'12203
Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam
C7831
WERKEN WAAR U WOONT Evaluatie van een project om pendelaars een baan dichter bij huis te bezorgen - eindrapport -
Annelie Schoorlemmer Rogier Noyon
Amsterdam, juni 1996 Regioplan-publikatienr. 215
Regioplan Max Euweplein 36 1017 MB Amsterdam Tel.: 020-6277166 Fax: 020 -6265199
Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan Onderzoek Advies en Informatie B.V. in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD
INLEIDING ........................................................................................ 1 1.1 Achtergrond van het onderzoek........................................................1 1.2 De vraagstelling van het onderzoek ...................................................3 1.3 Opzet en uitvoering van het onderzoek...............................................6 1.4 Opbouw van het rapport.................................................................7
DE ARBEIDSMARKT IN FLEVOLAND ..................................................9 2.1 Het aanbod .................................................................................9 2.2 De vraag ..................................................................................12 2.3 Conclusies ................................................................................13
HET PROJECT .................................................................................15 3.1 De betrokken partijen ..................................................................15 3.2 Het projectbureau als onderdeel van het arbeidsbureau .........................17 3.3 De inschrijving van de pendelaars...................................................19 3.4 De opschoning van het bestand ......................................................21 3.5 De mailing onder bedrijven...........................................................22 3.6 De vacaturekrant ........................................................................ 23 3.7 De 10-dagen-termijn ...................................................................24 3.8 Bemiddeling..............................................................................25 3.9 Conclusies ................................................................................27
DE PENDELAARS ............................................................................31 4.1 De uitgangssituatie......................................................................32 4.2 Een andere baan zoeken met behulp van 'werken waar u woont' ............35 4.3 Afwegingen van pendelaars bij het beoordelen van een nieuwe baan........37 4.4 Conclusies ................................................................................ 44
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
DE WERKGEVERS ...........................................................................47 5.1 De pendelaar en de niet pendelaar...................................................47 5.2 De wervingskanalen van werkgevers ...............................................49 5.3 De interactie tussen werkgevers en het project ...................................49 5.4 Conclusies ................................................................................51
SAMENVATTING EN CONCLUSIES ...................................................53 6.1 Conclusies ten aanzien van de opzet en uitvoering van het project ...........54 6.2 Conclusies ten aanzien van de overwegingen van pendelaars.................. 56 6.3 Conclusies ten aanzien van de vraag ................................................ 58 6.4 Aanbevelingen voor toekomstige projecten........................................ 59 LITERATUUR..................................................................................63 INFORMANTEN...............................................................................65
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
VOORWOORD
In de loop der tijd zijn wonen en werken ruimtelijk steeds verder uit elkaar komen te liggen. Steeds langere dagelijkse files tussen woon- en werkplekken zijn het resultaat. Om de maatschappelijke en individuele problemen die dat met zich meebrengt te verzachten worden steeds creatievere oplossingen bedacht. Door de bijzondere ontstaansgeschiedenis van Flevoland is het pendelen in die provincie algemener dan elders in Nederland. Geen wonder dat juist in Flevoland het idee ontstond om te proberen pendelaars een baan dichter bij huis te bezorgen. Het project 'werken waar u woont' was het eerste in zijn soort en heeft enkele jaren gelopen. Om na te gaan wat er van dit project te leren valt met het oog op mogelijke vervolgprojecten heeft Regioplan in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een evaluatie uitgevoerd. Door middel van een enquête onder pendelaars en gesprekken met betrokkenen hebben we gezocht naar slaag- en faalfactoren. Christian Bröer en Gerard Ruis hebben een deel van de interviews uitgevoerd. We bedanken ze graag voor de wijze waarop ze dat gedaan hebben. Het onderzoek werd begeleid door een commissie, bestaande uit de volgende personen: - de heer ir. A. AlbIas (Albias Consult); - de beer ing. J.M.C. van Vliet (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer); - mevrouw drs. 1. Loos (Rijkswaterstaat directie Flevoland); - mevrouw drs. J. Sondern (Provincie Flevoland); - mevrouw M.A.V. Kloppenburg (RBA Flevoland, projectleider 'werken waar u woont'). Wij bedanken de leden van de begeleidingscommissie voor hun steun en advies. Arbeidsvoorziening Flevoland zijn we dankbaar voor het ter beschikking stellen van bestanden en gegevens met betrekking tot het project en de Flevolandse arbeidsmarkt. Niet in de laatste plaats bedanken we al onze informanten en de pendelaars die ons door middel van enquêtes en gesprekken informatie hebben willen verschaffen. Duidelijk is dat er heel wat bij komt kijken voor een pendelaar een geschikte baan in de eigen woonplaats vindt. Hopelijk laat niemand zich door onze evaluatie weerhouden van nieuwe projecten om het pendelprobleem structureel aan te pakken.
Rogier Noyon (projectleider)
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
1. INLEIDING
1.1 Achtergrond van het onderzoek De groei van de mobiliteit, vooral die per auto, begint een steeds groter maatschappelijk probleem te worden. Beleidsnota's op diverse terreinen (VINEX, SVV2, NMP+) zijn dan ook doortrokken van het streven de (auto)mobiliteit te beperken. Er wordt in aangegeven hoe (auto)mobiliteit gerelateerd is aan beleidsterreinen als ruimtelijke ordening of verkeer en milieu, en welke maatregelen op die terreinen genomen moeten worden om de (auto)mobiliteit te beteugelen. Daarbij gaat het niet alleen om een maatschappelijk probleem, maar ook om een individueel probleem. De tijd dat we onderweg zijn naar ons werk is de laatste decennia steeds langer geworden (SCP 1992). Gecombineerd met de ergernissen onderweg betekent dit een steeds belangrijker stempel op het dagelijks leven van personen en huishoudens. Sinds het terugdringen van de groei van de (auto)mobiliteit nadrukkelijk als beleidsdoel is gefonnuleerd, zijn vele manieren beproefd om dit doel naderbij te brengen. Veel maatregelen hebben betrekking op het verkeers- en vervoersysteem zelf: verhogen van de benzineprijzen, f'sieke maatregelen, parkeerfaciliteiten, carpoolen, call-a-car, publieksacties, en dergelijke. Daarmee wordt geprobeerd de afwegingen te beïnvloeden die mensen maken ten aanzien van verplaatsingen en keuze van vervoermiddel. Intussen is duidelijk geworden dat al die maatregelen slechts beperkt werken. Het totaal aantal verreden autokilometers in Nederland blijft in hetzelfde tempo doorgroeien. Een belangrijke reden hiervoor is dat keuzes ten aanzien van verplaatsingen of het te gebruiken vervoermiddel niet het gevolg zijn van een afweging op het moment dat zon keuze gemaakt moet worden, maar zijn ingebed in de levensomstandigheden en het levenspatroon van mensen. De 'mobiliteitsmarkt' is verweven met andere markten, zoals de woningmarkt en de arbeidsmarkt. Het is dan ook begrijpelijk dat naar maatregelen wordt gezocht die betrekking hebben op de relatie tussen mobiliteit en andere levenssferen. De arbeidsmarkt is daarbij een voor de hand liggende keuze, omdat woon-werk-verkeer naast recreatief verkeer de belangrijkste bron voor mobiliteit is. Zo zijn projecten van de grond gekomen om mensen die in een bepaalde gemeente werken, te bewegen om daar ook te gaan wonen. Het omgekeerde is ook mogelijk: mensen die in een bepaalde gemeente wonen ertoe bewegen een baan te aanvaarden in of nabij de eigen woonplaats. Een voorbeeld van dit laatste is het project 'werken waar u woont' dat in de periode november 1992 tot april 1995 is uitgevoerd.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Het is geen toeval dat het 'werken waar u woont' project in Flevoland is opgezet. In deze provincie is al heel lang sprake van een discrepantie tussen wonen en werken, welke zich vertaalt in een grote stroom uitgaande pendel. Hoewel deze pendel relatief de laatste jaren iets afneemt, neemt de groep pendelaars in absolute aantallen nog steeds toe. In Almere bijvoorbeeld steeg de groep pendelaars tussen 1984 en 1993 van 10.314 naar 24.800 mensen. Dat betekent dat in 1993 bijna 60% van de beroepsbevolking van Almere pendelt. Voor de gehele provincie schommelt het percentage pendelaars van de beroepsbevolking in de periode 1992-1995 rond 43%. De zeer grote uitgaande pendel (zowel in percentages als in absolute aantallen) veroorzaakt dagelijks een hoge mobiliteit in en rond Flevoland. Dit leidt niet alleen tot congestieproblemen maar ook tot afvloeiing van koopkracht naar werkJocaties en tot het gevaar dat gemeenten alleen woongemeenten worden. Tegen de achtergrond van een hoge uitgaande pendel is het project 'werken waar u woont' van start gegaan. Het initiatief is genomen door de Provincie Flevoland, het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening (RBA) en de zes gemeenten die Flevoland rijk is: Almere, Zeewolde, Lelystad, Dronten, Noordoostpolder en Urk. Al deze partijen droegen financieel bij aan het project. Daarnaast was er fmanciële ondersteuning van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM. De samenstelling van dit gezelschap wijst er al op dat het terugdringen van congestieproblemen niet het enige doel was van het project. In het in 1992 opgestelde projectprotocol waarin de initiatiefnemers het project beschrijven en hun eigen rol definiëren is het doel van 'werken waar u woont' als volgt omschreven: Binnen het streven de economische ontwikkeling van Flevoland met kracht te bevorderen door onder andere het productiemilieu te versterken heeft het project 'werken waar u woont' tot doel het bemiddelen op de arbeidsmarkt van de uitgaande pendel Binnen deze globale beschrijving was er plaats voor de doelen die de afzonderlijke partijen voor ogen stonden. In de diverse stukken die rond de start van het project zijn geproduceerd komen we omschrijvingen tegen als: • verbetering van de acquisitie van nieuwe bedrijven doordat aan bedrijven niet alleen grond en faciliteiten, maar ook arbeidskrachten ter beschikking konden worden gesteld; • een betere positie van Arbeidsvoorziening tegenover werkgevers in Flevoland; • meer vacatures die anders niet gemeld zouden zijn; • afname van de groei van het woon-werk-verkeer op de wegen van en naar Flevoland; • het opvullen van lang openstaande, moeilijk vervulbare vacatures. Kern van het project 'werken waar u woont' was het aanbieden van vacatures in Flevoland aan pendelaars die te kennen hadden gegeven interesse te hebben in een baan op kortere afstand van hun woning. De belangrijkste activiteit was het aanleggen van een pendelbestand en het bemiddelen van werkzoekende pendelaars. Wel dienden de 2
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
consulenten van de arbeidsbureaus die de bemiddeling uitvoerden, alvorens over te gaan tot het bemiddelen van pendelaars, eerst te kijken naar geschikte kandidaten onder de werkzoekenden uit het reguliere bestand. Dit om verdringing tegen te gaan. Wanneer na tien dagen geen kandidaten geselecteerd konden worden uit dit bestand, kon het pendelaarsbestand geraadpleegd worden. De uitvoering van het project was in handen van een projectbureau dat onder het RBA ressorteerde. Er werd een projectcoördinator aangesteld die verantwoordelijk was voor de dagelijkse leiding. De kosten van het project waren geraamd op gemiddeld fi. 300.000,- per jaar, waarvan fi. 150.000,- op rekening kwam van de provincie, fi. 50.000,- door de gemeenten werd opgebracht, fi. 50.000,- door het RBA werd bijgedragen en fi. 50.000,- door de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM. Bij de start van het project is de verwachting uitgesproken dat het project binnen drie jaar kostendekkend zou kunnen functioneren, hetgeen in fasen diende te worden gerealiseerd. Kostendekkend betekent in dit verband het tot stand brengen van zo'n 200 bemiddelingen per jaar. Om dit doel te bereiken was men van plan om in het tweede jaar van het project voor elke geslaagde bemiddeling aan het hiervan profiterende bedrijf een bedrag van fi. 750,- in rekening te brengen, oplopend naar een bedrag van fi. 1.500,- in het derde jaar. De opbrengsten van het project moesten gepaard gaan met een gelijktijdige evenredige vermindering van de bijdragen van de participanten van het project. Na een jaar bleek dat het streven van 200 bemiddelingen per jaar onhaalbaar was, en de verwachting werd bijgesteld. Het nieuwe streven was het realiseren van tenminste 50 bemiddelingen per jaar. Maar na nog een jaar werd duidelijk dat ook dit voornemen in de gekozen opzet niet waargemaakt kon worden. In het voorjaar van 1995 waren in totaal ongeveer 20 pendelaars met succes bemiddeld naar een andere baan. De conclusie luidde dat het project niet aan de verwachtingen beantwoordde en niet kostendekkend kon worden uitgevoerd; het project werd in het voorjaar van 1995 voortijdig stopgezet.
1.2 De vraagstelling van het onderzoek Bij een zo gering aantal geslaagde bemiddelingen is het niet overdreven om te stellen dat 'werken waar u woont' mislukt is. Voorliggend evaluatierapport is er niet op gericht om dat nog eens in extenso vast te stellen. Wel willen we de factoren achterhalen die voor het geringe succes verantwoordelijk zijn, alsmede de factoren die in de toekomst voor succes zouden kunnen zorgen. We hebben daarom de probleemstelling van de evaluatie als volgt geformuleerd: Welke factoren zijn verantwoordelijk voor slagen of falen van een project als 'werken waar u woont', dat gericht is op het bemiddelen van pendelaars die in de eigen woonplaats willen werken? 3
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
We hebben deze probleemstelling zo geformuleerd dat weliswaar duidelijk is dat onze bevindingen gestoeld zijn op de evaluatie van 'werken waar u woont', maar dat tevens de relevantie voor mogelijke toekomstige soortgelijke projecten wordt aangegeven. Bij het aanwijzen van slaag- en faalfactoren denken we in de eerste plaats aan de manier waarop een project organisatorisch vormgegeven wordt. We willen uit 'werken waar u woont' lering trekken aangaande de wijze waarop een soortgelijk project moet worden opgezet en uitgevoerd om succes te boeken. Maar een projectorganisatie bestaat niet in het luchtledige. We hebben te maken met de context waarin zon project moet worden opgezet. Wil een project slagen, dan zal het toegesneden moeten zijn op die context. Daarbij denken we uiteraard allereerst aan de pendelaars waar het om gaat. Niet alleen moeten er voldoende pendelaars zijn die eigenlijk liever dichter bij huis willen werken, ook moeten we ons rekenschap geven van de positie waarin ze verkeren, van hun ambities en wensen. Een project dat erop gericht is deze pendelaars een baan in de eigen woonplaats te bezorgen zal goed rekening moeten houden met de wensen van de pendelaars. Die willen immers voordeel behalen bij een overstap naar een andere baan. Een tweede belangrijke component van de context van een project als 'werken waar u woont' is de vraagzijde van de arbeidsmarkt, oftewel de wensen van de werkgevers. Wanneer er geen vraag (latent of manifest) is naar arbeidskrachten, of meer in het bijzonder naar arbeidskrachten met de kenmerken van de pendelaars waar het om gaat, zal een project nooit kunnen slagen. Als die vraag bestaat, zal men die goed moeten kennen (of mobiliseren) en goed rekening moeten houden met de precieze aard van de vraag, willen succesvolle bemiddelingen totstandkomen. Zodoende zijn er drie 'pijlers' onder 'werken waar u woont' te onderscheiden; drie gebieden waarbinnen slaag- en faalfactoren kunnen optreden: de organisatorische vormgeving van het project, de pendelaars en de werkgevers. Op al deze drie gebieden gaan we kort in, om aan te geven aan wat voor slaag- en faalfactoren we moeten denken.
De opzet en organisatie van het project Bij de aanvang van het project zijn bepaalde keuzes gemaakt ten aanzien van de vormgeving ervan. De vraag is of dat de juiste keuzes zijn geweest. Vervolgens is tijdens de uitvoering van het project een bepaalde invulling gegeven aan de afspraken. De vraag is of dat een optimale invulling is. Wanneer we in dit rapport de belangrijkste elementen van de organisatie van 'werken waar u woont' onderzoeken, stellen we ons steeds beide vragen: zijn de organisatieprincipes adequaat en is de invulling optimaal geweest? We stellen deze vragen niet ten aanzien van alles wat er in de loop van de drie jaar dat het project gedraaid heeft is gebeurd, maar ten aanzien van een aantal elementen die cruciaal
ri
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
voor de opzet en de uitvoering van het project kunnen worden beschouwd: de deelnemende partijen, de werkwijze die gevolgd is en de instrumenten die zijn ingezet. Gegeven de doelstellingen van 'werken waar u woont' waren er meer partijen nodig om tot een succesvol project te komen. Voor de feitelijke bemiddeling was het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening met de daaronder ressorterende arbeidsbureaus noodzakelijk. Gezien het streven om het pendelbestand bij de acquisitie van bedrijven te gebruiken vormden ook de gemeenten van Flevoland een onmisbare partij. In het algemeen is de vraag dus relevant: welke partijen heb je nodig voor zon project, wat wordt er van ze verwacht, en in hoeverre slagen die partijen erin om te doen wat er van ze verwacht wordt? Andere elementen die kenmerkend voor het project kunnen worden genoemd hebben betrekking op keuzes ten aanzien van de organisatie: het onderbrengen van het projectbureau en de feitelijke bemiddeling bij het arbeidsbureau, de manier waarop pendelaars in het project werden ingeschreven, en de 10-dagen-termijn waarbinnen eerst het reguliere bestand moest worden geraadpleegd. Ten slotte onderscheiden we een aantal elementen die te maken hebben met de instrumenten die de uitvoerders van het project ter beschikking stonden: de opschoning van het pendelbestand, mailings onder bedrijven en een vacaturekrant. Bij elkaar worden in dit rapport de volgende acht elementen van het project nader bekeken: • Betrokken partijen; • Het projectbureau als onderdeel van het arbeidsbureau; • Inschrijving van de pendelaars; • Opschoning van het pendelbestand; • Mailing onder bedrijven; • De vacaturekrant; • De 10-dagen-termijn; • Bemiddeling.
Het aanbod: de pendelaars Het tweede gebied waarop slaag- en faalfactoren te vinden kunnen zijn is dat van de pendelaars. Welke overwegingen speelden een rol bij pendelaars om deel te nemen aan het project? Was het de woon-werk-afstand of de ontevredenheid over hun huidige baan? Welke overwegingen spelen een doorslaggevende rol wanneer een keuze moet worden gemaakt voor een andere baan? De antwoorden op deze vragen maken duidelijk met welke push- en pull-factoren de pendelaar te maken heeft. Het gaat hierbij om zowel factoren die beïnvloeden in welke mate pendelaars open staan voor een nieuwe baan als factoren die doorslaggevend zijn in het beslissingsproces dat in gang wordt gezet als een baan wordt aangeboden.
Regiopian
Onderzoek Advies en Informatie
Wat betreft de pendelaars zijn de volgende punten relevant: • Beleving van het huidige werk; • Beleving van het huidige pendelen; • Verwachtingen ten aanzien van 'werken waar u woont'; • Verwachtingen ten aanzien van een nieuwe baan; • Afwegingen waimeer men met een vacature te maken krijgt.
