Andersson Elffers Felix
Bijlagenboek Casestudies Utrecht, 17 februari 2011 GV153/Rapp/001L Bijlagenboek casestudies
Andersson Elffers Felix
Inhoud
Casestudie ziekenhuis 1 3 Casestudie ziekenhuis 2 8 Casestudie ziekenhuis 3 13 Casestudie ziekenhuis 4 17 Casestudie ziekenhuis 5 21 Casestudie Verpleging, Verzorging, Thuiszorg 1 27 Casestudie Verpleging, Verzorging, Thuiszorg 2 32 Casestudie Verpleging, Verzorging, Thuiszorg 3 37
Andersson Elffers Felix
Casestudie ziekenhuis 1 Middelgroot algemeen algemeenziekenhuis ziekenhuis 359 bedden 920 fte medewerkers Profiel ziekenhuis als opleider Het ziekenhuis is een middelgroot ziekenhuis in Noord-West Nederland. Het ziekenhuis is al jaren een bekende en vaste opleidingsplek voor studenten uit de omgeving. twee ROC’s en de hogeschool in de nabije omgeving zijn belangrijke partners voor het ziekenhuis daar waar het gaat om stagiaires. Als werkgever heeft het ziekenhuis regionaal een belangrijke functie. In het ziekenhuis lopen stagiaires afkomstig van de MBO (BOL en BBL) en HBO (regulier en duaal) verpleegkunde opleiding. Op dit moment is het ziekenhuis vooral een opleidingsplek voor stagiaires in de laatste jaren van hun studie. Voorheen bood het ziekenhuis ook stageplaatsen aan studenten in de eerste twee jaar van hun studie. Deze stagiaires worden geplaatst op verschillende afdelingen in het ziekenhuis. Het ziekenhuis kent één leerafdeling. Deze is gevestigd op de interne oncologie afdeling. De leerafdeling wordt gevuld met leerlingen uit één e klas, 3 jaars verpleging, van een van de twee ROC’s. De centrale organisatie ziet en erkent de noodzaak van het opleiden van mensen met het oog op de toekomstige arbeidsmarktproblematiek. Deze noodzaak is op dit moment vertaald in de ambitie om het aantal stageplaatsen te verdubbelen, van 30 naar 60 plaatsen. De financiële ruimte bepaalt uiteindelijk of deze ambitie al dan niet gerealiseerd gaat worden. Het besluit om stagiaires aan te nemen en te plaatsen wordt decentraal, per afdeling bepaald. Niet in alle gevallen, maar wel regelmatig, wordt gekozen niet te investeren in opleiden, omdat er op korte termijn meer formatie nodig is. Het bewustzijn over de noodzaak van opleiden wordt nu nog niet organisatiebreed gevoeld. Dit wordt nog eens versterkt door de financiële druk die ontstaat op de afdelingen als gevolg van de aanstaande bezuinigingen. De ruimte die opleiden kan bieden wordt niet altijd en overal even sterk gevoeld. Kwantiteit: meer? Het volgende plaatje laat de ontwikkeling zien van het aantal BOL/BBL stageplaatsen in het ziekenhuis. Het aantal gerealiseerde plaatsen komt nagenoeg overeen met het aantal aangeboden plaatsen. Het ziekenhuis kent over de jaren heen een bezetting van bijna 100%. Over het algemeen kan gesteld worden dat er op dit moment minder stagiaires rondlopen in het ziekenhuis dan 2 jaar geleden.
p3 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
30 25 20 15 10 5 2007-08 BOL in administratie
2008-09 BOL vermoedelijk juist
2009-10 (voorlopig) MBO BBL
HBO regulier
Figuur: Het aantal gesubsidieerde voltijd stageplaatsen bij het ziekenhuis voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. In 2007-08 werden nog niet alle BBL/duaal opleidingen vergoed, vandaar dat deze niet staan weergegeven.
In bovenstaande figuur zijn alle stageplaatsen verwerkt van die opleidingen die al sinds het eerste jaar in het Stagefonds participeren. De figuur geeft dus geen totaaloverzicht van alle aangeboden stageplaatsen. Een analyse van bovenstaande gegevens laat zien dat het aantal gesubsidieerde BOL-stages na het eerste Stagefonds-jaar flink daalt. Wanneer we inzoomen op de cijfers dan zien we dat het aantal MBO 3-plaatsen van 12,6 fte in 2007 - 2008 daalt naar 0,7 fte in 2008 - 2009 en 0,1 fte in 2009 - 2010. Daarnaast is het interessant om te zien dat voor wat betreft de BBL-stages (niet opgenomen in dit overzicht omdat het opleidingen betreffen die pas sinds het tweede jaar van de regeling meedoen) het aantal stageplaatsen voor niveau 2-studenten vrij groot is. De waargenomen veranderingen hebben te maken met veranderingen in de organisatie. In 2007 is gestart met het samenvoegen van de functies afdelingsassistent en voedingsassistent. Gecombineerd met een aantal eenvoudige verpleegkundige taken is hiervoor een nieuwe functie ‘zorgondersteuner’ in de plaats gekomen. Al deze medewerkers (functiehouders) worden opgeleid tot helpende (niveau 2) en hierdoor is de noodzaak voor niveau 3 in het ziekenhuis afgenomen. BOL/HBO regulier De ontwikkeling van het aantal gerealiseerde BOL stageplaatsen (volgens het Stagefonds) laat een daling zien in het jaar 2008 - 2009 en vanaf het jaar daarna weer een lichte stijging. Deze daling wordt veroorzaakt door twee factoren. Enerzijds hangt deze samen met de instroom van het aantal leerlingen dat in het jaar 2008 - 2009 lager lag dan in voorgaande jaren en het daaropvolgende jaar. Anderzijds, en deze factor weegt zwaarder, is de daling het gevolg van keuzes die door individuele afdelingen zijn gemaakt op het gebied van opleiden. Opleiden is in het ziekenhuis decentraal georganiseerd. Afdelingen maken kortom zelf keuzes over wel of niet opleiden en in welke aantallen. In de afgelopen jaren was er een trend dat afdelingen kozen voor direct inzetbare mensen in plaats van leerlingen. Op de leerafdeling is plaats voor maximaal 11 leerlingen. Afhankelijk van de omvang van de klas wordt dit aantal maximaal ingezet. In de afgelopen jaren heeft dat aantal steeds rond de 10 stagiaires geschommeld. Op dit moment lopen er 8 stagiaires rond.
p4 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
BBL Het ziekenhuis beschikt op dit moment over ongeveer 15 BBL-plaatsen. Het merendeel van die plekken wordt ingevuld door medewerkers. Jaarlijks zijn er 8 plaatsen die door externen kunnen worden ingevuld. Het ziekenhuis krijgt voor die plaatsen zo’n 100 sollicitaties binnen. Door een hoge uitval in deze groep is de afgelopen jaren de selectie veel strenger geworden. HBO Het aantal HBO-stages is in de afgelopen drie jaar licht gestegen, van 3 naar 3,3 fte. Afhankelijk van de besluitvorming over het al dan niet verdubbelen van het aantal stageplaatsen (van 30 naar 60) zal ook het aantal HBO-stages meedelen in deze eventuele stijging. Ambitie: meer? Het ziekenhuis heeft een ambitie om de stageplaatsen te verdubbelen, van 30 naar 60. De aanstaande bezuinigingen zetten deze ambitie onder druk. Het ziekenhuis heeft nu één leerafdeling en is niet van plan dit aantal uit te breiden. Het aantal BOL/HBO reguliere plekken blijft in de komende jaren gelijk. De ambitie voor uitbreiding zit vooral bij BBL-leerlingen. Het ziekenhuis zet bewust in op een uitbreiding van BBL-stageplaatsen, omdat deze stagiaires opgeleid worden én ook direct inzetbaar zijn. Meer door het Stagefonds? Het totaal aantal stageplaatsen is in het ziekenhuis in de afgelopen twee jaar iets gedaald. Die daling is een gevolg van een lagere instroom van studenten en keuzes die gemaakt zijn op afdelingen. Het Stagefonds is niet of nauwelijks bekend op de afzonderlijke afdelingen en is zodoende niet van invloed geweest op het aantal plaatsen per afdeling. De ambitie om het aantal BBL-plaatsen te verdubbelen in de komende jaren is grotendeels bepaald door de toekomstige arbeidsmarktproblematiek. Het totale bedrag aan Stagefonds-vergoeding dat het ziekenhuis ontvangt is wel een steuntje in de rug geweest om de RvB tot dit besluit te laten komen. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Organisatie In de afgelopen drie jaar is vanuit de afdeling P&O gericht en intensief ingezet op opleiden & ontwikkelen. De coördinator verpleegkundige opleidingen heeft een stage-instructieboek ontwikkeld dat momenteel voor alle afdelingen beschikbaar is. Hoewel alle afdelingen nu over een opleidingsboek beschikken, wordt opleiden en begeleiden nog steeds heel verschillend ingevuld. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het feit dat afdelingen zelf verantwoordelijk zijn voor opleiden. Elke afdeling maakt hierin dus zijn eigen keuzes. De mate waarin opleiden leeft op een afdeling is sterk afhankelijk van het enthousiasme van werkbegeleiders. Begeleiding De begeleiding van stageplekken op reguliere afdelingen wordt gedaan door werkbegeleiders, een coördinator verpleegkundige opleidingen en de studieloopbaancoach. Werkbegeleiders zijn verpleegkundigen op de afdeling die stagiaires begeleiden in hun dagelijkse werk. De coördinator verpleegkundige opleidingen werkt centraal en doet praktijkbegeleiding voor stagiaires van meerdere afdelingen. De coördinator verpleegkundige opleidingen is eigenlijk de schakel tussen werkbegeleider en studieloopbaancoach. De coördinator verpleegkundige opleidingen coacht werkbegeleiders. Het ziekenhuis ‘koopt’ praktijkbegeleiding in bij het ROC. In de dagelijkse praktijk betekent dit dat er gedurende twee dagen in de week een medewerker van het ROC in het ziekenhuis aanwezig is. De studieloopbaancoach begeleidt de student in zijn
p5 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
of haar leerproces en bij het uitvoeren van opdrachten uit het portfolio. Ook ondersteunt de studieloopbaancoach de werkbegeleiders bij het beoordelen van de portfolio opdrachten. De kwaliteit van de werkbegeleiding is in de afgelopen jaren verbeterd. Aan de ene kant door de systematische aandacht die er organisatiebreed aan wordt gegeven. Aan de andere kant omdat langzaam het bewustzijn begint door te dringen dat opleiden een noodzakelijke voorwaarde is voor de toekomst. Het ROC heeft afgelopen jaar besloten, in overleg met het ziekenhuis, om de loopbaancoach een plek te geven in het begeleidingsproces. Deze aanvulling op de begeleiding worden door het ziekenhuis, de onderwijsinstelling én de student als een positieve impuls voor de kwaliteit van stageplaatsen gezien. Leerafdeling: inwerken & begeleiden Stagiaires op de leerafdeling lopen allemaal één jaar stage. De stage begint met een inwerkperiode van 15 weken. In die periode staat kennisontwikkeling centraal. In deze periode heeft iedere stagiaire één vaste werkbegeleider. Na die inwerkperiode worden stagiaires in groepjes van 2 of 3 gekoppeld aan één of meerdere werkbegeleiders, zodat stagiaires eerst met elkaar bepaalde vraagstukken, diagnoses of problemen kunnen bespreken voordat zij de hulp van een werkbegeleider inroepen. Samenwerking ziekenhuis & ROC De samenwerking tussen het ziekenhuis en het ROC is in de afgelopen jaren intensiever en beter geworden. Met name op onderwerpen als stages en stagebegeleiding, ontwikkeling van het curriculum en de ontwikkeling van onderwijsvarianten (korter, sneller et cetera). De studieloopbaancoach is pas sinds afgelopen jaar onderdeel gaan uitmaken van het ‘begeleidingsteam’ van een stagiaire. Deze constructie is zo gemaakt om de afstand tussen theorie (opleiding) en praktijk te verkleinen en op die manier een positieve impuls te geven aan de kwaliteit van begeleiding. Kwaliteit: betere stageplaatsen? De cursus voor werkbegeleiders, de opleidingenmap op de afdeling en de verbeterde/ intensievere samenwerking met het ROC leiden ertoe dat de kwaliteit van stages in het hele ziekenhuis is verbeterd. Deze kwaliteitsverbetering is wel kwetsbaar persoonsafhankelijk. De uitdaging voor komende jaren is het verder en breder enthousiasmeren van personeel over nut en noodzaak van opleiden. Opleiden is geen last! Beter door het Stagefonds? De kwaliteitsverbetering van de stageplaatsen in het ziekenhuis is bepaald door structurele tijd en aandacht voor opleiden vanuit de afdeling P&O. Het ziekenhuis is structureel meer aandacht gaan besteden aan opleiden en stageplaatsen, gegeven de arbeidsmarktvraagstukken van de toekomst. Daarnaast is het onderwijs in de afgelopen jaren andere eisen gaan stellen in het kader van competentiegericht onderwijs. Het effect van het Stagefonds op deze kwaliteitsverbetering is heel beperkt. Dit is mede bepaald door het feit dat de Stagefondsgelden worden uitgegeven aan zaken die niet direct met de kwaliteit van stageplaatsen te maken hebben. Effectiviteit Stagefonds Het Stagefonds prikkelt volgens de participanten in de casestudy van dit ziekenhuis maar in heel beperkte mate. Het is beter te spreken van een steuntje in de rug. Een steuntje in de rug wanneer je kijkt naar de totale kosten die gemaakt worden op het gebied van opleiden. ‘Het Stagefonds is een zakcentje op een dure vakantie’. En een steuntje in de rug om het geld te p6 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
kunnen blijven claimen bij de Raad van Bestuur voor de afdeling P&O. Op de besluitvorming in de Raad van Bestuur heeft het Stagefonds een prikkelende werking. Uiteindelijk wordt het aantal stageplekken op de afdelingen in sterke mate bepaald door de financiële situatie; heb ik voldoende ruimte om iemand op te leiden? Die afweging heeft een groter effect op het aantal aangeboden stageplaatsen dan op het Stagefonds. Niet op alle afdelingen is men op de hoogte van het feit dat het Stagefonds bestaat dan wel dat het ziekenhuis een vergoeding krijgt voor zijn stagiaires. Besteding middelen De Stagefondsmiddelen worden in het ziekenhuis voornamelijk besteed aan lesgeld, boeken en kosten voor begeleiding. Oormerken van het Stagefondsgeld is volgens de participanten in de casestudy van het ziekenhuis niet wenselijk. Niet in de laatste plaats omdat daardoor de administratieve lasten sterk zullen toenemen. De 5 belangrijkste conclusies -
-
Stagefondsgelden hebben een lichte daling in het aantal stageplaatsen niet kunnen voorkomen, maar dienen wel als steuntje in de rug van de ambitie voor uitbreiding van het aantal BBLplaatsen. Stagefondsgelden worden ingezet om de totale opleidingskosten te reduceren. De kwaliteit van stageplaatsen is verbeterd door structureel meer tijd en aandacht voor opleiden Op afdelingen staat de toekomstige arbeidsmarktproblematiek nog onvoldoende op het netvlies. Dat bepaalt keuzes op het gebied van opleiden in sterke mate. Het Stagefonds is nauwelijks bekend bij werkbegeleiders op de afdeling.
