Plan van aanpak Woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta
STATUS
definitief
OPDRACHTGEVER
regio Eemsdelta / provincie Groningen
PROJECTNUMMER
123 03
GRONINGEN MEI
2011
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Afkortingen CMO
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling
CPP
Centrum voor Publieks Participatie
DPO
Distributie Planologisch Onderzoek
IAB
Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingskrimp
IPO
Interprovinciaal Overleg
ISV/3
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
MKBA
Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse
PLG/LEADER
Programma Landelijk Gebied
SEV
Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting
VGD
Vereniging van Groninger Dorpen
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
WWI
Wonen Wijken en Integratie
WWZ
Wonen, Welzijn en Zorg
ZIF
Zorg Innovatie Forum
2 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
Doel en resultaat
10
2.1
Inleiding
10
2.2
Doel
11
2.3
Het gewenste resultaat
12
3
4
6
Procesfasering en activiteiten
15
3.1
Aanpak en procesfasering
15
3.2
Activiteiten startfase 1: Inventarisatie en analyse
18
3.2.1
Gebieds- en sectorale inventarisatie
18
3.2.2
Ruimtelijke en beleidsinventarisatie
20
3.2.3
Kaderbrief en convenant
21
3.3
Activiteiten fase 2: Visievorming
21
3.3.1
Stap 2b: sectorale visievorming
22
3.3.2
Integrale visieontwikkeling:transformatiestrategieën
23
3.4
Activiteiten fase 3: Keuze transformatiestrategie
25
3.5
Activiteiten fase 4: Opstellen woon- en leefbaarheidplan
26
Communicatie en participatie
27
4.1
Doelen en uitgangspunten
27
4.2
Startfase 1 Inventarisatie en analyse
29
4.2.1
Doelen communicatie en participatie
29
4.2.2
Communicatie en participatie
30
4.3
Fase 2: Visievorming
32
4.3.1
Doelen communicatie en participatie
32
3 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
5
6
7
8
9
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
4.3.2
Communicatie en participatie
32
4.4
Fase 3: Keuze transformatiestrategie
33
4.4.1
Doelen communicatie en participatie
33
4.4.2
Communicatie en participatie
33
4.5
Fase 4: Opstellen woon- en leefbaarheidplan
33
4.5.1
Doelen communicatie en participatie
33
4.5.2
Communicatie en participatie
34
Rijksexperimenten
35
5.1
Inleiding
35
5.2
Experiment (ruimtelijke) planning in krimpregio‟s
35
5.3
Primair onderwijs in krimpregio‟s
37
Regionale leefbaarheidmonitor
38
6.1
Inleiding
38
6.2
Doelstelling
38
6.3
Werkwijze
39
Planning en aanbesteding
43
7.1
Planning
43
7.2
Werkpakketten en aanbesteding
43
Financiën
46
8.1
Kostenbegroting
46
8.2
Financiering
49
Organisatie en communicatie 9.1
51
Organisatie startfase 1: regiem intentieovereenkomst
51
9.2
Organisatie fase 2 t/m 4: regiem convenant
54
9.3
Communicatie
56
9.3.1
Boodschap
56
4 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
9.3.2
Afzender
56
9.3.3
Terugkoppeling
56
9.3.4
Middelen
57
9.3.5
Doelgroepen
57
9.3.6
Krachtenveldanalyse
58
9.3.7
Organisatie
58
9.3.8
Risico‟s en beheersmaatregelen
59
Bijlagen 1.
Eisen/wensen woon- en leefbaarheidplan
2.
Aanpaknotitie gebiedsinventarisatie (Rijks Universiteit Groningen)
3.
Beschikbare sectorale inventarisaties
4.
Aanpaknotitie: van intentieovereenkomst naar convenant
5.
Experiment nieuwe methodiek van (ruimtelijke) planning in krimpende regio‟s
6.
Experiment primair onderwijs in krimpregio‟s “Naar geïntegreerde kindvoorzieningen op het Groninger platteland”
5 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
1
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Inleiding Demografie De regio Eemsdelta wordt al langere tijd geconfronteerd met een afname van de bevolking en huishoudenskrimp. Al vanaf eind jaren negentig kampt Delfzijl met een afname van het aantal huishoudens. De andere drie gemeenten in de regio – Appingedam, Eemsmond en Loppersum zijn Delfzijl in het jaar 2003 in bescheiden mate gevolgd. Daarbij zijn de voorspellingen duidelijk. In de komende decennia zullen er minder mensen wonen in de Eemsdelta regio. En het aantal huishoudens zal blijven krimpen. In het Pact van de Regio wordt voor de periode 2009 - 2018 een huishoudenskrimp voorzien van circa 700. De gemeenten Appingedam en Eemsmond groeien nog licht, Loppersum laat een kleine huishoudensdaling zien en de gemeente Delfzijl een forse. Naast de kern Delfzijl worden in de gehele regio met name de kleinere dorpen met weinig voorzieningen (de zogenaamde woondorpen) geconfronteerd met een aanzienlijke huishoudenkrimp. Daarnaast wijzigt de samenstelling van de bevolking. Ontgroening en vergrijzing zetten verder door, evenals welvaartsgroei en individualisering. Al deze ontwikkelingen blijven niet zonder gevolgen voor de leefkwaliteit in de regio. Het draagvlak voor de voorzieningen brokkelt af en leegstand in de woningmarkt dreigt. Om de leefkwaliteit in de regio hoog te houden hebben de 4 gemeenten en de provincie de handen ineen geslagen om te komen tot regionaal beleid “wonen en voorzieningen”. Dit regionale beleid dient neer te slaan in een zogenaamd regionaal woonen leefbaarheidplan. Tevens dient een monitor leefbaarheid te worden ontwikkeld zodat de samenwerkende partijen jaarlijks het regionaal beleid kunnen evalueren. Regionaal woon- en leefbaarheidplan Het regionale beleid wordt neergelegd in een regionaal ontwikkelingsplan op basis van een toekomstbestendige robuuste ruimtelijke structuur, van waaruit samenhangende afspraken kunnen worden gemaakt over: 1. Gemeenschappelijk woningmarktbeleid 2. Gemeenschappelijke integrale visie op de voorzieningenstructuur 3. Ideeën voor nieuwe woon-, werk- en recreatiemilieus 4. Investerings- en financieringsplan “wonen en voorzieningen” In het regionale Bestuursakkoord werd eerder al voorzien dat er er “een vernieuwende aanpak van gebiedsontwikkeling moet komen waarbij de verschillende overheden en maatschappelijke organisaties hun krachten bundelen”.
