Geluidbeleid gemeente Brummen Bijlagenboek
Vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders van Brummen op 13 november 2012 Kenmerk: INT 11.1100
2
Inhoudsopgave
Tekeningen......................................................................................................................... 4 Bijlage I: I.1 Gebiedstyperingenkaart gehele gemeente ...................................................................................... 6 I.2 Gebiedstyperingenkaart detail Brummen......................................................................................... 7 I.3 Gebiedstyperingenkaart detail Eerbeek ........................................................................................... 8 I.4 Geluidruimte contouren bedrijven .................................................................................................... 8 I.5 Geluidruimte bedrijven detail Eerbeek Zuid ................................................................................... 10 I.6 Geluidcontouren wegverkeer ......................................................................................................... 11 I.7 Geluidcontouren wegverkeer detail Brummen............................................................................... 12 I.8 Geluidcontouren wegverkeer detail Eerbeek ................................................................................. 13 I.9 Geluidcontouren railverkeer ........................................................................................................... 14 Bijlage II: Begrippen en regelgeving ................................................................................................ 15 Bijlage III: Gebiedstyperingen ........................................................................................................... 18 Bijlage IV: Toelichting Activiteitenbesluit ........................................................................................... 22 Bijlage V: Procedure vergunningverlening ....................................................................................... 26 Bijlage VI: Hogere waarden procedure van de gemeente Brummen ................................................ 27 Bijlage VII: Cumulatie van geluid ........................................................................................................ 31 Bijlage VIII: Geluidkaarten, het gebruik ............................................................................................... 32
3
BIJLAGE I: TEKENINGEN
Tekening nr. 1. Gebiedstyperingenkaart gehele gemeente 2. Gebiedstyperingenkaart detail Brummen 3. Gebiedstyperingenkaart detail Eerbeek 4. Geluidruimte contouren bedrijven 5. Geluidruimte bedrijven detail Eerbeek 6. Geluidcontouren wegverkeer 7. Geluidcontouren wegverkeer detail Brummen 8. Geluidcontouren wegverkeer detail Eerbeek 9. Geluidcontouren railverkeer
4
Toelichting kaarten
Bijgevoegd is een aantal kaarten met daarop het gebruik van het gebied (functies, kaarten 1 - 3) en de huidige akoestische situatie (in dB(A)’s). Kaart 1: Met arceringen/kleuren zijn de functies van de gebieden aangegeven, zoals behandeld in hoofdstuk 5. Kaarten 2 en 3: details van kaart 1 voor de kom van Brummen en Eerbeek. Kaart 4: de geluidruimte (vergund) van bedrijven in de gemeente. Gegeven zijn de 50- en 55 dB(A)contouren (etmaalwaarde) op basis van de vergunde rechten. Kaart 5: de geluidruimte (vergund) van bedrijven in Eerbeek. Kaart 6: de geluidcontouren t.g.v. wegverkeer op basis van de tellingen / prognoses van 2020. Kaarten 7 en 8: details kaart 6 voor Brummen en Eerbeek. Kaart 9: de geluidcontouren t.g.v. railverkeer op basis van de prognoses van prorail v.w.b. het productieplafond.
5
I.1 Gebiedstyperingenkaart gehele gemeente
6
I.2 Gebiedstyperingenkaart detail Brummen
7
I.3 Gebiedstyperingenkaart detail Eerbeek
8
I.4 Geluidruimte contouren bedrijven
9
I.5 Geluidruimte bedrijven detail Eerbeek Zuid
10
I.6 Geluidcontouren wegverkeer
11
I.7 Geluidcontouren wegverkeer detail Brummen
12
I.8 Geluidcontouren wegverkeer detail Eerbeek
13
I.9 Geluidcontouren railverkeer
14
BIJLAGE II: BEGRIPPEN EN REGELGEVING
Begrippen
september 2011
15
Begrippen
MIG
Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid: operatie van de overheid waarin een lokaal geluidbeleid wordt ontwikkeld.
AMvB
Algemene Maatregel van Bestuur: daaronder valt een groot aantal bedrijven, waarvoor standaard (geluid)voorschriften gelden.
Wgh.
Wet geluidhinder uit 2007
Piekniveaus Maximale geluidniveaus gemeten in de meterstand “fast”. L95
referentieniveau van het omgevingsgeluid, d.w.z. het geluidniveau dat 95% van de tijd wordt overschreden.
dB(A)
A-gewogen geluidniveau: de A-weging corrigeert het gemeten geluidniveau voor de filterwerking van het oor.
BBT
best beschikbare technieken
Lden
Met de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 januari 2007 is voor wegverkeer en railverkeer de Europese dosismaat Lden ingevoerd (den staat voor day evening night). De dosismaat Lden (in dB) is het energetisch gemiddelde van de geluidbelasting in de dag- , avond- en nachtperiode. Lden wordt bepaald door de gemiddelde bijdrage LAeq van de dag, avond en nacht evenredig naar de duur van de periodes (12, 4 en 8 uur) samen te voegen en een jaarlijks gemiddelde te maken. Kortom alle bijdragen in een jaar in de dag, avond en nacht worden samengevoegd.
