BIJLAGENBOEK INVESTERINGSBESLUIT NDSM-werf Concept 18 november 2010
Noordwaarts Dienst Ruimtelijke Ordening -
NDSM - de Architekten Cie.
Plankaart Investeringsbesluit NDSM-werf
Inhoudsopgave BIJLAGENBOEK (bijbehorend bij Investeringsbesluit NDSM-werf) I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX. X. XI.
Kader Onderzoeksresultaten Basisplan openbare ruimte Parkeerkerncijfers Begrippenlijst creatieve bedrijven en retail Regels voor toepassen dove gevel Normstelling windhinderonderzoek Gebiedsinventarisatie (PM) Hoogbouweffectenonderzoek Kunst in de openbare ruimte Richtlijnen monumentaal ensemble NDSM-werf Oost
5 21 43 83 84 85 87 89 91 109
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
4
Historisch verleden met kleine en grote schaal als inspiratiebron Noordwaarts -
NDSM
I. Kader I.a
Inventarisatie
Positie in de stad De NDSM-werf ligt centraal in het westelijk deel van de Noordelijke IJoever. Naast de binnenstad en de Zuidas is het één van de drie gebieden in Amsterdam die op dit moment het meest in trek en in ontwikkeling zijn. Wat de Zuidas is voor internationale hoofdkantoren en de top van de financiële wereld en advocatuur, is de Noordelijke IJoever, de NDSM-werf in het bijzonder, aan het worden voor creatieve bedrijvigheid: de top vestigingslocatie binnen Amsterdam. Met festivals en de programmering van evenementen op en om de hellingen begint de NDSM-werf bovendien een plek te worden met een geheel eigen positionering in het rijtje: Westergasfabriek, Museumplein en Kop Javaeiland. Belangrijke conceptpijlers zijn daarbij vernieuwde podiumkunsten, beeldende kunst, film en nieuwe media. Binnen de Noordelijke IJoever wordt de werf geflankeerd door dynamische gebieden: oostelijk de Buiksloterham waarvoor in 2006 een Investeringsbesluit is genomen. Hier zal de komende decennia een geleidelijke transformatie plaatsvinden van grootschalig bedrijventerrein naar intensief gemengd stedelijk woonwerkgebied met in de eindsituatie circa 4.000 woningen en 500.000m² ander programma. Westelijk de scheepsreparatiewerf Shipdock, vol in bedrijf en opvolger van de dokken- en reparatietak van de NDSM-werf. Landschappelijk ligt de werf bijzonder fraai: goed
op de zon en met uitzicht over het IJ naar het Centraal Station en het centrum. De werf heeft ook zicht op de Houthavens over het breedste deel van IJ. Omdat de werf als scharnierpunt in de knik van het IJ ligt, is er westwaarts een ver zicht over het water. Bovendien ligt de werf als een stedelijk balkon aan het eind van de Kadoelenscheg en Zijkanaal I, een belangrijke landschappelijke groen-blauwe verbinding tussen waterland en het IJ. De NDSM-werf ligt kortom op het brandpunt van een aantal belangrijke stedelijke structuurlijnen. Het plan- en grondexploitatiegebied bestaat uit de NDSM-werf, inclusief de strook bedrijfsbebouwing aan de Klaprozenweg. Ook de NDSM-pier en de binnen- en buitenhavenkom en de insteekhaven westelijk van het Kraanspoor vallen hierbinnen. Ruimtelijke structuur De NDSM-werf vormt de scheepsnieuwbouwwerf van de in hoogtijdagen veel omvangrijkere scheepsbouw- en reparatiewerf. De vorm van het gebied (gemaakt land in het IJ), de stedenbouwkundige structuur, de positionering van de gebouwen en hellingen en de structuur van de openbare ruimte, zijn door puur functionele bedrijfslogistieke redenen bepaald. Op de noordelijke zone van de werf Oost staan vier grote loodsen: de Scheepsbouwloods, de Lasloods met daar tussen de Docklandshal. Het zuidelijk deel van de werf Oost bestaat uit (vroeger 4 en nu nog) 2 hellingen die gericht zijn
op het grote watervlak van het IJ richting Centraal Station en westelijk daarvan een verzameling kleinere gebouwen. De oorspronkelijk van Oostenburg afkomstige Timmerwerkplaats en Smederij nemen hier de meest prominente plaats in en zijn tevens de oudste loodsen. De afgelopen eeuw zijn hier vele gebouwen gekomen en gegaan, telkens afhankelijk van een meest optimale bedrijfsvoering. Tussen noord- en zuidstrook bevindt zich een open zone die oorspronkelijk voor transport noodzakelijk was. De NDSM-pier begrenst een havenkom waar vroeger schepen werden afgebouwd. Op het westelijk deel van de werf herinneren de Afbramerij, de Koperslagerij en het herontwikkelde Kraanspoor aan het scheepsbouwverleden. De op het westen gerichte helling 5 is nagenoeg geheel gesloopt. De overige bebouwing op dit deel van de werf is na het faillissement van de NDSM-werf gerealiseerd.
I.b
Eigendomsverhoudingen
Alle gronden binnen het plangebied NDSM-werf zijn eigendom van de gemeente Amsterdam. Er zijn ruim 40 erfpachters. Deze concentreren zich in de strook bebouwing tussen de Klaprozenweg en de Tt Vasumweg, op de kavels tussen de Tt Vasumweg en de Oslofjordweg en in de bebouwde strook aan de Ms van Riemsdijkweg
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
6
CD terrein werken
NDSM-werf cultuur, mix to the max
Buiksloterham grootschalig wonen & werken
Overhoeks woonwerk campus Sixhaven stadspark cultuurprogrammering
Hamerstraat kleinschalig gemengd werken, voorzieningen en wonen
NDSM in de Noordelijke IJoevers
Hotspots creatieve bedrijvigheid Noordwaarts -
NDSM
Evenemententerreinen
7
ter plekke van de havenkom. Uitzondering is het erfpachtrecht van jachtbouwer Rhebergen op de noordoost punt van de werf. Dit zijn erfpachtcontracten uit de late jaren 80 volgens de algemene bepalingen 1966, dus zonder einddatum. De Timmerwerkplaats en het Kraanspoor en kavel6 (blok#1 HEMA/VNU) zijn recent in erfpacht uitgegeven volgens de algemene bepalingen 2000. Voor de Lasloods, Scheepsbouwloods en de Smederij geldt een zelfde voornemen. Daarnaast is er sprake van een 40-tal huurcontracten: terreinen, bedrijfsruimten en water. Met uitzondering van de verhuur van de Scheepsbouwloods aan Stichting Kinetisch Noord (looptijd 25 jaar) zijn dit alle kort lopende contracten die de komende jaren aflopen. Ontwikkelrechten De ontwikkelende marktpartij op een deel van de werf Oost is MediaWharf en op NDSM-werf Zuid Amsterdam Waterfront. In 2006 heeft Amsterdam Waterfront (AWF) de ontwikkelrechten overgenomen van het consortium XXL. AWF bestaat uit Biesterbos Planontwikkeling bv, Reggeborgh Vastgoed Investments bv en Het Fort o.g. bv. AWF heeft de ambitie een forse upgrading van de werf Zuid te realiseren, waarbij de historische waarden en functionele kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. Het waterprogramma voor de havenkom maakt integraal deel uit van de ontwikkelingsvisie van AWF die bestaat uit vier pijlers: ondernemen, leven, cultuur en water. AWF zal in 2010 blok #1 opleveren (45.000m2). In 2010 zullen hier
ca 600 medewerkers van de HEMA en 450 medewerkers van VNU Media hierin werken. Verder is AWF bezig met de ontwikkeling blok #1 en MediaWharf met de Smederij. Investeerders in MediaWharf zijn: Biesterbos Planontwikkeling bv, Brasfort Pensioen bv, Het Fort o.g. bv en Fortress Vastgoed Participaties bv. De samenwerking met MediaWharf is in 2004 gestart met de intentie om op de werf Oost mediagerelateerde en andere creatieve bedrijvigheid te vestigen. Als eerste is de herontwikkeling van de Timmerwerkplaats aangepakt. Momenteel is MediaWharf bezig met de herontwikkeling van de Lasloods, de Smederij en de Docklandshal-plot. In 2006 hebben het dagelijks bestuur van het stadsdeel en de aandeelhouders van MediaWharf in de Stuurgroep vastgelegd dat het westelijk deel van de NDSM-werf Oost zal dienen als vestigingslocatie voor media, cultuur en entertainment op basis van het programmatisch concept van MediaWharf.
I.c Randvoorwaarden en beperkingen Industrielawaai In de wijde omgeving van de NDSM-werf is een aantal bedrijven gevestigd dat een aanzienlijke hoeveelheid geluid produceert. Deze bedrijven liggen binnen gezoneerde industrieterreinen: Westpoort, Cornelis Douwesterrein, en Johan van Hasseltkanaal West. Deze zones beïnvloeden de ontwikkelingsmogelijkheden
op de NDSM-werf. Voor het realiseren van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, moet onderzocht worden of de voorkeursgrenswaarde van 50dB(A) niet overschreden wordt, Indien dat wel zo is kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld, tot maximaal 55 dB(A). Tenslotte kan in bepaalde gevallen met de “zeehavennorm” woningbouw tot 60 dB(A) toegestaan worden. Met het in procedure zijnde nieuwe bestemmingsplan voor de Buiksloterham verdwijnt de belemmering van de zone Johan van Hasseltkanaal West vrijwel geheel voor de NDSM, met uitzondering van de noordoost punt bij Zijkanaal I. De zone van het Cornelis Douwesterrein valt wel deels over de NDSM-werf. Hier is maatwerk te leveren door bijvoorbeeld het realiseren van afschermende bebouwing. De inmiddels gerealiseerde kantooropbouw van het Kraanspoor fungeert al op deze manier. Convenant Houthavens/NDSM-werf Voor Westpoort is het Convenant Houthavens/ NDSM-werf van 17 januari 2009 bepalend. Dit convenant tussen Cargill bv, ICL Fertilizers cv, Eggerdink bv, Provincie Noord–Holland, Gemeente Amsterdam (centrale stad, Stadsdeel Amsterdam-Noord en Stadsdeel Westerpark) is erop gericht om woningbouw op o.a. de NDSMwerf niet (langer) te belemmeren. Daar staat tegenover dat de gemeente toegezegd heeft voor 2024 geen gevoelige bestemmingen in procedure te brengen die relevant zijn voor de bedrijven, en voor 2029 dergelijke bestemmingen
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
8
Grondeigendomskaart Noordwaarts -
NDSM
9
niet tot uitvoering te brengen. Voor NDSM betekent dit dat binnen de 55 dB(A) contour, dat wil zeggen in het water, voorlopig geen woningbouw mogelijk is. Dit geldt zeker nu is gebleken dat eventuele toepassing van de Zeehavennorm voor Westpoort geen reële optie is. Nautische voorwaarden Het IJ is een hoofdvaarroute. Met Haven Amsterdam zijn de nautische consequenties daarvan doorgenomen, en op bijgaande kaart weergegeven. Ten opzichte van de vaargeul is een theoretische lijn aangegeven waarbuiten i.v.m. de nautische veiligheid geen bebouwing of drijvende functies mogelijk zijn. Ook binnen deze lijn blijft veiligheid cruciaal, wat bijvoorbeeld tot een eis tot aanvaarbescherming kan leiden, zoals bijvoorbeeld bij het Botel aan de NDSM-pier. In het geval van intensief nautisch (recreatief) gebruik, dient voorkomen te worden dat schepen rechtstreeks en haaks op de vaarroute uitkomen, laat staan dat losgeslagen boten afdrijven. Een “doelbewuste manoeuvre” is gewenst, ergens in de aangegeven bufferzone. De bufferzone wordt bepaald door een denkbeeldige lijn die de beide havenlichten verbindt en de theoretische uiterste bebouwingsgrens van 15 meter uit de zijkant vaargeul. De vormgeving van een golfbreker, die voor de nautisch gebruikswaarde voorwaardelijk kan zijn, kan daaraan bijdragen. De bestaande NDSM-pier kan worden gehandhaafd.
Vliegroutes Het plangebied NDSM-werf valt binnen het hindernisbeperkende vlak voor Schiphol waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 150m. De in dit plan toegestane maximum bouwhoogte van 120m valt hier binnen. Straalpaden Volgens opgave van KPN-Telecom valt de NDSM-werf niet binnen een straalpad van KPN. De straalpaden leggen dus geen beperkingen op de maximum bouwhoogte. Warmtenet Op bijgaande kaart is het Warmtenet weergegeven met transportnet, distributienet en plaats van de regelkamers.
I.d
Vaste punten
Op bijgaande Vastepuntenkaart zijn de ruimtelijkfysieke uitgangspunten weergegeven die ten grondslag liggen aan dit Investeringsbesluit. Het betreft: • het ensemble van Rijksmonumenten • de overige waardevolle historische werfbebouwing • de bouwplannen in uitvoering (blok #1 en Smederij) • het in erfpacht uitgegeven blok B10 • de onlangs aangepakte NDSM-Pier in het kader van groot onderhoud • de civieltechnische uitgangssituatie met te handhaven persriool en rioolgemaal.
Bij besluit van de minister van OCW is op 25 mei 2007 het volgende ensemble van gebouwen aangewezen als Rijksmonument: de Scheepsbouwloods, de Lasloods, de Timmerwerkplaats, de Smederij en de hellingen kraanbanen. Volgens het besluit behoort de aangewezen groep gebouwen tot de Nederlandse Scheepsbouwmaatschappij, een in 1894 opgerichte werf, die van oorsprong op Oostenburg was gevestigd. In 1916 werd het besluit genomen om de werf te verplaatsen naar een gebied aan open water. Gekozen werd voor een multifunctioneel inrichtingsplan dat transport van materialen op de werf zoveel mogelijk beperkte. De oostzijde van de werf langs Zijkanaal I werd gebruikt voor de aflevering van materiaal, terwijl de schepen aan de westzijde de werf verlieten vanuit de uitrustingshaven, de plaats waar ook de afbouw van de schepen plaatsvond. Zo ontstond een ensemble van gebouwen rond een industrieplein, die één familie vormen in materialisering, volume en silhouet. Hierbij werd niet alleen gekozen voor nieuwbouw maar ook voor verplaatsing van enkele werfgebouwen van de werf Oostenburg, die in 1927 gesloten werd. Naast de gebouwde structuren is de inrichting van het terrein alsmede de visuele uitingen van transportbewegingen over het terrein van belang voor het juiste begrip van de scheepsbouwwerf.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
10
Nautische voorwaarden
Warmtenet
Kaart beh. bij convenant Houthavens/ NDSM-werf met indicatieve 55dB(A)-contour Westpoort
Noordwaarts -
NDSM
11
De westelijke uitbreiding van de werf vormt formeel geen onderdeel van de aanwijzing aangezien het cultuurhistorisch verhaal zich hier veel minder duidelijk manifesteert dan in het kerngebied. Dit geldt overigens ook voor de Machinekamer in oost. Al deze historische bouwwerken zijn echter wel opgenomen in de Vaste puntenkaart als in principe te handhaven waardevolle bebouwing.
I.e
Beleidskader
Regionaal en bovenregionaal beleid Op de plankaart van het Streekplan NoordHolland Zuid uit 2003 heeft de NDSM-werf de aanduiding ‘stedelijk gebied’. Dat is bestaand of toekomstig gebied voor wonen, werken, verzorging en recreatie, met potenties voor verdichting, aanpassing of vernieuwing van de bestaande structuur. Op de vijfde Noordvleugelconferentie in 2005 is afgesproken de regio een sterke integrale impuls te geven aan de versterking van de creatieve industrie. De Noordelijke IJ-oevers, tezamen met drie andere gebieden in de regio, zijn aangewezen om ruimte te maken voor een transformatie naar creatieve bedrijvigheid en bij te dragen aan diversiteit en clustering van de creatieve industrie in grootstedelijke vestigingsmilieus. Daarmee draagt de NDSMwerf ook bij aan de doelen van de Amsterdamse Innovatie Motor (AIM), in 2004 opgericht om de toonaangevende positie van de regio Amsterdam in de kenniseconomie te helpen behouden en te versterken.
Gemeentelijk beleid Structuurplan Amsterdam 2003 Het Structuurplan Amsterdam 2003, Kiezen voor Stedelijkheid, wijst de werf aan als gemengd stedelijk gebied. Bovendien wordt de werf expliciet genoemd als locatie voor broedplaatsen en als pioniersgebied. Structuurvisie Amsterdam 2040 (ontwerp) Voor de komende 10 jaar ligt de prioriteit bij projecten die reeds in gang zijn gezet w.o. de NDSM-werf. In de periode tot 2020 worden ook die projecten uitgevoerd die de afgelopen jaren zijn voorbereid en die mogelijk gemaakt worden door het Convenant Houthavens - NDSM-werf. Onder de noemer Haven-Stad hebben de DRO en Haven Amsterdam de afgelopen drie jaar samengewerkt aan een verkenning naar de toekomst van de westelijke IJ-oevers. In drie scenario’s is een perspectief geschetst van de wenselijkheid en haalbaarheid van gemengd wonen en werken langs het IJ voor de lange termijn, dat wil zeggen na 2030. Daarbij gaat het vooral om de vraag of bestaande havenactiviteiten met nieuwe woningbouw kan worden gecombineerd, of dat uitplaatsing of herstructurering nodig is. In scenario 1 blijft de huidige begrenzing van de geluidcontourlijn uitgangspunt. De opgave hierbij is om binnen de begrenzing, zowel aan stadzijde als havenzijde zo veel mogelijk te intensiveren. In scenario 2 ligt de geluidcontourlijn op het
Noordzeekanaal en de Mercuriushaven. De opgave hierbij is verdere verstedelijking langs de IJ-oevers in combinatie met schonere en stillere havenactiviteiten. In scenario 3 ligt de begrenzing op de A10, waarbij de havenactiviteiten plaats maken voor een nieuwe stadswijk voor meer dan 30.000 inwoners. De opgave in scenario 3 is uitplaatsing en transformatie. Het gemeentebestuur zet voor de lange termijn in op verdere uitwerking van de scenario’s 2 en 3. Naast financiële haalbaarheid is een belangrijke randvoorwaarde dat er alternatieve locaties beschikbaar zijn voor uit te plaatsen havenbedrijven en de bedrijven die op de stedelijke bedrijventerreinen langs de westelijke IJ-oevers zijn gevestigd. In de periode tot 2020 worden ook die projecten uitgevoerd die de afgelopen jaren zijn voorbereid en die mogelijk gemaakt worden door het Convenant, namelijk Houthaven en NDSM-werf. Daarnaast start de aanleg van de Noordtangent en de planvoorbereiding voor het doortrekken van de ringlijn van de metro naar AmsterdamNoord. De aanleg van de 2e Coentunnel is reeds gestart. Ook start een verkenning voor de Noordoosttangent. Van oudsher is bereikbaarheid langs de IJ-oevers een belangrijke vestigingsfactor. Bereikbaarheid over water, bereikbaarheid over land maar ook bereikbaarheid in relatie tot ondergrondse netten.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
12
Vastepuntenkaart Noordwaarts -
NDSM
13
De grote hoeveelheden en capaciteiten aan kabels en leidingen maakt dit een belangrijk vestigingsgebied voor bedrijven. Zowel „oude” industrieën als nieuwe (creatieve) bedrijven profiteren van de aanwezigheid van de ondergrondse netwerken. De IJ-oevers liggen pal op dé internetsnelweg van de wereld. De metropool Amsterdam vormt daarmee op internet en telecommunicatiegebied een belangrijk knooppunt in de wereld. Bij de ontwikkeling van de IJ-oevers kan hiervan verder worden geprofiteerd. Ter illustratie, de aanwezigheid van zware internet- en telecomnetten was voor MTV een doorslaggevende reden om zich op het NDSM-terrein te vestigen. Verwezen wordt naar het bestuurlijk principebesluit tot transformatie van de NDSM-werf in werkwoongebied in het kader van het Strategiebesluit. Haven en stad kunnen volgens de structuurvisie veel meer voor elkaar betekenen. Thema’s zijn verknopen en verbinden en middels programmatische kleuring metropolitane impulsen toevoegen langs en aan de Westelijke IJ-oevers. Nieuwe verbindingen moeten niet alleen de oevers openbaar en continue bereikbaar maken, maar moeten ook de relatie met Zaanstad verbeteren. Programmatische impulsen van tijdelijke, zoals een Havensafari (tocht langs cultuur, kunst en havenactiviteiten), of meer permanente aard, zoals hotels, jongerenhuisvesting dragen hier aan bij. Een tweede Cruiseterminal met een goede verbinding met Schiphol en daaromheen hotels en een snelle verbinding met het centrum geven
het gebied een extra metropolitane impuls. De Structuurvisie Amsterdam 2040 bevat een visie op hoogbouw aan ‘t IJ. Deze visie is samengevat weergegeven in bijgaande tabel. Beleid Amsterdam Topstad Amsterdam Topstad is de economische agenda van de gemeente Amsterdam. Doel van het programma is de Amsterdamse economie te versterken en het internationale vestigingsklimaat te verbeteren. Één van de Topstadprojecten is het realiseren van nieuwe hotspots voor de creatieve industrie. Basisprogramma Economie 2007 Het Basisprogramma Economie vormt samen met het programma Amsterdam Topstad het economisch beleid van de gemeente Amsterdam voor de periode 2007- 2010. Dit beleid is gericht op integrale versterking van de economische structuur en het realiseren van een bestendig concurrerend vestigingsklimaat. Het programma kent zes speerpunten: dienstverlening aan ondernemers, fysieke vestigingsvoorwaarden, bereikbaarheid, arbeidsmarkt, leefkwaliteit, innovatie en kennisinfrastructuur. De NDSMwerf zou hier een belangrijke bijdrage kunnen leveren.
van (werk)locaties te garanderen en daarmee een gezond woon-, leef- en vestigingsklimaat te behouden en de economische positie van Amsterdam te versterken. Bij ieder beleidsplan moeten afwegingen worden gemaakt. Daarbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen milieu (luchtkwaliteit), gezondheid en economie met aandacht voor de kwaliteit van de werkomgeving. In het locatiebeleid staat de toepassing van het principe ‘de juiste functie op de juiste plek’ centraal. Daarnaast legt het locatiebeleid parkeernormen voor kantoren en bedrijven vast, en biedt zo ook voor de NDSM-werf de basis voor de normbepaling. Het autogebruik wordt, ten gunste van een betere doorstroming voor het (nood-)zakelijke verkeer, teruggedrongen. Tevens wordt het gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd. Kantorenbeleid Het Amsterdamse kantorenbeleid gaat conform ‘PlaBeKa I en II’ uit van een plafond voor de kantorenontwikkeling op de NDSM-werf: NDSM-werf Oost: max. 37.000m² bvo kantoor NDSM-werf Zuid: max. 71.300m² bvo kantoor
Programma Ruimtelijke Investeringen 2007 In het PRI 2007 is opgenomen dat er o.a. woningen op de NDSM-werf worden gebouwd.
Hotel- en leisurebeleid Realisatie van een of meerdere hotels en grootschalige leisurebedrijven (al dan niet tijdelijk en gecombineerd met activiteiten in de openlucht) past binnen het gemeentelijk beleid.
Locatiebeleid 2009 Het locatiebeleid heeft tot doel de bereikbaarheid
Detailhandel De huidige detailhandelstructuur omvat een
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
14
BELEID STADSDEEL
BELEID STAD Beleidsveld -aspect
Relevante randvoorwaarde voor NDSM -werf
Beleidsveld -aspect
Relevante randvoorwaarde voor NDSM -werf
Structuurplan Amsterdam 2003
Gemengd stedelijk gebied / stedelijk wonen en werken Plek voor broedplaatsen en pioniersgebied
Planologisch juridisch kader
Bestemming: bedrijven (bestemmingsplan CD -terrein), NDSM -werf -zuid -en -noord
Planologisch Juridisch Kader: AUP partiële herziening van het noordelijk gedeelte van het AUP
Industrieterrein (NDSM -werf oost)
Hoogbouw
Basishoogte 30 meter, hoogbouw maximaal 60 meter, hoogbouwaccenten maximaal 110 meter, hoogbouweffectrapportage voor gebouwen hoger dan 20 meter
Amsterdam Topstad en Economisch Basisprogramma
NDSM -werf hotspot voor creatieve industrie; creatie werkgelegenheid Schepen
PRI 2007
o.a. woningen en voorzieningen
Restrictieve toetsingscriteria voor afmeren van schepen: echte schepen met programmering die meerwaarde oplevert
Locatiebeleid 2009
Door pontverbinding met Centraal Station ± B -locatie; norm 1:125 m² voor kantoren en bedrijven; CROW -norm richtlijn overige functies
Verkeer en vervoer
Kantoren: Plabeka
Werf -oost : max. 37.000 m² kantoren, werf -zuid 71.400 m² kantoren
Fietsverbinding Westerpark en Noord, fietsbrug NDSM -werf -oost en Buiksloterham, fietsparkeervoorzieningen, gebouwde parkeervoorzieningen (blauwe zone bij pont), Klaprozenweg gebiedsontsluitingsweg A (vrijliggende fietspaden), TT Vasumweg en deel van MS van Riemsdijkweg gebiedsontsluitingsweg B (vrijliggende fietspaden gewenst, Klaprozenweg hoofdnet auto en gevaarlijke stoffenroute, verdubbeling Klaprozenweg
Wonen
Nieuwe stedelijke beleidsovereenkomst wonen, gemengd
Economie
NDSM -werf -oost aangewezen als cultuurproductiecentrum (mengen, intensiveren en verlevendigen) Betaalbare bedrijfsruimtes startende ondernemers, parkmanagement
OV- Visie
Sluiten kleine ring, HOV -busverbinding noordelijke IJ -oever -west
Detailhandel GDV/PDV
Geen PDV en GDV
Leisure
Locatie voor grootschalige leisurebedrijven, gebied geschikt voor tijdelijke vestigingen met activiteiten in de openlucht
H Hotels l
Realisatie R li i hotels h l wenselijk lijk uit i oogpunt vestigingsbeleid i i b l id
Milieubeleid
Stadsverwarming, duurzaamheid: energieprestatiecoëfficiënt. Vanaf 2010 40% van nieuwe woningen, in 2015 alle nieuwbouw klimaatneutraal
Hoogbouwvisie (cf ontwerp Structuurvisie)
Hoogbouw aan noordelijke IJ -oevers tot 60 meter hoog in 2e linie. Op beide uiteinden van het Van Hasseltkanaal is het IJ juist het breedst. Bovendien zijn dit kruispunten in het netwerk van vaarwegen. De inzet is om deze landschappelijke kenmerken met hoogbouw boven 80 meter te accentueren. Hier niet door concentratie, maar juist door individuele torens die aan weerszijden van het IJ de ruimte vragen.
