Duurzame Ontwikkeling
Bijlagenboek, behorend bij het Klimaatprogramma 2009-2013
Raadsnumme r Datum
5 juni 2009
Aute ur Geurt Schepe rs Versie
defin itief
INHOUDSOPGAVE BIJLAGENBOEK: Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI
: Samenvatting Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011 : Prestatiekaart Lokaal Klimaatbeleid (SloK 2008-2012) : Belangrijkste projectresultaten klimaatbeleid Nieuwegein : Projectbladen Klimaatprogramma periode 2009-2013 : 10-puntenplan campagne ´Hier Klimaatverbondgemeente´ : Slok-aanvraag
BIJLAGE I:
Samenvatting Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Gemeenten en Rijk gaan zich gezamenlijk inspannen voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Klimaatbestendig besturen is rekening houden met ruimtelijke ordening, infrastructuur, natuur, landschap, wonen en energie. Ambities samenvatting Gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet zoals geformuleerd in het Werkprogramma ‘Nieuwe energie voor het Klimaat’ • 30% reductie van uitstoot broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990; • 2% energie besparing per jaar; • 20% hernieuwbare energiebronnen in 2020; (in het voorjaar 2008 gaat de subsidieregeling Duurzame Energieproductie (SDE) van kracht); • gemeenten zetten deze doelstellingen om in afspraken, die verwoord zijn in de Verklaring van Texel (12 april 2007); • gemeenten geven een hoge prioriteit aan klimaatbeleid; • klimaatbeleid wordt een speerpunt bij alle aanbestedingen, renovatie en nieuwbouw; • gemeenten nemen zelf energiebesparende maatregelen; • gemeenten stimuleren energiebesparing bij burgers en bedrijven; • gemeenten organiseren minimaal één educatieve activiteit voor burgers, te onderscheiden naar verschillende doelgroepen; • Nieuwe wet- en regelgeving wordt getoetst aan klimaatcriteria; • In 2010 monitoren partijen het klimaatakkoord. Van Rijk naar Gemeenten • Het Rijk signaleert mogelijke maatregelen en communiceert deze naar gemeenten; • Het Rijk financiert innovatieprogramma’s waarin ook gemeenten kunnen participeren; VNG draagt 20 klimaatneutrale gemeenten voor in 2012; • Het Rijk stimuleert dat kennis tussen de gemeenten onderling wordt uitgewisseld via oa. Het platform Duurzame overheden en kennisnetwerken. Duurzame overheid • Gemeenten streven naar een klimaatneutrale huisvesting: energiebesparing bij verwarming, verlichting (via Taskforce verlichting), energiezuinige apparatuur en wagenpark; • 75% duurzaam inkopen in 2010, 100% in 2015 (Verwoording concrete doelen in het programma ‘Duurzame Bedrijfsvoering Overheden’ (DBO); • € 400.000,- van Rijk naar VNG voor ondersteuning duurzaam inkopen; • 2012 rijk klimaatneutraal gehuisvest; • Subsidieregeling 2008-2012 voor personeelslasten, onderzoek, communicatie en educatie voor klimaatbeleid; • Bevorderen van maatschappelijke steun voor carbon capture and storage (CCS). Duurzame energieproductie • 20% hernieuwbare energiebronnen in 2020, in het voorjaar 2008 gaat de subsidieregeling Duurzame Energieproductie (SDE) van kracht); • verdubbeling opgesteld vermogen windenergie in 2011. (uitvoeringsprogramma windenergie wordt opgesteld door Rijk en gemeenten omtrent o.a. regelgeving inpassing windturbines); • Gemeenten stimuleren innovaties en proefprojecten ‘groen gas’. Schone en zuinige mobiliteit • Gemeenten nemen van maatregelen om emissies van broeikasgassen mobiliteitssector terug te dringen, zoals instellen milieuzones vrachtwagens of aardgasbussen, meer tankvoorzieningen alternatieve brandstoffen binnen de gemeenten grenzen; • Gemeenten CO2-emissiereductie integraal opnemen in lokale en regionale verkeers- en vervoersplannen; • Gemeenten stimuleren bedrijven en burgers zuiniger auto’s aan te schaffen; • Verduurzamen enigen wagenpark gemeenten en rijk via alternatieve brandstoffen;
• Nederland in 2020 één van de schoonste vervoerssystemen heeft zie Werkprogramma Nieuwe energie voor klimaat pag. 51; • 10 proefprojecten duurzame wagenparken via de VNG. Energietransitie van de gebouwde omgeving • Nieuwbouw energie neutraal in 2020; • 50% minder energieverbruik in woningen en gebouwen in 2020; • Energieprestatiecoëfficiënt gaat in 2011 van 0,6 naar 0,4; • Nieuw innovatieprogramma voor nieuwbouw en renovatie om te komen tot hogere energieprestatie in veldexperimenten in de nieuwbouw, maatregelen op gebiedsniveau en effecten binnenmilieu; • Vanaf 1 januari Energielabel voor gebouwen van kracht; • Gemeenten pakken innovatieve initiatieven in gebouwde omgeving actief op (PEGO); • VNG stelt 10 proefprojecten in voor energiebesparende maatregelen/ duurzame energie bronnen in woonwijken; • Gemeenten werken actief mee aan plan ‘Meer met Minder’; • Gemeente als coördinator in wijkgerichte aanpak; • Gemeente maken afspraken met projectontwikkelaars en woningcorporaties; • Gemeente organiseert doelgroepgerichte communicatie en voorlichtingscampagnes ter bevordering energiebesparende maatregelen bij panden van bedrijven en burgers; • Gemeenten stellen in prestatiecontracten met woningcorporaties energieprestatie–eisen voor bestaande woningvoorraad en voor nieuwbouw; • Rijk stelt €121 miljoen ter beschikking voor gebouwde omgeving (uit Werkprogramma Nieuwe Energie voor Klimaat). Duurzame bedrijven • Bevorderen duurzaam inkopen en duurzame mobiliteit; • Meerjarenafspraken (MJA) convenant energie efficiency voor energiemaatregelen blijft van kracht. Energie besparingsmaatregelen die binnen 5 jaar terugverdient kunnen worden dienen genomen te worden. Gemeenten controleren via Wet milieubeheer de naleving van energie voorschriften; • Gemeenten geven prioriteit op energiebesparing bij periodieke controles. VNG en VROM ontwikkelen een nieuw beoordelingssysteem; • Rijk en gemeenten bevorderen maatschappelijke steun Carbon Capture and Storage (CCS); • Duurzame agrarische bedrijven; • gemeenten en Rijk stimuleren plannen duurzame- land en tuinbouwbedrijven met aandacht voor efficiënte vervoersstromen, gebruik van elkaars reststoffen, opwekken duurzame energie uit meststoffen, bevorderen teelt energiegewassen, plaatsing van windturbines. Binnen bestemmingsplannen, bouw- en milieuvergunningen dient hier ruimte voor gemaakt te worden; • Mestvergisting worden in bestemmingsplannen zo goed mogelijk landschappelijk ingepast; • Gemeenten stimuleren innovatieve samenwerkingsverbanden tussen initiatiefnemers en andere partijen, zoals de energieclusters van glastuinbouwbedrijven; • Het Rijk stimuleert innovatieve energiesystemen in de glastuinbouw; • Het Rijk heeft het voornemen een subsidieregeling in te stellen voor energienetwerken, glastuinbouw maakt hier onderdeel van uit; • Het Rijk stimuleert co-vergisting via de regeling SDE. Adaptatie Focus vanuit de nationale Adaptatie strategie: • veiligheid, economie, leefklimaat en biodiversiteit; • gebiedsgerichte aanpak; • vergroten van weerstand, veerkracht en aanpassingsvermogen; • zinvol inzetten van natuurlijke processen en risicobenadering; • Gemeenten en rijk brengen maatregelen voor adaptatie in kaart; • Gemeenten in ARK verband toetsen de gemeentelijke adaptatie opties (VNG 2007) op mogelijke aanvullingen. Pilots met waterschappen en gemeenten kunnen opgestart worden. De pilots richten zich op welke additionele adaptatie maatregelen gemeenten kunnen nemen, de implementatie, kosten en financieringsconstructies voor de maatregelen en een uitvoerbaar scenario voor andere gemeenten. Voor de pilots is € 1 miljoen beschikbaar. Voor de pilots dient aansluiting gezocht te worden met ‘Kennis voor Klimaat’.
Financiering • BANS II, 37 miljoen voor 2008-2012 vanuit Werkprogramma ‘Schoon en Zuinig’; • Energietransitie: innovatie en versnelling: € 262 miljoen; • Hernieuwbare bronnen en co-vergisting: in het voorjaar 2008 gaat de Subsidieregeling Duurzame Energieproductie (SDE) van kracht; • Subsidieregeling 2008-2012 voor personeelslasten, onderzoek, communicatie en educatie voor klimaatbeleid; • € 400.000,- van Rijk naar VNG voor ondersteuning duurzaam inkopen; • Nieuw innovatieprogramma voor nieuwbouw en renovatie om te komen tot hogere energieprestatie in veldexperimenten in de nieuwbouw, maatregelen op gebiedsniveau en effecten binnenmilieu; • Het Rijk heeft het voornemen een subsidieregeling in te stellen voor energienetwerken, glastuinbouw maakt hier onderdeel van uit; • € 1 miljoen voor pilots tussen gemeenten en waterschappen voor additionele adaptatie maatregelen in praktische scenario’s.
Via de volgende link kunt u het de complete tekst van het akkoord downloaden: www.vrom.nl/pagina.html?id=2706&sp=2&dn=w1005
Bijlage II: PRESTATIEKAART LOKAAL KLIMAATBELEID (SLoK 2008-2012) – versie juli 2008
Programmaprestaties Ambitieniveaus
Actief
Voorlopend
Innovatief
Energiebesparing
2 % besparing per jaar op de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt
3 % besparing per jaar op de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt
4 % besparing per jaar op de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt
Verduurzaming
5 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt is duurzaam opgewekt
10 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt is duurzaam opgewekt
20 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt is duurzaam opgewekt
• ofwel door duurzame opwekking binnen de gemeente • ofwel door participatie van de gemeente en/of lokale organisaties in opwekking elders (windpark, biomassacentrale e.d.) Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van overige broeikasgassen. Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op de reductie van overige broeikasgassen heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats
• ofwel door duurzame opwekking binnen de gemeente • ofwel door participatie van de gemeente en/of lokale organisaties in opwekking elders (windpark, biomassacentrale e.d.) Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 50% van de uitstoot in de gemeente
• ofwel door duurzame opwekking binnen de gemeente • ofwel door participatie van de gemeente en/of lokale organisaties in opwekking elders (windpark, biomassacentrale e.d.) Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 70% van de uitstoot in de gemeente
Reductie overige broeikasgassen
Prestaties per Thema Ambitieniveaus Actief Voorlopend A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop Nieuwbouw van gebouwen
• Realiseren met een met 20 % verscherpte EPC
• Realiseren met een met 50 % verscherpte EPC
Bestaande gebouwen
• Energiebesparing 2 % per jaar • 40 % opwekking en/of inkoop duurzame energie • Energiebesparing 2 % per jaar • 40 % opwekking en/of inkoop duurzame energie
• Energiebesparing 3 % per jaar • 70 % opwekking en/of inkoop duurzame energie • Energiebesparing 3 % per jaar • 70 % opwekking en/of inkoop duurzame energie
Infrastructurele voorzieningen (openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen, gemalen e.d.)
Innovatief • Minimaliseren energievraag en duurzaam opwekken en/of inkopen resterende energievraag (energieneutraal) • Energiebesparing 4 % per jaar • 100 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (energieneutraal) • Energiebesparing 4 % per jaar • 100 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (energieneutraal)
• 5 % Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
• 10 % Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
• 20 % Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
Nieuwbouw
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met een 10 % verscherpte EPC • Realiseren van een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met een 25 % verscherpte EPC • Realiseren van een EPL van 8,0 tot 9,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 90 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met 75 % verscherpte EPC of: • Realiseren van energieneutrale woningen • Realiseren van een EPL van 9,0 tot 10,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen
Bestaande woningvoorraad
• Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar
• Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2 % per jaar
Bewonersgedrag
5 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag:
10 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag:
• Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 4 % per jaar of: • Realiseren van energieneutrale woningen (binnen voorbeeldprojecten) 20 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag:
• Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit
• Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit
• Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40 % van de bouwvergunningen • Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 10 % verscherpte EPC
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen • Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 25 % verscherpte EPC
• Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar
• Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2 % per jaar
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 90 % van de bouwvergunningen • Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 75 % verscherpte EPC of: • Realiseren van energieneutrale utiliteitsgebouwen • Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 4 % per jaar
Gemeentelijk wagenpark, dienstreizen en woon-werkverkeer
B. Woningen Handhaving EPC
C. Utiliteitsgebouwen Handhaving EPC
Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen
Bestaande utiliteitsgebouwen
D. Bedrijven Vergunningverlening en handhaving
Reductie overige broeikasgassen
Bedrijventerreinen
• Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van energie • Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op energieaspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Handhaving van afspraken MJA-bedrijfstakken waarvan gemeente bevoegd gezag is, heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van overige broeikasgassen • Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op de reductie van overige broeikasgassen heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
• Extra energie-efficiencyverbetering en/of verduurzaming van gemiddeld 2 % per jaar bij de bedrijven waarvan de gemeente bevoegd gezag is op grond van de Wet Milieubeheer
• Extra energie-efficiencyverbetering en/of verduurzaming van gemiddeld 4 % per jaar bij de bedrijven waarvan de gemeente bevoegd gezag is op grond van de Wet Milieubeheer
• Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 50% van de uitstoot in de gemeente
• Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 70% van de uitstoot in de gemeente
• Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 3% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
• Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 4% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
• Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 2 % per jaar
• Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 4 % per jaar
E. Verkeer en Vervoer Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
• Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 1 % per jaar
F. Grootschalige Duurzame Energie-opties Grootschalige en/of collectieve DE-opties
3 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties:
5 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties:
10 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties:
• • • •
• • • •
• • • •
Wind Biomassa Waterkracht Warmte/Koude-opslag
Wind Biomassa Waterkracht Warmte/Koude-opslag
Wind Biomassa Waterkracht Warmte/Koude-opslag
Organisatieversterkende randvoorwaarden Ambitieniveaus
Actief
Voorlopend
Innovatief
Taken en verantwoordelijkheden
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in functieomschrijvingen en werkplannen
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn geborgd d.m.v. een kwaliteitszorgsysteem
Het kwaliteitszorgsysteem wordt periodiek door een onafhankelijke partij geaudit en gecertificeerd
Beleidsmatige inbedding
Opname van energiedoelstellingen in beleid van andere beleidsvelden (zoals Wonen, RO, BWT, Economie, Sociale Zaken)
Doorvertalen van energiedoelstellingen naar doelstellingen van andere beleidsvelden (zoals Wonen, RO, BWT, Economie, Sociale Zaken)
Doorvertalen van energiedoelstellingen naar doelstellingen en instrumentarium van andere beleidsvelden (zoals Wonen, RO, BWT, Economie, Sociale Zaken)
Financiering
Structureel budget, randvoorwaarden en bevoegdheden vastgesteld m.b.t. investeringen in energiebesparing en duurzame energie in de gemeentelijke gebouwen en voorzieningen Structurele communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid naar alle relevante onderdelen en niveaus van de gemeentelijke organisatie Monitoring op inspanningen (projectniveau)
Structureel budget, randvoorwaarden en bevoegdheden vastgesteld m.b.t. investeringen in energiebesparing en duurzame energie door doelgroepen Structurele communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid naar alle relevante partijen, inclusief burgers, binnen de gemeente
Vernieuwende financieringsconstructies vastgesteld m.b.t. investeringen in energiebesparing en duurzame energie door doelgroepen Vernieuwende vormen van communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid
Monitoring op resultaten (projectniveau)
Monitoring op doelstellingen (programmaniveau)
Communicatie
Monitoring
Bijlage III: Belangrijkste projectresultaten klimaatbeleid Nieuwegein Gemeentelijke gebouwen en voorzieningen • diverse gemeentelijke voorbeeldprojecten (zonnestroompanelen en zonneboiler op MEC, 2001); • energiebeheersysteem gemeentelijke gebouwen; • wagenparkscans (standaard (2005/2006 [CE]) en t.b.v. rijden op aardgas (2008 [Ecofys]); • uitvoeren maatregelen wagenparkscans (vanaf 2006); • verscherpte EPC bij gemeentelijke nieuwbouwprojecten (Aanbiedstation: GreenCalc+ score 249 (=DuBolabel A)); • laten opstellen van 8 energielabels en 4 EPA-maatwerkadviezen bij gemeentelijke gebouwen (2008). Woningen • oplevering in wijk Galecop van de 1e WNF-Pandawoningen in Nederland (77 stuks, EPC 0,7 in 1997); • Duurzaamheidsvisie herstructurering binnenstad Nieuwegein (1999); • opnemen van duurzaamheidsambities in PvE’s van diverse bouwplannen (continu); • stimuleren van EPA´s bij woningcorporaties via ´Prestatieovereenkomst Wonen 2003-2006´ (2003); • medeoprichten en deelnemen aan Servicepunt Wooncomfort i.s.m. provincie en regiogemeenten (2005-2007); • nota ´Bouwen voor de toekomst – Duurzaam Bouwen beleid gemeente Nieuwegein´ (2007); • ontwikkeling en verspreiding van cd-rom ´Gouden tips voor Duurzaam verhuizen en renoveren (2007). Bedrijven • adequate vergunningverlening en handhaving waarbij aandacht besteed wordt aan energiebesparing; • Duurzaamheidvisie bedrijvenpark Het Klooster (2000 [NovioConsult]); • Energievisie bedrijvenpark Het Klooster (2002 [Ecofys]); • uitgiftebeleid Het Klooster en Galecopperzoom: verplichte uitvoering van duurzaamheidsscans door geïnteresseerde bedrijven; • deelname aan actie Utrechtse Bedrijven Besparen Energie (UBBE, van 1/9/2006 tot 1/3/2008); • Duurzaamheidtoets Palmtorens (2007, GreenCalc+ score 386 (=DuBolabel A+)); • medeorganisator / deelname aan pilotproject Cursus Duurzaam Ondernemen op bedrijventerrein Plettenburg-de Wiers (2007/2008). Verkeer en vervoer • Eindrapport fietsbalans Nieuwegein (2002 [Fietsersbond]); • Verkeersmodel Regio Utrecht (2006); • opstellen Luchtkwaliteitplan Nieuwegein (2008); • stimuleren realisatie aardgasvulpunt (voorjaar 2009). Duurzame energie • deelname aan provinciale zonneboileractie (1997/1998); • Quickscan windenergie Nieuwegein (1999 [Ecofys]); • haalbaarheidsstudie toepassing windenergie, Bedrijvenpark Het Klooster (2000 [WEOM]); • gemeentelijke inkoop groene stroom (10% sinds 998 opgelopen tot 20% in 2003, 100% sinds 2004); • aanbesteding WKO voor deelgebied Het Klooster incl. gunning (2004-2007); • aanbesteding projectontwikkeling windpark Het Klooster incl. gunning (2005); • Haalbaarheidsonderzoek biomassacentrale Het Klooster (2006 [CEA]); • grondwateronttrekkingsvergunning afgegeven voor wko-systeem Stadshart met 6 doubletten (2008). Algemeen • EnergieModel Nieuwegein incl. DE-scan (2004 [Ecofys]); • opzetten van CO2-projectmonitoring d.m.v. software CarMon (sinds 2007 [Ecofys]).
Bijlage IV: Projectbladen Klimaatprogramma periode 2009-2013
Doelgroep / thema
Gemeentelijke gebouwen en –voorzieningen
Subdoelgroep / subthema
Nieuwbouw
Project
A1
SLOK-ambitie: n.v.t.
Realiseren met een t.o.v. vigerende Bouwbesluit 10 % verscherpte EPC en minimaal 10%
Energiezuinige gemeentelijke nieuwbouw
duurzame energie (NB: als ondergrens geldt voor SLoK een aanscherping van 20%. Dit project wordt daarom qua inzet niet meegeteld voor de SLoK-aanvraag). Doelstellingen project
• Energiezuinige gemeentelijke nieuwbouw realiseren, waarbij op gebouwniveau een streven (géén eis) geldt van een t.o.v. het Bouwbesluit minimaal 10% aangescherpte energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en bovendien een streven naar minimaal 10% duurzame energieopwekking (vanwege de doelstellingen van het ondertekende Klimaatverbond). • Uitbouwen gemeentelijke voorbeeldfunctie t.b.v. het Klimaatprogramma.
Typering project
Implementatie en continuering van bestaand beleid (evt. voorafgaand onderzoek zinvol)
Relatie met andere activiteit of ander beleid
Relevant voor dit project is het in december 2007 door de raad vastgestelde nota ´Bouwen voor de toekomst – Duurzaam Bouwen beleid gemeente Nieuwegein´. Via de toepassing van het instrument GreenCalc+ wordt voor alle thema’s een integrale milieuprestatieverbetering van 15% t.o.v. de gebruikelijke bouwpraktijk nagestreefd. De gemeente vervult daarbij een voorbeeldfunctie. Bij gemeentelijke nieuwbouw vindt tijdens diverse planfasen vanuit de afd. Duurzame Ontwikkeling advisering plaats en wordt gestreefd naar borging van afspraken. Voor het nieuwe stadhuis zijn de afgelopen jaren reeds de nodige voorbereidingen getroffen en is het Definitief Ontwerp vastgesteld (GreenCalc+ score MIG=182, voldoet niet aan de in 2007 in de nota vastgestelde ambitie ). Mogelijk wordt de komende jaren een besluit genomen over nieuwbouw van de gemeentewerf en/of een nieuwe school.