16
Regelgeving in kort bestek Wet geluidhinder Sinds 1979 bestaat de Wet Geluidhinder, die in de loop van 2004 en 2005 is (en verder zal worden) aangepast aan de nieuwe Europese geluidrichtlijnen. In de Wgh. is vastgelegd hoe om te gaan met geluidzones rond industrieterreinen, zones rond wegen en spoorlijnen, de binnenwaarden van woningen in deze zones, en sinds oktober 2004 (hoofdstuk IX), geluidbelastingkaarten en actieplannen. De Wgh. bevat voorts een groot aantal uitvoeringsvoorschriften op voornoemde gebieden. Per 1 januari 2007 is een aantal wijzigingen opgenomen waarvan de belangrijkste zijn: - aanpassing van de hogere- waarde- procedure - versimpeling normstelling via de Europese dosismaat Lden voor weg- en railverkeer - implementatie van de Stad&Milieuaanpak waarmee in bijzondere gevallen en onder strenge voorwaarden afwijkingen van landelijke grenswaarden mogelijk zijn - de mogelijkheden voor een Zonebeheerplan. Handreiking industrielawaai In 1998 is de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening uitgebracht. Daarin wordt de Circulaire industrielawaai (uit 1981) gemoderniseerd en ontstaat de mogelijkheid meer maatwerk te leveren, onder meer gebaseerd op vaste jurisprudentie. Zo kan gemotiveerd van de standaardgrenswaarden worden afgeweken, onder meer bij niet dagelijks voorkomende activiteiten (lossen voer, laden vee, e.d.). Europese richtlijn In 2004 is de nieuwe Europese Richtlijn Omgevingsgeluid opgenomen in de Wgh. Wet milieubeheer De Wet milieubeheer (1998) geeft regels voor vergunningplichtige en meldingsplichtige bedrijven. Overige regelgeving De Wet op de ruimtelijke ordening heeft tot doel afstemming te bieden voor de verschillende bestemmingen in een gebied. Getracht wordt conflicterende situaties te voorkomen (bijvoorbeeld door geen woningen dicht bij bedrijven te situeren). De Woningwet geeft regels met betrekking tot gebouwen (isolatie, contactgeluid) die via bouwvergunningen worden getoetst. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) biedt de plaatselijke overheid mogelijkheden niet bedrijfsmatige activiteiten te reguleren. Daarnaast biedt de wet in de diverse AMvB’s mogelijkheden nadere eisen op te leggen (bijvoorbeeld t.a.v. geluid) aan meldingsplichtige bedrijven. Daarnaast kunnen (bijv. luidruchtige) activiteiten onder de zgn. 12-dagenregeling vallen. Dat houdt in dat de gebruikelijke normen 12 x per jaar mogen worden overschreden in goed omschreven en vooraf aangekondigde situaties. Trillingen Aan trillingen worden beperkingen gesteld via de SBR- richtlijnen. Het gaat om hinder door trillingen voor personen en schade aan gebouwen. Trillingen komen meestal voor t.g.v. bedrijven met zware machines (stansen, weven e.d.) en door verkeer dat over drempels rijdt. Laagfrequent geluid Voor laagfrequent geluid bestaat nog geen vast wettelijk toetsingskader. Dankzij problemen op dit terrein is de laatste jaren echter ervaring opgedaan met laagfrequent geluid. Dat heeft geresulteerd in een aantal richtlijnen – zoals de NSG- richtlijn laagfrequent geluid – en jurisprudentie.
17
BIJLAGE III: GEBIEDSTYPERINGEN
Typeringen
september 2011
18
Omschrijvingen gebiedstyperingen Natuurgebied Natuurgebieden onderscheiden zich door een behoefte aan stilte voor natuur en (passerende) mens. Als gebied is het interessant wanneer het voldoende oppervlak heeft. Natuurgebieden zijn ofwel als zodanig aangewezen door bijvoorbeeld Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten of ze worden als natuurgebied beleefd door de plaatselijke bevolking en bestuur. EHS- gebieden zijn niet automatisch natuurgebieden aangezien bijvoorbeeld smalle stroken in akoestisch opzicht geen bescherming geboden kan worden omdat de gebieden te klein zijn om meer akoestische bescherming te bieden dan de omliggende gebieden.
Voor een natuurgebied geldt een streefwaarde van 30 dB(A) etmaalwaarde met uitwijkmogelijkheden naar 40 dB(A) overdag en 35 dB(A) in de avond. Stilte is de maat.
Recreatiegebied Onder een recreatiegebied wordt verstaan een gebied waarin gerecreëerd wordt, d.w.z. waar mensen voor hun vrijetijdsbesteding komen. In extensieve gebieden komt men voor rust (recreatieplassen, campings, e.d.).