p7 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Casestudie ziekenhuis 2 Middelgroot algemeen ziekenhuis 385 bedden 1.236 fte medewerkers Profiel ziekenhuis als opleider Zuid-Oost Nederland heeft te maken met de dubbele vergrijzing - mensen worden ouder en er is sprake van ontgroening. Met het oog op de toekomstige arbeidsmarktontwikkelingen is het ziekenhuis bewust van de noodzaak tot opleiden van mensen. Om meer leerlingen te kunnen opleiden is in 2009 een leerwerkafdeling opgezet. Het is de ambitie van het ziekenhuis om dit uit te breiden naar een tweede leerwerkafdeling. Hieraan kan tot nu toe nog geen invulling worden gegeven omdat zowel het ROC als de Hogeschool niet voldoende leerlingen kunnen garanderen. Het creëren van een leerwerkplaats heeft naast een positief effect op de begeleiding van stagiaires ook een positief effect op de ontwikkeling van de afdeling. Begeleiders moeten een andere rol aannemen en leren van de stagiaires. Het ziekenhuis heeft hoofdzakelijk stagiaires van een verpleegkundige opleiding (MBO (BOL en BBL) en HBO regulier). Het zijn stagiaires van alle jaargangen. Het ziekenhuis heeft één leerwerkafdeling gevestigd op de afdeling neurologie. Deze leerwerkafdeling kent 8 patiënten, met een dag- en avondbezetting van 6 stagiaires en 3 gediplomeerde verpleegkundigen. De stageplaatsen op de leerwerkafdeling worden ingevuld door MBO BOL en HBO-regulier studenten. Naast de leerwerkafdeling heeft het ziekenhuis ook stagiaires op reguliere afdelingen lopen. De verantwoordelijkheid voor opleiden ligt bij de teams. Er is een kleine afdeling opleidingen die hen daarin ondersteunt. Doordat er steeds minder financiële middelen zijn, bestaat de neiging om minder belang te hechten aan opleiden (vanwege de kosten). Ook de steeds complexere zorgvraag maakt dat afdelingsmanagers liever kiezen voor extra gediplomeerde medewerkers e dan een veelvoud aan stagiaires. Hierdoor verschuift ook de vraag vanuit de afdelingen naar 3 e en 4 jaars stagiaires. De noodzaak tot opleiden wordt nog niet organisatiebreed gevoeld, de financiële ontwikkelingen hebben een grotere prioriteit. In 2007 heeft het ziekenhuis een reorganisatie doorgemaakt met als doel: dezelfde kwaliteit met minder mensen en meer efficiëntie. Hierdoor verdwenen er 150 banen (10%) in 2008. Het ziekenhuis heeft zijn verzorgingsgebied in Zuid-Oost Nederland. Voor het ziekenhuis zijn de nabije ROC en Hogeschool de belangrijkste partners voor wat betreft het opleiden van stagiaires. Kwantiteit: meer? De volgende figuur laat de ontwikkeling zien van het aantal MBO BOL, MBO BBL en HBOreguliere stageplaatsen in het ziekenhuis. Het fluctuerend aantal leerlingen is een belangrijke reden of de aangeboden plaatsen ook daadwerkelijk ingevuld kunnen worden. Vooralsnog kan het ziekenhuis alle aangeboden stagiaires plaatsen en tussentijdse verzoeken inwilligen. Voor het ziekenhuis geldt dat er op dit moment meer stages (41) worden aangeboden dan in 2007 (21). p8 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
25 20 15 10 5 2007-08
2008-09 MBO BOL
MBO BBL
2009-10 (voorlopig) HBO regulier
Figuur: Het aantal gesubsidieerde voltijd stageplaatsen bij het ziekenhuis voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. In 2007-08 werden nog niet alle BBL/duaal opleidingen vergoed, vandaar dat deze niet staan weergegeven.
BOL Vanaf 2007-2008 is er een sterke groei van het aantal gerealiseerde BOL-stageplaatsen te zien, waarna het vanaf het jaar 2008-2009 redelijk constant blijft. Deze stijging wordt veroorzaakt door de opgezette leerwerkafdeling in 2009. Op de leerafdeling lopen leerlingen die een MBOopleiding tot helpende, verzorgende of verpleegkundige volgen. BBL Tijdens de reorganisatie in 2007 is er een tijdelijke stop op BBL-ers geweest. Vandaar dat het aantal aangeboden plaatsen voor BBL in 2007 - 2008 nihil was. Daarna is er een sterke stijging opgetreden. Die stijging is niet te zien in bovenstaande figuur omdat het een stijging betreft in een opleiding die niet vanaf het eerste jaar binnen de Stagefondsregeling viel. De BBLstudenten tellen volledig mee in de formatie. Dit levert druk op wat heeft geleid tot een hoog uitvalpercentage. Het ziekenhuis heeft er daarom voor gekozen om een nieuw BOL BBLprogramma op te zetten: BBL-ers die bij het ziekenhuis worden opgeleid zijn voornamelijk externe studenten die in het eerste jaar als BOL-er instromen, waarna ze na 18 maanden verder gaan als BBL-er. HBO regulier Voor de reguliere HBO-stageplaatsen is een gelijke ontwikkeling doorgemaakt als voor de BOLstageplaatsen. Ook hiervoor geldt dat het opzetten van de leerwerkafdeling in 2009 voor een toename van het aantal HBO-stageplaatsen heeft gezorgd. Vervolgens is er een kleine daling naar 2009-2010 zichtbaar, waarmee het aantal HBO-plaatsen uitkomt op het niveau van 2007 - 2008. In principe lopen er continue vier HBO niveau 5-studenten stage op de leerwerkafdeling. Daarnaast zijn er nog HBO-V stagiaires op de reguliere afdeling van het ziekenhuis. Ambitie: meer? Het ziekenhuis heeft de ambitie om het aantal aangeboden HBO-regulier en BOL stageplaatsen te vergroten door het opzetten van een tweede leerwerkafdeling. Deze ambitie wordt belemmerd door twee ontwikkelingen: (a) het lage aantal studenten in de regio Limburg (HBO en MBO) waardoor de plaatsen niet opgevuld kunnen worden en (b) de financiële situatie van het ziekenhuis.
p9 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Meer door het Stagefonds? Geconcludeerd kan worden dat het ziekenhuis sinds 2 jaar over de gehele breedte meer stageplaatsen is gaan aanbieden. Deze stijging heeft deels te maken met de reorganisatie in 2007: het aantal stageplaatsen was destijds minimaal. Elke groei na een stagestop is substantieel. Aangezien het jaar 2007 - 2008 het nuljaar is, geeft de groei een ietwat vertekend beeld. Het ziekenhuis is altijd al een opleidingsziekenhuis geweest. Na de reorganisatie in 2007 is dit weer opgezet. Daarnaast komt langzaam het bewustzijn van de negatieve gevolgen van de arbeidsmarktproblematiek. Dit is een prikkel om meer te investeren in stageplaatsen, maar is wel afhankelijk van de financiële ontwikkelingen. De Stagefondsgelden zijn gebruikt om de leerwerkafdeling op te zetten en om de stagevergoeding en leermiddelen van te betalen. Voor het ziekenhuis geldt dat de stimuleringsgelden, waar het Stagefonds er één van is, zwaar meetellen. Mocht dit ophouden, dan worden er mogelijk andere keuzes gemaakt. De bezuinigingen van circa 3,9 mln drukken zwaar op de begroting wat, naar verwachting van het management, ten koste kan gaan van opleiden. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Organisatie Met de reorganisatie is ook de afdeling opleidingen sterk gereduceerd. Namelijk van 3,5 fte naar 1,5 fte. Het gevolg hiervan is dat de verantwoordelijkheid voor het opleiden bij de verschillende afdelingsmanagers is komen te liggen. Formeel is dit zo geregeld, maar in de praktijk komen nog veel vragen bij de afdeling opleiding terecht. Hierdoor ligt er veel druk bij een beperkt aantal fte’s (afdeling opleiding) waardoor de aandacht versnipperd raakt. Begeleiding De begeleiding van stagiaires op de reguliere afdelingen wordt gedaan door werkbegeleiders. De werkbegeleiders zijn gediplomeerde verpleegkundigen die een cursus hebben gevolgd om werkbegeleider te kunnen worden. Voor de reguliere afdelingen geldt dat de opleidingsfunctionaris faciliteert door vraag en aanbod samen te brengen, de leerling te introduceren, de afdeling van de juiste informatie te voorzien en de administratie te regelen. De afdelingsmanager is er vervolgens verantwoordelijk voor dat de student een werkbegeleider krijgt toegewezen en dat begeleiding en beoordeling gaan volgens het vastgelegde proces. Als een stagiaire niet werkzaam is op de leerafdeling, dan loopt de stagiaire mee met de verpleegkundige om het vak ‘af te kijken’. Met het ontstaan van de leerwerkafdeling is ook een andere manier van begeleiden ontstaan. De stagiaires lopen voor de verpleegkundigen uit en de werkbegeleiders hebben een meer coachende dan uitvoerende rol. Aan deze fundamenteel andere manier van werken hebben de verpleegkundigen wel moeten wennen, maar het heeft uiteindelijk zeer positief uitgepakt. Met het ontstaan van de leerwerkafdeling zijn ook de opleidingen nauwer betrokken bij de begeleiding van de stagiaires. Zowel vanuit het ROC als de hogeschool is een docent aan het ziekenhuis toegewezen die op gezette tijden in het ziekenhuis zijn om de student te begeleiden, te helpen bij de opdrachten en om samen met de praktijkopleider en werkbegeleiders de student te bespreken. Deze ontwikkeling maakt dat de kwaliteit van de werkbegeleiding de afgelopen jaren is verbeterd. Nieuw BOL/BBL-opleidingstraject BBL-studenten werden in hun eerste jaar volledig in de dag- en avonddiensten ingepland. Vanaf het tweede praktijkleerjaar ook in de nachtdienst. Door de combinatie van personeelsreductie en volledige inzet, kwam de student voor situaties te staan waar hij nog niet aan toe was. Met p 10 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
als gevolg een hoge uitval van BBL-ers. Deze hoge uitval heeft ertoe geleid dat het ziekenhuis heeft gekozen voor een opleidingstraject waarbij de student de eerste twee jaar van de opleiding de BOL-status heeft en vanaf het derde leerjaar de BBL-status krijgt. Niet alleen krijgt de student hierdoor meer ruimte om zich te ontwikkelen, het sluit ook beter aan bij de behoefte van de organisatie. Ook wordt met deze variant ingesprongen op de toekomstige arbeidsmarktproblematiek door aan eerstejaars een aantrekkelijk opleidingstraject aan te bieden met het vooruitzicht op een vast contract. Samenwerking ziekenhuis & ROC De samenwerking tussen het ROC en het ziekenhuis is in de afgelopen jaren intensiever en beter geworden. Voornamelijk op het gebied van de stagebegeleiding, de ontwikkeling van een nieuw opleidingsvariant en het afstemmen van de stagestructuur. Ook zijn de hogeschool en het ziekenhuis dichter naar elkaar gegroeid. Waar eerst alleen het contact gericht was op stageverzoeken is er en nu ook contact over bijvoorbeeld de invulling van het curriculum en worden gezamenlijk projecten gedaan. Zowel voor het ROC als de hogeschool geldt dat deze positieve ontwikkeling is ingezet met het opzetten van de leerwerkafdeling. Daarnaast neemt het ziekenhuis ook zitting in een werkveldcommissie. In deze werkveldcommissie komen het onderwijs en het werkveld om te spreken over opleidinggerelateerde zaken. Binden na de opleiding Het is het ziekenhuis er aan gelegen om de studenten ook na hun afstuderen aan zich te binden. De afgestudeerden ontvangen vanuit het flexbureau van het ziekenhuis een brief met een aanbod om in dienst te komen waarbij ze het eerste jaar mogen starten in de flexpool. Medewerkers worden op die afdeling ingezet waar het meest behoefte aan is. Op deze manier ontdekt de jonge medewerker de verschillende afdelingen en kan deze na een jaar bewust kiezen voor een afdeling of de flexpool. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Het opzetten van de leerwerkafdeling, het opleiden van werkbegeleiders en de structurele en verbeterde samenwerking met het onderwijs maakt dat de kwaliteit van de stageplaatsen in het ziekenhuis is verbeterd. Deze kwaliteitsverbetering is wel kwetsbaar vanwege de lage bezetting van de afdeling opleiding, de motor achter kwaliteitsontwikkeling. Uitdaging voor de toekomst is om de kwaliteit op de reguliere afdelingen structureel te verhogen door voor de juiste (opgeleide) begeleiding te zorgen. Beter door het Stagefonds? Vanuit het Stagefonds wordt een impuls aan de kwaliteit gegeven door de financiering van een gedeelte van de opleidingsfunctionaris. Alleen door het Stagefonds is het mogelijk om de extra uren van de opleidingsfunctionaris te financieren. Effectiviteit Stagefonds Voor het ziekenhuis is het Stagefonds van belang geweest om de leerwerkafdeling te kunnen opzetten, de vergoeding voor de extra stageplaatsen te kunnen bekostigen en om extra capaciteit vrij te maken van een opleidingscoördinator ten behoeve van de kwaliteitsontwikkeling van de leerwerkafdeling. Dit betekent dat de Stagefondsgelden zowel voor een kwantiteits- als kwaliteitsimpuls hebben gezorgd.
