Binnenstad 2010 Bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro
Gemeente Purmerend Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling ID-code:NL.IMRO.0439.BPBS2010-VS01 Procedure Terinzagelegging Voorontwerp: Terinzagelegging Ontwerp: Vaststelling door de Gemeenteraad:
4 mei 2010 23 november 2010
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk 1
5 Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Vigerende plannen
8
1.4
Planvorm
8
1.5
Leeswijzer
8
Hoofdstuk 2
Beleidskader
9
2.1
Rijksbeleid
2.2
Provinciaal beleid
11
2.3
Regionaal beleid
13
2.4
Gemeentelijk beleid
14
Hoofdstuk 3
9
Ruimtelijke analyse
15
3.1
Ontstaansgeschiedenis Purmerend
15
3.2
Ruimtelijke hoofdstructuur
15
3.3
Beeldbepalende elementen
17
3.4
Cultuur historische analyse
18
Hoofdstuk 4
Functionele analyse
21
4.1
Functionele analyse
21
4.2
Detailhandel
23
4.3
Horeca
24
4.4
Toerisme
25
4.5
Wonen
25
4.6
Maatschappelijke voorzieningen
27
4.7
Bedrijven en kantoren
27
4.8
Verkeer
27
Hoofdstuk 5
Milieuaspecten
31
5.1
Bedrijven en milieuzonering
31
5.2
Horeca
32
5.3
Externe veiligheid
32
5.4
Geluid
33
5.5
Bodemkwaliteit
34
5.6
Luchtkwaliteit
35
5.7
Waterhuishouding
35
5.8
Flora en fauna
37
2
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
5.9
Archeologie
Hoofdstuk 6
38
Gebiedsvisie
39
6.1
Ruimtelijke uitgangspunten
39
6.2
Functionele uitgangspunten
39
6.3
Uitwerking visie
40
Hoofdstuk 7
Juridische planbeschrijving
45
7.1
Planvorm
45
7.2
Bestemmingsregeling
45
7.3
Handhaving
50
Hoofdstuk 8
Economische uitvoerbaarheid
53
Hoofdstuk 9
Inspraak en overleg
55
9.1
Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro
55
9.2
Inspraak ingevolge Algemene Inspraakverordening gemeente Purmerend
58
9.3
Overleg ingevolge artikel 3:8 Wro
58
Bijlagen bij de Toelichting
60
Bijlage 1
Overzicht vigerende plannen.
62
Bijlage 2
Horeca-inventarisatielijst
64
Bijlage 3
Bedrijfsinventarisatielijst
66
Bijlage 4
Monumenten inventarisatielijst
73
Bijlage 5
Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
75
Bijlage 6
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
77
Bijlage 7
Inspraakrapport bestemmingsplan Binnenstad 2010
79
Regels
91
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
93
Artikel 1
Begrippen
93
Artikel 2
Wijze van meten
99
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
101
Artikel 3
Bedrijf
101
Artikel 4
Centrum - 1
102
Artikel 5
Centrum - 2
105
Artikel 6
Centrum - 3
107
Artikel 7
Dienstverlening
109
Artikel 8
Gemengd - I
110
Artikel 9
Gemengd - II
112
Artikel 10
Groen
113
Artikel 11
Horeca
114
Artikel 12
Maatschappelijk
116
Artikel 13
Verkeer
117 bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
3
Artikel 14
Water
118
Artikel 15
Wonen
119
Artikel 16
Waarde - archeologie
121
Artikel 17
Waterstaat - Waterkering
123
Artikel 18
Wro zone: Wijzigingsgebieden
124
Hoofdstuk 3
Algemene regels
127
Artikel 19
Antidubbeltelregel
127
Artikel 20
Algemene bouwregels
128
Artikel 21
Algemene afwijkingsregels
129
Artikel 22
Algemene wijzigingsregels
130
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
131
Artikel 23
Overgangsrecht
131
Artikel 24
Slotregel
132
Bijlagen bij de regels
133
Bijlage 1
Archeologische waardenkaart binnenstad Purmerend
135
Bijlage 2
Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
137
Bijlage 3
Staat van Horeca activiteiten
139
4
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Toelichting
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
5
6
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De historische binnenstad is het kloppend hart van de gemeente Purmerend en voor de stad en omgeving van groot belang. Om een dergelijk bijzonder gebied zijn belang niet te laten verliezen, dient beleid en regelgeving mee te ontwikkelen zodat de noodzakelijke dynamiek in de stad niet onnodig wordt geremd. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om datgene wat de stad versterkt, te beschermen. De vigerende bestemmingsplannen voor de binnenstad van Purmerend zijn sterk verouderd. Gebleken is dat de geboden gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden niet meer voldoende actueel zijn. Om gewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen mogelijk te maken en tegelijkertijd ongewenste ontwikkelingen te kunnen weren in overeenstemming met de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 (Structuurvisie), is een herziening c.q. actualisering van het planologisch regime wenselijk. Tevens maakt de invoering van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 het noodzakelijk om voor het gehele gemeentelijke grondgebied actuele plannen vast te stellen welke vervolgens centraal dienen staan in het ruimtelijk beleid.
1.2
Ligging plangebied
Figuur 1: Indicatie ligging van het plangebied
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
7
Het plangebied maakt onderdeel uit van de stad Purmerend. Purmerend ligt centraal in de landelijke regio Waterland en wordt omringd door drie droogmakerijen (De Beemster, De Wijde Wormer en De Purmer). De regio Waterland en daarmee ook de stad Purmerend, maakt deel uit van het ruimtelijk netwerk van Amsterdam. Een belangrijke kwaliteit van de regio is het grote contrast met het stedelijke gebied van Amsterdam. Het plangebied ligt in het westen van Purmerend. Het wordt aan de noordzijde begrensd door de Where en de Beemsterringvaart, aan de westzijde door het Noordhollands Kanaal en aan de zuid- en oostzijde door de singel langs de Nieuwegracht en de Plantsoengracht. Het oorspronkelijke plangebied zoals dat door het gemeentebestuur is vastgesteld omvatte de gehele historische binnenstad. Tijdens de voorbereidingen van het bestemmingsplan is besloten om voor 'de Vijfhoek', dit is de buurt gelegen tussen de Gedempte Singelgracht, Neckerdijk, Gedempte Where, een afzonderlijk bestemmingsplan vast te stellen. Dit is voornamelijk uit praktische overwegingen: de visie voor dit gebied is net als voor de rest van de binnenstad, duidelijk. In dat opzicht maakt de Vijfhoek onlosmakelijk onderdeel uit van de binnenstad. Echter, het realiseren van parkeergelegenheid in deze buurt is een voorwaarde voor de uitvoering van het parkeerbeleid en een randvoorwaarde voor enkele herontwikkelingen in de stad. Om het risico op vertraging te beperken en omdat verwacht werd het project Vijfhoek eerder een planologische regeling nodig zou hebben, heeft het bestuur besloten het gebied te splitsen. De ligging van het plangebied Bestemmingsplan Binnenstad is in figuur 1 weergegeven.
1.3
Vigerende plannen
In de binnenstad gelden meerdere bestemmingsplannen. Een overzicht hiervan is opgenomen in Bijlage 1.
1.4
Planvorm
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Gegeven het historische karakter van het plangebied, het economische belang, de woonfunctie in het gebied en de bestaande ruimtelijke kwaliteit, vervult het bestemmingsplan op de eerste plaats een belangrijke beheers- en gebruiksfunctie. Daarnaast staat het plan op enkele locaties nieuwe ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is om deze redenen afgestemd op het beleid dat erop is gericht de aanwezige functies en kwaliteiten te behouden en tegelijkertijd flexibel te kunnen zijn daar waar nodig en gewenst. Tevens biedt het plan de mogelijkheid de plannen voor nieuwe ontwikkelingen binnen de planperiode te realiseren.
1.5
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het actuele vastgestelde beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het rijk, regio en provincie. De gemeentelijke beleidsdocumenten komen in hoofdstuk 4 aanbod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de ruimtelijke analyse. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de ontstaansgeschienis van het plangebied, de ruimtelijke hoofdstructuur, de beeldbepalende elementen en de cultuurhistorie. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de functies die aanwezig zijn in het plangebied en het beleid dat voor die functies van toepassing is. In hoofdstuk 5 worden vervolgens de relevante milieuen omgevingsaspecten behandeld, waaronder geluid, luchtkwaliteit, waterbeheer, archeologie enz. Aan de hand van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 wordt in hoofdstuk 6 de gebiedsvisie gegeven. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke beleidsmatige keuzen er zijn gemaakt en hoe deze zijn uitgewerkt in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en wordt de juridische regeling toegelicht. Tot slot bevatten hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 de paragrafen over de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de gevolgde inspraakprocedure en het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.
8
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 2
Beleidskader
De beleidscontext voor dit bestemmingsplan wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapporten. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid beknopt samengevat. Voor het gemeentelijke beleid is de algemene beleidslijn aangegeven. De diverse sectorale gemeentelijke beleidsnota's die van belang zijn voor de binnenstad komen in hoofdstuk 4 aan bod.
2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Nota Ruimte De Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal hebben achtereenvolgens op 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte1. Deze nota bevat op hoofdlijnen de strategische visie op het ruimtelijke beleid op rijksniveau. Dit ruimtelijke beleid spitst zich toe op inrichtingsvraagstukken tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het belangrijkste doel van deze nota is om op efficiënte en duurzame wijze ruimte te maken voor de inrichtingsvraagstukken binnen het beperkte oppervlak dat ons land kent. Voor steden en netwerken richt het nationaal beleid zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Daarbij kiest het rijk voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. In de Nota Ruimte benoemt het rijk zes nationale stedelijke netwerken en dertien grotendeels binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Een deel van elk nationaal stedelijk netwerk is eveneens economisch kerngebied. Purmerend is zowel onderdeel van een economisch kerngebied als van het nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland. In de Nota Ruimte wordt het nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland beschreven als het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland. De Randstad is het politieke, bestuurlijke, sociale en culturele hart van Nederland én de belangrijkste motor van economie, logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening en toerisme. Ook op het gebied van kennisindustrie en innovatie is de Randstad belangrijk. Binnen elk van de nationale stedelijke netwerken geeft het rijk in de nota een aantal gebieden aan om de verstedelijking te bundelen. De verhouding tussen de binnen deze gebieden gebundelde en de daarbuiten verspreide verstedelijking moet ten minste gelijk blijven. Purmerend is als bundelingsgebied weergegeven. In deze gebieden ligt het accent wel op verstedelijking, maar er moet in samenhang daarmee ook ruimte gepland worden voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw en rekening worden gehouden met cultuur en cultuurhistorie. De gemeente Purmerend is daarnaast onderdeel van de regio Waterland, tezamen met de gemeente Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Waterland, Wormerland en Zeevang. In de Nota Ruimte is die regio voor een groot deel aangemerkt als Nationaal Landschap.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
9
Figuur 2: Begrenzing Nationaal Landschap Laag Holland. (Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid.) 2.1.2 Realisatieparagraaf De Nota Ruimte en de andere vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) hebben op 1 juli 2008 op basis van het overgangsrecht de status van Structuurvisie gekregen. De Realisatieparagraaf 2 krijgt eveneens de status van Structuurvisie en wordt als het ware toegevoegd aan de Nota Ruimte en overige PKB's. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het Rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de vigerende PKB's nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikken heeft het kabinet deze realisatieparagraaf vastgesteld. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. 2.1.3 Nota 'Mensen, wensen, wonen' In de Nota Mensen, Wensen, Wonen, Wonen in de 21ste eeuw3 heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. 2.1.4 Nota 'Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21ste eeuw' Met de nota `Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw`4 wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht. De nota geeft twee drietraps strategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is die trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
10
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
2.1.5 Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit5 geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen. De beleidsdoelen van het beleid uit deze nota zijn: 1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; 2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; 3. een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; 4. het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. 2.1.6 Nota Belvedère De 'Nota Belvedère'6 gaf in 1999 de start voor een verregaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. In deze nota wordt het belang van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting onderstreept. Bij de inrichting van de ruimte moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische identiteit. Het uitgangspunt is om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden te behouden en te versterken. Het cultuurbeleid is uiteengezet in de Cultuurnota 2001-20047. Het beleid is gericht op het stimuleren van de combinatie cultureel erfgoed, ruimtelijke ordening, infrastructuur en omgeving. Aangesloten wordt bij de systematiek van ruimtelijke ordening. De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen van het cultuurbeleid' uit 2007 is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in de notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, mooier Nederland, innovatie en e-cultuur, participatie en een sterke cultuursector. In 2009 heeft de minister van OCW zijn visie op het cultuurbeleid gepresenteerd in een beleidsbrief. De minister stelt een koerswijziging in de monumentenzorg voor. Het belangrijkste doel hiervan is om behoud te verbinden met vernieuwing. Deze Modernisering Monumentenzorg (MoMo) richt zich op twee specifieke onderdelen: Monumentenzorg en ruimtelijke ordening: van objectgericht naar omgevingsgericht. Monumentenzorg en maatschappij: van conserverend naar ontwikkelend
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de Provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de Provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
11
Wonen Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaalculturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden. Detailhandel Detailhandel in de binnensteden is belangrijk voor de economie en draagt bij aan de leefbaarheid en toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden. De Provincie Noord-Holland hecht aan het in stand houden van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Zij beschouwt nieuwe vormen van detailhandel als een welkome aanvulling, indien deze de bestaande structuur niet aantasten. De Provincie Noord-Holland onderscheidt in haar detailhandelsstructuur hoofdwinkelcentra, bovenlokaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, perifere locaties en thematische centra. Deze vormen hebben ieder hun eigen economische en sociale functies. Voor de provincie staat de versterking van de hoofdwinkelcentra, die ook voor het toerisme en het behoud van levendige binnensteden van belang zijn, centraal. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met de Structuurvisie Noord-Holland 2040. 2.2.2 Provinciale Woonvisie 2010-2020 Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde. De speerpunten van dit beleid zijn: 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning. 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners. 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving. 2.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen punten die in strijd zijn met deze verordening 2.2.4 Cultuurnota 2009-2012 Het behoud en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden is een van de zeven opgaven die de provincie zich als taak stelt in de provinciale Structuurvisie (voorheen Streekplan Noord-Holland Zuid). De provincie Noord-Holland streeft naar een ruimtelijke ontwikkeling waarbij de cultuurhistorische waarden gerespecteerd en gebruikt worden als inspiratiebron voor de versterking van ruimtelijke identiteiten. In de 'Cultuurnota 2009-2012' zet de Provincie in op een sterker cultureel bewustzijn. Het provinciale cultuurbeleid richt zich op drie thema's: 'Levend Verleden', 'Genieten en Meedoen' en 'Mooi NoordHolland'.
12
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
De provincie Noord-Holland heeft de historische objecten en structuren van Noord-Holland in kaart gebracht op een cultuurhistorische waarden kaart (Chw-kaart). Doel van de kaart is een bijdrage te leveren aan een zorgvuldige omgang met het cultureel erfgoed en een onderlegger en inspiratiebron te vormen voor planvorming. De waarde van de historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie wordt aangegeven op deze kaart. De binnenstad van Purmerend, c.q. het plangebied komt voor op de Chw-kaart en is van cultuurhistorische waarde. Door middel van cultuurhistorische regioprofielen (2004-2007) heeft de provincie haar visie gegeven over hoe om te gaan met cultuurhistorie in grotere gebieden. Het regioprofiel is een beschrijving van de in de regio voorkomende belangrijkste cultuurhistorische structuren en hoe het is gesteld met de nog aanwezige samenhang tussen losse cultuurhistorische elementen. In het Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, vastgesteld in 2006, zijn de cultuurhistorische regioprofielen geïntegreerd met het Landschapskatern Noord-Holland. De gemeente Purmerend valt binnen de regio Noord-Holland Midden. De oorsprong van dit gebied wordt gevormd door een veenkussen dat zich heeft ontwikkeld op kleiafzettingen. Nu wordt het gebied gekenmerkt door relatief hooggelegen veenpolders en laaggelegen droogmakerijen. In het beleidskader wordt een reeks maatregelen benoemd om de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten te behouden, versterken of te ontwikkelen
2.3
Regionaal beleid
2.3.1 Regiovisie Waterland Op 6 november 2000 is de Regiovisie Waterland in de Waterlandraad van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Waterland (ISW) vastgesteld. De regiovisie Waterland gaat uit van een bescheiden ambitie; selectieve concentratie ten behoeve van de vitaliteit is de leidraad. In dit rapport wordt aangegeven dat Purmerend zal proberen de komende tien jaar in het bestaand stedelijk gebied 1.000 woningen te bouwen, voornamelijk op herstructureringslocaties. Verwezen wordt naar de stedelijke vernieuwing en kwaliteitsverbetering in het bestaand stedelijk gebied welke als hoogste prioriteit op de agenda zijn geplaatst. Voorts zal het stationsgebied verder ontwikkeld worden met circa 30.000 m² kantoorruimte. Daarnaast heeft de regio Waterland een aanvullende visie opgesteld, het zogenaamde "Appeltje voor de dorst". Hierin staat beschreven dat de Purmer potentieel biedt voor de ontwikkeling van wonen, werken, recreëren en water. De locatie betekent een appel voor de dorst die slechts kan worden aangesproken onder strikte voorwaarden en indien noodzakelijk en/of gewenst. 2.3.2 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter) Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelkader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. 2.3.3 Regionale Woonvisie Stadsregio 2004 De Regionale Woonvisie Stadsregio 2004 geeft een visie op het wonen in de regio en geeft tevens aan wat de belangrijkste opgaven op het gebied van wonen zijn en hoe de gemeenten hier zo goed mogelijk op in kunnen spelen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
13
2.3.4 Regionale detailhandelsbeleid 2006-2010 In het door het Regionaal Orgaan Amsterdam in oktober 2005 vastgestelde regionale detailhandelsbeleid 2006-2010 (Detailhandel in het ROA- gebied: Selectieve dynamiek) is vastgelegd dat de regio streeft naar het op een verantwoorde wijze faciliteren van de dynamiek in de detailhandel én het versterken van de huidige - fijnmazige- detailhandelstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen zoveel mogelijk hun plaats krijgen in bestaande centra. Kan dit niet, dan zijn er perifere locaties beschikbaar voor grootschalige voorzieningen (GDV). Dit houdt in dat detailhandelsvestigingen louter zijn gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkwinkelcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen. Zogenoemde weidewinkels - solitaire winkels buiten verstedelijkt gebied - zijn uitgesloten. Ook solitaire vestigingen in verstedelijkt/te verstedelijken gebied zijn in principe uitgesloten. 2.3.5 Uitvoeringstrategie bedrijven en kantoren (Plabeka) In het Platform Bedrijventerreinen en Kantoorlocaties (Plabeka) werken gemeenten als Purmerend, Almere, Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer en Zaanstad (en andere) samen met Flevoland, Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam (voorheen ROA) om als Noordvleugel beter op de wensen van het internationale bedrijfsleven in te kunnen spelen.
2.4
Gemeentelijk beleid
Het beleid van de gemeente Purmerend is met name gericht op behoud en zo mogelijk versterking van de regionale centrumfunctie, de leefbaarheid, de verkeersstructuur en het behoud van de historische binnenstad. Voor het ruimtelijk beleid voor het plangebied zijn de volgende beleids- en visiedocumenten van bijzondere betekenis: Structuurvisie Purmerend 2005 - 2020; Woonvisie Purmerend 2002-2005; Visie kantorenmarkt Purmerend; Verkeers- en vervoersplan Purmerend; Verkeersveiligheidsplan Purmerend; Groenstructuurplan; Kwaliteit Openbaar Groen 1997; Helderheid in Praktijken; Horecavisie Purmerend 2010 - 2020; Bestuursadvies Beeldkwaliteit, september 2007; Nota Grondbeleid maart 2007; Beleid aan-huis-gebonden-beroepen; Beleidsnota archeologie; Parkeren in binnenstad Purmerend en omgeving, parkeerbeleid 2004-2010; Haalbaarheidsstudie parkeergarages Purmerend [Grontmij, maart 2008]: Monumentenbeleidsnota 2004; Handhavingsbeleidsplan Bouwen Purmerend, december 2007; Reclame beleid. Beeldkwaliteit - behoudenswaardige panden (oktober 2007); Nota detailhandel 2007 - 2011 Deze beleidsdocumenten en de betekenis voor de binnenstad van Purmerend worden in hoofdstuk 4 nader beschreven.
14
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 3
Ruimtelijke analyse
Dit hoofdstuk bestaat uit een ruimtelijke analyse van het plangebied. Na een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Purmerend in het bijzonder, wordt achtereenvolgens ingegaan op de archeologische waarden, de ruimtelijke hoofdstructuur, de monumenten en beeldbepalende panden en de beeldbepalende elementen van het plangebied. Op basis van de bouwstenen die volgen uit deze ruimtelijke analyse en de in het volgende hoofdstuk beschreven functionele analyse, is in hoofdstuk 6 de visie op het plangebied geformuleerd.
3.1
Ontstaansgeschiedenis Purmerend
De binnenstad van Purmerend is van oorsprong een middeleeuwse stad en heeft een vrij regelmatig en hoekig stratenpatroon. Dit stratenpatroon is vrijwel ongewijzigd gebleven en nu nog steeds zichtbaar. Purmerend is ontstaan op een smalle landengte tussen drie meren (het Purmermeer, het Beemstermeer en het Wormermeer). De eerste bewoners hebben zich gevestigd langs de (bewonings)as die vanaf het zuiden langs de Melkweg, de Hoogstraat en de Kaasmarkt naar de Where loopt. Zij hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied. De Kaasmarkt lag op een kruising van straten en daarmee het centrum van het zogenaamde assenkruis. Oorspronkelijk stonden er vier poorten aan de uiteinden van dit kruis, de Neckerpoort, de Purmerpoort, de Amsterdamsche poort en de Hoornschepoort. De poorten zijn in de 19e eeuw gesloopt maar op de Kaasmarkt staan nog steeds historische gebouwen zoals een kerk, stadhuis en waag. In de 14e eeuw vond er een drastische verschuiving plaats van bewoning op het platteland naar de kern Purmerend. De oudste vermelding van de naam Purmerend dateert uit 1342. Purmerend ontwikkelde zich door deze verhuisbeweging als een vissers- en handelsnederzetting. De bewoners vestigden zich vooral aan De Where die het Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de Zuiderzee. Gedurende de 14e eeuw groeide de kern Purmerend uit tot een echte stedelijke kern met bijbehorende stedelijke elementen (bijvoorbeeld een waag en bepaalde handelsprivileges). In de 17e eeuw werden de drie grote meren rond de stad drooggemalen en werd het economische accent verschoven van de visserij naar marktstad voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland en WestFriesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid. De omwalling van Purmerend tussen de 16e en 19e eeuw is nog steeds aan de contouren van het bastion en de stadsgracht te zien. Het Noordhollands kanaal en de huidige Where zijn op de westelijke- en noordelijke stadsgrachten voor hun bestemming aangepast. In 1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend voltooid. Het station werd buiten de grachtengordel van het oude Purmerend gebouwd met het oog op stadsuitbreiding in de toekomst. In het begin van de 20e eeuw vond de eerste stadsuitbreiding buiten de stadswallen en grachtengordel plaats. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in 1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. De laatste vier decennia heeft Purmerend een explosieve groei doorgemaakt.
3.2
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het plangebied wordt gevormd door vier ruimtelijke identiteiten, die nauw met elkaar zijn verweven: 1. Het kerngebied vormt het oudste deel van de binnenstad en vertoont tegelijkertijd de grootste economische dynamiek, waar de detailhandelsfunctie belangrijk is. 2. De schil hieromheen aan de noord-, zuid- en westkant waarin de woonfunctie overheersend is, en ook andere functies voorkomen. 3. Het Koemarkt gebied vormt de oostkant van het kerngebied, hier is de horecafunctie de belangrijkste functie. 4. De centrumring loopt rond het kerngebied en het Koemarktgebied. De panden langs deze ring vertonen de functionele karakteristiek van een overgangsgebied tussen het kerngebied en de schil, hier zijn verschillende economische functies vertegenwoordigd.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
15
In deze indeling zijn ook de gebieden te herkennen die een rol spelen in de boven beschreven historische ontwikkeling: In de middeleeuwen is het kerngebied (1) en in aanzet de randen hieromheen gevormd. In de 16de en 17de eeuw werd het gebied rond de Koemarkt (3) gerealiseerd en in de 19de en 20ste eeuw werd het gebied tot aan de singel (2) bebouwd. Aan de hand van deze gebieden worden de verschillende aspecten van de ruimtelijke structuur hieronder verder beschreven (de groen- en waterstructuur, de wegenstructuur, en de bebouwingsstructuur). 3.2.1 Groen- en waterstructuur De belangrijkste groen- en watergebieden liggen langs de randen van het plangebied (in de schil, gebied 2). De waterpartijen komen overeen met de oude vestingwerken. De vestingwerken zijn in de 19de eeuw omgevormd tot parken. Vooral de Plantsoengracht en de Nieuwegracht zijn mooie groengebieden met veel allure. Grote bomen ondersteunen het beeld van de statige 19de eeuwse bebouwing langs deze binnenstadrand. Op het oude bolwerk ligt een begraafplaats, deze heeft de sfeer van een verborgen tuin. Aan de westkant ligt het Noordhollands kanaal dat een grote schaal aan de ruimte toevoegt. Aan de noordrand ligt De Where, die weer kleinschaliger is dan het kanaal. Deze ruimtes kennen niet de ruimtelijke allure die de zuid- en oostkant kent. De centrumring (gebied 4) wordt ruimtelijk bepaald door de verkeersfunctie. Van de oorspronkelijke bomenlaan langs de centrumring zijn nog maar op kleine stukken overgebleven (langs de Westerstraat, Gedempte Where). De groene delen van de centrumring hebben meer allure dan de boomloze delen. 3.2.2 Wegenstructuur Het stratenpatroon zoals dat in de Middeleeuwen gevormd is, is in het kerngebied nog steeds zichtbaar. De Kaasmarkt is het centrum van het assenkruis. Dit assenkruis wordt gevormd door de Peperstraat en de Hoogstraat van noord naar zuid en het Padjedijk en de Breedstraat / Dubbele Buurt van west naar oost. In de vier kwadranten die door dit assenkruis ontstaan bevinden zich smalle straatjes en steegjes die onderling verbonden (kunnen) zijn. Het stratenpatroon is hier fijnmazig. Dit gebied is autovrij (erftoegangswegen). Uitsluitend ten behoeve van bevoorradingsverkeer wordt gemotoriseerd verkeer toegelaten. Rondom het kerngebied liggen de ontsluitingswegen (erftoegangswegen+ en ontsluitingswegen). In het plangebied is één centraal plein gelegen; De Koemarkt. De Koemarkt heeft momenteel een functie als stadsplein waar evenementen kunnen plaatsvinden en dat tevens een terrasfunctie heeft. 3.2.3 Bebouwingsstructuur Bebouwing in het kerngebied De bebouwing in het kerngebied kwam, op enkele uitzonderingen na, tot stand tussen de Middeleeuwen en de 16e eeuw. Veel oorspronkelijke bebouwing is intussen verdwenen en vervangen, maar enkele kenmerken zijn gebleven. Kenmerkend voor in ieder geval het kerngebied van de binnenstad is dat het individuele pand een belangrijke bouwsteen voor de stadsplattegrond is. De panden hebben een breedte van zes tot tien meter. Deze relatief smalle beukmaat is een wezenlijk kenmerk van de meeste (fraaie) binnenstadstraten en leidt tot kleinschalige bebouwing. De panden zijn over het algemeen twee tot drie verdiepingen hoog en de bouwhoogte is meestal groter dan de gevelbreedte. De bebouwing is in bijna alle gevallen voorzien van een kap, waarbij de nok vaak haaks op de straat staat. De panden in de binnenstad verschillen qua afmeting en vormgeving van elkaar. Dat verschil komt onder andere tot uitdrukking in de verschillen in gevelhoogte en -breedte. Tegelijkertijd zijn de panden ook weer niet zo afwijkend van elkaar dat er geen sprake is van enige mate van onderlinge verwantschap. Verder is het ook kenmerkend dat alle panden in een doorlopende gevellijn liggen. Voor wat betreft de bebouwing achter de voorgevel kan geconstateerd worden dat op de begane grond van de bouwblokken nauwelijks nog onbebouwde ruimte te vinden is, in ieder geval is er geen sprake meer van tuinen op de achtererven.