De vraag: de werkgevers Het derde gebied waar slaag- en faalfactoren te vinden kunnen zijn is dat van de vraagzijde van de arbeidsmarkt. Uiteindelijk zijn het de werkgevers die pendelaars aan een baan dichter bij huis moeten helpen èn degenen die moeten betalen voor iedere succesvolle bemiddeling. Indien er zich vraag naar arbeidskrachten voordoet is het belangrijk om vast te stellen of de groep pendelaars zich onderscheidt van andere werkzoekenden. Beschikt de groep over specifieke kenmerken die aantrekkelijk zijn voor werkgevers? Kan, hiermee samenhangend, het project gezien worden als een aanvulling op bestaande wervingskanalen? Zo ja, wat is dan de meerwaarde van dit wervingskanaal voor werkgevers? Ten slotte moet het project zich bewijzen als middel om de vraag om te zetten in nieuwe banen voor pendelaars. De manier waarop dit gebeurt, de interactie tussen het project (of de arbeidsbureaus) en de werkgevers die wellicht vacatures voor pendelaars in de aanbieding hebben, is het laatste punt dat bij de vraagzijde aan de orde komt. Bij elkaar zijn, wat betreft de vraag, de volgende elementen relevant: • Een vergelijking van de pendelaar met andere sollicitanten; • De wervingskanalen van werkgevers; • De interactie tussen de werkgevers en het project.
1.3 Opzet en uitvoering van het onderzoek Voor het beantwoorden van de probleemstelling is zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie verzameld. Om inzicht te krijgen in de organisatie van het project hebben we gesprekken gevoerd met direct betrokkenen bij het project zoals vertegenwoordigers van de Provincie, het RBA en de gemeenten, met projectmedewerkers zelf en met enkele werkgevers. Daarnaast is bestaand materiaal bestudeerd: interne evaluatierapporten van het project en materiaal over de arbeidsmarkt van Flevoland, geproduceerd door het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening in Flevoland.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
De gesprekken met sleutelinformanten en de analyse van bestaand materiaal dienden tevens als voorbereiding op het ontwikkelen van de vragenlijst voor een telefonische enquête onder pendelaars. Onder pendelaars is een telefonische enquête afgenomen. Op deze wijze konden we in relatief korte tijd uitgebreide informatie verkrijgen over een grote groep pendelaars, onder andere over hun achtergrondkenmerken en hun redenen voor deelname aan het project. Deze gegevens zijn aangevuld met interviews waarmee een diepgaander beeld kon worden verkregen van de precieze afwegingen die de pendelaars maken bij het aanvaarden van een nieuwe werkkring. Aan het eind van de projectperiode stonden nog 1.030 pendelaars ingeschreven in het bestand. Bij 251 pendelaars van deze groep is een telefonische enquête afgenomen. In de enquête is ingegaan op de hiervoor genoemde push- en puil-factoren zoals het huidige werk, de bereikbaarheid daarvan, de reden voor deelname aan het project, de beschikbare vacatures en de arbeidsmarktoriëntatie in het algemeen. Behalve bij deze groep is eveneens een telefonische enquête afgenomen bij pendelaars die tijdens hun deelname aan het project één of meer vacatures aangeboden hadden gekregen maar die voor het einde van de projectperiode waren uitgeschreven. Uit deze groep zijn 150 personen geënquêteerd. Aan hen is, zij het met enige aanpassingen, eenzelfde vragenlijst voorgelegd als aan de nog ingeschreven pendelaars. Op deze manier zijn in totaal 401 pendelaars ondervraagd. In de telefonische enquête is aan de pendelaars gevraagd of zij bereid waren deel te nemen aan een interview. Hierop gaven 244 (61 %) pendelaars een bevestigend antwoord. Met 25 pendelaars uit deze groep is een gesprek gevoerd waarin met name de afwegingen van pendelaars aan bod kwamen bij hun keuze om eventueel van baan te veranderen. Het accent in deze gesprekken lag dan ook op de vraag welke aspecten het meest doorslaggevend zijn bij het beoordelen van een nieuwe baan. Is het de reistijd naar het werk die pendelaars doet besluiten om een baan dichter bij huis te aanvaarden of spelen aspecten die betrekking hebben op de baan zelf een beslissende rol? Om zicht te krijgen op dit afwegingsproces zijn alleen pendelaars geselecteerd die één of meer vacatures aangeboden hadden gekregen. Daarnaast is gelet op differentiatie in opleiding. We hebben in dit rapport citaten uit de interviews gebruikt wanneer die op karakteristieke of kernachtige wijze visies of standpunten onder woorden brengen.
1.4 Opbouw van het rapport Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de arbeidsmarkt in Flevoland, waarin het pendelbestand wordt afgezet tegen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, teneinde de positie te bepalen van de groep pendelaars op de arbeidsmarkt in Flevoland.
7
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
We geven in dit hoofdstuk alvast een schets van twee van de drie pijlers van 'werken waar u woont': de pendelaars en de werkgevers. Hoofdstuk 3 beschrijft de eerste peiler van het project 'werken waar u woont': de opzet, de Organisatie en de concrete activiteiten van het projectbureau, alsook de bemiddeling door de arbeidsbureaus tussen vraag en aanbod. In hoofdstuk 4 gaan we dieper in op de pendelaars, die in hoofdstuk 2 al als aanbieders op de arbeidsmarkt naar voren kwamen. We vullen het profiel van de bij 'werken waar u woont' ingeschreven pendelaars nader in via onder andere een beschrijving van de redenen voor deelname en van de afwegingen bij een vacature-aanbod. Vervolgens gaan we in hoofdstuk 5 in op de mogelijke betekenis van het project voor werkgevers In hoofdstuk 6 worden de slaag- en faalfactoren zoals die uit de voorafgaande hoofdstukken zijn te distilleren bij elkaar gebracht.
0
Regioplan
2.
Onderzoek Advies en Informatie
DE ARBEIDSMARKT IN FLEVOLAND
Een bestand met 4.200 pendelaars die geïnteresseerd zijn in een baan binnen de provincie is op zich niet voldoende voor een geslaagd project. Er moet natuurlijk ook vraag naar deze mensen zijn. Hebben ze wat te bieden waaraan behoefte bestaat en dat niet al door andere werkzoekenden geboden wordt? In dit hoofdstuk proberen we de pendelaars in twee opzichten te profileren: ten eerste tegenover de reguliere werkzoekenden die bij de arbeidsbureaus in Flevoland zijn ingeschreven, en ten tweede tegenover de vacatures die door werkgevers bij de arbeidsbureaus worden gemeld. Uiteraard geven we hiermee maar een beperkt beeld van de arbeidsmarkt in Flevoland. Niet iedereen die op zoek is naar een baan schrijft zich in bij het arbeidsbureau. Omgekeerd gebruiken werkgevers meer wervingskanalen dan alleen het arbeidsbureau. Toch is het in dit geval zinvol om naar vraag en aanbod te kijken zoals die bij de arbeidsbureaus bekend zijn, omdat het project 'werken waar u woont' binnen de arbeidsbureaus is uitgevoerd. Daar concurreren de reguliere werkzoekenden en de pendelaars met elkaar om de daar aangemelde vacatures. Hieronder gaan we in paragraaf 2.1 eerst in op het aanbod van arbeidskrachten, inclusief de pendelaars. We maken op een aantal kenmerken een vergelijking tussen de groep pendelaars en de werkzoekenden uit het reguliere bestand van de arbeidsbureaus. Vervolgens besteden we in paragraaf 2.2 aandacht aan de vraagkant, waarbij we een overzicht geven van aangemelde vacatures bij de arbeidsbureaus. Door pendelaars en andere werkzoekenden te vergelijken met de vraag naar arbeidskrachten ontstaat een beeld van de kansen van pendelaars om een baan te vinden op de arbeidsmarkt in Flevoland.
2.1 Het aanbod De groep werkzoekenden in het reguliere bestand van de arbeidsbureaus omvat in 1995 in totaal 21.725 personen, waarvan 15.416 personen niet werken en 6.309 personen wel werken. Wanneer we de kenmerken van de pendelaars beschrijven gaat het niet om het oorspronkelijke pendelbestand van 4.200 personen. Dat was niet meer beschikbaar voor analyse. We hebben ons dus beperkt tot het pendelbestand zoals dat ten tijde van het onderzoek bestond (1.030 personen) en de steekproef uit het pendelbestand die door ons is geënquêteerd (401 personen). Dit verklaart ook de verschillende totalen die in de tabellen hieronder verschijnen. Afwijkingen ontstaan tevens doordat niet alle vragen door alle geënquêteerden zijn beantwoord. We vergelijken de pendelaars met de reguliere werkzoekenden op de kenmerken leeftijd, opleidingsniveau en soort ftnctie waarnaar men op zoek is.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Pendelaars zijn gemiddeld ouder dan de reguliere werkzoekenden. De grootste verschillen doen zich voor in de leeftijdsgroep tot 30 jaar. In het reguliere bestand maakt deze groep 38% uit van het totale aanbod, terwijl in het pendelaarsbestand deze categorie ongeveer 15% van het totale bestand uitmaakt. Daarentegen is de groep 30-50 jarigen sterker vertegenwoordigd in het pendelaarsbestand dan in het reguliere bestand. Nog grotere verschillen doen zich voor ten aanzien van het opleidingsniveau van de pendelaars en de reguliere werkzoekenden. Het percentage laaggeschoolden is in het reguliere bestand veel groter dan in het pendelaarsbestand. Dit laatste bestand bevat veel meer hooggeschoolden. De tabellen 2.1 en 2.2 geven een overzicht van de leeftijdsopbouw en het opleidingsniveau van beide bestanden. Door afwijkende manieren waarop gegevens zijn geregistreerd lopen de verschillende categorieën niet geheel parallel. Tabel 2.1 Vergelijking leeftijd pendelaars met het reguliere bestand. Leeftijd
Pendelaars
Regulier bestand
abs. %
leeftijd abs. % < 19jaar 825 4
21 tlm 30 jaar
150 15
19-29 jaar 7.428 34
31 t/m 40 jaar
487 48
30 - 39 jaar 6.472 30
41 t/m 50 jaar
346 34
40 - 49 jaar 5.120 24
33 3
> 50 jaar 1.880 9
> 51 jaar Totaal
1.016 100
21.725 100
Tabel 2.2: Vergelijking opleidingsniveau pendelaars met reguliere bestand. Opleiding
Pendelaarsbestand
abs. % basisonderwijs
Regulier bestand abs.
%
16 2
3.040 14
LBO/MAVO
155 15
8.224 38
HAVONWO/MBO
464 46
7.236 33
HBO
312 31
2.532 12
WO
69 7
Overige Totaal
10
1.016 100
601
3
92
0
21.725 100
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
We zien dat de groep pendelaars vergeleken met de reguliere werkzoekenden een specifieke groep is; het gaat vooral om mannen (76% is man) met een middelbare tot hogere opleiding in de leeftijd van 30-50 jaar. In onderstaande tabel worden de functies waar de werkzoekenden uit beide bestanden naar op zoek zijn met elkaar vergeleken. Ook is opgenomen de soort functie waarin de pendelaars op dit moment werkzaam zijn. Tabel: 2.3 Vergelijking functies reguliere bestand en pendelbestand. reguliere bestand
pendelbestand
abs. %
gewenste functie
huidige functie
abs. %
abs.
%
administratieve functies
4.821
17
59
24
75
19
leidinggevende/beleidsuitvoerende
1.016
4
28
12
73
18
medisch/verzorgend
519
2
6
2
16
4
wetenschappelijke functies
241
1
4
8
2
technische functies
2.537
9
41
17
73
18
horeca functies
1.722
6
2
1
6
2
285
1
30
12
38
10
functies
automatisering
2
commerciële functies
3.677
13
20
8
24
6
transport
1.148
4
8
3
9
2
huishoudelijke functies
1.401
5
1
-
1
-
410
1
6
2
10
3
1.039
4
11
5
10
3
produktie
7.010
25
4
2
2
1
verzorgend
1.194
4
5
2
12
3
overig
908
6
17
7
35
9
Totaal
27.9281
onderwijs maatschappelijke/sociale dienstverlening
1
100
2422
100
392
100
Dit aantal komt boven het totaal aantal ingeschreven werkzoekenden uit omdat men voor meer functies ingeschreven kan
staan. 2
Verschil in de totalen tussen de pendelaars met gewenste functie en de huidige functie wordt veroorzaakt doordat niet alle
pendelaars de vraag hebben beantwoord naar welke functie ze op zoek zijn.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Het meest opvallende verschil doet zich voor ten aanzien van de produktiefuncties. Weinig pendelaars, 2%, zoeken een functie in de produktie, hetgeen gelet op het opleidingsniveau niet verwonderlijk is. Daarentegen zoekt 25% van de reguliere werkzoekenden een baan in de produktie. In vergelijking tot de werkzoekenden uit het reguliere bestand zoeken veel meer pendelaars functies in de automatisering. De pendelaars die deze functies ambiëren hebben in getalsmatig opzicht de minste concurrentie te vrezen van de reguliere werkzoekenden. Daarnaast zijn er ook relatief meer pendelaars dan reguliere werkzoekenden die leidinggevende functies, technische functies en administratieve functies zoeken. Tot slot doen zich kleine verschillen voor tussen de type functies waar pendelaars nu in werkzaam zijn en waar zij naar zoeken. Met name in de administratieve en leidinggevende functies doen zich verschillen voor. Gezien de geringe celvulling is het moeilijk om vergaande conclusies te trekken. Een schetsmatig profiel van de pendelaars leert dat ze zich ten opzichte van de reguliere werkzoekenden onderscheiden doordat ze relatief vaker zoeken naar administratieve, leidinggevende, technische en automatiseringsfuncties, en relatief minder naar commerciële functies en functies in produktie en horeca.
2.2
De vraag
Bij de kenschets van bij de arbeidsbureaus gemelde vacatures beperken we ons tot de verschillende typen functies; gevraagde leeftijd en opleidingsniveau zijn niet of onvoldoende bekend. Het aantal in 1994 bij Arbeidsvoorziening aangemelde vacatures in Flevoland bedraagt 4.453. De onderwUssector kent veruit het grootste aantal vacaturemeldingen. Vanwege de TWAO-regeling, die inhoudt dat alleen werkloze onderwijskrachten in aanmerking komen voor een baan, zijn deze vacatures voor de pendelaars niet zo interessant. Zo blijven 3.390 voor pendelaars relevante functies over. Er is vooral vraag naar produktiefuncties, technische functies, administratieve functies en commerciële functies. Voor alle functiesoorten geldt dat er meer vacatures zijn dan pendelaars die zon baan willen. Vergeleken met het profiel van pendelaars zoals dat uit de vorige paragraaf naar voren komt zijn er twee functiesoorten waar relatief veel vraag naar is en waar onder pendelaars relatief veel belangstelling voor bestaat: administratieve en technische functies. Op andere punten sluiten vraag en aanbod wat betreft pendelaars minder goed op elkaar aan. Voor de veel gevraagde commerciële functies en functies in de produktie hebben de pendelaars relatief weinig belangstelling. Daartegenover is er naar de functies waarvoor ze wèl belangstelling hebben (leidinggevende functies en functies in de automatisering) weinig vraag. Tabel 2.4 geeft een overzicht.
12
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Tabel 2.4: Aangemelde vacatures naar functiesoort in 1994.
abs.
%
administratieve functies
520
12
leidinggevende/beleidsuitvoerende functies
195
4
79
2
medisch/verzorgend wetenschappelijke functies
9
technische functies
532
12
horeca functies
270
6
69
2
471
11
86
2
216
5
1.063
24
maatschappelijke/sociale dienstverlening
171
4
produktie
600
13
verzorgend
165
4
automatisering commerciële functies transport huishoudelijke functies onderwijs
nader te bepalen Totaal
7 4.453
100
2.3 Conclusies We stellen vast dat de pendelaars ten opzichte van de reguliere werkzoekenden, ondanks hun hogere leeftijd, geen ongunstige arbeidsmarktpositie hebben. Ze zijn hoger opgeleid en hebben werkervaring terwijl de reguliere werkzoekenden relatief laaggeschoold zijn en velen van hen langdurig werkloos zijn. Daarnaast geldt dat voor de meeste typen functies waarin de pendelaars geïnteresseerd zijn, er een redelijk aantal vacatures wordt aangemeld bij de arbeidsbureaus. Aangezien echter het aanbod van arbeidskrachten, inclusief de regulier bij de arbeidsbureaus ingeschrevenen, de vraag verre overtreft, is er sprake van behoorlijke concurrentie om vacatures. Voor geen enkele functie zijn de pendelaars, kwantitatief gezien, nodig om aan de vraag te voldoen. 13
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
De pendelaars staan er in die concurrentie relatief het gunstigst voor als het gaat om administratieve en technische functies. Er is relatief veel vraag naar administratieve en technische medewerkers, terwijl de pendelaars, zowel wat betreft huidige functie als wat betreft gewenste functie, beter in deze functies vertegenwoordigd zijn. Voor twee andere functies, namelijk commerciële functies en functies in de produktie, geldt het omgekeerde: daar is het aanbod in het reguliere bestand vergeleken met het pendelbestand erg groot. Leidinggevende functies of functies in de automatisering worden door de pendelaars relatief vaak gewenst, terwijl er relatief weinig aanbod binnen het reguliere bestand is. De concurrentiepositie van de pendelaars ten opzichte van de reguliere werkzoekenden is hier dus het sterkst. Probleem is echter dat er ook weinig vraag is naar medewerkers met deze vaardigheden; althans er worden weinig vacatures bij de arbeidsbureaus gemeld. Als het erom gaat extra vacatures te werven voor pendelaars liggen dus leidinggevende functies en functies in de automatisering het meest voor de hand. Uiteraard is hiermee slechts een globale schets gegeven, zowel van het profiel van de pendelaars als van de vraagzijde. We hebben slechts over hoofdgroepen gesproken. Welke specifieke kwaliteiten gevraagd en aangeboden worden, en om welke specialismen het gaat, konden wij niet nagaan. Of individuele pendelaars werkelijk kans van slagen maken kan slechts blijken in de praktijk.