p 11 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Nu het ziekenhuis wil doorgroeien naar een tweede werkplaats zijn het niet alleen de financiële middelen die de haalbaarheid van deze ambitie beperken, maar met name het aanbod van het aantal stagiaires. Gezien de ontwikkeling op de arbeidsmarkt verwacht de afdeling opleidingen dat een guurder financieel klimaat niet direct invloed heeft op het aantal stages. Eerder op de kwaliteit van de stageplaatsen door het wegvallen van opleidingsfunctionaris. De werkvloer is pessimistischer. Zij verwachten dat wanneer er geen Stagefondsgelden meer binnen komen, ook de leerwerkafdeling wordt opgeheven. De 5 belangrijkste belangrijkste conclusies conclusies -
-
Het bewustzijn over de noodzaak van opleiden wordt nog niet organisatiebreed gevoeld. Het ziekenhuis heeft het dubbele aantal stages ingevuld ten opzichte van 2 jaar geleden waaraan de leerwerkafdeling een grote bijdrage levert. Het opzetten van de leerwerkafdeling, het opleiden van werkbegeleiders en de structurele en verbeterde samenwerking met het onderwijs maakt dat de kwaliteit van de stageplaatsen in het ziekenhuis is verbeterd. Het tekort aan aanbod van stagiaires maakt dat het ziekenhuis haar ambitie om een tweede leerwerkafdeling te openen niet kan realiseren. Voor het ziekenhuis is het Stagefonds van belang geweest om de kwaliteit van stages te verbeteren en de leerwerkafdeling te kunnen opzetten.
p 12 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Casestudie ziekenhuis 3 Middelgroot algemeen ziekenhuis 3 locaties 560 bedden be dden 2.700 fte medewerkers Profiel ziekenhuis als opleider Het ziekenhuis is een middelgroot ziekenhuis met drie vestigingen in Midden-Nederland. Opleiden wordt voornamelijk gedaan in twee vestigingen. Hiervoor zijn samenwerkingsverbanden met de lokale hogeschool en ROC en in mindere mate met een andere hogeschool. Eind 2009 is het ziekenhuis een samenwerkingsverband aangegaan met een academisch ziekenhuis met als doel samenwerken op het gebied van opleiden en ontwikkelen en het verbeteren van de kwaliteit van de initiële opleiding. Gezamenlijk ontwikkelen zij een opleidingsvariant voor medewerkers en stagiaires. Circa 95% van de stageplekken die het ziekenhuis aanbiedt zijn voor de opleiding verpleegkunde. Hiervan is 40% HBO regulier niveau 5, 25% MBO BOL niveau 4 en 35% MBO BBL. Het aantal stagiaires van andere opleidingen dat stage loopt is de laatste jaren iets afgenomen. Het ziekenhuis bezit één leerwerkplaats op de afdeling neurologie. Het ziekenhuis vindt het aanbieden van stageplaatsen van groot belang. Het binden van studenten in een vroeg stadium heeft een positief effect op het werven van gediplomeerden. Veel stagiaires krijgen uiteindelijk een vast contract aangeboden. Opleiden staat dan ook hoog op de agenda. De ambitie is om iets in aantal te stijgen (groeien met 7 BBL-ers/HBO-V duaal, 15 BOL-ers/HBO voltijd). Tevens is er de ambitie om een tweede leerafdeling te starten. Deze ambitie staat op het moment onder druk vanwege bezuinigingen en andere investeringen. Kwantiteit: meer? Het aantal stageplaatsen is de afgelopen 2 jaar licht toegenomen. De stijging in het aantal BBLplekken maakt de lichte daling van het aantal BOL-plekken goed. De aangeboden plekken kunnen altijd worden gevuld.
Figuur: Het aantal gesubsidieerde voltijd stageplaatsen bij het ziekenhuis voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. In 2007-08 werden nog niet alle BBL/duaal opleidingen vergoed, vandaar dat deze niet staan weergegeven.
p 13 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
MBO Het ziekenhuis biedt voornamelijk MBO-stageplekken niveau 4 aan, vooral omdat zij in staat zijn materieoverstijgend te denken. Niveau 2 en 3 konden vroeger eigenlijk geen stageplek krijgen bij het ziekenhuis. Intussen is er een project gestart voor niveau 2 Helpenden. Deze leerlingen worden assisterende taken in de zorg gegeven. In het ziekenhuis werken alleen niveau 4 doktersassistenten en niet of nauwelijks verzorgende niveau 3. Studenten komen vaak pas in hun laatste 2 jaar in aanmerking om stage te lopen bij het ziekenhuis. HBO e e HBO-studenten verpleegkunde die stage lopen bij het ziekenhuis zitten in hun 3 of 4 e studiejaar. Slechts enkele studenten die in hun 2 jaar zitten kunnen stage lopen bij het ziekenhuis. Er is vanuit de opleiding HBO verpleegkunde veel meer vraag naar stageplekken dan dat er nu geboden kan worden. Het rollensysteem dat in het verleden gebruikt werd gaf sterker onderscheid tussen niveau 4 en 5. Door het gebruik van het opdrachtenboek (waar het meer om de handeling gaat) is dit onderscheid vervaagd. Ambitie: meer? Het ziekenhuis heeft de ambitie om extra stageplekken te creëren. Het gaat dan om ongeveer e 7 BBL-stageplekken en 15 BOL-stageplekken. Ook is er de ambitie om een 2 leerafdeling te starten (dat zou betekenen dat er extra ruimte is voor 5 MBO-ers en 5 HBO-ers). Of deze plannen doorgaan hangt af van de financiële situatie en bezuinigingen. Momenteel wordt gewerkt aan het realiseren van een leerafdeling op de kinderafdeling. De planning is om met deze leerafdeling in september 2011 te starten. Meer door het Stagefonds? Er heeft een lichte stijging van het aantal stageplaatsen plaatsgevonden. Deze stijging is niet direct toe te schrijven aan het Stagefonds, wel hebben de extra middelen het creëren van extra plaatsen makkelijker gemaakt. Mocht het Stagefonds onverhoopt wegvallen dan zal het ziekenhuis wel proberen om de leerafdeling te houden. Stagiaires zullen dan meer gericht worden ingezet, dus met name op leerafdelingen en minder versnipperd over verschillende afdelingen. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Organisatie Het ziekenhuis is de afgelopen jaren overgegaan van centrale aansturing van de werkbegeleiders naar decentrale aansturing. Nu is er één praktijkopleider per afdeling verantwoordelijk voor de aansturing van de werkbegeleiders van die afdeling. De praktijkbegeleiders hebben maandelijks een overleg, waar intervisie plaatsvindt. Er is een organisatiebreed beleid ten opzichte van opleiden. Het leerklimaat binnen het ziekenhuis is de laatste jaren sterk verbeterd. Er is meer tijd vrijgemaakt voor de begeleiding van stagiaires. Begeleiding Stagiaires worden begeleid door twee werkbegeleiders, meestal niveau 4. In het dagelijkse werk - en in de begeleiding - wordt soms wel en soms geen onderscheid gemaakt tussen niveau 4 of niveau 5. De werkbegeleiders en praktijkopleiders krijgen bij aanvang van hun functie een cursus. Doordat er per afdeling een praktijkopleider is, staat deze altijd in directe verbinding met het dagelijkse werk en worden werkbegeleiders direct gecoacht. Stagiaires worden boventallig ingezet en krijgen de ruimte om te leren. Aan het begin van hun stage worden persoonlijke en opleidingsdoelen geformuleerd. Deze worden per week geëvalueerd.
p 14 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Leerafdeling: inwerken & begeleiden Het ziekenhuis heeft op de afdeling neurologie een leerafdeling. Hier zijn stageplekken voor vijf MBO en vijf HBO studenten, 2 periodes per jaar. Studenten moeten solliciteren voor deze plekken en volgen voor de start een inwerkprogramma. Binnen de leerafdeling runnen de stagiaires de afdeling. Stagiaires werken zelfstandig en sturen elkaar aan. Door deze manier van werken en door de goede begeleiding leren studenten zeer snel op deze afdeling. De coaches op de afdeling hebben extra scholing gekregen omdat deze omgang andere vaardigheden vraagt. Vanuit het ROC is elke week iemand een middag aanwezig om met elke student de voortgang te bespreken. Van de studenten die stage hebben gelopen op de leerafdeling werkt nu een bovengemiddeld aantal bij het ziekenhuis. Samenwerking zorginstelling & ROC/HBO Het ziekenhuis werkt goed samen met hun onderwijsinstellingen. Het ROC kent alle praktijkbegeleiders. Vanuit het ROC is wekelijks iemand op de leerafdeling om de voortgang te bespreken. Als leerlingen niet verbonden zijn aan een leerafdeling is de relatie met het onderwijs beperkt. Vanuit het HBO komen er weinig docenten in het ziekenhuis. Kwaliteit: betere stageplaatsen? De kwaliteit van de stageplaatsen is de afgelopen jaren sterk verbeterd. Dit komt door een verbetering van het leerklimaat en de begeleiding. Het ziekenhuis heeft geïnvesteerd in opleiden door decentraal tijd vrij te maken bij mensen en door hen op te leiden. Beter door het Stagefonds? De aandacht voor een goed leerklimaat en de opkomst van het Stagefonds hebben de komst van de leerafdeling mogelijk gemaakt. Voor het ziekenhuis is het op dit moment nodig om bij elke ontwikkeling een financiële afweging te maken. Het Stagefonds dient hierbij als vliegwiel om nieuwe ontwikkelingen over de streep te trekken. Effectiviteit Stagefonds Het Stagefonds wordt intern geoormerkt. Dat het fonds van zichzelf niet geoormerkt is, is hier geen probleem. Het bedrag wordt meegenomen in de begroting. Dat het achteraf wordt uitgekeerd wordt niet als probleem ervaren. Het ziekenhuis is niet gebaat bij het differentiëren van de normbedragen op opleiding. Het ziekenhuis wil voornamelijk meer stageplaatsen kunnen aanbieden. Doordat de brief vanuit VWS binnen het ziekenhuis niet direct op de juiste plek terecht komt, blijft er weinig tijd over om de cijfers goed te controleren. Hierdoor heeft er in de eerste jaren slechts een grove check van de cijfers plaats kunnen vinden. Tevens was het in die jaren te laat om nog een accountantsverklaring te krijgen. De 4 belangrijkste conclusies -
Het aantal stageplaatsen is de afgelopen jaren licht gestegen. De sterke stijging van het aantal BBL-plaatsen maakte de lichte daling van de BOL/regulier plaatsen goed. Het ziekenhuis ziet het belang in van opleiden en daar is veel aandacht voor. Het opleidingsklimaat is de afgelopen jaren flink verbeterd. De decentralisering van de taken heeft hiertoe bijgedragen.
p 15 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
-
Het ziekenhuis bezit een leerafdeling op de afdeling neurologie. Deze biedt ruimte voor 20 stageplaatsen per jaar. De ervaring is dat studenten hier veel sneller leren en dat een bovengemiddeld aantal na het afronden van hun opleiding terugkeert bij het Ziekenhuis. Het Stagefonds is ingezet voor de verbetering van de kwaliteit van de begeleiding en het oprichten van de leerafdeling.
p 16 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Casestudie ziekenhuis 4 Groot medisch ziekenhuis 1.000 bedden 7.000 fte medewerkersrs medewerke rs Profiel ziekenhuis als opleider Sinds 2002 staat opleiden weer op de kaart binnen het ziekenhuis. Met name de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt (geraamd tekort) en de toen beperkte kwaliteit van net afgestudeerde HBO-V studenten zijn hiervoor belangrijke redenen geweest. Binnen het ziekenhuis is het Onderwijscentrum Zorgopleidingen opgezet. Het ziekenhuis kent een divisiestructuur. Er zijn opleidingscoördinatoren op divisieniveau, praktijkopleiders op de verpleegafdelingen en iedere verpleegkundige is in principe werkbegeleider. Het ziekenhuis heeft zowel leerwerkplaatsen (HBO-V) en leerafdelingen (MBO-V) als stageplaatsen op de verpleegafdelingen (reguliere stages). Samen met de hogeschool is een specifieke variant ontwikkeld en is een duaal opleiding en verkort duaal (doorstroom MBO-V naar HBO-V) specifiek voor dit ziekenhuis en deze hogeschool gestart. Uitgangspunt is dat er voor elke fte op een verpleegafdeling één stagiair geplaatst kan worden. Dit wordt nog gecorrigeerd naar de inzetbaarheid van stagiairs in de late en nachtdienst. Op een leerwerkplaats worden 15 tot 18 HBO-V-studenten geplaatst. Drie studenten verplegen circa vier patiënten onder supervisie van een verpleegkundige. De verpleegkundige is de werkbegeleider en levert geen directe patiëntenzorg op de leerwerkplaats. Zij faciliteert de studenten bij het leren in de patiëntenzorg en zij is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de patiëntenzorg. Om er voor te zorgen dat er ook in de toekomst scholieren geïnteresseerd blijven in een baan in de zorg wordt in de regio samengewerkt met basisscholen en middelbare scholen. Voor peuters wordt een ziekenhuis nagebootst en basisscholieren van groep zeven en acht bezoeken het ziekenhuis een halve dag. Daarnaast levert het ziekenhuis een bijdrage aan het onderwijs van drie middelbare scholen en worden plaatsen aangeboden voor de maatschappelijke en beroepsoriënterende stages van scholieren VMBO-t, HAVO en VWO. Kwantiteit: meer? Het aantal stageplaatsen op de verpleegafdelingen in het ziekenhuis neemt alleen maar toe, maar er zijn grenzen aan de groei. Er is nu een verschuiving naar het bieden van stageplaatsen op specialistische verpleegafdelingen zoals de kinderafdeling, medium care en IC.
p 17 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Figuur: Het aantal gesubsidieerde voltijd stageplaatsen bij het ziekenhuis voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. In 2007-08 werden nog niet alle BBL/duaal opleidingen vergoed, vandaar dat deze niet staan weergegeven.
