Christelijke Hogeschool Nederland Opleiding: Media en Entertainment Management hbo-bachelor, croho: 34952 Locatie: Leeuwarden Variant: Voltijd Visitatiedatum: 19 juni 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 9 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 27 30 33 36
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke competenties Opleidingspecifieke competenties
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
39 40 46 50 53 57 59
3/59
4/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
5/59
6/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Media en Entertainment Management van de Christelijke Hogeschool Nederland heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 19 juni 2007. Het panel bestond uit: De heer drs. E.M. van de Pol (dagvoorzitter, domeinpanellid); De heer D.J. Stolk (domeinpanellid); Mevrouw R. Oomen (studentpanellid); De heer drs. J.H. Boerke (NQA-auditor); Mevrouw M.J.E. Wegkamp (NQA-junior-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Christelijke Hogeschool Nederland (CHN) kiest en handelt vanuit een identiteit die haar oorsprong vindt in de christelijke godsdienst en cultuur en de daarin wortelende levensbeschouwelijke overtuigingen en inspiraties. De CHN beschrijft zichzelf als een dynamische, moderne en innovatieve hogeschool die opereert op nationaal en internationaal gebied. Aan de hogeschool studeren zo n 7100 studenten en werken ongeveer 500 medewerkers.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
7/59
De onderwijsvisie van de CHN bestaat uit vijf pijlers; leren in maatschappelijke context, interculturalisatie, een constructieve visie op kennis, leren en onderwijs, het ontwikkelen van competenties en het creëren van een uitdagende leeromgeving. De jonge opleiding Media en Entertainment Management vormde sinds 2002 samen met de opleidingen Vrijetijdsmanagement, Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs en Personeel en Arbeid, het instituut Vrije tijd en Arbeid. Door een herstructurering van de CHN is de instituutslaag verdwenen en functioneert de opleiding Media en Entertainment Management als zelfstandige opleiding. De opleiding M&EM telt per 1 oktober 2006 444 studenten. Bij de opleiding werken 16 medewerkers voor een omvang van 14,5 fte s. De opleiding streeft naar waardevol, beroepsgericht onderwijs vanuit een duidelijke visie op mens, samenleving, beroepenveld en onderwijs, in een actieve en stimulerende leeromgeving waar medewerkers en studenten hun verantwoordelijkheid kennen en nemen. De opleiding streeft naar een transparant en flexibel onderwijsprogramma, een goede organisatie waar een open en kritisch klimaat heerst, een goed functionerende opleiding die gedifferentieerde opleidingstrajecten kan aanbieden, een kwalitatief en economisch gezonde opleiding en tot slot een opleiding die qua expertise herkenbaar is binnen de CHN en waar maatschappelijke betrokkenheid door onderzoek, participatie en praktijkinbedding belangrijk zijn. Media en Entertainment Management is een dynamische opleiding, waarin men altijd bezig is met vernieuwing. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode mei en juni 2007 inhoudelijk voor op het bezoek op 19 juni 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en
8/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het College van Bestuur, het opleidingsmanagement, de docenten, de studenten, de afgestudeerden en met de werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in augustus 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in november 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
9/59
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Media en Entertainment Management Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed Positief Goed Voldoende Goed Positief Goed Voldoende Positief
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
11/59
Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau Bachelor en 1.3 Oriëntatie HBO bachelor met een goed. Het oordeel over het onderwerp Doelstelling van de opleiding is derhalve positief. Programma Het panel beoordeelt de facetten 2.1 Eisen HBO, 2.2 Relatie doelstellingen, 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma, 2.4 Studielast, 2.5 Instroom, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 toetsing met een goed. Facet 2.6 Duur is voldaan. Het oordeel over het onderwerp Programma is derhalve positief. Inzet van personeel Het panel beoordeelt de facetten 3.1 Eisen HBO, 3.2 Kwantiteit personeel en facet 3.3. Kwaliteit personeel met een goed. Het oordeel over het onderwerp Inzet van personeel is derhalve positief. Voorzieningen Het panel beoordeelt facet 4.1 Materiële voorzieningen met een voldoende en facet 4.2 Studiebegeleiding met een goed. Het oordeel over het onderwerp Voorzieningen is derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt facet 5.1 Evaluatieresultaten en facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld met een goed. Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering wordt beoordeeld met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Interne Kwaliteitszorg is derhalve positief. Resultaten Het panel beoordeelt de facetten 6.1 gerealiseerd niveau met een goed en 6.2 onderwijsrendement met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp Resultaten is derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort. De conclusie is derhalve dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
13/59
14/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert doelstellingen die in termen van competenties zijn geformuleerd. Deze competenties worden beschreven in het Onderwijsbeleidsdocument M&EM 1.0, 2007. Ze zijn gebaseerd op het landelijke Beroepscompetentieprofiel Media & Media Entertainment Management (2006). Deze competenties zijn een actualisering van het beroeps- en opleidingsprofiel uit 2002. Het landelijke profiel is gevalideerd door een representatieve vertegenwoordiging van het werkveld en in 2007 door de HBO-raad vastgesteld. In overleg met de Raad van Advies (deze bestaat uit vertegenwoordigers uit het werkveld) is het opleidingsprofiel tot stand gekomen. In het gesprek met het management wordt dit bevestigd. Het management geeft aan dat het werkveld een belangrijke rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van deze opleiding en dat de band met de Raad van Advies hecht is. Ook in het gesprek met het werkveld komt naar voren dat de Raad inspraak heeft in de opzet van de opleiding. Het profiel is vastgesteld voor de periode 2006-2010. Op basis van het productieproces in de media -en entertainmentindustrie is een aantal kerngebieden vastgesteld. Deze kerngebieden zijn vervolgens uitgewerkt in twaalf competenties met beroepsrollen en beroepsproducten. Naast de beroepscompetenties is er een algemene competentie kennisonderhoud/zelfmanagement. Naast de kerncompetenties heeft de opleiding een aantal extra competenties die tegemoet komen aan specifieke CHN-waarden. Het betreft hier de competenties: ondernemen, interculturele sensitiviteit en waardengeoriënteerd handelen. De opleiding leidt op voor de graad Bachelor in Business Administration. In dit domein gaat het om zes specifieke en twee algemene domeincompetenties. Deze domeincompetenties zijn vastgesteld door de HBO-raad. Ze liggen aan de basis van de 15 opleidingscompetenties. De opleiding stelt elke vier jaar de beroepsvisie bij. Deze wordt vastgesteld door de Dean. De opleiding onderhoudt contacten met het landelijk overleg Media en Entertainment Management (vertegenwoordigers in dit overleg zijn naast de CHN INHOLLAND en NHTV Breda), de CHN (CHN-visie), de docenten en de studenten (studentenraad). Hierdoor kan de opleiding - in combinatie met de input van de Raad van Advies - rekening houden met de eisen van het werkveld en kan zij die snel
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
15/59
toepassen in de opleiding. Ook borgt de opleiding door deze contacten haar competenties. De opleiding profileert zich blijkens de gesprekken met management en docenten als een opleiding die creatief wil zijn, maar met een sterke zakelijke kant ( de managementpoot ). Daarnaast is van belang het streven naar een open cultuur met veel zorg voor de studenten en de aandacht voor internationalisering. Tenslotte moet genoemd worden de waardenoriëntatie in het kader van de bijzondere identiteit van de CHN die ook tot uiting komt in de hiervoor genoemde eigen competenties. De opleiding heeft het voornemen in 2008 een internationale benchmark uit te voeren.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In facet 1.1 is beschreven welke competenties de opleiding hanteert. De opleiding definieert het bachelorniveau in termen van de tien hbo-kwalificaties van de commissie Franssen. De opleiding gebruikt de Dublin descriptoren als referentiekader voor de bepaling of de eindkwalificaties aansluiten bij internationaal geaccepteerde beschrijvingen. De Dublin descriptoren vormen een rode draad die door alle beroepsproducten heenloopt. Dit staat aangegeven in het landelijke Beroepsprofiel M&EM. Per descriptor wordt daar in een globale zin aangegeven hoe de competenties terugkomen in de Dublin descriptoren. Zo komt de descriptor Toepassing van kennis en begrip aan bod bij het creëren van de verschillende beroepsproducten die genoemd zijn. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager is in staat mee te werken bij de conceptontwikkeling en een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het productieproces en de vermarkting van het eindproduct. In een Engelstalige bijlage geeft de opleiding aan hoe de Dublin descriptoren gerealiseerd worden. In het gesprek met het opleidingsmanagement komt naar voren dat de Dublin descriptoren worden gelinkt aan de vijftien competenties. De opleiding heeft dit inmiddels weergegeven in een matrix. Wel heeft de opleiding in de blauwdrukken van de modules (bijvoorbeeld de module Imagineering) aangegeven per taak welke de competenties zijn die worden verworven en welke de daaraan gekoppelde Dublin descriptoren zijn. Daarmee wordt duidelijk dat de nagestreefde competenties worden gedekt door de Dublin descriptoren.