Voor een recreatiegebied geldt een streefwaarde van 35 dB(A) etmaalwaarde d.w.z. 35 dB(A) overdag en 30 dB(A) in de avond. Stilte is de maat.
Intensieve recreatiegebieden zoals sportvelden, recreatieplassen (maar dan intensief gebruikte) en motorcrossterreinen worden niet apart beschouwd anders dan een bron van geluid in een bepaald gebied. Voor recreatiegebieden welke zijn gelegen binnen een zone kunnen andere waarden gelden. Landgoederen Een belangrijk deel van de gemeente Brummen valt onder deze classificering. Het gaat daarbij om verspreid gelegen agrarische bedrijven en weinig verkeer (geen grote wegen). Rust is maatgevend in dit gebied en leidt tot een goed klimaat voor wonen, recreëren, e.d. Overdag liggen de geluidniveaus hier op ca 40 dB(A) en ’s nachts rond de 30 dB(A). Dit dienen ook de streefwaarden te zijn bij vergunningverlening. In de praktijk blijkt dit meestal zonder meer mogelijk behalve waar ’s nachts wordt geladen en gelost (pluimvee, varkens). Hier worden via maatwerk de uitzonderingssituaties vastgelegd met bijbehorende hogere grenswaarden, uiteraard na toepassing van het BBT- beginsel. De sporadische activiteiten (meestal 6 – 7 x per jaar) tasten echter geenszins de akoestische kwaliteit van het gebied aan.
Voor het landgoederengebied geldt een streefwaarde van 40 dB(A) met uitwijkmogelijkheden naar 45 dB(A). Plafondwaarden van 50 dB(A) worden alleen in uitzonderingssituaties toegestaan. Maatwerk wordt in de vergunning geleverd voor sporadische activiteiten (afvoer vee e.d.)
Agrarisch gebied In deze gebieden is de dichtheid van agrarische activiteiten groter (dan in rustig gebied), is meer agrarisch verkeer en zijn uitbreidingen van activiteiten voorzien. Naast stilte voor wonen en recreëren is ook akoestische ruimte gereserveerd voor bedrijvigheid. Dat vraagt om een geluidbelasting van 45 – 50 dB(A) overdag. Ook hier geldt dat uitzonderingssituaties afzonderlijk kunnen worden vergund. Vergunningen en AMvB’s bieden – in nieuwe situaties - geen ruimte voor hogere grenswaarden.
19
Ook in dit gebied is maatwerk in vergunningverlening noodzakelijk. Voor sporadische activiteiten kunnen daarvoor hogere grenswaarden gelden.
Voor het agrarisch gebied geldt een streefwaarde van 45 dB(A) met uitwijkmogelijkheden naar 50 dB(A). Maatwerk voor sporadische activiteiten (afvoer vee, lossen voer e.d.)
Woongebied Woongebieden zijn primair bedoeld om te wonen. Stilte is hier de norm met streefwaarden van 40 dB(A) overdag en de mogelijkheid van 45 dB(A). Eventuele bedrijven moeten voldoen aan strengere eisen dan gebruikelijk om de rust in het gebied te waarborgen. Dit betekent veelal dat bij het verlenen van nieuwe vergunningen aan bedrijven beperkingen t.o.v. de bestaande situatie worden opgelegd. Waar dit niet mogelijk is (uitzonderingssituatie, BBT toegepast), kan een plafondwaarde van 50 dB(A) worden aangehouden.
Voor het woongebied geldt een streefwaarde van 40 dB(A) met uitwijkmogelijkheden naar 45 dB(A). In uitzonderingssituaties kan 50 dB(A) worden toegestaan. Rust is de norm.
Bedrijventerreinen Bedrijventerreinen zijn veelal niet- gezoneerde terreinen zonder grote lawaaimakers. Metingen tonen aan dat het hier relatief stil is met geluidniveaus overdag van 45 – 50 dB(A). Verkeer is meestal maatgevend. In de avond en nacht zijn hier vrijwel geen activiteiten meer en liggen de geluidniveaus op ca 40 dB(A). Op de meeste terreinen komen burgerwoningen voor. Deze moeten enige akoestische bescherming krijgen. De nadruk ligt echter op de benodigde akoestische ruimte voor bedrijven. Gestreefd kan worden naar geluidbelastingen op woningen van 45 – 50 dB(A) t.g.v. alle bedrijven.
Voor een bedrijventerrein geldt een streefwaarde van 45 dB(A) voor woningen op en direct rond het terrein met uitwijkmogelijkheden naar 50 dB(A). Bedrijfswoningen op het terrein worden beschermd.