MBO Er is een stijging van MBO-V BOL. Er zijn vier leerafdelingen in het ziekenhuis voor studenten MBO-V BOL. Met het inrichten van leerafdelingen voor studenten MBO-V wil het ziekenhuis een bijdrage leveren aan het oplossen van de stageproblematiek voor MBO-V studenten in het algemeen ziekenhuis. Er stromen jaarlijks ongeveer 55 derde- of vierdejaars studenten MBO-V in. HBO Er is een groei in het aantal reguliere HBO-V (voltijdse HBO-V) stageplaatsen. Gezien de aard van de topreferente en topklinische zorg in een UMC gaat in het ziekenhuis de voorkeur uit naar het aanstellen van HBO-opgeleide verpleegkundigen. Voor de HBO-V-studenten zijn er drie leerwerkplaatsen. Samen met de hogeschool wordt er veel gedaan aan het werven van nieuwe studenten voor de opleiding HBO-V en specifiek voor de opleidingsvariant van het ziekenhuis met de hogeschool. Jaarlijkse instroom van de opleidingsvarianten van het ziekenhuis met de hogeschool bedraagt 100 studenten, 24 studenten duaal en 20 verkort duaal. Duaal studenten zijn ‘duurder’ want zij krijgen een leerlingensalaris conform de CAO UMC en voor hen worden de studiekosten ook betaald door de werkgever. Ambitie: meer? Het aantal stageplaatsen op de verpleegafdelingen in het ziekenhuis neemt alleen maar toe, maar er zijn grenzen aan de groei. Kwaliteit: betere stageplaatsen? In het ziekenhuis heerst een goed opleidingsklimaat. Het ziekenhuis voelt opleiden als een grote verantwoordelijkheid. De perceptie van medewerkers is veranderd: opleiden is niet langer ‘er bij’, maar is ook werk. De competentiecoachen van de ziekenhuis-verpleegkundige omvat onder meer het geven van werkbegeleiding aan professionals in opleiding. Net als het verplegen van patiënten wordt nu het begeleiden van een stagiair ook gezien als werk.
p 18 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Investering Er is een aantal instrumenten ontwikkeld om de kwaliteit van het leren in het ziekenhuis te verbeteren: e-learning modules voor onder andere medisch rekenen, voorbehouden handelingen en werkbegeleiding. Het betrekken van de sociale omgeving van stagiairs bij het stagelopen in het ziekenhuis is verbeterd door één keer per jaar de familie en vrienden van duaal en voltijdse studenten van de specifieke opleiding naar het ziekenhuis te laten komen (‘dierbarenavond’). Betrekken van de sociale omgeving van studenten heeft een gunstig effect op het rendement van de opleiding. Begeleiding Het uitgangspunt op de leerwerkplaats is dat studenten ontdekken hoe de dagelijkse praktijk en routine er uit ziet. Studenten krijgen eigen patiënten onder supervisie van een gediplomeerd verpleegkundige die in de regel de cursus ‘Werkbegeleiding in het ziekenhuis’ heeft gevolgd. Ze hebben een eigen sleutel en zijn verantwoordelijk voor hun eigen planning. Studenten werken - net als in de dagelijkse praktijk - ook in de weekeinden en de avonden. Op de leerwerkplaatsen hebben de studenten diensten volgens een rooster in de dag-, avonden weekenddiensten. Dit resulteert erin dat gemiddeld 4-6 studenten in de dagdienst werkzaam zijn en 2-4 studenten in de avonddiensten. De studenten worden begeleid door gediplomeerd verpleegkundigen in een 1 op 2 relatie. Dat wil zeggen één verpleegkundige begeleidt twee studenten. 4e jaars studenten begeleiden daarnaast ook jongerejaarsstudenten. Daardoor kan het voorkomen dat een gediplomeerd verpleegkundige meer dan twee studenten begeleidt. De studenten hebben de verantwoordelijkheid voor de patiënt. Deze verantwoordelijkheid wordt ook zo gevoeld door de studenten. Elke dag formuleren de studenten een leerdoel waarop zij feedback krijgen. Samenwerking zorginstelling & onderwijs Het ziekenhuis heeft heel bewust gekozen voor een verbinding met maar een beperkt aantal opleidingsinstituten: twee ROC’s en een hogeschool. Zo blijft het aantal contactpersonen beperkt, krijgen de werkbegeleiders te maken met een gering aantal begeleidingsinstrumenten van de opleidingen en hoeft het ziekenhuis geen rekening te houden met allerlei verschillende beleidsuitgangspunten en protocollen van andere onderwijsinstellingen. Vanuit competentiegericht onderwijs is het verplicht dat er één keer per kwartaal een gesprek georganiseerd wordt tussen onderwijs en ziekenhuis. Op de leerafdeling is het contact tussen docent en afdeling veel intensiever: er is een keer per week een docent van het ROC. Hetzelfde geldt voor de leerwerkplaatsen. Hier is één keer per week een docent van de hogeschool aanwezig voor onderwijs en begeleiding. De stagiairs ervaren dat het niveau van de stage veel hoger is dan bij hun collega-studenten. Toch is een stage niet bij alle studenten geliefd: het is ook veel intensiever, ze moeten ook de onregelmatige diensten draaien. De stagiairs van het ziekenhuis vinden de ervaring hier tegenop wegen en zijn positief.
-
ROC Het ROC heeft voor verpleegkunde onderwijs-ontwikkelteams waarin wordt samengewerkt met de instellingen. Dit werkt goed bij het ziekenhuis. De kwaliteit van stages wordt door het ROC erg goed bevonden, succesfactoren zijn: vorm van begeleiding ontwikkelingsgerichte manier van werken kwaliteitsbewaking p 19 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
-
goed opleidingsbeleid (in samenhang met personeelsbeleid). Wel wordt het als een probleem ervaren dat er nauwelijks sprake is van functiedifferentiatie. In de dagelijkse werkzaamheden wordt geen onderscheid gemaakt tussen MBO en HBO. HBO Het ziekenhuis heeft invloed op het curriculum en op de kwaliteit van de opleiding bij de hogeschool. Samen met het ziekenhuis wordt onderwijs ontwikkeld. Dat maakt een intense verbinding. De hogeschool levert docenten voor de leerwerkplaatsen. Studententevredenheidsonderzoeken laten zien dat de opleidingskwaliteit en de aandacht tijdens stages zeer hoog worden gewaardeerd bij het ziekenhuis. Spanning tussen de hogeschool en het ziekenhuis is dat het ziekenhuis studenten wil die ‘fit for practice’ zijn terwijl de hogeschool graag willen dat studenten op HBO niveau kunnen denken en handelen. Hierdoor ontstaan soms verschillende belangen. Beter door het Stagefonds? De Stagefondsmiddelen zijn voor het overgrote deel gebruikt om de kwaliteit van het opleiden van verpleegkundigen in het ziekenhuis te verbeteren. Er is onder meer geïnvesteerd in het ontwikkelen van een cursus werkbegeleiding, scholing van de praktijkopleiders, opleiden van de opleidingscoördinatoren en het ontwikkelen van een e-learningmodule werkbegeleiding. De Stagefondsmiddelen zijn verdeeld over de organisatieonderdelen die stage hebben aangeboden aan studenten die een opleiding volgen binnen het Stagefonds. Als het Stagefonds wegvalt dan is de verwachting dat de kwaliteit van de werkbegeleiding afneemt. Ook schriftelijke informatie voor scholieren en studenten als het blad “Stagelopen in het ziekenhuis” zal dan niet meer mogelijk zijn. Effectiviteit Stagefonds Het Stagefonds heeft een aparte kostenplaats. Voor het ziekenhuis is het dus geen probleem dat het instrument niet geoormerkt is. Vanuit de onderwijsinstellingen wordt dit probleem bij het ziekenhuis ook niet herkend. Het Stagefonds is nauwelijks een administratieve last voor het ROC. Het ROC kan namelijk gebruik maken van een bestaande, centrale administratie. Vragen van instellingen die naar aanleiding van het Stagefonds overzichten wilden, waren wel een belasting. Er is besloten hier niet langer op in te gaan. De praktijkopleiders en opleidingscoördinatoren beseffen dat door het Stagefonds een aantal zaken wordt gefinancierd onder andere: het HGZO en V&VN congres, de Kwaliteitsmonitor van Calibris Contract en de e-learning module ‘werkbegeleiding in het ziekenhuis’. De 4 belangrijkste conclusies
-
De toekomstige arbeidsmarktproblematiek heeft er met name aan bijgedragen dat het aantal stageplaatsen in het ziekenhuis is gestegen. Het aantal stageplaatsen op de verpleegafdelingen in het ziekenhuis neemt alleen maar toe, maar er zijn grenzen aan de groei. De Stagefondsmiddelen zijn voor het overgrote deel gebruikt om de kwaliteit van het opleiden van verpleegkundigen in het ziekenhuis te verbeteren De stagiairs van het ziekenhuis zijn bijzonder tevreden over de kwaliteit van de stageplaatsen. p 20 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Casestudie ziekenhuis 5 Middelgroot algemeen ziekenhuis 725 bedden 2. .51 22 ..515 51 5 fte medewerkers Profiel ziekenhuis als opleider Het ziekenhuis heeft de ambitie om op korte termijn tot de top tien van Top Klinische Ziekenhuizen te behoren. Vanuit die ambitie staat het onderwerp leren en ontwikkelen stevig op de agenda van het ziekenhuis. Leren en ontwikkelen komt samen in het Leerhuis. Het Leerhuis handelt alle administratieve handelingen rondom de stagiaires af. In het Leerhuis werken opleidingsadviseurs binnen vier domeinen, te weten: beroepsopleidingen (hier vallen de verpleegkundige opleidingen onder), bedrijfsopleidingen, medische opleidingen en het vaardigheidsonderwijs. De opleidingsadviseurs van de beroepsopleidingen zijn onder andere betrokken bij de beoordelingsgesprekken van de BBL/duale studenten. De opleidingsadviseur is niet betrokken bij de begeleiding van BOL-studenten. Die verantwoordelijkheid ligt bij de werkbegeleider. Het Leerhuis maakt de stageplanning. Dat betekent dat het totaal aantal stagiaires centraal wordt bepaald en vervolgens via een jaarplanning aan afdelingen wordt toegewezen. Het ziekenhuis leidt van oudsher alleen studenten van de niveaus 4 en 5 op. Voor studenten van niveau 3 biedt het ziekenhuis geen stageplaatsen aan. Hier is bewust voor gekozen, omdat het functiebouwwerk van het ziekenhuis geen ruimte laat voor medewerkers met dit opleidingsniveau. Sinds kort biedt het ziekenhuis ook stageplaatsen aan voor niveau 2studenten. In het ziekenhuis zijn stageplaatsen beschikbaar op leerafdelingen (leerunits) en op reguliere afdelingen. Op dit moment beschikt het ziekenhuis over 5 leerunits. Op de leerunits geldt dat er ongeveer 1 stagiaire, BOL of HBO voltijd, per bed wordt ingepland. In totaal zijn er 110 stageplaatsen op de leerunits. Kwantiteit: meer? Het volgende plaatje laat de ontwikkeling zien van het aantal BOL/BBL-stageplaatsen in het ziekenhuis. Over het algemeen gezien is het aantal stageplaatsen in het ziekenhuis toegenomen. Los van wat het cijfermateriaal in dit geval laat zien, wordt dit vanuit het gevoel van het onderwijs ondersteund. Een globale schatting, op basis van gevoel en ervaring, zegt dat de omvang van het aantal stageplaatsen met ongeveer 5% is gestegen. Tot een jaar of 3 geleden kreeg het ziekenhuis ook stageverzoeken van onderwijsinstellingen (MBO en HBO) van buiten de regio. Die vraag, samen met de vraag van het onderwijs uit de buurt, overtrof het aanbod aan stageplaatsen vanuit het ziekenhuis. Het ziekenhuis heeft er daarom voor gekozen zaken te doen met 4 onderwijsinstellingen (twee ROC’s en twee hogescholen).
p 21 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
40 35 30 25 20 15 10 5 2007-08
2008-09 MBO BOL
MBO BBL
2009-10 (voorlopig) HBO regulier
Figuur: Het aantal gesubsidieerde voltijd stageplaatsen bij het ziekenhuis voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. In 2007 - 2008 werden nog niet alle BBL/duaal opleidingen vergoed, vandaar dat deze niet staan weergegeven.