16
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bebouwing in de schil De bebouwing in het randgebied kwam tot stand in de 19de en 20ste eeuw. Individuele panden zijn wel te onderscheiden maar hier treedt vaker het principe van rijvorming op: de gevel van een pand wordt een aantal keren herhaald in een gevelwand. Een redelijk hoge kwaliteit in de gevelwand treedt op aan de Nieuwe Gracht maar ook hier is de rijvorming opvallend. In dit gebied liggen achter de panden nog vaak tuinen. De gevelbreedte in dit gebied is veelal breder dan in het kerngebied. Bebouwing bij de Koemarkt en omgeving Dit gebied lijkt qua bebouwing het meest op het kerngebied. De architectonische waarde van de wanden rond de Koemarkt is hoger dan in het kerngebied. Alleen de westelijke wand wijkt erg af van de andere drie wanden, deze bebouwing is van meer recente datum. De gevelwanden rond de Koemarkt zijn in verhouding tot de pleinruimte laag. Vanuit de Koemarkt is er een mooie zichtas op de lantaarn van de Koepelkerk.
3.3
Beeldbepalende elementen
In de notitie Beeldkwaliteit - behoudenswaardige panden8 is een inventarisatie gemaakt naar de beeldbepalende elementen in de binnenstad. In de binnenstad bevinden zich een groot deel van de rijks- en gemeentelijke monumenten die Purmerend rijk is. In de binnenstad is een grote verscheidenheid in gevelaanzichten en dakvormen aanwezig. Met name de bouwstijlen uit de 17e, 18e en 19e eeuw zijn goed vertegenwoordigd. De diversiteit wordt versterkt door afwisseling van hoge en lage panden. De beeldbepalendheid van de binnenstad wordt echter niet bepaald door de individuele panden, maar juist ook door de afwisseling van gevels in de bebouwing. Kerngebied In het kerngebied kan verschil gemaakt worden tussen gave gevelwanden waarin de afwisseling van gevels onverkort tot uitdrukking komen en minder gave gevelwanden waarin bijvoorbeeld sprake is van gaten in de gevelwand of bebouwing die zich niet voegt in de karakteristieke maatvoering (bijvoorbeeld het Willem Eggert Centrum). Straten met een hoge beeldkwaliteit kennen een grote diversiteit van gevelbeelden. De kleinschaligheid van de gevelindeling is van grote waarde en daardoor behoudenswaardig. De straten in en rondom het historische assenkruis vormen hiervan een goed voorbeeld. Een aantal straten in het kerngebied is door het veelvuldige invullen met brede panden in sterke mate aangetast in zijn historisch signalement. Straten met een matige tot slechte beeldkwaliteit zijn de volgende: de Zuidersteeg, de Westersteeg en de Gedempte Singelgracht. Deze straten kenmerken zich door grote panden die door de laagwaardige architectuur sterk op elkaar lijken. Schil Naast de gevelwanden van het assenkruis hebben de gevelwanden langs de Gedempte Where en het Venediën, langs de Weerwal, de oude Vischmarkt en het westelijk deel van de Achterdijk een hoge waarde. De wanden van de schil hebben een gemiddelde waarde. Op sommige plekken vallen grotere leemtes in de bebouwingswand (bijvoorbeeld het Willem Eggert Centrum aan de Nieuwstraat) waardoor de kwaliteit hier wat minder wordt aangeslagen. Daarnaast is de schil ook het gebied waar een aantal grotere winkelformules aanwezig zijn. Koemarkt en omgeving De gevelwanden in de Plantsoenstraat hebben een gemiddelde kwaliteit. Voor het overige geldt hetzelfde als beschreven voor het kerngebied, met dien verstande dat er geen sprake is van een samenhangend geheel: het beeld wisselt sterk.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
17
3.4
Cultuur historische analyse
Voor de cultuurhistorische analyse van het plangebied zijn twee onderdelen van belang; monumenten en archeologie. In deze paragraaf worden de monumenten verder uitgewerkt. In hoofdstuk 5 komt archeologie aan de orde. Monumentenbeleidsnota In 2004 is de Monumentenbeleidsnota 2004 vastgesteld. Met als belangrijkste doelstelling de bescherming en instandhouding van het cultureel erfgoed van Purmerend. De gemeente Purmerend heeft 30 rijksmonumenten en 87 gemeentelijke monumenten. Veel van deze monumenten zijn gelegen in het plangebied. De monumenten worden beschermd o.g.v. de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Purmerend 2004. Een lijst met de Rijks- en gemeentelijke monumenten om het plangebied is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.
Figuur 4: Rijks,- en gemeentelijke monumenten en panden met goede tot lage beeldkwaliteit. Behoudenswaardige panden Het behoud van alleen de Rijks- en gemeentemonumenten is onvoldoende om het historisch aanzien van een binnenstad van de omvang van Purmerend te schragen. Voortkomend uit de Structuurvisie heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de beeldkwaliteit en behoudenswaardigheid van panden in de binnenstad. Dit onderzoek vloeide tevens voort uit de maatschappelijke onvrede over de veelvuldige sloop van veel panden die bijdragen aan de historische authenticiteit van de binnenstad. Deze panden hebben veelal vanuit bouwhistorisch oogpunt net te weinig waarde om voor de monumentenstatus in aanmerking te komen, maar dragen wel bij aan de historische kwaliteit van de binnenstad. Deze lijst is opgenomen in de Beleidsnota Behoudenswaardige panden, zoals door het college is vastgesteld in oktober 2007. Het beleid is erop gericht de niet-monumentale panden, maar wel behoudenswaardige panden een zekere bescherming te bieden. Alle panden in de binnenstad zijn op vijf criteria beoordeeld:
18
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
1. Voegt het betreffende pand zich in de voor de binnenstad typische korrelgrootte? 2. Is het pand herkenbaar als uniek individu maar tegelijkertijd ook als onderdeel van de gevelwand, dat wil zeggen dat het ook weer niet te veel afwijkt van de buurpanden? 3. Heeft het pand een voor de binnenstad passende beëindiging (bij voorbeeld met een kap)? 4. Toont het pand een voor het centrum kenmerkende gevelgeleding, meestal met een verticaal accent? 5. Zijn er nog authentieke oude bouwmaterialen en originele ornamenten te zien en is er sprake van een detaillering en kleurstelling die de historische identiteit respecteert? Uit dit onderzoek is een groot aantal panden voortgekomen die belangrijk zijn voor de uitstraling van historiciteit van de huidige binnenstad. Er is geen regeling vastgesteld op basis waarvaan de behoudenswaardige panden een bepaalde bescherming genieten, behalve de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwregels. Wel zijn er onlangs 41 gemeentelijke monumenten in de binnenstad aangewezen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
19
20
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 4
Functionele analyse
Het plangebied heeft een belangrijke centrumfunctie voor de stad Purmerend en voor de regio Waterland. Dit komt onder andere tot uiting in een hoog 'winkelgehalte', uitgaansmogelijkheden, vermaak- en cultuurelementen en rust en verblijfsmogelijkheden. Het voorzieningenaanbod in het plangebied is toegesneden op de diversiteit van deze functies en de daarbij behorende doelgroepen. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de functionele analyse van het plangebied. In de eerste paragraaf wordt ingegaan op de functionele structuur van het gebied; welke functies zijn in welk (deel)gebied te vinden. De volgende paragrafen gaan in de op de verschillende functies die aanwezig zijn in het plangebied, zoals detailhandel, horeca, toerisme, wonen enz. Tevens wordt ingegaan op het gemeentelijke beleid voor deze functies en de betekenis daarvan voor het bestemmingsplan
4.1
Functionele analyse
Het plangebied heeft hoofdzakelijk een centrumfunctie waarin diverse functies aanwezig zijn zoals wonen, detailhandel, horeca enz. De verschillende functies liggen met name in het kerngebied. In deze paragraaf wordt aan de hand van bovenstaande gebiedsindeling een beschrijving gegeven van de functionele structuur van de verschillende deelgebieden.. 1. Kerngebied Het kerngebied kenmerkt zich door een intensieve menging van vrijwel alle functies: wonen, detailhandel, dienstverlening, kantoren, horeca, maatschappelijke doeleinden, cultuur en ontspanning etc. Deze functies liggen overal in elkaars nabijheid. De woonfunctie komt vrijwel uitsluitend voor op de verdieping en nauwelijks op de begane grond. De overige functies komen vooral voor op de begane grond en soms op de verdieping. De intensieve menging van functies op een relatief kleine ruimte is een grote kwaliteit. De verticale menging van wonen en andere functies zorgt voor de levendigheid van het centrum, niet alleen overdag maar ook in de avond. In de Structuurvisie is opgenomen dat het beleid erop is gericht deze functiemenging te beschermen. In het assenkruis liggen de drukst bezochte straten van het kerngebied. In deze straten treffen we vooral kleine winkels van lokale eigenaren aan. Deze winkels vertegenwoordigen een grote meerwaarde voor Purmerend want hiermee onderscheidt de stad zich van veel andere binnensteden waarin de filialen van grote winkelketens overheersen. Daar waar de winkelstraten aansluiten op de centrumring nemen de passantenaantallen merkbaar af en dat geldt ook voor de andere aanloopstraten (Zuidersteeg, Koestraat, Kalversteeg en Kolkstraat). De ondergeschikte winkelstraten (zoals Schoolsteeg, Weeshuissteeg en Eggertstraat) functioneren als minder intensief bezochte winkelstraten. Het meest belopen winkelcircuit wordt gevormd door de Dubbele Buurt/Breedstraat/Kaasmarkt, de Hoogstraat tot aan de passage die naar het Willem Eggert Centrum (WEC) leidt, de passage en het WEC en de Koestraat/Koemarkt. Op deze straten zijn bij passantentellingen in de laatste jaren de meeste bezoekers geteld. Daarnaast is het WEC een druk bezochte winkellocatie in het kerngebied. Binnen het WEC bevinden zich winkelketens die veel bezoek trekken. De ontwikkeling tendeert naar een intensivering van de bezoekersaantallen binnen het WEC omdat de publiek aantrekkende winkels zich in dit winkelcentrum bevinden. Daarnaast is er een grote parkeergarage aanwezig. Binnen het kerngebied liggen straten die een geringe bijdrage leveren wat betreft de interactie tussen de naastgelegen panden en de openbare ruimte (bijvoorbeeld Westersteeg, Kerkstraat en Zuidersteeg). Op de begane grond zijn in deze straten opslagruimten (Westersteeg), parkeerruimten of technische ruimten of gesloten wanden van winkels aanwezig. Van een directe functionele relatie tussen de ruimten op de begane grond en de straat die eigen is aan de binnenstad is hier nauwelijks sprake.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
21
2. De schil De buitenrand van de binnenstad, die voor een belangrijk deel gelegen is langs waterpartijen, is functioneel gezien een woongebied waarin andere ondergeschikte functies, zoals een restaurant of een klein bedrijf, gelegen zijn. Ook deze wat rustigere delen van de binnenstad vormen een kwaliteit juist omdat zij afwijken van de drukte van het centrum. Binnen de schil kan onderscheid worden gemaakt tussen de luwere delen aan de noord- en zuidkant van de binnenstad waarin de woonfunctie overheersend is en het deel aan de westkant waarin een sterkere functionele differentiatie in het oog valt. 3. Koemarkt en omgeving De directe omgeving van de Koemarkt is wat betreft functie, een opvallend homogeen horecagebied. De Koemarkt manifesteert zich als het horecaplein van Purmerend waarin ook nachthoreca aangeboden wordt. Op de verdieping van veel panden zijn woningen gelegen. De gebieden die liggen tussen het horeca-gebied en de centrum-ring zijn een stuk minder makkelijk te duiden wat betreft het functioneel karakter: de Plantsoenstraat ligt in de periferie van het winkelgebied en dat is te merken aan geringe omvang van de voetgangersbewegingen. Het oostelijk deel van de Nieuwstraat biedt vrijwel geen publieksfuncties aan, de Plantsoengracht laat zich zien als kantorenstrook, langs de Achterdijk liggen wel winkels die echter te weinig aantrekkingskracht uitoefenen om veel verkeer te genereren. Met deze onregelmatige functionele typering sluit het oostelijke deel van de centrum-ring aan op de boven beschreven karakteristiek van de ring rond het kerngebied. 4. Centrumring De straatwanden langs de centrumring zijn op veel plekken ingevuld met functies die open staan voor het publiek. Tekenend voor de wanden langs de ring is de menging van allerlei functies en de aanwezigheid van grootschaliger functies die in het kerngebied niet present zijn (bijvoorbeeld verzorgingstehuis, bankkantoor etc.). Zoals genoemd toont dit gebied qua bouwstructuur en functie kenmerken van een overgangsgebied. Een andere belangrijke functie van dit gebied waarmee rekening dient te worden gehouden is dat het de toegang vormt tot de historische kern van de binnenstad.
Figuur 5: Visie op de ontwikkeling van de binnenstad
22
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
4.2
Detailhandel
Purmerend is het koopcentrum voor Purmerend en omgeving en kan worden getypeerd als een regionaal centrum. De binnenstad is de plaats waar publiekaantrekkende detailhandel, horeca, cultuur, kleinschalige en grootschalige vermaakelementen thuis horen. In de hiërarchie van de detailhandelvoorzieningen in Purmerend neemt de binnenstad een bijzondere en prominentie positie in. In de binnenstad zijn de belangrijkste functies gebundeld en geconcentreerd, met het accent op winkels (non-food), horeca en cultuur. In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de detailhandel binnen het plangebied. 4.2.1 Winkelaanbod Ruim 37.5% van het winkelaanbod van Purmerend is gevestigd in de binnenstad. Het winkelaanbod beslaat een oppervlakte van circa 42.040 m2 wvo verspreid over circa 279 verkooppunten in het plangebied. Dit ligt lager dan het aanbod dat gemiddeld aanwezig is in centra met vergelijkbaar inwonertal (ca. 53.000 m2 wvo). In de binnenstad ligt een sterk accent op de niet-dagelijkse artikelensector. De verhouding dagelijks / niet-dagelijks is 8% / 92% (landelijk 13% / 87%). De mate van concentratie van het aanbod in de binnenstad is ten opzichte van het totale aanbod in de dagelijkse sector 12% en niet dagelijkse sector 47%. In de meeste hoofdbranchegroepen in de niet dagelijkse artikelensector, de warenhuisbranche en mode, heeft de binnenstad minder meters dan gemiddeld. Dagelijkse artikelen Het aantal winkels in dagelijkse artikelen in het plangebied bedraagt 24 en beslaat in omvang circa 3.455 m2 wvo. Het gaat hierbij om levensmiddelen en persoonlijke verzorging. Er is geen supermarktaanbod in het plangebied. De supermarkten bevinden zich in de gebieden grenzend aan het plangebied. Wel zijn er diverse (vers)speciaalzaken in het plangebied. De binnenstad bindt een relatief beperkt aandeel (10%) van de koopkracht, corresponderend met het aanbod in de flanken. Deze koopkracht is vooral afkomstig van de 'eigen bewoners' van het centrumgebied. Inwoners van Purmerend doen vooral boodschappen bij het 'eigen' aanbod in de wijk. De nabijheid van de winkels is - zoals overal - een belangrijke factor. Niet-dagelijkse artikelen Het aantal winkels in niet dagelijkse artikelen in het plangebied bedraagt 243 en beslaat een omvang van circa 38.585 m2 wvo. De binnenstad manifesteert zich uiteraard als het koopcentrum van Purmerend en haar regio, vanwege het daar aanwezige aanbod. 4.2.2 Beleid De detailhandelstructuurvisie Purmerend 2002 - 2007 en daaropvolgend de nota detailhandel 20072011 beschrijven de visie waarmee de gemeente het bestaande winkelaanbod wil behouden en versterken tot een hoogwaardig winkelgebied, zowel kwalitatief als kwantitatief. Daarnaast vormt het een toetsingskader waaraan bestaande en toekomstige initiatieven van marktpartijen worden getoetst. In 2010 wordt de detailhandelsvisie voor de binnenstad herzien. De historische kwaliteiten, de compactheid, het gemoderniseerde voetgangersgebied en de reeds aanwezige functies vormen de basis voor de gewenste kwaliteitssprong tot hoogwaardig winkelgebied. Om het functioneren van het centrum te verbeteren en de functie als regionaal centrum te versterken worden m.n. de aspecten horeca (zie paragraaf 4.4) en winkelaanbod als kansen benoemd. Om de doorloop door de binnenstad te bevorderen, is het wenselijk een extra winkelzwaartepunt ten opzichte van het WEC te creëren met bijbehorende verkeersvoorzieningen en dat goed bereikbaar is.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
23
Binnen het centrum is uitbreiding van het winkelaanbod gewenst. De nota detailhandel 2007-2011 gaat uit van een uitbreidingsruimte binnen de detailhandel van circa 10.000 m2 wvo door in te zetten op stimulering stadsvernieuwing in het kader van 'wonen boven winkels' en deels door een efficiënter ruimtegebruik. In het bestemmingsplan wordt de maximum wvo verruimd van 400 m2 naar 500m2, met een vrijstellingsmogelijkheid (tegenwoordig afwijkingsmogelijkheid) tot 1000 m2 en incidenteel tot 3.000 m2. Incidenteel wordt winkelruimte op de verdieping toegestaan. Bij de vrijstellingsmogelijkheid wordt rekening gehouden met de locatie, de historische kwaliteit van de panden, de branche en de positie in de binnenstad. De in voorbereiding zijnde detailhandelsvisie wijzigt naar verwachting niets aan de uitgangspunten van het bestaande beleid.
4.3
Horeca
In de gehele gemeente Purmerend zijn circa 125 horecabedrijven gevestigd, verdeeld over vier sectoren: +/- 45 bedrijven in de drankensector, +/- 40 restaurants, bijna 40 bedrijven in de fastservicesector en 2 hotels. Het totale verkoopoppervlakte van de horecasector in Purmerend bedraagt circa 15.200 m2. 4.3.1 Aanbod binnenstad Bijna 70% procent van het totale aanbod is gevestigd in de binnenstad (85). Daarbinnen is weer een concentratie: 32 horecabedrijven zijn gevestigd op de Koemarkt. In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de in het plangebied voorkomende horecavestigingen. Het betreft voornamelijk (eet)cafés en restaurants. De horecaconcentratie rondom de Koemarkt bestaat hoofdzakelijk uit cafés en restaurants. Het restaurantaanbod is divers. De meeste bedrijven bevinden zich in het middensegment. Het café aanbod is nogal eenzijdig en bestaat vooral uit relatief kleinschalige, 'bruine' kroegen, die vooral in de avonduren geopend zijn. Dergelijke uitgaansgelegenheden worden vooral bezocht door jongeren. Voor de oudere doelgroep (>35 jaar) is het uitgaansaanbod beperkt. Deze groep vraagt vooral meer kwaliteit, hygiëne en service. De landelijke trend van schaalvergroting en de opkomst van het aantal grandcafes zijn in Purmerend nog nauwelijks te herkennen. Verspreid over het winkelgebied bevinden zich enkele winkelondersteunende horecabedrijven, zoals lunchrooms, snackbars, ijssalons en een broodjeszaak. Opvallend is de afwezigheid van veel fastfood-ketenbedrijven in de binnenstad. In het plangebied is één hotel gelegen. De historische gevels aan de Koemarkt zorgen voor een aantrekkelijke uitstraling van dit horecacluster. De herinrichting van de Koemarkt tot een hoogwaardig horeca- en evenementenplein levert zonder meer een belangrijke bijdrage aan de beleving van de Koemarkt als horecaverblijfsgebied van Purmerend. . De ruime terrassen op de Koemarkt en de sfeervolle inrichting van de horecabedrijven vergroten de levendigheid en versterken de uitstraling van de binnenstad, zowel in de het hoogseizoen als het laagseizoen. De Koemarkt wordt gebruikt als sfeervol verblijfs- en ontmoetingsgebied, het houden van evenementen zoals voor- en najaarskermis en als locatie voor de weekmarkt. De Koemarkt heeft historische kwaliteit die wordt gevormd door het plein met daaromheen fraaie panden. In de panden zijn voornamelijk horecabedrijven gevestigd. De sterkste ontmoetingsplaatsen in het plangebied zijn de Kaasmarkt en de Koemarkt. De Kaasmarkt (met kerk en museum) in relatie tot het Waagplein (met de Purmarijn) vormt een belangrijke schakelfunctie met dag- en avondhoreca. 4.3.2 Beleid Ingezet wordt op kwaliteitsverbetering van de horecasector (onder meer door schaalvergroting en marktsegmentering) en anderzijds op de bevordering van synergie tussen verschillende voorzieningen en functies in de stad.
24
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Het gebied rondom de Koemarkt is een horecaconcentratiegebied, waarbinnen ruimte is voor een uitgebreid en gevarieerd horeca-aanbod. Er is in dit gebied ruimte voor dynamiek en schaalvergroting van de horecasector. Om meer kwaliteit en variatie in het aanbod te krijgen is vooral uitbreiding van het aantal bedrijven in het midden en hogere marktsegment gewenst. Het is belangrijk dat er meer grotere horecagelegenheden komen, met aandacht voor kwaliteit, hygiëne en service. Schaalvergroting wordt voorzien door uitbreiding naar achteren of samenvoeging van naast elkaar gelegen panden. Ook het gebruik van de verdieping biedt kansen voor uitbreiding van het oppervlak per bedrijf. Verspreid over het kernwinkelgebied is een aantal daghorecabedrijven (broodjeszaken/lunchrooms) met een winkelondersteunende functie gevestigd. De omvang en variatie van het horeca-aanbod voor het winkelend publiek is enigszins beperkt. De centrumfunctie van Purmerendse binnenstad kan verder worden ontwikkeld door versterking van het aanbod van winkelondersteunende horeca en door de verbetering van de relatie tussen horeca en winkels. De relatief smalle winkelstraten in de binnenstad van Purmerend bieden weinig ruimte voor horeca en terrassen. De gewenste uitbreiding van de winkelondersteunende horeca kan daarom het beste plaatsvinden op pleintjes in het winkelgebied, in aansluiting op de reeds bestaande horecabedrijven. Rondom de Kaasmarkt en bij de kruising Dubbele Buurt - Breedstraat/Willem Eggertstraat kunnen verspreid over het winkelgebied herkenbare horecaclusters ontstaan.
4.4
Toerisme
Toerisme en recreatie zijn van groot belang voor de inkomsten, werkgelegenheid en sociale cohesie van de gemeente. De gemeente Purmerend staat bekend als hart van Waterland en heeft daardoor een beperkte aantrekkingskracht. Het toevoegen van faciliteiten als goede overnachtingsmogelijkheden, goede aanmeerlocaties voor recreatie- en chartervaart in combinatie met een boulevardsfeer en duidelijk begeleide looproutes naar de binnenstad en horecapleinen zijn ambities die bij kunnen dragen aan de beleving van Purmerend als aantrekkelijke historisch hart van Waterland. 4.4.1 Beleid Verblijfsrecreatie In de gemeente is onvoldoende aanbod van overnachtingsmogelijkheden. In Purmerend zijn twee hotels: het Hamshire (golf)hotel (buiten het plangebied) en hotel Spijkerman die in het plangebied ligt. Er is behoefte aan extra overnachtingsmogelijkheden Dagrecreatie De gemeente wil de aantrekkingskracht en de kwaliteiten van de binnenstad vergroten. Evenementen en arrangementen met gemeenten uit de regio Waterland moeten Purmerend toeristisch meer op de kaart te zetten. Een voorbeeld hiervan is de deelname aan het project Riviercruisevaart.
4.5
Wonen
In deze paragraaf wordt het woonbeleid in Purmerend weergegeven. In de eerste drie paragrafen worden de verschillende beleidsnotities samengevat die door de gemeente zijn vastgesteld. In de vierde paragraaf wordt specifiek op het wonen in de binnenstad ingegaan. 4.5.1 Woonvisie Purmerend 2007-2011 In de Woonvisie Purmerend 2007-2010 heeft de gemeente haar visie en activiteiten tot en met 2010 op het gebied van wonen geformuleerd. De vorige woonvisie (2002-2005) stond in het teken van stadsuitbreiding (vooral in Weidevenne), maar met de vaststelling van de met als thema "Van groei naar bloei" is het belangrijkste speerpunt de kwaliteit van het wonen in de straat, wijk en stad. De gemeenteraad heeft ervoor gekozen voorlopig niet uit te breiden. De luxe positie uit het verleden is voorbij: de gemeente beschikt niet meer over oneindige ruimte. Dat betekent echter niet dat de stad "af" is. Binnen de bestaande grenzen worden volop woningen ontwikkeld, maar het nieuwe speerpunt is kwaliteit in plaats van kwantiteit. De gemeente heeft in de Woonvisie Purmerend 2007 - 2010 haar visie gegeven en die vertaald in een concreet actieprogramma. Het actieprogramma bestaat uit vier punten: bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
25
1. De woningmarkt van Purmerend moet de inwoners gelijke kansen bieden op een woning, ongeacht leeftijd, inkomen en huidige woonplaats. Er moet meer aandacht worden gegeven aan groepen die moeilijk toegang hebben tot de woningmarkt. De gemeente Purmerend moet streven naar een rechtvaardige woonruimteverdeling met gelijke kansen voor verschillende groepen. 2. Purmerend moet streven naar een gedifferentieerd woningaanbod en variatie in woonmilieus. Hierin kan de consument dan een zo goed mogelijk bij hem of haar passende woning bereiken. De woningnood wordt de komende jaren niet opgelost. Wel werkt de gemeente voortdurend aan oplossingen voor het probleem en past daarbij meer variatie in woningen toe. Dat kan door nieuwbouw te plegen zoals in Weidevenne, daar worden verschillende woningen en woonmilieus gemengd. 3. Purmerend moet ernaar streven om een aantrekkelijke stad te worden met een goede kwaliteit van de sociale en fysieke woonomgeving: schoon, veilig én compleet qua voorzieningen. Daarnaast moeten bewoners de gelegenheid krijgen om invloed te kunnen uitoefenen op hun woning en woonomgeving. 4. In Purmerend moeten voldoende en passende woningen aanwezig zijn die aansluiten bij de zorgvraag of problematiek van kwetsbare groepen. De gemeente gaat samen met woningcorporaties werken aan het voorkomen van dakloosheid en tweedekansenbeleid. Verder wordt de opgave voor wonen met zorg uitgewerkt in concrete projecten op wijkniveau. 4.5.2 Woonprogramma uit Structuurvisie 2005-2020 De Structuurvisie Purmerend 2005 - 2020 bevat enkele doelstellingen over de woonprogramma in Purmerend. Deze doelstellingen zijn vertaald in speerpunten: 1. meer differentiatie in woonmilieus aanbrengen door toevoegen of herstructureren naar centrumstedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huuren koopwoningen en seniorenwoningen; 2. inzetten op behoud van het suburbane wonen, groen en rustig, dit kan door dit mee te nemen in de plannen voor de herstructurering van de wijken; 3. nieuwe concepten voor het combineren van wonen en zorg ontwikkelen; 4. in cijfers is de woningbouwopgave voor de ISW-regio 2020: 3.000 nieuwbouw en 3.000 ICT (intensiveren, combineren, transformeren), dit is inclusief de autonome vraag van Purmerend. 4.5.3 Beleidsregels aan-huis-verbonden-beroepen en (kleinschalige) bedrijven In de beleidsnotitie Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven is aangegeven dat het mogelijk dient te zijn om een beroep aan huis uit te oefenen. Dit geldt voor zowel de traditionele aan-huis-verbonden beroepen als ook modernere nieuwe kleinschalige bedrijvigheid. Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten zijn in overeenstemming met de woonfunctie mits: 1. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²; 2. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf; 3. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk; 4. geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend; 5. geen personeel in dienst is; 6. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend; 7. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving. 4.5.4 Wonen in de binnenstad De woonfunctie is in de binnenstad onmisbaar gelet op de gunstige invloed op de leefbaarheid. De aanwezige woningen kennen een grote diversiteit: zowel sociale huurwoningen, huurwoningen in het duurdere segment, als koopwoningen zijn vertegenwoordigd. Voor het overgrote deel betreft het appartementen en bovenwoningen. Aan de buitenrand liggen nog wel enkele straten met eensgezinswoningen.