14
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
3. HET PROJECT
Zo'n 40.000 inwoners van Flevoland hebben hun werk op het oude land. Een tiende van hen, ruim 4.000 pendelaars, heeft te kennen gegeven belangstelling te hebben voor een baan in de eigen provincie. En hoewel het aantal bij de arbeidsbureaus ingeschreven werkzoekenden het aantal vacatures verre overtreft, kan men toch zeggen dat de pendelaars in een behoefte zouden kunnen voorzien. Hun opleiding is gemiddeld hoger dan die van de reguliere werkzoekenden en er is een aantal functies waarvoor zij meer dan gemiddeld gekwalificeerd zijn en waarvoor zij meer dan gemiddeld belangstelling hebben. Op het eerste gezicht is er dus aan voldoende voorwaarden voldaan om aan een project als 'werken waar u woont' te beginnen. Daarbij gaat het er in essentie om dat vraag en aanbod, die beide zoals we zagen specifieke kenmerken bezitten, met elkaar in contact worden gebracht. De vraag is dan natuurlijk hoe zon project moet worden vormgegeven om zo veel mogelijk resultaat te behalen. Bij de aanvang van 'werken waar u woont' zijn bepaalde keuzes gemaakt met betrekking tot opzet en organisatie. Vervolgens is in de fase van uitvoering invulling gegeven aan de gemaakte afspraken en zijn oplossingen gezocht voor gerezen problemen. Achteraf is het gemakkelijk oordelen over wat er goed en wat er fout gegaan is. Wanneer we hieronder nader ingaan op het project en op de manier waarop dat in de praktijk is ingevuld hebben we niet de bedoeling om met een beschuldigende vinger te wijzen naar welke instantie of persoon dan ook. Wel willen we slaag- en faalfactoren op het spoor komen die bij toekomstige vergelijkbare projecten een rol kunnen spelen. Wanneer men zich van die slaag- en faalfactoren bewust is kan een toekomstig project met meer kans van slagen worden opgezet. Dit hoofdstuk bestaat hierna uit een aantal paragrafen waarin verschillende aspecten van het project aan bod komen. Daarbij gaat het om zaken als de betrokken partijen, de wijze waarop de begeleiding van het project plaatsvond, de inbedding van het projectbureau in de Organisatie van Arbeidsvoorziening, de 10-dagen-termijn, de wijze waarop contacten zijn vormgegeven met zowel de pendelaars als de aanbieders van vacatures, en de bemiddeling tussen pendelaars en werkgevers. In iedere paragraaf besteden we eerst aandacht aan de opzet en Organisatie van het project. Vervolgens gaan we na hoe een en ander in de praktijk is uitgepakt. Steeds gaat het erom slaag- en faalfactoren te benoemen die het verloop van het project hebben bepaald. We besluiten met enkele conclusies.
3.1 De betrokken partijen De participanten in het project waren, zoals al in de inleiding vermeld, de Flevolandse gemeenten Almere, Lelystad, Dronten, Zeewolde, Urk en Noordoostpolder, het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening (RBA) Flevoland en de provincie Flevoland. Deze
15
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
partijen hebben in 1992 een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin over en weer rechten en plichten zijn vastgelegd. De uitvoering lag in handen van het RBA dat voor de dagelijkse leiding van het project een projectbureau installeerde met aan het hoofd een projectleider. Op afstand werd het project gestuurd door een begeleidingsgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemende partijen, aangevuld met de Kamer van Koophandel Flevoland. De ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM ondersteunden het project financieel, maar waren niet in de begeleidingsgroep vertegenwoordigd. De betrokken partijen weerspiegelen op zichzelf op adequate wijze de doelstellingen van het project. Het RÏ3A was uiteraard onmisbaar omdat het er uiteindelijk om ging vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Dat is de core-business van het RBA, te realiseren via de arbeidsbureaus in de verschillende gemeenten. De concrete bemiddeling werd uitgevoerd door consulenten van de arbeidsbureaus. De gemeenten waren bij het project betrokken vanwege een nevendoelstelling van het project: het stimuleren van bedrijven om zich te vestigen in Flevoland. Door bedrijven voor te houden dat niet alleen gezorgd kon worden voor grond, faciliteiten en infrastructuur maar ook voor een bestand met pendelaars die graag binnen de provincie aan de slag wilden, zou het gemakkelijker worden om de acquisitie van bedrijven te verzorgen, en daarmee het economisch draagvlak van de provincie te versterken. Indien zij bedrijven naar Flevoland halen, brengt dit nieuwe werkgelegenheid met zich mee en dus meer kansen voor pendelaars. Van de andere kant zouden de bedrjfs-acquisiteurs het pendelbestand kunnen gebruiken in hun acquisitie van bedrijven. De provincie Flevoland was bij het project betrokken omdat zij de mobiliteit in de provincie terug wil dringen. Haar rol was het volgen van de voortgang van het project via het bijwonen van de vergaderingen waarin de participanten het project bespraken. De Kamer van Koophandel was gevraagd in het project te participeren vanwege haar relatie met de werkgevers. De rol van de Kamer van Koophandel bestond tevens uit het bijwonen van de vergaderingen waarin de voortgang van het project werd besproken. Gelet op het bovenstaande werd van het RBA en de gemeenten in principe een actievere bijdrage verwacht aan de uitvoering van het project dan van de twee andere partijen. De rol van de provincie Flevoland en van de Kamer van Koophandel zou een meer ondersteunende en enthousiasmerende moeten zijn. De praktijk leerde echter dat het RBA en de provincie Flevoland het meest enthousiast waren ten aanzien van het project. De vertegenwoordigers van de gemeenten toonden zich sceptisch. Daarbij was er onvoldoende communicatie over het project tussen deze vertegenwoordigers en de bedrjfs-acquisiteurs, zodat de bedrjfs-acquisiteurs weinig betrokken raakten bij het project. In hoofdstuk 5 komen we hier uitvoeriger op terug. De Kamer van Koophandel stelde zich terughoudend op. Zij had geen financiële inbreng, anders dan de overige partijen. Dit kwam de betrokkenheid waarschijnlijk niet ten goede. 16
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
In het overleg van de deelnemende partijen werd uitvoerig gesproken over het project en men was het erover eens dat de resultaten tegenvielen. Maar ondanks dit gemeenschappelijk inzicht, slaagde men er niet in om een gezamenlijke strategie te ontwikkelen om de resultaten van het project te verbeteren of het project bij te sturen. Zo werd voorgesteld om het project te richten op meer specifieke functies, maar hierover werd geen overeenstemming bereikt. Naast de 'dragende partijen waren bij 'werken waar u woont' nog vele bedrijven betrokken die onderdelen van het project uitvoerden. Zeker negen externe bureaus waren belast met zaken als het verwerken van de inschrijfformulieren, sollicitatietrainingen, mailings, ontwerp en produktie van brochures, telefonische benadering en drukwerk. In de praktijk hebben de meeste pendelaars en werkgevers die met het project in aanraking zijn geweest, slechts contact gehad met externe bureaus.
3.2 Het projectbureau als onderdeel van het arbeidsbureau Hoewel veel activiteiten uitgevoerd werden door de daartoe bij het projectbureau aangestelde projectleider, was de concrete bemiddeling, dus het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, in handen van de consulenten van de arbeidsbureaus. Er is voor gekozen dat het bemiddelen van pendelaars deel uitmaakte van de reguliere werkzaamheden van de consulenten. De beschikbare financiën voor het project zijn niet omgezet in extra consulenten ten behoeve van de bemiddeling van pendelaars. Men ging ervan uit dat de bemiddeling mogelijk moest zijn binnen de reguliere werkzaamheden van de aanwezige consulenten. Er zijn in Nederland langzamerhand heel wat voorbeelden bekend van projecten die binnen arbeidsbureaus hebben gedraaid. Deze zijn er meestal op gericht om werkzoekenden met specifieke kenmerken aparte aandacht te geven bij het bemiddelen naar werk; bijvoorbeeld allochtonen of gedeeltelijk arbeidsgeschikten. In de praktijk van dergelijke projecten zijn twee organisatorische basis-principes herkenbaar volgens welke een uitvoerend team van consulenten is ingebed in een abeidsbureau: de autonome variant en de geïntegreerde variant. De autonome variant houdt in dat er een aanwijsbare groep consulenten is met een eigen 'case bad', speciaal belast met de uitvoering van het project. De integratie-variant betekent dat de consulenten naast hun reguliere taken ook werkzaamheden uitvoeren voor het project. Beide varianten hebben voor- en nadelen. Voordeel van de autonome variant is dat er een goed contact mogelijk is met de aanbodzijde (de werkzoekenden) en dat de taakstelling ten behoeve van het project de volle aandacht krijgt. Voordeel van de integratie-variant is dat er directe contacten met de andere consulenten zijn en dat er een goed zicht is op de eigen sector en de vacatures daarin, kortom dat er een goed contact is met de vraagzijde (de werkgevers). 17
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Aan de consulenten hebben wij gevraagd hoe zij hun activiteiten in het kader van het project inpasten in hun werkzaamheden. Het blijkt dat het project niet bij alle consulenten dezelfde plaats innam. Dit hield onder meer verband met het marktsegment waarop de consulent actief was. In de ene sector beschikte de consulent ruimschoots over geschikte arbeidskrachten via het reguliere bestand, terwijl in de andere sector de kwaliteit van pendelaars een goede aanvulling was op het reguliere bestand. Uit de gesprekken met de consulenten bleek dat waar de ene consulent het pendelbestand, de bedrjfsbezoeken en vacatures in het kader van het project beschouwde als een waardevolle aanvulling op de reguliere werkzaamheden, de andere consulent het project als belastend ervoer. 'Het kwam er nog eens boven op', 'ik zat niet op nog meer vacatures te wachten' en 'ik kon geen extra inspanningen richting pendelproject ondernemen' lieten deze laatste consulenten weten. De vraag rijst of de geïntegreerde variant in dit geval wel een gelukkige formule is. Doordat de activiteiten voor het pendelaarsproject onderdeel zijn van de reguliere werkzaamheden van de consulenten konden die geen extra tijd Vrij maken. De consulenten gaven aan dat de reguliere werkdruk al zo hoog is dat er geen tijd overblijft voor het bemiddelen van pendelaars. Bovendien hebben pendelaars een andere benadering nodig, bijvoorbeeld een meer op maat gesneden benadering en een benadering op een afwijkend tijdstip, bijvoorbeeld 's avonds. Het ontbreken van gedetailleerde informatie over de pendelaars, waarover in paragraaf 3.3 verder wordt gesproken, maakt het er ook niet eenvoudiger op om aandacht te besteden aan de pendelaars. Voor alle consulenten gold dat de activiteiten voor het pendelaarsproject moesten concurreren met de andere, reguliere werkzaamheden. De consulenten hebben duidelijk omschreven taakstellingen: ze moeten een x-aantal bemiddelingen van werklozen realiseren, ze dienen een x-aantal bedrjfsbezoeken af te leggen en een x-aantal werklozen moet naar opleidingen worden gesluisd. De consulenten hebben dan ook geen belang bij het bemiddelen van zo veel mogelijk pendelaars; daarvoor was geen aparte taakstelling geformuleerd. De frequentie van de contacten tussen de projectleider en de consulenten in de verschillende gemeenten liep uiteen. Dit had te maken met het feit dat het projectbureau was ondergebracht bij het arbeidsbureau in Almere. Daardoor had de projectleider regelmatig (bijna wekelijks) contact met de consulenten in Almere, maar veel minder met de consulenten van andere arbeidsbureaus. In Almere stond het project op de agenda van een steeds terugkerend overleg binnen de afdeling van het arbeidsbureau, zodat het project daar veelvuldig ter sprake kwam. In de andere arbeidsbureaus leefde het project minder onder de consulenten. Er bestond geen structureel overleg met de projectleider, hetgeen daar leidde tot gebrekkige informatie en weinig betrokkenheid bij het project. Deze verschillen hebben er echter niet toe geleid dat men in Almere succesvoller is geweest bij het bemiddelen van pendelaars; het aantal van 20 geslaagde bemiddelingen is te weinig om een dergelijke conclusie te kunnen trekken.
IEI
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
3.3 De inschrijving van de pendelaars In november 1992 vond een huis-aan-huis mailing in een oplage van 90.000 exemplaren plaats. Pendelaars die in Flevoland woonden en buiten de provincie werkten en interesse hadden in een baan in Flevoland konden zich met behulp van een inschrjfformulier inschrijven in het project. Dit leverde 4.200 bruikbare inschrijvingen' op. De inschrijving was laagdrempelig, getuige een door ons geïnterviewde pendelaar: "Het was heel makkelijk omje in te schrijven. Dat heb je wel met meer dingen van ach dat sturen we effe terug. Dan wordt het heel makkelijk om. . de drempel is al heel laag ". Aan het project waren geen inschrijvingskosten verbonden en ook werden er geen andere voorwaarden gesteld aan de inschrijving. Door middel van het inschrijvingsformulier konden de deelnemende pendelaars hun opleiding en het huidige beroep kenbaar maken. Daarnaast konden de pendelaars aangeven of zij onder dit beroep opgenomen wilden worden in het pendelbestand. Op basis van deze informatie beslisten de consulenten of een pendelaar bij een aangeboden vacature in aanmerking kwam voor bemiddeling. Er vond geen persoonlijk gesprek plaats tussen de consulent en de pendelaar in tegenstelling tot de 'normale' cliënten van de arbeidsbureaus. Het was dus belangrijk voor de pendelaars om op het in.schrijfformulier, voor zover mogelijk, duidelijk hun wensen ten aanzien van een andere baan weer te geven. Waarschijnlijk zijn veel pendelaars daar echter niet direct in geslaagd, zeker ook omdat men niet stilgestaan zal hebben bij het gewicht dat in dit project werd toegekend aan de formulering op het inschrijvingsformulier. "Zelfs met de omschrijving die ik heb gegeven was dat geen functie voor mij geweest. Aan de andere kant was het zo dat, ik te neutraal heb aangegeven wat ik wil en wat ik kan. Naar aanleiding van die vacatures heb ik gedacht dat je eigenlijk heel scherp moet aangeven wat jouw wensen zijn, veel scherper dan ik gedaan heb "Er wordt ook gevraagd wat voor beroepen wilt u doen, nou dan schrijf je op CVmonteur, onderhoudsmonteur, loodgieter, maar ja verder kun je geen verklaring kwijt over wat voor soort werk in de verwarmingen. Je kunt alleen maar de grove lijnen zeg maar omschrijven en de rest niet. Kijk, want in de CV kun je toch een hele hoop kanten op".
Inschrijvingen van personen die in Flevoland woonden, buiten Flevoland werkten en interesse hadden in een baan dicht bij huis.
Iv
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Dit betekent overigens niet dat deze respondent van mening is dat de inschrijving per se mondeling gedaan moet worden; wel dat een uitgebreidere profilering noodzakelijk is voor een goede bemiddeling met daarnaast misschien een telefonisch gesprek. Andere pendelaars geven explicieter aan dat zij een schriftelijke inschrijving door middel van een inschrijfformulier niet toereikend vinden. "Ze weten niet veel van je. Niet even een persoonlijk gesprek zodat ze wat meer van je weten. Het is allemaal zo half. Ze weten niets van je, dus ze kunnen ook niets voor je doen ". Ik denk ook een beetje aan de onduidelijkheid van mijn vak, wat dat inhoudt, gewoon onbekendheid met de functie. Ik had eigenlijk gedacht dat ze telefonisch contact zouden opnemen als er een functie was om te informeren of er nog interesse was en dan zouden ze gelijk kunnen kijken naar wat mijn functie nu precies inhoudt" Bovendien vinden respondenten het gemis aan persoonlijk contact niet stimulerend. Dit laatste terwijl ze een impuls goed kunnen gebruiken omdat het project voor velen meer een 'oriëntatie' op de arbeidsmarkt is dan dat de noodzaak van een andere baan heel hoog is. "Nou er Zat niks persoonlijks bij, het is allemaal schriftelijk geweest. Er is nooit eens een keer een telefoontje geweest, nooit eens een keer een gezicht van iemand die eens iets kwam vertellen. Ik denk dat ze er ook best geld voor mogen vragen, dat stimuleert mij om eerder te zeggen 'he hoe zit dat, hoor ik nog es wat van jullie'. Het is nu even een formuliertje invullen, kost je allemaal niks "Het ontbreken van een persoonlijk gesprek voor, tijdens of na de aanbieding van een baan zie ik als een gemis. Er had een soort startdag georganiseerd moeten worden, met een vacaturebank of een presentatie over (de functies bij) de deelnemende bedrijven. Dan maak je 't ook wat actiever vanuit de deelnemer. Ik heb nu het gevoel gehad van nou ja ik vul wel een papier in, ik zie wel wat er van komt ". In augustus 1994 werden pendelaars die geïnteresseerd waren in het project uitgenodigd om zich persoonlijk in te schrijven. Deze verandering kwam voort uit een wijziging in de wet op de identificatieplicht die een persoonlijke inschrijving verplicht stelde. Omdat deze manier van inschrijven veel meer tijd vergde dan een louter schriftelijke inschrijving, is er binnen het projectbureau een extra kracht aangesteld. We hebben niet kunnen vaststellen dat de pendelaars met een persoonlijke inschrijving vaker in bemiddelingsprocedures betrokken zijn geraakt. Dit is niet geregistreerd en bovendien heeft deze manier van inschrijven niet lang geduurd omdat het project werd beëindigd.
20
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Wel werd deze benadering door het projectbureau als een belangrijke verbetering ervaren. Op deze manier ontstond een beter beeld van de pendelaars; er kwam meer inzicht in de beweegredenen, mogelijkheden en wensen van de pendelaars. Bovendien was het projectbureau in staat om geïnteresseerde pendelaars te wijzen op bijvoorbeeld consequenties van een eventuele overstap, zodat de pendelaars zich meer weloverwogen lieten inschrijven. Voor de consulenten had de summiere informatie op het inschrijiformulier tot gevolg dat ze er geen goede bemiddeling op konden baseren. Een ander knelpunt bij de inschrijfformulieren was dat deze niet waren opgebouwd volgens de PGI-systematiek met als gevolg dat een aantal gegevens 'verminkt' werden. Hierdoor trokken deze pendelaars niet de aandacht en werden dus niet geselecteerd. Later zijn de formulieren op het PGI-systeem aangepast, maar er volgden niet veel nieuwe inschrijvingen meer. De meerderheid van de pendelaars had zich bij aanvang van het project laten inschrijven. De inschrijfformulieren zijn verwerkt door consulenten en door daartoe opgeleide 'vliegende keeps' van uitzendbureau Start. Aanvankelijk werd ervan uitgegaan dat één datatypiste voldoende moest zijn om de gegevens in te voeren. Het bleek echter dat het PGI-systeem dermate complex is dat voor het omgaan met het systeem een cursus vereist was. Daarom zijn extra arbeidskrachten van Start ingehuurd en daarnaast hebben de consulenten extra tijd besteed aan het verwerken van de inschrijfformulieren. Deze extra inspanningen vergden veel meer capaciteit in tijd en geld dan was voorzien. Dit heeft de andere activiteiten, met name de bemiddeling, waarschijnlijk negatief beïnvloed. Door de langere duur van de verwerking van de inschrijfformulieren konden veel pendelaars niet meteen in het systeem worden opgenomen. Het inschrijven van alle geïnteresseerde pendelaars nam ongeveer 6 maanden in beslag.
3.4 De opschoning van het bestand Ieder jaar werd aan de pendelaars gevraagd of zij hun inschrijving wilden handhaven. Men diende hiertoe een formulier in te vullen en te retourneren. Als men niet reageerde werd men uitgeschreven uit het bestand. Aan het eind van het project stonden nog 1.030 personen ingeschreven. Deze werkwijze had twee kanten. Enerzijds bleef zo een weliswaar kleinere, maar, zo kan worden aangenomen, gemotiveerde groep pendelaars over. Aan de andere kant bleek dat de formulieren wrevel wekten bij pendelaars. De pendelaars verwachtten vacatures aangeboden te krijgen, maar moesten in plaats daarvan weer een nieuw formulier invullen, naast andere formulieren in het kader van het project 2 . Dit bevorderde niet een enthousiaste houding ten aanzien van het project. 2
Bijvoorbeeld het onderzoek naar de kwaliteit van de dienstverlening van het projectbureau, uitgevoerd door het projectbureau zelf.