6 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Ook is gewezen op het belang van het betrekken van de inwoners bij de totstandkoming van het regionale woon- en leefbaarheidplan. Het zijn immers juist de huidige inwoners die de regio goed kennen en waardevolle ideeën kunnen hebben over de richting van de toekomstige ontwikkeling. Eén en ander heeft geleid tot het ontwerp van het volgende innovatieve planproces. Planproces Voor de totstandkoming van het regionaal woon- en leefbaarheidplan is een aanpak ontstaan die uitgaat van: 1. een intensieve samenwerking tussen de samenwerkende overheden enerzijds en partijen uit de verschillende sectoren van het maatschappelijk middenveld anderzijds, alsmede 2. een passende vorm van publieksparticipatie. Deze beide elementen, de vernieuwende samenwerking tussen overheden en maatschappelijk middenveld en het betrekken van de inwoners, vormen de kern van de aanpak. Een aanpak die in zijn eerste uitwerking is opgedeeld in een viertal fasen, te weten:
Intentieovereenkomst fase 1
Startfase: inventarisatie en analyse
Convenant fase 2 fase 3 fase 4
Visievorming (ontwerp transformatiestrategieën) Besluitvorming (keuze transformatiestrategie) Opstellen woon- en leefbaarheidplan
Ontwikkelingsovereenkomst en prestatieafspraken Kader 1: Planproces
Het proces neemt in formele zin een aanvang met de ondertekening van een intentieovereenkomst door de deelnemende partijen. Onder het regiem van deze intentieovereenkomst wordt de startfase doorlopen welke uitmondt in een convenant. In het convenant wordt de definitieve agenda en samenwerkingsstructuur vastgelegd. Daarna kan de visievorming een aanvang nemen. Als het woon- en leefbaarheidplan gereed is wordt een ontwikkelingsovereenkomst getekend. Deze overeenkomst bindt de overheden onderling alsmede de partijen uit het maatschappelijk middenveld middels (een vorm van) prestatieafspraken. Fase 1 Startfase: inventarisatie en analyse Fase 1 start met een gebiedsinventarisatie – uit te voeren door de Rijksuniversiteit Groningen - waarvan de resultaten worden vastgelegd in een gebiedsatlas. In deze atlas wordt informatie op laag schaalnivo
7 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
(dorp en wijk) gepresenteerd over demografie, sociaal - maatschappelijke identiteit, de woningmarkt alsmede de kwaliteit van wonen en voorzieningen. De gegevens worden gevalideerd door de inwoners van de regio en partijen uit het maatschappelijk middenveld, in een grafische database bijeengebracht en openbaar beschikbaar gesteld. De gegevens uit de gebiedsinventarisatie worden geanalyseerd en vertaalt naar thema‟s voor een beleidsagenda. De resultaten van analyse en beleidsagenda wordt neergelegd in een zogenaamde kaderbrief, welke het normerende kader stelt voor de eerstvolgende fase van visievorming. Tenslotte wordt een convenant opgesteld welke de samenwerking tussen partijen reguleert in het resterende verloop van het planproces. Fase 2 Visievorming In stap 1 worden – binnen de context zoals geschetst in de kaderbrief door de 5 onderscheiden sectoren – wonen, zorg en welzijn, onderwijs, detailhandel, sport en cultuur – sectorale visies op regionaal nivo gemaakt. Hoeveel basisscholen blijven er over op weg naar 2020 en waar staan ze? Hoeveel plaatsen voor beschermd en verzorgd wonen voor ouderen zijn er nodig in 2020 en waar worden deze gelocaliseerd? Hoeveel m²‟s winkelvloeroppervlak food en non-food detailhandel is er nodig in de komende jaren en wat zijn de verwachtingen over het toekomstige verspreidingspatroon? Om antwoord te kunnen geven op deze vragen zal indringend moeten worden samengewerkt door partijen binnen elk van de sectoren. Wanneer met het resultaat van stap 1 zicht is ontstaan op de sectorale wensen en verlangens ontstaat de vraag naar de samenhang tussen deze wensen en verlangens en op welke wijze kan worden gekomen tot succesvolle combinaties, teneinde te komen tot optimalisering van de toekomstige regionale voorzieningenstructuur? Om deze laatste vraag te kunnen beantwoorden worden in stap 2 van fase 2 de individuele sectorale visies gecombineerd in één integrale, regionale visie op basis waarvan regionale transformatiestrategieën kunnen worden geformuleerd. Waarschijnlijk zijn meerdere strategieën denkbaar die als evenzovele scenario‟s voor regionale ontwikkeling kunnen worden gezien. Fase 3 Keuze transformatiestrategie In fase 3 zal één van de regionale transformatiestrategieën moeten worden gekozen. Dat gebeurt in afstemming met de maatschappelijke sectoren en de inwoners van de regio. Bij de uiteindelijke keuze zal “de problematiek van het gebied centraal moeten staan waarbij het gezamenlijk optreden – waar gewenst – een zwaarder gewicht krijgt dan het handelen vanuit het eigen domein”. (Bestuursakkoord 2008)
8 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Fase 4 Opstellen woon- en leefbaarheidplan In fase 4 wordt de gekozen regionale transformatiestrategie uitgewerkt in een projectprogramma met een daarbij behorend investerings- en financieringsplan. Daarna kan het defintieve woon- en leefbaarheidplan worden afgerond. Ter afronding van het planproces wordt een ontwikkelingsovereenkomst opgesteld. In deze overeenkomst worden de samenwerkende overheden gebonden alsmede de sectorale partijen op basis van “prestatieafspraken” tussen de overheden enerzijds en de maatschappelijke partners anderzijds. N.B.: Bij “prestatieafspraken” wordt niet alleen gedacht aan de in de regio actieve woningbouwcorporaties maar uitdrukkelijk ook aan bijvoorbeeld zorg- en welzijnsinstellingen en onderwijsinstellingen. Rijksexperimenten Parallel met de totstandkoming van het regionale woon- en leefbaarheidplan worden een tweetal Rijksexperimenten uitgevoerd: 1 experiment (ruimtelijke) planning en krimpregio‟s 2. primair onderwijs in krimpregio‟s De resultaten van deze experimenten komen ten goede aan het regionale woon- en leefbaarheidplan. Monitor leefbaarheid De gebiedsinventarisatie die wordt uitgevoerd in fase 1 van het planproces voorziet tevens in een 0-meting voor de monitor leefbaarheid, welke – parallel aan de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan door CMO Groningen wordt ontwikkeld. Met behulp van deze monitor kan het regionaal beleid jaarlijks worden geëvalueerd en zonodig bijgesteld. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de totstandkoming van de leefbaarheidmonitor als afzonderlijk resultaat naast het regionale woon- en leefbaarheidplan.