26
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Het uitgangspunt in het kerngebied is dat ruimte zo optimaal mogelijk wordt gebruikt en dat in dat verband 'wonen boven winkels' uitgangspunt is. Voor het kerngebied is het wonen-boven-winkels een verplichting. Dit verlevendigt de binnenstad na sluitingstijd van de winkels. Het moet mogelijk zijn hiervan af te wijken als daar aanleiding toe is (zie juridische planbeschrijving), via een vrijstellingsmogelijkheid die in het kerngebied geldt. Bij deze mogelijkheid wordt rekening gehouden met de locatie, de historische kwaliteit van de panden, de branche (type winkel) en de positie in de binnenstad en de mogelijkheid tot het creëren van woningen op de bovenverdieping.
4.6
Maatschappelijke voorzieningen
Verspreid over het plangebied zijn diverse functies aanwezig. In het bijzonder zijn te noemen het theater en het museum in het kerngebied en de aanwezige kerken.
4.7
Bedrijven en kantoren
In het plangebied bevinden zich nagenoeg een heel beperkt aantal bedrijven anders dan horeca, detailhandel en dienstverlenende bedrijven. Er is een benzinestation en een garage gelegen aan het Tramplein. In het kerngebied is nog één ambachtelijk bedrijf gelegen. Kantoren zonder verder dienstverlenende functie (dus waar op geen enkele wijze publiekbezoek plaats heeft) vindt men op diverse locaties, en met name aan de randen van het plangebied. De meeste kantoren bevinden zich op de verdiepingen of zijn gelegen in het woongebied aan het Venediën.
4.8
Verkeer
In het plangebied komen alle verkeersstromen samen: auto's, fietsen, bussen en voetgangers delen hier de beperkte verkeersruimte of kruisen met elkaar. Het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer in de binnenstad is op hoofdlijnen beschreven in het Verkeers- en Vervoerplan Purmerend 2010. Uitwerking hiervan heeft plaatsgevonden in de Structuurvisie, de beleidsnota Parkeren in de binnenstad Purmerend en omgeving (parkeerbeleid 2004 - 2010), het Verkeersveiligheidsplan Purmerend 2007 - 2010 en de Haalbaarheidsstudie parkeergarages Purmerend uit 2008. Op regionale schaal zijn het convenant Gebiedsgericht Benutten (GGB) Purmerend uit 2008 en de OV Visie 2010 - 2030 van belang. De verkeersstructuur in de binnenstad is opgebouwd uit drie elementen: Gebiedsontsluitingswegen zoals De Gedempte Where en de Westerstraat. Deze wegen ontsluiten de gehele stad. Ze zijn ingericht om te ontsluiten en kennen een maximum snelheid van 50 km/uur en bieden zo min mogelijk weerstand. Verkeersoorten worden vanwege de verkeersveiligheid zo veel mogelijk gescheiden. Erftoegangswegen + zoals de Nieuwstraat en de Plantsoengracht. Deze wegen ontsluiten de binnenstad. De maximum snelheid is hier 50 km/uur. Waar het mogelijk is, is het verkeer gemengd en ongeregeld. Erftoegangswegen. Dit zijn de overige straten in het plangebied. Deze zijn primair bedoeld om te verblijven en te parkeren. Hier geldt in het algemeen een maximum snelheid van 30-km/uur of is autoverkeer niet toegestaan. Langzaam verkeer is hier minimaal gelijkwaardig aan het autoverkeer.
Figuur 6: Uitsnede wegcategorisering Purmerend (bron: Verkeersveiligheidsplan Purmerend)
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
27
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de inrichting van wegprofielen conform de uitgangspunten van 'Duurzaam veilig' en voor specifieke wegaanpassingen aan kruispunten in de binnenstad ter verbetering van de verkeersveiligheid. De uitgangspunten hiervoor staan vermeld in het Verkeersveiligheidsplan 2007 - 2010. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de verschillende gebruikers van deze verkeersstructuur, het beleid ten aanzien van dit gebruik en de gevolgen hiervan voor het bestemmingsplan. 4.8.1 Langzaam verkeer Bestaande situatie Het kerngebied van de binnenstad (het winkelgebied, inclusief de Koemarkt), is voetgangersgebied. Autoverkeer is hier niet toegestaan (met uitzondering van laden en lossen) en hier mag in principe ook niet gefietst worden. In de praktijk gebeurt dit laatste wel. In de woongebieden in de Hoornsebuurt wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer (30-km/uur zone) afgewikkeld. Overal in het gebied zijn voetpaden aanwezig langs de wegen voor het autoverkeer. Langs de gebiedsontsluitingswegen zijn vrijwel overal vrijliggende fietspaden of fietsstroken aanwezig, behalve op de Gedempte Singelgracht. Hier ontbreekt een fietsvoorziening. Daar waar fietsverkeer deze ontsluitingswegen kruist, zijn de oversteken geregeld met verkeersregelinstallaties. Op de Nieuwstraat en Plantsoengracht (Erftoegangwegen +) zijn fietsstroken aanwezig. Langzaam verkeer dat hier de straat wil kruisen doet dit ongeregeld en geeft voorrang aan het overige verkeer. Beleid en gewenste ontwikkeling Het beleid is er op gericht de bereikbaarheid van de binnenstad aantrekkelijk te maken voor fietsverkeer. Dit jaar wordt een nieuw fietsbeleidsplan opgesteld en aan de raad ter vaststelling voorgelegd. Omdat de raad een nullijn hanteert voor wat betreft nieuwe initiatieven is de beschikbaarheid over budget en daarmee de uitvoering van maatregelen onzeker. In 2011 wordt de Melkwegbrug aangelegd, een brug voor het fiets- en voetgangersverkeer. Hiermee wordt een goede verbinding gecreëerd tussen de wijken Weidevenne en Kop van West en het centrum. Deze brug komt maakt geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan. 4.8.2 Autoverkeer en parkeren Bestaande situatie Het plangebied wordt ontsloten door een aantal wegen dat in de wegcategorisering van de gemeente Purmerend is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg dan wel "erftoegangsweg +" met een maximumsnelheid van 50 km/h. De Gedempte Where, de Gedempte Singelgracht en de Westerstraat zijn gebiedsontsluitingswegen. De Nieuwstraat en de Plantsoengracht behoren tot de categorie "erftoegangsweg +". De overige wegen en straten in het gebied zijn ingericht als verblijfsgebied en hebben een woonerf regiem of zijn ingericht als 30 km/h-regime. Aan de westzijde van het plangebied geeft de Gedempte Where via de Zuiddijk (gelegen in de gemeente Beemster) aansluiting op de A7 (Zaandam-Hoorn). Aan de zuidwest zijde wordt het gebied via de Jaagweg ontsloten richting Amsterdam en de woonwijken Gors-zuid en Weidevenne. De Gedempte Where is de belangrijkste ontsluitingsweg in het plangebied, en behoort tot de drukste wegen van Purmerend. Deze weg staat momenteel in de top 10 verkeersveiligheidsknelpunten van de gemeente. Het kruispunt Achterdijk, Gedempte Where, Hoornselaan, Kalversteeg is daarbij een belangrijk veiligheidsknelpunt met betrekking tot het fietsverkeer. Hier kruist het fietsverkeer vanuit het noorden naar de binnenstad de drukke stroom autoverkeer. De gemeente Purmerend heeft in het Verkeers- en Vervoersplan Purmerend (vastgesteld door de gemeenteraad van Purmerend in juni 2003) ingezet op een autoluwe binnenstad. Als uitwerking hierop is in 2007 overgegaan tot de invoering van het zogenaamde gedeeltelijk rotondemodel). De "ring" rond de binnenstad is daarbij gedeeltelijk in één richting te gebruiken. De Westerstraat en het westelijke deel van de Nieuwstraat (tot aan de toegang tot de Willem Eggert parkeergarage) hebben éénrichting verkeer, het openbaar vervoer rijdt nog in twee richtingen.
28
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Het parkeren in de binnenstad vindt plaats op openbare straatparkeerplaatsen, op privé-terreinen van bedrijven en in parkeergarages. Uit het Parkeeronderzoek Purmerend Binnenstad, Gors-noord uit 2009 blijkt dat de parkeerdruk in het centrum van Purmerend en omgeving op het drukst waargenomen moment 75% bedraagt. De parkeerdruk in het openbare gebied is dan ook hoog, maar ruim lager dan de maximale wenselijke bezettingsgraad van 85%. In de gehele binnenstad is het parkeren gereguleerd door middel van vergunningsparkeren en/of betaald parkeren. Er zijn in 2010 twee permanente parkeergarages in gebruik in de binnenstad: de parkeergarage bij het WEC (400 parkeerplaatsen) en de parkeergarage Claxonate (200 parkeerplaatsen). Daarnaast is er een tijdelijke, demontabele parkeergarage gerealiseerd op de Schapenmarkt (het Lammetje) met circa 200 plaatsen. Dit om (tijdelijk) het verlies aan parkeerplaatsen door de herinrichting van de Koemarkt te compenseren. Voor de tijdelijke parkeergarage is in 2008 een tijdelijke vrijstelling verleend van het bestemmingsplan "Koemarkt e.o. 1976" en het Uitwerkingsplan III van bestemmingsplan "Koemarkt 1976" voor de periode van maximaal vijf jaar na realisatie en in geen geval langer dan tot 1 maart 2014 worden Deze vrijstelling kan niet worden verlengd. Uiterlijk aan het einde van deze periode en in geen geval later dan 1 maart 2014 dient de tijdelijke parkeergarage te zijn verwijderd. Beleid en gewenste ontwikkelingen In de binnenstad is de auto te gast. In de Structuurvisie is ten aanzien van de verkeersstructuur de ambitie opgenomen het doorgaande verkeer langs het centrum te ontmoedigen. De keuze om het gedeeltelijke rotondemodel te handhaven of een volledig rotondemodel in te voeren is nog punt van discussie. Onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn van een volledig rotondemodel. Dit onderzoek wordt naar verwachting afgerond in 2011. De keuze ten aanzien van de verkeersstructuur voor het centrum moet in samenhang met economische en stedenbouwkundige overwegingen plaats vinden. In de Structuurvisie is aangegeven dat, ter bevordering van de leefbaarheid en kwaliteit van de binnenstad, het aantal straatparkeerplaatsen zoveel mogelijk dient te verdwijnen. De straatparkeerplaatsen moeten gecompenseerd worden in parkeergarages. Aangegeven is dat er een behoefte is aan circa 1300 parkeerplaatsen in parkeergarages. Momenteel staat deze ambitie ter discussie omdat de geplande parkeergarages waarschijnlijk niet kostenneutraal kunnen worden geëxploiteerd. Een herbezinning van de ambities voor het parkeren in de binnenstad is gewenst. Met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is het van belang bij deze ontwikkelingen voldoende parkeerplaatsen te realiseren, omdat de parkeerdruk in het omringende gebied hoog is. In de beleidsnota Parkeren in de binnenstad Purmerend en omgeving (Parkeerbeleid 2004-2010) zijn parkeernormen (aantal te realiseren parkeerplaatsen) opgenomen. Deze normen gelden voor ontwikkelingen in de binnenstad. Dit beleid is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 september 2005.
4.8.3 Openbaar vervoer Huidige situatie De binnenstad van Purmerend is goed bereikbaar met het openbaar vervoer, zowel voor reizigers vanuit Purmerend als vanuit de omliggende gemeenten. Het Tramplein is het belangrijkste openbaar vervoer(OV)knooppunt van de stad en veel lijnen hebben een halte op een van de ontsluitingswegen langs het centrum. Het Tramplein ligt buiten het plangebied. Het treinstation Purmerend centrum ligt weliswaar op loopafstand van het centrum, het heeft echter een zeer beperkte functie in de ontsluiting van de binnenstad. Beleid en gewenste ontwikkelingen Het beleid ten aanzien van het openbaar vervoer is verwoord in de regionale OV-visie 2010-2030 (samen met de gemeenten opgesteld door de Stadsregio Amsterdam). De visie is leidraad voor het investeringsprogramma van de Stadsregio. Belangrijk voor de binnenstad hierbij is de (her)ontwikkeling van het busstation Tramplein als één van de regionale OV-knooppunten. De herontwikkeling van het busstation maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
29
30
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 5 5.1
Milieuaspecten
Bedrijven en milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen, een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Aan de andere kant moet ook rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Het toetsingskader hiervoor is vastgelegd in de Wet Milieubeheer. Goede ruimtelijke ordening voorkomt hinder en gevaar. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' staan uitgebreide lijsten met richtafstanden. Het gebruik van de richtafstandenlijst is geen verplichting bij het bepalen van afstanden tussen inrichtingen en gevoelige functies. In het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling is het wel raadzaam om er slechts gemotiveerd van af te wijken. De richtwaarden zijn gebaseerd op de nieuw vestiging van inrichtingen in een rustige woonwijk. Voor gebieden met functiemenging wordt in het algemeen uitgegaan van de toelaatbaarheid van kleinere afstanden tussen inrichtingen en gevoelige functies. Voor bestaande inrichtingen die zich bevinden op een kortere afstand dan de richtwaarde wordt uitgegaan van een overgangsrechtelijke situatie waarbij overlastsituaties kunnen worden voorkomen door het stellen van maatwerkvoorschriften Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven en woningen gevestigd en is er grotendeels sprake van een gemengd gebied. Een aantal bedrijven valt binnen categorie A of B van het Activiteitenbesluit. Er zijn in het gebied geen categorie C inrichtingen aanwezig. De richtafstanden voor categorie A inrichtingen liggen tussen 0 en 10 meter. Categorie A inrichtingen vormen daardoor zelden een beperking voor ruimtelijke ontwikkeling. De richtwaarden voor categorie B inrichtingen liggen tussen 10 en 30 meter. Voor deze categorie zal per inrichting moeten worden nagegaan of de aanwezigheid ervan een beperking van ontwikkelingen in de buurt betekend. In het plangebied bevinden zich twee bedrijven waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen: slagerij Klaasse Bos en tankstation Joh. de Vries. Slagerij Klaasse Bos bevindt zich tussen de Hoogstraat en de Zuidersteeg. Het bedrijf bestaat naast een winkelgedeelte aan de Hoogstraat ook uit een rokerij aan de Zuidersteeg. Op basis van het Activiteitenbesluit betreft het hier een categorie B inrichting en is het bedrijf meldingsplichtig. De geadviseerde afstand tot gevoelige functies bedraagt voor de rokerij een straal van 25 meter. Binnen deze straal bevindt zich een aantal woningen. Tankstation Johan de Vries bevindt zich aan de grens van het plangebied aan het Tramplein. Het tankstation is een type B inrichting. De geadviseerde afstand tot gevoelige functies vanwege het tankstation bedraagt 30 meter. Binnen deze richtafstand bevinden zich enkele bestaande woningen. Er worden geen nieuwe gevoelige functies voorzien binnen 30 meter van het tankstation. In dit bestemmingsplan worden verschillende ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij het vaststellen van deze plannen dient aandacht te worden besteed aan mogelijke milieuhinder. Indien nieuwe hinderende functies (zoals bedrijven) mogelijk worden gemaakt, dient zorg te worden gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende gevoelige functies (zoals woningen). Andersom geldt bij de ontwikkelingen van gevoelige functies dat bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen zal zijn dat het hier om een centrumgebied gaat met een grote mate van functiemenging. Deze gebiedstypering rechtvaardigt dat tot op zekere hoogte overlast van de bedrijvigheid voor de woonfunctie geaccepteerd zal moeten worden. Via maatwerkvoorschriften zal uiteraard, waar mogelijk en haalbaar, zoveel mogelijk bescherming worden geboden voor gevoelige functies. De in het plangebied gelegen inrichtingen zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten en opgenomen in Bijlage 5.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
31
Conclusie In dit bestemmingsplan wordt zo goed mogelijk zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
5.2
Horeca
In het plangebied zijn op verschillende locaties horecagelegenheden gelegen. Ook bij horeca wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor de woningen zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten,. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden. De in het plangebied gelegen horeca-activiteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten (Bijlage 6).
5.3
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: -
bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken). De regels omtrent externe veiligheid bij bedrijven zijn opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op grond van dit besluit kan worden geconcludeerd dat in (de omgeving van) het plangebied geen bedrijven gelegen zijn die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied. lpg-tankstations In het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied. Ten noorden van het plangebied is aan de Wagenweg wel een tankstation met Lpgtankinstallatie gevestigd. Het plangebied valt geheel buiten de grenswaarde-contour vanwege het plaatsgebonden risico. Een deel van het plangebied valt echter binnen de 150 meter invloedsgebied vanwege het groepsrisico. Dit betekent dat bij nieuwe planologische ontwikkelingen in het gebied een verantwoording hoort te worden gemaakt voor het groepsrisico met betrekking tot externe veiligheid. In de verantwoording dient ingegaan te worden op o.a. de aspecten brandbestrijding en bereikbaarheid. Het gebied dat binnen het invloedsgebied valt bestaat uit de Hoornsebuurt en voormalige postkantoor (TNT-locatie). Voor de Hoornsebuurt is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan. De herontwikkeling van de buurt zal niet leiden tot een toename van het groepsrisico. In het wijzigingsplan wordt ingegaan op de verantwoording voor het groepsrisico.
32
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
De TNT-locatie valt geheel binnen de 150 meter invloedsgebied van het LPG-vulpunt. Dit betekent dat bij een ruimtelijk besluit een verantwoording hoort te worden gemaakt voor het groepsrisico met betrekking tot externe veiligheid. In de Structuurvisie Purmerend 2005 - 2020 is voor deze locatie de ambitie opgenomen dat het zal transformeren naar een woongebied . Woningen zijn kwetsbare functies. Invulling met (beperkt) kwetsbare functies is vanuit het oogpunt van externe veiligheid (nog) niet aanvaardbaar omdat de locatie binnen het 150 meter invloedsgebied van het groepsrisico ligt. Verkooppunt consumenten vuurwerk In het plangebied zijn twee bedrijven gevestigd die een omgevingsvergunning toestemming milieu hebben om vuurwerk te verkopen Deze bedrijven zijn De Partyshop gevestigd aan de Westerstraat 38 en De Snuffelaar gevestigd aan de Westerstraat 7. Op grond van het Vuurwerkbesluit geldt dat voor inrichtingen waarin in totaal niet meer dan 10 000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn dat, gemeten vanaf de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats in voorwaartse richting tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object, een veiligheidsafstand van ten minste 8 meter in acht dient te worden genomen. Bij het verlenen van vergunningen voor het opslaan en verhandelen van vuurwerk aan bedrijven wordt deze afstand in acht genomen. Voor bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk opslaan gelden zwaardere regels. In het plangebied worden bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk verkopen niet toegestaan. Vervoer gevaarlijke stoffen Er vindt in of in de omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats behalve naar het tankstation gelegen aan het Tramplein. De route is niet aangewezen als transportroute gevaarlijke stoffen en hoeft niet te worden beoordeeld op het externe veiligheidsrisico. In het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen transportleidingen bestemd voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen.
5.4
Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd binnen de zones van wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zone breedte is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Nabij het plangebied komen geen gezoneerde industrieterreinen voor en nabij het plangebied komen ook geen spoor-, tram- of metrowegen voor. Het akoestisch onderzoek voor dit bestemmingsplan heeft , gezien het bovenstaande, alleen betrekking op zones langs wegen. Akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Goudappel Coffeng (PMD050/Dtd/0587). Uit het onderzoek komt naar voren dat de toename van het wegverkeer door de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt op de wegen in en buiten het plangebied niet zodanig is dat deze leidt tot een significante toename van de geluidsbelasting rond de gezoneerde wegen. In dit plan wordt het mogelijk gemaakt om in de gehele binnenstad, nadat het college een afwijking heeft toegestaan, één extra bouwlaag te realiseren, en in de historische binnenstad in enkele gevallen twee bouwlagen. Onder de vigerende planologische regelingen is het mogelijk om een extra laag te creëren in een kapverdieping. Het toestaan van de extra bouwlaag leidt niet tot een uitbreiding van de planologische mogelijkheden en leidt derhalve ook niet tot het vergroten van het aantal woningen dat mogelijk wordt gemaakt langs de gezoneerde wegen. Aanvullend onderzoek is in verband hiermee niet noodzakelijk aangezien geen sprake is van een planologische vergroting van het aantal woningen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
33
5.5
Bodemkwaliteit
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren. Een en ander is ook verwoord in het in 2009 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer. In 2002 heeft de gemeente de actie tankslag afgerond, waarbij burgers, bedrijven en instellingen in de gelegenheid zijn gesteld om een op hun perceel aanwezige tank te melden (wettelijke verplichting) en vervolgens te saneren. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich in het plangebied nog één of meerdere tanks bevinden die niet zijn aangemeld. Hierop is het Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks (met ingang van 1 januari 2008, het Activiteitenbesluit) van toepassing. Nieuwe gevallen worden per geval beoordeeld en zo nodig wordt handhaving ingezet teneinde de ondergrondse tank en eventuele bodemverontreiniging te saneren. Ook is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen. In het plangebied zijn verschillende bodemsaneringslocaties bekend. Daarnaast worden er lopende activiteiten ten aanzien van de bodem in het plangebied ondernomen.
Gesaneerde locaties: - Koemarkt - Zuidersteeg 2 - Gedempte Singelgracht 1 - Gedempte Singelgracht 2 - Gedempte Singelgracht 18-22 - Nieuwstraat 22-38 (wordt gesaneerd) Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheersplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij bestemmingsplanprocedures en procedures in het kader van een projectbesluit kunnen deze instrumenten ingezet worden, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering dient te worden uitgevoerd. De mogelijkheid om op bodemverontreinigde grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag. In het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld worden in de omgevingsvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie goedkeuring te worden gevraagd voor het geschikt maken van een verontreinigde bodem voor een beoogd gebruik. De beoordeling van de bodemkwaliteit vindt plaats in het kader van de vergunningverlening en hoeft in dit bestemmingsplan niet nader te worden onderzocht.
34
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
5.6
Luchtkwaliteit
Goudappel Coffeng heeft in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. De luchtkwaliteit in het plangebied voldoet aan de grenswaarden die gehanteerd worden op grond van hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer en de in bijlage II van die wet opgenomen normen. De ontwikkelingen binnen het plangebied, inclusief de wijzigingsbevoegdheid nabij de Plantsoengracht, dragen niet in betekenende mate bij aan de concentraties stikstofdioxiden en fijn stof in de lucht. Conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 vormt de luchtkwaliteit daarmee geen belemmering voor de voorgestelde ontwikkelingen.
5.7
Waterhuishouding
5.7.1 Toetsingskader In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen moet een watertoets plaatsvinden; een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het oppervlaktewater en de waterkeringen beheert door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het kader van de verplichte watertoets ex art. 3.1.1 Bro wordt over dit plan overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf. 5.7.2 Beleid Rijksbeleid Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt, waar nodig en mogelijk, plaats op een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan9 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2010-2015 In het Waterhuishoudingsplan van de provincie Noord-Holland is Europees en nationaal beleid vertaald naar hoofdlijnen voor het provinciaal waterbeleid. Bij deze vertaling is ingespeeld op actuele ontwikkelingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling, intensiever ruimtegebruik en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden. Voor het plangebied zijn de volgende beleidslijnen relevant.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
35
Raamplan Bescherming tegen wateroverlast (2005) Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in dit plan de aanpak van wateroverlast uitgewerkt, in het licht van klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De planperiode beslaat 2005 tot 2015. Het raamplan richt zich op kleinschalige maatregelen in poldersystemen en niet in de boezemsystemen, en verder op het oplossen van problemen waar ze zich voordoen. Deelstroomgebiedsvisie Noorderkwartier (2002) De concept Deelstroomgebiedsvisie richt zich met name op de kansen en knelpunten binnen het beheersgebied van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Daarnaast is in de deelstroomgebiedsvisie voor het plangebied een strategie ontwikkeld om de knelpunten integraal en duurzaam aan te pakken. De trits vasthouden, bergen, afvoeren, het bieden van meer ruimte voor water en water alsmede ordenend principe, zijn hierbij de uitgangspunten. Beheersplan Waterkeringen 2006-2010 In dit plan zijn het beheer en de eisen voor alle waterkeringen beschreven, zowel die aan de zeezijde als die langs alle binnenwateren. Het plan bestaat uit een hoofdnota en zes themanota's. De kernwaarde van het plan is veiligheid voor de keringen. In de hoofdnota en themanota's staat weergegeven welke positie het hoogheemraadschap inneemt ten aanzien van thema's als de vereiste manier van onderhoud, de relatie met de ruimtelijke ordening, de visie op gebruik van de keringen, die in eigendom zijn van het hoogheemraadschap enzovoorts. Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009. De keur bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszone bepaalde handelingen verboden. Voor werkzaamheden die plaats vinden binnen deze zones moet contact gezocht worden met het hoogheemraadschap. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden moet een watervergunning worden aangevraagd. Waterbeheersplan 4, 2010-2015 In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. Missie en kerndoelen De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaaten weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het doel is vierledig: Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.
36
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
5.7.3 Duurzaam waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen Ondanks het consoliderende karakter worden een aantal ontwikkelmogelijkheden geboden in dit bestemmingsplan. Met het oog op de waterhuishouding is het voor al deze ontwikkelingen mogelijk om randvoorwaarden te geven. Om toekomstige wateroverlast door een toename van het verhard oppervlak te voorkomen, wordt extra verharding gecompenseerd met extra water in de vorm van nieuwe sloten of verbreding van reeds bestaande watergangen. Nieuw te graven sloten moeten in verbinding staan met het bestaande watersysteem en bij voorkeur vanaf het water onderhouden kunnen worden. De gemeente en het Hoogheemraadschap maken gebruik van een waterbank: een huishoudboekje om te compenseren water door extra verharding en aanleg van extra water bij te houden, met de bedoeling dat het per saldo neutraal of positief per peilvak uitkomt. Bij de aanleg van nieuw water of verbreden van bestaande watergangen wordt voor de oeverinrichting aangesloten bij het water- en oeverplan dat momenteel door de gemeente wordt opgesteld als uitwerking van het stedelijk waterplan. Daarin wordt uitgewerkt welke watergangen prioriteit krijgen bij natuurvriendelijke inrichting en welke principes hiervoor worden toegepast. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden dient vooraf overleg plaats te vinden met het Hoogheemraadschap. Voor alle bouwwerkzaamheden is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. De manier waarop met schoon hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken dient te worden omgegaan hangt af van de locatie binnen het plangebied. Daar waar mogelijk wordt het schoon hemelwater afgekoppeld, conform de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Waterplan 2005. Verder dient schoon hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, of indien mogelijk te worden geïnfiltreerd in de bodem. Zo wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Indien geen open water in de buurt is, wordt geadviseerd nieuwe bebouwing te voorzien van een gescheiden afvoerstelsel, zodat bij toekomstige vervanging van het bestaande gemengde rioolstelsel door een gescheiden stelsel hier eenvoudig op kan worden aangesloten. Voor lozingen op het oppervlaktewater (onder andere afkoppelen) dient toestemming verkregen te worden in het kader van de Waterwet. Beheer en onderhoud In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Water en waterstaatsdoeleinden in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. Voor waterkeringen geldt een zogenaamde dubbele bestemming, deze hebben de bestemming "Waterstaat-Waterkering" toebedeeld gekregen. 5.7.4 Watertoets/overleg met waterbeheerders In het kader van artikel 3.1.1 Bro is overleg gevoerd met de waterbeheerder, het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In hoofdstuk 9.1 wordt hier verder op in gegaan.