21
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
"Ik ontvang alleen maar brieven in de trant van 'u bent ingeschreven, wilt u in geschreven blijven' of 'wilt u een abonnement op de vacaturekrant' en nu weer dit gedoe (kwaliteitsonderzoek) inclusief een dreigement van geen reactie dan uit het bestand
3.5 De mailing onder bedrijven Naast pendelaars werden ook vacatures geworven in het kader van 'werken waar u woont'. Om bekendheid te krijgen bij werkgevers is het pendelproject onder de aandacht gebracht van het Flevolandse bedrijfsleven door middel van een uitgebreide perscampagne, ondersteund met interviews op de radio en lokale omroepstations en lezingen voor de bedrijfskringen in de provincie. Daarnaast is begin 1994 een start gemaakt met een direct-mail-actie, met als doel vacatures voor pendelaars te werven. Allereerst is onder 700 werkgevers met meer dan 10 personeelsleden een mailing (een folder met begeleidend schrijven) gedaan. De mailing werd gevolgd door een telefonische benadering, uitgevoerd door een daarvoor ingehuurd bedrijf. In het telefoongesprek werd concreet geïnformeerd naar vacatures. Naar aanleiding van de mailing kwamen 216 reacties van werkgevers. Uiteindelijk gaven 93 werkgevers aan de consulent opdracht voor het vervullen van een vacature. Met 112 werkgevers werd het contact van de zijde van het arbeidsbureau niet gecontinueerd. In mei 1994 werd nogmaals een mailing uitgevoerd maar dan onder werkgevers met minder dan 10 en meer dan 5 werknemers. Deze mailing leverde 195 reacties van werkgevers op. Door 48 werkgevers werd een vacature gemeld. In deze ronde werd door het arbeidsbureau in 101 gevallen door tijdgebrek geen contact meer opgenomen. Zo werden in totaal naar aanleiding van de mailing 141 vacatures gemeld. Het is niet mogelijk geweest te achterhalen of al deze 141 vacatures zonder 'werken waar u woont' niet op andere wijze aan het arbeidsbureau zouden zijn gemeld. Het merendeel van de vacatures betrof vacatures op LBO-niveau. De vacatures zijn vrijwel allemaal vanuit het reguliere bestand vervuld. Dit is opmerkelijk, want hoewel dit uiteraard voor de reguliere werkzoekenden positief is, was het toch niet de bedoeling van de in het kader van 'werken waar u woont' ingezette middelen. Tabel 3.1: Niveau vacatures voortkomend uit mailing onder bedrijven.
abs.
%
90
64
MBO
35
25
HBO
12
9
4
3
Niveau vacature LBO
Universitair
22
Regioplari
Onderzoek Advies en Informatie
Het aantal van 141 vacatures was hoger dan verwacht. Normaal gesproken rekent men bij Arbeidsvoorziening op een respons van 1 â 3% bij mailings en telemarketingacties. Het gevolg was dat de helft van de contacten niet is opgevolgd. Het aantal mailings en de doelgroep van de mailings stonden bij de start van het project al vast. Dat men na de eerste mailing reeds kampte met een capaciteitsgebrek waardoor contacten niet konden worden gecontinueerd, heeft niet kunnen verhinderen dat de mailings gewoon zijn doorgegaan. De vraag is of het niet logischer zou zijn geweest de aandacht te richten op de bestaande contacten in plaats van op een nieuwe mailing die weer meer contacten met zich meebracht die met de bestaande capaciteit niet konden worden verzilverd. De bestaande contacten gaven reeds werk genoeg, zelfs zodanig dat er capaciteitsgebrek ontstond. Bovendien, ook al kwamen er niet onmiddellijk vacatures, bij intensivering en het onderhouden van de contacten (waar dus nu geen tijd voor was) zou de kans op vacatures reëel zijn. Vastgesteld kan worden dat in het project veel tijd en geld is besteed aan het bereiken van zoveel mogelijk bedrijven en weinig aan het verder uitbouwen van bestaande contacten. Dit ging ten koste van specifieke kennis over de mogelijkheden voor vacatures die de reeds bestaande contacten zouden kunnen bieden en ten koste van een intensieve kennisuitwisseling tussen het projectbureau en bedrijven.
3.6 De vacaturekrant De pendelaars hadden de mogelijkheid om zich te abonneren op de vacaturekrant, die speciaal voor hen in het leven werd geroepen. De abonnementskosten bedroegen f 90,-. In 1994 waren 200 pendelaars geabonneerd op de vacaturekrant. In de vacaturekrant wordt een wekelijks overzicht gegeven van Flevolandse personeelsadvertenties. De vacaturekrant bestaat nu nog en is gericht op werkende werkzoekenden. Van de zijde van de pendelaars kwam kritiek op de vacaturekrant. Zo vond men de abonnementskosten te hoog. Een aantal pendelaars zegde het abonnement op, omdat er nooit een interessante vacature in stond. Andere pendelaars vonden dat de vacaturekrant niets toevoegde aan bestaande informatiekanalen zoals de landelijke en provinciale dagbladen, of wisten dat op hun vakgebied toch weinig vacatures in Flevoland worden aangeboden. "Ik heb me dus wel op het vacaturekrantje van het project geabonneerd. Dat beviel me wel, maar het heeft me niets opgeleverd. ik kreeg niet een katern dat speciaal gericht was op mijn soort functies, maar een blad met het hele banenaanbod van het project ". "In een halfjaar heb ik er twee dingen uit gehaald en één daarvan staat ook al in de krant die ik lees. Op zich is het idee van zo 'n krant goed maar voor mij stond er gewoon te weinig in. ik kan beter zelf in de dagbladen kijken 23
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Ook de consulenten waren niet onverdeeld gelukkig met de vacaturekrant. Zij vonden de functie-omschrijvingen te summier waardoor pendelaars er pas na contact met de consulenten achter kwamen dat functies niet passend waren. Verder kregen zij veel kritiek te horen op de hoogte van de abonnementskosten. Ook kwam het volgens consulenten dikwijls voor dat de vacatures al waren vervuld op het moment dat pendelaars er interesse voor toonden.
3.7
De 10-dagen-termijn
Bij de bemiddeling van pendelaars gold officieel een 10-dagen-termijn. Deze regeling hield in dat voor het vervullen van een vacature allereerst zou worden gezocht in het reguliere bestand van werkzoekenden, ingeschreven bij de arbeidsbureaus ressorterend onder het RBA-Flevoland. Het ging hierbij zowel om het bestand van werkloze werkzoekenden als om het bestand van de zogenaamde positieverbeteraars (werkende werkzoekenden). Lukte de bemiddeling op deze manier niet binnen een termijn van 10 werkdagen, dan kon het bestand van pendelaars worden geraadpleegd. Volgens het RBA was de 10-dagen-termijn achteraf bezien niet nodig geweest. Ingeschreven werkzoekenden blijken zeker zo goed bemiddelbaar te zijn als de groep pendelaars. De werkloze werkzoekenden hebben al een voorsprong op de pendelaars omdat werkloze werkzoekenden direct aan de slag kunnen en niet gebonden zijn aan een opzegtermijn. In de praktijk, zo blijkt uit de gesprekken met de consulenten, is in veel gevallen (en niet alleen bij moeilijk vervulbare vacatures), zeker naarmate het project langer duurde, de 10dagen-termijn niet in acht genomen en werden pendelaars en werkzoekenden uit het reguliere bestand gelijktijdig naar een vacature verwezen. Dit bleek niet tot gevolg te hebben dat pendelaars concurrerend waren ten opzichte van de reguliere werkzoekenden. Van een verdringingseffect bij het niet naleven van de 10-dagen-termijn bleek dus geen sprake te zijn. Van de 10-dagen-termijn kon, volgens de spelregels van het project, worden afgeweken indien de aangeboden vacatures het resultaat waren van bedrjfsacquisitie en het desbetreffende bedrijf zich zou gaan vestigen in Flevoland. Het bleek echter dat de bedrijfsacquisiteurs niet op de hoogte waren van deze uitzonderingsregel, zodat de desbetreffende werkgevers ervan uitgingen dat de 10-dagen-termijn ook voor hen gold. Veel pendelaars bleken niet op de hoogte van de 10-dagen-termijn en waren verbaasd toen ze hiervan kennis namen. Zij vertelden dat zij belden met het arbeidsbureau omdat zij een passende vacature hadden zien staan en vervolgens te horen kregen dat het arbeidsbureau voor het vervullen van de vacature eerst in het reguliere bestand moest kijken. Men toonde zich hier teleurgesteld over. Hierbij moet worden opgemerkt dat alle pendelaars over de regels van het project, inclusief de 10-dagen-termijn, tijdig zijn geïnformeerd.
24
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
3.8 Bemiddeling In de bemiddeling moesten vraag en aanbod bij elkaar worden gebracht, vanzelfsprekend een essentieel onderdeel van het project. In totaal zijn 670 vacatures aangeboden aan pendelaars, waarvan 141 zijn voortgekomen uit de mailings. De meerderheid van de aangeboden vacatures, 59%, betrof een baan buiten de woonplaats van de pendelaar. Consulenten letten bij het aanbieden van vacatures niet op de woonplaats van de pendelaar. Zij voerden dit project uit onder hun reguliere werkzaamheden, waarbij in principe niet wordt gelet op woonplaats. Van de 670 vacatures is 33% vervuld via het arbeidsbureau, voor verreweg het grootste deel dus uit het reguliere bestand. Het niveau van de aangeboden vacatures en het opleidingsniveau van de pendelaars is in de volgende tabel weergegeven3 . Tabel 3.2: Niveau van de aangeboden vacatures en opleidingsniveau van de pendelaars (in percentages). niveau vacatures
opleidingsniveau
LBO
19
LBO
MBO
38
MBO
46
HBO/universitair
38
HBO/universitair 43
17
Uit deze tabel blijkt dat het niveau van de vacatures en het opleidingsniveau van de pendelaars in het algemeen geen grote verschillen laten zien. Dit sluit echter niet uit dat individuele pendelaars functies boven of onder hun niveau aangeboden hebben gekregen. Maar, zoals we nog zullen zien, in het algemeen zijn er andere redenen voor het niet aansluiten van vraag en aanbod. Afwijkend van deze tabel zijn de resultaten van de mailing onder bedrijven, die een groot aanbod van laaggeschoolde functies opleverde. Een reden hiervoor hebben we niet kunnen achterhalen. Uit de enquête blijkt dat iets meer dan een kwart, 27%, van de groep pendelaars die aan het einde van het project nog stonden ingeschreven, een vacature aangeboden heeft gekregen. De meerderheid van de pendelaars heeft dus geen vacature aangeboden gekregen. Aan de pendelaars in deze laatste groep is gevraagd naar wat zij dachten dat de redenen waren waarom zij geen vacature aangeboden hadden gekregen. Bijna tweederde denkt dat de oorzaak gezocht moet worden in de aard en omvang van de vraag naar arbeidskrachten
Het gaat hierbij niet om enquêtegegevens, maar om het totale aantal vacatures en de totale groep pendelaars.
25
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
in Flevoland; 27% geeft aan dat er geen vacatures in Flevoland zijn en 36% geeft aan dat er te weinig banen in de provincie zijn die aansluiten bij opleiding en ervaring. Ook in de interviews komt de werkgelegenheid in Flevoland als belangrijke factor naar voren die een rol speelt in het geringe aanbod van vacatures. Pendelaars twijfelen daarom aan de pogingen tot bemiddeling, zeker voor hoger-opgeleiden en zien meer heil in het stimuleren van de werkgelegenheid in Flevoland. "Ik denk dat je met het ontwikkelen van werkgelegenheid een veel betere bijdrage levert. Ik denk dat dat beter helpt dan dit. Kijk als je hier werk creëert dan komen mensen vanzelf wel solliciteren. Als je ieder dag een heel eind moet reizen en er komt hier in de provincie een vacature dan solliciteerje natuurlijk wel. ik weet niet wat ze zelf nou gedacht hebben. Het idee is wel aardig, maar het instrument is niet zo goed ofje moet mensen voorrang gaan geven, mensen die reizen. Maar ja, dat moeten werkgevers ook willen". Over de aansluiting tussen de aangeboden vacatures en de huidige werksituatie wordt opgemerkt: "Het waren functies die voor een deel beneden mijn niveau en soms wel op mijn niveau waren, maar dan hadden ze geen aansluiting. Het ging bijvoorbeeld een keer om een supervisor van een tele-marketing team. Dat had weinig te maken met mijn opleiding en met wat ik nu doe en wat ik opgegeven had dat ik zou willen doen. De aanbiedingen waren in geen van de gevallen een goed alternatief voor wat ik nu doe. Er was heel weinig aansluiting Bij een aantal geïnterviewden sloot het aanbod van vacatures wel aan bij wat ze zochten, maar waren er andere redenen waarom de baan niet doorging, zoals de concurrentie van andere kandidaten. Er is geen relatie te constateren tussen de arbeidsmarkt relevante kenmerken als leeftijd of geslacht en het aanbod van vacatures. Er is dus geen sprake van een relatief hoog of laag vacature-aanbod bij een bepaalde leeftijdsgroep of bij mannen of vrouwen. Bij de opleiding zien we dat pendelaars met een lagere opleiding minder vacatures aangeboden kregen dan pendelaars met een hogere opleiding. Dit verschil is echter niet significant. Evenmin hebben we een verband gevonden tussen het beroep van de pendelaars en of men vacatures heeft aangeboden gekregen. Dit wijst erop dat vraag en aanbod in het pendelaarsproject niet op een voldoende wijze bij elkaar is gebracht. Het aanbod van vacatures in Flevoland is immers niet evenredig over alle sectoren verdeeld. Zo bleek in hoofdstuk 2 dat er relatief veel commerciële en technische functies vacant zijn, hetgeen zich echter niet vertaalt in aanbod van vacatures aan pendelaars die deze kwalificaties bezitten. 26
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Dat er door de consulenten kennelijk niet speciaal op de kwalificaties van de pendelaars is gelet kan ermee te maken hebben dat het reguliere bestand voldeed aan de vraag naar arbeidskrachten, zodat voor de pendelaars weinig overbleef. Bekend is echter dat bijvoorbeeld in de technische richting veel moeilijk vervulbare vacatures zijn, waardoor deze verklaring niet voor de hand ligt. Vastgesteld kan worden dat uiteindelijk weinig pendelaars in een bemiddelingsprocedure zijn betrokken. Weinigen kregen een vacature aangeboden door het arbeidsbureau. Ook zijn er weinig pendelaars die wél waren geselecteerd door het arbeidsbureau door werkgevers uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Een belangrijke reden hiervoor heeft betrekking op het project. Te denken valt aan het feit dat de consulenten over het algemeen weinig gedetailleerde informatie hadden over de pendelaars, met name wat betreft hun kennis en ervaring en hun specifieke wensen ten aanzien van een andere baan. Dergelijke informatie is wel voorhanden over personen uit het reguliere bestand. Een andere factor betreft de pendelaars zelf. Een aantal van hen die in een sollicitatieprocedure waren verwikkeld besloot zelf om deze niet voort te zetten. Op hun motieven komen we in het volgende hoofdstuk terug. Daarnaast speelt een rol het feit dat men de bestaande contacten met werkgevers niet ten volle heeft benut. Het ontbrak daarom aan kennis over bestaande vacatures of kansen op vacatures op de langere termijn.
3.9 Conclusies De bij 'werken waar u woont' betrokken partijen zijn onder te verdelen in drie categorieën: • partijen waarvan een financiële bijdrage werd verwacht (de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat); • partijen waarvan een begeleidende bijdrage werd verwacht (de Provincie Flevoland, de Kamer van Koophandel); • partijen waarvan een actieve bijdrage werd verwacht (de Flevolandse gemeenten, het RBA). We hebben de partijen hier gerangschikt naar hun meest essentiële bijdrage; daarnaast leverden sommige partijen nog andere bijdragen, zoals de gemeenten die naast hun actieve bijdrage ook een financiële inbreng hadden, of de Provincie, die naast een begeleidende bijdrage eveneens een (aanzienlijke) financiële inbreng had. We constateren dat in de opzet van het project de noodzakelijke partijen inderdaad aanwezig waren. In theorie had men nog kunnen denken aan anderen, zoals de Vervoersregio of branche-organisaties, maar voor het welslagen van het project waren die niet onmisbaar.
27
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Wat betreft de uitvoering constateren we geen problemen bij de financiële bijdragen. De partijen hebben aan hun verplichtingen voldaan. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat de omvang van het beschikbare budget ontoereikend was om een project als 'werken waar u woont' te dragen. In de begeleidende sfeer vallen wel faalfactoren te constateren: bij de begeleidende partijen was onvoldoende en niet tijdig bekend dat het project op sommige onderdelen niet goed verliep. We denken aan het feit dat veel van de uit de mailings voortvloeiende contacten wegens tijdgebrek niet gecontinueerd konden worden. Ook slaagde de begeleidingsgroep er niet in om tijdig de bakens te verzetten (bijvoorbeeld door zich meer te concentreren op bepaalde groepen kansrijke pendelaars) toen bleek dat het project onvoldoende resultaat opleverde. Bij de actieve bijdrage gaat het om de gemeenten en het RBA. Hier constateren wij dat de communicatie tussen de vertegenwoordigers van die partijen in de begeleidingsgroep aan de ene kant en degenen die het feitelijke werk moesten doen aan de andere kant, gebrekkig verliep. Het specifiek door de gemeenten te verzorgen gedeelte van het project - de acquisitie van bedrijven met gebruikmaking van het pendelbestand - is onder andere door gebrekkige communicatie tussen gemeentelijke vertegenwoordigers en gemeentelijke bedrjfs-acquisiteurs niet uit de verf gekomen. Ook de communicatie tussen de in de begeleidingsgroep vertegenwoordigde projectleider en de consulenten van de arbeidsbureaus was niet zodanig dat de doelstellingen van het project op de werkvloer werden gedragen. Hier spelen echter ook twee andere factoren een rol: * De keuze om het project in de reguliere werkzaamheden van de consulenten te integreren en niet een autonome plaats binnen de Organisatie te geven pakte in de praktijk niet goed uit. In de praktijk veranderde het pendelbestand niets aan de werkzaamheden van de consulenten; er werd geen aparte aandacht aan het pendelbestand gegeven. Omgekeerd voorzag het pendelbestand slechts voor enkele sectoren in een behoefte; * De inschrijving was laagdrempelig en dit trok pendelaars over de streep. Maar de pendelaars konden bij de inschrijving maar weinig informatie geven over zichzelf, over hun ambities en over hun werkervaring. Dat bemoeilijkte later de bemiddeling. Bovendien vond de inschrijving voor het grootste deel niet plaats volgens de PGIsystematiek, waarmee men in het arbeidsbureau gewend is te werken. De pendelaars bevonden zich daardoor in een achterstandssituatie vergeleken met de 'normale werkzoekenden. De inschrijving werd ook, anders dan veel pendelaars verwachtten, niet gevolgd door een persoonlijke benadering via de telefoon of een gesprek. De rnailings waarmee 'werken waar u woont' zich tot 1.400 werkgevers heeft gericht hebben een onverwacht hoog aantal van 141 vacatures opgeleverd. Het ging hier voor het merendeel om functies voor laagopgeleiden, die bijna allemaal uit het reguliere bestand RX
Regio plan Onderzoek Advies en Informatie
zijn vervuld. Doordat met veel werkgevers die op de mailing hadden gereageerd door tijdgebrek geen nader contact is opgenomen heeft het project hier geen optimaal rendement opgeleverd. Niettemin zijn de mailings, ook toen duidelijk was dat er weinig mee gedaan werd ten behoeve van het pendelproject, gewoon doorgegaan. De vacarurekrant had een goed aanvullend kanaal kunnen zijn om vraag en aanbod met elkaar in contact te brengen. De krant beantwoordde echter niet aan de specifieke behoeften van de pendelaars, en heeft dan ook geen waarneembaar resultaat opgeleverd. In de opzet van het project werd de 10-dagen-termijn ingevoerd die inhield dat bij een vacature allereerst zou worden gezocht in het reguliere bestand, zowel van werkloze als van werkende werkzoekenden. Pas na tien dagen kon het pendelbestand geraadpleegd worden. In theorie was het zo dat een pendelaar zich beter langs de normale weg bij het arbeidsbureau had kunnen inschrijven dan via 'werken waar u woont'. Dan zou deze pendelaar namelijk in het bestand 'positieverbeteraars' zijn opgenomen dat wèl binnen de 10-dagen-termijn kon worden gebruikt. In de praktijk echter werd de 10-dagen-termijn lang niet altijd toegepast, omdat de pendelaars de 'reguliere werkzoekenden' toch slechts marginale concurrentie aandeden. Voor de bedrjfsacquisitie kon officieel worden afgeweken van de 10-dagen-regel. Men was daar echter onvoldoende mee bekend, zodat de regel hier contra-produktief heeft gewerkt. De conclusie is dat de 10-dagen-regel geen gunstig effect heeft gehad en achteraf ook niet nodig was geweest om de reguliere werkzoekenden te beschermen. De meeste kenmerken van 'werken waar u woont' zijn niet bevorderlijk geweest om het project te laten slagen. De twee hierboven genoemde factoren met betrekking tot de interne uitvoering op de arbeidsbureaus - gebrek aan tijd en aandacht voor de pendelaars, en weinig gedetailleerde informatie over de wensen van de pendelaars - zijn verantwoordelijk voor het geringe succes van de feitelijke bemiddeling. De meerderheid van de pendelaars heeft in het kader van het project geen vacature aangeboden gekregen. In het totaal zijn 670 vacatures aan pendelaars aangeboden. Daarvan zijn er 20 door pendelaars vervuld en 201 door reguliere werkzoekenden uit de bestanden van de arbeidsbureaus (samen 33%).
