Beleidsplan praktijk SBE 2008 staat beschreven hoe de organisatie van de praktijkcomponent is vormgegeven. Vanaf het tweede semester van het eerste jaar werken de studenten ieder semester aan één of twee projecten met verschillende externe opdrachtgevers uit profit en non-profit organisaties zodat studenten werken aan beroepsvaardigheden in verschillende contexten in de beroepspraktijk. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat ruim de helft van het curriculum in samenwerking met het werkveld wordt uitgevoerd. Voltijdstudenten volgen een stage van twintig weken in de perioden 1 en 2 van het derde jaar; deeltijdstudenten volgen deze stage in de perioden 3 en 4 van het derde jaar. Voor het afstuderen verrichten studenten een praktijkgeoriënteerde externe opdracht. Studenten werken tijdens het afstuderen bij een organisatie en schrijven een communicatieadvies, dat aansluit bij de context van de organisatie. Binnen de vaardighedenleerlijn werken de studenten aan taalvaardigheden. Voor het Nederlands wordt er extra aandacht gegeven aan correcte spelling en formulering. Dit wordt getoetst op drie niveaus. De toets op gevorderd niveau is een ingangseis voor de stage en een behaalde toets op bachelorniveau is een toelatingseis voor het afstuderen. Andere taalvaardigheden leren studenten bij de vakken: gespreks- en interviewtechnieken en adviesvaardigheden. Ook is er aandacht voor het vak Engels, zoals het voeren van een telefoongesprek, het schrijven van brieven en het geven van productpresentaties.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
19/67
•
•
•
•
De beroepsvaardigheden van deeltijdstudenten wordt verder voornamelijk ontwikkeld door het verrichten van beroepstaken, bij voorkeur bij de eigen onderneming waar de student werkt. Het programma is meer aanbodgestuurd dan bij de voltijdopleiding. De deeltijdstudenten kunnen geen keuzeminor volgen, maar hebben wel meer mogelijkheid eigen keuzes te maken binnen opdrachten, stage en afstuderen, in afstemming met de eigen leeromgeving. In de modulen Engels en Interculturele communicatie komt het internationale aspect van de opleiding naar voren. Verder heeft de student de keuze in minoren die gericht zijn op internationalisering zoals ‘Doing Business in China’ en ‘International Business Studies I en II (van de opleiding IBL). Daarnaast kunnen studenten een aantal vakken volgen die in het Engels worden aangeboden in gemengde groepen van Nederlandse en buitenlandse studenten. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor internationale stages en afstudeerprojecten, een volledig semester studeren in het buitenland en deelname aan internationale excursies, bijvoorbeeld naar New York. In het Beleidsplan Internationalisering SBE 2009-2011 zijn de kaders van het internationaliseringsbeleid van de SBE vastgelegd. Uit het STO 2009 blijkt dat voltijd- en deeltijdstudenten positief scoren in STO, HBOMonitor en Keuzegids 2010 ten aanzien van de interactie met de beroepspraktijk, de aansluiting op actuele ontwikkelingen, de inbedding van het programma in de beroepspraktijk, de kwaliteit van het studiemateriaal en de voorbereidingen op hun loopbaan. De opleidingen scoren op deze gebieden veelal (ruim) boven het landelijke gemiddelde. De actualiteit en praktijkgerichtheid worden onder andere geborgd vanuit de uitkomsten van evaluaties onder studenten en alumni, het overleg met de werkveldadviescommissie, de contacten van docenten met de praktijk, de afstemming en uitwisseling binnen Resultaat Verantwoordelijke Teams en via de uiteindelijke besluitvorming in het opleidingsteamoverleg COM.
Overwegingen: Het auditteam constateert uit de documentatie en de gesprekken met docenten en studenten dat in het onderwijsprogramma duidelijk gebruik wordt gemaakt van vakliteratuur en dat het studiemateriaal ontleend wordt aan situaties in de beroepspraktijk. De projecten zijn daar duidelijke voorbeelden van. Het toegepaste onderzoek wordt opgebouwd in de modulen en projecten door de jaren heen. In het studiemateriaal heeft het auditteam voorbeelden van actuele thematieken aangetroffen. Studenten geven in gesprekken aan dat dit hen motiveert en aanscherpt. In het hele programma zijn projecten en praktijkelementen opgenomen waar studenten in aanraking komen of kennis kunnen nemen van de beroepspraktijk en hun eigen vaardigheden kunnen trainen. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’.
20/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen: • Als leidraad voor de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijs hanteert de opleiding de Blauwdruk Major Propedeuse, de Blauwdruk verdiepende minor Communicatiemanagement en de Blauwdrukken verbredende minoren COM. • In deze blauwdrukken geeft de SBE per blok een overzicht van de kenmerkende beroepssituaties, de major/minorcompetenties en de beroepstaken. Dit overzicht wordt verder naar de modulen uitgewerkt in beroepsproducten, de omschrijving van projectopdrachten, de studiepunten en per vakgebied een beschrijving van de leerdoelen, de leerinhoud, de onderwijsvormen, de literatuur, de werkvormen, de studiebelasting, de studiepunten en de toetsing. In de studiewijzers van de vakken en projecten zijn uitwerkingen van de leerdoelen opgenomen. • De blauwdrukken met beroepscompetenties zijn besproken met de werkveldadviescommissie en van een positief oordeel voorzien. • Het auditteam heeft de studiewijzers bestudeerd en zag dat daarin nog niet altijd consequent wordt gerefereerd naar de competenties met de te behalen niveaus. Het instrumentarium om dit vorm te kunnen geven is wel aanwezig in de EVCassessmentprocedure. Daar is per kenmerkende beroepssituatie beschreven aan welke criteria een deelnemer moet voldoen voor het behalen van een competentie tot op welk niveau (basis, gevorderd of bachelorniveau). Deze informatie kan ook worden ingezet voor verdere uitwerking van competenties en niveaus naar de modulen. • Uit de documentatie en de gesprekken met studenten en docenten blijkt zij geen totaal beeld van de te behalen competenties hebben om op te koersen. De studenten focussen zich op de leerdoelen en competenties per module. Voor een volledige doorvertaling van de competenties naar het onderwijsprogramma is nog een verdere vertaling nodig (conform het EVC-protocol). Het auditteam constateert dat de kaders voor de deeltijd verder zijn uitgewerkt dan de kaders voor de voltijd. • Uit de bestudering van het programma en de inhoud van de onderwijseenheden blijkt, aldus het auditteam, dat studenten met het aangeboden programma voldoende mogelijkheden hebben om de geformuleerde competenties te behalen. De opbouw en major en minorcompetenties dragen daar aan bij. De breedte van de vakken past bij het brede communicatieprofiel dat de opleiding voor ogen heeft. Dat studenten zich richten op de te behalen competenties wordt geborgd via een systeem van studiebegeleiding met het gebruik van Persoonlijke Ontwikkelings Plannen (POP) per student (vergelijk facet 4.2).
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
21/67
Overwegingen: Het auditteam constateert dat de opleiding werkt aan een duidelijke doorvertaling van de competenties qua niveau en oriëntatie naar de verschillende onderwijseenheden. Dit gebeurt gefaseerd met de overgang van de oude naar de nieuwe programma’s. De opleiding heeft een kader voor niveauaanduidingen per competentie en moet de vertaling naar de onderwijseenheden nog meer concretiseren. Aangezien dit proces nog niet geheel is afgerond komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Conclusie: Het auditteam komt tot het oordeel ‘voldoende’, op basis van het feit dat de vertaling van de eindkwalificaties in het programma nog niet geheel is afgerond.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen: • De opleiding COM is een brede opleiding gericht op de breedte van het vakgebied. Studenten kunnen zich specialiseren via de keuze van minoren en via de onderwerpkeuze tijdens de stage en het afstuderen. De opbouw van het programma is weergegeven in de blauwdrukken. • Binnen het programma wordt horizontale samenhang aangebracht via de thema’s en bijbehorende competenties die centraal staan in de projecten van een semester. Alle leerlijnen zijn inhoudelijk gericht op het thema en het behalen van de leerdoelen en competenties. In de conceptuele leerlijn en vaardighedenleerlijn krijgen studenten bijvoorbeeld zoveel mogelijk voorbeeldmodellen en oefeningen die aansluiten bij een thema, zoals het opstellen van communicatiecampagnes. Daarnaast krijgen studenten een bredere basis zodat zij hun blikveld verbreden en onderwerpen in een breder perspectief kunnen plaatsen. • De verticale samenhang in het programma komt tot uiting in de fasering van het programma in een propedeuse en postpropedeutische fase en door de indeling van het curriculum in een major-minorfase. Verticale samenhang komt ook tot uiting in de leerlijnen die door het hele curriculum zijn opgebouwd, conform het leerlijnenmodel van de Bie (vergelijk facet 2.7). De integrale leerlijn staat centraal en wordt gedurende het studieprogramma omvangrijker en door de context complexer. In het laatste semester legt de student in zijn afstudeervak de ‘proeve van bekwaamheid’ af. Zowel de stage- als de afstudeeropdracht moeten vooraf worden goedgekeurd. Voor de praktijkleerlijn is een specifieke teamleider verantwoordelijk voor de samenhang. • Door de thema’s met projecten centraal te stellen borgt de opleiding tevens de samenhang tussen theorie en praktijk. Theorie en praktijk (conceptuele leerlijn en vaardighedenleerlijn) komen samen in de integrale leerlijn bij de uitvoering van de projecten. Inhoudelijke samenhang bereikt de opleiding door het hanteren van opleidingscompetenties binnen een thema in een project. Een project bestaat uit
22/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
beroepsspecifieke situaties met de bijbehorende beroepstaken waardoor de studenten de betekenis van de programmaonderdelen voor het beroep herkennen. Voor het bewaken van de samenhang in het curriculum heeft de opleiding verantwoordelijken aangesteld. De vakdocent bewaakt de samenhang binnen een module. Voor de samenhang in het blok, de uitvoering en de organisatie van het onderwijs zijn de Resultaatverantwoordelijke teams (RVT’s) verantwoordelijk onder aansturing van een RVT-leider. De RVT’s zijn gekoppeld aan de drie te behalen niveaus. Voor het deeltijdonderwijs is er een aparte teamleider. Er is een aparte teamleider aangesteld voor de bewaking van de afstemming op de praktijk. Voor het deeltijdonderwijs is er een aparte teamleider, omdat dit onderwijsprogramma anders is opgebouwd. De totale inhoudelijke samenhang en de integratie wordt bewaakt door het opleidingsteam van de opleiding (OT-COM), met de opleidingscoördinator als eindverantwoordelijke. De samenhang in het taalonderwijs wordt versterkt met de invoering van een verplichte taaltoets op drie niveaus: het basisniveau aan het einde van de propedeuse, het gevorderdenniveau als instroomeis voor de stage en het bachelorniveau als instroomeis voor het afstuderen. Uit gesprekken blijkt dat studenten dit als streng, maar wel nuttig ervaren. Studenten zijn positief over de inhoud en de samenhang van het programma. Dit blijkt uit de evaluatiegegevens uit de Keuzegids voltijd 2010, de HBO-monitoren voltijd en deeltijd 2008 en uit het STO 2009. Studenten scoren ruim boven het landelijk gemiddelde voor communicatieopleidingen. Dit beeld is bevestigd in de gesprekken van het auditteam met studenten.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat de samenhang in het programma positief wordt ervaren door docenten, studenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers. Docenten hebben het totaaloverzicht door de overleggen in de RVT’s en het opleidingsdocententeam. Studenten ervaren de samenhang meer per onderwijsblok of semester. Het totaalbeeld wordt voor hen duidelijker in het verloop van de studie. Alumni waarderen de breedheid van het programma en de lijnen in het programma om te komen tot competentieontwikkeling. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen: • De opleiding heeft het onderwijs ingedeeld in perioden van 15 EC. Met vier perioden per studiejaar levert dit in totaal 240 EC, 60 EC per studiejaar. Voor de modulen per periode heeft de opleiding de studielast ingeschat. In de blauwdrukken en in een studiepuntentabel is de studiepuntenverdeling over het programma helder weergegeven.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
23/67
•
•
•
•
•
Door onderwijsevaluaties en studentpanelgesprekken gaat de opleiding na of de werkelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. Indien noodzakelijk wordt de studielast aangepast. Uitkomsten en verbetermaatregelen worden gepubliceerd in een Nieuwsbrief. Een voorbeeld is de aanpassing van het adviestraject. Dit is in een lintmodule geplaatst tezamen met het onderzoekstraject om de doorlooptijd te verruimen en daarmee de uitvoerbaarheid te verbeteren voor de student. De student kan hiermee beter een koppeling maken tussen zijn onderzoekproject en het adviestraject, door beide voor eenzelfde opdrachtgever uit te voeren. In de landelijke evaluaties wordt de studielast positief (ruim voldoende) beoordeeld en boven het landelijke gemiddelde voor communicatieopleidingen. In gesprekken met het auditteam geven voltijdstudenten aan dat de werkelijke studielast kan verschillen per periode, per vooropleiding en naar gelang de interesses van de student. Voor voltijdstudenten geldt dat per week gemiddeld 14-16 contacturen zijn ingeroosterd. Uit gesprekken blijkt dat studenten circa 20 uur zelf studeren. Voltijdstudenten ervaren vooral een zwaardere studielast in het derde en vierde studiejaar wanneer de praktijkprojecten omvangrijker en meer contextgericht worden. Voor de deeltijdstudenten ligt de contacttijd op 7 contacturen per week verdeeld over 2 avonden. Deeltijdstudenten geven aan dat de studielast in de eerste twee studiejaren zwaar is. In het derde en vierde studiejaar is de studie beter te combineren met de werkzaamheden en beter in te plannen. Uit gesprekken blijkt dat de deeltijdstudenten gemiddeld 16-20 uur aan zelfstudie besteden en de totale studielast als zwaar ervaren als gevolg van de combinatie werk-studie-privé. De opleiding onderzoekt de studielast in de Aansluitingsmonitor en door evaluaties van onderwijseenheden. Daaruit blijkt dat eerstejaarsstudenten gemiddeld 16 uur aan contacturen en 14 uren aan zelfstudie per week besteden. Bij hogerejaarsstudenten is de verhouding omgedraaid, maar blijft het totaal op een gemiddelde van 30 uur per week. Bij de evaluatie van de onderwijseenheden bevraagt de opleiding de studenten naar het percentage van de studielasturen die de studenten daadwerkelijk nodig hebben gehad voor de onderwijseenheid. Het grootste deel van de studenten benut tussen de 75 en 100 procent van de studielasturen, zo geeft de opleiding aan. Bij de vorige visitatie werd geconstateerd dat de feitelijke studielast laag was. Daarop heeft de opleiding maatregelen genomen door de modulen van 3 EC inhoudelijk niet te wijzigen, maar de beloning te verminderen naar 2 EC. Daarmee is ruimte gecreëerd voor extra modulen. Daarnaast is de studielast in de conceptuele leerlijn verhoogd en is de toetsing daarop aangepast. Uit de Keuzegids blijkt dat voltijdstudenten niet altijd tevreden waren over het aantal contacturen. Inmiddels is het aantal contacturen verhoogd. Het effect hiervan moet in evaluaties gaan blijken. Deeltijdstudenten kunnen in bepaalde gevallen de studieduur verkorten op basis van reeds in de praktijk behaalde competenties. Dit geldt bijvoorbeeld voor de stage en de minor Praktijkoriëntatie. De student moet daarvoor bewijsstukken indienen bij de Examencommissie, die een verzoek tot vrijstelling beoordeelt. Vrijstellingen voor een enkele module of een project leiden niet tot zondermeer tot een studieverkorting, maar veelal tot vermindering van de studielast.