CO2-uitstootreductie en evt. andere resultaten
Ongeveer 10% CO2-uitstootreductie t.o.v. referentie Bouwbesluit.
Mogelijke bijkomende voordelen: • Verbetering van comfort en gezondheid en daardoor betere ARBO-omstandigheden, minder klachten, minder ziekteverzuim en productievere werknemers, leerlingen en andere gebouwgebruikers; • Lage exploitatielasten; • Toename van kwaliteit; • Meer bedrijvigheid die inspeelt op de marktvraag naar energiebesparing. Aanpak
1. In Programma van Eisen en bij opdrachtverlening voor ontwerp als uitgangspunt meegeven dat de EPC minimaal 10% lager dan de norm volgens het Bouwbesluit moet zijn; 2. Bij VO en DO wordt de door ontwerper aangeleverde EPC- en GreenCalc+ score getoetst door afd. DO. Gemeentelijke projectleider(s) treden hierbij coördinerend op.
Inspanning
• Gemeente: vanaf 2010: afd. DO: jaarlijks 25 uur , projectleiders (2x) jaarlijks 10 uur.
Planning Afd.DO Projectleiders Uitvoerder / betrokken partijen
2009 2010 2011 tijd kosten tijd kosten tijd kosten 25 25 20 20 • Afdeling Duurzame Ontwikkeling;
2012 tijd kosten 25 20
2013 tijd kosten 25 10
totaal tijd kosten 100 70
• Afdeling Programma´s en Projecten (Unit Accommodaties); • Afdeling Projectmanagement en Ondersteuning; • Afdeling Grondbedrijf en Vastgoedzaken; • Ingenieursbureau.
Externe partijen: • Architecten en bouw- en installatiebedrijven; • Evt. energie(diensten)bedrijven. Succes- en faalfactoren / haalbaarheid / herhaalbaarheid
• Bestuurlijke wil om hogere ambities (t.o.v. Bouwbesluit) te realiseren is van belang; • Verscherpte EPC en een minimum aandeel duurzame energie dient privaatrechtelijk als opdrachtgever in het Programma van Eisen te worden opgenomen. Koppeling aan vigerende norm is daarbij relevant. Bij aanscherping van de norm in het Bouwbesluit wordt de zelfopgelegde eis daardoor eveneens scherper; • Een informatiebijeenkomst over duurzaam bouwen en/of bezoek aan een voorbeeldproject kan eventuele weerstand bij interne opdrachtgevers, uitvoerende afdelingen en externe partijen wegnemen; • Invulling rol opdrachtgever is van belang. Aandacht van alle (vaak meerdere) gemeentelijke afdelingen die als opdrachtgever optreden is van belang; • duurzaamheidservaring is van belang bij selectie en opdrachtverlening aan architekt, adviseur, installateur, aannemer en andere opdrachtnemers; • Handhaving en controle van EPC-berekeningen en werkelijke energieprestatie; • Hogere investeringen kunnen gefinancieerd worden uit lagere exploitatielasten. Dus niet alleen naar de stichtingskosten kijken, maar naar de meerjarenexploitatie; • Indien financiering van meerkosten knelpunt is, kan de gemeente een externe partij contracteren om de energievoorziening te exploiteren. Zo betaalt de gemeente voor energiediensten (een behaaglijk, verlicht en gezond gebouw) in plaats van voor de energie zelf. De gemeente heeft daarbij geen omkijken naar de systemen voor verwarming, koeling, verlichting, ventilatie etc. terwijl wel sprake kan zijn van gebouwen met een (sterk) gereduceerd energieverbruik. Overigens is concept niet alleen geschikt voor nieuwbouwsituaties maar ook bij grootschalige renovatie.
Overige informatie/ opmerkingen
Praktijkvoorbeelden: • Gemeente Nieuwegein: energiezuinig aanbiedstation; • Gemeente Gouda: energiezuinig en duurzaam Huis van de Stad; • Gemeente Ooststellingwerf: energiezuinig gemeentehuis; • Gemeente Castricum: nul-energie school De Sokkerwei; • Gemeente Amsterdam: Energievoorziening uitbesteden met energiebesparing als prestatie-eis bij J.P. Coenschool (2 locaties) en 8ste Montessorischool.
Doelgroep / thema
Gemeentelijke gebouwen en –voorzieningen
Subdoelgroep / subthema
Bestaande bouw
Project
A2
SLOK-ambitie: voorlopend
3% energiebesparing per jaar en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Doelstellingen project
Vastleggen van uitgangspunten voor besluitvorming over energiebesparende maatregelen
Realiseren van energiebesparing in gemeentelijke gebouwen
in het Programma van Eisen van renovatie en in meerjarenonderhoudsplannen. Typering project
Lokaal project, implementatie van geadviseerde energiemaatregelen.
Relatie met andere
In Nieuwegein is de verhouding van CO2–uitstoot van elektra-inkoop versus
activiteit of ander beleid
aardgasinkoop circa 72/28 (bron: BRU notitie ´Verduurzaming van inkoop elektriciteit en aardgas´ via Bestuurs Regio Utrecht d.d. 19 maart 2009). Nieuwegein heeft de elektriciteitsinkoop (4,7 miljoen kWh in peiljaar 2000) per 1/1/2004 100% vergroend en is qua energie-inkoop dus al 72% verduurzaamd en daarmee behoorlijk op weg richting een klimaatneutrale eigen organisatie. In 2008 zijn voor 8 gemeentelijke gebouwen energielabels opgesteld. In het kader van de EU-richtlijn EPBD dienen publiektoegankelijke gebouwen van een bepaalde omvang immers een energielabel op een zichtbare plek op te hangen vanaf 1/1/2009. Voor vier van deze gebouwen is een EPA-U maatwerkadvies gemaakt, waarin ook energiebesparende maatregelen zijn geïnventariseerd. Door het integreren van energiebesparende maatregelen in de meerjarenonderhouds- en renovatieplannen van gemeentelijke gebouwen wordt structureel energie besparen een automatisme.
CO2-uitstootreductie en
3% energiebesparing per jaar bij gemeentelijke gebouwen.
evt. andere resultaten Mogelijke bijkomende voordelen: • comfortverhoging; • preventie van klachten. Aanpak
1. Op basis van uitgevoerde EPA-scans nagaan welke maatregelen op korte termijn uitvoerbaar zijn (terugverdientijd <5 jaar) en welke op langere termijn; 2. Evt. overleg met de betrokken partijen (aannemers, installatieadviseurs, architecten) over praktische haalbaarheid; 3. Haalbare maatregelen vastleggen in een Meerjarenonderhoudsplan, zodat de financiering van maatregelen wordt vastgelegd. Hogere investeringen zijn te financieren uit lagere exploitatielasten en het op te richten gemeentelijk energiebesparingsfonds; 4. Monitoring van de realisatie van de uitvoering; 5. Onderzoeken of via decentralisatie van energiebudgetten of via huurcontracten van gemeentelijke gebouwen financiële prikkels voor energiezuinig gedrag zijn in te bouwen.
Inspanning
• Gemeente: 75 uur voor 5 gebouwen door Facilitair Bedrijf plus jaarlijks 10 uur door afd. DO voor monitoring uitvoering; • Externe kosten: p.m. (financiering van extra investeringen uit lagere exploitatielasten, al dan niet via een energiebesparingsfonds, is mogelijk).
Planning
Uitvoerder / betrokken
2009 2010 2011 2012 2013 tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 5 10 10 10 5 25 50 • Facilitair Bedrijf (trekker);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (adviserend, ondersteunend);
Afd. DO, milieu Facilitair Bedrijf
totaal tijd kosten 40 75
• Afdeling Communicatie en Juridische zaken (adviserend); • Afdeling Financiën (afstemming). Succes- en faalfactoren /
• Het vastleggen van de uitgangspunten in beleid is belangrijk om al in het eerste stadium
haalbaarheid /
van de planfase rekening te kunnen houden met de beoogde energieprestatie. Op die
herhaalbaarheid
manier kunnen meerkosten vermeden worden; • Gebruik een voorbeeldproject of locatie om ervaring op te doen en vervolgens na evaluatie op basis van de ervaringen het beleid nader in te vullen; • Maak andere voordelen dan alleen financieel-/economische voordelen gebaseerd op energiebesparing zichtbaar. Zo is het van belang te beseffen dat een afname van verzuim, door een meer comfortabele en gezonde omgeving, minimaal zo belangrijk is als lage energiekosten; • Zorg voor betrokkenheid eigenaren, huurders, gebruikers en gebouwbeheerders; • Zorg voor goede onderbouwing van te maken keuzes, waarbij de gebouwprestatie leidend is, niet de toe te passen techniek; • Ook voor niet energielabelplichtige gebouwen is energiebesparing van belang; • Regelmatige check op uitgangspunten is van belang; • Flexibiliteit is goed, zolang de energie-ambitie niet wordt afgezwakt; • Mogelijk zijn er relaties met overige kwaliteits- en milieuzorgsystemen (ISO en EPBD).
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• Gemeente Dongen: renovatie gemeentehuis; • Gemeente Amsterdam: renovatie Stadsdeelwerf Papaverweg.
Doelgroep / thema
Gemeentelijke gebouwen en –voorzieningen
Subdoelgroep / subthema
Bestaande bouw
Project
A3
SLOK-ambitie: actief
2% energiebesparing per jaar en 40% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Doelstellingen project
Via het optimaliseren van de mogelijkheden van het bestaande energiebeheersysteem
Optimaliseren energiebeheersysteem gemeentelijke gebouwen
worden de voordelen hiervan gewaarborgd en beter zichtbaar. Typering project
Lokaal uitvoerend project.
Relatie met andere
In Nieuwegein is reeds een energiebeheersysteem ingevoerd (Opticom).
activiteit of ander beleid
In Nieuwegein is de energie-inkoop al 72% verduurzaamd (zie project A2).
CO2-uitstootreductie en
In combinatie met project A2 3% energiebesparing per jaar bij gemeentelijke gebouwen.
evt. andere resultaten Mogelijke bijkomende voordelen: • comfortverhoging; • preventie van klachten door sneller signaleren en verhelpen van storingen. 1. Inventariseren van knelpunten en verbetermogelijkheden m.b.t. het bestaande
Aanpak
energiebeheersysteem (o.a.: welke gemeentelijke gebouwen zijn gewenst om aan te sluiten bij het energiebeheersysteem, welke zijn nu aangesloten, verloopt het energiebeheer zoals het zou moeten, wat zijn de verbetermogelijkheden); 2. Uitvoeren verbeterd energiebeheer; 3. Zo mogelijk inpassen Energiespiegel in bouwplan nieuwe stadhuis (oplevering 2011). Inspanning
• Gemeente: voor stap 1: 100 uur afd. DO, voor stap 2: 8 uur per gebouw (18 stuks) per jaar door Facilitair Bedrijf plus jaarlijks 5 uur door afd. DO, voor stap 3: 40 uur afd. DO • Externe kosten:€10.000 (NB: de door Ecofys ontwikkelde Energiespiegel betreft ´hardware´ en is niet SLOK-subsidiabel)
NB: De uitvoering van energiezorg mag circa 5-10% van de energiekosten bedragen. Planning
Uitvoerder / betrokken
2009 2010 tijd kosten tijd kosten 30 80 70 140 • Facilitair Bedrijf (trekker);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (adviserend, ondersteunend).
Succes- en faalfactoren /
• Directe link met inkoopbeleid energie en energiecontracten is mogelijk. Energiezorg kan
Afd. DO, milieu Facilitair Bedrijf
2011 tijd kosten 45 10.000 140
2012 tijd kosten 5 140
2013 tijd kosten 5 70
totaal tijd kosten 165 10.000 560
haalbaarheid /
door energieleverancier worden uitgevoerd en geeft inzicht in de mogelijkheden van
herhaalbaarheid
contractaanpassing inkoop van duurzame energie; • Betrokkenheid en draagvlak bij gebouwgebruikers en gebouwbeheerders; • Resultaten en successen zichtbaar maken; • Verstoring van continuïteit door personele wisselingen, verandering in prioriteiten, gebrek aan personele capaciteit; • Klachten verhelpen voordat gedragsaspecten aan de orde komen.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden monitoring:
opmerkingen
• Gemeenten Heerhugowaard, Uithoorn, Kerkrade en Doetinchem: Energiespiegel; • Eindhoven, Den Bosch: energiemanagementsysteem; • Amsterdam: online energiemanagementsysteem; • Diverse gemeenten: Milieubarometer overheidskantoren (benchmark); • Gemeente Katwijk: energie-onderzoeken en monitoring.
Voorbeelden maatregelen beheer: • Gemeente Dordrecht: optimalisering d.m.v. piep- en knijpmethode (-25% gas); • Gemeenten Bergh, Hilversum: koffieautomaat op tijdklok; • Gemeente Berkel-Rodenrijs: alle verlichting op bewegingssensoren; • Gemeente Schiedam: bewegingssensoren en daglichtregeling.
Doelgroep / subdoelgroep
Gemeentelijke gebouwen en –voorzieningen
Subdoelgroep / subthema
Infrastructurele voorzieningen
Project
A4
SLOK-ambitie: voorlopend
Energiebesparing 3% per jaar en 70% opwekking en/of inkoop duurzame energie
Doelstellingen project
Verbetering van de kwaliteit (incl. energetische kwaliteit) van de Openbare Verlichting
Ontwikkelen beleids- en beheerplan openbare verlichting
(OVL) tegen gelijkblijvende of lagere exploitatiekosten. Typering project
Het is een lokaal beleidsmatig project waarvoor mogelijk nader onderzoek nodig is. Na beleidskeuze volgt implementatie via beheerplannen.
Relatie met andere
Nationale ontwikkeling
activiteit of ander beleid
Eind 2007 is door minister Cramer een Taskforce Verlichting ingesteld, waarbij m.b.t. OVL de volgende doelen zijn geformuleerd: een energiebesparing (t.o.v. 2007) van 15% in 2011, 20% in 2013 en 30% in 2020. Doel is ook in 2011 dat 400 gemeenten en 12 provincies een OVL-uitvoeringsplan hebben. In de in mei 2008 opgeleverde rapportage adviseerde de Taskforce Verlichting om afspraken te maken over hoe ‘koplopende’ gemeenten en provincies collega-overheden en andere verlichtingsbeheerders enthousiasmeren en betrekken bij het realiseren van energiezuinige OVL. Als onderdeel van de afspraken worden gemeenten en provincies ondersteund bij het energiezuinig maken van OVL, o.a. via voorfinanciering van maatregelen. Begin 2008 is door SenterNovem een viertal pilots gestart voor OVL-beleidontwikkeling en -uitvoering. Doel hiervan was het opstellen van een bestuurlijke beslisnotitie eind 2008 op basis waarvan deelnemers een besluit over uitvoering zouden kunnen nemen.
Ontwikkeling in de provincie Utrecht en de gemeente Nieuwegein In de provincie Utrecht is één van de vier bovengenoemde pilots gestart. De bijeenkomsten zijn goed bezocht en er is bij gemeenten interesse gebleken voor een actieve aanpak voor realisatie van veiliger en mooier verlichten in combinatie met energiezuinigheid en aandacht voor omgevingskwaliteit (o.a. lichthinder). Nieuwegein heeft deelgenomen, maar het traject niet volledig afgerond. In 2004 is in opdracht van de gemeente Nieuwegein een onderzoek uitgevoerd door Infra Engineering, waarbij voor woonwijken een ´Keuzenotitie Openbare verlichting´ is opgesteld. Het college van BenW heeft toen besloten geen nieuwe investeringen te doen voor kwaliteitsverbetering t.a.v. OVL. Een i.k.v. de binnenstadontwikkeling recentelijk georganiseerd werkbezoek aan het Openluchtcentrum van de Verlichting in Lyon heeft de gemeentelijk delegatie overtuigd van de meerwaarde van het van tevoren nadenken over de verlichting van je stad. Niet alleen t.a.v. beleving maar ook in het kader van bv. energieverbruik is het van belang verschillende lichtbronnen op elkaar af te stemmen. Bekeken wordt nu hoe dit ingezet kan worden voor de gehele stad, waarbij de Binnenstad een pilot vormt. Binnenkort wordt gestart met een Masterplan verlichting Binnenstad. Dit kan o.a. via de Structuurvisie worden doorvertaald naar geheel Nieuwegein. In Nieuwegein is de energie-inkoop al 72% verduurzaamd (zie project A2).
CO2-uitstootreductie en
Binnen de sector Openbare Verlichting / GWW wordt veel energie verbruikt. Meestal
evt. andere resultaten
meer dan 50% van het gemeentelijke elektriciteitsverbruik. Tegelijk zijn er tal van kosteneffectieve maatregelen om energie te besparen. In de zomer van 2008 is in opdracht van SenterNovem door Citytec via het instrument ‘Zicht op Licht’ voor alle gemeenten in de provincie Utrecht het energiebesparings-potentieel bij openbare verlichting in kaart gebracht; Nieuwegein had volgens de ‘Zicht op Licht’ scan ca. 19% besparingspotentieel, ofwel ca. 600.000 kWh (ofwel 340 ton CO2-uitstootreductie).
Mogelijke bijkomende voordelen: • Er ontstaat een Beleids- en beheerplan openbare verlichting: formulering ambities t.a.v. kwaliteit, gebiedsgerichte benadering waarbij de OV lichtsterkte is aangepast aan de functies van de omgeving; • Betere OVL tegen gelijkblijvende of lagere exploitatiekosten (energie en onderhoud); • Betere financiële controle; • Betere relatie met burgers en bedrijven door oplossen klachten, honoreren wensen en interactief beleidsproces; • Mogelijk minder geluidshinder en luchtkwaliteitsverbetering op wegen waar het (nu te hoge) verlichtingsniveau gereduceerd kan worden waardoor rijsnelheid mogelijk afneemt. 1. Vaststellen projectorganisatie;
Aanpak
2. Inventariseren van natuurlijke momenten en andere aanknopingspunten; 3. Opstellen startnotitie met uitgangspunten (o.a. sociale veiligheid, verkeersveiligheid, lichthinder, energieverbruik en kosten); 4. In beeld brengen huidige kwaliteit OVL; 5. Ontwikkelen en vaststellen ambities; 6. Uitwerken gekozen ambities in beleids- en meerjarenuitvoeringsplan; 7. Uitvoeren plan en jaarlijkse terugkoppeling van inspanning en resultaten aan Team Milieu van de afd. DO (i.v.m. monitoring CO2-uitstootreductie). • Gemeente: afd. Beheer 200 uur + p.m., afd. DO 125 uur
Inspanning
• Externe kosten: €12.500 voor externe adviseur die zowel inhoudelijk als procesmatig dit proces t/m Beleidsplan OVL kan trekken; gedekt via afd. DO. ). Daarna dient Beheerplan te worden opgesteld. Bij uitbesteding dient nog dekking te worden gezocht hiervoor. Planning Afd. DO, milieu Afd. Beheer
2009 tijd kosten 25 25
2010 tijd kosten 90 150 €12.500
2011 tijd 10 25 + p.m.
2012 2013 totaal kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 125 p.m. 200 €12.500
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Beheer (trekker);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (advisering, ondersteuning); • Afdeling Financiën (afstemming).
Vervolg betrokken
Externe partijen:
partijen
• Externe adviseur (onafhankelijk); • Citytec en energienetbeheerder; • Provincie Utrecht;
Succes- en faalfactoren /
• belanghebbenden zoals: Politie, burgers, bedrijven. • Zorg voor voldoende kennis in projectteam;
haalbaarheid /
• Scheiding beleidsfase (vaststellen ambities) en beheerfase (uitvoering van maatregelen);
herhaalbaarheid
• Rol van energiebedrijf als aanbieder/uitvoerder is na de liberalisering gewijzigd en niet meer onafhankelijk; • Bij aanbesteding partijen vooraf bij planvorming betrekken. Het beleidsplan kan als basis voor de aanbestedingsprocedure dienen; • Relatie met herstructureringsprojecten en andere plannen in de fysieke omgeving; • Relatie leggen met verkeersveiligheid en sociale veiligheid; • De resultaten van de Zicht-Op-Licht-scans kunnen goed als vertrekpunt dienen voor gemeentelijke beleids- en beheerplannen voor openbare verlichting; • Sluit zoveel mogelijk aan bij natuurlijke momenten/aanknopingspunten zoals: achterstallig onderhoud, stedelijke vernieuwing, klachten of wensen van bewoners en/of bedrijven, politieke of bestuurlijke ambitie m.b.t. de kwaliteit van de openbare ruimte, de wens tot een betere prijs/kwaliteitverhouding van de OVL, de wens om als gemeente de regie over de OV sterker in eigen hand te hebben; • De aanpak kan verbreed worden naar Beleidsplan Licht in de Openbare Ruimte: Verlichting bedrijventerreinen, verkeersregelinstallaties, aanlichting monumentale gebouwen, verlichting op particuliere terreinen, reclameborden etc.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
Gemeente Almelo, Zaanstad: beleidsplan openbare verlichting + investeringsplan voor aanpak en verbetering openbare verlichting.