29
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
4. DE PENDELAARS
In hoofdstuk 2 zijn al enigszins de contouren geschetst van de groep Flevolandse pendelaars die zich in het project 'werken waar u woont' hebben ingeschreven: het gaat voor het grootste deel om mannen in de leeftijd van 30 tot 50 jaar, met een middelbare of hogere opleiding. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de pendelaars: wat is hun uitgangssituatie, wat heeft hen ertoe gebracht om te proberen verandering in die situatie te brengen, en wat verwachten ze precies van een nieuwe situatie? Het gaat hierbij vooral om de afwegin gen die de pendelaars zelf maken ten aanzien van een baan in Flevoland. Wanneer die afwegingen bekend zijn wordt het mogelijk een project als 'werken waar u woont' zodanig vorm te geven dat een optimaal resultaat wordt behaald. We gaan deze afwegingen na voor een aantal op elkaar volgende momenten die steeds concretere vormen aannemen. Het eerste moment is dat waarop er nog geen 'werken waar u woont' was. Hoe dringend waren toen de motieven om een baan in de eigen provincie te zoeken? Het tweede moment doet zich voor wanneer het project 'werken waar u woont' zich aandient en de mogelijkheid om zich daarvoor in te schrijven. Wat verwachtten de pendelaars van deze mogelijkheid? Het derde moment is dat van de afweging tussen de huidige baan en een toekomstige baan in Flevoland. Welke push- en pullfactoren spelen dan een rol? In de eerste paragraaf beschrijven we twee aspecten van de uitgangssituatie: het werk en de afstand tussen woning en werkplek, of reistijd. Een nieuwe baan binnen de provincie Flevoland brengt een verandering met zich mee ten aanzien van beide aspecten. We gaan na hoe tevreden de pendelaars in hun huidige situatie zijn met beide aspecten en in hoeverre zij verandering nastreven. Vervolgens gaan we in paragraaf 4.2 na om welke redenen pendelaars zich bij het project 'werken waar u woont' hebben ingeschreven, wat hun verwachtingen waren, en hoe gemotiveerd ze waren om een andere baan te vinden. In paragraaf 4.3 gaan we na welke verwachtingen de ingeschreven pendelaars koesteren van een nieuwe baan. Daarbij vergelijken we hun huidige baan met hun wensen ten aanzien van een nieuwe baan. Weer gaat het om twee aspecten: het werk zelf en de afstand tussen woning en werk. We besteden speciale aandacht aan de pendelaars die in het kader van 'werken waar u woont' een of meer vacatures aangeboden hebben gekregen. Zij kunnen ons innners vertellen welke afwegingen gemaakt worden op het moment dat zich een concrete mogelijkheid voordoet en het er werkelijk op aankomt.
31
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
4.1 De uitgangssituatie Bij de uitgangssituatie gaat het om de tevredenheid van de pendelaars met hun werksituatie en met het pendelen zelf, en om de vraag in hoeverre daar impulsen van uitgaan om een andere baan in de eigen woonomgeving te zoeken.
4.1.1 Het werk We hebben de pendelaars gevraagd om de tevredenheid met hun huidige werk tot uitdrukking te brengen door middel van rapportcijfers met betrekking tot een aantal aspecten van dat werk. We hebben onderscheiden: de inhoud van het werk, de sfeer in het bedrijf, de collega's, het dragen van verantwoordelijkheid, het salaris, loopbaanmogelijkheden, secundaire arbeidsvoorwaarden en pensioenvoorzieningen. Het blijkt dat de pendelaars over het algemeen nogal tevreden zijn met hun huidige werk. Men is het meest tevreden over de inhoud van het werk en over de collega's, en het minst over de loopbaanmogelijkheden. Dit laatste gegeven zou kunnen duiden op een motief om van baan te veranderen. De overige aspecten van het werk lijken weinig 'push-factoren' te bevatten, maar het carrièreperspectief springt er in negatieve zin uit. Onderstaande tabel geeft inzicht in de tevredenheid van pendelaars over hun huidige baan. Tabel 4.1: Mate van tevredenheid m.b.t. huidige baan, gemiddeld rapportcijfer. Gemiddeld rapportcijfer
de inhoud van het werk
7,6
de collega's
7,6
verantwoordelijkheid dragen
7,5
de pensioenvoorzieningen
7,4
het salaris
7,2
de sfeer in het bedrijf
7
de secundaire arbeidsvoorwaarden
6,8
het carrière-perspectief
5,9
Vrijwel alle pendelaars hebben een vaste baan. Dit is een belangrijk gegeven omdat het aannemelijk is dat het al of niet hebben van een vaste baan invloed heeft op de mate waarin de groep pendelaars bereid is om risico's te dragen en van baan te veranderen. In veel gevallen zal de vaste baan (tijdelijk) ingeruild moeten worden voor een minder zeker bestaan.
32
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
4.1.2 Het pendelen De helft van de geënquêteerde pendelaars is werkzaam in Amsterdam. De gemiddelde afstand van de woning naar de werkplek bedraagt 40 kilometer; gemiddeld is men een kleine 50 minuten onderweg. Behalve naar Amsterdam reizen de geënquêteerde pendelaars naar het Gooi, naar de Veluwe en naar Utrecht of omgeving. Een enkeling legt veel meer kilometers af en reist bijvoorbeeld naar Scheveningen, Dordrecht of ver in NoordHolland. De totale groep geënquêteerde pendelaars reist gemiddeld 384 km per week om op het werk en weer thuis te komen. Bij iets minder dan de helft bedraagt de afstand die moet worden overbrugd van huis naar het werk 35 kilometer of minder. Een gering percentage van 4% reist 85 kilometer of meer. Meer dan twee derde van de pendelaars, 67,5%, gaat met de auto. Tabel 4.2 geeft een overzicht van de afstand tussen het huis en het werk. Tabel 4.2: Woon- werkafstand in categorieën. abs.
%
24
6
11-35
184
48
36-60
121
52
61-85
38
10
meerdan85
17
4
384
100
10 kilometer of minder
Tot zover de objectieve cijfers. Maar hoe erg is het nou, dat pendelen? Veel pendelaars die de woon-werk-afstand hebben opgegeven als belangrijkste motief voor deelname aan het project, ervaren het reizen niet als zeer vervelend. Zij reizen reeds enige jaren en hebben inmiddels een wijze van vervoer gekozen die voor hen acceptabel en prettig is. "Twintig minuten is niet erg lang om onderweg te zijn. Ik werk al lang in Amsterdam en woon al lang in Almere. In het begin ging ik met de bus. Dat beviel niet en ik dacht voordat de nood aan de man komt ik haal mijn motorrijbewijs en ik koop een tweewieler. Want de trein betekent gewoon 55 minuten.... Het is echt hangen, opgepakt zitten en tien keer per jaar verkouden worden want de bacillen stuiven in het rond. Nee, daar heb ik nu geen last meer van. ik heb een goede oplossing gevonden en ik vind motornjden heerlijk ". Uit de interviews blijkt dat het reizen door veel pendelaars niet als onoverkomelijk wordt beschouwd. Het reizen wordt geaccepteerd, men ziet ook voordelen van het reizen of men maakt van de nood een deugd, en zoekt oplossingen als er zich problemen voordoen. 33
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
"Die auto is eerlijk gezegd gewoon een vervoermiddel, ja ik let waarschijnlijk op dingen waar andere weggebruikers niet op letten. Ik let op roofvogels die langs de weg zitten op mooie natuurstekken of dat soort zaken..... Ongemakken omzeil ik gewoon. Wanneer er files worden verwacht vertrek ik eerder en parkeerproblemen zijn op te lossen door naar plaatsen te zoeken waar deze zich niet voordoen ". "Ik heb altijd in m 'n achterhoofd gehouden sinds ik in Almere ben gaan wonen: ik heb file, jammer dan Het is natuurlijk mogelijk dat de pendelaars in hun hart negatiever over het heen en weer reizen denken dan ze voor zichzelf en voor ons willen erkennen. Dit fenomeen, wel bekend onder de naam cognitieve dissonantie reductie, treedt dikwijls op wanneer mensen geen directe mogelijkheden zien om hun wensen te realiseren, en dus hun wensen aanpassen aan de realiteit. Maar ook uit ander onderzoek, zoals dat van Spittje (1995) blijkt dat het reizen ook prettige kanten kent en dat veel mensen het rijden in de file eerder als ontspannend dan als vervelend ervaren. Uiteraard zijn niet alle pendelaars tevreden over het reizen. Uit onze enquête blijkt dat 37% van de respondenten ontevreden is over de bereikbaarheid van het werk en 44% ontevreden is over de reistijd. Verder blijkt dat pendelaars met 'woon-werk-afstand' als belangrijkste motief voor deelname aan 'werken waar u woont' vaker ontevreden zijn over de bereikbaarheid van het werk en de reistijd dan pendelaars met 'een andere baan' als belangrijkste motief voor deelname. Ook in de interviews komen negatieve geluiden over het reizen naar voren: "Als ik enigszins de ruimte heb in de trein vind ik het prima. Maar het is met name het laatste jaar heel erg waardeloos. En wat ook heel erg verslechterd is, sinds ik hier woon, is de dienstregeling. Vroeger was het een kwartierdienst naar Amsterdam in de spits, nu is dat rechtstreeks één keer per uur en het andere half uur moet je overstappen in Weesp, dus da 's wel even wat anders en bovendien je staat als harin gen in een ton, dus dat is echt heel waardeloos geworden.. maar ja het alternatief (de dagelijkse files naar Amsterdam) is nog erger". "De reisujden met het openbaar vervoer zijn dermate verslechterd dat de reisujden vooral 's avonds onacceptabel geworden zijn... Met de auto is ook ondoenlijk, ik ben verbaasd dat ik vandaag maar 45 minuten nodig had. Als het redelijk weer is vind ik het rijden niet erg, maar als het slecht weer is en druk, dan kan het woon-werk-verkeer me gestolen worden ". De mate van tevredenheid over het reizen blijkt samen te hangen met de tijd die men kwijt is aan het reizen. Respondenten met een reistijd van 30 minuten of minder zijn vaker tevreden over het reizen dan degenen die langer onderweg zijn. We hebben
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
daarentegen geen verband gevonden tussen het gebruikte vervoermiddel en de mate van tevredenheid over het reizen. In de interviews kwam naar voren dat zelfs een reistijd van een half uur of meer niet als een probleem wordt ervaren, zeker niet als het gaat om een traject waar men vlot door kan rijden, zoals Lelystad-Nunspeet. Sommigen redeneren dat warmeer men in de stad woont men ook al snel een half uur of meer aan reistijd kwijt is. We hebben de indruk dat er door de pendelaars nogal ambivalent gedacht wordt over het heen en weer reizen. Onderstaand citaat geeft deze ambivalentie mooi weer:
"Het is zo onberekenbaar, je weet nooit precies. .je hebt wel eens momenten dan moet je op een bepaald tijdstip thuis zijn - mijn vrouw werkt dan - ja en dat is moeilijk. Daar calculeer ik altijd een uur voor, maar dat kan wel eens verkeerd uitpakken, en dan voel je je niet zo happy natuurlijk. Dan zijn de kinderen alleen thuis; nou vangen we dat wel op natuurlijk, maar het is toch vervelend. Maar andere momenten, dat moet ik ook wel zeggen, als ik in de file sta, dan vind ik het wel ontspannend, zeker dat stuk voor de A6, daar is altijd wel wat te zien. Ook luister ik tijdens de reis naar muziek en ik heb tijd om te peinzen. Of ik zing wel eens in de auto. De reis kan dan ook ontspannend zijn. Je bent even een moment los van alles. Los van huis, los van je werk, dat zie ik toch wel als een voordeel
4.2 Een andere baan zoeken met behulp van 'werken waar u woont' We hebben aan de pendelaars de vraag gesteld wat voor hen de reden is geweest om zich in te schrijven bij het project 'werken waar u woont'. Het blijkt dat voor een grote meerderheid, 82%, de huidige woon-werk-afstand de belangrijkste reden vormde voor deelname aan het project. Een groep van 15% gaf expliciet aan dat de wens om een andere baan te vinden de belangrijkste aanleiding was voor deelname aan het project. Het eigenbelang staat in ieder geval voorop: slechts 2% gaf aan om milieuredenen dichter bij huis te willen werken. Tabel 4.3 : reden deelname project. abs.
%
omdat ik een andere baan wilde
62
15
vanwege de woon/werkafstand
329
82
6
2
vanwege milieuredenen weet niet Totaal
4 401
100
Ook uit de interviews blijkt dat het dichter bij huis willen werken voor de respondenten een belangrijke drijfveer was om zich in te schrijven in het pendelbestand. 35
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
"Het reizen is op zich nutteloze tijd. Als je in die tijd voor de iv hangt dan doe je nog meer". Maar de interviews laten ook zien dat pendelaars een combinatie van redenen hebben voor deelname. De woon-werk-afstand speelt dan nog wel een rol, maar bijvoorbeeld de wens om van baan te veranderen is evenzeer van belang. omdat het toch heel veel tijd scheelt en kosten. Plus dat op het werk de afgelopen jaren zich ook een aantal dingen voordoen die mij enigermate frustreren, dus dat is dan ook een reden extra om eens naar wat anders te kijken ". Over het algemeen hadden de pendelaars die zich inschreven belangstelling voor een andere baan, maar namen zij een afwachtende houding aan en koesterden ze geen al te hoge verwachtingen over de kans om spoedig een baan aangeboden te krijgen. "Het project werd aangeboden, dus ik dacht wie weet, daar kan ik wel gebruik van maken. Wie weet hebben ze wat, maar gelijk ook met het besef van als er iets is dat dit dan ook in de krant staat. Dat de werkgever niet alleen via het arbeidsbureau gaat werven. Dus ze komen niet met vacatures aan die ik anders niet had gezien. Dat besefte ik later, ja het ligt er misschien aan wat voor functie je zoekt maar als het op een wat hoger niveau is dan gaat de werkgever nooit naar het arbeidsbureau en als ze er al heen gaan dan gaan ze ook nog de markt op ". De meesten schreven zich in onder het motto 'baat het niet, schaadt het niet' of 'je weet maar nooit'. Bovendien was, zoals een respondent het verwoordde, de inschrijving zeer laagdrempelig, hetgeen de stap voor deelname gemakkelijk maakte. "Nou ik had meer het idee van kwaad kan het niet. Want op zich zit ik niet te springen dat ik bij mijn baas weg moet of zo. Maar het is toch dichterbij. Voordat ik in Amsterdam ging werken heb ik 11 jaar naast de deur gewerkt en dat is toch wel lekker natuurlijk, dat is het allermooiste wat je kan hebben. Nou, toen dacht ik, dan moet ik me maar bij 'werken waar u woont' inschrijven, misschien dat je dan een voorkeurspositie krijgt. Maar dan moet daar wel een leuke functie of baan tegenover staan ". Hoe dringend het verlangen naar een nieuwe baan was, en hoezeer het project 'werken waar u woont' in een behoefte voorziet, kunnen we afleiden uit de moeite die de pendelaars doen om langs andere wegen aan een nieuwe baan te komen. Om het zoekgedrag van onze pendelaars te typeren maken we een vergelijking met de manier waarop in Nederland werkzoekenden over het algemeen te werk gaan. We baseren ons op het jaarlijkse onderzoek 'Hoe zoeken werkzoekenden' van het CBA (V. d. Zwan, 1995). In tabel 4.4 zijn de resultaten verzameld: IM
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Tabel 4.4: Gebruik zoekkanalen door werkzoekenden. Nederlands gemiddelde gemiddeld aantal gebruikte zoekkanalen
pendelbestand
2,9
1,8
personeelsadvertentie
91 %
34%
informele kanalen
61 %
6%
arbeidsbureau
47%
7%
open sollicitatie
43%
16%
uitzendbureau
33%
4%
overig
11%
100%
In het algemeen zijn de pendelaars beduidend minder actief in het zoeken naar een nieuwe baan dan de gemiddelde werkzoekenden in Nederland. De pendelaars gebruiken 1,8 zoekkanalen, waarin inbegrepen hun inschrijving in het project 'werken waar u woont'. Zouden we dat laatste niet meetellen dan geldt dat de pendelaars niet zeer dringend verlegen zitten om een andere baan. 30% van de pendelaars zoekt helemaal niet via andere kanalen, 70% wel. De favoriete kanalen buiten het project zijn in de eerste plaats personeelsadvertenties (34%) en in de tweede plaats open sollicitaties (16%). Beide kanalen worden, zoals de tabel laat zien, door 'gewone werkzoekenden veel vaker gebruikt.
