Beter leven voor minder mensen Woon - en Leefbaarheidplan
Beterlevenvoormindermensen Woon-enLeefbaarheidplanEemsdelta
vastgestelde versie, Stuurgroep PLUS Wonen en Voorzieningen Eemsdelta, 7 november 2012
Dit Woon- en Leefbaarheidplan voor de regio Eemsdelta verschijnt onder de verantwoordelijkheid van de Stuurgroep Wonen en Voorzieningen Eemsdelta en is opgesteld door: - Enno Zuidema Stedebouw te Niehove / Rotterdam - Weusthuis Associatie te Groningen
Niehove, november 2012 © Enno Zuidema Stedebouw
Samenvatting Beter leven voor minder mensen! De bevolking in de Eemsdelta – met de vier gemeenten Appingedam, Delfzijl, Eemsmond en Loppersum – krimpt en verandert de komende decennia, dat is niet nieuw. Het bevolkingsaantal daalt, het aantal ouderen groeit, het aantal jongeren neemt af. Dat proces is al langer gaande. Wat wel opvalt is dat de komende tien tot twintig jaar deze ontwikkeling voor alle inwoners in het gebied voelbaar wordt. De krimp raakt de kwaliteit van ons dagelijks samenleven: wonen, werken, school, zorg. Ondanks deze veranderingen moeten de huidige bewoners en iedereen die hier woont en wil wonen zo goed mogelijk kunnen leven in de Eemsdelta. Om dat mogelijk te maken is dit Woon- en Leefbaarheidplan opgesteld. Nieuw elan Het Woon- en Leefbaarheidplan is gemaakt voor en door de Eemsdelta zelf. In overleg met bewoners, ondernemers en andere betrokkenen is de afgelopen tijd intensief over de toekomst van dit gebied gesproken. Hun aanbevelingen zijn meegenomen in het plan en gevoegd bij de uitgangspunten van het Convenant Eemsdelta, waarin 35 partijen hebben aangegeven dat zij gezamenlijk willen werken aan de leefbaarheid. Het enthousiasme en de betrokkenheid die hieruit spreken, geven aan dat er volop nieuw elan aanwezig is om dit bijzondere gebied een mooie toekomst te geven. Werken aan leefbaarheid We willen werken aan de leefbaarheid van de Eemsdelta, maar wat is leefbaarheid? Wij hebben dat als volgt beschreven: een gebied waar de sociale samenhang en de veiligheid groot is, de kwaliteit van gebouwen en openbare ruimte hoog, de voorzieningen van topniveau zijn en goed bereikbaar en waar een gevoel van welbevinden bestaat. Dat is de ‘stip op de horizon’ waar partijen de komende jaren gezamenlijk naar koersen, samen met de mensen in het gebied.
Samenvatting
Vier belangrijke keuzes De koers voor het Woon- en Leefbaarheidplan bestaat uit vier hoofdkeuzes: - Mensen moeten lang kunnen blijven wonen in hun eigen woning en woonomgeving. Voldoende woningen worden daarvoor geschikt gemaakt; - We investeren in vitale gemeenschappen in de dorpen en buurten en daarmee in de sociale samenhang; - Voorzieningen worden geconcentreerd om de kwaliteit te verhogen, de bereikbaarheid wordt verbeterd; - De kwaliteit van wonen, woning en woonomgeving wordt versterkt. Een concentratie van nieuwe woningen vindt plaats in de grotere dorpen en de regionale centra. Deze nieuwe woningen komen (grotendeels) in de plaats van elders gesloopte woningen en zijn geschikt voor bewoning door ouderen. Uitwerking naar wonen, onderwijs, zorg en welzijn, detailhandel en bereikbaarheid In het Woon- en Leefbaarheidplan zijn de hoofdkeuzes uitgewerkt voor de verschillende terreinen die samen de kwaliteit van het dagelijks leven bepalen. Per terrein is duidelijk welke investeringen noodzakelijk zijn en welke partijen daar mee aan de slag gaan. We maken daarbij een onderscheid in drie soorten kernen in de Eemsdelta: de regionale centra (Appingedam, Delfzijl en Uithuizen), de centrumdorpen Loppersum, Middelstum en Uithuizermeeden en de woondorpen. Op naar de uitvoering! Om het Woon- en Leefbaarheidplan uit te kunnen voeren is veel inzet en energie nodig. Die is voor een belangrijk deel in het gebied zelf aanwezig. De aanpak is erop gericht om zoveel mogelijk initiatieven die bijdragen aan een leefbare Eemsdelta te bundelen en verbinden. Het plan is geen blauwdruk voor de toekomst, maar vormt het kader waarbinnen dorpen en steden hun eigen koers kunnen uitzetten. Voor de financiering van het plan levert de regio zelf een belangrijke bijdrage. Aanvullende middelen zijn op dit moment al nodig in het stedelijk gebied en in de hele regio vanaf 2017. Hiervoor doet de regio een beroep op samenwerking met en ondersteuning door de provincie, het Rijk en Europa.
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2
LevenindeEemsdeltain2030 In gesprek met drie inwoners in 2030 Hendrik Jousma (75) ‘Ik heb de afgelopen 15 jaar hier veel zien veranderen. Ik kom nog uit de tijd dat er hier twee mavo’s in het dorp waren, die zijn allebei gesloten. Er is nu dus geen middelbaar onderwijs meer, dat is wel jammer. Maar ik heb gehoord dat de Eemsdelta-scholengemeenschap in Appingedam wel heel goed is, dus dan moeten de jongelui maar wat langer op de fiets zitten. Loppersum is nog steeds een fijn dorp om te wonen. Alles ligt dicht bij elkaar. Ik doe veel met de elektrische fiets. Even naar mijn volkstuin aan de rand van het dorp; ze hebben daar tuinen aangelegd op de plek waar de nieuwbouwwijk niet is doorgegaan. Het winkelcentrum dat 15 jaar geleden werd aangepakt, staat er nog steeds goed bij. Ik kan er terecht voor de dagelijkse boodschappen. Maar ook de huisarts is er één dag in de week; zijn assistent is er zelfs een paar dagen in de week. Maar ik kan ook via internet vragen stellen over medicijnen. We hebben sinds een paar jaar hier glasvezel, dat gaat echt razendsnel. Ik vind het leuk om even te skypen met mijn kinderen en kleinkinderen. Nog leuker is het natuurlijk wanneer ze na school even langskomen op hun elektrische scooters. Of ik ga even naar hen toe; mijn buurman rijdt op de buurtbus die Loppersum met de andere dorpen verbindt. Het aantal grijze koppies in het dorp is wel stevig toegenomen. Vergrijzing noemen ze dat op tv – en dat noemen die zogenaamde deskundigen een groot probleem. Ik heb er niet zo’n moeite mee. Het is daarom extra fijn om met leeftijdgenoten met wie ik opgegroeid ben in dit dorp nu samen oud te kunnen worden. Het enige minder leuke aan deze levensfase is dat er steeds meer mensen om me heen weg vallen. Zelf woon ik in een huurwoning die opgeknapt is en waar ik oud kan worden. Zorg kan straks aan huis geleverd worden. Maar ik ga vaak even een kaartje leggen hier in het voormalige verpleeghuis. Dat verpleeghuis bestaat niet meer – iedereen woont nu in een kleinschalige woonvorm – maar er is wel een gemeenschappelijk café dat ook door dorpsbewoners wordt gebruikt. Daar is het goed toeven. Dat geldt ook voor de kantine van de sportverenigingen die tien jaar geleden zijn samengegaan. Het was ondoenlijk om voor al die verenigingen allemaal eigen besturen te bemensen. Dat hebben ze toen in één bestuur ondergebracht. En de nieuwe kantine is het kloppend hart. Omdat ik behoorlijk handig ben en tijd genoeg heb, hebben ze me gevraagd of ik daar conciërge wilde worden. Dat bevalt me prima; je spreekt daar veel mensen.’
Leven in De eemSDeLta in 2030
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Kelly Zuidema (16) ‘Ik ben geboren in 2014. Mijn ouders zijn vanuit Groningen in Warffum terecht gekomen; ze waren op zoek naar een rustige omgeving en een huis met grote tuin. Ik vind Warffum maar een saai dorp. Gelukkig kan ik met de trein naar Groningen. Daar zit ik op school, op het Praedinius Gymnasium. En anders ga ik met mijn scooter. De bus is voor losers. Mijn ouders hebben een tijdje geleden het huisje achter ons erbij gekocht. Het stond bijna op instorten. Een rotte kies noemen ze dat geloof ik. Ons huis werd wat te klein, maar we willen niet weg uit het dorp. Door dat huisje flink te verbouwen hebben we er nu een mooie werkkamer en twee grote slaapkamers bij, voor mijn broer en mij. Als wij straks uit huis gaan, wil mijn moeder er een bed&breakfast van maken. Mijn broer zit hier op de brede school in het dorp. Daar is na schooltijd nog wel het nodige te doen. Ik heb er bijvoorbeeld ouderen uit het dorp geholpen met hun computer en smartphone, voor mijn maatschappelijke stage. Dat was leuk om te doen.’ Hans en Marjan ten Brink (42 en 43) ‘Wij hebben gekozen voor een woning in Delfzijl, op de waardewierde. Het concept van de wijk sprak ons erg aan. Op de plek van drie oude woningen die zijn afgebroken is één kavel gemaakt; die hebben we gekocht. De tuin loopt uit in een weiland, waar vroeger woningen stonden. Nu heeft een boer dat terrein weer in gebruik. Wij vinden alleen maar leuk, landbouw gewoon binnen de stad. Weten de kinderen tenminste gewoon waar de melk vandaan komt. Achter het weiland daar zie je nog het Damsterdiep stromen. Daar is een mooi fietspad aangelegd, in combinatie met een breed natuurpad. Erg fijn om daar ’s avonds even langs te lopen of te fietsen. Wij vinden Delfzijl fijn wonen. Je kunt hier prachtige huizen kopen voor een aantrekkelijke prijs. Plus dat we een pioniersgevoel in deze wijk hebben. Er wonen hier allerlei verschillende mensen. Onze buren links komen uit een afgebroken buurt, andere buren hebben al hun leven lang in Delfzijl gewoond. En wij zijn dus import. Maar het gaat heel goed samen. We helpen elkaar met kleine klusjes in de tuin. Andersom houden de buren een oogje in het zeil op onze kinderen. Dat gaat allemaal erg ongedwongen.’
Leven in De eemSDeLta in 2030
Inhoud Samenvatting
LevenindeEemsdeltain2030
1.0 Introductie 1.01 1.02 1.03 1.04 1.0 1.06
12
Metnieuwelansamenaandeslag Deopdracht TotstandkomingvanhetWoon-enLeefbaarheidplan Status,inhoudenfunctie Relatiemetandereplannen Leeswijzer
2.0 Visieopleefbaarheidin2030 2.01 2.02 2.03 2.04 2.0 2.06 2.0
1
Inleiding Eenbeeldvaneenbijzondereregio Bevolkinginbeweging Watverstaanweonderleefbaarheid? Deleefbaarheidspiramide Werkenaaneennieuwebalans Conclusie:leefbaarheidindeEemsdelta
1 1 20 21 23 24 26
3.0 Deopgavenpersector 3.01 3.02 3.03 3.04 3.0 3.06 3.0 3.08
4.01 4.02 4.03 4.04 4.0 4.06
10
2
Inleiding Bevolkingsontwikkeling:debasisderdingen Deopgavevoorwonen Deopgavevooronderwijs Deopgavevoorwelzijnenzorg Deopgavevoordetailhandel Deopgavevoorbereikbaarheid Conclusie:opmeerdereterreinenaanhetwerk
4.0 Dekoers:opnaar2030 Inleiding Leefbaarheid:dehoofdkeuzes Robuusteruimtelijkestructuur Regionaalstructuurbeeld2030 Eemsdelta-ladder Conclusie:dekoersalsstevighandvat
12 13 14 1 16 1
2 2 2 33 36 38 40 41
43 43 43 44 4 0 1
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
5.0 De koers uitgewerkt per sector 53 5.01 5.02 5.03 5.04 5.05 5.06 5.07
Inleiding 53 Uitwerking koers voor wonen 53 Uitwerking koers voor onderwijs 60 Uitwerking koers voor zorg en welzijn 63 Uitwerking koers voor detailhandel 69 Uitwerking koers voor bereikbaarheid 71 Conclusie: vijf sectoren nader uitgewerkt 72
6.0 Het integrale beeld voor de kernen 75 6.01 Inleiding 75 6.02 Beeld van het stedelijk gebied en twee regionale centra: Appingedam – Delfzijl 75 6.03 Beeld van het regionale centrum Uithuizen 84 6.04 Beeld van het landelijk gebied: centrumdorpen 85 6.05 Beeld van het landelijk gebied: woondorpen 89 6.06 Conclusie: een regio vol eigenheid en verschillen 89
7.0 Ontwikkelingsstrategie en instrumenten 91 7.01 Inleiding 91 7.02 Programma-aanpak voor bewoners, overheden en maatschappelijk middenveld 91 7.03 Initiatief en sturing door bewoners 92 7.04 Ontwikkelingsstrategie 95 7.05 Instrumenten voor de Eemsdelta: orgware, software, hardware, finware 97 7.06 Conclusie: naar een andere manier van werken 105
8.0 Uitvoeringsprogramma
106
8.01 Inleiding 106 8.02 Integrale programma’s voor wonen, voorzieningen en leefbaarheid 106 8.03 Regionaal programma 107 8.04 Gemeentelijke programma’s 108
9.0 Financiële uitkomsten en investeringsstrategie 9.01 9.02 9.03 9.04 9.05 9.06
10.0 Organisatie en planning vervolg 10.01 Vervolgstappen tot de uitvoering
Bijlagen Bijlage I: Brondocumenten Bijlage II: Demografische ontwikkeling Bijlage III: Aanpassen plancapaciteit Bijlage IV: Mogelijkheden financiële optimalisering
i n ho u d
109
Inleiding 109 Een geoptimaliseerde koers 110 Wat kost het Woon- en Leefbaarheidplan? 111 Verdere sturingsmogelijkheden voor vermindering van het tekort 117 Financiële optimalisering: welke ultieme sturingsmogelijkheden? 118 Conclusie: we komen ver, maar nog niet ver genoeg 121
123 123
125 126 127 130 133
11
1.0 Introductie 1.01Metnieuwelansamenaandeslag Over bevolkingskrimp wordt vaak gesproken in termen van problemen. Voor een deel is dat terecht: de overgang naar een situatie met minder mensen verloopt nu eenmaal niet zonder pijn en moeite. Bij veel mensen bestaat het gevoel dat krimp hen als ratten in de val brengt. Zij kunnen – als zij dat zouden willen – niet meer weg uit dit gebied, omdat er bijvoorbeeld geen markt is voor hun woning. Dat sombere gevoel moet worden doorbroken. Het Woon- en Leefbaarheidplan dat voor u ligt laat zien dat er wel degelijk een verbetering van de leefbaarheid mogelijk is: beter leven met minder mensen. Het plan zorgt ervoor – onder meer door woningverbetering en de aanpak van leegstand – dat de kwaliteit van wonen wordt versterkt. Een tweede belangrijk element is dat mensen langer zelfstandig blijven wonen in hun eigen vertrouwde en veilige omgeving. De woningen worden hierop aangepast en de eventuele zorg die nodig is, wordt aan huis geleverd of is op korte afstand in het eigen dorp te vinden. In sommige gevallen komen onderwijs en andere voorzieningen op een grotere afstand te liggen, maar ze zijn van de hoogst mogelijke kwaliteit en door goede verbindingen en de inzet van ICT kan hier nog steeds gebruik van worden gemaakt. Niet in de laatste plaats wordt ingezet op het verhogen van de verbindende kracht van lokale gemeenschappen. Dit is een opgave waar iedereen een bijdrage aan kan en moet leveren. Het vergt nieuwe manieren van denken en doen; dit plan is daar een treffende illustratie van. Nieuwe planningsmethodieken bijvoorbeeld, maar ook nieuwe aanpakken van de wijk- en dorpsvernieuwing in een krimpsituatie en een hierop toegesneden financiële aanpak. Het belangrijkste is echter een gedeeld geloof in de toekomst. De Eemsdelta is een bijzondere regio – misschien wel het best bewaarde geheim van Nederland wat betreft aantrekkelijkheid, landschap en cultuurschoon – en verdient het om er blakend bij te liggen!
12
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
1.02Deopdracht De leefkwaliteit van het gehele gebied van de Eemsdelta op een hoog niveau houden, zowel op het platteland als in de kleine en grote kernen. Dat is de grote uitdaging waar de regio voor staat. Beter leven voor minder mensen! Het Bestuursakkoord Eemsdelta, dat de vier gemeenten en de provincie Groningen in 2008 ondertekenden, luidt de opdracht voor het maken van een Woon- en Leefbaarheidplan als volgt in: ‘Het is voor de regio van eminent belang dat er een vernieuwende aanpak van gebiedsontwikkeling tot stand komt, waarbij de verschillende overheden en maatschappelijke organisaties hun krachten bundelen. De problematiek van het gebied staat daarbij centraal en het belang van het gezamenlijk optreden krijgt - waar gewenst – een zwaarder gewicht dan het handelen vanuit het eigen domein.’ De reden voor het opstellen van het Woon- en Leefbaarheidplan ligt daarmee bij de problematiek van leegstand, verschraling van voorzieningen en van de leefbaarheid tot en met de verloedering van delen van het stedelijk gebied en van dorpen. Niets doen in deze regio is geen optie. De partijen concentreerden de regionale samenwerking op vier thema’s: - Economie (werken, havens, infrastructuur; arbeidsmarkt/onderwijs); - Wonen en voorzieningen; - Klimaatadaptatie; - Organisatorische samenwerking (Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum – DEAL). Voor het thema ‘wonen en voorzieningen’ gaven de partijen zichzelf de opdracht om te komen tot een regionaal beleid en een integrale aanpak. Dat vergt de inzet van gemeenten, provincie, woningcorporaties en andere betrokken instanties. Ook het betrekken en consulteren van bewoners in het gebied maakt nadrukkelijk deel uit van deze opdracht. Een integraal regionaal Woon- en Leefbaarheidplan is het gewenste resultaat: dat plan ligt nu voor.
1.0
intRODuctie
13
1.03TotstandkomingvanhetWoon-enLeefbaarheidplan Werken aan de toekomst van een krimpgebied is een heel andere opgave dan we gewend zijn. In het verleden kon met groei gewerkt worden en ging het vooral om ‘nieuw’ en ‘uitbreiden’. Ook werden plannen veelal ‘van bovenaf’ op een gebied gelegd, in de vorm van een ‘blauwdruk’. In een situatie van krimp gaat dat niet meer op. Er ontstaat namelijk niet een vraag naar nieuwe plekken, maar de vraag is vooral: welke plekken blijven lang goed en welke functies en plekken verdwijnen? Dit geldt voor functies als wonen, voorzieningen, onderwijs en zelfs werkgebieden. Over de opgave en het programma is zekerheid te verkrijgen, uitgaande van bandbreedtes, verwachtingen op de lange termijn. Maar onzeker is de vraag wanneer krimp optreedt, op welke plek en hoe? Kortom: er is geen lineaire relatie meer tussen programma, gebied en plan. Het Woon- en Leefbaarheidplan is daarom op een andere manier tot stand gekomen. Een bijzonder proces is doorlopen, nadat in 2008 door de politiek besloten was een gezamenlijk plan voor de regio op te stellen. In een interactie met bewoners, bedrijven, organisaties uit zorg, onderwijs, woningbouw en detailhandel en andere belanghebbenden is de koers voor de Eemsdelta ontwikkeld. Zij hebben een belangrijke bijdrage geleverd, als ‘ervaringsdeskundigen’ in het gebied. Daarbij zijn nieuwe instrumenten ingezet, zoals ‘testbeelden’ die de discussie over de toekomst van het gebied kunnen losmaken. Ook zijn de eerste gedachten over mogelijke projecten uitgetest met ‘pionierprojecten’. De uitkomsten zijn weer besproken in vele gesprekken met dorpsraden en andere vertegenwoordigers van de verschillende kernen in het gebied.
Eemsmond
Loppersum
Appingedam Delfzijl
Regio Eemsdelta: Eemsmond, Loppersum, Appingedam, Delfzijl
14
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
1.04Status,inhoudenfunctie Het bijzondere proces heeft ook een relatie met de status, de inhoud en de functie van het Woon- en Leefbaarheidplan. Het is een plan dat de koers uitzet naar de toekomst. Maar omdat we niet precies weten hoe de krimp de komende jaren precies gaat ‘neerslaan’, is het een plan dat ruimte laat – binnen kaders. De stip aan de horizon is in kaart gebracht – we weten wat er nodig is om de leefbaarheid in de regio goed te houden – maar hoe we daar precies uitkomen, dat zal de tijd uitwijzen. Met dit Woon- en Leefbaarheidplan hebben alle betrokken partijen in ieder geval een reisgids in de hand, die hen begeleidt en van nuttige informatie voorziet. Als vervolg van dit Woon- en Leefbaarheidplan stelt de regio het Uitvoeringsprogramma op. In het Uitvoeringsprogramma staan de uit te voeren plannen voor de komende vijf jaar. Ook geeft het een overzicht van het indicatieve programma voor de tweede periode van vijf jaar (2017 – 2021). Het Woon- en Leefbaarheidplan is opgesteld met de bedoeling om regelmatig de balans op te maken: kloppen de prognoses nog, lopen ontwikkelingen sneller of juist langzamer, welke gevolgen heeft de bevolkingskrimp voor de verschillende kernen in de praktijk? Om het doel van een leefbare regio te kunnen bereiken houden de betrokken partijen in de regio een jaarlijkse ‘monitor’ bij. Hiermee wordt de vinger aan de pols gehouden van de veranderingen in de bevolkingssamenstelling, de woningmarkt en de leefbaarheid – in relatie tot de uitvoering van dit plan. De resultaten van de monitor kunnen ook leiden tot aanpassingen van het Uitvoeringsprogramma. Met de informatie van deze monitor en van een nieuw woningmarktonderzoek in 2014 past de regio in 2015-2016 het Woon- en Leefbaarheidplan aan de dan geldende situatie aan, een actie die vervolgens die iedere vijf jaar wordt herhaald. Dit Woon- en Leefbaarheidplan markeert zodoende de start van een cyclus van plannen, uitvoeren, controleren (monitor) en bijstellen (ook wel de Plan - Do - Check - Act-cyclus genoemd).
1.0
intRODuctie
1
1.0Relatiemetandereplannen Dit Woon- en Leefbaarheidplan leidt in de regio Eemsdelta alleen tot zinnige resultaten als er samenhang is met andere visies en plannen. Overkoepelend vormt de Ontwikkelingsvisie (eind 2012 gereed) het grotere ontwikkelingskader. De Ontwikkelingsvisie beschrijft naast infrastructuur en aanpassing aan het klimaat ook de ontwikkelingen in de regionale economie, uiteenlopend van de grootschalige haven, de energiegebonden bedrijvigheid en miljoenenbedrijven tot de fijnkorrelige regionale economie van zzp’ers die op tal van plekken in de Eemsdelta aanwezig is. Het Woon- en Leefbaarheidplan hangt onder de Ontwikkelingsvisie; het is de bouwsteen voor het onderdeel leefbaarheid, wonen en voorzieningen. Maar de ontwikkelkracht van de regio gaat veel verder dan de Ontwikkelingsvisie en het Woon- en Leefbaarheidplan. We hebben op veel plekken creatieve initiatieven gezien van bewoners, ondernemers en organisaties die nú al de leefbaarheid in de dorpen en buurten vergroten of de bereikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen verbeteren. Een voorbeeld is de Steunstee in Roodeschool met de computercursus voor ouderen die er leren de boodschappen via de computer te bestellen bij de supermarkt in Uithuizermeeden. Of de ondernemers van Café-Restaurant Jachthaven in Termunterzijl, die een supermarkt toevoegen aan hun horecabedrijf, waardoor Termunterzijl, Termunten en Borgsweer weer de beschikking krijgen over een dorpssupermarkt. Op een hoger schaalniveau werken de zorginstellingen samen aan een visie op curatieve zorg en op ouderenzorg. De woningcorporaties presenteerden in april 2012 het Strategisch Vastgoed Beleid waarin zij een samenhangende kijk op de gezamenlijke woningvoorraad vertalen naar een actieprogramma voor de komende jaren. En ook de gemeenten zitten niet stil. In het stedelijk gebied werkten de gemeenten samen aan de ontwikkelingsvisie Appingedam Delfzijl (2010) en ieder voor zich aan diverse ontwikkelplannen zoals de structuurvisie voor De Eendracht (2011) en een aanpak van het centrum in Appingedam (2011), ontwerpen voor de afronding van Delfzijl Noord (2012) en een streefbeeld voor Delfzijl Centrum (2012). Voor het landelijk gebied stelden de gemeenten Loppersum, Eemsmond en Delfzijl het ontwikkelingsperspectief Landelijk gebied op (2012). Alle gemeenten en corporaties hebben ook lopende uitvoeringsprogramma’s, plannen en andere initiatieven die als inbreng in het Woon- en Leefbaarheidplan gelden. Kortom, er wordt dagelijks al volop nagedacht en gewerkt aan een leefbare Eemsdelta. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst. In dit plan worden de bestaande initiatieven en programma’s gebruikt als bouwsteen.
1
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
1.06Leeswijzer Dit Woon- en Leefbaarheidplan kan op verschillende manieren gelezen worden. Wie in een kort tijdsbestek een beeld wil krijgen van de Eemsdelta in 2030, leest hoofdstuk 4: de koers. Hierin wordt kernachtig verwoord hoe de leefbaarheid in dit gebied op korte en langere termijn wordt gewaarborgd. Wie wil weten hoe bevolkingskrimp uitwerkt op de verschillende maatschappelijke sectoren en welke oplossingen daarvoor mogelijk zijn, leze met name de hoofdstukken 2 tot en met 6. In hoofdstuk 6 staat concreet beschreven hoe de verschillende kernen in de Eemsdelta zich de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid ontwikkelen. Tenslotte zijn er de hoofdstukken 7 tot en met 10: hierin komen de nieuwe manieren van denken en doen aan bod die van belang zijn voor het uitvoeren van dit plan: samen plannen, samen uitvoeren en samen financieren. We moeten op een andere manier aan de slag; die omslag wordt hier verduidelijkt.
1.0
intRODuctie
1
wierdendorp (radiaal)
Oudeschip
Usquert Warffum
wierdendorp (rechthoekig)
Uithuizermeeden Roodeschool Uithuizen Oosteinde Oosternieland
Doodstil Rottum Zandeweer Kantens
Oldenzijl
Zijldijk
Eppenhuizen ‘t Zandt
dijkdorp wegdorp
Spijk
komdorp
Bierum
Losdorp
vestingstad overig
Godlinze
Holwierde Garsthuizen Krewerd Zeerijp Westeremden Leermens Uitwierde Middelstum Delfzijl Huizinge Eenum Oosterwijtwerd Farmsum Westerwijtwerd Loppersum Wirdum Stedum Termuntenzijl Appingedam Winneweer Garrelsweer Termunten Borgsweer Meedhuizen
Stitswerd
Toornwerd
Woldendorp Wagenborgen
Dorpstypen
Waddenzee
Fivelboezem
Wierdenlandschap
Damsterdiep
Stadsranden
Landschappen
1
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
2.0 Visieopleefbaarheidin2030 2.01Inleiding Voordat we in de volgende hoofdstukken de opgaven voor de Eemsdelta in beeld brengen, maken we eerst kennis met het gebied. Een bijzondere regio, met het oudste cultuurlandschap van Nederland. Een gebied met een grote eigenheid en grote verschillen, maar ook met een trotse bevolking. Voor deze bevolking, die in omvang afneemt en van samenstelling verandert, moet de leefbaarheid op korte en langere termijn worden geborgd. Wat we onder die leefbaarheid verstaan, wordt in dit hoofdstuk nader toegelicht.
2.02Eenbeeldvaneenbijzondereregio De Eemsdelta is onderdeel van ‘Wadland’, het gebied achter de Waddenkust. Een gebied met UNESCO-kwaliteit, dat zich uitstrekt van Noord-Holland tot in Denemarken. Dit gebied was van voor het begin van de jaartelling tot in de Middeleeuwen het dichtst bevolkte deel van NoordWest Europa. Anno 2012 vormt de stad Groningen een magneet voor de bewoners van de Eemsdelta. Hier zijn onderwijs, werk, innovatie, stad en cultuur en zorg te vinden. De Eemsdelta heeft veel andere kwaliteiten: ontspannen wonen, werken in kleinschalige regionale bedrijvigheid (waaronder relatief veel in de bouw en landbouw), regionale cultuur, landschap, energiewinning en havens. Wat dit laatste betreft: het grootste chemiecluster in Nederland ligt in de regio Eemsdelta en de Eemshaven ontwikkelt zich tot een logistieke en energiepool van jewelste. De economische speerpunten van Noord-Nederland slaan deels neer in Eemsdelta. Denk aan Energy Valley, healthy ageing, waterveiligheid en berging, agribusiness en koolstoftoepassingen in food en non-food. Het gebied Eemsdelta is een gebied met een grote eigenheid én grote verschillen. De deelgebieden verschillen sterk in voorkomen, ondergrond en ontstaansgeschiedenis. De kernen verschillen in grootte, ouderdom en vorm en in cultuur, bevolking en mate van gemeenschapsvorming. We treffen bijvoorbeeld wierdendorpen of dijkdorpen en wegdorpen aan. De eigenheid van dorpen en buurten is een belangrijk uitgangspunt voor het begeleiden van de veranderingen in de regio Eemsdelta. Wanneer bewoners trots zijn op de eigenheid van hun dorp, wijk of stad, willen ze meer doen en betekenen voor de gemeenschap.
2.0
viSie OP LeeFBaaRHeiD in 2030
1
2.03Bevolkinginbeweging In de Eemsdelta vindt een demografische omslag plaats. De afname van de bevolking gaat hand in hand met vergrijzing en ontgroening. Dat zet de leefbaarheid in deze bijzondere regio onder druk. Terwijl de behoefte aan zorg toeneemt, loopt bijvoorbeeld het aantal basisscholen terug omdat er minder leerlingen zijn. Verder draagt krimp bij aan een verminderd draagvlak voor de voorzieningen. Voorzieningen concentreren zich daarop in de grotere kernen en daarmee op grotere gemiddelde afstand voor de bewoner. Dit proces is overigens al decennia gaande en wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de toegenomen mobiliteit en schaalvergroting. Krimp versterkt dit proces van concentratie. De bereikbaarheid van deze voorzieningen wordt daarmee belangrijk voor het op peil houden de leefbaarheid. De bevolkingskrimp zorgt tenslotte voor het wegvallen van druk op de woningmarkt. Leegstand en verpaupering hebben een negatief effect op de leefbaarheid. Deze veranderingen in de bevolking zijn ‘robuust’. Anders gezegd: ze gaan hoe dan ook gebeuren, de vraag is echter: in welke mate en met welke gevolgen voor het gebied en de mensen die er leven? Het doel is om de regio Eemsdelta zo sterk mogelijk te maken, zodat het de demografische ontwikkeling kan opvangen. Voor de mensen die er leven moet het hier goed wonen en leven zijn. Daarnaast moet het gebied aantrekkingskracht blijven houden voor de inwoners, mensen die terugkeren of er juist willen gaan wonen, voor ondernemers, bezoekers en passanten.
stabiel (tussen -2,5 en +2,5%)
Oudeschip
Usquert Warffum
krimp
Uithuizermeeden Roodeschool Uithuizen Oosteinde
Doodstil Rottum Zandeweer Kantens
Oosternieland Oldenzijl
Zijldijk
Eppenhuizen ‘t Zandt
Losdorp
groei
Spijk Bierum
Godlinze Holwierde Garsthuizen Krewerd Zeerijp Westeremden Leermens Uitwierde Middelstum Delfzijl Huizinge Eenum Oosterwijtwerd Farmsum Westerwijtwerd Loppersum Wirdum Stedum Termuntenzijl Appingedam Winneweer Garrelsweer Termunten Borgsweer Meedhuizen
Stitswerd
Toornwerd
Woldendorp Wagenborgen
Groeiende, krimpende en stabiele dorpen
20
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
2.04Watverstaanweonderleefbaarheid? Een leefbaar gebied voor huidige en toekomstige generaties, dat is dus het doel. Maar wat is dat nou, leefbaarheid? Het is een begrip dat lastig te definiëren is. Als er al een definitie wordt gegeven (bijvoorbeeld de Leefbaarheidsbarometer uit de stedelijke vernieuwing) dan is die niet altijd goed toepasbaar. Tegelijkertijd heeft iedereen een beeld van wat leefbaarheid is en ook dat een leefbare regio iets is wat we willen bereiken. Leefbaarheid zegt in ieder geval iets over de relatie tussen mens en omgeving en bestaat uit meerdere aspecten. Het zijn eigenschappen van een buurt of wijk of omgeving die een gebied meer of minder leefbaar maken. Wij stellen dat het in een buurt of dorp in de Eemsdelta beter gesteld is met de leefbaarheid naarmate: - De sociale cohesie groter is; - Het gevoel van veiligheid groter is; - De kwaliteit van de gebouwde omgeving en openbare ruimte hoger is; - De voorzieningen beter bereikbaar zijn en van de beste kwaliteit; - Het gevoel van welbevinden groter is. De sociale cohesie in een buurt of dorp heeft te maken met sociale contacten tussen de bewoners. Hierbij gaat het om het maken van een praatje, kennen en gekend worden, een inbreng kunnen hebben. Ontmoetingsplaatsen zijn daarbij belangrijk. Dat kan een dorpshuis zijn, maar bijvoorbeeld ook de plaatselijke winkel of een woonkamer die voor dat doel wordt ingericht. Een ander aspect is een zekere mate van overeenkomst in de waarden van de verschillende groepen van bewoners en een zekere mate van tolerantie van verschillende groepen ten opzichte van de waarden van anderen. Ook het samen in stand houden van en verantwoordelijkheid nemen voor een verenigingsleven draagt bij aan de sociale cohesie: dat geldt met name op het gebied van sport en cultuur. Daarnaast komt sociale cohesie tot uitdrukking in de bereidheid om elkaar te helpen; op vrijwillige basis diensten te verlenen aan elkaar. Ook veiligheid speelt een rol in de beleving van leefbaarheid. Ten eerste gaat het hierbij om criminaliteit en dan met name de criminaliteit die te maken heeft met de veiligheid op straat en met inbraak en geweldsmisdrijven. Deze vorm heeft een buitengewoon negatief effect op de leefbaarheid. Een heel ander aspect van veiligheid heeft te maken met de mate van zekerheid dat er voorzieningen zijn voor spoedeisende hulp. Denk aan de beschikbaarheid van hulpdiensten, de huisartes en intensive care. Maar ook minder urgente zaken, zoals de zekerheid dat je met een gerust hart oud kunt worden op de plek waar je woont. Daar gaat het om de beschikbaarheid van zorg: vrijwillige zorg waar dat kan, professionele zorg waar dat nodig is. De kwaliteit van de gebouwde omgeving bevat alle aspecten die te maken hebben met de uitstraling van kwaliteit en zorgvuldigheid van zowel de gebouwen als de openbare ruimte in dorpen en wijken. Aspecten die daar dichtbij liggen zijn de sociale veiligheid van de openbare ruimte en het tegengaan van vandalisme en verloedering.