Overige informatie: Het bij SenterNovem ondergebrachte Projectbureau Energiebesparing GWW biedt veel praktische ondersteuning (zie: www.energiebesparingGWW.nl), via o.a. verschillende ondersteunende hulpmiddelen, zoals: kwaliteitsprofielen, een rekenmodel voor gedetailleerd kwaliteitsniveau en verbeteropties, model-beleidsplan openbare verlichting en divere andere publicaties .
Doelgroep / thema
Woningen en utiliteitsgebouwen
Subdoelgroep / subthema
handhaving EPC bij nieuwbouw
Project
B1
SLOK-ambitie: innovatief
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 90% van de
Verbeteren handhaving EPC
bouwvergunningen. Doelstellingen project
Het toetsen van EnergiePrestatieCoefficient (EPC), het handhaven van deze normen op de locatie en bijbehorende monitoring is een structureel onderdeel van de werkzaamheden van bouwvergunningverleners en -handhavers.
Typering project
Lokaal project, als implementatie van regulier nationaal beleid (Bouwbesluit)
Relatie met andere
Handhaving EPC is via het Bouwbesluit een wettelijke taak voor gemeenten.
activiteit of ander beleid
Er zijn relaties met de projecten B2 en B3.
CO2-uitstootreductie en evt. • Bouwvergunningaanvragen worden adequaat getoetst op de EPC; andere resultaten
• EPC-aspecten worden steekproefsgewijs getoetst op de bouwplaats; • Mogelijk neveneffect is de preventieve werking: bouwpartijen anticiperen op de inspectie en gaan vanzelf letten op het leveren van een deugdelijke EPC-berekening en goede realisatie op de bouwplaats. 1. Evt. bijspijkeren kennis Team bouwen en Afd. HBO m.b.t. controleren van EPC-
Aanpak
berekeningen en handhaving op de bouwplaats; 2. Samen met toetsers en handhavers zonodig aanpassen van de toetsings- en toezichtsprotocollen (o.a. aandachtspunten bij het toetsen van EPC-berekeningen, aandachtspunten op de bouwlocatie, frequentie van toetsing, wijze van overdragen van dossier); 3. Opzetten en implementeren van EPC-monitoring, inclusief kwalitatieve en kwantitatieve jaarlijkse terugkoppeling van resultaten aan Afd. DO (Team Milieu). • Gemeente: in 2009 en in 2011 voor stappen 1 en 2: Team milieu 25 uur, Team
Inspanning
bouwen en afd. HBO 50 uur. • Gemeente: voor stap 3: Team milieu jaarlijks 10 uur , Team bouwen jaarlijks 30, Afd. HBO jaarlijks 50 uur. Planning Afd. DO, milieu Afd. DO, bouwen Afd. HBO
2009 tijd kosten 30 65 75
2010 tijd kosten 10 30 50
2011 tijd kosten 35 80 100
2012 tijd kosten 10 30 50
2013 tijd kosten 5 15 25
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling: Team Milieu (advisering)
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling: Team Bouwen (uitvoering); • Afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving (uitvoering).
totaal tijd kosten 90 220 300
Succes- en faalfactoren /
• Toetsing en controle in verschillende fases van het proces is van belang;
haalbaarheid /
• Intern draagvlak bij vergunningverleners, handhavers en leidinggevenden is van belang;
herhaalbaarheid
• Voldoende kennis, vaardigheden en operationele capaciteit bij inspecteurs is van belang; • Tijdige bijscholing bij veranderde opzet van de EPC rekenmethodiek is van belang; • Mogelijkheid voor ambtenaren om antwoord te krijgen op specifieke vragen (helpdesk) is van belang (zie www.duurzaambouwen.senternovem.nl ); • Koppelen aan andere monitoringsystemen, zoals bouwmonitor en dubomonitor, klimaatmonitor kan zinvol zijn; • Digitale aanlevering EPC-berekeningen en gebruik van programma EPCheck (zie website SenterNovem) zorgen voor efficiënte werkwijze; • De resultaten van de monitoring kunnen bekend gemaakt gemaakt worden via gemeentelijke nieuwsbrief en/of internetsite. Dit werkt stimulerend, vooral extern.
Overige informatie/
Vergunningverlening:
opmerkingen
• Milieudienst NW-Utrecht; • Provincie Flevoland; • Dienst Milieu- en Bouwtoezicht Amsterdam; • Gemeente Den Haag.
Inspectie: • Gemeente Almelo: structurele aanpak EPC-toetsing, ook op bouwplaats; • Provincie Utrecht.
Workshop EPCheck: • Gemeente Amsterdam, Energiebureau ARC, Dienst Milieu en Bouwtoezicht; • Regiogemeenten Midden-Holland.
Meer informatie is te verkrijgen bij www.duurzaambouwen.senternovem.nl
Doelgroep / thema
Woningen en utiliteitsgebouwen
Subdoelgroep / subthema
nieuwbouw
Project
B2
Stimuleren van energiezuinig en duurzaam bouwen bij nieuwbouwontwikkelingen
SLOK-ambitie: actief
• realiseren van woningen en utiliteitsgebouwenmet een 10% verscherpte EPC; • realiseren van duurzame gebiedsontwikkeling met een EPL van 7,0 tot 8,0 (bij grotere projecten >200 woningen of het equivalent daarvan).
Doelstellingen project
Energetische kwaliteit van nieuw te bouwen woningen en utiliteitsgebouwen verbeteren bij bouwprojecten, waarbij op gebouwniveau een streven (géén eis) geldt van een t.o.v. het Bouwbesluit minimaal 10% aangescherpte energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en bovendien een streven van minimaal 10% duurzame energie (vanwege de doelstellingen van het in 1991 ondertekende Klimaatverbond). Ook het aansluiten op en uitbreiden van het stadsverwarmingsnet wordt (indien relevant voor ´t gebied) nagestreefd en gestimuleerd. Bij grootschalige projecten wordt op gebiedsniveau gestreefd naar een EnergiePrestatie op Locatie (EPL) van 7 tot 8.
Typering project
Typerend voor het project is interne afstemming en vroegtijdige stimulering (via kennisoverdracht) van externe bouwpartijen om tot concrete resultaten te komen. Feitelijk wordt de bestaande vastgestelde nota ´Bouwen voor de toekomst – Duurzaam Bouwen beleid gemeente Nieuwegein´ toegepast.
Relatie met andere
Zeer relevant voor dit project is het in december 2007 door de raad vastgestelde nota
activiteit of ander beleid
´Bouwen voor de toekomst – Duurzaam Bouwen beleid gemeente Nieuwegein´ (geldig tot 2010). Via het instrument Greencalc+ wordt daarbij voor alle thema’s een integrale milieuprestatieverbetering van 15% t.o.v. de gebruikelijke bouwpraktijk nagestreefd. In de verschillende planfasen vindt via de afd. Duurzame Ontwikkeling advisering plaats en wordt gestreefd naar borging van afspraken via privaatrechtelijke overeenkomsten. Er is een relatie met handhaving (B1) en met reguliere prestatieafspraken met woningcorporaties (B3). En met A1 bij gemeentelijke nieuwbouw.
CO2-uitstootreductie en
Het reductiepotentieel is afhankelijk van bouwopgave en de daarmee samenhangende
evt. andere resultaten
mogelijkheden.
Mogelijke bijkomende voordelen: • Toepassing van duurzame energie en duurzaam bouwen wordt gestimuleerd, hetgeen resulteert in lagere EPC op gebouwniveau en hogere EPL op gebiedsniveau; • Bouwpartijen zijn bekend met gemeentelijk beleid m.b.t. duurzaam bouwen en hoe zij daaraan kunnen voldoen; • Verbetering comfort, kwaliteit en binnenmilieu van nieuwbouwwoningen en daardoor betere verkoopbaarheid/ verhuurbaarheid, ook op termijn; • Bij PR vanuit de gemeente rondom hogere duurzaamheidsambities binnen gerealiseerde privaatrechtelijke overeenkomsten werkt dit weer stimulerend voor andere bouwers.
1. Inventariseren van mogelijkheden voor uitbreiding stadsverwarming i.r.t. beoogde
Aanpak
binnenstedelijke ontwikkellocaties (1.600 woningen inbreiding); 2. In een vroeg stadium van ieder bouwplan vragen gemeentelijke projectleiders cq. accounthouders de afd. DO (Team Milieu) om advies. Dan worden de kansen verkend en wordt geadviseerd over de gewenste werkwijze voor het vervolgtraject; 3. Indien nog geen privaatrechtelijke overeenkomst met bouwpartij(en) is gesloten, is het kansrijk om naast de gewenste GreenCalc+ scores concrete energiekansen te (laten) inventariseren (weergegeven in EPC-score en aandeel Duurzame Energie) t.b.v. het te formuleren concept-Programma van Eisen (zie hierboven bij doelstellingen); 4. Overeengekomen prestaties worden zo mogelijk geborgd via de reguliere prestatieafspraken en/of privaatrechtelijke overeenkomsten; 5. Na het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst koppelt de projectleider de overeengekomen duurzaamheidsprestatie terug aan de Afd. DO (Team Milieu), die dit vervolgens doorgeeft aan de bouvergunningverleners en handhavers. Inspanning
• Gemeente: per project (jaarlijks 9x woningbouw, 1x utiliteitsbouw): 10 uur projectleiding en 16 uur afd. DO en éénmalig 50 uur afd. DO voor stap 1.
Planning Afd. DO, milieu Projectleiders
2009 tijd kosten 100 50
2010 tijd kosten 190 100
2011 tijd kosten 160 100
2012 tijd kosten 160 100
2013 tijd kosten 80 50
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Milieu: adviserend);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Ruimtelijke Ordening);
totaal tijd kosten 690 400
• Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (EZ en Wonen); • Afdeling Projectmanagement en Ondersteuning; • Afdeling Grondbedrijf en Vastgoedzaken (afstemming i.v.m. contractvorming) • Afdeling Programma’s en Projecten (Unit Accommodaties: eigenaar utiliteitsgebouwen); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Bouwen, vergunningverlening); • Afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving: handhaving.
Externe partijen: • Projectontwikkelaars; • Woningcorporaties; • Architecten, bouwbedrijven en adviseurs. Succes- en faalfactoren /
• Bestuurlijk draagvlak om eventuele privaatrechtelijke afspraken te maken;
haalbaarheid /
• Vanwege beperkte capaciteit van bouwvergunningverleners en -handhavers kunnen
herhaalbaarheid
deze alleen een signaalfunctie uitoefenen richting gemeentelijke projectleiders of accounthouders indien overeengekomen afspraken niet worden nageleefd.
Overige informatie/
Verschillende projectontwikkelaars hebben al kant en klare duurzame woningconcepten
opmerkingen
gereed, bijvoorbeeld VolkerWessels (zie: www.climateready.nl). Handige publicaties van SenterNovem zijn te vinden bij: www.senternovem.nl/kompas, www.senternovem.nl/gemeenten/aandeslag/epnepc en www.duurzaambouwen.senternovem.nl
Doelgroep / thema
Woningen
Subdoelgroep / subthema
nieuwe en bestaande woningen
Project
B3
Stimuleren om energiedoelstellingen op te nemen in prestatieafspraken tussen gemeente en woningcorporatie(s)
SLOK-ambitie: actief
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1% per jaar
Doelstellingen project
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad met gemiddeld 2% per jaar (conform het plan ´Meer met Minder´ een energetische verbetering tot bijvoorbeeld Energielabel B of twee labelstappen veruit).
Typering project
Lokaal project, evt. in samenwerking met buurgemeente(n) indien woningcorporatie ook woningbestand heeft buiten de gemeente.
Relatie met andere
In 2008 sloten het Rijk, bouwbedrijven, energiebedrijven, installatiebedrijven en
activiteit of ander beleid
woningcorporaties het convenant ´Meer Met Minder´. Hoofddoel daarvan is dat in 2020 2,4 miljoen bestaande woningen en andere gebouwen blijvend 30 procent minder energie gebruiken. Als tussendoel wordt gestreefd naar aanpak van minimaal 500.000 woningen in 2011, ofwel 7% van het totale woningbestand. Tweede doelstelling is om in 2011 100.000 woningen te voorzien van duurzame energie maatregelen (zoals: HR warmtepomp combi, HRe-ketel, zonneboiler, warmtepomp en zonnestroomsysteem). Dat komt neer op 1,4% van het woningbestand. Met de woningcorporaties en andere grote verhuurders kunnen deze doelstellingen worden vertaald in de Woonvisie en prestatieovereenkomsten. Nieuwegein neemt als kennisnemer deel aan Staccato, een EU-project (o.a. Amsterdam). Er zijn relaties met de projecten B1, B2, B4 en B5.
CO2-uitstootreductie en
Ambities en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in prestatie-afspraken tussen
evt. andere resultaten
gemeente en woningcorporaties.
Aanpak
1. Ontwikkelen gemeentelijke visie op de energetische kwaliteit van de woningvoorraad; 2. Doorvertalen gewenste kwaliteit naar prestaties van woningcorporaties; 3. Overleggen met woningcorporaties over energieprestatieafspraken (als onderdeel van breder pakket afspraken), evt. met externe ondersteuning; 4. Vastleggen prestatieafspraken (na de gemeenteraadsverkiezingen van 2010); 5. Interne en extern communiceren over resultaten en implementatie van gemaakte keuzes.
Voorbeelden van prestatieafspraken: • renovatie of groot onderhoud van woningen krijgt een richtlijn uitgedrukt in de minimaal te bereiken energetische kwaliteit, uitgedrukt in energielabel; • nieuwbouwwoningen krijgen een energetische kwaliteit die bepaald wordt door (exploitatie)technische mogelijkheden i.p.v. door het wettelijke minimumniveau Bouwbesluit; • de energetische kwaliteit van de (kern)voorraad wordt binnen een bepaalde tijd in beeld en op een minimaal niveau gebracht;
Vervolg aanpak
• de omvang van de kernvoorraad wordt niet meer bepaald o.b.v. de kale huur, maar op basis van de integrale woonlasten (kale huur+energiekosten); • binnen het strategisch voorraadbeheer van de corporatie wordt de energetische kwaliteit als wegingsfactor meegenomen; • over de energetische kwaliteit en woonlasten van de woningen wordt gecommuniceerd met bewoners(vertegenwoordigers). • Gemeente: Afd. DO 3-jaarlijks 80 uur, daarna 30 uur, afdeling RO jaarlijks 20 uur;
Inspanning
• Externe kosten: € 2.500 voor externe begeleiding (gedekt via SLoK). Planning Afd. DO, milieu Afd. RO, wonen
2009 tijd kosten 55 10
2010 tijd kosten 70 20
2011 tijd kosten 30 20
2012 tijd kosten 80 20
2013 tijd kosten 15 10
totaal tijd kosten 250 5.000 80
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Milieu en evt. Team Bouwen);
partijen
• Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (Wonen).
Externe partijen: • Woningcorporaties; • bewoners(vertegenwoordigers); • Buurgemeente(n). Succes- en faalfactoren /
• Maak de relatie tussen energiekosten en betaalbaarheid en voordelen (verhuurbaarheid
haalbaarheid /
en verkoopbaarheid, marktwaarde, comfort, kwaliteit, binnenmilieu) voor betrokkenen
herhaalbaarheid
duidelijk zichtbaar. Inzicht in consequenties van stijgende energieprijzen is van belang; • Waardevol voor het inventariseren van de huidige kwaliteit is de labeling van het gehele corporatiebezit (verplicht per 1 januari 2009); • Gebruik zo mogelijk de Woonvisie als een toekomstvisie t.a.v. de woningvoorraad; • Klachten of wensen van huurders m.b.t. energiekosten of energetische kwaliteit zijn goed aanknopingspunt; • Van belang is bestuurlijk draagvlak om privaatrechtelijke afspraken te maken. Voor dat laatste is uiteraard ook draagvlak bij woningcorporaties van belang; • Aandacht richten op grootste energiestromen (bestaande bouw, herstructurering en renovatie); • Bereidheid om als gemeente zelf ook te investeren of ‘wisselgeld’ in te zetten, bijvoorbeeld snelle en soepele procedures, stimuleren met lokale belastingen of financiële constructie, investeren in woonomgeving, actie knelpunten oplossen, communiceren met en creëren draagvlak bij huurders; • Verbreding van energie-efficiëntie naar duurzaam bouwen ligt voor de hand; • Mogelijk biedt de in testfase verkerende GPR-module voor de bestaande bouw aanknopingspunten.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• prestatieafspraken woningcorporaties: Convenant Duurzaam Bouwen West-Brabant.
Doelgroep / thema
Woningen
Subdoelgroep / subthema
bestaande woningen
Project
B4
Stimuleren energiebesparing en duurzame energie via uitvoeringsgerichte bewonerscampagne
SLOK-ambitie: actief
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1% per jaar
Doelstellingen project
• Verbeteren van de energieprestatie van bestaande woningen; • Opzetten lokale uitvoeringsorganisatie voor stimulering van energiebesparing en duurzame energie in de gebouwde omgeving.
Typering project
Dit project wordt als lokaal project uitgevoerd, maar regionale samenwerking is de komende jaren gewenst (efficiënter en effectiever).
Relatie met andere
Afgelopen jaren is in de provincie Utrecht het Servicepunt Wooncomfort gerealiseerd om
activiteit of ander beleid
energiebesparing bij huishoudens te stimuleren. Dit wordt nu niet meer actief ondersteund door de deelnemende gemeenten en de provincie in afwachting van een mogelijk vervolgtraject na toekennen van SLoK-subsidie. De provincie Utrecht wil onder de naam ´Energiek Utrecht´ via subsidie de realisatie van gebouwgebonden energiemaatregelen bij woningeigenaars stimuleren in aansluiting op de landelijke Meer-metMinder-campagne. Hiertoe zoekt zij de samenwerking met gemeenten, hetgeen mogelijk tot een doorstart kan leiden van het Servicepunt Wooncomfort. Door bundeling van activiteiten en stapeling van subsidies kan een krachtige stimulans ontwikkeld worden.
CO2-uitstootreductie en
In de bestaande woningbouw is de potentiële CO2-uitstootreductie 20-30%.
evt. andere resultaten Mogelijke bijkomende voordelen: • Meer inzicht in bewonersgedrag t.a.v. energiebesparende investeringen; • Enthousiaste lokale adviserende en uitvoerende partijen die een hoge energetische kwaliteit willen leveren; • Een kwaliteitssprong in de bestaande woningvoorraad; • Een verantwoorde ontwikkeling van woonlasten (energie- plus huur/hypotheeklasten); • Meer comfortabele en gezonde woningen; • Een zelflerende en continu innoverende bouwkolom. Aanpak
1. Opstarten belevingsonderzoek burgers (via extern adviesbureau); 2. Evalueren Servicepunt Wooncomfort en afgeronde en lopende Meer-met-mindercampagnes in Nederland; 3. Selectie doelgroep bewoners en start van uitvoeringsorganisatie voor de campagne. De gemeentelijke rol betreft het organiseren van kennisoverdracht via het instellen van een (zo mogelijk regionaal) energieloket, dat laagdrempelig verleidt en ontzorgt.; 4. Evalueren t.b.v. continueren na het 1e jaar van de campagne; 5. Inventariseren welke groepen bewoners relevant zijn voor een vervolgcampagne; 6. Contracteren partijen t.b.v. inrichting lokaal/regionaal energieloket (o.a. rolverdeling); 7. Uitvoer van de geplande activiteiten en gemaakte afspraken; 8. Interne evaluatie en besluitvorming over vervolgtraject (continuering en/of verbreding).
Inspanning
• Gemeente: Afd. DO (Adviseur milieubeleid) in 2009 50 uur, daarna jaarlijks circa 300 uur (bij regionale opschaling minder uren), Adviseur milieucommunicatie vanaf 2010 in totaal 100 uur; • Externe kosten: jaarlijks kost het energieloket circa €50.000 (gedekt via SLoK). Streven is om minimaal 50% hiervan te financieren via subsidies en bijdragen van bedrijven.
Planning Afd. DO, milieu Afd. DO, comm. Uitvoerder / betrokken
2009 2010 2011 tijd kosten tijd kosten tijd kosten 50 5.000 300 32.500 300 25.000 30 30 • Afdeling DO (Team Milieu, trekker);
2012 tijd kosten 300 20.000 30
2013 tijd kosten 150 7.500 10
totaal tijd kosten 1.100 90.000 100
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, ondersteuning); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Milieu Educatie Centrum (MEC), afstemming); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Bouwen evt. bij verbreding, afstemming); • ConcernStaf (Unit Wijkgericht Werken, afstemming en intermediair).
