gebiedsagenda Zuidvleugel / Zuid-Holland
bijlagenboek fACTSHEETS Versie 10 november 2010
Rijksoverheid
gebiedsagenda Zuidvleugel / Zuid-Holland bijlagenboek factsheets Opgesteld door het Rijk en de Zuidvleugelpartners Dit bijlagenboek factsheets hoort bij de gebiedsagenda Zuidvleugel/ Zuid-Holland. De gebiedsagenda is vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg MIRT van Rijk en regio op 10 november 2010.
Factsheets Gebiedsagenda Zuidvleugel/ZuidHolland
Per project of programma is een factsheet opgesteld met meer informatie over het project/programma en de verschillende deelprojecten. De factsheets volgen de chronologie van de groslijst. Factsheets HL01, HL02, HR01 en RD01 omvatten projecten/programma’s over zowel economie als verstedelijking. Deze zijn niet dubbel opgenomen, maar terug te vinden onder Economie bevorderen.
Economie bevorderen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
DS01 HL01 HL02 HL03 HR01 IR02 IR15 IR16 IR20 RD01 RD02
Mainportontwikkelingen Deltapoort/Drechtsteden Technologische InnovatieCampus (TIC) Delft Den Haag Centrale Zone Ruimtelijk-‐economische ontwikkeling kustzone Integrale Benadering Holland Rijnland (IBHR) Kennis-‐as Zuidvleugel Innovatie en structuurversterking greenports Rotterdam The Hague Airport Herstructurering bedrijventerreinen Rotterdam Zuid en Stadshavens Rotterdam Centraal District
Stedelijk intensiveren
3 5 7 9 11 13 15 19 21 23 25
12
HL01
TIC Delft
13
HL02
Den Haag Centrale Zone
14
HR01
Integrale Benadering Holland Rijnland (IBHR)
15 16 17 18 19 20
IR19 IR21 IR26 IR27 MH18 RD01
Ontwikkeling programma Stedenbaanlocaties Realisatie Verstedelijkingsopgave Zuidvleugel Opgave wonen Groene Hart Opgave wonen Zuidwestelijke Delta Zuidplaspolder Rotterdam Zuid en Stadshavens
zie blz 5 zie blz 7 zie blz 11 27 29 31 33 35 zie blz 21
Landschap dichter bij huis brengen
21 22 23 24 25
IR09 IR17 IR23 IR24 IR25
Bereikbaarheid verbeteren 26
IR01
Kwaliteitsimpuls Zuidvleugel Groenstructuur Verbreding naar stadslandbouw/multifunctionele landbouw Kwaliteitsimpuls stedelijk groen Realisatie grootschalige nieuwe natuur Behoud en transitie landbouw in gebieden met natuurlijke handicaps
Goederenvervoer spoor
37 40 42 44 46
48
1
27 28 29 30 31 32
IR03 IR04 IR05 IR06 IR07 IR08
Versterking Zuidvleugelnet OV Doorbouwen aan de A4-‐corridor (weg) Doorstroming hoofdwegennet Doorstroming onderliggend wegennet Personenvervoer spoor: hoofdspoorverbindingen Verbetering externe veiligheid spoor
Water-‐ en energieopgaven aanpakken 33 34 35 36
50 53 55 57 59 61
IR10 IR11 IR13 IR14
Deltaprogramma Rijnmond-‐Drechtsteden Deltaprogramma Zuidwestelijke Delta Deltaprogramma Kust Deltaprogramma Zoetwater
63 65 67 69
2
1. DS01 – Economie: Mainportontwikkelingen Deltapoort/Drechtsteden Opdrachtgever / probleemeigenaar Provincie Zuid-‐Holland, Ministeries EZ, LNV, VROM, regio Drechtsteden en Stadsregio Rotterdam, Gemeenten Barendrecht, Ridderkerk, Rotterdam, Hendrik-‐Ido-‐Ambacht, Zwijndrecht, Dordrecht, . Korte omschrijving Binnen de zuidelijke Randstad behoort Deltapoort -‐ de zuidoostelijke toegang tot de Zuidvleugel van de Randstad -‐ tot de meest dynamische gebieden. Voor het leefklimaat en de concurrentiekracht van een metropolitane regio als het gebied Rotterdam – Dordrecht zijn een hoogwaardige leefomgeving en een sterke economie essentiële randvoorwaarden. De kwaliteit die nodig is voor een hoogwaardige leefomgeving wordt op dit moment gemist. Als gevolg van de verstedelijking en de aanleg van doorgaande infrastructuur is het oorspronkelijk open deltalandschap sterk in omvang afgenomen en versnipperd. Ambitie / probleem Door de economische ontwikkelingen op elkaar af te stemmen en door de bereikbaarheidsmaatregelen gezamenlijk ter hand te nemen ontstaat er een compleet en complementair havennetwerk. Tegelijkertijd kan de ruimtevraag tot een minimum worden beperkt, wat zowel noodzakelijk is (ruimteschaarste) als goed voor de kwaliteit van de leefomgeving (minder uitstoot en veiliger). De kwaliteit van de leefomgeving is van groot belang voor een maritieme topregio. Om bedrijven en werknemers te trekken is er behoefte aan aantrekkelijke woonmilieus en voldoende natuur en mogelijkheden voor recreatie. Het project Maasterras is één van de Zuidvleugel-‐iconen. Dit project moet gaan fungeren als het nieuwe zakelijke hart van de regio. Het is gelegen tussen de stations van Dordrecht en Zwijndrecht en is daarmee het belangrijkste regionale project in het kader van de Stedenbaan. De ligging heeft bovendien tot gevolg dat het project pas te realiseren is als een oplossing voor de externe veiligheid in zicht is. Doel / effecten
1. Toekomstbestendige bereikbaarheid en achterlandverbindingen 2. Versterking economisch cluster 3. Versterken kwaliteit leefomgeving Deelprojecten 1. Containertransferium 2. Westelijke Dordtse Oever 3. Park Deltapoort 4. Maasterras Planning en financiering per deelproject 1 2 3
Huidige MIRT-‐status PM PM PM
Realisatie
Indicatie kosten
Indicatie dekking
Geografische ligging PM Samenhang IR05, IR06 en IR09. Afspraken rijk – regio 1. Containertransferium: Het raadsbesluit van de gemeente Alblasserdam van 14 oktober 2010 wordt door het BO MIRT gezien als het akkoord met de realisatie van het Containertransferium door de Gemeente
3
1. DS01 – Economie: Mainportontwikkelingen Deltapoort/Drechtsteden
Alblasserdam. De vaststelling van het bestemmingsplan, uiterlijk 1 mei 2011, is het besluit tot realisatie, op basis waarvan de toegezegde maatregelen aan de infrastructuur (A15/N3 en de lokale maatregelen) worden uitgevoerd; Over de doorstromingsstudie A15 wordt afgesproken: § Het streven is om de uitkomsten van de doorstromingsstudie op de agenda van het BO MIRT najaar 2011 te agenderen. Hiervoor is in ieder geval, naast een besluit over de realisatie van het CT, beschikbaarheid van het NRM 2010 en helderheid over de layout van Knooppunt Gorinchem i.h.k.v. de planstudie A27 Lunetten – Hooipolder noodzakelijk. § Indien uit deze doorstromingsstudie blijkt dat er significante doorstromingsproblemen op de A15 blijven bestaan, ook na de aanpak van A15/N3 en A15/A27 (knooppunt Gorinchem), dan zal hierover besluitvorming plaatsvinden in het BO MIRT. 2. Westelijke Dordtse Oever: het ministerie van EZ heeft een beschikking afgegeven voor de medefinanciering van de maatregelen die in het kader van de business case zijn overeengekomen. Nieuw-‐ Reijerwaard: Het Rijk wil herbevestiging van de afspraken en daarnaast advies van de ingestelde Commissie Ongering over de ontsluiting en de eventuele meerkosten ten opzichte van de businesscase; 3. Park Deltapoort: In Randstad 2040 is Park Deltapoort als een van de metropolitane landschappen aangewezen. Inmiddels zijn de betrokken partijen begonnen met de ontwikkeling van een gebiedsvisie voor Oost-‐Ijsselmonde; 4. Maasterras: Voor een betere beheersing van de risico’s die samenhangen met de externe veiligheid van het spoorgoederenvervoer is het nodig de zogeheten quick wins externe veiligheid uit te voeren. Daarvoor is € 11 miljoen nodig (uitvoering 2012-‐2014). Hierdoor kunnen de stagnerende gebiedsontwikkelingen, zoals het project Maasterras, vlot getrokken worden. In het stedebouwkundig ontwerp zal door de betrokken gemeenten nog een optimalisatieslag met betrekking tot externe veiligheid worden uitgevoerd. Aandachtspunten/bijzonderheden
4
2. HL01 – Economie en verstedelijking: Technologische InnovatieCampus (TIC) Delft Opdrachtgever / probleemeigenaar Provincie Zuid-‐Holland, Stadsgewest Haaglanden, Gemeente Delft, Science Port Holland. Korte omschrijving TIC Delft is een gebiedsontwikkeling van 300 hectare waar technologische topinstituten en kennisintensieve bedrijven met elkaar een inspirerende innovatiecampus gaan vormen. Een plaats waar kennis en ervaring worden uitgewisseld en waar talent en ondernemers op grote schaal nieuwe kennis omzetten in concrete toepassingen en nieuwe producten. Een samenhangend stadsdeel waar in een inspirerende omgeving gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt, met directe verbindingen naar andere onderdelen van de kennis-‐ as die van Leiden via Delft naar Rotterdam loopt, maar ook tot ver daarbuiten. Ambitie / probleem TIC Delft is een integrale gebiedsontwikkeling die aan verschillende ambities invulling geeft. De ontwikkeling voorziet in woningbouwopgave voor zowel studenten als niet-‐studenten (stedelijk intensiveren), biedt ontwikkelingen voor de werkgelegenheid (economie bevorderen) en lost bestaande en verwachte bereikbaarheidsvraagstukken op (bereikbaarheid verbeteren). Voor de ruimtelijk-‐fysieke planvorming zijn de volgende plannen vastgesteld dan wel in voorbereiding: Vastgesteld Gepland § Bestemmingsplan TNO Zuidpolder (2005) § Gebiedsvisie SchieOevers (medio 2010) § Bestemmingsplan Technopolis (2005) § TU Campusvisie (2010) § Bestemmingsplan Delft-‐Zuid (2005) § Project-‐MER Delft-‐Zuid Oost (medio 2011) § Bp SchieOevers omg. station Delft-‐Zuid (2007) § Bestemmingsplan SchieOevers Zuid (2011) § RSP Haaglanden 2020 (2008) -‐ prioriteit nr 3 § Bestemmingsplan TU Campus (2012) § Ruimtelijke Structuurvisie Delft 2030 (2009) § Bestemmingsplan SchieOevers Noord (2012) § Ontwikkelingsvisie TNO Zuidpolder (2009) § Plan MER Delft (2009) § Lobbydocument TIC-‐Delft (2010) Doel / effecten Het doel van de ontwikkeling van TIC Delft is om de nummer 1 technologieregio van Nederland te worden. Deelprojecten 1. Investeren in ‘Kennis als basis’: a. Bevorderen arbeidsparticipatie; b. Investerings-‐ en activiteitenprogramma’s met regio’s in Noordwest-‐Europa; c. Economisch structuurfonds Delft met aparte venture capital-‐afdeling voor technostarter; d. MKB en Innovatie; e. Congreshotel 120 kamers. 2. Investeren in ‘Bereikbaarheid, Wonen en Binnenstad’: f. 3.600 woningen en voorzieningen voor expats, postpromovendi en studenten; g. 2.500 woon-‐werkcombinaties voor startende ondernemers; h. Stedenbaanstation Delft-‐Zuid; i. Bereikbaarheid Technopolis Delft (bruggen over Schie, Kruithuisweg, aansluiting A13); j. Vitaliteit binnenstad; k. HOV-‐verbinding Delft-‐Zoetermeer. Dit vertaalt zich in verschillende investeringsprogramma’s tot 2020: 1. Science Port Holland; 2. Technologiecluster; 3. Internationaal vestigingsmilieu; 4. Infrastructuur en bereikbaarheid;
5
2. HL01 – Economie en verstedelijking: Technologische InnovatieCampus (TIC) Delft 5. Technische kennis als basis; 6. Transformatie en ruimte voor incubators. Daarnaast zijn na 2020 nog de volgende programmatische toevoegingen voorzien: (student-‐)/woningen studenten arbeidsplaatsen 2020 -‐ 2030 2.200/2000 5.300 5.300 2030 -‐ 2040 700/700 3.000 2.500
Planning en financiering per deelproject 1 2 3 4 5 6
1
Huidige MIRT-‐status Geen Geen Geen Gebiedsgerichte regionale verkenning Geen Geen
Realisatie 2010 – 2020 2010 – 2020 2010 – 2020 2010 – 2020 2010 – 2020 2010 – 2020
Indicatie kosten1 600 miljoen 270 miljoen 730 miljoen 270 miljoen 50 miljoen 80 miljoen
Indicatie dekking PM PM PM PM PM PM
De tabel bevat de huidige raming van de totale kosten, publiek en privaat tezamen. In het masterplan en de regioverkenning TIC worden de projecten en kosten geconcretiseerd.
Geografische ligging
Samenhang HL03, HR01, IR02, IR03, IR04, IR07, IR09, IR12, IR15, IR16, IR19 (m.n. Delft/Delft-‐Zuid), IR20, IR23, RD01. Afspraken Rijk – regio Gemaakt: Het OV-‐vraagstuk ontsluiting TIC, Schieveen-‐ Rotterdam Airport verder te zetten als gebiedsgerichte regionale Verkenning onder regie van het Stadsgewest Haaglanden en niet verder uit te werken in de MIRT-‐ verkenning Haaglanden. De regioverkenning richt zich niet alleen op OV-‐ en autobereikbaarheid, maar ook op de economie, wonen, kennis-‐ en wetenschapsbeleid. Onder deze regie volgt een nadere uitwerking van de oplossingsrichtingen en de inzet van elk van de partijen voor de realisatie van de maatregelen. Gewenst: Financiering programma en commitment met name gericht op versterken kenniseconomie (EZ en OCW), in eerste instantie voor periode en programma’s tot 2020. Aandachtspunten / bijzonderheden
6
3. HL02 – Economie en verstedelijking: Den Haag Centrale Zone Opdrachtgever / probleemeigenaar Gemeente Den Haag. Korte omschrijving Gebiedsontwikkeling in Centrale zone van Den Haag t.b.v. de versterking van het internationale profiel van World Legal Capital: van Scheveningen -‐ Internationale Zone – Centrum – Binckhorst naar A4. Ambitie / probleem §
§ § §
“Sterker maken wat sterk is” (principe Randstad 2040): Internationale stad van Recht, Vrede en Veiligheid, 4e VN stad, Bestuurscentrum, hoofdkantoren zakelijke dienstverlening (ICT, gas, telecom, verzekeringen/pensioenen); Internationale Zone en Kust zijn onvoldoende bereikbaar; Versterken samenhang binnen de centrale zone en externe uitstraling zorgt voor synergie (‘1+1=3’); Veiligheidsissue m.b.t. kustverdediging (Deltaprogramma Kust) gebruiken om unieke situatie in Zuidvleugel (ligging direct aan zee van een grote stad) verder te benutten door middel van koppeling aan ruimtelijke ontwikkelingen investeringen en economische structuurversterking (‘geld met geld maken’).
Doel / effecten § § § § §
Ruimte en mogelijkheden scheppen voor verdichting; Koppeling van groene elementen en openbare ruimte in de stad (prettige verblijfsruimte); Verbreding economie; Aanjagen ontwikkelingen in de Binckhorst; Verbetering entree van de stad.
Deelprojecten Gebiedsontwikkelingen: § Scheveningen § Internationale Zone § Binnenstad § Den Haag Nieuw Centraal § Beatrixkwartier § Transfaal/Lijn 11 § Binckhorst § Laakhavens § Vlietzone
Infrastructuur: § A4 passage § Rotterdamse Baan § RandstadRail Binckhorst-‐Centrum-‐Kust § Poorten en inprikkers: Utrechtse Baan, Rotterdamse Baan, Beatrixlaan, Noordelijke Randweg (N14), Zuidelijke Randweg (Lozerlaan)
In het (stedelijk) investeringsprogramma voor de stedelijke ontwikkeling gaat het daarbij gefaseerd in vier opéénvolgende ontwikkelingsperioden: 2010 – 2014 De ontwikkeling van de internationale kustzone (m.n. Scheveningen Haven en Internationale Zone, Internationaal Strafhof) 2015 – 2019 Den Haag, het centrum voor Wereldcultuur (o.a. Binnenstad-‐Spuiplein, Internationale Zone/ World Forum, Binckhorst Zuid) 2020 – 2024 Het central business district (Binckhorst) § §
Programma tot 2030 e.v: 26.000 woningen (wv. 13.000 vóór 2020), ca. 580.000 m2 kantoren, ca. 230.000 m2 bedrijven en ca. 580.000 m2 overig (leisure, diensten, horeca); Groei aantal bezoekers Centrum en Scheveningen (Bad + Haven): van ca. 55 miljoen per jaar in 2010 naar 55 miljoen per jaar in 2020.
7
3. HL02 – Economie en verstedelijking: Den Haag Centrale Zone Planning en financiering per deelproject 1 2
Huidige MIRT-‐status OV Centrale Zone Overige diverse infra
3
Diverse fase gebiedsontwikkeling
Realisatie Start voor 2020 2010 – 2030 en verder 2010 – 2030 en verder
Indicatie kosten PM PM
Indicatie dekking PM PM
5 miljard (zowel publiek als privaat)
PM
Geografische ligging
Samenhang HL03, IR02, IR03, IR04, IR06, IR09, IR13, IR19, IR20, IR21 en IR23. Afspraken rijk – regio 1. Financiering verstedelijking en gebiedsontwikkeling 2. Financiering infrastructuur: § Weg: A4 passage, internationale ring met poorten en inprikkers, Rotterdamsebaan; § OV: OV Centrale Zone (Randstadrail 1, 9, en 11), ZVL-‐net/Stedenbaan en HSL Oost. Aandachtspunten/bijzonderheden Uitvoering is in volle gang, zoals Scheveningen Boulevard, Internationale Zone, Wijnhaven Kwartier en Centraal station en omgeving (Den Haag Nieuw Centraal). De lopende MIRT Verkenning Haaglanden is leidend voor wat betreft infrastructuur.
8
4. HL03 – Economie: Ruimtelijk-‐economische ontwikkeling kustzone: Den Haag/Scheveningen Opdrachtgever / probleemeigenaar Rijk en regio. Korte omschrijving
1) Uitbuiten van de unieke kwaliteit van de directe ligging aan de kust als onderscheidend recreatief en economisch element en vestigingsmilieu in de Zuidvleugel door 2) het combineren van ontwikkelingen en investeringen in waterveiligheid (Deltaprogramma Kust) met ontwikkelingen en investeringen in stedelijke ontwikkeling (openbare ruimte, leisure, horeca, wonen, werken). Van de ligging van de metropolitane regio Zuidvleugel direct aan zee is Scheveningen het exponent (icoon), met daarnaast badplaatsen als Noordwijk, Katwijk, Kijkduin en Hoek van Holland. Agenderen: voortzetting van integrale ontwikkelingen en investeringen zoals in het kader van het Randstad Urgent project Den Haag Internationale Stad; Scheveningen Boulevard. Ambitie / probleem § §
§
Lange termijnaanpak van de kustverdediging in Nederland (Deltaprogramma Kust); Veiligheidsissue kustverdediging (Deltaprogramma Kust, lange termijn) gebruiken om unieke situatie in Zuidvleugel (ligging direct aan zee van een grote stad) verder uit te buiten doormiddel van koppeling aan ruimtelijke ontwikkelingen investeringen en economische structuurversterking (‘geld met geld maken’/ combinatie Deltaprogramma kust met ruimtelijke ontwikkeling); Stedelijke ontwikkeling van Scheveningen (Haven en Bad) als uniek economisch en recreatief brandpunt en vestigingsmilieu in de Zuidvleugel (ruimtelijke ontwikkeling).
Doel / effecten § § § §
Uitbuiten en etaleren ligging direct aan kust van Zuidvleugel; Versterken economisch leisure cluster; Waterveiligheid in West-‐Nederland (lange termijn); (Ruimtelijke) kwaliteitsimpuls.
Deelprojecten Gebiedsontwikkelingen: § Norfolk; § Havenkwartier Noord; § Bad. Waterveiligheid: § Kustverdediging. Planning en financiering per deelproject 1 2 3 4
Huidige MIRT-‐status PM PM PM PM
Realisatie
Indicatie kosten
Indicatie dekking
Geografische ligging
9
4. HL03 – Economie: Ruimtelijk-‐economische ontwikkeling kustzone: Den Haag/Scheveningen
Samenhang A4 passage & ‘poorten en inprikkers’ (IR04), Realisatiestrategie binnenstedelijke gebiedsontwikkeling (Verstedelijkingsstrategie)(IR21), Den Haag Centrale Zone (HL02), Deltaprogramma Kust (IR13). Afspraken rijk – regio Agenderend: Gemeenschappelijke aanpak waarbij ontwikkelingen en investeringen in kustverdediging worden gebundeld met ruimtelijk-‐economische ontwikkelingen en investeringen in Scheveningen. Aandachtspunten/bijzonderheden
10
5. HR01 – Integrale Benadering Holland Rijnland (IBHR) Opdrachtgever / probleemeigenaar Initiatief van het Rijk, provincie Zuid-‐Holland en de regio Holland Rijnland. Korte omschrijving De regio Holland Rijnland heeft een groot ontwikkelpotentieel en kent regionale speerpunten van nationaal en internationaal belang. Zoals het Leiden BioScience Park, het ruimtevaartcentrum ESA/ESTEC, de congresfaciliteiten in Noordwijk en Noordwijkerhout, de Greenport Duin-‐ en Bollenstreek met de veiling Flora Holland en de bollenvelden. Ontwikkeling van deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de ambitie de Zuidvleugel en de Randstad te laten uitgroeien tot een duurzame en internationaal concurrerende regio ('Sterker maken wat sterk is'). Daarnaast moet een grote woningbehoefte worden opgevangen van circa bruto 23.000 woningen inclusief compensatie -‐ sloop (netto toevoeging 20.700 woningen) voor de hele regio in de periode tot 2019. Om schaarse groene ruimte (Rijksbufferzone Duin, Horst en Weide en het Groene Hart) te sparen en de Duin-‐ en Bollenstreek te ontzien is besloten de woningbouw (voor 70 %) te concentreren in de As Leiden -‐ Katwijk, waaronder het Vliegkamp Valkenburg (icoonproject, met 5000 woningen, waarvan 500 in het topwoonmilieu). In het kader van het Randstad Urgent-‐project is een MIRT-‐Verkenning verricht naar de samenhang, de programmering en de prioritering van de verschillende deelprojecten: Rijnlandroute, RijnGouwelijn, Nieuw Valkenburg, Leiden Bio Science Park en Transitie Greenport Duin-‐ en Bollenstreek en Hoofdwegennet. Ambitie / probleem Ambitie is om de regio (ruimtelijk en economisch) verder te ontwikkelen. Hiervoor is een goede oost-‐ westverbinding (lees: RijnlandRoute en RijnGouwelijn) noodzakelijk en randvoorwaardelijk. Doel / effecten Doel is het aanleggen van de RijnlandRoute (weg), RijnGouwelijn (OV), woningbouw in Nieuw Valkenburg en de rest van de As Leiden-‐Katwijk. En versterking en doorontwikkeling van de economische speerpunten in de regio (Bio Science Park Leiden, ESA/ESTEC en de Greenport Duin-‐ en Bollenstreek) . Deelprojecten De volgende projecten staan centraal binnen IBHR: 1. RijnlandRoute (wegverbinding die Katwijk met de A4 verbindt); 2. RijnGouwelijn-‐West (lightrail tussen Noordwijk en Leiden, aansluitend op RGL-‐Oost); 3. Nieuw Valkenburg (woningbouwproject van 5.000 woningen op voormalig vliegveld); 4. Leiden Bio Science Park Leiden (internationaal top life science cluster, met grote groeipotentie); 5. Greenport Duin-‐ en Bollenstreek (belangrijke economische cluster die beter bereikbaar moet worden). Planning en financiering Huidige MIRT-‐status MIRT-‐verkenning IBHR
Realisatie 2013-‐2025
Indicatie kosten 844 miljoen voor totale variant RijnlandRoute. 212 miljoen voor RijnGouwelijn-‐West
Indicatie dekking Helft door Rijk en andere helft door PZH en regio Holland Rijnland
11
5. HR01 – Integrale Benadering Holland Rijnland (IBHR) Geografische ligging
Samenhang Het integrale programma IBHR kent een samenhang met meerdere programma’s/projecten in de Zuidvleugel: HL01, IR02, IR19, IR21, IR03, IR04 en IR06. Afspraken rijk – regio Momenteel wordt gekeken naar faseringsvarianten voor de RijnlandRoute, waar voor 1 december 2010 een besluit over genomen dient te worden.