9 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
2
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Doel en resultaat 2.1
Inleiding
Bevolkingsdaling en huishoudenkrimp is geen nieuwe fenomeen in de Eemsdelta regio. Een regio die de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Eemsmond en Loppersum omvat. Tussen 2003 en 2009 is het aantal huishoudens in de regio met ruim 900 gedaald. Deze daling deed zich met name voor in Delfzijl, waar huishoudenkrimp zich al vanaf 1998 manifesteert. De overige 3 gemeenten in de regio hebben echter vanaf 2003 ook allen te maken met huishoudenkrimp, zij het in veel geringere mate.
Figuur 1: Huishoudenontwikkeling regio Eemsdelta 1995 - 2009
In de afgelopen jaren zijn er door gemeenten en corporaties – met name in Delfzijl - veel inspanningen geleverd om leegstand in de woningmarkt te voorkomen. Het onttrekken van woningen aan de voorraad en de voortdurende transformatie van de woningvoorraad heeft gezorgd voor een een relatief goede match tussen woningvraag en woningaanbod. De demografische prognoses voor de regio laten een verdere bevolkingsafname zien. De bevolkingsprognose (2007) van onderzoeksbureau ABF – uitgevoerd in opdracht van de provincie Groningen – voorspelt een terugloop van circa 800 huishoudens in de periode 2008 – 2018 (gemiddeld circa 80 huishoudens per jaar) en een verdere terugloop met nog eens circa 2.000 huishoudens in de periode 2018 – 2028 (gemid-
10 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
deld 200 huishoudens per jaar). Hierbij valt op dat de afname in Delfzijl verreweg het grootst is. Voor Appingedam en Eemsmond wordt nog een geringe groei voorspeld in de komende 10 jaar. Ook de samenstelling van de bevolking verandert. Ontgroening en vergrijzing zetten verder door, evenals de welvaartsgroei en de individualisering. Al met al ziet de regio er in 2030 echt anders uit. Om de regio leefbaar te houden, willen de vier Eemsdelta gemeenten en de provincie Groningen regionaal samenwerken. Daarom is in 2008 een Bestuursakkoord getekend, waarin is vastgelegd dat er op regionale schaal beleid voor “wonen en voorzieningen” wordt geformuleerd. Een belangrijk element van het regionale beleid is de voorgestelde monitoring. Het regionale beleid – gebaseerd op een bevolkingsprognose – zal jaarlijks worden herijkt op basis van de feitelijke bevolkingsontwikkeling. Zo worden theorie en praktijk zo dicht mogelijk bij elkaar gehouden. 2.2
Doel
Het doel van het regionaal beleid en de regionale aanpak voor “wonen en voorzieningen” is om de leefkwaliteit van het gehele gebied op een hoog niveau te houden, zowel op het platteland als in de kleine en grote kernen. Beter leven met minder mensen! Dat is de grote uitdaging waar de regio voor staat. “Het is voor de regio van eminent belang dat er een vernieuwende aanpak van gebiedsontwikkeling tot stand komt, waarbij de verschillende overheden en maatschappelijke organisaties hun krachten bundelen. De problematiek van het gebied staat daarbij centraal en het belang van het gezamenlijk optreden krijgt - waar gewenst - een zwaarder gewicht dan het handelen vanuit het eigen domein.” Aldus het Bestuursakkoord Eemsdelta, dat de vier gemeenten en de provincie Groningen in 2008 hebben ondertekend. Partijen willen de regionale samenwerking concentreren op de volgende vier thema's: 1. Economie (werken, havens, infrastructuur; arbeidsmarkt/onderwijs); 2. Wonen en voorzieningen; 3. Klimaatadaptatie; 4. Organisatorische samenwerking DEAL. Ten aanzien van het thema “wonen en voorzieningen” hebben partijen concreet het volgende afgesproken:
11 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
“Gemeenten starten voor medio 2008 op basis van een plan van aanpak een proces in de regio om te komen tot een regionaal beleid en integrale aanpak voor wonen en voorzieningen met inzet van gemeenten, provincie en betrokken instanties.” Inmiddels is een belangrijke eerste stap gezet op weg naar dit gewenste regionale beleid. De vier gemeenten en de provincie Groningen hebben in het najaar van 2009 het Pact regio Eemsdelta vastgesteld. In dit Pact ligt de nieuwe regionale woningverdeling vast. Tussen 2009 en 2018 moeten netto zo‟n 700 woningen aan de voorraad worden onttrokken. Tevens zijn (interbestuurlijke) afspraken gemaakt over de gewenste transformatie van de woningvoorraad. In totaal moeten circa 3.250 woningen worden getransformeerd, zodat een goede match tussen vraag en aanbod op de woningmarkt behouden blijft. N.B.: Inmiddels hebben de in de regio werkzame corporaties gereageerd op de inhoud van het Pact. Partijen kwamen overeen dat er overeenstemming is over de netto reductie van de woningvoorraad. De corporaties zetten daarentegen vraagtekens bij de omvang van het voorgenomen transformatieprogramma. De reactie van de corporaties ligt vast in wat in de wandelgangen is gaan heten: het RIGO-rapport. Overheden en corporaties zullen op weg naar het gewenste Woon- en Leefbaarheidplan moeten komen tot nadere afspraken over een gezamenlijk gedragen transformatieprogramma. Darbij geldt dat het Pact niet “in beton is gegoten” en ook niet per sé uitgangspunt voor de intentieovereenkomst en het convenant.