5.8
Flora en fauna
Gelet op de verstedelijkte omgeving en het conserverende karakter van het bestemmingsplan is op dit moment geen onderzoek vereist. Bij eventuele herontwikkeling zal specifiek bekeken moeten worden of voldaan wordt aan de wetgeving op dit gebied.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
37
5.9
Archeologie
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) is geregeld dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig te worden betrokken in de afweging tussen het te beschermen bodemarchief en andere maatschappelijke belangen. De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologiebeleid opgesteld. Onderdeel van dit beleid zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Purmerend. De archeologische verwachtingskaart voorspelt de verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart is de basis geweest voor het opstellen van de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en geeft de maatregelen aan die van toepassing zijn bij bodemingrepen. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. De opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten worden als leidraad gebruikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden. Ter plaatse van een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 100 m2 beslaat, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Ter plaatse van een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 30 m2 beslaat, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Dit is in de regels geformaliseerd via de dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Analyse De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Purmerend laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met een hoge kans op archeologische sporen. De bebouwde historische kern heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde en is bovendien van cultuurhistorische waarde. Het stratenpatroon in de historische kern heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De percelen waar archeologisch onderzoek is uitgevoerd of waar de bodem ernstig is verstoord, zijn de archeologische verwachtingen nihil, deze zijn ook op de archeologische verwachtingskaart aangegeven.
38
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 6 6.1
Gebiedsvisie
Ruimtelijke uitgangspunten
In de Structuurvisie wordt ingegaan op de bebouwingsstructuur van de binnenstad. Het uitgangspunt is dat de historische kwaliteit behouden en versterkt wordt. "Dit betekent aandacht voor de historische bebouwing en het meer betrekken van de aanwezige - nu deels verborgen - stegen in looproutes. Bepaalde panden moeten blijven staan, op bepaalde plekken mag geen schaalvergroting plaatsvinden, bepaalde gevels moeten in tact blijven of gerestaureerd worden, op bepaalde plekken mag niet hoger gebouwd worden dan de huidige bebouwing en stegen en hofjes moeten zoveel mogelijk in de oude glorie worden teruggebracht en toegankelijk worden." Om uitvoering aan deze visie te geven, is o.a. het beleid Behoudenswaardige panden vastgesteld. In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen geen apart regime in het leven te roepen voor dergelijke panden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, de meeste bouw- en gebruiksregels worden bevroren conform de huidige (planologische) situatie. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat de beeldkwaliteit die er nu is, behouden blijft en waar mogelijk wordt verbeterd. Dit betekent dat de gevelbreedtes en de bouwhoogtes worden geconserveerd zodat het afwisselende gevelbeeld behouden blijft, zodat de voor Purmerend in het oog lopende afwisselende gevellijn niet in gevaar komt. Daarnaast is het van belang dat de authentieke sfeer bewaard blijft, zodat de bezoeker de authenticiteit van de bebouwing kan 'voelen'. Een bijna volledig na gebouwde 'oude' stad voelt vaak aan als onecht en nep. Het behoud van alleen de Rijks- en gemeentemonumenten is onvoldoende om het historisch aanzien van een binnenstad van de omvang van Purmerend te schragen. Daarnaast is het voor de kwaliteit van de nieuwe binnenstad van groot belang dat de toegangen of poorten tot die binnenstad van hoge kwaliteit zijn. Met een hogere bebouwing bij de entrees van het centrum kan de binnenkomst zichtbaar gemaakt worden. Automobilisten die de binnenstad via de Gedempte Where passeren zijn zich er nu nauwelijks van bewust dat zij zich in het centrum van Purmerend bevinden. Door hogere bebouwing op zogenaamde 'toegangspoorten' kan de passant meer bewust worden gemaakt van de bijzondere ruimte die op dat moment betreden wordt.
6.2
Functionele uitgangspunten
Het uitgangspunt bij het maken van dit bestemmingsplan is een voor vele partijen en in vele opzichten sterke, betere en toekomstbestendige binnenstad van Purmerend. In de voorgaande hoofdstukken is het plangebied functioneel, historisch en ruimtelijk geanalyseerd en is aangegeven met welke aspecten vanuit het milieu en economie rekening moet worden gehouden. In deze paragraaf wordt het functioneel-ruimtelijke beleid zoals neergelegd in de Structuurvisie en wat relevant voor het bestemmingsplan binnenstad weergegeven. De Structuurvisie beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de stad tot 2020 waaronder de ontwikkeling van de binnenstad. Om de binnenstad te versterken kunnen, naast het toevoegen van nieuwe functies, bestaande functies en voorzieningen versterkt worden. In de binnenstad is ruimte voor meer detailhandel, horeca en woningen. Daarnaast is de huidige winkelroute minder avontuurlijk dan die zou kunnen zijn, een beetje dwalen door de steegjes en je daardoor laten verrassen, is nauwelijks aan de orde. De binnenstad heeft in potentie wel dat dwaalmilieu, want er zijn vele stegen, Een van de manieren om dit dwaalmilieu tot uiting te laten komen is kleinschaligheid van het winkelaanbod. In deStructuurvisie wordt voorgesteld om het nu geldende maximum voor het winkeloppervlak van 400 m2 te verruimen naar 500 m2. De Structuurvisie onderkent een groeiende behoefte aan grotere winkels maar constateert ook dat dit ten koste kan gaan van de fijnmazige ruimtelijke structuur van de binnenstad. De historische kwaliteit van de binnenstad moet - als één van de onderscheidende kwaliteiten - beschermd worden. Incidenteel kunnen grotere winkels mogelijk worden gemaakt (grotere oppervlakte of meerdere verdiepingen).
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
39
6.2.1 Uitgangspunten Detailhandel Een perceelsgewijze inventarisatie van alle in de binnenstad aanwezige functies die in het kader van de voorbereidingen voor dit bestemmingsplan heeft plaatsgevonden heeft aangetoond dat de ruimte nog niet optimaal benut wordt. Op dit moment is circa 75 000 m2 bruto winkelruimte in de binnenstad aanwezig en behoefte aan ca 10.000 m2 bruto detailhandelsruimte. In de binnenstad is nog ruimte om aan deze behoefte tegemoet te komen; achterterreinen, opslagruimten op de begane grond en parkeerterreinen kunnen worden benut en herontwikkeld tot winkelruimte. Momenteel wordt een detailhandelstructuurvisie opgesteld voor de binnenstad. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met eventuele nieuwe aspecten van dit beleid. Wonen Het aanbod voor wonen in de binnenstad wordt vergroot. Het programma wonen boven winkels en de ontwikkellocaties (Schapenmarkt, Hoornse buurt en TNT-locatie) spelen hierbij een rol. Het aanbod van woningen wordt ook in kwalitatieve zin - in lijn met de marktontwikkelingen - waar mogelijk verbreed. De schil rond het kerngebied blijft ook volgens de Structuurvisie een woongebied. Horeca Het beleid te aanzien van de horeca is dat het zwaartepunt van de dag- en avondhoreca blijft liggen rond de Koemarkt. En er is nog ruimte in het kerngebied voor daghoreca.
6.3
Uitwerking visie
De voorgaande uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in dit bestemmingsplan. De belangrijkste opgaven voor het bestemmingsplan voor de binnenstad zijn het versterken van de economische ontwikkeling en tegelijkertijd het behouden van de historische kwaliteit. Een binnenstad zonder economische ontwikkeling dreigt een museum te worden, een binnenstad zonder geschiedenis loopt gevaar een shopping-mall te worden. Door de kwaliteit van verschillende gebieden te onderkennen en te versterken wordt zowel ruimte gegeven aan de economische ontwikkeling als ook bescherming geboden aan de historische kwaliteit. In de binnenstad kunnen drie typen ruimten worden onderscheiden: het gebied waarin we zowel kunnen spreken van een hoge economische druk als ook van een waardevol historisch stadsbeeld (de Koemarkt en grote delen van het kerngebied). het gebied waar de economische potentie hoog is omdat het aansluit op het hoofdwinkelcircuit en onderdeel is van de looproute, terwijl de architectonische waarde van gevelwanden matig tot slecht is (grote delen van 'de schil') een gebied waar vooral het stadsbeeld van waarde is omdat de gevelwanden een rijk stadsbeeld tonen, terwijl de gebieden zich in de luwte van het winkelgebied bevinden (de buitenschil, de Gedempte Where en stegen in het noordelijk kerngebied). Hieronder wordt voor ieder type ruimte besproken hoe in het bestemmingsplan de visie op de binnenstad weergegeven wordt en hoe de aspecten bouwen en gebruik hun plaats hebben gekregen. Bij de sturing naar een meer op het economische of juist meer op het historische aspect gerichte ontwikkeling spelen de volgende parameters een beslissende rol: de bouwhoogte, de maximaal toegestane gevelbreedte en het maximaal toegestane winkeloppervlak. De bouwhoogte regeling wordt eerst apart besproken omdat deze nagenoeg eenduidig is voor het gehele gebied en dezelfde achtergrond kent. Dit geldt ook voor regeling ten aanzien van bebouwing. Beide worden eerst besproken voordat in wordt gegaan op de bovengenoemde ruimtes. In de juridische planbeschrijving (hoofdstuk 7) volgt een meer concrete uiteenzetting over de beleidsmatige keuzes achter de regels van het bestemmingsplan en over het gebruik van de flexibiliteit (verschillende afwijkingsmogelijkheden) die het bestemmingsplan biedt. Bouwhoogte Voor nagenoeg het gehele plangebied geldt dat de bestaande bouwhoogte wordt geconserveerd. Op een aantal uitzonderingen na (de zogenaamde poorten van de stad). Het conserveren van de bouwhoogte dient ter behoud van de beeldkwaliteit zoals deze er nu is (diversiteit in bouwhoogte). 40
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Gelet op de diversiteit in het plangebied, de aanblik als geheel en de beleving die wordt ervaren als men zich in de binnenstad bevindt, is het maken van een onderscheid tussen de verschillende gebieden bijna niet mogelijk. Om het plan wat betreft rechtszekerheid, toetsbaarheid en evenredigheid duidelijk te kunnen onderbouwen, geldt dan ook conservering van de bouwhoogte overeenkomstig de Structuurvisie voor nagenoeg het gehele gebied. De afwijkingsmogelijkheid voor een extra bouwlaag biedt de nodige flexibiliteit. De naastgelegen bebouwing en het straatbeeld zullen hierbij de bepalende factor zijn in combinatie met de bovenvermelde beeldbepalende kenmerken. Een bouwplan zal dus vooraf integraal dienen te worden bekeken. Maatwerk is het uitgangspunt terwijl de objectief waarden zoals hierboven aangegeven als kader dienen. Bebouwing aan de achterzijde Het is in de praktijk al veelvuldig aan de orde, en met ingang van dit bestemmingsplan zal het zonder meer gelden: het gehele bouwperceel op de begane grond kan worden bebouwd. Economisch geeft dit de ruimte die noodzakelijk is om de stad aantrekkelijk te houden voor bedrijven. Daarnaast kunnen door het bieden van deze ruimte de historische waarden worden beschermd. De verwachting is dat op deze wijze een deel van de 10.000 m2 uitbreiding bedrijfsvloeroppervlak die de Structuurvisie als ambitie heeft neergelegd, een plaats kan vinden. 6.3.1 Kerngebied De economische druk in dit gebied is hoog en de architectonische waarden zijn beschermingswaardig. In de bouwregels is om deze reden een streng regime opgenomen. De gevelbreedte wordt geconserveerd om de totaliteit aan nu bestaande individuele panden te bescherming. Via afwijkingsmogelijkheden wordt voorkomen dat ongewenste starheid ontstaat. Slechts wanneer geen afbreuk wordt gedaan aan de historische waarde en de noodzaak om een bredere gevel te realiseren groot is, kan afgeweken worden van de bouwregels. Gebruiksregels Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan, zijn in principe alle functies overgenomen uit de oude regimes voor zover deze vertaald konden worden naar de actualiteit. Dit geldt niet voor de kantorenfunctie en de bedrijvenfunctie. Deze zijn niet overgenomen in onderhavige bestemmingsplan omdat de Structuurvisie uitgaat van versterking van de winkelfunctie. De gebouwen die nu een kantoorfunctie en / of bedrijvenfunctie hebben zijn conserverend opgenomen in het bestemmingsplan. Het huidige gebruik, ook voor deze functies blijft dus mogelijk. Daarnaast is een aantal functies toegevoegd omdat uitsluiting daarvan onnodig is gelet op de huidige visie. Een meer concrete toelichting volgt in de juridische planbeschrijving. Detailhandel De kleinere winkels zijn een sterke troef van de Purmerendse binnenstad ten opzichte van andere steden waar vaak alleen nog maar de grote ketenfilialen vertegenwoordigd zijn. De ambitie volgens de Structuurvisie is om het 'dwaalmilieu' te beschermen en te versterken. Dit milieu wordt beschermd o.a. door het maximum bedrijfsvloeroppervlak te beperken, zodat de vestiging van kleinere winkels wordt gestimuleerd. De afwijkingsmogelijkheid tot het vergroten van het oppervlak dient om flexibel te kunnen zijn op plekken waar een grote kans geboden wordt om de aantrekkingskracht van de binnenstad te vergroten. Daarnaast kan de afwijkingsmogelijkheid tot maximaal 3000 m2 de ontwikkeling van het winkelrondje Purmerend versterken doordat een grote trekker ten opzichte van het Willem Eggert Centrum mogelijk kan worden gemaakt. Wonen De verdiepingen dienen in beginsel gebruikt te worden voor woondoeleinden. Sinds lange tijd is sociale veiligheid en leefbaarheid in de binnenstad een belangrijk thema, waaraan het wonen-bovenwinkels een positieve bijdrage levert. Dit uitgangspunt wordt uitsluitend in het assenkruis gehanteerd omdat de kans op verlies van levendigheid in dit gebied het grootst is: er is geen verkeer en er zijn geen functies die levendigheid bevorderen, met uitzondering van het theater. De kleine straatjes en steegjes maken de wens om zo'n woonfunctie logisch. Het stellen van de 'woonregel' is legitiem. Ook hier geldt dat in incidentele gevallen ervoor gekozen kan worden de verdiepingen te gebruiken als winkelruimte, via een afwijkingsmogelijkheid.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
41
Het noordelijk deel van het kerngebied (Achterdijk, de Weerwal, de Oude Vismarkt, de Kerkstraat en het Waagplein) ligt nu in de luwte van het winkelgebied en telt een hoog aantal monumenten en waardevolle gebouwen die bij een nog duidelijkere stimulans de historiciteit van het centrum cachet kunnen geven. Daarnaast kan het gebied een grote bijdrage leveren aan het wonen in de binnenstad. Voor deze planperiode echter is dit nog niet aan de orde en is het bestemmingsplan gericht op conservering. Horeca De Koemarkt is bijna volledig gericht op de horeca. De Structuurvisie spreekt van een horecaconcentratie gebied en in de toekomst is het wenselijk deze te behouden en wellicht versterken. Omdat de woonfunctie minder nadruk behoeft is ervoor gekozen de horecabestemming uit te breiden tot op de eerste verdieping. Het gebied verdient qua uiterlijk aanzien dezelfde bescherming als het hierboven beschreven kerngebied. De regels zijn op dezelfde wijze vormgegeven. De aanloopstraten vanaf de Koemarkt naar het centrale winkelcircuit krijgen een centrumbestemming, zodat deze straten zich in de toekomst meer kunnen ontwikkelen als belangrijke aanloopstraten. 6.3.2 De ring / schil Dit gebied beslaat de schil om het assenkruis heen. Het gebied laat duidelijke kwaliteiten zien: wat betreft de functionele typering is dit gebied een druk bezocht winkelgebied en de historische signatuur komt tot uitdrukking, maar minder dan in de kern. Het gebied functioneert als overgangsgebied tussen de historische kern en de gebieden eromheen en bezit alure dat een rijk stadsbeeld laat zien. In het oude regime was hier een maximale maat voor opgenomen van 10 meter. Deze maat is overgenomen in onderhavige bestemmingsplan. Door de perceelindelingen zal deze maat niet als een standaard doel kunnen gaan werken. Men is gebonden aan de praktische grenzen van de naburige percelen. In die zin werkt de praktijk vaak al conserverend. Bij de betrokkenheid van meerdere aaneengesloten panden in één bouwplan kan de gevelmaat wel een veranderende rol gaan spelen. Om hier enige flexibiliteit in te bieden is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen tot maximaal 20,0 meter. Aan de zuidkant van de ring / schil is één grote publiekstrekker gelegen; het Willem Eggert Centrum. De aantrekkelijkheid voor het publiek wordt veroorzaakt door de combinatie van een winkelcentrum en een parkeergarage. Het Willem Eggert Centrum wordt overeenkomstig de bestaande planologische regeling bestemd. Aandacht voor de historische structuur van de binnenstad betekent ook dat geprobeerd moet worden om de aansluiting van het Willem Eggert Centrum met de omgeving te verbeteren. Met de regels in dit bestemmingsplan wordt dit mogelijk gemaakt. In de Structuurvisie is opgenomen dat "een winkelrondje in Purmerend niet goed ontwikkeld is en niet helder is voor de consument. Een evenwichtige tweede trekker, ten opzichte van het Eggert Centrum, zou dit kunnen bewerkstelligen." Het is wenselijk die initiatieven te stimuleren die de consument die verleiding wel kunnen bieden. Door in de schil (Nieuwstraat, Westerstraat, Gedempte Singelgracht, Oude Vismarkt en Weerwal) de ruimte te bieden aan (grotere) winkels wordt een impuls gegeven aan deze gewenste ontwikkeling. Deze zone vormt in de toekomst een belangrijke schakel tussen de bestaande binnenstad en het gebied erbuiten. Om ontwikkelingen te stimuleren, zijn beperkende regels nagenoeg weggelaten. Zowel qua gebruiksregels als bouwregels zijn de mogelijkheden wat ruimer dan in het kerngebied. De wanden die deel uitmaken van de centrumring (o.a. Achterdijk, Nieuwstraat en Plantsoengracht) verdienen een duidelijkere profilering zowel wat betreft de architectuur als de functionele invulling. De gemeente richt zich wel op de ruimtelijke kwaliteit van de gevelwanden. Langs de Achterdijk moet de kwaliteit van de gevelwand meer in overeenstemming komen met die in het kerngebied. De architectuur en de korrelgrootte langs de Plantsoengracht en langs de Nieuwstraat moet aansluiten op de specifieke vormentaal langs Plantsoengracht, dat betekent dat hier bredere gevelbreedten zijn veroorloofd. In de nabijheid van dit deel van de binnenstad bevinden zich veel dienstverlenende bedrijven, kantoren en voorzieningen (Purmersteenweg, Waterlandlaan). Met een functionele "verkleuring" van dit deel van de centrumring in de richting van deze functies krijgt het gebied een duidelijker profiel.
42
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Het bestemmingsplan wil echter niet al te dwingend een functionele zonering bewerkstelligen, de markt beslist in de verdeling van functies over de ruimte. 6.3.3 Buitenschil Alle gebieden die buiten het kerngebied liggen worden conservatief bestemd dat wil zeggen dat de bestemmingsregeling wordt aangehouden die er in het vorige bestemmingsplan van toepassing was. Het gebied aan de noordkant (Gedempte Where en Hoornse Buurt) is vooral een woongebied. Er bevinden zich woningen in grote statige panden en op begane grond niveau zijn kleinschalige dienstverlenende bedrijvigheid te vinden. De Hoornsebuurt is een woongebied dat aan de zuidkant begrensd wordt door een klein rijtje winkels. Tegenover deze 'buurt' ligt het postkantoor. Dit gebied is opgenomen in de quick-scan Whereoever van de gemeente Purmerend en wordt op termijn ontwikkeld. Het westelijk gebied maakt deel uit van de ontwikkelzone. In dit gebied is het mogelijk o.a. grotere winkels te vestigen. Op de hoek Kanaalschans/Neckerdijk wordt ruimte gegeven voor de uitbreiding van het bestaande restaurant/hotel, detailhandel en woningen. De plannen hiervoor zijn sinds lange tijd in voorbereiding en uitvoering hiervan zal binnen deze planperiode plaatsvinden. Omdat de concrete contouren nog niet helder zijn en het tevens een 'poort' betreft overeenkomstig de Structuurvisie, wordt een wijzigingsbevoegdheid neergelegd zodat door middel van maatwerk invulling kan worden gegeven aan dit deel van de stad. De parkeergarage "Claxonate" wordt overeenkomstig de huidige bestemming bestemd. De twee blokken aan de zuidkant kennen twee gezichten: de noordelijke zijde maakt onderdeel uit van de bovengenoemde ontwikkelingszone en hier gelden eveneens de bijbehorende ruimere ontwikkelmogelijkheden. De zuidzijde behoudt de functionele "kleurenrijkdom" die het in de bestaande situatie vertoont: naast veel woningen liggen in dit gebied horeca-gelegenheden, bedrijven en kantoren. 6.3.4 Ontwikkelingen In het plangebied worden enkele ontwikkellocaties vastgelegd. Het betreft hier de Nukahal/Schapenmarkt (grenzend aan de Koemarkt), de Hoornse Buurt en hotel Spijkerman. De kaders van de ontwikkelingen van deze gebieden zijn vastgelegd, maar nog onvoldoende uitgewerkt om als regels op te nemen in het bestemmingsplan. Realisatie van deze herontwikkelingen is voorzien binnen de planperiode. Daarom is gekozen om voor deze gebieden een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. De kaders die gelden voor de herontwikkelingen van deze gebieden, zijn opgenomen in de wijzigingsregels. Nukahal/schapenmarkt Bij de bouw op de locatie Schapenmarkt moet uitgegaan worden van een plint met daarop 4 lagen. Voor zowel de Schapenmarkt als de Nukahal moet gezocht worden naar een ontwerp dat qua maat, schaal, materiaalgebruik en sfeer aansluit bij de omliggende historische binnenstad. Op deze locatie kan een accent worden aangebracht. Hoornse Buurt en Hotel Spijkerman Voor beide locaties bestaan al sinds lange tijd plannen tot herontwikkeling. De wijzigingsbevoegdheid is zodanig geredigeerd dat deze past binnen de kaders van de Structuurvisie en wat betreft functiegebruik aansluit bij de beleidskaders voor de binnenstad.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
43
6.3.5 Openbare ruimte Groen en waterstructuur De groene delen aan de noord- en zuidkant vormen de luwe delen van de binnenstad en blijven behouden en zo mogelijk versterkt (bijvoorbeeld de begraafplaats aan de zuidkant). Verblijfs- en verkeersruimte Het eenzijdig verkeerskundige karakter van de poortgebieden van het centrum (Looiersplein, tramplein etc.) moet een meer op verblijf gerichte ruimtelijke uitstraling krijgen. Het aantal maaiveldparkeerplaatsen moet waar mogelijk verminderen en er moet moeten meer bomen komen.
44
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 7 7.1
Juridische planbeschrijving
Planvorm
Dit bestemmingsplan is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat de tot nu toe vigerende planologische regelingen zoveel mogelijk behouden zijn gebleven. In sommige situaties zijn de uitbreidingsmogelijkheden groter geworden, om de gewenste flexibiliteit te kunnen houden tijdens de planperiode. In de meeste gevallen is deze flexibiliteit in afwijkingsregels opgenomen, zodat er altijd een afwegingsmoment is of de uitbreidingen daadwerkelijk gewenst zijn. Een tweede uitgangspunt dat in dit bestemmingsplan wordt gehanteerd is dat wat geregeld moet worden, opgenomen wordt in de regels. Op deze manier is een vrij globaal plan ontstaan, zonder al te veel detaillering, maar wel zodanig dat de huidige ruimtelijk kwaliteit in stand blijft. De verbeelding geeft, waar nodig, aanvullende informatie omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen, met de eventuele afwijkingen te vinden. Het plangebied kent een bepaalde opbouw. Deze opbouw volgt uit de Structuurvisie, waarin het ruimtelijke beleid voor de binnenstad is weergegeven. De historische binnenstad (het assenkruis) heeft de Centrum-1 bestemming, de schil eromheen, grenzend aan de verkeersader om de historische binnenstad heen, heeft de Centrum-2 bestemming in de buitenring van het plangebied liggen de Centrum-3, Woon- en een bedrijfsbestemming. De Koemarkt en de daaromheen liggende bebouwing heeft de bestemming Horeca gekregen. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op de verschillende bestemmingen en de onderlinge relaties.