Gebruiksfunctie
EPC-eis 2010
EPC-eis 2011
EPC-eis 2015
bijeenkomst
2,0
1,5
1,0
Cel/cellengebouw
1,8
1,35
0,9
Gezondheidszorg/niet klinisch
1,0
0,75
0,5
Gezondheidszorg/klinisch
2,6
1,95
1,3
kantoor
1,1
0,825
0,55
logiesgebouw
1,8
1,35
0,9
onderwijs
1,3
0,975
0,65
sport
1,8
1,35
0,9
winkel
2,6
1,95
1,3
Noordwaarts -
NDSM
Hotels
Realisatie hotel gewenst
Horeca
Aanzienlijke uitbreidingsruimte horeca
Detailhandel
Dagelijkse retail gelimiteerd, overige thematische retail, bij programmering passende winkels
Openbare ruimte
Richtlijnen handboek beheerbare ruimte, beleidskader toegankelijkheid openbare ruimte (2006); hantering landelijke richtlijnen toegankelijkheid CROW -richtlijnen zijn beknopt vertaald in Checklist Toegankelijkheid
Groen
Groene en publiek toegankelijke oever, met vrij zicht op het water. Oost -west fietsroute (met brug naar Buiksloterham) met visueel contact IJ
Water
Principes "vasthouden, bergen, afvoeren" en "schoonhouden, scheiden, zuidveren" zijn leidend. Uitgangspunten: compenseren extra verharding, streven naar 10% wateroppervlak, min. 20%, liefst meer, verhard oppervlak afkoppelen. Nat structuurplan Noordzeekanaal boezem -west, inventarisatie waterstructuur westelijk deel Noordzee kanaalboezem en afspraken over verbeterslagen. Compensatie extra verharding in principe mogelijk binnen het hele nsp -gebied
15
krachtig kernwinkelgebied in de binnenstad, twee subcentra met regionale uitstraling (Buikslotermeerplein en de Amsterdamse Poort) en vier grotere keuzecentra die in potentie consumenten trekken van buiten het directe verzorgingsgebied (Osdorpplein, Gelderlandplein, Kinkerstraat en Ferdinand Bolstraat). Amsterdam zorgt voor een balans in de detailhandel door stedelijke en regionale afstemming. Het belangrijkste adviesorgaan hierbij is de commissie Winkelplanning. Initiatieven waarin detailhandel is opgenomen met een bedrijfsvloeroppervlak van 2.000m² of meer en de instelling van nieuwe markten worden getoetst aan het centraal-stedelijk beleid en worden aan de desbetreffende commissie voor advies voorgelegd. Dit is vastgelegd in de gemeentelijke nota ‘Detailhandel in balans’ (Amsterdam, 2001). Amsterdam heeft een vijftal locaties voor grootschalige en perifere detailhandel. Het dichtst bij de NDSM-werf ligt de perifere detailhandelslocatie Klaprozenweg. In de Nota grootschalige detailhandel in balans uit juli 2006 staat aangegeven dat het aantal niet wordt uitgebreid. Cultuurbeleid In de nota ‘Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 20092012’ beschrijft het gemeentebestuur de achtergronden en ambities van het cultuurbeleid. Ambities zijn gericht op: • Talentontwikkeling, waarin o.a.
cultuureducatie en buurtaccommodaties centraal staan; • Laboratorium, met aandacht voor diversiteit, investeren in sectoren met internationaal perspectief en creëren van extra werkruimten voor kunstenaars en creatieve makers; • Wereldklasse, waarin o.a. cultuurhistorie valt; • Prachtstad, met aandacht voor buurtaccommodaties, programmering en het benutten van professionaliteit. Het mag duidelijk zijn dat de NDSM-werf bij uitstek een bijdrage kan leveren. Milieubeleid Het Milieubeleidsplan Amsterdam voor de periode 2007-2010 (Rb 040707) bevat de onderwerpen: geluid, bodem, duurzaam consumeren en produceren, klimaat, groen en water. Het onderwerp lucht komt aan de orde in het Actieplan Luchtkwaliteit. De ambities van Amsterdam zijn de komende jaren hoog. Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft t.a.v. het energiebeleid drie doelen gesteld: • Vanaf 2010 dient 40% van de bouwplannen die in voorbereiding zijn genomen klimaatneutraal te zijn. • Vanaf 2015 is dit aandeel 100%. • In 2025 is de CO2-uitstoot van de stad Amsterdam 40% minder dan in 1990. • In 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal. Methoden om dit te meten zijn EPC (energieprestatiecoëfficiënt) en EPL (energieprestatie op locatie). De EPC is onderdeel
van het bouwbesluit. Los van de Amsterdamse ambities wordt in het Bouwbesluit de EPC voor woningen aangescherpt van de huidige 0,8 naar 0,6 in 2011 en 0,4 in 2015. Een EPC van 0.4 komt in de buurt van klimaatneutrale bouw. Ook voor andere functies wordt de EPC verscherpt als in bijgaande tabel. Stadsverwarming Op 21 januari 2008 heeft de Gemeenteraad een wijziging van de Bouwverordening Amsterdam 2003 vastgesteld, waarin de verplichting om aan te sluiten op stadsverwarming is geregeld. Een nieuw te bouwen bouwwerk moet worden aangesloten op de stadsverwarming: • indien het bouwwerk op ten hoogste 40 meter afstand van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen; of • indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter. Ontheffing kan worden verleend in het kader van een gebiedsgerichte energievisie, die gekoppeld is aan een stedenbouwkundig project of aan een gebied in ontwikkeling. Deze energievisie kan bijvoorbeeld worden neergelegd in een stedenbouwkundig plan, of in een ander document dat het Plan- en Besluitvormingsproces Ruimtelijke Maatregelen (Plaberum) doorloopt. Ontbreekt een gebiedgerichte energievisie, dan kan de ontheffing worden verleend op basis van een onderbouwing van de bouwaanvraag waaruit blijkt dat het project bovengemiddeld
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
16
bijdraagt aan het beperken of voorkomen van broeikasgasemissie. Stadsdeelbeleid Herontwikkeling, intensivering en functiemix Ook het stadsdeelbeleid staat herontwikkeling en intensivering van de werf niet in de weg. Sterker, op een aantal velden is juist beleid ontwikkeld en vastgesteld gericht op herontwikkeling en intensivering. De Economische structuurnota 2001 2005 wijst de NDSM-werf aan als een cultuurproductiecentrum. Mengen van wonen en werken, het aantrekken van bedrijven met veel arbeidsplaatsen op beperkt vloeroppervlak en verlevendiging onder andere door aantrekkelijke evenementen zijn doelen in de nota. Er zijn aanzienlijke uitbreidingsmogelijkheden voor de hotel- en horecafunctie. Hoogbouw De nota Hoogbouw van het stadsdeel wijst de NDSM-werf (samen met de koppen van de naastgelegen Buiksloterham) aan als belangrijkst knooppunt in Amsterdam-Noord waar een concentratie van hoogbouw en hoogbouwaccenten tot 110 meter mogelijk wordt gemaakt. Verkeer en vervoer Op het gebied van verkeer en vervoer gelden randvoorwaarden die de werf adequaat zullen aantakken op het stedelijk netwerk en de bereikbaarheid per fiets, pont, openbaar vervoer en auto zullen verbeteren.
Noordwaarts -
NDSM
Duurzame stedenbouw: Klimaatplan 2009-2012 “Wind in de rug” In 2007 sprak de stadsdeelraad van Amsterdam Noord al de wens uit dat in Amsterdam-Noord klimaatneutrale woningen gebouwd gaan worden. Inmiddels is beleid voor heel Amsterdam vastgesteld dat erop gericht is om vanaf 2010 40% van de nieuwe woningen en in 2015 alle nieuwbouw klimaatneutraal te maken. De gemeente Amsterdam kan haar extra ambitie behalen door bij gronduitgifte te selecteren en duurzaamheid en energiezuinigheid. Stadswarmte is een belangrijk onderdeel van klimaatneutraal bouwen. Door stadsdeel Amsterdam-Noord, ontwikkelende Amsterdamse partijen en WestPoort Warmte is in 2008 een contract getekend voor de realisatie van een stadsdeelbreed warmtenet. De NDSMwerf maakt onderdeel uit van de business case waarop het warmtenet gebaseerd is. De woningen en utiliteit worden op dit warmtenet aangesloten. Deze verplichting is vastgelegd in de Amsterdamse Bouwverordening. Het OGA heeft onderzocht dat de meerkosten voor een energieneutrale woning in de orde van grootte liggen van € 14.000, - per woning. Daar staat een reductie van de energiekosten tegenover, waardoor de meerkosten over een termijn van 10 tot 20 jaar worden terugverdiend. Particuliere eigenaren profiteren bovendien van de hypotheekrenteaftrek. De energieambitie van een gebouw wordt normaliter uitgedrukt in de EPC (energieprestatie-coëfficiënt). De EPC is onderdeel van het Bouwbesluit en momenteel 0,8. In 2011 zal de EPC dalen naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Een EPC van 0.4 komt in de buurt van klimaatneutrale bouw.
Functieflexibel bouwen Een duurzaam gebied kan zich transformeren naargelang de tijd/economie verandert. Dit betekent dat het automatisch een bepaalde flexibiliteit en aanpasbaarheid in zich moet hebben. Een manier om dat te bewerkstelligen is om functieloos te bouwen. Dit vergt een specifiek casco dat de tand des tijds kan weerstaan. Ruime verdiepingshoogten (tenminste 3,3m) en een flexibele plattegrond met voldoende diepte zijn hierbij cruciaal. Een aanpasbaar gebouw heeft over het algemeen een langere levensduur en daarmee meer economische waarde. Voorbeelden van gebouwen in Amsterdam die in de loop van de tijd verschillende functieveranderingen hebben meegemaakt zijn onder andere de grachtengordel (afwisselend wonen, werken, winkelen, hotel) en het Scheepvaarthuis (voorheen kantoren, nu hotel). Een andere methode is IFD (Industrieel, Flexibel en Demontabel) bouwen. Bij industrieel bouwen worden de materialen voor gebouwen en onderdelen van gebouwen in een fabriek gemaakt onder beheersbare condities. De traditionele uitvoering op de bouwplaats maakt plaats voor het monteren van prefab onderdelen. Op de tekentafel worden de bouwstenen van industrieel, flexibel en demontabel bouwen ontworpen en geprefabriceerd op het bouwwerk aangeleverd. Als een gebouw met IFD technieken uitgevoerd is kunnen aanpassingen, als gevolg van een nieuwe functie van het gebouw, relatief goedkoop en eenvoudig en met kleine milieueffecten gerealiseerd worden. Zelfs verplaatsing van gebouwen is denkbaar. Eventuele sloop betekent demontage. Demonteren kost minder
17
energie en maakt duurzamer hergebruik van onderdelen mogelijk. Omdat het productieproces in de fabriek plaatsvindt zijn er beduidend minder afvalstoffen. Daarnaast zijn ook minder vervoersbewegingen nodig. Met IFD bouwen kan tot 30% op de bouwkosten worden bespaard. Voorbeeldprojecten in Amsterdam zijn onder andere Het Funen, Amsterdam (appartementen) en het Kraanspoor (kantoren). Groen, ecologie en groene daken Het beleid voor groen en ecologie richt zich hoofdzakelijk op realisatie van groene en openbare oevers bij herontwikkeling en in het bijzonder de realisatie van een groene langzaamverkeerroute langs het IJ. Stad en stadsdeel willen zo veel mogelijk groene daken stimuleren. Het groene dak heeft een warmte-isolerend effect waardoor het binnenshuis in de zomer koeler en in de winter warmer blijft. Door de verdamping hebben groene daken een gunstig effect op de omgevingstemperatuur en op de temperatuur in het gebouw in het bijzonder. Groene daken zorgen voor een tempering van de temperatuurschommelingen op en ook onder het dak. Bij daken zonder groendak kunnen die sterk oplopen. De hoogste temperaturen op daken gemeten in de binnenstad liggen boven de 80°C. Bovendien heeft het ook een geluidsdempende werking binnen- en buitenshuis. Groene daken hebben daarnaast een waterbergend vermogen waarmee met bepaalde systemen een ontlasting tot 70% van het riool
tijdens pieken bereikt kan worden. Dit kan dus tot enorme kostenbesparingen in de openbare ruimte leiden. Naast dit alles heeft een groen dak ook een duurzame uitstraling.
I.f
Mobiliteit
Tot voor kort was de NDSM-werf slechts van één zijde bereikbaar. Met het in de vaart nemen van de pontverbindingen is dat hard aan het veranderen. Wanneer alle beleidsvoornemens en studies op één kaart gezet worden, lijkt de NDSM-werf als een spin in het netwerk van verbindingen te komen liggen. Fiets Binnen het plangebied rijdt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer. Fietsers kunnen via de Klaprozenweg (vrijliggende fietspaden) en de veerverbinding(en) het gebied bereiken. Het plangebied functioneert als belangrijke doorgangroute voor de gebruikers van de veerboot naar het achterland. De fietsverbindingen over land worden verbeterd. De voor 2012 geplande aanleg van een fietsbrug over Zijkanaal I is een volgende stap in de realisatie van een fietsroute langs de Noordelijke IJ-oever. Openbaar vervoer Het NDSM-veer geeft een directe verbinding in circa 10 minuten tussen het plangebied en Amsterdam Centraal Station. De veerverbinding is voor langzaam verkeer en vaart overdag 2 keer per uur en in de ochtend- en avondspits 4 keer per uur. Gezien het succes van deze veerverbinding is op korte termijn een verdere verhoging van de vaarintensiteit gewenst. Andere veerverbindingen die voor het gebied van belang zijn, zijn het veer van en naar de
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
18
Verkeers- en vervoerbeleid Noordwaarts -
NDSM
19
Houthavens en het veer tussen Houthavens en Buiksloterweg (ook ‘s nachts). Voor verdere uitbreiding van (snelle) pontverbindingen over het westelijk IJ en Noordzeekanaal zou de NDSM-werf een voor de hand liggende halteplaats zijn. De dichtstbijzijnde bushaltes liggen nu aan de Atatürk en Klaprozenweg. De bushaltes aan de Atatürk worden gebruikt door drie stadslijnen (onder andere richting Centraal Station en Oost), de bushaltes aan de Klaprozenweg worden gebruikt door twee streeklijnen (onder andere richting Centraal Station en Zaandam). De bushalte aan de Atatürk is opgenomen in het nachtnet. Diverse beleidsstukken en studies sturen aan op verdere verbeteringen. Zowel een mogelijke aftakking van de Noord/Zuidlijn, als het mogelijk doortrekken van de ringlijn-metro naar station Van Hasseltweg doen hierin de NDSM-werf aan. Volgens Stadsregio Amsterdam wordt een dergelijke optie niet voor 2029 verwacht. Veel kansrijker op de kortere termijn is een HOV-lijn (hoogwaardig openbaar vervoer) naar station Van Hasseltweg. Dit is vergelijkbaar met de Zuidtangent, hoewel in aanvang een volledig vrije busbaan niet noodzakelijk is. Op termijn zou deze lijn vervangen kunnen worden door metro of tram. Rekening houdend met de huidige veerverbindingen als volwaardige openbaar vervoerslijnen en de buslijnen via de Klaprozenweg ligt het hele plangebied (overdag) vrijwel geheel
binnen het directe invloedsgebied van een openbaarvervoerhalte (<400m). Auto Door de (schier)eilandpositie is de NDSMwerf maar vanaf één zijde voor autoverkeer toegankelijk. De Cornelis Douwesweg, Klaprozenweg en Tt Vasumweg behoren tot het Amsterdamse hoofdnet auto. Dit net groeit mee met de ontwikkeling van de Noordelijke IJ-oevers. De Klaprozenweg sluit in oostelijke richting aan op de Nieuwe Leeuwarderweg (via de Johan Van Hasseltweg) en in westelijke richting aan op de A10 (via de Cornelis Douwesweg). Ter verbetering van de ontsluiting van de noordelijke IJ-oevers is de zgn. Bongerdverbinding gereserveerd. In 2011/ 2012 staat de herprofilering van de Klaprozenweg (2x1 rijstrook) met aanleg HOVlijn (Zaancorridor) op het programma. De Bongerdverbinding wordt niet verwacht voor 2020. Alle straten binnen het plangebied hebben nu gemengd verkeer, waarvoor een maximum snelheid geldt van 50 km per uur. Het gebied wordt ontsloten via de Ms. Van Riemsdijkweg en de Mt. Lincolnweg naar de Klaprozenweg.
maaiveld gehuurd voor parkeren. Het personeel van HEMA en VNU zal inpandig in blok#1 parkeren. Gelet op de noodzakelijk investeringen in gebouwde parkeervoorzieningen die samen gaan met geleidelijke vermindering van het parkeeraanbod op straat is invoering op termijn van parkeerbeheer onvermijdelijk. Conform het Locatiebeleid voldoet de NDSM-werf aan het profiel behorend bij een B-locatie.
Parkeren Op de NDSM-werf heerst geen parkeerregime. In principe kan overal op de werf gratis geparkeerd worden. De gebruikers van de Timmerwerkplaats (MTV Networks) heeft vooruitlopend op realisatie van een gebouwde parkeervoorziening tijdelijk een deel van het
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
20
Verkeersprognose Investeringsbesluit NDSM-werf e.o. met ‘knippen’ - Intensiteiten 2-uursspits (16-18 uur) (bron DIVV) Noordwaarts -
NDSM
II. Onderzoeksresultaten II.a
Verkeersonderzoek
Ten behoeve van dit product heeft DIVV een verkeeronderzoek uitgevoerd waarbij de effecten zijn onderzocht van het programma op basis van dit plan voor de NDSM-werf zelf en voor de omgeving. Eén van de uitgangspunten van dit onderzoek was een verdubbeling van de Klaprozenweg (2x2 rijstroken). Inmiddels is bestuurlijk gekozen voor een profiel van 2x1 rijstrook met vrij liggende busbanen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen wat hiervan de consequenties voor de NDSM-werf zijn. Uitgangspunten De uitgangspunten bestaan uit sociaaleconomische gegevens zoals inwonertal en arbeidsplaatsen van de stad in 2007 en 2020. Verder komt de ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam Noord aan bod, waarin rekening is gehouden met een groei van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen in verschillende gebieden. Als tweede is relevant beleid benoemd. Het locatiebeleid is als volgt toegepast. In het model is uitgegaan van parkeerbeleid (er is ook een variant onderzocht zonder parkeerbeleid). De NDSM-werf is aangewezen als B-locatie (parkeernorm kantoren en bedrijven 1:125m2 bvo). Verder is het laagste parkeertarief gehanteerd (€ 1,05 in 2020). Ook is aangegeven met welke ontwikkelingen in het openbaar vervoer en het autonetwerk is rekening gehouden. Ook de ontwikkelingen in het fietsnetwerk zijn geïnventariseerd. Tenslotte is in 2020 rekening
gehouden met de aanleg van de Bongerdtunnel en een verdubbeling van de Klaprozenweg (2x2 rijstroken). De verkeersberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het GENMOD verkeersmodel.
gunstige effect dat het verkeer beter wordt verdeeld over de beide toegangen en meer verkeer de NDSM-werf via de Mt. Lincolnweg verlaat en de kruising Klaprozenweg/ Van Riemsdijkweg wordt ontlast.
Uitkomsten verkeersstudie De variant 2020 zonder parkeerbeleid bevat meer autoverplaatsingen in 2020 dan de variant 2020 met beleid. Zonder beleid zal er veel en ernstige congestie in de omgeving van de NDSM-werf optreden. In de huidige situatie en in de situatie zonder ontwikkeling van de NDSMwerf voor 2020 (nulvariant) is de doorstroming in de omgeving van de NDSM-werf voldoende. Op de NDSM-werf zelf treedt in het model Investeringsbesluit 2020 mét beleid alleen congestie op de Van Riemsdijkweg op, één van de in-/uitgangen van de NDSM-werf.
Tussen 16.00 en 18.00 uur verlaten ongeveer 1200 voertuigen de NDSM-werf via de Mt. Lincolnweg en 2100 voertuigen via de Van Riemsdijkweg. Er treedt beperkte congestie op bij de Bongerdverbinding in zuidelijke richting ter hoogte van de aansluiting met de Vlakkerweg en op de Klaprozenweg in westelijke richting bij de aansluiting met de Bongerdverbinding en in oostelijke richting bij de kruising met de Draaierweg. Ook op de Floraweg treedt beperkte congestie op. De in- en uitritten van het NDSM-terrein op de Mt. Lincolnweg en de Van Riemsdijkweg worden zwaar belast. Het rekenmodel voorspelt hier congestie. De mate waarin de congestie zal optreden is onder andere afhankelijk van de inrichtingen van de kruisingen (afstelling verkeerslichten, aantal opstelvakken, etc) met de Klaprozenweg en de inrichting van de toegang tot de parkeergebouwen.
Consequenties Bijgaande kaart geeft de verkeersprognose weer voor de NDSM-werf e.o. gedurende avondspits (16.00-18:00 uur). Doordat bezoekers en medewerkers van de bedrijven, kantoren en voorzieningen van de hele NDSM-werf in het model Investeringsbesluit alleen parkeren in de speciale parkeergebouwen aan de Mt. Lincolnweg en de Van Riemsdijkweg ontstaat er een grote verkeersstroom tussen de inen uitgangen van deze parkeergebouwen en de Klaprozenweg/ Cornelis Douwesweg. De introductie van de twee ‘knippen’ heeft het
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
22
Bodemsanering
Ontgraven & aanplempen
Maaiveldhoogtes Noordwaarts -
NDSM
23
II.b
Bodemsanering en grondbalans
Bodemverontreiniging De bovengrond van de gehele NDSM-werf is overwegend stek verontreinigd met zware metalen. Hetzelfde geldt voor de waterbodem van de aanliggende waterbekkens binnen de grenzen van het projectgebied. Daarnaast wordt plaatselijk asbest aangetroffen en mobiele verontreinigingen. Stand van zaken bodemsanering Delen van de NDSM-werf zijn de afgelopen jaren gesaneerd. Dit is op twee verschillende wijzen gebeurd. Op het westelijk deel van de werf (NDSM-werf Zuid) is grond herschikt en is een leeflaag met schoon zand opgebracht. Delen van NDSM-werf Oost zijn gesaneerd waarbij het bestaand maaiveldniveau gehandhaafd is. Een ondiepe laag verontreinigde grond is weggeschraapt en vervangen door schoon zand. Rond de Smederij is een dergelijk bodemsanering inmiddels uitgevoerd. Strategie bodemsanering De twee ingezette wijzen van bodemsanering worden ook voor het resterend deel van de werf voortgezet: Op NDSM-werf Zuid worden de nog niet gesaneerde delen opgehoogd en voorzien van een leeflaag van schoon zand. Kabels en leidingen-cunetten krijgen in dit pakket een plaats. Op de NDSM-werf Oost wordt de bestaande maaiveldhoogte zo veel als mogelijk gerespecteerd. Noodzakelijk bij het in stand houden van de historische en grotendeels
monumentale bebouwing. Een dunne bovenlaag (ca. 0,3 meter) wordt weggeschraapt en vervangen door schoon zand. Op een aantal tracés worden diepere cunetten voor kabels en leidingen gegraven en voorzien van schoon zand. Van de vrijgekomen grond wordt het deel dat sterk immobiel verontreinigd is deels herschikt binnen het projectgebied in een drietal aanplempingen, die worden afgedekt met schone grond. Dit Investeringsbesluit gaat ervan uit dat (met uitzondering van Blok# 1 op NDSM-werf Zuid) al het parkeren in gebouwde vorm bovengronds wordt opgelost (in het Strategiebesluit was nog sprake van ondergrondse parkeergarages). Deze keuze heeft een enorm positieve invloed op het aantal kubieke meters af te graven en her te schikken verontreinigde grond. Resulterende maaiveldhoogtes Door de gekozen wijzen van saneren ontstaan op de NDSM-werf een aantal verschillende maaiveldhoogtes: Het plandeel NDSM-werf Zuid, waar een leeflaag wordt opgebracht, zal in de toekomst op ca. 2,90 +NAP liggen. Het plandeel NDSM-werf Oost zal de bestaande maaiveldhoogte, die fluctueert tussen 1,00 en 1,50 +NAP, behouden. De twee grote aanplempingen en een aantal kades en boardwalks zal dichter bij het water (0,40 – NAP) liggen op een hoogte van ca. 0,40 +NAP.
Grondbalans: volume ontgraving, omvang aanplempingen De twee grote aanplempingen die ingezet worden om groenvoorzieningen te creëren bieden ruimte aan een kleine 60.000m3 sterk verontreinigde grond. Bij de hierboven omschreven strategie van bodemsanering op de plandelen NDSMwerf Zuid en -Oost komt ca 90.000m3 sterk verontreinigde grond (incl. met asbest vervuilde grond) vrij. Ca. tweederde hiervan kan dus in de aanplempingen worden geborgen. De rest wordt afgevoerd en verwerkt.
II.c
Geohydrologie
Voor de NDSM-werf is een waterparagraaf opgesteld door het Ingenieursbureau Amsterdam. Conclusie uit dit onderzoek is dat de geohydrologische situatie van de NDSM-werf in de toekomst op een acceptabel niveau zal komen indien een aantal maatregelen worden getroffen: • Verticale kadeconstructies moeten waterdoorlatend worden uitgevoerd; • Op werf Oost worden voldoende, voldoende brede en diepe cunetten gevuld met goed waterdoorlatend zand aangelegd, die afwateren op het IJ; • Het te bebouwen plandeel tussen helling 4 en de Van Riemsdijkweg wordt 20cm opgehoogd.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
24
Noordwaarts -
NDSM
25
Ook ondergrondse parkeergarages lijken uit geohydrologisch oogpunt geen onoverkomelijke bezwaren op te leveren, mits gelijktijdig met de aanleg van de garage rondom voldoende brede en diepe goed waterdoorlatende cunetten worden aangelegd.