12
5. HR01 – Integrale Benadering Holland Rijnland (IBHR)
Aandachtspunten/bijzonderheden Essentieel voor het tot stand brengen van de As Leiden -‐ Katwijk is dat de (boven)regionale ontsluiting tijdig tot stand wordt gebracht ("eerst bewegen dan bouwen"). Rijnlandroute en RijnGouweLijn-‐West zijn in de MIRT-‐verkenning IBHR onderzocht vormen de centrale dragers voor het ruimtelijk ontwerp. In het BO-‐MIRT van oktober 2009 en mei 2010 zijn reeds afspraken over deze infrastructuur gemaakt: op basis van de uitkomsten is een gemeenschappelijke voorkeur uitgesproken ten aanzien van het eindbeeld, het oplossingscluster "Zoeken naar Balans". Momenteel worden faseringsvarianten hiervan (A en F) onderzocht. Eind 2010 dient dit te leiden tot finale besluitvorming.
13
6. IR02 – Economie: Kennis-‐as Zuidvleugel Opdrachtgever / probleemeigenaar Gemeente Rotterdam en gemeente Den Haag. Korte omschrijving De kennis-‐as is binnen de Zuidvleugel de zone waarbinnen zich de belangrijkste concentraties van kennisintensieve bedrijvigheid en kenniswerkers in de regio bevinden. Een deel daarvan is bovendien sterk verbonden met de economische clusters in de Zuidvleugel met het grootste potentieel en/of die het meest internationaal onderscheidend zijn. Het grootste deel van de economische activiteiten langs de kennis-‐as is gelegen in het stedelijk gebied. Het blijken veelal “metropolitane” activiteiten die vragen om een “metropolitaan” vestigingsmilieu. Kenmerkend voor de kennis-‐as is dat de verschillende ruimtelijke concentraties niet op zichzelf staan, maar zijn verbonden met economische en kennisactiviteiten elders op de kennis-‐as (de “schakels”). Grofweg loopt deze van Leiden via Den Haag, Delft naar Rotterdam. Ook zijn er sterke relaties met de waterbouwers in de Drechtsteden. Ambitie / probleem Eindrapportage van de Randstad 2040 uitvoeringsalliantie economische structuurversterking regio R’dam – Den Haag: De kennis-‐as die langs de A13/A4 loopt, vormt de ruimtelijke en functionele ruggengraat van de economische structuurversterking in de regio Rotterdam Den-‐Haag. (toekomstige) ruimteljike concentraties van kennisintensieve bedrijvigheid langs die as zijn Stadshavens, Science Port Holland/Technopolis (Delft), A4 Vlietzone/Binckhorst (Den Haag, Bio Science Park (Leiden). Om de kennis-‐as Zuidvleugel te versterken is het van belang om in te spelen op de kwaliteitseisen die kennisintensieve bedrijven stellen aan hun vestigingsklimaat. A) Locatiespecifieke kwaliteitseisen: § Werklocaties met internationale uitstraling, beeldkwaliteit, hoogwaardig onroerend goed, (gemeenschappelijke) voorzieningen; § Vestigings-‐ en flankerend beleid gericht op het faciliteren van R&D en (open) innovatie en de transfer van kennis, mensen en kapitaal (specifiek voor campussen); § Proeftuinen en experimenteermogelijkheden, zowel high tech (laboratoriumruimte, clean rooms e.d.) als mid-‐/low-‐tech (experimenteerzones, regelvrije zones); § Aanwezigheid hoogwaardige ICT ontsluiting en infrastructuur; § Multimodale bereikbaarheid per auto, hoogwaardig OV (metro, trein); § In de directe nabijheid van of via snelle verbindingen directe toegang tot functioneel relevante kennisinstellingen en andere (kennis-‐)toeleveranciers; § In de directe nabijheid of via snelle verbindingen goed ontsloten en kwalitatief en kwantitatief hoogwaardige arbeidsmarkt voor kenniswerkers. B) Regiospecifieke kwaliteitseisen: § Bereikbaarheid van de regio in het algemeen en internationale bereikbaarheid (lucht, HSL, weg) in het bijzonder; § Nabijheid van en kwaliteit en kwantiteit van toeleveranciers; § Kwaliteit van stedelijke verblijfsomgeving en voorzieningen (cultuur, horeca, winkelapparaat, onderwijs, ICT); § Kwalitatief hoogwaardige stedelijke en suburbane woonmilieus; § Kwalitatief hoogwaardig en publieks-‐ en gebruiksvriendelijk groen in en om de stad; § Expat community / internationale uitstraling en service niveau; § Hoogwaardige kennis-‐ en onderwijsinfrastructuur; § Hoogwaardige arbeidsmarkt voor kenniswerkers op alle benodigde opleidingsniveaus. Doel / effecten
14
6. IR02 – Economie: Kennis-‐as Zuidvleugel Versterken van de kenniseconomie in de Zuidvleugel. Deelprojecten Gebiedsontwikkelingen en projecten uit de groslijst die het meest de kennis-‐as versterken zijn: § De centrumlocaties, campussen en proeftuinen die een metropolitane kwaliteitsimpuls geven aan het stedelijke gebied: Stadshavens, Den Haag Centrale Zone, TIC Delft, kantoorontwikkeling Centraal District Rotterdam en BioScience Park Leiden; § Het versterken van de ruimtelijke en infrastructurele verbindingen tussen de belangrijkste concentraties op de kennis-‐as: A4 corridor, viersporigheid Den Haag – Rotterdam, en binnenstedelijke uitbreiding van het OV gericht op bovenstaande locaties. Planning en financiering Huidige MIRT-‐status Agendering
Realisatie 2010-‐2020 e.v.
Indicatie kosten Diverse exploitaties
Indicatie dekking Diverse exploitaties
Geografische ligging Medisch Space Veiligheid Delta Clean Tech Recht Olie & gas Food
1 2
3
4 5 6
7
8 9
1: ESA Estec 2: Bio Science Park 3: Internationale zone 4: Den Haag Centrum 5: Shell Lab Rijswijk
10
6: TIC Delft 7: Unilever Lab 8: Rdam Central District 9: Stadshavens/CTD 10: Waterbouwers
Samenhang DS01, HL01, HL02, HR01, IR03, IR04, IR05, IR06, IR07, IR08, IR09, IR10, IR11, IR15, IR16, IR19, IR21, IR23, IR24, IR25, RD01, RD02. Afspraken rijk – regio Gezamenlijke keuze om kennis in de zuidelijke Randstad te versterken met een focus op de kennis-‐as. Aandachtspunten/bijzonderheden
15
7. IR15 – Economie: Innovatie en structuurversterking greenports
Opdrachtgever / probleemeigenaar Provincie Zuid-‐Holland in samenwerking met ministeries van VenW, VROM, LNV, EZ, diverse betrokken gemeenten en regio's. Korte omschrijving Versterking Greenport Nederland door integrale gebiedsontwikkeling/herstructurering te stimuleren van de geografische kernclusters van de Greenport. Doel: verduurzaming (energie, ruimte, landschap, water) en economische ontwikkeling door structuurversterking, verbetering bereikbaarheid en het stimuleren van multimodaal vervoer naar, vanuit en binnen de Greenports. Ambitie / probleem Greenport Nederland, bestaande uit de vijf greenports (Westland-‐Oostland, Aalsmeer, Duin-‐ en Bollenstreek, Boskoop en Venlo) en satellietlocaties, draagt in belangrijke mate bij aan de economische kracht van Nederland en is wat betreft economisch belang en positie vergelijkbaar met die van de Rotterdamse haven en Schiphol. Het cluster is internationaal koploper op het gebied van duurzaamheid. De kennis over duurzame productie-‐ en distributiewijzen is uitgegroeid tot een nieuw exportproduct. Deze kennis en innovatie vormen een belangrijke pijler onder het Nederlandse tuinbouwcluster. Het is daarom uit concurrentieoverwegingen van essentieel belang om dit kennis-‐ en innovatieniveau te blijven ontwikkelen. Voor behoud en versterking van de internationale marktpositie van het tuinbouwcluster is vooral versterking van de centrumfunctie van belang, in termen van duurzame productieontwikkeling, toeleverende industrie, veilingen en handel, logistieke dienstverlening en kennisontwikkeling. De commissie Nijkamp heeft op verzoek van LNV, VROM, EZ, en VenW aanbevelingen uitgebracht over de wijze waarop de maatschappelijke en economische betekenis van de greenports kan worden geoptimaliseerd. De commissie richt zich bij haar aanbevelingen op de gewenste ontwikkeling tot 2040. Centraal staan de samenhang van het cluster, de ruimtelijke behoefte van de productiefunctie, bereikbaarheid, duurzaamheid, ontwikkelingen in de keten en governance. Als belangrijkste thema's op regionaal schaalniveau benoemt de commissie Nijkamp herstructurering om het bestaande teeltareaal optimaal te benutten, verbeteren bereikbaarheid (infrastructuur, logistieke verbindingen met de mainports) en versterken duurzaamheid. In de Randstad met zijn hoge ruimtedruk, kan de versterking van de Greenport het best bereikt worden via een integrale gebiedsgerichte aanpak. In de Zuidvleugel gaat het daarbij om de gebieden Westland-‐Oostland, Duin-‐ en Bollenstreek, Boskoop en de Greenport Aalsmeer. Doel / effecten In 2025 excelleert Greenport Nederland met sterke kernclusters die goede verbindingen hebben met de satellietgebieden en afzetmarkten in binnen-‐ en buitenland. Greenport Nederland vormt hiermee een sterke pijler onder de Nederlandse economie. Innovatie, duurzaamheid en internationale relaties zijn hiervan belangrijke onderdelen. Een gezamenlijke aanpak van Rijk, regio én de sector is noodzakelijk om dit te realiseren. Deelprojecten 1. Innovatie en structuurversterking Greenport Nederland: De herstructurering van de kernclusters levert economisch en maatschappelijk grote winst op. Een efficiëntere en duurzame inrichting vergroot het economische rendement van de tuinbouw zelf. In de praktijk blijkt dat telers in geherstructureerde gebieden zuiniger omgaan met energie en meer gebruik maken van duurzame energiebronnen. Systemen die water zuiveren en hergebruiken, vergroten de duurzame prestaties van de moderne glastuinbouw. Nieuwe logistieke oplossingen zoals vervoer in koelcontainers, ICT-‐toepassingen en multimodaliteit leveren milieuwinst op en ontlasten het wegennet (op dit moment is een derde van het goederenvervoer op de weg agro-‐gerelateerd). Op dit moment zijn er geen middelen voor herstructurering of integrale gebiedsontwikkeling van de
16
7. IR15 – Economie: Innovatie en structuurversterking greenports
greenports beschikbaar. Wel is bij een aantal projecten incidenteel provinciaal en rijksgeld beschikbaar gekomen. Wat blijkt is dat juist met deze ondersteuning herstructurering van de grond komt. In gebieden waar deze ondersteuning niet gegeven wordt, stagneren ontwikkelingen. Het is daarom gewenst structureel middelen te reserveren en deze onder nader uit te werken voorwaarden (cofinanciering, halen van resultaten) toe te kennen. De resultaten van het werk van de commissie Nijkamp onderstrepen deze aanpak. Ook aan de sector kan een duidelijk signaal worden afgegeven in een tijd dat de gevolgen van de economische crisis zich nog dagelijks manifesteren. Overheden zouden zich in moeten spannen om een ontwikkelingsfonds in te stellen dat een deel van de onrendabele top van herstructureringsprojecten financiert, bijvoorbeeld in de vorm van een systematiek die voor de herstructurering van bedrijventerreinen al bestaat. Maar ook andere vormen, zoals die voor gebiedsontwikkelingen bestaan, zouden als leidraad kunnen dienen. Het ontwikkelingsfonds zou zich kunnen richten op een limitatief aantal activiteiten gerelateerd aan de publieke taak, zoals duurzame energievoorzieningen, robuust waterbeheer, infrastructurele voorzieningen en landschappelijke inpassingen. Herstructurering is in alle kerngebieden aan de orde: Westland-‐Oostland, Boskoop, Aalsmeer en de Duin-‐ en Bollenstreek. Het inzetten van een gezamenlijk met de sector te vormen ontwikkelingsfonds voor de herstructurering van deze gebieden, zal niet alleen de herinrichting mogelijk maken of versnellen, maar ook leiden tot een duurzamere ontwikkeling van deze gebieden. Verwachte meerwaarde: § Economie (toegevoegde waarde en werkgelegenheid, bedrijfsterreinen), ook in andere ketendelen; § Innovatie in primaire sector; § Ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van de kerngebieden; § Duurzaamheid (energie, licht, waterverbruik). 2. Bereikbaarheid en multimodaliteit: A. Multimodale Greenportlogistiek Een goede bereikbaarheid van de greenports is essentieel: naast noodzakelijke extra investeringen in infrastructuur zijn vooral de ontwikkeling en realisering van logistieke innovaties (multimodaal) belangrijke speerpunten. In Westland en Oostland is rond de productielocaties een geheel van toeleverende, verwerkende en logistieke dienstverlening ontstaan dat (inter)nationaal zijn weerga niet kent. De combinatie van productiegebieden en logistieke en handelscentra zoals in Barendrecht, de Rotterdamse haven, Hondertland en BleiZo (in ontwikkeling) is de kracht van de greenports. Maar de positie van de greenports is kwetsbaar. Er zijn bedreigingen in het binnenland (verkeers-‐ en milieuoverlast, onvoldoende regie) en de concurrentie met clusters in het buitenland wordt met de dag feller. Tegelijkertijd doen zich ook kansen voor in de vorm van duurzaam vervoer, kostprijsverlaging, werkgelegenheid, nieuwe markten et cetera. Om dit complex verder te versterken, is in combinatie met behoud van de primaire tuinbouwproductie een verhoogde beleidsinzet nodig voor de logistieke ontwikkeling van de greenports. De ambitie van de greenports is de huidige draaischijffunctie van Nederland die zich voor het grootste deel manifesteert in Zuid-‐Holland, te transformeren naar een Europees (en intercontinentaal) servicenetwerk. Belangrijke elementen hiervan zijn productie, import, handel, verwerking, marketing, distributie en service, gericht op de (vooral Europese) retail en consument. Realisering van deze ambitie heeft effecten op onze schaarse ruimte, ons kwetsbare milieu en onze overvolle wegen. In het met de sector ontwikkelde project Greenportlogistiek wordt deze ambitie uitgewerkt door een ambitiedocument/streefbeeld op te stellen voor een multimodale agrologistieke inrichting van de greenports. Er zijn aangrijpingspunten geformuleerd, waarmee we kansen kunnen benutten en bedreigingen het hoofd kunnen bieden. Naast optimaliseringen, die geen extra ruimte of infrastructuur vragen, is het gewenst in een aantal gevallen ook extra ruimte en infrastructuur in te zetten. Verwachte meerwaarde: § Bereikbaarheid (inzetten op multimodaliteit en ketenmobiliteit) en daarmee ook ontlasten bestaande wegennet;
17
7. IR15 – Economie: Innovatie en structuurversterking greenports
§ Economie (toegevoegde waarde en werkgelegenheid, bedrijfsterreinen); § Innovatie (bundelen, clusteren en regisseren, bredere implementatie, met toepassing van ICT); § Ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid; § Duurzaamheid en landschappelijke inpassing (minder vervoer over weg, gebiedsontwikkeling). Sleutelprojecten voor de greenport logistiek zijn: § De aanleg van een railterminal nabij Bleiswijk (Greenrail Terminal) als onderdeel van de gebiedsontwikkeling Bleizo; § De aanpassing en uitbouw van het Rail Service Centrum (Rotterdam); § De realisering van projecten voor het (meer) vervoeren van greenport-‐producten over water, bijvoorbeeld het project A4 over water; § Het binnen het grotere project Fresh Corridor verplaatsen van de Coolport in het havengebied van Rotterdam; § De realisering van trimodale terminals om greenport producten over te kunnen slaan van de ene op de andere modaliteit. B. Bereikbare Greenports: Problemen op het gebied van de bereikbaarheid doen zich in alle Greenports voor: § Duin-‐ en Bollenstreek: de streek ontbeert een duidelijke hoofdwegenstructuur in oost-‐westrichting. Ook neemt onder invloed van de ruimtelijke ontwikkelingen in de Haarlemmermeer (Randstad Urgent-‐ project) de verkeersdruk in het noordelijk deel van de Duin-‐ en Bollenstreek toe. Dit veroorzaakt extra afwikkelingsproblemen en overlast van doorgaand-‐ en sluipverkeer in de kernen. Ook de logistieke relaties worden ernstig gehinderd. De aanleg van een nieuwe wegverbinding (Noordelijke Ontsluiting Greenport) moet hierin voorzien. Deze verbetering is overigens ook voorwaarde voor ontwikkelingen in de Haarlemmermeer. In het zuidelijk deel van de greenport vraagt de bereikbaarheid van Flora Holland de aandacht. Verbetering kan bereikt worden met aanleg van een Noordelijke Randweg Rijnsburg; § Boskoop: ook hier treden logistieke problemen op. Verbetering van de bereikbaarheid is noodzakelijk. Aanleg van randwegen bij Waddinxveen moeten hierin gaan voorzien; § Westland-‐Oostland: afhankelijk van de keuzen die in het kader van de MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit worden gemaakt (waaronder een Nieuwe Westelijke Oeververbinding), zal de verkeersdruk op het bestaande wegennetwerk toenemen. Capaciteitsverruiming van de Veilingroute (2x2 rijstroken) is hiervoor een mogelijke oplossing. Uitsluitsel over de beste oplossing voor de Greenport zal worden bepaald in samenhang met de MIRT-‐verkenningen Rotterdam VooRuit en Haaglanden. In het verlengde van de conclusies van de commissie Nijkamp is -‐ gelet op het nationaal belang van de Greenports -‐ bij de oplossing van de bereikbaarheidsvraagstukken nadrukkelijk ook een rol voor het Rijk weggelegd. In samenhang met de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zullen hiervoor nieuwe instrumenten moeten worden ontwikkeld. Planning en financiering per deelproject 1
Huidige MIRT-‐status Agenderen
Realisatie 2015-‐2025
2
Agenderen
2015-‐2020
Indicatie kosten Indicatie dekking 45 miljoen voor In kader Randstad Urgent nu voor Herstructureringsfonds aantal gebieden financiële afspraken gemaakt Nader te bepalen voor Nog geen financiële afspraken multimodaliteit/green portlogistiek en bereikbaarheid
Geografische ligging PM Samenhang
18
7. IR15 – Economie: Innovatie en structuurversterking greenports
Het Greenport-‐programma kent samenhang met de volgende bereikbaarheidsprojecten: § Nieuwe Westelijke Oeververbinding, onderdeel van Rotterdam VooRuit, verbetert de bereikbaarheid van het Westland o.a. Barendrecht en de Rotterdamse haven (IR04); § N222 veilingroute 2x2 is een mogelijk deelproject in de Greenport Westland-‐Oostland. Dit deelproject valt binnen MIRT Rotterdam VooRuit en Haaglanden (IR06); § De poorten en inprikkers Den Haag op het onderliggend wegennet: verbeteren N207 corridor (Gouda-‐ Alphen-‐Leimuiden) en verbeteren van de ontsluiting van de greenports door voltooiing van de westelijke randweg Waddinxveen (IR06). Verder samenhang met het versterken van economische pieken in de Zuidvleugel (economische agenda), relatie met de mainport Rotterdam, versterking en verbinding Zuidvleugel Groenstructuur (IR09), opgaven uit het Nationaal Deltaprogramma en Deltaprogramma Zoetwater (IR14), mainportontwikkelingen (DS01) en doorstroming hoofdwegennet (IR05). Afspraken Rijk – regio Cofinanciering van het Rijk is nodig om de ambitie uit te kunnen werken. Agenderen dat tussen Rijk en de regio's over hoe en waarover (scope) met elkaar afspraken worden gemaakt over de structuurversterking van de Greenport Nederland, het verbeteren van de bereikbaarheid en het investeren in multimodale greenport-‐logistiek ter ontlasting van de knelpunten op het (rijks)wegennet. Aandachtspunten / bijzonderheden
19
8. IR16 – Economie: Rotterdam The Hague Airport Opdrachtgever / probleemeigenaar
Bij ontwikkeling van Rotterdam The Hague Airport zijn meerdere opdrachtgevers betrokken met verschillende verantwoordelijkheden: 1. De gemeente Rotterdam in samenwerking met Rotterdam The Hague Airport en Schiphol Group voor de ontwikkeling van het zakelijke profiel van de luchthaven; 2. Schiphol Group voor de ontwikkeling ‘binnen de hekken’ (vastgoed en ontwikkeling van de luchthaven); 3. Gemeente Rotterdam heeft diverse gebiedsontwikkelingen rondom de luchthaven nu en in de toekomst (Noordas); 4. VenW en VROM zijn bevoegd gezag als het gaat om uitvoering van de Luchtvaartwet. Korte omschrijving Wereldwijd worden luchthavens gezien als een belangrijke vestigingsfactor voor internationaal georiënteerde bedrijven, wetenschappelijke instituten en andere instellingen en organisaties. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag is via de luchthaven Rotterdam The Hague Airport verbonden met een groot aantal internationale steden, met name in Noordwest-‐Europa zoals Rome, Londen. Barcelona en Hamburg. Deze bereikbaarheid levert een belangrijke bijdrage aan het optimaal benutten van de kwaliteiten van de regio. In 2007 is er een overeenkomst met Schiphol Group gesloten over de ontwikkeling van Rotterdam The Hague Airport als zakenluchthaven. In 2010 is een plan van aanpak door Schiphol en Rotterdam ondertekent waarin onder andere afgesproken is om tot een gedeelde visie op de ruimtelijke ontwikkeling op de luchthaven te komen, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor Rotterdam om toe te treden tot het kapitaal van de Rotterdam Airport holding BV en hoe er meer draagvlak in de omgeving tot stand kan komen. Ambitie / probleem De ontwikkeling van de luchthaven omvat het ontwikkelen van het zakelijk profiel van de luchthaven (tevens regeringsluchthaven). In combinatie met een betere bereikbaarheid van en naar de luchthaven wordt het voor bedrijven en werknemers aantrekkelijker om zich te vestigen in de metropoolregio. De bijdrage aan het economisch vestigingsklimaat van de regio wordt daardoor vergroot. Ingezet wordt op de ontwikkeling van een netwerk waarin het economische samenvalt met het toeristische belang; dus zakelijke relaties en toerisme. Relevante beleidsdocumenten: Structuurvisie – Visie op Zuid-‐Holland (2010), provincie ZH, Noordas, samenhangend uitvoeringskader (juni 2009), Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de agenda (april 2009) Luchtvaartnota (2009), V&W, Beleidskader Helikopters Rotterdam (2008), gemeente Rotterdam, Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) (2005), stadsregio Rotterdam Doel / effecten Ontwikkelen van het zakelijke profiel van de luchthaven met als doel het realiseren van een aantrekkelijk economisch vestigingsklimaat in de metropoolregio Rotterdam Den Haag. Dit houdt in: § Kennisintensieve werklocaties rond de luchthaven in samenhang ontwikkelen; § De luchthaven als businessluchthaven voor de metropoolregio Rotterdam Den Haag; § In een breder perspectief een internationaal samenhangend netwerk creëren van haven, centraal station en luchthaven. Randvoorwaardelijk hierbij is de luchthaven verbinden met de zuidvleugelnetwerken (verbeteren van de bereikbaarheid) en het optimaal benutten van geluidsruimte. Planning en financiering Huidige MIRT-‐status Samenhangende gebiedsontwikkeling in de omgeving van de luchthaven. Tot 2020 in ieder geval bedrijventerrein Hoog Zestienhoven. Verkenning flankerende maatregelen geluidshinder Hoogwaardig openbaar vervoer
Realisatie 2020
Indicatie kosten -‐
Indicatie dekking -‐
2020 Na 2020
-‐ -‐
-‐
Geografische ligging
20
8. IR16 – Economie: Rotterdam The Hague Airport
Samenhang Het ontwikkelen van de luchthaven hangt samen met de economische ontwikkeling in de Kennis-‐as (IR02) en bereikbaarheid door programma HWN, in het bijzonder de verbinding A13-‐A16 (IR05). Samenhang is er met Science Port Holland en de integrale ontwikkeling van de Noordas, het gebied ten noorden van Rotterdam. Onder de noemer Science Port Holland wordt een aantal bedrijvenparken ontwikkeld, dat zich richt op een mix van kennisintensieve bedrijven, zoals internationale R&D en kennisintensieve op de Randstad georiënteerde bedrijvigheid. De kracht van de Science Port ligt in de samenwerking met de aanwezige kennis in de regio (zoals de universiteiten van Rotterdam en Delft), de ligging nabij de luchthaven en een goede aansluiting op het netwerk van de Randstad. De drie deelgebieden Technopolis, Schieveen (getemporiseerd tot nader besluit) en Rotterdam The Hague Airport vormen het hart van Science Port Holland. De A13, de toekomstige A13-‐A16 en de A16 vormen, samen met de kennislocaties Brainpark en de Erasmus Universiteit, de A13 kennisboulevard. De Noordas-‐ontwikkeling maakt deel uit van Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam (RR2020) en omvat ondermeer Park Zestienhoven, herstructurering Meijersplein, Schieveen en de OV shuttle. Afspraken rijk – regio Met V&W en VROM afspraken maken over hinderbeperkende maatregelen (commissie Van Heijningen). Dit gaat in overleg met provincie Zuid-‐Holland, Rotterdam The Hague Airport en de gemeenten Schiedam en Lansingerland en de beide ministeries. In de luchtvaartnota wordt de ontwikkeling van het ‘niche’profiel zakenluchthaven van Rotterdam The Hague Airport ook bevestigd. Aandachtspunten/bijzonderheden De focus op het zakelijke profiel en de ontwikkeling als regeringsluchthaven moet plaatsvinden binnen de geldende geluidsnormen. Dit heeft tot gevolg dat er voor het heliverkeer gezocht wordt naar een locatie buiten de luchthaven. De commissie Van Heijningen (GS PZH) heeft een pakket met maatregelen aangeboden aan de minister dat moet bijdragen aan de maatschappelijke acceptatie van de luchthaven. Een aantal maatregelen is inmiddels uitgevoerd (terugdringen vertragingen en tariefdifferentiatie). Een werkgroep gaat aan de slag met het onderzoeken en uitvoeren van andere maatregelen uit het pakket.