Externe partners: • provincie Utrecht en andere gemeenten; • Adviseur(s), bouwbedrijven en installateurs; • Zakelijke dienstverleners (banken, hypotheekverstrekkers en makelaars); • Projectbureau ‘Meer met Minder´; • evt. bewonersorganisaties (VVE, wijk-/buurtbeheer, huurdersvereniging); • evt. woningcorporaties en vastgoedbeheerders; • evt. energiebedrijf; • evt. SenterNovem, Platform energietransitie Gebouwde Omgeving (PeGO). Succes- en faalfactoren /
• Belangrijke uitwerking van het aspect ontzorgen is het betrekken en laten participeren
haalbaarheid /
van lokale uitvoerende bedrijven;
herhaalbaarheid
• financiële participatie van deelnemende adviserende en uitvoerende bedrijven en rijkssubsidie (evt. via Projectbureau ‘Meer met minder’) zullen de gemeentelijke netto kosten voor het energieloket naar verwachting drukken. Dit verbetert de mogelijkheid voor toekomstige continuering. Mogelijk kan het energieloket geheel haar eigen financiering verzorgen, zodat de gemeentelijke bijdrage in de kosten beperkt blijft tot communicatiekosten of ontwikkelkosten om de aanpak te verbreden; • Een doelgroepgerichte aanpak volgens het convenant 'Meer met Minder' kan goed aansluiten op wijkverbetering en stedelijke vernieuwing (ISV); • De gemeente kan een stimulerende rol spelen in het aanbod aan eigenaar-bewoners en commerciële verhuurders om aan te sluiten bij projectmatige energiebesparende renovatie van woningcorporaties; • Liefst wordt klein gestart voor een beperkt deel van de doelgroep, bijvoorbeeld wijkgericht. Na gebleken succes is verbreding naar andere groepen woningeigenaars mogelijk, zoals kopers, verbouwers, VVE’s, etc. • Een regionale aanpak biedt schaal- en kostenvoordelen aan de deelnemende gemeenten en aanbieders;
Vervolg succes- en
• Uit acties is geleerd dat het lastig is op het juiste moment met een aantrekkelijk
faalfactoren /
aanbod bij bewoners te komen. Beter is daarom een doorlopende campagne, waardoor
haalbaarheid /
over een aantal jaren bezien een behoorlijk deel van de woningeigenaars kan deelnemen;
herhaalbaarheid
• Combinatie met een financieringsconstructie is wenselijk. Bijvoorbeeld lokale belastingen, een revolverend fonds of gemeentelijke subsidies; • Daarnaast ook ondersteuning in de vorm van bijvoorbeeld snelle en soepele procedures, investeren in woonomgeving en oplossen van knelpunten; • Als onafhankelijke partij kan de gemeente (eventueel i.s.m. de Woonbond) een rol spelen bij het enthousiasmeren van bewoners/huurders; • Enige achtergrondkennis van het transitieplan van de PeGO-werkgroep Innovatie bij de projectpartners is van belang; • De aanwezigheid van partijen die intrinsiek gemotiveerd zijn om structureel energieefficiënt te gaan bouwen en renoveren is belangrijk. Mogelijk is een bestaand samenwerkingsverband voorhanden; • In een vroeg stadium moeten de partners in het lokale samenwerkingsverband elkaars verwachtingen duidelijk maken; • Goede coördinatie t.o.v. uitvoerende partijen is bij dit complexe project belangrijk; Deze begeleiding vergt de nodige aandacht en wordt liefst uitbesteed aan een van de partijen in het samenwerkingsverband; • Zorgvuldig vormgeven van een eventuele aanbesteding, zodat (de schijn van) concurrentievervalsing vermeden wordt. Dit is zeer belangrijk.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• diverse gemeentelijke zonneboileracties en energiecampagnes vanaf medio jaren ´90; • diverse gemeentelijke TELI-projecten, waarbij energiebesparing bij de doelgroep huishoudens met laag inkomen is gestimuleerd; • diverse gemeentelijke acties met gratis energiebesparingspakketten voor huishoudens met lage inkomens; • Gemeente Nieuwegein heeft deelgenomen aan een provinciaal project, zie www.servicepuntwooncomfort.nl • Milieudienst West-Holland: Servicepunten Warm Wonen en Verlicht Wonen, zie www.warmwonen.nl en www.verlichtwonen.nl ;
Meer informatie bij SenterNovem: www.senternovem.nl/kompas, www.senternovem.nl/gemeenten/aandeslag/epa, www.senternovem.nl/epa en www.senternovem.nl/epadesk
Andere sites: www.provincie-utrecht.nl, www.energieloketzuidholland.nl, www.wonenplusplus.nl, www.naarenergieneutraal.nl, www.meermetminder.nl
Doelgroep / thema
Woningen
Subdoelgroep / subthema
bewonersgedrag
Project
B5
SLOK-ambitie: actief
5 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag door:
Stimuleren energiezuinig gedrag via informatievoorziening
• toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen; • aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label); • inkoop 100 % duurzame elektriciteit. Doelstellingen project
Doel is het verlagen van het energieverbruik van huishoudens en het vergroten van het aantal afnemers van duurzame energie via éénvoudige (veelal gedrag) maatregelen.
Typering project
Het karakter van dit communicatieproject is uitvoerend.
Relatie met andere
Dit project kan zowel afzonderlijk als in combinatie met project B4 ‘Stimuleren
activiteit of ander beleid
energiebesparing en duurzame energie via regionale bewonerscampagne(s)’ worden uitgevoerd. Het project heeft een relatie met verbetering van luchtkwaliteit (zie E1 en E2).
CO2-uitstootreductie en
In de bestaande woningbouw is een groot CO2-reductiepotentieel aanwezig.
evt. andere resultaten Mogelijke bijkomende voordelen: Burgers worden actief geïnformeerd over energiebesparende apparatuur en maatregelen die ze zelf kunnen uitvoeren. Hierdoor wordt de drempel lager om besparende apparatuur of duurzame energie aan te schaffen. Aanpak
1.
Evt. selecteren van communicatiebureau;
2.
Ambities en doelgroep (evt. regionaal) afstemmen;
3.
Evt. professionele aanbieders selecteren en rolverdeling afspreken;
4.
Communicatieplan opstellen;
5.
Informatie op gemeentelijke website en gemeentepagina plaatsen;
6.
Verstrekken van informatiemateriaal over eenvoudige energiemaatregelen aan de bewoners op natuurlijke momenten (o.a. verhuizing);
7.
Periodiek actualiseren website met tussenresultaten.
Variant: Overwogen zou kunnen worden om als gemeente de aanschaf witgoedapparaten met energielabel A++ financieel te stimuleren voor huishoudens met laag inkomen. Ook zou de gemeente “gratis” energiebesparingspakketten kunnen uitgeven aan huishoudens met een laag inkomen, mocht het Rijk gemeenten daartoe net als in 2006 een extra uitkering in het Gemeentefonds geven ter compensatie van gestegen energielasten voor deze doelgroep. Structurele energiebesparing is immers effectiever dan éénmalige financiële compensatie. Inspanning
• Gemeente, afd. DO: in 2010 20 uur, daarna 10 uur/jaar; • Gemeente, afd. DO communicatieadviseur: in 2010 40 uur, daarna 20 uur/jaar; • Externe kosten communicatiebureau: circa € 12.500 (gedekt via SLoK); • Externe kosten voor brochures en andere middelen: p.m. (optioneel nodig: vanaf €1 per brochure tot €60 per energiebesparingspakket).
Planning Afd. DO, milieu Afd. DO, comm. Uitvoerder / betrokken partijen
2009 2010 2011 2012 2013 tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 20 5.000 10 2.500 10 2.500 5 2.500 40 20 20 10 • Afdeling Duurzame ontwikkeling (Team milieu, trekker);
totaal tijd kosten 45 12.500 90
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, ondersteuning); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Milieu Educatie Centrum (MEC), ondersteuning en intermediair).
Externe partners: • Evt. communicatiebureau. Succes- en faalfactoren / haalbaarheid / herhaalbaarheid
• Een regionale aanpak biedt schaal- en kostenvoordelen aan de deelnemende gemeenten en aanbieders; • Frequentie en stijl van communicatie met de doelgroep is van groot belang; • Houdt schriftelijke informatie bondig. Verwijs bijvoorbeeld naar website; • Acties met door de gemeente beschikbaar gestelde ´gratis´ energiebesparingspakketten voor huishoudens met laag inkomen zijn afgelopen jaren zeer succesvol geweest in vele gemeenten; • Via Ecoteams (à la Tupperware-party, zie www.globalactionplan.nl) wordt blijvend milieuvriendelijk gedrag gestimuleerd.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• Gemeente Nieuwegein en buurgemeenten: Servicepunt Wooncomfort; • Gemeente Gouda: Actie Slimlicht en Actie Bespaarbox (2006/2007); • Gemeente Woerden: Energieboxen; • Provincie Limburg en 14 gemeenten: Actie Energiezuinig wonen; • Gemeente Leiden e.a.: Servicepunten Verlicht Wonen en Warm Wonen.
Doelgroep / thema
Utiliteitsgebouwen en woningen
Subdoelgroep / subthema
nieuwe en bestaande woningen en utiliteitsgebouwen
Project
C1
Stimuleren duurzaam gebruik van daken (energie- en vegetatiedaken)
SLOK-ambitie: actief
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad en van utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1% per jaar
Doelstellingen project
Verbeteren van de leefomgevingskwaliteit van de gebouwde omgeving in zijn algemeenheid en de energetische kwaliteit in het bijzonder.
Typering project
Het opstellen van een Plan van Aanpak is beleidsmatig van karakter. Na vaststelling ligt de nadruk op communicatie.
Relatie met andere
In opdracht van de afd. Duurzame Ontwikkeling is door Nibe eind 2008 een
activiteit of ander beleid
´Haalbaarheidsonderzoek groene daken Nieuwegein´ opgeleverd. De conclusies van dit rapport dienen nog te worden gewogen t.o.v. andere milieuthema´s, zoals klimaatadaptatie (hoe om te gaan met de gevolgen van klimaatverandering), luchtkwaliteitsplan en waterplan.
CO2-uitstootreductie en
• toepassing van zonnestroompanelen en zonneboilers kan op gebouwniveau een
evt. andere resultaten
behoorlijke verduurzaming van de energievoorziening betekenen. Een zonneboiler kan 200 m3 aardgasbesparing per gezin opleveren. Een zonnesysteem met vijfhonderd wattpiek aan vermogen (zo'n vier m2 panelen) levert jaarlijks gemiddeld 375 kWh op. Dat is ruim tien procent van het elektriciteitsverbruik in een gemiddeld gezin. Gemeentelijke stimulering (communicatie en evt. subsidie) zou een goede aanvulling kunnen zijn op de ontwikkelde rijkssubsidieregelingen; • toepassing van vegetatiedaken verbetert het stedelijke microklimaat, de luchtkwaliteit (fijnstof), biodiversiteit en de leefomgevingskwaliteit. Het zorgt voor energiebesparing, demping van omgevingsgeluid en helpt bovendien om regenwater langer op daken vast te houden, waardoor het riool minder wordt belast. Zo kan het evt. knelpunten wegnemen/verminderen en daarmee gepaard gaande gebruikelijke vermijdingskosten voorkomen/verminderen.
Aanpak
1. Beoordelen opgeleverde ´Haalbaarheidsonderzoek groene daken Nieuwegein´ (2008); 2. Opstellen Plan van Aanpak voor stimulering duurzaam gebruik van daken. In dit PvA wordt ingegaan op doel(en), doelgroep(en), stimuleringsinstrumenten, werkwijze, planning, financiën en organisatie; 3. Bestuurlijk PvA ´Stimuleren duurzaam gebruik van daken´ laten vaststellen door het College van BenW en zonodig de gemeenteraad; 4. Uitvoeren PvA, waarbij eigenaars van daken worden geïnformeerd en voorgelicht over de mogelijkheden, kosten, baten en andere voordelen en evt. subsidiemogelijkheden t.a.v. energie- en vegetatiedaken.
Toelichting/variant: Er vinden ontwikkelingen plaats m.b.t. kleinschalige windturbines voor de gebouwde omgeving. Voorstelbaar is dat dit relevant wordt voor op daken van hoge gebouwen.
Inspanning
• Gemeente: Afd. DO 150 uur (stap 1 t/m3), 100 uur (stap 4), afd. RO 100 uur (stap 4); • Externe kosten: € 5.000 voor communicatiemiddelen (gedekt via SLoK).
Planning Afd. DO, milieu Afd. DO, comm. Afd. RO, wonen/EZ Uitvoerder / betrokken
2009 2010 2011 2012 2013 totaal tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 30 150 5.000 30 30 10 250 5.000 25 25 25 10 85 25 25 25 25 100 • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Milieu en evt. Team Bouwen);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, ondersteuning); • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (Wonen, intermediair woningcorporaties); • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (EZ, intermediair bedrijven); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Milieu Educatie Centrum (MEC), intermediair); • Afdeling Beheer (afstemming i.k.v. verbeteren waterbergingscapaciteit); • Ingenieursbureau, Afdeling Programma’s en Projecten (Unit Accommodaties) en Facilitair Bedrijf (i.v.m. eventuele toepassing op gemeentelijke gebouwen).
Externe partijen: • Waterschap; • Woningcorporaties; • Woningeigenaars; • Eigenaars van utiliteitsgebouwen; • Ondernemersvereningingen. Succes- en faalfactoren /
• Via toepassing op eigen gebouwen kan de gemeente het goede voorbeeld geven;
haalbaarheid /
• Gemeentelijke subsidiëring van een gedeelte van de meerinvestering kan
herhaalbaarheid
gebouweigenaars overtuigen om dakoppervlak duurzaam te gebruiken; • Bij gemeentelijke subsidiëring kan éénmalig budget worden vrijgemaakt t.b.v. een subsidiefonds, maar er kan ook gekozen worden voor jaarlijkse aanvulling. Om minder afhankelijk te zijn van de politiek kan gezocht worden naar medefinanciering doorwoningcorporaties en bedrijven. • Lift zo mogelijk mee met landelijke en provinciale campagnes en stimuleringsregelingen, bijvoorbeeld de subsidieregeling Duurzame warmte voor bestaande woningen van het Rijk.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• Gemeente Rotterdam: subsidieregeling aanleg groene daken • Gemeente Gouda: subsidieregeling duurzame energie
Meer informatie over de subsidieregeling Duurzame warmte voor bestaande woningen van het Rijk is te vinden via: www.senternovem.nl/duurzamewarmte
Doelgroep / thema
Bedrijven
Subdoelgroep / subthema
Bedrijventerreinen
Project
D1
Stimuleren structurele samenwerking en kennisuitwisseling tussen bedrijven (via parkmanagement)
SLOK-ambitie: actief
Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2%
Doelstellingen project
Energiebesparing en duurzame energie wordt gestimuleerd door energiediensten als
energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
optioneel onderdeel van het parkmanagement op Het Klooster aan te bieden. Typering project
Nadere uitwerking van eerder vastgestelde ambities en uitgangspunten voor duurzaamheid op Het Klooster.
Relatie met andere
Voor Het Klooster zijn afgelopen jaren diverse activiteiten t.a.v. stimuleren van
activiteit of
duurzaamheid ontplooid, zoals: een duurzaamheidsvisie (2000 [NovioConsult]), een
beleidsuitgangspunt
energievisie (2002 [Ecofys]), haalbaarheidsstudie toepassing windenergie (2000 [WEOM]), haalbaarheidsonderzoek voor een biomassacentrale (2006 [CEA]), contractering Eneco Energie voor realisatie warmte-koude-opslag voor deel bedrijventerrein en via de gronduitgifte verplichte duurzaamheidsscans voor bedrijven. Deelname aan Parkmanagement is ook verplicht met o.a. vervoermanagement in het basispakket. Het heeft dus een relatie met luchtkwaliteitsverbetering. Duurzaamheid zou via aanvullende optionele voorzieningen verder gestimuleerd kunnen worden binnen Parkmanagement.
CO2-uitstootreductie en
Het reductiepotentieel is afhankelijk van bouwopgave en de aard van de zich vestigende
evt. andere resultaten
bedrijven. Nieuwe bedrijventerreinen.bieden mogelijkheden voor CO2-uitstootreducties tot 100% (dus energieneutraal)
Mogelijke bijkomende voordelen: • Een goed functionerende parkmanagementorganisatie, waarin bedrijven participeren (financieel en inhoudelijk) met diensten waar de bedrijven zelf voor kiezen; • Energie is één van de aandachtsvelden binnen de parkmanagementorganisatie. Aanpak
1. Initiatief voor oprichten parkmanagementorganisatie (oprichten stuurgroep en themagerichte projectgroepen bij voldoende uitgegeven kavels); 2. Inventariseren welke duurzaamheidsthema´s bedrijven optioneel zouden willen laten organiseren; 3. Evt. aanbesteding parkmanagement met aandacht voor energie/duurzaamheid; 4. Evt. selectie parkmanager; 5. Vaststellen welke energieonderwerpen binnen Parkmanagement in een cafetariamodel kunnen worden georganiseerd. De parkmanager kan bedrijven op meerdere punten tegemoet komen: energie-inkoop, energiebeheer, onderhoud/technische dienst, inkoop/verkoop restwarmte/-koude, energiebesparingonderzoeken, implementeren duurzame energie, aanvragen van investeringssubsidies; 6. Evt. parkmanager voor de optionele thema’s offertes laten aanvragen en raamcontracten laten afsluiten; 7. Periodieke evaluatie van parkmanagement, diensten/uitvoering en wensen bedrijven.
• Gemeente: afd. DO in 2010 50, uur, daarna jaarlijks 100 uur, Afd. RO jaarlijks 20 uur.
Inspanning
• Externe kosten: p.m. (vooralsnog wordt uitgegaan van dekking door bedrijven zelf) Planning
Uitvoerder / betrokken
2009 2010 2011 2012 2013 tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 50 100 100 50 20 20 20 10 • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (Economische Zaken);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling.
Afd. DO, milieu Afd. RO, EZ
totaal tijd kosten 300 70
Externe partijen: • Parkmanagementorganisatie; • Ondernemersorganisatie; • Bedrijven. Succes- en faalfactoren /
• De gemeentelijke projectleiders van de gebiedsontwikkelingen hebben een spilfunctie;
haalbaarheid /
• Inzet van wethouders kan resulteren in het omhoog brengen/houden van
herhaalbaarheid
duurzaamheidsambities in het besluitvormings- en/of onderhandelingstraject; • Betrokkenheid en enthousiasme bedrijven; • Kwaliteiten parkmanager; • Inzicht in de behoeften van bedrijven; • Kwaliteit aangeboden diensten; • Beperken van parkmanagement tot energie(inkoop) heeft een te smalle basis; • Afhankelijk van de lopende contracten kan het enkele jaren duren voordat parkmanagement invulling heeft gekregen.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden cursus duurzaam ondernemen:
opmerkingen
• Gemeenten Castricum, Hellevoetsluis, Maassluis, Ridderkerk, Vlaardingen; • Gemeente Breda.
Praktijkvoorbeelden parkmanagement: • Nieuw-Vennep Zuid; • De President (Haarlemmermeer); • Noordwest Rotterdam; • Diverse DÉCOR projecten (provincie Zuid-Holland). • IJsseloord 2, Arnhem.
Doelgroep / thema
Bedrijven
Subdoelgroep / subthema
Bedrijventerreinen
Project
D2
Stimuleren energiebesparing en duurzame energie door ´koploper´bedrijven in kaart te brengen en te belonen met publiciteit
SLOK-ambitie: actief
Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie.
Doelstellingen project
Door publiciteit te organiseren rondom ´koploper´ bedrijven worden andere bedrijven gestimuleerd om ook energiebesparende en duurzame energiemaatregelen te realiseren.
Typering project
Kennisoverdracht/communicatie
Relatie met andere
Dit project kan een relatie krijgen met project D1.
activiteit of
Nieuwegein is in 2007 Millennium gemeente geworden.
beleidsuitgangspunt
In 2008 is voor bedrijventerrein Plettenburg- de Wiers in Nieuwegein een provinciaal pilotproject Duurzaam Ondernemen afgerond onder begeleiding van adviesbureau Borger & Burghouts Stimuleren van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is relevant.
CO2-uitstootreductie en
• Betere contacten tussen bedrijven en gemeente;
evt. andere resultaten
• Bedrijven die ´koploper´zijn worden ambassadeurs voor energiebesparing en duurzaamheid en communiceren vaker zelf naar het lokale bedrijfsleven; • Bedrijven hebben inzicht in hun bijdrage aan het klimaatprobleem als gevolg van gebruik van elektriciteit, brandstoffen en vervoer; • Bedrijven krijgen meer inzicht in kosten en baten en worden daarmee overtuigd om zelf maatregelen te treffen; • ‘gezonde’ concurrentie (‘wat mijn buurman kan, kan ik ook’).
Aanpak
1. Inventariseren welke bedrijven energiebesparende en duurzame energie maatregelen hebben genomen en welke daarvan ‘koploper’zijn; 2. Deze koploper bedrijven benaderen of ze voorbeeld willen zijn voor andere bedrijven; 3. Koploperbedrijven publicitair in het zonnetje zetten (gemeentepagina, website); 4. Bedrijven aanschrijven en informeren over het project en de mogelijkheden om koploper bedrijven te bezoeken; 5. Een aantal bezoekdagen bij koploper bedrijven regelen; 6. Een contactpersoon binnen de gemeente aanwijzen met wie bedrijven contact op kunnen nemen na de bezoekdagen met vragen over mogelijke maatregelen of advies en informatie over subsidies en mogelijkheden.