II.d
Industrielawaai
In het kader van dit product is door SIGHT Ruimte en Milieu onderzoek verricht naar de geluidbelasting binnen het studiegebied vanwege het industrielawaai. Het industrielawaai is afkomstig van de gezoneerde industrieterreinen Westpoort en Cornelis Douwesterrein. Voor wat betreft de invloed van de industrieterreinen Westpoort en Cornelis Douwesterrein kan worden geconcludeerd dat deze delen van de NDSM-werf zodanig beïnvloeden dat daarbij de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder 50dB(A) wordt overschreden. Ter plaatse van de nieuwbouw achter het Kraanspoor en de zuidzijde van het havenfront wordt ook de maximaal toegestane hogere grenswaarden van 55 dB(A) overschreden. Echter, door het realiseren van dichte en hoge geluidongevoelige bebouwing op deze plaatsen kan afscherming worden bereikt voor achterliggende geluidgevoelige bebouwing. Ook is voor geluidgevoelige bestemmingen realisatie van bebouwing met een zgn. dove gevel een optie. Het verlenen van die hogere waarden is door de gemeente Amsterdam aan een beleid gebonden. Dat beleid schrijft onder meer voor
dat de woningen minimaal één geluidluwe zijde moeten krijgen. Het begrip ‘dove gevel’ is nader uitgewerkt in bijlage VI. Het toepassen van de zgn. zeehavenontheffing (waarbij woningbouw tot een geluidbelasting als gevolg van industrielawaai tot 60 dB(A) mogelijk wordt gemaakt) is uitsluitend mogelijk voor de invloed van het Cornelis Douwesterrein (w.o. Shipdock bv). De geluidbelasting daarvan kan worden beschouwd als zeehavengebonden en noodzakelijkerwijs in de open lucht. Voor Westpoort geldt dit niet. De geluidbelasting is berekend op verschillende hoogtes boven het maaiveld die overeenkomen met de in het projectgebied voorkomende bouwhoogten: 30, 45 en 75 meter hoogte. Voor de hoogbouwaccenten is gerekend op een hoogte van 100 meter. Volledigheidshalve is de geluidbelasting ook berekend op de standaardhoogte van de Wet geluidhinder, zijnde 5 meter boven het lokale maaiveld. De op bijgaande kaarten met rode stippellijn gemarkeerde zijden van de bouwblokken hebben een geluidbelasting vanwege het industrieterrein Westpoort van meer dan 55 dB(A). Het betreft een aantal oostelijk en zuidelijk gerichte zijden van blokken aan de oostzijde van het gebied. Het geluid van het C. Douwesterrein is in getalswaarde gelijk, maar hiervoor zou een ontheffing op grond van de zeehavenontheffing mogelijk zijn. Een woonfunctie is hier alleen mogelijk als de gevels van de woningen worden voorzien van een bouwkundige constructie,
bijvoorbeeld een dove gevel die voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Uiteraard kan ook worden gekozen voor een andere functie dan wonen. Hetzelfde geldt voor de eveneens rood gemarkeerde zijden die vanwege het C. Douwesterrein een belasting van meer dan 60 dB(A) ontvangen. De blauwe gemarkeerde zijden van de bouwblokken ondervinden een geluidbelasting vanwege het C. Douwesterrein van 56 tot 60 dB(A). Voor die zijden geldt dat een woonfunctie mogelijk is maar dat gebruik moet worden gemaakt van de zgn. zeehavenontheffing ingevolge artikel 50 van de Wet geluidhinder. Voor het industrielawaai afkomstig van het industrieterrein Westpoort kan geen gebruik worden gemaakt van deze ontheffing, omdat het geluid niet voldoet aan de criteria die in de Wet ten aanzien van de toepassing zijn gesteld. Aan de met oranje gemarkeerde zijden kunnen woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat hiervoor een zogenaamde hogere waarde procedure ingevolge de Wet geluidhinder moet worden doorlopen. Alle zijden die geen kleuraanduiding hebben voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
26
3 2,)22(&'(( ) (6( (!! ( 3 23)3+(&'(( ) (6( ! ( 3 .(3+(&'(( ) (6($ ( (( ( ( 3 2,)22(&'((% (6( (!! (( 3 .(22(&'((% (6($ ( (( ( ( 3
( ( ( (!!( !! (!(2+(&'(
Beoordelingshoogte 5m Industrielawaai Westpoort en Corn. Douwesterrein
Noordwaarts -
NDSM
Beoordelingshoogte 29m Industrielawaai Westpoort en Corn. Douwesterrein
Beoordelingshoogte 44m Industrielawaai Westpoort en Corn. Douwesterrein
27
3 2,)22(&'(( ) (6( (!! ( 3 23)3+(&'(( ) (6( ! ( 3 .(3+(&'(( ) (6($ ( (( ( ( 3 2,)22(&'((% (6( (!! (( 3 .(22(&'((% (6($ ( (( ( ( 3
( ( ( (!!( !! (!(2+(&'(
Beoordelingshoogte 74m Industrielawaai Westpoort en Corn. Douwesterrein
Beoordelingshoogte 100m Industrielawaai Westpoort en Corn. Douwesterrein
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
28
II.e
Verkeerslawaai
In het kader van dit product is door SIGHT Ruimte en Milieu onderzoek verricht naar de geluidbelasting binnen het studiegebied vanwege het wegverkeerslawaai. Bijgaande kaarten geven de geluidbelasting op de gevel weer van alle wegen tezamen. Met name bij kruispunten van relevante wegen kan dat leiden tot een overschatting (hogere geluidbelasting). De kaarten geven een juiste indicatie van de gebruiksmogelijkheden. De met rood gemarkeerde zijden van de bouwblokken hebben een geluidbelasting van meer dan 63 dB(A). In die klasse vallen met name de bouwblokken die langs de Klaprozenweg zijn gesitueerd. Een woonfunctie is hier alleen mogelijk als de gevels van de woningen worden voorzien van een bouwkundige constructie, bijvoorbeeld een dove gevel die voldoet aan de daarbij te stellen eisen (zie bijlage VI). Uiteraard kan ook worden gekozen voor een andere functie dan wonen. Aan de met oranje gemarkeerde zijden kunnen woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat hiervoor een zogenaamde hogere waarde procedure ingevolge de Wet Geluidhinder moet worden doorlopen. Het verlenen van die hogere waarden is door de gemeente Amsterdam aan een beleid gebonden. Dat beleid schrijft onder meer voor dat de woningen in principe minimaal één geluidluwe zijde moeten krijgen.
3
07(6(3/(((! ( (6( (!! (( .(3/(((! ( (6($ ( (( ( (
3 3
( ( ( (!!( ( !! (!(05(&'(
Beoordelingshoogte 5m Wegverkeerslawaai
Noordwaarts -
NDSM
Beoordelingshoogte 29m Wegverkeerslawaai
29
3
07(6(3/(((! ( (6( (!! (( .(3/(((! ( (6($ ( (( ( (
3 3
( ( ( (!!( ( !! (!(05(&'(
Beoordelingshoogte 44m Wegverkeerslawaai
Beoordelingshoogte 74m Wegverkeerslawaai
Beoordelingshoogte 100m Wegverkeerslawaai
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
30
II.f
Luchtkwaliteit
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs bv heeft indicatief onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit op basis van de voorlopige verkeersprognose die is gebaseerd op het programma behorend bij het Strategiebesluit. Uit de berekeningen blijkt dat er in 2020 geen sprake is van overschrijdingen van de grenswaarden voor zowel stikstofdioxide als fijn stof. Dit geldt voor zowel voor de situatie mét als de situatie zonder aanvullend parkeerbeleid. Een indicatieve berekening laat zien dat in 2015 nog wel sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide, als de verkeersgegevens van 2020 worden gebruikt. In het vervolgonderzoek met actuele verkeersprognosecijfers op basis van het programma behorende bij dit Investeringsbesluit zal hier verder aandacht aan worden besteed.
II.g
Geurhinder
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs bv heeft onderzoek verricht naar geurhinder. Uit dit onderzoek is gebleken dat sprake is van geurbelasting op de NDSM-werf. Eveneens staat vast dat in de toekomst de geurbelasting niet of nauwelijks zal wijzigen. Verder neemt het aantal geurgevoelige objecten toe en hiermee neemt het aantal (mogelijk) geurgehinderden toe. Toename van het aantal geurgehinderden mag door de gemeente worden toegestaan, indien een ruimtelijke scheiding niet mogelijk
Noordwaarts -
NDSM
is, mits duidelijk wordt gemaakt op grond van welke belangenafweging dit wordt toegestaan. Voor de belangenafweging is gekeken naar bestaande richtlijnen, gezondheidsrisico’s, het aantal klachten, de relatie tussen geurhinder en de aanvaardbaarheid van een woon- en leefklimaat en maatschappelijke en economische belangen. Gekeken naar wet- en regelgeving zijn er geen belemmeringen op het gebied van geur. Verder zijn de geurimmissies aanvaardbaar omdat de gezondheidsrisico’s zeer laag zijn. Bij in de omgeving gelegen woongebieden, waaronder de Houthavens die dichterbij de geurbronnen zijn gelegen, zijn er relatief weinig klachten en is men over het algemeen tevreden met de woonomgeving. Van doorslaggevend belang is dat ontwikkeling van de NDSM-werf een hoge maatschappelijke en economische waarde heeft. Het beleid van de gemeente Amsterdam betreffende de NDSM-werf houdt impliciet in dat enige vorm van hinder acceptabel is. Geconcludeerd kan worden dat de geursituatie geen beletsel vormt voor de ontwikkeling van de NDSM-werf. Toch dient rekening te worden gehouden met de bedrijven in het Westelijk havengebied. Bij een aantal bedrijven bestaat weinig draagvlak voor ontwikkelingen binnen de ‘invloedsfeer’ van de betreffende bedrijven. Zij verwachten hinder bij de bedrijfsvoering als gevolg van een toename van het aantal klachten van nieuwe bewoners. Randvoorwaarde voor draagvlak bij bedrijven is dat door het bevoegd gezag wordt getoetst of bij klachten
al dan niet daadwerkelijk sprake is van een overtreding van de vergunning. Klachten mogen niet automatisch leiden tot aanpassen van de bestaande milieuvergunningen. Belangrijk is dat met toekomstige bewoners goed wordt gecommuniceerd dat een acceptabel woonen leefklimaat is gewaarborgd, maar dat het optreden van enige hinder niet is uitgesloten. Overigens is in het convenant Houthavens/ NDSM-werf afgesproken dat de Centrale stad een som geld beschikbaar stelt voor het in het convenant genoemde innovatiefonds dat ertoe bijdraagt dat de bedrijven voorop kunnen lopen in hun milieubeleid.
II.h
Evenementenlawaai
Om een evenement te mogen organiseren is een (evenementen)vergunning nodig. Deze vergunning wordt nu nog verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikel 2.11. Daarbij wordt rekening gehouden met het Stedelijk Draaiboek Evenementen van de gemeente Amsterdam en de daarbij behorende bijlage Milieuzorg bij Evenementen. Aan deze vergunning worden voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden kunnen zowel op grond van de APV als op grond van beleidsregels opgenomen worden. Om de overlast zoveel mogelijk te beperken is door het stadsdeel een voorlopige Werkinstructie vastgesteld voor het gebruik van het buitenterrein van de NDSM-
31
II.i werf voor evenementen. In de toekomst zal voor het evenemententerrein waarschijnlijk een vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer moeten worden aangevraagd. Zodra deze is verleend komen de geluidsvoorwaarden vermeld in genoemde Werkinstructie te vervallen. De Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) zal hierbij naar verwachting voor muziekevenementen een criterium hanteren van 75 dB(A) op de gevel (werkelijk gemeten geluidsniveau) voor maximaal 12 x per jaar tot 23.00 uur Uit de voorlopige berekeningen van bureau Sight blijkt dat woningbouw langs de van Riemsdijkkade (en in Buiksloterham) tijdens evenementen waarbij veel muziekgeluid <140 dB(A)> wordt geproduceerd een geluidbelasting van meer dan 75 dB(A) gaan ondervinden. Evenementen met dit bronniveau zijn volgens deze criteria niet meer mogelijk. Op bijgaande kaart is te zien dat het geluidniveau op de achtergevel van de geplande bebouwing aan de van Riemsdijkweg ten hoogste 64 dB(A) is bij een bronniveau van Lwr = 120 dB(A). Dit betekent dat evenementen met een muziekniveau op de helling van 120 dB(A) 12x per jaar kunnen plaatsvinden zonder aanvullende voorzieningen.
Flora- en faunawet
Door de Dienst Ruimtelijke Ordening is in januari 2008 voor de NDSM-werf een natuurtoets opgesteld. In 2004 was al vastgesteld dat er in het plangebied geen beschermde planten en dieren voorkomen. Ook nu werd net als bij het voorgaande bezoek geen beschermde flora en fauna aangetroffen. Bij werkzaamheden dient wel rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels. Het broedseizoen duurt in het gehele plangebied voor de daar te verwachten soorten van 1 februari tot en met half augustus. Het plaatselijk verwijderen van bomen en struiken ten behoeve van werkzaamheden in het broedseizoen kan met een voorafgaande schouw plaatsvinden als een ter zake deskundige geen broedvogels aantreft. Het plangebied bevindt zich buiten de speciale beschermingszones zoals de hoofdgroenstructuur van de Gemeente Amsterdam en de (P)EHS.
II.j
Watertoets
Toename van verharding en bebouwing op de NDSM-werf en aanplempingen in het IJ moeten gecompenseerd worden door uitbreiding oppervlaktewater. In het vastgestelde Nat Structuurplan Noordzeekanaalboezem West is vastgelegd dat de toename van verharding en bebouwing op de NDSM-werf al binnen de plangrenzen van dit Structuurplan is gecompenseerd. De aanplempingen in het IJ in het plangebied NDSM-werf (ca. 14.500
m2) worden (evenals watercompensatie t.g.v. de planontwikkeling voor Overhoeks en Buiksloterham) gecompenseerd door maatregelen in de Noorder IJ-plas: tussen het zuidelijk deel van de Noorder IJ-plas en het IJ wordt een open verbinding gerealiseerd en de plas wordt verontdiept. Het gaat dus om een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve compensatie. Deze afspraken worden ter definitieve accordering voorgelegd aan het bevoegd gezag: Rijkswaterstaat en Waternet.
II.k
Externe veiligheid
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs bv heeft onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn: • Het transport van gevaarlijke stoffen over de Klaprozenweg vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen. Ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen is geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar aanwezig. Door de voorgenomen ontwikkelingen zal het groepsrisico wel toenemen, maar deze blijft onder de oriëntatiewaarde. • Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt geen belemmering voor de
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
32
planontwikkeling. De meest nabij gelegen spoorlijn (waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt) bevindt zich op een afstand van 1,5 kilometer. • Ook transport van gevaarlijke stoffen over het water (’t IJ) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling. Vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het water is geen • 10-6-contour aanwezig. Vanuit het Basisnet wordt gegarandeerd dat, indien de 10-6contour door toename van het transport de oever nadert, het Rijk ingrijpt. Uit eerder uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat het groepsrisico langs het IJ zeer laag is. De plannen op de NDSM-werf zullen niet resulteren in een significante wijziging van het berekende groepsrisico. • De NDSM-werf is gelegen nabij de inrichting van Shipdock B.V. De 10-6-contour valt niet over de NDSM-werf. De NDSM-werf valt evenmin binnen het invloedsgebied. • De in de directe omgeving van de NDSM-werf gelegen gasleiding vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen. Er is geen plaatsgebonden risico. Voor het groepsrisico is een overschrijdingsfactor berekend van 0,5, waar een waarde van 1 de oriënterende waarde is. Er is geen sprake van een toename van de normwaard. De plannen zullen niet leiden tot een significante wijziging van het berekende groepsrisico.
Noordwaarts -
NDSM
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de doorgang van het onderhavige plan voor de NDSM-werf niet belemmert.
II.l
Natura 2000
In het kader van de herontwikkeling van de NDSM-werf heeft Bureau Waterrecreatie Advies in juni 2009 onderzoek verricht naar de invloed van een jachthaven ter grootte van 500 ligplaatsen in de NDSM-werf op het Natura 2000 gebied Markermeer en IJmeer. Hoewel de voormalige NDSM-werf niet in het Natura 2000 gebied is gelegen, moet op grond van externe werking worden nagegaan of de instandhoudingsdoelen in het Natura 2000 gebied niet in gevaar worden gebracht door de aanleg van een jachthaven. Verwacht wordt dat ongeveer de helft van de ligplaatshouders gericht is op de binnenwateren van Amsterdam en omringende vaargebieden als de Zaanstreek, Zuidkennemerland, de Westeinderplassen en de Vechtstreek. De andere helft zal gericht zijn op het Natura 2000 gebied Markermeer - IJmeer. Bij een verwacht uitvaartpercentage van 10% resulteert dat in het hoogseizoen in ca 25 extra boten in het Natura 2000 gebied. Op basis van een nadere analyse van het watergebruik voor kwetsbare vogelsoorten en de recreatievaartuigen in tijd en ruimte
concludeert Bureau Waterrecreatie Advies dat het niet aannemelijk dan wel onwaarschijnlijk is, dat vaarbewegingen als gevolg van een jachthaven van 500 ligplaatsen bij de NDSMwerf zodanige negatieve gevolgen heeft voor de soorten Tafeleend, Kuifeend, Fuut, Zwarte Stern, Aalscholver, Krakeend en Meerkoet dat de instandhoudingsdoelen in gevaar komen.
II.m
Sociale veiligheidstoets
Het stedenbouwkundig plan voor de NDSM-werf (Investeringsbesluit) is getoetst aan een door de Dienst Ruimtelijke Ordening ontwikkelde standaard voor de sociale veiligheid van de gebouwde omgeving. Volgens deze standaard wordt sociale veiligheid onder andere bepaald door de zichtbaarheid, aanwezigheid van mensen, bereikbaarheid en toegankelijkheid, attractiviteit van de openbare ruimte, onderscheid privé en openbaar, aanwezigheid van potentiële daders, materialisering, verlichting en programma veiligheid en preventie. Het stedenbouwkundig plan is getoetst aan deze standaard. Zichtbaarheid Voor een gevoel van veiligheid zijn zichtbaarheid, overzichtelijkheid en duidelijkheid voor gebruikers essentieel. Het vergroot de persoonlijke controle en daarmee de mogelijkheid om bij moeilijkheden in te grijpen of, in situaties waarin men bedreigd wordt of zich bedreigd
33
voelt, te kunnen uitwijken. Problemen ontstaan vaak wanneer daders ongehinderd kunnen opereren. Het zijn vaak de ruimten die buiten het gezichtsveld van gebruikers en passanten vallen, waar veel vernield wordt, zedendelicten plaatsvinden of inbraken worden gepleegd. Het plan kent in principe 3 typen openbare ruimten: straten, erf en kaden. Daarnaast kent het plan een aantal bijzondere gebieden: de hellingen en de oevers. De straten in werf Zuid zijn zeer overzichtelijk en passend in een heldere structuur. Ze worden als 30km-gebied afgestemd op auto- en fietsverkeer met aan weerszijden verhoogde trottoirs voor voetgangers. Het erf in werf Zuid is in feite het historische werfgebied met de monumentale loodsen en hellingen. Het erfgebied behoudt zijn inrichting van gevel tot gevel zonder verhoogde trottoirs en wordt primair het domein van de voetganger waar fietsers en auto’s worden toegestaan. Hier vindt uitsluitend kort parkeren plaats ivm laden en lossen. De eveneens overzichtelijke kaden kennen in tegenstelling tot het erf wel een gezoneerde inrichting maar geen verhoogde trottoirs. De Van Riemsdijkweg en de Mt Lincolnweg zijn voor de auto de enige aansluitingen op het hoofdnet auto (route Klaprozenweg / Corn. Douwesweg). Alle routes in het gebied zijn afgestemd op langzaam verkeer. De enige formele vrijliggende fietsroute loopt over de Van Riemsdijkweg en zorgt voor een veilige fietsverbinding tussen de pont en de vrijliggende fietsroutes aan weerszijden van
de Klaprozenweg/ Corn. Douwwesweg. De overige routes zijn voetgangersgebieden waar de fiets is toegestaan. Bovendien zijn deze routes toegankelijk voor (nood)diensten en met vergunning van het stadsdeel toegankelijk voor laden en lossen (verhuizen). De hellingen en het strand zijn bijzondere openbare ruimten die uitsluitend toegankelijk zijn voor voetgangers. Dit geldt ook voor de publiek toegankelijke steigers. De opzet van dit plan is helder en overzichtelijk. De openbare ruimte is duidelijk vormgegeven. Vanuit de bebouwing is de omringende openbare ruimte goed zichtbaar. De interactie tussen bebouwing en openbare ruimte wordt gestimuleerd door een bijzondere plint met functies die uitstraling krijgen naar de openbare ruimte. Aanwezigheid van mensen Natuurlijke surveillance vereist per definitie de aanwezigheid van mensen op wisselende tijden: overdag en ’s avonds. Om te bereiken dat de openbare ruimte overdag en ’s avonds optimaal wordt gebruikt, gaat het plan uit van bundeling van activiteiten in de openbare ruimte. Dit wordt onder meer bereikt door een heldere en overzichtelijke ruimtelijke structuur, door toepassing van een helder gebruik en door toepassing van het bebouwingsprincipe met een duidelijke polariteit tussen privé en openbaar. De gebouwen worden voor de voetganger direct aan de (openbare) straatzijde ontsloten. In verband met sociale veiligheid en aanwezigheid van
mensen draagt de functiemix in hoge dichtheid bij aan de gewenste levendigheid overdag en ’s avonds. Ook het stimuleren van werken aan huis kan zorgen voor een gevarieerd gebruikspatroon van de openbare ruimte overdag en ’s avonds. De karakteristieke plint komt vrijwel in het hele gebied voor en kan zeker een belangrijke functie vervullen voor de sociale veiligheid van het gebied. Aandachtspunten hierbij zijn de programmatische invulling die gericht zou moeten zijn op dag- en avondfuncties en de wijze waarop pui wordt vormgegeven en beveiligd: absoluut geen rolluiken maar veiligheidsglas. Verwacht wordt dat het centrumgebied (met uitlopers naar het westen en het oosten) en het gebouwde programma in het nautisch kwartier ook ’s avonds passanten zal genereren. Tijdens evenementen kan het evenemententerrein worden afgesloten en wordt afzonderlijk bewaakt. Bereikbaarheid en toegankelijkheid Dit zijn belangrijke voorwaarden om formele en informele surveillance te kunnen uitoefenen. Het gebied is goed bereikbaar per auto, fiets en te voet. De toegangen van de woningen en het postadres zijn altijd georiënteerd op de aangrenzende openbare ruimte. Attractiviteit, uitstraling en imago Goed vormgegeven gebouwen met uitstraling kunnen bijdragen aan de goede relatie tussen de omwonenden en gebruikers van de gebouwen
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
34
en de openbare ruimte. Dit heeft een gunstig effect op het voorkomen van vandalisme en onveiligheidsgevoelens. Dit aspect is apart uitgewerkt in het Welstandskader. Ook het openbare ruimteplan bevat voldoende attractieve plekken en publieke routes met een hoog inrichtingsniveau. Sleutelwoorden bij de inrichting van de openbare ruimte zijn duurzame inrichting en visuele kwaliteit. De openbare ruimte heeft kwaliteit als deze duurzaam is ingericht, visueel aantrekkelijk is en voor iedere gewenste doelgroep toegankelijk en bruikbaar is. Voor duurzaamheid is het van belang materialen te gebruiken die niet alleen lang meegaan, maar ook mooi en heel blijven. Deze aandachtspunten zijn verwerkt in het plan. Verlichting Uitgangspunt voor het verlichtingsplan als onderdeel van dit plan en het hierna te maken uitvoeringsplan is dat een goede openbare verlichting positief werkt op de sociale veiligheid. Speciale aandacht is besteed aan de verlichting van het erf in werf Zuid met het oog op evenementen. Territorialiteit (onderscheid privé-openbaar) Dit plan gaat uit van een duidelijk onderscheid tussen privé en openbaar. Eventuele privétuinen
Noordwaarts -
NDSM
binnen de bouwvelden zijn uitsluitend toegankelijk voor de gebruikers. Als tuinen worden verbonden met de openbare ruimte worden deze afsluitbaar gemaakt. Aandachtspunt bij de uitwerking van de parkeergarages is dat uitsluitend gebruikers toegang krijgen. Aanwezigheid van potentiële daders Omdat het plan goede voorwaarden biedt voor zichtbaarheid, bereikbaarheid, attractiviteit, functies met publieke uitstraling en onderscheid privé-openbaar zijn er weinig plekken waar potentiële daders zich ongezien kunnen ophouden. Onderhoud en beheer Een goed verzorgde, schone en aantrekkelijke omgeving straalt zorg en betrokkenheid uit en stimuleert gebruikers de situatie zo te houden. Het onderhoud en beheer spelen hierbij een cruciale rol. In de vervolgfase zal dan ook door de ontwikkelaar een BGSV-plan worden opgesteld. Het stadsdeel is verantwoordelijk voor de openbare ruimte. Eigenaren dragen zorg voor hun eigen gebouwen en de private publieke toegankelijke ruimtes. De Stichting Beheer NDSM-werf Oost (Stichting NDSM) in oprichting heeft als doel om in de periode van ontwikkeling (2009 – 2013), het buitengebied van de NDSM-werf Oost een zo interessant
en gevarieerd mogelijk aanbod tot stand te brengen, zodanig dat het karakter van het gebied wordt bewaakt, coördinatie van binnenen buitenactiviteiten plaatsvindt en bouw- en ontwikkelingsactiviteiten mogelijk worden gemaakt. Het gaat er om een goede identiteit van de werf neer te zetten en het monumentale en ruige karakter te waarborgen, terwijl tegelijk wordt gezorgd voor een veilige en prettige omgeving om in te werken en recreëren. De ontwikkelaar van het nautisch kwartier is verantwoordelijk voor het beheer van het hele waterprogramma. Programma veiligheid en preventie Op het gebied van veiligheid en preventie zullen reeds getroffen maatregelen worden gecontinueerd. Hierbij zijn aan de orde: buurtbeheer, buurtregisseur van de politie, inbraakpreventie door de politie en veiligheid in en om school. Conclusies: Bij het opstellen van dit plan is nadrukkelijk rekening gehouden met het aspect sociale veiligheid. Het stedenbouwkundig plan heeft een positief effect op de sociale veiligheid. Het gaat hierbij onder meer om: de upgrading van het gebied met een mix van functies (wonen, werken, onderwijs, horeca,
35
II.n Resultaten Onderzoek duurzame mobiliteit maatschappelijke voorzieningen en leisure); het stimuleren van de aanwezigheid van mensen in de openbare ruimte door te bouwen in hoge dichtheid en door activiteiten te bundelen en niet te spreiden; door toepassing van het gesloten bouwblokprincipe, met een duidelijk onderscheid tussen openbaar en privé; ook de heldere en overzichtelijke ruimtelijke structuur is van grote invloed, net als de goede ontsluiting van de bebouwing op de omringende openbare ruimte. Daarmee voldoet dit stedenbouwkundig plan aan de belangrijkste toetsingscriteria van sociale veiligheid. Advies Aandachtspunten bij de uitwerking zijn: de kwaliteit van het gewenste dag- en avondprogramma in de plint; de uitwerking van de plintpui en de beveiliging (geen rolluiken maar veiligheidsglas); In de uitvoeringsfase te betrekken bij het opstellen, uitvoeren en beheer van het maaiveldontwerp: gebruikers, ontwikkelaars, schooldirectie(s), stichting Beheer NDSM-werf Oost (kort: ‘Stichting NDSM’), buurtregisseur politiewijkteam Amsterdam-Amstelland en Stadstoezicht.