21
9. IR20 – Economie: Herstructurering bedrijventerreinen Opdrachtgever / probleemeigenaar Rijk, provincie(s), gemeenten en het bedrijfsleven. Korte omschrijving Eind 2009 hebben partijen het Convenant Bedrijventerreinen 2010-‐2020 Rijk-‐IPO-‐VNG vastgesteld. Dit convenant vormt een uitwerking van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland waarin de ministeries van VROM, EZ, LNV, het IPO en de VNG gezamenlijk hun inzet voor Mooi Nederland verwoorden. Het Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen 2009-‐2013 Zuid-‐Holland (samengesteld met gemeenten, de regio’s en door GS vastgesteld op 24 maart 2010) is een uitwerking van het Convenant Bedrijventerreinen. Het convenant stelt dat partijen er gezamenlijk naar streven om in deze periode een herstructureringsopgave van 6500 bruto hectare in uitvoering te hebben genomen. Het Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen 2009-‐2013 Zuid-‐Holland geeft invulling aan het Zuid-‐ Hollandse deel van die opgave. De herstructureringsopgave voor bedrijventerreinen in Zuid-‐Holland bedraagt momenteel circa 3.300 hectare. Ambitie / probleem Het Herstructureringsprogramma beschrijft de ambitie van de provincie Zuid-‐Holland en de regionaal samenwerkende gemeenten op het gebied van de herstructurering van bedrijventerreinen voor de periode 2009 tot en met 2013. Op basis van de te decentraliseren rijksmiddelen en beschikbare provinciale middelen wordt ingezet op de herstructurering van circa 820 bruto hectare bedrijventerrein in genoemde periode. Er zijn nog geen afspraken gemaakt over de herstructureringsopgave en de financiering daarvan in de periode 2013-‐2020. Doel / effecten
De belangrijkste ruimtelijk-‐economische opgaven vertaald naar de volgende speerpunten: Kwantiteit: § realiseren van voldoende werklocaties op basis van een zorgvuldige planning; § nadruk op herstructurering van bestaande bedrijventerreinen; § behalen van ruimtewinst bij herstructurering van bedrijventerreinen. Kwaliteit: § bevorderen van de kwaliteit (o.a. beeldkwaliteit, beheer, duurzaam water-‐ en energiegebruik, bereikbaarheid) en landschappelijke inpassing van bedrijventerreinen; § leveren van een bijdrage aan het tegengaan van de verrommeling van het landschap. Deelprojecten Vanuit het Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen 2009-‐2013 Zuid-‐Holland zal voor de 820 hectare te herstructureren bedrijventerrein geput worden uit de projectenlijst die in totaal 1270 hectare bruto beslaat. De projecten zijn via de regionale economische overleggen aangedragen door gemeenten. De regio Midden-‐Holland heeft 7 projecten op de lijst staan. Regio Holland Rijnland: 18, regio Zuid-‐Holland Zuid: 16, regio Rijnmond: 12 en regio Haaglanden: 10. Zie het Herstructureringsprogramma voor verdere details. Planning en financiering per deelproject Zie afspraken Rijk-‐regio. Geografische ligging Projecten uit het provinciaal herstructureringsprogramma liggen verspreid over heel Zuid-‐Holland. Grote projecten uit het programma zijn o.a. Merwedehavens (Dordrecht), Groote Lindt/De Geer (Zwijndrecht), Plaspoelpolder (Den Haag), Wilhelminahaven (Schiedam) en Spaanse Polder (Rotterdam).
22
9. IR20 – Economie: Herstructurering bedrijventerreinen Samenhang Bedrijventerreinen (de herstructurering van bestaande maar ook de ontwikkeling van nieuwe terreinen) hebben een samenhang met investeringen en ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur en maken bovendien vaak deel uit van grootschalige gebiedsontwikkelingen en dienen daarom bij voorkeur integraal aangepakt te worden. Er is dus samenhang met IR03, IR04, IR05 en IR06. Veel van de bedrijventerreinen liggen langs de rivieren. Aandacht voor de waterveiligheid op lange termijn (versterken van waterkeren en/of adaptief ontwikkelen van buitendijkse terreinen) is dus nodig voor een duurzame ontwikkeling (zie IR10).Verder is er enige samenhang met HL02 en HR01. Herstructurering van die terreinen kan hier iets betekenen voor de gebiedsontwikkeling aldaar. Afspraken Rijk – regio De ambitie om 820 hectare bedrijventerrein te herstructureren in de periode 2009-‐2013 is vastgelegd in het herstructureringsprogramma en is een uitwerking van het Convenant Bedrijventerreinen 2010-‐2020 Rijk-‐ IPO-‐VNG. Voor de periode 2009-‐2013 bedraagt het totaal aan mogelijk beschikbaar komende publieke middelen voor de herstructurering in Zuid-‐Holland in eerste instantie € 56,9 miljoen. Dit bedrag is opgebouwd uit de decentrale rijksmiddelen van € 12,9 miljoen en de beschikbare provinciale middelen UHB van € 44 miljoen (waarvan in 2009 en 2010 inmiddels € 17 miljoen is toegekend aan projecten). Verwacht wordt dat gemeenten voor hetzelfde totale bedrag cofinancieren. In het Convenant Bedrijventerreinen 2010-‐2020 Rijk-‐IPO-‐VNG is ook afgesproken dat het Rijk middelen ten goede laat komen aan de herstructurering van een beperkt aantal FES-‐waardige bedrijventerreinen. Zuid-‐Hollandse partners zijn momenteel in gesprek met het Rijk om te komen tot twee Zuid-‐Hollandse FES-‐projecten in het Havengebied. Aandachtspunten / bijzonderheden De afspraken met het Rijk over de herstructureringsopgave tot en met 2013 liggen vast. Voor de periode na 2013 tot uiterlijk 2020 moeten nog aanvullende afspraken worden gemaakt. Het Rijk beoordeelt in 2013 (op basis van de evaluatie van de aanpak en voortgang van de inhaalslag herstructurering) de omvang en de verdeling van de rijksmiddelen na 2013 tot uiterlijk 2020. Financiering van de herstructurering van bedrijventerreinen staat momenteel los van de MIRT-‐ investeringen. Voor de periode na 2013 zijn er nog geen afspraken gemaakt over de financiering. Mogelijk kan het MIRT hierin een functie vervullen. De samenhang tussen bedrijventerreinen en infrastructurele en ruimtelijke investeringen biedt hiervoor de basis.
23
10. RD01 – Economie: Rotterdam Zuid en Stadshavens Opdrachtgever / probleemeigenaar Gemeente Rotterdam (bij Stadshavens werkt de gemeente Rotterdam nauw samen met het Havenbedrijf Rotterdam N.V. op basis van een samenwerkingsovereenkomst) Korte omschrijving De ontwikkeling van Stadshavens en de kwaliteitssprong op Zuid zijn van grote betekenis: op zichzelf en voor elkaar. De samenhang heeft te maken met kansen voor ondernemers, het benutten van talent, het versterken van de stad, versterken van economie, en water en klimaat. Rotterdam Zuid: op Zuid zijn er kansen (jonge bevolking, arbeidspotentieel), maar er zijn tegelijkertijd grote sociaal-‐economische problemen met fysieke aspecten. Het woon-‐ en leefmilieu blijft sterk achter en er is sprake van selectieve migratie. De grote slechte en goedkope woningvoorraad houdt de kansarme instroom in stand en de doorstroom hoog. Grote groepen bewoners maken onvoldoende gebruik van de ontwikkelkansen van de stad. De opgave heeft zijn weerslag op het vestigingsklimaat in de omgeving. Voor het functioneren van stad en regio, en om economische kansen in Stadshavens en de Binnenstad optimaal te benutten, is een fysieke, sociale en economische kwaliteitsverbetering voor Zuid nodig. Stadshavens: door de verschuiving van havenactiviteiten naar het westen ontstaat er ruimte voor transformatie van oude havengebieden nabij de stad. Stadshavens is een gebied van 1600 ha voor intensivering van (deels bestaande) bedrijvigheid, hoogwaardige vestigingsmilieus aan het water voor wonen, werken en voorzieningen. Het biedt ruimte voor innovatie op het gebied van water en klimaat. Stadshavens stimuleert daarmee de prioritaire economische clusters zoals het HIC (haven en industrieel complex) alsook de Clean Tech sector (o.a. locatie voor het Nationaal Watercentrum). Het is zowel een economische vernieuwingsopgave als een integrale gebiedsontwikkeling. Ambitie / probleem Rotterdam Zuid: De afgelopen jaren is o.a. door het Rijk, de gemeente Rotterdam en corporaties geïnvesteerd in Rotterdam Zuid (Hoogvliet, Katendrecht, Kop van Zuid). Zuid gaat vooruit, maar behoudt de relatieve achterstand. Een lange adem, focus en versnelling zijn nodig. Het gaat om de wijken in het kerngebied van Zuid die in Rotterdam het slechtst scoren op de sociale-‐ en veiligheidsindex en een grote eenzijdige, particuliere woningvoorraad met weinig waardecreatie kennen. Stadshavens ontwikkelt zich tot een gebied met een hoogwaardig vestigingsklimaat voor zowel haven-‐ en transportbedrijven als innovatieve bedrijven en kennisinstituten. Innovatie is het sleutelwoord waarbij het uitgangspunt is het sterker maken van wat sterk is (Pieken in de Delta, Randstad 2040). De transformatie draagt bij aan ontwikkeling van internationale allure, versterken van de internationale concurrentiepositie van de Randstad en verdichting van bestaand stedelijk gebied. Relevante beleidsdocumenten: RR 2020, Stadsvisie Rotterdam, Randstad 2040, Randstad Urgent en Pieken in de Delta. Doel / effecten
Op Zuid gaat het om het creëren van condities waardoor mensen vooruit kunnen komen. De kwaliteitssprong moet een eenduidige, samenhangende en duurzame systeemaanpak (fysiek, sociaal, economisch), waarmee ook het vertrouwen op Zuid wordt versterkt. Het vraagt een aanpak van de slechtste wijken in combinatie met de economisch kansrijke gebieden: Stadshavens, Stadionpark, Hart van Zuid, Zorgboulevard. Onderdelen van de kwaliteitssprong: § Talenontwikkeling: jeugd en onderwijs; § Werk en inkomen; § Differentiëren van woonmilieus. Randvoorwaarde: Kwaliteitssprong maken in de OV-‐bereikbaarheid. Stadshavens: versterking van de economische structuur van stad en haven én aantrekkelijke en hoogwaardige woon-‐ en werkmilieus. Concrete resultaten tot 2025: § 5000 nieuwe woningen op en nabij het water, in een rustige en stedelijke omgeving; § 30 hectare herontwikkeling van de voormalige RDM-‐terreinen; 10 hectare met stedelijke functies in Rijn-‐ en Maashavengebied; 60 hectare maritieme dienstverlening aan de Waalhaven oostzijde, met ca.
24
10. RD01 – Economie: Rotterdam Zuid en Stadshavens § § § §
1,2 miljoen vierkante meter kantoren en bedrijven; 40 hectare delta technology en creatieve bedrijven in de Merwe-‐ en Wierhavens; Nieuwe stedelijke attracties als de SS Rotterdam met jaarlijks 200.000 bezoekers; Onderwijs voor ten minste 1000 studenten; 13.000 nieuwe arbeidsplaatsen Verdubbeling van de containeroverslag tot 2,4 miljoen TEU in 2025, doorgroeiend naar 3,6 miljoen TEU; Intensivering van haventerreinen voor distributie en stukgoed, waaronder fruit.
Deelprojecten Rotterdam Zuid: Tot 2020 zijn fysieke uitvoeringsprojecten: 1) Kop van Zuid, Parkstad, Katendrecht; 2) (Ver)nieuwbouw woningen in oude wijken van Feijenoord; 3) Beheer en aankoop woningen in de oude wijken; 4) Transformatie woningvoorraad (omzetten gestapeld in grondgebonden) in de tuinsteden; 5) Stadionpark; 6) Hart van Zuid 7) Stadshavens; 8) Start met Zuidtangent (verbeteren positie Zuid in het Randstedelijk OV-‐netwerk). Stadshavens: Van 2007 tot 2040 zijn de uitvoeringsprojecten van Stadshavens: 1) Katendrecht; 2) Rondje Rijnhaven; 3) Voorinvesteren Maashaven; 4) Entree Sluisjesdijk; 5) Waalhavenboulevard; 6) Distripark Waalhaven Zuid; 7) Short sea hub Eemhaven; 8) RDM Campus 9) Maritieme (maak)industrie; 10) Marconi freezone; 11) Innovatiecluster Clean Tech Delta; 12) OV over water. Planning en financiering per deelproject 1 2 3
Huidige MIRT-‐status Kwaliteitssprong op Zuid: Onderzoeksfase Uitvoeringsprojecten op Zuid Diverse fasen Stadshavens Planontwikkeling
Realisatie 2010 -‐ 2030
Indicatie kosten PM
Indicatie dekking PM
2010 -‐ 2030
PM
PM
2007-‐2040
8 miljard (zowel publiek als privaat)
PM
Samenhang Samenhang: DS01, IR02, IR09, IR19, IR23, HL01, IR03, IR04, IR05, IR10, IR11, IR20, IR21 Afspraken rijk – regio Proces-‐ en financieringsafspraken: § Stadshavens krijgt een FES-‐bijdrage van 31 miljoen. Voor de verdere ontwikkeling en uitvoering is van alle partijen langjarig commitment nodig; verdere rijksbetrokkenheid in een vorm á la de sleutelprojecten met bijbehorend financieel-‐juridisch instrument; § Het Water & Delta cluster is een van de (toekomstige) Pieken in de Delta. Gezamenlijke inspanning (Overheid, ondernemingen, kennisinstellingen) is nodig voor de profilering en het tot stand komen van het Nationaal Water Centrum. Rijk (V&W) en private partijen hebben intentieverklaringen ondertekend. § Op verzoek van de minister van Wonen, Wijken en Integratie onderzoekt het team Deetman/Mans de opgaven en kansen op Rotterdam Zuid en komt met een advies voor een aanpak. Aandachtspunten/bijzonderheden Stadshavens: Kaderstelling in Structuurvisie 2025 (opmaat naar bestemmingsplanherzieningen). De uitvoering is in volle gang: woningbouw Katendrecht, kantoorontwikkeling Waalhaven, RDM Campus, innovatiecluster Clean Tech Delta, Dakpark. Het OV over water is gedeeltelijk gerealiseerd. De waterbus vaart en de komende jaren wordt het netwerk uitgebreid en de frequentie geïntensiveerd. De Crisis-‐ en Herstelwet speelt mogelijk een rol bij het versnellen van de uitvoering.
25
11. RD02 – Economie: Rotterdam Centraal District Opdrachtgever / probleemeigenaar Stadsregio Rotterdam/gemeente Rotterdam. Korte omschrijving Een succesvolle binnenstad blijkt internationaal gezien een basis voor succesvolle steden. Rotterdam bezit naast de “buitenstedelijke” mainport aanvullende internationaal-‐economische kracht in de sectoren haven gerelateerde zakelijke dienstverlening, waterbouw, klimaat en nieuwe energie. Voor een belangrijk deel van deze sectoren is het vestigingsklimaat in de binnenstad van groot belang. Daarnaast voert de binnenstad de lijst aan met de meeste arbeidsplaatsen per gebied in Rotterdam. De binnenstad is daarom het economische hart van Rotterdam naast de Rotterdamse haven. Met de HSL en het nieuwe centraal station is een basis gelegd voor een hoogwaardige vestigingslocatie. In de periode 2010-‐2020 vindt dan ook kantoorontwikkeling plaats in het Centraal District. Andere ontwikkelingen in de binnenstad: kantoorontwikkeling Wilhelminapier, Markthal in het Laurenskwartier herontwikkeling rond de Coolsingel van het Postkantoor en ABN-‐AMRO gebouw en ontwikkeling van Hoboken. Ambitie / probleem
Ontwikkeling Rotterdam Binnenstad: § kantoorontwikkeling in het Centraal District en op de Wilhelminapier om te bouwen aan hoogwaardige vestigingslocaties; § binnenstedelijk ruimte bieden voor groot deel van de woningbouwopgave (centrumstedelijke woonmilieus); § verhogen van aantrekkelijkheid en verblijfsklimaat door verbreding van het cultuurprogramma gericht op voorzieningen voor kleinschalige initiatieven en ingrepen om de aantrekkelijkheid van de buitenruimte te verhogen. Doel / effecten (Verder) verbeteren van internationale concurrentiepositie en binnenstedelijk verdichten. Randstad 2040: met realisatie van centrumstedelijke woonmilieus vormt de binnenstad een belangrijk onderdeel van de strategie voor binnenstedelijke verdichting. Planning en financiering Huidige MIRT-‐status Centraal District In uitvoering
Realisatie Tot 2020
Indicatie kosten 500 miljoen
Indicatie dekking 500 miljoen
Geografische ligging Binnenstad Rotterdam Samenhang Samenhang met IR02, IR05, IR07, IR16, IR19, IR21 Afspraken rijk – regio De binnenstad vormt een belangrijke schakel in het realiseren van diverse ambities (internationale concurrentiepositie, binnenstedelijke verdichting, e.d.). Gezamenlijk met het rijk wordt de komende jaren Rotterdam CS afgerond. Ook op andere plekken in de binnenstad vinden ontwikkelingen plaats ter versterking van het vestigings-‐ en verblijfsklimaat. Voor een groot deel is daarbij sprake van private investeringen. In de periode 2010-‐2020 is op onderdelen Rijksbetrokkenheid aan de orde, bijvoorbeeld voor een effectieve inzet van de Crisis-‐ en herstelwet. Op lange termijn is de HSL-‐oost van belang om de internationale bereikbaarheid van de binnenstad verder te versterken. Aandachtspunten/bijzonderheden
26
11. RD02 – Economie: Rotterdam Centraal District
De genoemde kosten en dekking gelden voor het project Rotterdam Centraal District. Dit project bevat een deel van de ontwikkelingen in de binnenstad.
27
15. IR19 – Verstedelijking: Ontwikkeling programma Stedenbaanlocaties Opdrachtgever / probleemeigenaar Dagelijkse Besturen Zuidvleugelpartners samen met NS en ProRail. Korte omschrijving In de Zuidvleugel en Zuid-‐Holland ligt de nadruk op 80% (afgesproken binnen de verstedelijkingsstrategie) van de opgave bouwen in bestaand stedelijk gebied. Door binnenstedelijk uit te breiden, blijft het landschap open en groen, trekken de steden meer arbeidskrachten en bedrijvigheid aan, en worden de bestaande infrastructuur en het openbaar vervoer beter benut. Er is een groot tekort aan centrumstedelijke woonmilieus. De locatie binnen het invloedsgebied van Stedenbaan voorzien daarin. Dit bouwprogramma is onderdeel van de integrale aanpak van het Stedenbaanprogramma van de Zuidvleugel samen met NS en ProRail waarin verstedelijking rond stations wordt gecombineerd met verbetering van de ketenmobiliteit, vergroten van de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stationslocaties en verbetering van de trein (nieuwe stations, spoorboekloos rijden). Ambitie / probleem Uitgangspunt is in 2020 minimaal 25.000 woningen rond haltes van Stedenbaan te ontwikkelen. De ambitie is om 50.000 woningen te ontwikkelen. Globaal zal circa 45% van de totale woningbouwopgave en circa 70% van de kantorenontwikkeling in de Zuidvleugel nabij Stedenbaanstations plaatsvinden. De Zuidvleugelambitie is om ruim 50.000 van de beoogde 115.000 woningen als netto voorraaduitbreiding bij 2 de Stedenbaanstations toe te voegen en circa 1 miljoen m kantoorvloer van de netto toevoeging van in 2 totaal circa 1,5 miljoen m . Voor de totale Zuidvleugel gaat het om 70% van de woningbouwopgave en 90% van de kantoorontwikkeling. Bovendien hebben de partners afgesproken commerciële en niet-‐commerciële voorzieningen te bundelen rond de stations. Zoals bij alle binnenstedelijke locaties is de realisatie van de Stedenbaanlocaties complex en duur. Daarbij komt dat de Stedenbaanlocaties via het spoor onderling samenhangen zodat de verstedelijkingsprogramma’s onderling moeten worden afgewogen en geprioriteerd door de Zuidvleugelpartners. De huidige bouwcrisis maakt dit vraagstuk des te pregnanter. Voor de locaties in Drechtsteden en langs de spoorlijn Rotterdam-‐Gouda (waaronder Rotterdam Blaak, Central Business District, Rotterdam Alexander en spoorzone Gouda) speelt daarnaast de problematiek van de externe veiligheid in relatie tot het goederenvervoer over het spoor. Belangrijk aangrijpingspunt bij deze vastgoedontwikkeling in crisistijd is doorgaande inzet van de overheden en spoorpartijen in het verbeteren van de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van stationslocaties. Een goede bereikbaarheid van de spoorgebieden, voldoende en goede fiets-‐ en autoparkeervoorzieningen en zorgen voor een aantrekkelijke, goed beheerde en onderhouden omgeving en sociale veiligheid zijn hierin aangrijpingspunten. Doel / effecten De binnenstedelijke bundeling van ruimtelijk programma binnen het invloedgebied van de stations versterkt de concurrentiekracht van de steden en het draagvlak voor stedelijke voorzieningen, waaronder het openbaar vervoer. Daarnaast maakt uitvoering van het integrale Stedenbaanprogramma het voor NS mogelijk om 10 à 15 jaar eerder spoorboekloos (iedere 10 minuten) te gaan rijden met de Sprinter op de Oude Lijn (Leiden-‐ Dordrecht), mits voldoende spoorcapaciteit wordt gerealiseerd (relatie IR07). De corridor Leiden-‐ Dordrecht kan zich dan ontwikkelen tot ruggengraat van het Zuidvleugelnet OV (IR03). Daarnaast zorgt het Stedenbaanprogramma voor het draagvlak om nieuwe stations te kunnen openen. Vooralsnog wordt hierbij voorzien in de stations Sassenheim (2012), Bleizo (2013), Schiedam Kethel (2015-‐ 2020), Rotterdam Stadionpark (2015-‐2020), aanpassing van de stations in zuid Dordrecht (2015-‐2020), Gouweknoop (voor 2020). Deelprojecten
28
15. IR19 – Verstedelijking: Ontwikkeling programma Stedenbaanlocaties
Grotere gebieds-‐ en vastgoedontwikkelingsprojecten bij Stedenbaanstations: 1. Hillegom ontwikkeling woonwijk 10. Bleizo 2. Stationsgebied Leiden Centraal 11. Rotterdam NSP en Central Business District 3. Den Haag Nieuw Centraal en Nieuw Centrum 12. Rotterdam Blaak (onder andere Markthal) 4. Knoop Moerwijk Den Haag 13. Rotterdam Alexander 5. Ypenhage/Ypenburg Den Haag 14. Rotterdam Stadionpark 6. Nieuw Binckhorst Den Haag/station Voorburg 15. Rotterdam Lombardijen (Zorgboulevard) 7. Spoorzone Delft 16. Maasterras Drechtsteden 8. Delft-‐Zuid/TIC Delft (Zwijndrecht/Dordrecht) 9. Schieveste Schiedam 17. Spoorzone Gouda Randvoorwaardelijke projecten binnen Stedenbaanprogramma: 18. Realisatie nieuwe stations 19. Realisatie fietsparkeervoorzieningen 20. Realisatie P+R-‐voorzieningen 21. Afronding belevingsonderzoek en uitwerken afspraken verbetering kwaliteit stationsomgeving 22. Vaststellen beheerovereenkomsten en veiligheidsarrangementen Planning en financiering per deelproject
Huidige MIRT-‐status PM PM PM
Realisatie 2010-‐2020 2010-‐2020 2015-‐2020
Indicatie kosten
Indicatie dekking
Geografische ligging PM Samenhang Samenhang met IR01 (Basisnet), IR03 (Zuidvleugelnet), IR07 (Bereikbaarheid: personenvervoer hoofdspoorverbindingen), IR08 (Bereikbaarheid: Verbetering externe veiligheid spoor). Afspraken Rijk – regio Procesafspraken en financieringsafspraken. De Stedenbaanlocaties zijn (ook) veelal complexe binnenstedelijke locaties waar een faciliterende rol van het Rijk aan de orde is. Helderheid in OV-‐ investeringen en OV-‐kwaliteit zijn belangrijke voorwaarden voor realisatie van de ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Maar ook het verminderen van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en het verbeteren van de luchtkwaliteit zijn bijvoorbeeld issues. Commitment van het Rijk is van belang voor de verstedelijkingsstrategie en economische strategie en een mogelijke toepassing van onorthodoxe maatregelen. VenW draagt via diverse programma’s (waaronder Ruimte voor de Fiets en Actieplan Groeien op het Spoor) bij aan de realisatie van de voorzieningen voor ketenmobiliteit. Aandachtspunten / bijzonderheden Inzet van de Zuidvleugel is om de inhoudelijke en organisatorische samenhang tussen Zuidvleugelnet, Stedenbaan en Programma Hoogfrequent Spoorvervoer te versterken. Hierover worden najaar 2010 besluiten genomen.