2.0
viSie OP LeeFBaaRHeiD in 2030
21
In de vierde plaats zijn er de voorzieningen. Het is niet zo dat een dorp of een wijk alleen maar leefbaar kan zijn als alle voorzieningen voor het dagelijks leven daar ook te vinden zijn. Ze moeten binnen een korte reisafstand beschikbaar zijn en van voldoende kwaliteit zijn. Voorzieningen zijn niet alleen vanuit hun primaire functie (onderwijs, boodschappen et cetera) van belang, maar ook vanuit hun sociale functie. Mensen komen elkaar tegen en maken een praatje. De aanwezigheid van voorzieningen versterkt zo de sociale cohesie en het gevoel van geborgenheid. Bij welbevinden tenslotte gaat het vooral om de beleving van de individuele leefsituatie. Voor welbevinden zijn begrippen van belang als zelfregie, zelfredzaamheid, zelfrespect, zingeving, zinvolle dagbesteding en door andere mensen opgemerkt en gewaardeerd worden. Ook arbeid is van groot belang: het zorgt voor een zinvolle dagbesteding en menselijke contacten, maar ook voor inkomen. Het verhoogt daarmee de zelfredzaamheid en versterkt indirect de lokale economie. Mensen die werken voelen zich bovendien vitaler dan mensen die niet werken. Ze doen minder frequent en zeker minder langdurig een beroep op voorzieningen voor gezondheidszorg.
22
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2
2.0Deleefbaarheidspiramide Er zijn allerlei zaken van belang om een regio, dorp, wijk of straat leefbaar te laten zijn. Niet alle voorzieningen zijn in elke straat of elk dorp nodig. Een prettige woonomgeving is overal van belang, dit is dus een basisvoorwaarde voor leefbaarheid. Een TOP ziekenhuis daarentegen is niet nodig in elk dorp, het is centrale plaatsen genoeg als deze binnen de regio goed bereikbaar is. Zo in de regio heeft elke voorziening een eigen ‘bereik’ en schaalniveau. De leefbaarheid in de regio werkt daarmee als een piramide: een brede en stevige basis, een slanker MIDDEN middel en een fiere kop. De piramide zegt iets over schaal en afstand: hoe hoger een aspect in de op veel plekken, maar niet overal piramide staat, hoe meer geconcentreerd dit aspect is en hoe groter de gemiddelde afstand om dit aspect of deze voorziening te bereiken. BASIS Alle lagen dragen bij aan de leefbaarheid en in leefomgeving alle lagen zijn ingrepen nodig om de gewenste kwaliteit in de Eemsdelta te Leefbaarheidspyramide bereiken of te behouden.
Basislaag: de leefomgeving
De basislaag is de directe woon- en leefomgeving in de dorpen, buurten en wijken. In deze laag zijn goede woningen en woonomgevingen nodig, maar daarnaast ook een informele zorgstructuur. Deze informele zorgstructuur ontstaat (makkelijker) als er sprake is van sociale cohesie in een dorp, als men elkaar wil helpen. In deze leefomgeving is bereikbaarheid cruciaal. Voorzieningen zijn niet (meer) aanwezig in de directe leefomgeving, maar zijn wel goed bereikbaar: kleinschalig vervoer naar voorzieningen of opstapplaatsen voor openbaar vervoer moeten voor iedereen gemakkelijk voorhanden zijn. Ook goed en snel internet maakt onderdeel uit van de randvoorwaarden voor een leefbare woonomgeving.
welzijn
Middenlaag: op veel plekken, maar niet overal
In de middenlaag is sprake van verschillende concentraties van voorzieningen. De punten waar deze voorzieningen terechtkomen liggen goed in termen van bereikbaarheid en geschiktheid. Het gaat hierbij niet alleen om basisvoorzieningen zoals eerstelijnszorg, dagelijkse basis midden boodschappen, basisonderwijs en kindvoorzieningen, maar ook over verzorgd wonen en zorgvoorzieningen in de vorm van eenvoudige zorg en begeleiding bij wonen. In deze laag bevinden zich de bushaltes of treinhalte en overstapplaatsen voor openbaar vervoer. Deze maken de verschillende voorzieningen voor iedereen goed en snel bereikbaar.
top
zorgwonen
Toplaag: op centrale plaatsen in de regio
De regio als geheel heeft medische zorg, woonzorg, onderwijs en winkels van hoog niveau nodig. Deze voorzieningen, zoals een ziekenhuis, een kledingwinkel of bioscoop, bevinden zich in de toplaag en door het concentreren ervan kunnen zij elkaar versterken. Het gaat om voorzieningen die voor de hele regio van belang zijn, maar die niet in elke kern aanwezig hoeven te zijn voor de leefbaarheid. Het is prima als deze voorzieningen iets verder weg zijn, als de kwaliteit maar goed is en ze goed bereikbaar zijn.
2.0
viSie OP LeeFBaaRHeiD in 2030
23
2.06Werkenaaneennieuwebalans Mensen uit het gebied van de Eemsdelta vertellen vaak dat krimp al heel lang voorkomt. Het bestaan van winkels en bedrijven stond ook vroeger al onder druk. Er vindt een voortdurende verschuiving tussen de verschillende lagen van de leefbaarheidspiramide plaats; dat proces is dus al veel langer gaande en krimp voegt er een extra dynamiek aan toe. Voorzieningen hebben de neiging om zich te concentreren en verdwijnen daarmee uit de basislaag of middenlaag. Zij maken een opwaartse beweging richting de toplaag van de piramide. Deze concentratie zorgt ervoor dat de basislaag en in mindere TOP mate de middenlaag afbrokkelt. Voorzieningen zijn op een centrale plaatsen in de regio grotere afstand gevestigd, omdat ze in minder kernen in de regio te vinden zijn. Dit zorgt er uiteindelijk voor – als er niet wordt ingegrepen – dat de leefbaarheid in de Eemsdelta onder druk komt te staan. MIDDEN Met het oog op de toekomst werken we daarom aan op veel plekken, maar niet overal een nieuwe balans in het gebied. Sommige dorpen en wijken zullen het goed blijven doen, in BASIS trek blijven, mooier en sterker worden. Andere leefomgeving dorpen en wijken zullen fors veranderen, hier staat veel onder druk en is terugbouwen of stapsgewijs blijven meebewegen naar een Opwaartse verschuiving van voorzieningen geheel nieuwe situatie aan de orde. Deze verschillen tussen dorpen, buurten, wijken en steden kunnen ontstaan op basis van eigen kracht en kwaliteit. Maar er zijn ook veel overeenkomsten: de voorzieningen zullen eveneens (moeten) veranderen, van plek, in omvang en in kwaliteit; de zorg zal anders georganiseerd worden, het vervoer speelt een belangrijker rol dan nu, mensen zullen meer voor elkaar moeten doen, de overheid zal minder aanwezig zijn als ontwikkelaar en vangnet tegelijk. De vraag is hoe de leefbaarheid kan beklijven en wat daaraan op de schaal van een dorp, buurt, wijk en regio te doen is.
welzijn
Zelfstandig en op eigen kracht
Bewoners in dit gebied zijn relatief zelfstandig, de overheid is in het landelijk gebied op een andere manier betrokken dan in het stedelijk gebied. Dat blijkt uit een bloeiend verenigingsleven in veel dorpen, uit de honkvastheid van bewoners tot en met initiatieven als ‘Het leukste dorp van Groningen’. Op eigen kracht zullen dorpen en gemeenschappen zichzelf ook op andere vlakken (moeten) gaan organiseren: - Op eigen kracht betekent dat er veel verbindingen nodig basis en verbanden midden zijn, veel organisatie en afspraken en weinig overkoepelende instituties. - Op eigen kracht betekent dat de kwaliteit van de regio uitgebuit, benut en versterkt wordt in en door de veranderingen die gaan komen. - Op eigen kracht is ook dat bewoners lang, heel lang een goed bestaan kunnen hebben in hun eigen woning en woonomgeving.
top
zorgwonen
24
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Kwaliteit staat centraal
Het verdwijnen van voorzieningen uit de directe leefomgeving doet pijn. Het enige dat de bewoner in de Eemsdelta hiervoor terug kan krijgen is langdurige en hogere kwaliteit, zij het op grotere afstand. Als er dan geconcentreerd moet worden, àls er dan verhuisd moet worden, àls er dan een verandering komt, dan moet het ook het beste zijn dat er is. Scholen, winkels, medische zorg: ze moeten top zijn: - In de Eemsdelta ontstaan nieuwe voorzieningen van een hoge kwaliteit, deze liggen op goede, goed bereikbare en soms nieuwe plekken. - Er is veel aandacht voor de woonomgeving en voor de kleinschalige doelgroepvoorzieningen in de leefomgeving van de bewoners.
Tegenwicht bieden
In dit Woon- en Leefbaarheidplan is de demografische omslag een gegeven. Wanneer de regio sterk en leefbaar wil zijn, vraagt dat om een tegenwicht tegen de autonome concentratietrend van voorzieningen en woningbouw. Dat tegenwicht vinden we door per sector en zelfs per type voorziening (huisarts, winkels, basisscholen etc.) te bekijken op welke schaal en dus ook waar in de regio deze voorziening toekomstvast kan blijven. Om dit te bereiken moet de opwaartse pijl in de piramide op sommige punten verkleind worden of tegengewerkt: - Waar het nodig is worden voorzieningen geconcentreerd, waar het mogelijk is worden/blijven de voorzieningen gespreid. - In de gevallen dat dit niet mogelijk is, kan er gecompenseerd worden door andere voorzieningen toe te voegen aan de basislaag. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om kleinschalig particulier vervoer (nabijheid van voorzieningen verandert dan in bereikbaarheid) of een informele zorgstructuur.
Slim laveren tussen kosten en opbrengsten
De transitie waar de Eemsdelta de komende decennia doorheen gaat kost meer geld dan ze oplevert. Het sterkste geldt dit voor de woningbouwopgave en de opgave voor commerciële voorzieningen. Omdat de inkomsten teruglopen en de kosten hoger worden, ontstaat er spanning tussen de opgaven en de financiële mogelijkheden. Ook hier moet de juiste balans worden gevonden. Daarom is het noodzakelijk: - Een plan te maken dat financieel gezien optimaal is: doen wat nodig is, de juiste ambities voor lage kosten. - Een investeringsstrategie te ontwikkelen die het maximale uit de bestaande middelen van de sectoren en overheden haalt. Een financiële strategie is ook nodig voor de ambities/opgaven op het sociale en sociaal-culturele vlak.
2.0
viSie OP LeeFBaaRHeiD in 2030
2
2.0Conclusie:leefbaarheidindeEemsdelta Leefbaarheid is een breed begrip. We hebben het toegeschreven naar ons gebied, de Eemsdelta. Onze ambitie is duidelijk: we gaan voor een gebied waar de sociale samenhang en de veiligheid groot is, de kwaliteit van gebouwen en openbare ruimte hoog, de voorzieningen van hoge kwaliteit zijn en goed bereikbaar en waar een gevoel van welbevinden bestaat. Belangrijk daarbij is het besef dat voorzieningen die bijdragen aan leefbaarheid niet overal aanwezig hoeven te zijn. Met behulp van de leefbaarheidspiramide hebben we laten zien dat in de basislaag de kwaliteit van wonen gewaarborgd moet worden. In de middenlaag zijn de voorzieningen voor onderwijs en detailhandel aanwezig en de toplaag herbergt voorzieningen die voor de gehele regio van belang zijn. Bij beter leven voor minder mensen gaat het erom dat: - Bewoners zelf op eigen kracht aan leefbaarheid kunnen werken (en daartoe in staat gesteld worden); - De kwaliteit van voorzieningen zo hoog mogelijk is; - De autonome concentratietendens van voorzieningen waar nodig wordt tegengewerkt; - In financieel opzicht (kosten versus opbrengsten) een optimale koers wordt gevaren: het moet slim en scherp.
2
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
3.0 Deopgavenpersector 3.01Inleiding In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke opgaven de komende jaren spelen voor de sectoren wonen, onderwijs, welzijn en zorg, detailhandel en bereikbaarheid. Bij elkaar gevoegd zijn deze terreinen in hoofdzaak bepalend voor de kwaliteit van leven in de Eemsdelta. Per deelterrein worden de belangrijkste ontwikkelingen in kaart gebracht en vervolgens vertaald naar noodzakelijke ingrepen. In hoofdstuk 5 volgt hiervan een nadere uitwerking, gerelateerd aan de koers voor de Eemsdelta. We beginnen het hoofdstuk met de basis: de ontwikkeling van de bevolking in deze regio in de komende decennia.
3.02Bevolkingsontwikkeling:debasisderdingen In de regio Eemsdelta spelen drie ontwikkelingen voor wat betreft de bevolking: - Het aantal inwoners in absolute zin neemt af (van ruim 65.000 in 2010 tot bijna 52.000 in 2040). - Het aantal huishoudens vermindert, zij het in mindere mate dan de absolute afname van de bevolking. De huishoudensverdunning speelt hier een rol. - De samenstelling van de bevolking wordt anders: meer ouderen en minder jongeren. Onderstaand schema vat een en ander samen: Bevolkingsprognose regio Eemsdelta per lee ijdscategorie 2010Ͳ2040 (Primos, 2009) 70000
60000
Ͳ 20 %
50000
+ 60 % 75+
40000
65Ͳ75 40Ͳ64 30000
20Ͳ39 0Ͳ19
20000
Ͳ 37 %
10000
Ͳ 35 % 0 2010
2015
2020
2030
2040
Bevolkingsprognose regio Eemsdelta per leeftijdscategorie 2010-2040 (Primos, 2009) 10
3.0
De OPgaven PeR SectOR
2
De oorzaak van de bevolkingskrimp en vergrijzing ligt vooral in een vertrekoverschot van jongeren. In het gebied komen minder jongeren terug dan er vertrekken. Bovendien vertrekken relatief meer hoogopgeleiden dan er terugkomen. Zodoende blijven er meer laagopgeleiden in het gebied wonen. De bevolking van de regio Eemsdelta verandert daardoor ook in sociaaleconomisch opzicht. Door vergrijzing, de afname van de bevolking en de sociaal economische ontmenging neemt – bij ongewijzigd beleid – de economische, de sociale en ook de organisatiekracht van het gebied af. Dit uit zich onder meer in een lagere levensverwachting, een minder goede gezondheid van de bevolking als geheel en in een bevolking waarvan grotere groepen afhankelijk zijn van begeleiding en zorg. In de regio krijgen we in de toekomst te maken met onder meer een forse toename van het aantal chronisch zieken. Naarmate ook de dubbele vergrijzing toeneemt (een grotere toename van het aantal zéér oude inwoners), stijgt ook het aantal meervoudige chronische aandoeningen fors. Overigens zijn de verschillen in bevolkingsontwikkeling tussen de kernen groot. In bijlage II wordt hier nader op ingegaan. Bovenstaande cijfers zijn afkomstig uit de voor de Eemsdelta aangepaste Primos 2009 prognose (zie 3.03 voor een nadere uitleg van de aanpassing). Deze prognose vormt voor dit moment de best mogelijke inschatting van de veranderingen in de toekomst. Maar zoals we eerder aangaven: niemand weet precies hoe de bevolkingskrimp precies uitpakt en hoe deze lokaal uitwerkt. Het gaat daarom niet om de exacte cijfers, maar om de richting die de prognose aangeeft. Prognoses hebben een grote mate van onzekerheid en worden bovendien regelmatig bijgesteld door veranderende aannames en omstandigheden. Vergrijzing en ontgroening zijn redelijk goed te voorspellen, maar de mate van krimp veel minder; wie heeft de wijsheid in pacht? Een essentieel onderdeel van de uitvoering van het Woon- en Leefbaarheidplan is daarom de jaarlijkse leefbaarheidsmonitor. Hiermee wordt de vinger aan de pols gehouden voor ontwikkelingen op de woningmarkt, de bevolking, de voorzieningen en de leefbaarheid. De inzichten uit de monitor leiden vervolgens tot een vijfjaarlijkse bijstelling van het Woon- en Leefbaarheidplan, op basis van de dan geldende inzichten en geboekte resultaten. De vraag is nu hoe de demografische ontwikkeling uitpakt voor de verschillende onderdelen van het dagelijks leven: wonen, onderwijs, welzijn en zorg, detailhandel en bereikbaarheid. En voor welke uitdagingen bewoners, ondernemers, woningcorporaties, onderwijs- en zorginstelling, welzijnsorganisaties, vervoerders en andere partijen gesteld staan. Dat wordt in het vervolg van dit hoofdstuk duidelijk gemaakt.
28
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2
3.03Deopgavevoorwonen Een van de doelen van het Woon- en Leefbaarheidplan is het versterken van de woningmarkt van de Eemsdelta en het verbeteren van de kwaliteit van wonen. We moeten zorgen voor een goede afstemming tussen vraag en aanbod op de woningmarkt, ook met het oog op de toekomstige ontwikkelingen. De vraagkant wordt beïnvloed door veranderingen in de bevolking, zowel qua aantal als qua samenstelling. Deze veranderingen zijn in beeld gebracht in de Regio-atlas (2012), wederom gebaseerd op de gecorrigeerde Primos 2009 prognose. Hierbij leverden twee onderzoeken belangrijke bouwstenen: het RIGO-onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de woningcorporaties en de MKBA die is uitgevoerd door EIB. Ook de aanbodkant, de huidige woningvoorraad, is in beeld gebracht. Voor het bepalen van de woningbouwopgave voor de regio in de komende 20 jaar zijn de volgende drie aspecten van belang: - De demografische opgave: de kwantitatieve ontwikkeling van de woningvraag, oftewel de ontwikkeling van het aantal huishoudens in de regio dat een huis nodig heeft. De kwantitatieve woningvraag is in de Regio-atlas (Wonen en leven in de Eemsdelta, april 2012) uitgewerkt op basis van de aangepaste bevolkingsprognose Primos 2009. - De doelgroepenopgave: de verandering van de bevolkingssamenstelling en de woningwensen, waardoor de samenstelling van de woningvoorraad de komende jaren moet veranderen. - De kwaliteitsopgave: de noodzaak het woonmilieu, de woonomgeving en de bouwkundige en woontechnische kwaliteit van de woningvoorraad aan te passen aan de wensen van de huidige en toekomstige bewoners. De kunst voor het Woon-en Leefbaarheidplan is nu om deze drie opgaven te integreren. Er is namelijk één woningmarkt, waar krimp en uitbreiding van de huishoudens voorkomen, tegelijkertijd met het veranderen van de woonwensen en de achterblijvende kwaliteit in een deel van de woningvoorraad. Door aan de ene opgave te werken, worden echter ook de andere opgaven gediend. Zo wordt met het ombouwen, samenvoegen en verbeteren van slechte woningen (noodzakelijk in het kader van de doelgroepenopgave) ook bijgedragen aan de demografische opgave en aan de kwaliteitsopgave die nodig is om de woontechnische en bouwkundige kwaliteit te verbeteren. Het combineren van deze opgaven is ook financieel het meest optimale perspectief.
3.0
De OPgaven PeR SectOR
2
De demografische opgave: aanpassing van de prognose
Om te voorkomen dat er leegstand ontstaat of juist een tekort aan woningen, moet de woningvoorraad worden afgestemd op de ontwikkeling van het aantal huishoudens. De ontwikkeling van de bevolking is de basis voor de prognose van het aantal huishoudens in de regio en daarmee van de ontwikkeling van de woningvoorraad. Voor de Eemsdelta is in eerste instantie gewerkt met de Primos 2009 prognose, onder meer bij het opstellen van de Regio-atlas. De Primos 2009 prognose is het vertrekpunt. Deze prognose is voor de lange termijn zeker een zinnig handvat en een goed onderbouwd uitgangspunt. Voor de korte termijn klopt deze prognose echter niet voldoende. De economische recessie heeft de gebruikelijke dynamiek in de woningmarkt namelijk gedempt. Zowel de groei van de bevolking als de krimp zijn minder groot dan in de prognose is verwacht. Ook de nieuwbouwmarkt voor koopwoningen stagneert, terwijl de markt voor huurwoningen aantrekt. Deze effecten van de crisis zijn de reden dat het niet zinvol is de komende jaren te sturen op het volgen van de prognose. Zowel groei als krimp verlopen aanmerkelijk minder snel. Dit is in lijn met de tragere woningmarktontwikkeling van de afgelopen jaren. Omdat op lange termijn de prognose een goed beeld lijkt te geven, verwachten de overheden en corporaties dat de krimp en groei na 2017 de stagnatie van de periode 2012 – 2016 zal inhalen. De bevolkingsontwikkeling in de regio zal – als dat gebeurt – na 10 jaar alsnog op de aangepaste Primos 2009 prognose uitkomen. Ook voor het stedelijk gebied hebben de partijen besloten de prognose niet als leidend te beschouwen. Volgens de prognose gaan er, op basis van verandering van de bevolking en woonwensen, meer mensen in Appingedam wonen en minder mensen in Delfzijl. Het volgen van deze voorspelling leidt tot een grote sloopopgave in Delfzijl en een forse nieuwbouw opgave voor deels vergelijkbare woningen in Appingedam. Voor Appingedam zou dit een verdere uitbreiding betekenen die niet binnen de huidige bebouwde kom zou passen. Het volgen van deze ontwikkeling is uiteindelijk ongunstig voor het evenwicht in en het functioneren van het stedelijk gebied in haar geheel. Voorts is een dergelijke inzet wat betreft duurzaamheid onvoordelig, omdat nieuwe woningen worden gebouwd terwijl dezelfde type woningen even verderop worden gesloopt. Niet in de laatste plaats is het ook een zeer kostbare operatie. De optelsom van deze overwegingen heeft geleid tot een tweede aanpassing van de prognose, waarmee de sloop in Delfzijl tot en met 2031 is beperkt tot 1800 woningen en de nieuwbouw in Appingedam uitkomt op 300 woningen. Een en ander is verwerkt in onderstaande tabel:
2012 Appingedam Delfzijl - stad Delfzijl - landelijk Eemsmond Loppersum Regio
5.645 7.765 3.745 6.940 4.225 28.220
Huishoudens per 1 jan. 2017 2022 5.765 7.470 3.685 7.020 4.205
5.875 6.940 3.500 7.255 4.170
2032 5.945 5.965 3.400 7.040 3.880 26.075
Toe-/afname huishoudens 2012 t/m 2017 t/m 2022 t/m 2016 2021 2031 120 -295 -61 80 -23
110 -530 -183 231 -35
70 -975 -100 -215 -286
Huishoudenontwikkeling 2010 t/m 2031
30
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
De doelgroepenopgave: woonwensen
Er treedt ook een verandering op in de samenstelling van de huishoudens. Door de vergrijzing is er straks een overschot aan eengezinswoningen en een tekort aan levensloopbestendige woningen en specifieke vormen van ouderenhuisvesting. De sterke toename van het aantal oudere huishoudens vraagt om de beschikbaarheid van andere typen woningen, vooral als ouderen hulpbehoevend worden, of minder goed ter been zijn. Woningen moeten geschikt worden voor wonen met een beperking. Ook is behoefte aan woningen met wonen, slapen en badkamer op één verdieping, zonder trap bereikbaar, geen drempels en bijvoorkeur 24-uurs zorg op korte afstand. Deze woonwensen maken het noodzakelijk bestaande woningen om te bouwen tot levensloopbestendige, aan te passen voor bewoning met een handicap of te slopen en nieuwe, aangepaste woningen te bouwen voor de oudere doelgroep. De opgave in aantallen De doelgroepenopgave voor de periode 2012 t/m 2016 (Convenant 2012) bedraagt het slopen van 1.021 incourante woningen en het nieuw bouwen van 842 woningen, geschikt voor de doelgroep ouderen. Dit kan voor een deel van deze woningen ook door grootschalige renovatie gebeuren. Woningbouwopgave saldo sloop nieuwbouw Appingedam 162 160 322 Delfzijl - totaal -398 599 201 - stedelijk -337 512 175 - landelijk -61 87 26 Eemsmond* 80 139 219 Loppersum 23 123 100 Regio Eemsdelta -179 1.021 842 *onder handhaving van de afspraken in het Pact Regio Eemsdelta Woningbouwopgave (bron: Convenant)
3.0
De OPgaven PeR SectOR
31
De kwaliteitsopgave: woningen en woonmilieus
De kwaliteit van de huidige woningvoorraad in de regio is sterk wisselend. Veel woningen in de regio hebben een milieulabel E, F of G. Woningen met een lage kwaliteit staan bovendien vaak in een woonomgeving met een matige kwaliteit. Naarmate de woningmarkt verder ontspant, is het moeilijker om de kwaliteit van de woningvoorraad en woonomgeving op peil te houden. Om de regio te kunnen laten concurreren met andere regio’s is het van belang om de kwaliteit juist te verhogen. De kwaliteitsopgave bestaat uit het verbeteren van de matige en slechte woonmilieus en de matige en slechte woningen, zodat in 2030 sprake is van goede tot redelijke woonmilieus en de kwaliteit van de woningvoorraad aanmerkelijk is verbeterd. Om dit te bereiken moeten we de als slecht en matig beoordeelde woningen aanpakken. Dat kan door sloop en eventueel nieuwbouw, woningverbetering, groot onderhoud en warmte isolatie. Ook het samenvoegen van woningen in combinatie met woningverbetering behoort tot de mogelijkheden. In de gehele regio Eemsdelta gaat het om ongeveer 4.300 woningen, waarvan circa 1.250 woningen in de koop en 3.000 in de huursector. Per gemeente en per kern is in beeld gebracht wat er voor de komende jaren, tot 2030 nodig is om de kwaliteit van de woningvoorraad op een goed peil te krijgen. Bij de aanpak van de woningvoorraad moet, naast de bouw- en woontechnische kwaliteit, ook worden gekeken naar de ontwikkeling van de woonwensen en de bevolkingssamenstelling. Bij sloop/nieuwbouw en renovatie moet worden gezorgd voor woningen die geschikt voor bewoning door ouderen. doelgroepwijziging
SLECHT ZWAK
MATIG
sloop sloop transformatie
REDELIJK / GOED gerenoveerde en nieuwe woningen
REDELIJK REDELIJK
onderhoud isolatie
STERK
GOED
woonmilieus
woningvoorraad nu
beheer
REDELIJK GOED woningvoorraad 2030
Transformatie woningvoorraad
32
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
De opgave voor het verbeteren van de woningkwaliteit is als volgt onder te verdelen naar huur- en koopwoningen: Kwaliteitsopgave Appingedam Delfzijl - stad en Farmsum Delfzijl - landelijk Eemsmond Loppersum
2010 – 2020 Koop Huur Circa 60 350-380 200-250 400-600 Circa 65 Circa 75 100-120 300-350 Circa 70 Circa 150
2020 – 2030 Koop Huur Circa 295 100-200 200-250 400-750 Circa 60 Circa 90 90-110 250-300 Circa 70 Circa 150
Kwaliteitsopgave
Opgave plancapaciteit
Gezien de beschikbaarheid van plannen voor woningbouw in de vier gemeenten en de beperkte vraag naar woningen per gemeente is er sprake van een overaanbod aan planologische ruimte voor woningbouw in de regio, de komende 10 jaar. Het beeld is overigens per gemeente verschillend. In §5.02 wordt aangegeven hoe hiermee per gemeente wordt omgegaan.
3.04Deopgavevooronderwijs Het basisonderwijs
Goed onderwijs is een essentiële bouwsteen in de samenleving van de 21e eeuw. In de regio Eemsdelta ligt daarom een belangrijke taak om de kwaliteit van het basisonderwijs te behouden en waar nodig blijvend te verbeteren. Het schoolklimaat, het pedagogisch klimaat en de leerlingenzorg moeten zo georganiseerd zijn dat alle kinderen zich optimaal kunnen ontplooien. Naast goede onderwijskwaliteit en een goed schoolklimaat vragen ouders ook in onze regio in toenemende mate om een goede opvang voor hun kinderen: voor de periode dat ze nog niet naar school gaan, voor peuterspeelzalen, maar ook voor en na schooltijd. Zij willen de zekerheid dat hun kinderen in een veilige omgeving goed worden verzorgd, dat de opvang een positieve bijdrage levert aan de opvoeding en dat kinderen zich breed kunnen ontwikkelen. Voor ouders met kinderen is goed onderwijs en goede kinderopvang een belangrijke factor om zich al of niet te vestigen in de regio. Met nuances per gemeente en soms zelfs per kern is het algemene beeld dat het aantal kinderen in de regio gestaag daalt. Met een dalend aantal leerlingen is het niet goed mogelijk om op lange termijn het aantal scholen in de regio en de daaraan gekoppelde voorzieningen voor opvang in stand te houden. Zowel niet uit oogpunt van kwaliteit als uit oogpunt van betaalbaarheid. Met name op de kleinste scholen komen steeds meer leeftijdsgroepen in één klas en treffen leerlingen steeds minder kinderen van dezelfde leeftijd. De onderwijsbesturen moeten de scholen op verantwoorde wijze met de budgetten die daarvoor ter beschikking zijn in stand kunnen houden. En minder leerlingen betekent minder geld.
3.0
De OPgaven PeR SectOR
33
Veranderingen in de nabijheid van het basisonderwijs en de kinderopvang zijn voor leerlingen en hun ouders vaak ingrijpend. Er moet daarom veel worden geïnvesteerd in overleg en in het vinden van vertrouwen en draagvlak met alle betrokkenen om tot de beste oplossingen te komen. Voor die oplossingen moet soms van gebaande paden worden afgeweken, bijvoorbeeld als de nabijheid voor de toekomst beter kan worden veilig gesteld door samenwerking van scholen van verschillende identiteit.
Het voortgezet onderwijs
Ook in het voortgezet onderwijs wordt voortdurend ingezet op verbetering van de kwaliteit. Als gevolg van de demografische veranderingen zal ook het aantal kinderen van deze leeftijd gestaag afnemen. Hier ligt dus ook een opgave om de kwaliteit te verbeteren en een zodanige structuur te kiezen, dat het onderwijs ook bij een afnemend leerlingenaantal financieel gezond kan blijven.
Het beroepsonderwijs
Goed beroepsonderwijs is van vitaal belang voor de lokale en economische ontwikkeling van de regio. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de toekomstige arbeidsmarkt met name voor de sectoren techniek en zorg. Leerlingen die het voortgezet onderwijs hebben afgesloten, moeten ook in de toekomst middelbaar beroepsonderwijs kunnen volgen in de regio. Het Noorderpoortcollege biedt in Delfzijl beroepsopleidingen aan op het gebied van zeevaart, allround operationele techniek en procestechniek. In Appingedam volgen leerlingen opleidingen op het gebied van administratie, verzorging en commercie. Ook particuliere bedrijfsopleidingen spelen een rol van betekenis in het scholen van (toekomstige) arbeidskrachten.
De eerste opgave: langdurig kwaliteit bieden voor minder kinderen
Het is voor de inwoners van de regio en voor het bedrijfsleven van essentieel belang dat basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs en scholen voor beroepsonderwijs een goede kwaliteit bieden. Kinderen moeten zich optimaal kunnen ontwikkelen en voor de bedrijven en instellingen in de regio is het van belang dat er voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is. Scholen moeten steeds in staat zijn om antwoord te geven op schommelingen in leerlingaantallen. Bundeling van krachten, vernieuwing binnen scholen en nieuwe organisatievormen moeten oplossingen bieden om ook bij een afnemend leerlingenaantal de kwaliteit van het onderwijs te garanderen.
De tweede opgave: geïntegreerde voorzieningen voor basisonderwijs en kinderopvang
Opvang en onderwijs kunnen beter op elkaar worden afgestemd. Er is in toenemende mate behoefte aan ruime en flexibele opvangmogelijkheden voor kinderen. Om kinderen maximale ontwikkelingskansen te bieden is het wenselijk om voorzieningen te ontwikkelen, waarin opvang en onderwijs beschikbaar zijn. Daarbij wordt gezocht naar mogelijke synergie met dorps- en omgevingsvoorzieningen zodat ook de combinatie met bijvoorbeeld sport en cultuur mogelijk wordt. Deze voorzieningen bieden
34
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
een goede kwaliteit voor het onderwijs, dagopvang met flexibele tijden, peuterspeelzaalwerk, en integratie met buitenschoolse opvang. Er is verbinding met zorg (Centrum Jeugd en Gezin) en met de omgeving (bijvoorbeeld bibliotheek en dorpsvereniging). Ouders, kinderen en eigenlijk de hele dorps- of wijkgemeenschap spelen een cruciale rol bij al deze veranderingen. De integratie van voorzieningen biedt kansen voor nieuwe gebouwen op prominente en goed bereikbare plekken in de dorpen en wijken: flexibele gebouwen, duurzaam, met laag energieverbruik, met een goed binnenklimaat en vooral kindvriendelijk. Het vervoer van kinderen moet optimaal geregeld zijn en er zal veel aandacht moeten worden besteed aan veilige schoolroutes. Voor de leegkomende schoolgebouwen, die vaak een belangrijke plaats innemen in het dorp of de buurt, moet een oplossing worden gezocht. Herbestemming of eventueel sloop en de vrijkomende ruimte toevoegen aan de openbare ruimte zijn eventuele mogelijkheden. Maatwerk is noodzakelijk. Ook in het stedelijk gebied is een verdere concentratie noodzakelijk en zullen steeds meer brede scholen ontstaan. Het bouwen van nieuwe brede scholen biedt kansen voor een uitgekiende vestigingsplaats, innovatieve bouw en voor flexibiliteit.
De derde opgave: arbeidsmarkt, regionaal bedrijfsleven en scholing
Voor de leefbaarheid is voldoende toegang tot werk en voldoende werk in de woonomgeving essentieel. Arbeid en welbevinden hangen nauw met elkaar samen. In een regio met lage sociaaleconomische scores is het zaak om voldoende arbeid voor handen te hebben voor in het bijzonder mensen met een lage opleiding. Naast de terechte focus op de chemische industrie en de rol van de Eemshaven, is een tweede focus noodzakelijk: het bieden van ruimte voor het midden- en kleinbedrijf in de dorpen, buurten en wijken. Door initiatieven te ondersteunen en ondernemers de kans te geven goede bedrijfsruimte in te richten in of in de nabijheid van de woonomgeving, blijft de mate van zelfvoorziening en de ontwikkelkracht hoog. Een derde punt is de focus op laaggeschoolde arbeidskrachten. Die kunnen werk vinden in het MKB en bij de aanwezige productiebedrijven. De koppeling met de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs is essentieel voor een succesvolle aanpak van meedoen en meewerken in de maatschappij voor iedereen in de Eemsdelta. Dit vraagt van het bedrijfsleven, de gemeenten en vooral van het onderwijs extra aandacht. Nieuwe vormen van beroepsopleiding zijn uitdagender en sluiten directer aan op de praktijk. In dit Woon- en Leefbaarheidplan werken wij dit niet uit tot acties, dit zal gebeuren in het Eemsdelta-programma ‘Economie en arbeidsmarkt’.