7.2
Bestemmingsregeling
In het plangebied zijn verschillende functies aanwezig. De functies zijn overwegend overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. Daarnaast komen enkele nieuwe ontwikkelingen voor De monumenten in het plangebied zijn niet aangeduid. Monumenten worden beschermd via de Monumentenwet, het is daarom niet noodzakelijk om ze op te nemen in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt voor iedere bestemming een korte toelichting gegeven, zodat duidelijk wordt hoe deze dienen te worden toegepast en wat de achtergrond van de verschillende artikelen zijn. 7.2.1 Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen In het plangebied is een verkooppunt voor motorbrandstoffen aanwezig op het Tramplein. Deze bestemming dient slechts ter conservering van de huidige regeling en praktijk van het benzinestation. De bouw- en gebruiksregels zijn zodanig opgesteld dat hetgeen er nu aanwezig is, mogelijk blijft (conserveren). 7.2.2 Centrumbestemmingen In het plangebied worden drie centrumbestemmingen onderscheiden. De drie bestemmingen verschillen van elkaar in bouw- en gebruiksregels. De gebieden met de centrumbestemmingen zijn bestemd voor culturele voorzieningen, detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, woningen, tuinen, erven en terreinen. Ten aanzien van de verschillende functies is een aparte afweging omtrent waar en hoe deze voorzieningen gevestigd moeten worden, niet noodzakelijk gebleken. Dit geldt niet voor de functie kantoren en ambachtelijke bedrijven. Deze horen eigenlijk niet thuis in de binnenstad, maar zijn er in de huidige situatie wel. Via een aanduiding op perceelsniveau blijven deze mogelijk. Voor de vestiging van horeca-bedrijven is dit gebied geschikt voor de zogenaamd daghoreca, gelet op de ondersteunende functie voor het winkelgebied.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
45
De bouwregels De bebouwing in dit gebied met Centrum-1 is beeldbepalend voor het historische karakter van de binnenstad. Het behoud van dit karakter is in de regels doorvertaald door middel van het conserveren van de gevelbreedte en bouwhoogte. De maat voor de bestaande bouwhoogte en gevelbreedte is zoals deze vergund is in de bouwvergunning die verleend is voor het betreffende pand. Hiermee wordt beoogd het historische karakter te behouden. De beeldbepalendheid in de gebieden met een Centrum-2 en -3 bestemming is zodanig dat een bredere gevelbreedte is toegestaan van maximaal 10 meter. Om te voorkomen dat er woningen in de binnenstad worden gebouwd die van onvoldoende kwaliteit worden geacht, is het uitgangspunt dat een woning minimaal 40m2 moet zijn vastgelegd. In de oude regelingen werden vaak inhoudsmaten gebruikt, maar deze bleken in de praktijk niet altijd goed hanteerbaar. Nadere eisen De nadere eisen hebben tot doel om in onvoorziene gevallen en ter voorkoming van excessen op te kunnen treden. Dit dient goed gemotiveerd te worden. Het is slechts in een enkel geval mogelijk om op grond hiervan beperkingen aan te brengen in hetgeen door de overige regels wordt toegestaan. Afwijking van de bouwregels Via een afwijkingsregels in de bestemmingsregels van de drie centrumbestemmingen is flexibiliteit mogelijk wat betreft de gevelbreedte, twee extra bouwlagen (tot een maximale bouwhoogte van 13,5 m) en het bouwen buiten het bouwvlak. Het is mogelijk per geval te bezien of afwijking van de standaard is toegestaan. Het is niet de bedoeling dat willekeurig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingen, daarom worden hieronder enkele uitgangspunten toegelicht die een rol kunnen spelen bij de afweging al dan niet een ontheffing te verlenen. Gevelbreedte Afwijking van de maximale gevelbreedte is in bepaalde gevallen mogelijk. Bij het gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid dient te worden gekeken naar de naastgelegen panden en het gehele straatbeeld. Daar waar een bredere gevel afbreuk doet aan de historische kwaliteit, mag een afwijking tot het maximum niet worden toegestaan. Extra bouwla(a)g(en) Bij de beoordeling van een afwijking voor een extra bouwlaag spelen de naastgelegen bebouwing en het straatbeeld een bepalende factor. Het verschil in bouwhoogte in het straatbeeld moet daar waar het van waarde is, behouden blijven. Ten opzichte van de oude bestemmingsplannen is dit geen verslechtering, omdat in de oude bestemmingsregels een maximale goothoogte was opgenomen, wat een extra bouwlaag mogelijk maakte (de kap). De extra bouwlaag is toegestaan voor het hoofdgebouw. De andere bebouwing mag worden voorzien van een extra bouwlaag op voorwaarde dat maximaal 60% van het bebouwd oppervlak op de begane grond mag worden voorzien van een extra bouwlaag. Dit voorkomt dat dichtgroeien van de binnenerven vanaf de tweede bouwlaag. Door de grens te stellen op 60% blijft het voldoende open, en er is nog ruimte voor bijvoorbeeld balkons e.d.. De gebruiksregels In de specifieke gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen die voorschrijven hoe de gebouwen gebruikt dienen te worden. Hier zijn verschillen tussen de centrumbestemmingen. Wonen In dit bestemmingsplan is het uitgangspunt uit de Structuurvisie over het wonen-boven-winkels beleid verder uitgewerkt. Met name in de gebieden met de Centrum-1 bestemming heeft het een prominente plaats gekregen. In deze gebieden is het niet toegestaan de tweede bouwlaag en hoger anders te gebruiken dan voor wonen. Dit uitgangspunt wordt van oudsher al gehanteerd voor de binnenstad. De reden van wonen op de verdieping is het behoud en vergroten van de leefbaarheid in het centrum, met name buiten de winkeluren om. In de gebieden met de Centrum-1 bestemming is buiten de winkeluren nauwelijks verkeer (voetgangersgebieden) en om verstilling te voorkomen, dienen woningen op de verdiepingen gerealiseerd te worden.
46
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Burgemeester en wethouders kunnen, per geval, afwijken (artikel 4.6). Er moeten dringende redenen zijn af te wijken. Uitgangspunten bij de beoordeling om af te mogen wijken zijn: - er is geen eigen entree aanwezig; - er zijn geen sanitaire voorzieningen aanwezig; - het vloeroppervlakte van de woning kleiner is dan 40 m2. In de gebieden met de Centrum-2 en -3 bestemmingen is het een keuze te wonen op de verdiepingen. In alle drie de centrumbestemmingen mag op de begane grond gewoond worden. Detailhandel De gebieden met de Centrum-1 bestemming zijn rond het zogenaamde assenkruis gelegen. Om het kleinschalige karakter van de binnenstad te waarborgen is in de specifieke gebruikregels een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 500 m2 vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken tot een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 1000 m2 en in enkele gevallen tot 3.000 m2. Bij de afweging of afgeweken wordt, wordt rekening gehouden met de locatie, de historische kwaliteit van panden, de branche (type winkel), de positie in de binnenstad, bevoorrading, parkeren en bereikbaarheid. In 2010 is onderzoek gedaan naar de detailhandel in Purmerend (Onderzoek detailhandel centrum Purmerend 2010). Op basis van dit onderzoeken blijkt dat de ondervraagde bezoekers van de binnenstad van Purmerend over het algemeen tevreden zijn over het winkelaanbod. De bezoekers hebben aangegeven enkele grotere winkelformules te missen in de binnenstad van Purmerend. Deze winkelformules hebben veelal een gewenst vloeroppervlak van groter dan 500 m2. Het gemeentebestuur staat positief ten aanzien van de vestiging van dergelijke winkelformules, en wenst op basis van het detailhandelsbeleid, te sturen op de locatie van deze winkels in de binnenstad van Purmerend De gebieden met de Centrum-2 bestemming liggen aan de buitenzijde van het assenkruis en vormen de overgang naar de historische binnenstad. In deze gebieden is geen maximum bedrijfsvloeroppervlakte opgenomen, behalve voor supermarkten. Een grote supermarkt tast de detailhandelstructuur aan en heeft een onevenredig nadelige invloed heeft op de verkeerssituatie. Bovendien is het wenselijk dat deze vierkante meters worden gebruikt voor detailhandel dat een breder publiek trekt. De gebieden met de Centrum-3 bestemming vormen de rand van de binnenstad. Het behoud van het historische en kleinschalige karakter is hier in mindere mate van belang dan in de gebieden met de Centrum-1 en Centrum-2 bestemming. In deze gebieden geldt geen maximale maat voor de bedrijfsvloeroppervlakte. Slopen In de bestemmingsregels is een stelsel opgenomen ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk. Voordat een bouwwerk gesloopt mag worden, moet hiervoor een omgevingsvergunning voor het slopen zijn verleend door burgemeester en wethouders op basis van het bestemmingsplan. Deze regeling heeft een tweeledig doel. Aan de ene kant dient het ter voorkoming van lang braakliggende terreinen in de binnenstad. Aan de andere kant bevordert deze regeling overleg tussen de gemeente en de initiatiefnemer over het te slopen (en opnieuw te bouwen) pand. Wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de acitiviteit bouwen is verleend, geldt de vergunningplicht op basis van het bestemmingsplan voor het slopen niet. In een dergelijke situatie is het al zeker dat en na de sloop gebouwd gaat worden. Op basis van de bouwverordening is en blijft voor het slopen van een bouwwerk een omgevingsvergujning verplicht. Op basis van de bouwverordening wordt beoordeeld of het slopen bouwwerk veilig kan worden gesloopt en hoe om dient te worden gegaan met sloopafval. De verplichting voor deze omgevingsvergunning voor de acitiviteit slopen blijft onverkort van kracht, ook als er een onherroepelijk omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend is. 7.2.3 Dienstverlening Deze bestemming dient slechts ter conservering van de huidige regeling en praktijk van het (voormalige) postkantoor. De bouw- en gebruiksregels zijn zodanig opgesteld dat hetgeen er nu aanwezig is, mogelijk blijft (conserveren). bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
47
7.2.4 Gemengde bestemmingen In het plangebied zijn twee gemengde bestemmingen aanwezig (Gemengd-1 en -2). De gronden van beide bestemmingen zijn in gebruik als parkeergarage, woningen en nog een aantal andere functies. Gemengd-I Deze bepaling ziet toe op de conservering van het Willem Eggert Centrum (WEC). De regels bevriezen de situatie zowel wat betreft functie als bouwregels. De bouw- en gebruiksregels sluiten zoveel mogelijk aan bij de Centrum-1 bestemming omdat het WEC in de historische binnenstad ligt. De bestaande bouwhoogte is de maximale bouwhoogte en gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Door de bestaande planologische regeling en de feitelijke situatie positief te bestemmen behoudt het Willem Eggert Centrum haar mogelijkheden om aantrekkelijk te blijven, ook voor grootwinkelbedrijven. Indien zich bij het Willem Eggert Centrum concrete ontwikkelingen voordoen, kan met inachtneming van het hiervoor verwoorde beleid en de ambtitie overworgen worden medewerking te verlenen. Het gebruik voor Wonen is gescheiden van het gebruik voor Parkeren. Daar waar gewoond mag worden, mag niet geparkeerd worden en andersom. Via een stelsel van afwijkingen wordt ook hier weer enige flexibiliteit mogelijk gemaakt om per geval te beoordelen of de woningen of het parkeren kan worden uitgebreid. Gemengd-II Deze bepaling ziet toe op de conservering van de Claxonate. De regels bevriezen de situatie zowel wat betreft functie als bouwregels. De ontheffingsregels bieden enige flexibiliteit. 7.2.5 Groen De grotere aaneengesloten groenstructuren binnen het plangebied hebben de bestemming Groen gekregen. Deze gebieden liggen aan de oost- en zuidkant van het plangebied. Binnen deze bestemming zijn speelvoorzieningen, wegen en paden enz mogelijk. Het is niet de bedoeling dat er binnen deze bestemmingen gebouwen worden gerealiseerd, daarom is er alleen een bouwregel opgenomen voor gebouwen-geen-gebouw zijnde. 7.2.6 Horeca Deze bestemming is gereserveerd voor het gebied rond de Koemarkt. Dit gedeelte maakt deel uit van het historische assenkruis. De bouw- en gebruiksregels zien zoveel mogelijk toe op een conservering van de huidige situatie en sluiten aan bij de regels die gelden binnen de gebieden met de Centrum-1 bestemming. Door middel van een afwijkingsregels is enige flexibiliteit mogelijk met betrekking tot de kapconstructie, bouwen buiten het bouwvlak, de bouwhoogte, het bebouwen van de benedenverdieping en de gevelbreedte. In dit gebied is naast de daghoreca (zoals ook is toegestaan in de Centrumbestemmingen) ook de nachthoreca toegestaan. Het gaat hierbij om restaurants en cafés die ook in de avond en gedeelten van de nacht open zijn. De bestaande functies die niet onder de horecabestemming vallen, zijn door middel van aanduidingen op de verbeelding geregeld (bijvoorbeeld kantoren). Het is niet toegestaan de derde bouwlaag en hoger ander dan voor te wonen te gebruiken. Er is hier geen detailhandel mogelijk, dit wordt geconcentreerd in de centrumbestemmingen. De Koemarkt is het horeca-concentratiegebied. In dit gebied is een vergunningstelsel opgenomen voro de activiteit slopen analoog aan hetgeen in de centrumbestemmingen geldt. 7.2.7 Maatschappelijk Enkele gebouwen in de historische binnenstad hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen. Deze gebouwen kennen hoofdzakelijk een maatschappelijk bestemming en er hier geen andere functie dan Maatschappelijk gedurende de planperiode voorzien. Daarnaast heeft de begraafplaats de bestemming Maatschappelijk gekregen. De bouw- en gebruiksregels conservering hetgeen nu aanwezig is. Omdat de gebouwen met een maatschappelijke bestemming in het historische assenkruis liggen, geldt ook voor deze bestemming een vergunningstelsel voor de activiteit slopen. Voor de begraafplaats heeft dit geen effect. 48
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
7.2.8 Verkeer In het plangebied zijn vooral de (hoofd)wegen bestemd met de bestemming verkeer. In de verkeersbestemming is rekening gehouden ondergronds bouwen. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan evenementen mogelijk binnen de verkeersbestemming en zijn openbare toiletvoorzieningen toegevoegd. 7.2.9 Wonen De hoofdfunctie van deze gebieden is 'het wonen'. De woonfunctie in deze gebieden wordt geconserveerd. Door middel van functie aanduidingen worden functies anders dan wonen geconserveerd. Behalve voor de kantoorfunctie aan het Venediën zijn de functie-aanduidingen op perceelsniveau. Voor de woningen aan het Venediën is tevens een kantoorfunctie toegestaan, via een functieaanduiding op de verbeelding. Andere functieaanduidingen zijn opgenomen op perceelsniveau. Voor het bouwen van gebouwen (woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen) geldt dat zijn voorzien dienen te zijn van een kap en deze mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd worden. De maximaal toegestane bouwhoogte is de bestaande bouwhoogte, zodat de situatie wat betreft hoogte blijft zoals hij nu is. In uitzonderingssituaties kunnen burgemeester en wethouders afwijken voor een extra bouwlaag tot een maximale bouwhoogte van 10,00 meter. Hierbij moet rekening worden gehouden de in artikel 15.4 (afwijking van de bouwregels) genoemde aspecten. In de bestemming is enige bedrijvigheid toegestaan, hierbij moet voldaan worden aan de voorwaarden zoals zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. Deze gebruiksregels voor de "aan huis geboden beroepen" zijn conform het beleid dat hiervoor geldt. Het is tevens niet toegestaan een gebouw te gebruiken voor meer dan één woning. De garage mag uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor de handel en distributie bestemde goederen. In uitzonderingsgevallen is het toegestaan meer dan één woning te vestigen in één gebouw. Hiertoe kunnen burgemeester en wethouders besluiten een afwijking toe te staan. Bij deze besluitvorming worden de aspecten zoals genoemd in artikel 15.6 meegewogen. Daarnaast is in de bestemmingsregeling voor wonen een vergunningstelsel voor de acitiviteit slopen opgenomen, zoals ook geldt voor de Centrumbestemmingen. 7.2.10 Overige bestemmingen In deze paragraaf worden de dubbelbestemming en wijzigingsbevoegdheden besproken. Met een dubbelbestemming worden de ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de 'onderliggende' bestemmingen kunnen worden beschermd. Waarde-archeologie In het plangebied zijn de archeologische verwachtingen zodanig hoog, dat via dit bestemmingsplan deze waarden dienen te worden beschermd. De bestemming Waarde archeologie zorgt hiervoor. In de bestemming Waarde archeologie worden regels gesteld aan het bouwen en aanleggen. Deze regels gelden bovenop de regels die in de 'onderliggende' bestemming staan. Voor het bouwen geldt dat uitsluitend mag worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering en het bouwplan voldoet aan de bouwregels van de betrokken andere bestemming. Voor het overige mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met een maximale hoogte van 3 meter. Bovengenoemde bouwregels gelden bij ingrepen in de bodem vanaf 30 m2 respectievelijk 100m2. IN het plangebied zijn dan ook twee regimes geldig voor de archeologie; een hoge en een middelhoog beschermingsregime. Verder is er een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit stelsel zorgt ervoor dat voor bepaalde activiteiten (bijvoorbeeld grondwerkzaamheden, verlagen van het waterpeil, het ophogen van de bodem enz) van te voren een omgevingsvergunning van BenW verleend moet worden.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
49
Waterstaat - waterkering Voor deze bestemming gelden dezelfde bouwregels als voor de bestemming Waarde- Archeologie. Het doel van deze regels is dat de waterstaatkundige voorzieningen beschermd blijven. 7.2.11 Wro-zone: Wijzigingsgebieden In het plangebied zijn twee ontwikkelingsgebieden opgenomen. Bij de ontwikkeling van deze gebieden dient rekening te worden gehouden met de voorwaarden die in de regels worden gesteld wat betreft bouwregels en functies. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan het bestemmingsplan relatief eenvoudig worden aangepast om de nieuwe bestemming mogelijk te maken, mits de ontwikkeling voldoet aan de regels die zijn gesteld in dit artikel. 7.2.12 Overige regels In het bestemmingsplan zijn enkele algemene regels opgenomen die gelden voor het hele plangebied. In de algemene bouwregels (Artikel 20) is in het eerste lid vastgelegd hoe om wordt gegaan met de bestaande maten (afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen). In het tweede lid worden regels gegeven omtrent overschrijdingen van bouwgrenzen. Het derde lid bevat een bepaling omtrent ondergronds bouwen en het derde lid. In Artikel 20 zijn enkele algemene afwijkingsregels opgenomen en in Artikel 21 zijn algemene wijzigingsregels opgenomen. Op basis van deze laatst kunnen burgemeester en wethouders de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen.
7.2.13 Overgangs- en slotregels Deze regels zijn standaard op basis van het Besluit ruimtelijke ordening en worden opgenomen om duidelijkheid te scheppen over bestaande situaties. Voor bouwwerken betekent dit overgangsrecht dat bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn en afwijken van dit bestemmingsplan, mogen worden herbouwd na een calamiteit of mogen worden vernieuwd. Dit geldt niet voor bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht. Voor gebruik betekent het overgangsrecht dat het gebruik van grond en bouwwerken mag worden voortgezet, ook al is dit gebruik strijdig.
7.3
Handhaving
7.3.1 Inleiding Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden tevens de grenzen bepaald waarbinnen het gemeentebestuur bij de handhaving kan opereren.
50
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
7.3.2 Handhavingsbeleid/Handhavingsnota Een integraal handhavingsbeleid wordt bepaald door een duidelijke beleidsmatige onderbouwing in de vorm van een handhavingsnota. In deze op basis van de Woningwet vereiste beleidsnota, worden de doelstellingen met betrekking tot de bestuurs- en strafrechtelijke handhaving van bestemmingsplannen en bouwregelgeving nader uiteen gezet. 7.3.3 Uitvoering Op basis van de prioriteitstelling in het kader van het "Plan van aanpak programmatisch handhaven", ligt het accent op het optreden tegen het bouwen in afwijking van verleende (omgevings)vergunning, waarbij de veiligheid (brand en bouwtechniek) in het geding is. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of opstallen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als (nevengeschikte) doelen van de handhaving kunnen worden genoemd het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding en het straffen van de overtreder. Voor zover daar redenen voor zijn zullen uitdrukkelijk alleen die (illegale) gevallen worden aangepakt, die strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het bestemmingsplan. Daarbij zal in ieder individueel geval de ernst van de overtreding, de impact van het gebouwde op de ruimtelijke kwaliteit, het nadeel dat derden daarvan ondervinden alsmede de belangen van de eigenaar/gebruiker tegen elkaar worden afgewogen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
51
52
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 8
Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Binnenstad Purmerend 2009 heeft tot doel een aantal oude planologische regelingen te actualiseren en samen te voegen tot een nieuwe planologische regeling. Het bestemmingsplan is in grote lijnen conserverend t.b.v. het behoud van de binnenstad en moet toekomstige ontwikkelingen niet uitsluiten. Ingrepen in het openbare gebied zullen worden gefinancierd uit algemene middelen, een investeringsplan en/of onderhoudsbegroting. Particuliere initiatieven zullen particulier gefinancierd moeten worden inclusief het herstel van direct aangrenzend openbaar gebied. Voor gemeentelijke plannen wordt een kosten - baten analyse opgesteld en deze plannen zullen worden gefinancierd middels een kosten dekkend (grond) exploitatieplan. Van (gemeentelijke) ontwikkelingen die baat hebben bij een andere ontwikkeling zal een bijdrage gevraagd worden voor de realisatie van die betreffende andere ontwikkeling. Een aantal ontwikkelingen is al in voorbereiding. Voor deze plannen is overleg over ontwikkeling, financiering en dekking voor de realisatie. Het betreft o.a. de volgende plannen: Schapenmarkt; een ondergrondse parkeergarage met daarboven ruimten voor horeca, winkels, bedrijfjes en woningen, Ontwikkeling Where-oever (TNT locatie Hoornselaan/Gedempte Where); o.a. een ondergrondse parkeergarage met daarboven ruimten voor winkels, bedrijfjes en woningen, Nieuwstraat locatie Zijp; parkeren, winkels en woningen, Zuidersteeg; wonen boven winkels,
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
53
54
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 9 9.1
Inspraak en overleg
Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven. In onderstaande tabel is aangegeven naar welke instanties het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd in verband met het overleg bedoelt in artikel 3.1.1. Bro. Tevens is aangegeven of zij hebben gereageerd. Instantie Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monument Gedeputeerde Staten van Noord-Holland Inspectie Vrom Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland Cultureel Erfgoed Noord-Holland Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Milieufederatie Noord-Holland Kamer van Koophandel Landschap Noord-Holland Burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster Burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland Burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer Burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang
Reactie Geen Ja, (zie onder II) Geen Geen Geen Ja (zie onder V) Geen Ja (zie onder IV) Geen Ja (zie onder I) Geen Geen Geen Geen Ja (zie onder III).
Hierna zijn - in verkorte vorm - de reacties weergegeven van de instanties, die hebben gereageerd. De ingediende reacties zijn overigens integraal in de overwegingen van het gemeentebestuur betrokken. Bij iedere instantie is het gemeentelijk registratienummer vermeld. I. Gemeente Waterland, Postbus 1000 Monnickendam. (576979) Het voorontwerp is bestudeerd een geeft geen aanleiding tot reactie. Commentaar Niet van toepassing. Wijzigingen Geen.
II. Provincie Noord Holland (per e-mail) (478924) De provincie heeft geen opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan. Commentaar Geen
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
55
Wijzigingen Geen.
III. Gemeente Zeevang, Postbus 1, Oosthuizen (582447) Inspreker heeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Commentaar Niet van toepassing. Wijzigingen Geen.
IV. Kamer van Koophandel Noordwest-Holland, Postbus 68, Alkmaar (584394) De Kamer van Koophandel geeft aan betrokken te zijn geweest bij twee themadiscussies over Purmerend: de eerste ging over "De staat van Purmerend" en de tweede ging over de bereikbaarheid van Purmerend. De kamer van Koophandel is van mening dat de ambities die zijn waargenomen in deze discussies onvoldoende terug komen in het voorontwerp bestemmingsplan. 1. In het voorontwerpbestemmingsplan staat weinig over de ambities om het centrum van de stad in oude glorie te herstellen, inclusief herstel van de oude waterwegen. 2. Voor de verkeersafwikkeling wordt gepleit voor een rotondemodel. 3. tijdens de discussie over bereikbaarheid is ook gesproken over parkeren. Gepleit wordt voor het verder verkeersvrij maken van de binnenstad. Parkeerruimte kan gevonden aan de rand van het centrum of aan de rand van de stad in combinatie met een shuttleverbinding De shuttleverbinding zou eventueel opgeschaald kunnen worden naar een regionaal niveau. Voorgesteld wordt om via digitale parkeerborden het aantal lege parkeerplaatsen aan te geven, dit bevordert de bereikbaarheid van het centrum. Verzoek is om het voorontwerpbestemmingsplan meer aan te laten sluiten op de door de Kamer van Koophandel genoemde ambities onder 1, 2 en 3.
Commentaar De Kamer van Koophandel geeft aan betrokken te zijn geweest bij twee themadiscussies over Purmerend. Thans ligt voor het voorontwerpbestemmingsplan 'Binnenstad 2010'. De uitgangspunten en ambities die ten grondslag liggen aan dit bestemmingsplan zijn geformuleerd in de Structuurvisie Purmerend 2005 - 2020. Ad. 1 In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gebieden vastgelegd. Voor de binnenstad betekent dit dat er veel functies mogelijk zijn. Detailhandel speelt een belangrijke rol, maar ook horeca, dienstverlening en wonen. Deze functies zijn allemaal mogelijk in de binnenstad. Door middel van de bouwregels wordt de bestaande bebouwing - voor wat betreft grootte en hoogte - beschermd. Oude waterlopen worden via dit bestemmingsplan niet hersteld. Hier is door het gemeentebestuur ook geen ambitie voor geformuleerd. De bestaande waterlopen in de binnenstad hebben een bestemming "Water" (de Where, het Noord Hollandskanaal en de Singel) gekregen. Ad. 2 en 3 De mogelijkheden voor verkeersafwikkeling en de bereikbaarheid, waaronder het genoemde rotondemodel, vormen geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Dit jaar wordt er een integrale beoordeling van de parkeersituatie in het centrum gemaakt. De genoemde alternatieven 56
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
(rotondemodel en parkeersignalering) zullen in het kader van deze beoordeling meegenomen worden. Wijzigingen Geen.
V. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 1. In het voorontwerp wordt een aantal beleidsnota's genoemd die niet meer van kracht zijn. Het hoogheemraadschap doet enkele tekstvoorstellen: - pag. 39 van de toelichting: Beheersplan Waterkeringen 2000 - 2010 moet zijn Beheersplan Waterkeringen 2006 -2010. - voorgesteld wordt de tekst over de Keur 2006 te vervangen door een tekst over Keur HHNK 2009 en Waterbeheersplan 4 2010 - 2015. In de reactie zijn de teksten opgenomen. - onderaan pagina 40 wordt gesproken over de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren. Deze is niet meer van kracht sinds de komst van de Waterwet. 2. Het hoogheemraadschap verzoekt om in de wijzigingsregels de voorwaarde op te nemen dat overleg met het hoogheemraadschap plaatsvindt voordat het wijzigingsplan wordt vastgesteld. 3. Het hoogheemraadschap is het niet eens met het uitgangspunt dat ten westen van de spoorlijn afkoppelen van regenwater niet wenselijk is (pag 40 van de toelichting). Voorstel is om in nieuwe ontwikkelgebieden, ook ten westen van de spoorlijn, een gescheiden rioolstelsel aan te leggen. Het gescheiden rioolstelsel kan vooruitlopende op de aanleg van een gemeentelijk gescheiden rioolstelsel worden aangesloten op het gemengd rioolstelsel. 4 In paragraaf 7.2.3 "Overige bestemmingen" bij Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) wordt aangegeven dat een keurontheffing nodig is. Sinds de inwerking treding van de Waterwet moet een watervergunning aangevraagd worden. 5. Verzoek om bij de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" een voorrangsregeling op te nemen waarbij de instandhouding en de bescherming van de waterkering doorslaggevend is, met een verwijzing naar de bestemmingen binnen de grenzen van deze dubbelbestemming. 6. De zone van het waterstaatswerk is niet aangegeven op de plankaarten. Het hoogheemraadschap neemt contact op voor de juiste begrenzing. Commentaar Ad. 1 Het gemeentebestuur zal de in de reactie genoemd tekstvoorstellen overnemen. Ad 2 In het kader van de verplichte 'watertoets' merkt het gemeentebestuur op dat overleg met het waterschap wordt gevoerd over de wijzigingsplannen. O.i. is het niet nodig dit ook nog een keer in de regels vast te leggen, dat zou dubbelop zijn. Ad.3 Het gemeentebestuur heeft in 2006, in samenwerking met het Hoogheemraadschap een Waterplan opgesteld. In dit waterplan is opgenomen dat voor de binnenstad geen gescheiden rioolstelsel wordt aangelegd. Het gemeentebestuur constateert dat in de toelichting sprake is van een strijdigheid. in de ene paragraaf staat dat voor het plangebied gestreefd wordt naar het afkoppelen van schoon regenwater, terwijl in de volgende paragraaf staat dat in het gebied ten westen van de spoorlijn het afkoppelen niet wenselijk is. Het gemeentebestuur houdt vast aan het uitgangspunt uit het Waterplan 2006. Voor de binnenstad is hierin opgenomen dat er geen gescheiden rioolstelsel wordt aangelegd. De toelichting wordt op dit punt aangepast.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
57
Ad. 4 Het gemeentebestuur heeft in paragraaf 7.2.3 niets kunnen vinden over een keurontheffing en kan deze reactie niet plaatsen. Er is naar het woord 'keurontheffing' gezocht in het bestemmingsplan en het woord is niet gevonden. Ad. 5. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering dient ter bescherming en behoud van de waterstaatkundige werken. Het gemeentebestuur is met het hoogheemraadschap van mening dat de bescherming nog niet voldoende geborgd is. In de bestemmingen waar de dubbelbestemming voorkomt (wonen, groen en verkeer) wordt een extra zinsnede opgenomen over deze dubbelbestemming. Een dergelijke zinsnede is wel opgenomen voor de dubbelbestemming 'Archeologie' en wordt nu ook voor de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Ad 6. Het gemeentebestuur heeft contact opgenomen met het hoogheemraadschap over de exacte begrenzing van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en past de begrenzing van de dubbelbestemming aan. Wijzigingen - In de toelichting worden de tekstvoorstellen van het Hoogheemraadschap overgenomen. - De begrenzing van de dubbelbestemming 'waterstaat - waterkering' wordt aangepast conform de wens het Hoogheemraadschap. - Artikel 10 'Groen, artikel 13 'Verkeer' en artikel 15 'Wonen' worden aangepast. In deze artikelen wordt in het eerste lid (bestemmingsomschrijving) het volgende onderdeel toegevoegd: "de bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige waarden als bedoeld in artikel 17;"
9.2 Inspraak ingevolge Algemene Inspraakverordening gemeente Purmerend De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In dit geval is hier op de volgende wijze inhoud aan gegeven: Het voorontwerpbestemmingsplan "Binnenstad 2010" heeft van d.d. 4 mei 2010 tot en met d.d. 14 juni 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan naar voren worden gebracht. Tevens is het voorontwerp-bestemmingsplan "Binnenstad 2010" op d.d. 11 mei 2010 tijdens een informatieavond toegelicht. De resultaten van de inspraak zijn gebundeld en voorzien van gemeentelijk commentaar opgenomen in het "Inspraakrapport bestemmingsplan Binnenstad 2010", dat is opgenomen in Bijlage 7.