Industrieterreinen Industrieterreinen zijn de grotere (gezoneerde) terreinen en regionale terreinen. Meestal liggen er een paar grote lawaaimakers op het terrein. Bovendien gaan de activiteiten (transport) vaak ook ’s avonds en ’s nachts door. Voldoende geluidruimte (55 – 60 dB(A) overdag) is van belang. Het gaat op deze terreinen om de akoestische ruimte voor bedrijven. Bedrijfswoningen worden in principe toegestaan op deze terreinen en kennen dan geen akoestische bescherming. Burgerwoningen mogen niet op gezoneerde industrieterreinen voorkomen. Op het gezoneerde terrein Eerbeek Zuid zullen met het onherroepelijk worden van de herziening van het bestemmingsplan Eerbeek Zuid geen burgerwoningen meer aanwezig zijn. Het zonebeheer van een gezoneerd industrieterrein wordt ongewijzigd voortgezet. Doel daarvan is om via een geluidboekhouding te zorgen dat op de zonegrens de geluidbelasting t.g.v. alle bedrijven op het terrein de 50-dB(A)-etmaalwaarde niet overschreden wordt.
Voor een industrieterrein geldt een streefwaarde van 50 dB(A) op de zonegrens met uitwijkmogelijkheden binnen de zone naar 60 dB(A). Bedrijfswoningen op het terrein worden niet beschermd.
20
Centrumgebied In het centrumgebied zijn veel activiteiten t.g.v. winkelend publiek (dag/avond), horeca (avond/nacht), verkeer, evenementen, e.d. Deze activiteiten leiden tot een relatief hoog geluidniveau. Aangezien ook bewoning plaatsvindt, wordt rust wel nagestreefd, maar de nadruk ligt op de akoestische ruimte voor bedrijvigheid die bij een centrum past. De ervaring leert dat wanneer bedrijven aan bijvoorbeeld het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven en het Besluit horeca en evenementen voldoen, de geluidbelasting in het centrumgebied beperkt kan blijven tot 50 dB(A) overdag, 45 dB(A) in de avond en 40 dB(A) in de nacht. Waar nodig kan een 5 dB(A) hogere grenswaarde worden aangehouden.
Voor het centrumgebied geldt een streefwaarde van 50 dB(A) met uitwijkmogelijkheden (grenswaarde) naar 55 dB(A).
Stroomzone Stroomzones bieden plaats aan verkeer (wegen, spoorlijnen). Gekozen is om aan stroomzones geen geluidklasse te koppelen. Het gebied strekt zich niet verder uit dan de rand van de weg/spoorlijn. Stroomzones zijn veelal bepalend voor de geluidbelasting in aangrenzende gebieden. Alle wegen in het buitengebied met een intensiteit van 1000 motorvoertuigen per etmaal, de grote ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom en alle spoorlijnen zijn als stroomzone aangemerkt.
Stroomzones verwerken verkeer en hebben de breedte van de weg/spoorweg. De stroomzone zelf kent geen grenswaarden. De aangrenzende gebieden hebben wel grenswaarden.
Knelpunten aan de grenzen tussen gebiedstypen Op de grens tussen twee gebiedstypen kunnen uitzonderingssituaties ontstaan. Met name waar een gebied met een hoge streefwaarde grenst aan een gebied met een lage streefwaarde. Deze situaties treden op waar: -
-
geluidsklassen aan elkaar grenzen. In de meeste gevallen zal echter de marge van 5 dB(A) tussen streef- en grenswaarde voldoende zijn om een goede aansluiting te garanderen. Wanneer het geluidklassenverschil echter groter is dan 5 dB(A) ontstaat een “akoestische kloof”: bijvoorbeeld een industrieterrein naast stille woonwijk. een sterke geluidbron (drukke weg of groot industrieterrein) een ruime invloed heeft op naastgelegen gebieden. In deze gevallen zorgt een externe bron voor een geluidbelasting die in een deel van het gebied hoger ligt dan de natuurlijke streef- en grenswaarden van het gebied. Dit geldt ook voor stroomzones.
Bij het realiseren van plannen nabij dergelijke grenzen kan hiermee rekening worden gehouden. Een beschrijving van oplossingen voor potentiële knelpunten is beschreven in hoofdstuk 7.