29
16. IR21 – Verstedelijking: Realisatie Verstedelijkingsopgave Zuidvleugel Opdrachtgever / probleemeigenaar Rijk (VROM/WWI) en regio (BPZ). Korte omschrijving
§ §
Strategie voor realisatie (financiering en uitvoering) van verstedelijking (hoofdzakelijk binnenstedelijke gebiedsontwikkeling) in de (Zuidelijke) Randstad; Van ‘klassieke’ (kwantitatieve) woningbouwopgave naar integrale (kwantitatief én kwalitatief) verstedelijking.
Ambitie / probleem §
§
Totaal periode 2010-‐2020: afgesproken taakstelling: 175.000 woningen (115.000 uitbreiding en 60.000 compensatie/sloop); totaal periode 2020-‐2030: afgesproken taakstelling: 50.000 woningen uitbreiding (sloop onbekend); Focus op de stad: nadruk op binnenstedelijk bouwen (regio ambitie 80% = 140.000 woningen) en tegelijkertijd toegankelijk landschap; Balans in vraag en aanbod: differentiatie en afstemming in woonmilieus; Infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling koppelen (ontwikkeling en investeringen).
§ § Relevante documenten: Nota Ruimte & Randstad 2040 (Rijk) en Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel (regio). Doel / effecten § §
Versterken van het vestigingsklimaat van de Zuidvleugel als metropolitane regio; De ruimtelijke ontwikkeling van de Zuidvleugel moet voornamelijk (ambitie 80%) door binnenstedelijke transformatie en in samenhang met (openbaar) vervoernetwerk tot stand komen.
Deelprojecten 1.
2. 3. 4.
Binnenstedelijk bouwen: totaal periode 2010-‐2020: afgesproken taakstelling: 175.000 woningen (115.000 + 60.000) (vervolgens verdeling naar deelregio); totaal periode 2020-‐2030: afgesproken taakstelling: 50.000 woningen, exclusief compensatie/sloop; Balans vraag en aanbod: meer centrumstedelijke milieus enerzijds en groenstedelijke en landelijke milieus anderzijds; Metropolitaan Landschap: Hof van Delfland; Duin, Horst en Weide; Deltapoort; Iconen: Maasterrassen en Stadshavens aan de grote rivieren, Scheveningen aan de kust, Valkenburg in de kustzone, Rode waterparel in de Zuidplaspolder en hoogstedelijk Central District en Nieuw Binckhorst.
Planning en financiering per deelproject 1 2 3 4
Huidige MIRT-‐status PM PM PM PM
Realisatie 2010-‐2020
Indicatie kosten Ntb
Indicatie dekking
Geografische ligging
30
16. IR21 – Verstedelijking: Realisatie Verstedelijkingsopgave Zuidvleugel
Samenhang Samenhang is er met de thema’s infrastructuur (waaronder Zuidvleugelnet inclusief Stedenbaan), landschap (metropolitane landschappen) IR09, economie en met de deelprogramma’s HL01, HL02IR10, IR13, RD01 en RD02. Afspraken Rijk – regio Financieringsafspraken en afspraken over (proces om te komen tot) gezamenlijke inzet en strategie om de integrale verstedelijkingsafspraken voor (voornamelijk binnenstedelijke) verstedelijking én (bijbehorende) infrastructuur en groen-‐blauw te realiseren. Aandachtspunten / bijzonderheden
31
17. IR26 – Verstedelijking: Opgave wonen Groene Hart
Opdrachtgever / probleemeigenaar BBG, Rijk (VROM/WWI en LNV) en regio (Stuurgroep Groene Hart). Korte omschrijving De strategie wonen voor het Zuid-‐Hollandse deel van het Groene Hart moet ervoor zorgen dat de gebieden voorzien zijn en blijven van goede basisvoorzieningen met een eigen, herkenbare identiteit, die samen de basis vormen voor een aantrekkelijke leefomgeving en sterke regionale economie. Gezamenlijke thema’s in het Groene Hart zijn dan ook het bouwen van de opgave en met landschappelijke kwaliteit, de omgang met strategische voorraadtoevoeging en het bieden van basisvoorzieningen in relatie tot regionale voorzieningen. Ambitie / probleem Voor het Groene Hart kan een strategie wonen de gezamenlijke ambitie en opgave benoemen en kansen voor de regio bieden. Op dit moment staat de sociaal-‐economische vitaliteit onder druk. Dat is het gevolg van wezenlijke veranderingen in de agrarische werkgelegenheid, de mogelijkheden tot scholing en de veranderende bevolkingssamenstelling. Kleine kernen hebben te maken met een teruglopend voorzieningenniveau en een afnemende bereikbaarheid daarvan, en met processen van schaalvergroting. Doel / effecten Totaal periode streefprogramma van ca. 20.000 woningen voor het Zuid-‐Hollandse gedeelte van het Groene Hart in de periode 2010-‐2019 bouwen, waarvan 50% binnen BSD (vervolgens verdeling naar deelregio); § Balans in vraag en aanbod: differentiatie en afstemming in woonmilieus. Vraag en aanbod van woonmilieus wordt in balans gebracht. Bij het bepalen van deze vraag wordt aangesloten bij regiospecifieke invullingen van woonmilieus. De regio’s onderzoeken op welke manier de woningvraag kan worden gekoppeld aan regionale economische heroriëntatie. Daarbij valt te denken aan agrarisch recreatieve werkgelegenheid en ecologische zelfvoorziening. Onderdeel van de opgave is om meer aanbod van goedkope woningen voor starters en geschikte woningen voor senioren te realiseren. Daarnaast is een oriëntatie op strategische voorraadtoevoeging in relatie tot mogelijke krimp aan de orde. Relevante beleidsdocumenten: Nota Ruimte & Randstad 2040, Uitvoeringsprogramma Groene Hart 2007-‐ 2013 en Effectmonitoring 2009 Groene Hart, Programma Westelijke Veenweiden. §
Deelprojecten 1.
2. 3. 4.
Bouwen voor eigen behoefte en niet voor opvang vanuit de Zuidvleugel: ca. 20.000 woningen in de periode 2010-‐2019. Ruimtelijke ontwikkelingen voor wonen zijn mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt; Bouwen binnen én buiten bestaand stedelijk en dorpsgebied (BSD 2010): van het totaal aantal woningen wordt 50% gebouwd binnen BSD 2010 en 50% buiten BSD 2010; Vraag en aanbod van woonmilieus in balans brengen: bij het bepalen van deze vraag wordt aangesloten bij regiospecifieke invullingen van woonmilieus; Stad en land verbinden: het Groene Hart is met onder andere het groen, de recreatie en de ruimtelijke beleving complementair aan de stad.
Planning en financiering per deelproject 1 2 3
Huidige MIRT-‐status PM PM PM
Realisatie 2010-‐2020
Indicatie kosten ntb
Indicatie dekking
32
17. IR26 – Verstedelijking: Opgave wonen Groene Hart 4
PM
Geografische ligging
Samenhang IR03, IR09, IR14, IR19, IR21 en IR24, IRP Oude Rijnzone en IRP Merwedezone. Afspraken Rijk – regio Financieringsstrategie: afspraken over de gezamenlijke inzet en strategie. Aandachtspunten / bijzonderheden
33
18. IR27 – Verstedelijking: Opgave wonen Zuidwestelijke Delta
Opdrachtgever / probleemeigenaar BBG, Rijk (VROM/WWI en LNV) en regio (Stuurgroep Zuidwestelijke Delta). Korte omschrijving De strategie wonen voor het Zuid-‐Hollandse deel van de Zuidwestelijke Delta moet ervoor zorgen dat de gebieden voorzien zijn en blijven van goede basisvoorzieningen met een eigen, herkenbare identiteit, die samen de basis vormen voor een aantrekkelijke leefomgeving en een sterke regionale economie. Onderdeel daarvan is een kwaliteitsverbetering voor wonen, toerisme en recreatie. Gezamenlijke thema’s in de delta zijn het bouwen binnen de opgave en met landschappelijke kwaliteit, de omgang met strategische voorraadtoevoeging, het bieden van basisvoorzieningen in relatie tot regionale voorzieningen, en de omgang met recreatie-‐ en tweede woningen (deeltijdwonen). Ambitie / probleem De sociaal-‐economische vitaliteit staat onder druk. Dat is het gevolg van wezenlijke veranderingen in agrarische werkgelegenheid, de mogelijkheden tot scholing en de veranderende bevolkingssamenstelling. Kleine kernen hebben te maken met een teruglopend voorzieningenniveau en een afnemende bereikbaarheid daarvan, en met processen van schaalvergroting. Doel / effecten 1.
2.
Totaal periode streefprogramma van ca. 3350 woningen voor het Zuid-‐Hollandse gedeelte van de Zuidwestelijke Delta in de periode 2010-‐2019 bouwen, waarvan 50% binnen BSD (vervolgens verdeling naar deelregio). Voor de Hoeksche Waard geldt, als nationaal landschap, bouwen voor migratiesaldo nul (conform de Nota Ruimte). Bij de vaststelling van de PSV en de Provinciale Verordening Ruimte hebben Provinciale Staten besloten voor de regio Goeree Overflakkee uit te gaan van migratiesaldo nul; Balans in vraag en aanbod: differentiatie en afstemming in woonmilieus. Bij het bepalen van deze vraag wordt aangesloten bij regiospecifieke invullingen van woonmilieus. De regio’s onderzoeken op welke manier de woningvraag kan worden gekoppeld aan regionale economische heroriëntatie. Daarbij valt te denken aan maritiem-‐recreatieve werkgelegenheid, tweede woningen en een oriëntatie op de Rotterdamse haven met specifieke woonmilieus (dat betreft zowel de uitbreiding van de tweede Maasvlakte, als de ambitie voor de omvorming van bio-‐energiehaven). Onderdeel van deze opgave is om meer aanbod van goedkope woningen voor starters en geschikte woningen voor senioren te realiseren. Daarnaast is een oriëntatie op strategische voorraadtoevoeging in relatie tot mogelijke krimp aan de orde.
Relevante beleidsdocumenten: Nota Ruimte & Randstad 2040, Verslag van gesprekken met maatschappelijke sectoren in de zuidwestelijke delta, Verslag deltathema Wonen, diensten en cultuur tot 2050, Atlas van de Zuidwestelijke Delta en Veilig, Veerkrachtig, Vitaal, ontwerp-‐uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-‐2015+. Deelprojecten 1.
2. 3. 4.
Bouwen voor eigen behoefte en niet voor opvang vanuit de Zuidvleugel: ca. 3.350 woningen in de periode 2010-‐2019. Ruimtelijke ontwikkelingen voor wonen zijn mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt; Bouwen binnen én buiten bestaand stedelijk en dorpsgebied (BSD 2010): van het totale aantal woningen wordt 50% gebouwd binnen BSD 2010 en 50% buiten BSD 2010; Vraag en aanbod van woonmilieus in balans brengen: bij het bepalen van deze vraag wordt aangesloten bij regiospecifieke invullingen van woonmilieus; Land en stad verbinden: de delta is met onder andere het groen, de recreatie en de ruimtelijke beleving complementair aan de stad.
34
18. IR27 – Verstedelijking: Opgave wonen Zuidwestelijke Delta
Planning en financiering per deelproject 1 2 3 4
Huidige MIRT-‐status PM PM PM PM
Realisatie 2010-‐2020 2010-‐2020 2010-‐2020 2010-‐2020
Indicatie kosten PM PM PM PM
Indicatie dekking PM PM PM PM
Geografische ligging
Samenhang IR11, IR,21, IR24 en met MIRT VAR en MIRT Grevelingen. Afspraken Rijk – regio Afspraken over de gezamenlijke inzet en strategie. Aandachtspunten / bijzonderheden De Tweede Nationale Deltacommissie heeft aanbevolen om voor nieuwbouwplannen bij de keuze van wel of geen nieuwbouw op fysiek ongunstige locaties de keuze te baseren op een kosten-‐batenanalyse. Hierin moeten huidige en toekomstige kosten voor alle partijen zijn berekend. De kosten als gevolg van lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag of de samenleving als geheel worden afgewenteld, maar gedragen worden door degenen die ervan profiteren.
35
19. MH18 – Verstedelijking: Zuidplaspolder Opdrachtgever / probleemeigenaar Gemeentelijke regeling Regionale Ontwikkelorganisatie Zuidplas (ROZ) en gemeente Zuidplas. Korte omschrijving Op basis van de Nota Ruimte van het Rijk is enige jaren geleden gestart met de voorbereiding van een verstedelijkingsopgave voor de Zuidplaspolder. Dit is achtereenvolgens vastgesteld in een Intergemeentelijke structuurvisie (ISV) Zuidplas (2004) en het Intergemeentelijk Structuurplan (ISP) Zuidplas en de daarmee verband houdende Streekplanherziening Zuid-‐Holland-‐Oost Zuidplas (2006). In 2007 is de woonvisie Zuidplaspolder vastgesteld. In 2009 zijn de meeste bestemmingsplannen vastgesteld. In verband daarmee is een Startpakket 2010-‐2020 vastgesteld, omvattende 7000 woningen, 110 ha bedrijfsterrein, groen en infra (Moordrechtboog, parallelstructuur A12, fietspaden). Ook is in deze plannen voorzien in de ontwikkeling van 280 ha glas, waarvan 80 ha is bestemd voor de transitie van verspreid liggend glas. Het bestemmingsplan Gouweknoop (vooral voor de infrastructuur) zal in 2010 worden vastgesteld voor de Rijksprocedure MIRT (bekostiging infra). De Rode Waterparel is een Verstedelijkingsicoon van de Zuidvleugel. Het omvat 1300 woningen in het duurdere marktsegment. Daarnaast is van belang: natuurontwikkeling inclusief waterberging. Ambitie / probleem Streven is om met de Rode Waterparel het topsegment in Zuid-‐Holland te accommoderen. De Rode Waterparel is essentieel voor de ontwikkeling van de Zuidplaspolder, vooral infrastructuur. Ambitie is de concurrentiekracht te versterken van de driehoek RZG Zuidplas. Bouwen in een diepe polder als deze vraagt om innovatieve en duurzame oplossingen met het oog op een klimaatbestendige ontwikkeling. Doel / effecten Invulling van de verstedelijkingsbehoefte in de Zuidvleugel en een integrale benadering van verstedelijking, bedrijventerrein, glastuinbouw, natuur, waterberging en ontsluiting. Deelprojecten 1. 2. 3. 4.
Rode Waterparel icoon van verstedelijking: landelijk wonen in een natuurlijke omgeving; 200 ha nieuw duurzaam en innovatieve glastuinbouw (CO2-‐levering, energieweb, waterhergebruik); Nieuwe natuur en recreatie in Restveen en Groene Waterparel; Nieuwe infrastructuur: Gouwelaan en Moordrechtboog.
Planning en financiering Rode Waterparel Huidige MIRT-‐status Het bestemmingsplan Rode Waterparel is in 2009 vastgesteld; er lopen nog beroepsprocedures bij de Raad van State
Realisatie 2015-‐2020
Indicatie kosten In dit plan is een bijdrage aan de bovenplanse hoofdinfrastructuur (parallelstructuur A12) en regionaal groen voorzien van resp. 20 miljoen en 10 miljoen
Indicatie dekking De dekking moet worden gevonden in de bestemmingsplan-‐ exploitatie
Geografische ligging
36
19. MH18 – Verstedelijking: Zuidplaspolder
Gelegen ten noorden van de A20, ten westen van de Bredeweg en ten zuiden van de Zuidelijke Dwarsweg. Samenhang Zuidvleugelnet koppelen met stoptrein Rotterdam Gouda, dan wel metro Calandlijn met RijnGouwelijn cq. spoorlijn Den Haag -‐ Gouda (IR03), infrastructuur doorstroming hoofdwegennet (A12/A20) Gouwelaan en Moordrechtboog (IR05), Zuidvleugel Groenstructuur: Restveen, Groene Waterparel en Ringvaartpark (IR09), Ruimte voor reconstructie in de Greenport Westland-‐Oostland-‐Zuidplaspolder 200 ha (IR15) en Stedenbaanhalte Gouweknoop/Westergouwe (IR19). Afspraken Rijk – regio Vanuit het budget van de Nota Ruimte is een rijksbijdrage gereserveerd voor de versnelling van de aanleg van de Groene Waterparel (bovenregionale groenstructuur); de ontsluiting van de locatie is mede vastgelegd in het in 2010 vast te stellen bestemmingsplan Gouweknoop (gemeente Zuidplas en gemeente Waddinxveen, dit laatste met een inpassingsplan van de provincie Zuid-‐Holland). Aandachtspunten / bijzonderheden De provincie onderzoekt of een meervoudige publieke ontwikkelentiteit tot de mogelijkheden behoort. Afronding van de studie hiertoe 31 december 2010. Voor het overige vindt periodiek overleg plaats tussen gemeente Zuidplas en de private ontwikkelpartijen in het gebied. De afronding van de beroepsprocedures bij de Raad van State wordt eind 2010 verwacht.
37
21. IR09 Landschap: Kwaliteitsimpuls Zuidvleugel Groenstructuur Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministeries van LNV, VROM, VenW, Provincie Zuid-‐Holland, stadsregio’s en betrokken gemeenten. Korte omschrijving Door de keuze voor binnenstedelijke verdichting in de Zuidvleugel wordt het landschap gespaard. Aantrekkelijk groen in de nabijheid van de woning is essentieel voor het (internationaal) woon-‐ en werkklimaat van deze regio. In deel A van de gebiedsagenda is de ambitie opgenomen om het groen binnen tien minuten bereikbaar te maken. De rode en groene ontwikkelingen worden daarom in samenhang bekeken. De centrale opgave voor de Zuidvleugel is om hier groenblauwe topkwaliteit te realiseren waardoor het (internationale) vestigingsklimaat verbetert. Hiervoor is het noodzakelijk dat de verbindingen tussen stad en land hersteld worden, dat de toegankelijkheid van het landschap verbetert en dat de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Ambitie / probleem Rijk en regio hebben voor de Zuidvleugel de ambitie om in ruimtelijk, sociaal-‐economisch en culturele zin de verbindingen tussen stad en land te herstellen. Het ommeland moet onderdeel worden van de dagelijkse woonomgeving. Er is een paradigmawisseling nodig om de (beleidsmatig en praktisch) gescheiden werelden van de steden en het landelijke gebied bij elkaar te laten komen. Bij de nieuwe benadering staat het streven naar een daadwerkelijk samenhangend landschappelijk netwerk voor stad en land centraal: de Zuidvleugel Groenstructuur. De focus wordt verlegd van de realisatie van vlakgroen naar kwaliteitsverbetering van het bestaande landschap en het realiseren van ontbrekende schakels in de recreatieve en ecologische verbindingen. Om voortvarend aan de slag te kunnen met projecten voor de noodzakelijke kwaliteitsslag is koppeling van sectorale programma’s noodzakelijk en moeten nieuwe financieringsvormen gevonden worden. Daarnaast is koppeling van investeringen in het landschap aan grote stedenbouwkundige, waterhuishoudkundige en infrastructurele ontwikkelingen essentieel. Doel / effecten
§
§
§
Stad-‐landverbindingen: voor Rotterdam en Den Haag is het kader van het stad-‐landprogramma G4P3 een uitvoeringsprogramma gemaakt voor het aanleggen van nieuwe fiets-‐, wandel-‐, en vaarverbindingen naar de landschappen rond de stad. In een gezamenlijke inspanning van de groensector met de verkeers-‐ en vervoerssector zijn quick wins mogelijk: kruisen van grote infrastructurele barrières, ontbrekende schakels aanleggen en kwaliteit van bestaande routes. Opschaling van het G4P3-‐programma tot een uitvoeringsprogramma voor de hele Zuidvleugel is gewenst zodat alle inwoners van de steden sneller het landschap kunnen bereiken en de betrokkenheid toeneemt; Groene stadsranden: tot 2013 worden er op verschillende locaties nieuwe recreatiegebieden aan de stadsranden toegevoegd via het programma Recreatie om de Stad (RodS) of wordt verrommeling (bijvoorbeeld door glastuinbouw) gesaneerd. Na 2013 zijn op verschillende locaties nog nieuwe hectares recreatiegebied (RodS) gepland of zijn zoeklocaties (Noordrand Hoeksche Waard, Merwedezone) benoemd vanuit de Provinciale Structuurvisie. De noodzaak om deze projecten te realiseren moet in een breder kader worden afgewogen. De bestaande buitenstedelijke recreatiegebieden hebben een laag inrichtingsniveau en een beperkt recreatief programma. Er is een tweede ronde van investeringen nodig om een hogere kwaliteit te bereiken. Aan de stedelijke zijde wordt vaak al geïnvesteerd in verbetering van de grote stadsparken. Door deze stadsparken in samenhang met de buitenstedelijke recreatiegebieden te herstructureren ontstaan groene stadsrandzones waar verstedelijking en groenontwikkeling elkaar versterken; Poorten: om de toegankelijkheid van het landschap vanuit de steden te verbeteren wordt de aanleg van recreatieve poorten nagestreefd. Een poort is een herkenbaar hoofdentree voor de bezoeker aan het landschap: een knooppunt van fiets-‐ en wandelroutes die ook goed bereikbaar is voor andere vervoersvormen, voorzien van een parkeerplaats, een OV-‐halte, informatiepunt en horeca of attractie. 38
21. IR09 Landschap: Kwaliteitsimpuls Zuidvleugel Groenstructuur Deelprojecten 1. 2.
3.
4.