Toelichting/variant: De gemeente zou het begrip ´koploper´ breder kunnen trekken dan energie en ook andere milieuthema´s kunnen meenemen. Inspanning
• Gemeente: afd. DO 100 uur, afd. RO 10 uur, Afd. P&P 10 uur. • Externe kosten: € 10.000 voor onderzoek + € 12.500 voor communicatieplan (gedekt via SLoK).
Planning
Uitvoerder / betrokken
2009 2010 2011 2012 2013 tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 30 10.000 30 12.500 30 10 30 30 15 5 5 5 5 • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team milieu, trekker);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, ondersteuning);
Afd. DO, milieu Afd. DO, comm. Afd. RO, EZ Afd. P&P
totaal tijd kosten 100 22.500 75 10 10
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Milieu Educatie Centrum (MEC), intermediair); • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (EZ, intermediair); • Afdeling Programma´s en projecten (afstemming o.a. in verband met MVO).
Externe partijen: • Communicatiebureau; • Bedrijven (verenigingen). Succes- en faalfactoren /
• bereidheid tot deelname is sterk afhankelijk van aanwezig draagvlak bij bedrijven.
haalbaarheid /
Bedrijven moeten de meerwaarde van extra publiciteit zien en geboden krijgen.
herhaalbaarheid Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden cursus duurzaam ondernemen:
opmerkingen
• Gemeenten Castricum, Hellevoetsluis, Maassluis, Ridderkerk, Vlaardingen, Breda hebben groepen bedrijven een cursus duurzaam ondernemen aangeboden. Hierbij is gebruik gemaakt van de Milieubarometer (zie www.milieubarometer.nl).
Praktijkvoorbeeld publiciaire actie: • Gemeente Breda: PR-estafette. Het idee hiervan is om iedere maand een ondernemer te interviewen over uitgevoerde milieumaatregelen. Deze ondernemer krijgt van de gemeente een doorlichting o.b.v. de milieubarometer aangeboden, besluit vervolgens zelf wat hij met de resultaten doet en vertelt erover in de krant. Aan het einde van zijn verhaal geeft hij het stokje door aan een andere plaatselijke ondernemer.
Praktijkvoorbeeld lokale organisatie die al op goede weg is: • Nieuwegein: multifunctioneel kantoorgebouw Het Huis van de Sport, Wattbaan 31-49 (zie www.mijngeldgaatgoed.nl/organisatie/wattbaan/)
Doelgroep / thema
Verkeer en vervoer
Subdoelgroep / subthema
Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
Project
E1
SLOK-ambitie: actief
Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 1% per jaar
Doelstellingen
De aanschaf van zuinige, hybride, elektrische en door alternatieve brandstoffen
Stimuleren gebruik schone en biobrandstoffen en elektrisch rijden
aangedreven voertuigen voor het eigen wagenpark wordt nadrukkelijk overwogen door zowel burgers als bedrijven. Typering project
Dit is een lokaal project met een regionale en provinciale aspecten. Communicatie is het belangrijkste kenmerk.
Relatie met andere
Om de gezondheidssituatie van burgers te verbeteren heeft de Europese Unie (EU)
activiteit of ander beleid
normen gesteld aan de concentraties van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) in de lucht. Deze EU-regelgeving is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving (opname luchtkwaliteitseisen in Wet milieubeheer). Hierbij wordt de programmatische aanpak geïntroduceerd van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Onder de paraplu van het NSL heeft de provincie Utrecht het ´Programma Luchtkwaliteit´ opgesteld, waarin het op 3/11/2005 opgestelde ´Regioaanbod Utrecht voor aanpak van de luchtkwaliteit´ is aangevuld met eigen maatregelen. Doel van de aanpak is de luchtkwaliteit in de provincie te verbeteren en te zorgen dat de gewenste ruimtelijke, economische en infrastructurele ontwikkelingen die daarmee in lijn zijn doorgang vinden. Begin 2008 is het ´Luchtkwaliteitplan Nieuwegein´ vastgesteld met daarin deels klimaatgerelateerde activiteiten. Binnen de Regionale Activiteiten Agenda Milieu (RAAM) werkt Nieuwegein actief samen met de provincie en diverse andere gemeenten aan (kennis)projecten die schoon en duurzaam als vertrekpunt hebben. Enkele voorbeelden van lopende en nog op te starten (klimaatgerelateerde) projecten zijn: schoner eigen wagenpark (vervolg op uitgevoerde wagenparkscans), met belgerinkel naar de winkel (stimuleren gebruik fiets) en rijden op aardgas. Reinigingsbedrijf Midden Nederland schaft een huisvuilauto op aardgas aan. In het voorjaar van 2009 wordt in Nieuwegein het eerste aardgasvulpunt in de provincie geopend. Particuliere automobilisten en ondernemers die een aardgasauto willen aanschaffen, kunnen voor subsidie een beroep doen op de provincie Utrecht.
CO2-uitstootreductie en
• Pomphouders realiseren vulpunten voor alternatieve brandstoffen;
evt. andere resultaten
• Bedrijven en burgers kiezen bij vervanging van hun wagenpark voor zuinige, hybride, elektrische en/of op alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen; • Er vindt een verbetering plaats van de luchtkwaliteit; • Netwerk van multifuelpompstations is eerder rendabel; • Er vindt een vermindering plaats van geluidshinder bij elektrisch rijden.
Aanpak
1. Keuze maken in te stimuleren technieken (zuinige, hybride, elektrische, met roetfilter en/of door alternatieve brandstoffen aangedreven). Bij aandrijftechnieken met alternatieve brandstoffen zoals biobrandstoffen en aardgas dient er een gedegen inventarisatie van vulpunten gedaan te worden; 2. Selectie van de grootste spelers, voornamelijk bedrijven met een eigen wagenpark;
Vervolg aanpak
3. Actief bedrijven en ondernemersverenigingen benaderen (ook bestuurlijk); 4. Organiseren voorlichtingsbijeenkomst voor geselecteerde bedrijven e.a. geïnteresseerden. Ook aandacht voor (eventuele) vulpunten. Na de presentatie uitreiking van een map met alle relevante achtergrondinformatie; 5. Inventariseren en evalueren van knelpunten bij bedrijven die de overstap niet lijken te gaan maken en aanpakken van die knelpunten; 6. Afhankelijk van de uitkomst van stap 1 locaties selecteren voor elektrische laadpunten in de openbare ruimte; 7. Na realisatie van vulpunten met alternatieve brandstoffen en/of elektrische laadpunten de vraag verder stimuleren (liefst in combinatie met project E2). • Gemeente: circa 100 uur.
Inspanning
• Externe kosten: € 7.500 voor advies + : € 7.500 voor communicatie (gedekt via SLoK). Planning Afd. DO, milieu Afd. DO, comm. Afd. RO, EZ
2009 2010 tijd kosten Tijd kosten 25 5.000 25 10
2011 tijd kosten 30 5.000 25 10
2012 tijd kosten 30 5.000 25 10
2013 tijd kosten 15 5 5
totaal tijd kosten 100 15.000 80 35
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (team milieu, trekker);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, ondersteuning); • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (EZ, intermediair); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Milieu Educatie Centrum (MEC), intermediair).
Externe partijen: • Communicatiebureau; • Wagenparkbeheerders; • KvK, ondernemingsverenigingen; • Autodealers, importeurs en onderhoudsbedrijven; • Tankstationexploitanten, brandstofproducenten en –distributeurs; • Energie(net)bedrijven. Succes- en faalfactoren /
• Zorg voor tijdige en correcte levering van voorraad aan vulpunten;
haalbaarheid /
• Bedrijven kunnen op eigen terrein vul- en laadpunten realiseren maar liefst worden
herhaalbaarheid
deze publiek toegankelijk; • De gemeente kan zelf het goede voorbeeld geven via de overgang naar energiezuinig en schoon eigen wagenpark; • Houdt bij nieuwbouw parkeergarages rekening met elektrische laadpunten.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• Provincie Utrecht: campagne Compressed Natural Gas (2007-2011); • Realisatie aardgastankstations in tientallen gemeenten, waaronder: Arnhem, Nijmegen, Alkmaar, Zutphen, Tilburg, Den Haag, Doetinchem, Middelburg, Assen; • Provincie Gelderland: Fuel Switch (2007-2008); • Gemeente Amsterdam: elektrische laadpunten; • Gemeente Haarlem (50% NOx-reductie op straatniveau).
Doelgroep / thema
Verkeer en vervoer
Subdoelgroep / subthema
Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
Project
E2
SLOK-ambitie: actief
Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 1% per jaar
Doelstellingen
CO2-uitstootreductie door energiezuinig rijgedrag
Typering project
Dit is een lokaal project. Communicatie/kennisoverdracht is het belangrijkste kenmerk,
Stimuleren energiezuinig rijden
maar er is ook een praktisch handelingsperspectief. Relatie met andere
Dit project sluit aan op de al bestaande en bewezen landelijke Postbus 51 campagne ‘Het
activiteit of ander beleid
Nieuwe Rijden’. Ook sluit het aan op project E1 en wordt het liefst gecombineerd.
CO2-uitstootreductie en
Individueel kunnen bestuurders 10 tot 15% CO2-uitstoot reduceren.
evt. andere resultaten Mogelijke bijkomende voordelen: • 10 tot 15 % vermindering emissie van fijn stof (verbetering luchtkwaliteit); • Bewustwording milieuvriendelijk rijgedrag bij algemeen publiek; • Kostenbesparing op brandstof en onderhoud; • Veiligere rijstijl en daardoor minder ongelukken en schade. Aanpak
1. Opstellen Plan van Aanpak ´Energiezuinig rijden´ (o.a. afbakenen doelgroep(en), wijze van benaderen, planning en organisatie) 2. Uitvoeren PvA m.b.t. onderdeel ´Actie Band op Spanning´; 3. Uitvoeren PvA m.b.t. onderdeel ´Stimuleren Het Nieuwe Rijden´.
Inspanning
• Gemeente: afd. DO 120 uur (Adviseur milieubeleid) + 80 uur (Adviseur milieucommunicatie), afd. RO 20 uur • Externe kosten: €7.500 voor communicatie (gedekt via budget luchtkwaliteitsplan)
Planning Afd. DO, milieu Afd. DO, comm. Afd. RO, EZ Uitvoerder / betrokken
2009 2010 2011 2012 2013 tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 25 40 40 15 25 25 25 5 5 5 5 5 • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Milieu, trekker);
Totaal tijd kosten 120 80 20
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, ondersteuning); • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (EZ, intermediair’); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Milieu Educatie Centrum (MEC), intermediair).
Externe partijen: • lokale garagebedrijven (ten aanzien van bandenspanning); • provincie Utrecht; • bedrijven (verenigingen); • lokale natuur- en milieuorganisaties, • burgers. Succes- en faalfactoren /
• De gemeente kan zelf het goede voorbeeld geven;
haalbaarheid /
• Communicatie is erg belangrijk bij de werving van belangstellenden;
herhaalbaarheid
• Combinatie met andere verkeersmaatregelen maakt totaalbenadering mogelijk;
Vervolg succes- en faalfactoren / haalbaarheid / herhaalbaarheid
• Aandacht voor zuinig rijden verslapt na verloop van tijd, aandacht vasthouden door monitoring/competitief element/herhaling; • Continue feedback/aansturing op zuinig rijgedrag door management, al dan niet in combinatie met in-car apparatuur of beloningsstructuur; • Belangrijk is draagvlak bij beroepsmatige chauffeurs in organisaties; • Aansluiten op landelijke milieugerelateerde actiedagen wordt aanbevolen; • Aandacht voor bandenspanning niet beperken tot (vracht)auto's maar ook caravans, aanhangwagens, etc.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• Amsterdam: rijstijltraining 'Amsterdam schoon op weg'; • Diverse gemeenten: cursus/wedstrijd Het Nieuwe Rijden, evt. ook voor ambtenaren; • Provincie Utrecht: Band op Spanning.
Doelgroep / subdoelgroep
Duurzame energie
Subdoelgroep / subthema
Grootschalige en/of collectieve DE-opties
Project
F1
SLOK-ambitie: innovatief
10% Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam
Stimuleren toepassing windenergie
opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: wind, biomassa, waterkracht en warmte-koude-opslag. Doelstellingen
De voor het Windpark Het Klooster (13 MW) geselecteerde projectontwikkelaar Evelop ondersteunen in het voorbereiden van een bouwaanvraag.
Typering project
De Quickscan windenergie Nieuwegein (1999 [Ecofys]) was de start van de ontwikkeling van windenergie, waarna een concretere haalbaarheidsstudie voor een windpark op Bedrijvenpark Het Klooster i.o. is uitgevoerd (2000 [WEOM]). Daarna heeft aanbesteding plaats gevonden incl. gunning (2005). De ontwikkelaar Evelop moet nu worden begeleid en ondersteund bij het maken van de ruimtelijke onderbouwing die noodzakelijk is voor het in behandeling nemen van een concrete bouwaanvraag voor het te realiseren windpark. Regelgeving en vergunningverlening zijn leidend en communicatie is ondersteunend t.b.v. de te verkrijgen juridische en bestuurlijke goedkeuring.
Relatie met andere
Dit project is samen met de projecten F2 en F3 van belang om de energievoorziening in
activiteit of ander beleid
hoge mate te verduurzamen. Er vinden nu ontwikkelingen plaats m.b.t. kleinschalige gebouwgebonden windturbines. Dit kan komende jaren relevant worden.
CO2-uitstootreductie en evt. De ontwikkeling van Windpark Het Klooster betreft de realisatie van 5 windturbines met andere resultaten
een vermogen van in totaal 13 MW. Hiermee kan jaarlijks bijna 27,5 miljoen kWh duurzaam worden opgewekt, hetgeen overeenkomt met een CO2-uitstootreductie van 15.555 ton. Het aandeel duurzame energie zou uitkomen op 6,3% van het totale verbruik in de gemeente Nieuwegein (peiljaar 2002). 1. Ondersteunen ontwikkelaar Evelop;
Aanpak
2. Communiceren op website en gemeentepagina over voortgang besluitvorming en realisatie. • Afd. DO: jaarlijks 60 uur;
Inspanning
• Overig: de vergunningverlening en RO-procedure kan een forse inspanning qua capaciteit betekenen. De hiermee gemoeid gaande kosten worden gedekt via de bouwleges die betaald moeten worden door de initiatiefnemer. Planning Afd. DO, milieu
2009 2010 2011 2012 2013 totaal tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 30 60 60 60 30 240
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (trekker);
partijen
• Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (afstemming); • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, afstemming);. • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Ruimtelijke Ordening, afstemming).
Vervolg uitvoerder /
Externe partijen:
betrokken partijen
• Projectontwikkelaar/initiatiefnemer; • Provincie en regiogemeenten; • Natuur- en milieuorganisaties en andere maatschappelijke organisaties; • Omwonenden en andere burgers.
Succes- en faalfactoren / haalbaarheid / herhaalbaarheid
• Het is van belang om voor alle DE-opties rekening te houden met het provinciaal streekplan en bestaande beleidsplannen; • Vroegtijdig afstemmen met provinciaal beleid is van belang; • Bestuurlijke duidelijkheid over ambitie en uitvoeringskwaliteit is van belang; • Door transparantie in besluitvormingsproces kan het afbreukrisico beperkt worden; • Intensiteit en kwaliteit van communicatie is belangrijk. Communiceer met de bevolking tenminste over iedere fase uit de aanpak en het bereikte resultaat; • Stel de doelgroepen bij communicatie liefst niet voor voldongen feiten • Criteria en conclusies ten aanzien van locaties moeten goed onderbouwd worden; • Optimaal benutten van beschikbare informatie en bronnen is zinvol.
Overige informatie/
Meer informatie is te verkrijgen via:
opmerkingen
www.windenergie.nl
Doelgroep / subdoelgroep
Duurzame energie
Subdoelgroep / subthema
Grootschalige en/of collectieve DE-opties
Project
F2
SLOK-ambitie: innovatief
10% Van de energie die binnen de gemeente-grenzen wordt gebruikt wordt duurzaam
Stimuleren toepassing biomassa
opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: wind, biomassa, waterkracht en warmte-koude-opslag. Doelstellingen
De voor het de biomassacentrale op Het Klooster geselecteerde projectontwikkelaar ondersteunen in het voorbereiden van een bouwaanvraag.
Typering project
In 2006 is door CEA een haalbaarheidsonderzoek voor een biomassacentrale op Het Klooster opgeleverd, waarbij op basis van aannames de globale haalbaarheid is gebleken. Na stopzetten van de rijkssubsidieregeling MEP is de ontwikkeling van het initiatief, waarvoor ook een mogelijke projectontwikkelaar bekend was, echter stilgevallen. Inmiddels is een nieuwe rijkssubsidieregeling SDE gepubliceerd hetgeen de realisatie weer kansrijk kan maken. De ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein heeft echter niet stilgestaan en de fase van bouwrijpmaken is al gestart. Daarom moet nu opnieuw de haalbaarheid worden bepaald (o.a. economisch, organisatorisch, technisch). Het project bevindt zich nog in een voorbereidende onderzoeksfase.
Relatie met andere
Dit project is samen met de projecten F1 en F3 van belang om de energievoorziening in
activiteit of ander beleid
hoge mate te verduurzamen. Dit project heeft een duidelijke relatie met de verbetering van luchtkwaliteit. Lokale opwekking van biogas en invoering hiervan in het aardgasnet is immers een vervolgstap van aardgastanken (zie ook project E1).
CO2-uitstootreductie en evt. De ontwikkeling van biomassacentrale op Het Klooster zou volgens de globale andere resultaten
haalbaarheidsstudie jaarlijks een opbrengst van 4,35 miljoen m3 aeq biogas + 179.850 GJ warmte + 20.257 MWh elektriciteit kunnen betekenen. Omgerekend komt dit neer op een CO2-uitstootreductie van 29.267 ton. Het aandeel duurzame energie zou uitkomen op 11,9% van het totale verbruik in de gemeente Nieuwegein (peiljaar 2002). 1. Ondersteunen van de mogelijke ontwikkelaar bij het bepalen van de haalbaarheid van
Aanpak
de biomassacentrale (energieprofiel bedrijventerrein en realisatiemogelijkheden distributienet); 2. Communiceren op gemeentepagina en website over voortgang besluitvorming en realisatie. • Afd. DO: 2009 75 uur, daarna 100 uur (voorbereiding en communicatie);
Inspanning
• Overig: de vergunningverlening en RO-procedure kan een forse inspanning qua capaciteit betekenen. De hiermee gemoeid gaande kosten worden gedekt via de bouwleges die betaald moeten worden door de initiatiefnemer. Planning Afd. DO, milieu Afd. RO, EZ Ingenieursbureau
2009 tijd kosten 75 10 10
2010 tijd kosten 100 20 20
2011 tijd kosten 100 20 20
2012 tijd kosten 100 20 20
2013 tijd kosten 50 10 10
totaal tijd kosten 425 80 80
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team milieu);
partijen
• Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling (EZ, afstemming); • Afdeling Beheer (Ingenieursbureau, afstemming). • Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Adviseur milieucommunicatie, afstemming).
Externe partijen: • Provincie en regiogemeenten; • Natuur- en milieuorganisaties en andere maatschappelijke organisaties; • Evt. bewonersorganisaties; • Projectontwikkelaar/initiatiefnemer. Succes- en faalfactoren / haalbaarheid / herhaalbaarheid
• Het is van belang om voor alle DE-opties rekening te houden met het provinciaal streekplan en bestaande beleidsplannen; • Door transparantie in besluitvormingsproces kan het afbreukrisico beperkt worden; • Criteria en conclusies ten aanzien van locaties moeten goed onderbouwd worden; • Stel de doelgroep bij communicatie niet voor voldongen feiten; • Vroegtijdig afstemmen met provinciaal beleid is van belang; • Bestuurlijke duidelijkheid over ambitie en uitvoeringskwaliteit; • Beschikbaar maken van menskracht en middelen; • Optimaal benutten van beschikbare informatie en bronnen; • Intensiteit en kwaliteit van de communicatie. Communiceer met de bevolking tenminste over iedere fase uit de aanpak en het bereikte resultaat; • De capaciteit (mensen en middelen) volledig concentreren op kansrijke locaties; • Intensief individueel overleg per locatie met initiatiefnemers bij vaststellen van optimale opstellingsvariant, voorwaarden en mogelijkheden tot gemeentelijke participatie.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• Waalwijk: Ecopark (duurzame energie op en rond voormalige vuilstort).
Doelgroep / thema
Bedrijven
Subdoelgroep / subthema
Bedrijventerreinen
Project
F3
Ontwikkelen ondergronds bestemmingsplan ten behoeve van warmte-koude-opslag
SLOK-ambitie: innovatief
Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 3%
Doelstellingen project
Het stimuleren van de toepassing van ondergrondse warmte-koude-opslag (WKO) door
energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
het creëren van optimale ruimtelijke randvoorwaarden. Typering project
Via nader onderzoek m.b.t. bestaande en toekomstige bouwontwikkelingen kan een optimale ruimtelijke inpassing van WKO worden bepaald en vastgelegd in bestemmingsplannen.
Relatie met andere
Voor Het Klooster heeft na een aanbesteding reeds contractering van Eneco Energie
activiteit of
plaats gevonden voor realisatie van WKO-systemen voor een deel van het bedrijventerrein
beleidsuitgangspunt
(2004-2007). Voor de ontwikkeling van het nieuwe Stadshart is door de provincie Utrecht reeds een vergunning afgegeven voor het onttrekken van grondwater t.b.v. WKO-systeem met 6 doubletten (2008). Dit project is samen met de projecten F1 en F2 van belang om de energievoorziening in hoge mate te verduurzamen.