Voor de HBO-opleidingen die al sinds 2007-2008 in het Stagefonds zitten, geldt dat er een stijging in het aantal stageplaatsen te zien is tussen 2007 - 2008 en 2009 - 2010. Dit wordt vooral veroorzaakt door HBO regulier verpleging (niveau 5). Tussen 2007 en 2009 neemt ook het aantal MBO BOL-plaatsen toe (verpleging niveau 4). Na 2009 loopt dit aantal terug naar het niveau van 2007. Opvallend in de BBL-cijfers, welke niet zichtbaar zijn in dit figuur, is het gegeven dat het ziekenhuis in het afgelopen jaar aan een vrij grote groep (ongeveer 18 fte) stagiaires niveau 2 een stageplaats heeft geboden. Bol/HBO regulier BOL/HBO regulier studenten kunnen stage lopen op een leerafdeling en op een reguliere afdeling. Op de reguliere afdeling komt het ook wel eens voor dat één stageplaats door 2 studenten wordt ingevuld. BBL BBL/duale stagiaires lopen alleen stage op reguliere afdelingen, dus niet op de leerunits. Op deze afdelingen worden BBL-studenten meegerekend in de formatie. Voor de afdelingen is het daarom van groot belang dat de beschikbare BBL-plaatsen ook altijd worden ingevuld. Het ziekenhuis zet sterk in op BBL-studenten. Het ziekenhuis beschikt over 63 van dit soort plekken. Daarnaast ook nog 29 maatwerkers (25 MBO en 4 HBO). HBO Bij het ziekenhuis is een toename geweest van het aantal HBO-stageplekken. Deze is ontstaan doordat er voor het ziekenhuis onvoldoende aanwas van MBO-studenten bestond. Ambitie: meer? Op dit moment telt het ziekenhuis 5 leerunits. Het ziekenhuis heeft de ambitie dit aantal uit te breiden. Met hoeveel exact staat nog ter discussie en wordt meegenomen in de pilot ZorgFormat. De ambitie is om volgend jaar wel meer BBL/duale leerlingen op te leiden om het verwachte tekort aan verpleegkundigen vanaf 2013 het hoofd te kunnen bieden. In het ziekenhuis loopt op dit moment een pilot met het ZorgFormat. Op deze manier wil het ziekenhuis een duidelijk beeld krijgen van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan zorgpersoneel in de toekomst. Op basis van de uitkomsten van deze pilot wordt ook opnieuw
p 22 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
gekeken naar het aantal stagiaires binnen het ziekenhuis. Die capaciteitsplanning geeft tevens een beeld van het begeleidingspotentieel in het ziekenhuis. Overigens geldt dat voor een aantal afdelingen binnen het ziekenhuis de zorginhoudelijke eisen van het werk en het aantal bedden op de afdeling in sterke mate de beschikbare capaciteit voor stagiaires bepaalt. Meer door het Stagefonds? In het ziekenhuis zijn de afgelopen jaren meer stageplaatsen beschikbaar gekomen. De vraag is in hoeverre het Stagefonds daar direct op van invloed is geweest. Een toenemende bewustwording over de toekomstige arbeidsmarktproblematiek, gecombineerd met een interne ambitie om in de top 10 van Top Klinische Ziekenhuizen te komen, lijken hier de verklarende factoren te zijn. Het feit dat met het Stagefonds achteraf nog gelden binnenkomen, houdt mensen wel alert en werkt ondersteunend en stimulerend tegelijkertijd. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Organisatie De Leerhuis-ontwikkeling heeft nog niet geleid tot een duidelijk beleidsplan op het gebied van stageplaatsen. Als standaard geldt dat BOL en HBO voltijd studenten boventallig worden ingeroosterd. BBL-studenten worden gewoon ingeroosterd. Verder is het ontwikkelen van beleid op het gebied van opleiden een verantwoordelijkheid van de afdelingshoofden. Op dit moment wordt de stageplanning vanuit het Leerhuis geregeld. Dat betekent dat het Leerhuis kijkt hoeveel aanvragen er zijn en deze vervolgens verdeelt over de verschillende afdelingen. In de toekomst zou het zo moeten zijn dat de afdelingen aangeven hoeveel stagiaires men wil hebben en dat het Leerhuis deze stagiaires gaat werven. Sinds deze zomer organiseert het Leerhuis tweemaandelijks een overleg tussen afdelingshoofden om met elkaar in gesprek te gaan over opleiden, procedures en begeleiden. Dit gesprek is nog maar net op gang, dus het is lastig te zeggen wat daar de effecten van zijn. Opvallend is wel dat het Leerhuis steeds vaker door afdelingen gevonden, bevraagd en geconsulteerd wordt over opleiden. Begeleiding In het ziekenhuis is geen beleid of standaard protocol voor begeleiding. De afdelingen regelen dit ieder op hun eigen manier, onder verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd. In de praktijk zie je dan ook veel verschillen in de manier waarop de begeleiding is geregeld. Op de afdeling gynaecologie bijvoorbeeld wordt regelmatig een leerlingoverleg georganiseerd. In dit overleg bespreken werkbegeleiders samen met de opleidingsadviseur uit het Leerhuis de voortgang van de stagiaires. Andere afdelingen noemen dit een opleidingsoverleg waarin meer ontwikkelingen in het onderwijs worden besproken. Op de afdelingen zijn door de afdelingshoofden wel heel duidelijke richtlijnen voor begeleiding opgesteld. Zo werken stagiaire en werkbegeleider tenminste 25% van de tijd samen en is er dagelijks vanaf 15:00 uur tijd voor evaluatie en feedback. Mochten de zorgwerkzaamheden op dat moment nog niet zijn afgerond, dan neemt het afdelingshoofd de zorgtaken over. Hoewel er geen standaard procedures en instrumenten voor begeleiding zijn, zijn er wel middelen beschikbaar. Deze worden ook wel gebruikt door werkbegeleiders. Echter meer omdat het moet, dan vanuit de motivatie om zodoende ook een kwalitatieve sprong te kunnen maken in de kwaliteit van begeleiding.
p 23 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
De enige vaste afspraak is dat stagiaires in het ziekenhuis allemaal een vaste werkbegeleider hebben. In de praktijk zijn dit er vaak twee, omdat dit door parttime contracten makkelijker te organiseren valt. Deze regel geldt niet op de leerunit. Daar hebben studenten met meerdere werkbegeleiders te maken. Het is steeds weer zoeken om HBO-studenten aan HBOwerkbegeleiders te koppelen. In de meeste gevallen wordt dit ‘ad hoc’ op de afdelingen geregeld. De kwaliteit van werkbegeleiders verschilt. Voor een groot aantal geldt dat zij zijn opgeleid en ‘opgegroeid’ in een ander systeem. Als gevolg daarvan is het voor deze groep lastig om een contextrijke leeromgeving te maken en coachend te begeleiden. Een belangrijke voorwaarde voor een kwalitatief goede stageplek is de vraag of alle kwalificaties uit het dossier behaald kunnen worden op de werkplek. Nu is het zo dat voor het behalen van alle kwalificaties ervaring opdoen op verschillende afdelingen vaak nodig is. Dit zogenaamde ‘hoppen’ over de verschillende afdelingen, is binnen het ziekenhuis goed georganiseerd. Het ziekenhuis hanteert het principe dat stagiaires zelf verantwoordelijk zijn voor hun ontwikkeling en daarom zelf heel gericht moeten sturen op de invulling van hun stage. Met alle stagiaires wordt een introductiegesprek, een tussenbeoordeling en een eindgesprek gevoerd. Steeds vaker zit bij dit gesprek ook een docent van school. Door praktische, organisatorische ingewikkeldheden lukt dit echter niet altijd. In de praktijk blijkt dat het onderwijs meestal alleen betrokken is bij het startgesprek en het eindgesprek. Tussentijds is er alleen contact zodra het niet goed gaat met de student. Eén keer in de twee weken komt de praktijkopleider uit het Leerhuis langs op de afdeling. Op de leerunits is in de begeleiding standaard sprake van een samenwerking tussen zorg en onderwijs. De praktijkdocent uit het onderwijs is wekelijks aanwezig op de afdeling en neemt altijd deel aan beoordelings- en voortgangsgesprekken. Samenwerking ziekenhuis & onderwijs Het uitgangspunt moet zijn dat onderwijs en zorg samen verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van stageplaatsen. Zorg en onderwijs zijn ‘partners in opleiden’. Het Stagefonds is geen onderwerp van gesprek. De afstemming tussen het ziekenhuis en het onderwijs, in het bijzonder het nabij gelegen ROC, is in de afgelopen jaren beter geworden, maar is nog niet op het niveau wat men wenst. De invoering van het competentiegericht onderwijs (CGO) heeft voor veel onrust gezorgd. Veel stagiaires kwamen onvoorbereid op hun stage in het ziekenhuis, werkbegeleiders wisten onvoldoende wat begeleiden conform het CGO betekende, goedgekeurde leerplannen ontbraken en het contact met docenten verliep moeizaam. Op dit moment wordt er hard gewerkt aan een inhaalslag op bovengenoemde punten. Daarnaast is de inrichting van de proeve van bekwaamheid (PVB) op de werkvloer een grote uitdaging. Enerzijds moeten afdelingen zo worden ingericht dat PVB’s kunnen worden afgenomen. Anderzijds moet een aantal werkbegeleiders tot assessor worden opgeleid. De samenwerking met het HBO voorloopt over het algemeen heel voorspoedig. Leerafdeling + begeleiding De kwaliteit van stageplaatsen in het ziekenhuis is in de afgelopen jaren verbeterd. Die verbetering wordt door medewerkers van het Leerhuis én door afdelingshoofden onderkend. Die verbetering hangt sterk samen met de ambitie van het afdelingshoofd om serieus aan de slag te gaan met opleiden. En niet omdat er centraal van alles georganiseerd is. Investeren in de kwaliteit van stageplaatsen komt met name door het besef bij afdelingshoofden dat opleiden beter kan én dat je als afdeling uiteindelijk zelf de vruchten plukt van investeren in opleiden. p 24 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Ook voor stagiaires is de ontwikkeling in de kwaliteit van stageplaatsen zichtbaar. Dit blijkt met name uit het feit dat er steeds meer tijd en aandacht komt voor begeleiding. Overigens neemt het onderwijs een verschil waar tussen de kwaliteit van stages op de leerunits en die op de reguliere afdelingen. Op de leerafdelingen staat leren centraal. Dat creëert een veilige omgeving. Op de andere afdelingen is dat niet altijd het geval. Dit is met name het gevolg van het ontbreken van een duidelijke structuur en duidelijke afspraken over leren en opleiden. Kwalitatief zit de uitdaging naast het opleiden van assessoren op het verder verbeteren van de kwaliteit van begeleiding. Het is belangrijk dat er expliciet aandacht wordt besteed aan het geven van feedback. Over het algemeen geldt dat verpleegkundigen de neiging hebben te oordelen zonder een verhaal goed gehoord en overdacht te hebben. Vanuit het perspectief van de stagiaire wordt hieraan toegevoegd dat positief en constructief feedback geven nog wel beter kan. Beter door het Stagefonds? De verbetering in de kwaliteit van stageplaatsen is in sterke mate bepaald door de inrichting van het Leerhuis. Het Leerhuis is ingesteld vanuit de ambitie een Top Klinisch Ziekenhuis te worden. Daarnaast is in het ziekenhuis in de afgelopen jaren een bewustwordingsproces in gang gezet welke is ingegeven door een algemene ontevredenheid over de kwaliteit van afgestudeerden. Vanuit die ontevredenheid is de vraag opgekomen hoe het ziekenhuis in de toekomst om wil gaan met opleiden. De bewustwording was dus al ingezet voordat het Stagefonds werd ingesteld. Het Stagefonds heeft wel bijgedragen aan het op de agenda houden van opleiden en de kwaliteit van opleiden. Effectiviteit Stagefonds Uitvoering Het checken en corrigeren van de aanvraag kost veel tijd. Daar komt bij dat het werk in zeer korte tijd verricht moet worden. Een zekerheidscheck eerder in het proces, vanuit het onderwijs bij de zorgorganisatie, kan nuttig zijn. Besteding middelen De Stagefondsmiddelen komen centraal binnen en worden verdeeld over de afdelingen waar stagiaires rondlopen. Afdelingen mogen zelf bepalen hoe zij dit geld besteden. Het geld wordt zonder extra communicatie naar de afdelingen overgemaakt. Dit leidt ertoe dat afdelingshoofden niet of heel beperkt op de hoogte zijn van het feit dat zij voor het gegeven dat er stagiaires rondlopen op hun afdeling, extra geld krijgen. Voor het Stagefonds kregen afdelingen extra geld vanuit STIP (Stimuleringsregeling Integraal Personeelsbeleid). Het Stagefonds wordt door afdelingen daarom niet opgemerkt als extra geld. Prikkel? Hoewel het directe effect van het Stagefonds op de ontwikkeling van het aantal stageplaatsen en de kwaliteit van die stageplaatsen lastig hard valt te maken, kan wel met zekerheid gesteld worden dat het nu stopzetten van het Stagefonds de ontwikkeling in aantal en kwaliteit van stageplaatsen stopt. Opleiden is op dit moment nog te sterk afhankelijk van de personen die zich ermee bezighouden. Investeren in opleiden, in tijd, mensen en geld, is nog geen vanzelfsprekendheid. Door het Stagefonds lukt het P&O-medewerkers of enthousiaste afdelingshoofden om met opleiden door te gaan, er staat immers geld tegenover. Zonder die financiële achtervang wordt het voor deze groep lastig. p 25 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Oormerken van het geld door VWS is niet wenselijk. Dat leidt tot veel extra werk en gedoe achteraf. Intern oormerken kan wel erg helpen. Nu is het onduidelijk wat er met het geld gebeurt en weten we niet of het geld door de afdelingen daadwerkelijk voor opleiden wordt ingezet. De 5 belangrijkste conclusies -
-
-
Na een sterke stijging in het aantal aangeboden stageplaatsen in het tweede jaar van het Stagefonds, is het aantal stageplaatsen nu weer op het oude niveau. Voor het HBO zet de stijging door. Een algemeen bewustzijn over het belang en de noodzaak van goed opleiden, zijn hier de doorslaggevende factoren geweest. De kwaliteit van stageplaatsen is in de afgelopen jaren verbeterd. Die verbetering is met name veroorzaakt door betere begeleiding (opleiding van begeleiders en meer structurele tijd voor begeleiders). Het Leerhuis speelt een centrale en cruciale rol in het verder professionaliseren van het ziekenhuis als opleider. Het Stagefonds is niet of heel beperkt bekend bij afdelingshoofden. Het is onduidelijk waar de Stagefondsgelden precies aan worden uitgekeerd.
p 26 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Casestudie Verpleging, Verzorging, Thuiszorg 1 Middelgrote zorgorganisatie voor verpleging & verzorging 14 zorgcentra en e n22verpleeghuizen verpleeghuizen 3.000 cliënten 1.555 fte medewerkers Profiel zorgorganisatie als opleider De zorgorganisatie werkt op het gebied van opleiden voornamelijk samen met een onderwijsinstelling, dat vestigingen heeft in West Nederland. De onderwijsinstelling waardeert de samenwerking enorm en heeft de zorgorganisatie al drie jaar op rij genomineerd als leerbedrijf van het jaar. Daarnaast wordt er samengewerkt met een ziekenhuis in de regio. Het opleidingsklimaat bij de zorgorganisatie is de afgelopen jaren enorm versterkt. De zorgorganisatie biedt zowel MBO BOL als BBL stageplaatsen aan, met de nadruk op BBL (bijna twee keer zoveel). Op het gebied van BOL zijn er de laatste jaren vooral stageplaatsen verpleging en verzorging bij gekomen. Ook helpende zorg/welzijn is gestegen. Het aantal BBLplekken lijkt nagenoeg constant gebleven. HBO-stageplaatsen worden slechts mondjesmaat aangeboden en wanneer ze worden aangeboden bijna uitsluitend voor HBO-V. De zorgorganisatie heeft 5 leerwerkplaatsen: vier leerwerkplaatsen op niveau 3 en niveau 4 en één leerwerkplaats op niveau 2. Deze afdelingen bieden 20 studenten per jaar een stageplek. De rest van de stageplaatsen is verspreid over andere afdelingen met meestal 2 tot 3, soms 5, stagiaires per afdeling. Bij de zorgorganisatie zijn 40% van de BBL-studenten (ten opzichtte van 30% landelijk) ouder dan 30 jaar. De instelling hecht veel belang aan opleiden. Het is een agendapunt op bestuurlijk niveau. Dat opleiden nodig is om gediplomeerden te kunnen aannemen, zit bij de zorgorganisatie tussen de oren. De arbeidsmarktproblematiek wordt nog niet gevoeld maar men is zich ervan bewust dat deze gaat komen. Opleiden is binnen de zorgorganisatie de laatste 5 jaar steeds meer ontwikkeld. Het Stagefonds heeft als katalysator gediend om initiatieven op het terrein van opleiden uit te voeren. Kwantiteit: meer? De volgende figuur laat de ontwikkeling zien van het aantal gerealiseerde stageplaatsen BOL en BBL die onder de Stagefondsregeling vallen (het eerste jaar werden minder opleidingen BBL vergoed door het Stagefonds). Het aantal stageplekken is bij de zorgorganisatie de laatste jaren toegenomen. Mede het opzetten van de leerwerkplaatsen heeft hiertoe bijgedragen. Er heerste eerst altijd een tekort aan plekken in de regio, maar dat begint - voor de plekken die de zorgorganisatie aanbiedt - af te lopen.
p 27 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Figuur: Het aantal gerealiseerde stageplaatsen bij de zorgorganisatie voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. Alleen de opleidingen die in alle drie de jaren opgenomen waren in het Stagefonds zijn meegenomen.