24/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
•
De opleiding hanteert een bindend studieadvies. Voltijdstudenten krijgen na vier onderwijsperioden een studieadvies; deeltijdstudenten ontvangen dit in het tweede jaar. Studenten die dan minder dan 45 studiepunten en minder dan 4 EC voor de studieloopbaanbegeleiding hebben behaald, krijgen van de examencommissie een negatief studieadvies. Verder moeten alle studenten na twee jaar de propedeuse hebben behaald. De student wordt ten minste één maal schriftelijk gewaarschuwd als hij niet voldoet aan de eisen van de opleiding. Studenten ervaren de grens van 45 EC als redelijk serieus. Ten aanzien van de verplichte taaltoets was het beeld minder helder voor het auditteam. Studenten gaven in het gesprek aan dat zij na het behalen van deze toets in het tweede studiejaar geen taallessen Nederlands meer hoeven te volgen. Tevens vinden zij het aantal uren Nederlands laag (1-2 uur per week). De opleiding geeft aan dat in het gehele onderwijsprogramma aandacht wordt besteed aan taalbeheersing en in het bijzonder aan Communicatievaardigheden (onderdeel van de Vaardighedenleerlijn). De taaltoets Spelling en formuleren waarover de studenten spreken, is onderdeel van de module Rapporteren. In iedere fase van de opleiding moet de student over het daarbij behorende beheersingsniveau beschikken, dat wordt getoetst aan het begin van het semester. Studenten die de toets halen, bereiden zich zelfstandig voor op het verwerven van het volgende niveau. Studenten die de toets niet halen, moeten zelfstandig de deficiënties wegwerken en kunnen daarbij gebruik maken van de ondersteunende module Spelling en Formuleren. Het auditteam maakt daaruit op dat de studielast voor spelling en formuleren zal verschillen per student, afhankelijk van het eigen niveau. In meerdere onderwijseenheden besteedt de opleiding aandacht aan bijvoorbeeld rapporteren en taalbeheersing (schrijven). Toch melden studenten dat zij behoefte hebben aan meer lessen in taalbeheersing in plaats van de mogelijkheden tot zelfstudie, om zich goed naar het bachelorniveau te kunnen ontwikkelen. Voor een goed zicht op de studievoortgang krijgen studenten na afloop van iedere periode een studiepuntenoverzicht. Tussentijds kunnen studenten de behaalde cijfers online bekijken. De planning voor tentamens publiceert de opleiding op Sharenet, hierop staan ook de herkansingsmogelijkheden vermeld. Studenten kunnen de vakken uit het eerste semester twee keer per studiejaar herkansen. Voor vakken vanaf het tweede semester geldt één herkansing per jaar. De opleiding geeft aan dat hiervoor gekozen is omdat dit eerste semester gelijk is voor alle SBE-studenten, waardoor studenten mogelijk minder affiniteit hebben met bepaalde vakken, maar die de opleiding wel van belang vindt voor de latere beroepsuitoefening. Daarnaast is de opleiding van mening dat studenten vaak moeite hebben met de overgang van de middelbare school naar het hbo. De opleiding kiest daarom voor twee herkansingen om de studievoortgang naar het tweede jaar te bevorderen. Het auditteam vindt de herkansingsmogelijkheden ruim, zeker voor de studenten die meer dan een jaar over de propedeuse doen. Het auditteam vindt meerdere herkansingen wel denkbaar voor uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld herleidbaar naar de privésituatie van de student of leerproblemen. Op Sharenet zijn ook alle zaken zoals regelgeving, beroepsmogelijkheden, mededelingen, roosterwijzigingen, afwezigheid van docenten et cetera. te vinden voor de student. Uit gesprekken met docenten en studenten blijkt dat studenten tevreden zijn over de informatievoorziening en de wijze waarop zij met vragen terecht kunnen bij
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
25/67
•
docenten, teamleiders en opleidingscoördinator. Studenten krijgen in het begin van het jaar een ‘Goldcard’ uitgereikt waarop staat aangegeven waar studenten terecht kunnen met vragen over bijvoorbeeld toetsing, onderwijsinhoud, cijfers, et cetera. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de onderwijsorganisatie en geen grote belemmerende factoren ervaren. Er worden bijvoorbeeld geen specifieke struikelvakken genoemd. Alle vakken moeten worden behaald met een minimale score van 5,5. Binnen perioden kan niet worden gecompenseerd. Indien een student vastloopt tijdens bijvoorbeeld een praktijkperiode, dan zoekt de opleiding in overleg met de student en het praktijkbureau een oplossing, bijvoorbeeld door de praktijkperiode te beëindigen en over te doen of elders voort te zetten.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat de kaders voor het onderwijsprogramma en de procedures voor studenten helder zijn beschreven en als helder worden ervaren. Studenten ervaren geen onoverkomelijke problemen of hindernissen en kunnen met vragen terecht bij de docenten of andere verantwoordelijken. Wel ervaren deeltijdstudenten de studielast als zwaar in de eerste twee studiejaren en voltijdstudenten ervaren een zwaardere studielast in het derde en vierde studiejaar. De studenten vinden de aandacht die de opleiding binnen het onderwijsprogramma besteedt aan spelling, formuleren en schrijven niet altijd toereikend om zich tot het bachelorniveau te kunnen ontwikkelen. Het auditteam is van mening dat de mogelijkheden tot herkansingen ruim zijn. Dit biedt enerzijds flexibiliteit aan de student, maar is niet altijd motiverend voor het behalen van toetsen. Op basis van de opmerkingen over de taallessen en het herkansingenbeleid komt het auditteam tot het oordeel ‘voldoende’. Conclusie: Het auditteam komt, met name op basis van de kanttekeningen ten aanzien van de taallessen en het herkansingenbeleid, tot het oordeel ‘voldoende’.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen: • De opleiding hanteert de wettelijk vastgestelde eisen bij toelating. Deze staan vermeld in de voorlichtingsbrochure en de website van SBE. Toelaatbaar tot de voltijdopleiding zijn studenten met een vwo-, havo-diploma of mbo-4 diploma (niveau 4, middenkader- of specialistenopleiding). Voor het havo-profiel Cultuur en Maatschappij geldt aanvullende eis: de vakken Wiskunde A of Wiskunde B. Voor de deeltijdopleiding geldt geen werkervaringseis. Wel kunnen studenten met werkervaring op basis van diploma’s of een EVC-traject vrijstellingen aanvragen voor de minor Praktijkoriëntatie (half jaar) en de stage (half jaar). Bij verkorting wordt een individueel maatwerktraject aangeboden. • Studenten zonder deze diploma’s die ouder zijn dan 21 jaar kunnen toegelaten worden na het doorlopen van een 21+-regeling bij het Studie Loopbaan Centrum van de
26/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
• •
•
hogeschool. Buitenlandse diploma’s worden waar nodig beoordeeld door het Nuffic. Buitenlandse studenten moeten voldoen aan de taaleis: NT2, niveau 2. De hogeschool is ondertekenaar van de Code of Conduct waarin de regels voor instroom en begeleiding van studenten van buiten de EU is vastgelegd. De opleiding Communicatie telt geen studenten van buiten de EU. Studenten kunnen bij de examencommissie vrijstellingen aanvragen op basis van verworven diploma’s of aantoonbare competenties. In de OER en het Studentenstatuut 2009-2010 zijn de regels en voorschriften hiervoor opgenomen. De opleiding Communicatie is erkend aanbieder van EVC-trajecten communicatie. In de EVCprocedure zijn de competenties op de drie beheersingsniveaus uitgewerkt naar aantoonbaar gedragsindicatoren. Mbo’ers kunnen met vrijstellingen voor de minor Praktijkoriëntatie de studie inkorten tot 3,5 jaar. Met twee ROC’s uit de regio zijn er afspraken over een versnelde doorstroomroute voor mbo-leerlingen. Deze leerlingen volgen binnen het mbo-programma al vakken uit het eerste semester van de propedeuse en kunnen daarmee vrijstelling krijgen. Vwo-studenten kunnen op individuele basis vrijstellingen aanvragen. Studenten met het havo-profiel Cultuur en Maatschappij die geen wiskunde A of Wiskunde B in hun pakket hebben, zijn niet direct toelaatbaar. Deze studenten kunnen deze deficiëntie voor wiskunde wegwerken door het maken van een wiskundetoets. De potentiële studenten krijgen dan de leerstof met algemene rekenkunde en basiskennis statistiek en onderzoek thuisgestuurd. Zij moeten deze stof zelfstandig doornemen en worden daarna getoetst. Vlak voor de toetsing is er bijeenkomst van de docent met de potentiële studenten. Als de toets met goed gevolg is afgelegd is zal de opleiding de student toelaten. Verder heeft de opleiding ervoor gekozen om extra taaltoetsen in te voeren om deficiënties op dit gebied zichtbaar te maken. Studenten die onvoldoende scoren op deze toetsen, krijgen ondersteuning om deze deficiënties weg te werken. De opleiding merkt dat de overgang van de middelbare school naar het hbo vaak problemen geeft voor nieuwe studenten. Een verkeerde studiekeuze is de belangrijkste reden om de studie snel te staken. Daarom investeert de opleiding in duidelijke voorlichting aan aspirant-studenten over de studie en het toekomstig werkveld. Dit doet men door: open dagen, voorlichtingsbijeenkomsten in het vo en het mbo, beurzen, meeloopdagen, individuele voorlichting, voorlichtingsbrochures en informatie op de website van de hogeschool. De dienst Marketing en Communicatie heeft contact met decanen van toeleverende scholen en informeert hen over nieuwe ontwikkelingen binnen de hogeschool. Voor deeltijdopleidingen worden specifieke voorlichtingsavonden georganiseerd. Bij aanvang van de studie doorlopen studenten een introductieprogramma van drie dagen om kennis te maken met de organisatie, de opleiding en de medestudenten. De eerste anderhalf jaar van de opleiding volgen de studenten een aanbodgestuurd programma. Bij alle studenten wordt een entree-assessment afgenomen. Dit geeft een leidraad voor de studiebegeleiding bij het stimuleren van de gewenste studiehouding. Op deze wijze tracht de opleiding de overgang qua vorm goed te laten verlopen. Het eerste jaar bestaat uit een breed, oriënterend programma dat in het eerste semester (grotendeels) voor alle studenten van de SBE gelijk is. Hierdoor kunnen studenten eenvoudiger overstappen binnen de SBE. Op deze wijze wordt de overgang qua inhoud
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
27/67
•
gereguleerd en hebben studenten meer tijd zich te oriënteren en een weloverwogen studiekeuze te maken. Uit STO 2009 blijkt dat 56% van de eerstejaarsstudenten vindt dat de opleiding voldoende aansluit bij de vooropleiding. Dit is ruim meer dan het landelijk gemiddelde van 49%. Volgens de Aansluitingsmonitor Noordoost Nederland 2008/2009 zijn studenten tevreden over de aansluitingsaspecten ‘Basisvaardigheden en kennis’ en ‘activerende werkvormen’. De opleiding evalueert haar voorlichtingsacties met betrokkenen en onderzoekt redenen van vertraging of uitval. Met uitvallende studenten worden exitgesprekken gehouden. Dit leidt tot verbeteracties in de zin dat de studiebegeleiding wordt aangescherpt en de SLBdocent meer wordt betrokken bij gesprekken met de student over slechte studieresultaten en mogelijke redenen tot uitval. Ook wordt gewerkt aan aanscherping van de interne communicatie en informatievoorziening.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat de SBE en de opleiding investeren in maatregelen om de aansluiting met de vooropleiding goed te laten verlopen. Dit gebeurt via gerichte voorlichting, contact met toeleverende scholen, inrichting van het programma en analyse van doorstroomgegevens. Dit heeft in de voorgaande jaren nog niet altijd tot succes geleid, gezien de hoge uitvalpercentages in het eerste studiejaar (vergelijk facet 6.2). De opleiding is alert en actief en werkt aan verdere verbetering van de aansluiting. Daarbij spelen aspecten rond studiebegeleiding, communicatie en onderwijsorganisatie een rol. Conclusie: Het auditteam komt, met name door het nog niet zichtbaar zijn van een verbetering van de aansluiting op de vooropleiding, tot het oordeel ‘voldoende’.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points. Bevindingen: • De voltijd- en de deeltijdopleiding hebben een omvang van 240 EC verdeeld over vier studiejaren. Het programma is opgebouwd uit: de propedeuse (60 EC); een major (60 EC); een minor (30 EC); studie buitenland (30 EC); een stage (30 EC); het afstuderen (30 EC). Overwegingen: Het auditteam constateert dat de opzet van de programma’s en de studiepuntenverdeling helder zijn beschreven in de diverse documenten: studiegidsen, blauwdrukken, studiepuntentabel. De studiepunten worden daarin verantwoord. In de beschrijvingen van de onderwijseenheden wordt dit onderbouwd met leerdoelen, werkvormen en studieactiviteiten. Conclusie: Het auditteam komt tot het oordeel ‘voldaan’.