21
BIJLAGE IV: TOELICHTING ACTIVITEITENBESLUIT
Toelichting
september 2011
22
Toelichting Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteiten Besluit) (19 oktober 2007) Algemeen Het Activiteiten Besluit vervangt een groot aantal AMvB’s onder meer om tot een uniformering van normstelling te komen. Een aantal AMvB’s blijft echter in stand (w.o. het besluit Landbouw). Normstelling Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, gelden de waarden in tabel 1. TABEL 1 Ref. punt
gevel gevoelige gebouwen in/aanpandige woningen
gevel gevoelige gebouwen gevel gevoelige gebouwen in/aanpandige woningen
Grenswaarden in dB(A) woning Dag Avond Nacht (07:00 – 19:00 (19:00 – 23:00 (23:00 – 07:00 uur) uur) uur) LAr,LT LA,max LAr,LT LA,max LAr,LT LA,max 50 70 45 65 40 60 35 55 30 50 25 45 Grenswaarden woning/ 50 m grens inrichting op gezoneerd industrieterrein 50 45 40 Grenswaarden woning inrichting op industrieterrein 55 75 50 70 45 65 35 55 30 50 25 45
De in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 1 opgenomen maximale geluidsniveaus (LAmax) zijn niet van toepassing op laad- en losactiviteiten; de in tabel I aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein; In afwijking van tabel 1 gelden voor het langtijdgemiddeld beoordelings- niveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax), bij een inrichting voor openbare verkoop van vloeibare brandstoffen, mengsmering of aardgas aan derden voor motorvoertuigen voor het wegverkeer de waarden in tabel 2 TABEL 2
Grenswaarden in dBA woningen
periode
Tijden
dag nacht Etmaal
07:00-21:00 uur 21:00-07:00 uur
LAr,LT
LAmax
50 40 50
70 60 -
De in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur in tabel II opgenomen maximale geluidsniveaus (LAmax) zijn niet van toepassing op laad- en losactiviteiten; De in tabel 2 aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein. Dove gevels Een gevel waarin geen te openen delen aanwezig zijn en die een karakteristieke geluidwering heeft die gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting en 33 cq. 35 dB(A) of een gevel met te openen delen niet grenzend aan een geluidgevoelige ruimte heten dove gevels (Wet geluidhinder) en kunnen buiten toetsing aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit vallen. Uitzondering van toetsing Bij het bepalen van de geluidsniveaus blijft buiten beschouwing: a. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein; b. het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor sport- of recreatieactiviteiten; c. het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en overlijdingsplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden; d. het geluid van het traditioneel ten gehore brengen van muziek tijdens het hijsen en strijken van de nationale vlag bij zonsopkomst en zonsondergang op militaire inrichtingen; 23
e. het ten gehore brengen van muziek vanwege het oefenen door militaire muziekcorpsen in de buitenlucht gedurende de dagperiode met een maximum van twee uren per week op militaire inrichtingen; f. het ten gehore brengen van onversterkte muziek tenzij en voor zover daarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld. Bij het bepalen van de geluidsniveaus wordt voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie toegepast. Bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax) blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van: a. het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden; b. het verrichten in de open lucht van sportactiviteiten of activiteiten die hiermee in nauw verband staan. De maximale geluidsniveaus (LAmax) zijn tussen 23.00 en 7.00 uur niet van toepassing ten aanzien van aandrijfgeluid van motorvoertuigen bij laad- en losactiviteiten indien: a. degene die de inrichting drijft aantoont dat het maximaal geluidsniveau (LAmax), genoemd in tabel 1, niet te bereiken is door het treffen van maatregelen; en b. het niveau van het aandrijfgeluid op een afstand van 7,5 meter van het motorvoertuig niet hoger is van 65 dB(A). Bij gemeentelijke verordening kunnen ten behoeve van het voorkomen van geluidhinder regels worden gesteld met betrekking tot het ten gehore brengen van onversterkte muziek. Gemeentelijk geluidbeleid Bij gemeentelijke verordening kunnen voorwaarden worden vastgesteld op grond waarvan krachtens de verordening gebieden worden aangewezen waarin de in de verordening opgenomen geluidsnormen gelden die afwijken van de bovengenoemde waarden indien de in dat artikel genoemde waarden gelet op de aard van de gebieden niet passend zijn. Alvorens een gebied wordt aangewezen worden de gevolgen hiervan voor de in die gebieden gelegen inrichtingen, de bewoners van die gebieden en andere belanghebbenden in kaart gebracht. Binnen een geluidsgevoelige ruimte of een verblijfsruimte voor zover deze niet zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein gelden wel maximale binnenniveaus, te weten een LAr,LT van 35, 30 en 25 dB(A) in de dag, avond en nacht en 55, 50 en 45 dB(A) voor de maximale geluidniveaus. Bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax) blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van: a. het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden; b. het verrichten in de open lucht van sportactiviteiten of activiteiten die hiermee in nauw verband staan. In een verordening kan worden bepaald dat het bevoegd gezag ten aanzien van een gebied dat krachtens de verordening is aangewezen overeenkomstig artikel 2.20 maatwerkvoorschriften kan stellen. Maatwerk In afwijking van de bovengenoemde waarden (tabel I en II) kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) vaststellen mits aan de binnenwaarden wordt voldaan (35 dB(A) etmaalwaarde) Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de plaats waar de grenswaarden voor een inrichting gelden. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen. In afwijking van de waarden uit de tabellen I en II kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAR,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) vaststellen. Het bevoegd gezag kan daarbij voorschriften vaststellen met betrekking tot de duur van de activiteiten, het treffen van 24