De pont, de bus en de fiets zijn de drie meest kansrijke vervoermiddelen om een verschuiving te bewerkstelligen van de auto naar duurzame alternatieven. Zij vormen de basisalternatieven. Een en ander kan worden versterkt door allerlei vormen van mobiliteitsmanagement, maar alles staat of valt met een adequate verbindingskwaliteit. Pont De pont is de vervoerwijze die nu al zeer vaak gebruikt wordt. De pont bereikt in de huidige situatie (spits) al vaak zijn max. capaciteit. Een verdere groei zal plaatsvinden, zeker als VNU en HEMA naar de NDSM-werf verhuizen. Uitbreiding van de capaciteit van de pontverbindingen door de inzet van meer of eventueel grotere ponten is op korte termijn noodzakelijk, zowel tijdens als buiten de spits. Uitbreiding van de capaciteit kan in stappen gebeuren, hiervoor is het nodig dat het gebruik van de pont meerdere keren per jaar gemonitord moet worden. Een pont/ferry vanaf Zaandam voegt relatief weinig toe: momenteel rijden er in de spits al 8 bussen per uur uit de richting Zaandam en in het dal 4. Bovendien wordt de busverbinding van en naar Zaandam versterkt tot HOV-kwaliteit. Ook een stop van de ferry uit IJmuiden voegt weinig toe.
Bus De bus als vervoermiddel naar de NDSM-werf is nog te weinig ontdekt, maar is zeer kansrijk. Nu al rijden er ruim 10 bussen per uur vanaf het Centraal Station naar Zaandam via de Klaprozenweg/ NDSM. De reistijd met de bus is circa 15 minuten en daarmee concurrerend met de pontverbinding. Het huidige lage gebruik laat echter zien dat een goede verbindingskwaliteit nog geen garantie is dat de bussen ook daadwerkelijk gebruikt zullen worden. Productinformatie en promotie zijn nodig om de bus in de mindset van de bezoekers en werknemers te krijgen. Op de Klaprozenweg – C. Douwesweg wordt de komende jaren door de Stadsregio Amsterdam en de gemeente Amsterdam fors geïnvesteerd in een hoogwaardige busverbinding (HOV) tussen het toekomstige metrostation Johan van Hasseltweg en Zaandam. Dit betekent dat de kwaliteit van het openbaar vervoer langs de NDSM-werf zal verbeteren. Aanvullend kan een buslijn via de Tt Vasumweg gaan rijden. Hiermee is de bus ook voor werknemers rondom het Kraanspoor een snelle en frequente modaliteit. Kansen zijn er verder voor rechtstreekse busverbindingen vanaf Sloterdijk (huidige reistijd ca. 30 minuten met overstap) of zelfs vanaf Haarlem. Veel werknemers van VNU zijn woonachtig in de omgeving van Haarlem. Een dergelijke buslijn voorziet duidelijk in een behoefte. Een busverbinding vanaf Sloterdijk is ook aantrekkelijk voor inwoners van Nieuw-West
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
36
Noordwaarts -
NDSM
37
en inwoners die per trein uit de richting Schiphol of de Kop van Noord-Holland aankomen. Fiets De fiets is aantrekkelijk voor de gebruiker: fietsen is gezond, de fiets staat altijd klaar, hij vertrekt op het moment dat jij dat wil, de fiets kost de overheid geen exploitatiekosten. In feite zou niets in de weg moeten staan om de fiets ruim baan te geven. Toch vereist de fiets aandacht. De fiets is aantrekkelijk voor de wat kortere afstanden (tot ca 7,5 kilometer) en in combinatie met de pont ook voor mensen die van buiten Amsterdam per bus of trein op CS aankomen. De fiets wordt dan gebruikt voor het laatste deel van de verplaatsing op de NDSM-werf. De geplande fietsverbindingen (o.a. verbinding naar Zaandam en route via de Groene oever en nieuwe brug over Zijkanaal I) zorgen voor een sneller en logischer fietsnetwerk. Tenslotte is voldoende ruimte voor het stallen van fietsen bij de pontaanlanding (ook bij evenementen) en bij de bushaltes noodzakelijk. Mobiliteitsmanagement Mobiliteitsmanagement is het verleiden van mensen tot alternatieve keuzes voor de auto en het organiseren van slim reizen en slim werken om files te verminderen. Niet alleen de vraag hoe te reizen, maar ook wanneer reizen, waarheen reizen en überhaupt reizen. Bij mobiliteitsmanagement kan onder andere gedacht worden aan mobiliteitspassen, verhuisvergoedingen, reisbudgetten op maat, promotie van spitsmijden en carpoolen, thuiswerken en teleconferencing. Het doorbreken van de 9-tot-5-cultuur en meer
waardering voor geleverde arbeid van een werknemer, in plaats van zijn of haar aanwezigheid op kantoor. Het draait dus om oplossingen op maat. Mobiliteitsmanagement is voor werkgevers belangrijk met het oog op bereikbaarheid, kostenbesparing en milieu-uitstoot, maar vooral bij het aantrekken en vasthouden van werknemers. De werkgevers zelf kunnen maatregelen nemen die effect hebben op het reisgedrag van werknemers. Voor bijvoorbeeld VNU en HEMA is dit zelfs een kans vanwege de verhuizing; door deze grote verandering zullen veel werknemers hun reisgedrag moeten heroverwegen en kunnen hierbij kiezen voor duurzame alternatieven. Dit kan dan ook gefaciliteerd worden vanuit de werkgever, onder andere door informatieverstrekking aan werknemers over vervoersalternatieven, door mobiliteitsmakelaars en mobiliteitsaanbieders met HEMA/ VNU in contact te brengen en door te monitoren. Dit alles met als doel: een grotere bewustwording over het reisgedrag bij de werknemers / een verschuiving van autogebruik naar andere modaliteiten / een verschuiving van reizen in de spits naar andere tijden in combinatie met thuiswerken en videoconferencing / een positieve attitude t.a.v. alternatieven voor de auto / een voldoende informatieniveau, zodat de werknemer de juiste afwegingen kan maken. Het onderdeel mobiliteitsmanagement zal voor de NDSM-werf verder moeten worden uitgewerkt.
looproutes en het introduceren van een blauwe schijf rondom de aanlegsteiger van de pont. Deze quick wins zijn door de stakeholders, samen met promotie, bewustwording en communicatie en mobiliteitsmanagementmaatregelen, verkozen als wenselijk, effectief, praktisch en snel te implementeren.
Overige maatregelen Quick wins zijn verder te vinden op het terrein van bewegwijzering, het aanbieden van deelfietsen en deelauto’s, het veraangenamen en verkorten van
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
38
)( )+',-+-!#,&.#- ' /)$""/(/(
!*&-,( '#&(-&/('(-(
#(#'&&(*+)!+'' ' /) ($"-"/( #(#'&(-&/('(-(
'#&&(*+)!+''' /) ($"-"/( '#&(-&/('(-(
1#'&&(*+)!+'' '#&$)(' /) 1#'&0-+*+)!+''#(&"-"/( !*&-,( 1#'&(-&/('(-(
Noordwaarts -
NDSM
39
II.o
M.e.r. -procedure NDSM-werf
Aanleiding en procedure Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkelingen op het terrein van de NDSM-werf wordt een milieueffectrapportage procedure (hierna: m.e.r.-procedure) doorlopen. Onderdeel van de m.e.r.-procedure is het opstellen van een startnotitie en uiteindelijk een milieueffectrapport (MER), hierin staan de milieueffecten van de ontwikkeling beschreven. Met het oog op de bijzondere situatie van de ontwikkeling van de NDSM-werf (zie volgende paragraaf) is besloten om voorafgaand aan de publicatie van de startnotitie uitgebreid milieuonderzoek uit te voeren, en de milieugevolgen te beoordelen. De startnotitie m.e.r. bevat daardoor al een zeer groot deel van de informatie die ook in het uiteindelijke MER zal worden opgenomen. Genoemd milieuonderzoek is ook gebruikt bij het opstellen van het investeringsbesluit. In de navolgende paragrafen is een kort overzicht gegeven van de onderzochte scenario’s en hun beoordeling per milieuthema. Inmiddels heeft inspraak plaatsgehad op de startnotitie en zijn de richtlijnen voor het MER vastgesteld (26 mei 2010). Aanpak en koppeling met Plaberum Het plangebied van de NDSM-werf kenmerkt zich als bestaand stedelijk gebied, met enerzijds weinig intrinsieke milieuwaarden en geen bestaande en blijvende gevoelige (woon)bestemmingen, maar anderzijds duidelijke invloeden vanuit industriege-
bieden in de omgeving. Een geleidelijke transformatie van het gebied is reeds ingezet. Vanwege deze kenmerkende (milieu)situatie is de aanpak er op gericht de m.e.r.-procedure in te passen in het lopende transformatieproces (inclusief de daarbij behorende stappen van het plaberum) en tevens zo goed mogelijk gebruik te maken van de resultaten van de milieuonderzoeken in het ontwikkelen van een ruimtelijk plan(bestemmingsplan) voor het gehele plangebied. Om de lopende ontwikkelingen zo goed mogelijk te blijven faciliteren en om een snelle overgang te kunnen maken naar een situatie waarin de ontwikkelingen kunnen plaatsvinden op basis van een nieuw bestemmingsplan wordt de m.e.r.-procedure snel maar zorgvuldig doorlopen. Om dat mogelijk te maken bevatte de startnotitie al veel milieu-informatie op MER-niveau. Na publicatie van de startnotitie is, op basis van inspraak en advies, in een kort tijdsbestek het MER opgesteld. Deze MER zal worden afgehandeld in kader van het eerste ruimtelijke plan voor de NDSM-werf. In de startnotitie is aan de hand van een aantal scenario’s verkend wat de speelruimte is met betrekking tot de milieugevolgen. Daarbij is zowel gekeken naar het plangebied waar gevoelige functies worden gerealiseerd te midden van blijvende industriegebieden, als naar het plangebied als mogelijke bron van milieugevolgen voor de omgeving. Onderzochte activiteit en scenario’s Alle scenario’s zijn gebaseerd op de uitgangspunten zoals beschreven in het Strategiebesluit. De NDSM-werf wordt een gemengd stedelijk gebied
met hoge dichtheid. De volgende functies moeten een plek krijgen op de NDSM-werf: (internationale) creatieve bedrijven en kantoren, cultuur (b.v. theater, museum), woningen, horeca, hotels, onderwijs, winkels, (thematische) retail, stedelijke publieksfuncties en evenementen en een divers en levendig waterprogramma (o.a. jachthaven en nautische bedrijven). Het monumentaal ensemble in het plangebied is uitgangspunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. De bereikbaarheid per openbaar vervoer en auto en de parkeeroplossingen moeten goed worden uitgewerkt. Kortweg bestaat de functiemix van de te ontwikkelen NDSM-werf uit circa 45% wonen en 55 % niet wonen (werken, leisure, recreëren etc.). Samenvattende beoordeling scenario’s in startnotitie m.e.r. De beoordeling van de scenario’s vindt altijd plaats ten opzichte van de referentiesituatie. Dit is de situatie zoals het gebied zich zou ontwikkelen conform het bestaande bestemmingsplan: extensief bedrijventerrein. Verschillende gezichtspunten In de startnotitie is gesteld dat de milieugevolgen van de herontwikkeling van de NDSM-werf zich kan richten op de volgende onderscheiden onderdelen: de effecten van de herontwikkeling op de omgeving (plangebied -> studiegebied); hierbij gaat het bijvoorbeeld om de geluiduitstraling van evenementen en de effecten van het door de ontwikkeling gegenereerde verkeer op de wegen in het studiegebied;
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
40
de effecten van de herontwikkeling op de bestaande waarden en functies van het plangebied, zoals bijvoorbeeld de archeologische, cultuurhistorische en natuurwaarden van het plangebied; de toekomstige milieukwaliteit in het plangebied (studiegebied -> plangebied); hierbij gaat het deels om de effecten van bedrijvigheid in de omgeving (geluid) en deels om de effecten binnen het plangebied (zoals wegverkeerslawaai). In de startnotitie zijn de beoordelingen specifiek per milieuthema uitgewerkt. Effecten van de herontwikkeling op de omgeving (plangebied op het omliggende studiegebied) De aard van de toekomstige activiteiten in het plangebied is zodanig dat de ‘directe uitstraling’ naar de omgeving zeer beperkt is. De nieuwe woon- en werkbestemmingen veroorzaken geen emissies van geluid, luchtverontreinigende stoffen e.d. Wel relevant voor de effecten op de omgeving zijn de effecten gerelateerd aan het verkeer en de effecten door het gebruik van het gebied voor evenementen. De vier onderzochte scenario’s hebben een duidelijk verschillende verkeersaantrekkende werking: een groter programma leidt tot meer autoverkeer en een grotere toename van de belasting van het omliggende wegennet. Maatregelen om het autoverkeer te beperken (minder parkeervoorzieningen, meer mogelijkheden voor openbaar vervoer en fiets) dragen bij aan het verminderen van de hoeveelheid autoverkeer. De effecten van de herontwikkeling zijn vooral merkbaar op de di-
Noordwaarts -
NDSM
rect aansluitende wegen. Uit de verkeersberekeningen blijkt dat maatregelen om autoverkeer te beperken effect hebben op de verkeersbelasting in de omgeving (= de verkeersbelasting in de omgeving verminderen). De verkeersgerelateerde effecten in het studiegebied laten slechts geringe verschillen tussen de scenario’s onderling en tussen de scenario’s en de referentiesituatie. Dit geldt zowel voor geluid (verkeerslawaai) als voor de effecten op de luchtkwaliteit. De verkeersgerelateerde milieueffecten leggen dan ook -binnen de bandbreedte van het programma zoals onderzocht in de scenario’sgeen beperkingen op aan het programma in het plangebied. Evenementen, en met name het geluid van evenementen, hebben een duidelijk effect in de omgeving. Afhankelijk van een aantal factoren -zoals uiteraard het bronvermogen van de geluidinstallaties, maar ook de plaatsing, richting en eventuele afscherming van de geluidbronnen- is de geluidbelasting tijdens evenementen op (deels nog te realiseren) woonbestemmingen te hoog bij de scenario’s met veel en grote evenementen. Keuzes over het in de toekomstige situatie te voeren beleid over evenementen staat in principe los van de ruimtelijke keuzes. Tot de mogelijke externe effecten van de herontwikkeling behoren ook de effecten van recreatievaart vanuit de jachthaven in de Natura 2000gebieden Markermeer en IJmeer. Geconcludeerd is dat deze effecten beperkt van omvang zijn en geen significant gevolg hebben op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden.
Effecten van de herontwikkeling op de bestaande waarden en functies van het plangebied De karakteristiek van het plangebied -voormalige scheepswerf op een opgehoogd gebied- heeft als gevolg dat de ‘intrinsieke milieuwaarde’ van het plangebied beperkt is. De effecten van de scenario’s op natuurwaarden en archeologische waarden zijn beperkt en niet onderscheidend. Het plangebied heeft wel duidelijke cultuurhistorische waarden, als materieel overblijfsel van de periode dat het gebied in gebruik was als scheepswerf. Het behoud en deels herstel van de monumentale panden en van enkele structuren (scheepshellingen) is onderdeel van alle scenario’s. Ook in dit opzicht zijn de effecten van de scenario’s dus beperkt en niet onderscheidend. Enig verschil is wellicht aanwezig in de belevingswaarde van de monumentale loodsen: bij de scenario’s met intensieve en hoge bebouwing -met name scenario Maximaal- wordt mogelijke de schaal van de loodsen minder beleefbaar dan bij scenario Ontspannen, waar de loodsen ook visueel meer dominant blijven. Milieukwaliteit in het plangebied (effect studiegebied op het plangebied) Hierbij gaat het om het toekomstige woon- en leefklimaat in het plangebied. Deze wordt voor zover het gaat om geluid in belangrijke mate bepaald door industrielawaai afkomstig van het Cornelis Douwesterrein en Westpoort, en verkeerslawaai van het ‘eigen’ verkeer in het plangebied. De bronsterkte van het geluid in de omliggende industriegebieden is binnen het plan niet te beinvloeden en moet als vast gegeven worden beschouwd.
41
Uit de berekeningen met de akoestische modellen blijkt dat binnen de grenzen van het plangebied afschermende maatregelen slechts beperkt mogelijk zijn. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de afstand tot de geluidbronnen van Westpoort en de hoogte van de (woon)gebouwen. De eerste-lijnsbebouwing, zowel die gericht naar het IJ als in de richting van het Cornelis Douwesterrein wordt sterk belast. Het ‘dichten’ van openingen tussen de gebouwen heeft een positief effect op de geluidbelasting van de achterliggende bebouwing. Het aantal geluidbelaste woningen verschilt per scenario, als gevolg van verschillen inde aantallen woningen en verschillen in de oriëntatie. In de scenario’s van de startnotitie (althans in het verkeersmodel en de daarop gebaseerde akoestische modellen) is nog geen optimale verkeersstructuur opgenomen binnen het plangebied. Het gevolg daarvan is dat langs de hoofdontsluitingen relatief veel verkeerslawaai optreedt. Dit effect kan echter worden gereduceerd door een betere verdeling van het verkeer binnen het plangebied.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
42
Basiskaart openbare ruimte Noordwaarts -
NDSM
III. Basisplan openbare ruimte III.a
Inleiding
Als onderdeel van dit plan voor de NDSMwerf geeft het ‘Basisplan Openbare Ruimte’ een samenhangende visie op de inrichting van de openbare ruimte en is een kader voor Uitvoeringsplannen en voorlopige inrichtingen. Dit Basisplan beschrijft in zijn samenhang het gewenste karakter van te onderscheiden deelgebieden, het plan voor de materialisering, bomen, afval, verlichting, straatmeubilair, afwatering, peilhoogten, kades en oevers, hellingen, groen- en speelruimte, verkeer, kabels en leidingen, kunst, profielen, en voorlopige inrichting. Hieronder volgt een korte toelichting bij de plankaart. Voor het complete Basisplan openbare ruimte wordt verwezen naar bijlage III. Algemeen Het Basisplan maakt een onderscheid in verschillende eenheden met een eigen karakter. De NDSM-werf is een gebied met veel ruimte, op het water, maar ook op het land. Samenhang en contrast komen terug in de openbare ruimte. Het ruige, industriële en open karakter van de werf Oost wordt zoveel mogelijk behouden. De ruimte op de werf is oorspronkelijk nooit als openbare ruimte bedoeld geweest. Dat is de charme, maar dat vraagt bij een groeiende gebruiksintensiteit ook om het maken van keuzen en prioriteiten. Het principe blijft dat hier zo min mogelijk wordt gedaan, alleen datgene wat nodig is om het gebied goed te laten functioneren. Dit houdt in opruimen, achterstallig onderhoud uitvoeren en
ontbrekende veiligheid en verlichting herstellen. De principekeuze is de bebouwingsdichtheid niet gelijkmatig over het gebied te verdelen, maar te concentreren in stedelijke bouwvelden op de werf Zuid en langs de Van Riemsdijkweg. De werf Zuid zal veel intiemer aanvoelen met een eenvoudige inrichting en met stedelijker en gevarieerder bebouwing en programma. Werf Zuid: straten De stedelijke bouwvelden op de werf Zuid worden gekenmerkt door klassieke straten met een helder onderscheid tussen privé en openbaar. Vanwege het 30 km-regime zijn geen vrijliggende fietspaden nodig. Het standaard profiel is niet breder dan 18 meter met een rij bomen aan de zonzijde en parkeren aan de schaduwzijde. Op de brede verhoogde stoepen komen betontegels met een natuursteen deklaag, op de rijweg worden granietkeien toegepast. Enkele profielen hebben afhankelijk van de situatie een afwijkende breedte. Dit leidt tot variaties in profielinrichting met soms een extra bomenrij of extra parkeren op straat. Een echt afwijkend profiel kent de Van Riemsdijkweg, de belangrijkste toegangsweg tot de NDSMwerf met een profiel van 30 meter. Hierbinnen is ruimte voor een brede bomenpromenade naar het water met vrijliggend fietspad naar de pont. Werf Oost: erf De huidige inrichting is uitgangspunt voor het
rijksmonumentale gedeelte van de werf. Geen klassieke straten, maar een erfsituatie van gevel tot gevel waar de voetganger centraal staat en fiets en auto zijn toegestaan. De oorspronkelijke inrichting met klinkers en stelconplaten wordt gehandhaafd. Ook de oude spoorrails worden gehandhaafd om de historische routing van het scheepsbouwproces blijvend te kunnen volgen. Door middel van bij het gebied behorende objecten (zoals de kielblokken van de scheepshellingen) worden de bewegingen waar nodig gestuurd. Op het erf worden twee verlichtingsprincipes naast elkaar toegepast: verlichtingsarmaturen aan de gevel en verlichting in de vorm van hoge lichtmasten met meerdere spots die aansluiten bij de schaal van het veld. De kade De kades kennen in tegenstelling tot het ‘erf’ een inrichting zonder verhoogde trottoirs. Het zicht op het water moet zoveel mogelijk open blijven met een brede looproute. De bestaande bomen op de kade aan de van Riemsdijkweg worden gehandhaafd. Materialisering: stelconplaten, graniet en klinkers. De scheepshellingen Het dek van de hellingen is openbaar toegankelijk, met spectaculair uitzicht op het IJ. De bijna verdwenen helling 5 op de werf Zuid wordt opnieuw ingepast. De hellingen worden zo terughoudend mogelijk ingericht waarbij
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
44
maatregelen vooral gericht zijn op veiligheid. Verbindingen over water In de planontwikkeling van de Buiksloterham is op korte termijn voorzien in een fietsbrug over Zijkanaal I naar NDSM. Voor de werf Zuid zijn twee kleinere bruggen voorzien over het al gegraven insteekkanaal: één autobrug en één langzaam verkeersbrug. Een houten boardwalk aan de zuidzijde van de werf Zuid is niet alleen nodig om de aangrenzende plintbebouwing te ontsluiten, maar ook om verblijf met zicht op ’t IJ mogelijk te maken. Steigers kunnen bovendien een rol spelen om tijdelijke verbindingen te maken, al dan niet drijvend. Bijvoorbeeld tijdens saneringswerkzaamheden op het land of ten behoeve van wisselende waterevenementen. Verblijfsruimte Uitgangspunt is dat de aanplempingen die gemaakt worden voor berging van vrijkomende grond, groen ingericht zullen worden. Dit voegt een ‘groene’ kwaliteit toe aan de werf ook als dit als zandstrand wordt ingericht.
III.b
Huidige inrichting
Met het verdwijnen van de scheepswerf is het terrein langzamerhand steeds meer openbaar geworden. Echter in beheer is dit nog niet officieel geregeld. Er wordt bijvoorbeeld niet gehandhaafd op foutparkeren en de buitenruimte wordt niet/nauwelijks beheerd. Het terrein wordt gebruikt als vuilstort, voor Problemen met het beheer en ordening van de inrichting Noordwaarts -
NDSM
45
Waardevolle elementen in het gebied NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
46
Materialisering Noordwaarts -
NDSM
47
lang parkeren van auto’s en de gebruikers van het terrein maar ook anderen gebruiken het gebied om hun producten tijdelijk of definitief neer te kunnen zetten.
III.c
Materialisering
Er worden, wat betreft materialisering van de openbare ruimte, grofweg drie gebieden onderscheiden. De werf Oost, werf Zuid en de kades. De huidige werfsituatie blijft uitgangspunt voor het Rijksmonumentale gedeelte van de werf. Het assortiment materialen op de werf Oost zijn overwegend gebakken klinkers, stelconplaten en restanten van spoorrails. Dit blijft zo. De openbare ruimte van de werf- Zuid wordt zo ingericht dat het aansluit op de diversiteit aan bebouwing ( zowel qua kleur als stijl) die gerealiseerd zal gaan worden. Tegelijkertijd is een
Tegel 30*30* 5, deklaag breccia zwart 620, lu 4-3-4 (stratenmilieu)
Granieten keien rondom gezaagd m.u.v. de bovenzijde: rondom ingehakt met 0,5 cm tot een diepte van 2 cm (stratenmilieu)
belangrijke randvoorwaarde dat de beheerkosten redelijk zijn. D.w.z. dat het gekozen materiaal standaardmateriaal is dat op de werf bij het stadsdeel voorhanden is of makkelijk besteld kan worden. En dat het materiaal bij opbrekingen voor bijvoorbeeld kabels en leidingen goed en netjes terug kan worden gelegd. Daarom is (vooralsnog) gekozen om het trottoir te voorzien van een 30 bij 30 betontegel, deklaag Breccia zwart 620 LU 4-3-4 in halfsteens verband. De rijweg zal bestaan uit graniet, 20*14, waarvan de bovenzijde gezaagd en gestraald en de zijkanten gekloofd zijn met een voeg ong. 15 mm. Dit alles in diagonaal halfsteensverband. Dit is reeds op IJburg toegepast, op IJburg is echter een mengsel van geel en grijs graniet toegepast, op het NDSM wordt alleen grijs graniet toegepast. De trottoirband is van beton met de maten 28/30 *24*100 cm, heeft een visbekaansluiting, en is uitgevoerd in Lavaro zwart 701C.
betontegels op de stoepen en kleine granieten tegels op het parkeerveld. Voor de IJ-kantine liggen stelconplaten en op de van Riemsdijkkade staan de te handhaven bomen in klinkerverharding. Uitgangspunt is om de bestaande kades te behouden, m.u.v. de van Riemsdijkkade. Deze krijgt een klinkerverharding om de bebouwing heen, de kadekant en de rijweg wordt uitgevoerd in stelcon. De nieuwe kades worden uitgevoerd met stelconplaten. Dit zijn de gehele kade bij (ook achter) de IJ-kantine en de kade aan de insteekhaven. De bestaande pier is ten behoeve van kabels en leidingen uitgevoerd met uitneembare traanplaten, dit doet recht aan het karakter en kan behouden blijven. De drijvende steigers en de boardwalk zijn van hardhouten delen.