9.3
Overleg ingevolge artikel 3:8 Wro
Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen van 24 november 2010 tot en met 4 januari 2011. De kennisgeving is in de Staatscourant van 23 november 2010 geplaatst. Tevens is de kennisgeving electronisch toegestuurd aan de volgende instanties: 1. Gemeente Edam Volendam; 2. Gemeente Waterland; 3. Gemeente Beemster; 58
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Gemeente Wormerland; Gemeente Landsmeer; Gemeente Zeevang; Provincie Noord Holland; Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; Rijkswaterstaat; VROM-Inspectie.
De volgende personen/instanties hebben opmerkingen gemaakt: 1. Vd Broek Houthandel BV; 2. Drs N.J. Schagen; 3. Lexence advocaten en notarissen; 4. J.B.J. van Naarden / T.B.W. van Naarden van Kesteren; 5. de heer E. Koenen; 6. G.P Smalhout en O.G. Smalhout Holst; 7. Rensen advocaten; 8. De heer, mevrouw G.J. de Wolf; 9. De heer en mevrouw Erkamp; 10. De heer, mevrouw A. Hogenkamp; 11. De heer, mevrouw S. Wals; 12. De heer, mevrouw P. van Winkel; 13. De heer W.J. Swart en mevrouw C.M.L. Swart-Heijdeman; 14. De heer, mevrouw J. Heijnis.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
59
Bijlagen bij de Toelichting
60
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
61
Bijlage 1
Overzicht vigerende plannen.
Bestemmingsplan Bp. Gedempte Where e.o. 1984 Bp. Kaasmarkt e.o. 1975 Bp. Koemarkt e.o. 1976 Bp. Nieuwe Gracht e.o. 1977 Bp. Slotplein e.o. 1977 Up. Willem Eggert City Centrum 1976 Up. Willem Eggert City Centrum 1981 Up. Willem Eggertstraat 1992
62
B&W / GR 26-11-1986 21-05-1976 03-12-1976 19-08-1977 19-08-1977 27-01-1976 11-12-1981 11-02-1992
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
GS 24-03-1987 12-07-1977 14-02-1978 25-04-1978 26-09-1978 04-05-1976 16-03-1982 03-03-1992
Kroon x x x x 31-07-1981 x x x
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
63
Bijlage 2
Horeca-inventarisatielijst
Straat nr Achter De Kerk 1 2 Achterdijk 80 76 40 54 Dubbele Buurt 12 Ged 19 Singelgracht Gouw 6 4 Hoogstr 32 38 Kaasmarkt 2 3 Kerkstr 20 13 37 Koemarkt 6 20 25 21 18 9 11-13 15 42 24 46 19 55 2 49 60 52-53 43 10 56 32 45 5-7 57 31-33 29 17 22 40 39
64
Naam D' Hooghe Ghast De Verse Vlaamse De Dikke Splif Ferid's Grill Nazar Arissa Noo-Di Anna
Branche Café Fastfood Café Coffeeshop Grillroom/Sh Restaurant Restaurant Coffeeshop
Die Blonde LaLa Mul De Brasserie Vlaamse Frites 't Hoedje Kapodokya Sirena de Mar Kriti Sier & Jonk De Stamboom Het Café Bubbels De Babbelaar Dertien Lansdael Aad de Wolf Bakker De Bonte Koe Dinges Satisfaction Pulse Family Oriënt Express Ararat Pure Jo & Co De Balustrade Thomson De Heeren De Koemarkt Effe Anders La Cubanita Spijs Udon Thani Daily Santé Jazz of Zo Tabasco
Café Grillroom/Shoarma Fastfood Lunchroom Fastfood Lunchroom Grillroom/Shoarma Restaurant Restaurant Vis Café Café Café Café Café Café Café Café Café Café Café Café Fastfood Bezorg/Halen Grillroom/Shoarma Café-Restaurant Café-Restaurant Café-Restaurant Café-Restaurant Café-Restaurant Café-Restaurant Restaurant Restaurant Restaurant Restaurant Restaurant Restaurant Restaurant Restaurant
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
30 36-38 45 58 Koestraat 4 Kolkstraat 1 Neckerdijk 4 5 3 2 Neckerstraat 3 Nieuwstraat 39 6 50 71 63 Padjedijk 2 1 13 15 Peperstraat 27 7 Tramplein 9 Venedien 39-40 W Eggertstr 31A 1 121 45 143A Weerwal 2 15 14 Weeshuissteeg 15 Westerstraat 31 11 16 Zuidersteeg 20
Palati De Jongen Koning Concordia De Doele Febo De Stapper Het Wapen van Purmerend 't Paradijs Peri Spijkerman De Drie Zwanen Le Grande De Hoebantoet Babylon The Blue Lotus Italia 't Purmerendje Granny's Mykonos Nerone Djemani La Casa Sichuan Food Febo Multi-ijs Roberto's Leonardo Warrie Knarrie La Place NY Pizza Delivery Gachita Musi The Celtic-Inn 't Broodjeshuys Döner & Pizza Athene De Parel
Restaurant Restaurant Partycentrum Partycentrum Fastfood Café Café Café Fastfood Hotel-Restautand Café-Restaurant Café Café Grillroom/Shoarma Restaurant Restaurant Café Lunchroom Restaurant Restaurant Bezorg/Halen Restaurant Restaurant Fastfood IJssalon IJssalon Lunchroom Lunchroom Restaurant Bezorg/Halen Restaurant Restaurant Café Fastfood Grillroom/Shoarmas Restaurant Restaurant
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
65
Bijlage 3
Bedrijfsinventarisatielijst
Straat Achterdijk
nr 43
Naam bedrijf Sfeervol wonen
Activiteit Detailhandel
14
Volkert
Makelaardij
2628 34
Meines
Detailhandel
Van Kampen Refill
Groothandel
42
AMRLI Tropische winkel
Detailhandel
Bierkade
11
Rikken
Architect
Breedstraat
3
Cosmo Kapsalon
Kapsalon
4
Big Bazar
dDtailhandel
7
Juwelier Goudsmederij
Juwelier
16
Fred's Atelier / winkel
Detailhandel
27
Dynabite
Detailhandel
11 - Esprit 13 2 Gilde Opticiens
Kledingzaak
6
Jan Mantel
Kapsalon
9
Womans Department
Kledingzaak
17
Lin Cherie
Kledingzaak
20
Bureau Discriminatiezaken
Kantoor
Dubbele buurt
Opticien
16 - Basic Label 18 23 - Intersport Boucher 27 3 Will's Hairstyling
Detailhandel
13
B.C.C.
Electronicazaak
Gedempte Where
1
Voormalig TNT
Postkantoor
Gouw
10
Opvangcentrum
54
Stichting Algemeen Opvangcentrum Kapper Heijnis
56
Jos Breg
Fotostudio
Gedempte Singelgracht
66
Kledingzaak Kapsalon
Kapperzaak
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Type-inrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting type Ainrichting type Ainrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig
Herengracht
Hoogstraat
Hoornsebuurt Kaasmarkt
Kalversteeg
Kerkstraat
niet Wmplichtig 26 Kroonvastgoedbeheer Verhuur appartementen niet Wmplichtig 28 - Hans Textiel bv niet WmKledingzaak 30 plichtig type B1 Slagerijk Klaassebos Slagerij inrichting type A2 Free Record shop Detailhandel inrichting type A8 Etos Detailhandel inrichting 10 - Douglas type ADetailhandel 14 inrichting type A15a D.A. Detailhandel inrichting type A19 Kruidvat Detailhandel inrichting niet Wm24 Blokker Detailhandel plichtig niet Wm34 Blend Store Kledingzaak plichtig niet Wm36 Pink Pepper Kledingzaak plichtig type A40 Hoog Antink Schoonmaker inrichting type A79 Vodafone Detailhandel inrichting niet Wm22 Voormalig timmerwerkplaats Bouw- en houtbedrijf plichtig niet Wm1 Koopman Optiek Opticien plichtig type B2 De Mazzel Sackbar inrichting niet Wm4 Brilservice Opticien plichtig niet Wm6 Trekpleister Detailhandel plichtig type B10 Bakkerij Bart Bakkerij inrichting 13 / Kledingzaak niet WmKledingzaak 14 plichtig H.H. Nicolaas en type A15 Kerk Chatharina inrichting type A16 Museum Waterland Museum inrichting niet Wm20 Raadhuis Raadhuis plichtig 1 ABN-Amro Bankgebouw type-A type A2 Fortis Bankgebouw inrichting niet Wm9 RS Computers Detailhandel plichtig type B11 Filmhuis Purmerend Filmhuis inrichting type A15 Glasappel Detailhandel 1
Notariskantoor
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
67
18
Fysio / sport
Sportschool
19
Hair & Wave
Kapsalon
33
Algra & Vroom
Tandarts
Koestraat
15
ING Bank
Bankgebouw
Looiersplein
1
M. de Wit
3
Multivlaai
Tandtechnisch laboratorium Detailhandel
4
Hoortechnisch Centrum Schagen Modehuis Maria
Neckerdijk
5a
Nieuwstraat
Kledingzaak
Bonel Dansschool Purmerend Gerechtsdeurwaarde 20 Jansen 74 - Sopar Makelaars 78 8 Van Keulen
Dansschool
9
Hypotheekwinkel
Kantoor
11a
Fabulous Hair
Kapsalon
12
Flach
Tandarts
5 Nieuwegracht
Detailhandel
Kantoor Kantoor Zonnestudio/kapsalon
18B It's Electro
Detailhandel
18 27
Avondzon Excentrique 't Barbertje
Bejaardentehuis Kapperzaak
33
Sanders Loodgieter
Detailhandel
35
Toko Baru
Detailhandel
46
Start Uitzendbueau
Kantoor
67
Rodamco Beheer
Kantoor
107
Modder
Opslag marktkramen
Oude Vismarkt
1
Jaspers en Van Diepen
Makelaar
Padjedijk
6
Keurslager Culinair
Slagerij
7
Philipinne
Kledingzaak
8
Ilko Telecom
Detailhandel
9
Sam en Moos
Detailhandel
68
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
inrichting type Binrichting type Ainrichting type Binrichting type Binrichting type Binrichting type Binrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Binrichting type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting type Binrichting niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Binrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Binrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig
Peperstraat
12
Heemskerk
Meubelstoffeerder
16
X-im's
Kledingzaak
26
Groot brood en Banket
Bakkerij
30
Bioherba Reform
Detailhandel
1
Vliegmakelaars
Makelaar
6
Kinki Kappers
Kapsalon
9
Huis met de Luifel
Banketbakker
10
Sun & Home
Detailhandel
16
Zap Games
Gameshop
20
M en M Bodyshop
Detailhandel
24
P. de Jongh
Fietsenzaak
11 15 17 19 21 23 33 35 5 en 7 15
Scheltinga Wonen
Detailhandel
Wolf Verf en Wand
Detailhandel
Noord-west Interieur Bertels Detailhandel Ago E Filo
Kledingzaak
Esprit
Kledingzaak
Piece of Cake
Detailhandel
17
Berbel Design
Detailhandel
31
Fit 2 day
Detailhandel
37
Magic Hair
Kapsalon
39
Le Sorrelle
Kapperszaak
42
Jihlavahuis
Logeergebouw
Plantsoengracht
1
Kocken, De Makelaar
Makelaardij
Schoolplein
3 + 4 Linia Interieur 9 Claxonate Parkeergarage
Detailhandel Parkeergarage
Tramplein
3
Wijkkantoor centrum
Kantoor
4
Las Palmas
Kapsalon
5
Tandarts Meijer
Tandarts
7
Carex-uitlaatcentrum
Garage
Plantsoenstraat
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
niet Wmplichtig type Binrichting type Binrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting type Binrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type-A inrichting niet Wmplichtig Type B type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting type Binrichting type B69
Venediën
Waagplein
Weerwal
Weeshuissteeg
Westerstraat
8
EWP
15
Tankstation Johan de Vries Tankstation
35
Tandtechnicus
8
Toele Tandtechnische werkpl. Limburg
37
Hem & Haar
Kapsalon
12
Salon Anja
Kapsalon
14
Tonyson Kapsalon
Kapsalon
18
Moedersmooiste
Kledingzaak
2
New York Pizza
Detailhandel
3
Marna Hairclub
Kapalon
Makelaar
5 - 8 Action
Detailhandel
11
Stam Deurwaarders
Kantoor
11
Randstad Uitzendbureau
Kantoor
23
Unique Uitzendbureau
Kantoor
17
Pure Ink
Tattoo shop
19
HEMA
Warenhuis
2
Muziekhandel
Detailhandel
5
Pc Oke
Detailhandel
7
De Snuffelaar
Detailhandel + vuurwerkverkoop Kapsalon
12 - Hizi Hair 14 13 - Scapino 15 17 Day en Nightshop
70
Kantoor
Detailhandel Detailhandel
21
Hans Anders Opticien
Opticien
29
Team Kapsalon
Dapsalon
38
The Party Shop
55
Adams interieur
Detailhandel + vuurwerkverkoop Detailhandel
68
Rijwielhandel Purmerend
Detailhandel
75
Expert
Detailhandel
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
inrichting type Ainrichting type Binrichting type-B inrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Binrichting type Ainrichting type Ainrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type-B inrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Binrichting type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Binrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wm-
Whereplantsoen
91
T Huysche Lijsten
Detailhandel
104
Gazelle Cycle center
Detailhandel
108
PMU Uitzendburo
Kantoor
126a Free Way vof
Detailhandel
16
School
Willem Eggertstraat 7
R.K. Basisschool Landzijde Zorgboerderij
15
We
Kledingzaak
16
Outfit
Kledingzaak
17
Dolcis schoenen
Schoenenzaak
21
Kim Jong
Fotostudio
23
Body & Legs
Kledingzaak
27 29
Passe Partout Cool Cat
Lijstenmakerij Kledingzaak
33
Didi dameskleding
Kledingzaak
35
voorheen Marskramer
Detailhandel
37
Donna Kelly
Kledingzaak
39
Olivia Fashion
Kledingzaak
41
Kelly Fashion
Kledingzaak
47
Villa Happ
Kledingzaak
51
Livera
Detailhandel
53
Steps
Kledingzaak
61
Didi dameskleding
Kledingzaak
65
Miss Etam
Kledingzaak
71
Eurocenter Men's wear
Kledingzaak
73
V.H. International
Kledingzaak
75
Stego
Juwelier
81
Sps
Kledingzaak
83
Pearle
Opticien
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
plichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig 71
Zuidersteeg
72
85 87
KPN-telecom Mastenbroek
Detailhandel Banket
89 91
The Phonehouse Specseavers
Detailhandel Opticien
95
VM retail
Kledingzaak
101
de Spieghel
Detailhandel
105
eggert's Bloemenhoek
Detailhandel
107
Paul Schoenmakers
Schoen+reparatie
109
Xenos
Detailhandel
111 115
Duizend Dingen Drugstore / Detailhandel Etos (voormalig Lampenier) Detailhandel
117
Zeeman
Kledingzaak
119
Kijkshop
Detailhandel
125
Cook & Co
Detailhandel
127
Bel Company
Detailhandel
131
Volendammervishandel
Detailhandel
137
The Block
Detailhandel
145
Debbie's Giftshop
Detailhandel
147
Vakantie-expert
Reisbureau
149
Handyman
Detailhandel
151
PWZ verzekeringen
Kantoor
7779 16
Zwart schoenen
Schoenenzaak
PCS Fietsenzaak
Fietsenreparatie en verkoop
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
type-A type-B inrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig type Ainrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type-B inrichting niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig niet Wmplichtig type-B inrichting
Bijlage 4
Monumenten inventarisatielijst
Rijksmonumenten 1. Achterdijk bij 16 2. Bierkade 7 3. Bierkade 8 4. Bierkade 9 5. Bierkade 10 6. Bierkade 11 7. Hoogstraat 18 8. Kaasmarkt 15 9. Kaasmarkt 16 10. Kaasmarkt 20 11. Koemarkt 7 12. Koemarkt 15 13. Koemarkt 16 14. Koemarkt 21 15. Koemarkt 34 16. Koemarkt 58 17. Plantsoengracht 8 18. Venediën 12 19. Weerwal 5 20. Weerwal 8 21. Weerwal 12 22. Weerwal 13 23. Weerwal 14 24. Weerwal 15 25. Willem Eggertstraat 7 Gemeentelijke monumenten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Achter de kerk 3-5 Achter de kerk 6 Bierkade 1/Houttuinen 1-5 Breedstraat 24-26 Dubbele Buurt 2-4 Dubbele Buurt 8-10 Dubbele Buurt achter 9 Dubbele Buurt 14 Gedempte Singelgracht 16 Gedempte Singelgracht 18 Gedempte Singelgracht 29 Gedempte Singelgracht 17 Gouw 4 Gouw 52-54 Houttuinen 11-13 Kaasmarkt 3 Kanaalstraat 10 Kerkstraat 11 Koemarkt 5 Koemarkt 22 Koemarkt 24 Koemarkt 28 Koemarkt 30 bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
73
24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
74
Koemarkt 32 Koemarkt 48 Koemarkt 52-54 Koemarkt 56 Krommesteeg 1 Nieuwegracht 7 Nieuwegracht 25 Nieuwstraat ongenummerd Nieuwstraat ongenummerd Padjedijk 1 Padjedijk 9 Peperstraat 4-4a/b Peperstraat 9 Peperstraat 18 Peperstraat 24 Peperstraat 26 Plantsoengracht 4 Venediën 7 Venediën 13 Venediën 14 Weerwal 3-4 Weerwal 21 Weerwal 23 Whereplantsoen 4 Whereplantsoen 16
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bijlage 5
Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
De Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de VNG Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten en speciaal bedoeld voor gebieden met een functiemenging, VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gemengd gebied en gebied met functiemenging . Het begrip gemengd gebied wordt gebruikt om de richtafstanden aan te geven tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca, kleine bedrijvigheid). Het begrip gebied met functiemenging wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan: - stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden met dorpskernen; - horecaconcentratiegebieden; - woon-werkgebieden met kleinschalige, vooral ambachtelijke bedrijvigheid; - gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies; - lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden desgewenst ook milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Het kan gaan om gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van bedrijvigheid is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke functiemengingsgebieden qua schaal vaak verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein. De activiteiten in de staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C met de volgende betekenis voor de toelaatbaarheid: Categorie A Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen in gebieden met functiemenging kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Categorie B Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Categorie C De activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen. Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden: 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid; 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats; 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig; 4. activiteiten uit de categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur. Bij de totstandkoming van de bedrijvenlijst functiemenging is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst openomen. bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
75
Verder legt het bestemmingsplan voor detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke functies zoals kerkgebouwen, buurthuizen, kinderopvang, verpleeghuizen, scholen enzovoort geen relatie met de bedrijvenlijst. Deze functies zijn daarom niet opgenomen in de lijst. Tenslotte wordt de bedrijvenlijst niet toegepast op horecabedrijven. Indien van toepassing in een plangebied wordt voor de toelaatbaarheid van horeca wordt gebruik gemaakt van een Staat van horeca-activiteiten. Deze lijst is meer gedifferentieerd en toegespitst op de plaatselijke situatie dan de grovere indeling van de VNG bedrijvenlijst functiemenging. De bedrijvenlijst functiemenging is niet uitputtend. In de planregels wordt geregeld dat ook bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, die niet in de lijst zijn opgenomen, maar die naar aard en invloed met bedrijven uit desbetreffende categorie gelijkgesteld kunnen worden.
76
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bijlage 6
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNGpublicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
77
2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. 3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horecaactiviteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
78
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bijlage 7
Inspraakrapport bestemmingsplan Binnenstad 2010
INSPRAAKREACTIES EN COMMENTAAR VAN DE GEMEENTE. 1. Inleiding In het kader van de formele inspraakprocedure ten behoeve van het bestemmingsplan Binnenstad 2010 , hebben de daarop betrekking hebbende stukken (het voorontwerp-bestemmingsplan) met ingang van 4 mei 2010 tot en met 14 juni 2010 ter inzage gelegen. Van bovenstaande is tevens melding gemaakt in de rubriek 'officiële mededelingen' d.d.2 mei 2010, wekelijks gepubliceerd in het Zondagochtendblad. Daarnaast is de publicatie geplaatst op de gemeentelijke website. Het voorontwerp was raadpleegbaar via de gemeentelijke website www.purmerend.nl en er lag een exemplaar bij de publieksbalie. Op dinsdag 11 mei 2010 is op het stadhuis een inloopavond gehouden. Tijdens deze avond konden belangstellenden nadere toelichting ontvangen en vragen stellen over het voorontwerp bestemmingsplan. De bewoners en ondernemers in de binnenstad hebben een brief ontvangen waarin zij uitgenodigd werden voor deze inloopavond. Verder hebben alle eigenaren van panden in het plangebied een brief ontvangen waarin zij werden uitgenodigd te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan. Bewoners, ondernemers en eigenaren konden reageren via een speciaal opengesteld e-mailadres of via een brief. Op grond van de Inspraakverordening Purmerend 2006 stond gedurende de periode van terinzageligging de mogelijkheid open om schriftelijk en mondeling inspraakreacties ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan Binnenstad 2010 aan het college van burgemeester en wethouders kenbaar te maken. 2. Procedureel Binnen de daarvoor openstaande termijn zijn dertien schriftelijke reacties ontvangen. Één reactie is ontvangen via het speciaal opengestelde emailadres
[email protected]. Er zijn geen mondelinge inspraakreacties ontvangen. Enkele insprekers geven daarbij aan van de gelegenheid gebruik te maken hun zienswijzen en/of bezwaren in te dienen. Alvorens inhoudelijk op de ontvangen reacties in te gaan, merkt het gemeentebestuur op dat, gelet op het hierboven vermelde, alle ingediende reacties uitsluiten (kunnen) worden aangemerkt als inspraakreactie(s). Gelet op het karakter van de inloopavond is hiervan geen (separaat) verslag gemaakt. Voor zover aan de orde, zijn de tijdens deze gegeven reacties in de onderhavige procedure betrokken. De publicatie, de ontvangen reacties en het gemeentelijk commentaar worden integraal opgenomen in het "Inspraakrapport bestemmingsplan Binnenstad 2010". Deze wordt als bijlage bij het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' gevoegd. 3. Inhoudelijk Met de inspraakprocedure is de start gemaakt met de voorbereiding voor de wettelijke procedure tot vaststelling van nieuwe het bestemmingsplan Binnenstad 2010. Voor de actualisering van de bestemmingsplannen in de binnenstad zijn verschillende aanleidingen: 1. De Structuurvisie 2005 - 2020 Purmerend In de Structuurvisie 2005 - 2020 Purmerend (Structuurvisie 2005 - 2020) staan de kaders vastgesteld waarbinnen de binnenstad zich verder kan ontwikkelingen. Belangrijkste uitgangspunten zijn het mogelijk maken van economische ontwikkelingen (felxibiliteit, m.n. detailhandel), bevorderen van wonen (o.a. wonen boven winkels) en behoud van de historische beeldkwaliteit. Deze uitgangspunten zijn in de vigerende bestemmingsplannen niet goed vertegenwoordigd en worden verder uitgewerkt in het nieuwe bestemmingsplan. 2. Verouderd planologisch kader
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
79
Het planologisch kader van de binnenstad is in de huidige situatie erg versnipperd, verouderd en voldoet niet meer aan deze tijd. Ruimtelijke ontwikkelingen werden via vrijstellingsprocedures mogelijk gemaakt. De huidige planologische situatie in de binnenstad is daardoor niet meer werkbaar en past niet meer bij deze tijd. 3. de Wet ruimtelijke ordening Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op basis van deze wet mogen vanaf 2013 bestemmingsplannen niet ouder zijn dan 10 jaar. Bijna alle bestemmingsplannen die gelden in de binnenstad zijn ouder dan 10 jaar. Door middel van onderhavige inspraakprocedure zijn bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming. Met de publicatie van het voorontwerp en door hierop inspraak te laten plaatsvinden wordt beoogd het eindproduct te verbeteren en draagvlak te creëren bij de betrokkenen.
I. De heer drs. N.J. Schagen, Hoornsebuurt 13, Purmerend (578862) Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker heeft bezwaar tegen de toegestane bouwhoogtes in wijzigingsgebied 4 (Hoornse Buurt, 13 tot 16 meter). Deze bouwhoogtes passen niet in de bestaande bebouwing van ca 10 meter hoog. 20 tot 30 jaar geleden was een bouwhoogte van 10 meter echt het maximaal toelaatbare, en voor sommige delen van de Hoornse buurt een lagere maximale bouwhoogte geldt. 2. Bezwaar tegen een verhoging van 4 meter van de voormalige slaapvertrekken van de nonnen aan de andere zijde van de steeg. 3. Bezwaar dat kapconstructie op de Prismaschool vervangen kan worden door een plat dak (op basis van artikel 15.4.a). Commentaar Ad. 1. De maximale bouwhoogte in de Hoornse buurt (wijzigingsgebied 4) wordt 13,00 meter, net als in de rest van de binnenstad. Er is een accent mogelijk om de entree naar de binnenstad te versterken. Dit accent markeert de entree naar de binnenstad via de Hoornse laan. In het vigerende bestemmingsplan (Gedempte Where e.o. 1984) is de maximale bouwhoogte in dit gebied 10,5 meter (niet meer dan drie bouwlagen). Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat nu grotere bouwhoogten zijn toegestaan dan voorheen. Voor de gehele binnenstad geldt een maximale bouwhoogte van 13,50 meter, de Hoornse Buurt maakt hiervan onderdeel uit. Ad. 2 Het gemeentebestuur neemt aan dat de inspreker met de 'voormalige slaapvertrekken van de nonnen' het pand bedoeld aan Venedien 25a, waar nu een psychiater gebruik van maakt. Op basis van het vigerende bestemmingsplan (Bestemmingsplan Whereplantsoen 1984) is een maximale bouwhoogte van 14 meter toegestaan voor de bedoelde panden. De bestemming is 'Bijzondere doeleinden I'. In het voorontwerpbestemmingsplan 'Binnenstad 2010' wordt een maximale bouwhoogte voorgesteld die gelijk is aan de bestaande bouwhoogte. Het college kan besluiten een ontheffing te verlenen voor één extra bouwlaag van maximaal 4 meter, waarbij de bebouwing niet hoger mag worden dan 10,00 meter. In het nieuwe bestemmingsplan wordt een lagere bouwhoogte toegestaan dan in het vigerende bestemmingsplan. Ten aanzien van muren als erfafscheiding wordt nog opgemerkt dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouw maximaal 2 meter bedraagt.