4.3 Afwegingen van pendelaars bij het beoordelen van een nieuwe baan 4.3.1 De huidige baan vergeleken met een nieuwe baan
We hebben gezien dat de woon-werk-afstand weliswaar een belangrijke reden is voor deelneming, maar dat tegelijkertijd het reizen in het algemeen niet als zeer vervelend wordt ervaren. De afwegingen van pendelaars bij het al of niet aanvaarden van een andere baan zijn dus niet eenvoudig te herleiden tot de reisafstand naar het huidige werk. Het afwegingsproces verloopt complexer; er spelen meer factoren een rol. In de enquête is gevraagd naar belangrijke aspecten voor de pendelaars bij het beoordelen van een andere baan. Via een rapportcijfer kon men verschillende aspecten waarderen. Tabel 4.5 geeft een overzicht.
37
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Tabel 4.5: Belangrijke aspecten bij het beoordelen van een nieuwe baan, gemiddeld rapportcijfer. gemiddeld rapportcijfer het hebben van een vast dienstverband
8,9
de inhoud van het werk
8,4
de sfeer in het bedrijf
8,1
verantwoordelijkheid hebben
8,0
de collega's
7,9
salaris niveau
7,9
loopbaanmogelijkheden
7,7
woon/werkatstand
7,7
pensioenvoorzieningen
7,7
secundaire arbeidsvoorwaarden
7,5
Het hoogste cijfer wordt toegekend aan een vast dienstverband, gevolgd door de inhoud van het werk. De collega's, die in de waardering van het huidige werk op de tweede plaats kwamen, spelen bij de beoordeling van een nieuwe baan een minder prominente rol. Verder valt op dat de waardering die aan de verschillende aspecten wordt gegeven niet sterk uiteenloopt. Bovendien verschillen de pendelaars onderling niet sterk in hun waardering voor de genoemde aspecten. Hieruit kan worden afgeleid dat in de afweging veel meer een combinatie van factoren een rol speelt dan dat een enkel aspect zeer zwaar weegt. Verder kan worden vastgesteld dat de woon-werk-afstand geen prominente rol speelt in het afwegingsproces. Dit komt overeen met het onderzoek van Hienekamp (1994), waaruit blijkt dat een vast dienstverband, de inhoud van het werk en de sfeer zwaar wegen, terwijl de woon-werk-afstand als minder belangrijk wordt gezien. Een bevestiging van de invloed van een vaste baan kregen we door de antwoorden op de vragen hoe lang de duur van een eerste arbeidscontract met een nieuwe werkgever minimaal zou moeten zijn. 66% wil bij het aanvaarden van een nieuwe baan een dienstverband voor onbepaalde tijd.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Tabel 4.6: Gewenste lengte van het dienstverband. abs.
%
minimaal een half jaar
16
4
minimaal 1 jaar
58
16
minimaal 2 jaar
25
7
minimaal 3 jaar
21
5
onbepaalde tijd
245
66
weet niet
3 372
2 100
Ook ten aanzien van het aantal uren dat men per week wil werken ziet men het liefst een voortzetting van hoe men het nu gewend is. De pendelaars werken gemiddeld 37 uur per week; de grote meerderheid, 82%, werkt 32 uur of meer. Kijken we naar het aantal uren dat men in een toekomstige baan zou willen werken dan wijkt dit beeld niet veel af: 74% van de ondervraagde pendelaars wil per week 32 uur of meer werken. Het gewicht dat men aan de woon-werk-afstand toekent bij het aanvaarden van een nieuwe baan interesseert ons uiteraard in het bijzonder. In tabel 4.5 blijkt dat men hier niet meer dan gemiddeld op let: een rapportcijfer 7,7. Toch is er wel degelijk verschil tussen de huidige situatie en de meest gewenste situatie. De meesten streven een duidelijke reductie na van zowel afstand als reistijd. Men kan zich afvragen of de nagestreefde reductie werkelijk betekenisvol is. De antwoorden van de pendelaars op onze enquêtevragen zijn in dit opzicht lastig te interpreteren. Zo kan men benadrukken dat bijna vier keer zo veel pendelaars als nu feitelijk het geval is, dichtbij (tot 11 kilometer van de woning) de woning wil werken. Aan de andere kant is het nog altijd zo dat bijna 70% ook bereid is nieuw werk te accepteren op meer dan 10 kilometer van de woning, en 38% vindt het acceptabel als men voor dat nieuwe werk meer dan 30 minuten moet reizen. Onderstaande tabellen geven de cijfers.
39
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Tabel 4.7: Huidige en gewenste maximale woon-werk-afstand. huidige afstand
gewenste afstand (max.)
6,2%
22,6%
11-35 kilometer
47,2%
43,5%
36-60 kilometer
31,5%
20,2%
61-85 kilometer
9,7%
3,5%
meer dan 85 kilometer
4,4%
1,6%
1 %
8,6%
100%
100%
huidige reistijd
gewenste maximale reistijd
30 minuten of minder
30,3%
60,5%
31-60 minuten
55,6%
34,7%
61-90 minuten
11,5%
2,9%
meer dan 90 minuten
1,8%
0,3%
geen antwoord
0,8%
1,6%
totaal
100%
100%
10 kilometer of minder
weet nietl geen antwoord totaal
Tabel 4.8: Huidige en gewenste maximale reistijd
De pendelaars stellen dus zeker belang in kortere reistijden en een kortere afstand tussen woonhuis en werk. Dit feit wordt nog geaccentueerd wanneer we zien met welk vervoermiddel ze nu naar hun werk gaan, en welk vervoermiddel ze in de toekomst zouden willen gebruiken. Op dit moment gaat 67,5% van de pendelaars met de auto naar het werk. In de toekomst zou nog slechts 22,3% van de pendelaars dat willen. De meesten willen op de fiets (36,6%), gevolgd door met het openbaar vervoer (25,3%). Daarnaast merken sommige respondenten op dat indien zij een baan zouden vinden in Flevoland de situatie zou kunnen ontstaan dat men dan aangewezen is op de auto, vanwege het gebrekkige openbaar vervoer in Flevoland. De baan zou dan weliswaar in kilometers dichter bij zijn, maar wat bereikbaarheid betreft zou men er op achteruit gaan. De interviews vullen de cijfers nader in. Het volgende citaat illustreert het in de enquête naar voren gekomen gegeven dat in de afweging een combinatie van factoren een rol speelt: 40
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
"Ik zou liever dichter bij huis werken dan dat ik meer verdien. Maar het hangt van zoveel dingen af. Het is zo complex. Ik heb nu 37 vrije dagen, inclusief alle ATV. Als ik bij een ander baas kom en ik krijg er 24 dan moet er ergens iets vandaan komen en dat zal waarschijnlijk in wat meer geld moeten zitten. Of het werk moet weer zo leuk zijn. En dat is wanneer er kans is op doorgroeiinogelijkheden. Ik hoef niet van te voren te weten wat er gaat gebeuren, maar er moet wel perspecti ef zijn ". In die combinatie van factoren spelen de factoren rondom de baan zelf uiteindelijk de grootste rol. Voortdurend wordt, als het gaat om een nieuwe baan, door de geïnterviewden gesproken over het belang van de aard van de werkzaamheden, de verantwoordelijkheden binnen het werk en het hebben van een vast dienstverband. "Ik kijk eigenlijk meer naar de inhoudeljkheid van de baan dan naar de plaats waar de werkgever zit. Tijdelijk werk is voor mij onbespreekbaar, daar ben ik te oud en te wijs voor. Het belangrijkste is dat ik het werk leuk vind, ik moet geboeid zijn door het werk, dan komt de rest vanzelf". De bereikbaarheid van het werk speelt wel een rol in het afwegingsproces, zij het een minder belangrijke. "Het zou mooi zijn als ik naar mijn werk kon lopen of fietsen. Maar het is ook weer niet van het grootste belang ". "Als ik de baan van mijn leven vind, dan wil ik nog wel langer dan een uur rijden naar mijn werk". Toch komt het ook voor dat respondenten de woon-werk-afstand zwaarder laten wegen dan bijvoorbeeld het salaris. "Ik ben bereid om tweehonderd of driehonderd gulden minder te verdienen als ik daarvoor in de buurt zou kunnen werken. Dat is me wel wat waard, dat stukje extra vrije tijd".
4.3.2 Afwegingen rond aangeboden vacatures In hoofdstuk 3 hebben we laten zien dat in totaal 670 vacatures zijn aangeboden aan pendelaars uit het oorspronkelijke bestand van meer dan 4.000 pendelaars. Meer dan een derde van deze vacatures hebben we nader kunnen bekijken door middel van de enquête.
41
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Aan de door ons geënquêteerde pendelaars' is namelijk 236 keer een vacature aangeboden. Geen enkele keer heeft dit ertoe geleid dat de pendelaar de baan gekregen heeft. De redenen daarvoor zijn divers. Er zijn zowel pendelaars die direct nadat zij kennis hadden genomen van de vacature afzagen van een verdere procedure, als pendelaars die in een later stadium, na het inwinnen van informatie bij de werkgever of na een sollicitatiegesprek, de procedure stopzetten. De meesten hebben niet eens de moeite genomen om contact op te nemen met de werkgever: in 148 gevallen (63%) besloot de pendelaar op grond van de informatie van het arbeidsbureau om geen actie te ondernemen. In 83 gevallen (35%) is wel contact met de werkgever opgenomen. In de meeste gevallen zagen de pendelaars er zelf vanaf om te solliciteren. In slechts 15 gevallen is het tot een sollicitatiegesprek gekomen. Van de pendelaars die wel een vacature-aanbod hebben gehad kregen de meesten één vacature aangeboden. Hieronder volgt een overzicht. Tabel 4.9: aantal aangeboden vacatures aan geënquêteerde pendelaars.
aantal vacatures
aantal pendelaars 112
2
37
3
11
4
3
5
1
0
164
Dertien pendelaars werden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek na de eerste vacature die zij kregen aangeboden. De helft van deze groep zag na het sollicitatiegesprek zelf af van de vacature en bij de andere helft werd de voorkeur uitgesproken voor een andere kandidaat. Van de groep pendelaars die een tweede vacature aangeboden kregen, zijn 17 personen ingegaan op de vacature. Twee pendelaars zijn op sollicitatiegesprek geweest. Van de pendelaars die nog een derde vacature aangeboden kregen zijn vier personen ingegaan op het aanbod, maar niemand is op sollicitatiegesprek geweest. Ons interesseren hier de motieven en afwegin gen die bij de pendelaars een rol speelden. We hebben ze gevraagd om welke redenen ze niet zijn ingegaan op de vacature. Het belangrijkste motief heeft te maken met de baan zelf. De inhoud van het werk en de 1 Er zijn 401 pendelaars geënquêteerd, waarvan er 164 één of meer vacatures aangeboden hebben gekregen, en 237 geen. Deze verhouding is niet representatief voor het hele pendelbestand van 4.200 pendelaars. Zoals in het inleidende hoofdstuk uiteengezet hebben we naast 251 pendelaars die nog stonden ingeschreven 150 uitgeschreven pendelaars geënquêteerd aan wie in het verleden wel een vacature is aangeboden. Dit verklaart het in onze steekproef naar verhouding grote aantal pendelaars dat met vacatures te maken heeft gehad.
42
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
vergelijking met de huidige baan vielen niet in het voordeel van de aangeboden vacature uit. Verder valt op dat 18% van de antwoorden erop wijst dat men de woon-werk-afstand bij de aangeboden functie nog te groot vond. Tabel 4.10: Redenen waarom men niet is ingegaan op de vacature 2 . abs.
%
vanwege de inhoud van het werk
85
25
omdat huidige baan op dat moment aantrekkelijker was
73
21
omdat het salaris dat geboden werd niet voldoende was
32
9
omdat ik de afstand naar mijn werk nog te groot vind
32
9
omdat te weinig loopbaanmogelijkheden werden geboden
31
9
omdat ik nog te lang onderweg zou zijn
30
9
omdat te weinig verantwoordelijkheid geboden werd
25
7
omdat het een tijdelijke functie betrof
16
5
omdat het een part-time functie betrof
11
3
omdat het een full-time functie betrof
5
1
omdat er geen kinderopvang geboden werd
-
340
-
100
Ook de interviews laten zien waarom de pendelaars zo lauw gereageerd hebben op de aangeboden vacatures. Een kenmerkend citaat is het volgende: "Ik heb in de hele looptijd twee aanbiedingen gehad en tja, daarvan dacht ik wat moet ik met die aanbiedingen; dat waren aanbiedingen die volstrekt niet in overeenstemming waren met mijn niveau. Ja, zo volstrekt willekeurig, tenminste dat idee had ik, je was gewoon ingeschreven bij het arbeidsbureau. Je was ingeschreven en je kreeg eens een vacature, maar op grond waarvan je dan geselecteerd wordt is mij volkomen duister. Ik heb de eerste keer de moeite genomen om nog af te bellen. Die van de tweede keer heb ik gewoon in de prullenbak gegooid. De vacature ging wel om een Jimctie in de bouw, ook in de planning en organisatie. Maar ja, ik ben binnen mijn huidige werk zo ver doorgegroeid, dat ik een dusdanig niveau heb dat ik niet neer als assistent gevraagd wil worden ".
2
Deze tabel telt op tot 340 omdat men meer antwoorden kon geven.
43
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
Voordat we met het onderzoek begonnen veronderstelden we dat in het afwegingsproces van de pendelaars ook overwegingen een rol zouden spelen die te maken hebben met de organisatie van het huishouden. We konden ons voorstellen dat de pendelaars in de buurt van hun werk contacten hebben die een extra belemmering vormen om van baan te veranderen; bijvoorbeeld familie of vrienden die nog op het 'oude land' wonen, of voorzieningen in de buurt van het werk aldaar. Ook zou het kunnen zijn dat mensen met de verantwoordelijkheid voor een gezin eerder geneigd zijn de risico's te aanvaarden die verbonden zijn met een nieuwe baan, of dat zich in de huiselijke kring omstandigheden voordoen die het wenselijk maken dat men dichter in de buurt woont. De vraag naar de rol van kinderopvang (tabel 4.9) is om die reden opgenomen. Niemand van de geenquêteerde pendelaars vond dat echter een factor van belang. Nu zijn dergelijke zaken ook moeilijk door middel van een enquête aan de orde te stellen. In de interviews zijn we daarom nader ingegaan op de organisatie van het dagelijks leven als factor in het afwegingsproces wanneer een baan in de buurt van de woonplek wordt aangeboden. We zijn echter tot de conclusie gekomen dat de rol van dergelijke factoren zeer gering is. Vergeleken met in de eerste plaats de factoren rond het werk zelf, en in de tweede plaats de factoren rond het pendelen, verbleken overwegingen die te maken hebben met de Organisatie van het dagelijks leven.
4.4 Conclusies De pendelaars zijn over het algemeen tevreden met hun huidige werk. Er is één aspect dat hun minder goed bevalt, en dat is het carrièreperspectief. Daarnaast heeft het heen en weer reizen tussen woning en werk nadelen: de meesten zouden dichter bij huis willen werken en met de fiets of het openbaar vervoer naar het werk willen gaan in plaats van met de auto. Maar het pendelen is geen doorslaggevend bezwaar. Wel wordt de woonwerk-afstand als reden opgegeven dat men met 'werken waar u woont' is gaan meedoen, terwijl het verlangen naar een andere baan veel lager scoort. Maar wij vermoeden dat we hier te maken hebben met een sociaal gewenst antwoord. De pendelaars wisten immers wat de hoofddoelstelling van het project was, en pasten hun antwoord daarop aan. In werkelijkheid zijn hun belangrijkste motieven te vinden in de wens van baan te veranderen. We hebben hier de volgende aanwijzingen voor: • woon-werk-afstand scoort niet hoog bij aspecten die men bij een nieuwe baan belangrijk vindt (tabel 4.5); • als men niet op een vacature ingaat is dat niet vaak vanwege de afstand naar het werk (tabel 4. 10), terwijl we weten (zie hoofdstuk 3) dat er veel vacatures buiten de eigen woonplaats zijn aangeboden; • de vergelijking tussen huidige en gewenste woon-werk-afstand geeft wel verschil te zien, maar dat verschil is niet opzienbarend; • in de interviews is gebleken hoezeer men zich neerlegt bij het pendelen;
EM
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
* 37 % van de pendelaars is ontevreden over de bereikbaarheid van het huidige werk, en 44% is ontevreden over de reistijd. Vergeleken met de 82% die vanwege de woonwerk-afstand is gaan meedoen met 'werken waar u woont' is dat eigenlijk weinig. De tevredenheid met het huidige werk, gecombineerd met een wat ambivalente houding ten opzichte van het pendelen, maakt dat de pendelaars niet erg actief zijn in het zoeken naar een andere baan. Vergeleken met de gemiddelde Nederlandse werkzoekende doen ze veel minder moeite om aan ander werk te komen. Aanbiedingen van 'werken waar u woont' worden dan ook kritisch bekeken. Daarbij let men, tegen de achtergrond van enige onvrede over het huidige carrièreperspectief, vooral op de loopbaanmogelijkheden die aangeboden vacatures bieden. Een vast dienstverband komt op de eerste plaats als het gaat om de eisen die men aan een nieuwe baan stelt. Maar meestal kwam men niet eens aan het beoordelen van dergelijke aspecten van een aangeboden vacature toe. In 63% van de gevallen dat een vacature werd aangeboden nam men niet eens de moeite om met de werkgever in contact te treden. De baan in kwestie voldeed op het eerste gezicht al niet aan de wensen. We stellen vast dat de pendelaars geïnteresseerd zijn in een andere baan dichter bij huis, maar zeker niet tegen iedere prijs. Zij stellen hoge eisen aan een andere baan. Daarmee vormen de pendelaars een specifieke groep werkzoekenden. Dat stelt eisen aan de kwaliteit van de bemiddeling. Aan die eisen is door 'werken waar u woont' niet voldaan.
45
Regioplan
5.
Onderzoek Advies en Informatie
DE WERKGEVERS
In hoofdstuk 2 stelden we vast dat het vooral produktie functies, technische functies, administratieve functies en commerciële functies zijn waarnaar vraag bestaat bij Flevolandse werkgevers. Gezien de samenstelling van het pendelaarsbestand zouden de pendelaars voor administratieve en technische functies, en dan met name op de wat hoger geschoolde niveaus, in een behoefte kunnen voorzien. In dit hoofdstuk gaan we na wat de betekenis van het project is geweest of had kunnen zijn voor de vraagkant van de arbeidsmarkt: de Flevolandse werkgevers. We hebben geen representatieve steekproef gehouden onder werkgevers in Flevoland. Onze informatie over hoe het project 'werken waar u woont' op de werkgevers is overgekomen baseren we op een paar bronnen: • gesprekken met enkele werkgevers waarvan het projectbureau wist dat ze te maken hadden gehad met solliciterende pendelaars; • gesprekken met bedrjfs-acquisiteurs van Flevolandse gemeenten; • gesprekken met pendelaars; • gesprekken met consulenten van de arbeidsbureaus; • een gesprek met een vertegenwoordiger van de Kamer van Koophandel. In de eerste paragraaf besteden we aandacht aan de situatie waarin werkgevers worden geconfronteerd met pendelaars die belangstelling hebben voor de door die werkgevers aangemelde vacatures. Deze paragraaf is dus het complement van de paragraaf in het vorige hoofdstuk waarin we nagingen hoe het de pendelaars verging die ingingen op een vacature-aanbod. In de tweede paragraaf zetten we het pendelbestand af tegen de overige wervingskanalen die de werkgevers ter beschikking staan. In de derde paragraaf gaan we in op de contacten die onderhouden zijn tussen het project en de werkgevers.