3.0
De OPgaven PeR SectOR
3
3.0Deopgavevoorwelzijnenzorg De opgave op het gebied van welzijn en zorg in de regio Eemsdelta hangt samen met twee ontwikkelingen. Krimp en vergrijzing samen leiden tot een afname van de beroepsbevolking (en daarmee ook tot een afname van het aantal zorgprofessionals), terwijl er meer mensen (ouderen) komen die zorg nodig hebben. Dit gat tussen vraag naar en aanbod van zorg moet worden gedicht. Dat lukt niet alleen met een productiviteitstijging als gevolg van innovatie in de zorg (die overigens ook nodig is). Ook de balans tussen informele en professionele zorg moet verschuiven, in de richting van de informele zorg. Daarnaast hevelt het Rijk op dit terrein taken over naar gemeenten en dat gaat gepaard met bezuinigingen. Gemeenten hebben dus minder geld. Per saldo betekent dit dat gemeenten aan sommige burgers geen professionele zorg meer zullen bieden, ofwel dat er veel meer informele zorg geboden moet worden, voordat de professionele zorg aan bod komt. Beide ontwikkelingen leiden tot één heldere conclusie: in een krimpregio met vergrijzing moet een (veel) groter deel van de zorg door nietprofessionals worden geleverd.
Gezondheidszorg
De sociaaleconomische status van de inwoners in de regio Eemsdelta is relatief laag. Dit komt tot uitdrukking in een relatief laag gemiddeld inkomen, een relatief hoge werkloosheid en een opleidingsniveau dat lager ligt dan het gemiddelde, maar tevens in een gemiddeld slechtere gezondheid en een lagere levensverwachting. Deze samenhang wordt met name veroorzaakt door twee factoren. Mensen met een lagere opleiding oefenen doorgaans fysiek zwaardere beroepen uit dan mensen met een hogere opleiding. Zware beroepen zijn in het algemeen een serieuze aanslag op de gezondheid en leiden vaak tot vroegtijdige en ernstige slijtageklachten. Een lage sociaaleconomische score gaat bovendien gemiddeld genomen gepaard met een ongezondere levensstijl, zowel op het gebied van voeding, alcoholgebruik en roken. Dat leidt tot overgewicht, hart- en vaatziekten en diabetes. Gecombineerd leidt deze ontwikkeling tot een groot beroep op zorg in het gebied. Kan die zorg worden ingevuld? Een relatief groot deel van de huisartsen in de regio is nog slechts een aantal jaren verwijderd van hun pensioen. Uit ervaring is gebleken dat het zeer moeilijk is om nieuwe huisartsen voor de regio te interesseren. De verwachting is dat – zoals overigens ook in de rest van Nederland – nieuwe huisartsen, als ze willen komen, zich in toenemende mate zullen organiseren in de groepspraktijken. Dat zal leiden tot een concentratie van huisartsen in de grotere kernen van de regio en op termijn (als de krimp doorzet) waarschijnlijk alleen in de drie regionale centra. Daarmee komt, als er geen tegenmaatregel wordt genomen, de bereikbaarheid van de eerstelijns gezondheidszorg in gevaar. De regio kent één ziekenhuis, Delfzicht, dat behoort tot de Ommelander Ziekenhuisgroep (OZG). Delfzicht heeft de laatste jaren te maken gehad met enerzijds een afnemend aantal inwoners in het verzorgingsgebied van het ziekenhuis en anderzijds steeds hogere eisen aan het aantal in het ziekenhuis gepleegde verrichtingen. Dat heeft er onder meer toe geleid dat een aantal specialisaties is verdwenen en dat de intensive care (IC) is
3
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
gesloten. Daarmee is een negatieve spiraal ingezet die het al dan niet gedwongen uitwijken naar andere ziekenhuizen verder zal versterken. Dat is een zorgelijke ontwikkeling omdat in de totale keten van de gezondheidszorg in de regio een vorm van tweedelijnszorg een noodzakelijke schakel vormt. Als die schakel uit de regio zou verdwijnen, doet dat de leefbaarheid in regio geen goed. Voor (langdurige) revalidatie heeft de regio twee verpleeghuizen: Solwerd en Vliethoven. Beide verpleeghuizen staan in de agglomeratie Appingedam/Delfzijl. Ten opzichte van de regio liggen ze dus asymmetrisch. Dat betekent dat voor grote delen van de regio geldt dat de reisafstand groot is. Een betere spreiding over de regio zou de leefbaarheid ten goede komen.
Wonen met zorg
Verreweg de meeste ouderen in de regio bereiken een hoge leeftijd zonder een groot beroep te doen op zorgvoorzieningen. Oudere mensen zijn gezonder dan vroeger, vitaler, ondernemender en bovendien zeer wel in staat en bereid om op vrijwillige basis informele zorg te bieden aan mensen in hun dorp of wijk die dat nodig hebben. De toename van het aantal ouderen biedt dus grote kansen. Op het gebied van het wonen met zorg doen zich de komende jaren twee verschuivingen voor. De vraag naar aanleunwoningen neemt toe: zelfstandig wonen, vlakbij een zorgvoorziening, waardoor zorg op afroep snel geleverd kan worden en waardoor men bij verslechtering van de lichamelijke of geestelijke gesteldheid snel en vrij eenvoudig intramuraal kan gaan wonen. Verder stijgt de vraag naar intramuraal wonen (wonen en verzorgd worden in een verzorgingshuis of verpleeghuis). De functie van het klassieke verzorgingshuis zal in de toekomst verdwijnen. De verzorgingshuiscapaciteit in de regio zal naar verwachting grotendeels worden getransformeerd naar wonen met zorg. Niet alle verzorgingshuizen in de regio zijn daarvoor geschikt, bijvoorbeeld door een slechte bouwkundige kwaliteit. Door de vergrijzing en door het feit dat de intramurale capaciteit niet meegroeit, ontstaat een grote behoefte aan nieuwe voorzieningen van wonen met zorg. Het accent in de vraag komt te liggen bij zelfstandig wonen met zorg (in wat vroeger aanleunconstructies waren) en bij de zorg voor licht-dementerenden. Daarvoor moeten nieuwe concepten worden ontwikkeld.
Welzijn
Wanneer er minder professionele zorg zal zijn, en de informele zorg belangrijker wordt, dan is de derde grote opgave die van Welzijn. De regio zal zich inspannen om het welzijn van de bewoners te versterken. De sociale samenhang in buurten, dorpen en wijken is daar een belangrijke voorwaarde voor.
3.0
De OPgaven PeR SectOR
3
3.06Deopgavevoordetailhandel Ook bij de commerciële voorzieningen worden grote veranderingen verwacht. In vrijwel alle branches zet de schaalvergroting door. Door de toename van mobiliteit heeft de consument veel meer keus gekregen, hij kan eenvoudig meerdere winkelgebieden bezoeken. Dit leidt tot meer concurrentie tussen centra. Voor elk winkelgedrag (‘funshopping’, gericht boodschappen halen, verblijven) kan de consument een ander winkelcentrum bezoeken en doet dat ook regelmatig. Binnenstedelijke centra worden steeds belangrijker als recreatief verblijfsgebied. Het aanbod van de diverse functies en vooral de sfeer van een centrum is bepalend bij de keuze waar men naar toe gaat. Een andere trend is de branchevervaging, zoals bijvoorbeeld de bouwmarkten die ook planten verkopen en tuincentra die huishoudelijke artikelen aanbieden. Verder is de opkomst van de postorder- en internetbedrijven de afgelopen jaren groot geweest; met veel gemak worden aankopen ‘aan huis’ geleverd. De crisis speelt ook een rol; kleinschalige ontwikkelingen in de dorpen komen hierdoor nauwelijks op gang. In de periode tot 2020 wordt een daling verwacht van 10 à 15 % in het aantal meters winkelvloeroppervlak. Voor de periode van 2020 tot 2030 is het nog moeilijker om een voorspelling te doen. Zeker is wel dat bovenstaande trends zich verder doorzetten of van kracht blijven. De regio zal rekening moeten houden met een verdere daling van de vraag naar winkelruimte met zo’n 15% van het winkelvloeroppervlak. In de Eemsdelta wordt hierdoor een verdere verdunning van de winkelstructuur verwacht. In diverse plaatsen is al vele jaren een proces gaande, waarbij winkels gesloten zijn. Dit is zowel in de dorpen als in de grotere kernen het geval. Het gaat hierbij om winkels in de kleinere dorpen en in wijken en om winkels in gebieden net buiten de centra. Deze locaties zijn vaak niet optimaal. De winkelvoorzieningen in het landelijk gebied concentreren zich steeds meer in de grotere kernen. In de winkelclusters en -centra die in de regio blijven bestaan is de opgave om te zorgen voor een goede verblijfskwaliteit, een hoge kwaliteit van de winkels en een goede bereikbaarheid en parkeerstructuur. In Uithuizen bestaat de opgave allereerst uit het versterken van de structuur van het centrum, waardoor de kleinere winkels in de Hoofdstraat Oost/Blink en de grotere winkels daaromheen in samenhang een stevig centrum vormen. De overige punten zijn hier ook van belang: een goede verblijfskwaliteit kan ontstaan door de inrichting van het openbare gebied en de kwaliteit van het vastgoed. In de gemeente Eemsmond neemt het aantal huishoudens pas later af dan in de rest van de regio. Ook Eemsmond zal te maken krijgen met dezelfde trends die leiden tot een verkleining van het winkelareaal. Om die reden is het nodig om bij de uitbreiding van het centrum van Uithuizen te zorgen voor een centrum dat aanpasbaar is aan krimp en om niet al het winkeloppervlak dat uit de omgeving is verdwenen in te zetten voor dit centrum.
3
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
De centra van Appingedam en Delfzijl nemen een bijzondere plaats in. Zowel de omvang en de aard van het aanbod hebben een plaatsoverstijgend karakter. Beide plaatsen hebben een functie voor de regio en opereren voor een deel in dezelfde markt. Beide plaatsen staan voor een opgave een koers te ontwikkelen waarbij de centra ook in de toekomst in staat zijn om bezoekers uit de kernen, de regio en toeristen aan zich te binden en tot bezoek en besteding te verleiden. Hiervoor zal het functioneren van het gehele centrum (de combinatie van detailhandel, horeca, dienstverlening en cultuur) verbeterd moeten worden. De functionele versterking van beide centra zal leiden tot een aanpak die (in beide centra) rekening houdt met meerdere ontwikkelpaden, ofwel: met behoud én met verdere krimp van het winkeloppervlak. Verder horen hier randvoorwaarden bij zoals het maken van goede bestemmingen voor bezoekers en een toekomstvaste parkeerstructuur. Dit alles vereist een gezamenlijke aanpak, met een gezamenlijke visievorming en coördinatie. De gemeenten werken in deze gezamenlijke aanpak met de ondernemers aan visievorming en coördinatie op het vlak van: - Het versterken en benutten van de identiteit van de centra. Samenwerking tussen de beide plaatsen (je kent en respecteer elkaars identiteit) versterkt de mogelijkheid tot positionering en profilering. - Het opstellen van de nieuwe transformatieopgave is nieuw voor de betrokken partijen. Dit vereist veel tijdsinzet en kennisontwikkeling. Samenwerking bevordert kennisontwikkeling en bespaart tijd. - Het ontwikkelen van een toekomstbestendige koers voor de binnenstad in afstemming met de koers van de ‘buren’; Dit geldt voor publieke en private investeringen. Waar het gaat om uitlokken van (vastgoed) investeringen door ondernemers geldt voor potentiële investeerders dat men wenst te weten wat er bij de buren zal gebeuren. Het uitlokken van investeringen in vastgoed – zeker in een krimpende markt – vereist transparantie, stabiliteit en duidelijkheid. - Het opstellen van een onorthodoxe aanpak voor de transformatie. De realisatie van nieuwe beleidsinstrumenten is kansrijker in een regionale context. - Het aantrekken van externe financiële middelen.
3 . 0 d e op g a v e n p e r s e c t or
39
3.0Deopgavevoorbereikbaarheid De regio Eemsdelta is een aantrekkelijk gebied om te wonen, werken en recreëren. Dat moet zo blijven, ook als de bevolking afneemt en de samenstelling van de bevolking verandert. Een goede bereikbaarheid is hierin een essentiële voorwaarde. Mensen van buiten de regio moeten de regionale centra, de centrumdorpen maar ook alle haarvaten van de regio goed kunnen bereiken. Voor de mensen uit de regio moet de stad Groningen goed en snel bereikbaar zijn en moeten er efficiënte aansluitingen zijn op het landelijk net van wegen en openbaar vervoer. Ook is er in toenemende mate behoefte aan goede vervoersmogelijkheden binnen de regio. Dit is een gevolg van een aantal ontwikkelingen: - De toenemende behoefte aan vervoer naar de stad Groningen, vooral vanwege deconcentratie van voorzieningen en werkgelegenheid. - Door de sterke vergrijzing van de bevolking in de regio groeit de afhankelijkheid van openbaar vervoer vooral op het gebied van WMO vervoer. - De beleidskoers die in het gebied wordt gevolgd om mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving te laten wonen. - Door de concentratie van voorzieningen wonen inwoners gemiddeld op grotere afstand van onder andere winkels, scholen, voorzieningen in de zorg zoals de huisarts en de dagopvang voor dementerenden. Van de dagelijkse stroom forensen van en naar de stad Groningen (circa 25.000 mensen vanuit de regio) gebruikt 85 procent de auto als vervoermiddel, 13 procent gebruikt de trein. Naar verwachting groeit de mobiliteit tussen 2010 en 2020 met 15 procent. Om de bereikbaarheid van de regionale centra en de Eemshaven per auto te versterken, is het nodig om de N360 te verbeteren, de ombouw van de N33 tot autosnelweg te realiseren en te onderzoeken of het gewenst is op termijn de N46 (gedeeltelijk) te verdubbelen. Snellere en frequentere treindiensten naar Groningen zorgen ervoor dat meer inwoners gebruik maken van het openbaar vervoer. Omgekeerd zorgt het doortrekken van de lijn GroningenRoodeschool voor een betere bereikbaarheid per trein van de Eemshaven. Vanaf 2016 kunnen passagiers daar overstappen op de boot naar Borkum. Naast de woon-werk relatie zijn er andere vervoersvragen. Naar verwachting groeit met name de behoefte aan openbaar vervoersmogelijkheden voor schoolgaande kinderen en voor ouderen. Deze toenemende vraag doet zich voor in een periode waarin het beschikbare vervoer onder zware druk staat. Bezuinigingen in het openbaar vervoer leiden tot een geleidelijke sanering van busdiensten en gemeenten hebben grote moeite om financieel gezien de WMO-eindjes aan elkaar te knopen. De opgave is om binnen deze context een samenhangend vervoerssysteem te laten ontstaan in de regio. Deze situatie dwingt ons om een netwerk van kleinschalig openbaar vervoer te laten ontstaan en te ontwikkelen. Samenwerking tussen verschillende vervoerders en vervoerswijzen is onontkoombaar. Tenslotte ontstaat door de concentratie van winkel- en onderwijsvoorzieningen een toenemende behoefte aan veilige fietsroutes van de woondorpen naar de regionale centra en centrumdorpen. Dit onderscheid naar kernen wordt in hoofdstuk 4 nader toegelicht.
40
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
3.08Conclusie:opmeerdereterreinenaanhetwerk Het Woon- en Leefbaarheidplan brengt de opgaven op vijf terreinen in beeld: wonen, welzijn en zorg, onderwijs, detailhandel en bereikbaarheid. Bij het wonen worden drie opgaven gebundeld: de demografische opgave, de doelgroepen-opgave en de kwaliteitsopgave. Het aantal huishoudens is van invloed, maar ook de veranderende samenstelling (meer ouderen die langer zelfstandig wonen) en de ontwikkeling van de woonwensen. De beroepsbevolking neemt af, terwijl de vraag naar zorg groeit. Dat betekent dat een veel groter deel van de zorg door burgers zelf moet worden geleverd. Bepaalde typen zorg verdwijnen, andere komen daarvoor in de plaats, zoals informele zorgnetwerken. De opgave is verder om de kwaliteit van het basis- en voortgezet onderwijs verder te versterken, bij een afnemend kindertal. Ook vraagt het beroepsonderwijs om aandacht; hier is de aansluiting op de arbeidsmarkt van de Eemsdelta essentieel. In de winkelstructuur treedt verdunning en concentratie op; dit proces moet zorgvuldig worden begeleid op die plekken waar winkel zullen verdwijnen uit kernen. Een bijzondere opgave ligt in de drie regionale centra (Appingedam, Delfzijl, Uithuizen). Tenslotte de bereikbaarheid: de regio moet goed bereikbaar zijn, maar ook binnen de regio zijn er mobiliteitsvraagstukken (woon-werk, van en naar voorzieningen) die om nieuwe antwoorden vragen.
3.0
De OPgaven PeR SectOR
41
42
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
4.0 Dekoers:opnaar2030 4.01Inleiding In het voorgaande hoofdstuk zijn de opgaven voor wonen, onderwijs, welzijn en zorg, detailhandel en bereikbaarheid kort aangestipt. Samen bepalen zij de kwaliteit van leven in de Eemsdelta. In dit hoofdstuk brengen wij de lijnen samen in de koers voor de regio. Aangegeven wordt welke hoofdkeuzes voor de leefbaarheid gemaakt worden, die dienen als richtinggevend kader voor de komende decennia. Bij die keuzes hoort een robuuste ruimtelijke structuur, een regionaal structuurbeeld en een andere manier van omgaan met transformaties: de ‘Eemsdelta-ladder’.
4.02Leefbaarheid:dehoofdkeuzes Het op peil houden en zelfs verbeteren van de leefbaarheid in de Eemsdelta vraagt om de volgende vier hoofdkeuzes: - Lang kunnen blijven wonen in de eigen woning of woonomgeving. Woningen worden geschikt gemaakt op bijna alle plekken in de regio, of geschikte woningen worden opgebouwd vanuit bestaande, niet meer courante en niet-geschikte woningen. Daarnaast zijn informele netwerken en goede ondersteuning van belang om deze keuze waar te maken. - Zorgen voor sociale cohesie, voor vitale en actieve gemeenschappen in dorpen en wijken. - Concentreren van voorzieningen om de kwaliteit en duurzaamheid ervan te kunnen versterken en daarbij zorgen voor een goede bereikbaarheid van voorzieningen. De regio streeft naar de best mogelijke kwaliteit van zorg, scholing en detailhandel. - Versterken van de kwaliteit van wonen, woning en woonomgeving. Een concentratie van nieuwe woningen vindt plaats in de grotere dorpen en de regionale centra. Deze nieuwe woningen komen (grotendeels) in de plaats van elders gesloopte woningen en zijn geschikt voor bewoning door ouderen. Deze hoofdkeuzes bepalen de aanpak van leefbaarheid, wonen en voorzieningen in dit Woon- en Leefbaarheidplan. Het zijn keuzes waarin steeds meerdere aspecten en meerdere organisaties te herkennen zijn en waarvoor samengewerkt moet worden. Dat is de belangrijkste opdracht voor de regio en alle betrokkenen, binnen de regio en erbuiten. Werk samen aan deze koers!
4.0
De KOeRS: OP naaR 2030
43
4.03Robuusteruimtelijkestructuur De hierboven genoemde hoofdkeuzes hebben gevolgen voor de verschillende kernen in het gebied. We onderscheiden drie categorieën: regionale centra, centrumdorpen en woondorpen: - Regionale centra hebben een regionaal verzorgende functie, hier is een uitgebreid pakket aan dagelijkse en niet dagelijkse voorzieningen te vinden. - Centrumdorpen zijn kernen met een volledig pakket aan dagelijkse voorzieningen: basisschool, huisarts, dorpshuis, levensmiddelenwinkel en openbaar vervoer. - Woondorpen hebben een beperkt voorzieningenniveau of helemaal geen voorzieningen.
regionaalcentrum centrumdorp woondorp
Drie categoriën: regionale centra, centrumdorpen en woondorpen
44
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Kijkend naar de ruimtelijke structuur van de kernen in 2040, zien we drie regionale centra. De regionale centra zoals die nu bestaan – Appingedam, Delfzijl en Uithuizen – zijn sterk en blijven van belang voor de regio. De centrumdorpen zijn gevoelig voor de concentratie van functies: hier zullen voorzieningen verdwijnen. De centrumdorpen Warffum, Spijk, Holwierde en Wagenborgen zullen veranderen in een woondorp met voorzieningen. Dit is een gestaag proces van vele jaren, onzeker is hoe snel dit gaat. Als centrumdorpen blijven in de periode 2030 – 2040 naar verwachting over: Loppersum, Middelstum en Uithuizermeeden. Deze dorpen hebben nu al een bovenlokale verzorgingsfunctie en zullen ook op langere termijn hun status als centrumdorp kunnen behouden. De positie van Middelstum is overigens kwetsbaar, vooral als het gaat om winkelvoorzieningen. Maar gelet op haar ligging in de regio en de daarbij behorende lokale verzorgingsfunctie is behoud van de positie van Middelstum als centrumdorp gewenst. De overige dorpen zijn of worden woondorpen, dorpen waar goed gewoond en geleefd kan worden en waar geen of een beperkt aantal voorzieningen aanwezig is. Sommige woondorpen hebben bijzondere zorg of onderwijsvoorzieningen die ze daardoor een regionale positie geeft in de Eemsdelta. Deze woondorpen noemen we woondorp plus. Samen vormen deze kernen een robuuste ruimtelijke structuur, die de regio een basisstructuur biedt voor de lange termijn. Deze structuur is bepalend voor het verdelen van voorzieningen en het verdelen van investeringen in het gebied. Het nú bieden van zekerheid over de voorzieningen en ontwikkelingsmogelijkheden in kernen, draagt bij aan het op peil houden van de leefbaarheid op langere termijn.
4.0
De KOeRS: OP naaR 2030
4
toplaag
middenlaag
basislaag
ondergrond
waddenzee
fivelboezem
regionaalcentrum
wierdenlandschap
stadsranden
centrumdorp
woondorp/woonwijk
Robuuste ruimtelijke structuur in 2030
4
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
4.04Regionaalstructuurbeeld2030 Op basis van de drie soorten kernen kan nu het regionale structuurbeeld voor 2030 worden geschetst. Daarbij hanteren we de indeling uit de leefbaarheidspiramide. In het structuurbeeld is te zien waar welke soorten voorzieningen zullen blijven bestaan. In de basislaag van de regio zijn alle dorpen, buurten en wijken te zien. In 2030 hebben deze woongebieden veelal een sterke sociale structuur, er is zorg voor de kinderen en ouderen, voor de eigen woonomgeving. Goed wonen kan overal. In die woongebieden is aandacht voor geschikt wonen, voor een aan de tijd en behoeften aangepaste woonomgeving en specifiek ook voor ontmoetingsruimten voor ouderen. Er is een sociale infrastructuur die functioneert als een vangnet en waarbinnen de zorg door vrijwilligers goed tot stand komt. In de basislaag is ruimte voor een servicepunt voor de detailhandel, al kunnen en zullen ondernemers bestellingen ook langsbrengen bij mensen thuis. Er is goed internet, in de basislaag zijn goede fietsverbindingen met omliggende buurten of dorpen en bewoners WONEN WONEN WONEN WELZIJN WELZIJN WELZIJN maken gebruik van formeel en informeel openbaar vervoer (bijvoorbeeld een buurtbus die door vrijwilligers wordt bemenst). Bewoners hebben een bepalende stem in het beheer en in de omgang met veranderingen in hun goed wonen goed kanwonen goed kanwonen kan sociale sociale sociale woonomgeving. Dit geldt in de hele regio:overal dus voor van Usquert overal bewoners overal ‘infrastructuur’ ‘infrastructuur’ ‘infrastructuur’ en ook voor bewoners van Delfzijl West. ZORG ZORG ZORG VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN ZORGWONEN ZORGWONEN ZORGWONEN
WONEN WONEN WONEN
WELZIJN WELZIJN WELZIJN
goed wonen goed kanwonen goed kanwonen kan overal overal overal
sociale sociale sociale ‘infrastructuur’ ‘infrastructuur’ ‘infrastructuur’
ZORG ZORG ZORG VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN
DETAILHANDEL DETAILHANDEL DETAILHANDEL
BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID
servicepuntservicepuntservicepunt
internet, informeel internet, OV, informeel internet, OV, informeel OV, fietspaden fietspadenfietspaden
basiszorg(structuur) basiszorg(structuur) basiszorg(structuur)
basiszorg(structuur) basiszorg(structuur) basiszorg(structuur) geschikt wonen geschikt wonen geschikt wonen
ZORGWONEN ZORGWONEN ZORGWONEN
geschikt wonen geschikt wonen geschikt wonen
DETAILHANDEL DETAILHANDEL DETAILHANDEL
BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID
servicepuntservicepuntservicepunt
internet, informeel internet, OV, informeel internet, OV, informeel OV, fietspadenfietspadenfietspaden
regionaalcentrum centrumdorp woondorp/woonwijk
De basislaag
4.0
De KOeRS: OP naaR 2030
4
In de middenlaag is in 2030 sprake van verschillende concentraties van voorzieningen. De voorzieningen zijn in ieder geval gevestigd in de regionale centra en centrumdorpen, en verder ook de wat grotere woondorpen en soms woondorpen die voor de betreffende voorzieningen – in termen van bereikbaarheid en geschiktheid - goed liggen. Verzorgd wonen komt voor in de centrumdorpen en regionale centra en in sommige grotere woondorpen. Ook zorgvoorzieningen in de vorm van eenvoudige zorg, eerstelijns zorg en begeleiding bij wonen komen in dezelfde kernen voor. Winkels voor dagelijkse boodschappen komen voor in centrumdorpen en regionale centra. In de middenlaag zijn bushaltes of treinhalte en overstapplaatsen voor OV. Scholen en kindvoorzieningen komen in de centrumdorpen en regionale centra, en in de wat grotere woondorpen en soms in woondorpen. In de woondorpen op de kaart Middenlaag kunnen één of meerdere voorzieningen uit de middenlaag voorkomen.
ZORGWONEN ZORGWONEN
verzorgd wonen verzorgd wonen
ZORGWONEN ZORGWONEN ZORGWONEN
ZORG ZORG ZORG VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN
BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID DETAILHANDEL DETAILHANDEL DETAILHANDEL
ZORG ZORG VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN
DETAILHANDEL DETAILHANDEL
eenvoudige eenvoudige zorg, zorg, begeleiding begeleiding
boodschappen boodschappen (dagelijks) (dagelijks)
ONDERWIJS ONDERWIJS
verzorgd wonen verzorgd wonen verzorgd wonen
eenvoudige eenvoudige zorg, eenvoudige zorg, zorg, begeleiding begeleiding begeleiding
BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID
ONDERWIJS ONDERWIJS ONDERWIJS
overstapplaats, overstapplaats, bus, overstapplaats, bus, bus, lokaal wegennet lokaal wegennet lokaal wegennet
basisonderwijs, basisonderwijs, basisonderwijs, kindcentrakindcentrakindcentra
overstapplaats, overstapplaats, bus, bus, boodschappen boodschappen boodschappen wegennet lokaal wegennet (dagelijks) (dagelijks)lokaal (dagelijks)
basisonderwijs, basisonderwijs, kindcentrakindcentra
regionaalcentrum centrumdorp woondorp
De middenlaag
4
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
In de toplaag zijn in 2030 alleen de regionale topvoorzieningen te vinden. Deze liggen voornamelijk in de regionale centra en in een enkel geval in een woondorp. Verpleeghuiszorg is in de regio alleen in de regionale centra aan te treffen, net als de gespecialiseerde zorg. De detailhandel voor niet-dagelijks boodschappen is hier ook aanwezig. De regionale centra zijn bovendien knopen van een treinhalte met meerdere provinciale wegen. Op het vlak van onderwijs concentreert het voortgezet onderwijs zich in de regionale centra en blijken andere regio’s te overlappen met de regio Eemsdelta. Twee voortgezet onderwijs scholen in Warffum en Woldendorp hebben vanwege hun ‘bovenregionale’ ligging en aantrekkingskracht een bijzondere plek in de regio.
ZORGWONEN ZORGWONEN
beschermdbeschermd wonen wonen
ZORGWONEN ZORGWONEN ZORGWONEN
ZORG ZORG ZORG VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN
beschermdbeschermd wonen beschermd wonen wonen
gespecialiseerde gespecialiseerde gespecialiseerde zorg, topzorg zorg, topzorg zorg, topzorg
BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID
ONDERWIJS ONDERWIJS ONDERWIJS
regionaal wegennet, regionaal regionaal wegennet,wegennet, trein trein trein
voortgezet voortgezet onderwijs voortgezet onderwijs onderwijs
BEREIKBAARHEID BEREIKBAARHEID DETAILHANDEL DETAILHANDEL DETAILHANDEL
regionaal wegennet, regionaal wegennet, winkelen winkelen winkelen trein trein (niet dagelijks) (niet dagelijks) (niet dagelijks)
ZORG ZORG VOORZIENINGEN VOORZIENINGEN
DETAILHANDEL DETAILHANDEL
gespecialiseerde gespecialiseerde zorg, topzorg zorg, topzorg
winkelen winkelen (niet dagelijks) (niet dagelijks)
ONDERWIJS ONDERWIJS
voortgezetvoortgezet onderwijs onderwijs
regionaalcentrum woondorp
De toplaag
4.0
De KOeRS: OP naaR 2030
4
4.0Eemsdelta-ladder In de regio Eemsdelta ontstaat door de bevolkingsdaling meer ruimte. Om die ruimte zo goed mogelijk in te zetten en te gebruiken, stelt de regio de volgende transformatie aanpak vast. Om op lange termijn goede, duurzame en leefbaarheid ondersteunende keuzes te maken hanteert de regio een eigen ‘ladder’ voor transformatie, vrij vertaald vanuit de ladder van duurzame verstedelijking (Amvb Ruimte 2012 en provinciale omgevingsverordening, concept 2012). De ladder betreft álle mogelijke bouwinitiatieven voor wonen, zorg, onderwijs en detailhandel en kan ook toegepast worden op bedrijfsruimten en -gebouwen in dorpen en het stedelijk gebied. We hanteren drie basisprincipes in de ladder: 1. De dorps- of stadskern staat centraal: bij ontwikkelen en vernieuwing van bebouwing gaat de aandacht eerst uit naar het versterken van de dragende structuur en de kernen van de dorpen en steden in de regio; 2. Bestaand en waardevol vastgoed wordt behouden; 3. De regionale opgave kan zich in centrumdorpen en regionale centra voegen. Nieuwe bouwinitiatieven dragen bij aan een duurzame en leefbare Eemsdelta, maar daarbij geldt wel nadrukkelijk een volgorde naar wenselijkheid: 4. Het ontwikkelen in leegstaand vastgoed, in het geval van detailhandel alleen binnen centrumgebieden en/of de dragende structuur van een kern; 5. Het ontwikkelen op lege plekken in de kern of robuuste structuur van een dorp of stad, alleen indien er in leegstaand vastgoed geen ruimte of mogelijkheid is om te ontwikkelen; 6. Het ontwikkelen op lege plekken binnen de bebouwde kom (en buiten de kern van dorp of stad), alleen indien er in leegstaand vastgoed geen ruimte of mogelijkheid is om te ontwikkelen, dit geldt alleen voor wonen en scholen, niet voor detailhandel; 7. Een uitbreiding buiten de kom met bestaande bebouwing, dit kan alleen indien er sprake is van de uitvoering van een regionale opgave en er geen ruimte is binnen andere centrumdorpen of regionale centra in treden 1 of 2, dit geldt alleen voor wonen en scholen, niet voor detailhandel. Deze Eemsdelta-ladder is bepalend bij het opstellen van het Uitvoeringsprogramma en dient als toetsingskader voor ruimtelijke plannen door de regio of de provincie in het kader van het provinciale ruimtelijke beleid.
50
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
4.06Conclusie:dekoersalsstevighandvat De koers voor de Eemsdelta wordt gedragen door vier hoofdkeuzes: lang zelfstandig kunnen blijven wonen, het versterken van de sociale samenhang, het concentreren en beter bereikbaar maken van voorzieningen en het investeren in de kwaliteit van de woonomgeving en de woningvoorraad. Deze keuzes hebben gevolgen voor de drie soorten kernen in het gebied: de regionale centra, de centrumdorpen en de woondorpen. Deze hebben in de toekomst elk een eigen functie en voorzieningenniveau en maken deel uit van de robuuste ruimtelijke structuur van de Eemsdelta. Om richting te geven aan toekomstige (bouw)initiatieven is de ‘Eemsdelta-ladder’ ontwikkeld: deze geeft aan dat we altijd met voorrang investeren in de bestaande kernen van dorpen en steden – en pas daarna in de randen.
4.0
De KOeRS: OP naaR 2030
1
Mengpaneel structuurbeeld
mei 2012
wonen wonen TOP
TOP centrale plaatsen regionale centra in de regio
MIDDEN MIDDEN
centrumdorpen op veel plekken, maar niet overal
BASIS BASIS
woonomgeving leefomgeving
basis
onderwijs welzijn
basismidden
midden top
top
welzijn onderwijs
basis basis
midden midden
top top
basis
midden
top
basis
midden
top
detailhandel detailhandel
midden
basis Overzicht vanmidden de koers
52
basis
basis midden
midden
top
top
zorgvoorzieningen zorgvoorzieningen
zorgwonen zorgwonen
basis
basis
basis
midden
midden
top
top
bereikbaarheid bereikbaarheid
top
top
basis
basis
midden
midden
top
top
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
.0 Dekoersuitgewerktpersector .01Inleiding
ngpaneel structuurbeeld
Nadat de opgaven per sector in hoofdstuk 3 zijn geschetst, is nu de vraag hoe de vier hoofdkeuzes voor de leefbaarheid uitwerken voor het wonen, het onderwijs, zorg en welzijn, de detailhandel en de bereikbaarheid. De vier keuzes geven richting, de uitwerking volgt hieronder.