28/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen: • De opleiding hanteert het didactisch model van Windesheim gericht op competentieleren. Uitgangspunten zijn: - competentie- en beroepsgericht leren: studenten ontwikkelen competenties door in een bepaalde beroepscontext beroepstaken uit te voeren met een beroepsproduct als eindresultaat; - multidisciplinair leren: studenten leren problemen vanuit diverse invalshoeken te analyseren en op te lossen; - studenten maken een ontwikkeling door van zelfstandig leren naar zelfverantwoordelijk leren. • Binnen dit didactisch model hebben projecten een centrale rol (25% bij begin programma, oplopend tot 100% bij afstuderen). De beroepstaken hebben een sterke relatie tot de beroepspraktijk (externe opdrachtgevers). Er wordt gewerkt met toenemende integratie van kennis, vaardigheden en beroepshouding in werkvormen en toetsing. Er wordt ruimte gegeven aan de leervragen van de student. Het didactisch model wordt vormgegeven via de vier leerlijnen van de Bie (conceptueel, vaardigheden, integratie, reflectie). De integrale leerlijn is dominant, daarin wordt met behulp van beroepsproducten direct gewerkt aan de te verwerven competenties. Deze leerlijn krijgt vorm in de binnenschoolse onderwijsprojecten en in de buitenschoolse stage- en afstudeerperiode. De reflectieve leerlijn krijgt gestalte via de StudieLoopbaanBegeleiding (SLB). De conceptuele en vaardighedenleerlijnen krijgen vorm in het vakonderwijs, waarbij colleges worden gegeven, cases uitgewerkt en trainingen worden gevolgd. • In het onderwijs worden gevarieerde werkvormen toegepast, van klassikaal, frontaal onderwijs voor kennisoverdracht, werkcolleges met de introductie van een casus tot zelfstandig onderzoek in kleine projectgroepen. In de reflectieve leerlijn en in de praktijkelementen is de student grotendeels zelfstandig bezig. De werkvormen van het onderwijs variëren per doelstelling per module. • Uit STO 2009 en uit verslagen van panelgesprekken blijkt dat de studenten tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen. Uit de Keuzegids voltijd 2010 blijkt dat de studenten de groepsgrootte positief ervaren. Uit gesprekken met docenten blijkt dat de onderwijswerkvormen in de ontwerpfase (opzet blauwdrukken) al wordt afgestemd met de doelstellingen en de didactische visie. Waar nodig krijgt de opleiding didactische ondersteuning van een centrale dienst van de hogeschool. Docenten stemmen de werkvormen af binnen de RVT’s. Overwegingen: Het auditteam constateert dat het didactisch model (competentieleren) past bij de doelstellingen van de hogeschool en de opleiding. Competentieleren komt tot uiting in de integratieleerlijn. Kennis- en vaardighedenonderwijs staan in dienst van de integratieleerlijn. De mix aan werkvormen past daarbij. Er is aandacht voor kennisoverdracht en vaardighedenonderwijs. Tegelijkertijd leren studenten via projectonderwijs deze aspecten te
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
29/67
integreren en te hanteren. Dit model is helder uitgewerkt via de leerlijnen van de Bie naar de opzet van het programma. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen: • Toetsing bij de opleiding is ingericht op basis van het Toetsbeleid SBE 2007 en het Handboek beoordeling 2006 van de hogeschool. Deze documenten bevatten de richtlijnen, modellen en formats voor toetsing en beoordeling, in lijn met het didactische model van Windesheim. De opleidingsexamencommissie is verantwoordelijk voor het verloop en de kwaliteit van de toetsing. Studenten kunnen informatie over toetsing, beoordeling, uitslagen, et cetera lezen in het Studentenstatuut Opleidingsdeel 20092010. • Het maken van toetsen gebeurt via een toetscyclus. Er wordt een toetsplan per onderwijseenheid opgesteld bij het ontwerp van de toetsing, daarin wordt aangegeven welke toetsvormen er worden gebruikt en hoe deze leiden tot eindcijfers door summatieve en formatieve toetsing. Ook is vastgesteld wat het maximum aantal toetsen is per moduleomvang. Daarmee wordt versnippering van de toetsing voorkomen en is het aantal toetsmomenten teruggebracht. • De opleiding hanteert verschillende toetsvormen afhankelijk van de leerdoelen van de modulen. Toetsen zijn grofweg ingedeeld in tentamens met open en/of gesloten vragen en opdrachten. De opdrachten zijn in toetsplannen uitgewerkt. Tentamens worden opgesteld op basis van toetsmatrijzen volgens de formats uit het Handboek beoordeling. Het auditteam heeft voorbeelden van alle studiejaren ingezien van de toetsplannen, de toetsmatrijzen en de werkelijk gemaakte toetsen. Het auditteam vindt de toetsen passend bij de onderwijsinhouden. Het auditteam vindt het positief dat er specifieke aandacht wordt besteed aan de toetsing van kennis en vaardigheden van de individuele student, naast het groepswerk in de projecten. Het auditteam herkent een opbouw in complexiteit en moeilijkheidsgraad (beheersingsniveau) in de toetsen door de studiejaren. Beoordelingen zijn inzichtelijk, gebaseerd op de toetscriteria en worden beargumenteerd met gerichte feedback. • De uitvoering van de toetsen is in handen van de docenten, het SBE-bedrijfsbureau en het Windesheim-toetsbureau. De docenten stellen de tentamens samen en beoordelen onderling de tentamens met open vragen en de opdrachten. Het toetsbureau verwerkt de meerkeuzetentamens. Het bedrijfsbureau regelt de organisatie van de tentamens en inzagemomenten en verwerkt de beoordelingen. Het toetsbureau en de SBEtoetscommissie zijn verantwoordelijk voor de evaluatie en de kwaliteitszorg van de toetsing. Het toetsbureau maakt van elke meerkeuzetoets een standaard statistische toets- en itemanalyse op basis waarvan de gebruikte toetsvragen worden verbeterd.
30/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
De criteria voor stage en afstuderen staan vermeld in Handleiding Stage 2010 en Handleiding afstuderen SBE, 2010. Daarbij wordt een helder projectgerichte aanpak gehanteerd en moeten studenten zowel hun product als het gevolgde proces presenteren. In de beoordeling van de aanwezige werkstukken is deze ‘nieuwe’ aanpak nog niet herkenbaar gehanteerd. In de handleidingen staan duidelijke eisen vermeld voor de praktijkopdracht, voor het praktijkbedrijf, de praktijkbegeleider en de docentbegeleider. Studenten kunnen de feedback bij hun toetsen bespreken met de docenten. Dit kan via tijdens inzagemomenten waarvoor de student kan intekenen. Studenten geven aan dat zij dit met name doen als er sprake is van een beoordeling ‘net onvoldoende’. De tevredenheid van studenten over de toetsing en beoordeling is wisselend volgens de verschillende onderzoeken. Uit het STO 2009 blijkt dat 69% van de voltijdstudenten en 63% van de deeltijdstudenten tevreden is over de toetsing en beoordeling. Studenten oordelen niet zo positief over de beoordeling van de competenties. In de HBO-Monitor 2008 geven studenten gemiddeld een 2,7 op een vijfpuntsschaal voor beoordeling en toetsing. Dit ligt iets boven het landelijk gemiddelde. Eerstejaarsstudenten beoordelen de tentamens met een 6,5 (Eerstejaarsonderzoek 2008-2009).