16/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In de bovenstaande facetten is reeds aangegeven welke competenties de opleiding hanteert en hoe deze aansluiten op de opgestelde en geactualiseerde beroepsprofielen door het beroepenveld. Het panel spreekt hier een positief oordeel over uit. Uit bovenstaande gegevens en uit de gesprekken met het werkveld en het management is tevens duidelijk geworden, dat het werkveld betrokken is bij het opstellen en het actueel houden van de eindkwalificaties. De opleiding streeft naar het opleiden van breed inzetbare Media en Entertainment Managers, die als beginnend beroepsbeoefenaar in een breed scala aan functies en organisaties aan het werk kunnen. De opleiding richt zich op alle mediasectoren, en in het bijzonder op de muziek-, nieuwe media-, print- en audiovisuele sector. Afgestudeerden beginnen niet direct in een leidinggevende functie. Eerst doen ze ervaring op in lagere functies voordat ze een leidinggevende functie bekleden. De opleiding leert de studenten wel al de benodigde vaardigheden. De opleiding stelt daartoe het professioneel en servicegerichte handelen in het centrum en groepeert daar competenties als communiceren en samenwerken omheen . De opleiding geeft in het Beroepscompetentieprofiel enkele voorbeelden van instroom- en doorstroomfuncties waar afgestudeerden van M&EM terecht komen na de opleiding. Enkele instroomfuncties zijn: junior-productmanager, assistentsalesmanager, junior event-manager, redactiemedewerker. Enkele doorstroomfuncties zijn: marketingmanager, brandmanager, salesmanager, uitvoerend producent, uitgever en conceptontwikkelaar. De opleiding overlegt twee maal per jaar met de Raad van Advies over actuele ontwikkelingen en de betekenis daarvan voor de opleiding. Zo zijn met de Raad alle modules doorgelopen om te checken of ze kloppen met de actuele stand van zaken en is in overleg met de Raad invulling gegeven aan de module Imagineering. Tevens is er jaarlijks een bijeenkomst van voorzitters van alle Raden van Advies met het College van Bestuur. Eveneens heeft de Dean van de opleiding jaarlijks nog twee extra bijeenkomsten met de voorzitter van de Raad. Uit de resultaten van de evaluatiegegevens (Studenttevredenheidsonderzoek 2007 ) komt naar voren dat 63,2% van de studenten bekend is met de eindcompetenties. De studenten waarderen de mate waarin de eindcompetenties een goede weergave zijn van de kennis, de vaardigheden en de houding die een beginnend beroepsbeoefenaar nodig heeft, met een voldoende.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
17/59
Uit een onderzoek onder de stagiaires blijkt dat 69% de opleiding een goede basis vindt om te starten op de arbeidsmarkt.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding gaat er vanuit dat werving en ontwikkeling van kennis iets is dat studenten primair zelf moeten doen. De kenniscomponent is voor de opleiding belangrijk. In het gesprek met het opleidingsmanagement kwam dit sterk naar voren. Daarom neemt de opleiding deel aan de verdere ontwikkeling van de Body of Knowledge voor Business Administration en is de voortgangstoetsing gericht op de kennisverwerving. De opleiding stimuleert studenten vakliteratuur te gebruiken. Onder vakliteratuur verstaat ze de leerboeken (boekenlijst 2006/2007), geselecteerde hoofdstukken uit andere boeken en artikelen die in de readers worden aangeboden. Ook biedt de opleiding materiaal aan dat in het studielandschap beschikbaar is, zoals boeken, kranten, vaktijdschriften en digitale informatie. Moduleboeken spelen ook een belangrijke rol in de opleiding. Op grond van de materiaalbestudering stelt het panel vast dat het studiemateriaal inspirerend, motiverend en stimulerend is. Het panel is van mening dat er een breed scala aan (actueel) materiaal is. Enkele titels van boeken die de opleiding gebruikt: Media en Reclame, Imagineering, Media en Omgeving, Media Operations, Print Media Management en Entertainment Education. Naast Nederlandse boeken, schenkt de opleiding ook veel aandacht aan Engelstalige literatuur, wat in de ogen van het panel een pluspunt is. De opleiding werkt op verschillende manieren met aan de beroepspraktijk ontleend materiaal. De meeste projecten/casussen zijn direct ontleend aan de beroepspraktijk. Bijvoorbeeld het vak Media Productie. Dit vak is gebaseerd op concrete opdrachten van mediabedrijven. In vrijwel iedere module zijn er meerdere gastdocenten die input leveren vanuit het werkveld. Dit gebeurt via een case, voorbeelden of opdrachten. In het gesprek met de studenten geven ze aan dat ze de gastdocenten erg waarderen.
18/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
De studenten zijn van mening dat deze mensen hen extra kunnen enthousiasmeren door te vertellen over situaties uit het dagelijkse bedrijfsleven en de allernieuwste ontwikkelingen. De opleiding laat de studenten vanaf het begin in aanraking komen met de beroepspraktijk. De studenten maken excursies naar evenementen, onder andere brengen ze een bezoek aan Euro Disney met als opdracht te komen tot het creëren van een nieuwe belevenis . Ze bezoeken bedrijven, beurzen, congressen en seminars, maken moduleopdrachten en voeren met regelmaat opdrachten uit voor de leerbedrijven van andere opleidingen zoals, het congresbureau van IHM en de projecten op het Instituut voor Service Management (ISM) van de opleiding Leisure Management. In het derde jaar moeten de studenten een concreet product voor een externe opdrachtgever maken. In het vierde jaar vindt de stage en de afstudeeropdracht plaats in een bedrijf. Het onderwijs met betrekking tot (toegepast) onderzoek heeft drie doelen. Ten eerste het als manager kunnen waarderen en relativeren van onderzoek. Ten tweede een gesprekspartner zijn voor een onderzoeksbureau en tot slot de voorbereiding op het afstudeeronderzoek. In de eerste twee jaar wordt het gehele onderzoeksproces doorlopen van probleemstelling tot onderzoeksopzet, data verzameling, analyse en rapportage. In de module Media en Klant ligt de nadruk op marktonderzoek. Er wordt gewerkt aan een invulling van een onderzoek (mediaonderzoek in het derde jaar). De opleiding zorgt ervoor dat de studenten kennis nemen van actuele ontwikkelingen door actuele literatuur te gebruiken, maar ook door kennis uit de recente beroepspraktijk te verwerken in de onderwijsheden. Zo komen online distributie en verkoopkanalen aan de orde in de module Imagineering, crossmedia in Media en Omgeving, convergentie in de module Media en Omgeving. Ook in de casuïstiek in de taken en de cases zijn actuele ontwikkelingen in beroepspraktijk en vakgebied terug te vinden. De (zogenoemde) Kwaliteitscommissie heeft als taak het borgen van het meenemen van actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Het werkveld geeft in het gesprek aan dat zij de behoeftes in deze snel veranderende branche kennen en daarom de opleiding regelmatig adviseren, zodat de opleiding haar modules up to date kan houden. Door het gehele curriculum heen komt de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden aan bod. Met name in de praktijkmodulen in het eerste jaar, de modulen Media Project in het tweede jaar en Media Productie in het derde jaar. Daarnaast krijgen de studenten coachingsgesprekken, evaluaties en begeleidingsgesprekken. Verder zijn er workshops Managementvaardigheden, is er een sollicitatietraining en wordt er aandacht geschonken aan schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden. Uit de evaluatiegegevens komt naar voren dat 95% van de studenten de opleiding actueel vindt. De studenten zijn tevreden over de mate waarin zowel theorie als praktijk aan bod komt, de mate waarin de theorie en praktijk op elkaar zijn afgestemd en het niveau. Dit wordt tevens bevestigd in het gesprek met de studenten. Wel zouden de studenten in de toekomst willen zien dat (een deel van) de opdrachten iets minder fictief zijn. De opleiding heeft dit punt van kritiek positief opgenomen en is op dit moment al bezig met het veranderen van de opdrachten.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
19/59
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding bestaat uit een major van 210 EC en een minor van 30 EC. De student kan zelf kiezen voor een minor van 30 EC of twee minoren van 15 EC. Elk studiejaar, behalve het vierde, bestaat uit vier verplichte modules van 12 credits die worden afgesloten met één of meerdere toetsen. Daarnaast zijn er praktijkmodules. Het eerste jaar geeft een oriëntatie op de media en entertainmentmarkt op het gebied van marketing en management. In het tweede en derde jaar verdiept de student zijn kennis en inzicht. In het derde jaar ligt de focus op de strategische kant van het management en kiest de student een bepaalde richting. In het derde jaar gebruikt de student zijn kennis die hij heeft opgedaan in het eerste en tweede jaar. In het vierde jaar biedt de opleiding de keuzegelegenheid voor specialisering of verbreding. Ook vinden er in het vierde jaar de stage en de afstudeeropdracht plaats. In het vierde jaar moet de student alle kennis en vaardigheden die hij heeft geleerd, omzetten in een meesterproef. De studenten geven aan dit een prettige opzet te vinden. Gaandeweg word je zelfstandiger en kan je zelf de problemen analyseren, aldus de studenten. De opleiding heeft de competenties (zie facet 1.1) uitgewerkt in kernproblemen en beroepsproducten. Deze zijn toegedeeld aan de onderwijseenheden. Dit wordt gedaan aan de hand van moduleblauwdrukken, die op consistentie beoordeeld zijn door de Kwaliteitscommissie. De opleiding heeft moduledoelstellingen geformuleerd, deze zijn gebaseerd op de taxonomie van Bloom. Tenslotte zijn er moduleboeken ontwikkeld. In de moduleboeken, waarvan het panel er een groot aantal heeft bekeken, wordt per onderwijseenheid (uitgebreid) aangegeven wat de leerdoelen zijn en wat de inhoud van het vak is. In het merendeel van de moduleboeken worden tevens in een tabel de 15 competenties opgenomen en wordt door middel van een kruisje aangegeven welke competentie in de module worden verworven. Daarmee wordt tevens de relatie tussen leerdoelen en competenties duidelijk. Het panel stelt vast dat de moduleboeken op dit punt helder en duidelijk zijn en constateert dat het programma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De CHN wil zich internationaal positioneren. Ook de opleiding M&EM speelt hierin een grote rol. Er zijn verschillende contacten met campussen in Thailand en Zuid-Afrika et cetera, waar CHN-studenten vergelijkende modules van hun studie kunnen volgen. Tevens studeren er aan de CHN een tal van buitenlandse studenten.