.02Uitwerkingkoersvoorwonen TOP
regionale centra
MIDDEN
centrumdorpen
BASIS
woonomgeving
erwijs
wonen
De eerste hoofdkeuze in de koers voor de Eemsdelta, ‘lang blijven wonen in de eigen woning of woonomgeving’, leidt tot een andere aanpak van het wonen. In de hele regio – van woondorp tot stadscentrum – worden woningen geschikt gemaakt voor wonen met zorg. Veel woningen worden geschikt gemaakt door verbetering en/of renovatie. Ook worden op plekken in de nabije basis midden top omgeving geschikte woningen gerealiseerd. De woonomgeving wordt ‘levensloopbestendig’. Deze keuze wordt ingegeven doordat: - Blijven wonen in de eigen woning een positieve bijdrage levert aan de sociale structuur van de woonomgeving (dorp of buurt); - Voor de informele zorgstructuur een sterke sociale samenhang nodig is; - Het verbeteren en geschikt maken van woningen een positieve bijdrage levert aan de vernieuwing van het woonmilieu en daarmee aan de kwaliteit ervan. Het is bovendien goed voor de werkgelegenheid in de bouw; - Deze koers van verbeteren en aanpassen financieel veel gunstiger uitpakt dan die van sloop op allerlei plekken en nieuwbouw op enkele geconcentreerde plekken; - Dit een duurzame koers is.
welzijn
midden
top
basis
midden
top
De prioriteit wordt gelegd bij het versterken van de regionale centra en de robuuste centrumdorpen. Als er nieuwe woningen zullen worden gebouwd, dan is dit vooral in de regionale centra of de sterke centrumdorpen. Daar heeft de bijdrage van deze huishoudens het meeste effect. Door hun komst: - Is de krimp in de centrumdorpen minder groot; - Kan de kwaliteitsimpuls in woningbouw, met name in de renovatie van slechtere buurtjes, ondersteund worden met woningvraag; - Is er meer draagvlak voor het opzetten van een professionele zorgstructuur.
zorgvoorzieningen
gwonen
5.0
midden
mei 2012
3
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
top
basis
midden
top
In de woondorpen komt nieuwbouw alleen voor indien woningen moeten worden vervangen en er binnen deze vernieuwing minder woningen worden teruggebouwd dan er stonden. Financieel is deze keuze gezond en robuust, aangezien minder nieuwe locaties moeten worden aangesneden en meer bestaande plekken binnen de bebouwde kom gebruikt worden. De focus ligt verder op behoud van het bestaande, niet in het minst vanwege de beperkte middelen. Er wordt ingezet op een betere uitwisseling tussen de woningmarkten in Delfzijl en Appingedam. Hierdoor wordt minder gesloopt in Delfzijl dan oorspronkelijk verwacht en minder nieuw gebouwd in Appingedam. Desondanks neemt de woningvoorraad van Delfzijl sterk af en neemt de woningvoorraad van Appingedam toe. In Uithuizen is er ruimte om te groeien. Daarnaast krijgen alleen de sterke centrumdorpen een extra impuls. Dit betekent dat in Middelstum, Loppersum en Uithuizermeeden de te slopen woningen ook worden teruggebouwd en er ruimte is voor beperkte groei. In de woondorpen ligt de focus op het verbeteren van de kwaliteit door sloop of woningverbetering . De oorspronkelijke structuur (het ‘DNA’) van de kleine kernen wordt bewaakt en hierin wordt geïnvesteerd. Wijken of straten die niet passen in deze structuur (dit zijn vaak ook de plekken waar verloedering ontstaat) worden gesloopt en niet teruggebouwd. Hierbij gaat het vaak om corporatiewoningen. De corporaties hebben aangegeven de opgave in de woondorpen zeer serieus te nemen en blijven vertegenwoordigd in de dorpen, door verhuur van woningen, door de bestaande huurwoningen te verbeteren en mogelijk ook door het opkopen en opknappen van particulier bezit. Het wegwerken van ‘rotte kiezen’ is van belang voor deze dorpen, hier zal dan ook veel aandacht voor zijn in het Uitvoeringsprogramma. De te slopen woningen in de kleine kernen worden slechts gedeeltelijk teruggebouwd. Het accent ligt dus op aanpassen en vernieuwen; blijven bouwen leidt onherroepelijk tot leegstand. Deze dorpen krimpen dus relatief sterk. Dit betekent niet dat er in deze dorpen niet wordt geïnvesteerd: er wordt een kwaliteitsslag gemaakt in de oorspronkelijke structuur.
De koers omgezet in plannen
De demografische opgave, de doelgroepenopgave en de kwaliteitsopgave van de woningvoorraad moeten op elkaar worden afgestemd om te komen tot een geïntegreerd woningmarktbeleid in de regio. In het convenant is de kwantitatieve opgave voor de periode tot 2030 vastgelegd en zijn voor de periode 2012 t/m 2016 afspraken gemaakt over het aantal te slopen en het aantal nieuw te bouwen woningen. Ook voor de volgende periode 2017 t/m 2021 is een berekening gemaakt van de woningbouwopgave volgens het afsprakenkader voor de regio, waarbij het doelgroepenbeleid centraal staat. De opgave voor 2017 t/m 2021 geldt als indicatief. Deze opgave is gezet naast de opgave die nodig is om de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren. De omvang van de sloopopgave is bepaald op basis van de doelgroepen benadering. Met deze benadering ligt de sloopopgave voor de komende 10 jaar beduidend hoger dan aangegeven in het kwaliteitsonderzoek, waar als uitgangspunt is genomen dat de kwaliteitsopgave over een periode van 20 jaar wordt uitgesmeerd. De ambitie van de regio ligt echter hoger, daarom wordt uitgegaan van het
54
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
versneld realiseren van de kwaliteitsopgave en wordt de sloopopgave conform de doelgroepen benadering als uitgangspunt genomen. In onderstaande tabel is de gewenste woningbouwontwikkeling in beeld gebracht, dit geeft de ambitie van de regio aan.
Appingedam Delfzijl Delfzijl - stad Delfzijl - landelijk Eemsmond Loppersum Regio Eemsdelta
2012 t/m 2016 nieuw saldo 280 120 200 -360 -295 470 175 90 25 -65 140 195 55 125 100 -25
sloop 160 560
985
775
-210
2017 t/m 2021 nieuw saldo 315 60 365 -710 -530 815 285 260 80 -180 320 550 230 335 300 -35
sloop 255 1075
1985
1530
-455
Transformatieopgave volgens De Koers in getallen: 2012-2021
In bovenstaande tabel is geen onderscheid gemaakt tussen huur en koopwoningen, in de onderliggende documenten en ook in het uitvoeringsprogramma is dat onderscheid wel gemaakt. Conform het convenant is in eerste instantie uitgegaan van een verdeling van zowel sloop als nieuwbouw volgens de formule: 1/3 koop en 2/3 huur. Bij de uitwerking van het woningbouwprogramma per gemeente is echter naar de specifieke woningmarktsituatie gekeken en is deze principe verdeling aangepast, zodat een verdeling tussen koop en huur ontstaat die zich voegt naar de verschillen in de woningmarkt situatie binnen de regio. Naast de gestelde ambitie brengen we in onderstaande tabel ook in beeld wat de plannen van gemeenten en corporaties zijn voor de komende 10 jaar. We hebben te maken met een moeizaam functionerende woningmarkt, met beperkte financiële mogelijkheden, met corporaties die hun eigen strategisch voorraadbeleid hebben en met particulieren, bouwers of ontwikkelaars die op dit moment slechts beperkt bereid zijn om te investeren in de woningbouw. Daarom zetten we naast de ambitie ook een meer realistische programma, gebaseerd op de door de gemeente aangeleverde plannen en het strategisch voorraadbeleid van de corporaties. Dat levert het in de volgende tabel opgenomen overzicht.
Appingedam Delfzijl Delfzijl - stad Delfzijl - landelijk Eemsmond Loppersum Regio Eemsdelta
2012 t/m 2016 nieuw saldo 240 120 140 -160 -110 225 115 75 25 -50 80 145 65 135 110 -25
sloop 120 300
635
635
0
2017 t/m 2021 nieuw saldo 160 60 270 -310 -265 495 230 85 40 -45 255 475 220 100 115 15
sloop 100 580
1035
1020
-15
Transformatieopgave volgens plannen gemeenten en corporaties in getallen: 2012-2021
5.0
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
In het voorgaande is als uitgangspunt gehanteerd dat de regionale opgave die nodig is om de kwaliteit en de samenstelling van de woningvoorraad af te stemmen op de veranderingen in het woonwensenpatroon, kan worden bereikt door een omvangrijk sloop en nieuwbouwprogramma. Het is echter ook mogelijk bestaande gezinswoningen te transformeren tot levensloopbestendige woningen of anderszins geschikte huisvesting voor ouderen. Dus in plaats van sloop-nieuwbouw, kan ook worden gekozen voor het volledig transformeren van woningen, zodat ze bruikbaar zijn voor de doelgroepen van de toekomst. De corporaties hebben dat in hun SVB van maart 2012 gevat onder de term “opplussen” en “transformeren”. Onder opplussen wordt verstaan dat de woning geschikt wordt gemaakt voor ouderen. Bij transformeren hebben we het deels over ingrijpende renovatie, gericht op levensloopbestendig maken en deels over minder ingrijpende renovatie. Het aandeel van levensloopbestendig maken is niet bekend. Daarnaast investeren ook particulieren in hun woning, zodanig dat deze geschikt wordt voor ouderenhuisvesting. Die bijdrage vanuit particuliere woningbezitters aan de doelgroeprenovatie is echter moeilijk in te schatten. Het door gemeente en corporaties gepresenteerde sloopnieuwbouwprogramma, samen met het “doelgroeprenovatie” programma, kan worden getoetst aan de in de voorgaande hoofdstukken berekende ambitie. Duidelijk wordt dat het geambieerde sloop-nieuwbouwprogramma voor de komende 10 jaar niet volledig in harde plannen kan worden omgezet. Vooral de gemeenten Delfzijl en Loppersum blijven achter bij het gewenste sloopprogramma. Zoals aangegeven kan het gewenste herstructureringsprogramma voor de woningvoorraad ook worden gerealiseerd door ingrijpende transformatie van woningen. Als we die beide onderdelen van de herstructureringsopgave samen nemen, dan komen we tot de volgende conclusies: - De gemeente Appingedam sloopt 195 woningen te weinig in vergelijking tot de ambitie, dat kan worden gecompenseerd door het “doelgroeprenovatie” programma. Met de corporaties is afgesproken dat in de periode 2012 t/m 2021 in totaal 250 woningen zullen worden aangepast voor de doelgroep ouderen, het zgn “opplussen”. - De gemeente Delfzijl blijft 750 woningen achter op de gestelde sloopambities, dat betreft het stedelijk gebied en het landelijk gebied samen. In het stedelijke gebied worden 565 woningen te weinig gesloopt, dat wordt deels gecompenseerd met een fors “doelgroeprenovatie” programma van minimaal 300 woningen. Dat neemt echter niet weg dat de gewenste krimp van de woningvoorraad niet wordt gerealiseerd, met als risico dat er forse leegstand gaat ontstaan, gezien de verwachte afname van het aantal huishoudens. Om grootschalige leegstand te voorkomen zullen in het stedelijk gebied 450 woningen extra moeten worden gesloopt en in het landelijk gebied 150 woningen. - De gemeente Eemsmond sloopt 125 woningen te weinig in vergelijking tot de gestelde ambitie. Dat wordt gecompenseerd met het geplande “doelgroeprenovatie” programma.
56
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2
- De gemeente Loppersum blijft ver achter bij de gestelde ambities, slechts de helft van het sloopprogramma wordt gerealiseerd. Dat wordt gedeeltelijk gecompenseerd met het “doelgroeprenovatie” programma, waarin ook het geschikt maken voor ouderen van koopwoningen is opgenomen. Al met al worden ca. 225 woningen te weinig gesloopt. De gemeente Loppersum start een project om te onderzoeken welke woningen en buurten zij kan vernieuwen en transformeren en waar deze sloopopgave gerealiseerd kan worden. Dit onderzoek resulteert in een aanpak waarin 150 woningen worden gesloopt of uit de markt genomen.
Aanpak Delfzijl en Loppersum
Omdat de gemeente Delfzijl en de corporaties die daar werkzaam zijn achter blijven in ambitie, is hier een extra aanpak gewenst. Deze aanpak stoelt op de volgende uitgangspunten: - Het is van groot belang voor de regio en de gemeente dat de volkshuisvestelijke – woningbouw – opgave in Delfzijl wordt uitgevoerd; - De gemeente heeft in beeld gebracht welk nieuwbouw- en sloopprogramma haalbaar is gegeven de financiële mogelijkheden. Dit haalbare programma dreigt te leiden tot substantiële leegstand in de gemeente Delfzijl op langere termijn: 600 woningen in 2022, waarvan 450 in het stedelijk gebied en 150 in het landelijk gebied. - Zowel gemeente als provincie vinden het weer ontstaan van forse leegstand in Delfzijl absoluut ongewenst. En willen daarom gezamenlijk een strategie bedenken voor een oplossing, samen met de andere partners. - Het vinden van een oplossing voor de dreigende leegstand, inclusief bijbehorende financiering, kan nog jaren duren.
5.0
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
Sleutelrol voor woningcorporaties
Er zijn negen woningcorporaties aanwezig in het gebied. De woningcorporaties hebben de afgelopen jaren in het stedelijk gebied van de Eemsdelta veel geïnvesteerd en bijgedragen aan het op peil houden van de kwaliteit van wonen en leven. Ten opzichte van die prestaties zijn de prestaties in het buitengebied achtergebleven – zo geven zij zelf ook aan. Die periode ligt echter achter ons. Voor de transformatieopgave – krimp, doelgroepen en kwaliteit – waar de regio voor staat geldt dat zeven van de negen corporaties zich daar achter scharen en een er een groot aandeel in willen en zullen hebben. Het gaat hierbij om de volgende corporaties: Acantus Groep, De Delthe, Groninger Huis, SUW, Wierden & Borgen, Woongroep Marenland en Woonzorg Nederland. Woningcorporaties Vestia en Mooiland Vitalis hebben wel woningbezit in het gebied, maar zijn minder actief. De eerstgenoemde zeven woningcorporaties spelen een sleutelrol in het bereiken van de gestelde doelen. De corporaties investeren de komende jaren fors in de sociale woningvoorraad, zo komt naar voren uit hun Strategisch Vastgoed Beleid 2012-2020 (SVB). De komende acht jaar wordt ongeveer 10 procent van het corporatief bezit gesloopt. Alle woningen met de kwalificatie ‘slecht’ worden gesaneerd of opgeknapt, evenals het merendeel van de woningen van matige kwaliteit. Daarnaast neemt het aantal levensloopbestendige woningen toe van 26 procent naar 32 procent en stijgt het aantal zorgwoningen licht. Ook wordt van ongeveer 2.000 woningen het energielabel verbeterd. De kwaliteit van de voorraad wordt dus verbeterd en er wordt ingespeeld op de veranderende vraag. Ondanks de grote inspanningen van de corporaties halen we met het voorziene SVB-pakket in de regio de kwaliteitsdoelstellingen niet volledig. Het Strategisch Vastgoed Beleid 2012 – 2019 pakt niet de volledige kwaliteitsopgave in de huursector aan. Om de huurwoningvoorraad kwalitatief op peil te krijgen zijn grotere investeringen nodig dan die nu in de plannen zitten. De situatie in de stagnerende woningmarkt in de regio en daarbuiten speelt een rol. En het slopen van veel woningen en het verbeteren van de kwaliteit van woningen gaat in een aantal gevallen het budget van de corporaties te boven. Voor een goede uitvoering van de ambities in dit plan is het noodzakelijk dat de corporaties in staat blijven om hun aandeel van de vernieuwing van het gebied uit te voeren en hun rol in de Eemsdelta te blijven spelen. Een deel van de woningzoekenden dreigt onvoldoende bediend te worden. Europese regelgeving leidt er toe dat corporaties beperkt worden in hun mogelijkheden om middeninkomens te huisvesten. Voor deze groep woningzoekenden is het bovendien lastig om een eigen huis te kopen. Zo dreigen ze tussen wal en schip terecht te komen. Daarom starten gemeenten en corporaties samen een project op dit thema, om daarmee de problematiek in kaart te brengen en te zoeken naar mogelijke oplossingsrichtingen.
5
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Problematiek goedkope koopwoningen
In de regio staat een groot aantal kwetsbare koopwoningen. Het zijn vaak voormalige huurwoningen die aan de bewoners zijn verkocht, met relatief veel leegstand en op sommige plekken ook verpaupering. De woningen zijn in veel gevallen bouw- en woontechnisch slecht tot matig, de woningen verkopen slecht en veel eigenaren zijn in financiële problemen geraakt (de hypotheek is ‘onder water’ geraakt: de waarde van het huis is lager geworden dan de hoogte van de hypotheek). We willen het ontstaan van echte verloedering voorkomen en daarom een overaanbod van goedkope koop tegengaan. Ingrijpen in de goedkope koop is noodzakelijk. In het convenant is deze opgave van de goedkope koopwoningen nog onderbelicht: dit wordt wel benoemd, maar moet nog verder worden uitgewerkt. Het aanpakken van de probleemlocaties met koopwoningen is erg lastig, met name vanwege het versnipperde eigendom en het lage rendement op investeringen. In essentie is het een waardeprobleem: alle betrokken partijen – van naaste en verre buren tot banken – moeten meedoen om een waardeval te voorkomen. Een oplossing kan zijn om woningen in de meest problematische omgevingen op te kopen en deze te slopen, eventueel gevolgd door nieuwbouw. Voor deze zeer kostbare oplossing ontbreken op dit moment de middelen. Desondanks wordt ingezet op een transformatie/ sloopfonds voor goedkope koopwoningen, daarmee kunnen de meest kwetsbare complexen worden opgekocht en gesloopt. Eventueel kunnen bij nieuwbouw weer middelen terugvloeien in het fonds, zodat dit deels een ‘revolverend’ fonds wordt. Dit lastige probleem krijgt in het Uitvoeringsprogramma een vertaling in een aantal acties en projecten, waarin de aanpak van enkele probleemlocaties en de opzet van een transformatiefonds worden gecombineerd.
Aanpassen plancapaciteit
De regio komt uit een periode waarin groei van de bevolking werd voorzien. Gemeenten en andere partijen hebben daardoor een grote capaciteit in nieuwbouw plannen. Het overschot van woningbouwplannen in de regio was – op 1 januari 2012 - fors: ruim 2.600 uitgaande van ‘harde’ plannen, ruim 3.200 uitgaande van alle plannen. Inmiddels is door het aanpassen van plannen en het weghalen van bouwplancapaciteit door gemeenten in de regio het overschot verkleind. De gemeenten moeten dit overschot verder terugbrengen, door het te saneren of te faseren (zie het Uitvoeringsprogramma). Omdat de regionale verschillen groot zijn, werken we het terugbrengen van de plancapaciteit per gemeente gedetailleerd uit in bijlage III.
5.0
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
centrumdorpen
BASIS
woonomgeving
.03Uitwerkingkoersvooronderwijs
onderwijs
Binnen het onderwijs wordt met zichtbaar resultaat gewerkt aan kwaliteitsverbetering. Deze inzet op verbetering blijft noodzakelijk, de onderwijsopbrengsten moeten omhoog en de inrichting van het onderwijs moet leerlingen meer uitdaging bieden. Verder moet de kwaliteit van de kinderopvang gegarandeerd zijn. Deze kwaliteitsslag heeft alleen kans van slagen als instellingen voor onderwijs, basis midden top peuterspeelzaalwerk, en kinderopvang ook bij een afnemend aantal deelnemers op termijn financieel gezond kunnen opereren. Om dit te bereiken is bundeling van krachten noodzakelijk. De combinatie van onderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvang biedt meerwaarde als er sprake is van één pedagogisch concept en als er veel flexibiliteit ontstaat in opvang in combinatie met aanvullende activiteiten op het terrein van sport en cultuur. De ontwikkeling van deze gecombineerde voorzieningen is per dorp/wijk en gebied verschillend en vindt van onderop plaats. Naast de professionele krachten spelen ouders en vertegenwoordigers vanuit de dorpen en wijken een belangrijke rol. Het gaat steeds om maatwerk per situatie, gemeente en regio.
zorgwonen
Het basisonderwijs
Het basisonderwijs zal zich op de lange termijn meer en meer concentreren basis midden top op centrale plekken in de regionale centra, in de centrumdorpen en in een beperkt aantal woondorpen. De bundeling van scholen die hiervoor nodig is zal de komende twintig jaar gestalte moeten krijgen. Op de korte termijn is sprake van een afgeleid perspectief. Ouders, schoolbesturen en gemeenten zijn op verschillende plekken in de regio bezig met veranderingen van de basisscholen in verschillende stadia. Ook het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs, het minder kwetsbaar maken van kleine scholen en het bundelen van scholen is een proces waarin maatwerk een belangrijke voorwaarde is. Op sommige plekken kiezen ouders en schoolbesturen voor een bundeling van twee scholen in het dorp, wetend dat dit niet een oplossing voor de lange termijn is. Op andere plekken ontstaan brede scholen, waar een toekomstvaste grote school kan ontstaan uit twee of drie scholen. De ontwikkeling in het basisonderwijs bestaat uit een veranderfase en een lange termijn beeld. Het beeld voor de gewenste lange termijn ontwikkeling in midden de regio is als top basis volgt. De gemeente Appingedam heeft al op korte termijn twee brede scholen binnen haar grenzen. De brede school Oling en de school Opwierde zijn in 2014 operationeel.
detailhandel
0
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Delfzijl: in Delfzijl zijn drie brede scholen, in Farmsum, Noord en Tuikwerd. In Delfzijl Noord is de brede school gehuisvest in een nieuw gebouw (2011). Onderzocht wordt de realisatie van een vierde brede school in Delfzijl West. In de noordelijke dorpen van de gemeente Delfzijl komt Spijk het meest in aanmerking. In Spijk zijn naar verwachting grote synergievoordelen te bereiken in combinatie met andere voorzieningen in het dorp. In de zuidelijke dorpen komen zowel Woldendorp als Wagenborgen in aanmerking voor een geïntegreerde voorziening. In de gemeente Loppersum kunnen in ieder geval in Loppersum, Middelstum en Stedum de scholen zich in de toekomst ontwikkelen tot geïntegreerde kindcentra. In Stedum op kortere termijn, in Loppersum en Middelstum geven de voorspelde leerlingenaantallen meer tijd. Aan de Oostkant kan door samenvoeging voor de dorpen Garrelsweer en Wirdum voorlopig een voldoende robuuste school in stand blijven. Voor de overige scholen aan de oostzijde wordt de komende jaren in samenwerking tussen betrokkenen gewerkt aan een toekomstbestendige oplossing. De gemeente Eemsmond stimuleert organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzalen tot samenwerking. De gemeente zet in op een basisstructuur van zo breed mogelijk verspreide voorzieningen om kinderen en ouders een ‘ontwikkel’-omgeving te bieden die helpt en stimuleert. De gemeente wil vooral ruimte bieden aan initiatieven van ‘onderop’, dus vanuit de organisaties op het gebied van onderwijs, educatie en jeugdzorg. Nieuwe (meerschoolse) en multifunctionele gebouwen moeten uitnodigen tot samenwerking tussen organisaties voor onderwijs en opvang.
Het voortgezet onderwijs
In de regionale centra Appingedam en Delfzijl verzorgt het Eemsdeltacollege het onderwijsaanbod. Om ook op langere termijn een kwalitatief goed en breed aanbod in het voortgezet onderwijs te kunnen bieden is in 2012 een scholenfusie gerealiseerd waarbij in Appingedam HAVO en VWO onderwijs wordt aangeboden en in Delfzijl het VMBO onderwijs is geclusterd. Daarnaast wordt op de lokatie Eelwerd VMBO onderwijs aangeboden. In het regionale centrum Uithuizen en in Warffum biedt het Hogeland College VMBO, HAVO en VWO onderwijs. In Woldendorp verzorgt het Dollard college een VMBO aanbod. In de gemeente Eemsmond bestaat goede samenwerking tussen het Hogeland College en andere onderwijsorganisaties. In de regio Appingedam-Delfzijl hebben de onderwijsgroep Noord en het Eemsdeltacollege het aanbod op elkaar afgestemd.
Het beroepsonderwijs
Rekening houdend met de demografische veranderingen en de lokale arbeidsmarkt, vragen met name de sectoren techniek en zorg veel nieuwe arbeidskrachten. Leerlingen die het voortgezet onderwijs hebben afgesloten, moeten daarom in de regio passend middelbaar beroepsonderwijs kunnen volgen, dat aansluit op deze vraag.
5.0
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
61
Nieuwbouw of verbouw van scholen
Behalve de kwaliteit van onderwijs, betaalbaarheid en bereikbaarheid staat bij nieuwbouw of verbouw van gebouwen duurzaamheid centraal. Het gaat dan om de keuze voor de juiste vestigingsplaats, de plaats waar de school over 30 jaar nog steeds bestaansrecht heeft. Dat bestaansrecht wordt mede bepaald door de mate van flexibiliteit. En natuurlijk is het van belang om te onderzoeken of bestaande schoolgebouwen of andere gebouwen geïntegreerd kunnen worden. Integratie van diverse voorzieningen in een dorp of wijk onder één dak biedt kansen voor alle betrokkenen. In een aantal gevallen kan aansluiting gezocht worden bij een bestaande voorziening. De combinatie van school en kinderopvang met sport en cultuur in of bij hetzelfde complex biedt bijvoorbeeld nieuwe kansen voor de buitenschoolse opvang. Deze voorziening op haar beurt versterkt door haar aanwezigheid en door haar gebruik deze functies in dorp en wijk. Er bestaat geen uniform model; iedere situatie nodigt uit tot de best denkbare en haalbare oplossing. Een aantal dorpen verliest naar verwachting hun dorpsschool. Voor de gebouwen die vaak een prominente plaats innemen in het dorp moet een maatwerkoplossing worden gezocht. Dit is een opdracht aan bewoners, gemeenten schoolbesturen en corporaties. De nieuwe voorzieningen moeten economisch efficiënt en doelmatig zijn voor de verschillende functies die ze herbergen. Kinderen moeten zich thuis voelen in het gebouw, de belevingswereld van kinderen moet centraal staan. Ze bieden onderdak aan kinderen van verschillende leeftijd, aan kinderen met een verschillende achtergrond. Er moet bij de bouw op een uitnodigende manier ingespeeld worden op deze verscheidenheid. Verder is een flexibele opzet van de gebouwen noodzakelijk. De inzichten en eisen met betrekking tot onderwijs en opvang veranderen namelijk voortdurend.
2
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
centrumdorpen
BASIS
woonomgeving
erwijs
basis
midden
top
midden
top
.04Uitwerkingkoersvoorzorgenwelzijn De keuze voor ‘wonen’
In dit Woon- en Leefbaarheidplan kiezen we er expliciet voor om de woonfunctie in de dorpen en buurten in stand te houden en te ondersteunen. Deze hoofdkeuze voor wonen heeft ook voor welzijn en zorg grote betekenis. Het betekent namelijk dat in alle dorpen en buurten de basisvoorwaarden voor de leefbaarheid moeten zijn gerealiseerd. top We lopen deze hieronder nogmaals langs, in het licht van de koers voor de Eemsdelta.
midden
gwonen
Sociale cohesie
midden
ailhandel
basis
zorgvoorzieningen
Het bevorderen van sociale cohesie is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de bewoners van de dorpen en wijken. Maar omdat sociale cohesie zo’n belangrijk factor is voor de leefbaarheid, ligt daar ook een taak voor de overheid, in dit geval voor de gemeenten. Dat moet met een zekere terughoudendheid gebeuren; het initiatief blijft liggen bij die lokale samenleving. We hebben het hier over een moderne vorm van samenlevingsopbouw, een welzijnsfunctie. Die functie moet in principe overal beschikbaar zijn, maar – als ze eenmaal gewend is aan haar taak – geeft in principe de lokale gemeenschap aan of en wanneer ze daar basis midden top top behoefte aan heeft. Voor de leefbaarheid werpt één aspect van de sociale cohesie veel gewicht in de schaal: de bereidheid om elkaar op vrijwillige basis diensten te verlenen. Die ‘sociale bereidheid’ moet in ieder dorp of in iedere buurt aanwezig zijn. De sociale bereidheid ontstaat als er een zekere kritische massa is van mensen die zich iets aan het wel en wee van anderen in het of de buurt dorp gelegen laten liggen. Daar ligt een taak voor de gemeenten, in samenwerking met de corporaties: geef die groep mensen het gevoel er niet alleen voor te staan. Dat hoeft niet altijd om grote dingen te gaan: het aanbieden van bemiddeling bij een dreigend conflict in een huurdersvereniging, het gratis leveren van het zand om de jeu de boules baan te egaliseren, het adviseren van de ouders die een oogje in het zeil houden bij de jongerensoos, het helpen bij het repareren van klimrekken op de speelplek.
bereikbaarheid
Informele zorgnetwerken top
midden
welzijn
basis
midden
top
Om met een gerust hart oud te kunnen worden op de plek waar je woont vraagt om voldoende beschikbare zorg. Dat lukt alleen met een ingrijpende verschuiving in de balans tussen vrijwillige en professionele zorg. Informele zorgnetwerken zijn nodig, die de vraag naar zorg opsporen en die organiseren dat informele zorg, ook als persoonlijke netwerken daar niet toe in staat zijn, toch geboden wordt. Sociale cohesie – en met name het aspect van de sociale bereidheid – is een randvoorwaarde om die informele zorgnetwerken te laten functioneren.
5.0
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
63
erwijs
welzijn
Het ontwikkelen, onderhouden en ondersteunen van informele zorgnetwerken is – net als het versterken van sociale cohesie – een welzijnsfunctie. Ook deze welzijnsfunctie moet in alle dorpen en buurten in de regio beschikbaar zijn. Ook dit is een opdracht aan gemeenten. Een tweede opdracht ligt bij de top top basis midden professionele zorg. Daar zal een ingrijpende omslag van werken moeten plaatsvinden: van het overnemen van de zorg naar het aansluiten bij door niet-professionals geleverde zorg.
midden
gwonen
Voorzieningen: het creëren van nieuwe combinaties
midden
ailhandel
zorgvoorzieningen
Veel voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg hebben direct te maken met de woon- dan wel de samenleeffunctie. Idealiter zouden die voorzieningen in ieder dorp en in iedere buurt beschikbaar moeten zijn, maar dat is niet haalbaar. Een grotere schaal is in veel gevallen noodzakelijk. In basis midden top topde regionale centra is dat geen probleem, want daar is die grotere schaal wel aanwezig. In het landelijk gebied worden de voorzieningen voor welzijn en zorg geconcentreerd in centrumdorpen en waar mogelijk ook in de zogenaamde woondorpen-plus. Dan gaat het met name om die voorzieningen die direct aansluiten op de woonfunctie en tegelijkertijd de informele zorgnetwerken fundamenteel ontlasten: dagopvang en dagbesteding. Er ontstaan meer mogelijkheden als organisaties bereid zijn hun werkzaamheden – en hun doelgroepen – te combineren.
bereikbaarheid
Gezondheidszorg
De gezondheidszorg in deze regio zet in op het bevorderen van een gezondere leefstijl, onder ander door actieve voorlichtings- en informatiecampagnes, en het bevorderen van het gevoel van welbevinden. Dat gebeurt langs meerdere lijnen, die hieronder kort worden toegelicht: top basis midden
midden
top
Innovaties in de zorg E-care (zorg via of met behulp van internet) neemt een geweldige vlucht. Juist in deze dunbevolkte regio, waar reistijd belangrijk deel van de werktijd van de professionals in de zorg uitmaakt, moet het ontwikkelen van e-care een hoge prioriteit hebben. Dat begint met ‘connectivity’: aangesloten zijn. Voorwaarde is een snelle internetinfrastructuur, die dekkend is voor de hele regio. We zien hier een taak voor de overheid (gemeenten in samenwerking met provincie). De zorgaanbieders moeten vervolgens komen met slimme toepassingen van sensoren, signalerings- en alarmeringssystemen, gekoppeld aan smstelefoon- en beeld-geluidverbindingen. Ook kunnen zij innovaties in de domotica (techniek die mensen in staat stelt om langer in huis te blijven wonen en daar ook zorg te krijgen) doorontwikkelen.
4
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Voorzorg Gezondheidsklachten moeten vroegtijdig worden gesignaleerd, zodat onnodige verergering kan worden voorkomen. Deze signaleringsfunctie kan worden uitgeoefend door de netwerken voor informele zorg. Maar hier ligt ook een belangrijke taak voor het welzijnswerk als ondersteuner van die netwerken, in combinatie met de huisarts en de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. Zo ontstaat een trits van signalering, eerste beoordeling en desgewenst doorverwijzing naar de eerstelijns gezondheidszorg. Verder moeten de eerste en tweedelijns (geestelijke) gezondheidzorg in staat zijn lichte programma’s en behandelingen te ontwikkelen die, omdat de problematiek nog gering is, voor een belangrijk deel onder regie van de burger zelf kunnen worden uitgevoerd. Het voordeel daarvan is daar dat het gevoel van ‘eigen baas zijn’ wordt versterkt en hospitalisering wordt voorkomen. Huisartsenzorg De huisartsen moeten zo dicht mogelijk bij de lokale gemeenschappen staan. De autonome tendens bij de huisartsen gaat echter in de richting van concentratie en daarmee in de richting van vestiging in grotere kernen. Om de binding met de lokale gemeenschappen zo sterk mogelijk te houden (en de reisafstand tot de eerste lijn zo kort mogelijk) moet het mogelijk worden dat de huisartsen praktijk (blijven) houden in tenminste de centrumdorpen. Dat zal een deeltijdpraktijk zijn, op bijvoorbeeld één of twee vaste dagen in de week. Qua huisvesting kan aangesloten worden bij de gecombineerde zorgfuncties in de centrumdorpen. Ziekenhuiszorg Voor dat hoogwaardige systeem van gezondheidszorg is het behoud van het ziekenhuis voor de regio van groot belang. Als niet alle functies van een volwaardig ziekenhuis in de regio kunnen blijven, dan toch zeker die functies die passen bij de aard van de gezondheidsklachten in de regio. Gezien de vergrijzing ligt een specialisatie op ouderdomsklachten dan voor de hand. Waar uiteindelijk de gespecialiseerde medische ingrepen plaatsvinden, is van minder groot belang. Dat kan heel goed in andere ziekenhuizen gebeuren, als de nabehandeling en de revalidatie maar in de regio plaatsvinden. Verder moeten voldoende poliklinische functies in het ziekenhuis overblijven en een adequate intensive care. Aanrijtijden van ambulances moeten beperkt gehouden worden. Anderhalvelijns zorg Hoe belangrijk het ziekenhuis voor de regio ook is, het ziekenhuis blijft een tweedelijns voorziening, die geen verbinding met de actieve netwerken in dorpen en wijken heeft. Daarom pleiten we ervoor een voorziening te creëren tussen huisarts en ziekenhuis in. In zo’n voorziening kunnen kleinere medische ingrepen worden verricht, er kunnen bedden aan toegevoegd worden, patiënten kunnen er in observatie worden genomen, er kunnen uitgebreidere diagnoses worden gesteld en er kan eenvoudig onderzoek worden verricht. Deze centra komen bij de huisartsenposten in de regionale centra en in de centrumdorpen.