De kades bestaan op dit moment uit diverse materialen. Bij het Kraanspoor liggen grote
Trottoirband 28/30 *24*100, visbek, lavaro zwart 701 (stratenmilieu)
Klinkers en stelconplaten (erfmilileu)
stelcon (kademilieu)
Traanplaten op bestaande betonnen pier en nieuwe betonnen kadeconstructie
Steigerhout (boardwalk kademilieu)
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
48
Groen en bomen Noordwaarts -
NDSM
49
III.d
Bomen
De principekeuze die gemaakt wordt is de bebouwingsdichtheid niet gelijkmatig over het gebied te verdelen, maar te concentreren in stedelijke bouwblokken op de werf Zuid, en langs de van Riemsdijkweg. Daardoor kan het veld rond de hellingen grotendeels open gehouden worden. Het toepassen van bomen in het gebied gaat hierin mee. Bomen worden vooral toegepast in de straten op de werf Zuid. Het veld rond de hellingen blijft open, ook van bomen. De ruimte rond de hellingen in Oost wordt wel groen omzoomd, zie verder bij hellingen. De kades krijgen ook geen bomen. Wel heeft de van Riemsdijkweg op dit moment een aantal iepen staan, die in goede staat zijn; deze worden gehandhaafd. Ze (blijven) staan in een open boomspiegel. Het standaardprofiel is in het stratenmilieu 18 meter en is niet breder dan nodig, met een rij
Boomrooster (anae regge) in Werf Zuid
bomen aan de ene zijde, en parkeren aan de andere. Er is uitdrukkelijk gekozen voor stedelijke profielen met maar één bomenrij. Het zijn geen lanen maar stadsstraten waarbij de bebouwing prevaleert boven het groen. De bomen staan aan de noordkant in de straat (bij de oost-weststraten) en de oostkant (bij de noord-zuidstraten). Zo vangen ze het meeste zon, en werken ze als een natuurlijk zonnescherm voor de bebouwing erachter. De bomen in het stratenmilieu zijn 1e orde platanen. Platanen zijn echte stadsbomen. Deze platanen komen in een gietijzeren boomrooster te staan van 150 bij 150 cm. Tussen de bomen is ruimte voor het plaatsen van lichtmasten, fietsnietjes en afvalbakken en -containers.
blauwe deuren van de Lasloods gericht. Hier staan de bomen aan weerszijden van het profiel in portaalopstelling. Deze weg is ook de noordelijke begrenzing van de actieve ontwikkeling op de werf Zuid. De van Riemsdijkweg heeft een breed profiel met een asymmetrisch gelegen fietspad. De bomen staan aan weerszijden van het fietspad in portaalopstelling. De ruimte naast het Kraanspoor is al ingericht. Hier staan eiken met een open boomspiegel in een losse opstelling. De stoep ten noorden van de HEMA is wat breder.
Uitzondering, wat opstelling van de bomen betreft, is de Ms. Oslofjordweg en de van Riemsdijkweg. De eerste is centraal op de grote monumentale
Wilde kers (Prunus Avium)
Iep ( Ulmus ‘Dodoens’)
Eik ( Quercus robur)
Plataan ( Platanus acerifolia)
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
50
Afval
Noordwaarts -
NDSM
51
III.e
Afvalcontainers
Het ondergronds inzamelsysteem (restcontainers voor huisvuil) is niet gebaseerd op het aantal bewoners in complexen, maar gebaseerd op loopafstand naar de container toe. Op dit moment is dit minimaal 75 meter en maximaal 125 meter vanaf de erfpachtgrens. Het is een geautomatiseerd systeem. Als de container voor 80% gevuld is krijgt het stadsdeel een melding om deze te wisselen. Wat betreft de glas en papier containers is dit wel gebaseerd op het aantal inwoners: 1 container per 500600 inwoners. Voor NDSM wordt uitgegaan van 125m2 b.v.o. per woning en een relatief hoge woningbezetting van 2,3. Het woonprogramma per blok is globaal vertaald naar aantal inwoners op bijgaande kaart.
grootste deel ‘verborgen’ in de grond. Voordelen van het systeem zijn onder andere: • •
De verdichting: 18m3 los afval kan daardoor in een 3m3 container Wisselsysteem: de containers zijn eenvoudig om te ruilen waardoor het legen erg eenvoudig wordt. Bovenlossend.
De voordelen van dit systeem zijn: • Logistieke besparingen • Bij elke wisseling een schone container • Alle afvalstoffen in 1 keer te wisselen • Kwalitatief zeer hoogstaand • Minimale geluidsoverlast • Geen zwerfvuil
Stadsdeel Amsterdam Noord werkt op dit moment met een systeem dat werkt met ondergrondse perscontainers. Hierbij zit het
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
52
Verlichtingsplan Noordwaarts -
NDSM
53
III.f
Verlichting
Wat betreft verlichting wordt voortgeborduurd op eerder toegepaste principes of armaturen/ masten. De principes Het hiernaast getoonde verlichtingsplan voor het gehele werf Oost gaat uit van zo min mogelijk masten om de ruimte zo flexibel mogelijk te laten. Naast deze masten wordt daar waar het nodig is verlichting aan de gevel toegepast. Dit komt ten goede aan het erfconcept en de evenementen. De verlichting kan in verschillende groepen worden aangelegd zodat per groep de verlichting aan- en uitgezet kan worden. Op werf Zuid komen de lichtmasten tussen de bomen te staan. De armaturen zijn van het type Sill Cityliter 150.
Sill Cityliter 150 op conische mast, hoogte 6 of 8 m, enkele uithouder, mat aluminium RAL 9006
Sill Cityliter 150 op conische mast, hoogte 15 m, vier uithouders, mat aluminium RAL 9006
In de 18 meter brede straten worden de lichtmasten van 8 meter hoogte zigzag op 18m t.o.v. elkaar neergezet. In de bredere straten ( Mt Lincolnweg (24m) en Ms. Osjofjordweg (21m)) worden de lichtmasten van 8 meter hoogte zigzag op 24 m afstand van elkaar geplaatst. De ruimte naast het Kraanspoor is al ingericht. Hier staan hoge lichtmasten (10 meter hoog) op ongeveer 24 meter afstand. Ter plaatse van de trap naar het lager gelegen parkeerveld hebben de masten ook een uithouder op 4 of 6 meter hoogte. Aan de andere zijde van de straat is nog verlichting nodig. Hier zijn masten van 6m voldoende (ca 30 meter t.o.v. elkaar). De straat is ten noorden van de HEMA wat breder; hier is een groen plein ingericht. Deze ruimte wordt verlicht met vier masten van 6 meter hoogte. De kades worden verlicht met hogere masten.
(bij de IJ-kantine worden in principe de lage Friso Kramermasten vervangen). Hierbij volgen we het principe van het verhoogde (verblijfsdeel) naast het Kraanspoor. Deze masten worden op minimaal 24 meter van elkaar gezet. Op de van Riemsdijkweg worden de lichtmasten tussen de bestaande bomen geplaatst, hierdoor zijn de (bestaande) boomafstanden bepalend voor de afstanden tussen de lichtmasten onderling. Type armatuur/mast De Sill Cityliter 150 op conische mast, mat aluminium RAL 9006, staat nu al bij het Kraanspoor. Ook wordt de Sill toegepast in Buiksloterham en in de Bongerd. Je zou kunnen zeggen dat het een standaard voor stadsdeel noord aan het worden is. Het armatuur heeft een elegante vorm zonder uitstekende schroeven o.i.d. De aansluiting op de conische standaardmast zou op termijn wel beter gemaakt kunnen worden. Het verbindingsstuk van het armatuur valt a.h.v. ‘als een dopje’ over de mast heen; het mooist is het als het armatuur ín de mast zou vallen en naadloos aan zou sluiten d.m.v. een interne verbinding. Belangrijk is dat de kleur van de mast dezelfde tint heeft als de lucht. Zo gaat de mast het best op in zijn omgeving, en is het geen storend element in de ruimte. De mat aluminium kleur voldoet hier uitstekend aan.
Sill Cityliter 150 gevelspot hoogte 9,4 m
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
54
III.g
Objecten
Hieronder verstaan we de banken, afvalbakken en fietsnietjes. Afvalbakken Voor geheel NDSM willen wij de in principe Constructo 70, staanders ongecoat, voor en achterpaneel aluminium tranenplaat ongecoat, toepassen. Van dezelfde lijn bestaat ook de Constructo 120 liter, een vierkante bak, ietwat afgerond, de bak loopt door tot op de grond. Deze worden toegepast bij drukke plekken, zoals de pont. De 70 liter bakken wordt, indien er andere objecten zijn, zoals fietsnietjes, op één lijn geplaatst tussen de bomen. De 70 liter bak leent zich er ook goed voor om opgehangen te worden, bijvoorkeur aan een gevel.
Dit gebeurt door middel van een speciale bevestigingsmethode/bevestigingsbeugels. Uiteraard wordt de bak dan maar van één zijde benaderd. De ruimte aan de achterzijde wordt dan tot aan de beugel dichtgemaakt. Fietsnietjes Fietsnietjes worden in de straten tussen de bomen geplaatst. Deze zijn van het type als bij de IJ-kantine, type Beta van Samson, van thermisch verzinkt staal. De fietsnietjes zijn alleen bestemd voor bezoekers; voor bewoners worden inpandig fietsenbergingen gemaakt.
picknicktafels weggaan of verplaatst worden naar het nieuwe strandje aan het IJ. De canapébank wordt in het hele gebied toegepast (enkel dan wel dubbelzijdig afh. van de locatie). De locaties voor banken en fietsnietjes en afvalbakken worden bepaald in het definitief maaiveldontwerp.
Banken De banken zoals die bij het Kraanspoor zijn gezet, zijn van het type canapé. Bij MTV staan picknicktafels. Uitgangspunt is dat de
Canapébank, type retro, enkel of dubbel
Noordwaarts -
NDSM
Fietsnietjes, type als bij Kraanspoor
Afvalbak, wandbevestiging
55
III.h
Afwatering
De afwatering in de straten wordt met een straatkolk geregeld. Een gietijzeren kolk, 20*45. Deze wordt in de goot tussen trottoirband en rijgedeelte opgenomen. De granietkei wordt in dwarsrichting gelegd (20*14) en heeft zo exact dezelfde maat. Door deze straatkolk toe te passen kan de trottoirband elke gewenste hoogte krijgen en kan deze zelfs op gelijke hoogte met de rijweg liggen, indien gewenst. Op de van Riemsdijkweg worden twee bestratingsmaterialen toegepast. Klinkers (strook langs de gevel) en stelconplaten. De scheiding wordt verzorgd door een verholen goot in stelcon. Op de Werf Oost wordt het huidige principe doorgezet. Een molgoot met een kolk van 30 bij 40 cm.
Straatkolk 1 per … m1 band, gietijzer deksel formaat 20*45 , kleur zwart (stratenmilieu)
Molgoot met een kolk van 30 bij 40 cm. (erfmilieu)
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
56
Maaiveldhoogten
Noordwaarts -
NDSM
57
III.i
Maaiveldhoogten
De peilmaten zijn op 25 september 2006 vastgelegd in een brief aan de VOF XXL. Dit heeft alles te maken met de bestaande hoogte van het gebied en de vervuilde grond. Echter de HEMA is inmiddels te hoog aangelegd: 3.27m + NAP. (i.p.v. 2.90 m + NAP). De uitgangspunten van de bestaande situatie veranderen niet. Dus de saneringsuitgangspunten blijven staan en de afwerkhoogte van het grondwerk ook. Ten aanzien van het toekomstig niveau van de verharding is er wel een verschil ontstaan door de hoge peilmaat van Blok #1 (HEMA/ VNU). Aanstraatniveau Blok #1:+3,27 m NAP. Niveau as rijweg: ca +2,81 m NAP. Het aanstraatniveau van de overige percelen wordt + 3,10 m NAP. Het blok ten noorden van blok #1 kan naar + 3,00 m NAP (bovenkant verharding). Op bijgaande tekening zijn de peilhoogten aangegeven.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
58
Kade -wensbeeld
Noordwaarts -
NDSM
59
III.j
Kades en oevers
Wat betreft de kades en oevers borduren we voort op wat er nu reeds aanwezig is of wat in het recente verleden reeds gemaakt is. Door Tauw bv is een inventarisatie van de kadeen oeverconstructies gemaakt. Daarin is onderscheid gemaakt in type kade en in welke staat hij verkeert. De inventarisatiekaart, die we op basis van de vier gedetailleerde kaarten van Tauw hebben gemaakt, staat op de volgende pagina links. Hiernaast is het wensbeeld voor de kades in kaart gebracht. Op Werf Oost zijn er voor een grootste deel zachte oevers aanwezig: een dijk of glooiing met struik/ riet begroeiing (aan het Zijkanaal I) en keien/puin bestorting (op de kop van de van Riemsdijkweg). In de directe omgeving van de hellingbanen zijn er harde kades aanwezig ( betonnen kademuren en stalen damwanden). Op Werf Zuid is het deel bij het Kraanspoor voorzien van een harde kade (kades met deksteen en voormetseling). De intentie is de kades aan de IJ-zijde en het insteekkanaal te verbreden. Daartoe zijn stalen damwanden geplaatst in het water. Voor de IJ-kantine ligt een keien/puin bestorting ( zachte oever) waarbij de overgang van bestrating en kades wordt gemarkeerd met twee brede treden. Werf Zuid Op de Werf Zuid gaan we in de toekomst uit van harde kades. Deze kunnen wel verschillen. Bij het Kraanspoor ligt nu een fraai ingerichte kade (rood metselwerk en betonnen deksloof). Dit prin-
cipe wordt doorgezet langs de zuidkade, waar de nieuwe bebouwing op de recent geplaatste damwand komt te staan. Het insteekkanaal is een overgangsgebied. De westzijde krijgt een voormetseling, daar waar de nieuwe bebouwing op de recent geplaatste damwand komt te staan. Aan de oostzijde blijft de damwand in het zicht. Deze wordt afgewerkt met een deksteen. Een houten aanvaarbescherming wordt ervoor bevestigd. Verdere studie moet nog uitwijzen of de damwand geheel uit het zicht wordt onttrokken of dat deze duidelijk aanwezig blijft. De zachte kade ( twee treden plus een keien/puin bestorting) ter plaatse van de IJ-kantine wordt gehandhaafd. Werf Oost De harde kade (stalen damwand) aan de van Riemsdijkweg de moet nader onderzocht worden. Uit een eerste onderzoek blijkt dat de levensverwachting hiervan gering is. Het staal is gecorrodeerd. Uitgangspunt blijft hier een stalen damwand. Voorzien van een hardstenen deksteen. En een houten aanvaarbescherming ( zie insteekkanaal). De overige kades/oevers aan de Werf Oost worden/blijven zacht. Dit betekent dat de bestrating doorloopt tot de oever, de oever wordt ingeleid met twee brede treden en krijgt vervolgens een keien/puin bestorting. Op de bijgaande kaarten (volgende bladzijden) is de inventarisatie van kades weergegeven en de aanpak in beeld gebracht. Er zijn vier categorieën te onderscheiden: passief: er wordt niets gedaan
bestaande kade handhaven nader technisch onderzoek actief aanpakken Onder actief aanpakken worden de volgende kades/oevers verstaan: te slappe damwanden, oplossing: 1. constructief aanpakken of 2. goed afwerken nieuw land, dus nieuwe oever rommeliger over dus strakker maken ( t.p.v. nieuwe brug richting Buiksloterham)
Deksteen en voormetseling
Damwand met deksteen en houten frame
Kadedetail bij stortstenen oever
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
60
Kades invenstarisatie
Noordwaarts -
NDSM
61
Kades aanpak
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
62
III.k
Hellingen
Op dit moment wordt de grote scheepshelling (helling 2&3) en de kleine hellingbaan (helling 4) omgeven door groene voorruimtes, je zou het geveltuinen kunnen noemen. Deze worden door de gebruikers van de ruimtes onder de hellingen erg gewaardeerd. Echter de ruimtes zijn erg rommelig. Het groen dat er staat (enkele vlieren) zijn niet waardevol, de ruimtes hebben
geen duidelijke begrenzing. Uitgangspunt is deze voorruimtes op te schonen en duidelijker af te bakenen. Ondernemers/ kunstenaars krijgen in deze stroken de mogelijkheid hun producten te presenteren. Helling 5 is gesitueerd op de Werf Zuid komt midden tussen de toekomstige bebouwing te liggen. Het water uit het IJ stroomt als het ware tegen de helling op. Deze helling is een incident in het kademilieu. Er wordt geen ‘kunstmatige’ verbinding/ brug over de helling gemaakt. Zowel langs de rand van de helling (4 meter breed) als ín de helling (op een 3 meter brede steiger) wordt een voetgangersroute gefaciliteerd. Het riet op de bestaande waterlijn wordt weggehaald. Aan het eind van de helling komt een eenvoudige steigerverbinding.
Aanzicht hellingbaan 5
Detail hellingbaan 5
Helling 2&3 met locatie bestaande appelbomen
Noordwaarts -
NDSM
3d- impressie inrichtingsvoorstel hellingbaan
63
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
64
Speelruimte
Noordwaarts -
NDSM
65
III.l
Groen en speelruimte
Verblijfsruimte In principe is alle openbare ruimte, behoudens het verkeersareaal, verblijfsruimte. Toch is de ervaring dat een minimale normering van buitenruimte wenselijk is voor een optimale gebiedskwaliteit. In bijgevoegde tabel is aangegeven waar op basis van Amsterdamse ervaringscijfers rekening mee gehouden zou moeten worden. Daarin is een zekere mate van dubbelgebruik mogelijk, van park en speelplekken, of van plein en schoolplein. In bijgevoegde kaart is getest dat die normering ook inderdaad inpasbaar is. Natuurlijk is de precieze locatie en uitwerkingsvorm in het openbare ruimte ontwerp nader uit te werken. Een statement dat daarbij wel duidelijk gemaakt wordt, is dat daar waar aanplempingen gemaakt worden voor berging van vrijkomende grond, deze groen ingericht worden. Dit voegt een groene kwaliteit aan toe aan de werf, zeker door stortstenen natuurvriendelijke oevers te maken. Bovendien betekent dit dat de gronddepots niet belast hoeven te worden, wat tot een aanzienlijk eenvoudiger uitvoeringswijze leidt.
Groen en spelen NDSM-terrein Totaal groen 0-6 jr 6 plekken van 150 m² 7-11 jr 2 plekken van 1.000 m² 12-17 jr 1 plek van 2.000 m2 Totaal spelen
ca. 20.000 m² incl. spelen 900 m² 2.000 m² 2.000 m² 4.900 m² spelen
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
66
Verkeer en verkeersregime
Noordwaarts -
NDSM
67
III.m Verkeer De NDSM-werf wordt vanaf de Klaprozenweg op twee punten voor de auto ontsloten. Uit de berekeningen gebleken dat een knip voor autoverkeer in de Tt Vasumweg de enige manier om verkeer goed te verdelen over de twee uitgangen van het gebied (aansluiting Mt. Lincolnweg tegenover de Stenendokweg en de aansluiting Ms. van Riemsdijkweg). Bij de uitwerking is deze knip gerealiseerd door de Tt. Vasumweg en de Ms. Tarnweg niet aan te sluiten op de Ms van Riemsdijkweg. Een belangrijk voordeel van de knip op deze plek in het gebied is dat er een 2-richtingsfietspad mogelijk is tussen de Klaprozenweg en de pontaanlanding die slechts één weg (Ms. Oslofjordweg, 30 km/uur) kruist. De Ms. Oslofjordweg blijft als autoverbinding beschikbaar tussen de twee helften van het plangebied, waardoor het netwerk niet te kwetsbaar wordt (met name belangrijk bij calamiteiten en voor nood-&hulpdiensten). Ms. van Riemsdijkweg Het wegvak tussen Klaprozenweg en de in-/uitgang van de parkeergarage (1600 parkeerplaatsen) blijft een 50 km/uur gebiedsontsluitingsweg. Bijna de gehele lengte tussen de uitgang van de parkeergarage en de Klaprozenweg is nodig als opstelcapaciteit in het drukste uur (ca. 120 meter). Het kruispunt met de Klaprozenweg is hier niet verder uitgewerkt, dit is onderdeel van het project ‘capaciteitsuitbreiding Klaprozenweg’. Het zuidelijke deel van de Ms. van Riemsdijkweg wordt ingericht als een standaard erftoegangsweg.
Mt. Lincolnweg / aansluiting Klaprozenweg (tegenover Stenendokweg) De aansluiting Mt. Lincolnweg op het kruispunt Klaprozenweg tegenover de Stenendokweg heet officieel ook de Klaprozenweg. Dit wegvak is nu ingericht met 2x2 rijstroken met een twee richtingsfietspad aan de westzijde. Voor het vervolg van de Mt. Lincolnweg (tussen TT. Vasumweg en Ms. Oslofjordweg) zijn meerdere inrichtingsmogelijkheden. De reden dat deze straat een andere inrichting moet krijgen dan de andere 30 km/uur straten is de relatief hoge geprognosticeerde verkeersintensiteit voor dit wegvak (tussen parkeergarage en Klaprozenweg). Dit is een aanleiding zijn om op dit wegvak fietsstroken aan te leggen. De in-/ uitgang van de parkeergarage-west komt aan de Mt. Lincolnweg. Uitgangspunt bij het kiezen voor een inrichting is om de toegang tot het actieve deel van het NDSM-werf te accentueren. Dit kan door een andere profielindeling toe te passen ten noorden van de Ms Oslofjordweg. Overige straten De overige straten worden ingericht als standaard erftoegangswegen, 30 km/uur. Alleen het zuidoostelijke deel van het plangebied (incl. omgeving loodsen en MTV) wordt een erf. De 50 km/u wegen worden uitgevoerd in asfalt, de 30 km/u wegen (in het statenmilieu) worden uitgevoerd in graniet. De 30 km/u straten in het niet-actieve deel worden na transformatie op bouwveldniveau uitgevoerd conform het aansluitende deelgebied Werf Zuid. NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
68
Kabels en leidingen
Noordwaarts -
NDSM
69
III.n
Kabels en leidingen
De NDSM-werf wordt voorzien van een warmtenet. Er komt in principe geen gas. Uitzondering daarop is het nu reeds gebouwde HEMA/VNU gebouw op de Werf Zuid. Naast een reservering voor een primair warmtenet is ook een reservering voor een secundair net opgenomen. Uitgangspunt is de bomen te voorzien van een wortelscherm zodat in de stoepen de kabels en leidingen tot 1 meter van de boomstam kunnen liggen. Er komen geen gebouwde nutsvoorzieningen zoals trafo’s in de openbare ruimte. Deze worden in de bebouwing opgenomen. Nutskasten worden in nissen binnen de rooilijn opgenomen. Het al bestaande rioolgemaal aan de Ms Oslofjordweg op de kop van het insteekkanaal wordt gehandhaafd. De bestaande persleiding op Werf Zuid wordt ingepast.
In de Ms Oslofjordweg liggen K&L stroken op een afstand van 1 m. tot de bomen. De strook voor K&L is 3 meter en daarmee aan de krappe kant. In profiel G (zuidkade Werf Zuid) is uitgangspunt dat er geen ontsluitingen voor kabels en leidingen komen. Ontsluiting vindt plaats aan de noordzijde van het bouwveld/de kavel. Op Werf Oost is door het toepassen van klein materiaal en het ontbreken van bomen i.p. genoeg ruimte voor kabels en leidingen. Echter i.v.m. de te saneren grond zijn afspraken gemaakt hoe breed de zones voor kabels en leidingen maximaal mogen worden (zie plattegrond en profielen).
In de profielen ligt het primaire net van NuonWarmte en de riolering in de rijweg. De distributie van warmte en de overige kabels en leidingen (distributiestroken) ligt in het trottoir. Aandachtspunten voor de Uitvoeringsfase uit het Planvormingsoverleg Kabels en Leidingen zijn: In het profiel bij helling 5 wil riolering ook liggen. De situatie met de hellingbaan moet nader worden uitgewerkt. De nu aangehouden 4 meter is te krap voor een transportriool.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
70
17. Profielen
Overzicht doorsnedes
Noordwaarts -
NDSM
71
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
72
Noordwaarts -
NDSM
73
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
74
Noordwaarts -
NDSM
75
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
76
Noordwaarts -
NDSM
77
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
78
Noordwaarts -
NDSM
79
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
80
Noordwaarts -
NDSM
81
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
82
III.p
Voorlopige inrichting NDSM
Met name voor de Werf oost worden er in de aanloop naar de definitieve situatie al een aantal zaken tijdelijk geregeld. De intentie is dat er ook verblijfskwaliteit op Werf Oost is, zonder dat er evenementen zijn. Eenmalig opruimen en daarna handhaven is het beoogde middel.
Opschonen beplanting Tussen de rails groeit op sommige plaatsen groen en soms bomen. Een deel is opschot en vlier, een deel is aangeplant. De kwaliteit laat te wensen over. Dit groen en het groen in de stroken aan weerszijden van de hellingen moeten worden opgeschoond.
Tijdelijke inrichtingen rondom bouwplannen dienen zoveel mogelijk voor te sorteren op het materiaal uit de basisvisie.
Instellen regime
Opruimen losse onaantrekkelijke objecten Algemeen Dit zijn objecten ten gevolge van verwaarlozing: Dit zijn afval, bouwpuin, kapotte auto’s, achtergebleven containers en bakken. Maar ook parkeren van auto’s, het langparkeren van allerlei voertuigen of objecten. Ruimte voor helling 4 Nu Dazzleville weg is, staat de groene reclamecontainer van Opgewekt NU er verloren bij en sluit de ruimte onnodig af. Verder staat er een speeltoestel, een aantal recente boompjes begrensd door blokken en een rode kaartverkoop container. Door de positie van de boompjes wordt de ruimte gebruikt als parkeerstraat. Oplossing: De slecht groeiende essen verwijderen en de container verwijderen óf op een andere plaats neerzetten. De condities zó scheppen dat deze plek een fraai plein zou kunnen worden. Noordwaarts -
NDSM
Parkeren Er wordt een parkeerregime ingesteld: er mag geen enkele auto meer op Werf Oost parkeren. Het toekomstige kavel ten noorden van de IJkantine wordt daarvoor ingericht. De blauwe zone wordt ingevoerd. De park en ride functie bij de IJ-kantine vervalt hiermee. Werk/bouwplaats Er wordt een ruimte vrijgemaakt voor werkplaats, tevens bouwplaats, voor kunstenaars en kinderen. Het kavel ten oosten van de Kunststad naast de toekomstige brug wordt hiervoor vrijgemaakt.