Overwegingen: Het auditteam heeft in de handleidingen voor toetsen en beoordelen overzichtelijke kaders aangetroffen voor het opstellen en voor het afnemen van de toetsen. Uit documentatie en gesprekken blijkt dat in de afgelopen jaren de aandacht voor toetsing is aangescherpt. Kennistoetsing heeft een duidelijke functie naast de integrale competentietoetsing. Daarmee wordt ook meer aandacht gegeven aan de individuele toetsing per student. Het auditteam vindt dit positief. Tegelijkertijd ziet het auditteam aan de evaluatieresultaten (STO en eerstejaarsonderzoek) dat de huidige studenten positiever oordelen over de toetsing dan afgestudeerden in de HBO-Monitor. Uit gesprekken concludeert het auditteam dat studenten zich met name focussen op het behalen van de leerdoelen per module. Studenten richten zich niet op het grotere geheel van de te behalen competenties (vergelijk facet 4.2). Het auditteam vindt het een gemis dat studenten niet tussentijds en aan het einde van de studie op de te behalen competenties worden getoetst, bijvoorbeeld in een ontwikkelingsgericht portfolio. Studenten weten daardoor niet hoever ze zijn in hun competentieontwikkeling. Voor werkelijke competentietoetsing kan de opleiding nog een fase verder gaan met de toetsing en begeleiding. Ten aanzien van het stage en afstuderen ziet het auditteam heldere nieuwe handleidingen, waarin het projectmatig en onderzoeksgericht werken centraal staan en in de beoordelingscriteria worden betrokken. Het auditteam heeft de indruk dat deze vernieuwing nog niet zijn beslag heeft gekregen in de werkstukken die ter inzage lagen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met een fase van invoering. Het auditteam ziet dat de opleiding zich goed ontwikkelt en nog een slag heeft te maken voor competentietoetsing. Op basis daarvan komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Conclusie: Het auditteam komt,met name door de kanttekening ten aanzien van competentietoetsing, tot het oordeel ‘voldoende’.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
31/67
Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn ten minste met een ‘voldoende’ beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ ‘voldoende’.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen: • Praktijkgerichtheid is één van de peilers van het onderwijsprogramma. Dit vereist een docententeam dat een verbinding kan leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Docenten doen dat vanuit hun eigen praktijkervaring vanuit huidige of voorgaande functies in de beroepspraktijk. Een kwart van de docenten is werkzaam bij of is eigenaar van een communicatieadviesbedrijf. Een aantal docenten is werkzaam als freelancer in de communicatie en aanverwante beroepenvelden. Praktijkervaring is een belangrijke factor in het aannamebeleid van personeel. Docenten participeren ook in landelijke en regionale netwerkorganisaties, zoals het project Kennispoort Zwolle met lokale ondernemers, bestuurders en beleidsmedewerkers. • Daarnaast zet de opleiding gastdocenten in als aanvulling voor onder meer de beeldvorming over de beroepspraktijk. Het auditteam heeft een enkel voorbeeld daarvan aangetroffen. Studenten oordelen positief over gastsprekers en beschouwen de gastdocenten als een interessante aanvulling onder meer voor de beeldvorming over de beroepspraktijk. Over de mate waarin ‘vaste’ docenten actualiteiten inbrengen in het programma oordelen studenten eveneens positief, onder andere door inbreng van actuele artikelen en vakliteratuur, naast de standaardlijst met verplichte literatuur. • Door alle docenten te betrekken bij het begeleiden van stages en de helft van de docenten bij afstudeerprojecten in te zetten, wordt de relatie met de beroepspraktijk onderhouden. De docenten komen daardoor regelmatig bij bedrijven en voeren gesprekken met de praktijkbegeleiders over de inhoud van afstudeerproducten. In het voorjaar van 2008 is de opleiding gestart met het aanbieden van (korte) docentstages. Een drietal communicatiedocenten volgt of gaat docentstage volgen. • De werkveldadviescommissie heeft eveneens invloed op de relatie met de beroepspraktijk. Zij geeft aan wat ontwikkelingen zijn en bediscussiëren mogelijke invloeden op het onderwijs. Dit wordt via de personeelsvergadering en de RVT’s doorgegeven. • In evaluaties en tevredenheidsonderzoeken oordelen studenten en alumni positief over de kwaliteit en de praktijkkennis en ervaring van docenten. Overwegingen: Het auditteam heeft de cv’s van het docententeam bestudeerd en is van mening dat het team docenten de capaciteiten in huis heeft om het brede veld van communicatie te dekken.
32/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Het docententeam is door werkervaring en kennis van de beroepspraktijk in staat om een verbinding te leggen tussen de theorie en de praktijk. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen: • De opleiding Communicatie neemt de visie van Windesheim en de SBE als uitgangspunt voor de eigen personeelsinzet. De opleiding streeft naar verschillende kwaliteiten binnen de samenstelling van een team. In het Organisatieontwikkelingsplan SBE 2008 heeft de SBE opgenomen hoe de inrichting en structuur van de organisatie voor het realiseren van onderwijsdoelen en –taken is vormgegeven. Docenten worden ingezet als vakexpert en als coach van de studenten. De opleiding meldt dat er geen problemen zijn met het tijdig aantrekken van voldoende gekwalificeerd personeel. Ook uit evaluaties en uit de gesprekken die het auditteam had met studenten blijkt dat er geen structurele problemen zijn met uitval van docenten. • In het capaciteitsformatieplan is aangegeven hoeveel fte nodig zijn voor de onderwijsuitvoering binnen SBE. De inzet wordt tweemaal per jaar gepland. Uit documentatie en gesprekken met docenten blijkt dat de inzet gericht met de docenten wordt besproken en waar nodig wordt aangepast aan specifieke wensen. Docenten krijgen ondersteuning van medewerkers van het bedrijfsbureau met betrekking tot tentamenorganisatie, archivering en secretariaatswerkzaamheden. • De opleiding heeft 23 docenten met een totale aanstelling van 21,3 fte. De docentstudentratio is SBE-breed vastgesteld op 1:30 en die van het ondersteunende personeel op 1:120. De werkelijke ratio’s van de SBE liggen op 1:26 en 1:112. De opleiding geeft aan dat de ratio’s alleen voor de School beschikbaar zijn en dat deze niet gespecificeerd zijn naar de opleidingen van de SBE. • Windesheim heeft een verzuimbeleidsplan en hanteert zowel voor Windesheim als voor de SBE een streefcijfer van 2,8 procent voor het ziekteverzuimpercentage. Het ziekteverzuimpercentage van de opleiding bedraagt 2,36 procent (december 2008). Bij ziekte van een docent wordt een beroep gedaan op collega’s van de opleiding, binnen de SBE of binnen Windesheim. Bij langdurige ziekte wordt voor tijdelijke vervanging gezorgd. • Driejaarlijks neemt de SBE voor alle opleidingen de KWOA-scan af (Kwaliteit Werk Organisatie en Arbeidsomstandigheden). Daarmee krijgt de SBE inzicht in tevredenheid onder medewerkers en mogelijke problemen rondom psychische belasting en werkdruk. De belangrijkste uitkomsten van de KWOA-scan van 2006 waren: 1. hoge werkdruk (werkhoeveelheid); 2. redelijke tevredenheid over de direct leidinggevende en de communicatie binnen de afdeling; 3. tevredenheid over werk, arbeidsomstandigheden, samenwerking, afwisseling van werk en arbeidsinhoud. De hogeschoolbrede
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
33/67
•
ontwikkelingen ten aanzien van vraag- en competentiegericht leren en de organisatievernieuwing vragen veel inzet van het personeel, zo geeft de opleiding aan. Voor leidinggevenden worden trainingen georganiseerd om het verzuim nauwlettend te volgen en proactief te handelen. De uitkomsten van de KWOA-scan zijn besproken met het personeel. Er zijn geen verdere acties afgesproken op basis van deze scan. Alumni oordelen positief over de beschikbaarheid van docenten: 7,2 in de HBO-Monitor (landelijk 6,2). Voor de deeltijd: 7,4 (landelijk 6,8). Dit beeld wordt bevestigd in de gesprekken met studenten. Zij spreken van een ‘opendeur-beleid’ bij docenten. Er is veel persoonlijke aandacht en mogelijkheden om extra uitleg te vragen.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat er geen problemen zijn met inzet of juist uitval van docenten. Er wordt voldaan aan de kwantitatieve maatstaven. Het ziekteverzuim is laag, ondanks de ervaren werkdruk. De vernieuwingen van het onderwijsprogramma vereisen een grote inzet. Echter het auditteam signaleert een groot enthousiasme onder docenten en hart voor de onderwijskwaliteit. Dit wordt door studenten en alumni duidelijk positief gewaardeerd. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen: • Het auditteam heeft een overzicht van cv-gegevens van de docenten ingezien en is van mening dat het docententeam goed is gekwalificeerd voor de uitvoering van het communicatieonderwijs, zowel inhoudelijk, onderwijskundig als organisatorisch. Meer dan de helft (circa 55%) van de docenten heeft een universitaire opleiding op hun vakgebied afgerond en circa 40% van de docenten heeft een hbo-diploma. Docenten met een vaste benoeming moeten een onderwijsbevoegdheid hebben. Docenten die daar niet over beschikken, krijgen een didactische cursus binnen Windesheim voor het ontwerpen en uitvoeren van onderwijs. Medewerkers van het bedrijfsbureau zijn eveneens gekwalificeerd door opleiding en werkervaring in hun functie. Door bij- en nascholing volgen medewerkers nieuwe ontwikkelingen binnen hun functiegebied. • In het Organisatie Ontwikkelingsplan SBE 2008 staat beschreven over welke competenties een docent moet beschikken. Deze competenties sluiten aan bij de ontwikkelingen in het hoger onderwijs: van docentgericht naar studentgericht onderwijs, van vakgericht naar competentiegericht onderwijs en van individuele verantwoordelijkheid naar verantwoordelijkheid in een team. De kwaliteit van personeel en de professionalisering worden gestuurd vanuit de personeelsgesprekscyclus die de opleiding hanteert conform Windesheim personeelsbeleid. De ontwikkelbehoefte van de medewerker wordt gepeild en gespiegeld aan de gevraagde competenties. In het voortgangsgesprek worden resultaatafspraken voor de korte termijn vastgelegd en een
34/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
•
ontwikkelingsperspectief voor de langere termijn. Tijdens de gesprekken spelen de uitkomsten van studentevaluaties een rol. Het auditteam heeft voorbeelden ingezien van voortgangsgesprekken en waarderingsgesprekken, waaruit blijkt dat de personeelscyclus wordt gehanteerd. Docenten hebben een persoonlijk ontwikkelplan (POP). Iedere medewerker heeft 3,5% ruimte in zijn aanstelling voor professionalisering (individueel en plenair). Naast de ‘formele gesprekken’ in het kader van de gesprekscyclus zijn het de informele overleggen en de persoonlijke ontmoetingen die voor docenten van toegevoegde waarde zijn. Scholing van docenten vindt plaats op eigen initiatief van de docent en door studiedagen die drie of vier keer per jaar worden georganiseerd. Deze studiedagen zijn bijvoorbeeld gericht op didactiek, toetsbeleid of kwaliteitszorg. Voorbeelden zijn: een talencursus, bezoek aan congressen en seminars over bijvoorbeeld SLB, didactiek, projectonderwijs, e-learning en EVC. Daarnaast bestuderen docenten actuele literatuur en tijdschriften. De opleiding vindt het belangrijk dat docenten Engels spreken. Om hun ‘fluency’ op peil te houden, kunnen docenten trainingen volgen in Engeland of geschoold worden binnen de hogeschool. Startende docenten worden in het begin vooral ingezet voor onderwijskundige taken. 10% van hun tijd wordt gereserveerd voor inwerken en begeleiding door de moduulverantwoordelijke docent of de RVT-voorzitter. Uit het STO 2009 blijkt dat ruim 80% van de studenten tevreden is over de inhoudelijke deskundigheid van de docenten. Ook in de HBO-Monitor wordt dit positief beoordeeld door alumni; ruim boven het landelijk gemiddelde. Eerstejaarsstudenten geven een waardering van 7,4 voor de stelling ‘mijn opleiding heeft goede docenten’. Ook de didactische vaardigheden worden als voldoende beoordeeld; boven het landelijk gemiddelde. Dit beeld is in gesprekken met het auditteam bevestigd. Het auditteam heeft een betrokken docententeam aangetroffen met hart voor het onderwijs en het vakgebied.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat er bij studenten, alumni en werkveld een positief beeld over de kwaliteiten van het docententeam bestaat. De docenten zijn in staat om een breed communicatieprogramma goed vorm te geven en de studenten te begeleiden in hun leertrajecten. Organisatorisch zijn de lijnen in de organisatie helder voor de docenten en voor de studenten. Zij weten hun weg te vinden. Studenten kunnen met vragen goed terecht bij docenten, management of ondersteunende diensten. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande tot het oordeel ‘goed’. Samenvattend oordeel Personeel Alle facetten zijn ten minste met een ‘voldoende’ beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ ‘voldoende’.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
35/67