MBO Het aantal BOL-plekken is gestegen (+ 40%). Deze stijging zit in veel verschillende opleidingen. Vooral verpleging niveau 4, pedagogiek niveau 4 en verzorging niveau 3 zijn gestegen. Maatschappelijke zorg is gedaald. De stijging van het aantal plaatsen wordt voornamelijk veroorzaakt door het opzetten van extra leerafdelingen. Het aantal BBL-stageplekken is relatief gelijk gebleven (+ 6%). De stijging van het aantal stageplekken bij verzorging niveau 3 wordt vrijwel helemaal opgeheven door de daling van zorghulp niveau 1. HBO Stageplekken HBO regulier en duaal werden al niet veel aangeboden en dat aantal is de laatste twee jaar ook licht gedaald. De reden hiervoor is dat de zorgorganisatie de keuze heeft gemaakt om te concentreren op niveau 3 en 4, omdat er eigenlijk nauwelijks sprake is van complexe handelingen die verricht moeten worden door niveau 5. Daarnaast zorgen de ZZP’s voor een scherpere keuze in de in te zetten functies. Ambitie: meer? De ambitie van de zorgorganisatie is niet om sterk te groeien. In het kader van de toekomstig te verwachten arbeidsmarktproblematiek wil ze op lange termijn wel meer gaan opleiden. Dit staat echter op gespannen voet met de huidige ontwikkelingen in de Zorgzwaartepakketten, WMO en kleinschalig wonen, waardoor er financieel minder ruimte is voor de centra. Er hadden nog meer leerafdelingen opgezet kunnen worden - de behoefte bestaat binnen de organisatie - maar het wordt moeilijker om genoeg BOL-studenten niveau 3 te vinden. Er lijkt dus een overschot te zijn aan stageplaatsen en een tekort aan studenten niveau 3. Dat geldt niet voor niveau 2 studenten. De zorgorganisatie kijkt steeds scherper naar functiedifferentiatie en bewuste inzet van bepaalde niveaus. Er treedt steeds meer een verschuiving op naar niveau 2 (eenvoudige taken) en niveau 4 (complexe taken) stageplekken. Dit is vanuit de zorgzwaartepakketten aantrekkelijker.
p 28 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Meer door het Stagefonds? Het Stagefonds heeft bijgedragen aan het opzetten van nieuwe leerwerkplaatsen. De eerste leerafdeling ontstond vóór de invoering van het Stagefonds en is tot stand gekomen met hulp van een investering van Calibris. De financiële middelen zijn een vliegwiel voor investeringen. Het wordt hiermee makkelijker om nieuwe initiatieven in uitvoering te brengen. Daarnaast zijn de Stagefondsmiddelen ingezet voor stage- en reisvergoeding voor de stagiaires. Alle studenten krijgen nu een gelijke vergoeding. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Organisatie De afgelopen 5 jaar is er steeds meer focus op opleiden gekomen. Door de komst van een nieuw hoofd opleiden begin 2005, is de aandacht voor opleiden enorm toegenomen. Er is een centraal hoofd opleidingen en één praktijkopleider per zorgcentra (of verpleeghuis). De praktijkopleiders worden dus decentraal aangestuurd. Ook op de afzonderlijke locaties wordt het belang van opleiden onderschreven. Het aanbieden van stageplaatsen wordt ook decentraal geregeld, maar in overleg met het hoofd opleiden. Het hoofd opleiden is verantwoordelijk voor het beleid omtrent opleiden en zet de lijnen uit voor de besteding van de Stagefonds-gelden. De nadruk ligt nu op het aanbieden van betere stageplekken. De zorgorganisatie voelt het als haar plicht om goede stageplekken aan te bieden. Tevens is de kans op terugkeer na het behalen van een diploma bij tevreden studenten groter dan bij ontevreden studenten. Begeleiding Er bestaat een organisatiebreed beleid omtrent de begeleiding van de stagiaires. Stagiaires worden begeleid door een werkbegeleider en praktijkopleider. De tijd die de praktijkopleiders kregen waren vroeger slechts een paar uur aan het eind van de dag. Nu is het een structureel onderdeel van hun functie geworden. Leerafdeling: inwerken & begeleiden Er zijn de afgelopen drie jaar vijf leerafdelingen opgezet. De leerafdelingen zijn strategisch gekozen. Het betreft afdelingen waar het normaal moeilijk is om gediplomeerden voor te vinden. Interessant is dat de cliëntenraad van een locatie sterk gepleit heeft voor het creëren van een leerafdeling. Vertegenwoordigers van de cliëntenraad hadden vernomen dat er door de komst van een leerafdeling meer aandacht is voor kwaliteit van zorg en meer ruimte is voor aandacht voor de cliënt. De leerafdeling niveau 2 is vooral bedoeld om mensen kennis te laten maken met de ouderenzorg en hen te stimuleren om door te leren voor niveau 3 in een BBL-traject. Het ROC heeft de werkbegeleiders van de eerste leerafdeling geschoold in het coachen van studenten (een leerafdeling vraagt een andere manier van begeleiding, dan op een normale afdeling). Op een leerafdeling hebben de studenten zelf de verantwoordelijkheid om de taken onderling goed te verdelen. Elke dag heeft een andere leerling hierin het voortouw (zogenaamde “stipdienst”). Vaardigheden als samenwerken en feedback geven worden hierdoor veel sneller ontwikkeld. Alle aspecten van het werk worden nagedaan, inclusief de onregelmatige diensten (met uitzondering van de nachtdienst) en werken tijdens vakantiedagen. De werkbegeleiders zijn op de achtergrond aanwezig als coach en er is altijd iemand aanwezig waar studenten met vragen terecht kunnen. De studenten zijn positief over de stages op de leerafdeling: beter dan andere stages bij andere organisaties. Doordat het de studenten zo goed bevalt op deze leerafdelingen, keert een p 29 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
bovengemiddeld deel van de stagiaires terug om later zelf bij de zorgorganisatie te gaan werken. Een onverwacht neveneffect is dat veel stagiaires in de vakanties terugkeren voor vakantiewerk. De angst dat de afdeling, doordat er minder vast personeel op een leerafdeling rondloopt, in de vakantie onderbezet zou zijn, bleek dus ongegrond. Leerafdelingen maken het ook mogelijk om niet-geïndiceerde zorg uit te voeren (die niet vergoed wordt vanuit de Zorgzwaartepakketten). Dit biedt een bredere dienstverlening aan cliënten dan zonder stagiaires. Samenwerking zorgorganisatie & ROC De zorgorganisatie vult haar stageplekken vooral met studenten van één ROC. In een aantal situaties worden studenten van andere ROC’s gehaald. Er vindt goed overleg plaats tussen de zorgorganisatie en haar ROC’s en ze versterken elkaar in het opleiden. Tevens is het ROC blij dat de afname van studenten op de leerafdelingen al voor een langere periode is vastgelegd. Kwaliteit: betere stageplaatsen? De nieuwe stageplekken op de leerafdelingen worden als zeer goed ervaren. Daarnaast is door opleiding van de didactische vaardigheden van het personeel (mede gefinancierd door het Stagefonds) de kwaliteit van de overige stageplekken ook verbeterd. Tevens hebben werk- en praktijkbegeleiders meer tijd beschikbaar voor de begeleiding van hun stagiaires. Beter door het Stagefonds? Het Stagefonds is ingezet voor de opleiding van de praktijkopleiders. Er is zelfs een praktijkopleider uit de Stagefondsgelden betaald. Naast de stage- en reiskostenvergoeding wordt het Stagefonds ook ingezet voor de ontwikkeling van e-learning en de aanschaf van computers ten behoeve van de stageplekken. De Stagefondsgelden hebben het makkelijker gemaakt om nieuwe initiatieven te realiseren. Effectiviteit Stagefonds Het Stagefonds is zowel gebruikt voor het aanbieden van meer als betere stageplaatsen. De kwaliteit is er structureel mee verbeterd. Bij wegvallen verdwijnen echter waarschijnlijk de investeringen in het opleiden van het personeel en zal de kwaliteit langzaam afnemen. Omdat kwaliteit door de zorgorganisatie belangrijker wordt geacht dan kwantiteit, zal eerst worden gekozen om minder stageplaatsen aan te bieden. Vooral op de normale afdelingen zal het aanbieden van stageplaatsen moeilijker worden omdat zij vaak te klein zijn om structureel op te leiden. Daarnaast zal de leerafdeling niveau 2 onder druk komen te staan vanwege de lagere vergoeding vanuit de Zorgzwaartepakketten waarvan binnen het betreffende centrum sprake is. De zorgorganisatie heeft goed zicht op de Stagefondsgelden. Dat het een niet-geoormerkte subsidie is, is voor haar dus geen probleem. Tevens vallen de administratieve lasten, vergeleken met het European Social Fund, relatief mee. De 5 belangrijkste conclusies -
de zorgorganisatie heeft een rijk opleidingsklimaat. Opleiden staat hoog op de agenda het aantal stageplaatsen is toegenomen. Vooral voor de MBO BOL-opleidingen de kwaliteit van de stageplaatsen is ook enorm toegenomen. Er is meer geïnvesteerd in het opleiden van het personeel en er zijn meer uren vrijgespeeld ten behoeve van de begeleiding
p 30 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
-
het Stagefonds heeft bijgedragen aan de kwantiteit en kwaliteit van de stageplaatsen door als vliegwiel te dienen voor investeringen de samenwerking met het ROC verloopt heel goed. Ze delen een gezamenlijk visie met betrekking tot het opleiden van studenten en beide partijen investeren er in.
p 31 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Casestudie Verpleging, Verzorging, Thuiszorg 2 Grote zorgorganisatie voor thuiszorg Wmo leverancier in 38 gemeenten 40.000 cliënten 3.000 medewerkers Profiel zorgorganisatie als opleider Bij de zorgorganisatie werken ongeveer 3.000 medewerkers die dagelijks (thuis)zorg leveren in de Oost-Nederland. Met een uitgebreid pakket aan diensten verzorgt en verpleegt ze ieder jaar ongeveer 40.000 mensen. De zorgorganisatie levert huishoudelijke verzorging (Wmo) in (inmiddels) 38 gemeenten. De belangrijkste partners van de zorgorganisatie zijn een nabije hogeschool en twee ROC’s (de een in meerdere mate dan de ander). De zorgorganisatie kende in 2007 - 2008 een - voor de zorgorganisatie - omvangrijk vacatureprobleem met een flink dreigend overschot aan medewerkers ‘huishoudelijke verzorging’ en een tekort van ongeveer 100 medewerkers ‘verpleging en verzorging’. De zorgorganisatie heeft ervoor gekozen om intern te gaan opleiden en een interne doorstroming op gang te brengen, in plaats van werving van nieuw personeel. Hierdoor werd zowel het tekort als het overschot aan personeel opgelost. Iedere deelnemer aan het BBL-opleidingstraject van buiten de organisatie krijgt een contract voor onbepaalde tijd bij de zorgorganisatie. Samen met het ROC is de zorgorganisatie in 2008 gestart met het project ‘het nieuwe opleiden’. De zorgorganisatie heeft stagiaires van de MBO BOL- en BBL-opleiding Verzorging niveau 3, Helpende zorg/welzijn niveau 2, de HBO reguliere opleiding Verpleging niveau 5 en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Het vacatureprobleem deed de zorgorganisatie beseffen dat onvoldoende personeel in de toekomst het voortbestaan van de thuiszorgorganisatie bedreigde. Voor de zorgorganisatie is ‘het nieuwe opleiden’ de oplossing voor het vacatureprobleem. Het is opgezet om de mensen zo veel mogelijk in de praktijk te laten leren waarna ze konden doorstromen. Zo wordt dit ook door het management gevoeld en opleiden staat dan ook goed op de agenda van de leiding van de organisatie. Kwantiteit: meer? De volgende figuur laat de ontwikkeling zien van het aantal MBO BOL, MBO BBL en HBOreguliere stageplaatsen in de thuiszorgorganisatie. De stageplaatsen zijn de afgelopen jaren steeds geheel ingevuld. Er was zelfs meer vraag vanuit de leerlingen dan dat er plekken waren. Voor de zorgorganisatie geldt dat erop dit moment beduidend meer BBL-stages (44 fte) worden aangeboden dan in 2007 (7 fte). Het aantal BOL-stages staat sinds 2008 op nul. De HBO regulier stages zijn min of meer op hetzelfde niveau gebleven.
p 32 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
50 40 30 20 10 2007-08
2008-09 MBO BOL
MBO BBL
2009-10 (voorlopig) HBO regulier
Figuur: Het aantal gerealiseerde stageplaatsen bij de zorgorganisatie voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. Alleen de opleidingen die in de drie de jaren opgenomen waren in het Stagefonds, zijn meegenomen.