20/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Volgens het management zal dit de komende jaren groeien, zeker in het geval van Duitse studenten. Het management gaf in het gesprek aan dat het de komende jaren meer wil investeren in de internationalisering. Omdat M&EM nog een jonge opleiding is, wordt er, mede op aanraden van de Raad van Advies, eerst voor een goed programma in Nederland gezorgd en komt het buitenland voorlopig even op de tweede plaats. Het panel heeft daar begrip voor. Wel is er al sprake van uitwisselingen, zijn buitenlandse stages mogelijk, worden er programmaonderdelen in het Engels gegeven en wordt er ruimschoots gebruik gemaakt van Engelstalige literatuur. Uit de evaluatiegegevens komt naar voren dat de studenten een voldoende geven voor de mate waarin de opleiding een helder beeld geeft van het werkveld. Dit geldt tevens voor de kennis en vaardigheden die de opleiding bijbrengt om in de beroepspraktijk te kunnen functioneren. Tevreden zijn ze ook over de mate waarin de modulen duidelijk maken aan welke competenties er gewerkt wordt. Minder duidelijk lijkt voor hen de relatie tussen de eindcompetenties en de moduledoelstellingen. Tijdens de visitatie werd dit probleem nu niet meer bevestigd, wat erop wijst dat de evaluatie tot een positieve resultaat heeft geleid.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De samenhang in het curriculum die de opleiding nastreeft is uitvoerig beschreven in het Onderwijsbeleidsdocument Media & Entertainment Management 1.0. De opleiding streeft naar een horizontale samenhang. Het curriculum is daartoe thematisch opgezet. Per module staat een thema centraal waarin studenten kennis maken met rollen, functies en taken die nauw verband houden met hun toekomstige werk. Verschillende onderdelen van de modules zijn toegespitst op een bepaald thema. Studenten herkennen blijkens het gesprek deze samenhang en vinden het positief dat een vak als economie dat eerst als nogal losstaand onderdeel werd gegeven, steeds meer in de moduulopdrachten wordt geïntegreerd. De verticale samenhang wordt bereikt doordat er door het curriculum een aantal lijnen lopen. De strategische lijnen intern en extern, de operationele lijn en de werkveldspecifieke lijn. In het zelfevaluatierapport toont de opleiding door middel van een kleurenschema aan hoe de verschillende modulen over die lijnen zijn verdeeld. Voor de verticale samenhang is ook van belang dat er een duidelijke ontwikkeling is van oriëntatie, via operationeel & tactisch en strategisch niveau naar bachelorniveau. Studenten geven heel duidelijk aan dat zij zien hoe het verdiepende derde jaar voortbouwt op de kennis en ervaring die is opgedaan in de eerste twee jaar. Tevens zien ze een ontwikkeling van sterke sturing in het eerste jaar naar een steeds grotere vrijheid en zelfstandigheid in de latere jaren.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
21/59
De samenhang tussen binnen -en buitenschools curriculum zit hem in het feit dat in beide situaties wordt gewerkt aan de ontwikkeling van competenties op het niveau van het jaar waarin het buitenschools curriculum gevolgd wordt. In de Studiegids worden de modulebeschrijvingen geschetst. Hier worden indicaties gegeven van de samenhang in het onderdeel Gewenst Instapniveau . Hiermee wordt terugverwezen naar (een) eerder(e) module(n) of een eerder jaar. Uit de evaluatieresultaten (Keuzegids 2006 en de Studentevredenheidsonderzoek 2006/2007) komt naar voren dat de studenten tevreden zijn over de samenhang. Ook de docenten zijn van mening dat de studenten een inhoudelijk samenhangend programma volgen. In het gesprek met de studenten wordt dit bevestigd. De studenten geven aan dat de combinatie tussen theorie en praktijk goed is en dat de thema s goed op elkaar aansluiten.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert ten aanzien van een studeerbaar programma de volgende uitgangspunten: De opleiding bestaat uit 1680 studiebelastinguren per studiejaar. Per studiejaar kunnen er 60 credits worden gehaald. In elke modulehandboek staat de verantwoording voor de studielast. Het studiejaar wordt ingedeeld in vijf perioden. Vier periodes zijn voor het onderwijs en een periode is voor de summercourses. Elke onderwijsperiode heeft een omvang van 15 credits en duurt negen weken. Alle onderwijseenheden worden afgerond met een tentamen. Het programma is per jaar wat betreft structuur identiek opgebouwd. De hoofdmodulen zijn in de eerste twee jaar 12 credits. De ondersteunende onderdelen zijn 12 credits per jaar. Volgens de opleiding is de geprogrammeerde studielast reëel en evenwichtig verdeeld over het curriculum. Er is sprake van een evenwichtige spreiding van de tentamenlast. De meeste modules kennen een moduletoets en een moduleopdracht. De student heeft recht maximaal vijf keer aan een toets van een module deel te nemen. Indien de student na vijf pogingen de toets nog niet heeft gehaald, moet deze de module in het volgend studiejaar in zijn geheel opnieuw volgen. De opleiding streeft ernaar geen struikelpunten in de opleiding te hebben of andere factoren die de studievoortgang belemmeren. Het programma is opgebouwd uit modulen van negen weken. Het curriculum is zo opgebouwd dat modulen uit één jaar doorgaans onafhankelijk van elkaar gevolgd kunnen worden. Tussen de eerste
22/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
drie jaren onderling geldt er wel een mate van een opbouw. Uit het gesprek met de studenten is niet naar voren gekomen dat er bepaalde struikelvakken zijn. De opleiding hanteert een effectief en informatief studievoortgangregistratiesysteem, Progress. In dit programma kunnen studenten hun eigen resultaten zien. Uit het gesprek met de studenten komt naar voren dat Progress steeds beter gaat werken. Het intekenen voor tentamens en minors gaat tegenwoordig ook via Progress. Alle studenten hebben in de drie eerste studiejaren een aantal verplichte gesprekken met hun (docent)studiebegeleider, waarin de studievoortgang wordt besproken. Het studiemateriaal wordt als ondersteuning van de studeerbaarheid gezien. De opleiding ontwikkelt daarom hoogwaardig studiemateriaal en probeert dit constant te verbeteren en te actualiseren, volgens de PDCA-cyclus (zie 5.1 en 5.2). De studeerbaarheid van de opleiding wordt even hoog gewaardeerd als de opleidingen van de NHTV in Breda en INHOLLAND in Amsterdam. Uit de module-evaluaties komt naar voren dat de studenten tevreden zijn over hun moduleboeken. De doelstellingen worden duidelijk geformuleerd en ze weten goed wat er van hen wordt verwacht. Ook tonen ze hun tevredenheid over de begeleiding van de PGO-sessies. Uit het studenttevredenheidsonderzoek (2007) komt naar voren dat studenten meer dan 25 uur per week aan de opleiding besteden. Zij geven aan dat het studieprogramma haalbaar is in de tijd die er voor staat. In het gesprek met de studenten kwam naar voren dat ze toch wel zo n zeven a acht uur per dag met de studie bezig zijn. Wel geven ze aan dat het aantal uren dat een student besteedt aan een module per module verschilt. Tevens geven de studenten aan dat er sprake is van een opbouw in de uren. Aan het begin van sommige modulen hoeft de student nog weinig inzet te tonen, naarmate het blok vordert, stijgt ook de inzet van de student en maakt de student meer uren. De studenten en de alumni bevestigen dat het studieprogramma studeerbaar is, mits je goed plant.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Iedere student met een havo of vwo diploma (profiel Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij) of een mbo-diploma (kwalificatie op niveau 4) is tot de opleiding toelaatbaar. Mbo-ers met een verwante vooropleiding kunnen een vrijstelling krijgen van 30 credits in het laatste jaar. Binnen de hogeschool is een kader vastgesteld voor EVC-procedures (EVC Methodiek M&EM). De CHN heeft in samenwerking met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden een EVC-centrum.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
23/59
Sinds september 2006 loopt er een pilot betreft Pro-M&EM instroom. In samenwerking met ROC Friese Poort afdeling Grafimedia is een traject ontwikkeld waarbij het laatste jaar van het mbo en het eerste jaar van M&EM gecombineerd worden. De opleiding focust zich bij de voorlichting op de invulling van het programma en de eisen die daaraan gesteld worden. Daarnaast biedt de opleiding aankomende studenten de mogelijkheid om voorafgaand aan instroom, kennis te maken met de onderwijsmethodiek en inhoud. Studenten kunnen proefstuderen of zich opgeven voor meeloopdagen. In het gesprek met het management komt naar voren dat de CHN bij de voorlichting ook aandacht besteedt aan de CHN Identiteit. De opleiding heeft contact met het voortgezet onderwijs en heeft ook structureel overleg met de verwante opleidingen binnen het mbo. In de studiestartweek, voorafgaand aan het studiejaar, maakt de student kennis met de door de opleiding gehanteerde onderwijskundige principes en wordt er uitgebreid aandacht besteed aan het gebruik van leerfaciliteiten. In het eerste semester wordt er in een training managementvaardigheden aandacht besteed aan de rol van de student binnen probleemgestuurd onderwijs. In jaar één wordt een dag per week vrijgemaakt voor de praktijkmodule Propedeuse. Hierin kunnen de studenten kennis maken met belangrijke elementen uit de dagelijkse praktijk op het gebied van Media en Entertainment Management. Gezien geconstateerde manco s in de taalvaardigheid is het onderdeel schrijfvaardigheid een verplicht onderdeel in het eerstejaarsprogramma. In het kader van toelating van de buitenlandse studenten heeft het College van Bestuur van de CHN de Code of Conduct ondertekend. Deze is daarmee geldend voor alle opleidingen aan de CHN. De studenten vinden blijkens het gesprek en verschillende evaluaties dat de aansluiting van hun vorige opleiding goed is. Uit de evaluatie van de studiestartweek is gebleken dat de studenten heel tevreden waren over de introductie op de opleiding.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert een standaard curriculum van 240 credits voor voltijdstudenten. Studenten met een verwante vooropleiding kunnen een vrijstelling krijgen op 30 credits. Zij hebben dus een standaard curriculum van 210 credits. Per studiejaar kunnen er 60 credits worden verdiend. Een credit vertegenwoordigt een studielast van 28 uur. De 60 credits per studiejaar worden verdeeld over thematische modules en over overige onderwijsactiviteiten.