CO2-uitstootreductie en
Er ontstaat een overzicht van de toepassingsmogelijkheden voor WKO in de gemeente en
evt. andere resultaten
de mate waarin dit kan bijdragen aan de verduurzaming van de energievoorziening.
Mogelijke bijkomende voordelen: • Bij grotere bouwontwikkelingen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat verschillende WKO-systemen elkaar hinderen; • Gemeentelijke facilitering van WKO is gunstig voor bedrijven, want onderzoekskosten voor bouwpartijen worden deels weggenomen; • De vergunningaanvraag wordt gestroomlijnd; • Nieuwegein kan zich profileren als een duurzame gemeente; • Door de ondergrond goed te gebruiken kan een gemeente de biodiversiteit, milieukwaliteit, schoon water, cultuurhistorie en geologie beschermen en beter ontsluiten; • Er is sprake van een efficiënte ondergrondse inrichting en meervoudig ruimtegebruik. Aanpak
1. Opstellen kansenkaart met voor WKO relevante gebiedsontwikkelingen; 2. Afstemming met de provincie omtrent procedure afgifte vergunningen; 3. Ontwikkelen van een Masterplan Warmte-Koude-Opslag voor relevante gebieden; 4. Keuze uit te werken variant t.b.v. opname in bestemmingsplan(nen); 5. Resultaten onder de aandacht brengen van projectontwikkelaars, woningcorporaties en andere relevante partijen. Bijvoorbeeld via presentaties. Daarnaast kan de gemeente het plan op de gemeentelijke website ter beschikking stellen; 6. Structureel attenderen van bouwpartijen op de mogelijkheden van WKO.
• Gemeente: afd. DO 200 uur
Inspanning
• externe kosten: €7.500 (kansenkaart) + €15.000 (masterplan wko). Gedekt via afd. DO, of via projecten. Planning Afd. DO, milieu
2009 2010 2011 2012 2013 totaal tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 60 10.000 60 12.500 60 20 200 22.500
Uitvoerder / betrokken
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling Team Milieu: trekker);
partijen
• Afdeling Duurzame Ontwikkeling (Team Ruimtelijke Ordening: afstemming); • Medewerker Geoinformatica.
Externe partijen: • Provincie, bureau Bodem; • Adviesbureau. Succes- en faalfactoren / haalbaarheid / herhaalbaarheid
• Bij grootschalige gebiedsontwikkelingen bestaat het gevaar dat verschillende systemen elkaar hinderen; • SenterNovem heeft instrumenten ontwikkelt die kunnen helpen bij het inventariseren van de ondergrond en de kenmerken van de bodem te beschrijven en een prototype om een 2D-bestemmingsplan om te kunnen zetten in een 3D-bestemmingsplan; • Door de verantwoordelijkheid voor attenderen van bouwpartijen op WKOmogelijkheden op te nemen in het takenpakket van een of meerdere ambtenaren wordt de toepassing van WKO structureel gestimuleerd.
Overige informatie/
Praktijkvoorbeelden:
opmerkingen
• Gemeente Gouda: Masterplankaart Warmte-Koude-Opslag Spoorzone en Hamstergat, • Gemeente Utrecht: Stationsgebied; • Gemeente Eindhoven.
Doelgroep / subdoelgroep
Organisatieversterkende randvoorwaarden
Subdoelgroep / subthema
Interne afstemming, coördinatie, kennisuitwisseling en monitoring
Project
G1
Coördinatie, monitoring en uitvoering van het gemeentelijke Klimaatprogramma 2009-2013
SLOK-ambitie: actief
• monitoring op inspanning en resultaten (projectniveau).
Doelstellingen project
• coördineren van de uitvoering van gemeentelijke klimaatprojecten; • kennis uitwisselen en eventueel afstemmen over klimaatprojecten met provincie Utrecht en andere gemeenten; • monitoren van CO2-uitstoot, energiebesparing en productie van duurzame energie; • inzicht krijgen in ambities en prioritering van klimaatbeleid, zowel wat betreft mitigatie (hoe klimaatverandering voorkomen) als adaptatie (hoe omgaan met de gevolgen van klimaatverandering); • ontwikkelen klimaatbeleid voor lange termijn.
Typering project
Dit project is voornamelijk een lokale aangelegenheid, maar heeft ook regionaal aspecten vanwege de mogelijke samenwerking met andere gemeenten en de provincie.
Relatie met andere
De provincie Utrecht heeft het programma ´Klimaat op Orde´ opgesteld voor de periode
activiteit of ander beleid
2008-2011, waarmee het een goede basis wil leggen voor een klimaatbestendige provincie. Zij wil concreet aan de slag gaan, inspireren, enthousiasmeren en leren om duurzaam, klimaatbestendig beleid te ontwikkelen voor de toekomst. Klimaatbestendigheid betreft hier zowel mitigatie als adaptatie. Nieuwegein heeft in 2006 CarBon-software aangeschaft voor CO2-projectmonitoring. SenterNovem heeft in het voorjaar van 2009 het initiatief genomen voor het ontwikkelen van een monitoringsystematiek voor het meten van:1) het effect van klimaatbeleid (met de doorvertaling daarvan naar CO2-uitstoot), 2) de prestaties van klimaatbeleid (zoals energielabels, windvermogens etc.), en 3) de daaraan ten grondslag liggende gemeentelijke activiteiten. Nieuwegein neemt deel aan deze pilot. Klimaatadaptatie is wellicht van belang bij ruimtelijke plannen in de gemeente Nieuwegein, vanwege de te verwachten mogelijk schadelijke lokale effecten van de mondiale klimaatverandering.
CO2-uitstootreductie en
• Inzicht in resultaten CO2-uitstoot i.r.t. klimaatbeleid en klimaatprojecten,
evt. andere resultaten
• Inzicht in lokale effecten (aard, kans, grootte, etc) van klimaatverandering en de mogelijkheden om hier als gemeente invloed op te hebben.
Aanpak
1. coördineren en uitvoeren van klimaatprojecten in Nieuwegein; 2. kennis uitwisselen en afstemmen over klimaatprojecten met provincie Utrecht en regiogemeenten; 3. actualiseren klimaatprojecten in CarBon t.b.v. CO2-projectenmonitor en ontwikkelen klimaatbeleidsmonitor voor het periodiek volgen van CO2-uitstoot, energiebesparing en productie van duurzame energie i.r.t. gemeentelijke beleidsinspanning; 4. uitvoeren onderzoek klimaatadaptatie; 5. ontwikkelen klimaatvisie voor lange termijn.
• Gemeente: afd. DO jaarlijks 150 uur voor interne afstemming + jaarlijks 25 uur voor
Inspanning
externe afstemming + jaarlijks 75 uur voor monitoring + éénmalig 150 uur voor klimaatadaptatie. • Externe kosten: €10.000 voor onderzoek klimaatadaptatie (gedekt via afd. DO of via structuurvisie). Planning
2009 tijd Afd. DO
Organisatie
125
2010
2011
2012
2013
totaal
kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd 325 5.000 325 5.000 250 125 1.150
kosten 10.000
• afd. Duurzame Ontwikkeling (Team Milieu)
Externe partijen: • provincie Utrecht; • andere gemeenten; • SenterNovem, • CBS; • Externe adviseur(s). Succes- en faalfactoren / haalbaarheid / herhaalbaarheid
• actieve provinciale en regionale afstemming verbetert mogelijk de kwaliteit van de klimaatprojecten; • beschikbaarheid van benodigde gegevens voor monitoring bepaalt de kwaliteit van de monitoringresultaten.
Overige informatie/ opmerkingen
n.v.t.
Doelgroep / subdoelgroep
Organisatieversterkende randvoorwaarden
Subdoelgroep / subthema
Communicatie
Project
G2
SLOK-ambitie: actief
• Structurele communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid naar alle
Communicatie m.b.t. Klimaatprogramma 2009-2013
relevante onderdelen en niveaus van de gemeentelijke organisatie; • Structurele communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid naar alle relevante partijen, inclusief burgers, binnen de gemeente. Doelstellingen project
• interne organisatie en doelgroepen bekendmaken met de doelstellingen en projecten van het klimaatprogramma en de resultaten daarvan; • interne organisatie en doelgroepen bewustmaken van de klimaatproblematiek en de noodzaak van maatregelen om de CO2-uitstoot terug te dringen; • doelgroepen aanzetten om zelf actie te ondernemen om de CO2-uitstoot terug te dringen door concrete mogelijkheden hiervoor te laten zien.
Typering project
Communicatie over het klimaatprogramma is zowel intern als extern van belang.
Relatie met andere
Communicatie is relevant voor alle klimaatprojecten. Bij klimaatprojecten voor de
activiteit of ander beleid
gemeentelijke organisatie is de gemeentelijke voorbeeldrol een bijzonder aspect.
CO2-uitstootreductie en
Verbetering van draagvlak voor klimaatbeleid zowel extern als intern.
evt. andere resultaten 1. ontwikkelen communicatieplan;
Aanpak
2. actualiseren website; 3. ontwikkelen andere communicatiemiddelen (bijvoorbeeld nieuwsbrief). • Afd. DO: adviseur milieubeleid jaarlijks 100 uur;
Inspanning
• Afd. DO: adviseur milieucommunicatie jaarlijks 100 uur (gedekt via regulier budget); • Externe kosten: €12.500 voor communicatiemiddelen (20% gedekt via SLoK, rest via afd. DO). Planning
2009
Afd. DO Afd. DO comm. Organisatie
2010
2011
2012
2013
totaal
tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten tijd kosten 50 100 12.500 100 100 50 400 12.500 50
80
80
80
40
330
• afd. Duurzame Ontwikkeling: Adviseur milieubeleid (energie, klimaat en duurzaam bouwen) + Adviseur milieucommunicatie + Milieu Educatie Centrum (MEC); • Afdeling Communicatie (afstemming).
Succes- en faalfactoren /
• communicatie is belangrijk voor het verkrijgen en verhogen van draagvlak voor
haalbaarheid /
klimaatbeleid, zowel intern als extern.
herhaalbaarheid Overige informatie/ opmerkingen
n.v.t.
Bijlage V: 10-puntenplan campagne ´Hier Klimaatverbondgemeente´
Secretariaat Gemeente Apeldoorn Postbus 9033 7300 ES Apeldoorn Telefoon 055 – 580 2269 Telefax
055 – 580 1610
[email protected]
Gemeente Nieuwegein T.a.v. de heer J.R.C. van Everdingen Postbus 1 3430 AA Nieuwegein
Datum 24-06-2009 Kenmerk 090020
Betreft: speerpunten voor uw gemeentelijke klimaatplan
Geacht raadslid, Klimaatbeleid staat overal hoog op de agenda, ook bij de gemeenten. Eind 2007 is het Klimaatakkoord tussen VNG en het Rijk gesloten, waarmee de partijen over en weer toezeggingen hebben gedaan om klimaatmaatregelen te treffen. Eind 2008 is de SLOKregeling voor actief klimaatbeleid van start gegaan en binnen enkele maanden al overschreven. Afgelopen maanden participeerden 131 Nederlandse gemeenten in het Klimaatstraatfeest. Is uw gemeente al begonnen? Heeft u al een gemeentelijk klimaatplan in uitvoering? Om de drempel te verlagen heeft Vereniging Klimaatverbond Nederland samen met de Hier Klimaatcampagne en de provinciale Milieufederaties 10 speerpunten gedefinieerd die de basis vormen van een verantwoord en duurzaam gemeentelijk klimaatplan. Onder die speerpunten vallen een groot aantal maatregelen en activiteiten die gemakkelijk uitvoerbaar en bewezen effectief zijn. Bovendien zijn het maatregelen waarmee binnen een groot aantal gemeenten al ervaring is opgedaan. Wij nodigen u uit om deze speerpunten te gebruiken voor uw gemeentelijke klimaatplan. Als u per speerpunt minimaal één van die maatregelen of activiteiten kiest, treedt u toe tot het goede gezelschap van de HIER Klimaatverbond-gemeenten. Op basis van uw ambities verwerft u vervolgens de A-status. Gemeenten met de hoogste ambities krijgen de Triple A- of AAA-status. Meer informatie over de ranglijst kunt u vinden op de laatste bladzijde van de bijlage. z.o.z.
Zo laat u als gemeente zien dat u al op uitvoerend niveau bezig bent. Via een eigen webpagina op www.hierklimaatverbondgemeenten.nl kunt u hier nog verdere verdieping aan geven. Met een banner op de website van uw gemeente kunt u uw (triple) A-status als HIER Klimaatverbond-gemeente verder communiceren. Als u vóór 1 juni uw 10–punten voornemens instuurt, zult u op 22 juni als duurzame gemeente gepresenteerd worden op het Jaarcongres in Delft dat Het Klimaatverbond organiseert. In de bijlage vindt u een overzicht van de 10 speerpunten en de bijbehorende maatregelen. Maak uw keuze uit de 10 prioriteiten en stuur het ingevulde formulier vóór 1 juni op naar:
Vereniging Klimaatverbond Nederland Postbus 9033 7300 ES Apeldoorn
Met vriendelijke groet,
Hetty Hafkamp voorzitter Klimaatverbond
Ondertekening 10-puntenplan Klimaatbeleid Gemeente Nieuwegein wil haar verantwoordelijkheid nemen. Wij gaan dit jaar de volgende punten in uitvoering nemen, of hebben dit de afgelopen jaren al gedaan: 1. De bestaande woningbouw. Verbetering van de energieprestaties van bestaande woningen leidt tot aanzienlijke besparingen voor de bewoner en voor de uitstoot van het broeikasgas CO2. Hier zijn grote reducties mogelijk, volgens het Klimaatakkoord moet het energieverbruik in woningen en gebouwen in 2020 gehalveerd zijn. Als gemeente gaan wij: o o X X o
o X o o
7% Van het bestaande woningbestand duurzaam verbeteren (minimaal 2 energielabels omhoog) voor 2012 Zorgen dat 1,4% van het woningbestand wordt voorzien van duurzame energiemaatregelen. Afspraken maken met woningcorporaties over de verbetering van de energieprestaties van hun bestand van woningen (via project B3). Afspraken maken met de woningcorporaties over de toepassing van duurzame energiesystemen (via project B3). Een regeling opstellen voor het stimuleren van bewoner/eigenaars om maatregelen te nemen die leiden tot een betere energetische kwaliteit van de woning. Een regeling opstellen voor het stimuleren van bewoner/eigenaars om duurzame energie toe te gaan passen in en bij hun woning. Energiebewust bewonersgedrag stimuleren (via project B5) Alle renovatieprojecten vooraf laten toetsen op de energievraag. Bijzondere bijstand inzetten voor energiebesparing lagere inkomens.
2. Nieuwbouw Als gemeente bouw je voor de toekomst. Een toekomst waar de energieprijzen hoger zullen liggen, de aardgasvoorraden zijn opgebruikt en een temperatuursverhoging van 2 graden reëel is. Zorg daarom voor een goede handhaving van het bouwen volgens de EPC (Energieprestatienorm), ga mogelijk een stapje verder, en eis zoals veel andere gemeenten een strengere norm. Energieneutraal bouwen is al mogelijk en zelfs het eerste woningbouwproject dat energie gaat opleveren wordt al gerealiseerd. Als gemeente gaan wij: X o o X o X
Op de bouwplaatsen controle uitoefenen op de naleving van de EPC-eisen voor energiebesparende bouw (via project B1). Zorgdragen dat minimaal 10% van de nieuwbouwprojecten wordt gerealiseerd volgens een EPC-norm die minimaal 10% scherper is dan landelijk vereist. Een stimuleringsregeling introduceren voor nieuwbouwprojecten die minimaal energieneutraal zijn. Stimuleren dat meer nieuwbouwprojecten gebruik maken van omgevings- en bodemwarmte en koelte (via projecten B2 en F3). Een regeling opstellen voor het stimuleren van bewoner/eigenaars om duurzame energie toe te gaan passen in en bij hun woning. Energiebewust bewonersgedrag stimuleren (via project B5).
3. Utiliteitsbouw Voor nieuwbouw van utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping van de energieprestatienorm (EPC) als voor woningen. Ook hier is essentieel dat de gemeente minimaal goed toezicht houdt op het daadwerkelijk behalen van de wettelijke en/of lokaal aangescherpte normen, ook op de bouwplaats. Daarnaast kan de gemeente bijdragen aan voorbeeldprojecten voor klimaatneutrale utiliteitsgebouwen. Zeker als het gebouwen betreft waarvan de gemeente zelf opdrachtgever is, zijn er kansen voor een voorbeeldfunctie.Bestaande gebouwen moeten bij verkoop of nieuwe verhuur met energielabels voldoen aan de EPBD, de Europese richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen. Via de verruimde reikwijdte van de milieuwetgeving kunnen grotere bedrijven en instellingen in het milieuvergunningenspoor hierop worden aangesproken. Het spreekt vanzelf dat de gemeente deze regels toepast bij haar eigen gebouwen. Daarmee vervult de gemeente ook een voorbeeldfunctie (Zie ook punt 4.). Als gemeente gaan wij: X X X X o X X
Voorlichting aan bedrijven over energiebesparende maatregelen (via project C1). Uitvoering energiescans (EPA-U) bij bedrijven (al praktijk op Het Klooster). Stimuleringsproject schone en zuinige bedrijven (via b.v. wedstrijd of prijs) (via project D2). Energie in planontwikkeling bedrijventerreinen (al praktijk op Het Klooster en via project D1). Energievisie opstellen bij herstructurering bedrijventerreinen. Instellen van een platform Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (wordt aan gewerkt). Stimuleren energieuitwisseling tussen en toepassen duurzame energie bij bedrijven (via projecten C1 en F3).
4. Klimaatneutrale gemeentelijke organisatie De gemeente moet het goede voorbeeld geven. Dat kan door aan te sluiten bij het streven van de landelijke overheid om in 2010 de eigen activiteiten klimaatneutraal te maken en ondermeer 100% duurzaam in te kopen. Als doelstelling voor klimaatneutraliteit kan worden geformuleerd dat de gemeentelijke gebouwen en het werkverkeer van ambtenaren en politici eind 2011 klimaatneutraal zijn. De doelstelling kan worden uitgebreid naar andere kantoren en overheidsinstellingen. Als gemeente gaan wij: X o X X X o X o
o
Het convenant duurzaam inkopen ondertekenen van SenterNovem (is gedaan). 100% duurzaam inkopen in 2012 als leidraad nemen voor het inkoopbeleid. 100% Groene elektriciteit inkopen (al praktijk). 100% Groene gas inkopen (wordt aan gewerkt). De duurzaamheidscriteria van SenterNovem toepassen op de betreffende categorieën (wordt aan gewerkt). Energie-eisen stellen bij aanbesteding van bouwwerken die minimaal 10% scherper liggen dan de vereist EPC-norm. Duurzame energie opwekken op of in de openbare gebouwen (voorbeeldfunctie) (al praktijk op MEC en via project A1). Door middel van energiebeheer en energiebesparende maatregelen bij de eigen gebouwen, die een label hebben lager dan B, deze minimaal 2 labels omhoog brengen. De CO2-emissie van het resterend eigen energiegebruik bij het vervoer en verkeer (zie mobiliteit punt 6) compenseren.
5. Duurzame energie Klimaatdoelen worden gehaald door minder energie te gebruiken en door de resterende benodigde energie zo duurzaam mogelijk op te wekken. Een gemeente kan zelf duurzame energie opwekken (zie ook 3 en 4), gemeenten kunnen ondernemers faciliteren om installaties in te richten en te exploiteren en het toepassen van duurzame energie stimuleren bij de bedrijven en bewoners. Om deze doelen te bereiken kan een gemeente overwegen om een zogenaamd duurzaam energiedienstenbedrijf op te zetten Als gemeente gaan wij: X o X X
o X o o o X o o
Duurzame energielocaties opnemen in bestemmingsplannen (via projecten F1 en F2). Het aandeelhouderschap van energie- en afvalbedrijven inzetten voor stimuleren van duurzame energie. Een kansenkaart warmte/koude-opslag op laten stellen (via project F3). Aanschaf van (kleine) windmolens op een zodanige wijze stimuleren dat een evenredige bijdrage wordt geleverd aan de provinciale doelstellingen (via project F1). Energieopwekking stimuleren door minimaal 10% zonne-boilers of zon-p.v. Het gebruik van restwarmte bij bedrijven stimuleren (via projecten B2 en F2). Biomassastromen in beeld brengen van (GFT, RWZI). Mestvergisting stimuleren. Afspraken maken met initiatiefnemers en installateurs voor aantrekkelijke arrangementen voor afnemers (voorfinanciering). Informatie verstrekken over subsidies voor duurzame energietoepassingen (via projecten B5 en C1). Zelf inrichten van een subsidie of stimuleringsregeling. Oprichting Energiedienstenbedrijf.