BOL Vanaf 2007 - 2008 is het aantal gerealiseerde BOL stageplaatsen gereduceerd tot nul. De keuze om in te zetten op ‘het nieuwe opleiden’ heeft tot gevolg gehad dat het aanbieden van BOLstageplaatsen is stopgezet. De zorgorganisatie heeft gekozen voor een focus op het opleiden van eigen medewerkers om op korte termijn een vacatureprobleem op te kunnen lossen. De keuze om te focussen op BBL-studenten is ook met het ROC besproken. Het ROC komt sindsdien ook niet meer met verzoeken om studenten te plaatsen. BBL In het aantal BBL-stageplaatsen is een enorme stijging te zien, namelijk van 8 fte in 2007 - 2008 naar 44 fte in 2009 - 2010. Deze stijging is het directe gevolg van de focus op BBLplaatsen. In eerste instantie heeft de zorgorganisatie eigen medewerkers opgeleid. In de loop van de tijd is dit meer en meer overgegaan naar het opleiden van externen. Momenteel bestaan de BBL-groepen zo goed als helemaal uit extern geworven deelnemers. In totaal hebben ongeveer 200 mensen de mogelijkheid gehad om in de afgelopen 3 jaar de BBL-opleiding te starten. HBO regulier Anders dan voor de BOL-stageplaatsen geldt dat voor de HBO-stageplaatsen deze in de afgelopen jaren ongeveer op hetzelfde niveau zijn gebleven. Inzicht in de cijfers van de hogeschool over het aantal HBO-V studenten dat in de afgelopen 3 jaar stage heeft gelopen bij de zorgorganisatie, bevestigen dit. In 2008 - 2009, het jaar waarin de focus op BBL-trajecten zijn oorsprong vindt, daalt het aantal plekken licht. In 2009 - 2010 stijgt het weer naar ongeveer het e e oude niveau. Deze ontwikkeling betreft het aantal studenten dat zijn of haar basisstage (1 of 2 jaar) loopt bij de zorgorganisatie. Het aantal studenten dat de differentiatie stage loopt bij de zorgorganisatie, stijgt daarentegen gestaag. Dat laatste is interessant. Dit geeft aan dat steeds meer studenten kiezen voor de thuiszorg. Het aantal gerealiseerde stageplaatsen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is ook iets toegenomen. Ambitie: meer? De zorgorganisatie wil graag het ‘opleidingsstraatje’ vol maken en stageplaatsen voor alle 5 de niveaus gaan aanbieden. Dit betekent dat ze ook graag niveau 1 en 5 willen opleiden. Op die manier streeft de zorgorganisatie naar een stagegebouw dat een afspiegeling is van het functiegebouw. Voor niveau 1 zorgassistent blijkt het erg lastig om tot een positieve business case te komen. Deze studenten worden geplaatst in de huishoudelijke verzorging. Juist in deze p 33 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
sector moet aan ww-gerechtigden die uit hun uitkeringssituatie willen stappen een baan worden aangeboden op basis van een behoorlijk aantal uren. Dat is niet altijd te realiseren en is ook niet altijd aan te bevelen vanwege de zwaarte van het werk. Voor niveau 5 is er weliswaar voldoende animo, maar tot nu toe past het gekozen traject niet goed bij de kandidaten of worden de kandidaten door de zorgorganisatie te licht bevonden. De organisatie verwacht dat de doorgemaakte explosieve groei van BBL-plaatsen iets zal afzwakken, omdat de vacatureruimte voor niveau 2 inmiddels redelijk is gevuld. Zodra ook de vacatureruimte voor niveau 3 is ingevuld, gaat de organisatie zich weer meer richten op (jonge) BOL-deelnemers. Meer door het Stagefonds? ‘Het nieuwe opleiden’ is voor de zorgorganisatie voor nu de oplossing voor het vacatureprobleem. Het is toevallig samengevallen met het Stagefonds (beide mei 2008). Het Stagefonds heeft een beperkte rol gespeeld bij de toename van het aantal BBL-plaatsen en heeft een positieve invloed gehad op de business case voor latere trajecten. Die positieve invloed wil zeggen dat er in de business case weliswaar niet gerekend is met Stagefondsgelden, maar de middelen hebben de besluitvorming over de business case wel positief beïnvloedt. Een PM post aan de inkomstenkant werkt per slot van rekening beter dan aan de kostenkant. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Organisatie Sinds 2008 heeft de zorgorganisatie ook een ontwikkeling doorgemaakt op het gebied van begeleiding van de stagiaires. Aanleiding hiervoor was de grote hoeveelheid improductieve uren van de begeleiders en de opkomst van het competentiegericht leren. De begeleiding is weggehaald uit de uitvoerende teams en de drie praktijkopleiders zijn ondergebracht bij de afdeling opleidingen waar ook de opleidingscoördinator zit. De inrichting van de begeleiding is bij de zorgorganisatie business case-gedreven. De zorgorganisatie heeft een eigen stagebeleid dat volledig is geïmplementeerd. Dit uit zich in het handelen van de medewerkers. Begeleiding Stagiaires werken in teams en worden begeleid vanuit de centrale afdeling opleidingen. In die afdeling zitten 4 praktijkopleiders, waarvan één senior praktijkopleider speciaal voor HBOstudenten. De praktijkopleiders begeleiden stagiaires bij de uitvoering van hun leerplan. Daarnaast nemen de praktijkopleiders aan het einde van de BBL-opleiding de ‘proeve van bekwaamheid’ (pvb) af. Om sneller gebruik te kunnen maken van de BBL-stagiaires in het reguliere proces, werkt de zorgorganisatie ook met zogenaamde tussentijdse bekwaamheidstoetsen op bepaalde handelingen. Ook deze worden afgenomen door de praktijkopleiders. Hiervoor hebben zij een assessor training gevolgd. De kwaliteit van begeleiding wordt verschillend beoordeeld door stagiaires. BBL-studenten uit de eigen organisatie ervaren de kwaliteit als minder. Zij vergelijken de begeleiding met de manier waarop die een aantal jaar geleden georganiseerd was. Toen deze nog in de teams aanwezig was, was er in hun ogen meer tijd voor begeleiding. Stagiaires die van buiten komen ervaren de kwaliteit van begeleiding positiever. De hogeschool en het ROC zijn bijzonder te spreken over de kwaliteit van begeleiding. Zeker wanneer de begeleiding bij de zorgorganisatie wordt vergeleken met soortgelijke instellingen in de buurt. De kwaliteit bij de zorgorganisatie wordt volgens de hogeschool en ROC bepaald door p 34 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
de duidelijke en constante structuur van begeleiden. Er is een vast aantal fte beschikbaar met structureel tijd en aandacht voor begeleiding. In de praktijk betekent dat systematisch aandacht onder andere voor het opstellen van POP’s, PAP’s en het voeren van intervisiegesprekken. Daar komt bij dat er voor HBO-studenten altijd een HBO-begeleider beschikbaar is. De zorgorganisatie gaat zelfs zo ver dat wanneer zij de kwaliteit van begeleiding niet kunnen garanderen een student terug wordt gestuurd naar de hogeschool. Mogelijkheden voor verbetering van de begeleiding zien de stagiaires door enerzijds meer mogelijkheden te krijgen om te oefenen en anderzijds de communicatie te verbeteren. Het dilemma dat de zorgorganisatie hierbij ervaart is het enerzijds ‘voorschotelen van een programma’ en het anderzijds ‘competentiegericht’ opleiden. In het begin kende de zorgorganisatie - voornamelijk in de externe groep, niveau 2 - nog wel wat uitval. Door het aanscherpen van de sollicitatiegesprekken en het beter informeren van de kandidaten is het aantal uitvallers gedaald. Samenwerking thuiszorginstelling & ROC/HBO Met het ROC is een goede samenwerking ontstaan in de ontwikkeling van het programma voor het ‘nieuwe opleiden’. Dit programma is een combinatie van de ‘oude’ opleidingen helpende zorg (niveau 2) verzorgende AG (niveau 3), gebaseerd op de principes van het competentiegericht onderwijs. De ervaringen met dit programma zijn ook voor het ROC zodanig dat zij besloten hebben om op basis van het maatwerktraject, dat samen met de zorginstelling werd ontwikkeld, een uitgebreidere pilot ‘blended learning’ te starten. Een BOL-programma waarin meer traditionele vormen van contactonderwijs gecombineerd wordt met online (elearning) onderwijs. Meer regionaal bezien is een ander ROC een partner voor de zorgorganisatie. Aangezien dit ROC destijds niet kon voorzien in de ontwikkeling van het op maat lesprogramma is de zorgorganisatie verder gaan zoeken en heeft het een partner in het eerste ROC gevonden. Met de focus op BBL-plaatsen heeft de zorgorganisatie het aantal BOL-stageplaatsen tot nul gereduceerd. Datzelfde geldt op dit moment voor de samenwerking tussen beide organisaties. Nu het functiegebouw intern weer op orde aan het komen is, denkt de zorgorganisatie er weer over BOL-plekken aan te gaan bieden. Daarvoor zal de samenwerking met het andere ROC weer worden aangehaald. De samenwerking met de hogeschool verloopt heel voorspoedig. Vanuit de stedendriehoek in de regio bestaat er een samenwerkingsverband van werkgevers én het HBO. Hier komen vraag naar en aanbod van stageplaatsen bij elkaar. Het ROC participeert niet in deze samenwerking. De hogeschool schuift één keer per jaar aan bij het werkoverleg van praktijkopleiders om met hen alle relevante zaken door te spreken. Kwaliteit: betere stageplaatsen? De kwaliteit van stageplaatsen is in de afgelopen jaren verbeterd. Door eigen studenten (lees medewerkers) wordt die verbetering weliswaar anders ervaren dan door ‘externe’ studenten. Dit lijkt echter voornamelijk samen te hangen met het feit dat zij de nieuwe manier van begeleiden vergelijken met de oude situatie. Verbetering van die kwaliteit is het gevolg van een aanpassingen in de structuur die met name vanuit kostenoogpunt is ingezet. Door de hogeschool en het ROC wordt de kwaliteit van de stageplaatsen als bijzonder goed aangemerkt. De zorgorganisatie wil altijd goede kwaliteit leveren. Vanuit dat standpunt ligt de eigen norm voor de kwaliteit van zorg én ook voor de kwaliteit van begeleiding, hoog. Het kan en moet p 35 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
altijd beter. De zorgorganisatie is derhalve altijd bezig met het verder verbeteren en aanscherpen van haar producten. Beter door het Stagefonds? De kwaliteitsverbetering is ingezet vanuit een arbeidsmarktvraagstuk. Meer mensen met een bepaald opleidingsniveau waren nodig om de stabiliteit van de organisatie te garanderen. Daarom heeft de zorgorganisatie ingezet op opleiden. Kwalitatief hoogwaardig opleiden is essentieel om mensen na de BBL-opleiding ook echt langdurig vast te houden. In geval van HBO-stagiaires is een kwalitatief goede stage belangrijk om mensen geïnteresseerd te krijgen en te houden voor de thuiszorg (ouderenzorg). Het Stagefonds heeft aan de zijlijn gestaan van deze kwalitatieve ontwikkeling. Dat betekent dat het niet het Stagefonds was waardoor de zorgorganisatie is gaan inzetten op kwaliteit. Het Stagefonds heeft de investeringen in kwaliteit wel ondersteund. Mocht het Stagefonds morgen ophouden te bestaan dan zal de zorgorganisatie het stageproces versoberen en meer terugbrengen tot de basis. Effectiviteit Stagefonds De zorginstelling is in 2008 gestart met een omvangrijk opleidingstraject. De start van dit traject is ingegeven door een op dat moment acuut personeelsvraagstuk. Toevallig viel dit samen met de invoering van het Stagefonds en latere uitbreiding van de doelgroep van het Stagefonds. Voor de zorginstelling zijn de Stagefondsmiddelen niet bepalend geweest voor de manier waarop de organisatie omgaat met opleiden. Binnen de zorgorganisatie wordt voor het opleiden gewerkt op basis van een business case. De Stagefondsmiddelen worden gebruikt om, achteraf, de opleidingskosten zoals die zijn begroot in de business case voor een deel te financieren. In feite drukt het Stagefonds dus de opleidingskosten. De middelen hebben wel geholpen om de business cases op een bepaald niveau te houden. Zowel voor wat betreft het aantal opleidingsplaatsen als de kwaliteit van die plaatsen. Het stopzetten van het Stagefonds betekent niet dat de zorgorganisatie stopt met opleiden. Daarvoor staat het arbeidsmarktvraagstuk te prominent op de agenda. Stopzetten betekent wel dat de zorgorganisatie zal terugzakken naar een bepaald ‘basis’-niveau van opleiden. Alle extra’s zullen worden wegbezuinigd. De 5 belangrijkste conclusies -
-
Het aantal BBL-stageplaatsen is in de afgelopen 3 jaar substantieel gestegen. Het aantal HBOstageplaatsen is min of meer op niveau gebleven. De BOL-plekken zijn gereduceerd tot nul. Deze ontwikkeling is bepaald door een intern arbeidsmarktvraagstuk. Het Stagefonds heeft vanaf de zijlijn een ondersteunende en stimulerende, maar geen bepalende rol gespeeld. De kwaliteit van stageplaatsen is verbeterd en wordt door bijna alle betrokkenen als goed beschouwd. De consequente aandacht voor begeleiden en het niveau van begeleiding zijn hier de bepalende factoren. De uitdaging voor de zorgorganisatie is het weer opstarten van BOL-stageplaatsen en het vinden van een efficiënte manier waarop dit georganiseerd kan worden.
p 36 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Casestudie Verpleging, Verzorging, Thuiszorg 3 Middelgrote zorgorganisatie voor verpleging, verzorging & thuiszorg 14 woonzorgcentra 1.500 cliënten 500 fte (900 medewerkers medewerkers) ) fte (900 medewerkers )) Profiel zorgorganisatie als opleider De zorginstelling kent een aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Variërend van ZorgThuis waarmee ouderen in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen, tot intensieve verzorging en verpleging binnen één van de 14 woonzorgcentra. Voor de zorgorganisatie zijn het ROC- en de HBO-instelling de belangrijkste partners. In 2006 is de huidige zorgorganisatie uit een fusie ontstaan waarna in 2008 een reorganisatie volgde. Als gevolg hiervan zijn in 2008 alle stageplaatsen tijdelijk stopgezet. Vanaf 2009 is weer begonnen met het aanbieden van stageplaatsen. Weer beginnen met opleiden kende een aantal redenen. Allereerst werd al snel duidelijk dat de na de reorganisatie overgebleven niveau 2 medewerkers de noodzakelijke complexe zorg niet konden bieden. Deze zorg werd eerder door medewerkers IG (niveau 3) verleend. Besloten werd om de niveau 2 medewerkers te gaan opleiden tot niveau 3. De tweede reden lag in het feit dat de zorgorganisatie graag een lerende organisatie wil zijn. Door de afwezigheid van stagiaires ontbrak de natuurlijke reden om met leren en ontwikkelen bezig te zijn. Met de reorganisatie waren ook alle praktijkopleiders weg georganiseerd. Ze kon daarom niet zomaar starten met het aanbieden van stageplaatsen. Eerst moesten er intern werkbegeleiders worden opgeleid. Tot slot realiseerde men zich steeds meer dat de zorgvraag in de toekomst steeds complexer zal worden, wat nog verder noodzaakte tot het opleiden van kwalitatief hoogwaardig personeel. Bij de zorgorganisatie lopen stagiaires rond van verschillende MBO (BOL en BBL) en HBO regulier opleidingen. Het ROC heeft een tekort aan BPV-plaatsen voor BOL niveau 2. In overleg heeft de zorgorganisatie daarom besloten ook voor deze groep studenten stageplaatsen aan te bieden. De zorgorganisatie doet dat door deze studenten tegelijkertijd een opleidingsperspectief voor niveau 3 IG te bieden. De BOL niveau 2-stagiaires worden boventallig en op verzoek van de reguliere afdelingen geplaatst. De overige niveau 2-stagiaires worden op de leerafdeling geplaatst naast niveau 3- en 4-stagiaires. De HBO regulier stagiaires lopen stage op de verpleegafdelingen en ZorgThuis algemeen. Tot op heden zijn de BBL-stagiaires eigenlijk niveau 2 medewerkers die zijn opgeleid tot niveau 3. Nu deze interne groep is opgeleid, start de zorginstelling vanaf aankomend jaar met het opleiden van externe BBL-kandidaten. De zorginstelling hanteert de regel dat een BBL-student voor 70% van de tijd productief is. Dit percentage komt dan ook ten laste van de afdeling. De overige 30% wordt als leertijd, onproductieve tijd, beschouwd en komt ten laste van de afdeling opleidingen.
p 37 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Kwantiteit: meer? Onderstaand figuur laat de ontwikkeling zien van het aantal MBO BOL, MBO BBL en HBOregulier stageplaatsen in de zorginstellingen. De stageplaatsen zijn over het algemeen allemaal ingevuld. Ondanks de flinke dip in 2008 - 2009 kan worden gesteld dat de zorgorganisatie op dit moment (30,5) iets meer stageplaatsen heeft gerealiseerd ten opzichte van 2007 - 2008 (27). 16 14 12 10 8 6 4 2 2007-08
2008-09 MBO BOL
MBO BBL
2009-10 (voorlopig) HBO regulier
Figuur: Het aantal gerealiseerde stageplaatsen bij de zorgorganisatie voor stage van opleidingen die vergoed worden door het Stagefonds. Alleen de opleidingen die in alle drie de jaren opgenomen waren in het Stagefonds zijn meegenomen.