Door het dalende inwoneraantal brokkelt gaandeweg ook het draagvlak voor de voorzieningen af. In het Pact hebben partijen daarom afspraken gemaakt om te komen tot een regionale visie op de toekomstige voorzieningenstructuur. 2.3
Het gewenste resultaat
Zoals overeengekomen in het Pact regio Eemsdelta, willen de samenwerkende overheden komen tot een regionaal woon- en leefbaarheidplan. Dit regionale plan is dan ook het belangrijkste resultaat van de activiteiten die in onderhavig plan van aanpak staan beschreven. Tevens dient een monitor leefbaarheid te worden ontwikkeld, zodat de samenwerkende partijen jaarlijks het regionaal beleid kunnen evalueren en zonodig kunnen bijstellen. In verschillende documenten die de afgelopen tijd zijn verschenen zijn eisen en wensen geformuleerd ten aanzien van de inhoud van het regionale woon- en leefbaarheidplan. Deze documenten zijn: 1. Bestuursakkoord regio Eemsdelta (voorjaar 2008) 2. Pact regio Eemsdelta (september 2009) 3. IAB (Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling, nov. 2009)
12 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
4. Rapportage Groningen TopTeam Krimp a. (“Krimp als structureel probleem” (nov. 2009)) 5. Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling (april 2010) 6. “Krimp in de Eemsdelta – naar een vastgoedstrategie van de sociale verhuur” (RIGO i.o.v. de DEAL-corporaties, september 2010) 7. Provinciaal Omgevings Plan (POP Groningen) In bijlage 1 zijn de belangrijkste eisen en wensen samengevat. (N.B.: Aanvullend zal voor het Woon- en Leefbaarheidplan rekening worden gehouden worden met de subsidieregels zoals die zijn opgenomen zijn in het financieel arrangement regio Eemsdelta en PLG/LEADER. Daarop wordt hier niet nader ingegaan.) De gewenste inhoud van het regionale woon- en leefbaarheidplan is in onderstaand kader samengevat:
Inhoud regionaal woon- en leefbaarheidplan: Ontwikkelingsvisie op basis van een toekomstbestendige robuuste ruimtelijke structuur, van waaruit samenhangende afspraken kunnen worden gemaakt over: a.
Gemeenschappelijke integrale visie op de woon- en voorzieningenstructuur op basis van onderliggende sectorale visies: i. Woningmarktbeleid: 1. Regionaal krimpplan 2. Regionaal transformatieplan woningvoorraad ii. Visie op zorg en welzijn iii. Masterplan WWZ iv. Detailhandelstructuurvisie v. Visie op primair onderwijs (in samenhang met voor/buitenschoolse voorzieningen) en voortgezet onderwijs vi. Visie/plan sportvoorzieningen vii. Visie/plan cultuurvoorzieningen viii. Visie op een toekomstvaste, robuuste ruimtelijke structuur ix. inclusief een financiële raming (zie ook d)
b.
Ideeën voor nieuwe woon- werk- en recreatiemilieus
c.
Investerings- en financieringsplan “wonen en voorzieningen” i. Financieel arrangement “Transitiefonds Wonen” * Solidariteitsafspraken tussen groei- en krimp-regio‟s ii. Investerings-/financieringsplan voorzieningen
Kader 2: Inhoud regionaal woon- en leefbaarheidplan
13 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Uit bijlage 1 blijkt dat er naast het regionale woon- en leefbaarheidplan nog andere uitkomsten worden gewenst. Deze zijn: 1. Een bestuursakkoord op basis van het woon- en leefbaarheidplan 2. Een regionale leefbaarheidmonitor (waaronder een woningmarktmonitor) 3. Een experiment nieuwe methodiek van ruimtelijke planning in krimpende regio‟s 4. Een experiment primair onderwijs in relatie tot voor- en buitenschoolse voorzieningen 5. Een MKBA uitgevoerd op het Pact regio Eemsdelta De onderdelen 1 tot en met 3 behoren tot het domein van dit plan van aanpak. Verderop in dit plan van aanpak is beschreven hoe deze onderdelen in samenhang met het woon- en leefbaarheidplan tot stand worden gebracht. Onderdeel 4, het experiment primair onderwijs en aanpalende voorzieningen, is zelfstandig georganiseerd maar wordt nadrukkelijk in samenhang met onderhavig plan van aanpak ten uitvoer gebracht. Het experiment is beschreven in paragraaf 5.3. Het Rijk heeft inmiddels het initiatief genomen om in een projectgroep met provincie, gemeenten en corporaties uitvoering te geven aan onderdeel 5: de Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse (MKBA) op het Pact van de Regio. Naar verwachting wordt de MKBA begin 2011 afgerond.
14 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
3
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Procesfasering en activiteiten 3.1
Aanpak en procesfasering
Beter leven met minder mensen. Daar wil het regionaal woon- en leefbaarheidplan een bijdrage aan leveren. In het Bestuursakkoord werd al voorzien dat er “een vernieuwende aanpak van gebiedsontwikkeling moet komen waarbij de verschillende overheden en maatschappelijke organisaties hun krachten bundelen”. Ook is gewezen op het belang van het betrekken van de inwoners bij de totstandkoming van het regionale woon- en leefbaarheidplan. Het zijn immers juist de huidige inwoners die de regio goed kennen en waardevolle ideeën kunnen hebben over de richting van de toekomstige ontwikkeling. Deze beide elementen: 1 de “horizontale” intersectorale samenwerking en vernieuwende samenwerking tussen overheden en maatschappelijk middenveld enerzijds 2 de “verticale” burgerparticipatie het betrekken van de inwoners vormen de kernelementen uit de nieuw ontwikkelde procesaanpak.