maatregelen, de tijdstippen waarop de activiteiten plaatsvinden of het vooraf melden per keer dat de activiteit plaatsvindt. Het Activiteitenbesluit geeft de volgende regels bij afwijkende normstelling: 2. Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 dan wel 6.12, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd. 3. De in het tweede lid bedoelde etmaalwaarde is niet van toepassing indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen. 4. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de plaats waar de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 dan wel 6.12, voor een inrichting gelden. 5. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen. 6. In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 dan wel 6.12 kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten als bedoeld in artikel 2.21, andere waarden voor: Evenementen De grenswaarden zijn voor zover de naleving van deze normen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met de viering van: a. festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt; b. andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar. Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen voorwaarden worden verbonden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder. Een festiviteit als bedoeld in het eerste lid die maximaal een etmaal duurt, maar die zowel voor als na 00.00 uur plaatsvindt, wordt beschouwd als plaatshebbende op één dag. Brand / ongevallen Bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax) blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van het uitrukken van motorvoertuigen ten behoeve van ongevallenbestrijding en brandbestrijding en het vrijmaken van de weg na een ongeval. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het treffen van technische en organisatorische maatregelen ten aanzien van het uitrukken van motorvoertuigen bij ongevallenbestrijding en brandbestrijding, indien dat bijzonder is aangewezen in het belang van het milieu. Trillingen Trillingen, veroorzaakt door de tot de inrichting behorende installaties of toestellen evenals de tot de inrichting toe te rekenen werkzaamheden of andere activiteiten, bedragen in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten, met uitzondering van geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten gelegen op een gezoneerd industrieterrein, niet meer dan de trillingsterkte, genoemd in tabel 2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B “Hinder voor personen in gebouwen” van de Stichting Bouwresearch Rotterdam, voor de gebouwfunctie wonen. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift het eerste lid niet van toepassing verklaren en een andere trillingsterkte toelaten. Deze trillingsterkte is niet lager dan de streefwaarden die zijn gedefinieerd voor de gebouwfunctie wonen in de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B “Hinder voor personen in gebouwen” van de Stichting Bouwresearch Rotterdam. 25
BIJLAGE V: PROCEDURE VERGUNNINGVERLENING Onderstaande figuur geeft de procedure bij de aanvraag van een nieuwe activiteit waarbij deze activiteit akoestisch wordt getoetst aan de grenswaarden in het gebied als aangegeven op de kaarten behorende bij het beleid. Nieuwe activiteiten worden getoetst aan de streef- en grenswaarden voor het gebied. Waar nodig en mogelijk worden voorzieningen onderzocht om de akoestische kwaliteit van het gebied te garanderen cq verhogen.
26
BIJLAGE VI:
HOGERE WAARDEN PROCEDURE VAN DE GEMEENTE BRUMMEN
De gemeente heeft een procedure ontwikkeld die zij volgt bij het vaststellen van hogere waarden. Deze procedure wordt gehanteerd vanaf de wijziging van de Wet geluidhinder per 1 januari 2007. Met deze wijziging komt het vaststellen van hogere waarden voor een groot deel bij de gemeente te liggen. Dit is een grote verandering ten opzichte van de situatie voor de wijziging toen de provincie bevoegd was tot het vaststellen van hogere waarden. Na het vaststellen van het geluidbeleid wordt de hogere waarde procedure onderdeel van het geluidbeleid. Bevoegdheid De hogere waarde procedure komt met de wijziging van de Wet geluidhinder voor een groot deel bij de gemeente terecht zoals vastgelegd in artikel 110 van de Wgh. Met de wijziging van de Wet geluidhinder zijn “Burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting”. Alleen in geval van de aanleg / reconstructie van hoofdspoorwegen en van provinciale en rijkswegen blijft de provincie dan wel het Rijk bevoegd. De provincie is bevoegd in geval van een zone rond een industrieterrein van regionale betekenis (aangewezen bij provinciale verordening). In geval dat de woning in de ene gemeente ligt en de activiteit in de andere gemeente plaatsvindt, is die gemeente bevoegd waar de activiteit plaatsvindt. Deze gemeente moet wel overleg voeren met de gemeente waarin de woning ligt. Doel De Wet geluidhinder bevat voorkeursgrenswaarden en grenswaarden voor de geluidbelasting door wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. Een geluidbelasting van ten hoogste de voorkeursgrenswaarde wordt zonder meer toelaatbaar geacht, en een geluidbelasting boven de grenswaarde wordt niet toelaatbaar geacht. Een geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde is alleen toelaatbaar na een afwegingsproces. Dit afwegingsproces is vastgelegd inde hogere waarde procedure. Procedure De onderstaande figuur beschrijft het procedureschema voor de hogere waarde procedure van de gemeente.