24/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding baseert zich voor haar didactisch concept op uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in het document CHN-Onderwijsvisie, Kleur bekennen, constructief creëren, oktober 2004. Dit onder het motto: leren is constructief creëren . De onderwijsvisie is uitgewerkt in vijf pijlers die ook ten grondslag liggen aan het onderwijs van de opleiding. Deze pijlers zijn: - leren vindt plaats in een maatschappelijke context; - interculturalisatie maakt deel uit van het leren; - er wordt uitgegaan van een constructivistische visie op kennis, leren en onderwijs; - de opleidingen richten zich op het creëren van een uitdagende leeromgeving; - onderwijs en leren zijn gericht op het ontwikkelen van competenties. De opleiding heeft haar visie uitgewerkt in het Onderwijsbeleidsdocument Media & Entertainment Management. Op grond van die visie is de opleiding tot een bepaalde opbouw gekomen. Probleemgestuurd onderwijs staat in het eerste jaar van de opleiding centraal. Het tweede studiejaar staat in het teken van casegestuurd leren. In dit jaar zijn de cases uitgebreider dan in het probleemgestuurde jaar. In het derde jaar staat vooral projectgestuurd centraal en in het vierde jaar voert de student een stage uit en realiseert hij/zij een meesterproef in de afstudeeropdracht. De thema's van een studiejaar worden ondersteund door andere vakken zoals praktijkmodulen en zelfmanagement in het eerste jaar. In het tweede jaar zijn dit Engels en zelfmanagement. Andere werkvormen die gebruikt worden als ondersteuning van PGO zijn werkcolleges, hoorcolleges, responsiecolleges en simulaties. De opleiding wijst er op dat, mede gezien de ontwikkelingen in het werkveld, moderne ICT-middelen een betekenisvolle rol binnen het onderwijs spelen. Zo wordt er geëxperimenteerd met het fenomeen podcasting, waardoor colleges op afroep beschikbaar zijn. Er zijn ook gedigitaliseerde instructies ontwikkeld voor ICT Applicaties (Flash bijvoorbeeld). Het panel vindt dat een goede ontwikkeling. Het panel is van oordeel dat de didactische uitgangspunten goed passen bij de doelstellingen, namelijk het realiseren van competenties en dat de werkvormen geschikt zijn voor het verwerven van die competenties. Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de studenten positief zijn over hun werkvormen. Zij waarderen de mate waarin de gebruikte werkvormen (PGO, workshops, colleges, praktijkopdrachten) geschikt zijn voor het behalen van de moduledoelstellingen met een voldoende. Ook zijn de
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
25/59
studenten tevreden met de toegevoegde waarde van CHNet en Bello voor het onderwijsproces. Ook in het gesprek met de studenten wordt de tevredenheid van Bello bevestigd. Volgens de studenten staat er veel informatie op. In de keuzegids van 2006 zijn de studenten positief over het item werkvormen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het toetsbeleid van de opleiding is gebaseerd op het CHN-toetsbeleid. Het toetsbeleid voor M&EM is geformuleerd in de Visie op Onderwijs V&A en in de notitie Toetsing en beoordeling. De opleiding streeft op het gebied van toetsen en beoordelen drie kerndoelen na. Ten eerste moeten alle toetsen en beoordelingen voldoen aan de geformuleerde standaarden voor goed toetsen en beoordelen. De opleiding streeft ernaar dat toetsen en beoordelingen een afspiegeling zijn van de onderwijskundige uitgangspunten van competentiegericht toetsen en beoordelen. De opleiding wil de kwaliteit van het toetsen en beoordelen monitoren door de toetscommissie of door een onderwijskundige. Er werd gewerkt met een toetscommissie op instituutsniveau. Uit het gesprek met management en docenten is gebleken dat deze toetscommissie samen met de eerder genoemde kwaliteitscommissie wordt opgenomen in de examencommissie. Alle toetsuitslagen worden periodiek door de Examencommissie geaccordeerd. De Examencommissie functioneert als achterwacht. Hier worden ook de examendossiers, individuele studietrajecten en regelingen geregistreerd, beoordeeld en geaccordeerd. In het OER zijn de regelingen en voorschriften verwoord. In de studentenstatuut zijn de rechten en plichten van studenten aangegeven. De toetsing wordt ontworpen in een toetsmatrijs. Hierin worden de competenties waarvoor wordt opgeleid, gerelateerd aan toetsvragen. In de toetsmatrijs worden ook de moduledoelstellingen, het niveau, het onderdeel, de beoordelaar, de toetsvorm en de kernproblemen en/of beroepsproducten opgenomen. De toetsmatrijs geeft aan welk onderdeel op welke manier getoetst wordt. De docenten geven aan dat de toetsmatrijs een goed instrument is bij het ontwerpen van toetsen. De opleiding kent de volgende toetsvormen: een moduleopdracht, een juist/onjuist toets, een meerkeuzetoets, een Short Answer toets, een open boek tentamen, een case uitwerking/oplossing, een onderzoeksopdracht, een beroepsproduct, een portfolio, presentaties, een schrijfopdracht, een stageverslag inclusief instellingsverslag en voortgangsrapportages, een scriptie en een peer assessment. Uit een EFQM-audit (zie ook 5.1) is gebleken dat de opleiding een gedocumenteerd toetsbeleid hanteert dat volgens de richtlijnen wordt behandeld.
26/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Uit het studenttevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de studenten het niveau van de toetsen voldoende vinden. De studenten waarderen de duidelijkheid van de beoordelingscriteria van de module-opdrachten. De studenten tonen hun tevredenheid voor de mate waarin de toetsen aansluiten bij de behandelde en opgegeven lesstof. Tevens waarderen de studenten de inhoudelijke begeleiding van docenten en de feedback. Uit het personeelstevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de docenten tevreden zijn over het functioneren van de toetscommissie. In het gesprek met de docenten wordt dit bevestigd. Het panel is op basis van de verschillende toetsen en toetsvormen die zij heeft gezien van oordeel dat deze goed aansluiten op de leerdoelen, werkvormen en inhoud van de leerstof. Er is, zoals hierboven beschreven, voldoende verscheidenheid om de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht te kunnen meten. Ook de beoordelingssystematiek en de gehanteerde criteria voor stage en afstudeerscripties zijn helder beschreven in de Stagenota Media & Entertainment Management 2007-2006.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Meer dan de helft van de docenten heeft ervaring in het werkveld van Media en Entertainment Management. Daarnaast worden er om echt de praktijk binnen de opleiding te brengen gastdocenten ingezet. In het cursusjaar 2006-2007 hebben er gemiddeld twee gastcolleges per module plaatsgevonden. Deze worden door de studenten zeer gewaardeerd. De opleiding bevordert de praktijkgerichtheid van de docenten door: - een dialoog tussen docenten, een dialoog met de Raad van Advies en via bezoeken aan congressen over actuele beroepsontwikkelingen; - de inbreng van de actuele beroepspraktijk via parttime aanstellingen. Docenten kunnen dan naast hun docentschap een praktijk c.q. functie in het mediawerkveld hebben; - Vakliteratuur, lidmaatschappen van beroepsverenigingen; - Stagebegeleiding en bedrijfsbezoeken en stageterugkomdag; - Begeleiding bij het schrijven van de scriptie en de beoordeling daarvan; - Afstudeerbegeleiding; - Specifieke vakscholing; - Begeleiding van externe opdrachten en onderzoeken; - Excursies en bedrijfsbezoeken.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
27/59
Alle docenten waren in het afgelopen jaar betrokken bij de stagebegeleiding en de beoordeling van scripties en daardoor betrokken bij vele bedrijven. Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek en uit de gesprekken tijdens de visitatie komt naar voren dat studenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers tevreden zijn met de praktijkgerichtheid van de docenten. Ook tonen zij hun tevredenheid ten aanzien van de deskundigheid van de docenten op hun vakgebied. In het gesprek met de studenten wordt dit bevestigd.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft naar een personeelsbestand dat voldoende capaciteit heeft om de opleiding van de gewenste kwaliteit te verzorgen. Er is sprake van een evenwichtige spreiding van personeelsopbouw zowel naar leeftijd als naar geslacht. De opleiding wordt verzorgd door 16 medewerkers met een omvang van 14,5 fte s dit is exclusief de administratie. Vijf docenten werken fulltime, 4 docenten werken voor 0.8 fte en de rest voor 0,6 fte (3 dagen in de week). Tien docenten werken naast hun docentschap als freelancer of zijn op een andere manier actief in het werkveld. In het gesprek met het management wordt tevens vermeld dat er soms specialisten worden ingehuurd voor ondersteuning bij bepaalde vakken of bij producties in de studio. De docent-studentratio is hogeschoolbreed vastgesteld op 1:29,05. De docentstudentratio voor de opleiding M&EM is 1:29,05. De opleiding werkt vanuit een helder systeem van taaklastnormering en taakverdeling. Binnen de gesprekcyclus worden in jaarlijkse gesprekken met de medewerkers afspraken gemaakt over de inzet. De taakbelasting is ingedeeld in 45% contacttijd met studenten, 35% overige taken en 20% zelfmanagement en zelfstudie. De voorbereiding en verwerkingstijd van de lestijd is 50%. De opleiding wil een actief vervangingsbeleid hanteren. Bij ziekte, die langer dan een week duurt, wordt tot vervanging overgegaan. Bij ziekte korter dan een week wordt er gestreefd naar onmiddellijke vervanging. De opleiding streeft naar een ziekteverzuimpercentage onder de 4,5% bruto. In 2006 bedroeg het ziekteverzuimcijfer 3,68. De docenten geven aan dat de werkdruk hoog is. Dit geldt echter voornamelijk voor de nieuwe medewerkers. Gezien de ambitie van de opleiding om snel te groeien, ligt hier voor de toekomst mogelijk een aandachtspunt. De medewerkers geven aan dat het wenselijk is om nog meer dan nu te participeren in externe projecten en daar ter vervanging ook extra personeel voor aan te trekken. De docenten geven echter wel aan dat er op dit moment voldoende personeel binnen de opleiding is om het werk
28/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
goed en met plezier uit te kunnen uitvoeren. De studenten geven aan tevreden te zijn over de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van de docenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit de CV s van de docenten is duidelijk geworden dat ze op grond van opleiding (recente) werkervaring en nascholing over voldoende kwalificaties/competenties beschikken om de opleiding te verzorgen. Alle docenten hebben minimaal een Pedagogische Didactische Aantekening. In de werving van nieuwe docenten streeft de opleiding naar een sterkere vertegenwoordiging van academisch geschoolde docenten ( behoefte aan academisering ). De opleiding hecht een groot belang aan scholing van haar personeel alsmede het op blijven doen van beroepservaring. De opleiding heeft daartoe een aantal doelen geformuleerd. De opleiding streeft naar het verbeteren van aanwezige competenties en de toepassing ervan in het werk. Ten tweede wordt gewerkt aan nieuwe deskundigheid die voor de toekomst van de organisatie noodzakelijk wordt geacht en die niet extern geworven kan worden. En tot slot gaat het om het ontwikkelen van het leervermogen van de organisatie. Hogeschoolbreed is er per instituut een scholingsplan opgesteld. In het scholingsplan V&A worden drie soorten scholing onderscheiden. Ten eerste scholing in het kader van Hogeschooldoelen, scholing in het kader van Instituutsdoelen en scholing in het kader van Individuele competentieontwikkeling. Medewerkers kunnen op verschillende manieren hun expertise ontwikkelen. Dit loopt uiteen van tutortraining tot expertiseontwikkeling, van ziekteverzuimbegeleiding tot versterking van hun Engelstaligheid en Duitstaligheid, tot aandacht voor teambuilding. Sinds 2005 stimuleert de CHN de medewerkers met het volgen van masterstudies. Drie docenten uit het team volgen in 2006-2007 een universitaire master. De opleiding geeft prioriteit aan de individuele scholing aan competentiemanagement conform het CHN-beleid. In het gesprek met de docenten konden alle docenten voorbeelden geven van door hen recent gevolgde scholingsactiviteiten. De medewerkers stellen POP's op. De totstandkoming en voortgang van POP s wordt besproken in een nieuw vormgegeven gesprekcyclus. Deze cyclus bestaat uit een jaargesprek, voortgangsgesprek en een beoordelingsgesprek. In het gesprek met de docenten komt naar voren dat de POP een goed fenomeen is. Wat er tijdens de gesprekken wordt gezegd en wordt afgesproken en vastgelegd komt het management ook daadwerkelijk na.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
29/59
Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de studenten de inzet en het enthousiasme van het personeel waarderen. Ze tonen tevens hun tevredenheid over de relatie tussen de studenten en de docenten. Ook de lesgevende en de begeleidende kwaliteiten van de docenten/tutoren worden met een voldoende gewaardeerd. De begeleiding van de docenten wordt goed gewaardeerd. De docenten geven zelf aan dat de kwaliteit van het personeel binnen de opleiding goed is. In het gesprek wordt dit bevestigd. De docenten geven aan dat men van elkaar kan leren en dat er een vorm van saamhorigheid aanwezig is. Het panel stelt vast dat de opleiding een hechte en gedreven groep docenten heeft.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het gebouw is gevestigd in Leeuwarden. De opleiding streeft naar een rustige, veilige en inspirerende leeromgeving voor studenten en werkomgeving voor de medewerkers. De CHN probeert dit te creëren door het aanbieden van voldoende passende ruimtes, die zijn gerelateerd aan de werkvormen en de onderwijskundige uitgangspunten van de CHN. De vestiging beschikt over brede gangen, goede en voldoende studievoorzieningen en materiële voorzieningen, kleine ruimtes die geschikt zijn voor PGO-sessies en projectonderwijs, relatief grote collegezalen en een studielandschap. Tevens beschikt de vestiging over een goede klimaatbeheersing en belichting. Ook biedt de school studenten de PGO-ruimtes aan om te studeren buiten de roostering om. Het panel vond tijdens de rondleiding de M&EM-lokalen nogal krap en lawaaierig. Mogelijk had dat laatste te maken met het tijdstip van de rondleiding. De school heeft één collegezaal geschikt gemaakt om ook gebruikt te worden voor Podcasting. Deze nieuwe manier van onderwijsvoering is nog in projectstatus. Het panel is enthousiast over deze vorm van onderwijs. De CHN werkt vanuit een centrale roostering. Zo kan de opleiding optimaal gebruik maken van de beschikbare ruimten. In het schooljaar 2006-2007 onderzoekt de opleiding nieuwe planningsmethoden. Het ICT beleid is zo ingericht dat per tien studenten een computer beschikbaar is in de informaticalokalen. Voor vrijwel elke CHN-medewerker is er een computer beschikbaar. Ook alle parttime medewerkers kunnen actief gebruik maken van een eigen netwerkplek. De school beschikt over een helpdesk.