5.1 De pendelaar en de niet pendelaar De genoemde informatiebronnen ondersteunen de conclusies die we in het vorige hoofdstuk trokken ten aanzien van de aansluiting tussen vraag en aanbod: het pendelaarsbestand heeft voor de werkgevers geen meerwaarde betekend ten opzichte van de normale praktijk van werving van personeel. Uitgaande van de 670 vacatures die zijn aangeboden aan pendelaars en het geringe aantal vacatures (circa 20) dat door een pendelaar is opgevuld blijkt dat de pendelaars zich in dit project bij werkgevers niet in positieve zin konden onderscheiden van andere 47
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
werkzoekenden. In het vorige hoofdstuk bleek dat de pendelaars zich meestal in het geheel niet herkenden in de aangeboden vacature. Het omgekeerde is ook waar: de werkgevers kregen dikwijls niet waar ze om gevraagd hadden. Hetzelfde fenomeen als we tegenkwamen bij de pendelaars, die tot hun verrassing werden geconfronteerd met vacatures die totaal niet pasten op hun eigen profiel, komen we mutatis mutandis tegen aan de kant van de werkgevers. We staan even stil bij de reactie van één van de werkgevers die we gesproken hebben, omdat we die karakteristiek vonden. De betreffende werkgever wist, na enig nadenken, dat hij destijds bij een vacature voor accountmanager kandidaten van het arbeidsbureau kreeg verwezen, waaronder een pendelaar. Toch kwam het in deze procedure niet zover dat hij een afweging moest maken tussen een pendelaar of één van de kandidaten uit het reguliere bestand van het arbeidsbureau. Bij het eerste contact met de kandidaten was onmiddellijk duidelijk dat geen van hen voldeed aan de eisen, verbonden aan de functie.
"Het probleem was dat ik kandidaten kreeg voorgedragen met volstrekt andere ervaringen en kennis dan waarom ik had gevraagd. Iedereen noemt iedereen maar account-manager, maar een account-manager doet bij een produktiebedrijf heel ander werk dan bij een bankbedrijf. Je beschadigt mensen op die manier". Hij ziet het mismatchen van kandidaten echter niet als specifiek voor het project 'werken waar u woont', maar ervaart het meer als een algemeen probleem, inherent aan het systeem van Arbeidsvoorziening. Volgens hem heeft het arbeidsbureau veel te weinig inzicht in wat werkgevers nu precies vragen. Voor de enkele moeilijk vervulbare vacatures, zoals die van account-manager, zijn dus interne opleidingstrajecten in het leven geroepen. De werkgever ziet niets in projecten zoals 'werken waar u woont' en acht het zonde van de tijd en het geld. Het arbeidsbureau schat de kansen voor het welslagen van een dergelijk project slecht in. Men heeft, aldus de werkgever, weinig zicht op de vraagzijde van de arbeidsmarkt en ziet niet in dat wanneer pendelaars goed gekwalificeerd zijn en graag in Flevoland willen werken, zij de overstap toch al lang hadden gemaakt. Dat laatste is nog maar de vraag. In een situatie waarin de push-factoren niet erg sterk zijn hebben de pendelaars een zetje nodig om de stap daadwerkelijk te maken. Omgekeerd moeten de pendelaars voor de werkgevers iets bijzonders te bieden hebben wil een pendelaarsbestand voor hen aparte betekenis hebben.
Regioplan
5.2
Onderzoek Advies en Informatie
De wervingskanalen van werkgevers
Uit het jaarlijkse onderzoek van het CBA Hoe werven bedrijven blijkt dat informele kanalen voor werkgevers in het algemeen gesproken de belangrijkste weg vormen waarlangs personeel wordt geworven. Van de formele kanalen maken zij het liefst gebruik van de advertentie (30% van de vacatures). Het arbeidsbureau komt op 22%. Als het gaat om de feitelijk vervulde vacatures is het arbeidsbureau het minst efficiënte kanaal. Nu is het zo dat via het arbeidsbureau vooral lager geschoolden en jongeren aan het werk komen: LBO-ers, HAVO/VWO-ers en MBO-ers onder de 25 jaar. Het arbeidsbureau scoort als wervingskanaal relatief hoog in de industrie en laag in de dienstverlening (Pilgram, 1995). Het profiel van de pendelaars wijkt dus sterk af van dat van de reguliere werkzoekenden waar het arbeidsbureau mee te maken krijgt en waarmee de beste resultaten behaald worden. Omgekeerd nemen werkgevers niet zo snel het arbeidsbureau in de arm als het gaat om hoger opgeleide, wat oudere arbeidskrachten. In hoofdstuk 2 concludeerden wij dat het pendelbestand de beste diensten zouden kunnen bewijzen bij administratieve en technische functies (waarvoor bij de arbeidsbureaus nogal wat vacatures worden gemeld) bij leidinggevende functies en bij functies in de automatisering. Leidinggevende functies en functies in de automatisering worden door de werkgevers over het algemeen niet via de arbeidsbureaus aangeboden. In deze situatie is het de vraag of het arbeidsbureau wel de meest voor de hand liggende plaats is om een project als 'werken waar u woont' onder te brengen. In ieder geval heeft het project in de praktijk niet gefunctioneerd als een aanvullend wervingskanaal. De vacatures die naar aanleiding van de mailings zijn gemeld hadden over het algemeen betrekking op functies voor laaggeschoolden: die functies die toch al goed vertegenwoor digd zijn bij de arbeidsbureaus. De functies die voor de pendelaars interessant zouden zijn geweest, en waar werkgevers doorgaans niet voor bij de arbeidsbureaus aankloppen, werden ten gevolge van de mailings niet gemeld.
5.3
De interactie tussen werkgevers en het project
In een situatie waarin het arbeidsbureau noch voor de pendelaars zelf, noch voor de werkgevers een voor de hand liggend kanaal is, moet nogal wat gedaan worden om deze achterstand goed te maken. Dat is ook zeker geprobeerd. Op verschillende manieren is door de projectorganisatie contact gezocht met werkgevers. Er zijn brochures gemaakt, er is in bedrijfskringen gesproken, er is informatie gegeven op een banen- en scholingsmarkt en het project is op de lokale radio aan de orde geweest. Wegens tijdgebrek kon in dit project de geplande rondleiding bij het arbeidsbureau voor de bedrijfs-acquisiteurs geen doorgang vinden.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
De twee belangrijkste communicatiemiddelen zijn de genoemde mailing aan 1.400 werkgevers in Flevoland en de bedrjfs-acquisitie vanuit de gemeenten. De resultaten van de mailing zijn in hoofdstuk 3 besproken. In het algemeen kan worden gezegd dat de mailing niet een intensieve interactie heeft bewerkstelligd tussen werkgevers en het project. Dit heeft te maken met het gegeven dat de brief vaak tussen een grote stapel post belandde, met het feit dat werkgevers prijs stellen op direct contact en een brief niet uitnodigend vinden en met het gebrek aan capaciteit om het hoger dan verwachte aantal reacties te verwerken. De betekenis van het pendelbestand in de bedrijfsacquisitie werd door de verschillende gemeenten (Lelystad, Dronten, Almere) verschillend beoordeeld. In Dronten en Lelystad hebben de bedrjfs-acquisiteurs aanvankelijk het pendelaarsbestand onder de aandacht van werkgevers gebracht. Soms werd meer specifieke informatie gegeven over met name de achtergrondkenmerken van de pendelaars. Na verloop van tijd echter, werd in de acquisitie steeds minder gewezen op het bestaan van het pendelaarsbestand omdat de acquisiteurs de indruk kregen dit weinig enthousiasme losmaakte bij de werkgevers. De werkgevers hadden bijvoorbeeld kritiek op de 10-dagen eis; zij gaven de voorkeur aan wervingskanalen die sneller een kandidaat opleveren. De bedrjfs-acquisiteurs waren van de mogelijkheid om hiervan af te wijken niet op de hoogte. Ook in Lelystad, dat ten opzichte van Almere in een geografisch nadelige positie verkeert, heeft het pendelbestand niet geholpen bij de acquisitie van bedrijven. Het relatief hoge opleidingsniveau van de pendelaars maakt weinig indruk op werkgevers. Zij lieten weten dat zij bij een verhuizing naar Flevoland zelf hun hooggeschoolde werknemers meenemen. Bedrijven laten zich bij de keuze voor een vestigingsplaats kennelijk vooral leiden door de grondprijzen, de beschikbare ruimte, de subsidiemogelijkheden en de ligging. Arbeidsmarktoverwegingen, zoals het aanbod van arbeidskrachten en het opleidingsniveau van de eventuele arbeidskrachten in de vestigingsplaats spelen nauwelijks een rol. In Almere, dat mede door de relatief gunstige ligging in Flevoland voor meer bedrijven een aantrekkelijker vestigingsplaats zou kunnen zijn dan Lelystad, bleek de bedrijfsacquisiteur inhoudelijk weinig af te weten van het project. In de contacten met bedrijven heeft hij daarom niet gewezen op het bestaan van het pendelaarsbestand. Wel is het project vermeld in een brochure voor bedrijven, uitgegeven door de gemeente Almere. Na het stopzetten van het project werd het pendelaarsbestand niet meer genoemd in de nieuwe versies van de brochure. Uiteindelijk zijn er nauwelijks reacties geweest van werkgevers op de vermelding van het project. Het pendelaarsbestand heeft al met al een geringe rol gespeeld in de bedrjfsacquisitie van Lelystad, Dronten en Almere. Enerzijds kwam dit door onbekendheid met het project bij de bedrjfs-acquisiteurs. Anderzijds bleek het moeilijk werkgevers te interesseren voor het pendelaarsbestand. RIC
Regioplan
5.4
Onderzoek Advies en Informatie
Conclusies
Het project 'werken waar u woont' heeft weinig weerklank gevonden onder de werkgevers in Flevoland. Gezien de kenmerken van vraag en aanbod zoals die in de hoofdstukken 2 en 3 aan de orde zijn geweest zou 'werken waar u woont' een waardevol extra wervingskanaal kunnen zijn geweest. Het zou dan specifiek om vacatures moeten gaan die passen in het protiel van de pendelaars. Dat zijn functies die meestal niet via de arbeidsbureaus worden vervuld. Om te zorgen dat dat in dit geval wel zou gebeuren voorzag 'werken waar u woont' in een aantal instrumenten om speciale aandacht aan werkgevers te besteden. Van een aantal daarvan (brochures, informatie op een banen- en scholingsmarkt, publiciteit, voorlichting) hebben wij niet kunnen nagaan of ze gewerkt hebben. Ze hebben in ieder geval niet gezorgd voor een ruime bekendheid van 'werken waar u woont' bij werkgevers. Twee andere instrumenten hebben niet opgeleverd wat ervan verwacht werd (of wat voor het slagen van het project noodzakelijk was). De mailings hebben vacatures opgeleverd die zich niet onderscheidden van de vacatures die over het algemeen bij de arbeidsbureaus worden gemeld. Bij de bedrjfsacquisitie heeft het pendelbestand geen noemenswaardige rol gespeeld. Het resultaat is dat werkgevers werden geconfronteerd met pendelaars die niet aan hun wensen en behoeften beantwoordden, tot frustratie van zowel werkgevers als sollicitanten.
51
Regioplan
52
Onderzoek Advies en Informatie
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
6. SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Dit rapport doet verslag van een evaluatie van het project 'werken waar u woont'. Dit project heeft in de periode november 1992 - april 1995 in de provincie Flevoland gelopen, en had als belangrijkste doel het terugdringen van de pendel vanuit de provincie Flevoland. Gestart is met een bestand van 4.200 pendelaars die gereageerd hadden op een uitnodiging om zich in te schrijven voor 'werken waar u woont'. Binnen drie jaar zou het project kostendekkend moeten functioneren, wat gerealiseerd had kunnen worden met ongeveer 200 bemiddelingen per jaar. Na een jaar bleek dit streven te hoog gegrepen, waarna de doelstelling werd veranderd in 50 bemiddelingen per jaar. Ook deze doelstelling werd niet gehaald; in totaal waren na twee jaar ongeveer 20 pendelaars met succes bemiddeld. Het project werd daarna voortijdig gestopt. Duidelijk was dat het niet kostendekkend zou kunnen functioneren en dat het niet zou lukken om een substantieel aantal pendelaars aan werk in Flevoland te helpen. Het project 'werken waar u woont' was het eerste initiatief met als doelstelling pendelaars te bemiddelen naar een baan dichter bij huis. Hierdoor kon men niet teruggrijpen naar eerdere ervaringen, terwijl voor de arbeidsbureaus de pendelaars een nieuwe groep vormden om te bemiddelen. Het project moet dan ook worden gezien als een leerzaam experiment. De opgedane ervaringen in dit project kunnen worden gebruikt bij eventuele soortgelijke projecten. Het onderzoek is opgezet langs drie thema's: - de opzet en uitvoering van het project; - de overwegingen van de pendelaars om al dan niet een baan in Flevoland te aanvaarden; - de vraagzijde van de arbeidsmarkt in Flevoland. Gekeken is in hoeverre binnen die drie thema's slaag- en faalfactoren werkzaam zijn geweest die het verloop van het project kunnen verklaren en die ook voor mogelijke toekomstige projecten relevant zouden kunnen zijn. In het onderzoek is gebruik gemaakt van kwantitatieve en kwalitatieve methoden. Er is een telefonische enquête gehouden onder 401 pendelaars, met 25 pendelaars is een gesprek gevoerd, evenals met 5 werkgevers. Daarnaast is een aantal sleutelinformanten die betrokken waren bij het project geïnterviewd en is bestaand materiaal over dit project en over de arbeidsmarkt in Flevoland geanalyseerd. De conclusies kunnen worden gegroepeerd rondom de drie genoemde thema's. We sluiten af met enkele aanbevelingen.
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
6.1 Conclusies ten aanzien van de opzet en uitvoering van het project Het project is van start gegaan in een situatie waarin de pendelaars niet 'nodig' waren om aan de vraag naar arbeidskrachten in Flevoland te voldoen, en waarin de regulier bij de arbeidsbureaus ingeschreven werkzoekenden een behoorlijke concurrentie voor de pendelaars betekenden. Toch lagen er wel mogelijkheden. Aan de vraagzijde duidt het aantal van 4.200 ingeschrevenen op een grote belangstelling. Aan de aanbodzijde boden administratieve en technische functies de meeste mogelijkheden: daar was de concurrentiepositie van de pendelaars tegenover de reguliere werkzoekenden het sterkst. Relatief hadden de pendelaars ook veel belangstelling voor leidinggevende functies en functies in de automatisering, terwijl er in het reguliere bestand weinig concurrenten zaten. Probleem is echter dat werkgevers voor deze functies niet vaak een beroep doen op het arbeidsbureau. De vraag is of het project voldoende toegesneden was op deze omstandigheden en of er voldoende voorzieningen waren getroffen om de belemmeringen te overwinnen. Om deze vraag te beantwoorden lopen we de belangrijkste elementen van 'werken waar u woont' na. deelnemende partijen Gegeven de wens om het project door Arbeidsvoorziening te laten uitvoeren waren de juiste partijen bij het project betrokken: naast Arbeidsvoorziening zelf de Flevolandse gemeenten die met name bij hun bedrjfsacquisitie van het pendelbestand gebruik zouden maken, de Provincie die behalve een belangrijke fmanciële bijdrage ook begeleiding leverde, de ministeries van VROM en V&W als relatieve buitenstaanders met eveneens een financiële bijdrage, en ten slotte de Kamer van Koophandel om de relatie met de werkgevers te leggen. Het geringe succes van het project heeft voor een belangrijk deel te maken met een onbevredigende uitvoering van twee wezenlijke onderdelen van het project, te weten de bedrjfsacquisitie en de bemiddeling door consulenten van de arbeidsbureaus. Bij de bedrjfsacquisitie speelde het project nauwelijks een rol, voornamelijk doordat de contacten en informatie-overdracht tussen de vertegenwoordigers van de gemeenten en de gemeentelijke acquisiteurs slecht geregeld waren. Dat de uitvoering van de bemiddeling niet bevredigend verliep heeft te maken met enkele van de onderstaande kenmerken van het project. het projectbureau als onderdeel van het arbeidsbureau De uitvoering van het project was in handen van het projectbureau, maar de concrete bemiddeling, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, werd verricht door consulenten 54
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
van de arbeidsbureaus. De bemiddeling door de consulenten stuitte op problemen. Er was geen extra geld beschikbaar gesteld voor bijvoorbeeld het aantrekken van extra consulenten. Evenmin was er een taakstelling met betrekking tot het pendelaarsproject geformuleerd. De consulenten, die begrijpelijkerwijs voorrang gaven aan hun reguliere werkzaamheden, konden daardoor geen aparte aandacht besteden aan de pendelaars. de inschrijving van de pendelaars De inschrijving voor 'werken waar u woont' was laagdrempelig; er werd van de kant van de pendelaars geen enkele tegenprestatie verlangd. Ook is geen selectie toegepast met als criterium kansrijke en minder kansrijke pendelaars. Dat kon ook moeilijk, want de informatie die de pendelaars over zichzelf en hun wensen konden verstrekken was uitermate summier. Veel pendelaars gingen ervan uit dat de schriftelijke inschrijving zou worden gevolgd door een persoonlijk gesprek. Dit was echter niet het geval. Bovendien was het inschrijiformulier niet opgebouwd volgens de bij Arbeidsvoorziening gebruikelijke PGI-systematiek. Dit had tot gevolg dat toen de gegevens van de pendelaars alsnog in het PGI-systeem werden ondergebracht (iets wat 6 maanden in beslag heeft genomen), veel informatie verloren ging en gegevens onnauwkeurig en onvolledig waren. Hierdoor bevonden de pendelaars zich bij de bemiddeling door de consulenten in een achterstandspositie vergeleken met de reguliere werkzoekenden. de opschoning van het bestand Aangenomen mag worden dat het jaarlijks opschonen van het pendelbestand zo heeft gewerkt dat die pendelaars overbleven die het meest gemotiveerd waren om een baan in Flevoland te vinden. De opschoning is echter niet aangegrepen om een selectie van pendelaars te maken anders dan op basis van geduld en motivatie van de pendelaars zelf. Concentratie op enkele categorieën kansrijke pendelaars heeft niet plaatsgevonden. Daar komt bij dat voor veel pendelaars de jaarlijkse vraag of men ingeschreven wilde blijven het enige was dat men van het project vernam. Dit heeft de nodige irritaties aan de kant van de pendelaars opgeleverd. de inailings onder bedrijven Om vacatures te werven ten behoeve van pendelaars is door het projectbureau een aantal mailings verzorgd onder Flevolandse werkgevers. Deze mailings leverden meer dan 400 reacties op, waarvan 141 vacatures. Dit was veel meer dan verwacht; zo veel dat de arbeidsbureaus niet de capaciteit konden vrijmaken om met alle contacten wat te doen. De vacatures betroffen over het algemeen lager geschoolde functies en zijn voor het grootste deel niet door pendelaars maar door reguliere werkzoekenden bezet. Hoewel het capaciteitsprobleem al na de eerste mailing bekend was, zijn de volgende mailings volgens plan uitgevoerd. 55
Regio plan
Onderzoek Advies en Informatie
De mailings hebben dus niet de functie kunnen vervullen die voor het project noodzakelijk was, namelijk het werven van vacatures die zouden passen op het profiel van de pendelaars, bijvoorbeeld leidinggevende functies of functies in de automatisering. de vacaturekrant Waar de normale bemiddeling door de consulenten van de arbeidsbureaus niet veel opleverde had de vacaturekrant, waarop zon 200 pendelaars zich voor fi 90,- per jaar hebben geabonneerd, iets kunnen betekenen. De krant beantwoordde echter niet aan de specifieke behoeften van de pendelaars en heeft dan ook geen waarneembaar resultaat opgeleverd. de 10-dagen-termijn Om de reguliere werkzoekenden niet te veel concurrentie aan te doen was bij de start van het project overeengekomen dat de consulenten voor een vacature eerst gedurende tien dagen het reguliere bestand zouden raadplegen. Als dat binnen tien dagen geen succes had zou het pendelbestand gebruikt kunnen worden. In de praktijk werd de 10-dagen-regel lang niet altijd toegepast, onder andere omdat er ten gevolge van de gebrekkige inschrijvingsprocedure en het tijdgebrek van de consulenten toch geen sprake was van een voordelige positie van de pendelaars. Daar waar de 10-dagen-regel niet gold, namelijk bij de bedrjfsacquisitie, was dit feit onvoldoende bekend en heeft de regel slechts contraproductief gewerkt. de bemiddeling Doordat de consulenten van de arbeidsbureaus weinig gedetailleerde informatie hadden over kennis, ervaring en wensen van de pendelaars, en doordat ze meestal wel met het reguliere bestand uit de voeten konden, zijn er slechts weinig vacatures aan de pendelaars aangeboden. Van de groep pendelaars die aan het eind van het project nog stonden ingeschreven heeft 27% een of meer vacatures aangeboden gekregen; 73 % dus niet. Bij de eerder afgehaakte pendelaars ligt deze verhouding nog ongunstiger. Van degenen die wel een vacature-aanbod hebben gehad hebben er 20 een nieuwe baan in Flevoland gekregen.