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen: • Het beheer van de accommodaties en gebouwen ligt bij het facilitair bedrijf van de hogeschool. De hogeschool is gehuisvest in Zwolle. Begin 2010 heeft SBE een nieuw onderkomen gekregen (gebouw X) op de campus. Het nieuwe X-gebouw is ruim en licht. De werkruimten van docenten, het bedrijfsbureau en de staf bevinden zich dicht bij de college- en studieruimten van studenten, zodat studenten bij vragen snel contact op kunnen nemen met docenten of medewerkers. • In het gebouw beschikt SBE over ruimten voor colleges in grote of kleine groepen en kleine lokalen of open studieruimten voor projectwerk. Er is een talencentrum ingericht waar studenten aan hun talenportfolio kunnen werken en een Apple Macintosh ruimte waar studenten grafische vormgeving kunnen volgen. De studieruimten zijn op werkdagen geopend van 07.00 tot 22.30 uur. Het auditteam stelt na een rondleiding vast dat studenten en docenten met de ingebruikname van het nieuwe gebouw een plezierige omgeving hebben gekregen om in te leren en te werken met voldoende ruimte voor lesactiviteiten en zelfstudie. • De mediatheek, in het hoofdgebouw, omvat standaardliteratuur voor diverse vakgebieden, wetenschappelijke publicaties, tijdschriften en er is een databank met beeldmateriaal. Daarnaast zijn er internetverbindingen naar universiteitsbibliotheken en literatuurbestanden in binnen- en buitenland met zoeksystemen als PiCarta, MarketingData en Lexis Nexis Newsportal. Alle studenten en docenten hebben, zowel op de hogeschool als vanuit huis, digitaal toegang tot dit mediamateriaal. Het auditteam heeft tijdens de rondleiding de mediatheek bezocht en heeft vastgesteld dat de aanwezige boeken en tijdschriften toereikend zijn voor het vakgebied Communicatie. De mediatheek is tijdens werkdagen open van 08.00 tot 19.30 uur (op vrijdag tot 17.00 uur). Het auditteam constateert uit de gesprekken met studenten dat de sluitingstijden niet optimaal zijn voor deeltijdstudenten. • De opleiding gebruikt verschillende ICT-voorzieningen om het onderwijs te ondersteunen, zoals Blackboard, Educator en Sharenet. In de digitale leeromgeving Blackboard biedt de opleiding module-informatie aan. In het digitale onderwijssysteem Educator (dat nog in aanbouw is) wordt alle standaardinformatie van modulen (bijvoorbeeld leerplannen en oefentoetsen) opgenomen. Door Educator zijn de studieplanning, studievoortgang en studiedocumenten gedigitaliseerd. De SLB-docent heeft toegang tot het PAP2 van de student om de studievoortgang te bewaken. Op Sharenet (een intranet) kunnen studenten en docenten actuele informatie ophalen over bijvoorbeeld roosterwijzigingen of lesuitval door ziekte van een docent. Ook zijn hier de vaste reglementen te vinden, zoals de examenregeling. Binnen de opleiding gebruikt men ook vakspecifieke software, zoals spreadsheetpakketten en grafische programma’s Photoshop en QuarkXPress. Studenten
2
PAP: Persoonlijk Activiteiten Plan
36/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
kunnen computers binnen de hogeschool gebruiken of met een eigen laptop inloggen op het draadloos netwerk. Studenten en medewerkers kunnen gebruik maken van sportfaciliteiten van de School of Human Movements & Sports. Verder is er een campuswinkel voor readers, syllabi en schrijfwaren, een boekhandel en een kleine supermarkt. Op de campus zijn er woonlocaties voor studenten. Uit de gesprekken met studenten maakt het auditteam op dat het gebruik van drie verschillende digitale systemen naast elkaar niet altijd ideaal is, maar dat de benodigde informatie wel gevonden kan worden. Uit het STO 2009 en uit de Keuzegids voltijd 2010 en uit de gesprekken van het auditteam blijkt dat de studenten voorheen al tevreden waren over de studiefaciliteiten van de hogeschool. De verhuizing naar het nieuwe gebouw zal daar zeker een positieve invloed op hebben.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat de voorzieningen van de opleiding ruim toereikend zijn om het programma te realiseren. Het nieuwe gebouw voldoet aan de eisen van deze tijd. Er zijn voldoende ruimtes voor colleges, projectwerk en zelfstudie. Door de ICT-systemen Sharenet, Blackboard en Educator zijn studenten op de hoogte van actuele wijzigingen, onderwijsinhoud en behaalde cijfers. De mediatheek is goed uitgerust en studenten kunnen vanuit huis databanken raadplegen. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel ‘goed’.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen: • De uitgangspunten voor studieloopbaanbegeleiding zijn beschreven in Bouwstenen voor studieloopbaanbegeleiding Windesheim 2005. In het Studentenstatuut Opleidingsdeel 2009-2010 vindt de student informatie over studiebegeleiding. • De studiebegeleiding is gesplitst in basisstudiebegeleiding door docenten en studieloopbaanbegeleiders en specialistische studiebegeleiding door decanen, psychologen, vertrouwenspersonen of deskundigen op het gebied van bijvoorbeeld dyslexie. Daarnaast heeft SBE sinds 2009 een studievoortgangscoach benoemd. Deze coach bewaakt de studievoortgang van groepen hogerejaars studenten, maakt een plan van aanpak met studenten, houdt voortgangsgesprekken en levert managementinformatie voor het rendementsbeleid.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
37/67
•
•
•
•
De decaan begeleidt studenten bij de in- en uitschrijving, het eventueel kiezen van een alternatieve opleiding en adviseert studenten bij beroepsprocedures en problemen bij de studiefinanciering. Studenten met een handicap, chronische ziekte of dyslexie en allochtone studenten behoren tot de specifieke doelgroepen van de decaan. Studenten werken aan sturing van de studieloopbaan in de modulen SLB. Zij stellen daarvoor een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en een bijbehorend persoonlijk activiteitenplan (PAP) op onder begeleiding van de SLB’er. De begeleider houdt de studievoortgang in de gaten en bespreekt met de student eventuele voortgangsproblemen. Indien nodig verwijst hij de student door naar een decaan of studentenpsycholoog. Kenmerkend voor de studieloopbaanbegeleiding is dat studenten steeds meer verantwoordelijkheid krijgen voor hun eigen studie- en loopbaanontwikkeling, waarbij de sturing en begeleiding vanuit de opleiding minder en losser worden. Het auditteam maakt uit de gesprekken met de studenten op dat zij zich voor hun leerproces met name richten op de afzonderlijke onderdelen. In de POP’s en PAP’s wordt gerefereerd aan de te behalen leerdoelen per module/onderdeel en niet zozeer aan het totaal van de te behalen competenties. In de procesverslagen reflecteren studenten aan behaalde resultaten per onderdeel, maar krijgen zij, naar eigen zeggen, op deze manier onvoldoende zicht op de totale studievoortgang, het geheel van de competenties en de te bereiken niveaus. In het portfolio houdt de student zijn resultaten van een onderdeel bij. Daarmee vormt het geen archief waarin de opbouw van de competenties gedurende de studie wordt gevolgd. Naar aanleiding van een onderzoek naar de oorzaken van de lage studierendementen in het eerste studiejaar van SBE (vergelijk facet 6.2) heeft de studiebegeleiding meer aandacht gekregen. Begin 2008 is onder het motto ‘ken je student’ een aantal initiatieven genomen om meer inzicht te krijgen in wat studenten typeert en motiveert. Voorbeelden hiervan zijn een aanpassing van de vragenlijst waarmee nieuwe en aspirant-studenten worden bevraagd waarom zij hebben gekozen voor deze opleiding. De opleiding wil hiermee het aantal studenten dat een verkeerde studiekeuze heeft gemaakt verkleinen. Daarnaast is er gekozen voor het studievoortgangsregistratiesysteem Educator om een beeld te krijgen van de studievoortgang en studieachterstanden. Studenten worden geïnformeerd via drie informatiesystemen: Blackboard, Sharenet en Educator. De roosters en eventuele wijzigingen worden via het intranet van Windesheim (Sharenet) gepubliceerd, informatie over onderwijsmodulen staat op Blackboard en de student heeft een overzicht van de studieresultaten in het programma Educator. Resultaten van de toetsen ontvangen de studenten binnen twee weken per mail, waarna deze op Educator worden gepubliceerd. Studenten tonen zich in het gesprek met het auditteam tevreden over de informatievoorzieningen, hoewel zij de voorkeur hebben voor één informatiesysteem voor alle informatie.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat de opleiding door basisstudiebegeleiding en specialistische studiebegeleiding de studenten ondersteunt bij de studievoortgang. Door ontwikkelingsplannen en activiteitenplannen reflecteren studenten op hun studievoortgang. Het auditteam vindt het daarbij een gemis dat studenten geen zicht hebben op de totale competentiegroei. Het auditteam heeft de indruk dat de opleiding nog een ontwikkelingsstap
38/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
te maken heeft voor verdere aansluiting van de studiebegeleiding op het didactische concept van competentieleren. Op basis hiervan komt het auditteam tot het oordeel ‘voldoende’. Het auditteam merkt daarbij op dat de begeleiding wel voldoet aan de verwachtingen van de studenten. Studenten worden geïnformeerd met drie verschillende digitale systemen, waardoor de benodigde informatie voor studenten minder overzichtelijk wordt; het auditteam concludeert dat studenten uiteindelijk wel de benodigde informatie kunnen vinden. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en met name de kanttekening ten aanzien van de afstemming tussen competentieleren en de studiebegeleiding komt het auditteam tot het oordeel ‘voldoende’. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een ‘voldoende’ beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ ‘voldoende’.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen: • Het beleid van de opleiding ten aanzien van de kwaliteitszorg is vastgelegd in de notitie Kwaliteitszorg School of Business & Economics 2007 waarmee wordt aangesloten op de door Windesheim vastgelegde kaders. In deze notitie zijn een beleidsplan en een activiteitenplan opgenomen. Het activiteitenplan is volgens de systematiek van het EFQM/INK-managementmodel opgezet. • In een overzicht in de notitie is aangegeven bij welke groep stakeholders de meting of evaluatie wordt afgenomen: docenten, studenten, alumni, externe begeleiders en/of vertegenwoordigers van het werkveld. Ook wordt aangegeven hoe vaak welke metingen en evaluaties plaatsvinden en ten behoeve van welke streefdoelen deze plaatsvinden. • Evaluatie-instrumenten die de SBE gebruikt zijn: een interne audit, KWOA-scan (Kwaliteit Werk Organisatie en Arbeidsomstandigheden), studenttevredenheidsonderzoek, onderwijs-, praktijk-, docent- en alumni-evaluaties. In een jaarrooster geeft de SBE aan wanneer de evaluaties plaatsvinden. De uitkomsten worden opgenomen in een managementrapportage. De geanalyseerde resultaten worden met studenten en docenten besproken om vervolgens acties en verbeterpunten te formuleren en in te zetten. In de werkwijze wordt daarbij uitgegaan van de plan-do-check-act-cyclus. • In het Activiteitenplan 2009-2010 heeft de SBE streefdoelen geformuleerd, bijvoorbeeld: ‘de ontwikkelmogelijkheden en scholingsmogelijkheden worden door personeelsleden als voldoende beoordeeld’ en ‘het verhogen van het kwalificatieniveau van docenten’.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
39/67
•
Als streefnormen zijn bijvoorbeeld opgenomen: een 6,8 als score in de Keuzegids op waardering van studenten, een score van 60-70% bij tevredenheidsonderzoeken, een toename van 5,7 procent voor het aantal ingeschreven studenten en het ziekteverzuimcijfer verlagen naar 3,7 procent. Door middel van kleuren (stoplichtmethode: rood, oranje, groen) wordt in de rapportages aangegeven waar eventuele knelpunten zich bevinden.
Overwegingen: Uit de documentatie blijkt dat in 2008 het kwaliteitszorgsysteem van SBE is geëvalueerd. Daaruit zijn verbeteringen doorgevoerd met name gericht op het meer systematisch vastleggen van de procedures en verantwoordelijkheden, het verbeteren van de rapportages en het stroomlijnen van de onderwijsevaluaties. Ook ten aanzien van de betrokkenheid van studenten worden verbeteringen doorgevoerd. Het auditteam vindt, op basis van de bestudeerde documenten en de gesprekken met het management en de docenten, dat het kwaliteitszorgsysteem een duidelijke opzet heeft. Het primaire proces wordt systematisch geëvalueerd aan de hand van streefdoelen. De kwaliteitszorgcyclus wordt meer afgerond dan voorheen en het auditteam heeft de indruk dat kwaliteitszorg meer dan voorheen wordt gezien als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en daarmee doorwerkt in de dagelijkse onderwijspraktijk. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel ‘goed’.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen: • In Kwaliteitszorg SBE 2009-2010 is in hoofdlijnen voor elke evaluatie vastgelegd wie de proceseigenaar is en wie verantwoordelijk is, met wie de resultaten besproken worden, aan wie teruggekoppeld wordt en hoe vastgelegd wordt wat de verbeteracties daarvan zijn. In de notitie Onderwijsevaluatieproces is dit gedetailleerd beschreven. Elke opleiding binnen SBE maakt een verdere vertaling naar de eigen opleiding. Het auditteam constateert na bestudering van de documenten en het gesprek met het opleidingsmanagement dat de eerste stappen daarin zijn genomen met het meer regulier en eenduidig rapporteren en verbeteren van communicatie over kwaliteitszorgresultaten. • Het kwaliteitssysteem binnen de SBE is in 2008 geëvalueerd, waarvan een ‘stand van zaken notitie’ is geschreven. De aandachtspunten in deze notitie zijn besproken en zijn vastgelegd in het activiteitenplan voor 2009. Daarbij is ook betrokken de analyse die SBE heeft gemaakt van de beoordelingsrapporten van visitatiepanels van opleidingen binnen de SBE.