30/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Het studielandschap bevat een breed scala aan hand- en leerboeken, audiovisuele middelen, afstudeerwerkstukken, tijdschriften, dagbladen en naslagwerken. Het studielandschap is vaak in de avonduren open. In het studielandschap kan de student in groepen werken maar ook individueel. De opleiding beschikt tevens over een stilteruimte, ruime mogelijkheden om informatie op te sporen, goede kantinevoorzieningen, internetpunten op verschillende plaatsen, een studio waar de studenten leren te functioneren in een realistische omgeving en een ruimte speciaal ingericht met computers om te leren werken met Media. De opleiding geeft aan te beschikken over vier lokalen exclusief voor studenten M&EM met computers voorzien van software voor het uitvoeren van specialistische opdrachten. Desondanks geven studenten aan, dat veel computers niet beschikken over de software waarmee de studenten media horen te werken; dit belemmert studenten in het werken aan bepaalde opdrachten. De studenten bevestigen dit ook in het gesprek. Uit de resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de studenten voor het overige tevreden zijn over de voorzieningen. Uit een alumni onderzoek komt dit ook naar voren. Uit het personeelstevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de docenten tevreden zijn over de onderwijsruimtes. Ook geven ze aan tevreden te zijn over de ICT-infrastructuur en ze zijn tevreden over het rooster dat ze elke tien weken krijgen. Gezien de kritiek op de lokalen en de problematiek rond de beschikbare software komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Aan het begin van de opleiding krijgt iedere student een studiebegeleider toegewezen. Gedurende de hele studietijd begeleidt deze de student. Centraal in deze begeleiding staat de zelfreflectie en -evaluatie. Ook kunnen studenten bij problemen zich in eerste instantie tot hun studiebegeleider wenden. Tijdens de propedeuse vindt een drietal gesprekken plaats tussen de studiebegeleider en de student. Een kennismakingsgesprek, een voortgangsgesprek en een overgangsgesprek. In de hoofdfase vinden er in totaal drie verplichte gesprekken plaats. Ook krijgen de studenten begeleiding in de PGO groep. Deze groep komt twee keer in de week bij elkaar onder leiding van een docent. De student bereidt zich op een gesprek voor door een zelfevaluatieformulier in te vullen.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
31/59
De studiebegeleider kan, afhankelijk van de aard van het probleem doorverwijzen naar de coördinator studiebegeleiding van de opleiding of de hogeschooldecaan. De opleiding verzorgt speciale aandacht voor studenten met een functiebeperking. Op het CHN-niveau is er een speciale Studie Ondersteuning HBO Leeuwarden. Dit is een samenwerkingsverband van studentdecanaten van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, van Hall Larenstein, de afdeling Studententherapie van de Geestelijke Gezondheidszorg Friesland en de CHN. Zij verzorgen een tiental trainingen, die worden gegeven door een studentdecaan of psycholoog. De CHN voorziet de studenten van informatie door middel van CHN Intranet en Bello. In het programma Progress kan de student op elk moment digitaal toegang hebben tot zijn studievoortgang. Toetsresultaten worden binnen 15 dagen na de toetsdatum in Progress aangeleverd. De CHN heeft de afgelopen jaren enkele ICT-ontwikkelingen doorgevoerd. De CHN heeft een Management Informatie Systeem voor de domeinen onderwijs en student opgezet. Ook kan men de eigen databases en het studielandschap raadplegen via het internet, er is een ontwikkeling geweest in het relatiemanagementsysteem en een inrichting van de interne community omgeving. Ook hebben de studenten en de medewerkers toegang tot het eenvoudig beschikbaar stellen van beeld en geluid (Podcasts). Hierdoor kunnen colleges op afstand worden gevolgd. Binnen de CHN is er de CHN-krant. In de gangen zijn er flatscreens aangebracht waarop informatie verschijnt ten behoeve van wat er binnen de CHN gebeurt. Tot slot worden de studenten iedere dag geïnformeerd via het intranet over de door hen belangrijke informatie. Uit het studenttevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de studenten tevreden zijn over de studiebegeleiding. Ook in het gesprek met de studenten wordt dit bevestigd. Studenten geven aan dat de studieloopbaanbegeleiding erg nuttig is. Ook tonen de studenten hun tevredenheid over de informatievoorziening. Uit de module evaluaties komt naar voren dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over het rooster. Zij vinden echter wel dat de roosterwijzigingen sneller doorgevoerd moeten worden. Uit het personeelstevredenheidsonderzoek komt naar voren dat de docenten tevreden zijn over de opzet van het Zelfmanagementprogramma. Daarnaast zijn de docenten ook tevreden over de interne communicatie binnen de opleiding. Uit de stage-enquête blijkt dat 85% van de studenten tevreden is over de begeleiding vanuit de CHN.
32/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het kwaliteitszorgbeleid van de opleiding volgt dat van de hogeschool. Op opleidingsniveau is de uitvoering van dit beleid deels centraal en deels decentraal. De sturing van dit beleid vindt plaats door de Dean. Het hogeschoolbeleid is vastgelegd in de basis nota Kwaliteit in perspectief (1996) en Kwaliteitszorg 2000/20012. De CHN heeft als uitgangspunt voor haar kwaliteitszorg het EFQMmodel gekozen. Daarnaast volgen ze de realisatie van de strategische doelstellingen en de Balanced Score Card-methodiek. De opleiding maakt jaarlijks een kwaliteitsplanning binnen de centraal gestelde kaders en randvoorwaarden. In dit plan beschrijft ze haar kwaliteitsprioriteiten en kwaliteitsplanning. Het meest recente document is het Onderwijsbeleidsdocument M&EM 2007. De opleidingen worden daarbij ondersteund met evaluatie-instrumenten en een Evaluatieagenda. In 2006-2007 is bij de opleiding een eerste EFQM-audit uitgevoerd. De audit is uitgevoerd door het aan de CHN gelieerde Instituut Service Management. In 2005 is er door de CHN een onderzoek uitgevoerd naar de accreditatiewaardigheid van alle opleidingen. Op grond daarvan is het programma Kwaliteitsimpuls 2006 opgesteld. Een van de projecten omvat het kwaliteitsmanagement. Sinds 1 september 2006 vinden er evaluaties plaats via een zogenoemde Evaluatieagenda. Deze agenda is onderdeel van het Quality Assurance Plan. Voorheen was dit plan een onderdeel van het voormalige Instituut V&A. Nu is het plan omgewerkt voor M&EM. In het plan wordt het EFQM-model gelinkt aan de PDCA-cyclus. Binnen de Checkfase worden de onderzoeks- en evaluatieinstrumenten beschreven die in het kader van de kwaliteitszorg gehanteerd worden. De evaluatie-agenda beschrijft onder meer: instrumenten, peildatum, en verantwoordelijke. Ook wordt een overzicht gegeven van instrumenten per facet van het NVAO-kader. Het panel vindt het Plan een adequaat document. De opleiding hanteert de volgende kwantitatieve streefcijfers: voldoende is 3 op een vijfpuntsschaal, 2.5 op een vierpuntsschaal, voldoende percentage is 65% en als rapportcijfer geldt een 6 als norm op tienpuntsschaal. De opleiding gebruikt een groot aantal instrumenten. Deze zijn onderverdeeld in evaluatiemiddelen gericht op doelen (bijvoorbeeld de evaluerende dialoog met Raad van Advies); evaluatiemiddelen ten behoeve van het opleidingsprogramma (bijvoorbeeld: studententevredenheidsonderzoek, module-evaluaties, stage-enquête);
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
33/59
evaluatiemiddelen met betrekking tot het personeel (bijvoorbeeld: personeelstevredenheidsonderzoek, studenttevredenheid over docenten); evaluatiemiddelen met betrekking tot voorzieningen (bijvoorbeeld studenttevredenheidsonderzoek, Keuzegids) evaluatiemiddelen met betrekking tot kwaliteitszorg (bijvoorbeeld: de zelfevaluatie, de opleidingscommissie) en tot slot evaluatiemiddelen met betrekking tot de resultaten (zoals de cohortanalyse, enquête werkveld, eigen niveau meting). Nu de eerste afgestudeerden zijn afgeleverd, gaat de opleiding ook deelnemen aan de HBO-Monitor. Het panel stelt vast dat alle relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide meetinstrumenten worden gebruikt.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het centrale uitgangspunt voor het verbeterbeleid is het doorlopen van de gehele PDCA-cyclus. Planning en prioriteitstelling zijn hierbij essentieel. De planning van de verbeteractiviteiten wordt vastgelegd in het jaarplan. In het Quality Assurance Plan staat beschreven hoe de opleiding cyclisch werkt. Indien het object van onderzoek of evaluatie opleidingsoverstijgend is, dan ligt de verantwoordelijkheid bij de opleidingsmanager en wordt het onderzoek uitgevoerd door de staffunctionaris die verantwoordelijk is voor dat deelgebied. Bijvoorbeeld studenttevredenheidsonderzoek, EFQM-audit. Het personeelstevredenheidsonderzoek wordt uitgevoerd door de P&O er, de Instroomenquête door de communicatiemedewerker. Vindt het onderzoek plaats op onderdeelniveau, dan is de betreffende coördinator verantwoordelijk (stage-enquête bijvoorbeeld). De verantwoordelijke schrijft een evaluatierapport en een revisievoorstel. De direct leidinggevende stelt deze vast en zorgt dat het vastgelegd wordt in notulen. Dat traject wordt ondersteund door de onderwijskundige. Voorheen werd op instituutsniveau tijdens het managementoverleg de informatie uit de evaluaties samengebracht, gemonitord en werden de verbeteracties opgesteld. Tegenwoordig wordt deze procedure uitgevoerd door het Management Team M&EM, bestaande uit de Dean en de teamleider. Zij vergaderen wekelijks. Studenten konden voorbeelden van verbeteringen geven zoals dat de aanpassing van de vierdejaars module Media Productie die nu een tv-module is en de aanpassing van de module Organisatie en Personeel die nu meer M&EM-gericht is. De opleiding geeft aan dat naar aanleiding van een evaluatie de werkdruk van de huidige module Media en De Klant nu beter is verspreid dan voorheen. In de module Organisatie en Personeel 2 is een aantal taken vervangen door nieuwe taken. Bij de module Media en Cultuur zijn de presentaties van de moduleopdracht aangepast. En tot slot is de organisatie van de excursie van de module Imagineering verbeterd.