Afmaken Recreatie om de Stad (RodS): voor de provincie en regionale partners is het uitgangspunt om de bestaande afspraken uit 2007 (taakstelling in hectares) voor RodS geheel uit te voeren; Realisatie stad-‐landverbindingen: het bestaande G4P3-‐programma wordt uitgebouwd tot een provinciebreed Recreatief Ontsnipperingsprogramma. Dit onderdeel heeft prioriteit voor de Zuidvleugel; Kwaliteitsimpuls groene stadsranden: om zicht te krijgen op de noodzakelijke ingrepen in de stadsrandzones (nieuwe gebieden aanleggen en kwaliteit verbeteren van bestaande terreinen) zal het concept van de groene stadsranden verder uitgewerkt moeten worden. Daarom wordt een specifiek onderzoeksproject voorgesteld. De benodigde ingrepen worden onderdeel van het totale programma voor de Zuidvleugel Groenstructuur; Realisatie poorten: er zijn verschillende concrete initiatieven voor het aanleggen van poorten zoals in Hof van Delfland, Wijk en Wouden en het Hollands Plassengebied. Voor het ontwikkelen van deze eerste tranche van poorten is nog geen financiering beschikbaar, soms wel voor deelprojecten. Voorzieningen worden op commerciële basis ontwikkeld, maar voor het aanpassen van (rijks)infrastructuur en het creëren van randvoorwaarden is financiering vanuit de overheid nodig. Dit onderdeel heeft prioriteit voor de Zuidvleugel.
Planning en financiering per deelproject 1
Huidige MIRT-‐status Nvt
Realisatie Tot 2013
2a
Agenderen
1 tranche: 2010-‐ 2015 e 2 tranche: na 2015 onderzoeksproject 2010-‐2011 e 1 tranche: 2010-‐ 2015 e 2 tranche
2b Agenderen 3 Agenderen 4a
Agenderen
4b Agenderen
e
Indicatie kosten Tekort RodS tot 2013: 81 miljoen RodS na 2013: PM 103 miljoen
Indicatie dekking Dekking programma tot 2013 via Mid Term Review ILG
20 miljoen
63 miljoen gedekt 40 miljoen ongedekt Nader uit te werken Dekking proceskosten door betrokken partijen 20 miljoen ongedekt
Nog onbekend
Nader uit te werken
Nog onbekend Nog onbekend
Geografische ligging
Zuidvleugel Groenstructuur Groene stadsrandzones
Samenhang Er is een belangrijke samenhang met kansen voor verbrede/multifunctionele landbouw (IR17). Deze landbouwgebieden zijn onderdeel van de Zuidvleugel Groenstructuur. Het is belangrijk om de genoemde groene opgaven in een vroeg stadium aan andere ruimtelijke opgaven te verbinden. In eerdere gevallen is dit succesvol gebleken (PMR, IODS), zowel voor de integraliteit van het plan als voor de snelheid van realisatie.
39
21. IR09 Landschap: Kwaliteitsimpuls Zuidvleugel Groenstructuur
Kansen voor koppelen groene opgaven aan gebiedsontwikkeling zijn: § TIC Delft (HL01): campusontwikkeling, waarbij toegankelijkheid Hof van Delfland kan worden versterkt; § Herstructurering van de greenports (IR15): integrale herontwikkeling greenports met structuurverbetering, verbetering infrastructuur, verbetering groenstructuur en recreatie; § Ontwikkeling bedrijventerreinen (IR20, DS01) verbetering inpassing in het landschap en toegankelijkheid van het landschap voor werknemers en inwoners stad; § Nationaal Deltaprogramma: combineren water-‐ en groenopgaven voor het gebied Rijnmond-‐ Drechtsteden (IR10); § Rotterdam-‐Zuid (RD01): realiseren recreatieve verbindingen met Deltapoort en kwaliteitsimpuls groene stadsranden; § Uitvoering Zuidvleugelnet (IR03): kansen voor aanleg recreatieve haltes Stedenbaan in bijvoorbeeld Hof van Delfland en Duin/Horst/Weide en langs RandstadRail; § Binckhorst Den Haag (HL02): realiseren recreatieve verbindingen met Hof van Delfland en kwaliteitsimpuls groene stadsranden; § Aanleg nieuwe infrastructuur: spoorverdubbeling Schiedam-‐Delft (IR07), aanleg westelijke oeververbinding bij Rotterdam (IR04), aanleg A13/A16 bij Rotterdam (IR05), verbetering van de A4 passage Den Haag (IR04), op langere termijn mogelijke aanleg Robellijn (IR01): recreatieve en ecologische verbindingen verbeteren en poorten aanleggen. Afspraken Rijk – regio 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7.
Afspraken over oplossen tekort op het bestaande programma RodS tot 2013 (onderdeel van de Mid Term Review ILG) en de restopgave (geprogrammeerd na 2013) die nog geen financiering heeft; Eerste tranche stad-‐landverbindingen G4P3: hiervan is € 40 miljoen nog niet financieel gedekt. Hierover moeten in het najaarsoverleg BO MIRT nog financiële afspraken gemaakt worden; Eerste tranche aan kansrijke poorten: het benodigde bedrag is € 20 miljoen. Voor het gevraagde bedrag kunnen naar schatting 7 tot 8 poorten (gemiddeld € 2-‐5 miljoen per poort) gerealiseerd worden; Gezamenlijke verkenning naar de groene stadsranden (onderzoeksproject samen met Atelier Rijksbouwmeester) als onderdeel van het Groene Sleutelproject; Concrete afspraken over in een vroeg planstadium meekoppelen van kwaliteitsverbetering Zuidvleugel Groenstructuur bij de uitvoering van nieuwe grote infrastructurele en stedenbouwkundige projecten; Afspraken over vereenvoudiging van de planologische beschermingsregimes voor de provinciale landschappen. Het aantal categorieën zal verminderd worden en er zal helder worden aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is; Programma en investeringsagenda 2014-‐2020 voor het realiseren van groenblauwe topkwaliteit in de Zuidvleugel Groenstructuur. De provincie neemt het initiatief, het programma is in 2011 gereed voor besluitvorming. Onderdeel van dit programma zijn quick wins tot 2013 en structurele afspraken over realisatie van stad-‐landverbindingen en poorten en de kwaliteitsslag van de groene stadsranden.
Aandachtspunten / bijzonderheden Het uitvoeringsprogramma stad-‐landverbindingen G4P3 is in januari 2010 bestuurlijk vastgesteld, echter zonder financiële afspraken over de uitvoering van de projecten.
40
22. IR17 – Landschap: Verbreding naar stadslandbouw/multifunctionele landbouw in en nabij de Zuidvleugel Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministeries van LNV, VROM, Provincie Zuid-‐Holland, stadsregio’s, betrokken steden. Korte omschrijving Door de keuze voor binnenstedelijke verdichting in de Zuidvleugel wordt het landschap gespaard. Aantrekkelijk groen in de nabijheid van de woning is essentieel voor het (internationaal) woon-‐ en werkklimaat van deze regio. In de gebiedsagenda is de ambitie opgenomen om het groen binnen tien minuten bereikbaar te maken. De rode en groene ontwikkelingen worden daarom in samenhang bekeken. De landbouw behoudt in dit perspectief een belangrijke functie binnen de Zuidvleugel en is essentieel voor de kwaliteit van de Zuidwestelijke Delta en het Groene Hart. De grondgebonden landbouw is van belang als producent van kwalitatief hoogwaardig voedsel en andere producten en als beheerder van een recreatief aantrekkelijk landschap. Verbetering van de economische positie voor de grondgebonden landbouw is nodig om deze rollen ook op de langere termijn te kunnen blijven spelen. Maatschappelijke en ecologische dienstverlening (ecosysteemdiensten) biedt een aanvullende bron van inkomsten en zorgt voor meer contacten tussen stadsbewoners en de bewoners van het landelijke gebied. Recreatie is in toenemende mate een inkomstenbron in het landelijke gebied. Een andere ontwikkeling die een directe relatie heeft met het economische draagvlak is de groeiende aandacht voor de regionale voedseleconomie: rechtstreekse levering van levensmiddelen aan stedelijke afnemers. Steeds meer burgers willen voedsel eten dat duurzaam geproduceerd is en dat uit de nabije omgeving komt. Hierdoor krijgt het landschap rond de steden nieuwe betekenis. Ambitie / probleem Het Rijk en de Zuidvleugelpartners hebben de ambitie om de grondgebonden landbouw te behouden als drager van het karakteristieke open landschap en de economische basis te verbreden. In de Zuidwestelijke Delta en grote delen van het Groene Hart is nog ruimte voor groei en schaalvergroting. Bedrijven richten zich hier vooral op de wereldmarkt en kunnen de concurrentie goed aan als blijvend geïnvesteerd wordt in de randvoorwaarden. In de regio’s waar de stedelijke druk veel groter is, zogenaamde peri-‐urbane gebieden, of de fysieke omstandigheden beperkingen opleggen, is het veel moeilijker om economisch rendabele landbouw te bedrijven. Hier is inkomenssteun nodig of worden gronden deels ingericht voor natuurontwikkeling en recreatie, bijvoorbeeld voor de Groene Ruggengraat. De opkomende stadslandbouw, waarbij de agrarische ondernemer zich veel directer richt op de nabije afzetmarkt van stedelijke consumenten, biedt nieuwe kansen voor vergroting van het economisch draagvlak. Dat geldt ook voor nieuwe vormen van recreatie bij de boer of andere diensten die gekoppeld zijn aan de agrarische productie. Behalve dat dit extra inkomsten biedt voor de ondernemers, is het voordeel van deze ontwikkeling is dat de stedelingen en boeren meer met elkaar in contact komen. De onderlinge betrokkenheid neemt zo toe waardoor stad en land daadwerkelijk met elkaar verbonden raken. Omdat er sprake is van vrij nieuwe ontwikkelingen is de impact hiervan nog niet helemaal duidelijk. Er zijn verschillende inzichten over de mate waarin stadslandbouw kan bijdragen aan de economische versterking van de peri-‐urbane gebieden en welk deel van de stedelijke vraag ingevuld kan worden door de regionale voedselproductie. Ook is nadere studie nodig naar het oplossen van knelpunten die de ontwikkeling belemmeren, bijvoorbeeld rond de planologische regelgeving, logistieke processen en de communicatie tussen potentiële afnemer en aanbieders van producten. Daarbij is het de vraag welke rollen de verschillende overheden zouden kunnen spelen om de verdere ontwikkeling van stadslandbouw te stimuleren. Doel / effecten Het doel van de verbreding van de landbouw is vergroting van het economisch draagvlak van het landelijke gebied en vergroting van de aantrekkelijkheid van het landschap voor de stedelingen. Het gewenste effect is dat de instandhouding van de karakteristieke landschappen van de Zuidvleugel op langere termijn gewaarborgd is. Daarnaast wordt een substantiële toename van het bezoek van stedelingen aan het
41
22. IR17 – Landschap: Verbreding naar stadslandbouw/multifunctionele landbouw in en nabij de Zuidvleugel landelijke gebied beoogd. Deelprojecten 1.
2.
Pilots stadslandbouw rond Den Haag en Rotterdam: voor Den Haag en Rotterdam wordt op korte termijn verkend of er een pilot kan worden opgezet om in en rond de steden de voedselproductie gericht op de stedelijke consument te stimuleren. Daarbij wordt bekeken welke rol gewenst is van de verschillende overheden om de economische binding tussen stad en land te vergroten; Verkenning nieuwe financieringsmogelijkheden: voor de langere termijn wordt, in aansluiting op de Agenda Landbouw die de provincie Zuid-‐Holland momenteel opstelt, een nadere verkenning naar de financiering van de landbouw nabij het stedelijk gebied geagendeerd.
Planning en financiering per deelproject 1
Huidige MIRT-‐status Agenderen
Realisatie 2010-‐2015
Indicatie kosten PM
2
Agenderen
2010-‐2015
PM
Indicatie dekking Dekking proceskosten door betrokken partijen Idem
Geografische ligging Het gaat om alle landbouwgebieden in de zes provinciale landschappen (Hollands Plassengebied, Wijk en Wouden, Duin, Horst en Weide, Midden-‐Delfland, Bentwoud-‐Rottemeren en IJsselmonde (Deltapoort), nationale landschappen en delen van Voorne-‐Putten. Samenhang Dit onderwerp hangt samen met de Kwaliteitsimpuls Zuidvleugel Groenstructuur (IR09). Grote delen van de provinciale landschappen en nationale landschappen bestaan uit grondgebonden landbouw. Daarnaast is er samenhang met het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) van de Europese Unie dat momenteel herzien wordt. Afspraken Rijk – regio § §
Korte termijn (tot 2015): pilot verkennen voor stadslandbouw in Den Haag en Rotterdam; Lange termijn (na 2015): agenderend (aansluiten bij de Agenda Landbouw van de provincie): nadere verkenning naar de nieuwe financieringsmogelijkheden voor de landbouw (groenblauwe diensten). Onderzoek naar de mogelijkheden om multifunctionele landbouw/stadslandbouw te bevorderen (o.a. wegnemen van nationale regelgeving die dit tegenwerkt en uitwerken van stimulans voor kleinere voedselkringlopen).
Aandachtspunten / bijzonderheden Mogelijkheden voor stimulering zijn sterk afhankelijk van Europees landbouwbeleid. Hier lijken goede mogelijkheden voor het vergoeden van maatschappelijke diensten te ontstaan (ecosysteemdiensten) bij de aangekondigde herziening van het GLB.
42
23. IR23 Landschap: Kwaliteitsimpuls stedelijk groen Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van LNV, VROM, Provincie Zuid-‐Holland, betrokken steden. Korte omschrijving Door de keuze voor binnenstedelijke verdichting in de Zuidvleugel wordt het landschap gespaard. Aantrekkelijk groen in de nabijheid van de woning is essentieel voor het (internationaal) woon-‐ en werkklimaat van deze regio. In de gebiedsagenda is de ambitie opgenomen om het groen binnen tien minuten bereikbaar te maken. De rode en groene ontwikkelingen worden daarom in samenhang bekeken. Door de stedelijke verdichting stijgt de gebruiksdruk van de stedelijke openbare ruimten. Kwaliteitsverbeteringen zijn nodig om de inwoners een aantrekkelijke woonomgeving te blijven bieden. Ook is, in gebieden waar grootschalige stedelijke herstructureringen plaatsvinden, uitbreiding van het groen gewenst. Deze nieuwe groengebieden worden onderdeel van de Zuidvleugel Groenstructuur die zowel provinciale landschappen en recreatie-‐ en natuurgebieden buiten de stad omvat, als robuuste groenblauwe verbindingen en de grote stadsparken. Ambitie / probleem In de steden van de Zuidvleugel zijn mooie parken aanwezig waar allerlei activiteiten georganiseerd worden. De investeringen die de afgelopen jaren gedaan zijn in deze parken, vertalen zich in stijgende bezoekersaantallen en hogere waardering van de stedelingen. Ook zijn er programma’s voor kwaliteitsverbetering van de openbare ruimten in de binnensteden. De inspanningen voor kwaliteitsverbetering worden de komende jaren voortgezet. Op korte termijn volgen grote investeringen in de singels van Leiden. Op langere termijn speelt de aanleg van nieuwe openbare ruimten in de transformatiegebieden Binckhorst in Den Haag en Stadshavens in Rotterdam. Door hun huidige industriële en distributiefuncties zijn hier momenteel alleen utilitaire straten en kades aanwezig. Bij functieverandering naar gemengde woon-‐ en werkgebieden is een andere inrichting gewenst die aansluit op de stedelijke openbare ruimte. Dit zijn opgaven die van bovenlokaal belang zijn omdat ze de recreatieve kwaliteiten van het stedelijke gebied een belangrijke impuls geven. Hierdoor wordt de Zuidvleugel ook aantrekkelijker voor recreanten van buiten de Zuidvleugel en toeristen die citytrips maken. De ambitie voor deze projecten is om hoge ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Daarnaast zal de gebruikswaarde van de stedelijke groene ruimten vergroot worden waarbij aangesloten wordt bij de behoeften van de stadsbewoners. De inrichting van de openbare ruimte is afgestemd op intensief gebruik met gevarieerde programma’s (festivals, sport, cultuur). Doel / effecten Het doel is om de ruimtelijke kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van de bestaande parken te vergroten en nieuwe multifunctionele groenvoorzieningen toe te voegen in de transformatiegebieden. De gewenste effecten zijn verdere stijging van de bezoekersaantallen aan de parken en een hogere waardering voor de openbare ruimte (te meten in omnibusenquêtes). Deelprojecten 1. 2. 3.
Verbetering inrichting singels Leiden; Aanleg multifunctioneel parkgebied in Binckhorst in Den Haag; Vergroting van de verblijfskwaliteit van de rivieroevers, inclusief de aanleg van een rivierpark, in Stadshavens Rotterdam.
Planning en financiering per deelproject 1 2 3
Huidige MIRT-‐status Geen Geen Geen
Realisatie 2010-‐2011 na 2015 2015-‐2025
Indicatie kosten PM 110 miljoen 35 miljoen
Indicatie dekking Gefinancierd uit ISV Nog geen dekking Nog geen dekking
43
23. IR23 Landschap: Kwaliteitsimpuls stedelijk groen Geografische ligging PM Samenhang HL01, IR21, HL03, RD01. Afspraken Rijk – regio § §
Korte termijn (tot 2015): herstructurering singels Leiden (ISV); Lange termijn (na 2015): aanleggen nieuwe stadsparken/openbare ruimte in stedelijke transformatiegebieden Binckhorst Den Haag en Stadshavens Rotterdam.
Aandachtspunten / bijzonderheden
44
24. IR24 Landschap: Realisatie grootschalige nieuwe natuur Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van LNV, Provincie Zuid-‐Holland, betrokken gemeenten. Korte omschrijving De belangrijkste ecologische structuren in Zuid-‐Holland zijn de kust en duinen, de delta en de natte delen in het veenweidegebied. Deze gebieden zijn beschermd als Natura 2000-‐gebied. De ontwikkelopgave voor nieuwe grootschalige natuur ligt in de verdere realisatie van de Groene Ruggengraat, een robuuste natte verbinding in het Groene Hart en in de afronding van Deltanatuur (getijdennatuur in de Zuidwestelijke Delta). Ambitie / probleem De Ecologische Hoofdstructuur in Nederland bestaat uit de bestaande bos-‐ en natuurgebieden, landgoederen, nieuwe natuurgebieden, robuuste en ecologische verbindingen, de grote wateren en de Noordzee. De ambities in Zuid-‐Holland zijn: § Klimaatbestendig ontwikkelen en beschermen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) met inbegrip van het Europese netwerk van natuurgebieden (Natura 2000). Bij het realiseren van nieuwe natuur gaat het erom de kerngebieden in de ecologische hoofdstructuur te vergroten, de samenhang daartussen te versterken en de natuurkwaliteit daarvan te verbeteren, onder meer door de realisatie van de Groene Ruggengraat en Deltanatuur; § De water-‐ en milieukwaliteit in natuurgebieden verbeteren; § Maatregelen nemen tegen de stikstofproblematiek en de verdroging in de Natura 2000-‐gebieden zodat voldaan wordt aan de doelstellingen voor instandhouding; § Natuurwaarden buiten de Ecologische Hoofdstructuur veilig stellen, zoals de belangrijke gebieden voor weidevogels en overwinterende ganzen met voortzetting van het huidige agrarisch grondgebruik; § Ecologische Hoofdstructuur waar mogelijk beter benutten voor recreatie en recreatiegebieden waar mogelijk beter benutten voor natuur; § Beter benutten van ecosysteemdiensten om natuurwaarden te vergroten. Doel / effecten § § § §
Ecologische Hoofdstructuur: aanleg nieuwe natuurgebieden en verbinden bestaande natuurgebieden; Groene Ruggengraat: aanleg natte robuuste verbinding tussen IJsselmeer en Biesbosch voor natuur en recreatie; Programma Deltanatuur: aanleg nieuwe natte natuur en kwaliteitsimpuls bestaande natte natuur in/rond Haringvliet/Hollands Diep (totaal 2.400 ha); MIRT-‐verkenning Grevelingen: studie naar maatregelen voor verbetering van de getijdennatuur.
Deelprojecten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Uitvoering programma EHS tot en met 2013 (inclusief delen Groene Ruggengraat); Afronding programma Deltanatuur; Aanleg resterende delen van de Groene Ruggengraat (Gouwe-‐Wiericke/Albasserwaard); Uitvoering restopgave EHS (2014-‐2018); Maatregelen nemen om doelstellingen voor instandhouding Natura 2000-‐gebieden te bereiken; Uitvoering MIRT-‐verkenning Grevelingen; Meekoppelen natuur en recreatie met de deelprogramma’s van het Deltaprogramma (water, na 2020).
Planning en financiering per deelproject 1
Huidige MIRT-‐status Geen
Realisatie Gereed 2018
2
Geen
Gereed 2013
Indicatie kosten Tekort op programma tot 2013: €165 mln. Tekort op lopend
Indicatie dekking Dekking via Mid term Review ILG Dekking via Mid term Review ILG 45
24. IR24 Landschap: Realisatie grootschalige nieuwe natuur 3 4 5 6 7
Geen Geen Geen Verkenning Onderzoek
Gereed 2018 Gereed 2018 PM Na 2015 Na 2015
programma: €40 mln. PM PM PM PM PM
Nog geen dekking Nog geen dekking Nog geen dekking Nog geen dekking Nog geen dekking
Geografische ligging
Samenhang Er is samenhang met IR24: behoud/transitie van landbouw in gebieden met natuurlijke handicaps. Zeker in het Groene Hart is dit het geval en wordt nieuwe natuur aangelegd op plekken waar door vernatting en bodemdaling de mogelijkheden voor de landbouw beperkt zijn. Op de langere termijn is er een sterke relatie met het Deltaprogramma (IR10, IR11, IR13 en IR14): meekoppelen toekomstige ontwikkeling (na 2020) van landbouw, natuur en recreatie binnen het deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma en andere deelprogramma’s van het Nationaal Deltaprogramma. Afspraken Rijk – regio 1. Afspraken over aanvulling op de rijksfinanciering ILG na 2013 voor het realiseren van resterende delen van de Groene Ruggengraat (onder meer in Gouwe Wiericke en Alblasserwaard); 2. Afspraken over de restopgave EHS na 2013; 3. Meekoppelen toekomstige ontwikkeling en transitie (na 2020) van landbouw, natuur en recreatie binnen het deelprogramma Zoetwater en Zuidwestelijke Delta van het Deltaprogramma. Aandachtspunten / bijzonderheden
46
25. IR25 – Landschap: Behoud en transitie landbouw in gebieden met natuurlijke handicaps Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van LNV, Provincie Zuid-‐Holland, betrokken gemeenten. Korte omschrijving In Zuid-‐Holland zijn landbouwgebieden die nu al met natuurlijke handicaps kampen (‘probleemgebieden’) of waar dat in de toekomst zal gaan spelen. Het Groene Hart heeft te maken met bodemdaling en vernatting, de Delta heeft te maken met verzilting. De zoetwatervoorziening is voor de langere termijn een belangrijk vraagstuk. Ambitie / probleem Vooral de zoetwatervoorziening zal in de toekomst sturend zijn voor de verdere ontwikkelingskansen van landbouw, natuur en recreatie in Zuid-‐Holland. In het deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma wordt dit vraagstuk voor Nederland verder uitgewerkt. In de Zuidwestelijke Delta zullen nationale keuzes rond waterveiligheid en zoetwatervoorraad de toekomstige mogelijkheden bepalen voor landbouw, natuur en recreatie. Ruimte moet worden gevonden om de effecten van klimaatverandering op te vangen (waterbuffers en wateropvang). Tegelijkertijd is er vraag naar meer voorzieningen voor recreatie en toerisme om de economische basis te verbreden. Ook voor de natuurontwikkeling zijn er nog ruimteclaims in dit gebied. In het deelprogramma Zuidwestelijke Delta van het Deltaprogramma worden deze verschillende aspecten afgewogen tegen de nationale wateropgave. In Randstad 2040 is de ambitie aangegeven om het nationale landschap het Groene Hart met de kust, het IJsselmeer en de Zuidwestelijke Delta te verbinden zodat een ‘Groenblauwe Delta’ ontstaat die veilig is en waar plaats is voor water(berging). De provincie Zuid-‐Holland werkt aan een Agenda Landbouw waarin de landbouwgebieden met natuurlijke handicaps een aparte beleidscategorie zijn. Vanwege de kwaliteit van het cultuurlandschap is de inzet om de landbouw in deze gebieden zoveel mogelijk te behouden. Agrariërs moeten de mogelijkheid krijgen zich te verbreden of moeten in aanmerking komen voor financiële compensatie. Doel / effecten § §
Inzet op behoud grondgebonden landbouw om het huidige cultuurlandschap te behouden; Indien mogelijk en noodzakelijk: transitie landbouw naar natuur en water.
Deelprojecten 1. 2. 3. 4.
Het Uitvoeringsprogramma Groene Hart 2007-‐2013. Hierin zitten projecten voor versterking van de landbouw, kwaliteitsimpuls landschap en uitbreiding van de recreatieve mogelijkheden; Programma westelijke Veenweiden Groene Hart: maatregelen voor tegengaan van bodemdaling en transitie landbouw; Meekoppelen landbouw na 2020 met Deltaprogramma Zoetwater; Meekoppelen landbouw na 2020 met Deltaprogramma Zuidwestelijke Delta.