5.0
D E K O E R S UITGE W E R K T P E R S ECT O R
65
onderwijs
Combinaties van deskundigheid De verschillende specialismen in de gezondheidszorg moeten elkaar ook inhoudelijk versterken. Denk vooral aan het versterken van de functie van de huisarts door actieve samenwerking met artsen in verpleeghuizen (met name gespecialiseerd in geriatrie en ouderdomsaandoeningen) en de artsen in de organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking. basis midden top Door deskundigheden te combineren en gespecialiseerde kennis toe te voegen aan de eerste lijn, kan ook in deze regio een hoogwaardig systeem van gezondheidszorg blijven bestaan. Hierbij kunnen tevens de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg en de verslavingszorg aanhaken.
zorgwonen
Wonen met zorg - aangepaste woningen
Om ouderen zo lang mogelijk in hun eigen woning te kunnen laten wonen, kunnen de gemeenten een programma starten om bestaande eigenaren van koopwoningen te helpen bij het geschikt maken van hun koopwoning. Daarnaast ligt er een taak voor de corporaties om de kwantiteit en de basis midden kwaliteit van hun aandeel van aangepaste woningen (in het huursegment) op peil te houden.
top
Wonen met zorg - bij of in voorzieningen
detailhandel
Een vergrijzende regio biedt geweldige kansen. Ouderen van straks zijn gemiddeld genomen gezonder, beter opgeleid, vitaler en ondernemender dan de ouderen van nu. Dat geldt ook in een regio met lage sociaaleconomische scores. De opwaartse beweging naar een hogere graad van vitaliteit op hogere leeftijd treedt in heel Nederland op, zij het dat de verschillen tussen regio’s zullen blijven bestaan. Voor het bieden van informele zorg zijn de vitale ouderen van straks van groot belang. Hun aantal zal de komende dertig jaren stijgen. Ze zijn het kapitaal van de regio. Ondertussen moet wel een oplossing worden gevonden voor de capaciteit en de kwaliteit van het huidige zorgvastgoed. basis
midden
top
Verpleeghuiszorg In de komende decennia ontstaat een groot tekort aan verpleeghuiszorg, doordat het aantal ouderen van zeer hoge leeftijd fors stijgt. De vraag naar verzorgingshuiszorg neemt juist af, door het rijksbeleid inzake het scheiden van wonen en zorg. De eerste optie is dan om te kijken of huidige verzorgingshuizen kunnen worden omgevormd tot verpleeghuizen. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan komt nieuwbouw in beeld (volgens de principes van de Eemsdeltaladder). Door het waarschijnlijke vertrek van het ziekenhuis uit Delfzijl moet er gekeken worden hoe aan de anderhalvelijns voorziening inhoud gegeven moet worden. Aan die ontwikkeling zal door de aanbieders van somatische zorg in het gebied Appingedam-Delfzijl in afstemming met elkaar inhoud gegeven moeten worden. Ook in Uithuizen kan de vestiging van een anderhalvelijns voorziening in combinatie met een verpleeghuis worden overwogen.
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Aanpassen van verzorgingshuiscapaciteit Voor de bestaande verzorgingshuizen wordt het steeds moeilijker om voldoende te kunnen concurreren op kwaliteit. Ook het ingezette landelijk beleid om mensen met een Zorgzwaartepakket 2 of 3 niet meer te indiceren voor intramurale zorg leidt tot sluiting van verzorgingshuizen. Sloop en daarmee kapitaalvernietiging is geen duurzame oplossing. Beter is het afspraken te over de minimale kwaliteit die geboden moet worden in de regio. Bestaande verzorgingstehuizen kunnen dan zodanig worden aangepast dat ze (tijdelijk) geschikt zijn voor ouderen met een geringe zorgvraag die zelfstandig moeten wonen (“geclusterd zelfstandig wonen met zorg”). In sommige gevallen kunnen verzorgingstehuizen worden omgebouwd tot verpleeghuis. Er treden enorme verschuivingen op in capaciteit zowel binnen de sector Verpleging en Verzorging als ook tussen de domeinen intramuraal en extramuraal. Van belang is dat de gemeenten hier de regie in nemen en aangeven wat de capaciteit is. Een regionale regisseur wonen met zorg moet hierin, namens de gemeenten, het voortouw nemen. Vervolgens maken de aanbieders en corporaties afspraken. De regio komt het verst als de verschillende partijen van elkaars plannen weten en tot een gezamenlijke programmering komen. Op die manier kan er maatschappelijk verantwoord geïnvesteerd worden. Het is van groot belang dat er wordt vastgehouden aan de koers waarbij mensen zo lang mogelijk kunnen blijven wonen in hun eigen omgeving en waar kleinschalige voorzieningen voor dagopvang en lichte zorg op korte afstand voorhanden zijn. Deze keuze van de regio staat in schril contrast tot het landelijk beleid waarin de financiën sturend zijn voor de voorzieningenstructuur.
5.0
D E K O E R S UITGE W E R K T P E R S ECT O R
67
Zelfstandig wonen met zorg De vraag zelfstandig wonen met zorg neemt de komende jaren sterk toe: van 800 woningen nu naar 1.600 woningen in 2040. Om deze vraag te kunnen bedienen wordt een meersporenbeleid gevolgd: WONEN MET ZORG IN DE EEMSDELTA – VRAAG-/AANBODANALYSE | EINDCONCEPT | 10 SEPTEMBER 2012 - In de regionale centra en in de grotere centrumdorpen wordt de capaciteit van aanleunwoningen vergroot. - De bestaande capaciteit van aanleunwoningen in Warffum, Bierum en Wagenborgen wordt zoveel mogelijk in stand gehouden, ondanks het feit dat de verzorgingshuizen daar op termijn zullen verdwijnen. De verwachting is dat een deel vanvoorzieningen de ZZP 3 envoor 4 cliënten toch in aanleunwoningen haken aan bij degroot gecombineerde de verzorgingshuizen zal blijven wonen in verband met de intensieve dagbesteding, dagopvang en eerstelijns gezondheidszorg. zorg en de hoge kosten die dit met zich meebrengt.) - In (of de buurt van) kleinere centrumdorpen sommige woondorpen de volgende Opinregionaal niveau laat dit nieuweenhuisvestingsscenario worden clusters van rond de twintig tot veertig kleine appartementen huisvestingsvraag zien: worden gecreëerd, waar zelfstandig wordt gewoond en waar ook nachtzorg beschikbaar is.
Huisvestingsvraag - Wonen met zorg in de regio Eemsdelta
In de figuur wordt zichtbaar: 1. de permanente toename van de vraag naar beschermd wonen 2. de korte termijn halvering van de vraag naar intramuraal verzorgd wonen 3. de forse en permanente stijging van de vraag naar extramuraal verzorgd wonen Tevens wordt duidelijk dat er sprake is van enkel een beperkte toename van het aantal intramurale plaatsen op weg naar 2040: ruim 100. Dit is het effect van de bezuinigingen in de zorg gebaseerd op het principe van scheiden van Wonen en Zorg cq. het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Het aantal extramurale plaatsen Wonen met Zorg stijgt wel fors met bijna 700.
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
basis
midden
top
.0Uitwerkingkoersvoordetailhandel
detailhandel
De hoeveelheid vastgoed in de detailhandel wordt op lange termijn veel kleiner. In geen enkele stad/dorp wordt groei verwacht. Voor bijzondere situaties spreken de partijen af om de hardheidsclausule te volgen die in het convenant is opgenomen. Deze luidt als volgt: In geen enkele stad of dorp wordt groei van het aantal meters winkelvloeroppervlak verwacht. In zijn algemeenheid komen partijen dan ook basis midden top overeen dat planologische uitbreiding van het aantal meters winkelvloeroppervlak – buiten de aangewezen of nog aan te wijzen centrumgebieden - alleen kan plaatsvinden wanneer een distributie planologisch onderzoek daarvoor de juiste onderbouwing levert en besluitvorming in de stuurgroep daarvoor de ruimte geeft. Daarbij gelden de volgende bepalingen: - reeds aanwezige ruimte binnen de bestaande planologische regelingen kan worden benut. - uitgezonderd zijn kleinschalige (< 200 m² vvo bruto) initiatieven. - uitgezonderd zijn uitbreidingen (< 500 m² vvo bruto) van bestaande winkels. Uitbreidingen binnen bestaande centrumgebieden gericht op structuurversterking van de centrumgebieden kan in het algemeen plaatsvinden op basis van een goede ruimtelijk onderbouwing. Regionale centra en robuuste centrumdorpen blijven als zodanig functioneren, maar vragen actieve bemoeienis om de detailhandel en centrumvoorzieningen ‘in de benen te houden’. Niet-robuuste centrumdorpen (de huidige centrumdorpen die voor 2030 woondorp worden) verliezen - op korte of langere termijn - hun winkelfuncties.
Detailhandel dagelijks
Voor de dagelijkse boodschappen worden supermarkt(en) of winkel(s) behouden in de ‘robuuste’ dorpen Uithuizermeeden, Middelstum en Loppersum. Hier vindt ook de combinatie plaats met het concentreren van zorgvoorzieningen en een iets grotere opgave voor extra woningen voor ouderen. De voorwaarde voor deze keuze is dat gemeenten en ondernemers zorgen voor een beperkte groeiruimte. Daarnaast zijn een hoge kwaliteit van de buitenruimte en parkeervoorzieningen in de nabijheid van de betreffende winkels van belang. In de niet-robuuste centrumdorpen krijgen winkels of supermarkten het op termijn moeilijk. Deze zullen op langere termijn verdwijnen. De gemeenten kunnen de ondernemers geen groeiruimte aanbieden buiten de regelingen in bestaande bestemmingsplannen en buiten de aangewezen centrumgebieden.
5.0
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
6
In de regionale centra Appingedam, Delfzijl en Uithuizen gaan winkels voor dagelijkse boodschappen zich op den duur ook concentreren, in of bij de centra. De ‘dagelijkse winkels’ fungeren in centrumgebieden steeds meer als bronpunt van waaruit overige winkels bezocht worden. In de komende tien jaar wordt ook in de ‘dagelijkse winkels’ een teruggang voorzien.
Detailhandel niet-dagelijks
Om de verbetering van de kwaliteit van de winkels en de versterking van de centrumgebieden waar te maken is het nodig dat in de drie regionale centrumgebieden (Delfzijl, Appingedam en Uithuizen) goede kernwinkelgebieden worden ontwikkeld, door deze te vernieuwen, compacter te maken en de verblijfskwaliteit te laten toenemen. Verspreide niet dagelijkse detailhandel wordt actief binnen de grens c.q. directe invloedssfeer van de centra gebracht. De teruggang van de detailhandel in niet-robuuste centrumdorpen, in woondorpen en in wijkcentra wordt goed begeleid. De gemeenten en corporaties zullen verplaatsing van ondernemingen begeleiden en het herbestemmen van vrijkomend vastgoed stimuleren. Bij de vernieuwing van de centra op lange termijn vormen de volgende punten de kern van de aanpak: - Werken aan langdurig vertrouwen bij ondernemers en publiek; - Formuleren van een aanpak aan een dragende structuur voor de lange termijn; - Compacter maken van het centrumgebied, door bevorderen van versterking winkelstructuur binnen het centrum en de functiewijziging daarbuiten; - Rekening houden met een forse verkleining van de omvang van detailhandel in de komende tien jaar als gevolg van verschuiving van koopgedrag; - Werken aan leefbare en uitnodigende centrumgebieden door een menging van functies; - Verbinding met identiteit (Appingedam: Damsterdiep en historie, Delfzijl: Haven en Eems, Uithuizen: dijken en landgoed). De uitwerking van de koers voor detailhandel in de regionale centra wordt in H6 verder uitgewerkt, met name ook omdat veel van de inspanningen op dit vlak betrekking hebben op de regionale centra.
70
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
midden
top
basis
midden
top
koersvoorbereikbaarheid ailhandel.06Uitwerking bereikbaarheid De verandering en concentratie van voorzieningen leidt tot meer en nieuwe vervoersvragen. Deze moet worden opgelost door slim samenwerken en innovaties. Bewoners moeten bijvoorbeeld voor elkaar rijden. Openbaar vervoer moet slim worden gecombineerd met doelgroepenvervoer. Met deze aanpak beogen we tevens een bijdrage te leveren aan een duurzame regio. De top basis midden top verbindingen tussen de regio en de stad met bus en trein, maar ook de weginfrastructuur en regionale fietspaden zijn cruciaal voor de regionale economie en het onderwijs. Voor de verbindingen binnen het gebied geldt de volgende koers: - Samenwerking van meerdere aanbieders, voor het vervoer van verschillende doelgroepen binnen de regio; - Verbetering van het fietspadennetwerk, te beginnen met fietspaden naar de scholen en waar nodig tussen de dorpen; - Ontwikkelen van ‘vervoer delen’ via internet en dorps- en buurtnetwerken.
midden
5.0
De KOeRS uitgeWeRKt PeR SectOR
1
.0Conclusie:vijfsectorennaderuitgewerkt Waar zetten we de komende jaren op in, om de leefbaarheid in de Eemsdelta te verbeteren? De uitwerking van de koers leidt tot de volgende ambities. In het domein van het wonen maken corporaties en particuliere eigenaren met in de hele regio woningen geschikt voor wonen met zorg. Dat gebeurt met verbetering, renovatie en her en der vervangende nieuwbouw. De focus ligt op behoud van het bestaande. Als er nieuw wordt gebouwd, dan in de regionale centra en de centrumdorpen. De woondorpen zullen per saldo krimpen in de komende twintig jaar. De kwaliteit van de kernen van dorpen en wijken heeft prioriteit. De rol van de woningcorporaties is hierin essentieel. De aanpak van kwetsbare koopwoningen vergt extra aandacht, vanwege de hoge kosten hiervoor. De keuze om overal lang te kunnen wonen heeft grote implicaties voor het zorg- en welzijnsaanbod. Informele zorgnetwerken moeten opgebouwd en nieuwe combinaties van voorzieningen worden onderzocht. In de gezondheidszorg staat preventie centraal: het bevorderen van een gezonde levensstijl. Innovaties zoals zorgverlening via internet maken zorg op afstand mogelijk. De toevoeging van anderhalve lijnszorg (tussen ziekenhuis en huisarts in) versterkt de leefbaarheid. Het wonen met zorg krijgt prioriteit; zowel met aangepaste woningen als nabij voorzieningen. In het onderwijs zetten de DAL-gemeenten voor het basisonderwijs in op maatwerk per situatie, waarbij zij streven naar toekomstvaste voorzieningen. De gemeente Eemsmond kiest voor het stimuleren van samenwerking tussen scholen onderling en met organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Het aanbod van het voortgezet onderwijs blijft voortbestaan in de regionale centra en in Warffum en in Woldendorp. Het beroepsonderwijs ziet kansen voor de groeisectoren techniek en zorg. Bij voorkeur worden nieuwe en duurzame gebouwen ontwikkeld om huisvesting te bieden aan geïntegreerde voorzieningen. De regio wil de kwaliteit van de drie regionale centra (Appingedam, Delfzijl en Uithuizen) fors versterken. Dit gaat samen met het compacter maken van de centra en het winkelapparaat in deze gemeenten als geheel. In de centrumdorpen Loppersum, Middelstum en Uithuizermeeden blijft de ‘dagelijkse detailhandel’ behouden. De teruggang van detailhandel in de andere kernen wordt begeleid. Op het gebied van de bereikbaarheid worden traditionele vervoersconcepten tegen het licht gehouden en aangevuld met innovatieve, meer gebundelde concepten (bijvoorbeeld door schoolvervoer, post en ouderenvervoer te combineren). Ook hierbij krijgen de bewoners in de kernen zelf een grotere inbreng.
72
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
5.0
D E K O E R S UITGE W E R K T P E R S ECT O R
73
VOORZIENINGEN
Historische stadje aan Centrumstructuur het Damsterdiep versterken, detailhandel naar centrum verplaatsen
WONEN
Nieuwe woningen binnen de huidige grenzen van de stad
Dorpenring
Centrumstructuur versterken, detailhandel naar centrum verplaatsen
Waardewierde: krimpen tot dorpen in het groen
Kernstad
Versterken oriëntatie op de haven
Sloop en vervangende nieuwbouw
Structuurbeeld stedelijk gebied Appingedam - Delfzijl
74
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
6.0 Hetintegralebeeldvoor dekernen 6.01Inleiding De koers is uiteengezet en we hebben de opgaven per sector verder uitgewerkt. Dat roept nu de vraag op: wat zijn de gevolgen voor de verschillende kernen in het gebied? Hoe pakt de koers uit voor de regionale centra, de centrumdorpen en de woondorpen? Die vraag wordt in dit hoofdstuk beantwoord. De lijnen komen bij elkaar en per type kern ontstaat een beeld van de toekomst. Niet als een eindbeeld c.q. blauwdruk, maar als een impressie van de kwaliteiten in de Eemsdelta in 2030.
6.02Beeldvanhetstedelijkgebiedentweeregionalecentra: Appingedam–Delfzijl We zien het stedelijk gebied van Appingedam en Delfzijl als één samenhangend gebied. De twee kernen binnen het stedelijk gebied staan voor zeer vergelijkbare opgaven, terwijl er ook een belangrijk verschil is: Appingedam zal licht groeien en Delfzijl zal waarschijnlijk fors krimpen. Het stedelijk gebied moet zich in de komende twintig jaar nog sterker ontwikkelen tot één stedelijk gebied, met verschillende sferen, wijken, kernen en randen. Dat vraagt een eenduidige vernieuwing van de woonbuurten, de zorg, het onderwijs en de twee stadscentra.
Appingedam: vernieuwen binnen de stad
Appingedam groeit tot 2032 licht en doet dat binnen de grenzen van de huidige bebouwde kom. Dat is een expliciete keuze voor het behoud van het kleinschalige en compacte karakter van de stad. Door de vernieuwing van locaties als de Eendracht en de Tip kunnen relatief veel nieuwe woningen gebouwd worden. Ook dienen zich wellicht nog andere mogelijkheden aan. Dat is nodig omdat Appingedam 300 woningen zal groeien tot 2032, maximaal 160 tot 2022 en 140 van 2023 tot 2032. Bovendien kunnen niet alle te vernieuwen woningen in Opwierde en andere buurten op dezelfde plek teruggebouwd kunnen worden. De kwaliteitsopgave in Appingedam is fors. In sommige buurten en straten moet de kwaliteit van woningen of de woonomgeving moet versterkt worden door verbetering en door samenvoeging, renoveren en sloopnieuwbouw van woningen, dit betreft ook goedkope koopwoningen. Niet alle woningen kunnen in de vernieuwingslocaties teruggebouwd worden. Voor 300 à 400 woningen moet buiten de vernieuwingslocaties een plek moet worden gevonden.
6.0
Het integRaLe BeeLD vOOR De KeRnen
Waardewierde Combinatie lage WOZ en buurtkwaliteit
Een waardewierde is een woongebied (buurt) met de beste voorwaarden tot behoud en groei van waarde. Dit komt door de ligging en opzet van de buurt en aanwezige woningtypologieën (hoge drukgebieden). Gebieden buiten de waardewierde (lage drukgebieden) komen in aanmerking om geregisseerd stapsgewijs gesloopt te worden. Hiervoor is een ruimtelijke transformatiestrategie nodig. Deze strategie bestaat uit 5 stappen: 1. Opsporen waardewierden Indicatoren waardewierde: - de (hogere) WOZ-waarde van woningen -
goede woonkwaliteit de buurt
-
aanwezigheid van courant woningtypen
-
kwaliteit van de omgeving/ het landschap
2. definiëren van waardewierden Bepalen contour waardewierde: - eventueel uitbreiden waardewierde
1 Opsporen waardewierde
2 Definiëren contour waardewierde
- vastleggen precieze contouren waardewierde Te maken keuzes: -
waar behoud je de huurvoorraad?
-
waar zet je in op kwaliteitsverbetering, waar laat je de krimp toeslaan?
3 Bepalen korrel transformatie
3. Bepalen korrel transformatie Toetsingscriteria voor het bepalen van geschikte korrel (per huis, blok of buurt): -
de aanpak past bij de stedenbouwkundige opzet en woningtypologie
-
er is ruimte voor een kwaliteitsspong van de contramal
-
de aanpak leidt tot lagere beheerkosten voor infrastructuur en openbare ruimte
-
de aanpak wordt breed gedragen door eigenaren en huurders
4 Keuze voor krimpinstrumenten
4. Keuze voor (een combinatie van) krimpinstrumenten Beschikbare instrumenten voor de ruimtelijke transformatie: -
verbeteringen op pandniveau
-
gerichte sloop: verdunning waar nodig
-
minder maar beter ingerichte openbare ruimte
5. Invulling vrijkomende ruimte Belangrijke aspecten bij de herinrichting van de omgeving/het landschap zijn: -
(met de buurt) bepalen gebruik en inrichting 5 Invulling vrijkomende ruimte
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 7
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Het blijvend vernieuwen van Appingedam biedt kansen voor het aanbieden van voor ouderen geschikte woningen op korte afstand van het centrum. Daarnaast wordt door de vernieuwing van binnenstedelijke locaties de ruimtelijke structuur van Appingedam hechter en sterker. Dit is bijvoorbeeld nodig in de directe omgeving van het stadscentrum, waar gemeente en corporaties zoeken naar verbetering en herbestemming van leegkomende winkelpanden. De kwaliteitsvraag staat hierbij centraal. Het invullen van kleinere of grotere plekken in de stad vraagt steeds om de best mogelijke oplossingen, die bijdragen aan de kwaliteit van de stad als geheel en aan de verblijfskwaliteit, de woonkwaliteit op de plek zelf.
Delfzijl: kernstad en dorpenring
Delfzijl zal sterk veranderen. De woningbehoefte in de stad loopt terug met ruim 1.800 woningen in 20 jaar. Dit vraagt om een krachtig beeld van de kwaliteiten die voor de bewoners blijven bestaan, terwijl hun directe of iets grotere woonomgeving steeds verandert. In Delfzijl doen de ruimtelijke en programmatische veranderingen zich in twee gebieden verschillend voor. Ten eerste is er de ‘kernstad’ (tussen de Hogelandsterweg en de zeedijk, tussen het spoor en het Eemskanaal), waarvan de ontwikkeling gericht is op het versterking van de huidige stedenbouwkundige structuur met daarbinnen een kwaliteitsslag en hoogwaardige menging van functies in het stadscentrum. De tweede is de dorpenring, bestaande uit wijken, buurten en een enkel voormalig dorp. In de dorpenring zijn de ontwikkelingen gericht op het ontwikkelen van nieuwe kwaliteitsvolle woonomgevingen – als ware het dorpen – tegelijk met het afstoten, uit de markt nemen en of slopen van woningen, buurten, blokken. Voor de kernstad geldt als basis dat dit gebied stedenbouwkundig versterkt en functioneel verrijkt wordt. Werkruimten, veel verschillende woontypen en woningen, een goed zorgcluster, stevige scholen inclusief voortgezet en beroepsonderwijs en culturele voorzieningen vormen de kern. Daarbij vormen de deelgebieden West en Tussen de grachten een aanvulling op het stadscentrum. Eengezinswoningen in een ruime buurt, wonen in een stadse buurt of wonen in of aan de rand van het centrum zijn hier de herkenbare kwaliteiten. In de kernstad van Delfzijl worden meer woningen gebouwd dan gesloopt, met name in het centrumgebied. Voor het stadscentrum kiezen Delfzijl en de regio voor een kwaliteitsslag in drie kwaliteiten. Eerst is er de concentratie van winkels in het te vernieuwen winkelgebied. Dit wordt compacter; één centrale winkelstraat verbindt het Molenbergplein met horeca en cultuur met haven en strand. Deze robuuste basis kan groeien of krimpen, afhankelijk van de ontwikkelingen in het centrum. Een tweede kwaliteit is de verbinding van het centrum met de Eems, de haven en een nieuw strand. De Eems, decennialang de grote onbekende, wordt in het centrum weer voelbaar. De derde kwaliteit is de menging met wonen en wonen met zorg. In het centrum worden veel panden vernieuwd en veel nieuwe woningen gebouwd om het centrum en de routes naar het winkelgebied aantrekkelijk en levendig te maken.
6.0
Het integRaLe BeeLD vOOR De KeRnen
De grote verandering in Delfzijl vraagt om een passend antwoord voor de huidige en toekomstige bewoners. Vernieuwing en verdunning zijn manieren om tot vernieuwde en hoogwaardige woonmilieus te komen, die in de regio Eemsdelta en daarbuiten bijzonder zijn. Het uit de markt nemen van 2.600 woningen door sloop, leegstand, samenvoeging vindt plaats in de dorpenring. Om de wijken en buurten te vernieuwen en te verbeteren is hier naast verdunning, sloop en samenvoeging ook nieuwbouw nodig (400 – 500 woningen). Door kleine blokken of grotere buurten uit de markt te nemen of te slopen vlak naast de te vernieuwen of vernieuwde delen ontstaan ook daadwerkelijk ruimtelijk nieuwe woonmilieus. Deze aanpak volgt uit een van de pionierprojecten onder de naam ‘waardewierde’. Ook de groenstructuur en de wegenstructuur van Delfzijl veranderen: de groenstructuur verdient meer aandacht en grotere verschillen in beheer en inrichting. De wegenstructuur kan eenvoudiger, smaller en daardoor in onderhoud goedkoper zijn. Het padennetwerk wordt veel belangrijker, omdat meer woningen ‘in het groen’ liggen en op grotere afstand van voorzieningen. En de onderlinge relatie tussen Appingedam en Delfzijl (en tussen het stedelijk gebied en de omgeving) wordt ook op recreatief niveau sterker. In de dorpenring gaat de verdunning en vernieuwing van goede onderdelen hand in hand met sloop en uit de markt nemen van slechtere en matige buurten en delen van het gebied. Een uitzondering in de ring van dorpen is Kwelderland / Delfzijl Noord. Om de ruimtelijke situatie goed te maken wordt dit deelgebied met een beperkt aantal woningen (maximaal 100) afgerond.
Zorg en welzijn
Op de onderstaande terreinen zijn in Appingedam en Delfzijl investeringen noodzakelijk voor de kwaliteit van de zorg: Huisartsenzorg Het is de trend bij huisartsen om zich te concentreren in relatief grote groepspraktijken. Als richting stellen wij voor te streven naar minimaal één huisartsenpost per plaats, die in de toekomst wordt uitgebreid naar een voorziening van anderhalvelijnszorg (zie onder 2 hiervoor). In Appingedam is er momenteel reeds 1 robuust gezondheidscentrum (annex huisartsenpost), waarin vele (semi-) medische disciplines zich verenigen. In Delfzijl zijn er momenteel 2 huisartsenposten en zou het streven erop gericht moeten zijn te komen tot één robuust gezondheidscentrum PLUS, in combinatie met een voorziening voor anderhalvelijnszorg en een aantal medische disciplines in combinatie met het nieuwe regionale ziekenhuis. Van belang is dat Delfzijl in overleg treedt met de huisartsen en met Menzis, als de partij die ten opzichte van haar verzekerden een leveringsplicht heeft van huisartsenzorg. Een gezamenlijke planning van beide gemeenten in de toekomst is van belang om te kunnen blijven beschikken over een robuuste structuur van huisartsenzorg.
7
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Anderhalvelijnszorg De essentie van de anderhalvelijnszorgvoorziening is dat er een vorm van uitgebreidere huisartsen-zorg voor de regio Eemsdelta beschikbaar komt, die minder specialistisch is dan de tweede lijn (het ziekenhuis), maar specialistischer dan de huidige huisartsenposten. Huisartsen kunnen in de anderhalvelijns voorziening kleinere ingrepen doen, ze kunnen patiënten in observatie nemen, ze kunnen medicatie inregelen. Voor het type zorg is het noodzakelijk dat ze de beschikking krijgen over bedden. Bij die bedden zal 24-uurs verpleging nodig zijn. Als richting stellen we voor dat er in zowel Appingedam, Delfzijl als Uithuizen een anderhalvelijns voorziening komt. Zeker nu de positie van het ziekenhuis onder druk staat. De gemeenten zouden in de komende tijd gezamenlijk moeten onderzoeken wat voor het stedelijk gebied en de regio de beste optie is. Wel is duidelijk dat de motivatie bij de huidige huisartsen in de agglomeratie nog moet groeien. Er ligt voor de gemeenten een taak om met de huisartsen in overleg te gaan teneinde te inventariseren wat de gemeenten zouden kunnen doen om het animo te laten stijgen. Daarnaast is overleg met de zorgverzekeraar(s) van belang om de voorkeursoptie te bepleiten en de condities te scheppen die het realiseren daarvan zo veel mogelijk bevorderen. Ziekenhuis OZG Het OZG heeft inmiddels laten weten voorkeur te hebben voor nieuwbouw in een 1-locatie model. Dat betekent dat het bestaande ziekenhuis in Delfzijl in zijn huidige vorm ophoudt te bestaan. De regio Eemsdelta zou erop moeten inzetten dat er een nieuw ziekenhuis op een centrale en goed bereikbare plek in de regio noord- en oost Groningen komt. De kwaliteit van de gezondheidszorg in de regio Eemsdelta is er tenslotte bij gebaat dat een aantal medische disciplines die nu in ziekenhuis Delfzicht zijn ondergebracht aanwezig blijven. Koppeling met het toekomstige centrum voor anderhalvelijnszorg in Delfzijl ligt daarbij erg voor de hand, waardoor aldaar een breder en regionaal georiënteerd gezondheidscentrum PLUS kan ontstaan. In het document ‘Visie en Koers’ van de sector Welzijn en Zorg in de regio, is alvast een voorschot genomen op de functies die in elk geval door het ziekenhuis in de regio zouden moeten worden vervuld. Het gaat hierbij om het behoud van zeker die functies die passen bij de aard van de gezondheidsklachten in de regio. Gezien de vergrijzing ligt specialisatie op ouderdomsklachten dan voor de hand. Waar uiteindelijk de gespecialiseerde medische ingrepen plaatsvinden, is van minder groot belang. Dat kan heel goed in andere ziekenhuizen gebeuren, als de nabehandeling en de revalidatie maar in de regio plaatsvinden. Verder moeten er voldoende poliklinische functies in het ziekenhuis overblijven. Verpleeghuiscapaciteit Een verdere versterking van het genoemde gezondheidscentrum PLUS in Delfzijl kan wellicht vorm krijgen door koppeling met nieuwe en/of bestaande verpleeghuisfaciliteiten. Daarbij kan worden gedacht aan de toekomstige nieuwbouw van Solwerd of de bestaande faciliteiten van Vliethoven.
6 . 0 h e t i n t e g r a l e b e e ld v oor d e k e r n e n
79
Er zijn in de agglomeratie twee verpleeghuizen. Vliethoven (gloednieuw en zeer modern) in Tuikwerd in Delfzijl, hoofdzakelijk gericht op PG en Solwerd in Appingedam (verouderd en binnen 5 jaar toe aan nieuwbouw) hoofdzakelijk gericht op somatiek, revalidatie. Ten aanzien van Solwerd is het de vraag of er voor het totale zorgaanbod in de regio een synergieeffect is te bereiken door de nieuwbouw van Solwerd op enigerlei wijze te combineren met (de lokatie van) een nieuw gezondheidscentrum PLUS in Delfzijl. Zo niet dan opteert de gemeente Appingedam voor nieuwbouw van Solwerd op de kop van De Eendracht. Toekomst verzorgingshuizen en nieuwbouw van appartementencomplexen De agglomeratie Appingedam-Delfzijl kent een 4-tal verzorgingstehuizen: Beatingestate en het van Julsingatehuis in Delfzijl en Damsterheerd en Paasweide (gescheiden wonen en zorg) in Appingedam . Als het beleid, gericht op het scheiden van wonen en zorg door het rijk voor de zzp’s 1-3 wordt geëffectueerd, zal dat gevolgen hebben voor de bezetting van deze verzorgingstehuizen. Er zijn verschillende opties voor de toekomst van de verzorgingstehuizen. Hoe dan ook zal voor verschillende vormen van geclusterd wonen met zorg moeten worden gezorgd. En dan is de vraag: waar en hoe gaat dat gebeuren, waarbij oog zal moeten zijn voor de toekomstige invulling van de huidige locaties. Die vraag is hoe dan ook relevant, omdat er naast de bestaande capaciteit ook nieuwe capaciteit voor de doelgroep van de ‘oude’ verzorgingshuizen nodig zal zijn. Een deel van die doelgroep zal met vrij veel ondersteuning van informele zorg en met aanvullende thuiszorg thuis kunnen blijven wonen. Voor een deel zal echter nachtzorg nodig zijn en een deel van die populatie heeft zelfs 24 uurs zorg nodig. Dat is alleen kostenefficiënt te organiseren als er sprake is van geclusterde woonvormen. Appingedam en Delfzijl zullen samen moeten bepalen waar zij die geclusterde bouw willen situeren en wie daar zorg zal gaan leveren, dan wel hoe daar een aanbieder zal worden gekozen. Overleg met de zorgpartijen is daarbij onontbeerlijk. Wijkaccommodaties voor dagbesteding en dagopvang De organisaties voor welzijn en zorg zullen in het stedelijk gebied proberen - zoals zij dat ook gaan doen in het landelijk gebied - om hun accommodaties zowel open te stellen voor meerdere doelgroepen van kwetsbare burgers, als ze ten dienste te stellen van de wijk waarin ze staan. De inventarisatie van mogelijkheden wordt momenteel gemaakt. Het is voor de beide gemeenten van groot belang dat die mogelijkheden worden gecombineerd met plannen die de gemeenten in de desbetreffende wijken hebben. Het advies aan beide gemeenten is om door te gaan met de gezamenlijke regievoering.