34/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Uit het Studenttevredenheidsonderzoek M&EM 2007 blijkt dat 68% van de studenten vindt dat er serieus wordt omgegaan hun mening als het gaat om de verbetering van programma en faciliteiten. Het panel stelt op basis van de gesprekken en de documentenbestudering vast dat er weliswaar wordt geëvalueerd en dat er daadwerkelijk wordt verbeterd, maar dat dit nog niet geheel systematisch gebeurt. Niet duidelijk is bijvoorbeeld hoe gecheckt wordt dat verbeteringen ook daadwerkelijk tot verbeteringen hebben geleid en ook niet duidelijk is hoe resultaten van evaluaties en daarop gebaseerde verbeteringen aan de studenten worden gecommuniceerd. Het panel komt daarom tot het oordeel voldoende op dit facet. De opleiding is niet eerder gevisiteerd.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studenten worden bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken door systematisch hun mening te vragen bij module-evaluaties, panelgesprekken en een tevredenheidsonderzoek. Daarnaast zijn enkele studenten betrokken via de studentenraad en de opleidingscommissie. De opleiding betrekt de medewerkers via diverse evaluaties, zoals de moduleevaluatie, het tweewekelijkse teamoverleg, de consensusbijeenkomsten, de gesprekscyclus en het personeelstevredenheidsonderzoek. Ook medewerkers zijn vertegenwoordigd in de opleidingscommissie en de medezeggenschapsraad. De opleiding betrekt via de Raad van Advies ook het werkveld bij de kwaliteitszorg. Deze raad bestaat uit tien verschillende vertegenwoordigers uit het werkveld. De Raad is representatief samengesteld en komt twee keer per jaar bij elkaar. De voorzitter van de raad heeft jaarlijks een overleg met de voorzitters van de andere Raden van Advies van de CHN en het College van Bestuur. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat ze de Raad wil uitbreiden, waarbij ook geprobeerd wordt het internationale werkveld erbij te betrekken. Daarnaast wordt er input geleverd door de stageverlenende bedrijven (via assessmentformulieren), de externe deskundigen bij het afstuderen en via het landelijk opleidingsoverleg. De opleiding betrekt de alumni door middel van een niveauonderzoek (Alumnionderzoek Media en Entertainment Management). Dit onderzoek is in 2007 voor het eerst uitgevoerd onder de eerste afgestudeerden. Door 15 alumni is het digitale formulier ingevuld. Omdat de opleiding nog maar kort bestaat, zijn er relatief nog niet veel afgestudeerden. In de toekomst zal ook de HBO-Monitor een rol gaan spelen.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
35/59
Uit het personeeltevredenheid onderzoek 2006 komt naar voren dat de docenten tevreden zijn over de inspraakmogelijkheden bij het tot stand komen van het beleid. De opleiding streeft ernaar om de studenten actiever bij het verbeteren van de opleiding te betrekken. Dit is in het overleg Opleiding/Studentenraad geïntensiveerd.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Door middel van het stage- en afstudeerprogramma in het vierde jaar toetst de opleiding in hoeverre het gerealiseerde niveau en het nagestreefde eindniveau overeenkomen. De stage wordt beoordeeld door de interne en de externe begeleider gezamenlijk. Het eindoordeel wordt bepaald door de docent. De criteria zijn de doelstellingen en de eindtermen. Beide zijn opgenomen in de stagehandleiding. De beoordeling van de afstudeerperiode gebeurt door de externe en interne stagebegeleider. De docent bepaalt het eindoordeel. De beoordeling wordt schriftelijk vastgelegd op het stagebeoordelingsformulier. Dit wordt door docent en stagebegeleider ondertekend. Elke student krijgt een eindcijfer. De opleiding hanteert een norm van 55% dit betekent dat de student minimaal een 5,5 moet halen voor zijn afstudeeropdracht. Ligt de beoordeling onder de 40% dan moet de afstudeeropdracht opnieuw geschreven worden. Beoordelingscriteria zijn ook weer als bijlage vastgelegd in de stagenota. Naast formele criteria zijn er ook inhoudelijke criteria zoals probleemstelling, onderzoeksvragen, methode van onderzoek, theoretische onderbouwing et cetera. Werkveldvertegenwoordigers en alumni waarmee het panel heeft gesproken, waren zeer positief over de opleiding. Alumni gaven aan dat de opleiding goed aansluit op de praktijk. Allen waren terechtgekomen in een, gezien de opleiding, relevante baan. Dat komt volgens hen met name door de brede scholing. Een van hen merkte op dat je een filmpje kunt monteren, maar ook een projectplan schrijven of een onderzoek doen . Niet alleen de creativiteit wordt bevorderd, maar ook een methodische en projectmatige aanpak wordt aangeleerd. Werkgevers waren heel positief over de stagiaires en afgestudeerden. Ze beschikken over voldoende capaciteiten om mee te draaien in de beroepspraktijk. Het werkveld geeft zelfs aan trots zijn op enkele studenten. Volgens het werkveld zijn de sterke kanten van de opleiding de manier waarop er gewerkt en samengewerkt wordt. (Ex)studenten zijn erg breed opgeleid, enthousiast, flexibel en tonen een grote betrokkenheid bij het vak en kunnen projectmatig werken. Sterk is ook dat daadwerkelijk managementvaardigheden
36/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
worden aangeleerd. Opgemerkt wordt vanuit de werkveldvertegenwoordigers dat een onderdeel als Zelfmanagement terecht in het programma zit. Het panel heeft tien afstudeerwerkstukken inclusief beoordelingen vooraf bestudeerd. Deze scripties zijn op een aantal criteria bekeken: opzet onderzoek, probleemstelling, gebruikte methodes, gebruikte relevante literatuur, relevantie voor het werkveld en voldoende hbo-niveau. Het panel vond op grond daarvan de werkstukken van goed niveau. Er is steeds sprake van actuele, relevante en soms van zeer originele onderwerpen en er worden heldere probleemstellingen beschreven en uitgewerkt. De gebruikte methodes waren van voldoende niveau en er werd voldoende literatuur gebruikt door de studenten. Er is dus sprake van een degelijk theoretische onderbouwing. Opbouw en leesbaarheid van de werkstukken is vrijwel overal als goed te beoordelen. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kon zich over het algemeen in de beoordelingen vinden. De eindconclusie van het panel is dat het gerealiseerde eindniveau goed is. Afgemeten aan de generieke kwalificaties en de Dublin descriptoren is er sprake van bachelor-niveau. Uit het alumni-onderzoek van januari 2007 komt naar voren dat de studenten het niveau gemeten aan de vijf Dublin descriptoren voldoende vinden. Dit zelfde resultaat kwam naar voren uit het exitonderzoek van 2006. Ook in het gesprek met de alumni wordt dit bevestigd. De alumni geven aan dat de opleiding goed opleidt om een start te maken in de media en entertainment branche. De stage- enquête in 2007 bevat ook een niveaumeting. Het niveau van de stagiaires op de Dublin descriptoren worden op goed gewaardeerd.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert de volgende streefcijfers: - propedeuserendement na 1 jaar: 40% - propedeuserendement na 2 jaar: 70% - examenrendement na 4 jaar: 50% - examenrendement na 5 jaar: 60% - examenrendement na 6 jaar: 65% - gemiddelde studieduur uitvallers:1.35 jaar - gemiddelde studieduur gediplomeerden: 4.5 jaar In 2006 is de opleiding een project Kengetallen Onderwijs gestart. Dit project heeft een definitiedocument van kengetallen opgeleverd. Met ingang van september 2006 bestaat hiervoor ook het operationeel systeem BIO (Business Intelligence Onderwijs) voor managementinformatie.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
37/59
Het propedeuserendement na 1 jaar is in de loop der tijd gestegen naar 32,9%. De vastgestelde streefnorm is op dit punt nog niet gehaald. Op dit moment valt er nog weinig te zeggen over het opleidingsrendement. Dit komt doordat de eerste lichting studenten net is afgestudeerd. Wel ligt de gemiddelde studieduur op 3,8 jaar, dit ligt dus onder de norm. De studieduur van uitvallers ligt ook onder de norm, die ligt tussen de 0.9 en 1,2 jaar. In een bijlage heeft de opleiding een benchmark opgenomen met onder andere de M&EM opleiding van INHOLLAND in Haarlem. Hieruit komt naar voren dat de cijfers vergelijkbaar zijn. In het gesprek met het opleidingsmanagement wordt aangegeven dat de instroom zal groeien in de komende jaren. Dit door toedoen van veel Duitse studenten. Daar nog niet alle streefcijfers gehaald worden, en er met name over het examenrendement nog weinig te zeggen is komt het panel op dit facet tot het oordeel een voldoende.