6. Mobiliteit Naast de gebouwde omgeving en het bedrijfsleven is het verkeer een belangrijke gebruiker van fossiele brandstoffen. Ook hier geldt vermindering van het energiegebruik (vermindering gemotoriseerd verkeer, zuiniger motoren en zuiniger gebruik) als het toepassen van brandstoffen met een lagere milieu- en klimaatbelasting. U kunt het eigen wagenpark schoner maken, evenals de reductie van woon-werkverkeer per auto. Dat scheelt ook in emissies van fijn stof. Iedere gemeente kan fietsen en (schoon) OV stimuleren en de verduurzaming van brandstoffen versnellen. Het bevorderen van het gebruik van deelauto’s vermindert de parkeerbehoefte in woonwijken (circa 7 parkeerplaatsen op 1 deelauto). Als gemeente gaan wij: X o X X X X X
Bij uitbreiding of vervanging van het eigen wagenpark kiezen voor voertuigen die A of B-label hebben (al praktijk). Het wagenpark zoveel mogelijk elektrisch te laten aandrijven. Het resterende deel van het wagenpark laten aandrijven door aardgas (al praktijk). Een duurzaam vervoersplan opstellen voor de eigen organisatie (wordt aan gewerkt). Cursus Het Nieuwe Rijden verplichten voor de gebruikers van dienstmiddelen (is gedaan). Mogelijkheid bieden aan personeelsleden om thuis of decentraal te werken (al praktijk). Vervoersmanagement stimuleren bij bedrijven (ondermeer via de wet Milieubeheer) (al praktijk op het Klooster via parkmanagement).
o X X X
Stimuleren gebruik openbaar vervoer, door speciale tarieven. Stimuleren en faciliteren van autodelen/buurtauto’s (b.v. door het reserveren van parkeerplaatsen) (is gedaan). Het fietsverkeer stimuleren door verbetering van ondermeer fietspaden, fietsstallingen en routes (al praktijk). Vergroten verkrijgbaarheid alternatieve brandstoffen (via project E1).
7. Openbare straatverlichting In de openbare verlichting valt veel geld en energie te besparen. Het moment van vervanging van het materieel is het moment om over te stappen op zuinige, schakelbare armaturen en lampen. Het is belangrijk niet alleen naar de techniek te kijken, maar ook naar de armaturen en het verlichtingsplan zelf: kies het juiste verlichtingsniveau op de juiste plaats en tijd. Als gemeente gaan wij: X X X o o o X
Energiezuinige openbare verlichting toepassen bij nieuwe aanleg (wordt aan gewerkt). Het energiegebruik van de openbare verlichting jaarlijks met 1,5% verminderen (via project A4). Gebruik maken van het pakket van de Taskforce verlichting (via project A4). Innovatieve projecten ontwikkelen voor de toepassing van energiezuinige verlichting. Verlichting doven op momenten dat deze geen functie hebben (de schijnwerpers op het gemeentehuis om drie uur ’s nachts door de week). Gebruik maken van dimbare verlichting voor de perioden zonder verkeersaanbod. Bij vervanging of groot onderhoud verkeersregelinstallaties voorzien van LED (al praktijk).
8. Voorlichting aan burgers Uw grootste fans zijn de inwoners van uw gemeente. Individuen zijn snel in voor iets nieuws. Zij vertellen het door en zij voelen het als eerste in de portemonnee. Uit onderzoek van de DuurzaamheidsMonitor blijkt dat de Nederlanders de overheid de meest aangewezen partij vinden om duurzaamheid te stimuleren. Geef het goede voorbeeld, maak slim gebruik van campagnes als de Groene Voetstappen, Warme Truiendag en de Week van de Vooruitgang. Maak ruimte op de website en uw gemeentepagina. Organiseer zelf een actie of campagne. Als gemeente gaan wij: o X
X o X X
Een periodieke energiemarkt of energiebespaarmarkt initiëren of organiseren. Scholen stimuleren deel te nemen aan acties zoals Groene Voetstappen, Energy Survival, Warme Truiendag, Energieke Scholen, Check it Out, Sarah’s Wereld etc. (wordt aan gewerkt) Opdracht geven aan het NME-centrum om klimaatverandering mee te nemen in haar educatieve activiteiten voor de jeugd en/of volwassenen (al praktijk). Burgers stimuleren om deel te nemen aan campagnes zoals de Warme Truiendag en het Klimaatstraatfeest. Informatiebijeenkomsten over autodelen, energiebesparing etc. faciliteren (via project E2). Op de gemeenten pagina’s structureel ruimte reserveren voor informatie en tips over energiebesparing (via o.a. project B5)
9. Deelname aan het Klimaatstraatfeest 3000 straten in Nederland namen in de periode tussen oktober 2008 en april 2009 deel aan de competitie voor het Klimaatstraafeest. De opdracht was eenvoudig, ga met zoveel mogelijk andere bewoners uit de straat actief aan de slag met energiebesparing en win een straatfeest. Ondersteun deze campagne, breng hem onder de aandacht van uw inwoners, stimuleer de medewerkers om mee te doen en haak aan met uw eigen klimaat- en energiebeleid. 80 Gemeenten haakten in en ondersteunden lokaal de campagne en gebruikten dit voor hun eigen duurzaame doelen. In het stookseizoen 2009/2010 komt een vervolg. o o
Ja wij hebben deelgenomen in 2008/2009 Ja wij gaan deelnemen in 2009/2010 (wordt overwogen)
10 Lid worden van het Klimaatverbond De meeste gemeenten (en provincies en waterschappen), met een actief klimaatbeleid zijn inmiddels al lid van Vereniging Klimaatverbond Nederland, een belangenorganisatie die niet alleen lobbyt en kennis uitwisselt, maar ook programma’s ontwikkelt om het lokale beleid beter over het voetlicht te krijgen, u attendeert op Europese subsidieregels en inventariseert waar de knelpunten liggen en die bij de landelijke overheid aankaart. Het Klimaatverbond vervult een actieve rol bij de implementatie van het Klimaatakkoord. Om de kosten van het lidmaatschap hoeft u het niet te laten (0,6 cent per inwoner= 180,- per jaar bij 30.000 inwoners). X o
Ja wij zijn lid Ja wij worden lid
Totaalscore: 40 (onder het voorbehoud dat het Klimaatprogramma 2009-2013 medio juni 2009 wordt goedgekeurd door het College van B&W en de SLoKuitkering wordt toegekend door VROM)
Aldus opgemaakt en ingevuld door:
Gemeente: Nieuwegein Vertegenwoordiger: Niek Wolters, namens het college van burgemeester en wethouders Handtekening:
Datum: 29 mei 2009
Contactgegevens vertegenwoordiger Naam: Niek Wolters Functie: Hoofd afdeling Duurzame Ontwikkeling Postadres: Postbus 1 Postcode: 3430 AA Plaats: Nieuwegein e-mail adres:
[email protected] Telefoonnummer : 030-6071572
Hoe wordt u een HIER Klimaatverbond gemeente? (Triple) A-status Heeft u bij iedere van de 10 punten minstens een vakje aangekruist, dan krijgt u als gemeente de A-status. Gaat u als gemeente voor minimaal 20 opties en heeft dus minimaal 20 vakjes aangekruist, dan wordt u voortaan herkend als een AA-gemeente. De Triple A status bereikt u als u meer dan 50% van de maatregelen uitvoert. U wordt als zodanig gerankt op de website: www.hierklimaatverbondgemeenten.nl. Via een muisklik opent een scherm met een standaardtekst die u naar eigen inzicht kunt aanpassen. Op deze pagina kunt u ook relevante documenten, persberichten en nieuws plaatsen, deze worden vervolgens automatisch bekend gemaakt op andere plaatsen waar veel bezoek komt uit gemeentelijke hoek. U ontvangt een banner voor de plaatsing op de website. Alle gemeenten die zich voor 1 juni hebben aangemeld worden op 22 juni in het zonnetje gezet op het Klimaatcongres van het Klimaatverbond in Delft, waarvoor ook minister Cramer is gevraagd. Na behandeling in de Raad of Collegebesluit stuurt u het ingevulde formulier naar: Vereniging Klimaatverbond Nederland Postbus 9033 7300 ES Apeldoorn U ontvangt een bevestiging en ook de melding wanneer uw gemeenten op internet zal worden geplaatst. Stuurt u op voor 1 juni, dan ontvangt u ook een uitnodiging voor de presentatie op 22 juni.
Bijlage VI: SLOK-aanvraag
Aanvraag van uitkering voor een: - gemeente in verband met de Stimulering van Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) Aanvraagperiode: 07-2008 tot 01-09-2009
SenterNovem Stimulering van Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) Postbus 93144 2509 AC Den Haag Lees voor het invullen eerst zorgvuldig de toelichting bij het formulier !
Registratienummer
: SLOK………………..………(niet in te vullen door aanvrager)
1. Algemene gegevens aanvrager a.
Naam gemeente (ook stadsdeel vermelden indien van toepassing)
:Nieuwegein
b.
Namen deelnemende gemeenten indien gezamenlijke aanvraag
:n.v.t.
c.
Naam contactpersoon
:Dhr. G.J. Schepers
d.
Postadres: Postbus of straat Postcode, plaats
:Postbus 1 :3430 AA NIEUWEGEIN
e.
Telefoonnummer
:030 - 607 1345
f.
E-mail adres
:
[email protected]
g.
Er is gekozen voor (omcirkelen wat van toepassing is)
: Programmaprestaties / Themaprestaties
h.
Er is gekozen voor (omcirkelen wat van toepassing is)
: Basispakket / Pluspakket
Totstandkoming De gemeente Nieuwegein heeft CSO Adviesbureau ingeschakeld voor de begeleiding in de totstandkoming van de projectbeschrijvingen en voor het opstellen van de SLOK aanvraag. Er zijn interviews met 14 betrokkenen vanuit de gemeente gehouden om de nulsituatie te bepalen. Hieruit werd duidelijk dat er al verschillende activiteiten ondernomen zijn maar dat de interne bekendheid daarvan niet groot is. Ook werd duidelijk dat de ambtenaren uit diverse afdelingen veel kansen zien voor verdere klimaatinitiatieven. In een werksessie, waar vanuit de gehele organisatie 12 mensen aan deelnamen, zijn de kansen aangevuld en uitgewerkt. Van daaruit zijn prioriteiten bepaald. De uitkomsten van deze werksessie zijn gebruikt als basis van deze aanvraag.
Versie 04-08-2008
1
Inleiding In afwachting van nieuwe internationale klimaatafspraken eind 2009 in Kopenhagen, hebben de EU en Nederland voor zichzelf reeds hoge reductiedoelstellingen vastgelegd in 2007. Het kabinet heeft zijn ambitieuze klimaatdoelstellingen vastgelegd in het werkprogramma ”Schoon en Zuinig; Nieuwe energie voor het klimaat”. Hierin is de manier beschreven waarop Nederland in 2020 over één van de meest efficiënte en schone energievoorzieningen van Europa kan beschikken. De volgende doelen staan hierbij centraal: - 30% uitstootreductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990; - 20% energiebesparing in 2020, ofwel 2% per jaar (is nu ca. 1%), en; - 20% aandeel van hernieuwbare energiebronnen in 2020 (is nu ca. 3%). In het verlengde van dit werkprogramma maakt het kabinet afspraken met de verschillende sectoren in de maatschappij, zoals: gebouwde omgeving, de energiebedrijven, de industrie, de verkeer- en vervoerssector en de landbouw. Het Rijk en de VNG sloten in november 2007 het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011.
De gemeente Nieuwegein toont zich al vele jaren een betrokken speler op het gebied van klimaatbeleid. Nieuwegein is sinds 1991 lid van het Klimaatverbond Nederland. De gemeente heeft al eerder een BANS subsidie gekregen, waarmee vele projecten zijn uitgevoerd die bijdragen aan een vermindering van de CO uitstoot. Binnen de regio heeft Nieuwegein samen met de gemeente Utrecht een rol als 2
voorloper en trekker. Volgens de recente Hier Klimaatcampagne van het Klimaatverbond en de provinciale Milieufederaties scoort Nieuwegein met het voorliggende klimaatprogramma zelfs de triple A status. Om de landelijk en gemeentelijk gestelde doelen te halen is echter onverminderd aandacht en actie nodig op het terrein van het klimaat. Er is op individueel en afdelingsniveau veel ambitie om een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling van ons leefklimaat ten behoeve van huidige en toekomstige generaties. Om het klimaat- en energiebeleid een impuls te geven die past bij deze betrokkenheid, wil de gemeente de decentrale uitkering Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLoK) aanvragen.
In Bijlage IV van het BIJLAGENBOEK behorende bij het Klimaatprogramma 2009-2013 van de gemeente Nieuwegein, zijn de projecten uitvoerig beschreven op projectbladen. De voor deze projecten beoogde € 152.113 SloK-uitkering wil de gemeente Nieuwegein volledig inzetten ter financiering van de geraamde € 242.500 externe kosten (onderzoek, advies, communicatiemiddelen). Zonder SloK-uitkering vervalt een groot deel van de dekking hiervoor en zal slechts een versobert gemeentelijk Klimaatprogramma 2009-2013 kunnen worden uitgevoerd.
2. Doelstellingen In bijlage 1 van deze SLoK-subsidieaanvraag zijn de gekozen prestaties uit de Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid aangegeven middels het vermelden van het nummer van het daarbij behorende project en/of activiteit. Nieuwegein heeft geen eigen prestaties geformuleerd.
3. Projecten en/of activiteiten Zie voor een uitgebreide beschrijving het Bijlagenboek, behorend bij het Klimaatprogramma 2009-2013, Bijlage IV: Projectbladen Klimaatprogramma 2009-2013
Versie 04-08-2008
2
4. Begroting In de tabel hieronder is de begroting weergegeven voor de projecten binnen het Klimaatprogramma 2009-2013. Relevant daarbij is de onder de tabel weergegeven noot. Project 1 (A1): Energiezuinige Gemeentelijke Nieuwbouw
Kosten
1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 0 (niet meegeteld, want niet SLoK-
2. Externe kosten
€0
Subtotaal
€0
subsidiabel)
Project 2 (A2): Realiseren van energiebesparing in gemeentelijke nieuwbouw 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 3.456
2. Externe kosten
€0
Subtotaal
€ 3.456
Project 3 (A3): Optimaliseren energiebeheersysteem gemeentelijke gebouwen 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 14.256
2. Externe kosten
€ 0 (€10.000 niet meegeteld, want niet SloK-subsidiabel)
Subtotaal
€ 14.256
Project 4 (A4): Ontwikkelen beleids- en beheerplan openbare verlichting 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 10.800
2. Externe kosten
€ 12.500
Subtotaal
€ 23.300
Project 5 (B1): Verbeteren handhaving EPC 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 7.776
2. Externe kosten
€0
Subtotaal
€ 7.776
Project 6 (B2): Stimuleren van energiezuinig en duurzaam bouwen bij nieuwbouwontwikkelingen 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 59.616
2. Externe kosten
€0
Subtotaal
€ 59.616
Project 7 (B3): Energiedoelstellingen opnemen in prestatieafspraken tussen gemeente en woningcorporatie(s) 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 21.600
2. Externe kosten
€ 2.500
Subtotaal
€ 24.100
Versie 04-08-2008
3
Project 8 (B4): Stimuleren van energiebesparing en duurzame energie via bewonerscampagnes 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 95.040
2. Externe kosten
€ 90.000
Subtotaal
€ 185.040
Project 9 (B5): Stimuleren van energiezuinig gedrag via informatievoorziening 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 3.888
2. Externe kosten
€ 12.500
Subtotaal
€ 16.388
Project 10 (C1): Stimuleren duurzaam gebruik van daken (energie- en vegetatiedaken) 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 21.600
2. Externe kosten
€ 5.000
Subtotaal
€ 26.600
Project 11 (D1): Stimuleren structurele samenwerking en kennisuitwisseling tussen bedrijven (via parkmanagement) 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 25.920
2. Externe kosten
€0
Subtotaal
€ 25.920
Project 12 (D2): Stimuleren energiebesparing en duurzame energie door ‘koploper’ bedrijven in kaart te brengen en te belonen met publiciteit 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 8.640
2. Externe kosten
€ 22.500
Subtotaal
€ 31.140
Project 13 (E1): Stimuleren gebruik schone en biobrandstoffen en elektrisch rijden 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 8.640
2. Externe kosten
€ 15.000
Subtotaal
€ 23.640
Project 14 (E2): Stimuleren energiezuinig rijden 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 10.368
2. Externe kosten
€ 7.500
Subtotaal
€ 17.868
Versie 04-08-2008
4
Project 15 (F1): Stimuleren toepassing windenergie 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 20.736
2. Externe kosten
€0
Subtotaal
€ 20.736
Project 16 (F2): Stimuleren toepassing biomassa 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 36.720
2. Externe kosten
€0
Subtotaal
€ 36.720
Project 17 (F3): Ontwikkelen ondergronds bestemmingslan t.b.v. WKO 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 17.280
2. Externe kosten
€ 22.500
Subtotaal
€ 39.780
Organisatieversterkende randvoorwaarden Project 18 (G1): Coördinatie, monitoring en uitvoering van klimaatprogramma 2009-2013 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 99.360
2. Externe kosten
€ 10.000
Subtotaal
€ 109.360
Project 19 (G2): Communicatie m.b.t. klimaatprogramma 2009-2013 1. Loonkosten incl. opslag voor algemene kosten en overige arbeidskosten
€ 34.560
2. Externe kosten
€ 12.500
Subtotaal
€ 47.060
TOTAAL UITVOERINGSKOSTEN
€ 712.756
Noot: Bovenstaande loonkosten betreffen de voor deze Slok-aanvraag geraamde inzet van alleen de Adviseur Milieubeleid (energie, klimaat en duurzaam bouwen), die werkzaam is binnen het Team Milieu van de Afdeling Duurzame Ontwikkeling. In totaal gaat het hier om 5.790 uren voor het klimaatprogramma 2009-2013 (exclusief project A1). Daarnaast worden 3.080 uren ingezet door andere collega´s. Alleen de inzet van de Adviseur Milieubeleid en de externe kosten worden gebruikt t.b.v. de voor SLoK relevante jaarlijkse subsidieverantwoording (inspanningsverplichting). a.
b.
Voor bovengenoemde projecten is/wordt bij andere financiële ondersteuningsregelingen van rijkswege subsidie/uitkering aangevraagd of is reeds gehonoreerd: x
Nee
O
Ja
Gevraagd uitkeringsbedrag: EUR 152.113,=
5. Bijgevoegde documenten Opgave van bijgevoegde documenten (zie toelichting) X X
Kopie Besluit goedkeuring Aanvraag (altijd bijvoegen) Overige documenten (bijvoegen indien van toepassing): Klimaatprogramma 2009-2013, Gemeente Nieuwegein
Versie 04-08-2008
5
6. Verklaring en ondertekening van de aanvrager Aanvrager verklaart: 1.
dat het pluspakket waarvoor uitkering wordt aangevraagd projecten en/of activiteiten omvat die voor de uitkeringsontvanger
2.
dat hij hierbij instemt met de Meerjarenafspraken Energie zoals die met verschillende bedrijfstakken afgesloten zijn;
3.
dat de prestaties binnen vier jaar binnen Nederland na de verlening van een uitkering worden uitgevoerd;
4.
dat zij instemt met het, op verzoek van SenterNovem, verlenen van informatie over de uitvoering van het basis- of pluspakket
nieuw of additioneel zijn;
waarvoor uitkering is verstrekt; 5.
dat zij akkoord gaat met controle van de overlegde gegevens;
6.
dat zij dit formulier naar waarheid en zonder voorbehoud heeft ingevuld.
Opmerking: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens kan leiden tot het afwijzen van de aanvraag, het intrekken van de uitkering en/of strafrechtelijke vervolging. Dit geldt voor alle gegevens die op de uitkeringsverstrekking van invloed zijn.
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nieuwegein
Plaats en datum:
Versie 04-08-2008
Naam, functie en handtekening:
6
Bijlage 1: Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid Programmaprestaties Energiebesparing
Actief niveau 2 % besparing per jaar op de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt
Verduurzaming
5 % van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt is duurzaam opgewekt • ofwel door duurzame opwekking binnen de gemeente • ofwel door participatie van de gemeente en/of lokale organisaties in opwekking elders (windpark, biomassacentrale e.d.
Reductie overige broeikasgassen
Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van overige broeikasgassen dan wel voldoen aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Handhaving van vergunningen en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, gericht op de reductie van overige broeikasgassen heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats Voorlopend niveau
Energiebesparing
3 % besparing per jaar op de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt
Verduurzaming
10 % van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt is duurzaam opgewekt • ofwel door duurzame opwekking binnen de gemeente ofwel door participatie van de gemeente en/of lokale • organisaties in opwekking elders (windpark, biomassacentrale e.d.)
Reductie overige broeikasgassen
Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 50% van de uitstoot in de gemeente
Energiebesparing
4 % besparing per jaar op de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt
Verduurzaming
20 % van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt is duurzaam opgewekt • ofwel door duurzame opwekking binnen de gemeente • ofwel door participatie van de gemeente en/of lokale organisaties in opwekking elders (windpark, biomassacentrale e.d.)