80
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2
Centrumgebieden en detailhandel
Het centrumgebied van Appingedam bestaat nu uit de Dijkstraat met aan weerszijden een gemengde en stedelijke plek, als ‘boekensteun’ van de winkelstraat. Meer naar het zuiden ligt het boodschappencluster op het Overdiep-terrein, verbonden met de Dijkstraat via een langzaam verkeerroute. Appingedam werkt aan de versterking van deze structuur door ondernemers te stimuleren bij te dragen aan een hoogwaardig centrum. Verder worden ondernemers met maatwerk begeleid van buiten het stadscentrum naar een plek erbinnen. Deze concentratie leidt op korte termijn tot een sterker centrum. Op lange termijn is een verdere verkleining van het winkelareaal te voorzien. Die verkleining vraagt om een aanpak van het centrum die met de ontwikkelingen kan mee-ademen. Voor deze lange termijn aanpak ontwikkelt Appingedam de komende twee jaar een strategie. Hierbij zijn naast winkels ook horeca, dienstverlening, publieke functies, culturele functies en cultuurhistorische onderdelen belangrijke elementen van een goed werkende binnenstad. Kernpunten in het centrum van Appingedam hierin zijn de kracht van de Dijkstraat en omgeving als historisch en gemengd winkelgebied en de hoogwaardige en functionele winkelomgeving op het Overdiepterrein. Het goud van Appingedam, bestaande uit de diepen en het erfgoed, is de drager van deze nieuwe aanpak. In Delfzijl kiest de gemeente voor een aanpak waarbij een grid van straten het centrum vormt. Wanneer het winkelgebied groter kan of kleiner moet worden, kan en zal het winkelgebied daarop aangepast worden. In het te vernieuwen centrumgebied is veel meer aandacht voor de menging van wonen en werken. Daarnaast verbindt de nieuwe winkelstructuur ook het vernieuwde Molenbergplein met het theater en zalencentrum met de Eems aan de noordzijde van het centrum. Distributieve ruimte In Appingedam is er voor 2020 een klein overaanbod van winkelruimte in de dagelijkse goederen. Voor niet-dagelijkse goederen is er nu al een klein overaanbod. Buiten de bestaande winkelstructuur kan er dus geen uitbreiding meer plaatsvinden. De aanpak moet zich richten op verbeteren en compacter en interessanter maken van het centrum. Voor Delfzijl geldt dat de ruimte voor dagelijkse en niet-dagelijkse goederen in 2020 ook te groot is voor de vraag. Appingedam en Delfzijl zullen in onderlinge afstemming winkelruimte moeten afstoten. Het overschot zit vooral in dagelijkse boodschappen / supermarkten. Helderheid over de ruimtelijk economische structuur is voorwaarde voor het goed kunnen functioneren van centra. Voor zowel het centrum van Appingedam als Delfzijl geldt dat er sprake zal moeten zijn van sanering en verdere versterking van een compact centrum. Voor beide centra is op kaarbeeld de toekomst van de winkelstructuur vastgelegd. Kaart 1 en kaart 2 geeft het beeld van de structuur voor de toekomst van de detailhandel.
6.0
Het integRaLe BeeLD vOOR De KeRnen
81
Kaart1Delfzijl
Kaart2Appingedam
10
Koers voor het stedelijk gebied van Delfzijl
Kaart2Appingedam
11
Koers voor het stedelijk gebied van Appingedam
10 2
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
PDV locatie Farmsumerweg De locatie aan de Farmsumerweg fungeert als een gezamenlijke voorziening voor perifere detailhandel in Delfzijl en Appingedam. Daarnaast is er op enkele locaties in Delfzijl op bedrijventerreinen nog sprake van perifere detailhandel, met name bouwmarkten. De economische situatie in de perifere detailhandel is momenteel bijzonder moeizaam. Voor Delfzijl en Appingedam wijkt het landelijke beeld niet af; er is momenteel geen aanleiding om buiten de locatie aan de Farmsumerweg verder nog perifere detailhandel toe te staan. Wel zijn recentelijk afspraken gemaakt over het bestemmingsplan Fivelpoort. In zeer beperkte zin is daar ruimte gegeven aan specifieke vormen van PDV. Voor de centrumgebieden legt dit plan de volgende aanpak vast: - De toekomst van de centrumgebieden tot 2020 is te zien op de twee kaartbeelden. Alleen binnen deze kaders wordt via het bestemmingsplan detailhandel bij recht toegestaan. Beide gemeente zullen er, door middel van stimuleringsmaatregelen, alles aan doen om de functie detailhandel buiten het gebied terug te dringen. - Rekening houdend met een verdere toekomstige krimp van detailhandel is het nodig om per centrumgebied een aanpasbaar plan te ontwikkelen. Dit alternatief kan – afhankelijk van de situatie – betekenen dat 1. het centrumgebied kleiner wordt, 2. De structuur van het centrumgebied verandert, 3. wonen, werken en cultuur als functie in de plint van winkelstraten geaccepteerd wordt. - Direct hieruit volgt de opgave dit meer flexibele karakter ook planologisch juridisch te borgen. - Concurrentie tussen de twee kernen zal blijven bestaan, binnen de bovenstaande kaders. - De gemeenten trachten in gezamenlijk overleg om het aantal supermarkten in overeenstemming te brengen met de distributief verantwoorde ruimte in 2020. - Voor wat betreft de perifere detailhandel is de locatie aan de Farmsumerweg de enige locatie voor potentiële nieuwe aanbieders. Bij een nieuwe aanbieder gaan de gemeenten met elkaar in overleg alvorens besloten wordt wel of geen medewerking te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor aanvragen waar het huidige bestemmingsplan geen ruimte voor biedt. - Op bedrijventerreinen worden nieuwe vormen van detailhandel niet toegestaan, dit geldt ook voor internetbedrijven met uitgiftepunten, met uitzondering van Fivelpoort. - Partijen stemmen de marketingstrategie van de beide centra op elkaar af met als doel zoveel mogelijk consumenten naar het stedelijke gebied te krijgen. De gemeenten zullen zo snel mogelijk een programmaorganisatie inrichten, passend binnen de regionale organisatie structuur, waarbinnen aan de twee centrumgebieden gewerkt kan worden.
6 . 0 h e t i n t e g r a l e b e e ld v oor d e k e r n e n
83
6.03BeeldvanhetregionalecentrumUithuizen In Uithuizen zijn in 2030 drie grote veranderingen te zien. De woningvoorraad is verregaand verbeterd en echt up to date. Dit is te zien aan verbeterde woningen, verbeterde buitenruimte en het succes van de zorgwoningen met per straat of buurtje collectief te gebruiken ruimte. De tweede verbetering is dat de oude straten rond het centrum, bedrijfsruimten tussen centrum en spoor en de plekken als de Leeuwstraat een nieuwe levendige structuur en bewoning hebben gekregen. Woningen met tuinen, ouderenwoningen en zelfs een woonzorgvoorziening voor ouderen op zo korte afstand van het centrum hebben de plaats een nieuw elan gebracht. De derde en echt merkbare verandering is de vernieuwing van het centrumgebied. Daarin zijn de aanpak van de Blink en het Molenerf doorslaggevend. Het Boterdiep is echt beleefbaar en draagt bij aan de kwaliteit van het hele centrum. Het winkelgebied is veel compacter geworden en de Hoofdstraat Oost is een schakel tussen de twee polen met supermarkten aan weerszijden van het centrum. De buitenruimte van het winkelgebied is zo aangepakt dat bewoners en bezoekers het centrum graag en langer bezoeken. Voor deze aanpak heeft Uithuizen een bouwprogramma van 300 woningen, waarbij na terugbouw in de verbetergebieden nog 200 woningen overblijven. De bouw van deze woningen in het centrum verbetert het centrumgebied sterk en geeft niet meer gebruikte panden in de oude winkelstraten een nieuwe toekomst. Het Boukemapark is het sport- en onderwijspark waar alle kinderen naar school kunnen gaan en de sportminnende Uithuizers komen voor training, wedstrijden, schaatsen of om naar anderen te kijken.
4
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
6.04Beeldvanhetlandelijkgebied:centrumdorpen
VOORZIENINGEN
De drie centrumdorpen Loppersum, Middelstum en Uithuizermeeden blijven als compleet dorp behouden. Deze dorpen verschillen sterk van elkaar. Voor het winkelcentrum van Loppersum ontwikkelt de gemeente op dit moment plannen voor versterking van de winkelstructuur. Een vernieuwing van het centrum, ook wat betreft de buitenruimte, maakt het dorp aantrekkelijker om te wonen. Vernieuwing van de dorpskernen van Middelstum en Uithuizermeeden is op een andere schaal nodig. In Middelstum begint dit met de vernieuwing van de buitenruimte. In Uithuizermeeden ligt de start rond de vernieuwing van het dorpsplein, het Johan van Veenplein. Hier staan winkelpanden leeg, de gemeenschap wil het plein als hart van het dorp behouden. Nu al is duidelijk dat ondernemers zich richten op klanten in een grotere omgeving. Zowel ondernemers als de gemeenschap van ieder centrumdorp moeten zich als dorp open naar de omgeving opstellen om deze functie te kunnen vervullen. Detailhandel naar hart van het dorp, herbestemmen pand
Hart van het dorp: clusteren van voorzieningen
Clusteren van zorg, onderwijs en bv. dorpshuis aan robuuste structuur
Leegstaande panden (bv. zorg, onderwijs) herbestemmen
Bebouwd gebied
WONEN
Robuuste structuur
Rotte kiezen buiten robuuste structuur Buurtjes: loslaten woningen renoveren Structuurbeeld van een centrumdorp
6.0
Het integRaLe BeeLD vOOR De KeRnen
Geen uitbreiding: plancapaciteit afstoten
Rotte kiezen binnen robuuste structuur aanpakken
8
In ieder centrumdorp verandert de huidige zorg naar kleine zorgclusters waarin een huisartsenpraktijk of –post, mogelijk een dagbesteding en de aanwezige zorgwoningen samen komen. Deze zorgclusters bieden ook de professionele zorg voor de woondorpen in de omgeving. In ieder dorp krijgt het zorgcluster een eigen vorm, hetzij verspreid op herkenbare plekken in het dorp, hetzij bij elkaar in een gebouw. De zorgclusters kunnen in de dorpskernen gebruik maken van bestaande gebouwen. De huidige scholen gaan op kortere of lange termijn samen op in een kindvoorziening of brede school in het centrumdorp. Het maken en soms bouwen van een nieuwe school of kindvoorziening biedt kansen om deze op een goed bereikbare plek in het dorp te situeren. Dat is ook van belang voor de kinderen en hun ouders van buiten het centrumdorp. In de centrumdorpen ligt de woningbouwopgave vooral in het vernieuwen van woningen. De drie centrumdorpen hebben een kwaliteitsopgave in de woningbouw; door aanpak van slechte en matige woningen en omgevingen verbetert de kwaliteit van het wonen. Bovendien worden ze zo geschikt gemaakt voor langer blijven wonen. De vernieuwing van woningen is juist in de kern van belang. Eventuele uitbreidingsruimte die nu nog in bestemmingsplannen zit wordt niet of nauwelijks meer gebruikt. Mensen met beperkingen krijgen een voorname rol in het onderhoud en beheer van leefbaarheidsvoorzieningen en onderhoud van groene, openbare ruimten in de centrumdorpen. In Loppersum is het vernieuwde centrum een belangrijke spil voor het dorp. De woningbouwopgave speelt – zoals hierboven al is gesteld – vooral in de verbetering van de woningvoorraad. Omdat de kwaliteitsopgave groot is en het aantal woningen in het dorp ook minder zal moeten worden, is het van belang om de dragende structuur te versterken en beter te maken. In Middelstum speelt naast de vernieuwing en verbetering van woningen een sterke opgave voor het centrum van het dorp. De historische structuur en het hergebruik van panden daarin is van belang voor het dorp en haar bewoners. De tweede opgave voor het dorp zit in het zo goed mogelijk ondersteunen van de winkelstructuur. De nieuwe inrichting van de buitenruimte van het dorp is daarin een belangrijke stap. Ondernemers, bewoners, gemeente, corporatie en zorginstellingen zullen een toekomstvisie op de voorzieningen in het dorp moeten ontwikkelen zodat de voorzieningen kunnen mee veranderen met de bevolking van het dorp. Uithuizermeeden heeft een woningbouwopgave in vernieuwing, aanpassing en kwaliteitsverbetering. Onderdeel van deze opgave is ook om ruimte te vinden voor ouderenwoningen. Voor de leefbaarheid van Uithuizermeeden speelt het vitaal en leefbaar houden en maken van het Johan van Veenplein. Voor bestaande leegstaande winkel- en bedrijfsruimten zullen eigenaren, gemeente, corporatie en bewoners samen een oplossing moeten vinden, vooral middels hergebruik van de panden voor woningen waaraan behoefte is. Deze opgave heeft alles te maken met de woningbouwopgave in het dorp. Ook de kwaliteit van de buitenruimte en het behoud van een supermarkt voor het dorp en de
86
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2
omliggende kernen worden onderdeel van een lokale uitwerking van het WLP voor Uithuizermeeden. Voor de huidige centrumdorpen Spijk, Holwierde, Wagenborgen en Warffum richt het beleid zich op het versterken van de leefbaarheid naast het begeleiden van het herbestemmen en opnieuw invullen van leeggekomen gebouwen. In de dorpen die van centrumdorp woondorp worden, kunnen echter wel degelijk voorzieningen voorkomen, maar niet meer het complete pakket. Deze voorzieningen kunnen een grote bijdrage leveren aan de eigen kracht van het woondorp. Goede voorbeelden hiervan zijn het Hogeland college en het museum Hoogeland in Warffum en het Dollard College in Woldendorp.
6.0
Het integRaLe BeeLD vOOR De KeRnen
8
VOORZIENINGEN
Detailhandel naar hart van het dorp, herbestemmen pand
Hart van het dorp: clusteren van voorzieningen
Clusteren van zorg, onderwijs en bv. dorpshuis aan robuuste structuur
Leegstaande panden (bv. zorg, onderwijs) herbestemmen
Bebouwd gebied
WONEN
Robuuste structuur
Rotte kiezen binnen robuuste structuur aanpakken Buurtjes afstoten Structuurbeeld van een woondorp
Rotte kiezen buiten robuuste structuur loslaten
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
6.0Beeldvanhetlandelijkgebied:woondorpen Van de bijna 50 woondorpen is er geen enkele gelijk. Toch spreekt dit plan zich uit over alle woondorpen. De grote verandering in de woondorpen is dat bewoners en ondernemers met al hun eigen kwaliteiten samen het dorp en de gemeenschap vormen die ouderen helpt, die zorgt voor een goede woonomgeving en die oplossingen bedenkt voor problemen met leefbaarheid. Goed internet en goede ICT oplossingen, ondersteuning in de zorg en samenlevingsopbouw zijn belangrijke voorwaarden. In de loop van de tijd zullen voorzieningen uit de dorpen verdwijnen. Veel dorpen weten al dat een leeg schoolgebouw ook nieuwe kansen biedt, als gezinswoning, als ruimte voor een huisarts, als toneellokaal of na sloop als ontmoetingsplek midden in het dorp. In Roodeschool leert de Stichting Steunstee ouderen hoe ze met de computer kunnen omgaan en om boodschappen via internet te doen bij de naburige super, die de boodschappen thuis bezorgt. In Stedum slaan bewoners de handen ineen om een uitgifte lokaal te maken voor boodschappen, in het dorpshuis. Dergelijke initiatieven zijn goed voor de leefbaarheid in de dorpen en zullen – in ieder dorp anders – op veel plekken ontstaan. In de woondorpen worden woningen aangepast en geschikt gemaakt. Her en der zijn plekken en woningen die slecht en matig zijn. Corporaties en gemeenten gaan deze woningen en buurten aanpakken en verbeteren. Nieuwbouw van extra woningen in de woondorpen is uitgesloten, wel kunnen bestaande woningen vervangen worden door nieuwbouw. In veel woondorpen zal een overschot aan woningen ontstaan met leegstand als gevolg. Voor leegstaande woningen in de ‘robuuste structuur’ van het dorp is behoud en vernieuwing gewenst, zodat ze opnieuw bewoond kunnen worden en de kern van het dorp behouden blijft. Leegstaande huurwoningen buiten de ‘robuuste structuur’ van het dorp zullen gesloopt worden. Voor koopwoningen geldt eenzelfde beleid. Binnen de robuuste structuur is vernieuwing en bewoning van belang, tenzij de woningen niet goed bewoonbaar, bereikbaar en geschikt te maken zijn. Dan zijn ook opties als samenvoegen met een buurwoning, verandering tot werkruimte, bedrijfsruimte of bed & breakfast zinnig. Voor zogenaamde ‘rotte kiezen’ – slechte, lang leegstaande en verloederde woningen – in dorpen en buurten ontwikkelt de regio een aanpak. Dorpsbewoners hebben een stem in de oplossing van deze situaties en de (her-)bestemming van de woning.
6.06Conclusie:eenregiovoleigenheidenverschillen Het uitgewerkte beeld voor de verschillende soorten kernen maakt, kijkend door de oogharen, duidelijk hoe de robuuste ruimtelijke structuur van de Eemsdelta gestalte kan krijgen. De kernen kunnen binnen het kader van het Woon- en Leefbaarheidplan hun eigen koers naar de toekomst uitzetten. In de regionale centra worden de voorzieningen geconcentreerd die een regionaal verzorgende functie hebben. Bijzondere aandacht wordt hier besteed aan het stedelijk gebied van Appingedam en Delfzijl, dat als één samenhangende opgave moet worden gezien. Voor de centrumdorpen wordt ingezet op een goed en compleet pakket aan onderwijs- en zorgvoorzieningen, aangevuld met gerichte nieuwbouw. In de woondorpen staat het verbeteren van de bestaande woningen en woonomgeving centraal.
6.0
Het integRaLe BeeLD vOOR De KeRnen
8
.0 Ontwikkelingsstrategieen instrumenten .01Inleiding De omslag van groei naar krimp, in combinatie met ontgroening en vergrijzing, vraagt om andere strategieën dan we gewend zijn. We zoeken naar instrumenten voor planning en ontwikkeling van leefbaarheid, wonen en voorzieningen en voor de uitvoering van het Leerbaarheidplan. Door het maken van dit plan grijpt de regio de kans om een aantal vraagstukken uit te werken en te zoeken naar nieuwe methoden. Deze methoden zijn gedeeltelijk de uitkomst van het ‘Rijksexperiment Nieuwe planningsmethodiek in krimpende regio’s’. Dit hoofdstuk beschrijft achtereenvolgens de nieuwe programma-aanpak, de rol van bewoners, het plannen in krimpsituaties en de ontwikkelingsstrategie van het plan. Het hoofdstuk sluit af met aanbevelingen voor de instrumenten die kunnen worden gezet, op uiteenlopende terreinen: afspraken, beleid en organisatie (Orgware), mensen en ict (Software), stenen (Hardware) en geld (Finware).
.02Programma-aanpakvoorbewoners,overhedenen maatschappelijkmiddenveld In de regio Eemsdelta kiezen wij voor een programma-aanpak, waarbij zoveel mogelijk partijen en overheden die werken aan wonen en voorzieningen het Woon- en Leefbaarheidplan opstellen en gaan uitvoeren. Deze programma-aanpak vraagt veel van deze partijen: op regionaal niveau willen de partijen rekening houden met elkaar om de leefbaarheid en de kwaliteit van wonen en voorzieningen in de regio te versterken. Het programma kan ook veel opleveren. Het convenant dat alle 35 partijen ondertekenden maakt dat duidelijk. En de geïntegreerde aanpak van leefbaarheid vanuit een sociale, fysieke en organisatorische blik mondt uit in vier hoofdkeuzes die de koers en de kansen voor onze regio weergeven. Een belangrijke basis van de programma-aanpak en van de Ontwikkelingsstrategie is het actief betrekken van bewoners. Daarnaast is de aanpasbaarheid een essentieel kenmerk. Het Woon- een Leefbaarheidplan zet de ‘stip op de horizon’. Partijen gaan gezamenlijk op weg om de doelstellingen waar te maken. Er zal op projectniveau intensief contact zijn met de samenleving (burger). Dorpen en grotere centra kunnen hun eigen ontwikkelingsplannen opstellen. Alle concrete plannen landen in het uitvoeringsplan. Jaarlijks wordt met een monitor nagegaan of de veronderstellingen nog kloppen. Indien nodig vinden aanpassingen plaats. Deze manier van werken vergroot de doelgerichtheid van de programmaaanpak.
7.0
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
1
.03Initiatiefensturingdoorbewoners De kracht die bewoners met elkaar kunnen ontwikkelen is cruciaal voor de leefbaarheid van onze regio in de komende twintig jaar. Bewoners zullen zelf het initiatief in en de sturing over hun eigen woonomgeving kunnen nemen. Doelstellingen op gebied van veiligheid, gezondheid, economische situatie en leefbaarheid zijn vaak de onderliggende drijfveren. Op dit moment zien we twee ontwikkelingen. Bewoners willen meer zelf bepalen in hun eigen leefomgeving, veelal lukt hen dit via verenigingen zoals dorpsbelangen, werkgroepen en andere vormen van samenwerking. Overheden en andere partijen kunnen taken waarvoor zij tot voor kort verantwoordelijk waren niet meer uitvoeren, waardoor bewoners in beeld komen om hiervoor te zorgen. Voorbeeld is de instelling en invulling van de informele zorgnetwerken in deze regio in dit plan. In de regio Eemsdelta 2030 zetten bewoners zich samen in voor verbeteringen in de woonomgeving, een hechtere gemeenschap, een zorgzamere buurt, voor passende woningen. De gebiedspartijen gemeenten, zorginstellingen en corporaties - ondersteunen bewoners wanneer zij coöperaties en andere samenwerkingsvormen willen opzetten en starten. Mensen passen zich aan, aan veranderende omstandigheden: als er een gat valt, zal dit uiteindelijk worden opgevuld. Maar hiertussen zit een periode met verminderde leefbaarheid, met name voor het afhankelijke deel van de bevolking. Om dit te voorkomen moeten bewoners gestimuleerd worden hun nieuwe rol op de pakken. Hiervoor is de volgende beweging nodig. Daar waar bewoners zelf willen bepalen en organisatiekracht hebben zullen overheden en anderen dit faciliteren en daarop samen met bewoners en anderen leren van de resultaten. Indien bewoners een nieuwe verantwoordelijkheid moeten krijgen, zal hiervoor eerst draagvlak moeten ontstaan en is het aan de partijen die verantwoordelijkheid willen overdragen om nut en noodzaak te verduidelijken en de winst voor de gemeenschap te tonen. De eerste stap om dit te bereiken is om bewoners werkelijk te betrekken bij alle veranderingen en ontwikkelingen in hun woonomgeving door ze uit te nodigen mee te doen, naast mee te praten. Van de gebiedspartijen vraagt dit terughoudendheid en geduld om de eerste resultaten te laten ontstaan en samen te leren. Uiteindelijk kunnen de professionals steeds meer aan hen overlaten. De gebiedspartijen werken volgens de Schijf van Vijf (Evelien Tonkens, hoogleraar actief burgerschap, UvA). Tonkens geeft het recept om bewonersparticipatie te laten slagen: combineer het meepraten van vroeger met het meedoen van nu. Als burgers meedoen, zien ze wat er nodig is en zo komen ze op goede ideeën. Bij het meepraten en meedoen van de burgers, hoort het luisteren van de professionals. Het is niet stimulerend om te horen dat iets al lang bedacht is, en niet werkt. Professionals moeten zich realiseren dat burgers al doende leren. Je kunt dus steeds meer aan hen overlaten. Tonkens heeft een soort schijf van vijf voor bewonersparticipatie samengesteld: - Toon interesse. - Ga in gesprek over de voorgestelde ideeën, ook al zie je er zelf niets in. - Neem bureaucratie weg. Dat soort rompslomp zit mensen in de weg.
92
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
- Zorg voor financiële ondersteuning, zodat de mensen niet zelf hun portemonnee hoeven te trekken. - Stimuleer en erken ontwikkeling. Om deze beweging tot stand te brengen investeren de gebiedspartijen in het versterken van de sociale structuur en ontwikkelkracht in buurten en dorpen in het gebied. In diverse projecten is het uitvoeren van een schouw op de sociale samenhang, vooral door de bewoners zelf, een goed startpunt gebleken. Het model van de Vijf Sterren Dorpen in Drenthe is een mooi voorbeeld. Ontwikkelvermogen, eigenaarschap, opmerkzaamheid en aanpassingsvermogen lijken essentiële competenties voor het succes van zelforganisatie.
Initiatiefensturingdoorbewoners Tonkens, sinds 2005 bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap bij de afdeling Sociologie en Antropologie van de Universiteit van Amsterdam, geeft het recept om bewonersparticipatie te laten slagen: combineer het meepraten van vroeger met het meedoen van nu. Als burgers meedoen, zien ze wat er nodig is en zo komen ze op goede ideeën. Bij het meepraten en meedoen van de burgers, hoort het luisteren van de professionals. Het is niet stimulerend om te horen dat iets al lang bedacht is, en niet werkt. Professionals moeten zich realiseren dat burgers al doende leren. Je kunt dus steeds meer aan hen overlaten.
Tonkens heeft een schijf van vijf voor bewonersparticipatie samengesteld: -
Toon interesse.
-
Ga in gesprek over de voorgestelde ideeën, ook al zie je er zelf niets in.
-
Neem bureaucratie weg. Dat soort rompslomp zit mensen in de weg.
-
Geef een beetje subsidie, zodat de mensen niet zelf hun portemonnee hoeven te trekken.
-
Stimuleer en erken ontwikkeling.
De schijf van vijf van Tonkens, bron: internet
7.0
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
3
Aanpak Basislaag Act ie Verbeteren woonomgeving
Zorgpartijen en gemeenten
Meeprat en en meedoen Bewoners, gemeente, corporatie Bewoners
Gemeenten met bewoners
Bewoners
Corporatie
Bewoners, gemeente
Corporatie
Bewoners, gemeente
Bewoners, gemeente, corporatie Gemeenten
Bewoners, gemeente, corporatie Corporatie (indien belang)
Gemeente, corporatie
Bewoners
Bewoners, regio (OV)
Bewoners, gemeenten, zorginstellingen
Star ten en stur en Gemeenten, zorgpartijen, corporaties Gemeenten en ondernemers
Meepr aten en meedoen Bewoners, alle zorgaanbieders, Bewoners, corporaties
Gemeenten
Bewoners, corporaties
Nieuwe kindvoorzieningen / basisscholen, nieuwbouw of renovatie Inkrimpen van detailhandel en herbestemmen leegstand
Schoolbestuur en ouders en gemeente (gebouw/ lokaties) Gemeente, ondernemers
Bewoners, gemeente, zorgaanbieders?
Bereikbaarheid voorzieningen
Bewoners, regio (OV)
Bewoners, gemeenten, zorginstellingen
St art en en st uren Gemeenten en ondernemers
Meeprat en en meedoen Bewoners, corporaties
Opzetten informeel zorgnetwerk Sociale samenhang Ontwikkelen geschikte woningen Verbeteren kwaliteit woningen Omgaan met leegstand Saneren / faseren bouwplannen Slopen overschot woningen Bereikbaarheid voorzieningen
Aanpak Middenlaag Actie Zorgclusters en verzorgd wonen Vernieuwen centra in centrumdorpen Vernieuwing en ontwikkeling op lege plekken
Aanpak Toplaag Act ie Versterken winkelcentra
Bewoners, corporaties
Sluiten wijkcentra en Gemeenten en ondernemers herbestemmen winkelpanden
Bewoners, corporaties
Vernieuwen voortgezet onderwijs Vernieuwen en ontwikkelen woonzorg complexen Vernieuwen en ontwikkelen zorgclusters (curatief) Herbestemmen leegstand
Schoolbestuur en ouders
Bewoners, gemeente
Gemeente, corporaties
Zorgpartijen
Bereikbaarheid voorzieningen (P, OV)
94
St art en en st uren Bewoners
Zorgpartijen, gemeente Gemeente, onderwijs, ondernemers Gemeenten
Bewoners, corporaties Ondernemers, regio (OV)
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
.04Ontwikkelingsstrategie Eigen aan de opgave voor de regio is de noodzaak tot samenwerking tussen alle sectoren die in dit plan beschreven zijn en misschien zelfs breder. Voor de uitvoering is een ontwikkelingsstrategie nodig. Deze ontwikkelingsstrategie geeft aan via welke lijnen de bewoners, ondernemers en partijen in het gebied de uitvoering ter hand nemen, welke samenwerkingen per verandering nodig zijn en wie er begint met wat te doen. Een regionale autoriteit bewaakt de voortgang in de uitvoering, de monitoring en de herijking. Jaarlijks wordt een monitor uitgevoerd, met in 2014 een woningmarktonderzoek. We gebruiken als structurerend principe weer de leefbaarheidspiramide:
Basislaag
We beginnen de ontwikkelingsstrategie in de basislaag van de leefbaarheidspiramide: de woonomgeving in buurten en dorpen in onze regio. Wij onderscheiden twee rollen: ‘starten en sturen’ en ‘meepraten en meedoen’. Bewoners spelen hier een centrale rol, als aanjager en ook als meewerkers. De ontwikkelingen in de basislaag begint vanuit de gemeente bij het werken aan de sociale samenhang, met bewoners. Later komen zorgpartijen erbij voor het opzetten van het informele zorgnetwerk en zullen de corporatie en bewoners samen kijken naar veranderingen in de woningen, waaronder het geschikt maken van woningen.
Middenlaag
Grote merkbare verschuivingen vinden plaats in de middenlaag van de leefbaarheidspiramide, concreet: in de centrumdorpen en regionale centra. Dit geldt vooral voor de voorzieningen zoals basisscholen, winkels voor dagelijkse boodschappen, eerstelijns zorg en uitbreiding hiervan, dagbesteding, zorgpunten. En voor de meeste van deze voorzieningen geldt: samenvoegen en samenwerken zorgt ervoor dat voorzieningen levensvatbaar zijn. De ontwikkelingsstrategie is dus gericht op samenwerken en het zoeken naar meerwaarde voor bewoners in een groter gebied (buiten de centrumdorpen en regionale centra).
Toplaag
Ook in de toplaag vinden forse verschuivingen plaats, zowel in de zorg als het voortgezet onderwijs gaat het om voortgaande concentratie, in de detailhandel om verkleining van het oppervlak en concentratie. De ontwikkelingsstrategie is hier gericht op het ‘verbeteren en versterken’ en het ‘verkleinen en concentreren’. Bij verbeteren en versterken gaat het om het verbeteren van de kwaliteit van de winkelcentra, de bereikbaarheid van voorzieningen, de verbetering van de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. Punt twee betreft het compacter maken van de detailhandelstructuur, het concentreren van voorzieningen en ook het oplossen van leegstand in vrijkomende gebouwen voor onderwijs, zorg, detailhandel. De gemeenten delen in deze toplaag het initiatief met de sectoren zoals onderwijs, zorg, detailhandel. Vanwege de schaal van de opgaven en de vraag waar nieuwe voorzieningen moeten komen wat met vrij grootschalige voorzieningen moet gebeuren zullen de gemeenten locaties voorstellen. Voor de ontwikkeling van levensvatbare en robuuste centra staan de gemeenten aan de lat: zij voeren hier actief beleid en kijken met en voor ondernemer vooruit naar het stadscentrum van de toekomst.
7.0
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
Ontwikkelingsstrategie:sturingenbetrokkenheid De mate waarin partijen betrokken zijn bij de aanpak van de krimpopgave is van invloed op het (ruimtelijke) resultaat. In het pionierproject Warffum is dit aan de hand van verschillende varianten in beeld gebracht. De opgave voor Warfum bestaat global gezien uit de aanpak van de rotte kiezen, de kwaliteitsverbetering van de (sociale) woningvoorraad en het vinden van strategieën voor bouwrijpe bouwlocaties (die uiteindelijk niet zullen worden bebouwd). In de varianten is er onderscheid gemaakt tussen: Participeren en faciliteren: hierin nemen de partijen de verantwoordelijkheid voor de eigen opgaven en voor het totaal. Dat wil zeggen dat de partijen naar rato bijdragen aan het verlies dat krimp met zich meebrengt, of in positieve zin, bijdraagt aan de
sociale en ruimtelijke kwaliteit en eigenheid van de dorpen. (variant 1 Integraal en variant 2 Spreiden) Regisseren: de afstemming vindt plaats tussen de gemeente, de corporaties en de zorginstellingen. (variant 3 Schuiven) Autonoom: partijen kiezen uitsluitend voor de opgaven waar zij voor staan. (variant 4 Autonoom) De varianten schetsen allen een eindbeeld dat past binnen de beoogde ruimtelijke en sociale (hoofd)structuur van het dorp. De keuze voor een bepaalde variant ligt uiteindelijk bij het dorp zelf en is bepalend voor de wijze waarop de aanpak van de verschillende opgaven wordt georganiseerd: wie begint en wie werkt mee.
Aanzet organisatie: wie begint, wie werkt mee?
sturingsvarianten: waar wordt op ingezet?
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 9
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
.0InstrumentenvoordeEemsdelta:orgware,software, hardware,finware Voor de uitvoering van het Woon- en Leefbaarheidplan zijn heel veel verschillende instrumenten nodig. Veel hiervan bestaan al langer, zijn net ontwikkeld of doorontwikkeld. Voor een aantal specifieke onderdelen van dit Woon- en Leefbaarheidplan geldt dat hiervoor nog geen instrumenten voorhanden zijn of dat bestaande instrumenten nog niet binnen de context van krimp zijn gebruikt. Die instrumenten werken we hieronder uit, in combinatie met de specifieke opgave die in onze regio speelt. Het gaat om afspraken, beleid, organisatie (Orgware), mensen en ict (Software), stenen (Hardware) en geld (Finware).
Orgware
Monitor Leefbaarheid, wonen en voorzieningen Voor het kunnen zien en begeleiden van de ontwikkelingen in de Eemsdelta ontwikkelt de regio een monitor voor leefbaarheid, wonen en voorzieningen. Deze monitor beschrijft de situatie en veranderingen in de volgende vier onderdelen: bevolkingssamenstelling en –ontwikkeling; woonmilieu en woningmarkt, sociale infrastructuur, voorzieningen (onderwijs, detailhandel, zorg) en de door bewoners ervaren leefbaarheid. De regio laat deze monitor ieder jaar eenmaal uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van de monitor, het woningmarktonderzoek en van de voortgangsrapportage van het Uitvoeringsprogramma kan de regio iedere vijf jaar het Woon- en Leefbaarheidplan aanpassen. Dit geeft de regio de kans om op tijd nieuwe accenten aan te geven en nieuwe doelen en opgaven te stellen. Flexibel bestemmen Ruimte voor bedrijvigheid in de woonomgeving en in de kernen in het landelijk gebied. In een regio waar de bedrijvigheid onder druk staat vanwege het kleiner worden van de afzetmarkt en beroepsbevolking is het van belang om voldoende ruimte te bieden aan bedrijvigheid in of bij de woonomgeving. Zorg en werk moeten immers steeds meer gecombineerd worden. De tendensen om als zzp-er te werken, als eenmansbedrijf of juist in netwerken en op afstand vragen ook om werk- en bedrijfsruimte in of bij de woning. Bestemmingsplannen voorzien daarin niet. Het vastgoed in de dorpen veelal wel, veel negentiende-eeuwse panden hadden een dubbelfunctie van huis en praktijk, boerderij, winkel, schuur. Het meervoudig bestemmen van gebouwen in de kernen van dorpen en in stadsbuurten biedt voordelen omdat het mogelijk maakt dat bedrijvigheid in de woonomgeving blijft en kan floreren. Teken de robuuste structuur van je eigen dorp of buurt Bewoners kunnen zelf aangeven wat de robuuste structuur is van het dorp. Daarbij werken ze, geholpen door een professional, aan een gezamenlijk getekende kaart met daarop de belangrijkste en meest karakteristieke ruimtes, gebouwen en delen van het dorp of de buurt. Al tekenend komen allerlei opgaven voorbij, die tegelijkertijd kunnen worden genoteerd. Het eindresultaat is - na verwerking door een professional – een overzichtelijk beeld met toelichting en onderbouwing van de robuuste structuur (DNA) van het dorp.