Planning en financiering per deelproject 1 2 3 4
Huidige MIRT-‐status Geen Geen Onderzoek Onderzoek
Realisatie Na 2013 Na 2015 Na 2015 Na 2015
Indicatie kosten Tekort: 100 miljoen Tekort: 30-‐40 miljoen PM PM
Indicatie dekking Nog geen dekking Nog geen dekking PM PM
Geografische ligging
47
25. IR25 – Landschap: Behoud en transitie landbouw in gebieden met natuurlijke handicaps
Landbouwgebieden gevoelig voor bodemdaling (rood) Landbouwgebieden gevoelig voor verzilting (rood/roze)
Samenhang Er is samenhang met Grootschalige nieuwe natuur (IR24). Zeker in het Groene Hart is dit het geval en wordt nieuwe natuur (de Groene Ruggengraat) aangelegd op plekken waar door vernatting en bodemdaling geen mogelijkheden meer zijn voor rendabele bedrijfsvoering in de toekomst. Op de langere termijn is er een sterke relatie met het Deltaprogramma: meekoppelen toekomstige ontwikkeling (na 2020) van landbouw, natuur en recreatie binnen het deelprogramma Zoetwater (IR14) en deelprogramma Zuidwestelijke Delta (IR11) van het Deltaprogramma. Afspraken Rijk – regio 1. 2.
3. 4.
Afspraken hoe om te gaan met het tekort op het Uitvoeringsprogramma Groene Hart 2007-‐2013; Financieringsafspraken over de verdere uitvoering van het Programma Westelijke Veenweiden na 2015: maatregelen om bodemdaling tegen te gaan in de veenweidegebieden en transitie landbouw (onder meer Alblasserwaard); Meekoppelen toekomstige ontwikkeling en transitie (na 2020) van landbouw, natuur en recreatie binnen het deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma en andere deelprogramma’s van het Nationaal Deltaprogramma; Meekoppelen toekomstige ontwikkeling en transitie (na 2020) van landbouw, natuur en recreatie binnen het deelprogramma Zuidwestelijke Delta van het Deltaprogramma.
Aandachtspunten / bijzonderheden
48
26. IR01 – Bereikbaarheid: Goederenvervoer spoor Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Korte omschrijving Naast personenvervoer is ook goederenvervoer van belang voor de economische en internationale concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Groei van het goederenvervoer over het spoor ontlast bovendien de druk op het wegennet. Het gemengde net (spoor voor goederen-‐ en personenvervoer) moet maximaal, zo effectief en zo veilig mogelijk worden benut. Via de programma's Basisnet Spoor en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) moet dit tot stand worden gebracht. Ambitie / probleem Versterking van het goederentransport over het spoor is onderdeel van de Nota Mobiliteit en de regionale verkeer-‐ en vervoersplannen. De ontwikkeling van het goederentransport mag niet ten koste gaan van de verstedelijkingsambities rondom het spoor als gevolg van externe veiligheid. Bestaande vraagstukken over externe veiligheid moeten worden opgelost (zie ook IR08). Doel / effecten
§ §
Versterkte samenhang havens Rotterdam en Antwerpen via een dedicated spoorverbinding; Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel met name ontwikkeling spoorzone Drechtsteden (Maasterras), Spoorzone Gouda en Rotterdam Alexander.
Deelprojecten 1.
2.
Basisnet (a) en PHS Herroutering Goederenvervoer (b): (Zuidwest) Spoorboog Meteren In het rijksprogramma Basisnet wordt gezocht naar evenwicht tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, externe veiligheid en ruimtelijke ontwikkelingen op het spoor. Afspraken over het Basisnet worden wettelijk vastgelegd (in 2012). De regio gaat ervan uit dat het Basisnet knelpunt-‐ en aandachtspuntvrij wordt opgeleverd en aangepast wordt aan de toekomstige goederenstromen. In het kader van PHS is onder andere gestudeerd op de toekomstige goederenstromen (tot 2020). Uitkomst is dat realisatie van een Zuidwestboog bij Meteren nodig is om de Betuwelijn zo maximaal mogelijk te benutten voor goederenstromen tussen Rotterdam en Zuidoost-‐Nederland, en de grensovergang Venlo. Hiermee worden de Drechtsteden enigszins ontlast; Goederenspoor Rotterdam-‐België (RoBel) (onderdeel van Verkenning Antwerpen Rotterdam (VAR) De logistieke relaties tussen de Rotterdamse haven en Antwerpen zijn zwaar. Door gebrek aan concurrerend spoorvervoer gaat veel transport over de weg. Het goederentransport over het bestaande spoor veroorzaakt bovendien veel overlast. Tegelijkertijd veroorzaakt het goederentransport van gevaarlijke stoffen over het spoor aanzienlijke externe onveiligheid, die niet met het huidige Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) kan worden opgelost. De externe onveiligheid belemmert ruimtelijke verdichting langs het spoor, vooral ter hoogte van de Drechtsteden. Voor het goederenvervoer tussen Rotterdam en Antwerpen moet worden gezocht naar een duurzame oplossing die in voldoende mate voorziet in de transportbehoefte van de Rotterdamse haven en waarmee de externeveiligheidsproblemen langs het bestaande spoor worden opgelost. De RoBel-‐ spoorlijn heeft een neveneffect als extra barrière voor recreanten indien de spoorlijn door Park Deltapoort (Rijksbufferzone Oost-‐IJselmonde) komt. Expliciete aandacht voor (recreatieve) overgangen en landschappelijke inpassing is nodig.
Planning en financiering per deelproject 1a 1b
Huidige MIRT-‐status Verkennen Realisatie (conclusies PHS: spoorboog
Realisatie 2010-‐2028
Indicatie kosten Hoog
Indicatie dekking Geen
2010-‐2020
PM
Onderdeel PHS-‐budget
49
26. IR01 – Bereikbaarheid: Goederenvervoer spoor 2
Meteren). MIRT-‐studie toekomst goederenvervoer per spoor
Geografische ligging PM Samenhang IR07 en IR08. Afspraken Rijk – regio 1. 2. 3.
Toezegging Rijk: MIRT-‐onderzoek Rijk en regio naar de ontwikkelingen na 2020 en de toekomstbestendigheid van het goederenvervoer per spoor; MIRT-‐onderzoek onder meer richten op een duurzame oplossing voor het spoorgoederenvervoer tussen Rotterdam en Antwerpen; Agendering: het Rijk is concessieverlener voor het reizigers-‐ en goederen vervoer op het hoofdrailnet. De ontwikkelingskansen voor het regionaal openbaar vervoer moet evenwichtiger worden meegenomen bij de beoordeling en toedeling van de beschikbare capaciteit. De uitkomst is immers bepalend voor de mogelijke dienstverlening door de vervoerder (zoals haalbaarheid frequentieverhogingen). Een en ander moet in relatie worden gezet met de inspanningen van regio's en gemeenten om ruimtelijke ontwikkelingen en ketenmobiliteitsvoorzieningen bij Stedenbaanstations mogelijk te kunnen maken. Het succes van deze inspanningen valt of staat immers met hogere frequenties en snellere reistijden per trein.
Aandachtspunten / bijzonderheden De kabinetsbesluiten over PHS (juni 2010) betreft een voorkeursbeslissing. Deze beslissing stelt de kaders voor verdere uitwerking, maar heeft nog geen juridische status. Besluitvorming van een nieuw kabinet naar aanleiding van de brede heroverweging, evenals parlementaire behandeling, is van invloed op het rijksbeleid.
50
27. IR03 – Bereikbaarheid: Versterking Zuidvleugelnet OV Opdrachtgever / probleemeigenaar Provincie Zuid-‐Holland, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam. Korte omschrijving Het Zuidvleugelnet OV betreft de ontwikkeling van een samenhangend, herkenbaar en hoogwaardig regionaal openbaarvervoernetwerk, in samenhang met de ontwikkeling van de ruimtelijk-‐economische structuur in de Zuidvleugel. Het gaat daarbij om het verhogen van de snelheid, de frequentie, betere aansluiting van het voortransport (ketenmobiliteit) en het gezamenlijk uitwerken van een aantal OV-‐ thema's (reizigersinformatie, sociale veiligheid, marketing, haltetoegankelijkheid, concessies en aansluitingen, tarieven). Ook de samenhang van Zuidvleugelnet met de ruimtelijke ontwikkeling is, vergelijkbaar met Stedenbaan, nadrukkelijk onderdeel van de verdere aanpak en uitwerking. Het regionaal treinproduct op het hoofdspoor (Stedenbaan) vormt de drager van het Zuidvleugelnet OV. RandstadRail, de Rotterdamse metro, de Hoekse Lijn, de RijnGouweLijn, en de MerwedeLingeLijn zijn andere belangrijke verbindingen. Het netwerk wordt gecompleteerd met diverse stadsregionale tram/buslijnen, en hoogwaardige streekbusdiensten. Ambitie / probleem Voor het ontwikkelen van een aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel is een goede bereikbaarheid voor de Zuidvleugel essentieel. De bereikbaarheid en de leefbaarheid van de Zuidvleugel staan als gevolg van vooral de toename van de regionale automobiliteit onder grote druk. De bereikbaarheid kan alleen voldoende gegarandeerd worden indien niet alleen het wegennetwerk maar ook het openbaarvervoernetwerk op alle niveaus drastisch wordt verbeterd. Er is vooral een kwaliteitssprong noodzakelijk van het stedelijk en regionale netwerk: het Zuidvleugelnet OV. Alleen daarmee kan de Zuidvleugel zich ontwikkelen tot een internationaal concurrerende leefbare metropoolregio met voldoende bereikbaarheid. Het Zuidvleugelnet vormt de drager van de verstedelijkings-‐ en de economische strategie binnen de Zuidvleugel. Door het openbaar vervoer op deze manier te organiseren ontstaat een vervoersimpuls die bijdraagt aan een groei van 40% van het aantal reizigers in de periode 2009-‐2020. Doel / effecten In Zuidvleugelverband werken provincie en stadsregio's in nauw overleg met het Rijk samen aan het ontwerp van het Zuidvleugelnet OV. In 2009 zijn het kwaliteitsniveau, het netwerk en de vereiste verbeteringen in kaart gebracht. In 2010 is en wordt gewerkt aan de programmering en is een start gemaakt met de uitwerking van de OV-‐thema's. Deelprojecten
1.
Stedenbaan: richt zich op de introductie van een hoogwaardig regionaal treinproduct op het hoofdspoor. Voorwaarde voor een rendabele verhoging van de treinfrequenties is een betere benutting van de stationsomgeving voor ruimtelijke en economische ontwikkelingen, die een relatie hebben met personenvervoer per spoor. Andersom is hoogfrequente treinbediening van de stations voorwaarde voor de ruimtelijke ontwikkeling. Toegewerkt wordt naar 6 intercity’s en 6 sprinters op de Oude Lijn (Hillegom/Sassenheim-‐Leiden-‐ Den Haag-‐Rotterdam-‐Dordrecht) en 6 intercity’s en 6 sprinters op de spoorlijnen Den Haag/Rotterdam-‐ Gouda. Te realiseren tijdens de nieuwe concessieverlening door het Rijk in 2015. In het kader van PHS is onderzoek verricht naar de capaciteit op de spoorlijn Den Haag-‐Rotterdam. Juni 2010 heeft het kabinet besloten de spoorcapaciteit op de corridor Den Haag-‐Rotterdam te vergroten, zodat een treinbediening van 8 intercity's (inclusief de HSA) en 6 sprinters per uur mogelijk wordt. Om budgettaire redenen is vooralsnog afgezien van de realisatie van vier sporen over het volledig traject Den Haag-‐Rotterdam (aansluitend op de Spoortunnel Delft die wordt uitgevoerd); viersporigheid voor het deel tussen Delft-‐Zuid en Schiedam is niet in de plannen opgenomen. De ambitie van de Zuidvleugel
51
27. IR03 – Bereikbaarheid: Versterking Zuidvleugelnet OV
2.
3.
4.
5. 6.
voor de totale dienstverlening op dit traject wordt hiermee niet volledig bereikt. Ook de capaciteit op het spoor Rotterdam/Den Haag-‐Gouda is ontoereikend om de ambities van de Zuidvleugel (HST-‐Oost, Randstadnet, Stedenbaan) binnen afzienbare termijn te verwezenlijken; Openbaar vervoer op Rotterdam Zuid: in het kader van de MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit wordt onderzoek verricht naar een kwaliteitssprong in het openbaar vervoer in Rotterdam (metro, sneltram of tram). Deze verbetering wordt in nauwe samenhang gezien met de binnenstedelijke verstedelijkingsopgave en de ruimtelijk-‐economische ontwikkeling van met name Rotterdam Zuid. Gekoppeld aan het Zuidvleugelnet gaat het om nieuwe schakels Kralingse Zoom-‐Zuidplein en Zuidplein-‐ Schiedam. Uiteindelijke doel is in 2028 het OV-‐netwerk op ‘Olympisch’ niveau te brengen; Netwerk RandstadRail Haaglanden (NRR): in het kader van de MIRT-‐verkenning Haaglanden wordt onderzoek verricht naar de verbetering van de OV-‐ontsluiting Internationale Zone/WFG, Scheveningen, Binckhorst. Deze verbetering hangt nauw samen met binnenstedelijke verstedelijkingsopgave en de ruimtelijk-‐economische opgave voor Den Haag (Internationale Stad voor Recht en Vrede). Gekoppeld aan MIRT-‐verkenning Haaglanden, die gericht is op de periode na 2020. NRR loopt nu al. Concreet gaat het om de verbetering van de schakels: Scheveningen-‐Den Haag CS (lijn 9), Scheveningen-‐Den Haag HS (lijn 1), Binckhorst-‐Den Haag CS, Binckhorst-‐Delft en Binckhorst-‐Ypenburg (lijn 11); RijnGouweLijn-‐West (IBHR): realisering van de RijnGouweLijn-‐West vormt een integraal onderdeel van de ruimtelijke ontwikkeling van de As Leiden-‐Katwijk. Samen met de RijnGouweLijn-‐Oost (al in ontwikkeling) vormt de RijnGouweLijn een hoogwaardige OV-‐verbinding tussen Gouda en de kust bij Katwijk-‐Noordwijk; Hoekse Lijn: op dit moment is de Hoekse Lijn nog feitelijk fysiek een volwaardig onderdeel van het hoofdspoornet. Met een directe fysieke koppeling aan het Rotterdamse metronetwerk kan de stedelijke omgeving in de As Schiedam-‐Hoek van Holland beter worden verknoopt met de centrale stad; Overige prioritaire regionale OV-‐verbindingen: in het kader van het Zuidvleugelnet OV zijn het netwerk en de wenselijke/noodzakelijke maatregelen in kaart gebracht. Op basis daarvan zijn de overige essentiële verbeteringen aan het regionale OV-‐netwerk te benoemen: a. Transferium A44 Leiden-‐Den Haag CS, b. Leiden-‐Zoetermeer, c. Westland-‐Leyenburg. Ook de projecten die in het kader van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV) worden uitgevoerd maken deel uit van de ambities van het Zuidvleugelnet. Projecten in dit verband zijn onder meer de hoogwaardige buscorridors Alpen aan den Rijn-‐Schiphol en Bollenstreek–Schiphol.
Planning en financiering per deelproject 1 2 3 4 5 6
Huidige MIRT-‐status Zie: factsheet IR07 Verkenning Rotterdam VooRuit Verkenning Haaglanden Planstudie RijnGouweLijn-‐West Hoekse Lijn Overige prioritaire verbindingen
Realisatie 2015-‐2025
Indicatie kosten Zeer hoog
Indicatie dekking Geen
2010-‐2020
850 miljoen
Geen
Tot 2015
212 miljoen (ex. btw)
157,5 miljoen (Rijk en regio)
Tot 2015 2015-‐2020
225 miljoen Gemiddeld
Geen Geen (met uitzondering van AROV-‐projecten)
Geografische ligging PM Samenhang Dwarsverbanden bestaan er met de MIRT-‐verkenningen IBHR, Rotterdam VooRuit en Haaglanden, waarin specifieke projecten nader worden onderzocht en uitgewerkt. Dwarsverband bestaat er ook met de ontwikkeling van de dienstverlening op het spoor. Stedenbaan (de ruggengraat van het Zuidvleugelnet OV) moet daar passen binnen de totale dienstverlening (voor het internationale, Randstedelijke personen-‐ en goederenvervoer) en de beschikbare capaciteit op het spoor (zie ook Bereikbaarheid Goederen-‐ en Personenvervoer Spoor: IR01 en IR07).
52
27. IR03 – Bereikbaarheid: Versterking Zuidvleugelnet OV HL02, IR01, IR07, IR19 en RD01. Afspraken Rijk – regio § §
§
In het BO MIRT voorjaar 2010 zijn de probleemanalyse voor OV op Zuid en de uitgangspunten voor het vervolg vastgesteld; In het BO MIRT voorjaar 2010 is afgesproken de OV-‐verbetering Centrale Zone (Scheveningen, Internationale Zone/WFG, Binckhorst en Vlietzone) verder uit te werken (knelpunten en kansrijke oplossingen); Najaar 2010 wordt het Uitvoeringsprogramma Zuidvleugelnet OV door de regio afgerond. De Regio stelt voor het Zuidvleugelnet OV als uitwerking te beschouwen van de Rijksvisie Regionaal OV en in samenspraak het uitvoeringsprogramma in te vullen.
Aandachtspunten / bijzonderheden De kabinetsbesluiten over PHS (juni 2010) betreffen een voorkeursbeslissing. Deze beslissing stelt de kaders voor verdere uitwerking, maar heeft nog geen juridische status. Besluitvorming van een nieuw kabinet naar aanleiding van de brede heroverweging is van invloed op het rijksbeleid. Op Randstedelijk niveau wordt parallel aan de Zuidvleugel overigens gewerkt aan de verbetering van het OV-‐netwerk (Randstadnet). Het Zuidvleugelnet OV is onderdeel van dit netwerk. In dat kader wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling van een gezamenlijke productformule voor het regionaal openbaar vervoer, met als doel om de reiziger binnen de Randstad een herkenbaarder en meer samenhangend OV-‐netwerk aan te bieden.
53
28. IR04 – Bereikbaarheid: Doorbouwen aan de A4-‐corridor (weg) Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Korte omschrijving De A4 (Amsterdam/Schiphol-‐Den Haag-‐Rotterdam-‐Antwerpen/Parijs) is de belangrijkste noord-‐ zuidverbinding over de weg in de Randstad. De verbinding is essentieel voor de bereikbaarheid van de mainports (Schiphol en Haven Rotterdam), voor de Noord-‐ en Zuidvleugel als geheel, en voor de bereikbaarheid van de internationaal opererende economische clusters (zoals Den Haag Internationale Stad en de greenports) in het bijzonder. Het programma behelst het verbeteren van de doorstroming op en het completeren van deze ‘slagader’ van de Zuidvleugel en de Randstad. Ambitie / probleem Op dit moment voldoet de doorstroming op de A4 op verschillende trajecten niet aan de gestelde normen. Over het hele traject in de Zuidvleugel treedt er dagelijks filevorming en vertraging op. Notoire knelpunten zijn er ter hoogte van Rotterdam, Den Haag en Leiden. Het traject Burgerveen-‐ Leiden wordt op dit moment verbreed naar 2x3 rijstroken. Verder werkt VenW momenteel aan het Tracébesluit voor het traject Delft-‐ Schiedam, wordt gestudeerd op de verbetering van de A4-‐passage Den Haag (Leidschendam – Harnaschknoop) in het kader van de MIRT-‐verkenning Haaglanden en wordt gestudeerd op de verbreding van de A4 tussen Leiden en Den Haag in het kader van de Integrale Benadering Holland-‐Rijnland. Naar aanleiding van het Masterplan MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit wordt momenteel gewerkt aan een bestuurlijke voorkeursrichting voor de problematiek op de Beneluxcorridor (Nieuwe Westelijke Oeververbinding: Oranjetunnel of Blankenburgtunnel). Daarnaast is in dat kader geconstateerd dat op termijn het doortrekken van de A4 tussen Hoogvliet en Klaaswaal (A4-‐Zuid) een zinvolle vervolgstap kan zijn. Doel / effecten Betere bereikbaarheid voor de Zuidvleugel en de Randstad over de weg en versterking van de ruimtelijk-‐ economische structuur. Deelprojecten 1.
2.
3.
4.
A4 Delft-‐Schiedam (Randstad Urgent): aanleg van de A4 Delft-‐Schiedam verbetert de verkeersafwikkeling tussen Den Haag en Rotterdam en is een belangrijke oplossing voor de verkeersproblemen op de A13. De planprocedure verkeert in het eindstadium. Het ontwerp van de verbinding is tot stand gekomen via een integrale aanpak (IODS). De financiering is geregeld; A4 Den Haag-‐Leiden (IBHR; Randstad Urgent): in het kader van IBHR is geconcludeerd dat in samenhang met de ontwikkeling van de As Leiden-‐Katwijk (waaronder de Rijnlandroute) capaciteitsverruiming van het wegvak Den Haag-‐Leiden noodzakelijk is. In het BO MIRT Zuidvleugel zijn hierover afspraken gemaakt; A4 Passage Den Haag (MIRT-‐verkenning Haaglanden, Randstad Urgent): in het kader van de MIRT-‐ verkenning Haaglanden wordt gezocht naar de oplossingsstrategie voor de problematiek in de oostflank van Den Haag. Dit onderzoek vindt plaats in samenhang met onderzoek naar het bereikbaarheidsvraagstuk van Den Haag. In het BO MIRT Zuidvleugel is afgesproken de meest kansrijke oplossingen (Parallelstructuur A4 en Versterking OWN) verder te onderzoeken; Nieuwe Westelijke Oeververbinding Rotterdam (NWO; Rotterdam VooRuit): in het kader van de MIRT-‐ Verkenning Rotterdam VooRuit wordt in samenhang met de ruimtelijke opgaven onderzoek verricht naar de oplossingsstrategie voor de problematiek op de Rotterdamse Ruit. Het onderzoek heeft geleid tot een Masterplan met een totaalpakket aan maatregelen. Essentieel onderdeel van de oplossings-‐ strategie is de aanleg van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Aanleg ontlast de westtangent van de Ruit (Beneluxtunnel). Ook draagt de NWO bij aan verbetering van de bereikbaarheid van de Rotterdamse haven en de Greenport Westland. Bereikbaarheid van de A4-‐corridor moet daarbij in samenhang met de NWO worden afgewogen ten behoeve van behoud van een adequate
54
28. IR04 – Bereikbaarheid: Doorbouwen aan de A4-‐corridor (weg) 5.
6.
groenstructuur; A4 Hoogvliet-‐Klaaswaal (A4-‐Zuid, Rotterdam VooRuit): eerder is in het kader van het Project Mainportcorridor Zuid (PMZ) onderzoek verricht naar de doortrekking van de A4 vanaf de Rotterdamse Ruit in zuidelijke richting. Doel: verbetering van de bereikbaarheid van de Rotterdamse haven en verlichting van de verkeersdruk op de A16 bij Dordrecht en de Moerdijkbrug. Op basis van de uitkomsten is besloten het project onder te brengen in de MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit. In het Masterplan Rotterdam VooRuit wordt aanleg van de A4-‐Zuid als een mogelijke oplossing voor de lange termijn beschouwd. De prioriteit ligt echter bij de planontwikkeling van de NWO en de Brienenoordcorridor. Op dit moment wordt nog bezien hoe in het kader van de Verkenning Antwerpen Rotterdam moet worden omgegaan met de conclusies over de A4-‐Zuid die zijn getrokken in het kader van de MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit; A4 Leiden-‐Burgerveen 2x4: in het kader van het Randstad Urgent-‐project A4 Schiphol-‐Burgerveen is onderzoek (Integrale Afweging A4 De Nieuwe Meer-‐Ypenburg) gedaan naar nut en noodzaak van verschillende projecten in de omgeving van de A4 (tussen Schiphol en het Clausplein). In dat verband is geadviseerd na besluitvorming over de Rijnlandroute spoedig het planproces op te starten naar de verdere capaciteitsverruiming van het traject A4 Leiden-‐Burgerveen naar 2x4 rijstroken.