Procesaanpak Participatie en communicatie
Intersectoraal
raden en staten
bevolking in dorpen en wijken
Figuur 2: Procesaanpak
15 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Ad 1 Intersectorale samenwerking Onderscheiden zijn een 5-tal sectoren: 1. wonen 2. zorg en welzijn 3. onderwijs 4. detailhandel 5. sport en cultuur In elk van de sectoren zijn verschillende partijen actief die elk voor zich kampen met het demografische vraagstuk in de beleidsformulering. Hoeveel scholen blijven er nog over en waar staan ze? Hoeveel beschermd en verzorgd wonen plaatsen hebben we nodig in 2020 en waar willen deze mensen graag wonen? Hoeveel winkelvloeroppervlak is nodig voor de food en non-food sector en waar willen de mensen winkelen? En gelet op de afname van de jongeren: hoeveel voetbalvelden houden we bijvoorbeeld over op weg naar 2020? Het wezenskenmerk van groei is differentiatie en het wezenskenmerk van krimp is recombinatie. Wanneer het draagvlak onder de voorzieningenstructuur afbrokkelt en het aantal en de omvang van de voorzieningen afneemt ontstaan vragen over mogelijke innovatieve combinatieclusters. Daarvoor is intersectorale samenwerking noodzakelijk. Als het alleen niet meer kan, kan het gezamenlijk misschien nog wel. Voor de toekomstige leefbaarheid van de regio is een voorzieningenstructuur gebaseerd op nieuwe functiecombinaties van wezenlijk belang. Zo wordt bijvoorbeeld gedacht aan de oprichting van geïntegreerde kindcentra (zie paragraaf 5.3): rondom een basisischool worden functies uit alle sectoren bijeen gebracht, om kinderopvang van 07.00 uur „s ochtends tot 19.00 uur ‟s avonds mogelijk te maken. Maar ook verzorgingstehuizen denken na over een bredere rol die zij in de maatschappij kunnen vervullen. Horeca- en bijvoorbeeld cultuurfuncties zijn relatief gemakkelijk te integreren. Zo helpen partijen uit de verschillende sectoren elkaar bij het hoog houden van de leefkwaliteit in een krimpende regio. Op de conferentie bevolkingsdaling regio Eemsdelta (8 april jl.) hebben de overheden – Rijk, provincie, regio en gemeenten - het overleg met het “maatschappelijk middenveld” over de gewenste intersectorale aanpak geopend. Partijen zijn bijeen geweest om te praten over de gewenste gezamenlijke inzet voor een regionaal woon- en leefbaarheidplan conform de hoofdlijnen van dit plan van aanpak. Tegen het einde van de conferentie werd in de volle breedte de noodzaak van een gezamenlijke aanpak onderkend. Ad 2 Burgerparticipatie Tijdens de conferentie op 8 april 2010 is ook gewezen op het belang van het betrekken van de inwoners bij de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan. Het zijn immers juist de huidige inwoners die de regio
16 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
goed kennen en waardevolle ideeën kunnen hebben over de richting van de toekomstige ontwikkeling. Uiteindelijk is het vooral te doen om het hoog houden van de leefkwaliteit, juist voor hen. Om de inwoners te betrekken bij het planproces is een vorm van burgerparticipatie ontwikkeld die hierna in het plan van aanpak is beschreven. Per fase is bekeken wat een passende manier is om de huidige inwoners bij het proces te betrekken. Vooropgesteld wordt dat de individuele gemeenten een belangrijke regierol krijgen in de communicatie met de bevolking. Om de bevolking te ondersteunen in het proces met de overheden zal de Vereniging Groninger Dorpen (VGD) een belangrijke rol spelen aan de zijde van de burgers. Procesfasering De nieuwe ontwikkelde aanpak is in zijn eerste uitwerking opgedeeld in een viertal fasen, te weten:
Intentieovereenkomst fase 1
Startfase: inventarisatie en analyse
Convenant fase 2 fase 3 fase 4
Visievorming (ontwerp transformatiestrategieën) Besluitvorming (keuze transformatiestrategie) Opstellen woon- en leefbaarheidplan
Ontwikkelingsovereenkomst en prestatieafspraken Kader 3: Planproces
De beoogde samenwerking tussen partijen wordt gedurende het planproces contractueel geregeld. Bij aanvang van het proces wordt gekozen voor een intentieovereenkomst waarin het streven naar de gezamenlijke ontwikkeling van een regionaal woon- en leefbaarheidplan is vastgelegd. Na afloop van de startfase wordt een convenant opgesteld. Daarin expliciteren partijen de beleidsagenda, de - ruimtelijke en programmatische contekst voor visievorming alsmede de samenwerkingsafspraken. In de ontwikkelingsovereenkomst tenslotte maken partijen afspraken die ervoor zorgen dat de uitvoering van het woon- en leefbaarheidplan ter hand kan worden genomen. Prestatieafspraken tussen gemeenten en partijen uit de maatschappelijke sectoren maken onderdeel uit van de ontwikkelingsovereenkomst.
17 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
In de volgende paragrafen is een nadere toelichting gegeven op de uit te voeren activiteiten per fase. 3.2
Activiteiten startfase 1: Inventarisatie en analyse
Achtereenvolgens worden de volgende activiteiten voorzien 1. 2. 3. 4.
Uitvoeren gebieds- en sectorale inventarisatie Uitvoeren ruimtelijke en beleidsinventarisatie Opstellen kaderbrief Opstellen convenant
N.B.: Tijdens deze fase wordt ook het Rijksexperiment “Ruimtelijke planning in krimpende regio‟s” opgestart. De ruimtelijke en beleidsinventarisatie maken daar onderdeel van uit. Het Rijksexperiment c.a. wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5.