6.2 Conclusies ten aanzien van de overwegingen van pendelaars De motieven van de pendelaars om naar een baan in Flevoland te zoeken zijn niet erg dringend. Zowel in de huidige baan als in het pendelen zelf zijn weinig push-factoren' te vinden. 091
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
De pendelaars zijn redelijk tevreden met de meeste aspecten van hun huidige werk. Alleen het carrièreperspectief vinden ze onder de maat. Ze zijn ook beduidend minder actief in het zoeken naar een nieuwe baan dan de gemiddelde Nederlandse werkzoekende. Buiten 'werken waar u woont' gebruiken ze gemiddeld 0,8 zoekkanaal, waar het gemiddelde voor Nederlandse werkzoekenden 2,9 bedraagt. Ook met het heen en weer reizen tussen woning en werkplek hebben de pendelaars niet zo veel problemen. De meeste pendelaars beschouwen het als een onontkoombaar bestanddeel van het wonen in Flevoland. Gemiddeld bedraagt de afstand tot het werk zon 40 kilometer, waarover men 50 minuten doet. Tweederde neemt de auto. Hoewel een grote meerderheid van de door ons geënquêteerde pendelaars (82%) de woon-werk-afstand noemt als reden om aan het project 'werken waar u woont' mee te doen, zijn er aanwijzingen dat het gebrek aan carrièreperspectief een belangrijker reden is. Deze aanwijzingen zijn: • Tegenover de genoemde 82% staat dat slechts 37% van de pendelaars ontevreden is over de bereikbaarheid van het huidige werk, en dat 44% ontevreden is over de reistijd. • Woon-werk-afstand scoort niet hoog bij aspecten die men bij een nieuwe baan belangrijk vindt. Zaken als een vast dienstverband (scoort het hoogst), de inhoud van het werk, de sfeer in het bedrijf en het hebben van verantwoordelijkheid worden belangrijker gevonden. • Als men niet op een aangeboden vacature ingaat is dat niet vaak vanwege de afstand naar het werk, terwijl wel veel vacatures (59% van de aan pendelaars aangeboden vacatures) banen buiten de eigen woonplaats (maar wel in Flevoland) betroffen. • De vergelijking tussen de huidige woon-werk-afstand en de afstand die men zou wensen geeft wel verschil te zien, maar dit verschil is niet erg groot. Hieruit kunnen we natuurlijk niet de conclusie trekken dat afstand en reistijd helemaal geen rol spelen. Het is bijvoorbeeld zo dat veel pendelaars nieuw werk willen waarbij ze de auto kunnen inruilen voor fiets of openbaar vervoer: nu gaat 67,5% met de auto naar het werk, in de toekomst zou nog maar 22,3% dat willen. Maar in de combinatie van factoren die een rol spelen zijn het aspecten van het werk die de doorslag geven, en niet aspecten van het pendelen zelf. De laagdrempelige inschrijving had een vrijblijvende houding van de pendelaars tegenover het project tot gevolg. De pendelaars, overwegend 30 tot 50 jarige mannen met een middelbare of hogere opleiding, bleken in principe geïnteresseerd in een baan dichter bij huis, maar waren tegelijkertijd kritisch ten opzichte van een andere baan. In het totaal zijn 670 vacatures aangeboden aan pendelaars uit het oorspronkelijke bestand van 4.200 pendelaars. In 63% van de gevallen namen de pendelaars niet de moeite om contact op te nemen met de werkgever, omdat de baan op het eerste gezicht al niet voldeed aan hun wensen. De pendelaars baseerden hun mening meestal op aspecten van de nieuwe baan die bij oppervlakkige kennisneming van de functiebeschrijving te beoordelen zijn. Als 57
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
reden om niet op de vacature in te gaan werden het vaakst genoemd: "vanwege de inhoud van het werk', en 'omdat de huidige baan toch aantrekkelijker was'. Aspecten die pas in een gesprek met een werkgever goed te beoordelen zijn, zoals loopbaanmogelijkheden, de mate waarin men met verantwoordelijkheden wordt belast, of de vraag of men een vast arbeidscontract kan krijgen, werden veel minder vaak als reden genoemd. Dat wil niet zeggen dat dergelijke aspecten voor werkzoekende pendelaars niet van belang zijn; we zagen al dat 'een vast dienstverband' voor hen het belangrijkste criterium is om een nieuwe baan te aanvaarden. Wel betekent het dat de 'mismatch' bij de bemiddeling zodanig was dat, in tegenspraak tot wat het arbeidsbureau kennelijk verwachtte, al bij een eerste oppervlakkige kennismaking de baan niet op het profiel van de pendelaar paste.
6.3 Conclusies ten aanzien van de vraag Zoals pendelaars zich over het algemeen niet herkenden in de aangeboden vacatures, zo kregen werkgevers dikwijls ook niet waar ze om hadden gevraagd. Nu was de uitgangssituatie wellicht niet erg gemakkelijk. Gezien vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in Flevoland zouden pendelaars het meeste kans maken op administratieve en technische functies op de wat hogere niveaus. Ook voor leidinggevende functies en functies in de automatisering zouden zij graag in aanmerking komen. Dat zijn nu echter juist functies waarvoor werkgevers over het algemeen niet gauw het arbeidsbureau inschakelen. Ook nemen zij het arbeidsbureau relatief minder in de arm als het gaat om hoger opgeleide, oudere arbeidskrachten. In theorie had 'werken waar u woont' deze situatie kunnen doorbreken. De mailings richting Flevolandse werkgevers zouden een middel geweest kunnen zijn om deze werkgevers ertoe te bewegen vacatures te melden waarvoor zij normaal niet aan het arbeidsbureau zouden denken. Het omgekeerde is echter gebeurd: de 141 vacaturemeldingen die het gevolg waren van de mailings betroffen over het algemeen functies voor laagopgeleiden. De arbeidsbureaus waren meer gericht op het uitbreiden van het aantal contacten met bedrijven dan op de kwaliteit van de contacten zelf. Bovendien ging deze aandacht voor kwantiteit gepaard met capaciteitsproblemen waardoor aan veel contacten met werkgevers geen vervolg kon worden gegeven. Het resultaat is dan ook dat van de 670 aan pendelaars aangeboden functies er slechts 20 door pendelaars zijn vervuld, en 201 door reguliere werkzoekenden uit de bestanden van de arbeidsbureaus. Ook voor 'nieuwe' werkgevers, waarmee de bedrjfs-acquisiteurs van de Flevolandse gemeenten contact hadden, heeft het pendelbestand weinig betekenis gehad. Voor de werkgevers heeft 'werken waar u woont' zich dus niet kunnen ontwikkelen tot een aantrekkelijk alternatief wervingskanaal.
58
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
6.4 Aanbevelingen voor toekomstige projecten De conclusies geven inzicht in de factoren die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het weinig succesvolle verloop van het project. Tevens geven zij de wegen aan die leiden naar een meer succesvolle opzet van soortgelijke projecten. Daarvoor zouden wij de volgende aanbevelingen willen doen. Om te beginnen kan worden vastgesteld dat twee belangrijke succesfactoren aanwezig waren iii het project. Van werkgeverszijde werden er vacatures aangeboden, waaronder moeilijk vervulbare. Vanuit de pendelaars bestond er m principe interesse in een baan dichter bij huis. Het gaat erom in toekomstige projecten deze factoren, die tevens als basiscondities zijn te beschouwen, effectiever bij elkaar te brengen. Essentieel voor een succesvolle bemiddeling is dat er voldoende kennis over vraag en aanbod aanwezig is bij de bemiddelaars. De onderstaande sleutelbegrippen, die in onderlinge samenhang moeten worden gezien, kunnen daarbij in toekomstige projecten als leidraad fungeren. • bemiddeling op maat; • kwaliteit; • flexibiliteit; • betrokkenheid. Bemiddeling op maat Bemiddeling op maat is vereist, gegeven het feit dat pendelaars zich kritisch tonen ten aanzien van een andere baan en gegeven de hoge opleiding en leeftijd vergeleken met werkzoekenden uit het reguliere bestand. Dit moet zich uiten in een nauwkeurige inschrijving van de pendelaars, waarbij een schriftelijke inschrijving gevolgd wordt door een persoonlijke benadering. De bemiddelaars dienen precies op de hoogte te zijn van de actuele beroepssituatie en van de wensen ten aanzien van een nieuwe baan van de pendelaars. Ook in het contact met bedrijven moet een op maat gesneden traject worden ontwikkeld. Een mailing is op zichzelf een goede manier om vacatures te werven, maar het is niet voldoende. Het dient te worden aangevuld met intensieve contacten met werkgevers, waarbij gericht naar vacatures kan worden gezocht en waarbij niet alleen de aandacht uitgaat naar huidige vacatures maar ook naar toekomstige vacatures. Voor dit laatste is het nodig dat de contacten met bedrijven worden gecontinueerd. In die contacten moet het belang dat werkgevers kunnen hebben bij dergelijke projecten worden geaccentueerd. Uiteraard moet vooraf voldoende capaciteit zijn gewaarborgd om de contacten met werkgevers te onderhouden.
59
Regio plan Onderzoek Advies en Informatie
Kwaliteit Dit brengt ons op het sleutelbegrip kwaliteit. Een specifieke benadering van zowel pendelaars als werkgevers legt de nadruk meer op de kwaliteit van de contacten dan op de kwantiteit. Het project 'werken waar u woont' laat duidelijk zien dat het mikken op zoveel mogelijk pendelaars en bedrijven het uiteindelijke resultaat negatief beïnvloedt. Er ontstaan dan capaciteitsproblemen en bestaande contacten kunnen niet vruchtbaar worden uitgebouwd. Een overweging is om in een volgend project een specifieke groep werkgevers, bijvoorbeeld zij die een moeilijk vervulbare vacature hebben, te koppelen aan een specifieke groep pendelaars, bijvoorbeeld zeer gemotiveerde pendelaars met een relevante achtergrond voor het vervullen van deze vacatures. Uit ons onderzoek blijkt dat het gericht werven van bijvoorbeeld technische functies, leidinggevende functies en functies in de automatisering de meeste kans bieden op een succesvolle bemiddeling. Een project dat een gerichte werving voorstaat loopt minder de kans om in capaciteits- of tijdsproblemen te komen, terwijl de kans op succes hoger is dan bij projecten met een brede bemiddeling. Flexibiliteit Een toekomstig project dient ook flexibel te kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen en op ervaringen tijdens het project. In het project 'werken waar u woont' toonde men deze flexibiliteit niet. Zo had men vooraf een aantal mailings gepland. Dit aantal wilde men realiseren, ook toen bleek dat men in capaciteitsproblemen kwam. Evenmin werd ingespeeld op de problemen van de consulenten bij de bemiddeling van vraag en aanbod en op de problemen met betrekking tot de inschrijving die te weinig informatie over de pendelaars opleverde. Een flexibele opzet van een project speelt in op dergelijke onvoorziene processen en is in staat de nodige bijsturingen te doen. Betrokkenheid Flexibiliteit veronderstelt een sterke betrokkenheid van partijen bij het project. De begeleidingsgroep moet actief en sturend het proces volgen en niet, zoals bij 'werken waar u woont' het geval was, een meer passieve houding aannemen. Op grond van tussentijdse evaluaties neemt de begeleidingsgroep besluiten over de verdere voortgang van het project. In de begeleidingsgroep moeten partijen zitting nemen die, zoveel mogelijk, een concreet belang hebben bij het project. Ook dient ieders rol duidelijk te zijn. Het verdient aanbeveling om werkgevers directer te betrekken bij de begeleiding van het project dan nu het geval was via de aanwezigheid van de Kamer van Koophandel. Dit kan door het project te richten op een aantal specifieke bedrijfstakken. Vertegenwoordigers van deze bedrijfstakken kunnen dan zitting nemen in de begeleidingsgroep. Aan de andere
ZE
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
kant verdient het aanbeveling om de betrokkenheid van de pendelaars te verhogen. Nu bleken veel pendelaars zich zeer vrijblijvend ingeschreven te hebben met als gevolg een zeer afwachtende houding. Deze houding zou veranderd kunnen worden door bijvoorbeeld pendelaars te laten betalen voor hun inschrijving. Tot slot geven we in overweging of toekomstige projecten met een bovenstaande opzet binnen de infrastructuur van arbeidsvoorziening moeten worden opgezet. De inkadering van het project binnen het reguliere werk van de consulenten bleek niet goed te werken. Bovendien past het streven om kostendekkend te werken - althans tot nu toe - moeilijk bij de werkwijze van arbeidsvoorziening.
61
Regioplan
62
Onderzoek Advies en Informatie
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
LITERATUUR
Claassen, A., en J. Kropman (1995): Verkenningen tussen theorie en praktijk; over de bijdrage van de sociale wetenschappen aan de beleidspraktijk op het gebied van mobiliteit. ITS, Nijmegen. Huishof, M.E., J.W.M. Mevissen, S. Dijk, J.D. Kilsdonk (1994): Aan het werk met gedeeltelijk arbeidsgeschikten; evaluatie experimenten arbeidsbemiddeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Regioplan, Amsterdam. Kropman, J., (1993): Mogelijkheden en belemmeringen voor carpoolen in het woonwerkverkeer. ITS, Nijmegen. Pilgram, K., (1995) Hoe werven bedrijven 1994. Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening, Rijswijk. Sociaal Cultureel Planbureau (1992): Sociaal-culturele beweegredenen. SCP, Rijswijk. Schoorlemmer, A., (1992): Op weg naar minder kilometers; evaluatie van de actie 'Halveer het autoverkeer. Regioplan, Amsterdam. Zwan, A.L. van der, (1995): Hoe zoeken werkzoekenden? Rapportage 1994. Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening, Rijswijk.
rev
Regioplan
M E
Onderzoek Advies en Informatie
Regioplan
Onderzoek Advies en Informatie
INFORMANTEN
- R. Bouman, gemeente Lelystad - de heer Dijkhuizen, ING, Lelystad - H. de Grote, bedrijfs-acquisiteur gemeente Lelystad - H. van Houten, consulent arbeidsbureau Almere - D. Kevin, consulent arbeidsbureau Lelystad van de Kus, gemeente Dronten Kloppenburg, RBA Flevoland - B. van Oostveen, bedrijfs-acquisiteur gemeente Almere - E. Post, consulent arbeidsbureau Almere - de heer Schilderman, kamer van Koophandel Flevoland - J. Sondem, provincie Flevoland - 1. ten Voorde, consulent arbeidsbureau Lelystad - J. Wiggers, RBA Flevoland
65
Regioplan
M e
Onderzoek Advies en Informatie
7 !i1r
1.
'!11 r • •
1rrI
r -
ir... j
..
1 • r
•
1 -I
.
-
-: . -.1 -
1u rr • •
r .•
-
.•
-
- . • - 1 r
'r - • •• : • I : •
• -
1 1 .1•j'Ii - r
r
•
I
• r . .=II. •U .•.
•• ..... .
.1 - .- • • •. •
-.
•riâ11'.
r
r r -
•.
U6
•:
- .
hj
.
- 1;..
-
L. r
. 1 - .
• u ,-
• r
-. . • •
1 :-
• -
L • •
•.-
-• -:
1. •
-
• 1 ._ - - _ . •
1
1
- r - -
•-. -- • 1 -
.
- -. . • -.
L;,. uj: •
•
"
ii
ru '
1
-
• - • -
- .1. •
II -
-
-, . :-
•.L -.
••
r • - • - .-
•••
•
•
• -
- • 1
•
-
' '
4
• .
- •
• - r
441
Ij.jLI '
•'! L'1CN1
1
;••I.•
''
- • ..• • - ••-«
..•. i• -
•- .111 ' 11',
1 •
r
-
- • 1. 411
•!•
ZILI
r
•.
1 FJ••
i 1 1
1 1 J_• iq •
.;
1 • -
•-•
• • • . . .
r
-. •
rJ_1.]• -. :- .. • I1 I:] '
..
-
• .
- ..
.
II_
1•...i.:-: -..... '-II.. ...•• . 1 .• . -II '•••• • . • . • IJi4 1' .S- 1 ._ It • •f91j ., . • 1 -
'!j . l-•I '•P r • I _.L
r • •Lr - • - L •• •
. .. • • •F' -
.
i
lh .1PrI I
K L
.. •ili
- u 1 .1 -
fJj
44 r
..F
I.ri
ij «ir
-
L. .
LL\L II "
r
-'-
'
:
:
r
• ...' 1:
.- •
-:
g • 11 1 • • •. -. • • . . 'I! • • - - 1 . -. '• L1 • -. ._ 1 1 • •. u L. i . • • J %
1 '- -.P' • 'rI_I.( '. -•
r ••i, • • •. h 1'I
46-
. . ' -. ., .
-••
.
-
- -• • 1 .1. •
'-,(L