38/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
39/59
Bijlage 1:
40/59
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
41/59
42/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
43/59
44/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
45/59
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Christelijke Hogeschool Nederland, opleiding Media- & Entertainmentmanagement
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
X
X X
X
Panellid NQA: Mw. M.J.E. Wegkamp
Panellid student: Mevrouw R. Oomen
X
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
Panellid domein: De heer D.J. Stolk
Panellid,: de heer drs. E.M. van de Pol CMC
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X X
X
NB: Alle panelleden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer drs. E.M. van de Pol CMC RVGME De heer van de Pol is ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van management in het algemeen en op het terrein van de uitvoerende (podium)kunsten in het bijzonder. De heer Van de Pol is daarnaast vertrouwd met het HBO, zowel op bachelorniveau als op master-niveau. De heer Van de Pol is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1975 1978 1981 1986 1986 1987 1987/2005
46/59
Lerarenopleiding Amsterdam Geschiedenis met Rechten en Communicatiewetenschappen, Universiteit van Amsterdam en Università di Roma Organisatiekunde, Open Universiteit Adviesvaardigheden: ROI, 1987; LB&B, 1989; GITP, 1994; KPMG Management Consulting, 1998; KPMG Summerschool: 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2004, 2005
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
1988 1988 1988 1991 1991 1993 1995-1996 1997 1998 1998/2004 1998/2001 1999 1999 2000 2001 2005 Werkervaring: 1986 1988 1988 1989 1989 1992 1992 1992 1998
1998
2006
2006
Diplomaten-opleiding, ministerie van Buitenlandse Zaken Internationale Betrekkingen, Instituut Clingendael Cultuur en cultuurverschillen, Koninklijk Instituut voor de Tropen Financiën in de volkshuisvesting, NWR Opleiding Dienstcommissie, Still Consulting Presentatievaardigheden, Gijswijt O&O Logistiek management en marketing, Universiteit van Amsterdam Business Process Re-engineering, IMT Human Synergistics, KPMG/Doedijns Projectmanagement, Achmea, 1998; Atos KPMG Consulting, 2004 Salestraining, Krauthammer International, 1998; Huthwaite International, 2001 Large Scale Approach, KPMG Assessortraining (ADC) Internet 101, KPMG US/Digital Think/Cisco Consultancy over de grens, Nomadic Life Sourcing, KPMG
Organisatie- en formatiemedewerker, TU Delft Diplomaat, ministerie van Buitenlandse Zaken: diplomatenklasje Managementadviseur/interim-manager, ministerie van VROM Senior consultant, RBG Adviesgroep Senior management consultant, VB Advies/Deloitte&Touche Management Consultants: opdrachten met name rond strategie, marktoriëntatie, fusies, personeelsmanagement en organisatie-ontwikkeling, o.m. strategie-ontwikkeling Antilliaanse onderwijsorganisatie Verandermanager KPMG (KPMG Consulting /Atos KPMG Consulting, KPMG Business Advisory Services): o.m. voor de universiteiten van Amsterdam, Delft, Utrecht, Wageningen en Leiden en de hogescholen Domstad en Leiden Organisatieadviseur Bestuursacademie Nederland (vanaf maart 2006)
Professionele kwalificaties/onderscheidingen/overige betrekkingen: Prijswinnend essay in de essayprijsvraag van de Erasmus Universiteit Rotterdam en het blad Binnenlands Bestuur over De lerende overheid (1993) Lid Orde van Organisatiekundigen en Adviseurs en internationaal van het ICMCI Certificatie Human Synergistics Nominatie Adviseurs Award Kunst & Zaken 2001-2002 Winnaar Adviseurs Award Kunst & Zaken 2003-2004 Eervolle vermelding Management Essay Prijs 2004 Nominatie CEREC European Advisors Award 2004 Winnaar Atos Consulting Publicatie Award 2004 Winnaar Management Essay Prijs 2005 Jurylid Management Essay Prijs 2006 Docent Verandermanagement in de vastgoedsector, Haagse Hogeschool Post HTO (sinds 1997) Lid examencommissie Praktijkexamen Operationeel Management, Associatie voor Praktijkexamens (1998-2005) Coach postdoctorale Basisopleiding Management Consultant, Vrije Universiteit (sinds 1999) Examinator Hoger Management NEMAS (sinds 2005)
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
47/59
Panellid de heer D.J. Stolk De heer Stolk is ingezet vanwege zijn expertise met management in de muziekwereld. De heer Stolk is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van Media en Entertainmentmanagement. Daarnaast heeft de heer Stolk relevante werkvelddeskundigheid op het gebied van kunst en economie, media en entertainmentmanagement, muziek en de voortgezette opleiding mediadeskundigheid en communicatie. De heer Stolk is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1968-1975
HAVO/VWO
Werkervaring: 1977 1982 Polydor 1982 2002 Virgin Records Benelux 2003 heden Zelfstandig Team - Businesscoach Besturen: 1990 2000 CPG collectieve promotie geluidsdragers 1995 2002 NVPI 2002 heden NPI Nationaal Pop Instituut
Student panellid mevrouw R. Oomen Mevrouw Oomen is ingezet als student panellid. Nadat zij begonnen was aan de studies Pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Groningen en International Economics in Maastricht, is ze nu eerstejaars student Vrijetijdsmanagement aan de Hogeschool INHOLLAND in Diemen. Zij houdt zich als klassenvertegenwoordiger bezig met de kwaliteit van de opleiding. Daarnaast is zij lid van een werkgroep bij Tweehek recreatie, dat zich bezig houdt met het organiseren van kindervakantiekampen, waarin zij adviseert met betrekking tot de organisatie van het bedrijf. Ook is zij bezig met het opzetten van een studievereniging, waarin zij samen met de opleiding dagexcursies zal organiseren en adviezen zal geven inzake de inhoud van deze excursies voor eerstejaars studenten. Mevrouw Oomen beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Zij is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1994 2000 2001 2002 2002 2003 2006 heden
Willem Lodewijk Gymnasium Groningen Pedagogiek, Rijksuniversiteit Groningen International Economics, Universiteit van Maastricht. Vrijetijdsmanagement, INHOLLAND Diemen
Werkervaring: 1996 heden 1999 heden 10/02 08/03 08/04 10/05 08/06 heden
Vrijwilligerswerk bij jeugdrecreatie Tweehek Verschillend bedieningswerk in de horeca Assistent bedrijfsleider in een Ierse Pub Assistent bedrijfsleider in een Mexicaans restaurant Actief lid van Amnesty International
48/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd s Register. Opleiding: 1959 1965 1965 1973 1982 1987 1987 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 1981 1985 1987 1987 1989 1989 1992 1992 1996 1997 2003 2004 heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-Raad NQA
Panellid NQA mevrouw M.J.E. Wegkamp Mevrouw Wegkamp is ingezet als NQA-auditor. Na haar studie Communicatie-Creatief heef zij enkele freelance opdrachten gedaan in haar vakgebied. Tijdens haar opleiding heeft zij kennis opgedaan van kwaliteitszorg en organisatorische processen. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt in de werkwijze van NQA. Zij heeft ervaring als NQA-auditor bij eerdere visitaties. Opleiding: 1995 2001 HAVO Alfrink College, Zoetermeer 2001 2005 HBO Communicatie Hogeschool INHOLLAND Rotterdam Werkervaring: 2002 2006 Verkoopmedewerker en Assistent Bedrijfsleider Levi Store Zoetermeer 2005 Majoni Plastics BV, Productie Informatiebrochure 2005 Afstudeeropdracht, Media introductieplan met een daaraan gekoppelde onderzoeksscriptie. 2006 E-merge, vormgeven en redactie van het E-merge jaarverslag 2006 Organisatie Nacht van de Fooi, Den Haag 2006 Stinafo, ontwerp lustrum logo
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
49/59
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Media en Entertainment Management: Visitatiedatum: 19 juni, programma Ruimte Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers 0.11
08.30 - 9.30
Materiaalbestudering
panel
0.09
09.30 -10.15
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement Patrick Bemelmans (Dean) Martin Haanstra (Teamleider)
0.11
10.15 - 10.45 Paneloverleg en materiaalstudie
Panelleden
0.09
10.45 - 11.30 Gesprek met alumni en werkveld
Alumni: Peter Poel, Anniegriet Wijnja, Jasper-Hugo Brouwers, Bert-Jan Strating Werkveldvertegenwoordiging Dick Ahles, Jannerieke Hommenga, Wally van Middendorp
0.09
11.30 - 12.15 Gesprek met studenten
Studenten 1e jaars: Thijs Schrik, Valeska Mertens, Karin van Caspel; 2e jaars: Peter Bannink, Henrike Doornbos, Jelena Quint; 3e jaars: Adrianne Kadijk, Lilian ten Caat; 4e jaars: Janneke Kragt, Henk Buutkamp.
0.11
12.15
panel
50/59
13.15 Besloten werklunch; bij voorkeur in de ruimte waar de documenten ter inzage liggen
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Ruimte Tijdstip Programmaonderdeel CHN 13.15 14.00 Rondleiding en inzage intranet
Deelnemers Studenten en docent bij de rondeleiding Yvonne van der Hout (studente) en Arend de Boer (docent)
0.09
14.00 - 14.45 Gesprek met docenten
Docenten Harm Timmerman, Martin Haanstra, Maaike de Jong, Corrie van Noort, Pauline Hagenbeek, Deike Schulz, Alastair Wright, Bianca Harms.
0.09
14.45 - 15.30 Gesprek met CvB
College van Bestuur Klaas-Wybo van der Hoek, vice voorzitter CvB
0.11
15.30 - 16.30 Paneloverleg en materiaalstudie
panel
0.09
16.30 - 17.00 Tweede overleg met Opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement Patrick Bemelmans (Dean) Martin Haanstra (Teamleider)
0.11
17.00 - 17.30 Afsluitend paneloverleg
Panelleden
0.39
17.30
Afsluiting bezoek
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
51/59
52/59
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Bijlage 4:
Onderwerp Doelstellingen 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Naam document ACO aanvraag opleiding Media & Entertainment Management De CHN: waardenvol ondernemend Beleidsdoelstellingen Onderwijs 2002-2005 Beleidsplan V&A 2002-2005 Onderwijsbeleidsdocument 2007 Resultaten schriftelijke enquête leden Raden van Advies CHN 2006 + vragenlijst Notulen Raad van Advies M&EM Domeincompetenties 2004 Domeincompetenties in het hbo 2004 Beroepscompetentieprofiel Media & Entertainment Management (zie Onderwijsbeleidsplan) Internationale vergelijking opleidingenaanbod HEO Onderzoek NRIT 2002 Rapportage Back Bone 2006 Jaarverslag 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 (volgt nog) Istudy, jaarverslag en annual educational report 2005 Eindverslag werken met waarden, 2004 2004Evaluatie Sta even stil 2004 Een sprekende identiteit, opnieuw, 2003 Reglementen: - Raad van toezicht en bestuur - Adviesraden - Hogeschoolraad - Medezeggenschap deelraden - Opleidingscommissies - College van beroep voor de examens (reglement van orde) Statuten: - Stichting Christelijke Hogeschool Nederland - Managementstatuut Notulen IMO Notulen MT Notulen afstemmingsoverleg Deans Notulen IR en Opleidingscommissie (Producten uit KwaliteitsImpuls 2006 (zie 5 kwaliteitszorg) zijn op de auditdag digitaal beschikbaar. Bijvoorbeeld Bouwstenen nieuw ondernemingsplan .