IV. Parkeerkerncijfers
gebaseerd op CROW 2004
De Amsterdamse parkeerkencijfers zijn gebaseerd op de CROWcijfers: de minimumcijfers zijn met 75% vermenigvuldigd. Hiermee houdt Amsterdam de flexibiliteit: met de lagere minimale normen geeft Amsterdam aan actief te willen sturen op mobiliteit, maar eventuele afwijkingen naar boven worden niet onmogelijk gemaakt.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
84
V. Begrippenlijst creatieve bedrijven en retail Creatieve bedrijven/kantoren Sectoren: kunsten, media & entertainment, creatieve zakelijke dienstverlening Activiteiten: creatie, productie, uitgave en exploitatie Voor kleinschalige creatieve kantoorachtige bedrijven geldt een maximum omvang van 1.000 m2 per vestiging en vervalt de verplichting van minimaal 30% bedrijfsvloeroppervlak. Kunsten Beoefening en productie van podiumkunsten Beoefening van scheppende kunst Theaters, schouwburgen en concertgebouwen Dienstverlening voor kunst-beoefening Kunstgalerieën, expositieruimten Musea Media- en entertainment Uitgeverijen van boeken, dagbladen, tijdschriften, geluidsopnamen en overige Fotografie Productie van (video)films Ondersteuning van (video)film-productie Omroeporganisaties Productie radio- en TV-programma’s Ondersteunende activiteiten voor radio en TV Vertoning van films Overig amusement Pers-, nieuwsbureaus, journalisten
Noordwaarts -
NDSM
Creatieve zakelijke dienstverlening Architectuur en technisch ontwerp Technisch ontwerp/advies stedenbouw etc. Reclame- en adviesbureaus Overige reclamediensten Interieur-, modeontwerpers e.d. Thematische retail Winkels met een specifiek thema, in dit geval een nautisch of een creatief thema. In het Investeringsbesluit wordt aanbevolen in de uitvoeringsfase een commissie in te stellen die richtlijnen maakt en elk nieuw initiatief beoordeelt. Nu is alleen een indicatie te geven over het soort winkels dat in die categorieën passen. Meer specifiek voor nautiek (niet uitputtend) kan het gaan om winkels die zich richten op water/nautische bedrijvigheid/hobbyisme als scheepsbenodigdheden/ vissersbenodigdheden / watersport/nautische kleding. Creatief is bijvoorbeeld de combinatie van atelier en winkel, produceren/kleinschalige bedrijvigheid en verkopen in één. Bij creatieve winkels kan het gaan om winkels die zich richten op kunst/cultuur/hobby. Te denken valt ook aan een combinatie van winkels/werkateliers die zich op een nichemarkt richten of/en op mode: hoeden- of pruikenmaker, schoenontwerpers, mode- of sieradenontwerpers.
Dagelijkse retail Volgens de definitie van O+S gaat het om winkels die de dagelijkse goederen verkopen: voedingsmiddelen, (alcohol)drank en tabaksproducten.
VI. Regels voor toepassen van dove gevels
Bouwbrief Regels en afspraken Amsterdamse woningbouw Regels voor het toepassen van dove gevels, vliesgevels, serres en loggia’s
Nummer 2009-92 januari 2009
Informatie Op 17 november 2007 is de nota Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder, Amsterdams beleid door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Het beleid houdt vast aan het beginsel dat woningen waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in principe een stille zijde moeten hebben. Het kan echter voorkomen dat men wil bouwen op een plek waar de geluidbelasting hoger is dan de maximale onthefngswaarde. Door het toepassen van een ‘dove gevel’ of een geluidwerend scherm wordt woningbouw mogelijk op plekken waar het binnen het systeem van de Wgh niet zou zijn toegestaan. Deze Bouwbrief bevat de interpretatie die de gemeente Amsterdam geeft aan de ‘dove gevel’ en aan het geluidwerende scherm. Verder worden de randvoorwaarden omschreven voor het toepassen van serres en loggia’s als deze worden toegepast om aan woningen een geluidluwe gevel te geven.
Menno Hillebregt Dienst Milieu en Bouwtoezicht afdeling Team Specialistisch Milieuadvies telefoon 020 551 3451
[email protected]
In Amsterdam wordt gebouwd op plekken met een verhoogde geluidbelasting door wegverkeer, spoorwegen of industrieterreinen. Op deze plaatsen is de bouw van woningen mogelijk, maar zijn procedures en normen van toepassing, die zijn opgenomen in de Wet geluidhinder en in de Woningwet. De Wet geluidhinder (Wgh) kent een stelsel van normen voor geluidhinder. Ter bescherming van woningen zijn in dit stelsel voor verschillende geluidsbronnen grenswaarden opgenomen: een ondergrens (de voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de maximaal toelaatbare geluidbelasting). In het gebied tussen de ondergrens en de bovengrens kan voor woningen en projectbesluiten een hogere waarde dan de voorkeursgrenswaarde worden vastgesteld. In de op 17 november 2007 vastgestelde nota Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder wordt vastgehouden aan het beginsel dat woningen waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in principe een stille zijde moeten hebben (zie www.geluid.amsterdam.nl). Het kan echter voorkomen dat de wens is om te bouwen op een plek waar de geluidbelasting hoger is dan de maximale onthefngswaarde. Binnen het systeem van de Wgh zou op deze plekken geen woningbouw toegestaan zijn. Er zijn echter twee mogelijkheden om op dergelijke locaties woningen te bouwen: • door het toepassen van een ‘dove gevel’: een gevel met bij uitzondering te openen delen; • door het toepassen van een geluidwerend scherm. In de bijlage bij de nota van de nota van 17 november 2007 zijn beleidsregels voor het toepassen van dove gevels en geluidwerende schermen opgenomen.
Colofon De Bouwbrief is een uitgave van: Dienst Milieu en Bouwtoezicht Dienst Ruimtelijke Ordening Dienst Wonen Projectmanagementbureau Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam
In nieuwe bestemmingsplannen en in de ruimtelijke onderbouwing van onthefngen van bestaande bestemmingsplannen wordt uitvoering gegeven aan het hogere waardebesluit en worden de te stellen voorwaarden vastgelegd. Indien ‘dove gevels’ en/of schermen worden toegepast moeten deze eveneens, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden, worden vastgelegd. De in deze Bouwbrief gegeven Amsterdamse interpretatie van de ‘dove gevel’ en het geluidwerende scherm zijn deels een samenvatting en deels een aanvulling op de nota van 17 november 2007. Verder worden de randvoorwaarden omschreven voor het toepassen van serres en loggia’s als deze worden toegepast om aan woningen een geluidluwe gevel te geven. Dove gevel In de nieuwe Wet geluidhinder (Wgh) zijn bepaalde scheidingsconstructies van de maximale geluidsbelasting uitgezonderd. Een scheidingsconstructie zonder te openen delen die aan bepaalde eisen voldoet (een zogenoemde ‘dove gevel’) wordt niet als gevel aangemerkt, dus de normen zijn daarop niet van toepassing. In de wet zijn de volgende denities van een ‘dove gevel’ opgenomen: • Gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak (Art. 1); • In afwijking hiervan wordt onder een gevel niet verstaan een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte (Art1b. 5e lid); • Geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2 (Art. 1).
www.bouwbrief.amsterdam.nl
De beleidsregels geven uitleg aan het uitgangspunt 'alleen bij uitzondering te openen delen' (artikel 1B). Daaronder wordt verstaan: • ramen en deuren in de buitengevels van niet-geluidsgevoelige ruimten (ruimten die niet binnen de werking van bovenstaand deel van art 1 vallen), bijvoorbeeld een raam in een hal dat gebruikt wordt voor het incidenteel luchten van beddengoed , een nooddeur in een hal of een ventilatieopening in een keuken kleiner dan 11 m2; • ramen of deuren uitmondend op een serre of loggia, waarbij de binnengevel als schil van de woning fungeert volgens het Bouwbesluit. Zie hiervoor de nadere bepalingen over loggia’s en serres hieronder.
Disclaimer
Gemeente Amsterdam
Redactieadres Simone van Harten Ontwikkelingsbedrijf telefoon 020 552 6326
[email protected] Voor abonnementen: stuur een e-mail met uw gegevens naar
[email protected]
Bouwbriefarchief
Bouwbrief 2009-92
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
86
Gevel met een geluidwerend scherm Een gevel met een daarvoor of daaraan gemonteerd geluidwerend scherm is geen ‘dove gevel’ als bedoeld in de Wgh. Een geluidwerend scherm is wel een andere manier om woningen te bouwen op locaties waar de maximale grenswaarde overschreden wordt. In tegenstelling tot dove gevels is de Wgh bij geluidwerende schermen wel van toepassing. Als het scherm zodanig geluid weert dat het geluidsniveau op de achterliggende, eigenlijke gevel minder dan 48 dB is, is geen hogere waarde nodig. Als de geluidsbelasting op de gevel tussen de 48 dB en de maximale grenswaarde bedraagt, is een hogere waarde noodzakelijk. Krachtens de Wgh moet deze laatste situatie zoveel mogelijk vermeden worden: er moet naar 48 dB achter het vlies gestreefd worden (toepassing art. 110 5e lid). Gevallen waarbij het geluidniveau op een gevel met een geluidwerend scherm zelfs boven de maximale grenswaarde zou komen, moeten geheel vermeden worden. De achterliggende gevel zou in dat geval namelijk alsnog als dove gevel uitgevoerd moeten worden. In Bouwbrief 2005-15 zijn regels opgenomen voor het toepassen van gevels met geluidwerende schermen. Tussen het scherm en de gevel moeten buitenluchtcondities heersen. Ook bevat de Bouwbrief rekenregels voor de grootte van ventilatieopeningen. De minimale afstand tussen het geluidwerende scherm en de gevel moet minimaal 0,5 meter zijn. De ruimte tussen het geluidwerende scherm en de gevel kan gebruikt worden voor de ontsluiting van de woningen. Toegangsdeuren in het geluidwerende scherm zijn mogelijk. Tot slot is het veelal mogelijk de geluidsbelasting op de gevel ook op andere manieren te reduceren. Te denken valt aan afschermende constructies, bijvoorbeeld haaks op de gevel gemonteerde schermen, uitstekende trapportalen etcetera. Ook dit zijn in feite toepassingen van een geluidwerende constructies voor een gevel. Combinatie dove gevel en geluidwerend scherm De denitie in de Wgh laat impliciet toe om een dove gevel te onderbreken met geluidwerende schermdelen. Het is echter niet de bedoeling van wetgever om dit onbeperkt te doen. De gemeente Amsterdam wil het aantal mogelijkheden voor onderbreking daarom beperken tot balkons, loggia’s en serres. Een uitzondering op deze regel is als geluidwerende schermen of dove gevels per hele verdieping toegepast worden en er per verdieping een andere geveloplossing wordt toegepast. Bijvoorbeeld als hoge, zwaar belaste woonétages worden gebouwd met een dove gevel en lager gelegen, minder zwaar belaste verdiepingen worden gebouwd met geluidwerende schermen er voor. Verder is een andere geveloplossing mogelijk bij hoeken in de gevel. Voor alle duidelijkheid: het toepassen van hier en daar schermen voor uitsluitend ramen of deuren in een verder als doof uitgevoerde gevel, wordt niet toelaatbaar geacht.
Eisen aan balkons, loggia’s en serres Loggia’s zijn uitsparingen binnen de gevelllijn, waarbinnen een buitenruimte wordt gecreëerd en die met geluidwerende constructies wordt afgeschermd. Serres zijn afgeschermde balkons aan de gevel. Deze afgeschermde buitenruimtes kunnen worden toegepast om daarmee bij een, verder alom geluidbelaste woning, toch een geluidluwe zijde te creëren. Deze geluidluwe zijde is dan dat deel van de woning dat aan deze buitenruimte grenst. Deze afgeschermde buitenruimte kan worden gecombineerd met een dove gevel of een geluidwerend vlies. Aan deze buitenruimten worden de volgende eisen gesteld: • de geluidsbelasting in de buitenruimte moet zo laag mogelijk zijn: dit betekent dat de geluidsbelasting op de (achterliggende) geveldelen niet hoger mag zijn dan 48 dB, zeker als de buitenruimte bedoeld is als geluidsluwe zijde; als de geluidsbelasting hoger is, moet een onthefng van een hogere waarde worden aangevraagd; • in de buitenruimte heerst buitenluchtkwaliteit zoals omschreven in Bouwbrief 2005-15, waardoor spuien of ventileren van de geluidsgevoelige ruimte hierop mogelijk is; • de buitenruimte ligt geheel buiten de thermische schil van de woning (de zogenaamde koude serre of loggia); • de buitenruimte is minimaal 3 m2 groot en minimaal 1,30 m diep. Bij kleine woningen kan van deze minimale groottes gemotiveerd worden afgeweken; • de achterliggende vertrekken voldoen aan de normen van daglichttoetreding volgens het Bouwbesluit. Als de buitenruimte met wegschuifbare panelen is gebouwd mag bij het berekenen van de akoestische kwaliteit worden uitgegaan van gesloten panelen. Voor het berekenen van de ventilatie moet er van uit worden gegaan dat de openingen gesloten zijn (conform Bouwbrief 2005-15). Knelpunten bij toepassingen / algemene randvoorwaarden Voor zowel gevels met enkele geluidschermen als gevels uitgevoerd als dove gevels blijft de randvoorwaarde gelden dat de totale gevel zoveel geluidisolatie geeft dat in het verblijfsgebied (slaapkamers, woonkamer) van de woning maximaal 33 dB heerst. Het Bouwbesluit geeft een onthefngsmogelijkheid van maximaal 10 dB op deze eis. Voor nieuwbouwwoningen wordt deze vrijstelling niet toegepast. Voor omzetting van bestaande panden naar wonen of onderwijs, wordt de onthefng uitsluitend toegepast als het technisch niet mogelijk is de 33 dB te halen. In deze gevallen is het gewenst beperkt gebruik te maken van deze onthefng en een zo groot mogelijke isolatie na te streven. Verder geldt krachtens het Bouwbesluit dat vertrekken van woningen gespuid en geventileerd moeten worden. Verder is binnen bovengenoemd hogerewaarden-beleid vastgelegd dat elke geluidbelaste woningen een geluidluwe gevel, of geveldeel, moet hebben. Gemeente Amsterdam
Gemeente Amsterdam
Bouwbrief 2009-92
Het is de bedoeling dat spuien en ventileren van (slaap-)kamers op dit geveldeel geschiedt. Ook gelden er krachtens het Bouwbesluit eisen voor dagtoetreding. Vooral het combineren van de eisen ten aanzien van het spuien van vertrekken en die van het toepassen van een dove gevel geven in de praktijk vaak knelpunten. Het mechanisch spuien van vertrekken past formeel niet binnen het Bouwbesluit. Hierdoor is het toepassen van diepere woningen met aan één zijde een dove gevel problematisch. Andere fricties ontstaan tussen de regelgeving voor daglichttoetreding en de toepassing van vliesconstructies en het realiseren van loggia’s. In principe kunnen toegangsdeuren niet als 'bij uitzondering te openen' delen worden gezien en mogen er geen toegangsdeuren in een dove gevel toegepast worden. Er zijn echter woningontsluitingen denkbaar die ook binnen bovenstaande bepalingen mogelijk zijn. Voorbeelden zijn een toegang door een geluidwerend vlies of via een buitenruimte. Per geval moet evenwel gekeken worden of een oplossing denkbaar is, die past binnen het wettelijke kader en in de bovenstaande interpretatie hiervan. Ook voor het toepassen van ventilatiekanalen en suskasten in een dove gevel moet per geval worden bekeken of dergelijke voorzieningen alsnog toepasbaar zijn. Tot slot treden bij het toepassen van vliesgevels en dove gevels vaak problemen op met warmteontwikkeling door de instraling van zonlicht. Bij de voorbereidingsfase moet dan ook uitdrukkelijk naar de combinatie van deze eisen gekeken worden. In bestemmingsplannen moet in de planvoorschriften in ieder geval de wettelijke denitie van ‘dove gevel’ opgenomen worden als deze worden toegepast. Ook een geluidwerend scherm moet expliciet worden omschreven. Het toepassen van dove gevels en geluidschermen aan gebouwen en het voldoen aan alle bouwvoorschriften kan leiden tot ingewikkelde ontwerpopgaven. Al in de stedenbouwkundige ontwerpfase moet worden nagedacht over de bouwkundige oplossingen. Per geval moet worden getoetst of de ontworpen oplossingen passen binnen de voorschriften van de Wgh, het Bouwbesluit (bijvoorbeeld over ventilatie en daglicht, energiezuinigheid, EPC) en de inhoud van het bestemmingsplan of projectbesluit.
De nota Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder, Amsterdams beleid is te downloaden op www.geluid.amsterdam.nl Nadere informatie is te verkrijgen bij Menno Hillebregt, Dienst Milieu en Bouwtoezicht, afdeling Team Specialistisch Milieuadvies, telefoon 020 551 3451, e-mail
[email protected]
Bouwbrief 2009-92
Gemeente Amsterdam
Noordwaarts -
NDSM
Bouwbrief 2009-92
VII. Normstelling windhinderonderzoek Omdat dit Investeringsbesluit geen gedetailleerd eindplan is maar een stedenbouwkundig raamwerk met minimum voorwaarden/ spelregels is het niet mogelijk in dit stadium een concreet windhinderonderzoek uit te voeren. De plaats van de bebouwing hoger dan 30m is immers niet gedetailleerd aangegeven maar globaal op bouwveldniveau bepaald. Daarom is ervoor gekozen om in de richtlijnen op te nemen dat voor gebouwen met een hoogte vanaf 30 m onderzoek met windtunnelsimulatie verplicht is. Bij dit onderzoek gaat het niet alleen om de windhindereffecten in de directe omgeving van het betreffende project maar ook om de effecten op grotere afstand op het niveau van het stedenbouwkundig plan. Hieronder zijn de windhindercriteria weergegeven. 1. Beslismodel NEN 8100 De beoordeling van het windklimaat met betrekking tot windhinder en windgevaar, is in Nederland vastgelegd in de norm NEN 8100. 2. Windhinder naar activiteitenklassen volgens NEN 8100 De gevoeligheid van de mens voor windhinder is sterk afhankelijk van de activiteit waarmee men bezig is. Bij een laag activiteitenniveau (bijvoorbeeld wachten bij een bushalte, op een terrasje zitten o.i.d.) zullen lagere windsnelheden als hinderlijk ervaren kunnen worden dan bij een hoger activiteitenniveau. In de NEN 8100 wordt voor de beoordeling van het windklimaat onderscheid
gemaakt naar verschillende activiteitenklassen. 2.1. Windhinder Windhinder is iets wat in geen geval geheel te voorkomen is: als het stormt is de wind hinderlijk, wat voor maatregelen er ook getroffen worden. Het is daarom ook de kans op windhinder, die maatgevend gehouden wordt voor de beoordeling van het windklimaat. Aan de hand van onderstaande tabel 1, afkomstig uit de NEN 8100, worden de criteria aangegeven voor verschillende kwaliteitsniveaus.
2.2. Windgevaar Bij hogere windsnelheden kan tevens sprake zijn van gevaarlijke situaties zoals evenwichtsverlies bij het passeren van gebouwhoeken e.d. Voor windgevaar wordt 15 m/s uurgemiddelde windsnelheid als drempelwaarde vDR;G gehanteerd. Op basis van tabel 2, afkomstig uit de NEN 8100, wordt bepaald of sprake is van windgevaar.
Tabel 2 : Criteria windgevaar volgens NEN 8100.
Tabel 1 : Criteria windhinder volgens NEN 8100.
Bij een goed windklimaat ondervindt men geen overmatige windhinder. In een situatie zonder overmatige windhinder heeft het merendeel van het publiek onder normale omstandigheden geen last van windhinder. Bij een matig windklimaat ervaart men af en toe overmatige windhinder. In een slecht windklimaat ervaart men regelmatig overmatige windhinder. In een dergelijke situatie heeft het merendeel van het publiek last van windhinder. Er dient naar te worden gestreefd om voor de verschillende activiteitenklassen een goed, eventueel nog matig, windklimaat te realiseren.
De NEN 8100 stelt: Situaties waarvoor een overschrijdingskans geldt van 0,05 < p < 0,30 mogen alleen worden geaccepteerd als deze vallen binnen activiteiten klasse I (doorlopen). Voor activiteiten klasse II en III geldt de eis p ≤ 0,05. Situaties met een overschrijdingskans van p ≥ 0,30 zijn evident gevaarlijk en behoren te allen tijde te worden vermeden; het publiek mag hier niet aan worden blootgesteld.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
88
Noordwaarts -
NDSM
VIII. Gebiedsinventarisatie P.M.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
90
Wonen - werken Werken - wonen Werken Stadsverzorgend Zuidas Stadsstraten en pleinen Metropolitaan park
Uitrol centrumgebied
Noordwaarts -
NDSM
Hoogbouw aan het waterfront
Hoogbouw en uitrol centrumgebied
IX. Hoogbouweffectenonderzoek Inleiding In het kader van een goede ruimtelijke ordening en om beter inzicht te krijgen in de eventuele effecten van hoogbouw op de NDSM-werf zijn in dit rapport (voor zover mogelijk) de effecten van de hoogbouw binnen het plangebied en directe omgeving onderzocht. Conform de Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040 (deel 3 Instrumentarium) bevat dit onderzoek naar de volgende aspecten: • Effecten op de hindernisbeperkende vlakken rond Schiphol en de PTT-straalpaden • De impact op het stadslandschap, in het bijzonder op het ‘beschermd stadsgezicht’ en het ‘werelderfgoed’ • De inpassing in de stedenbouwkundige structuur (incl. de effecten op de plint en de openbare ruimte) • Effecten van schaduwwerking in de directe omgeving • Effecten van windhinder in de directe omgeving • Effecten op de sociale veiligheid in de directe omgeving • Effecten op uitzicht en privacy Het onderzoek begint met een samenvatting van de stedenbouwkundige context en het beleid. Bovenstaande deelonderzoeken worden telkens in een aparte paragraaf behandeld. In de laatste paragraaf worden de uitkomsten samengevat en worden slotconclusies en aanbevelingen gegeven. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Dienst
Hoogbouwbeleid Ruimtelijke Ordening in opdracht van Projectbureau Noordwaarts in het kader van het Investeringsbesluit NDSM-werf. De context De plankaart met spelregels als onderdeel van het Investeringsbesluit NDSM-werf* bevat het ruimtelijk kader voor de herontwikkeling van de NDSM-werf. Op het niveau van het Investeringsbesluit is uitsluitend globaal de bouwmogelijkheden bepaald per bouwveld. Voor hoogbouw boven de 30m gaat het plan uit van de volgende regels: • In het algemeen heeft elk bouwveld maximaal 1accent tot 45m en 1 accent tot max. 60m, tenzij anders aangegeven op de kaart. Deze regel heeft dus betrekking op NDSM-Noord, Zuid en Oost (uitsluitend de bebouwing aan de van Riemsdijkweg) • Binnen het op de plankaart aangegeven zoekgebied is een hoogbouwaccent toegestaan tot 120m. • Voor gebouwen hoger dan 30m is bij de bouwvergunningsaanvraag een onderzoek naar windhinder verplicht op basis van de aangegeven windhinder criteria (zie bijlage VII beh. bij het Investeringsbesluit). De locaties van de accenten boven de 30m wordt op bouwplanniveau bepaald.