BOL Na een dip in 2008 - 2009, waarbij het aantal BOL-plaatsen tot nul gereduceerd is, is het aantal plaatsen in 2009 - 2010 weer terug op het oude niveau van 11 fte. Wel heeft er een verschuiving plaatsgevonden in de opleiding en het niveau van de studenten. Waar in 2007 - 2008 het merendeel van de stageplaatsen werd opgevuld door MBO Verpleging niveau 4 is dit in 2009 - 2010 verschoven naar MBO Helpende zorg/welzijn niveau 2 en Maatschappelijke zorg niveau 3. Deze verschuiving wordt veroorzaakt, doordat het ROC enerzijds de continuïteit van niveau 3 en 4 studenten niet kan bieden en anderzijds door een groot tekort aan BPV-plaatsen voor niveau 2. De zorgorganisatie vangt dit voor het ROC op door de BOL niveau 2 stagiaires aan te nemen met een opleidingsperspectief voor niveau 3IG. BBL Ook het opleiden van BBL-studenten is tijdens de reorganisatie (2008 - 2009) nagenoeg stopgezet. In 2009 - 2010 loopt het aantal BBL-stageplaatsen weer toe en blijft uiteindelijk net iets onder het niveau van 2007 - 2008 hangen. De nadruk in opleiden ligt op MBO Verzorging niveau 3. Tijdens de reorganisatie is het niveau 3IG ontslagen waarna duidelijk werd dat het overgebleven niveau 2 de complexe zorg niet kon bieden. Hierop heeft de zorginstelling besloten om de eigen medewerkers niveau 2 te gaan opleiden naar niveau 3IG. HBO regulier In tegenstelling tot het MBO, kent het HBO geen dip in het aantal gerealiseerde stageplaatsen in 2008 - 2009. In 2008 was weliswaar een stop in stageplaatsen afgekondigd, maar in 2009 besloot de zorgorganisatie toch een groep HBO-studenten een stageplaats te bieden. De HBOinstelling zat op dat moment, als gevolg van een toegenomen instroom, met een groep studenten voor wie zij geen stageplaats konden vinden. Aangezien de zorgorganisatie door het stopzetten van stageplaatsen ook met een probleem zat ten aanzien van het aantal vakantiekrachten, heeft de organisatie besloten een groep HBO-studenten een plaats aan te
p 38 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
bieden. In 2009 - 2010 loopt het aantal stageplaatsen weer iets terug, maar nog altijd boven het aantal plaatsen dat werd aangeboden in 2007 - 2008. Ambitie: meer? De huidige leerafdeling van de zorgorganisatie biedt plaats aan gemiddeld 8 studenten per leerperiode van de niveaus 2, 3 en 4. De organisatie heeft als ambitie om in februari 2011 een tweede en in september 2011 een derde leerafdeling te openen. Beide leerafdelingen zullen plek gaan bieden aan in totaal 8 studenten van de niveaus 2, 3 en 4. De realisatie van de derde leerafdeling staat vooralsnog onder druk omdat het onzeker is of het ROC continuïteit kan bieden in het aantal aan te leveren BOL-stagiaires. Naar verwachting blijft het aantal BOLstages op de reguliere afdelingen nagenoeg gelijk. Ook voor het aantal BBL-stageplaatsen heeft de zorgorganisatie de ambitie om uit te breiden met 13 plaatsen. Van 15 naar 28 stageplaatsen. Intussen zijn de interne medewerkers opgeleid. Om ook naar de toekomst toe voldoende (jonge) mensen aan het werk te hebben, gaat de zorginstelling over tot externe werving. Voor de werving verruimt ze het blikveld richting onder andere werkplein en UWV. Het streven is om mensen uit deze doelgroep in een BBL-traject te laten stappen met eventueel behoud van hun uitkering. Als het gaat om de HBO-stageplaatsen dan verwacht de zorgorganisatie dat het aantal gelijk zal blijven. Voor deze groep is geen aparte ambitie geformuleerd. Meer door het Stagefonds? Het Stagefonds is opgenomen op de begroting en heeft bij de zorgorganisatie een positief effect gehad op het aanbieden van meer stageplaatsen. De extra financiële middelen hebben vanuit het onderwijs bezien de besluitvorming over het aanbieden van meer stageplaatsen vergemakkelijkt. Wanneer de Stagefondsvergoeding stopt, wordt het opleiden financieel onvoordeliger met als gevolg dat dit naar verwachting ten koste zal gaan van een aantal stageplaatsen in de geformuleerde ambitie. De verwachting is dat het huidige niveau aan stageplaatsen gehandhaafd zal blijven. Kwaliteit: betere stageplaatsen? Organisatie De zorgorganisatie kent één opleidingsfunctionaris die centraal werkt. De opleidingsfunctionaris is verantwoordelijk voor de organisatie rondom de stages. Dat betekent dat de functionaris het jaarplan opleidingen maakt en inventariseert welke afdelingen, hoeveel stagiaires willen. De opleidingscoördinator is de contactpersoon voor het ROC en de hogeschool. De begeleiding van stagiaires is georganiseerd in de werkeenheden (teams) en wordt gedaan door werkbegeleiders. Voor de reorganisatie was dit anders. Toen werd er namelijk met een achttal praktijkopleiders gewerkt. Deze praktijkopleiders waren centraal georganiseerd en regelden vanaf daar de begeleiding van stagiaires. De zorginstelling is HKZ-gecertificeerd. HKZ staat voor Harmonisatie Kwaliteitsbeoordelingen in de Zorg en betekent dat de organisatie onder andere voortdurend werkt aan het verbeteren van de zorg- en dienstverlening. Dit stelt ook eisen aan het opleidingsbeleid. Het opgestelde opleidingsbeleidsplan wordt actief nageleefd. Dit blijkt uit het feit dat opleiden en ontwikkeling een expliciet onderdeel van de werkprocessen is gemaakt. Voor werkbegeleiders is structureel tijd gereserveerd om te besteden aan begeleiding. Actieve naleving van het beleid wordt ook gestimuleerd door de RvB. p 39 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Begeleiding Jaarlijks inventariseert de opleidingscoördinator bij de verschillende afdelingen waar ruimte zit voor een stagiair. De zorgorganisatie hanteert het beleid dat de BOL-studenten boventallig worden ingezet. De stagiaires zijn ‘extra’ op de afdeling en de opleidingskosten komen ten laste van de afdeling opleidingen. De gedachte is dat door de stagiair altijd mee te laten werkten met de werkbegeleider, de werkbegeleider in de dagelijkse werkzaamheden tijd bespaart die vervolgens kan worden ingezet voor de begeleiding van de stagiair. Met het wegvallen van de praktijkopleiders heeft de begeleiding aan kwaliteit ingeboet. Het merendeel van de werkbegeleiders is nog onervaren en niet overal is de betrokkenheid bij het wel en wee van studenten even groot. Dit wordt zowel intern als extern opgemerkt. Vanuit het onderwijs heeft het wegvallen van de praktijkopleiders geleid tot het verdwijnen van een centraal aanspreekpunt. Dat maakt het gesprek over de gewenste kwaliteit van opleiden en begeleiden ingewikkeld. Op de werkvloer wordt de ingeroosterde, structurele tijd voor begeleiden vaak niet ervaren. Veelal wordt het nakijken van opdrachten, soms ook samen met een collega, in privétijd gedaan. Er wordt naar gestreefd dat alle stagiaires worden begeleid door een medewerker van hetzelfde opleidingsniveau, maar dit is niet altijd realiseerbaar. Met name voor de HBOstagiaires is dit een probleem. De begeleiding werkt anders bij de BBL-stages. Bij BBL-stagiaires is het uitgangspunt dat zij 70% van de tijd productief zijn. De werkbegeleider heeft een veel meer begeleidende rol dan bij de BOL-studenten. Voor de begeleiding van BBL-stagiaires is structureel twee uur tijd per week gereserveerd. Iedere week komt er een docent van het ROC langs op de leerafdeling van de zorgorganisatie. Deze docent helpt zo nodig de stagiaires bij de opdrachten. De aanwezigheid van de docent zorgt ervoor dat de theorie wordt geïntegreerd op de werkvloer. Deze ontwikkeling wordt vanuit de zorginstelling als positief ervaren. Samenwerking zorginstelling & HBO Het contact met de onderwijsinstelling loopt via de opleidingsfunctionaris. De werkbegeleiders hebben nauwelijks contact met het onderwijs. Het ROC biedt aan de werkbegeleiders gratis de training ‘proeve van beoordeling’ aan. De zorginstelling maakt hier alleen nog niet optimaal gebruik van. In veel gevallen besluit de teamleider zijn of haar werkbegeleiders niet naar de cursus te sturen aangezien de verletkosten hoog zijn. De zorginstelling participeert in het regionaal Infopunt Zorg Opleidingen (RIZO), waarin alle werkgevers uit de regio en de betrokken ROC’s en hogescholen deelnemen. Het RIZO zorgt voor een goede match tussen vraag naar en aanbod van stageplaatsen. Door op deze manier samen te werken wordt concurrentie om stageplaatsen voorkomen. Kwaliteit: betere stageplaatsen? De eerste randvoorwaarden voor het realiseren van kwalitatief betere stages zijn ingevuld, namelijk het beleid en opgeleide werkbegeleiders. Hiermee is de zorginstelling er nog niet. De relatief korte tijd na de reorganisatie (1,5 - 2 jaar) maakt dat er nog een verdergaande ontwikkeling doorgemaakt moet worden in a) het gelijktrekken van de kwaliteit van de werkbegeleiders, b) het verder structureel inbedden van begeleiding in de werkprocessen en c) een gegarandeerde match tussen het niveau van de stagiair en het niveau van de begeleider.
p 40 GV153/001l bijlagenboek case studies
Andersson Elffers Felix
Beter door het Stagefonds? De kwaliteit van stageplaatsen bij de zorgorganisatie is in ontwikkeling. Na de reorganisatie in 2008 en het weg organiseren van alle praktijkbegeleiders, komt er nu langzaamaan weer meer tijd en aandacht voor kwalitatief goede begeleiding. Het zal nog wel even duren voordat de kwaliteit van begeleiding op het door de zorgorganisatie gewenste niveau zit. De kwaliteitsimpuls is ingegeven door het belang van goed opgeleide mensen om de steeds complexer wordende zorgvraag op te kunnen vangen. Het Stagefonds heeft investeren in werkbegeleiders vergemakkelijkt. Echter de Stagefondsmiddelen zijn niet uitgegeven aan de opleiding van werkbegeleiders, maar veel meer ingezet ter compensatie van opleidingskosten. Effectiviteit Stagefonds Het Stagefonds heeft de organisatie beslist bereidwilliger gemaakt om meer stageplaatsen aan te bieden. Het effect op de kwaliteitsontwikkeling is indirecter. Dit blijkt ook uit de manier waarop de organisatie de Stagefondsmiddelen besteed. Deze worden rechtstreeks ingezet om de opleidingskosten te verlagen door improductieve uren te dekken en stagevergoedingen te financieren. Door die kosten te verlagen, is meer ruimte ontstaan om op te leiden. Met de Stagefondsmiddelen is ook ruimte ontstaan om een tweede en een derde leerafdeling op te zetten. De opening van de derde leerafdeling is spannend. Niet zozeer vanwege financiële redenen, maar vanwege het beperkte aanbod van stagiaires. Intern heeft het Stagefonds ertoe bijgedragen dat de zorgorganisatie serieuzer gaat kijken naar de eigen administratie op het gebied van stageplaatsen. Op dit moment wordt, door een gebrekkige eigen administratie, zonder meer aangenomen dat de beschikking vanuit VWS juist is. De 5 belangrijkste conclusies -
Het aantal aangeboden stageplaatsen is in de afgelopen jaren toegenomen. Het Stagefonds heeft de organisatie meer financiële ruimte gegeven om op te leiden. De Stagefondsmiddelen zijn ook ingezet om meer plaatsen te realiseren. De kwaliteit van de begeleiding laat nog te wensen over. Als gevolg van de reorganisatie in 2008 staat werkbegeleiding in de teams nog in de kinderschoenen. Investeren in het opleiden van werkbegeleiders is de uitdaging. Het gaat erom dat ook teamleiders zich bewust worden van de noodzaak van goede werkbegeleiding. Het Stagefonds heeft intern het signaal afgegeven dat de eigen administratie op het gebied van stages beter en scherper kan.
p 41 GV153/001l bijlagenboek case studies