40/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
In de managementrapportage worden de resultaten van evaluaties opgenomen. Deze rapportage wordt eerst besproken binnen het managementteam en vervolgens binnen het opleidingsteam van de opleiding. De resultaten van de bespreking en de acties naar aanleiding daarvan legt de opleiding vast in notulen. Voorbeelden van verbeteracties zijn het invoeren van een ‘goldcard’ waarop staat aangegeven waar de studenten met vragen over toetsing, onderwijsinhoud, cijfers, studieroute, klachten terecht kunnen. Om resultaten van tentamens eerder te kunnen publiceren voeren docenten bij SBE nu zelf de cijfers in in Educator. Een ander voorbeeld is het feit dat de uitkomsten van evaluaties op Sharenet geplaatst gaan worden. Ook heeft de opleiding maatregelen genomen tegen het stuwmeer aan langstudeerders. Een medewerker maakt nu gerichte studieafspraken met deze studenten. Daarmee is het afstudeerrendement in 2008-2009 gestegen. De opleiding/SBE werkt aan verbetering van de kritiekpunten van de vorige visitatie. Bij de vorige visitatie was er bijvoorbeeld ontevredenheid onder studenten over de communicatie tussen docenten en over de terugkoppeling van evaluatieresultaten. De communicatie tussen docenten is verbeterd met de organisatie van RVT’s, door de gezamenlijke huisvesting en door meer gebruik te maken van Sharenet als informatie- en discussieplatform. Andere punten waar verbeteringen zijn doorgevoerd zijn: de interactie met de beroepspraktijk in de eerste studiejaren en de invoering van de taaltoetsen. Uit de studenttevredenheidsonderzoeken blijkt dat studenten niet tevreden zijn over het gebruik van uitkomsten van evaluaties (2.7 op een vijfpuntsschaal). De recente verbeteringen zijn nog niet zichtbaar.
Overwegingen: Uit de documentatie en gesprekken blijkt dat binnen SBE en binnen de opleiding meer aandacht uitgaat naar de vertaling van evaluatie-uitkomsten naar gerichte verbetermaatregelen. De procedures en handleidingen zijn daartoe aangescherpt en de rapportages worden meer eenduidig en regelmatig uitgebracht. Het auditteam constateert dat nog niet altijd voor betrokkenen duidelijk is welke verbetermaatregelen op basis van welke uitkomsten en besprekingen worden doorgevoerd. De borgingscyclus kan daarin nog worden versterkt, waarmee de verbeteringen en effecten ervan nog beter zichtbaar worden. Op basis hiervan komt het auditteam tot het oordeel ‘voldoende’. Conclusie: Het auditteam komt, op basis van de kanttekening ten aanzien van het versterken van de borgingscyclus, tot het oordeel ‘voldoende’.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen: • Medewerkers zijn betrokken door te participeren in de RVT’s. De teamvoorzitters maken deel uit van het OpleidingsTeam en fungeren als verbinding van het management naar de docenten. Onder medewerkers worden docentevaluaties afgenomen en de KWOA
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
41/67
•
•
•
•
•
scan, die de medewerkertevredenheid meet. Ook wordt er regelmatig een imagoonderzoek onder medewerkers afgenomen. Docenten met wie het auditteam heeft gesproken geven aan dat zij zich voldoende betrokken voelen bij de kwaliteitsverbetering van de opleiding. Studenten worden betrokken door de jaarlijkse studenttevredenheidsonderzoeken, het aansluitingsonderzoek onder eerstejaars studenten, het tweejaarlijkse imago-onderzoek, praktijk- en onderwijsevaluaties, de opleidingscommissie en de studentpanelgesprekken. Het auditteam leidt uit de documenten af dat er onder de studenten weinig animo is om te participeren in panelgesprekken. Studenten kunnen daarnaast deelnemen aan een Deelraad en de opleidingscommissie. Sinds 2007 is er één opleidingscommissie binnen de SBE waarin alle opleidingen vertegenwoordigd zijn. Deze heeft rechtstreeks contact met de deelraad voor verdeling van taken en onderwerpen. Verder organiseert SBE een studentenconferentie waarbij studenten worden betrokken bij het programma door hen om feedback te vragen. Naast de formele, zijn ook de informele geluiden via de reguliere onderwijscontacten van belang. Alumni van de opleiding worden bevraagd via de HBO-Monitor. Het auditteam is van mening dat dit een beperkte betrokkenheid van alumni bij de interne kwaliteitszorg is. De hogeschool organiseert elk jaar voor alle opleidingen een alumnidag. Het management geeft in de gesprekken met het auditteam aan dat deze alumnidag niet goed bezocht wordt en dat de SBE daarom nu zelf een alumnidag organiseert. Verder kunnen alumni zich aansluiten bij de site LinkedIn, maar het auditteam constateert dat deze contacten nog vooral informeel zijn. Wel worden alumni op persoonlijke titel betrokken bij de jaarlijkse Communicatiedag met workshops gericht op een specifiek thema; georganiseerd door AIDA. De effecten van de meer opleidingsspecifieke aanpak zullen de komende jaren moeten blijken. Het beroepenveld wordt formeel bij de kwaliteitszorg betrokken via de werkveldadviescommissie, die vier keer per jaar bij elkaar komt om de opleiding advies te geven (zie ook facet 1.3). Uit notulen blijkt dat deze commissie sinds eind 2008 circa drie keer per jaar bijeen komt. Er wordt gesproken over de ontwikkeling van de opleiding en het belang voor het werkveld van bijvoorbeeld major en minoren. Eenmaal per jaar wordt SBE-breed een bijeenkomst (Agnietenbergbijeenkomst) georganiseerd met tal van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en organisaties in de regio. Verder wordt het beroepenveld betrokken bij de opleiding via de inbreng in het onderwijsprogramma (projecten, stages et cetera) en de bijbehorende beoordelingen. Het is niet duidelijk in hoeverre deze laatste inbreng leidt tot structurele signalen over het functioneren van studenten en de aansluiting van het onderwijsprogramma. De terugkoppeling kan meer formeel plaatsvinden. Een deelraad met vertegenwoordiging van personeel en studenten en een eigen basisreglement heeft instemmingsrecht en adviesrecht op bepaalde terreinen binnen de organisatie. Uit het STO 2009 valt af te leiden dat studenten matig tevreden zijn over de betrokkenheid bij verbetering van de opleiding (2,9 op een vijfpuntsschaal, cijfer 5,8).
42/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Overwegingen: Het auditteam stelt vast dat de opleiding verschillende belanghebbenden bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrekt. Formeel contact met alumni behoeft volgens het auditteam nog aandacht. Dat geldt ook voor de deelname van studenten aan panelgesprekken. Het beroepenveld wordt betrokken via de werkveldadviescommissie en meer informeel via onderwijsactiviteiten. Het auditteam vindt dit wat mager. Er is geen werkveldonderzoek onder werkgevers of stagebiedende bedrijven. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en met name de opmerkingen over het verder betrekken van alumni, studenten en werkveld bij de interne kwaliteitszorg komt het auditteam tot het oordeel ‘voldoende’. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ voldoende.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen: • De afstudeeropdracht in het vierde jaar van de opleiding is de proeve van bekwaamheid waarmee de student aantoont dat hij/zij de communicatiecompetenties beheerst en over het hbo-bachelorniveau beschikt. De fasen van het afstudeerproces zijn vormgegeven volgens de beleidscyclus uit het landelijke opleidingsprofiel. De vier fasen bestaan uit: 1. Beleidsvoorbereiding (afstudeerwerkplan, theoretisch kader, onderzoeksopzet, onderzoeksrapportage); 2. Beleidsvorming (opstellen van strategisch communicatiebeleid); 3. Beleidsuitvoering (opstellen van implementatieplan); 4. Afronding (overdracht en verdediging). Tijdens het afstuderen werkt de student aan de volgende producten: een afstudeerwerkplan, tussentijdse rapportages, het afstudeerrapport (in de vorm van een adviesrapport) en een individueel procesverslag. Het afstudeerwerkplan wordt door de docentbegeleider en de bedrijfsmentor vooraf goedgekeurd. In het plan besteden studenten aandacht aan de persoonlijke ontwikkelpunten. Met het afstudeerwerk laat de student zien beroepsbekwaam te zijn en met een grote mate van zelfstandigheid voor een complexe probleemsituatie een adequate oplossing te ontwikkelen en in een beroepsproduct vorm te geven. Daarbij wordt op een methodologisch verantwoorde wijze gewerkt. • De uitgangspunten voor het afstuderen zijn helder verwoord in de handleidingen: Aanvullingen afstuderen opleiding Communicatie 2009 en Handleiding afstudeeropdracht 2010. Daarin is duidelijke informatie opgenomen over begeleiding, beoordeling, de producten en rapportages en de relatie met de opleidingscompetenties en de
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
43/67
•
•
•
•
•
•
•
hogeschoolbrede algemene hbo-competenties. Bij het afstuderen staan met name de eerste vijf communicatiecompetenties centraal (monitoren, onderzoek, advies, beleid en communicatieplan). De SBE schrijft voor dat studenten de afstudeeropdracht bij voorkeur in duo’s uitvoeren. Bij uitzondering kan de afstudeeropdracht individueel worden gedaan (met name bij deeltijdstudenten in de eigen organisatie), na goedkeuring van de examencommissie. Het auditteam heeft van beide voorbeelden aangetroffen en ingezien. Op de Blackboardmodule Afstuderen is de Handleiding afstudeeropdracht opgenomen en vindt de student het Beoordelingsdossier waarin alle beoordelingskaders zijn opgenomen, waarmee het voor de student inzichtelijk wordt waarop hij wordt beoordeeld. Elke student vult het digitale beoordelingsdossier persoonlijk in, ook bij duo-opdrachten, opdat individuele beoordeling mogelijk is. Studenten krijgen tijdens de afstudeerfase begeleiding van een docentbegeleider en een bedrijfsmentor, die tevens de tussentijdse beoordelingen en de eindbeoordeling geven. Bij een (afgerond) cijfer van 5 of 6 wordt het afstudeerproduct beoordeeld door een tweede lezer (een docent). Voor de beoordeling hanteert de docentbegeleider het Beoordelingsdossier afstudeeropdrachten SBE. De student wordt beoordeeld op het afstudeerwerkplan (voldaan/niet voldaan), de tussentijdse evaluaties (functioneringsgesprek op het afstudeerbedrijf), de conceptrapportage en de eindbeoordeling inclusief presentatie. Voor ieder van deze producten zijn de essentiële onderdelen beschreven, waaronder: uitwerking probleemstelling, de te behalen competenties, de persoonlijke ontwikkeling. Bij de eindbeoordeling weegt het eindrapport voor 2/3 deel en het functioneren inclusief procesverslag voor 1/3 deel. Het auditteam vindt de richtlijnen voor het afstuderen helder verwoord in de handleidingen en aanvullingen uit 2009. Het biedt studenten heldere richtlijnen voor opzet en uitvoering van hun afstudeeropdracht en inzicht in de beoordelingscriteria. Het auditteam heeft in het voorjaar 2010 een representatieve set van tien afstudeerwerkstukken bestudeerd voorafgaand aan het visitatiebezoek. De beoordelingen van de afstudeerwerkstukken varieerden van 6 tot 9. Het auditteam herkende de uitgangspunten zoals verwoord in de afstudeerhandleidingen niet in het merendeel van de afstudeerwerkstukken. Het auditteam had een variatie aan kanttekeningen ten aanzien van: de probleemstellingen, de verantwoording van de onderzoeksaanpak, te geringe aandacht voor onderzoek en te weinig verantwoording van keuzes en alternatieven. Daarbij constateerde het auditteam dat het proces vaak hoger werd beoordeeld dan het product, met als gevolg een te positief cijfer naar mening van het auditteam. De weging van verschillende elementen in de beoordeling en de feedback bij de beoordeling waren niet helder. Het auditteam constateerde dat de basis, zoals vastgelegd in de afstudeerhandleiding nog onvoldoende was opgepakt door de docenten. Het auditteam had de indruk dat de vernieuwing van het programma (jaar 1 tot en met 3), met duidelijk meer aandacht voor de conceptuele leerlijn en het verrichten van praktijkgericht onderzoek, nog niet geheel zijn doorwerking had gekregen in de afstudeerfase. Daardoor ontstond, een mogelijk onterecht, diffuus beeld: afstudeerwerkstukken voor een deel gebaseerd op oudere aanpak/richtlijnen en
44/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
•
nieuwere werkstukken deels gebaseerd op de nieuwere richtlijnen. Om deze mogelijke ontwikkelingsrichting in kaart te brengen heeft het auditteam voorgesteld om een representatieve set van afstudeerwerkstukken van de laatste lichting afstudeerders te beoordelen in het najaar 2010. Doel was, te kijken of de richtlijnen voor afstuderen verder zijn doorgevoerd in het nieuwere werk. Begin oktober heeft het auditteam een nieuwe set van tien afstudeerwerkstukken bestudeerd van voltijd en deeltijd. Het auditteam vindt deze afstudeerwerken getuigen van het gewenste bachelorniveau. In deze set zijn de uitgangspunten zoals verwoord in de afstudeerhandleidingen duidelijk meer herkenbaar. Probleemstelling zijn meer uitgewerkt en uitgediept vanuit verschillende invalshoeken. De afstudeerwerkstukken bevatten nu een gedegen stuk onderzoek. Iedere student verricht deskresearch om een situatieanalyse te maken, literatuuronderzoek om de theoretische kaders te verkennen en veldonderzoek. Verder heeft het auditteam opgemerkt dat de onderzoeken van dusdanige omvang zijn dat de uitwerking ervan de haalbaarheid van het project onder druk zet. De afstudeerverslagen kunnen nog verder aan kracht winnen door een inkadering van de keuze voor onderzoekstype. Daarmee kan dan meer ruimte ontstaan voor het maken van een executive summary en een krachtig communicatieadvies. Deze laatste stap komt nu niet altijd goed naar voren in de verslagen. Het auditteam stelt met nadruk vast dat er sprake is van een duidelijke ommezwaai naar meer onderzoeksgericht werken. De werkstukken zijn analytisch goed onderbouwd. De synthese naar conclusies en bedrijfsadvies kan nog worden versterkt. De opleiding kan de balans tussen onderzoek uitvoeren en het vertalen van resultaten naar een gericht communicatieadvies nog bijstellen met inachtneming van de tijdshaalbaarheid voor studenten. Het auditteam stelt vast dat de beoordeling door de docenten duidelijk meer schriftelijk wordt onderbouwd. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat het niveau van de afgestudeerden systematisch wordt getoetst in het werkveld, bijvoorbeeld bij de beoordeling van de stage en de afstudeeropdracht. Daaruit blijkt volgens de opleiding dat het beroepenveld tevreden is over de eindkwalificaties van de afgestudeerde studenten. Dit is niet gestaafd vanuit een breed werkveldonderzoek onder werkgevers en/of stage/afstudeerbegeleiders. Uit de HBO-Monitor 2008 valt af te leiden dat studenten vinden dat zij goed voorbereid zijn om als beginnend beroepsbeoefenaar te starten op de arbeidsmarkt. De gemiddelde score voor de voltijdstudenten is 7,5 en voor de deeltijd is deze 7,3. Een groot deel van de afstudeerders zou de opleiding aanbevelen bij belangstellenden.