27
start proces gemeente
plan: akoestisch onderzoek
aanvragen hogere waarde
ingevuld formulier aanvraag B&W
voornemen besluit
Ontwerp besluit
Ontwerp besluit
publicatie B&W
ter inzage leggen
Zienswijzen BW
Aanvraag Ontwerp besluit Zienswijzen
besluiten
Besluit Melding kadaster
einde proces
Aanvragen hogere waarde De gemeente vult op basis van het aangeleverde akoestisch onderzoek het aanvraagformulier hogere waarde in. Dit aanvraagformulier bevat alle informatie die nodig is om een besluit te nemen. Indien het akoestisch onderzoek niet alle benodigde gegevens bevat wordt verzocht om een aanvulling van dit onderzoek. Voornemen besluit Burgemeester en Wethouders formuleren een ontwerp besluit op basis van het aanvraagformulier en de criteria en ontheffingsgronden voor het vaststellen van hogere waarden. Ze publiceren dit ontwerp besluit in de geëigende media. Ter inzage leggen Burgemeester en Wethouders leggen het ontwerp besluit en de onderliggende stukken ter inzage. Indien de gemeente een hogere waarde vaststelt bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan legt zij het ontwerp besluit tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage.
28
Besluiten Burgemeester en Wethouders nemen een besluit aan de hand van de aanvraag, het ontwerp besluit en de ingebrachte zienswijzen. Indien een hogere waarde wordt verleend laten B&W deze hogere waarde zo snel mogelijk opnemen in het kadaster. Onderzoeksplicht In de Wgh is vastgelegd dat B&W goed moeten motiveren waarom ze een hogere waarde willen vaststellen en waarom ze niet (kunnen) voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Volgens art 77 Wgh moet in beeld gebracht worden: - de geluidbelasting zonder maatregelen - de maatregelen die nodig zijn om aan de hogere waarde te voldoen - de maatregelen die kunnen helpen om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Criteria voor het vaststellen van hogere waarden Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld indien een doeltreffende bestrijding van de geluidbelasting op de gevel van de geluidgevoelige bestemming niet mogelijk of niet wenselijk is. Het betreft dan bezwaren van: - stedenbouwkundige aard - landschappelijke aard - financiële aard stedenbouwkundige aard Dit criterium kan worden gebruikt wanneer aangetoond kan worden dat woningbouw nodig is en dat deze woningbouw om stedenbouwkundige argumenten niet anders gesitueerd kan worden. landschappelijke aard Dit criterium kan worden gebruikt wanneer afschermende maatregelen een aantasting van het landschap betekenen. financiële aard Dit criterium kan worden gebruikt wanneer de meerkosten van bronmaatregelen of afschermende maatregelen als onredelijk kunnen worden beschouwd. Dit criterium dient getalsmatig te worden onderbouwd.
29
Ontheffingsgronden Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is, met inachtneming van bovenstaande criteria, mogelijk op grond van het feit dat de gevoelige bestemming(en): 1. Verspreid gesitueerd zijn; 2. ter plaatse dringend noodzakelijk om reden van grond of bedrijfsgebondenheid; 3. door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen; 4. ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing; 5. in een dorps- of stadsvernieuwingsplan worden opgenomen; 6. door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen of voor andere geluidgevoelige bestemmingen; 7. in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden.
Onderzoek kosten maatregelen Indien er in een project bij meer dan 2 woningen sprake is van een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde dan dient, voorafgaande aan de hogere waarde procedure, middels akoestisch onderzoek worden aangegeven tegen welke kosten bronmaatregelen en/of maatregelen in de overdracht getroffen kunnen worden, teneinde deze geluidbelasting zo mogelijk tot onder de voorkeursgrenswaarde terug te brengen. Op basis hiervan kan de gemeente een afweging maken, of maatregelen aan de bron of in de overdracht kosteneffectiever zijn dan maatregelen aan de woningen. Indien er in een project bij 1 of 2 woningen sprake is van een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde, dan kan voor deze woningen een hogere waarde worden aangevraagd zonder dat wordt aangegeven tegen welke kosten bronmaatregelen en maatregelen in de overdracht getroffen kunnen worden. Dergelijke maatregelen zullen in deze gevallen duurder zijn dan maatregelen aan de woning.