7.0
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
Flexibelbestemmen:programma-neutralegebouwen Te lang hebben we voor te specifieke functies gebouwd. Met name in de periode na WOII zijn we steeds nauwkeuriger woning- en gebouwtypen voor specifieke doelgroepen gaan ontwerpen. Een van de gevolgen van deze ‘efficiency’ is dat we nu met een gebouwenbestand zitten dat zich vaak lastig laat omvormen ten gunste van nieuwe programma’s. Een van de lessen van de krimp zou moeten zijn dat we programmaneutrale gebouwen leren ontwerpen. Gebouwen die als ‘sponzen’ in de tijd veranderende programma’s kunnen accommoderen en die wellicht meegroeien of krimpen met programma’s. (Hogeland-solids): In het de pionierprojecten voor Uithuizermeeden is een aanzet gedaan tot de ontwikkeling van een serie van dergelijke programma-neutrale gebouwen (Hogelandsolids): van agrarische bebouwing in het landelijk gebied, de kerkepad-woningen in Warffum, de na-oorlogse rijenwoningen en de vrijkomende winkel- en bedrijfspanden in Uithuizermeeden tot een nieuw ontworpen gebouw. Bijgaand een voorbeeld hoe omgegaan kan worden met een leegstaand bedrijfspand
Reeks Hogeland-solids
transformatie erven
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 9
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Tekenderobuustestructuurvanjeeigendorpofbuurt Het zou goed zijn wanneer elk dorp zelf bepaalt hoe de hoofdstructuur van het dorp er precies uit ziet. In de pionierprojecten is voorgesteld om dit te doen in een interactief proces met een klankbordgroep uit het dorp en deskundigen van onder meer de corporaties en de zorgsector. Dit proces bestaat uit globaal gezien uit 3 stappen. Stap 1. Bepalen van het DNA -
invullen vragenlijst
-
conclusies vertalen in tekening
Stap 2. Gebruik voorzieningen en regionale positie -
invullen vragenlijst
-
conclusies vertalen in tekening
Stap 3. Eigen kracht en sociale cohesie -
invullen vragenlijst
Robuuste structuur Wagenborgen
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 7.0
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
Zorgsteunstructuur Het doel van een steunstructuur is:
-
-
Initiatieven in een dorp herkennen en stimuleren
-
Helpen bij het vinden juiste contactpersonen bij overheids-, zorg- en welzijnsorganisaties
Organiseren van contact en afstemming
Het is belangrijk dat er een coördinator of kwartiermaker wordt aangesteld. Dit is een gemeentelijke contactpersoon met passende competenties ter
Omtinkerij Sinds 1999 zijn er zogenoemde Omtinkers actief in de Trynwâlden. Zij ondersteunen de - veelal – oudere inwoners in het organiseren van het dagelijkse (zo volwaardig mogelijke) leven. Omtinkers brengen rust; geven zicht op mogelijke oplossingen; verwoorden waar nodig de vraag van de cliënt, vragen zonodig indicaties aan of regelen andere bureaucratische rompslomp. Binnen de Omtinkerij is een geheel eigen methodiek ontwikkeld. De focus binnen de methodiek richt zich niet op de zorgvraag; maar op wat de cliënt wenselijk vind om een respectvol en menswaardig bestaan te kunnen leiden. Daarbij zijn gewoonten en de levensstijl van de cliënt leidend. De functie is inmiddels niet meer weg te denken uit het gebied: het verzorgingshuis is mede door hun komst overbodig (en gesloopt); de zorgvraag is in de regio gedaald. Dit omdat de cliënt het simpele vertrouwen heeft dat er altijd een oplossing voorhanden is. Minstens zo belangrijk: omdat het de cliënt is die bepaalt wanneer iemand bij hem thuis over de vloer komt en waarvoor. Bron: www.omtinker.nl
Stadskamers Een vorm van hergebruik van een leegstaand pand zou de Stadskamer kunnen zijn. De Stadskamer is zoals het woord zegt een kamer in de stad waar ouderen, ook degenen die minder goed ter been zijn of afhankelijk van het steeds minder frequente openbaar vervoer in het ommeland, voor een dag(deel) naar toe kunnen komen. Ze worden opgehaald en weer thuisgebracht. Er rijdt namelijk een voor rolstoelen en looprekjes geoutilleerd busje dat wordt gerund door een ZZP-er. In de stadskamer wordt door de buurtondernemers een dienst verleend. Bijvoorbeeld: een (Chinese)lunch - er is een terrasje een passessie van een kledingzaak, een kapsessie door de kapper, een bijspijkerles moderne knoppen, de boodschappenservice (bakker, slager, groentenboer). En natuurlijk even struinen door hartje Winschoten, rondje HEMA, ijsje in het park, met begeleiding van een ZZP-er of die vriend of vriendin die in de Stadskamer is ontmoet. Daarna uitrusten in een comfortabele leunstoel, die de meubelzaak op proef heeft staan in De Stadskamer. En...uitzicht op de levendige bedrijvigheid van de Langestraat, Venne of de Torenstraat.
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 100
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Internet/ICTstructuur
Voorbeeld: Uithuizermeeden, boodschappen doen via internet bron: www.cooponline.nl
Het in kaart brengen van de informatiebronnen en, wanneer het juiste platform nog niet bestaa, is het opzetten van nieuwe platformen voor kennisuitwisseling. De Eemsdelta staat niet op zich, er zijn meerdere regio’s met een vergelijkbare problematiek. Leren van elkaar op lokaal, regionaal en (inter)nationaal niveau wordt met de nieuwe media makkelijker gemaakt. Naast de door bedrijven of overheid opgezette kennisnetwerken ontstaan kleinere initiatieven van onderaf in de vorm van webkringen of groepen op sociale media zoals LinkedIn, Twitter en Facebook. Het doel is met behulp van ICT toepassingen voorzieningen te realiseren in kleine dorpen, om op deze wijze de leefbaarheid te behouden en versterken. Mogelijke toepassingen zijn: -
Voorbeeld: Burum, dorpshuis Nieuwe Stijl
Een dorpswebsite die ook via televisie kan worden geraadpleegd
-
Zorgen dat ouderen veilig en vertrouwd mee kunnen doen op internet
-
7.0
Bezorging bestelde diensten in het
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 101
DeSloopvankoop
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 102
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Software
Zorgsteunstructuur Het opstellen van een zorgsteunstructuur leidt tot een netwerk van mensen, bewoners, vrijwilligers en professionele begeleiders dat zorgdraagt voor gerichte zorg aan zorgbehoevende bewoners in de buurten en in dorpen in het gebied. Internet/ICT structuur Snel internet is een belangrijke voorwaarde voor leefbaarheid in de Eemsdelta. Dorpen kunnen zelf goed internet aanleggen en contracten sluiten met een aanbieder. In het landelijk gebied zijn andere maatregelen nodig. Pas wanneer snel internet aanwezig is, kunnen alle bewoners gebruik maken van skype, zorg-internet (E-health) en digitale prikborden, die nodig zijn voor het op peil brengen en houden van de leefbaarheid in onze regio.
Hardware
Waardewierde Een waardewierde is een woongebied (buurt) met de beste voorwaarden tot behoud en groei van waarde. Dit komt door de ligging en opzet van de buurt en aanwezige woningtypologieën (hoge drukgebieden). Gebieden buiten de waardewierde (lage drukgebieden) komen in aanmerking om geregisseerd en stapsgewijs gesloopt te worden. Hiervoor is een ruimtelijke transformatiestrategie nodig. Deze strategie bestaat uit 3 stappen: - Opsporen en definiëren van waardewierden; - Bepalen van de ‘korrel’ van de transformatie; - Keuze voor (een combinatie van) krimpinstrumenten. De sloop van koop Hiervoor is aangegeven dat de aanpak van de particuliere woningen een van de kernelementen in de koers voor de Eemsdelta is. Het is geen eenvoudige opgave. Het instrumentarium dat nodig is om particuliere woningen uit de markt te nemen moet er daarom op gericht zijn de belangen van verschillende partijen te verenigen. De financiële middelen die nodig zijn, moeten voor een groot deel bijeengebracht worden door deze partijen. Naast financieel instrumentarium en het organiseren van geldbronnen en geldstromen is aanvullend instrumentarium noodzakelijk (zoals het goedkoop aankopen van leegstaande panden, het dwingen van partijen en tot actie en beheeractiviteiten/tijdelijk gebruik).
Finware
Bij de financiering van het Woon- en Leefbaarheidplan haken we aan op de kernelementen uit de koers, zoals die in hoofdstuk 4 zijn geformuleerd. Om de leefbaarheid in dit gebied op peil te houden, is in de eerste plaats de inzet van bewoners en ondernemers van groot belang. Het plan zet op het versterken van de zelforganisatie en het creëren van een nieuw elan onder de bevolking. Dat nieuwe elan leidt – zo zien we nu al in de praktijk – tot veel inventiviteit en creativiteit. Het is zaak voor de overheid om dit proces aan te jagen en waar mogelijk te faciliteren.
7.0
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
103
Voorbeeldenkrimpinstrumenten verbeteringen op pand niveau
verdunnen: gerichte sloop
Pionierprojecten:inspiratieenmethodieken 104
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
In de tweede plaats is het maatschappelijk middenveld aan zet. Door betere samenwerking van partijen in de domeinen wonen, onderwijs, zorg en welzijn, detailhandel en bereikbaarheid kan meerwaarde worden gecreëerd – in veel gevallen zonder dat daar extra geld voor hoeft te worden geïnvesteerd. Door over de oude sectorale grenzen heen te kijken is meer mogelijk. Op plaatsen en voor projecten waar wel extra geld noodzakelijk is, vallen we terug op twee instrumenten – een bestaande en een nieuwe: - Door aan te haken op fondsen (zoals het Eemsdeltafonds) komt de financiële haalbaarheid dichterbij; - De uitvoering van een Rijksexperiment waarbij onderzoek wordt gedaan naar de financiering van krimpingrepen. Hier komen mogelijk instrumenten uit naar voren die in de Eemsdelta kunnen worden ingezet.
.06Conclusie:naareenanderemaniervanwerken In de regio Eemsdelta kiezen wij voor een programma-aanpak, waarbij zoveel mogelijk partijen en overheden die werken aan wonen en voorzieningen het Woon- en Leefbaarheidplan opstellen en gaan uitvoeren. Een belangrijk onderdeel van de aanpak is het versterken van het initiatief en de sturing door burgers. De aanpak is zowel robuust als flexibel. Met een jaarlijkse monitoring worden de ontwikkelingen in de regio bijgehouden en iedere vijf jaar vertaald in aanscherpingen van het Woonen Leefbaarheidplan. Het Woon- en Leefbaarheidplan beschrijft de instrumenten die specifiek voor de regio zijn ontwikkeld. Het Uitvoeringsplan geeft concreet vorm aan de realisatie.
7.0
OntWiKKeLingSStRategie en inStRumenten
10
8.0 Uitvoeringsprogramma 8.01Inleiding In dit hoofdstuk wordt een tipje van de sluier van het Uitvoeringsprogramma opgelicht, het ‘zusje’ van het Woon- en Leefbaarheidplan. Over de status van het uitvoeringsprogramma het volgende: het vloeit voort uit het Woon- en Leefbaarheidplan, maar maakt hier geen onderdeel van uit. Het vormt een levend document dat regelmatig zal worden aangepast en vernieuwd. In het Uitvoeringsprogramma wordt onderscheid gemaakt tussen regionale en gemeentelijke programma’s, beide worden hieronder kort toegelicht.
8.02Integraleprogramma’svoorwonen,voorzieningenen leefbaarheid Het uitvoeringsprogramma vormt de vertaalslag van de visie en de koers naar samenhangende integrale programma’s, die vervolgens worden uitgewerkt in de vorm van concrete uitvoeringsprojecten. De hoofdkeuzen die zijn gemaakt in het Woon- en Leefbaarheidplan leiden tot vier programmatische opgaven: - Versterken kwaliteit wonen en leefbaarheid: wijkvernieuwing, sloop en nieuwbouw, versterken groenstructuur en kwaliteit woonomgeving, geschikte woningen voor ouderen. - Versterken voorzieningenstructuur door concentratie en verbeteren kwaliteit: versterken regionale centra Appingedam, Delfzijl en Uithuizen, en versterken centrumdorpen Uithuizermeeden, Loppersum en Middelstum. - Versterken sociale cohesie, maatschappelijke infrastructuur, de kwaliteit van maatschappelijke voorzieningen (scholen en kinderopvang, woonzorg, welzijn, sport en recreatie). - Verbeteren infrastructuur en bereikbaarheid (wegen, fiets/wandelpaden, OV). De projecten die zijn opgenomen in dit programma zijn erg divers: ze verschillen naar schaalniveau, maar ook naar aard. Er zijn naast concrete uitvoeringsprojecten een aantal beleids- en onderzoeksprojecten opgenomen, bijvoorbeeld om nieuw beleid te ontwikkelen of de opgaven verder uit te kristalliseren.
10
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
8.03Regionaalprogramma De programma’s en projecten die op regionaal niveau spelen en die meerdere gemeenten aanspreken, zijn ondergebracht in een regionaal hoofdprogramma. Dit programma is onderverdeeld in vier inhoudelijke programma’s, aansluitend bij de eerder genoemde programmatische opgaven: - Wonen en leefbaarheid - Voorzieningenstructuur - Sociale cohesie, maatschappelijke voorzieningen, welzijn en zorg - Bereikbaarheid, infrastructuur Bij een groot deel van de regionale opgaven wordt nog gezocht naar een effectieve aanpak. Veel van deze projecten zijn vernieuwend en komen rechtstreeks voort uit de vier beschreven programmatische opgaven. Om een beeld te geven van hoe dit programma eruitziet, volgt in onderstaande paragraaf een aantal voorbeelden van projecten. Om de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren wordt voorgesteld een project te starten gericht op het ontwikkelen van een opkoopfonds voor rotte kiezen en voor leegstaande of langdurig te koop staande woningen. Een ander project richt zich op de aanpassing van woningen, zodat zorgbehoevenden lang(er) thuis kunnen blijven wonen. Op het gebied van voorzieningen is aandacht voor de kernwinkelcentra, onder meer door de inzet op concentratie van winkels, door het weren van nieuwe detailhandel buiten de bestaande centra en door een projectplan voor regionale promotie van de regionale centra. Ook het vergroten van de burgerparticipatie en het versterken van de sociale cohesie wordt via verschillende onderzoeks- en beleidsprojecten geadresseerd. Daarnaast zijn veel projecten gericht op de sociale component van het langer thuis wonen van ouderen, onder andere het opzetten en stimuleren van informele zorgnetwerken en het verminderen van de vraagverlegenheid. Ook de intramurale zorginstellingen in de regio komen terug in dit programma. Tot slot zijn verschillende projecten rondom bereikbaarheid opgenomen, zoals het verbeteren van het fietspadennetwerk en het vinden van innovatieve vormen van kleinschalig vervoer.
8.0
uitvOeRingSPROgRamma
10
8.04Gemeentelijkeprogramma’s De programma’s op gemeenteniveau zijn ingedeeld aan de hand van de verschillende categorieën kernen, omdat deze kernen vaak met vergelijkbare opgaven te maken hebben. Dit leidt tot integrale programma’s waarin de volgende deelprogramma’s te onderscheiden zijn:
Regionale centra (Appingedam, Delfzijl en Uithuizen) -
Centrumontwikkeling Wonen en leefbaarheid: versterken kwaliteit wonen Sociale cohesie, maatschappelijke voorzieningen, welzijn en zorg Infrastructuur en bereikbaarheid
Centrumdorpen (Robuust en niet robuust: Middelstum, Loppersum en Uithuizermeeden en daarnaast Warffum, Spijk, Holwierde en Wagenborgen) -
Wonen en leefbaarheid: versterken kwaliteit wonen en bereikbaarheid Commerciële voorzieningen (detailhandel) Zorg en welzijn Onderwijs Accommodatiebeleid (sport, cultuur, verenigingsgebouwen et cetera)
Woondorpen
- Wonen en leefbaarheid: versterken kwaliteit wonen en bereikbaarheid - Accommodatiebeleid In de gemeentelijke programma’s komt de fysieke aanpak van de kernwinkelgebieden in de regionale centra en centrumdorpen sterk naar voren, hierbij zijn onder andere projecten te vinden rondom de herontwikkeling van zichtlocaties en het verbeteren van de bereikbaarheid en parkeergelegenheid. Ook zijn veel concrete woningverbeteringprojecten opgenomen, hierbij gaat het zowel om sloop (al dan niet in combinatie met nieuwbouw) als om renovatie en isolatie. De concentratie van voorzieningen en de bouw van nieuwe hoogwaardige voorzieningen zoals brede scholen is eveneens in meerdere programma’s opgenomen. Daarnaast staan er verschillende projecten ter versterking van de sociale cohesie en burgerparticipatie in het programma. Logischerwijs liggen de accenten in elke gemeente anders, passend bij de omstandigheden. Per deelprogramma is er aandacht voor de hardware, de software en het organiserend vermogen (orgware). De programma’s zullen voor de periode 2012-2030 worden ingevuld. De vertaling van de programma’s naar concrete uitvoeringsprojecten geschiedt voor de periode 2012-2016 (hard) en voor 2017-2022 (indicatief).
10
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
.0 Financiëleuitkomstenen investeringsstrategie .01Inleiding Bij de uitgangspunten voor het Woon- en Leefbaarheidplan in hoofdstuk 2 is aangegeven dat we qua financiën zo scherp mogelijk aan de wind moeten varen. We moeten een plan maken dat financieel gezien optimaal is: doen wat nodig is, de juiste ambities voor lage kosten. Een geoptimaliseerde koers dus, die geloof in de toekomst koppelt aan realiteitszin. In het verlengde daarvan ontwikkelen we een investeringsstrategie die het maximale uit de bestaande middelen van de sectoren en overheden haalt, maar tevens aansluit bij het zelforganiserend vermogen van burgers en ondernemers. In dit hoofdstuk pellen we het vraagstuk af: wat kost de koers, waar vallen de tekorten en hoe kunnen deze worden afgedekt? En waar is hulp van buiten de regio noodzakelijk? Voor het berekenen van de kosten van het Woon- en Leefbaarheidplan gebruiken we drie niveaus. - Het eerste niveau van berekenen is deze eerste verkenning van de kosten van het hele programma van het WLP. Deze verkenning gebeurt op grond van regionale norm- en kengetallen. De kosten in dit hoofdstuk betreffen het eerste en meest globale niveau van berekenen. - Het tweede niveau betreft de berekening van de projecten in het Uitvoeringsprogramma zoals de samenwerkende partijen deze hebben ingediend. Veel projecten zijn al verder uitgewerkt of de kosten zijn met lokale ervaringscijfers onderbouwd. De kostenberekening van het Uitvoeringsprogramma laat dus concrete, lokale en gedetailleerde kosten zien. - Het derde niveau zijn de werkelijke kosten die voor de uitvoering van programma’s en projecten gemaakt moeten worden. Die zijn nog niet in beeld, omdat de uitvoering nog wordt voorbereid. Deze werkelijke kosten komen in beeld bij de beslissingen over de uitvoering van projecten en bij de verantwoording van de kosten in een later stadium.
9.0
FinanciëLe uitKOmSten en inveSteRingSStRategie
10
.02Eengeoptimaliseerdekoers In de omzetting van de koers naar de opgaven is al uitdrukkelijk rekening gehouden met de financiële impact van de transformatie in de regio. Met de nodige realiteitszin zijn op deze wijze de opgaven zoals in de voorgaande hoofdstukken beschreven tot stand gekomen. De wetenschap dat het eenzijdig bekijken van de verschillende opgaven zou uitmonden in een onoverkomelijke financiële opgave, heeft geleid tot een integrale aanpak. Het uiteindelijke effect van deze geoptimaliseerde integrale aanpak is dat de opgaven overzichtelijker worden en geminimaliseerd worden in omvang. De geoptimaliseerde keuzes die in de voorgaande hoofdstukken in de koers en de uitwerking per sector zijn gemaakt om tot een financieel realistische opgave te komen, zijn: - Het faciliteren van de keuze om mensen zo lang mogelijk te laten wonen waar ze dat nu doen. - Het waar nodig concentreren van voorzieningen, zodanig dat ze bereikbaar blijven en in de regio een robuuste structuur ontstaat. - Het combineren van voorzieningen en functies op locatie, waar mogelijk en zinnig onder één dak, zoals kindvoorzieningen, multifunctioneel centrum en eerste lijnszorg. - Een inzet op het eigen initiatief en zelfsturend vermogen van de bewoners en ondernemers. - Het hergebruik van vastgoed en het herbestemmen van gebouwen voor nieuwe functies. - Het opzetten van een integrale woningbouwprogrammering met daarin verwerkt de drie woonopgaven en de WWZ-opgave. - Wel rekening houden met woonwensen maar deze niet 1:1 vertalen in een woonprogramma, bijvoorbeeld vanwege de tijdelijkheid van de vraag (ouderen), substitutie-effecten op de woningmarkt en vervangingscycli van woningen (zie ook de uitkomsten van de MKBA (maatschappelijke kosten en batenanalyse). - Het temperen van de geprognosticeerde woningvraag in Appingedam door deze een paar kilometer te verschuiven naar Delfzijl, om daarmee tevens de grootschalige sloopopgave aldaar te beperken. - De keuze om professionele zorg te combineren met informele zorgstructuren.
110
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
.03WatkosthetWoon-enLeefbaarheidplan? De geoptimaliseerde koers is financieel vertaald. In de vertaling van de opgaven naar financiën is gebruik gemaakt van beschikbare kengetallen uit de regio (aangeleverd door gemeenten, corporaties en anderen) en enkele specifieke gegevens. Hiervoor is geput uit recente financiële verkenningen die gemaakt zijn voor de regio. Bij deze kengetallen gaat het om normen en gemiddelden voor de gehele regio, per gemeente of locatie kunnen zich in de praktijk grote verschillen voordoen. Vooralsnog houden we daar in deze reken exercitie geen rekening mee. Tevens is bij de voorliggende berekening het gestelde hoge ambitie niveau voor de herstructurering van de woningvoorraad als uitgangspunt genomen, zoals opgenomen in hoofdstuk 5. In het Uitvoeringsprogramma is een financiële doorrekening opgenomen die meer gebaseerd is op bestaande plannen, die houdt wel rekening met specifiek omstandigheden per locatie en gaat tevens uit van de geplande herstructurering, welke veel beperkter van omvang is dan de gewenste opgave, zoals verwoord in dit Woon- en Leefbaarheidplan. Dit betekent dat deze cijfers concreter zijn De opgave leidt op hoofdlijnen tot het financiële beeld zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Per programma is een indicatie gegeven van het investeringsvolume. Daarnaast is bepaald welk deel van de investeringen uit de reguliere middelen gedekt kan worden. Deze dekking bestaat uit opbrengsten en gelden die in de reguliere exploitatie voorkomen. Er resteert een ongedekt deel ofwel een tekort. Uiteraard zit er een bandbreedte in de getallen. Bij een nadere precisering zijn afwijkingen naar boven of naar beneden van 10% realistisch te noemen. Daarnaast zijn veel kleinschalige zaken die ook nodig zijn, niet meegenomen in de financiële opzet. Het complete programma voor de periode 2012-2031 komt uit op een benodigde investering van circa € 890 miljoen (bandbreedte € 990 mln. tot € 810 mln) en laat een tekort zien van circa € 411 miljoen (bandbreedte € 460 mln tot € 370 mln). Onderstaande tabel geeft een inzicht in de investeringen, de aanwezige dekking en het tekort per “hoofdgroep”. De “hoofdgroepen” zijn de gemeenten en de corporaties, de gezamenlijke zorgpartijen en een restgroep particuliere en commerciële partijen. Koers 2012-2031 Investeringen Dekking Tekort
(in miljoenen) gemeente € 406 € 139 € 267
corporatie € 420 € 286 € 134
zorg € € €
part./comm 32 € 32 € 22 € 32 € 10 € - €
890 479 411
Overzicht totale investeringen van de Koers
9.0
FinanciëLe uitKOmSten en inveSteRingSStRategie
111
Van het totaal aan investeringen is € 420 miljoen gericht op de herstructurering van de woningvoorraad van de corporaties. Dit bedrag is inclusief de afwaarderingen van de bedrijfswaarden van huurwoningen tegen een gemiddelde van € 30.000,= per woning. Voor de gemeenten ligt de opgave op een net iets lager niveau; circa € 406 miljoen. De investeringen in de zorg bedragen € 41 miljoen. De resterende € 32 miljoen aan investeringen komt van particuliere en commerciële partijen (zie ook de volgende tabellen).
Vertaling naar programma’s
Om meer greep te krijgen op de verhouding tussen investeringen, dekkingsmogelijkheden en de tekorten, is een nadere uitwerking naar programma’s gemaakt. We onderscheiden de volgende: Centrumontwikkeling Dit zijn de ingrepen voor hoogwaardige winkelgebieden in de regionale centra en degelijke winkelvoorzieningen in de centrumdorpen. Dit programma wordt uitgevoerd door de gemeenten, in samenwerking met particuliere en commerciële partijen. Wonen en leefbaarheid Dit is de vertaling van het transformatieprogramma Wonen, inclusief de aanpak van de goedkope koopvoorraad en de ‘rotte kiezen’. Hierbij ligt de opgave voor het onderdeel huurwoningen bij de corporaties en de sanering van de koopwoningen bij de gemeenten. Bij de nieuwbouw van koopwoningen is alleen met de grondwaarden van de kavels gerekend. Ook de kosten voor de inrichting van de openbare ruimte zijn meegenomen. De herstructurering van de huurwoningvoorraad vergt voor corporaties in de regio Eemsdelta een investering van in totaal 420 mln voor de periode 2012-2031. De corporaties kunnen een groot deel van dit bedrag dekken uit hun reguliere exploitatie, 161 mln. De rest van de investering geldt als onrendabel. Zorg en welzijn Er is gereserveerd voor de extra middelen die nodig zijn om de koppeling tussen de professionele zorg en de informele zorgstructuren te bewerkstellingen. Vooralsnog is de aanname dat benodigde middelen hiervoor nog niet aanwezig zijn, maar dat ze wel een sterke relatie hebben met de beschikbare budgetten voor de WMO. Derdelijnszorg Dit zijn de investeringen die gemoeid zijn met de transformatie van bestaande verzorgingshuizen. De geplande (her)bouw van verpleeghuizen moet zichzelf bedruipen. Eerstelijnszorg De concentratie in de vorm van gezondheidscentra in de regio wordt vanuit de zorg opgepakt.
112
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Informele zorg en sociale cohesie Hier gaat het om de inzet van professionele ondersteuning voor het stimuleren van de informele zorg en het opzetten van goed functionerende organisaties in buurthuizen, dorpshuizen en ‘steunstee’s’, de bouw van deze ‘huizen’ is niet meegenomen in de cijfers. Onderwijs De concentratie van het basisonderwijs in integrale voorzieningen voor onderwijs en opvang, de bouw en de sanering van bestaande locaties komt voor rekening van de gemeenten. De middelen voor de financiering van de nieuwbouw kunnen niet bij alle gemeenten in voldoende mate in de begroting worden vrijgemaakt. Fasering en sanering plancapaciteit Hierbij gaat het om het afwaarderen van de bestaande overtollige bouwlocaties. Dekking uit het Financieel Arrangement Het Financieel Arrangement (afspraak tussen Rijk, Provincie en gemeente) ter waarde van 42 miljoen euro is gerelateerd aan de krimp (en de bijdrage van het Rijk is bedoeld voor de sloopopgave). Uit het Financieel Arrangement zijn al projecten betaald, een groot deel blijft over als dekking voor de projecten in de periodes 2012-2016 en 2017-2021 (39 miljoen euro), dit is in de overzichten verwerkt. Ruimte voor extra dekking uit de eigen begroting en reserves van de partijen in de Eemsdelta is niet meegenomen in deze financiële verkenning.
9 . 0 f i n a n c i ë l e u i t ko m s t e n e n i n v e s t e r i n g ss t r a t e g i e
113
Vertaling naar de tijd
De financiële vertaling van alle opgaven in het Woon- en Leefbaarheidplan is opgeknipt in drie perioden. Hieronder worden de benodigde financiële middelen per periode inzichtelijk gemaakt. De inzet van eigen middelen en lopende bestaande financiële regelingen zijn dan ook beter te koppelen aan een periode. We krijgen zo beter inzicht in de financiële mogelijkheden en onmogelijkheden. En in het moment waarop steunmaatregelen absoluut nodig zijn om de regio leefbaar te houden. Eerste termijn 2012-2016 In deze fase vinden forse investeringen in de woningbouw plaats. Daar zijn ook de meest omvangrijke tekorten te noteren. Ook op een ander belangrijke pijler van het programma, de centrumontwikkeling, rust een tekort. De investeringen in de andere sectoren zijn lager en worden ook grotendeels gedekt uit eigen reguliere middelen. De onderstaande tabel geeft weer welke investeringen zijn voorzien voor de eerste periode, welke partijen daar dekking uit hun reguliere middelen tegenover stellen en waar de tekorten ontstaan.
Centrumontwikkeling Wonen en leefbaarheid Zorg en welzijn - 3de lijns - 1ste lijns Sociale cohesie Onderwijs Sanering plancapaciteit
Tekort (mln.) part./comm
zorg
corporatie
Indicatie bijdrage (in miljoenen €)
Invest. (mln.) gemeente
Koers periode 2012 - 2016 Programma
43 179
23 25
120
-
8 7
12 27
10 5 8 24 269
5 5 12 70
120
5 5
1 16
5 2 12 58
Totaaloverzicht investeringen, dekking en tekort voor de eerste termijn (2012-2016)
De bijzondere positie van Delfzijl De positie van de stad Delfzijl in de regio is bijzonder. Een belangrijk deel van het berekende tekort ontstaat hier, al in de eerste periode en dit tekort wordt groter in de volgende perioden. De demografische prognoses laten dan ook een forse krimp zien voor Delfzijl. De veronderstelling is echter gerechtvaardigd dat problemen die de stad Delfzijl in de laatste 20 jaar heeft gekend via extrapolatie hun demografische schaduw ver vooruit werpen. De uitdaging voor de stad Delfzijl is dan ook het vinden van een nieuw perspectief voor een toekomstbestendige (kleinere) woningvoorraad en een aantrekkelijk centrum. Dit perspectief is hiervoor in het Woon- en Leefbaarheidplan geschetst.
114
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Tweede termijn 2017-2021 In de tweede periode lopen de investeringen verder op en wordt de transformatie van de Eemsdelta zichtbaar. Wonen en leefbaarheid blijft de grootste investeringen voor haar rekening nemen, opnieuw gevolgd door de centrumontwikkeling en de investeringen in zorg, onderwijs en sanering plancapaciteit. Het grootste tekort zit in het wonen. De oorzaken zijn hier de aanpak waaronder ook sloop van huurwoningen, de ingrepen in de koopsector en het aanpassen van het openbaar gebied. Overigens is het woningbouwprogramma voor deze periode niet hard, maar indicatief bepaald. De tabel maakt duidelijk hoe de investeringen per sector zijn verdeeld en welke dekking daar tegenover staat vanuit de verschillende partijen.
Centrumontwikkeling Wonen en leefbaarheid Zorg en welzijn - 3de lijns - 1ste lijns Sociale cohesie Onderwijs Sanering plancapaciteit
Tekort (mln.) part./comm
zorg
corporatie
Indicatie bijdrage (in miljoenen €)
Invest. (mln.) gemeente
Koers periode 2017 - 2021 Programma
44 311
18 20
163
-
8 6
18 122
14 8 2 15 394
10 48
163
11 6 17
2 16
3 2 2 3 150
Totaaloverzicht investeringen, dekking en tekort voor de tweede termijn (2017-2021)
Derde termijn 2022- 2031 (inschatting vanuit koers) Voor de derde en meest ver weg gelegen periode in de tijd is alleen een inschatting gemaakt voor de transformatie van het wonen. Het gaat hier met name om ingrepen in de centrumdorpen en regionale centra, en ook om de aanpak van koopwoningen. De verdere krimp van Delfzijl speelt een belangrijke rol. Om die reden moet bijvoorbeeld ook de infrastructuur worden aangepast.
9.0
FinanciëLe uitKOmSten en inveSteRingSStRategie
11
Centrumontwikkeling Wonen en leefbaarheid Zorg en welzijn - 3de lijns - 1ste lijns Sociale cohesie Onderwijs Sanering plancapaciteit
Tekort (mln.) part./comm
zorg
corporatie
Indicatie bijdrage (in miljoenen €)
Invest. (mln.) gemeente
Koers periode 2022 - 2031 Programma
227
11
13
-
-
203
227
11
13
-
-
203
Totaaloverzicht investeringen, dekking en tekort voor de derde termijn (2022-2030)
11
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
.04Verderesturingsmogelijkhedenvoorverminderingvan hettekort In het voorafgaande hebben we in beeld gebracht welke investeringen, dekkingen en tekorten horen bij de ambities van het WLP. Naast de inzet van eigen middelen zijn er ook sturingsmogelijkheden (‘knoppen’) te benoemen waarmee financieel bijgesteld kan worden. De knoppen kunnen in wisselende volgorde naast elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook beïnvloeden. Naast optimaliseren is het ook van belang oog te hebben voor mogelijke risico’s en nieuwe omstandigheden die kunnen ontstaan. De partijen in de regio zullen de risico’s bij de uitwerking van de financiële optimalisatie in kaart brengen. De genoemde knoppen zijn: - Financiën reserveren en financieel programmeren: door projecten in een breder en overzichtelijker verband te brengen kunnen middelen efficiënter ingezet worden. Dit noemen we ‘financial engineering’. - Lobbyen en subsidies verwerven: binnen het gehele uitvoeringsprogramma wordt voor de projecten een lobby opgestart voor het verkrijgen van bijdragen van andere overheden en andere (commerciële) partijen. - Waardecreatie-gerichte planvorming en waardecreatie bemachtigen: afstemming van vastgoedontwikkelingen op de directe omgeving (waarde georiënteerde planning) om zo de waardebepaling te beïnvloeden (waardesturing). - Optimaliseren en maatwerk in ambities (‘onsje minder’) en tijd (faseren): betere aansluiting zoeken tussen vraag en aanbod. Kiezen voor een lagere ambitie in de kwaliteit, om kosten te verminderen. Tevens het goed faseren en mogelijk combineren van projecten. - Faciliteren of regisseren: via een actorenanalyse onderzoeken in welke mate commerciële partijen, andere overheden of bewoners kunnen helpen bij het realiseren van de opgaven en projecten. - Kostenverhaal: in de Wet op de Ruimtelijke Ordening is voor de gemeenten de mogelijkheid opgenomen om kosten te verevenen met ontwikkelaars en andere partijen. De inzet van deze sturingsmogelijkheden kan als bijkomend effect hebben dat: - Partijen beter samen gaan werken en zodoende komen tot kostenreductie en een optimale inzet van beschikbare middelen - Andere belangpartijen worden geactiveerd om hun bijdrage te leveren. - Met een nieuw elan bewoners/ondernemers in de regio zaken voor eigen rekening en risico gaan oppakken en uitvoeren.