Programma 2 2 2 2 2 2 2
CHN Onderwijsconcept Kleur bekennen Visie op onderwijs V&A, 2004 (zie Onderwijsbeleidsdocument) Studenten statuut deel 1 CHN 2005-2006 Studenten statuut deel 2 CHN Media & Entertainment Management Studiegids 2006-2007, 2005-2006, 2004-2005, 2003-2004 Guide for studying abroad 2004-2005 (recente versie op intranet) Notitie periodisering Aafke van der Wal d.d. 3 april 2003 Leren in bedrijf visiedocument CHN leerbedrijven 2003 CHN onderzoeken PGO door: H. Otting / W. Zwaal: - student assessment of tutor performance in problem-based learning - The identification of Constructivist Pedagogy in Differen Learning Environments - Critical task characteristics in problem-based learning
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
53/59
Onderwerp 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2
2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2
54/59
Naam document CHN toetsgids 2000 Handboek Toetsing en beoordeling, 2005 Nota aanvaardbare toetsuitslagen, 2004 Reader studiedag toetsing van competenties 2004 Notulen toetscommissie Beleidskaders minors 2007, major/minor eerste plaatsbepaling 2004 Werkdocument minor aanbod 2006-2007 Notulen Examencommissie M&EM CHN examenreglement, 2001 Pakket met informatie over Examencommissies en het Reglement Marketing action plan CHN Binnenhalen en binnenhouden 2006 en 2007 Marketingcommunicatieplan 2002-2005 CHN actionplan for recruitment of german students 2005-2006 Voorlichtingspakket Media & Entertainment Management Informatie StudieStartWeek (moduulboek, tutorinstructie en studentinformatie) Moduulboeken: - Media & Omgeving - Organisatie & Personeel - Media & de Klant - Media Operations - PraktijkModuulPropedeuse (nieuwe media, print, audiovisueel, muziek) - Organisatie en Personeel 2 - Media & Cultuur - Imagineering - Engels - Strategic Management - Media Productie - Media & Reclame - A brand new start - Print Media Management - Music Management - Entertainment Education Opdrachten: - Media & Omgeving - Organisatie & Personeel 1 - PraktijkModuulPropedeuse - Organisatie & Personeel 2 - Engels - Media Productie (2005-2006 en 2006-2007) (in doos) - A brand new start (in doos) - Music Management - Project (Projectdocument Island Festival Ameland 2006) Voorbeelden moduul blauwdruk Voorbeelden revisievoorstel Voorbeeld toetsmatrijzen Module toetsen + sleutels (voorbeelden) Stagenota en handleiding voor stagebegeleiders Stageverslagen: - Libelle Zomerweek; Marijn de Graaf - De organisatie van de week van de ondernemer; Karin Popping Lijst stagebedrijven M&EM Literatuurlijst studielandschap Literatuurlijst opleiding Media & Entertainment Management Top tien boeken opleiding Media & Entertainment Management Lijst gastcolleges in programma M&EM Informatie aansluitingsmonitor 2005-2006
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Onderwerp 2 2 2 2 2 2
Naam document Impuls Catalogus Hestia informatie List of partner institutions in the exchange programme Grand Tour, informatie en evaluatie Convenant CHN-ROC Friese Poort Notitie Talenten in beeld (honours programma)
Personeel 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
CV s Personeel M&EM Personeelstevredenheidsonderzoek M&EM 2006 Personeelstevredenheidsonderzoek V&A 2003, 2004 Handboek personeel en organisatie 2003 Functiewaarderingssysteem FUWA HBO, 2005 Integraal personeelsbeleid, 2004 Nota loopbaanbeleid CHN 2002 Naar een diverse CHN 2002 De CHN op weg naar competentie-management Kadernota HRM 2002 Scholings- en loopbaanbeleid CHN Het ontwikkelen van competenties CHN Competentiedatabank Werken met een persoonlijk ontwikkelingsplan, 2004 CHN Visie op Gesprekscyclus 2004 CHN verzuimmanagement 2006 Seniorenbeleid CHN, 2003 en samenvatting Taakbeleid 2005-2006 Research seminars on services Organisatiestructuur CHN niet alleen anderen veranderen! 2003 Notulen teamoverleg
Voorzieningen 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
Documenten Language Centre ICT klanttevredenheidsmonitor ICT-CHN, 2003, FD-CHN ICT tevredenheidsonderzoek, 2002, FD-CHN Projectplan Front en Back office CHN, 2004 Ruimte & Roosters, methodes, meningen & mogelijkheden, 2003 Onderzoek en advies inzake roostering, 2003, FD-CHN Bezettingsonderzoek onderwijsruimtes, 2002, FD-CHN Rapport studenttevredenheidsmeting FD, 2004 Verslag gebruikerspanel Facilitaire Dienst, 2006 CHN-Krant / Times Reader Zelfmanagement cohort 2005 en 2006
Kwaliteitszorg 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
Quality Assurance Plan V&A, 2006 (zie Onderwijsbeleidsdocument code 1.5) CHN Evaluatie-agenda Rapportage studeerbaarheidsproject, 2002 CHN Ambitie Scan: informatie over nieuwe impuls Kwaliteitszorgsysteem, 2005 KMP Eindrapport CHN, 2002 Studenttevredenheidsonderzoek V&A, 2003, 2004, 2006 Studentmonitor 2004 Rapportage EFQM meting Media en Entertainment Management 2006 Nulmeting waardenoriëntatie Media en Entertainment Management, 2006 Plagiaat op de CHN, 2006 Beroepschriften College van Beroep, 2006 Notulen Stura M&EM
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
55/59
Onderwerp 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Resultaten 6
6 6 6 6 6 6 6 6 6
Overig 7 7
56/59
Naam document M&EM Jaarboek 2002-2006 Instroomenquête, 2006 Format revisievoorstel Format Blauwraamwerk Voorbeelden van moduulevaluaties Reglement Kwaliteitscommissie, notulen kwaliteitscommissie Informatie Kwaliteitsimpuls 2006 Kwartaalrapportages Evaluatie procedure binden studieadvies 2002/2003 Exit rapportage V&A 2002, 2003, 2004, 2005, 2006
Scripties: Podcasting als communicatiemedium Hanno Buiten, 2006 It s your choice Rianne van Groeningen, 2005 Yam FM Marian van der Molen, 2006 Auteursrecht in de theaterwereld Peter Poel, 2006 Narrowcasting Guido van Lieshout, 2007 Ik vertrek Annegriet Wijnja, 2006 Ik vertrek extra Het inschattingsproces van Lost Boys van geschatte waarde. Bert-Jan Strating, 2006 Ontwikkeling van medialandschap en kennismaatschappij J.L. Reining, 2006 Van regionaal naar nationaal showbizzprogramma Edwin Dijkstra, 2006 Overzicht scripties Kengetallen up date Definitiedocument Project kengetallen Onderzoek onder Alumni naar tevredenheid en niveau, 2007 Stage enquête M&EM, 2007 Keuzegids Hoger Onderwijs Moduulresultaten V&A 2004-2005 Cohortanalyses instituut V&A 2004 2 uitdraaien progress studieresultaten van studenten (voorbeelden van een 3e en een 4e jaars student)
Informatie Kennis Campus Leeuwarden Nieuwsbrief M&EM
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke competenties
Deze zijn te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
57/59
Bijlage 6:
Opleidingspecifieke competenties
Beroepsrol 1. Onderzoeker
Beroepsproduct Interpretatie van onderzoeksgegevens
2. Conceptontwikkelaar
Belevingsconcept
3. Ondernemer
Bedrijfsplan / Businessplan
4. Innovator
Product gematched met nieuwe technologie
5. Consultant
Verbeterplan
6. Organisator
Media- of entertainment product
7. Projectmanager
Media- of entertainment product.
58/59
Competentie De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan informatiebehoefte bepalen, een onderzoeker briefen en onderzoeksresultaten kritisch beschouwen. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als conceptontwikkelaar in een media- en entertainmentbedrijf een productconcept ontwikkelen (met name creatieve inhoud, bijvoorbeeld een nieuw programma), dat inspeelt op trends en ontwikkelingen, gericht op de doelgroep, dat haalbaar is, toegevoegde waarde heeft voor betrokken partijen en kan zich verantwoorden omtrent ethische aspecten van het product. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als startende ondernemer binnen de media- en entertainmentbranche een compleet, consistent en haalbaar bedrijfsplan (= ondernemingsplan = businessplan) opstellen en uitvoeren, alsmede marketingplannen die leiden tot de realisatie van bedrijfsdoelstellingen. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als innovator in een digitale media- en entertainmentomgeving een op de toekomst gericht product- en of marktontwikkelingsplan vervaardigen inspelend op de wensen van de doelgroep en de mogelijkheden van nieuwe technologieën. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als consultant voor een media- en entertainmentbedrijf op organisatieniveau een (kwaliteits)verbeterplan maken en daarin aantonen dat het verbeterdoel wordt behaald. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als project- / productiemedewerker een bijdrage leveren aan de totstandkoming van media en entertainmentproducten De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als projectmanager een bijdrage leveren bij de totstandkoming van media- en entertainmentproducten en hiertoe mensen aansturen in creatieve processen.
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
Beroepsrol 8. Budgethouder
Beroepsproduct Financieel (project)verslag.
9. Onderhandelaar
Contract
10. Lijnmanager
Jaarplan mensen en middelen
11. Acquisiteur / Verkoper
Succesvolle verkoop.
12. Relatiebeheerder
Duurzame relatie met klanten, prospects en stakeholders.
Competentie De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als budgethouder (ondernemer) voor een media- en entertainmentproject of -bedrijf (nationaal en internationaal) een financieel (project)verslag maken dat voldoet aan bedrijfseconomische basisprincipes. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als onderhandelaar in een media- en entertainmentbedrijf (nationaal of internationaal) een contract afsluiten dat voor alle partijen aantrekkelijk, haalbaar en juridisch correct is. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als lijnmanager in een media- en entertainmentbedrijf een mensen en middelenjaarplan maken dat aansluit op bedrijfsdoelstellingen en reëel en haalbaar is en aansluit bij een omgeving die zich kenmerkt door management van creatieve processen. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als acquisiteur / verkoper in de (nationale en internationale) media- en entertainmentmarkt een mediaproduct of concept succesvol aan de klant verkopen en zodoende bijdragen aan het realiseren van de marketingdoelstellingen van een mediaen entertainmentbedrijf. De afgestudeerde media- en entertainmentmanager kan als relatiebeheerder voor een (nationaal en internationaal) media- en entertainmentbedrijf duurzame, commercieel aantrekkelijke relaties opbouwen en onderhouden met klanten, prospects en stakeholders.
Figuur 5: Competentiematrix Bron: Beroepsprofiel Beroepscompetentieprofiel Media & Entertainment Management (2006) De opleiding heeft hier drie CHN-competenties aan toegevoegd: ondernemen, waardengeeörienteerd handelen en interculturele sensitiviteit
© NQA - visitatie Chr. Hogeschool Nederland: opleiding Media en Entertainment Management (vt)
59/59