Reductie overige broeikasgassen
Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 70% van de uitstoot in de gemeente
Nummer project/ activiteit
Innovatief niveau
Versie 04-08-2008
7
Prestaties per Thema A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop Actief niveau Nieuwbouw van gebouwen Bestaande gebouwen
• • •
Realiseren met een met 20 % verscherpte EPC Energiebesparing 2 % per jaar 40 % opwekking en/of inkoop duurzame energie
Infrastructurele voorzieningen (openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen, gemalen e.d.) Gemeentelijk wagen-park, dienstreizen en woonwerkverkeer
• •
Energiebesparing 2 % per jaar 40 % opwekking en/of inkoop duurzame energie
•
5 % besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
Nieuwbouw van gebouwen Bestaande gebouwen
• • • • •
Infrastructurele voorzieningen (openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen, gemalen e.d.) Gemeentelijk wagenpark, dienstreizen en woonwerkverkeer Nieuwbouw van gebouwen Bestaande gebouwen
Infrastructurele voorzieningen (openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen, gemalen e.d.) Gemeentelijk wagenpark, dienstreizen en woonwerkverkeer
Versie 04-08-2008
•
Voorlopend niveau Realiseren met een met 50 % verscherpte EPC Energiebesparing 3 % per jaar 70 % opwekking en/of inkoop duurzame energie Energiebesparing 3 % per jaar 70 % opwekking en/of inkoop duurzame energie
10 % besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
Innovatief niveau Minimaliseren energievraag en duurzaam opwekken en/of inkopen resterende energievraag (energieneutraal) • Energiebesparing 4 % per jaar • 100 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (energieneutraal) • Energiebesparing 4 % per jaar • 100 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (energieneutraal) •
20 % besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
Nummer project/ activiteit
Punten
½ ½ A3
0
½
A2
1 1
A4
1
1
2 2 2
2
8
B. Woningen Actief niveau Handhaving EPC Nieuwbouw
Bestaande woningvoorraad Bewonersgedrag
Handhaving EPC Nieuwbouw
Bestaande woningvoorraad Bewonersgedrag
Handhaving EPC Nieuwbouw
Bestaande woningvoorraad
Bewonersgedrag
Versie 04-08-2008
Nummer project/ activiteit
•
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met een 10 % verscherpte EPC • Realiseren van een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen • Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar 5 % van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag: • Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit Voorlopend niveau • Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met een 25 % verscherpte EPC • Realiseren van een EPL van 8,0 tot 9,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen • Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2 % per jaar 10 % van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag: • Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit Innovatief niveau • Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 90 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met 75 % verscherpte EPC of: • Realiseren van energieneutrale woningen • Realiseren van een EPL van 9,0 tot 10,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen • Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 4 % per jaar of: • Realiseren van energieneutrale woningen (binnen voorbeeldprojecten) 20 % van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag: • Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit
Punten
1 B2
1
B3, B4, C1
1
B5
1
2 2
2
2
B1
3 3
3
3
9
C. Utiliteitsgebouwen Actief niveau Handhaving EPC
•
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40 % van de bouwvergunningen
Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen
•
Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 10 % verscherpte EPC
Bestaande utiliteitsgebouwen
•
Handhaving EPC
•
Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen
•
Bestaande utiliteitsgebouwen
•
Handhaving EPC
•
Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen
• •
Bestaande utiliteitsgebouwen
Versie 04-08-2008
•
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar
Nummer project/ activiteit
1
B2
1
C1
1
Voorlopend niveau Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen
2
2
Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 25 % verscherpte EPC
2
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2 % per jaar Innovatief niveau Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 90 % van de bouwvergunningen
Punten
B1
0
Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 75 % verscherpte EPC of: Realiseren van energieneutrale utiliteitsgebouwen
3
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 4 % per jaar
3
10
D. Bedrijven Actief niveau Vergunningverlening en handhaving
Reductie overige broeikasgassen
Bedrijventerreinen
Vergunningverlening en handhaving
Reductie overige broeikasgassen
Bedrijventerreinen
Vergunningverlening en handhaving
Reductie overige broeikasgassen
Bedrijventerreinen
Versie 04-08-2008
Nummer project/ activiteit
•
Alle relevante inrichtingen waarvoor de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van energie dan wel voldoen aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer • Handhaving van vergunningen en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, gericht op energieaspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Handhaving van afspraken MJA-bedrijfstakken waarvoor gemeente bevoegd gezag is, heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Alle relevante inrichtingen waarvoor de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van overige broeikasgassen • Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op de reductie van overige broeikasgassen heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie Voorlopend niveau • Extra energie-efficiencyverbetering en/of verduurzaming van gemiddeld 2 % per jaar bij de bedrijven waarvan de gemeente bevoegd gezag is op grond van de Wet milieubeheer • Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 50% van de uitstoot in de gemeente Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 3% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie Innovatief niveau • Extra energieefficiencyverbetering en/of verduurzaming van gemiddeld 4 % per jaar bij de bedrijven waarvan de gemeente bevoegd gezag is op grond van de Wet milieubeheer • Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 70% van de uitstoot in de gemeente Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 4% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
Punten
1
1
D1, D2
1
2
2
2
3
3
3
11
E. Verkeer en Vervoer Actief niveau Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
•
Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
•
Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
•
Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 1 % per jaar Voorlopend niveau Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 2 % per jaar
Nummer project/ activiteit E1, E2
Punten
2
3
Innovatief niveau Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 4 % per jaar
4
F. Grootschalige Duurzame Energieopties Actief niveau Grootschalige en/of collectieve DE-opties
Grootschalige en/of collectieve DE-opties
Grootschalige en/of collectieve DE-opties
Versie 04-08-2008
Nummer project/ activiteit
2
3 % van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: • Wind • Biomassa • Waterkracht • Warmte/Koudeopslag Voorlopend niveau 5 % van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: • Wind • Biomassa • Waterkracht • Warmte/Koudeopslag Innovatief niveau 10 % van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: • Wind • Biomassa • Waterkracht • Warmte/Koudeopslag
Punten
3
F1, F2, F3
4
12
Organisatieversterkende randvoorwaarden Actief niveau Taken en verantwoordelijkheden
•
Beleidsmatige inbedding
•
Financiering
•
Communicatie
•
Monitoring
•
Taken en verantwoordelijkheden Beleidsmatige inbedding
•
Financiering
•
Communicatie
•
Monitoring
•
Taken en verantwoordelijkheden Beleidsmatige inbedding
•
Financiering
•
Communicatie
•
Monitoring
•
Versie 04-08-2008
•
•
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in functieomschrijvingen en werkplannen Opname van energiedoelstellingen in beleid van andere beleidsvelden (zoals Wonen, RO, BWT, Economie, Sociale Zaken) Structureel budget, randvoorwaarden en bevoegdheden vastgesteld m.b.t. investeringen in energiebesparing en duurzame energie in de gemeentelijke gebouwen en voorzieningen Structurele communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid naar alle relevante onderdelen en niveaus van de gemeentelijke organisatie Monitoring op inspanningen (projectniveau) Voorlopend niveau Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn geborgd d.m.v. een kwaliteitszorgsysteem Doorvertalen van energiedoelstellingen naar doelstellingen van andere beleidsvelden (zoals Wonen, RO, BWT, Economie, Sociale Zaken) Structureel budget, randvoorwaarden en bevoegdheden vastgesteld m.b.t. investeringen in energiebesparing en duurzame energie door doelgroepen Structurele communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid naar alle relevante partijen, inclusief burgers, binnen de gemeente Monitoring op resultaten (projectniveau) Innovatief niveau Het kwaliteitszorgsysteem wordt periodiek door een onafhankelijke partij geaudit en gecertificeerd Doorvertalen van energiedoelstellingen naar doelstellingen en instrumentarium van andere beleidsvelden (zoals Wonen, RO, BWT, Economie, Sociale Zaken) Vernieuwende financieringsconstructies vastgesteld m.b.t. investeringen in energiebesparing en duurzame energie door doelgroepen Vernieuwende vormen van communicatie over de aanpak en resultaten van klimaatbeleid Monitoring op doelstellingen (programmaniveau)
Nummer project/ activiteit
G2
G1
G2
G1
13
Toelichting bij aanvraagformulier I. Toelichting algemeen Inleiding Aan deze toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. Daar waar de toelichting in strijd zou zijn met de circulaire Stimulering van Lokale Klimaatinitiatieven, is de circulaire bepalend. Alle vragen mogen vergezeld gaan van bijlagen wanneer het formulier onvoldoende ruimte biedt om de vragen toe te lichten. Deze bijlagen kunnen in enkelvoud worden bijgevoegd.
Doel van de uitkering De uitkering heeft primair als doel om gemeenten en provincies te stimuleren structurele activiteiten te ondernemen en maatregelen te treffen gericht op de reductie van broeikasgassen. Het gaat daarbij om zowel de reductie van broeikasgassen waarvoor gemeenten en provincies zelf verantwoordelijk zijn als de reductie bij de doelgroepen van het klimaatbeleid, waarbij gemeenten en provincies een rol hebben als planner van de ruimtelijke ordening, vergunningverlener, regisseur van een proces, en zo verder. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de kabinetsdoelstellingen met betrekking tot het werkprogramma “schoon en zuinig”, te weten: 2% energiebesparing per jaar, 20% duurzame energie in 2020 en een 30% reductie van broeikasgassen in 2020. Om dit structureel te bereiken wordt met de onderhavige decentralisatie-uitkering tevens beoogd het klimaatbeleid in de gemeentelijke en provinciale organisatie zo veel mogelijk te verankeren en niet enkel afhankelijk te maken van de inzet en expertise van de klimaatcoördinator binnen die organisaties.
Waarom deze uitkering? De uitkering is een vervolg op de Subsidieregeling BANS klimaatconvenant die als doel had de uitvoering van het lokale klimaatbeleid door gemeenten en provincies, gericht op de CO -reductie, te stimuleren. De uitkering dient tevens ter ondersteuning van het met de 2
Vereniging van Nederlandse Gemeenten in november 2007 gesloten klimaatakkoord 2007-2011. Die middelen zijn niet alleen bedoeld voor CO2-reductie, maar ook voor het verminderen van andere broeikasgassen die op lokaal gebied worden uitgestoten, zoals lachgas en methaan.
Indiening en uitbetaling Een aanvraag tot uitkeringsverlening wordt ingediend voor 1 september 2009. Bij de uitkeringsverlening wordt beslist in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager tot uitkeringsverlening krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.
Een aanvraag voor een uitkering ingevolge de onderhavige uitkering kan worden ingediend bij SenterNovem. Op basis van de beoordeling door SenterNovem bepaalt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de verdeling van de uitkering. Uiterlijk binnen 4 maanden na het indienen van de aanvraag, maakt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de
Versie 04-08-2008
14
verdeling van de uitkering bekend. Dit zal worden geformaliseerd in een beschikking op basis van een algemene maatregel van bestuur. Tegen de bekendmaking van de verdeling is geen bezwaar of beroep mogelijk. Dit kan wel tegen de genoemde beschikking.
Vragen Voor nadere informatie van inhoudelijke aard kunt u zich wenden tot het Informatiepunt SenterNovem (030 239 35 33). Indien u vragen heeft die betrekking hebben op het invullen van het aanvraagformulier en/of op de behandelprocedure, kunt u contact opnemen met het SenterNovem Den Haag. Contactpersoon is mevrouw C. Lubis (070 373 54 37). Tevens vindt u informatie op www.senternovem.nl/rgo/slok.
U dient het ingevulde en ondertekende aanvraagformulier samen met de bijlagen te zenden aan: SenterNovem Stimulering van Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) Postbus 93144 2509 AC Den Haag
Versie 04-08-2008
15
II. Toelichting per vraag
1. Gegevens aanvrager Vraag 1.a. Een aanvraag tot uitkeringsverlening kan alleen worden ingediend door het bevoegd bestuursorgaan van een Nederlandse gemeente. Stadsdelen kunnen aanspraak maken op een uitkering echter de aanvraag moet voor het stadsdeel door het college van B&W worden ingediend. De uitkering wordt aan het college van B&W uitgekeerd. Gemeenten kunnen gezamenlijk een aanvraag indienen. Eén van hen moet in dat geval als penvoerder optreden. De penvoerder ontvangt de gezamenlijke gelden en moet dan zorgdragen voor onderlinge verdeling tussen de deelnemende gemeenten.
Vraag 1.h. Basispakket: Pakket van aan de Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid ontleende themaprestaties en/of door de aanvrager zelf gedefinieerde themaprestaties ter uitvoering van het lokale klimaatbeleid die in het totaal ten minste 8 punten opleveren dan wel pakket van drie aan de Prestatiekaart ontleende programmaprestaties van actief niveau. Pluspakket: Pakket van aan de Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid ontleende themaprestaties en/of door de aanvrager zelf gedefinieerde themaprestaties ter uitvoering van het lokale klimaatbeleid die in het totaal ten minste 12 punten opleveren dan wel pakket van drie aan de prestatiekaart ontleende programmaprestaties waarbij ten minste één programmaprestatie van voorlopend of innovatief niveau als bedoeld in genoemde Prestatiekaart is.
Versie 04-08-2008
16
2. Doelstellingen
Algemeen De Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid is bedoeld als een inspirerende menukaart, waaruit een aanvrager aspecten (prestaties) kan kiezen waar(mee) zij een reductie van broeikasgassen kan bewerkstelligen. In het aanvraagformulier tot uitkering geeft de aanvrager aan welke prestaties gekozen zijn en met welke projecten en/of activiteiten zij de gekozen prestaties wil behalen.
De prestaties uit de prestatiekaart kunnen gezien worden als richtinggevende ambities voor de uit te voeren projecten of activiteiten. Verantwoording aan de gemeenteraad vindt plaats over de uitvoering en resultaten van de beschreven en goedgekeurde projecten en/of activiteiten. Het staat de uitkeringsaanvrager vrij om eigen prestaties te formuleren, mits deze van vergelijkbaar gewicht zijn met de prestaties uit de prestatiekaart en gericht zijn op de reductie van broeikasgassen. Dit ter beoordeling van de uitkeringsbeoordelaar.
Uitkeringsaanvragers kunnen bij hun aanvraag voor uitkering kiezen tussen een aanvraag op basis van programmaprestaties of op basis van themaprestaties.
Prestaties Onder een prestatie wordt verstaan: een in de Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid omlijnd gebied, waarin het te behalen effect van projecten en/of activiteiten beschreven staat, dan wel een door de uitkeringsaanvrager zelf geformuleerd, qua gewicht vergelijkbaar effect. De prestaties zijn verdeeld tussen programmaprestaties en verschillende thema’s en eveneens op actief, voorlopend en innovatief niveau.
Programmaprestaties Wanneer gekozen wordt voor een uitkeringsaanvraag op basis van een programma, dient de aanvrager een keuze te maken in de programmaprestaties. Daarbij geldt: o
een programma bestaat altijd uit programmaprestaties op drie terreinen: energiebesparing, verduurzaming (duurzame energie) en de reductie van overige broeikasgassen;
o
het programma op actief niveau in de Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid staat gelijk aan het basispakket;
o
de aanvrager komt voor een pluspakket in aanmerking wanneer er ten minste één programmaprestatie op voorlopend of innovatief niveau gekozen wordt.
Versie 04-08-2008
17
Themaprestaties Wanneer gekozen wordt voor een uitkeringsaanvraag op basis van themaprestaties, dient de aanvrager een keuze te maken in themaprestaties.
Daarbij geldt voor het thema Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop dat: o
de prestaties op actief niveau worden gewaardeerd met een ½ punt;
o
de prestaties op voorlopend niveau worden gewaardeerd met 1 punt;
o
de prestaties op innovatief niveau worden gewaardeerd met 2 punten.
Daarbij geldt voor de thema’s Woningen, Utiliteitsgebouwen en Bedrijven dat: o
de prestaties op actief niveau worden gewaardeerd met 1 punt;
o
de prestaties op voorlopend niveau worden gewaardeerd met 2 punten;
o
de prestaties op innovatief niveau worden gewaardeerd met 3 punten.
Voor de thema’s Verkeer en Vervoer en Grootschalige Duurzame Energie-opties geldt dat: o
de prestaties op actief niveau worden gewaardeerd met 2 punten;
o
de prestaties op voorlopend niveau worden gewaardeerd met 3 punten;
o
de prestaties op innovatief niveau worden gewaardeerd met 4 punten.
Zelf geformuleerde prestaties hebben de waarde van het actieve niveau van het betreffende thema waartoe de prestatie gerekend kan worden, tenzij de aanvrager de beoordelaar kan overtuigen dat een zelf geformuleerde prestatie van zwaarder gewicht is (schriftelijk motiveren). De beslissing hierover is aan de beoordelaar. Wanneer een zelf geformuleerde prestatie niet ondergebracht kan worden bij één van de thema’s uit de Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid, geldt een waarde van 1 punt, tenzij de aanvrager de beoordelaar kan overtuigen dat de zelf geformuleerde prestatie van zwaarder gewicht is (schriftelijk motiveren). De beslissing hierover is aan de beoordelaar.
Indien een aanvraag is gericht op de prestatie inzake “Handhaving EPC” voor zowel het thema “Woningen” als het thema “Utiliteitsgebouwen”, leveren deze prestaties slechts eenmaal punten op om in aanmerking te komen voor een basis- of pluspakket.
Indien een aanvraag is gericht op de prestaties inzake “organisatieversterkende randvoorwaarden”, bedoeld in de Prestatiekaart lokaal klimaatbeleid leveren deze prestaties geen punten op om in aanmerking te komen voor een basis- of pluspakket.
Versie 04-08-2008
18
3. Activiteiten De duur van de uitvoering van de prestaties is, vanaf de datum van verlening van de uitkering, maximaal vier jaar ter uitvoering van de projecten en/of activiteiten waarvoor uitkering wordt gevraagd.
4. Enkele specifieke financiële aspecten Vraag 4.a De loonkosten van direct betrokken personeel worden berekend als bepaald in bijlage 1, artikel 3, lid 1, onder a. van de circulaire. In afwijking daarvan mag de berekening van het uurloon geschieden ingevolge bijlage 1, artikel 3, lid 3 van de circulaire.
De opslag voor algemene kosten bedraagt 40% van de loonkosten. In afwijking daarvan mag de vaststelling van het opslagpercentage geschieden ingevolge bijlage 1, artikel 3, lid 3.
Externe kosten zijn nader omschreven in bijlage 1, artikel 3, lid 1, onder b. van de circulaire.
Vraag 4.c Voor het berekenen van de hoogte van de uitkering zie bijlage 1, artikel 4 van de circulaire. Zie ook het excel-bestand op de website van SenterNovem.
Stadsdeel Voor het aantal inwoners en het aantal hectare of vierkante kilometer grondoppervlak van een stadsdeel wordt uitgegaan van de door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin dat stadsdeel gelegen is, verstrekte aantallen, zoals die op 1 januari 2007 luiden. Deze aantallen dienen als bijlage toegevoegd te worden.
5. Bijgevoegde documenten Let er bij de indiening op dat het aanvraagformulier plus de gevraagde bijlagen juist en volledig zijn ingevuld en ondertekend. Een kopie van het Besluit waarbij de aanvraag door het College van B&W is vastgesteld, dient in elk geval te worden meegezonden. Indien sprake is van een gezamenlijke aanvraag dient voor alle deelnemende gemeenten een kopie van het Besluit bijgevoegd te worden.
Versie 04-08-2008
19
III. Toelichting bij bijlage 1 Prestaties EPC/EPN/EPL/Energielabel (thema’s eigen gebouwen/woningen/ utiliteitsgebouwen) De energieprestatiecoëfficiënt (EPC) geeft de energieprestatie van een nieuw te bouwen gebouw weer. De EPC-eisen zijn gegeven in het Bouwbesluit 2003. Of aan een EPC-eis wordt voldaan, wordt bepaald overeenkomstig de EPN. De EPN is een normblad dat is uitgegeven door het NNI te Delft. Er bestaan twee energieprestatienormbladen; één voor nieuw te bouwen gebouwen met een woonfunctie (NEN 5128) en één voor niet tot bewoning bestemde gebouwen (NEN 2916). Wanneer wordt gesproken over een verscherpte EPC bij nieuwbouw is dat ten opzichte van de EPC die volgens het Bouwbesluit 2003 geldt op het moment waarop de aanvraag voor de bouwvergunning wordt ingediend. Een gemeente kan aanscherping van de EPC niet eenzijdig afdwingen. Wel kan zij in overleg met de opdrachtgevers in de bouw streven naar een aanscherping van de EPC en dit op verschillende manieren stimuleren.
EPL staat voor Energie Prestatie op Locatie. De berekening van de EPL nieuwe woningbouw dient plaats te vinden volgens het rapport EPL-Energieprestatie op locatie, een nieuwe energievoorziening, Rooijers, ir F.J. e.a., CE, Delft, januari 1998. De berekening van de EPL bestaande woningbouw dient plaats te vinden volgens het rapport “EPL bestaande woningbouw; systematiek”. Sinds 1 januari 2008 is het verplicht om een energielabel voor een gebouw te hebben bij verkoop en verhuur. Het energielabel wordt berekend op basis van de Energie Index, een berekeningsmethodiek voor de energieklasse van bestaande gebouwen.
Thema Bedrijven BBT staat voor Best Beschikbare Technieken.
Thema Duurzame Energieopties De term “duurzame energieopties” wordt in de prestatiekaart in brede zin gebruikt; hieronder kunnen zowel hernieuwbare energiebronnen (zon, wind, water en biomassa) als fossiele toepassingen met een hoge energie-efficiency (bijvoorbeeld warmtekrachtkoppeling of warmtepompen) worden verstaan.
Versie 04-08-2008
20