Planning en financiering per deelproject 1 2 3 4 5 6
Huidige MIRT-‐status Planstudie A4 Delft -‐ Schiedam Verkenning IBHR Verkenning Haaglanden Verkenning Rotterdam VooRuit Verkenning Rotterdam VooRuit (en VAR) Agenderen
Realisatie Tot 2015
Kostenindicatie 880 miljoen
Indicatie dekking Financiering rond
Tot 2015 2015-‐2025
65 miljoen Zeer hoog
65 miljoen Geen
2015-‐2025
Zeer hoog
Geen
Na 2020
Zeer hoog
Geen
Tot 2015
Gemiddeld
Geen
Geografische ligging PM Samenhang Naast MIRT-‐verkenningen Rotterdam VooRuit, Haaglanden, VAR en de Integrale Benadering Holland Rijnland is het programma van belang voor de verschillende integrale gebiedsopgaven in de Zuidvleugel (Den Haag Internationale Stad, Mainport Rotterdam, As Leiden-‐Katwijk, Greenports, Kennis-‐as). De aanpak van de A4-‐corridor is een integraal onderdeel van de mobiliteitsaanpak in en voor de Zuidvleugel. Het programma heeft dan ook samenhang met de andere bereikbaarheidsprogramma's (IR01, IR03, IR05, IR06 en IR07). Afspraken Rijk – regio 1. 2. 3. 4.
In het BO MIRT wordt aan het Rijk erkenning gevraagd voor de A4-‐corridor als de belangrijkste ruimte-‐ en mobiliteitsdrager van Zuid-‐Holland. In het verlengde van het Randstad Urgent-‐programma moet primair invulling worden gegeven aan de gemaakte afspraken over de A4 Delft-‐Schiedam; Ook wordt een snelle doorloop gevraagd van de MIRT-‐verkenningen Rotterdam VooRuit en Haaglanden richting een politiek gedragen voorkeursbesluit; Gekoppeld aan de MIRT-‐Verkenningen (IBHR, Rotterdam VooRuit, Haaglanden) zijn verder proces-‐ afspraken aan de orde en uiteindelijk financieringsafspraken over de verschillende deelprojecten (vooralsnog nummer 1 t/m 4); Tot slot wordt aandacht gevraagd voor de A4 Leiden-‐Burgerveen. Het planproces naar een verdere capaciteitsverruiming (naar 2x4 rijstroken) zal in nauwe samenhang met het project Schiphol-‐ Burgerveen moeten worden gestart. Eveneens wordt aandacht gevraagd voor de A4-‐Zuid voor de lange termijn.
55
29. IR05 – Bereikbaarheid: Doorstroming hoofdwegennet Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Korte omschrijving Een adequaat functionerend hoofdwegennet is essentieel voor de bereikbaarheid van de Zuidvleugel als geheel en voor de bereikbaarheid van de internationaal opererende economische clusters in het bijzonder. De in dit programma opgenomen projecten moeten bijdragen aan het verbeteren van die bereikbaarheid. Ambitie / probleem Op het hoofdwegennet in de Zuidvleugel is de verkeersdruk hoog. Op verschillende trajecten treedt dagelijks filevorming en vertraging op. In eerdere verkenningen en analyses (LMCA en Regionale Netwerkanalyse Zuidvleugel) zijn – getoetst aan de normen in de Nota Mobiliteit – de probleempunten benoemd en zijn studietrajecten gestart. Naast de Planstudies A13/A16/A20 en A27 Lunetten-‐Hooipolder gaat het daarbij vooral om de MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit. In de MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit worden in nauwe samenhang met de ruimtelijke ambities (versterken van stad en haven als motor voor de economie, investeren in bestaand stedelijk gebied en het bereikbaar maken van ontwikkellocaties) deze problemen bestudeerd en is een oplossingsstrategie bepaald. Deze oplossingsstrategie is vastgelegd in een Masterplan. In het BO MIRT Zuidvleugel zijn afspraken gemaakt over de verdere uitwerking van deze oplossingen. In dit verband gaat het (naast de Nieuwe Westelijke Oeververbinding) om: de aanpak van de problematiek op de Brienenoordcorridor, de A20 Nieuwerkerk a/d IJssel-‐Gouda en de A15 Papendrecht-‐Gorinchem. Doel / effecten Het primaire doel van deze projecten is het verbeteren van de bereikbaarheid van de Randstad, de Zuidvleugel en van de Stadsregio Rotterdam in het bijzonder. Deelprojecten 1.
2.
3.
4.
5.
A13/A16/A20 (Randstad Urgent): realisering van de A13/A16 moet de verkeersafwikkeling op de A20 (Terbregseplein-‐Kleinpolderplein) verbeteren en kwaliteit van de leefomgeving langs de A13 en A20 verbeteren. De mate van inpassing is een belangrijk aandachtspunt. In Randstad Urgent-‐verband zijn afspraken gemaakt over de aanpak van de A13/A16; Brienenoordcorridor (MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit; Randstad Urgent): aanpak van de problematiek op de Brienenoordcorridor moet verbetering van de doorstroming op de oostzijde van de Rotterdamse Ruit bewerkstelligen. In het BO MIRT Zuidvleugel is geconstateerd dat nadere studie vereist is om tot oplossingen en een keuze te kunnen komen; A20 Oost (MIRT-‐verkenning Rotterdam VooRuit; Randstad Urgent): in het BO MIRT Zuidvleugel najaar 2009 is vastgesteld dat verbreding van de A20 tussen Nieuwerkerk en Gouda verkeerskundig gezien een no regret-‐maatregel is. Een voorkeursbeslissing wordt voorbereid voor het BO MIRT Zuidvleugel najaar 2010; A15 Papendrecht Gorinchem (MIRT-‐Verkenning Rotterdam VooRuit; Randstad Urgent): in het BO MIRT Zuidvleugel is afgesproken dat een verkeerskundige studie naar het vraagstuk wordt gestart. Er is sprake van getrapte besluitvorming: eerst een besluit tot realisatie van het Containertransferium te Alblasserdam, dan een overeenkomst over de aanpak van de aansluiting A15/N3, dan overeenstemming over de nieuwe lay-‐out van het knooppunt Gorinchem (in het kader van de planstudie A27 Lunetten-‐Hooipolder) en ten slotte een besluit over de aanpak van de problematiek op de A15 tussen Papendrecht en Gorinchem; A27 Lunetten-‐Hooipolder: een planstudie is gestart om de capaciteit van A27 Hooipolder-‐Lunetten te vergroten (2x3 rijstroken en verbreding Merwedebrug Gorinchem). Dit om het notoire congestiepunt en de veiligheids-‐ en leefbaarheidsproblemen die samenhangen met de A27 op te lossen.
56
29. IR05 – Bereikbaarheid: Doorstroming hoofdwegennet Planning en financiering per deelproject 1
Huidige MIRT-‐status Planstudie A13/16
Realisatie Tot 2015
Indicatie kosten 1300 miljoen
2 3 4 5
Verkenning Verkenning Verkenning Planstudie
Tot 2015 2015-‐2020 2010-‐2020 2010-‐2020
Hoog Gemiddeld Gemiddeld Zeer hoog
Indicatie dekking 1000 miljoen (waarvan 100 miljoen in de periode 2012-‐2014) Geen Geen Geen Het taakstellend budget is nog niet door het Rijk bepaald
Geografische ligging PM Samenhang Naast de bereikbaarheid voor de Zuidvleugel is het programma van belang voor verschillende integrale gebiedsopgaven in de Zuidvleugel. Met name gaat het daarbij om Rotterdam World Port City, de Kennis-‐as, de ontwikkelingen in de Zuidplaspolder en de Drechtsteden Greenports. De aanpak van het hoofdwegennet is een integraal onderdeel van de mobiliteitsaanpak in en voor de Zuidvleugel. Het programma heeft dan ook samenhang met de andere bereikbaarheidsprogramma's (IR01, IR03, IR04, IR06 en IR07). Afspraken Rijk – regio In het verlengde van het RU-‐programma moet primair invulling worden gegeven aan de gemaakte afspraken over de A13/A16. Daarnaast zijn in het BO MIRT Zuidvleugel afspraken aan de orde over deze projecten. Snelle doorloop van de MIRT-‐verkenning en de planstudies is gewenst, zodat op korte termijn tot realisering kan worden overgegaan. Aandachtspunten / bijzonderheden
57
30. IR06 – Bereikbaarheid: Doorstroming onderliggend wegennet Opdrachtgever / probleemeigenaar Provincie Zuid-‐Holland, Stadsregio Haaglanden en Stadsregio Rotterdam. Korte omschrijving Het programma onderliggend wegennet behelst projecten ter versterking van het onderliggend wegennet van de Zuidvleugel, waarbij de nadruk ligt op het aantakken van een aantal belangrijke economische kerngebieden op het hoofdwegennet. Ambitie / probleem De verkeersdruk in de Zuidvleugel is groot. Voor een belangrijk deel kan dit worden toegeschreven aan de sterke ontwikkeling van de regionale mobiliteit (10 -‐ 30 km). Om de internationale concurrentiepositie van de Zuidvleugel te versterken is verbetering van de bereikbaarheid noodzakelijk. Voor de Zuidvleugel is op alle schaalniveaus een integraal mobiliteitsbeleid geformuleerd. Versterking van het onderliggend (regionaal) wegennetwerk is daarbij een belangrijk onderdeel. Ontwikkeling van een adequaat regionaal netwerk ontlast het hoofdwegennet en verbetert daar de doorstroming. Belangrijker nog is dat het onderliggend wegennet de bereikbaarheid van de (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen faciliteert. In deze zin moet het tijdig tot stand komen van de projecten binnen het programma als randvoorwaarde worden beschouwd voor de met het project samenhangende ruimtelijk-‐economische ontwikkelingen. Doel / effecten Betere bereikbaarheid van de Zuidvleugel en van de Randstad als geheel en het scheppen van de randvoorwaarde voor de nieuwe ruimtelijk-‐economische ontwikkelingen. Deelprojecten
1.
2.
3.
4.
5.
6.
RijnlandRoute (Randstad Urgent, MIRT IBHR): het project is een integraal onderdeel van de As Leiden-‐ Katwijk. De MIRT-‐verkenning (IBHR) loopt nog. In het BO MIRT zijn afspraken gemaakt over het proces en de financiering. Indien er voor 1 december 2010 geen haalbaar voorstel voor scenario A of F ligt, zal het handhaven van de rijkstoezegging worden heroverwogen; Poorten en inprikkers Den Haag (Randstad Urgent, MIRT Haaglanden): in het kader van de MIRT-‐ verkenning Haaglanden wordt in samenhang met de ruimtelijk-‐economische opgave onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid van Den Haag. Op basis van verricht onderzoek zijn in het BO MIRT als kansrijke oplossingen voor het vraagstuk ‘Poorten en inprikkers’ aangemerkt: realisering van de ‘internationale ring’ en capaciteitsuitbreiding van de ‘Poorten en Inprikkers’; N222 veilingroute 2x2: in het kader van Rotterdam VooRuit wordt onderzoek gedaan naar een Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Onder invloed van de aanleg van de NWO zal naar verwachting de verkeersdruk zodanig toenemen dat capaciteitsverruiming van de huidige Veilingroute (inclusief de verlenging) onvermijdelijk is. Nader onderzoek is nodig naar nut, noodzaak, samenhang met de oplossingsstrategie in Haaglanden, het tijdstip van realisering en de financiering; Noordelijke ontsluiting Duin-‐ en Bollenstreek: onder invloed van de ruimtelijke ontwikkelingen in de Haarlemmermeer (Randstad Urgent-‐project) neemt de verkeersdruk toe in het noordelijke deel van de Duin-‐ en Bollenstreek. Deze toename komt bovenop de bestaande problematiek (afwikkelingsproblemen en overlast doorgaand verkeer en sluipverkeer door kernen). Verbetering van de bereikbaarheid is daarnaast gewenst voor de noodzakelijke herstructurering van de Greenport Duin-‐ en Bollenstreek (Randstad Urgent-‐project). Verbetering van de regionale ontsluitingsstructuur is verder voorwaarde voor de nieuwe ontwikkelingen in de Haarlemmermeer; Randweg Rijnsburg: de toekomst van de Greenport Duin-‐ en Bollenstreek (Randstad Urgent-‐project) vraagt een verbeterde bereikbaarheid. In eerste instantie wordt die gezocht in de aanleg van de Rijnlandroute. Verdere verbetering is nodig mede met het oog op de leefbaarheid in kern Rijnsburg en de bereikbaarheid van Flora Holland in het bijzonder; Parallelstructuur A12/A20: studie heeft uitgewezen dat gelet op de mobiliteitsontwikkelingen een oplossing noodzakelijk is voor de weefproblematiek in het Goudse aquaduct (Knoop A12/A20). In samenhang met de ontwikkelingen in de Zuidplaspolder is een oplossing gevonden in de
58
30. IR06 – Bereikbaarheid: Doorstroming onderliggend wegennet 7.
Parallelstructuur A12/A20/Moordrechtboog. De planontwikkeling verkeert in een vergevorderd stadium; Aansluitingenprogramma hoofdwegennet/onderliggend wegennet: naar aanleiding van de Regionale Netwerkanalyse Zuidvleugel is – als onderdeel van een integrale mobiliteitsaanpak – van start gegaan met de verbetering van zes aansluitingen (top 6). Over de uitvoering van dit pakket zijn al afspraken gemaakt. In het BO MIRT is afgesproken dit pakket uit te breiden. Oorspronkelijk waren daarbij vijf nieuwe aansluitingen in beeld. Twee zijn daarvan inmiddels afgevallen. In het BO MIRT is afgesproken najaar 2010 over het resterende drietal (N470/A12, Beatrixlaan/A4, N11 Zoeterwoude) nadere afspraken te maken.
Planning en financiering per deelproject 1
Huidige MIRT-‐status Verkenning/ Planstudie IBHR/Rijnlandroute
2
5 6
MIRT-‐verkenning Haaglanden Aan de orde in MIRT-‐ verkenning Rotterdam Verkenning traject N222 nog niet gestart. Grensstreekstudie PZH-‐ PNH Regionaal project Planstudie
7
Planstudie
3
4
Realisatie Indicatie kosten 2010-‐2015 844 miljoen incl btw (excl. projectmanagement kosten regio en afdekking onzekerheidsmarges) (Fase 1, scenario F: € 654 miljoen) 2015-‐2020 Zeer hoog
Indicatie dekking PZH/regio 140 miljoen (incl. btw). Rijk 357 miljoen (incl. btw) maximaal voor de eerste fase scenario F.
Afhankelijk NWO ( Hoog 2015 -‐ 2020) 2015-‐2020 Gemiddeld
Geen
Tot 2015
Gemiddeld 264 miljoen ex. Btw
Tot 2015
Gemiddeld
Geen Rijk: 85 miljoen PZH/Regio: 160 miljoen Geen
Geen
Geen
Geografische ligging PM Samenhang Het programma is onderdeel van de mobiliteitsaanpak in en voor de Zuidvleugel. Het programma hangt dan ook samen met de andere bereikbaarheidsprogramma's (IR01, IR03, IR05, IR06 en IR07). Daarnaast is het programma van belang voor de ruimtelijk-‐economische opgaven vooral in de As Leiden-‐Katwijk (HR01), Den Haag (HL03), de Greenports Westland en Duin-‐ en Bollenstreek (IR15), en de Zuidplaspolder (IR18). Afspraken Rijk – regio Met het Rijk zijn afspraken aan de orde (voor programma en deelprojecten) over betrokkenheid, procesgang en medefinanciering door het Rijk. Op de onderdelen Rijnlandroute en Parallelstructuur van het programma verkeren de afspraken in een vergevorderd stadium (zie hiervoor). Gegeven de integrale opgaven vraagt de regio daarnaast een snelle doorloop van de MIRT-‐verkenningen Rotterdam VooRuit en Haaglanden tot een politiek gedragen voorkeursbesluit. Gezien het nationale belang van de opgaven voor de greenports (en ook de ruimtelijke ontwikkelingen in de Haarlemmermeer) wordt verder betrokkenheid gevraagd van het Rijk bij de verbetering van de bereikbaarheid in de Duin-‐ en Bollenstreek. Aandachtspunten / bijzonderheden
59
31. IR07 – Bereikbaarheid: Personenvervoer spoor Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Korte omschrijving Dit programma koerst op de versterking van het hoofdspoor voor het personenvervoer. Het hoofdspoor vormt in de Zuidvleugel/Zuid-‐Holland de ruggengraat van het openbaarvervoersysteem. Een hoge kwaliteit van de dienstverlening is essentieel voor de bereikbaarheid van de Zuidvleugel/Zuid-‐Holland als geheel en de (stads)regio's in het bijzonder. Temeer daar op het hoofdspoor zowel de (inter)nationale, de randstedelijke als de regionale diensten (Stedenbaan) moeten worden afgewikkeld. Ambitie / probleem
De ambitie voor het personenvervoer op het hoofdspoor bestrijkt alle niveaus: § De gewenste versterking van de economische en internationale concurrentiepositie van de Zuidvleugel vereist dat de internationale bereikbaarheid van de Zuidvleugel over het spoor van een hoge kwaliteit is. In het bijzonder voor Den Haag (Internationale Stad van Recht en Vrede) en Rotterdam (World Port City) is het van belang volledig te zijn aangesloten op het internationale hoofdtransportnetwerk; § Om de Randstad als geheel internationaal sterker te positioneren is het van belang dat de grote steden onderling met snelle en frequente verbindingen zijn verbonden; § Het regionaal spoorvervoer (Stedenbaan) moet in samenhang met het overig regionaal openbaar vervoer een samenhangend geheel vormen. Een kwaliteitssprong is nodig. Dit om de toename van de regionale mobiliteit in goede banen te leiden en om als volwaardige onderlegger voor de ruimtelijke-‐ economische ontwikkelingen (verstedelijking) te kunnen functioneren (zie IR01: Zuidvleugelnet OV). Het samenstel van diensten op het hoofdspoor vraagt zeker op de langere termijn om capaciteitsverruiming op de hoofdsporen in Zuid-‐Holland. Analyses in het kader van PHS (horizon 2020) heeft (kabinetsbesluit juni 2010) tot concrete maatregelen geleid, mits verdere besluitvorming op rijksniveau hierover conform loopt. De NMCA heeft daarnaast laten zien dat op belangrijke delen van het netwerk problemen blijven bestaan. Dit laatste is zeker het geval indien alle regionale ambities tot ontwikkeling moeten komen. Doel / effecten Meer concreet moet volgens de regio de verbetering van de OV-‐bereikbaarheid tot stand komen door: § In zuidelijke richting en in combinatie met de HSL-‐Zuid: een HSA Shuttle Den Haag-‐Rotterdam-‐België (minimaal 8 keer per dag); § Hoogwaardige en snelle internationale verbindingen in oostelijke richting: HST via de spoorlijnen Den Haag/Rotterdam-‐Utrecht aansluitend op de HST-‐Oost; § Snelle en frequente intercity's (Rotterdam, Den Haag, Schiphol, Amsterdam, Utrecht) in combinatie met Stedenbaan: 6 intercity's en 6 sprinters per uur per richting (spoorboekloos rijden); § Frequentieverhoging op de lijn Leiden-‐Utrecht. Deelprojecten 1.
Volledige viersporigheid Den Haag-‐Rotterdam: in het kader van PHS is onderzoek verricht naar de capaciteit op de spoorlijn Den Haag-‐Rotterdam. Juni 2010 heeft het kabinet besloten de spoorcapaciteit op de corridor Den Haag-‐Rotterdam te vergroten, zodat een treinbediening van 8 intercity's (inclusief de HSA) en 6 sprinters per uur mogelijk wordt. Hiervoor wordt de spoorcapaciteit tussen Rijswijk en Delft-‐Zuid uitgebreid van 2 naar 4 sporen. Uit budgettaire overwegingen is vooralsnog afgezien van de realisatie van viersporigheid over het volledige traject Den Haag-‐Rotterdam (aansluitend op de in uitvoering zijnde Spoortunnel Delft). De ambitie van de Zuidvleugel wordt hiermee niet volledig bereikt. 1a. Het Rijk heeft aangegeven dat spoorverdubbeling tussen Delft-‐Zuid en Schiedam Kethel bij vrijval van middelen prioriteit heeft. Uitkomsten van de NMCA ondersteunen het belang hiervan. Deze extra uitbreiding maakt realisatie van station Schiedam Kethel (nieuw station in het kader van de Stedenbaan) mogelijk, vergroot de robuustheid van de dienstregeling en biedt mogelijkheden voor verdere frequentieverhoging.
60
31. IR07 – Bereikbaarheid: Personenvervoer spoor
2.
3.
Capaciteit spoor Rotterdam/Den Haag-‐Gouda: met de capaciteitsuitbreiding van het spoor Rotterdam/Den Haag-‐Gouda wordt een hoogwaardige verbinding van de Zuidvleugel met de HST-‐Oost beoogd samen met snellere en frequentere randstedelijke-‐ en stedenbaan verbindingen (uiteindelijk 6 intercity's en 6 sprinters). Dubbelspoor Alphen-‐Utrecht: spoorverdubbeling (en versteviging) van het traject Alphen-‐Utrecht moet een hogere frequentie van de intercity Leiden-‐Utrecht mogelijk maken.
Planning en financiering per deelproject 1 1a 2 3
Huidige MIRT-‐status Planstudie (PHS) Agenderen Agenderen Agenderen
Realisatie Tot 2020 Na 2020 2020-‐2025 2020-‐2025
Indicatie kosten 277 miljoen 100 miljoen Hoog Gemiddeld
Indicatie dekking PHS-‐budget Geen Geen Geen
Geografische ligging PM Samenhang IR03, IR07 en IR19. Afspraken Rijk – regio Agendering: Het Rijk is concessieverlener voor het reizigers-‐ en goederen vervoer op het hoofdrailnet. De ontwikkelingskansen voor het regionaal openbaar vervoer moeten evenwichtiger worden meegenomen bij de beoordeling en toedeling van de beschikbare capaciteit. De uitkomst is immers bepalend voor de mogelijke dienstverlening door de vervoerder (zoals haalbaarheid frequentieverhogingen). Dit moet in relatie worden gezet met de inspanningen van regio's en gemeenten om ruimtelijke ontwikkelingen en ketenmobiliteitsvoorzieningen bij Stedenbaanstations van de grond te kunnen tillen. Het succes van deze inspanningen valt of staat immers met hogere frequenties en snellere reistijden per trein. Aandachtspunten / bijzonderheden Kabinetsbesluiten over PHS (juni 2010) betreffen een voorkeursbeslissing. Deze beslissing stelt kaders voor verdere uitwerking, maar heeft nog geen juridische status. Besluitvorming van een nieuw kabinet naar aanleiding van de brede heroverweging is van invloed op het rijksbeleid.
61
32. IR08 – Bereikbaarheid: Verbetering externe veiligheid spoor Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie Verkeer en Waterstaat, Havenbedrijf Rotterdam, Provincie Zuid-‐Holland en Drechtsteden. Korte omschrijving
Sinds 2006 werkt het Rijk aan het basisnet spoor. Op 11 mei 2010 zijn op rijksniveau afspraken gemaakt waarmee het basisnet spoor vorm krijgt. Dit afsprakenpakket is een compromis tussen de wensen van alle bij het basisnet betrokken partijen. De afspraken houden in dat: § Het basisnet knelpuntvrij wordt opgeleverd (plaatsgebonden risico); § Het basisnet zo veel mogelijk aandachtspuntvrij wordt opgeleverd (groepsrisico); § Bestuurlijke afspraken worden gerespecteerd (NSP Breda); § Bereikbaarheid van chemische clusters wordt gegarandeerd; § Betuweroute zo maximaal mogelijk wordt benut; Het basisnet zal uiteindelijk niet aandachtspuntvrij worden opgeleverd. Ambitie / probleem De externe onveiligheid belemmert ruimtelijke verdichting langs het spoor vooral ter hoogte van de Drechtsteden. Daarnaast wordt er bij het basisnet spoor, maar ook bij de herrouteringsstudie in het kader van PHS, slechts rekening gehouden met de situatie tot 2020. Voor de periode daarna, waarin naar verwachting sprake zal zijn van een forse toename van het spoorgoederenvervoer, is zowel de benodigde spoorcapaciteit niet bekend maar is ook niet bekend hoe binnen basisnet met een dergelijke toename moet worden omgegaan. Doel / effecten Verbetering van de externe veiligheid langs het spoor, waardoor niet alleen een verbetering van de veiligheid voor bestaande bouw ontstaat, maar ook verdichtingsmogelijkheden langs het spoor. Deelprojecten 1. 2. 3.