Nota Hoogbouw Op 22 juni 2005 stelde de Gemeenteraad de nota ‘Hoogbouw, beleid en instrument’ vast als aanvullend toetsingskader op het vigerende structuurplan ‘Kiezen voor stedelijkheid’ (2003). Met de vaststelling van deze beleidsnota is het hoogbouwbeleid voor Amsterdam op een aantal punten gewijzigd. Het uitvoeren van een Hoogbouweffectrapportage (HER) wordt in het huidige beleid aanbevolen maar is niet langer verplicht. Centraal wordt daarom niet langer getoetst of de conclusies uit een HER van een stadsdeelplan juist zijn. Alleen wanneer sprake is van stadsdeelgrensoverschrijdende effecten is gezamenlijke verantwoordelijkheid aan de orde en moet de centrale stad in de gelegenheid worden gesteld over een plan te adviseren. Het betreft dan voornamelijk effecten op het stedelijk landschap. Ervaring leert verder dat bij hoogbouwplannen onder de 60 meter nauwelijks sprake is van een significante impact op het stedelijk landschap. Het huidige hoogbouwbeleid schrijft voor dat de raadscommissie alleen dan moet worden geïnformeerd over de effecten van een hoogbouwplan op het stedelijk landschap wanneer het hoogbouwplan hoger is dan 60 meter. Aanvullende Hoogbouwvisie Amsterdam 2008 De mogelijke aanwijzing van de 17e eeuwse gordel tot Unesco-erfgebied vraagt om een aangescherpt hoogbouwbeleid, in het bijzonder voor Amsterdam binnen de Singelgracht met een mogelijke visuele invloed op het Unescogebied.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
92
8 7
6
9
5
4
2 3
1
Noordwaarts -
NDSM
93
Daarom is in 2008 een aanvullende beleidsvisie over hoogbouw in Amsterdam vastgesteld als startstuk voor een nieuw hoogbouwbeleid voor de stad Amsterdam in het kader van de nieuwe Structuurvisie Amsterdam 2040. Het voorstel is opnieuw uit te gaan van reactief hoogbouwbeleid, waarin weliswaar voor bepaalde delen van de stad een meer uitgewerkt toetsingskader wordt opgesteld dan nu het geval is. Er is in het bijzonder voor de zeventiende eeuwse grachtengordel en Amsterdam binnen de Singelgracht, aanleiding om specifieke criteria te formuleren. Daarnaast wordt voorgesteld om in bepaalde gevallen de HER of tenminste de rapportage met betrekking tot de inpassing in het stedelijk landschap verplicht te stellen. Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040 Algemeen Volgens de Ontwerp Structuurvisie 2040(1) is verdichting een belangrijke opgave voor de hele stad en voor bepaalde gebieden in het bijzonder. Hoogbouw is daarin niet het enige, maar wel een geschikt middel. Het is bovendien een krachtig stedenbouwkundig instrument. De noordeljke IJoever (Waterfront) is een van de genoemde gebieden waar in het bijzonder hoogbouw wordt gestimuleerd. In alle gevallen dient rekening te worden gehouden met de mogelijke impact op de beleving vanuit het beschermd stadsgezichten het werelderfgoed en met beperkingen vanwege Schiphol en de straalpaden. Ieder plan vanaf circa 30 meter hoogte wordt afzonderlijk beoordeeld. Dat gebeurt aan de hand van een Hoogbouweffectrapportage (HER), waarbij specifiek wordt gelet op de effecten op het stedelijk landschap en op eventuele zichtbaarheid vanuit
het werelderfgoed. De HER dient te zijn opgenomen in de toelichting op een bestemmingsplan of projectbesluit/ Investeringsbesluit, alvorens dit plan aan B&W in het kader van het vooroverleg ex. art.3.1.1. BRO wordt voorgelegd. Voor de te onderzoeken aspecten wordt verwezen naar de inleiding. Waterfront Bij de herontwikkeling van de Zuidelijke IJoevers keerde de stad zich naar het IJ. Nieuwbouw kreeg daarbij overwegend een maat, passend bij de hoogte van pakhuizen (ca 30 meter), met hier en daar hogere accenten (ca 60 meter). Dit silhouet wordt langs beide IJoevers voortgezet. Dit betekent dat, binnen de op bijgaande hoogbouwkaart aangegeven zoekgebieden, solitairen zijn toegestaan vanaf 60 m. Bij voorkeur wordt voor de zoekgebieden een afzonderlijke visie op hoogbouw ontwikkeld, waarin de landschappelijke effecten en de onderlinge relatie van afzonderlijke torens wordt onderzocht. Langs de noordelijke oevers zijn, in tweede linie, accenten met bouwhoogten vanaf 60 meter toegestaan, vergelijkbaar met de torenstrook Overhoeks. Buiten deze zoekgebieden worden hoogbouwplannen hoger dan 30 meter in principe uitgesloten. (1) zoals vastgesteld door B&W op 26 januari 2010 en vrijgegeven voor inspraak. Hoogbouw in en zichtbaar vanuit het ‘werelderfgoed’ De grachtengordel is voorgedragen voor de werelderfgoedlijst van UNESCO. Vanzelfsprekend is de visie op hoogbouw beschermend voor dit
gebied binnen de Singelgrachtzone. Vanaf de 10 op kaart aangegeven cruciale punten mag in zichtlijnen over een lengte van ca 2 kilometer geen bebouwing hoger dan 30 meter worden geplaatst. Zie rechter afbeelding op deze pagina. Conclusie • Dit Hoogbouw Effect Onderzoek voldoet aan de eisen zoals in de Structuurvisie Amsterdam 2040(1) worden gesteld aan een Hoogbouw Effect Rapportage (HER). • De herontwikkeling van de NDSM-werf in een stedelijke functiemix in hoge dichtheid met hoogbouwaccenten is volledig conform de Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040 (1) • De geplande hoogbouw NDSM-werf valt buiten de aangegeven 2 kilometer vanaf de bepaalde 10 cruciale standpunten en heeft daarmee geen nadelige invloed op het zgn. UNESCO-erfgebied. Effecten op hindernisbeperkende Schiphol en KPN –straalpaden
vlakken
Het plangebied valt binnen het landingsvlak van Schiphol met een bouwhoogtebeperking van maximaal 150 meter (zie bijgaande kaart). De voorgestelde maximum bouwhoogte van 120m voor het stedenbouwkundig accent in het aangegeven zoekgebied valt ruimschoots binnen deze grens. Volgens opgave van KPN Telecom valt de NDSM-werf niet binnen een straalpad van KPN.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
94
1. Singelgracht/ 2e Hugo de Grootstraat
2. Singelgracht/ 1e Marnixplantsoen
3. Landhoofd achter CS*
4. Kop Joh. van Hasseltkanaal-West bij Galaxyhotel*
5. Klaprozenweg bij Hulstweg/ Klimopweg
6. Buiksloterdijk aan Zijkanaal I tegenover De Bongerd
7. Aldemaranplein Tuindorp Oostzaan
8. Klaprozenweg nabij Keerkringpark
9. Strekdam Houthavens/ ‘t IJ*
Noordwaarts -
NDSM
* Hoogbouwvolumes conform vastgestelde stedenbouwkundige plannen Buiksloterham en Houthavens (incl. Waterpoort) zijn ingemonteerd alsof gerealiseerd
95
De straalpaden leggen geen beperkingen op de maximale bouwhoogte. Conclusie: • De voorgestelde hoogbouwaccenten binnen het plangebied tot 120m vallen ruimschoots binnen de vanwege Schiphol gestelde bouwhoogtebeperkingen. • De PTT-straalpaden leggen geen beperkingen op de maximale bouwhoogte. Ruimtelijke effecten op het stadslandschap In de paragraaf ‘hoogbouwbeleid’ is de hoogbouw getoetst aan het hoogbouwbeleid in verband met o.m. het UNESCO-erfgebied. Belangrijkste conclusie hierbij was dat de geplande hoogbouw op de NDSM-werf buiten de aangegeven 2 kilometer valt vanaf de bepaalde 10 cruciale standpunten en daarmee geen nadelige invloed heeft op het zgn. UNESCO-erfgebied. In deze paragraaf zijn de ruimtelijke effecten onderzocht op andere belangrijke en meer dan gemiddeld gebruikte openbare ruimtes op grote afstand van de locatie. Om de ruimtelijke effecten op grote afstand inzichtelijk te maken zijn in de omgeving standpunten bepaald in mogelijk belangrijke zichtlijnen vanuit de omgeving richting NDSM-werf. Hierbij gaat het om belangrijke meer dan gemiddeld gebruikte openbare ruimtes rond de werflocatie. Onderzocht zijn de effecten vanuit de volgende standpunten: • Singelgracht/ 2e Hugo de Grootstraat • Singel/ 1e Marnixplantsoen • Landhoofd achter Centraal Station
• • • • • •
Kop Johan van Hasseltkanaal-West bij Gallaxyhotel Klaprozenweg bij Hulstweg/ Klimopweg Buiksloterdijk aan Zijkanaal I tegenover De Bongerd Aldermaranplein Tuindorp Oostzaan Klaprozenweg nabij Keerkringpark Strekdam Houthavens/ ‘t IJ.
Op bijgaande foto’s is in rode contour het conform het concept Investeringsbesluit NDSMwerf toegestane bouwvolume weergegeven. De hoogbouwvolumes conform eerder bestuurlijk vastgestelde stedenbouwkundige plannen in de omgeving zijn ingemonteerd alsof gerealiseerd. Het betreft hier o.m. de 2 torens in Buiksloterham en ‘Waterpoort’ in plan Houthavens. Conclusie: • De geplande hoogbouw NDSM-werf is niet of nauwelijks waarneembaar vanaf de zichtpunten aan de Singelgracht (1 en 2), Buiksloterdijk (6), Aldemaranplein Tuindorp Oostzaan(7) en Klaprozenweg nabij Keerkringpark (8). De geplande hoogbouw valt weg achter bebouwing en of bomen. • De geplande hoogbouw NDSM-werf is zichtbaar vanaf de promenade achter het CS. Deze mate van zichtbaarheid is juist gewenst. De toren van 120m geeft antwoord op de twee geplande torens van eveneens 120m op Buiksloterham. De hoogbouw tot 60m is op deze afstand nauwelijks onderscheidend. • De standpunten 4, 5 en 9 liggen op resp. 140m, 130m en 40m van de locatie.
•
Ter plaatse van deze standpunten is de hoogbouw redelijk tot goed zichtbaar. Dit is juist gewenst. Vanaf de kop van het Joh. van Hasseltkanaal West is goed zichtbaar dat de twee geplande torens van 120m op Buiksloterham ruimtelijk goed samenspelen met het meer naar achteren liggende accent van 120m in het centrumgebied van NDSM-werf. Vanaf de strekdam langs de Houthavens is goed te zien dat het hoogste accent in het hart van het gebied zit op de tweede lijn.
Slotconclusie: De hoogbouw heeft geen nadelige effecten op het ruimtelijk beeld vanuit de lange zichtlijnen rondom de locatie. Effecten op de stedenbouwkundige structuur In deze paragraaf wordt ingegaan op de eventuele effecten van de hoogbouw NDSM-werf op de directe omgeving. Hierbij gaat het om de positie van de hoogbouw in de stad, op lokaalniveau (binnen het bouwveld), de kwaliteit van de plint, de logistiek en de kwaliteit van de openbare ruimte. Positie hoogbouw in het stedelijk landschap De voorgestelde hoogbouw op de NDSM-werf is, wat betreft de positie in de stad, in overeenstemming met de hoogbouwvisie als onderdeel van de ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040. Het hoogbouwaccent tot 120m wordt niet direct aan de oever geplaatst, maar in de tweede linie en markeert het centrumgebied. Dit accent is
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
96
Noordwaarts -
NDSM
97
gepositioneerd in samenhang met de hoogbouw op Buiksloterham aan weerszijden van Zijkanaal I. Net als bij Overhoeks is de inzet de landschappelijke kenmerken van de locatie met hoogbouw boven 80 meter te accentueren. Hier niet door concentratie, maar juist door individuele torens die aan weerszijden van Zijkanaal I de ruimte vangen. De impact tot de binnenstad is vergelijkbaar met die van de Rembrandttoren op circa 2 kilometer afstand en zal perspectivisch wegvallen. Positie hoogbouw op lokaal niveau In principe bevat het plan per bouwveld max. 1 hoogbouwaccent van 45m en 1 van 60m. Daarnaast is binnen het zoekgebied (centrumgebied) een hoogbouwaccent tot 120m mogelijk. Omdat de plaats van de mogelijke hoogbouw binnen het bouwveld in het concept Investeringsbesluit vrij is gelaten is het niet mogelijk dit te beoordelen. Vooralsnog gaan we ervan uit dat de hoogbouw met zijn adres direct aan de openbare wordt gesitueerd. Dit betekent dat in het maximale geval een straat wordt bepaald door bouwhoogten die sterk kunnen variëren: 15, 30, 45 en 60m. In het centrumgebied kan een hoogbouwaccent tot 120m hieraan worden toegevoegd. Het bouwplan zal stedenbouwkundig worden beoordeeld door de supervisor en architectonisch door de Commissie voor Welstand en Monumenten. Plint Alle bouwvelden hebben een plint. In het centrumgebied heeft deze plint een minimum bouwhoogte van 5m. De overige bouwvelden hebben
rondom een plint met een minimum bouwhoogte van 3.50m. De aan de plint te stellen architectonische criteria zijn vastgelegd in het Welstandskader. Hoogbouw heeft vaak in de voet veel ruimte nodig voor functies als parkeren en bergingen. Dit zijn niet de meest aantrekkelijke functies voor een ligging op maaiveldniveau. Het concept Investeringsbesluit gaat uit van een levendige plint met maximale uitstraling naar de openbare ruimte en een duidelijke adressering van de bebouwing. Een eventuele parkeervoorziening of bergingen op begane grondniveau grenzen niet direct aan de openbare ruimte. Logistiek De ontsluiting in twee richtingen vindt primair plaats vanaf de Klaprozenweg/ Johan van Hasseltweg via de Van Riemsdijkweg of de MT Lincolweg. De bewonersgarages binnen de bouwvelden kunnen in principe van alle zijden worden ontsloten (m.u.v. de zuidzijde blok 10 en 11 en de zijden die georiënteerd zijn op de insteekhaven. Een en ander betekent dat de verkeersoverlast voor de omgeving van de hoogbouw zoveel mogelijk is gespreid. Kwaliteit van de openbare ruimte Gelet op de vereiste normering voor inpandig auto- en fietsparkeren heeft de voorgestelde hoogbouw geen negatief effect op de openbare ruimte.
•
•
• •
sitionering van de hoogbouw binnen het bouwveld vindt plaats door de supervisor op stedenbouwkundig niveau en door de Commissie voor Welstand en monumenten op architectonisch niveau Het plan bevat een logische differentiatie van de bouwhoogte binnen een bouwveld. De hoge bebouwingsdichtheid is ingegeven door de ligging aan het IJ en de nabijheid van het CS als belangrijkste OV-knooppunt van de stad De logistiek van de hoogbouwaccenten wordt zodanig georganiseerd dat bewoners/ gebruikers zo min mogelijk overlast zullen ondervinden De bouwvolumes zijn in principe functieflexibel. Bouwdiepte en verdiepingshoogte zijn hierop afgestemd Kenmerk van het plan is een levendige plint met uitstraling naar de openbare ruimte. Het inpandig parkeren is (voorzover dit voorkomt op begane grondniveau) volledig ingepakt met plintfuncties.
Advies: Bij de bouwaanvraag dient een nadere onderbouwing te worden geleverd waaruit blijkt dat de verkeersafwikkeling van de parkeergarage zodanig vlot verloopt dat zich geen files voordoen op de openbare weg.
Conclusie: • De beoordeling van de uiteindelijke po-
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
98
Noordwaarts -
NDSM
23 september 10.00 uur
23 september 12.00 uur
23 september 14.00 uur
23 september 16.00 uur
99
Effecten van schaduwwerking Inleiding De effecten van schaduwwerking binnen het plangebied en directe omgeving zijn inzichtelijk gemaakt middels een computersimulatie. Hiervoor is het programma Microstation v8 gebruikt. De bezonningsstudie is uitgevoerd volgens de standaard werkwijze van DRO. Deze standaard is in verschillende beroepszaken elders in de stad geaccepteerd door de rechter als zijnde helder en informatief. Het schaduwverloop is weergeven op basis van een zgn. orthografisch perspectief. Dat wil zeggen, dat het hierbij gaat om een 3D-model dat van boven wordt weergegeven, waarbij de bouwmassa van de nieuwbouw en te handhaven bebouwing afleesbaar is. Op deze wijze zijn de bezonningsconsequenties in principe goed inzichtelijk voor de openbare ruimte en voor zowel de te handhaven als nieuwe bebouwing. Omdat het stedenbouwkundig plan (Investeringsbesluit ) niet de exacte situering aangeeft van de hoogbouwaccenten is volstaan met een grove beoordeling van het schaduwverloop. Op bouwplanniveau kan immers worden afgeweken van de voor dit onderzoek aangenomen locaties en volumina. Daarom moet dit deelonderzoek worden opgevat als een grove toets, Geadviseerd wordt op bouwplanniveau voor de hoogbouw boven 30 meter opnieuw onderzoek te laten verrichten; niet alleen naar bezonning maar ook naar lichttoetreding.
Beoordeling Nederland kent geen wettelijk toetsingskader ten aanzien van de bezonning van woningen. De eisen van daglichttoetreding zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. Omdat het hier niet gaat om inpassing van nieuwbouw in een bestaande woonomgeving is uitsluitend gekeken of de openbare verblijfsruimten voldoende bezonning krijgen. Voor de beoordeling van de bezonning van de openbare verblijfsruimten op de werf is vooral gekeken naar de situatie op de eerste dag van de herfst (23 september). De eerste dag van de herfst dan wel de eerste dag van de lente zijn de meest kritische dagen van het jaar. De bezonning op deze dagen geldt voor minimaal een half jaar. In de periode daarbuiten is de kans op zonneschijn minder en wordt de zonnestand geleidelijk steeds lager. Omdat tussen 21 maart en 23 september hoofdzakelijk de zomertijd geldt, is de situatie op 23 september maatgevend. Begin zomertijd: 25 maart en einde zomertijd: 28 oktober. De situatie op 21 december (kortste dag) en 21 juni (langste dag) is daarom niet relevant. Op 23 september gaat de zon onder om 19.37 uur. Het stedenbouwkundig plan (Investeringsbesluit) benoemt de volgende openbare verblijfsruimten: • Helling 2/3 en 4 evenemententerrein werf- Oost • strand werf- Oost • groenvoorziening kop insteekhaven
• • • • • •
boardwalk werf- Zuid Pier promenade Kraanspoor Helling 5 Pleinen werf- Oost Dakspeelplaatsen
Beoordeeld is of genoemde verblijfsruimten voldoende zon krijgen op de eerste dag van de herfst gedurende 10 uur en 16 uur. Conclusies: • De hele dag goed bezond zijn: helling 2/3 en 4 werf- Oost (1), strand werfOost (2), groenvoorziening kop insteekhaven (3), boardwalk werf- Zuid (4) en de pier (5). • De promenade Kraanspoor (6) ligt ‘s ochtend grotendeels in de schaduw maar ‘s middags volledig in de zon. Tegen de avond krijgt de promenade schaduw vanwege het Kraanspoorgebouw. • Helling 5 (7) ligt ‘s ochtends grotendeels in de schaduw. Vanaf 2 uur ligt de helling steeds meer in de zon. • De pleinen werf- Oost (8) liggen het grootste deel van de dag in de zon. Tussen 14 en 16 uur komen de pleinen steeds meer in de schaduw te liggen. • De bezonning van dakspeelplaatsen (9) is op dit uitwerkingsniveau niet te beoordelen. Er wordt van uitgegaan dat bij de verdere uitwerking van het plan vol-
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
100
Noordwaarts -
NDSM
101
doende rekening wordt gehouden met de bezonning van dakspeelplaatsen. Aanbeveling: In verband met de beperkte bezonning van helling 5 en het feit dat deze helling tevens de functie heeft speelplein behorende bij de aangrenzende basisschool wordt geadviseerd nader te onderzoeken of het speelplein op de school kan worden gesitueerd. Windklimaateffecten Inleiding Omdat dit Investeringsbesluit geen gedetailleerd eindplan is maar een stedenbouwkundig raamwerk met minimum voorwaarden/ spelregels is het niet mogelijk in dit stadium een concreet windhinderonderzoek uit te voeren. De plaats van de bebouwing hoger dan 30m is immers niet gedetailleerd aangegeven maar globaal op bouwveldniveau bepaald. Daarom is ervoor gekozen om in de richtlijnen op te nemen, dat voor gebouwen met een hoogte vanaf 30 m bij de bouwaanvraag onderzoek met windtunnelsimulatie verplicht is. Bij dit onderzoek gaat het niet alleen om de windhindereffecten in de directe omgeving van het betreffende project maar ook om de effecten op grotere afstand op het niveau van het stedenbouwkundig plan. Windhindercriteria • Beslismodel NEN 8100. De beoordeling van het windklimaat met betrekking tot
•
windhinder en windgevaar, is in Nederland vastgelegd in de norm NEN 8100. Windhinder naar activiteitenklassen NEN8100. De gevoeligheid van de mens voor windhinder is sterk afhankelijk van de activiteit waarmee men bezig is. Bij een laag activiteitenniveau (bijvoorbeeld wachten bij een bushalte, op een terrasje zitten o.i.d.) zullen lagere windsnelheden als hinderlijk ervaren kunnen worden dan bij een hoger activiteitenniveau. In de NEN 8100 wordt voor de beoordeling van het windklimaat onderscheid gemaakt naar verschillende activiteitenklassen.
Windhinder Windhinder is iets wat in geen geval geheel te voorkomen is: als het stormt is de wind hinderlijk, wat voor maatregelen er ook getroffen worden. Het is daarom ook de kans op windhinder, die maatgevend gehouden wordt voor de beoordeling van het windklimaat. Aan de hand van tabel 1, afkomstig uit de NEN 8100, worden de criteria aangegeven voor verschillende kwaliteitsniveaus. Bij een goed windklimaat ondervindt men geen overmatige windhinder. In een situatie zonder overmatige windhinder heeft het merendeel van het publiek onder normale omstandigheden geen last van windhinder. Bij een matig windklimaat ervaart men af en toe overmatige windhinder. In een slecht windklimaat ervaart men regelmatig overmatige windhinder. In een
dergelijke situatie heeft het merendeel van het publiek last van windhinder. Er dient naar te worden gestreefd om voor de verschillende activiteitenklassen een goed, eventueel nog matig, windklimaat te realiseren. Windgevaar Bij hogere windsnelheden kan tevens sprake zijn van gevaarlijke situaties zoals evenwichtsverlies bij het passeren van gebouwhoeken e.d. Voor windgevaar wordt 15 m/s uurgemiddelde windsnelheid als drempelwaarde vDRG gehanteerd. Op basis van tabel 2, afkomstig uit de NEN 8100, wordt bepaald of sprake is van windgevaar. De NEN 8100 stelt: situaties waarvoor een overschrijdingskans geldt van 0,05 < p < 0,30 mogen alleen worden geaccepteerd als deze vallen binnen activiteiten klasse I (doorlopen). Voor activiteiten klasse II en III geldt de eis p ≤ 0,05. Situaties met een overschrijdingskans van p ≥ 0,30 zijn evident gevaarlijk en behoren te allen tijde te worden vermeden; het publiek mag hier niet aan worden blootgesteld. NB. Het voldoen aan de gestelde windhindercriteria mag niet leiden tot aanpassingen in de openbare ruimte. Eventuele aanpassingen zullen in het bouwplan zelf gevonden moeten worden. Effecten op uitzicht en privacy Beoordeeld zijn de effecten op uitzicht en privacy voor eventueel bestaande woningen in en om het plangebied. Op bijgaande kaart zijn de bestaande bewoonde woningen binnen en bui-
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
102
Noordwaarts -
NDSM
103
Effecten op sociale veiligheid ten het plangebied in rood weergegeven. Binnen het plangebied zelf bestaat de woonfunctie uitsluitend uit een dienstwoning aan de van Riemsdijkweg en 380 tijdelijke studentenwoningen aan de Ms Oslofjordweg. Het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Amsterdam Noord heeft besloten de containerwoningen voor studenten tot 25 januari 2015 juridisch planologisch mogelijk te maken. Het plangebied grenst niet direct aan woonfuncties. Aan de westzijde komen geen woonfuncties voor. Ten noorden van de Klaprozenweg zijn woningen in laagbouw en middelhoogbouw gesitueerd achter een schil van bedrijven in vier bouwlagen aan de Klaprozenweg. Ten noorden van de brug Klaprozenweg/ Zijkanaal I liggen woonschepen/ -arken aan weerszijden van het kanaal. Ten zuidoosten van de brug ligt een vijftal woonschepen/ -arken. Aan de oostzijde van Zijkanaal I is verder nog een dienstwoning aanwezig. Ten zuiden van het IJ zijn woningen op zeer grote afstand aanwezig (woonschepen Houthavens- Oost en woongebouwen aan de Silodam. Conclusie: Vanwege de grote afstand tot de woningen buiten het plangebied en de aanwezigheid van tijdelijke studentenwoningen (tot 25 januari 2015) binnen het plangebied kan worden geconcludeerd dat de geplande hoogbouwaccenten binnen het Investeringsbesluit NDSM-werf geen nadelige effecten op uitzicht en privacy.
Het stedenbouwkundig plan voor de NDSMwerf (Investeringsbesluit) is getoetst aan een door de Dienst Ruimtelijke Ordening ontwikkelde standaard voor de sociale veiligheid van de gebouwde omgeving. Volgens deze standaard wordt sociale veiligheid onder andere bepaald door de zichtbaarheid, aanwezigheid van mensen, bereikbaarheid en toegankelijkheid, attractiviteit van de openbare ruimte, onderscheid privé en openbaar, aanwezigheid van potentiële daders, materialisering, verlichting en programma veiligheid en preventie. Het stedenbouwkundig plan is getoetst aan deze standaard. Zichtbaarheid Voor een gevoel van veiligheid zijn zichtbaarheid, overzichtelijkheid en duidelijkheid voor gebruikers essentieel. Het vergroot de persoonlijke controle en daarmee de mogelijkheid om bij moeilijkheden in te grijpen of, in situaties waarin men bedreigd wordt of zich bedreigd voelt, te kunnen uitwijken. Problemen ontstaan vaak wanneer daders ongehinderd kunnen opereren. Het zijn vaak de ruimten die buiten het gezichtsveld van gebruikers en passanten vallen, waar veel vernield wordt, zedendelicten plaatsvinden of inbraken worden gepleegd. Het plan kent in principe 3 typen openbare ruimten: straten, erf en kaden. Daarnaast kent het plan een aantal bijzondere gebieden: de hellingen en de oevers. De straten in werf- Zuid zijn zeer overzichtelijk en passend in een heldere structuur. Ze worden als 30km-gebied afgestemd op autoen fietsverkeer met aan weerszijden verhoogde
trottoirs voor voetgangers. Het erf in werf- Zuid is in feite het historische werfgebied met de monumentale loodsen en hellingen. Het erfgebied behoudt zijn inrichting van gevel tot gevel zonder verhoogde trottoirs en wordt primair het domein van de voetganger waar fietsers en auto’s worden toegestaan. Hier vindt uitsluitend kort parkeren plaats in verband met laden en lossen. De eveneens overzichtelijke kaden kennen in tegenstelling tot het erf wel een gezoneerde inrichting maar geen verhoogde trottoirs. De Van Riemsdijkweg en de MT Lincolnweg zijn voor de auto de enige aansluitingen op het hoofdnet auto (route Klaprozenweg / Cornelis Douwesweg). Alle routes in het gebied zijn afgestemd op langzaam verkeer. De enige formele vrijliggende fietsroute loopt over Van Riemsdijkweg zorgt voor een veilige fietsverbinding tussen de pont en de vrijliggende fietsroutes aan weerszijden van de Klaprozenweg/ Cornelis Douwwesweg. De overige routes zijn voetgangersgebieden waar de fiets is toegestaan. Bovendien zijn deze routes toegankelijk voor (nood)diensten en met vergunning van het stadsdeel toegankelijk voor laden en lossen (verhuizen). De hellingen en het strand zijn bijzondere openbare ruimten die uitsluitend toegankelijk zijn voor voetgangers. Dit geldt ook voor de publiek toegankelijke steigers. De opzet van dit plan is helder en overzichtelijk. De openbare ruimte is duidelijk vormgegeven. Vanuit de bebouwing is de omringende openbare ruimte goed zichtbaar. De interactie tussen bebouwing en openbare ruimte wordt gestimuleerd door een bijzondere plint met functies die uitstraling krijgen naar de openbare ruimte.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
104
Noordwaarts -
NDSM
105
Aanwezigheid van mensen Natuurlijke surveillance vereist per definitie de aanwezigheid van mensen op wisselende tijden: overdag en ’s avonds. Om te bereiken dat de openbare ruimte overdag en ’s avonds optimaal wordt gebruikt, gaat het plan uit van bundeling van activiteiten in de openbare ruimte. Dit wordt onder meer bereikt door een heldere en overzichtelijke ruimtelijke structuur, door toepassing van een helder gebruik en door toepassing van het bebouwingsprincipe met een duidelijke polariteit tussen privé en openbaar. De gebouwen worden voor de voetganger direct aan de (openbare) straatzijde ontsloten. In verband met sociale veiligheid en aanwezigheid van mensen draagt de functiemix in hoge dichtheid bij aan de gewenste levendigheid overdag en ’s avonds. Ook het stimuleren van werken aan huis kan zorgen voor een gevarieerde gebruikspatroon van de openbare ruimte overdag en ’s avonds. De karakteristieke plint komt vrijwel in het hele gebied voor en kan zeker een belangrijke functie vervullen voor de sociale veiligheid van het gebied. Aandachtspunten hierbij zijn de programmatische invulling die gericht zou moeten zijn op dag- en avondfuncties en de wijze waarop pui wordt vormgegeven en beveiligd: absoluut geen rolluiken maar veiligheidsglas. Verwacht wordt dat het centrumgebied (met uitlopers naar het westen en het oosten) en het gebouwde programma in het nautisch kwartier ook ’s avonds passanten zal genereren. Tijdens evenementen kan het evenemententerrein worden afgesloten en wordt afzonderlijk bewaakt.