3.2.1 Gebieds- en sectorale inventarisatie Het planproces start met het bijeenbrengen en analyseren van de benodigde basisgegevens. Een deel van deze gegevens is min of meer objectief van aard en kan via desk research of kwantitatief onderzoek in beeld worden gebracht. Een deel van de benodigde gegevens is echter subjectief van aard, want hangt samen met persoonlijke of belangengeörienteerde opvattingen van inwoners of partijen uit het maatschappelijk middenveld. Deze meer subjectieve gegevens worden “opgehaald” bij de inwoners van dorpen en wijken en bij de relevante partijen uit het maatschappelijk middenveld. Onder leiding van de Rijks Universiteit Groningen (RUG: prof. L. van Wissen, dr. K. van Dam en drs. M. de Bakker) wordt een traject doorlopen dat leidt tot kennis op het niveau van de afzonderlijke kernen. Deze kennis ontbreekt nu nog. Voor de regio als geheel ontstaat een zogenaamde regionale gebiedsatlas waarin op dorps- en wijknivo inzicht wordt gegeven in belangrijke ruimtelijke, demografische, sociale en economische ontwikkelingen en processen. De atlas is overigens inventariserend en niet planvormend van karakter. In bijlage 2 is de aanpaknotitie van de RUG voor de gebiedsinventarisatie opgenomen. De aanpak kent het volgende stappenplan: 1. inventarisatie statistische gegevens 2. opstellen en vullen ruimtelijke database 3. analyse: van data naar informatie per dorp/wijk 4. opstellen concept woon- en leefbaarheidatlas 5. overleg met gemeenten, sectoren en bewonersorganisaties 6. definitieve vaststelling woon- en leefbaarheidatlas
18 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Om dubbelingen te voorkomen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van al beschikbare gegevens. Zo wordt voor het opstellen van de “gebiedsatlas” zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de enquête-resultaten uit het regionale woonwensenonderzoek van Companen (najaar 2008). Het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) verzamelt veel gegevens over de leefsituatie van de Groninger Bevolking. Ook deze gegevens worden ingebracht. sectoren In elk van de onderscheiden sectoren binnen het maatschappelijk middenveld zijn de afgelopen jaren relevante inventarisaties uitgevoerd. Deze inventarisaties worden gebruikt als opstap naar de gewenste sectorale inventarisaties. In bijlage 3 zijn per (sub)sector de beschikbare inventarisaties weergegeven. Een deel van de sectorale inventarisaties zal door de sectorale partijen zelf moeten worden uitgevoerd, aangezien deze partijen eigenaar zijn van de benodigde data. Met de sectorale partijen is afgesproken dat zij aangeven welke variabelen zij – in het kader van de gebiedsinventarisatie - geïnventariseerd willen zien. Deze inventarisatie zal – voorzover mogelijk – door het samenwerkingsverband van partijen onder regie van de RUG worden uitgevoerd. Daarmee is in bijlage 2 rekening gehouden. bevolking Om te komen tot bewustwording van de demografische ontwikkeling in de regio en tot draagvlak voor het woon- en leefbaarheidplan wordt overleg gevoerd met de bevolking. Onder regie van de individuele gemeenten worden de verzamelde gegevens teruggekoppeld aan de bevolking en waar nodig aangevuld en geverifieerd. Daarna worden de definitieve gegevens opgeleverd. (N.B.: Zie voor een nadere toelichting de aanpaknotitie in bijlage 2.) database Naast de “gebiedsatlas” ontstaat een (ruimtelijke) database. Deze database vormt een belangrijk fundament voor de regionale leefbaarheidmonitor (zie hoofdstuk 6). De uitkomsten van de gebiedsinventarisatie kunnen worden gezien als nulmeting voor de eerste “run” van de monitor. In het kader van de jaarlijkse monitoring wordt de database periodiek geactualiseerd. De database wordt op internet beschikbaar gesteld aan gemeenten, onderzoeksbureaus of dorpsverenigingen. De gegevens in de database kunnen worden gebruikt voor beleidsen planontwikkeling.
19 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
3.2.2 Ruimtelijke en beleidsinventarisatie Om het visievormingsproces in fase 2 te faciliteren wordt een ruimtelijke inventarisatie uitgevoerd. Morfologie, occupatiepatronen, verstedelijkingsstructuur, e.d. worden in beeld gebracht om voldoende greep te krijgen op de (ruimtelijke) identiteit en (ruimtelijke) structuur van de regio. Overheden en in het bijzonder gemeenten hebben bestaand en in ontwikkeling zijnd (ruimtelijk) beleid, waarin de richting voor toekomstige ontwikkeling is vastgelegd. Het is van belang dit beleid te inventariseren om een beeld te krijgen van de ruimtelijke ontwikkeling van dit moment.
Figuur 3: Overzicht belangrijkste beleidsdocumenten regio Eemsdelta
In figuur 3 is het beleidsveld gevisualiseerd (voorjaar 2010). De groene documenten zijn gereed, aan de oranje documenten wordt gewerkt en met de rood gekleurde documenten moet nog worden gestart. Het overzicht is overigens niet uitputtend. De ruimtelijke en beleidsinventarisatie maken onderdeel uit van het Rijksexperiment “Ruimtelijke planning in krimpende regio‟s”. Dit Rijksexperiment is beschreven in hoofdstuk 5 van onderhavig plan van aanpak.