Overwegingen: Het auditteam constateert, na beoordeling van een tweede set van afstudeerwerkstukken, dat de opleiding er in slaagt om de toegenomen aandacht voor de conceptuele leerlijn en het verrichten van praktijkgericht onderzoek te laten doorwerken in de afstudeerwerkstukken. Vanwege de haalbaarheid voor studenten dient de balans tussen het onderzoek uitvoeren en het uiteindelijk kunnen uitbrengen van een communicatieadvies nog verder te worden geoptimaliseerd.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
45/67
Het auditteam is van mening dat de afstudeerwerkstukken getuigen van het gewenste bachelorniveau. Ook het werkveld is tevreden over de kwaliteiten van de afstudeerders. Conclusie: Op basis van haar waarnemingen ten aanzien van het verder uitwerken van de balans tussen onderzoek en advies en daarmee de haalbaarheid van de afstudeeronderzoeken, komt het auditteam tot het oordeel ‘voldoende’.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen: • De SBE heeft de streefcijfers opgenomen in een Dashboardoverzicht dat voor iedere opleiding binnen de School geldt. De basis en het beleid hiervoor is beschreven in de notitie Kwaliteitszorg voor de SBE 2007. De invulling van de streefcijfers voor de komende jaren is opgenomen in het Activiteitenplan 2009-2012. • De SBE hanteert naast de visie van de hogeschool de volgende streefcijfers voor voltijd en deeltijdopleidingen: - het propedeuserendement na 2 jaar is 40 % (na 1 jaar 20 %); - de gemiddelde studieduur van studiestakers is 1,35 jaar; - de gemiddelde studieduur van afstudeerders is 4,5 jaar; - het afstudeerrendement na 6 jaar ligt op 45 %. • Uit het overzicht van de rendementen van 2003 tot en met 2007 blijkt dat gemiddeld 60 procent van de voltijdstudenten na twee jaar de propedeuse heeft behaald. Voor deeltijdstudenten is dit gemiddeld 59 procent. Alleen in het studiejaar 2007 wordt de norm van 40 procent na 2 jaar net niet gehaald door de deeltijd: 39 procent. De opleiding wijt dat aan tien studenten (24 procent) die niet actief zijn geweest, maar wel betaald hebben voor de studie. Het auditteam heeft de indruk dat het streefrendement naar boven kan worden bijgesteld, gezien de propedeuserendementen die worden behaald. • Het afstudeerrendement na 6 jaar is voor de voltijd gemiddeld 57 procent en voor de deeltijd gemiddeld 37 procent. De norm van 45% wordt bij de voltijd wel en bij de deeltijd vaak niet gehaald. Differentiatie naar opleidingsvariant lijkt logischer. • De opleiding is niet tevreden over de uitval in de propedeusefase. Met name de uitval in de deeltijd is hoog en varieert sterk van 30-60 % na 2 jaar. Bij de voltijd varieert de uitval van 26 tot 42%. Zowel bij voltijd als bij deeltijd vindt nog forse uitval plaats in het tweede studiejaar en daarna. • De SBE heeft in 2008 een rendementsonderzoek uitgevoerd om te analyseren hoe het afstudeerrendement kan verbeteren, hoe de uitval in het eerste jaar verminderd kan worden en hoe de achterliggende oorzaken van uitval en studievertraging in beeld te brengen. Daaruit wordt geconcludeerd dat er geen gericht rendementsbeleid is, dat voorlichting en studiebegeleiding moeten worden aangescherpt en dat de invloed van de onderwijsopzet nader onderzocht moet worden. Tevens wordt gepleit voor scherpere
46/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
•
•
toetsing en het voorkomen van een ‘zesjescultuur’. Binnen de school worden stappen gezet om op deze punten verbeteringen door te voeren: aanpassing van voorlichting, aansluitingsonderzoek onder eerstejaarsstudenten, project Herziening Didactiek om studenten uit te dagen meer tijd in hun studie te investeren en een gerichte benadering van langstudeerders. De gemiddelde studieduur van studiestakers ligt met gemiddeld 1,60 jaar (voltijd) over de jaren 2003 tot en met 2008 boven de streefnorm van 1,35 jaar. Voor de deeltijdopleiding ligt dit cijfer hoger; de gemiddelde studieduur van studiestakers is 2 jaar. De opleiding voldoet hiermee niet aan de eigen norm. De gemiddelde studieduur van afstudeerders is voor de voltijd gemiddeld 4,1 jaar en voor de deeltijd gemiddeld 3,9 jaar. Daarmee voldoet de opleiding aan de streefnorm van 4,5 jaar.
Overwegingen: Het auditteam is van mening dat voor de voltijdopleiding de streefnormen voor een groot deel (ruim) worden behaald. Een aantal normen zou ambitieuzer kunnen worden gesteld. Voor de deeltijdopleiding geldt dit in veel mindere mate. Dit pleit mogelijk voor een differentiatie in streefnormen tussen de voltijd- en deeltijdopleiding. Het auditteam constateert dat er geen vergelijking wordt gegeven met andere relevante opleidingen buiten SBE. Het auditteam mist een nadere analyse van de tegenvallende rendementen en studieduur bij de deeltijdopleiding. Overigens heeft het auditteam wel de indruk dat sinds het rendementsonderzoek in 2008 de uitvoering van rendementsmetingen en -analyses is aangescherpt en meer consequent wordt gehanteerd. Op basis van het niet behalen van de streefcijfers bij de deeltijdopleiding en het ontbreken van een gerichte analyse en verkenning van verbetermogelijkheden, komt het auditteam tot het oordeel voldoende voor de deeltijd. Conclusie: Het auditteam komt tot het oordeel ‘goed’ voor de voltijd en het oordeel ‘voldoende’ voor de deeltijd. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ voldoende.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
47/67
48/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
3
Bijlagen
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
49/67
50/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Bijlage 1:
Deskundigheden panelleden
HBO-Bacheloropleiding Communicatie, Christelijke Hogeschool Windesheim
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Mevrouw C.A.J. Witsenboer BComn & BEd
X
Lid auditteam:
X
Lid auditteam NQA: Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse
Lid auditteam: Mevrouw A. Le Large-Groothuijzen MCE
Relevante werkvelddeskundigheid
Student-lid auditteam: mevrouw K. Hijmans
Lid auditteam: Mevrouw A.M. Cotton MA-MBA
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw A.M. Cotton MA-MBA Mevrouw Cotton is ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van communicatie en public relations en vanwege haar inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Bovendien heeft mevrouw Cotton onderwijservaring als lector HIBO – EGON – Arteveldehogeschool. Voor deze visitatie heeft mevrouw Cotton onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
51/67
Opleiding: 1979-1984 1984-1985 1985-1986 1990-1992 2001 2008-2009 Werkervaring: 1986-1987 1987-1989 1989-1992 1992-heden
1999-2000 2001-2002 2003-2009 2009-heden
Licentie Romaanse Filologie (MA) – Universiteit Gent D.E.S.S. Institut d’Administration des Entreprises (MBA) – Universiteit Lille (FR) Master in Marketing (MA) – Vlerick Leuven Gent Aggregaat – Universiteit Gent Vlerick opleiding in Marketing Communication (8 studiedagen) GRP (Belgische vereniging voor de Media): studiedagen
Account Executive – Grey Belgium Account Executive – Partner Saatchi-Saatchi Account Manager – Mirror GGK Lector HIBO – EGON – Arteveldehogeschool Lector Reclame en Mediaplanning – Begeleiding Case Studies – Begeleiding Eindprojecten – Begeleiding Stage – Europese coördinatie MARPE (Master in European Public Relations) Euprera (European Public Relations’ Education & Research association) - President Euprera – Past President Euprera – Secretary General Euprera - Treasurer
Overig: Publicaties sinds 2000: Cotton, A.M. (2000) ‘PR Education in Europe: CERP Education & research’s perspective for the Future’, European Communication Network – Malaga, May 4-5, 2000 Cotton, A.M., Wolstenholme, S. (2005) ‘Concepts in organizational communication research in Europe: a comparative approach’, Bordeaux, 18 March, 2005 Cotton, A.M. (2005) ‘PR Education in Europe: Les vases communicants’, IPRA World Congress, Istanbul 26-28 June, 2005 Tench, R., Cotton, A. M., van Betsbrugge, E., Neuville, B. and José Solaz, M. (2009) ‘EUPRERA Education Survey: Master and Bachelor Programmes in Europe: Initial Results and Considerations’, Euprera Symposium - Berlin, 2-4th April 2009 Information und Kommunikation in Europa, 2000, Mehrere Autoren:- 444 Seiten, 62 Abb., DIN A5, 2000 - deutsch/englisch - ISBN 3-89158-288-9 Reclame en Mediaplanning, 2004, Anne-Marie Cotton, Garant -ISBN 90-441-1663-0 Reclame en Mediaplanning, 2010, Anne-Marie Cotton, Garant –(april 2010) European Public Relations Newsletter, editorials Managing Editor van het bi-annual International Journal: ‘Scientia Paedagogica Experimentalis’ Jaarlijkse Congressen (zowel Marketing als Public Relations): International PR Symposium Euprera Annual congress International Public Relations Festival (Rome) Congres Stichting Marketing IPRA World Congress (Istanbul) Euprera Spring Symposium GRP Symposium (Brussel) CIPR Conference: PR Education (Stirling)
52/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Netwerken: Lid Vlerick Alumni Lid Stichting Marketing Lid GRP 1999 Chair person seminar on ‘Brand Equity’ (Antwerpen) 2002-2003 Commissie CCB (Creative Club Belgium) - La Maison de la Communication 2002-2003 jury Euprera Communication Challenge (DG X Information Society & CIAA) 2007 vetting committee colloque La mise en culture des territoires : nouvelles formes de culture événementielle et initiatives des collectivités locales (Nancy 10 et 11 mai 2007 par le GRICP (Nancy Université) 2009 Commissie The Farm (Proximity BBDO Belgium) 2009 vetting committee Euprera Spring Symposium 2010
Mevrouw A. Le Large-Groothuijzen MCE Mevrouw Le Large-Groothuijzen is ingezet vanwege haar kennis van het werkveld en haar vakdeskundigheid. Zij heeft een eigen communicatiebureau opgezet. Zij heeft auditdeskundigheid opgedaan door als studentpanellid deel te nemen aan diverse visitaties. Voor deze visitatie heeft mevrouw A. Le Large-Groothuijzen onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1977 1983 1986 1996 1999 2001 Werkervaring: 1978-1980 1980-1983 1983-1985 1985-1987 1990-2004 2004-2010
Schoevers’ directiesecretaresseopleiding Managementassistent ISW PR en Voorlichting, NGPR-A, Instituut Van Hilst Facilitaire Dienstverlening, ALBEDA NIMA Public Relations A hbo-opleiding Communicatie (deeltijd)
secretaresse financieel directeur bij Expeditiebedrijf AVANDERO B.V marketingassistente bij Productiebedrijf QUAKER OATS B.V directiesecretaresse bij Hollandia Kloos International B.V directiesecretaresse bij Europe Container Terminus B.V freelance communicatieadviseur Eurolarge Communication Plus+ freelance communicatieadviseur / interim-opdrachten als zelfstandig communicatieadviseur
Student-lid mevrouw K. Hijmans Mevrouw Hijmans is ingezet als student-lid. Zij volgt dezelfde opleiding bij een andere instelling. Mevrouw Hijmans is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is de mevrouw Hijmans aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
53/67
Opleiding: 2007-2011 2003-2007