80
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Ad. 3. In uw inspraakreactie geeft u aan bezwaar te hebben tegen de mogelijkheid dat de prismaschool kan worden voorzien van een plat dak in plaats, zoals nu het geval, een kap. Zoals onder 2. procedureel wordt aangegeven, is in dit stadium nog geen sprake van bezwaar. Een eventueel verzoek om de Prismaschool te voorzien van een plat dak, zal door het gemeentebestuur worden beoordeeld. Hierbij wordt opgemerkt dat de Prismaschool is aangewezen als gemeentelijk monument. Deze worden beschermd via de bepalingen in de Monumentenverordening Purmerend 2004. In deze verordening is opgenomen dat alvorens een gemeentelijk monument 'verstoord' wordt, burgemeester en wethouders een vergunning hiervoor moeten verlenen. Over de verleningen van deze vergunning wordt advies ingewonnen bij de Monumentencommissie. Op deze manier wordt het monument beschermd. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving worden aangepast: Passage over de interpretatie van de regeling bestaande bouwhoogte. Paragraaf 7.2.2 onder het kopje "bouwhoogte" wordt aan de eerste alinea de volgende passage toegevoegd: De maat voor de bestaande bouwhoogte en gevelbreedte is zoals deze vergund is in de bouwvergunning die verleend is voor het betreffende pand.
II. De heer J.B.J. van Naarden, Zuidersteeg 12D, Purmerend (581322) Samenvatting inspraakreactie Inspreker verzoekt om de Zuidersteeg (het gebied tussen de Strada en de Nieuwstraat) een andere bestemming dan C1 te geven. Motivatie: In het oude bestemmingsplan had dit gebied een andere bestemming als de rest van het bouwblok. Het gebied heeft een belangrijke laad- en losfuncties en de aanwezigheid van de blinde gevel van het Willem Eggert Centrum maakt dat dit deel niet vergelijkbaar is met de rest van het C1gebied. De kans dat dit gebied zich kan / zal ontwikkelen naar een gebied zoals het C1-gebied acht de inspreker minimaal. Commentaar De keuze van het college om hier een Centrum-1 bestemming aan toe te kennen is omdat het gebied onderdeel is van de historische kern en het gewenst is het gebied zich ook ontwikkelt als de historische kern. In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 maakt dit gebied deel uit van de historische pit. In dit bestemmingsplan is dit uitgangspunt verder uitgewerkt door aan dit gebied een 'Centrum-1 bestemming toe te kennen. In het vigerende bestemmingsplan heeft dit deel van de Zuidersteeg de bestemming 'Tuinen en Erven' en is maar beperkt bebouwing en gebruik toegestaan. Via ontheffingsprocedures is de bestaande bebouwing gerealiseerd. Middels het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' wordt voor dit gebied aangesloten bij het huidige gebruik van de panden door het een Centrum-1 bestemming te geven. In de toelichting onder hoofdstuk 7 (juridische planbeschrijving) is aangegeven welke verschillen er zijn tussen de verschillende centrum-bestemmingen.
Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Geen.
III. Vereniging Historisch Purmerend, Postbus 571, Purmerend (582811) Samenvatting inspraakreactie bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
81
1. Inspreker verzoekt om betrokken te worden bij wijzigingen van bestemmingsplannen van gebieden die in of rond het centrum liggen (bestemmingsplan Binnenstad, De Gors, De Vijfhoek enz). Tevens verzoek tot betrokkenheid bij diverse ontwikkellocaties (De Hoornse Buurt, TNT en Neckerdijk). 2. Inspreker constateert veel taalfouten in het voorontwerp. 3. Inspreker constateert dat het Tramplein buiten het plangebied ligt en is opgenomen in de bestemmingsplan De Gors. Volgens de tekening op pag. 7 ligt het Tramplein binnen het plangebied. 4. Inspreker is het niet eens met hogere bebouwing bij de entrees van het centrum. Inspreker is van mening dat de entree benadrukt wordt door een hoge kwaliteit, en niet door hogere bebouwing of poorten (oftewel flatgebouwen). 5. Inspreker vraagt waarom het behoud van de bestaande gevelbreedte in 'de schil' (Nieuwstraat, Westerstraat, Gedempte Singelgracht, Oude Vismarkt en Weerval) minder belangrijk is. Het is goed mogelijk panden achter de gevel samen te voegen, zodat grote winkels zich kunnen vestigen en aan de buitenkant de oorspronkelijke gevels in stand blijven. 6. Inspreker verzoekt de Weerwal een C1-bestemming te geven omdat dit gebied ook van grote waarde is. Het is de entree van de stad en het Venedien (aan de andere zijde) heeft ook veel monumentale panden. 7. In het bestemmingsplan zitten te veel afwijkingsmogelijkheden. Inspreker vraagt zich wat voor nut het heeft regels vast te stellen en tegelijkertijd de mogelijkheid te bieden ervan af te wijken. Commentaar Ad. 1 en 2 Het is goed te constateren dat de Vereniging Historisch Purmerend kritisch het voorontwerpbestemmingsplan 'Binnenstad 2010' heeft gelezen. De spellingsfouten zijn verbeterd. Het gemeentebestuur hecht waarde aan de reacties van belangenverenigingen. De gemeentelijke aankondigingen gebeuren op de gebruikelijke manier (op het internet en via de gemeentepagina in het Zondagochtendblad). Iedereen is uitgenodigd voor de informatieavond en om een inspraakreactie in te dienen. Daarnaast zijn in het kader van dit bestemmingsplan bewoners en ondernemers in de binnenstad geïnformeerd over het bestemmingsplan. Voor de genoemde toekomstige ontwikkelingen verwijzen wij de insprekers naar de publicaties die daarover gaan plaatsvinden. Ad. 3 De cirkel in de figuur op pagina 7 geeft een indicatie van het plangebied, niet de exacte ligging. Binnen de cirkel liggen meerdere gebieden die geen onderdeel uitmaken van het plangebied. Ad 4. Het gemeentebestuur kan zich niet herkenning en de door de inspreker gebruikte term 'flatgebouwen' die zouden kunnen ontstaan bij de zogenaamde poorten naar de binnenstad. Gezien de beperkte oppervlakte en het aantal toegestane bouwlagen (maximaal 5) zullen hier geen flatgebouwen verrijzen. Flatgebouwen hebben over het algemeen een grotere hoogte dan 5 bouwlagen en een groter oppervlakte. Het benadrukken van een bijzondere plek kan op verschillende manieren: door ander materiaalgebruik, een afwijkende functie of hoogte. In de structuurvisie Purmerend 2005-2020 is de ambitie uitgesproken de poorten naar de stad architectonisch te versterken. In het voorontwerpbestemmingsplan 'Binnenstad 2010' is ervoor gekozen dit door te vertalen in een grotere bouwhoogte op een beperkt aantal plekken. De maximaal toegestane bouwhoogte in het hele plangebied is de bestaande bouwhoogte. Via een ontheffingsmogelijk kan de bouwhoogte op bepaalde plaatsen verhoogd worden tot 13,50 meter. Op bepaalde plekken - de entrees naar de stad - is de maximale bouwhoogte 16,00 meter. Door het geringe verschil tussen de maximale bouwhoogte in de rest van de binnenstad en het beperkte oppervlakte heeft dit naar de mening van het gemeentebestuur geen nadelige gevolgen voor het aanzicht van de stad. De diversiteit in bouwhoogtes en het benadrukken van de entrees op deze 82
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
manier is juist een aanwinst voor de stad. Juist aan de randen van de binnenstad is meer ruimte voor hogere bouwvolumes zonder het kleinschalige stadsgezicht in de kern aan te tasten. Hogere gebouwen worden in voorliggend plan mogelijk gemaakt bij bijvoorbeeld grotere pleinen (Looiersplein) en gebieden aan het water (bijvoorbeeld kruising Nieuwstraat Kanaalschans). De hogere bebouwing draagt daarbij ook bij aan de woonfunctie van het centrum. Ad 5. Het gemeentebestuur is met u van mening dat de term 'minder belangrijk' ongelukkig gekozen is. Uiteraard zijn de gevels in 'de schil' net zo belangrijk als in het historisch assenkruis. Dit zin in paragraaf 6.3.2 wordt geschrapt. De diversiteit in korrelgrootte en de breedte van het profiel is anders in de schil dan in het historische assenkruis. Deze verschillen bieden de mogelijkheid voor een andere variatie in winkels in 'de schil'. Het is hier geen noodzaak om expliciet alleen kleinere winkels toe te staan om een kwaliteit te waarborgen. De gevelbreedte mag wijzigen tot een maximum van 10 meter (en een ontheffingsmogelijkheid van 20 meter). Op deze manier wordt naar onze mening in 'de schil' de kwaliteit voldoende gewaarborgd. Bovendien worden monumenten en beeldbepalende panden beschermd via het monumentenbeleid en worden bouwaanvragen altijd beoordeeld door de Welstandscommissie. Ad. 6 Het gemeentebestuur is met u van mening dat de Weerwal van grote waarde is en conform uw verzoek heeft dit gebied de Centrum-1 bestemming. Dit gebied maakt deel uit van de historische kern. Ad. 7 De ontheffingsregels zijn een uitwerking van de gewenste flexibiliteit (zie onder 3. Inhoudelijk). Burgemeester en wethouders kunnen per geval beslissen of in dat specifieke geval afwijking van de standaard regels is toegestaan. In de toelichting zijn voorwaarden gespecificeerd die aangeven wanneer een ontheffing wel of niet verleend kan worden. Dit is onder andere afhankelijk van de locatie van de afwijking en van de omliggende bebouwing. Ook hier speelt de Welstand een belangrijke rol. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Aanpassen paragraaf 6.3.2: de zin 'In dit gebied is het behoud van de bestaande gevelbreedtes minder belangrijk." wordt geschrapt. IV. W3 Architecten en ingenieurs, Wagengouw 12, Broek in Waterland (583915) Samenvatting inspraakreactie Inspraakreactie gaat over het pand Hoogstraat 22. W3 - architecten is al enige tijd bezig met een bouwaanvraag voor dit pand. 1. Er is ontheffing nodig voor de vorm van het dak. Inspreker vraagt of het moeilijk is deze ontheffing te verkrijgen? 2. Inspreker vraagt hoe het precies zit met de sloopvergunning (artikel 4.7). Commentaar Ad. 1 Wanneer een bouwaanvraag wordt ingediend, wordt deze getoetst aan het bestemmingsplan en wordt beoordeeld of op die specifieke locatie een ontheffing kan worden afgegeven voor de vorm van het dak. In de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven welke aspecten een rol spelen bij de beoordeling van een ontheffing voor de vorm van het dak. Daarnaast worden bouwaanvragen getoetst aan de welstand. Een onafhankelijke commissie Welstand geeft een advies geven over de afwijking van het bestemmingsplan. Ad. 2 bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
83
Op basis van artikel 3.3 Wro kan in een bestemmingsplan worden bepaald dat het verboden is bouwwerken te slopen. De bedoeling hiervan is om te voorkomen dat "in een bestemmingsplan begrepen gronden minder geschikt ( ) worden om een overeenkomstig het plan verwezenlijkte bestemming te handhaving en te beschermen." In het voorontwerpbestemmingsplan Binnenstad 2010 is een dergelijke sloopvergunning op te nemen om te voorkomen dat er gebouwen worden gesloopt, zonder dat vastgesteld is dat er iets nieuws op deze locatie komt. Wanneer er een bouwvergunning voor het betreffende perceel is verleend, vervalt de plicht een sloopvergunning op basis van het bestemmingsplan aan te vragen. De sloopvergunning op basis van de Bouwverordening (over bijvoorbeeld de veiligheid van het slopen en afvoer van materiaal) is nog wel verplicht. De bedoeling van de sloopvergunning in het bestemmingsplan is dat wordt voorkomen dat gebouwen worden gesloopt zonder dat er een bouwvergunning is verleend voor het nieuw te bouwen bouwwerk. Dit om te voorkomen dat er - zoals nu soms het geval is - lang braakliggende percelen ontstaan.
Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Geen V. Postma Vastgoed BV, Noordeinde 73, Landsmeer (583943) Samenvatting inspraakreactie Inspreker is eigenaar van de percelen Venedien 24 en 25 en verzoekt bij het vaststellen van het bestemmingsplan rekening te houden met de volgende functies (huidig gebruik) van Venedien 25: kinderdagverblijf, kantoren, huiswerkklassen en praktijkruimtes. Commentaar In het vigerende bestemmingsplan (bestemmingsplan Gedempte Where e.o. 1984) heeft dit pand de bestemming Bijzondere Doeleinden I. Binnen deze bestemming zijn scholen, verenigingsgebouwen, kantoren, gebouwen voor kulturele- en sociale doeleinden, dienstwoningen, groenvoorzieningen, water, verhardingen en open terreinen en bijbehorende bouwwerken toegestaan. In de Structuurvisie 2005-2020 is de ambitie opgenomen de randen van de binnenstad te transformeren naar woongebieden (versterking van de woonfunctie). Het gebied tussen het Venedien en het Whereplantsoen - Molenplantsoen is een gebied aan de rand van de binnenstad. In het voorontwerpbestemmingsplan 'Binnenstad 2010' heeft dit gebied de bestemming 'Wonen' gekregen. Binnen deze bestemmingen zijn de volgende functies toegestaan: woningen, garages, kantoren en dienstverlening. Het pand Venedien 25 heeft daarnaast de functie aanduiding 'maatschappelijk'. Dit betekent dat hier ook maatschappelijk functies zijn toegestaan (zoals kinderdagverblijven, huiswerkklassen). Abusievelijk blijkt dit nog onvoldoende uit de regels en de legenda van plankaart. Dit dient te worden aangepast. Hiermee worden de gewenste en feitelijk aanwezige functies van dit pand juridisch verankerd. De in de inspraakreactie genoemde functies (kinderdagverblijf, kantoren, huiswerkklassen en praktijkruimtes) zijn en blijven mogelijk binnen deze bestemming. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Aan artikel 15.1 wordt een sublid: "e. Maartschappelijke functies ter plaats van de functieaanduiding 'maatschappelijk';" Aan de legenda van de plankaart wordt onder functieaanduiding de functie "Maatschappelijk" toegevoegd.
VI. Bergermeer BV, Kerkweg 35, Wognum (583786) Samenvatting inspraakreactie Inspreker is eigenaar van het pand aan de Breedstraat 21 en maakt bezwaar tegen de specifieke gebruiksregels dat uitsluitend gewoond mag worden op de eerste verdieping. Het huidige gebruik van Breedstraat 21 is anders, deze ruimte wordt gebruikt t.b.v. de winkel. De 84
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
ontheffing biedt onvoldoende basis om beperkingen in het gebruik te voorkomen. De specifieke gebruiksregel is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Commentaar Het gemeentebestuur is al lange tijd van mening dat het wonen in de binnenstad belangrijk is en blijft. De achterliggende gedachte hier is dat de levendigheid in de binnenstad ook na sluitingstijd van de winkels wordt versterkt door de aanwezigheid van woning. Vooral in het voetgangersgebied van de binnenstad treedt verstilling op na sluitingstijd van de winkels. Wonen boven winkels wordt sinds jaar en dag dan ook gestimuleerd via het project Wonen boven winkels en een subsidieregeling. In het vigerende bestemmingsplan voor Breedstraat 21 (Kaasmarkt e.o. 1975) mogen de genoemde gebruiksactiviteiten (winkels, cafés, restaurants, snackbart, banken, kantoren alleen op de begane grond plaatsvinden m.u.v. wonen. In de structuurvisie is het uitgangspunt wonen boven winkels nogmaals benadrukt en via dit bestemmingsplan wordt dit uitgangspunt geëffectueerd door het wonen op de verdiepingen te verplichten. Ten opzichte van de huidige situatie is dit geen verandering. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van deze verplichting verlenen. Er moeten dringende redenen zijn voor deze ontheffing. Aspecten die een rol spelen bij de besluitvorming over een dergelijke ontheffing: - de aanwezigheid van een eigen entree; - de aanwezigheid van sanitaire voorzieningen op de verdieping; - de grootte van de verdieping (woningen mogen niet kleiner zijn dan 40 m2). Dit betekent dat op het moment dat het wenselijk is de verdieping anders te gebruiken dan te wonen, hiervoor een ontheffing bij het gemeentebestuur moet worden aangevraagd. Het gemeentebestuur beoordeelt of de ontheffing verleend kan worden. Indien er reeds een ontheffing voor gebruik verleend is op basis van het vigerende bestemmingsplan, blijft deze geldig. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Geen. VII. De heer, mevrouw E. Koenen, Kanaalschans 12 en 13, Purmerend (583907) Samenvatting inspraakreactie Inspreker stelt voor de bestemming van Kanaalschans 8, 12 en 13 te wijzigingen in Centrum-3. De panden aan de Kanaalschans worden nu verhuurd aan kleine bedrijven (schoonheidsalon op nummer 8 en kantoorruimten op 12 en 13). Deze situatie wordt door de gemeente al jarenlang gedoogd. Het nieuwe bestemmingsplan leidt tot conflictsituaties. Daarnaast zou door deze wijziging van de bestemming een overgangsgebied ontstaan tussen het bestaande kerngebied en de nieuwe winkels en woongebied op Kop van West. Commentaar Het gemeentebestuur is niet bekend met een gedoogsituatie voor Kanaalschans 8, 12 en 13. Het perceel behorende bij Kanaalschans 8 is abusievelijk niet opgenomen in de ontwikkelingen van hotel Spijkerman (wijzigingsbevoegdheid-3) (zie inspraakreactie X, onder ad. 1). In het vigerende bestemmingsplan voor de Kanaalschans (Slotplein e.o. 1977) heeft de Kanaalschans een woonbestemming (Eengezinshuizen E3). Er is voor dit gebied zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan. In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 is daarnaast de ambitie uitgesproken de randen van de binnenstad te transformeren naar woongebieden. Het is niet wenselijk dat dit gebied transformeert naar een gebied waarbij grotere winkels en meer bedrijvigheid is toegestaan dan past in de woonbestemming. De gebruiksmogelijkheden voor de panden blijven wijzigingen met de woonbestemming nauwelijks ten opzicht van de vigerende bestemming. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie De plankaart wordt aangepast: het perceel behorend bij Kanaalschans 8 wordt bij wijzigingesbevoegdheid-3 betrokken en krijgt een rode arcering.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
85
IIX. Wereldhave Management Nederland BV, Postbus 85660, Den Haag (584364) Samenvatting inspraakreactie Inspreker is sinds kort eigenaar van het Willem Eggert Centrum en constateert dat het maximum bvo 500 m2 is (via ontheffing tot 1000 m2) voor het winkelcentrum geldt. Verzoek om de maximale omvang van de winkelunits in het Willem Eggert Centrum vrij te geven en minder belemmerende volume richtingen op te nemen die de ontwikkeling van het winkelcentrum in de toekomst in de weg zullen staan. Commentaar Het gemeentebestuur is altijd bereid tot overleg met de inspreker over eventuele veranderingen in het Willem Eggert Centrum. In de vigerende bestemmingsplannen voor het Willem Eggert Centrum (Willem Eggert City Centrum Uitwerkingsplan 1976, 1981 en 1992 heeft het Willem Eggert Centrum een bestemming "Winkelcentrum". Binnen deze bestemming zijn grootwinkelbedrijven toegestaan met een maximum vloeroppervlak van 4200 m2 en winkels met een maximale vloeroppervlak van 500 m2. In het voorontwerpbestemmingsplan heeft het Willem Eggert Centrum de bestemming 'Gemengd-1' gekregen. Het onderscheid tussen 'grootwinkelbedrijf' en 'winkel' is verdwenen. Dit onderscheid is verouderd en bleek in de praktijk niet goed te werken. Te meer omdat beide termen niet duidelijk omschreven zijn in het bestemmingsplan. Het maximum vloeroppervlak is 500 m2, behoudens het gebruik van de bestaande gronden en bouwwerken op de eerste en tweede bouwlaag ten behoeve van detailhandelbedrijven tot een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 4200 m2. Het gemeentebestuur kan een ontheffing afgeven voor de maximaal vloeroppervlak tot een grootte van 1000 m2. Naar de mening van het gemeentebestuur biedt de ontheffingsmogelijkheid en de bestaande situatie voldoende flexibiliteit. Daarnaast is dit ook een uitwerking van de in de Structuurvisie uitgesproken ambitie de winkelroutering te versterken door het creëren van een andere trekker ten opzichte van het Willem Eggert Centrum. Uiteraard is het gemeentebestuur bereid tot overleg over concrete plannen van de inspreker over de invulling van het Willem Eggert Centrum en bijvoorbeeld de bijdragen van het Willem Eggert Centrum aan de ambities voor de binnenstad. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Geen
IX. Flamingo casino, De Compagnie 45, Hoorn (584460) Samenvatting inspraakreactie 1. Verzoek om aanpassing van de regels van het bestemmingsplan zodat (her)huisvesting van speelautomatenhallen in de 'gehele binnenstad' kan plaatsvinden. (Het is nu uitgesloten in de centrum-1 en de Gemengd-1 (WEC) bestemming). Motivatie:Op basis van de "Speelautomatenhalverordening Purmerend" is toch al maximaal 1 speelautomatenhal toegestaan in de binnenstad. Commentaar Op basis van de "Speelautomatenhallenverordening Purmerend 1999" mogen burgemeester en wethouders maximaal 1 vergunning voor een speelautomatenhal verlenen in het gebied dat is aangegeven in de bijlage bij deze verordening. Uit deze bijlage blijkt dat dit het gebied een klein deel van Purmerend beslaat; namelijk De Vijfhoek (het gebied ingeklemd tussen de Kanaalkade, Beemsterburgwal en Gedempte Singelgracht). Het beleid ten aanzien van speelautomatenhallen is sindsdien niet gewijzigd. Het gebied de Vijfhoek maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Op basis van deze verordening is in het hele plangebied een speelautomatenhal niet toegestaan. Overigens is de ene vergunning die verleend mag worden, verleend aan Flamingo Casino voor een 86
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
speelautomatenhal aan de Gedempte Singelgracht. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie Geen X. EWP Purmerend BV, per e-mail. (584579) Samenvatting inspraakreactie Inspreker geeft aan het voorontwerp te hebben gelezen en heeft een aantal aandachtspunten: 1. Bij de ontwikkelingen van Spijkerman behoort ook het perceel van Kanaalschans 8. Deze dient meegenomen te worden in de wijzigingsbevoegdheid. 2. Achterdijk 52 t/m 58: aan de Achterdijk zijde is ook horeca aanwezig (niet op de plankaart). 3. Tramplein 5,6 en 7: Bestemming garage staat op de verkeerde kavel en er is op de verdieping een kantoor en tandarts aanwezig. 4. Plantsoenstraat 29: hier is een afhaal toko aanwezig. Commentaar Ad. 1 Het gemeentebestuur constateert dat Kanaalschans nummer 8 betrokken wordt bij de wijzigingsbevoegdheid 3. Ad. 2 Binnen de Centrum-bestemmingen (zowel 1, 2 en 3) zijn horecabedrijven van de categorie 1a en b toegestaan. Dit betreft de "aan de detailhandelsfunctie verwante horeca" (automatiek, broodjeszaak, cafetaria, ijssalon, snackbar enz) en de "overige horeca" (bistro, restaurant zonder bezorg0 en of afhaalservic en hotel). Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' (op de kaart aangegeven door middel van een 'h') zijn ook horecabedrijven van categorie 1c en 2 toegestaan. Dit betreft 'bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking' en 'middelzware horeca' (een bar, bierhuis, café enz). Het gemeentebestuur constateert dat de Achterdijk 52 t/m 58 onderdeel uitmaken van eenzelfde horecagelegenheid als aan de Koemarkt, zal op de genoemde adressen een horeca-aanduiding worden geplaatst, zodat voor deze panden wat betreft horeca dezelfde eisen gelden als voor de horeca-bestemming van de Koemarkt. Ad. 3 Het gemeentebestuur heeft per abuis de aanduiding 'garage' op het verkeerde perceel gezet. Het gemeentebestuur constateert dat de door inspreker genoemde en aanwezige functies op Tramplein 5,6 en 7 op basis van het voorontwerpbestemmingsplan zijn toegestaan. De bedoelde percelen hebben de bestemming Centrum-3 (artikel 6). Deze bestemming laat kantoren toe (zie artikel 6.1 sub e). Ad. 4 Op Plantsoenstraat 29 wordt een afhaaltoko gerealiseerd. Op het moment van publiceren van het voorontwerp was dit bij het gemeentebestuur nog niet bekend. Intussen is de eigenaar aangeschreven dat hij een horeca-vergunning aan moet vragen. Volgens de gegevens van de gemeente is hiervoor nog geen horeca-vergunning aangevraagd. Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie De plankaart wordt op de volgende onderdelen aangepast: het perceel kanaalschans 8 wordt bij het gebied met de bestemming 'Wijzigingsbevoegdheid-3' gevoegd; de functieaanduiding 'garage wordt verplaatst naar de percelen Tramplein 5-7; de aanduiding 'horeca' zal ook op de adressen Achterdijk 52 t/m 58 worden geplaatst.
XI. Rensen advocaten, Postbus 409, Alkmaar (584461) bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
87
Samenvatting inspraakreactie Inspraakreactie is namens Slagerij Klaasse Bos en ZN V.O.F. (Hoogstraat 1). Inspreker verzoekt het bestemmingsplan en de plankaart op een aantal punten aan te passen: 1. Functieaanduiding bedrijf staat op het verkeerde perceel (moet zijn Zuidersteeg 6). Functieaanduiding bedrijf (b) is niet opgenomen in de legenda. 2. De definitie van ambachtelijk bedrijf dekt niet geheel de lading van de werkzaamheden van Klaasse Bos. Een groot gedeelte van de bereiding vindt mechanisch plaats dmv oven, ketel, rookkast en gasstel. 4. De bouwregels bepalen dat bouwwerken geen gebouw zijnde ten hoogste 3 meter mogen bedragen. Recentelijk is door de gemeente een afvoerpijp vergund die hoger is dan 3 meter. Commentaar Ad. 1 Met de functie-aanduiding 'bedrijf' in de Centrum-1 bestemming heeft het gemeentebestuur beoogd de rokerij van Slagerij Klaasse Bos de juiste bestemming te geven. Abusievelijk is de aanduiding niet het naastgelegen perceel neergezet. Ad. 2 Het gemeentebestuur heeft bepaling in artikel 4.1 sub g speciaal toegespitst op de bedrijfsvoering van de rokerij van Slagerij Klaasse Bos. Het gemeentebestuur is zich ervan bewust dat een deel van de bedrijfsvoering van de rokerij niet handmatig kan plaatsvinden. Naar onze mening dekt artikel 4.1 sub g voldoende de lading om een rokerij op deze locatie mogelijk te maken en te houden. ` Ad. 3 In artikel 20.1 van het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen dat 'de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden'. Voor de vergunde afvoerpijp betekent dit dat voor deze pijp de maximale bouwhoogte de bestaande bouwhoogte is. Ook bij herbouw van de pijp, mag deze nog steeds hoger zijn de aangegeven in de bouwregels, mits hij op dezelfde locatie wordt gebouwd (artikel 20.1 onder c). Wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie De plankaart wordt aangepast: de functieaanduiding 'bedrijf' wordt verplaatst naar het perceel Zuidersteeg 6. In de legenda wordt de functieaanduiding 'bedrijf' opgenomen. XII. De heer, mevrouw S. van Hoek en E.W. van der mee, Whereplantsoen 19, Purmerend (589459) Samenvatting inspraakreactie 1. Inspreker heeft bezwaar tegen de toegestane bouwhoogtes in wijzigingsgebied 4 (Hoornse Buurt, 13 tot 16 meter). Deze bouwhoogtes passen niet in de bestaande bebouwing van ca 10 meter hoog. 20 tot 30 jaar geleden was een bouwhoogte van 10 meter echt het maximaal toelaatbare, en voor sommige delen van de Hoornse buurt een lagere maximale bouwhoogte geldt. 2. Bezwaar tegen een verhoging van 4 meter van de voormalige slaapvertrekken van de nonnen aan de andere zijde van de steeg. 3. Bezwaar dat kapconstructie op de Prismaschool vervangen kan worden door een plat dak (op basis van artikel 15.4.a). Commentaar De inspraakreactie is identiek aan inspraakreactie I. Voor commentaar wordt verwezen naar het commentaar en wijzigingen naar aanleiding van inspraakreactie onder de inspraakreactie met nummer I.