20 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
3.2.3 Kaderbrief en convenant Door de resultaten van de gebiedsinventarisatie goed te analyseren worden de regionale vraagstukken in verband met de demografische omslag in beeld gebracht. In samenwerking met de sectoren en naar aanleiding van de communicatie met de burgers wordt vervolgens een beleidsagenda opgesteld. Deze beleidsagenda wordt sturend voor wat betreft de inhoud van het Woon- en Leefbaarheidplan. Tegelijkertijd wordt een zogenaamde kaderbrief opgesteld. Deze kaderbrief bevat normatieve aanwijzingen voor de visievorming. Deze normatieve aanwijzingen komen voort uit de analyse van de resultaten van de gebiedsinventarisatie (demografie, netto krimp wonen en voorzieningen, omvang transformatieprogramma‟s wonen en voorzieningen, robuuste ruimtelijke structuur, e.d.) alsmede uit de eisen en wensen van partijen (abstractienivo van de thema‟s, breedte van de inhoudelijke agenda, e.d.). Tenslotte wordt een convenant opgesteld. Het convenant bindt de betrokken (lokale) overheden en de deelnemende partijen binnen de 5 onderscheiden sectoren van het maatschappelijk middenveld. Het convenant bevat het pakket aan afspraken tussen partijen op basis waarvan de visievorming kan plaatsvinden. In het convenant is de beleidsagenda en de vervolgaanpak vastgelegd, inclusief bijbehorende overlegstructuren en besluitvormings-procedures. Ook zijn afspraken opgenomen planning en budgettering. Als bijlage bij het convenant gaat in ieder geval de kaderbrief. Het proces op weg naar het convenant is een interactief en iteratief proces in overleg met de partijen uit de 5 sectoren van het maatschappelijk middenveld (intersectoraal overleg) en de inwoners van de regio (burgerparticipatie). (zie paragraaf 3.1 en figuur 2) De aanpak op weg naar het convenant is gedetailleerd uitgewerkt in de zogenaamde “aanpaknotitie: van intentieovereenkomst naar convenant”. Een concept van deze aanpaknotitie is opgenomen als bijlage 4 van dit plan van aanpak. In de komende periode zal deze aanpaknotitie haar definitieve vorm krijgen. 3.3
Activiteiten fase 2: Visievorming
Fase 2 visievorming bestaat uit een tweetal hoofdstappen: stap 2a. sectorale visievorming (paragraaf 3.3.1) en stap 2b. integrale visievorming (paragraaf 3.3.2) De essentie van deze fase is erin gelegen om - binnen de context van beleidsagenda en kaderbrief - sectorale visies te ontwikkelen, welke vervolgens worden geïntegreerd in regionale transformatiestrategieën (scenario's van regionaal beleid).
21 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Wat precies de inhoud van een regionale transformatiestrategie is, is onderwerp van gesprek tussen partijen. Het betreft hier een vormvrij begrip. De breedte (thema's en beleidsagenda) en diepte (mate van concreetheid) van een regionale transformatiestrategie moet worden afgestemd op de discretionaire bevoegdheden van de in het proces deelnemende partijen. Wil het Woon- en Leefbaarheidplan echter richting geven aan bijvoorbeeld het strategisch vastgoedbeheer van betrokken partijen dan zijn afspraken vóóraf over breedte en diepte nodig. Essentieel voor de aanpak is de intersectorale samenwerking hetgeen de onderling afhankelijkheid van de sectoren in hun strategische beslissingen benadrukt. Daarom dient een transformatiestrategie tenminste betrekking te hebben op zaken die van gemeenschappelijk sectoroverstijgend belang zijn. Het zijn dan ook juist die onderlinge afhankelijkheden die in de eerste fase nader worden uitgewerkt tot een beleidsagenda. Duidelijk is dat een regionale transformatiestrategie richting wil geven aan de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van de regio. Door de maatschappelijke sectoren expliciet te vragen een gezamenlijke sectorale visie/strategie te ontwikkelen voor hun eigen sector en vervolgens deze sectorale strategieën te verbinden en te optimaliseren wordt gekoerst op een maximaal leefbaarheidseffect van individuele en zelfstandige (Investerings-)beslissingen van in de regio actieve partijen. Een strategie is nog iets anders dan een (ruimtelijke) visie. Thema's die in de strategie moeten worden geadresseerd zijn bijvoorbeeld: concentratie/deconcentratie, bereikbaarheid/ruimtelijke nabijheid, eis/wens, vast/flexibel, lange/korte termijn, e.d. Een strategie baseert zich voor "wonen en voorzieningen" op keuzes in de genoemde spectra. Deze keuzes kunnen voor de onderscheiden thema's op de beleidsagenda verschillend uitpakken maar vertonen per strategie wel een interne coherentie. De strategische keuzes kunnen vervolgens worden uitgewerkt in een ruimtelijke visie. De mate van concreetheid van deze visie zal gedurende het proces moeten blijken. Gewaakt moet worden voor het streven naar een allesomvattende transformatiestrategie met definitieve plannen voor elk van de sectoren. De hoofdlijnen moeten helder en duidelijk zijn maar er moet tegelijkertijd voldoende flexibiliteit zijn om bij veranderende omstandigheden beleidsaanpassingen door te voeren. 3.3.1 Stap 2b: sectorale visievorming Maatschappelijke sectoren De samenwerkende partijen binnen een maatschappelijke sector maken – mede op basis van de gegevens uit de inventarisatie- en analysefase en binnen de context van de kaderbrief - één of meerdere sectorale visies. Daartoe wordt binnen elke sector een werkorganisatie neergezet.
22 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Deze werkorganisatie wordt door de projectorganisatie voor het Woonen Leefbaarheidplan ondersteund. Bevolking De “gebiedsatlas” geeft een soort staalkaart van de regio. Deze staalkaart maakt duidelijk waar in de regio de sterkten en de kansen zitten. Maar ook de zwakten en bedreigingen worden zichtbaar. In dit opzicht kan het regionale beeld zoals dat opduikt uit de atlas worden gezien als een visie (van de bevolking) op de huidige en toekomstige staat van de regio. Als er straks keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van woningmarktbeleid of toekomstige voorzieningenstructuur is het van belang een adequaat beeld te hebben van de regio. 3.3.2 Integrale visieontwikkeling: transformatiestrategieën Het hart van het woon- en leefbaarheidplan wordt gevormd door de regionale transformatiestrategieën (ruimtelijke scenario„s van regionaal beleid “wonen en voorzieningen”). Deze strategieën of scenario‟s komen tot stand door de deelbelangen vanuit de sectorale visies en de “gebiedatlas” te integreren en vervolgens te matchen met het integrale belang van de regio. Integreren Om te beginnen worden de sectorale visies op regionaal niveau gecombineerd en ontstaat een integraal perspectief. Er wordt actief gezocht naar mogelijkheden om voorzieningen uit de verschillende sectoren te combineren zodat ze elkaar kunnen schragen en kan worden gekomen tot een optimale voorzieningenstructuur voor de regio. (zie figuur 4)
Wonen Zorg en welzijn Onderwijs Sport en cultuur Detailhandel
Figuur 4: Integreren sectorale visies
Op deze manier ontstaan aanknopingspunten voor nieuwe concepten en innovatieve functieclusters. Binnen de sector onderwijs zijn er bijvoor-
23 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
beeld ideeën voor een geïntegreerd kindcentrum, waarin onderwijsfuncties, kinder- en buitenschoolse opvang en mogelijk ook zorg-, welzijnsen sportvoorzieningen worden gecombineerd. Immers: als het sectoraal niet meer kan, lukt het integraal misschien nog wel. Matchen Vervolgens is "matching" aan de orde. Het behouden en verbeteren van de regionale leefkwaliteit zal binnen de beperkingen van de toekomstige demografie moeten plaatsvinden. De ervaring laat echter zien dat de optelsom van individuele wensen en verlangens de ontwikkelingsmogelijkheden vaak overtreft. Juist in een situatie van bevolkingskrimp – waarin de vraag naar woningen afneemt en het draagvlak onder de voorzieningen afbrokkelt – is het daarentegen van groot belang vraag en aanbod bij elkaar te houden en (oplopende) leegstand te voorkomen. In dit spanningsveld speelt het woon- en leefbaarheidplan een belangrijke rol. Het plan moet een realistische context aanbieden van waaruit richting kan worden gegeven aan de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van de regio. Het plan moet daarnaast duidelijk maken wat wel en wat niet kan. In figuur 5 is de matching tussen de sectorale en geografische deelbelangen en het integrale regionale belang geïllustreerd.