HBO Hogeschool Utrecht, opleiding: Communicatiemanagement MBO Cibap vakcollege te Zwolle, opleiding Reclame, Presentatie en Communicatie
Werkervaring: 2005-heden Fotostudio Da Vinci - Algemeen medewerker 2006-2007 Bos Nieuwe Media - Grafisch vormgeven Diversen: 2009-heden
Atletiekvereniging Flevo Delta te Dronten - Redactie clubblad
Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruim dertien jaar ervaring met visitaties in alle sectoren van het hbo en in het wo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s, daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel voor auditoren hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door docentschap WU en onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990-1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau 1991-1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995-2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo. 2004-heden NQA: senior auditor, adviseur en accountmanager Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
Mevrouw C.A.J. Witsenboer BComn & BEd Mevrouw Witsenboer is ingezet als NQA-auditor en heeft ervaring in meerdere visitaties. Zij heeft de opleiding Journalistiek, richting geschreven pers en de Pedagogische Academie voor Basisonderwijs afgerond. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. Vanuit haar opleiding en ervaring heeft mevrouw Witsenboer kennis van organisatorische, didactische en onderwijskundige processen. Opleiding: 2005-2007 2000-2004
54/67
Pedagogische Academie voor Basisonderwijs, 2-jarige deeltijdopleiding, Saxion Hogescholen te Deventer Opleiding Journalistiek, richting Geschreven Pers, Chr. Hogeschool Windesheim te Zwolle
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Werkervaring: 2004-2006 2005-2009 2009-heden 2009-heden
Redacteur/freelance journalist voor diverse media Leerkracht basisonderwijs Freelance journalist voor een regionale krant en andere media Junior-auditor, Netherlands Quality Agency
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
55/67
56/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
57/67
58/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
59/67
60/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
61/67
62/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Hbo-bacheloropleiding Communicatie Christelijke Hogeschool Windesheim Visitatiedatum: 14 april 2010 Tijdstip 09.00 – 11.00 uur
12.00 – 13.00 uur
Programmaonderdeel Deelnemers Ontvangst Materiaalbestudering Gesprek met opleidingsmanagement - Drs. J. van Iersel, directeur SBE - Drs. R. Nijdam, schoolmanager SBE - Drs. A. Rietberg-van den Broeke, wnd hogeschoolhoofddocent Communicatie - Dhr. J.G.A. van den Berg, adviseur kwaliteitszorg SBE Lunchpauze
13.00 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
14.00 – 15.00 uur
Gesprek met studenten
15.00 – 16.30 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg Tweede gesprek met Opleidingsmanagement opleidingsmanagement en afronding Afsluitend paneloverleg
11.00 – 12.00 uur
16.30 – 17.00 uur 17.00 – 17.30 uur
- Dhr. H. de Jong, docent management, vz. RVT basisniveau - Dhr. K. Mijnheer, docent management en marketing, vz. RVT gevorderden - Dhr. B. Sleijster, docent economie, statistiek, coördinator deeltijd - Mw. drs. A. Wielsma, docent communicatievaardigheden, vz. RVT bachelor - Mw. drs. G. van der Knaap, docent onderzoek - Mw. drs. R. Klootwijk, docent SLB en studieadviseur - Mw. drs. M. Nauta, docent communicatie, SLB - Mw. D. de Vries BA, manager AIDA - Mw. E. Kok, 1e jaars voltijd - Mw. M. Tuinman, 2e jaars voltijd - Mw. Y. ten Berge, 3e jaars voltijd e - Mw. K. de Vries, 3 jaars voltijd e - Mw. A. Nicolai, 4 jaars voltijd - Mw. P. Popkema, 3e jaars deeltijd - Dhr. N. Nijdam, 3e jaars deeltijd - Mw. I. Zimmer,
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
63/67
64/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
- Landelijk beroepsprofiel COM - profiel Competentiebeschrijving hbo communicatie - Handleiding afstudeeropdracht SBE voorjaar 2010 - Afstudeeropdracht Beoordelingsdossier voorjaar 2010 - Aanvullingen afstuderen COM - twee sets van afstudeerwerkstukken, voorjaar 2010 en najaar 2010 - Blauwdruk Major M1M2 SBE propedeuse versie 1.1 juli 2005 - Blauwdruk M3 en M4 COM - Blauwdruk Communiatiemanagement - representatieve sets onderwijsmateriaal en toetsmateriaal - Toetsbeleidsplan SBE 1.0 najaar 2007 - Organisatieontwikkelingsplan SBE versie 4 - Organisatieontwikkelingsplan COM - Organisatieontwikkelingsplan Internationalisering PvA - Bouwstenen studieloopbaanbegeleiding Windesheim - Kwaliteitszorg SBE v.SBE-1-1 jan 2007 - evaluatierapporten - notulen overlegorganen en interne commissies - Activiteitenplan 2009-2010 SBE definitief - Dashboard Managementinformatie COM - Toelichting MR oktober 2009 - Rapportage Project Studierendement SBE - Studentenstatuut 2009 2010 COM - Studiepuntentabel opleiding COM voltijd - Informatiegids COM CE deeltijd 0910 - CV en Gegevens docenten COM - Stagehandleiding voorjaar 2010 - Stage Beoordelingsdossier 2009-2010 - Literatuuroverzicht SBE COM voltijd 2010 - Literatuuroverzicht SBE COM deeltijd 2010 - Literatuuroverzicht COM deeltijd 2 t/m 4e jaar 2010 - Onderwijseenheden Voltijd M12, M34, M56 en m34 - Onderwijseenheden Deeltijd M12 en M34 - Overzicht afstudeeropdrachten COM
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
65/67
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. Domein Economics (Verreck domeincompetenties).
Ordening van de competenties (beleidscyclus) Probleemsignalering/formulering Competentie 1
Monitoren: Relevante signalen voor de organisatie systematisch opsporen en interpreteren en er gewicht aan toekennen binnen de gegeven communicatiebeleidskaders.
Beleidsontwikkeling Competentie 2 Competentie 3
Competentie 4 Competentie 5
Competentie 6
Onderzoek: Naar aanleiding van een communicatievraagstuk een toegepast onderzoek kunnen ontwerpen, uitvoeren, analyseren en rapporteren. Advies: Het opstellen van een advies over: a. Algemeen communicatiebeleid (strategisch); b. Vaststelling van de doelgroep; c. De communicatie met in- en externe publieks- dan wel doelgroepen; d. De positionering van een merk en/of een organisatie. Beleid: Vertalen van organisatiestrategie in communicatiebeleid (strategisch/ tactisch). Communicatieplan: Opstellen van een communicatieplan binnen het vastgestelde beleidsplan (opstellen budget, inzet communicatiemiddelen). (Tactisch/ operationeel) Campagne: Het ontwerpen van een campagne (operationeel, kortlopend)
Beleidsuitvoering Competentie 7 Competentie 8 Competentie 9
Project: Het realiseren van een communicatieproject. Communicatiemiddelen: Het realiseren van communicatiemiddelen in vorm en inhoud. Representeren van de organisatie.
Evaluatie Is ondergebracht bij de procescriteria bij alle competenties SBE major-competenties: 1. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfsprocessen die de samenhang en wisselwerking tussen de verschillende onderdelen in de organisatie versterken. 2. Vanuit een specifieke deskundigheid het initiëren en creëren van producten en diensten die een bijdrage leveren aan een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering. 3. Opzetten, uitvoeren en evalueren van activiteiten binnen een specifiek onderdeel van het businessproces die aansluiten op ontwikkelingen in de markt. 4. Vanuit een specialisme binnen het businessproces klantgericht kunnen werken. 5. Aansturen van en creëren van draagvlak voor activiteiten die uitgevoerd worden binnen een specialisme in het businessproces. 6. (Een bijdrage leveren aan) het ontwikkelen van beleid gericht op een specifiek onderdeel van het businessproces.
66/67
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
7. Signaleren, analyseren en vertalen van trends en ontwikkelingen in de omgeving naar specifieke businessprocessen en activiteiten. 8. Aangaan en vormgeven van relaties met stakeholders. Niveauaanduiding: Complexiteit Basisniveau
Weinig complex
De opdrachtbeschrijving van de beroepstaak; Context/situatie (met de opdrachtgever en de werkprocessen in het beroep); Beroepsrol; Beroepsproduct en criteria; Beoordelingscriteria; Begeleiding
Zelfsturend eine mate van zelfsturing (op loopbaan en leercompetenties ) Sturing door middel van in de opdrachtformulering Voorgeschreven leeractiviteiten uit de “ indesheimcyclus”: oriënteren, plannen, uitvoeren en evalueren bij de kenmerkende beroepssituatie en de verschillende bijbehorende onderwijseenheden. De student bepaalt zelf beroepsspecifieke contexten Kl
W
Wendbaar
Weinig wendbaar
Student kan aantonen door reflectie wat er geleerd is in een bepaalde situatie door middel van een kenmerkende beroepssituatie en kan hierop reflecteren. In het onderwijsontwerp wordt uitgegaan van verschillende contexten waarin dezelfde competenties terugkomen: Er is sprake van nabije transfer
in major
De student maakt kennis met verschillende rollen De student maakt jaarplanning
De student maakt pop en pap
Gevorderd niveau
Bachelorniveau
Meer complex De opdrachtbeschrijving van de beroepstaak; Context/situatie (met de opdrachtgever en de werkprocessen in het beroep); Beroepsrol; Beroepsproduct en criteria; Beoordelingscriteria; Begeleiding
Geheel complex De opdrachtbeschrijving van de beroepstaak; Context/situatie (met de opdrachtgever en de werkprocessen in het beroep); Beroepsrol; Beroepsproduct en criteria; Beoordelingscriteria; Begeleiding
Meer zelfsturend; gedeelde sturing
Losse sturing De studenten voeren zelf steeds meer leeractiviteiten uit doordat er andere opdrachtformuleringen zijn voorgeschreven uit de “ indesheimcyclus”: oriënteren, plannen, uitvoeren en evalueren
W
Geheel zelfsturend of losse sturing
De student doorloopt zelfstandig de leercyclus van indesheim De student maakt een eigen planning van leeractiviteiten, reflecteert op geleerde, bepaalt zelf de context, leeromgeving, etc. De student maakt een eigen voorstel m.b.t. pop en pap en voert zelfstandig zijn pap uit
W
© NQA – CHW: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Communicatie
Meer wendbaar Er is sprake van nabije en verre transfer doordat de student in verschillende beroepscontexten kan laten zien dat hij bepaalde competenties bezit. Student kan bepaalde beroepstaken in verschillende contexten uitvoeren en hierop reflecteren. Student kan aantonen door reflectie wat er geleerd is in een bepaalde situatie door middel van een kenmerkende beroepssituatie en kan hierop reflecteren. De student kan dit ook in een nieuwe situatie toepassen Geheel wendbaar Student toont aan dat er sprake is van hoge en verre transfer. Door bewust expliciteren en abstraheren van kennis of vaardigheden uit een bepaalde context, zodat deze bewust ter beschikking staan voor de benadering van nieuwe problemen, taken en situaties De student toont aan te beschikken over metacognitieve vaardigheden doordat hij weet aan te geven hoe hij zijn leren kan reguleren en ook aantoont dit in praktijk te kunnen.
67/67