9.0
FinanciëLe uitKOmSten en inveSteRingSStRategie
11
.0Financiëleoptimalisering:welkeultieme sturingsmogelijkheden? De omvang van het ‘eindtekort’ in de drie perioden roept een fundamentele vraag op: als er geen dekking wordt gevonden voor het tekort aan financiële middelen, wat is dan het perspectief voor de regio? In abstracte zin is het antwoord op deze vraag tweeledig: - De kosten naar beneden brengen. - De inkomsten verhogen. We werken beide antwoorden hieronder kort uit. Ad 1 De kosten verlagen Dit Woon- en Leefbaarheidplan (WLP) bevat een geoptimaliseerde koers. In paragraaf 9.02 is duidelijk gemaakt hoe partijen hun (financiële) inzet in onderlinge samenhang willen laten renderen. De onderlinge afhankelijkheden zijn immers groot. Daarom ook is met alle partijen een strategie ontwikkeld die vertrouwen geeft op rendement op lange termijn. Een strategie die ervoor zorgt dat de investeringsbereidheid van partijen in de regio niet wegzakt. Het verlagen van de kosten is echter niet per se onmogelijk. Nu het tekort van het WLP vooral ontstaat in de centrumgebieden van de regionale centra en de in de transformatieopgave van de woningmarkt, kan de mogelijkheid van ‘een tandje minder’ worden onderzocht. Dit betekent bijvoorbeeld dat een minder optimale match tussen vraag en aanbod op de woningmarkt wordt geaccepteerd. Er zit echter wel een absolute ondergrens in het verlagen van de kosten. Wanneer de concurrentiekracht van de centrumgebieden in de regionale centra te ver wegzakt bij bijvoorbeeld de stad Groningen en de woningleegstand oploopt naar onaanvaardbare proporties ontmoet de regio haar ‘kantelpunt’. Ontwikkelingen zoals krimp, ontgroening en vergrijzing zullen dan progressief versnellen, hetgeen uiteindelijk leidt tot een veel forser beslag op financiële middelen dan bij de onverkorte uitvoering van het WLP. In een gedachte-experiment zou de regio de kosten kunnen verlagen tot op het genoemde ‘kantelpunt’. Daarover kunnen de betrokken partijen (gemeenten, provincie en Rijk) een gezamenlijk standpunt formuleren. Hoe dan ook zal blijken dat nog steeds een aanzienlijk tekort resteert. Een tekort dat naar alle waarschijnlijkheid niet kan worden gedragen door de in de regio samenwerkende partijen. Aan de voorkant is dus al duidelijk dat gemeenten, provincie en Rijk hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Deze verantwoordelijkheid is door partijen ook (impliciet) onderkend door gezamenlijk een project op te zetten, waarbij de financiering van het WLP centraal staat. Daarover in het vervolg van deze paragraaf meer.
11
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Ad 2 De inkomsten verhogen In overleg met alle partijen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van dit WLP is gezocht naar voldoende dekkingsmiddelen voor het financieren van de geformuleerde ambities. Daarbij hebben veel partijen zich al behoorlijk ‘uitgerekt’. Op voorhand gaan we er dan ook van uit dat bij de regionale partijen de rek er nu grotendeels uit is. Wel is de vraag gerechtvaardigd of er voldoende rekening is gehouden met dekkingsmiddelen van buiten de regio en of er voldoende ‘intelligent’ wordt omgegaan met de aanwezige financiële middelen. Vanuit de regio zelf is nagedacht over creatieve manieren om verder te optimaliseren in de dekkingparagraaf. Daarbij kan worden gedacht aan het verder optimaliseren van financial engineering, het uitwerken van waardecreërende projectdefinities, subsidies verwerven, en dergelijke. In bijlage IV is hiervan een nadere uitwerking gegeven. Voor de ‘sloop van koopwoningen’ kunnen ook in breder verband oplossingen worden gezocht, waarbij we denken aan partijen als banken en verzekeraars, met als doel om deze opgave over alle betrokken partijen te verdelen. Ook is contact gezocht met provincie en Rijk, vooral nu het Rijk krimpregio’s actief informeert over de ‘toolbox financieringsinstrumenten’. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de inrichting van het hiervoor genoemde project ‘Financiering WLP’. De doelstelling daarvan is voorlopig als volgt geformuleerd: ‘Er is behoefte aan een brede inventarisatie van financiële instrumenten/ arrangementen en hun mogelijke effectiviteit in relatie tot het WLP Eemsdelta. Welke match is er te maken tussen de behoefte aan financiering vanuit het regionaal uitvoeringsprogramma en het ‘aanbod’ van constructies uit de Toolbox Financieringsconstructies (www. agentschapnl.nl/onderwerp/toolbox-financieringsconstructies) en andere? Daarnaast liggen er mogelijk nog kansen om meer (financiële) synergie te bereiken in de aanpak bij de regio. Gezamenlijk doel van de ministeries van IenM en BZK, provincie Groningen en regio Eemsdelta is: ‘het verkennen van kansrijke opties in termen van optimalisaties en inzet van financieel instrumentarium en bekostigingsvormen – anders dan (rijks)subsidies – om de ambities van het Woon en Leefbaarheidplan (WLP) Eemsdelta financieel haalbaar te maken.’ Het streven is erop gericht het onderzoek het eerste kwartaal 2013 af te ronden. Het onderzoek dient er mede toe de noodzakelijke argumenten aan te reiken voor de afweging over een mogelijk vervolg van het onderzoek, zo vermeldt het concept Plan van Aanpak. ‘Daarbij kan worden gedacht aan een nadere uitwerking van voor de regio Eemsdelta reële en kansrijke opties. Daarbij dient duidelijk te zijn of, en door wie, belemmeringen kunnen worden opgeheven. Een vervolgfase kan zowel betrekking hebben op het concrete niveau van toepassingsmogelijkheden als op het generieke niveau (is een ‘systeemsprong’ nodig?) en zal eind 2012 concreet worden ingevuld.’
9 . 0 f i n a n c i ë l e u i t ko m s t e n e n i n v e s t e r i n g ss t r a t e g i e
119
Genoemde ‘systeemsprong’ heeft betrekking op het dilemma van de tekortfinanciering en het ‘kantelpunt’. Indien de regio het kantelpunt passeert, mag worden aangenomen dat de kosten (op termijn) groter zullen zijn dan bij uitvoering van het WLP. Op dat moment kan op generiek niveau een ‘systeemsprong’ in bijvoorbeeld de gemeentefinanciering worden overwogen. Dat is een zaak van landsbelang, waarvan nu kan worden geconstateerd dat het Rijk die niet per se uit de weg gaat. Eind 2012 is er een nieuw moment van positiebepaling. Het WLP van de regio Eemsdelta is in Nederland de eerste in haar soort. Provincie en Rijk erkennen de ‘voortrekkersrol’ van de regio als het gaat om beleidsontwikkeling voor de demografische omslag die ons land te wachten staat; niet vandaag maar wel overmorgen. In de erkenning dat het om een fundamenteel vraagstuk gaat, dat zich niet van vandaag op morgen laat oplossen. Gelukkig heeft de regio Eemsdelta nog tijd. Voor de eerste periode van vijf jaar is het programma goed gedefinieerd en lijkt dit in grote delen van de regio betaalbaar en uitvoerbaar, in Delfzijl zijn de problemen met financierbaarheid en uitvoering nu al aanwezig en voelbaar. De echt grote problemen dienen zich aan vlak voor 2020. Tegen die tijd zal er een duidelijk perspectief moeten zijn op de wijze waarop we in dit land collectief de demografische omslag tegemoet willen treden.
120
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2
.06Conclusie:wekomenver,maarnognietvergenoeg Krimp en het zorgvuldig begeleiden ervan gaat met investeringen gepaard: wie de leefbaarheid van de Eemsdelta op termijn wil waarborgen, moet daar geld tegenover zetten. Zo kost bijvoorbeeld het uit de markt nemen van incourant vastgoed geld, voor wie dan ook. Maar er zijn ook bijzondere en regio-overstijgende opgaven in de Eemsdelta, zoals de aanpak van Delfzijl: voor Delfzijl moet dan ook een bijzondere positie worden gecreëerd. Een positie die primair moet worden erkend door de samenwerkende overheden, inclusief Provincie en Rijk. In het besef dat een breuk moet worden gemaakt met het verleden en de kost daarbij voor de baat uitgaat. De manier waarop het benodigde geld bijeen wordt gebracht en ingezet, daar is in dit hoofdstuk nader op ingegaan. Het Woon- en Leefbaarheidplan is nadrukkelijk gericht op het minimaliseren van de kosten, het vergroten van de meerwaarde van investeringen, samenwerken en het samen betalen – dat zijn de essentiële principes voor het betaalbaar maken van de hele operatie. Als we de investeringen en de dekking ervan overzien, mogen we concluderen dat de regio zich maximaal uitrekt. Daarmee komen we een heel eind, maar nog niet ver genoeg. Er blijft een tekort op dit Woon- en Leefbaarheidplan, waarvoor de regio naar buiten kijkt: provincie, Rijk en Europa worden om steun gevraagd.
9.0
FinanciëLe uitKOmSten en inveSteRingSStRategie
121
122
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
10.0 Organisatieenplanning vervolg 10.01Vervolgstappentotdeuitvoering Hoewel in de gemeenten reeds in de vorm van verschillende projecten op de totstandkoming van het Woon- en Leefbaarheidplan wordt geanticipeerd, markeert de vaststelling van het plan op duidelijke wijze de overgang van beleidsbepaling naar uitvoering. Van woorden naar daden. De uitvoering aan de hand van het uitvoeringsplan wordt voor een groot deel lokaal ter hand genomen. Er blijft evenwel ook een belangrijke regionale agenda. Bijvoorbeeld met betrekking tot de monitoring en de (vertaling van) consequenties daarvan, de regionale afstemming en evaluatie van de gezamenlijke prestatieafspraken, de voortzetting van de samenwerking met de maatschappelijke organisaties, die voor een groot deel bovenlokaal opereren en het voeren van bovenlokale regie op het geheel vanuit de exclusieve verantwoordelijkheid van de overheden. Daarnaast is het gewenst om de verworvenheden van de samenwerking, zoals die blijken uit dit gezamenlijk met de maatschappelijke organisaties gedragen plan en het daaraan voorafgaande convenant, dat door liefst 35 partijen is getekend te bewaren. Dat gaat niet vanzelf. Het is daarom van belang om de bestaande structuren voor samenwerking en overleg in stand te houden, te versterken en aan te passen op een gewijzigde agenda, die meer op de uitvoering is gericht. Dit geldt voor de samenwerking en het overleg tussen de overheden onderling en de maatschappelijke sectoren onderling en daarboven tussen beide. Die bestaande structuur bestaat uit de projectgroep en de stuurgroep, ondersteunt door externe projectleiding. Met de opstelling van het woonen leefbaarheidplan komt aan de inzet van de externe projectleiding waarmee het plan en alle voorfasen zijn doorlopen een eind. Het thema wonen en voorzieningen maakt deel uit van een bredere samenwerkingsagenda van de gemeenten in de Eemsdelta met de provincie. Gemeenten en provincie beraden zich op een passend samenwerkingsmodel en daarbij behorende organisatie om die agenda uit te blijven voeren. Vooralsnog zal ter overbrugging de bestaande ambtelijke en bestuurlijke samenwerking worden voortgezet, inclusief een alternatieve vorm van professionele ondersteuning. De verantwoordelijkheid voor eventuele ondersteuning van het overleg en de samenwerking binnen de maatschappelijke sectoren berust bij de sectoren zelf.
10.0
ORganiSatie en PLanning veRvOLg
123
124
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Bijlagen Bijlage I: Brondocumenten Bijlage II: Demografische ontwikkeling Bijlage III: Aanpassen plancapaciteit Bijlage IV: Mogelijkheden financiële optimalisering
BijLagen
12
BijlageI:Brondocumenten Algemeen
Pact van de Regio Wonen en leven in de Eemsdelta (RUG/WeusthuisAssociatie/CMO) Regioatlas bevolkingsontwikkeling, wonen, voorzieningen en leefbaarheid Convenant Convenant Woon- en Leefbaarheidplan regio Eemsdelta
Wonen
Onderzoek Wonen en Voorzieningen Regio Eemsdelta (Companen) Krimp in de Eemsdelta (RIGO-rapport van de samenwerkende corporaties)) MKBA herstructurering Eemsdelta (EIB) Wonen in de Eemsdelta (Weusthuis Associatie) Kwaliteitsanalyse woningvoorraad en woonmilieus regionale kwaliteitsopgave Analyse woningmarktontwikkeling Eemsdelta (EZS/Weusthuis Associatie)
Zorg en Welzijn
Visie en Koers op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg in de Eemsdelta
Wonen met Zorg
Wonen met Zorg in de Eemsdelta (Weusthuis Associatie) Vraag-/aanbodanalyse
Onderwijs
Ontwikkelstrategie toekomstige kindvoorzieningen (KAW)
Financiën
Financiële uitwerkingen Woon- en Leefbaarheidplan Regio Eemsdelta (Iqta Advies RO)
12
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
BijlageII:Demografischeontwikkeling De bevolking van de regio Eemsdelta is de afgelopen vijftien jaar gekrompen en zal dit ook in de komende decennia blijven doen. Uit de demografische prognose blijkt een geleidelijke afname van het aantal inwoners van ruim 65.000 in 2010 tot bijna 52.000 in 2040. Tot 2020 daalt de bevolking van het Eemsdeltagebied naar verwachting met 7 %. De afname van de bevolking is in de gemeente Delfzijl het sterkst, van ruim 26.500 in 2010 naar 17.000 inwoners in 2040 (- 35 %). De afname in diezelfde periode in de gemeenten Eemsmond en Loppersum wordt lager ingeschat: respectievelijk van 16.000 naar 13.000 (- 18 %) en van 10.000 naar 8.000 (- 25 %) inwoners. De bevolking van de gemeente Appingedam neemt toe van 12.000 naar 14.000 inwoners, dankzij de overeengekomen woningbouwtaakstelling in het Pact Eemsdelta.
Huishoudenprognosestedelijk gebied
aantalhuishoudens
Niet alleen het 16000 aantal inwoners loopt terug, ook het aantal huishoudens 14000 12000 de huishoudensverdunning is deze krimp iets minder vermindert. Vanwege 10000 8000 sterk dan de bevolkingskrimp. De huishoudensontwikkeling hangt sterk 6000 4000naar woningen. In onderstaande figuren is de samen met de vraag 2000 0 huishoudensontwikkeling in het landelijk en stedelijk gebied tot 2040 2012 2017 2022 2027 2032 terug te zien. De figuren zijn gebaseerd op de gecorrigeerde Primos 2009 Appingedam prognose, waarin de inzichten woonwensenonderzoek 5645van het 5765 5875 5910 van 5945 Companen (2009) zijn verwerkt. De regio heeft in het Convenant Delfzijlstedelijk 7764 7470 6940 6500 (2012) 5965 deze prognose vastgelegd als uitgangspunt voor beleid.
Totaalstedelijk
13409
13235
12815
12410
11910
gebied Te zien is dat de situatie per gemeente verschilt: waar in Appingedam sprake is van groei, krimpt het stedelijk gebied van Delfzijl behoorlijk. Dit is opmerkelijk, aangezien de steden tegen elkaar aan liggen. Ook in het landelijk gebied zijn er verschillen te zien. In de dorpen van Delfzijl en in Loppersum is er al sprake van krimp, terwijl deze in Eemsmond pas rond 2030 zal inzetten.
aantalhuishoudens
Huishoudenprognoselandelijk gebied 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
2012
2017
2022
2027
2032
Delfzijllandelijk
3744
3683
3500
3460
3400
Eemsmond
6942
7022
7253
7253
7038
Loppersum
4226
4205
4168
4025
3882
Totaallandelijk gebied
14912
14910
14921
14738
14320
Huishoudensprognose landelijk gebied
BijLagen
12
aantalhuishoudens
Huishoudenprognosestedelijk gebied 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
2012
2017
2022
2027
2032
Appingedam
5645
5765
5875
5910
5945
Delfzijlstedelijk
7764
7470
6940
6500
5965
Totaalstedelijk gebied
13409
13235
12815
12410
11910
Huishoudensprognose stedelijk gebied
De bevolkingskrimp, die nu al gaande is en zich voort zal zetten, wordt voornamelijk veroorzaakt door een negatief migratiesaldo: er vertrekken meer mensen uit de regio dan er binnenkomen. Hierbij gaat het met name om jongeren en jonge gezinnen, die vanwege studie of werk elders de regio verlaten. Dit is terug te zien in onderstaande figuur, waarin de migratie van de afgelopen vijftien jaar staat weergegeven. De groene lijn geeft het migratiesaldo aan. Dit saldo is met name negatief bij de jongeren, in de 16000 leeftijd van 15 tot 30 14000jaar.
aantalhuishoudens
Huishoudenprognoselandelijk gebied 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
2012
2017
2022
2027
2032
Delfzijllandelijk
3744
3683
3500
3460
3400
Eemsmond
6942
7022
7253
7253
7038
Loppersum
4226
4205
4168
4025
3882
Totaallandelijk gebied
14912
14910
14921
14738
14320
Migratie Eemsdelta 1995 tot 2010
De demografische omslag die plaatsvindt in de Eemsdelta bestaat niet alleen uit bevolkingskrimp, maar ook uit een sterke verandering in de samenstelling van de bevolking. Er vindt een sterke ontgroening en vergrijzing plaats: het aantal jongeren neemt af en het aantal ouderen neemt toe. Dit is terug te zien in onderstaand figuur. Het aantal 65plussers neemt toe van ongeveer 12.000 tot ongeveer 19.000 in 2040, een groei van 60%. Het aantal kinderen daarentegen neemt af van 14.000 naar 10.000, een afname van 35%. Ook het aantal jongeren en jong volwassenen neemt af, van ongeveer 13.000 tot bijna 10.000. De sterkste 1 afname zit echter in de groep van 40 tot 64 jaar, deze neemt af van 25.000 in 2010 naar 15.000 in 2040, dit is een afname van 40%. Deze laatste twee
12
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
groepen vormen samen de beroepsbevolking, deze neemt dan ook fors af in de komende decennia (37%). Bovenstaande cijfers en figuur gelden voor de regio, maar de verschillen tussen de gemeenten zijn groot. In onderstaande figuren is de bevolkingsontwikkeling per gemeente weergegeven. Hierin vallen een aantal zaken op. Delfzijl laat in absolute aantallen een gelijkblijvend aantal ouderen boven de 65 jaar zien, tot 2040 blijft het aantal rond de 5.000. Het relatieve aandeel ouderen neemt wel fors toe van 20% nu tot 30 % in 2040. Het aantal kinderen halveert, van circa 6000 nu, naar circa 3000 in 2040. Delfzijl is de sterkst krimpende gemeente: van 26.000 inwoners naar 17.00 inwoners, een krimp van 36%. De bevolkingsprognose voor Appingedam geeft een compleet ander beeld. De groep ouderen groeit fors, van ruim 2000 nu, naar 4000 in 2040. De overige leeftijdsgroepen blijven stabiel. De bevolking groeit tot 2040 met 12%. Ook in de gemeente Loppersum vindt een geleidelijke groei plaats van het aantal ouderen, van 15% naar 30%. De bevolking krimpt naar verwachting met 26%. De verwachte ontwikkeling van de gemeente Eemsmond is vergelijkbaar met die van Loppersum, maar de krimp is minder sterk (19%) en de vergrijzing sterker. In Eemsmond neemt het aantal ouderen toe van 2500 nu naar 5500 in 2040. Daarmee is Eemsmond binnen de Eemsdelta de sterkst vergrijsde gemeente in 2040: 40% van de bevolking is dan ouder dan 65.
Bevolkingsprognose per gemeente
BijLagen
12
BijlageIII:Aanpassenplancapaciteit Appingedam
Appingedam zet in op een groei van de woningvoorraad voor de periode 2012 t/m 2021 van 180 woningen: 400 nieuwbouw en 220 sloop. Er worden 195 minder gesloopt dan de Koers aangeeft. Voor de te slopen woningen is binnen Opwierde ruimte om terug te bouwen. Daar is in harde plannen ruimte voor de bouw van 235 woningen, 25 woningen moeten elders worden teruggebouwd. Buiten Opwierde moet dus ruimte worden gevonden voor de compensatie van deze 25 woningen en de groei van de woningvoorraad met 180 woningen (205 woningen in totaal). Daarvoor komen de volgende locaties in aanmerking: - Harde plannen (lopende exploitaties): - Lambeck, Teuben, Hilgeborn, Westersingel, Van Voorthuizen, Tolweg: 69 woningen - De Tip: 149 woningen. - Exploitaties in voorbereiding: Oling 35 woningen (uitwerkingsbevoegdheid bestemmingsplan) - Zachte plannen: - Temptation, Cleveringaplein: 40 woningen - De Eendracht: 105 woningen In totaal heeft de gemeente buiten Opwierde dus plannen voor de komende 10 jaar om de woningvoorraad met 398 woningen te laten groeien. Dat zijn 193 woningen meer dan de 205 woningen aan capaciteit die benodigd is voor de realisatie van het geplande programma. En 143 meer dan benodigd voor de Koers. Dit betekent dat de gemeente de totale plancapaciteit die beschikbaar is/komt voor de groei van de woningvoorraad met minimaal 143 woningen moet verminderen. De gemeente overweegt een belangrijke stap in deze richting te zetten door de bouwcapaciteit van de locatie De Tip met circa 100 woningen te verminderen en tevens Oling niet in ontwikkeling te nemen. Voor de periode 2012 t/m 2016 bedraagt de overeengekomen groei van de woningvoorraad van de gemeente 122 woningen. De plannen van de gemeente sluiten daar ook op aan: 120 groei door middel van 160 sloop en 280 nieuwbouw. Op dit moment heeft de gemeente een harde woningbouwcapaciteit van 488 woningen (inclusief 235 in Opwierde). Ruim 200 hiervan (= 488-280) zal in de periode tot 2017 niet worden benut. De gemeente zal de zekerheid moeten bieden dat deze overcapaciteit tot 2017 niet wordt benut dan wel dat benutting gekoppeld wordt aan extra sloop. Gezien de onzekerheid op de woningmarkt is het niet nodig om deze zekerheid voor de volledige overcapaciteit te bieden.
Delfzijl stedelijk
Voor de periode van 2012 t/m 2021 wordt volgens de Koers ingezet op een afname van de woningvoorraad van 825 woningen. De plannen van de gemeente en de corporatie komen uit op een afname met 375 woningen: 345 nieuwbouw en 720 sloop. Om te voorkomen dat er in de gemeente weer omvangrijke leegstand ontstaat is nader overleg noodzakelijk. De oplossing moet gezocht worden in een combinatie van minder nieuwbouw en extra sloop.
130
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Voor uitbreiding van de woningvoorraad heeft Delfzijl voor het stedelijk gebied in harde woningbouwcapaciteit ruimte voor de bouw van 553 woningen: vooral Kwelderland, Landenbuurt, Schrijversbuurt en Centrum. Daarnaast komt in zachte plannen capaciteit voor de bouw van 485 woningen. In totaal heeft de gemeente dus bouwcapaciteit om de woningvoorraad in het stedelijk gebied met 1050 woningen uit te breiden. Om te voorkomen dat deze overcapaciteit een bedreiging gaat vormen voor de realisatie van het noodzakelijke transformatieprogramma in de periode 2012 t/m 2016 en de voor deze periode afgesproken krimp van de woningvoorraad met 295 woningen moet de gemeente zekerheid bieden dat deze capaciteit wordt afgebouwd dan wel alleen zal worden benut in combinatie met harde sloopplannen.
Delfzijl landelijk
Voor de periode van 2012 t/m 2021 wordt volgens de Koers ingezet op een afname van de woningvoorraad van 245 woningen. De harde plannen van de gemeente zelf komen uit op een afname met 95 woningen: 65 nieuwbouw en 160 sloop. Om te voorkomen dat er in het landelijk gebied van Delfzijl leegstand ontstaat, is nader overleg noodzakelijk. De oplossing moet gezocht worden in een combinatie van minder nieuwbouw en extra sloop. Voor uitbreiding van de woningvoorraad heeft Delfzijl voor het landelijk gebied in harde woningbouwcapaciteit ruimte voor de bouw van 26 woningen in Holwierde. Daarnaast is er in zachte bouwplannen ruimte voor de bouw van circa 25 woningen. In totaal heeft de gemeente dus woningbouwcapaciteit voor 50 woningen uitbreiding in het landelijk gebied. Om te voorkomen dat deze overcapaciteit een bedreiging gaat vormen voor de realisatie van het noodzakelijke transformatieprogramma in de periode 2012 t/m 2016 en de afgesproken krimp van de woningvoorraad met 65 woningen in deze periode moet de gemeente de zekerheid bieden dat deze capaciteit wordt afgebouwd dan wel alleen wordt benut in combinatie met harde sloopplannen.
Eemsmond
De gemeente zet in op een groei van de woningvoorraad voor de periode 2012 t/m 2021 van 285 woningen: 620 nieuwbouw en 335 sloop. Dat is minder dan de overeengekomen groei van 310 woningen die de Koers aangeeft. Voor de periode 2012 t/m 2016 bedraagt de overeengekomen groei van de woningvoorraad van de gemeente 65 woningen. De plannen van de gemeente sluiten daar ook op aan: 80 sloop en 145 nieuwbouw. Tot voor kort had de gemeente een harde direct uitgeefbare bouwgrondcapaciteit van 174 woningen, zie inventarisatie bouwcapaciteit per 1-1-2012. Dit was een aanzienlijk overschot. Om die reden heeft de gemeente deze capaciteit teruggebracht naar 50 woningen door middel van fasering van de betreffende capaciteit. Dit in het besef dat de betreffende capaciteit vanaf 2017 weer nodig is om de groei van de woningbehoefte in de gemeente faciliteren.
BijLagen
131
Loppersum
De gemeente zet in op een afname van de woningvoorraad voor de periode 2012 t/m 2021 van 10 woningen: 225 nieuwbouw en 235 sloop. Dat zijn er 50 minder dan de afgesproken krimp met 60 woningen die de Koers aangeeft. Om te voorkomen dat de gemeente de woningvoorraad meer laat uitbreiden dan afgesproken is nader overleg noodzakelijk. De oplossing moet gezocht worden in minder nieuwbouw en/of in meer sloop. Voor de periode 2012-2017 bedraagt de overeengekomen krimp van de woningvoorraad van de gemeente 25 woningen. De plannen van de gemeente sluiten daar ook op aan: 135 sloop en 110 nieuwbouw. De gemeente had per 1-1-2012 een woningbouwcapaciteit beschikbaar en in ontwikkeling van circa 360 woningen. Dit is een aanzienlijk overschot dat een bedreiging kan vormen voor de realisatie van het voorgenomen nieuwbouw- en sloopprogramma en voorts kan leiden tot structurele leegstand. Ook op langere termijn (vanaf 2017) is er geen behoefte aan plannen voor uitbreiding van de woningvoorraad. Dit betekent dat de gemeente de zekerheid moet bieden dat het overschot aan woningbouwcapaciteit wordt afgebouwd door intrekken van de betrokken bouwcapaciteit dan wel door koppeling van de benutting van deze capaciteit met sloop elders. Naar aanleiding van de inventarisatie van de bouwplancapaciteit heeft de gemeente aangegeven dat de bouwcapaciteit in harde plannen zal worden teruggebracht van 333 naar 143. Daarmee wordt de bestaande overcapaciteit aanzienlijk teruggedrongen.
132
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
BijlageIV:Mogelijkhedenfinanciëleoptimalisering Voor de ontwikkelingsstrategie is een aantal sturingsmogelijkheden (knoppen) te benoemen waarmee financieel gestuurd kan worden. De knoppen kunnen in wisselende volgorde naast elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook beïnvloeden:
Financiën reserveren en financieel programmeren
Door projecten in een breder en overzichtelijker verband te brengen kunnen middelen efficiënter ingezet worden. Beschikbaar geld zal niet enkel gebruikt moeten worden om eigen tekorten te dekken maar ook om bijdragen van anderen te stimuleren. Het bundelen van financiële middelen uit verschillende programma’s en partijen kan extra financiële mogelijkheden genereren. Door verschillende projecten in een gezamenlijke pool onder te brengen kan het ook eenvoudiger worden om cofinanciering te regelen. Dit noemen we ‘financial engineering’. Financial engineering is een term uit de financiële wereld waarmee men de rentabiliteit wil optimaliseren. Of te wel het maximale resultaat behalen uit de beschikbare middelen. Hoe doen we dat in de Eemsdelta: - Het oprichten van een Krimpfonds of Transitiefonds - Het oprichten van ontwikkelingsmaatschappijen/samenwerkingen voor gebieden of programma’s - Financieel arrangementen opzetten waarin gemeenten, Rijk en provincie diverse doeluitkeringen combineren.
Lobbyen en subsidies verwerven
Binnen het gehele uitvoeringsprogramma wordt voor de projecten een lobby opgestart voor het verkrijgen van bijdragen van andere overheden en andere (commerciële) partijen. Voor de andere overheden moet gekeken worden naar de belangen van de Provincie, de Rijksoverheid en de mogelijkheden binnen Europese middelen. Hoe doen we dat in de Eemsdelta: - Het toegankelijk maken van de subsidiemogelijkheden door middel van het inrichten van een subsidiedesk (‘plattelandshuis’) - Aanstellen van een subsidie adviseur/lobbyist voor de gehele regio Eemsdelta - Oprichten subsidieregeling; leefbaarheid krimpgebieden - Nieuwe financiële arrangementen ontwikkelen voor de verbetering van goedkope koopwoningen. Opzet experiment samen met het Rijk.
BijLagen
133
Waardecreatie-gerichte planvorming en waardecreatie bemachtigen
Uit allerlei onderzoeken rondom vastgoedontwikkelingen blijkt dat de waardering voor de directe omgeving van sterke invloed is op de waardebepaling van het vastgoed (financieel en emotioneel). De nabijheid van bijvoorbeeld groen, water of een mooie openbare ruimte kan het vastgoed in waardering doen stijgen. Hiermee moet rekening worden gehouden in de planvorming (value orientated planning). Het is daarbij dan wel van belang dat deze extra waarde ook daadwerkelijk gevangen kan worden (value capturing). Hoe doen we dat in de Eemsdelta: - Methode; waarde wierden - Kwalitatief goede winkelcentra realiseren - Stimuleringsfonds maken voor de aanpak van de leegstand van karakteristieke panden (koopwoningen) in de robuuste structuur van dorpen en steden.
Optimaliseren en maatwerk in ambities (‘onsje minder’) en tijd (faseren)
In projecten kan een optimalisatie worden doorgevoerd. Zo kan een betere aansluiting tussen vraag en aanbod leiden tot een stukje extra opbrengsten (waarde en/of tijd). Door te kiezen voor een iets lagere ambitie in de kwaliteit kunnen kosten verminderd worden. Een andere mogelijkheid is om de realisatie van projecten goed te faseren en te combineren. Door bepaalde projecten uit te stellen of samen te voegen met andere kunnen voordelen ontstaan. De cashflow kan positief beïnvloed worden. Denk aan bijvoorbeeld synergie voordeel in bouwkosten of het verminderen van de boekwaarde van te slopen vastgoed in het de tijd. Hoe doen we dat in de Eemsdelta: - Instellen van een maximum puntprijs voor sociale huurwoningen (kale huur gedeeld door wws-punten). - Koppelen van onderhoudsprogramma’s openbaargebied en vastgoed aan de fasering van het uitvoeringsprogramma.
Faciliteren of regisseren
Om een project haalbaar te maken kan een afweging worden gemaakt of andere overheden en/of commerciële partijen deel willen nemen in het dragen van het realisatierisico. Via een actoren analyse wordt onderzocht of, en in welke mate, er commerciële partijen of andere overheden zijn die kunnen helpen bij het realiseren van de opgaven en projecten. Met deze analyse kan de keuze worden gemaakt of de gemeente de rol neemt om te initiëren, te regisseren of alleen te faciliteren. Hoe doen we dat in de Eemsdelta: - Moderne vormen van ruilverkaveling - Moderniseren van bestemmingsplannen
134
WOOn- en LeeFBaaRHeiDPLan - nOvemBeR 2012
Kostenverhaal
In de Wet op de ruimtelijke ordening is er voor de gemeenten de mogelijkheid om kosten verevenen met ontwikkelaars. Dit kan op basis van vrijwilligheid (anterieure overeenkomst) en het kan via een vast te stellen exploitatieplan bij een bestemmingsplan. Kosten voor openbare voorzieningen, bovenwijkse voorzieningen voor infrastructuur, groen of cultuur kunnen ten laste van een ontwikkeling worden gebracht. Hoe doen we dat in de Eemsdelta: - Oprichten van een Buurtontwikkelingsmaatschappij of straatondernemingen
Nota bene
In sommige gevallen lopen gewenste samenwerkingen aan tegen de huidige regelgeving zoals de EU-beschikking inzake Staatssteun. Het voor krimpgebieden meest kwetsbare element in de EU-beschikking betreft de exploitatie van maatschappelijk vastgoed. Inbrengen van marktelementen in bijvoorbeeld multifunctionele accommodaties mag alleen minimaal kostendekkend. Dan gaat het naast commerciële elementen ook om bepaalde maatschappelijke (semicommerciële) functies (huisarts, fysiotherapeut, etc). In krimpgebieden gaat de leefbaarheid in wijken en dorpen achteruit en is het realiseren of het behoud van een multifunctionele accommodatie, brede school of wijk- / dorpshuis van essentieel belang. Om deze levensvatbaar te maken zijn te boeken schaalvoordelen nodig door de inbreng van zoveel mogelijk functies, activiteiten en organisaties. In krimpgebieden is de oogst van niet-commerciële en commerciële voorzieningen vaak mager. Dan is het aantrekken van deze functies, zoals boven aangegeven, vaak alleen maar mogelijk tegen aantrekkelijke voorwaarden. En deze liggen vaak onder een commercieel huurniveau, waardoor dergelijk vastgoed onder de gestelde condities moeilijk tot stand komt. Wat dit onderdeel betreft, zou de EU beschikking derhalve (tijdelijk) niet moeten gelden in krimpgebieden.
BijLagen
13
136
W O O N - EN L EE F B AA R H EI D P L AN - N O VEM B E R 2 0 1 2