Maatregelen korte termijn: alles uit de kast; Maatregelen middellange termijn: Spoorboog Meteren; Maatregelen lange termijn: goederenspoor Rotterdam-‐Belgie (RoBel), onderdeel van Verkenning Antwerpen Rotterdam (VAR). De logistieke relaties tussen de Rotterdamse haven en Antwerpen zijn zwaar. Door gebrek aan concurrerend spoorvervoer gaat veel transport over de weg. Het goederentransport over het bestaande spoor veroorzaakt bovendien veel overlast. Tegelijkertijd veroorzaakt het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor aanzienlijke externe onveiligheid, die naar verwachting niet met het huidige Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) kan worden opgelost. De externe onveiligheid belemmert ruimtelijke verdichting langs het spoor met name ter hoogte van de Drechtsteden. Met aanleg van een dedicated goederenspoorverbinding tussen Rotterdam en Antwerpen kan een duurzame en met de weg concurrerende vervoersverbinding worden geboden, waarmee de huidige problemen langs het bestaande spoor worden opgelost.
Planning en financiering per deelproject 1 2 3
Huidige MIRT-‐status Verkennen Realisatie Verkennen
Realisatie 2012-‐2014 2010-‐2020 2010-‐2018
Indicatie kosten 11 miljoen PM Hoog
Indicatie dekking Geen Onderdeel PHS-‐budget Geen
Geografische ligging PM Samenhang
62
32. IR08 – Bereikbaarheid: Verbetering externe veiligheid spoor IR01, IR07, IR19. Afspraken Rijk – regio Te maken afspraken: 1. Korte termijn: alle mogelijke fysieke maatregelen nemen die de veiligheid op het spoor verbeteren; 2. Middellange termijn: de veiligheidswinst door de boog bij Meteren gebruiken om de risicoruimte te verlagen; 3. Lange termijn: de overschrijding van de oriëntatiewaarde zien we als een tijdelijke situatie die op termijn wordt beëindigd. Aan het Rijk wordt een gedegen visie gevraagd op welke wijze dit op termijn kan worden gerealiseerd, waarbij bovendien aandacht geschonken wordt aan te verwachten groei van het spoorgoederenvervoer. Aandachtspunten/bijzonderheden
63
33. IR10 – Water en energie: Deltaprogramma Rijnmond-‐Drechtsteden Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministeries van VenW en VROM (opdrachtgevers), LNV, Provincie Zuid-‐Holland, gemeenten Dordrecht en Rotterdam, waterschap Hollandse Delta, havenbedrijf Rotterdam. Korte omschrijving Het deltaprogramma Rijnmond-‐Drechtsteden is een van de deelprogramma’s van het Nationaal Deltaprogramma (NDP) dat tot doel heeft Nederland voor volgende generaties veilig te houden en een duurzame zoetwatervoorziening te bieden. Daarbij wil men de kansen die water biedt optimaal benutten. Het deelprogramma Rijnmond-‐Drechtsteden is een gebiedsgericht programma dat betrekking heeft op Zuidvleugel/Zuid-‐Holland. Het heeft fysieke en procesmatige samenhang met de generieke opgaven voor het hoofdwatersysteem op het gebied van veiligheid en zoetwatervoorziening, maar ook met het rivierengebied en de zuidwestelijke delta. Doel is een hoofdoplossingsrichting te ontwikkelen voor de waterveiligheid op lange termijn en de zoetwatervoorziening in synergie met een duurzame en vitale ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Ambitie / probleem De regio Rijnmond-‐Drechtsteden dankt een belangrijk deel van haar ontwikkeling aan de ligging in de delta van de grote rivieren. Het haven-‐ en industrieel complex is hiervan wel de meest in het oog springende exponent. Daar horen veelgebruikte hoofdverbindingen van weg, water en spoor bij. Het gebied is sterk verstedelijkt, er wonen nu ongeveer 1,5 miljoen mensen. De kwaliteit van de leefomgeving en de open en groene gebieden staan onder druk als gevolg van de verstedelijking. Het waterhuishoudkundige vraagstuk van de regio op lange termijn betreft de veiligheid tegen overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren en toenemende verzilting, waardoor de zoetwatervoorziening onder druk komt. Oplossingen voor deze opgaven zullen grote ruimtelijke impact hebben en kunnen uiteenlopen van open (zoals weghalen van Maeslantkering), tot gesloten (bijvoorbeeld een zeesluis) of beweegbare waterkeringen aan zee-‐ en rivierzijde. In combinatie met de actuele ruimtelijke ontwikkelingen van het gebied vraagt dit om zekerheid over de langetermijnstrategie voor de wateropgaven. Op korte termijn spelen in dit gebied ook maatregelen voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening, zoals uitvoering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma en onderhoud van de trapjeslijn op de bodem van de Nieuwe Waterweg. Doel / effecten Waterveiligheid borgen voor de lange termijn en randvoorwaarden scheppen voor een duurzame zoetwatervoorziening in het gebied Rijnmond-‐Drechtsteden als bijdrage aan een duurzame en vitale ruimtelijke ontwikkeling. Uiterlijk in 2014 zal daarom een voorstel gereed zijn voor de hoofdoplossingsrichting voor de lange termijn, om duidelijkheid te geven over kansen en randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Deelprojecten
1. 2.
e
2010-‐2011: analyse probleem, urgentie en 1 generatie-‐oplossingsrichtingen; e 2012-‐2013: analyse en afweging 2 generatie-‐oplossingsrichtingen.
Planning en financiering per deelproject Huidige MIRT-‐status 1/ MIRT-‐onderzoek 2
Realisatie 2010-‐2013
Indicatie kosten PM
Indicatie dekking Rijk voor nationale opgaven, regio voor regionale opgaven
Geografische ligging Het plangebied is de regio Rijnmond en Drechtsteden. Omdat oplossingen voor de (toekomstige) knelpunten ook buiten dit gebied kunnen liggen en ook de effecten van die oplossingen buiten het plangebied kunnen optreden, is het studiegebied groter, waarbij
64
33. IR10 – Water en energie: Deltaprogramma Rijnmond-‐Drechtsteden
het met name gaat om (delen van) het Groene Hart, het Rivierengebied, het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta (in het bijzonder Hollandsch Diep en Haringvliet). Gaandeweg de uitvoering van het plan van aanpak kan blijken dat het nodig is om voor bepaalde thema’s en onderwerpen het plangebied of het studiegebied aan te passen.
Samenhang Samenhang in het Nationaal Deltaprogramma met de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Nieuwbouw en Herstructurering en Zoetwater en de gebiedsgerichte deelprogramma’s Zuidwestelijke Delta en Rivieren. In 2011 wordt een principebesluit genomen over de nieuwe normen voor waterveiligheid. Deze nieuwe normen zijn van grote invloed op de afweging van de oplossingen voor Rijnmond-‐Drechtsteden. Verder kijkt het deelprogramma Veiligheid naar het buitendijkse gebied en naar Deltadijken. Ook de beslissing over de zoetwaterstrategie in 2014 kent nauwe samenhang hiermee. Samenhang met diverse projecten in de Gebiedsagenda Zuidvleugel: IR04, IR11, IR13, IR14, IR20, IR21, IR24 en RD01. Afspraken Rijk – regio Het Rijk is initiatiefnemer van het Deltaprogramma. Deze fase van het deelprogramma Rijnmond-‐ Drechtsteden is een MIRT-‐onderzoek. Dit kan resulteren in aanscherping van de langetermijnopgaven in de gebiedsagenda, maar bijvoorbeeld ook input vormen voor beleid, wetgeving of een startbeslissing voor een verkenning. Agendering, proces-‐ en financieringsafspraken. Aandachtspunten / bijzonderheden Realisatie (periode 2020 tot 2050) hangt vooral af van klimaatontwikkeling en beleidskeuzes. De keuze voor de lange termijn zal wel al invloed hebben op andere ruimtelijke ontwikkelingen op kortere termijn.
65
34. IR11 – Water en energie: Deltaprogramma Zuidwestelijke Delta Opdrachtgever / probleemeigenaar Waterschap Brabantse Delta. Korte omschrijving Het deelprogramma Zuidwestelijke Delta is een van de deelprogramma’s van het Nationaal Deltaprogramma (NDP). Het deelprogramma beoogt de waterveiligheid en klimaatbestendigheid op lange termijn te borgen, en randvoorwaarden te scheppen voor duurzame watervoorziening, en wil op een integrale wijze bijdragen aan een ecologische en economische versterking van dit gebied. Het verbindt de korte en lange termijn: (1) het op orde maken van de basis (medio 2012 volgt integrale besluitvorming over projecten rond het Volkerak-‐Zoommeer en de Grevelingen) en (2) het voorbereiden van de toekomst en bezien van de gemaakte afspraken over veiligheid, waterbeschikbaarheid en ruimtelijke ontwikkelingen. Ambitie / probleem De Zuidwestelijke Delta staat onder druk: het klimaat verandert en ook blijken de Deltawerken schaduwkanten voor de natuur en waterkwaliteit te hebben. De oplossing vraagt om herstel van estuariene dynamiek, met behoud van veiligheid. Een veilige, veerkrachtige en vitale delta zorgt dat het gebied aantrekkelijk blijft om te wonen, werken en recreëren. De gewenste ingrepen hebben consequenties voor de zoetwatervoorziening. Zoetwater is nodig voor drinkwaterproductie, procesindustrie en diverse agrarische sectoren en is daarmee van groot economisch belang. Doel / effecten Het deelprogramma werkt aan een veilige, veerkrachtige en vitale delta, door verbetering van waterkwaliteit, natuur en ruimte voor economische ontwikkeling. Het doel van het deelprogramma Zuidwestelijke Delta (ZWD) is het ontwikkelen van een gedragen gemeenschappelijke toekomstschets voor de ZWD voor de korte, middellange (2025-‐2050) en de lange termijn (2050+). De uitgangssituatie voor de lange termijn is de voorgenomen realisatie van het ontwerp-‐Uitvoeringsprogramma ZWD 2010-‐2015+. Deelprojecten
Uitvoeringsprogamma voor de korte termijn onder meer: 1. MIRT-‐verkenning Grevelingen: de verkenning onderzoekt de mogelijkheden om met enkele ingrepen meer dynamiek in het gebied te brengen, zowel in de natuur als in de economie. Uit eerder onderzoek blijkt dat de waterkwaliteit aanzienlijk verbetert als er weer een beperkte mate van getij in het meer komt, bijvoorbeeld door een (afsluitbare) opening te maken in de Brouwersdam. Ook worden mogelijkheden onderzocht van een getijdenenergiecentrale, extra waterberging, en herstel van natte natuur; 2. Volkerak-‐Zoommeer: om de blauwalgenproblematiek op te lossen kiest het kabinet ervoor om uiterlijk in 2015 zout water toe te laten in het meer en een beperkte getijdenwerking te herstellen. Hierdoor verbetert de waterkwaliteit, nemen natuurwaarden toe en wordt het gebied aantrekkelijker voor recreatie en wonen. Het zoute water heeft invloed op de zoetwatervoorziening, die van belang is voor landbouw, procesindustrie en drinkwaterbereiding. Daarom wordt het zoute water pas toegelaten als maatregelen voor de zoetwatervoorziening genomen zijn (zoals het beperken van het zoutlek via de Volkeraksluizen). Behalve maatregelen voor de waterkwaliteit wordt de mogelijkheid voor waterberging in het Volkerak-‐Zoommeer onderzocht (uitvoering van PKB Ruimte voor de Rivier), waarbij een koppeling met de Grevelingen onderdeel is van het onderzoek. De langetermijnverkenning onderzoekt, voortbouwend op het Uitvoeringsprogramma, de invloed van de gevolgen van klimaatverandering op veiligheid, zoet water, natuur en regionale ontwikkeling in de Zuidwestelijke Delta. § 2011: ‘no-‐regret’-‐toets op kortetermijnbesluiten ( Volkerak-‐Zoommeer, inclusief zoetwater en in relatie tot Ruimte voor de Rivier en Grevelingen) die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma ZWD;. § 2013: schets van een vitale delta 2050-‐2100 waaronder toekomstschets van de gewenste 66
34. IR11 – Water en energie: Deltaprogramma Zuidwestelijke Delta § §
ontwikkelingsrichtingen, agenda voor besluiten tot 2050, onderzoekagenda die leidt tot onderbouwing van langetermijnbesluiten; 2015: voorstel voor maatregelen die deel gaan uitmaken van het NWP 2016-‐2021; 2015: vervolg agenda voor integrale gebiedsontwikkeling in de ZWD waarin regionale gebiedsopgaven met nationale opgaven voor veiligheid en zoetwater worden verbonden.
Planning en financiering per deelproject 1/ 2
Huidige MIRT-‐status MIRT onderzoek
Realisatie 2010-‐2014
Indicatie kosten Volkerak Zoommeer: 5,5 miljoen (Rijk en regio) beschikbaar voor de voorbereiden-‐ de werkzaamheden (onderzoek en planvorming) ter uitvoering van het zoetwater advies van de Stuurgroep ZWD
Indicatie dekking Rijk en regio (voor de realisatie worden financieringsafspraken gemaakt)
Geografische ligging
Samenhang Samenhang met IR 10, IR13, IR14, IR25 en IR27 en met diverse thema’s in de gebiedsagenda: relatie met natuurontwikkeling, recreatie, toekomst van de landbouw en energie, havens en logistiek. Afspraken Rijk – regio Volkerak-‐Zoommeer: planning voorziet een definitief uitvoeringsbesluit medio 2012, inclusief een voorstel voor financiering. Realisatie van de uitvoering staat gepland voor 2015. Aandachtspunten / bijzonderheden
67
35. IR13 – Water en energie: Deltaprogramma Kust Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministeries van VenW en VROM (opdrachtgevers); andere overheden werken mee aan uitvoering van het deelprogramma. Korte omschrijving Het onderdeel Kust uit het Nationale Deltaprogramma (verder aangeduid als deelprogramma Kust) richt zich op duurzame handhaving van de veiligheid van het achterland tegen overstromingen vanuit zee, waarbij rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van functies in de kust (zoals ecologie, recreatie, beroepsvisserij, zeehavens). Bovendien richt het deelprogramma zich op de wenselijkheid en de haalbaarheid van een eventuele kustuitbreiding. Opgave is een integrale benadering van veiligheid en ruimtelijke inrichting van de kust. Provincies stellen visies (of strategische agenda’s) voor de kust op die geïntegreerd worden in een nationale visie Kustontwikkeling. Om deze integratie mogelijk te maken wordt in 2010 een nationaal kader opgesteld in samenspraak met alle betrokken overheden. Ambitie / probleem De huidige veiligheidsmaatregelen voor de kust voldoen, maar klimaatverandering en de discussie over de veiligheidsnormering zijn aanleiding om de kust opnieuw te bekijken. De huidige veiligheidsnormering stamt uit 1958 en door toename van bevolking en investeringen achter de zeewering zijn de risico’s gestegen. Daarnaast is het in dit dichtbevolkte land zaak de kust optimaal en meervoudig te benutten. Er zijn nieuwe maatschappelijke wensen voor gebruik van de kust. Dit vraagt om een integrale benadering van veiligheid en ruimtelijke inrichting. Met het oog daarop is integrale kustontwikkeling inclusief kustveiligheid weliswaar geen acute, maar wel een urgente opgave. Dat betekent dat er nu tijd kan worden genomen om goede plannen te maken die zullen leiden tot een duurzaam veilige, sterke en mooie kust. Het betekent ook dat bij deze planvorming private partijen kunnen worden betrokken die samen met de publieke partijen willen investeren in kustontwikkeling. Doel / effecten Onderzoeken integrale benadering van veiligheid en ruimtelijke inrichting van de kust. Deelprojecten
De belangrijkste zijn: 1. Nationaal kader Kustuitbreiding (2010); 2. Provinciale visies Kust of strategische agenda’s Kust (2011); 3. De nationale visie Kustontwikkeling 2012). Het programma zit nog in de onderzoeksfase. Uitvoeringsprojecten volgen mogelijk uit de nationale visie Kustontwikkeling. Planning en financiering per deelproject 1 t/m 3
Huidige MIRT-‐status MIRT-‐Onderzoek
Realisatie Tot 2015
Kostenindicatie PM
Indicatie dekking Regionale overheden en het Rijk
Geografische ligging
68
35. IR13 – Water en energie: Deltaprogramma Kust
Kaart kustfundament (bron: Nationaal Waterplan 2009)
Samenhang Dit deelprogramma heeft samenhang met HL03, IR10, IR11 en IR14. Samenhang met diverse thema’s in de gebiedsagenda: verstedelijking, economie, natuurontwikkeling, recreatie. Zoals: relatie ontwikkeling Scheveningen Boulevard (Den Haag Centrale Zone). Afspraken Rijk – regio Proces-‐ en financieringsafspraken. Het Rijk is initiatiefnemer van het Deltaprogramma. Deze fase van het deelprogramma is een MIRT-‐ onderzoek. Dit kan resulteren in aanscherping van de langetermijnopgaven in de gebiedsagenda, maar bijvoorbeeld ook input vormen voor beleid, wetgeving of een startbeslissing voor een verkenning. Vanaf 2020 zal er een Deltafonds zijn om de integrale wateropgave te bekostigen. Aandachtspunten / bijzonderheden
69
36. IR14 – Water en energie: Deltaprogramma Zoetwater Opdrachtgever / probleemeigenaar Ministerie van VenW (opdrachtgever in samenwerking met VROM en LNV), IPO, UvW, VNG en VEWIN. Korte omschrijving Het deltaprogramma Zoetwater is een van de deelprogramma’s van het Nationaal Deltaprogramma. Het (NDP) heeft tot doel Nederland voor volgende generaties veilig te houden en een duurzame zoetwatervoorziening te bieden. Daarbij wil men de kansen die water biedt optimaal benutten. Het programma Zoetwater is een generiek deelprogramma, maar in Zuid-‐Holland speelt het vraagstuk een grote rol. Het zoetwatervraagstuk hangt samen met andere ruimtelijke opgaven in de Zuidvleugel/Zuid-‐Holland, zoals natuur en landbouw. Ook zijn de keuzes in Zuid-‐Holland nauw verbonden met andere delen van het hoofdwatersysteem. Het deelprogramma Zoetwater heeft de opdracht om een langetermijnstrategie op te stellen voor de zoetwatervoorziening in Nederland en maatregelen te inventariseren voor de korte termijn (tot 2015). Op korte termijn worden zulke maatregelen verkend voor het Groene Hart. Ambitie / probleem Nederland heeft tot nu toe voldoende zoet water vanwege zijn gunstige ligging aan de monding van rivieren en het gematigde klimaat. Voor de langere termijn is de huidige zoetwatervoorziening geen vanzelfsprekendheid. Door klimaatverandering wordt het weer extremer: nattere winters en zachtere en warmere en naar verwachting ook drogere zomers. Dit kan ertoe leiden dat ’s zomers minder zoet water beschikbaar is. Verder stijgt de zeespiegel en dringt er meer zout water West-‐ en Noord-‐Nederland binnen. Bij watertekort en toenemende verzilting kunnen vooral land-‐ en tuinbouw, natuur en scheepvaart significante schade oplopen. Daarnaast zijn er maatschappelijke ontwikkelingen zoals de omvang van de bevolking, de economie en het gebruik van hulpbronnen. Deze ontwikkelingen hebben gevolg voor de vraag naar zoet water en het landgebruik. De vraag naar zoet water neemt naar verwachting toe en het wordt steeds moeilijker om water te leveren dat voldoet aan de eisen van de gebruiksfuncties. Binnen het deelprogramma Zoetwater is het zoetwatervraagstuk in het Groene Hart actueel. Waterschappen constateren dat de uitvoering van het Nota Ruimte-‐beleid voor Veenweiden op termijn leidt tot een grotere behoefte aan inlaat van (zoet) water (onder meer voor opzetten van peilen om bodemdaling af te remmen, het inrichten van natte natuur) terwijl de beschikbaarheid van voldoende schoon water naar verwachting onder druk komt te staan. Daarnaast is voldoende (zoet) water van groot belang voor de veiligheid (stabiliteit veendijken) en landbouw (tegengaan zoute kwel). Deze opgave is ook geagendeerd in het deelprogramma. Doel / effecten Ontwikkelen van een duurzame strategie voor de zoetwatervoorziening in Nederland voor de lange termijn de die opgenomen wordt in het 2 Nationaal Waterplan. Daarnaast gaat het deelprogramma Zoetwater no-‐ regret-‐maatregelen inventariseren voor de korte termijn (tot 2015), die kansrijk of innovatief zijn en die we nu al kunnen nemen, om in te kunnen spelen op de veranderingen tussen vraag en aanbod van zoetwater van de verschillende regio’s en gebruikers voor de functies landbouw, natuur, intensieve teelten, drinkwater et cetera. Deelprojecten Om dit doel te bereiken worden de volgende resultaten/producten opgeleverd: 1. Lange termijn: strategie voor het Nationale Waterplan § 2011: uitgewerkte probleemanalyse Zoetwater in Nederland; § 2012: selectie van kansrijke strategieën; § 2013: uitwerking kansrijke strategieën voor zoetwatervoorziening; § 2014: ontwikkelen voorkeursstrategie (inclusief mogelijke maatregelen en eventuele alternatieven); § eind 2014: Deltabeslissing over de strategie, die wordt vastgelegd in het Nationale Waterplan. 2. Korte termijn: ontwikkeling toetsingskader voor no-‐regret-‐maatregelen. Op basis hiervan zal in ieder
70
36. IR14 – Water en energie: Deltaprogramma Zoetwater
geval een beoordeling plaatsvinden over het besluit om het Volkerak-‐Zoommeer te verzilten en over het korte termijn peilbesluit voor het IJsselmeer (2012). Identificeren no-‐regret-‐maatregelen 2010-‐ 2015.
Planning en financiering per deelproject 1/ 2
Huidige MIRT-‐status MIRT-‐onderzoek
Realisatie 2010-‐2014
Indicatie kosten PM
Indicatie dekking Rijk en regio
Geografische ligging
Samenhang Het deelprogramma Zoetwater is een generiek programma voor heel Nederland. Het zoetwatervraagstuk speelt in hoge mate in Zuid-‐Holland en in sterke samenhang met deelprogramma’s Zuidwestelijke Delta, Rijnmond-‐Drechtsteden en IJsselmeer. De lopende verkenning van de zoetwatervraag, droogte/verzilting in het Groene Hart levert bouwstenen voor het nationaal deelprogramma Zoetwatervoorziening. Samenhang met diverse thema’s in de gebiedsagenda, zoals de toekomst van de landbouw en boomteelt in Zuid-‐Holland. Ook in de gebiedsopgave in het Volkerak-‐Zoommeer speelt zoetwater een rol; verzilting van het meer voor waterkwaliteit heeft gevolgen voor de beschikbaarheid van zoetwater voor landbouw, natuur, drinkwater en industrie in heel Zuid-‐Holland Zuid en delen van Noord-‐Brabant. Samenhang met deelprogramma’s IR09, IR10, IR11, IR15 en IR25. Afspraken Rijk – regio Het Rijk is initiatiefnemer van het Deltaprogramma. Het deelprogramma Zoetwater is een MIRT-‐onderzoek. Dit kan resulteren in aanscherping van de langetermijnopgave in de gebiedsagenda, maar bijvoorbeeld ook input vormen voor beleid, wetgeving of een startbeslissing voor een verkenning. § Agendering via regionale stuurgroepen ZWD, Rijnmond-‐Drechtsteden en Midden-‐West Nederland (Groene Hart); § Het bestuurlijk platform Midden-‐West Nederland zorgt voor het kortetermijnonderzoek naar de zoetwatervraag voor de verschillende sectoren in het Groene Hart en de oplossingsrichtingen voor droogte/verzilting/bodemdaling in relatie tot de regionale zoetwatervoorziening. Aandachtspunten / bijzonderheden In 2014 wordt een besluit genomen over de strategie, die impact kan hebben op ruimtelijke ontwikkelingen.
71
colofon Dit is een uitgave van de rijksoverheid en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel Zuidvleugelbureau Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070 441 8303 www.zuidvleugel.nl 10 November 2010 Namens de rijksoverheid Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Zuidvleugel Het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel is ontstaan vanuit het gevoel dat een gezamenlijke inspanning van provincie, grote steden en stedelijke regio’s in Zuid-Holland noodzakelijk is om de internationale concurrentiepositie van de Zuidvleugel van de Randstad te verbeteren. Het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel houdt zich bezig met de bovenregionale belangen van de deelnemende partners waar het gaat om de integrale ontwikkeling van economische vitaliteit, verstedelijking, bereikbaarheid en groen. De Zuidvleugelprojecten worden bestuurlijk begeleid en gecoördineerd door bestuurders van de deelnemende partners: Provincie Zuid-Holland, Drechtsteden, Regio HollandRijnland, Stadsgewest Haaglanden, Gemeente Den Haag, Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland, Stadsregio Rotterdam en Gemeente Rotterdam.