30
BIJLAGE VII:
CUMULATIE VAN GELUID
Hoofdstuk 2 Wet geluidhinder Rekenmethode cumulatieve geluidsbelasting Deze rekenmethode wordt toegepast als er sprake is van blootstelling aan meer dan één geluidsbron. Allereerst dient vastgesteld te worden of van een relevante blootstelling door meerdere bronnen sprake is. Dit is alleen het geval indien de zogenaamde voorkeurswaarde van die onderscheiden bonnen wordt overschreden. In dit geval berekent de methode de gecumuleerde geluidsbelasting rekening houdend met de verschillen in dosis- effectrelaties van de verschillende geluidsbronnen. Ten behoeve van deze rekenmethode dient de geluidsbelasting bekend te zijn van ieder van de bronnen, berekend volgens het voorschrift dat voor die bronsoort geldt. Deze worden hieronder aangeduid als LRL, LLL, LIL, LVL waarbij de indices respectievelijk staan voor spoorwegverkeer, luchtvaart, industrie en (weg)verkeer. De ingevolge artikel 110g van de wet bij wegverkeerslawaai toe te passen aftrek wordt bij deze rekenmethode niet toegepast. Al deze grootheden moeten zijn uitgedrukt in Lden, met uitzondering van industrielawaai waarbij de geluidsbelasting volgens de geldende wettelijke definitie wordt bepaald. L*RL is de geluidsbelasting vanwege wegverkeer die evenveel hinder veroorzaakt als een geluidsbelasting LRL vanwege spoorwegverkeer. L*RL wordt als volgt berekend: L*RL = 0,95 LRL – 1,40 Bovenstaande geldt mutatis mutandis voor de bronnen luchtvaart (index LL), industrie (index IL) en wegverkeer (index VL). De rekenregels hiervoor zijn: L*LL = 0,98 LLL + 7,03 L*IL = 1,00 LIL + 1,00 L*VL = 1,00 LVL + 0,00 Als alle betrokken bronnen op deze wijze zijn omgerekend in L*-waarden, dan kan de gecumuleerde waarde worden berekend door middel van de zogenoemde energetische sommatie. De rekenregel hiervoor is: LCUM = 10 log [ n=1N 10 ^ (L*n / 10) ] waarbij gesommeerd wordt over alle N betrokken bronnen en de index n kan staan voor RL, LL, IL en VL. LCUM kan als volgt worden omgerekend naar de bronsoort waarvoor een wettelijke beoordeling plaatsvindt: LRL,CUM = 1,05 LCUM + 1,47 LLL,CUM = 1,02 LCUM - 7,17 LIL,CUM = 1,00 LCUM – 1,00 LVL,CUM = 1,00 LCUM + 0,00
31
BIJLAGE VIII: GELUIDKAARTEN, HET GEBRUIK Gebruik van de “Akoestische Verkeerskaart Brummen” Waarom en wanneer gebruiken? Wanneer een woning langs een drukke weg wordt gerealiseerd is het belangrijk om vast te stellen of de geluidbelasting op de woning niet te hoog is. Daarnaast is het nodig om te bepalen aan welke eisen de geluidwering van de woning moet voldoen om in de woning voldoende stilte te kunnen garanderen. De locatie waar een woning mag worden gebouwd is akoestisch aan bepaalde voorwaarden gebonden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in de Wet Geluidhinder. Een woning mag volgens deze wet gebouwd worden wanneer de geluidbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De woning mag bij hogere geluidbelastingen alleen worden gebouwd als de gemeente voor die woning een hogere waarde heeft vastgesteld. De gemeente mag die hogere waarde alleen vaststellen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat een akoestisch onderzoek is gedaan waaruit blijkt: - hoe hoog de geluidbelasting op de gevels van de woning is - of de geluidbelasting kan worden verlaagd door maatregelen aan de weg of door afscherming - of voldaan wordt aan de criteria van de gemeente m.b.t. de locatie waarop een hogere geluidbelasting wordt toegestaan Vaststellen of akoestisch onderzoek nodig is Een akoestisch onderzoek kan door de gemeente worden geëist als zij vermoedt dat de geluidbelasting te hoog is op een woningbouwlocatie binnen de geluidszone van een weg of een spoorweg. Deze zone is bij wegen, afhankelijk van het aantal rijstroken, 200 tot 450 meter breed. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km /uur hebben overigens geen geluidszone. Ook bij 30 km wegen kan de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek eisen als zij vermoedt dat de geluidbelasting op de gevel hoger is dan 53 dB. De “Akoestische Verkeerskaart Brummen” is een hulpmiddel van de gemeente Brummen om snel te kunnen zien of een woningbouwlocatie gesitueerd is op een plek met een mogelijk hoge geluidbelasting. Wanneer de woning binnen of op de onderzoekscontour ligt vraagt de gemeente in ieder geval een akoestisch onderzoek, hetzij in het kader van de Wet Geluidhinder, hetzij in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Daarbuiten kan, naar inzicht van de behandelende ambtenaar, overigens ook een onderzoek gevraagd worden, met als maximale afstand de zonebreedte van de weg. De “onderzoekcontour” heeft een marge van ca. 2 dB om te voorkomen dat woningbouwlocaties ten onrechte niet worden onderzocht. Aanvullende berekening geluidbelasting Aanvullend op de akoestische verkeerskaart kan de behandelende ambtenaar middels de spreadsheet “geluidbelasting wegverkeer v2.1” een eenvoudige berekening maken om de gevelbelasting te bepalen. Daarvoor heeft deze onder meer een aantal gegevens over de weg nodig, zoals de verkeersintensiteit, de snelheid ter plaatse en het type wegdek.
32