Bereikbaarheid en toegankelijkheid Dit zijn belangrijke voorwaarden om formele en informele surveillance te kunnen uitoefenen. Het gebied is goed bereikbaar per auto, fiets en te voet. De toegangen van de woningen en het postadres zijn altijd georiënteerd op de aangrenzende openbare ruimte. Attractiviteit, uitstraling en imago Goed vormgegeven gebouwen met uitstraling kunnen bijdragen aan de goede relatie tussen de omwonenden en gebruikers van de gebouwen en de openbare ruimte. Dit heeft een gunstig effect op het voorkomen van vandalisme en onveiligheidsgevoelens. Dit aspect is apart uitgewerkt in het Welstandskader. Ook het openbare ruimteplan bevat voldoende attractieve plekken en publieke routes met een hoog inrichtingsniveau. Sleutelwoorden bij de inrichting van de openbare ruimte zijn duurzame inrichting en visuele kwaliteit. De openbare ruimte heeft kwaliteit als deze duurzaam is ingericht, visueel aantrekkelijk is en voor iedere gewenste doelgroep toegankelijk en bruikbaar is. Voor duurzaamheid is het van belang materialen te gebruiken die niet alleen lang meegaan, maar ook mooi en heel blijven. Deze aandachtspunten zijn verwerkt in het plan. Verlichting Uitgangspunt voor het verlichtingsplan als onderdeel van dit plan en het hierna te maken uitvoeringsplan is dat een goede openbare verlichting positief werkt op de sociale veiligheid. Speciale aandacht is besteed aan de verlichting van het erf in werf- Zuid met het oog op evenementen.
Territorialiteit (onderscheid privé-openbaar) Dit plan gaat uit van een duidelijk onderscheid tussen privé en openbaar. Eventuele privétuinen binnen de bouwvelden zijn uitsluitend toegankelijk voor de gebruikers. Als tuinen worden verbonden met de openbare ruimte worden deze afsluitbaar gemaakt. Aandachtspunt bij de uitwerking van de parkeergarages is dat uitsluitend gebruikers toegang krijgen. Aanwezigheid van potentiële daders Omdat het plan goede voorwaarden biedt voor zichtbaarheid, bereikbaarheid, attractiviteit, functies met publieke uitstraling en onderscheid privé-openbaar zijn er weinig plekken waar potentiële daders zich ongezien kunnen ophouden. Onderhoud en beheer Een goed verzorgde, schone en aantrekkelijke omgeving straalt zorg en betrokkenheid uit en stimuleert gebruikers de situatie zo te houden. Het onderhoud en beheer spelen hierbij een cruciale rol. In de vervolgfase zal dan ook door de ontwikkelaar een BGSV-plan worden opgesteld. Het stadsdeel is verantwoordelijk voor de openbare ruimte. Eigenaren dragen zorg voor hun eigen gebouwen en de private publieke toegankelijke ruimtes. De Stichting Beheer NDSM- werf Oost (Stichting NDSM) in oprichting heeft als doel om in de periode van ontwikkeling (2009 – 2013), het buitengebied van de NDSM- werf Oost een zo interessant en gevarieerd mogelijk aanbod tot stand te brengen, zodanig dat
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
106
het karakter van het gebied wordt bewaakt, coördinatie van binnen- en buitenactiviteiten plaatsvindt en bouw- en ontwikkelingsactiviteiten mogelijk worden gemaakt. Het gaat er om een goede identiteit van de werf neer te zetten en het monumentale en ruige karakter te waarborgen, terwijl tegelijk wordt gezorgd voor een veilige en prettige omgeving om in te werken en recreëren. De ontwikkelaar van het nautisch kwartier is verantwoordelijk voor het beheer van het hele waterprogramma. Programma veiligheid en preventie Op het gebied van veiligheid en preventie zullen reeds getroffen maatregelen worden gecontinueerd. Hierbij zijn aan de orde: buurtbeheer, buurtregisseur van de politie, inbraakpreventie door de politie en veiligheid in en om school. Conclusie Bij het opstellen van dit plan is nadrukkelijk rekening gehouden met het aspect sociale veiligheid. Het stedenbouwkundig plan heeft een positief effect op de sociale veiligheid. Het gaat hierbij onder meer om: • de upgrading van het gebied met een mix van functies (wonen, werken, onderwijs, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisure); • het stimuleren van de aanwezigheid van mensen in de openbare ruimte door te bouwen in hoge dichtheid en door activiteiten te bundelen en niet te spreiden; • door toepassing van het gesloten bouw-
Noordwaarts -
NDSM
•
blokprincipe, met een duidelijk onderscheid tussen openbaar en privé; ook de heldere en overzichtelijke ruimtelijke structuur is van grote invloed, net als de goede ontsluiting van de bebouwing op de omringende openbare ruimte.
Daarmee voldoet dit stedenbouwkundig plan aan de belangrijkste toetsingscriteria van sociale veiligheid. Advies Aandachtspunten bij de uitwerking zijn: • de kwaliteit van het gewenste dag- en avondprogramma in de plint; • de uitwerking van de plintpui en de beveiliging (geen rolluiken maar veiligheidsglas); • In de uitvoeringsfase te betrekken bij het opstellen, uitvoeren en beheer van het maaiveldontwerp: gebruikers, ontwikkelaars, schooldirectie(s), stichting Beheer NDSM-werf Oost (kort: ‘Stichting NDSM’), buurtregisseur politiewijkteam Amsterdam Amstelland en Stadstoezicht. Slotconclusies en advies Hoogbouwbeleid Dit Hoogbouw Effect Onderzoek voldoet aan de eisen die in de Structuurvisie Amsterdam 2040(1) worden gesteld aan een Hoogbouw Effect Rapportage (HER). De herontwikkeling van de NDSM-werf in een stedelijke functiemix in
hoge dichtheid met hoogbouwaccenten is volledig conform de Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040(1). Effecten op Schiphol en KPN-straalpaden De voorgestelde hoogbouwaccenten binnen het plangebied tot 120m vallen ruimschoots binnen de door RWS i.v.m. Schiphol gestelde bouwhoogtebeperkingen. De KPN-straalpaden leggen geen beperkingen op de maximale bouwhoogte. Effecten op het stadslandschap De geplande hoogbouw op de NDSM- werf heeft geen nadelige invloed op het stadslandschap. Uit toetsing van de hoogbouw aan de in de Ontwerp Structuurvisie gestelde criteria in verband met het zgn. UNESCO- erfgebied is gebleken dat de geplande hoogbouw NDSM- werf buiten de aangegeven 2 kilometer valt vanaf de bepaalde 10 cruciale standpunten. Effecten op de stedenbouwkundige structuur De hoge bebouwingsdichtheid is ingegeven door de ligging aan het IJ en de nabijheid van het CS als belangrijkste OV- knooppunt van de stad. De max. bouwhoogte per bouwveld is 30m. Tevens is (tenzij anders aangegeven) per bouwveld toegestaan één accent tot 45m en één accent tot 60m. Binnen het zoekgebied (centrumgebied) is één hoogbouwaccent mogelijk tot 120m. De logistiek van de hoogbouwaccenten wordt zodanig georganiseerd dat bewoners/ gebruikers zo min mogelijk overlast zullen ondervinden. De bouwvolumes zijn in principe functieflexibel.
107
Bouwdiepte en verdiepingshoogte zijn hierop afgestemd. Kenmerk van het plan is een levendige plint met uitstraling naar de openbare ruimte. Het inpandig parkeren is (voor zover dit voorkomt op begane grondniveau) volledig ingepakt met plintfuncties. De beoordeling van het bouwplan met de uiteindelijke positionering van de hoogbouw binnen het bouwveld vindt plaats door de supervisor op stedenbouwkundig niveau en door de Commissie voor Welstand en monumenten op architectonisch niveau. Effecten van schaduwwerking Beoordeeld is de bezonning van de openbare verblijfsruimten. In het algemeen kan worden gesteld dat de bezonning goed tot acceptabel is. Helling 5 ligt ‘s ochtends grotendeels in de schaduw maar vanaf 2 uur steeds meer in de zon. De bezonning van dakspeelplaatsen is op dit uitwerkingsniveau niet te beoordelen. Er wordt van uitgegaan dat bij de verdere uitwerking van het plan voldoende rekening wordt gehouden met de bezonning van dakspeelplaatsen. Effecten op het windklimaat Gelet op het karakter van dit Investeringsbesluit (geen gedetailleerd eindplan maar een stedenbouwkundig raamwerk met minimum voorwaarden/ spelregels) is het niet mogelijk in dit stadium een concreet windhinderonderzoek uit te voeren. Daarom is in de richtlijnen van het Investeringsbesluit opgenomen, dat voor gebouwen met een hoogte vanaf 30 m bij de bouwaanvraag onderzoek met windtunnelsimulatie verplicht is. Het voldoen aan de gestelde windhindercriteria mag overigens niet leiden tot aanpassingen in
de openbare ruimte. Eventuele aanpassingen zullen in het bouwplan zelf gevonden moeten worden. Effecten op uitzicht en privacy Vanwege de grote afstand tot de woningen buiten het plangebied en de aanwezigheid van tijdelijke studentenwoningen (tot 25 januari 2015) binnen het plangebied kan worden geconcludeerd dat de geplande hoogbouwaccenten binnen het Investeringsbesluit NDSM-werf geen nadelige effecten op uitzicht en privacy. Effecten op sociale veiligheid Bij het opstellen van dit plan is nadrukkelijk rekening gehouden met het aspect sociale veiligheid. Het stedenbouwkundig plan heeft een positief effect op de sociale veiligheid. Het gaat hierbij onder meer om het stimuleren van de aanwezigheid van mensen in de openbare ruimte door activiteiten te bundelen en niet te spreiden en door toepassing van het gesloten bouwblokprincipe, met een duidelijk onderscheid tussen openbaar en privé. Ook de heldere en overzichtelijke ruimtelijke structuur is van grote invloed, net als de goede ontsluiting van de bebouwing op de omringende openbare ruimte. Daarmee voldoet dit stedenbouwkundig plan aan de belangrijkste toetsingscriteria van sociale veiligheid.
•
•
•
worden gehouden met de genoemde aandachtspunten m.b.t. sociale veiligheid. Bij de bouwaanvraag dient een nadere onderbouwing te worden geleverd waaruit blijkt dat de verkeersafwikkeling van de parkeergarage zodanig vlot verloopt dat zich geen files voordoen op de openbare weg. Voor gebouwen met een hoogte vanaf 30 m bij de bouwaanvraag is onderzoek met windtunnelsimulatie verplicht. Het voldoen aan de gestelde windhindercriteria mag niet leiden tot aanpassingen in de openbare ruimte. In verband met de beperkte bezonning van Helling 5 en het feit dat deze helling tevens de functie heeft speelplein behorende bij de aangrenzende basisschool wordt geadviseerd nader te onderzoeken of het speelplein op de school kan worden gesitueerd.
(1) zoals vastgesteld door B&W op 26 januari 2010 en vrijgegeven voor inspraak Advies • Op bouwplanniveau dient rekening te NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
108
Landmark Allee Noord-boulevard Cultuurerf Cultuuras Kunsttentoonstelling dynamisch Maakplek dynamisch Stadsatelier Kunst en cultuurvisie
Noordwaarts -
NDSM
X. Kunst in de openbare ruimte Centraal in de visie op kunst en cultuur in de publieke ruimte van de NDSM-werf staat het bestendigen, behouden en extrapoleren van de kwaliteit van kunst in de openbare ruimte, zoals door Kinetisch Noord voor de NDSM-werf Oost is ontwikkeld rondom de broedplaats. Daarbij gaat het niet alleen om de visuele ervaring van het kunstobject maar vooral om de wijze waarop het tot stand wordt gebracht. De zichtbare aanwezigheid van dit proces als kleinschalige culturele activiteit verlevendigt, doet dromen en neemt de bezoeker mee naar een mogelijk vrijer leven. De door velen geroemde kwaliteit van de NDSM-werf, als de meest vrij voelende plek van Amsterdam, zou moeten worden gekoesterd. De ‘rommeligheid’, die met het maakproces samenhangt is een kwaliteit en geen verwaarlozing. In de tijd van verregaande digitalisering is het ‘open atelier’ een aangename vrijplaats. Deze visie is een toekomstvisie op de hele werf aan weerszijden van de van Riemsdijkweg. De herontwikkeling van de NDSM-werf zal een aantal decennia duren. Gedurende dit proces is het van groot belang de kwaliteit en het karakter van het gebied op niveau te houden. Tijdelijkheid heeft vanwege het impliciete onaffe karakter bij sommigen een negatieve betekenis. Mits zorgvuldig gekozen zijn er toch voldoende activiteiten denkbaar waar tijdelijkheid volwaardige kwaliteit geeft. Zie bijvoorbeeld de verschillende tijdelijke festivals op de werf. Om misverstanden te voorkomen gebruiken we daarom liever het begrip dynamiek.
de omgeving van de pont en de NDSMwerf Oost rondom de broedplaats staat op de mental map. Strategisch ingezette landmarks, beelden met oriënterende kwaliteit, kunnen belangrijke assen markeren. Daarbij wordt gedacht aan de volgende locaties: de beëindigingen van de van Riemsdijkweg en de beëindiging van de Noord-boulevard richting Kraanspoor. Licht, zoals het vrije licht op de kraan is bij uitstek een vorm van markeren met veel impact. Elementen: permanente en dynamische kunst.
De voornaamste dragers van de identiteit van de werf wordt bepaald door de broedplaatsateliers en het mediabedrijf MTV. Wellicht dat dit voorlopig hierbij blijft. Reden te meer om locaties voor kunst, maken en spelen een opvallende en identiteitsbepalende rol te geven. Dat betekent, dat er een sterke impuls gegeven moet worden aan gebieden waar nu nog niets gebeurt. Naast een totaalvisie op de toekomst van de werf is daarom ook de inzet op de dynamiek voor de komende jaren aangegeven. Periodiek zal moeten worden geëvalueerd of en in welke richting deze moet worden bijgesteld. Samengevat zijn voor de werf de volgende hoofddoelen te benoemen die met kunst(1) en cultuur(2) kunnen worden bereikt: • Behoud en versterking gebiedsidentiteit als creatieve, experimentele en inspiratievolle plek; • Behoud en verbetering verblijfskwaliteit van het gebied gedurende planproces; • Behoud en bevordering ‘slenter’ kwaliteit van het gebied; • Visuele markering van het gebied; • Verbinden van de gebiedsdelen oost en west tot een samenhangend geheel. Aandachtsgebieden Deze kunstvisie maakt onderscheid in de volgende aandachtsgebieden: •
LANDMARKS De ervaring van het gebied als samenhangend geheel laat te wensen over. Alleen
•
ALLEE (van Riemsdijkweg) De geplande middenstrook op de van Riemsdijkweg is een stabiele factor in de ontwikkelingen eromheen. Deze strook kan een plek zijn voor een landmark, maar ook voor tentoonstellingen. Niet alleen voor objecten maar ook voor min of meer symbolische maakplaatsen. Daarmee geeft het een reden tot slenteren van en naar de pont en een fraai visitekaartje voor het veranderende karakter van het gebied. Elementen: permanente en dynamische kunst, maak- en speelplaatsen.
•
NOORD-BOULEVARD (route langs ’t IJ) De geplande route langs ’t IJ krijgt een gevarieerd karakter: groenig, stenig, strand, kade, boardwalk. Hierin past uitstekend een beeldenroute met culturele
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
110
Landmark Noord-boulevard Cultuurerf Kunsttentoonstelling Bouwplaats Stadsatelier Inzet kunst en cultuur komende 5 jaar
Noordwaarts -
NDSM
111
aanleidingen om te verblijven. Elementen: permanente en dynamische markt- en speelplaatsen, dynamische maakplaatsen. •
•
CULTUURERF (werf-Oost) Oorspronkelijk hart van de creatieve activiteit. Nu nog steeds de plek waar het gebeurt. Kern van creatieve ambachtelijkheid voor nu en de toekomst. De evenementen leveren een bijdrage aan culturele beleving. Kunst en tentoonstellingen geven het gebied het jaar rond aantrekkingskracht. De schaal van het gebied maakt het mogelijk flink uit te pakken. Verder bieden de bedrijfsruimtes die nu tijdelijk in gebruik zijn gegeven ruimte voor galeries. De publieke ruimte op de hellingen blijven vrij van kunst. De ruimte rond de hellingen zijn in potentie fraaie toonplaatsen. Als voorziening voor kinderen is een bouwplaats een belangrijke aanvulling. Deze wordt tijdelijk geprojecteerd naast Noorderlicht. Indien nodig kan deze functie t.z.t. doorschuiven naar een andere locatie in het gebied. Elementen: kunst, speel- en maakplaatsen permanent en dynamisch CULTUURAS Toekomstige dwarsverbinding met o.m. culturele functies in de plint. Belangrijke zichtas als verbinding tussen oude en nieuwe dynamiek.
•
STADSATELIER NDSM Het toekomstige centrumgebied is een perfecte locatie voor dynamische activiteiten (bijv. verschillende markten, sport en tijdelijke bouwinitiatieven). Elementen: dynamische kunst-, maak- en speelplaatsen.
•
In de eerste ontwikkelingsperiode van de werf (komende 5 jaar) ligt het accent op de ontwikkeling van dynamische kunst- en cultuurinitiatieven op de volgende locaties: • • •
Cultuurerf met de maakplekken in de stroken langs de hellingen en de bouwplaats bij Noorderlicht; Noord-boulevard met landmarks; Stadsatelier.
Indelingen en invullingen In het licht van het bovenstaande zijn diverse categorieën geformuleerd, die hieronder als gedachte nader zijn uitgewerkt. •
•
Kunstobjecten/ tentoonstellingen permanent De functie van kunstwerken is behalve de eigen kwaliteit het monumentaal markeren van de ruimte. Object trouvé In het gebied zijn al objecten met karakteristieke uitstraling. Deze hebben een cultuurhistorische of culturele waarde voor het gebied. Sommige kunnen als
•
•
landmark fungeren. Er is een voortdurende productie van nieuwe objecten, de cultuurhistorische objecten van morgen. Deze dynamiek kenmerkt het gebied. Tentoonstellingen dynamisch Het idee ‘dynamische sokkels’ gaat uit van sokkels op treinonderstellen, die op de aanwezige rails verplaatst kunnen worden. Dit idee sluit perfect aan bij het werfverleden. Op de sokkels kunnen in opdracht gemaakte beelden worden geplaatst (zie ook Sokkelproject Den Haag). Bedrijfsruimtes die nu tijdelijk in gebruik zijn gegeven bieden ruimte voor galeries. Maakplaatsen permanent De broedplaatsen in zowel de hellingen als in de Kunststad (Scheepsbouwloods) vormen nu het creatieve hart van het gebied. De ruimte achter de zgn. Oostvleugel is nu de ingang van de daar gevestigde creatieve ambachtelijke bedrijven. Een creatieve toonstrook aan deze kant kan het karakter van het gebied versterken. Maakplaatsen dynamisch Naast de permanente broedplaatsen kunnen dynamische maakplaatsen een waardevolle invulling van het gebied zijn. Maken is niet veeleisend. Met een container of een afdak zijn de meeste makers al tevreden. Denk aan beeldhouwers, staalwerkers, maar ook aan hobbyisten zoals bootjesmensen en pottenbakkers. Wanneer de maakplaats verplaatsbaar is kunnen deze ambachtsfiles zich blijvend dynamisch een plek verwerven en het
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
112
Werkplaats 1
Over rails beweegbare sokkels
Werkplaats 2
Kunstuitwisselstrook
Noordwaarts -
NDSM
113
•
•
verlangen en de emotie van het gebied ervaarbaar maken. Het initiatief van kunstenaar Chiel Snijders voor de herontwikkeling van Kraan nr. 7 wordt ondersteund. Speelplaatsen permanent De grote helling is een plek geworden voor voorstellingen, die niet meer weg zijn te denken in Amsterdam. Theatermakers toveren allerlei locaties op de werf om in onvergetelijke plekken. Dit moet natuurlijk mogelijk blijven. De hellingen blijven locaties voor wisselende evenementen. Afzettingen tijdens evenementen blijven nodig met in achtneming van bereikbaarheidseisen van permanente gebruikers van de ruimtes onder de hellingen. Hiervoor zal een NDSM-stijl moeten worden ontwikkeld, zodat zowel tijdens als na het evenement het gebied zijn specifieke kwaliteit kan behouden. Afgezien van een indoor skatebaan is er voor de bezoekende jeugd buiten nog niet zoveel. De aanwezigheid van een nautische bouwspeelplaats naast Noorderlicht zou een prachtige aanvulling zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid van vlotten en boten bouwen van pallets en sloophout. Speelplaats dynamisch Een fysiek podium ontbreekt op de werf. Een mobiel podium zou een prima aanvulling zijn. Zie ook de tafel in de Vervakohal.
Slot Het initiatief voor de uitvoering van deze visie moet komen van alle stakeholders samen. Zowel kunstenaars, ondernemers uit het gebied, ontwikkelaars, stichting NDSM als gemeente Amsterdam moeten partner zijn om tot een daadwerkelijke uitvoering te komen. Naast bereidheid en initiatief moet ook de financiering worden geregeld. Na vaststelling van het Investeringsbesluit zijn de volgende stappen noodzakelijk: • • •
Integreren van deze visie in de gebiedsontwikkeling Organisatie en proces Meerjaren-investeringsplan
* met dank aan Bart Stuart en Klaar van der Lippe (1) Kunst: passieve publiekparticipatie (statisch), bijv. plastiek, reliëf (2) Cultuur: actieve publiekparticipatie (tijdgebonden), bijv. concert, theater, rondleiding, tentoonstelling
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
114
Noordwaarts -
NDSM
XI. Richtlijnen monumentaal ensemble NDSM-werf Oost Op grond van geformuleerde uitgangspunten en aandachtspunten uit opgestelde monumentenplan richt Stadsdeel Amsterdam Noord zich bij de beoordeling van plannen voor het ensemble van monumenten met name op de volgende vijf punten: 1. Het ensemble is te zien als een gebied, meer dan als een verzameling van gebouwen. 2. De monumenten worden als ensemble beschermd. Plannen voor objecten en gebouwen van dit ensemble worden met name beoordeeld in relatie met het geheel. 3. Onlosmakelijk deel van het ensemble is het werfterrein tussen de gebouwen. De hellingbanen vormen hierin een wezenlijk onderdeel. Dit terrein blijft beschikbaar als manifestatieterrein. Monumenten zijn onderdeel van het manifestatieterrein en kunnen als zodanig gebruikt worden. De verbinding van de gebouwen met het water – door de hellingenbanen – is kenmerkend en met name het behouden waard. Toe te voegen programma zal deze verbinding niet mogen verbreken 4. Alle monumenten die deel zijn van het ensemble hebben een eigen functie, vorm en schaal. Gezamenlijk hebben ze een duidelijk herkenbaar karakter en vormen ze een heldere hoofdstructuur. Deze structuur sluit ook aan op de aangrenzende delen. De verschillende delen van het ensemble bezitten een zo eigen karakter, schaal en structuur, dat voor de herbestemming ingrepen primair moeten worden beoordeeld op het niveau van karakter en structuur.
5. Voor het karakter van het ensemble zijn de contrasten tussen de gebouwen, door ontwerp, leeftijd en gebruik, van belang. - zie punt 5 richtlijnen gebouwen en objecten Richtlijnen gebouwen en objecten Op grond van bovengenoemde punten kunnen onderstaande richtlijnen voor gebouwen en objecten worden gehanteerd: 1. De loodsen maken deel uit van een groter ensemble; de samenhang van het ensemble wordt benadrukt door de continuïteit van het binnen- en buitengebruik van de scheepsbouwwerkzaamheden. De intensieve relatie tussen binnen en buiten wordt behalve in de behandeling van de bestrating ook benadrukt door de doorlopende spoorbanen. 2. Belangrijkste monumentale onderdeel van de grote hallen is de hoofddraagconstructie. De hoofddraagconstructie bepaalt de contour van de loodsen. 3. De ruimtelijkheid van de hallen is overal ervaarbaar. Invullingen respecteren deze ruimtelijkheid. 4. De daken en dakvormen zijn beeldbepalend. 5. De herkenbaarheid van de scheepsbouwloods, de smederij en de aangebouwde loodsjes en de timmerwerkplaats wordt bepaald door gevelvlakken, met een zichtbare draagstructuur van staanders en liggers, terwijl de herkenbaarheid van de lasloods wordt bepaald door de grote contrasten tussen metselwerk, loodsdeuren en raamvlakken. Deze en andere architectonische
kwaliteiten zijn beschreven in de CHER – De Noordelijke IJ-oever, een cultuurhistorische effectrapportage, NDSM-terrein, blz 139 t/m 149, bureau Monumenten & Archeologie i.o.v. PMB Noordelijke IJ-oever, augustus 2003 – en kunnen als richtinggevend worden beschouwd. Het opnamevermogen van de verschillende monumentale gebouwen (programmatisch en in volume) is geen autonoom gegeven of resultante van het feitelijk aanwezig volume per gebouw, maar deels afhankelijk van het te respecteren beeldbepalende karakter per gebouw.
NDSM Investeringsbesluit bijlagenboek - concept 18 november 2010
Colofon Opdrachtgever Projectbureau Noordwaarts procesmanager: Rob Vooren, Noordwaarts Productie
Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, De Architekten Cie, Stadsdeel Amsterdam-Noord
Bijdragen van
Bureau Noordwaarts, MediaWharf BV, Amsterdam Waterfront BV, Cauberg-Huygen, Sight, DIVV en Stadsdeel Amsterdam-Noord.