88
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
89
90
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Regels
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
91
92
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Binnenstad 2010 van de gemeente Purmerend.
.
1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0439.BPBS2010ON03 met de bijbehorende regels en bijlagen. 1.3 aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.4 aan-huis-gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.5 aanduiding een geometrische bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.6 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.7 antenne-installatie een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 1.8 antennedrager een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 1.9 archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.10 archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden in de bodem. 1.11 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde. 1.12 bebouwingspercentage een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
93
1.13 bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen. 1.14 bedrijfsvloeroppervlak de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of instelling, een aan-huis-verbonden beroep c.q. een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, inclusief opslag en administratieruimten en dergelijke. 1.15 bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. 1.16 bestaand a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan; b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan. 1.17 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.18 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.19 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.20 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.21 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.22 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is. 1.23 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.24 bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel.
94
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
1.25 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.26 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.27 dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 1.28 de kaart de gewaarmerkte kaart met nr. met bijbehorende verklaring bestaande uit AANTAL kaartbladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen. 1.29 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.30 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. 1.31 discotheek of bar/dancing een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen. 1.32 eerste bouwlaag de bouwlaag op de begane grond. 1.33 erker een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer) gelegen aan de voorgevel op de begane grond en aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas. 1.34 geluidsgevoelige objecten woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidshinder. 1.35 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekt, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.36 gemeentelijk monument op grond van een gemeentelijke verordening als gemeentelijk monument aangewezen gebouw.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
95
1.37 Rijksmonument op grond van de momumentenwet als rijksmonument aangewezen gebouw. 1.38 gevel het gedeelte van het gebouw dat van buitenaf zichtbaar is. 1.39 gevellijn de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens. 1.40 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 1.41 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.42 horecabedrijf het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.43 hotel een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. 1.44 kantoor voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te wordt wordt gestaan en geholpen. 1.45 kap constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden op het hoogste punt. 1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.47 maatschappelijke voorzieningen (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. 1.48 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
96
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
1.49 NEN door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan. 1.50 ondergronds beneden peil. 1.51 pand een (hoofd)gebouw op een zodanige wijze gebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in de parcellering, goothoogte, dakvorm en/of gevelindeling. 1.52 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil; c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.53 platte afdekking een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of dakopbouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de dakopbouw beslaat. 1.54 praktijkruimte een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. 1.55 reclamemast een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, specifiek bedoeld voor de uiting van bedrijfsmatige reclame. 1.56 restaurant een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken. 1.57 rijksmonument een object, bouwwerk of terrein dat op grond van de Monumentenwet als rijksmonument is aangewezen. 1.58 supermarkt een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen. 1.59 Staat van Horeca-activiteiten de bijlage "Staat van Horeca-activiteiten" die van deze regels deel uitmaakt. 1.60 verkoopvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of instelling, een aan huisgebonden beroep c.q. een consumentverzorgende reisactiviteit, exclusief opslag-, personeels- en administratieruimte. 1.61 woning (een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
97
1.62 zendmast een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
98
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.2 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.3 de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.4 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerkt, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdlelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren). 2.7 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.8 vloeroppervlakte de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
99
100
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. brandstofverkooppunt; b. terreinen ten dienste van de onder sub a genoemde functie; c. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij behorende: d. bouwwerken, geen gebouw zijnde. e. nutsvoorzieningen; f. parkeervoorzieningen; g. wegen en paden. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak; b. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte, tenzij op de kaart een andere maximale bouwhoogte is aangeduid; c. de maximaal toegestane gevelbreedte van een gebouw bedraagt de bestaande gevelbreedte; d. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een functie als bedoeld onder lid 3.1 sub a mag maximaal 12 m2 bedragen. 3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. bouwwerken geen gebouw zijnde mogen slechts bestaan uit pompen ten behoeve van de verkoop van de brandstoffen; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
101
Artikel 4
Centrum - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Centrum - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor : a. culturele voorzieningen; b. detailhandel; c. dienstverlening; d. horecabedrijven, in categoriën 1a en b zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; e. maatschappelijke voorzieningen; f. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' kantoren; g. bedrijven in de categorieën A en B zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening); h. woningen; i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horecabedrijven in de categoriën 1c en zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; j. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met h genoemde functies; k. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij behorende: l. bouwwerken, geen gebouw zijnde; m. nutsvoorzieningen; n. parkeervoorzieningen; o. wegen en paden. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap met een helling van meer dan 30o en minder dan 65o graden, waarbij de de dakvlakken voor minder dan 30% in het horizontale vlak liggen. b. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak; c. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte, tenzij op de verbeelding een andere maximale bouwhoogte is aangeduid; d. de maximaal toegestane gevelbreedte van een gebouw bedraagt de bestaande gevelbreedte; e. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen. 4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen. 4.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeerssituatie; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
102
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
4.4 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak; b. het bepaalde in lid 4.2.1 sub b en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak; c. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van maximaal twee extra bouwlagen van maximaal 4,00m, met dien verstande dat door de verhoging een bouwhoogte van 13,50 m in ieder geval niet wordt overschreden; d. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en toestaan dat andere bebouwing dan het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, mits deze uitbreiding direct grenst aan het hoofdgebouw en maximaal 60 % van de oppervlakte van de op de begane grond aanwezige bebouwing beslaat; e. het bepaalde in lid 4.2.1 sub d en toestaan dat de gevelbreedte wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande situatie tot een maximum van 15,00 m. 4.5 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wro en voor zover van toepassing artikel 2.1, eerste lid, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van één van de functies genoemd in lid 4.1 sub a tot en met g met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 500 m2; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 500 m2; c. het gebruik van de tweede bouwlaag en hoger anders dan voor wonen; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen. 4.6 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 4.5 sub a en toestaan dat gronden worden gebruikt voor een functie met een bedrijfsvloeroppervlakte tot 1000 m2; b. het bepaalde in lid 4.5 sub a en toestaan dat gronden worden gebruikt voor een detailhandelsfunctie met een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 1500 m2 tot maximaal 3000 m2; c. het bepaalde in lid 4.5 sub c en toestaan dat de tweede bouwlaag van een gebouw voor een andere functie als genoemd in lid 4.1 sub a tot en met g wordt gebruikt; d. het bepaalde in lid 4.1 sub g en toestaan dat: 1. bedrijven worden gevestigd van één categorie hoger (C) zoals is opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening); 2. bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening); mits: I. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolleg inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft; II. het gaat om bedrijven die niet zijn genomen in Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening), maar qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
103
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk. c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
104
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 5
Centrum - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Centrum - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor : a. culturele voorzieningen; b. detailhandel; c. dienstverlening; d. horecabedrijven, in categorieën 1a en b zoals aangeven in de Staat van Horeca-activiteiten; e. maatschappelijke voorzieningen; f. woningen; g. kantoren; h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horecabedrijven in de categoriën 1c en zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; i. bedrijven in de categorieën A en B zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening) j. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met g genoemde functies; k. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij behorende: l. bouwwerken, geen gebouw zijnde; m. nutsvoorzieningen; n. parkeervoorzieningen; o. wegen en paden. 5.2
Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap met een helling van meer dan 30o en minder dan 65o graden, waarbij de de dakvlakken voor minder dan 30% in het horizontale vlak liggen. b. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak; c. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte, tenzij op de kaart een andere maximale bouwhoogte is aangeduid; d. de maximale gevelbreedte bedraagt 10,00 m; e. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen. 5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen. 5.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeerssituatie; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
105
5.4 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak; b. het bepaalde in lid 5.2.1 sub b en toestaan dat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak; c. het bepaalde in lid 5.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van 13,50 m in ieder geval niet wordt overschreden; d. het bepaalde in lid 5.2.1 sub c en toestaan dat andere bebouwing dan het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, mits deze uitbreiding direct grenst aan het hoofdgebouw en maximaal 60 % van de oppervlakte van de op de begane grond aanwezige bebouwing beslaat; e. het bepaalde in lid 5.2.1 sub d en een bredere gevel toestaan met een maximum van 20,00 m. 5.5 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wro en voor zover van toepassing artikel 2.1, eerste lid, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 1000 m2. 5.6 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van het bepaalde in lid 5.1 sub i en toestaan dat: a. bedrijven worden gevestigd van één categorie hoger (C) zoals is opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening); b. bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening); mits: 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolleg inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft; 2. het gaat om bedrijven die niet zijn genomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening), maar qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd. 5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk. c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
106
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 6
Centrum - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving De gronden op de plankaart aangewezen voor "Centrum - 3" zijn bestemd voor: a. culturele voorzieningen; b. detailhandel; c. dienstverlening; d. horecabedrijven, in categorie 1a en b zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; e. kantoren; f. maatschappelijke voorzieningen; g. woningen; h. bedrijven in de categorieën A en B zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening) i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' een garagebedrijf ten behoeve van kleinschalige reparaties aan auto's; j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horecabedrijven in de categoriën 1c en zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; k. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met g genoemde functies; l. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij behorende: m. bouwwerken, geen gebouw zijnde; n. nutsvoorzieningen; o. parkeervoorzieningen; p. wegen en paden. 6.2
Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap met een helling van meer dan 30o en minder dan 65o graden, waarbij de de dakvlakken voor minder dan 30% in het horizontale vlak liggen. b. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak; c. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte; d. de gevelbreedte bedraagt maximaal 10,00 m; e. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen. 6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen. 6.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeerssituatie; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
107
6.4 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak; b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub b en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak; c. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van 13,50 m in ieder geval niet wordt overschreden; d. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c en toestaan dat andere bebouwing dan het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, mits deze uitbreiding direct grenst aan het hoofdgebouw en maximaal 60 % van de oppervlakte van de op de begane grond aanwezige bebouwing beslaat. e. het bepaalde in lid 6.2.1 sub d en een bredere gevel toestaan met een maximum van 20,00 m.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub h en toestaan dat: a. bedrijven worden gevestigd van één categorie hoger (C) zoals is opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening); b. bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening); mits: 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolleg inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft; 2. het gaat om bedrijven die niet zijn genomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemening), maar qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd. 6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk. c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
108
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 7
Dienstverlening
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Dienstverlening" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. postale voorzieningen; b. terreinen ten dienste van de onder sub a genoemde functie; c. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij behorende: d. bouwwerken, geen gebouw zijnde; e. nutsvoorzieningen; f. parkeervoorzieningen; g. wegen en paden. 7.2
Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak; b. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte, tenzij op de kaart een andere maximale bouwhoogte is aangeduid; c. de maximaal toegestane gevelbreedte van een gebouw bedraagt de bestaande gevelbreedte; d. het maximaal toegestane bebouwingpercentage van een gebouw is het bestaande bebouwingspercentage, tenzij opde kaart een ander maximaal bebouwingspercentage is aangeduid. 7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
109
Artikel 8
Gemengd - I
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Gemengd - I" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. maatschappelijke voorzieningen; c. horeca; d. woningen, uitgezonderd ter plaats van de aanduiding "wonen uitgesloten"; e. parkeervoorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "parkeren uitgesloten"; f. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met d genoemde functies; g. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij horende: h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; i. nutsvoorzieningen; j. technische ruimten; k. tuinen en water; l. wegen en paden. 8.2
Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw mag slechts worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte; c. technische bebouwing mag slechts op de dakvloer van de tweede bouwlaag worden geplaatst; d. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen. 8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen. 8.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeerssituatie; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. 8.4 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak; 8.5 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wro en voor zover van toepassing artikel 2.1, eerste lid, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeren uitgesloten'; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
110
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
c.
Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een functie als genoemd in lid 8.1 sub a, b en c: 1. met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m² per winkel en meer 4.200 m² maximaal totaal verkoopvloeroppervlak detailhandelsbedrijven groter dan 500 m² verkoopvloeroppervlak, ter plaatse van de aanduiding maximum vloeroppervlakte 1 en; 2. met een groter verkoopvloeroppervlakte dan de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande verkoopvloeroppervlakte per winkel in de gevallen dat deze het verkoopvloeroppervlak van 500 m² al overschrijdt, ter plaatse van de aanduiding maximum vloeroppervlakte 2 . d. het gebruik van de derde bouwlaag en hoger anders dan voor wonen. 8.6 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 8.5 sub a en toestaan dat de gronden en bouwwerken voor parkeervoorzieningen worden gebruikt; b. het bepaalde in lid 8.5 sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken voor woningen;
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
111
Artikel 9
Gemengd - II
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Gemengd - II" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. horeca in de categorieën 1a en b zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; c. kantoren; d. maatschappelijke voorzieningen; e. parkeervoorzieningen; f. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met genoemde functies; g. woningen; h. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij horende: i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; j. nutsvoorzieningen; k. technische ruimten; l. tuinen en water; m. wegen en paden. 9.2
Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw mag slechts worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte; c. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen. 9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen. 9.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeerssituatie; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. 9.4 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 sub a en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak;
112
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 10
Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen; b. water; c. speelvoorzieningen; d. bermen; e. toiletvoorzieningen; f. evenementen; g. bermsloten; h. voet- en fietspaden; i. noodontsluitingswegen; j. nutsvoorzieningen; k. objecten van beeldende kunst; l. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; m. de bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige waarden als bedoeld in Artikel 17; met het daarbij behorende: n. straatmeubilair. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen zijn slechts toegestaan voor zover deze worden opgericht ten behoeve van de functies onder 10.1 sub e en j; b. het maximaal toegestane oppervlakte van een gebouw bedraagt 12,00 m2 c. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is 3,00 meter. 10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 15,00 m bedragen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
113
Artikel 11
Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving De gronden op de plankaart aangewezen voor "Horeca" zijn bestemd voor: a. culturele voorzieningen; b. horecabedrijven, in categorie 1a, 1b en 2 zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; c. maatschappelijke voorzieningen; d. woningen; e. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'; f. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij horende: g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; h. nutsvoorzieningen; i. parkeervoorzieningen; j. tuinen en water; k. wegen en paden; 11.2
Bouwregels
11.2.1 voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap met een helling van meer dan 30o en minder dan 65o graden, waarbij de de dakvlakken voor minder dan 30% in het horizontale vlak liggen. ; b. andere bebouwing dan het hoofdgebouw mag zijn voorzien van een kap; c. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak; d. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte; e. de maximaal toegestane gevelbreedte van een gebouw bedraagt de bestaande gevelbreedte; f. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen. 11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen. 11.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 11.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak; b. het bepaalde in lid 11.2.1 sub b en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak; c. het bepaalde in lid 11.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00m, met dien verstande dat een bouwhoogte van 13,50 m niet wordt overschreden; d. het bepaalde in lid 11.2.1 sub c en toestaan dat andere bebouwing dan het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, mits deze uitbreiding direct grenst aan het hoofdgebouw en de uitbreiding maximaal 60 % van de oppervlakte van de op de begane grond aanwezige bebouwing beslaat; e. het bepaalde in lid 11.2.1 sub d en toestaan dat de gevelbreedte wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande situatie.
114
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
11.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wro en voor zover van toepassing artikel 2.1, eerste lid, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de derde bouwlaag en hoger anders dan voor wonen; 11.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van het bepaalde in lid 11.4 en toestaan dat de derde bouwlaag van een gebouw mag worden gebruikt ten behoeve van een functie als genoemd in lid 11.1 sub a, b, d of f. 11.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk. c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
115
Artikel 12
Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'; c. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a en b genoemde functies; d. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; met de daarbij horende: e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; f. nutsvoorzieningen; g. parkeervoorzieningen; h. tuinen en water; i. wegen en paden; 12.2
Bouwregels
12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw mag slechts worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte. 12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen. 12.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van beeldbepalende gebouwen, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 12.2.1 sub a en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak. 12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk. c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
116
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 13
Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied; b. wegen; c. voet- en fietspaden; d. objecten van beeldende kunst; e. openbaar vervoer voorzieningen: f. groen; g. evenementen; h. markt; i. terrassen; j. openbare toiletvoorzieningen; k. parkeervoorzieningen; l. nutsvoorzieningen; m. bruggen en water; n. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; o. de bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige waarden als bedoeld in Artikel 17; met het daarbij behorende: p. straatmeubilair. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen zijn slechts toegestaan voor zover deze worden opgericht ten behoeve van de functies onder 13.1 sub e, j en l; b. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is 3,00 meter; 13.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 15,00 m bedragen. 13.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van: a. de verkeersveiligheid; b. de sociale veiligheid. 13.4 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en de waarden van waterhuishouding afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 sub a en toestaan dat een gebouw wordt opgericht ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen met een maximale bouwdiepte van 6,00 meter.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
117
Artikel 14
Water
14.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterwegen; b. verkeer te water; c. water ten behoeve van de waterhuishouding; d. een brug ter plaatse van de functieaanduiding 'brug'; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, keermuren voor waterbeheersing, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers. 14.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. steigers mogen een breedte van maximaal 50% van de perceelbreedte hebben tot een maximum van zes meter en mogen maximaal 1 meter vanaf de waterkant het water insteken. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m. 14.3 Afwijken van bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de in lid 14.2 vermelde maximale afmetingen van steigers indien deze afmetingen niet meer overeen komen met het gestelde in de Keur van de waterbeheerder.
118
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 15
Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen; b. garages; c. kantoren te plaatse van de functieaanduiding 'kantoor'; d. dienstverlening; e. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a en b genoemde functies; f. maatschappelijke functies ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk'; g. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; h. de bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige waarden als bedoeld in Artikel 17; met de daarbij horende: i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; j. nutsvoorzieningen; k. parkeervoorzieningen; l. tuinen en water; m. wegen en paden. 15.2
Bouwregels
15.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap met een helling van meer dan 30o en minder dan 65o graden, waarbij de de dakvlakken voor minder dan 30% in het horizontale vlak liggen. ; b. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak; c. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte; 15.2.2 Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. het gezamenlijk bruto-oppervlak van aanbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende erf bedragen, voorzover ten minste 1,00 m achter de oorspronkelijke voorgevel of het verlengde daarvan gelegen. Dit met een maximum van 50,00 m2; b. de diepte van een aanbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3,00 m bedragen, met dien verstande dat indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een aanbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3,00 meter, mag de nieuwe aanbou over het resterende deel van de achtergevel net zo diep zijn als de bestaande aanbouw; c. de bouwhoogte van aanbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m; d. de maximale bouwhoogte van bijgebouwern mag ten hoogste 4,50 m bedragen; e. dakterrassen zijn uitsluitend op aanbouwen toegesteaan, voorzover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoofste 1,00 m hoog zijn, gemeten van de bovenkant van de aanbouw tot het hoogste punt van het hek. 15.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
119
15.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de beeldbepalende gebouwen; b. de woonsituatie; c. de milieusituatie; d. de verkeerssituatie; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. 15.4 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van beeldbepalende gebouwen, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 15.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak; b. het bepaalde in lid 15.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte de 10,00 m niet overschrijdt. 15.5 Specifieke gebruiksregels a. op deze gronden zijn aan-huis-gebonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonfunctie toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen: 1. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouw voor de uitoefening van het beroep en/of bedrijf wordt, gebruik met een maximum van 45 m2; 2. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van beroep en/of bedrijf; 3. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk; 4. geen personeel in dienst is; 5. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend; 6. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van burgermeester en wethouders - past in de woonomgeving; b. een gebouw mag slechts voor één woonhuis worden gebruikt; c. de kantorenfunctie is alleen toegestaan op de eerste bouwlaag; d. het gestelde onder 'c' geldt niet voor het gebied ter plaats van de functieaanduiding 'kantoor'; e. een garage mag uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor de handel en distributie bestemde goederen. 15.6 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van beeldbepalende gebouwen, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van: a. het bepaalde in lid 15.5 sub b, en toestaan dat meer dan één woonhuis in het gebouw wordt gevestigd; b. het bepaalde in 15.5 sub c en toestaan dat een andere bouwlaag dan de eerste wordt gebruikt voor de kantoorfunctie. 15.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk. c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.
120
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 16
Waarde - archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - archeologie" aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. 16.2 Bouwregels Voor het bouwen op of onder de in lid 15.1 bedoelde gronden, gelden, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, de volgende regels: a. Indien er sprake is van een bodemingreep groter dan 30 m2 dan wel 100 m2, zoals is weergegeven op de archeologische waardenkaart opgenomen in Bijlage 1 dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd naar de archeologische waarden in de bodem. b. In het belang van de bescherming van de archeologische waarden, gebleken uit het onderzoek bedoeld onder a, kunnen de volgende voorschriften worden verbonden aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a van de Wabo: 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders of het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; 2. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; a. het begeleiden van de activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wabo, is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige. 16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden op de in lid 16.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm; 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 3. het verlagen van het waterpeil; 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. b. Geen omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is vereist: 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 30 m2 dan wel 100 m2, zoals is weergegeven op de archeologische waardenkaart opgenomen in Bijlage 1; 2. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; 3. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd; 4. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen. c. Een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
121
d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld. 16.4 Nadere eisen a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn. b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden. 16.5 Wijzigingsbevoegdheden Burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door: a. op de plankaart de bestemming "Waarde - archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. op gronden alsnog de dubbelbestemming "Waarde - archeologie" te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
122
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 17
Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. 17.2 Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - gelden de volgende regels: 1. er mag uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, èn 2. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid èn 3. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 17.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 17.2 onder c gestelde, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
123
Artikel 18
Wro zone: Wijzigingsgebieden
18.1 Wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de voormalige Nukahal en Schapenmarkt, op de analoge verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone Wijzigingsgebied 1" wijzigen ten behoeve van de volgende functies: a. wonen; b. cultuur; c. detailhandel; d. kleinschalige bedrijvigheid; e. maatschappelijke voorzieningen; f. horeca; g. (ondergrondse) parkeervoorzieningen; en tevens voor de bijbehorende: h. beplantingen en speelvoorzieningen; i. wegen, voet- en fietspaden; met inachtneming van de volgende bepalingen: j. de goothoogte mag ten hoogste 10,50 m bedragen; k. de bouwhoogte mag ten hoogste 13,50 m bedragen; l. de breedte van de gevels van de panden die aan de Koemarkt gelegen zijn dient ten hoogste 10,00 m te bedragen; m. in afwijking van de onder j, k en l genoemde maten mag aan de zijde van de Nieuwstraat en de Plantsoengracht de goothoogte ten hoogste 13,00 m, de bouwhoogte ten hoogste 16,50 m en de voorgevelbreedte ten hoogste 20,00 m bedragen; n. het maximaal bebouwingspercentage voor de bovengrondse bebouwing is 90%; o. voor de ondergrondse parkeergarage een maximaal bebouwingspercentage van 100% is toegestaan; p. de groene functie van het Bolwerk dient gehandhaafd te worden; q. de verkeersfunctie van de Plantsoengracht en de Nieuwstraat dient gehandhaafd te worden. 18.2 Wijzigingsgebied 2 Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de percelen Kanaalschan 1 t/m 7 en Neckerdijk 1 t/m 4, op de analoge verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone Wijzigingsgebied 2" wijzigen ten behoeve van de volgende functies: a. wonen; b. culturele voorzieningen; c. detailhandel; d. kleinschalige bedrijvigheid; e. maatschappelijke voorzieningen; f. horeca, categorie 1a en b zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten; g. tuinen en erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met f genoemed functies; h. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16; i. de bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige waarden als bedoeld in Artikel 17; met de daarbij horende: j. bouwwerken, geen gebouw zijnde; k. nutsvoorzieningen; l. parkeervoorzieningen; m. wegen en paden. met inachtneming van de volgende bepalingen: n. de bouwhoogte mag ten hoogste 13,50 m bedragen; o. op plekken die het stedenbouwkundig toelaatbaar achten is een hoogteaccent van maximaal 16,50 meter toegestaan.
124
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
18.3 Wijzigingsgebied 3 Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de de percelen Molenplantsoen nr 4 tm 9, Schipperspad 9.10 en 12 en Hoornselaan 1a en 1b en het voormalige bedrijfsgebouw "Trio", op de analoge verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - Wijzigingsgebied 3" wijzigen ten behoeve van de volgende functies: a. wonen; b. (gebouwde) parkeervoorzieningen; c. beplanting en speelvoorzieningen; d. wegen; e. voet- en fietspaden; f. de bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige waarden als bedoeld in Artikel 17; met inachtneming van de volgende bepalingen: g. de maximale goothoogte bedraagt 10,50 meter; h. de maximale bouwhoogte bedraagt 13,00 meter; i. gebouwen mogen worden uitgevoerd met een plat dak, met dien verstande dat: 1. de lengte van een aaneengesloten plat dak bedraagt maximaal 10,00 meter; 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 13,00 meter. j. op plekken die het stedenbouwkundig toelaatbaar achten is een hoogteaccente toegestaan; met inachtneming van de volgende regels: 1. maximale bouwhoogte 16,00 m; 2. maximale breedte: 16,00 m.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
125
126
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 3 Artikel 19
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
127
Artikel 20
Algemene bouwregels
20.1 Bestaande maten Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels: a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden; c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. 20.2 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,50 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2,00 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,50 m bedraagt. 20.3 Ondergronds bouwen De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diep mag worden gebouwd.
128
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Artikel 21
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - afwijken van de planregels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3,00 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot; c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de afvoer van gassen (bijvoorbeeld schoorstenen) en toestaan dat deze wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter, met dien verstande dat de geldende milieuregels ten aanzien van de hoogte leidend is. Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
129
Artikel 22
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3,00 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot.
130
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Hoofdstuk 4 Artikel 23
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 23.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
131
Artikel 24
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Binnenstad 2010.
132
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bijlagen bij de regels
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
133
134
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bijlage 1
Archeologische waardenkaart binnenstad Purmerend
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
135
136
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bijlage 2
Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
137
138
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
Bijlage 3
Staat van Horeca activiteiten
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"
139
Eindnoten
1. `Nota Ruimte', ministeries van VROM, LNV en EZ, Den Haag 2. Nota 'Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid', Ministeries van VROM, LNV, VenW, EZ, OC&W en Defensie, juni 2008 3. Nota 'Mensen, Wensen, Wonen, Wonen in de 21ste eeuw', Ministerie van VROM, november 2000 4. Nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw, ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2004 5. Nota Mobiliteit, Ministerie van verkeer en waterstaat en ministerie van VROM, 2005 6. Nota Belvedère, minisiterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 1999 7. Cultuurnota 2001 - 2004, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2000 8. Beeldkwaliteit - Behoudswaardige panden, Bestuursadvies gemeente Purmerend, september 2007 9. Provinciaal waterplan 2006-2010, Provincie Noord-Holland, 30 januari 2006
140
bestemmingsplan "Binnenstad 2010"