Fase 2: Transformatiestrategie ën integraal belang top down
robuuste regionale (ruimtelijke) structuur dorps- en wijkatlassen sectorale visies
transformatiestrategie(ën)
bottom up deelbelangen
Figuur 5: “Matching”
Het is de kunst om de noodzakelijke investeringsbeslissingen op korte en middenlange termijn waarde te laten creëren op lange termijn. Daar-
24 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
toe is het nodig zicht te creëren op een robuuste (ruimtelijke) structuur op lange termijn. Die bestaat uit (onder)delen die relatief ongevoelig zijn voor demografische veranderingen. Investeren in deze (onder)delen geeft goede garanties tot waardebehoud en waardecreatie op langere termijn. Om te komen tot de gewenste transformatiestrategieën wordt voorlopig gedacht aan een proces met medewerking van vele betrokkenen en belanghebbenden. De zoektocht is gericht op het vinden van een aantal transformatiestrategieën die de regio in principe ter beschikking staan. Om de gewenste resultaten te kunnen boeken zal het proces vóóraf strak moeten worden georganiseerd waarbij enige tijdsdruk moet worden gecreëerd. 3.4
Activiteiten fase 3: Keuze transformatiestrategie
In fase 3 wordt de besluitvorming georganiseerd over de in fase 2 ontwikkelde transformatiestrategieën. Uiteindelijk wordt één transformatiestrategie gekozen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde "tafellakenmodel".
Figuur 6: Het tafellakenmodel
De besluitvorming over de gewenste transformatiestrategie is complex. Vele partijen hebben grote belangen ten aanzien van de te kiezen strategie, maar uiteindelijk zal consensus moeten worden bereikt over één transformatiestrategie. Dat betekent dat partijen genoegen zullen moeten nemen met een optimale in plaats van met een maximale oplossing.
25 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Het tafellakenmodel staat voor een open besluitvormingssituatie waarbij elk van de punten van het tafellaken één van de mogelijke transformatiestrategieën symboliseert. Partijen zullen elk proberen hun favoriete punt van het tafellaken naar zich toe te trekken. Uiteindelijk zal in een aantal besluitvormingsronden een evenwichtsituatie moeten worden bereikt. Op dat moment wordt één van de transformatiestrategieën gekozen of wordt een werkbare combinatie gemaakt van elementen uit de verschillende strategieën. 3.5
Activiteiten fase 4: Opstellen woon- en leefbaarheidplan
In fase 4 wordt het uitvoeringsprogramma geschreven. Daarin worden activiteiten en projecten opgenomen die vorm en inhoud kunnen geven aan de gekozen transformatiestrategie. Uiteindelijk wordt alles samengevoegd in een regionaal woon- en leefbaarheidplan. In deze fase wordt tevens het investerings- en financieringsplan opgesteld. (zie paragraaf 2.3)
26 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
4
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Communicatie en participatie 4.1
Doelen en uitgangspunten
Uit de hiervoor beschreven aanpak wordt duidelijk dat de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan alleen mogelijk is met input en betrokkenheid van een groot aantal partijen: instellingen op het gebied van de sectoren zorg & welzijn, onderwijs, sport & cultuur, woningcorporaties, detailhandel, maar ook de inwoners van de gemeenten zelf. Het is goed om onderscheid te maken tussen doelen van communicatie en van participatie. Bij communicatie gaat het vooral om het brengen van informatie (informeren en terugkoppelen) en het beïnvloeden van de beeldvorming. Doel is om te zorgen voor bewustwording van de bevolkingsdaling en de problematiek die dat kan veroorzaken, waarbij we in plaats van de bedreigingen juist de kansen benadrukken die dat biedt. Bij participatie nemen mensen deel aan en leveren input voor het project en de besluitvorming van het beleid. Doel van participatie bij de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan is om te komen tot inhoudelijk betere en gedragen besluitvorming, het verkrijgen van beslisinformatie en het genereren van draagvlak voor het plan van aanpak en de (moeilijke) keuzes die daarin gemaakt moeten worden. Daarnaast zijn er ook gezamenlijke doelen van zowel participatie als communicatie. Het behouden van vertrouwen in het lokaal bestuur bij het publiek is een belangrijke gezamenlijke doelstelling. We willen bereiken dat men gelooft dat men ervan op aan kan dat het bestuur hen goed informeert, betrekt, naar hen luistert en opkomt voor hun belang, in het algemeen en specifiek in het geval van het woon- en leefbaarheidplan. Ook een belangrijk doel is dat het publiek - zowel de maatschappelijke organisaties als de inwoners - geprikkeld wordt om ook hun eigen verantwoordelijkheid te nemen voor het oplossen van de problematiek van het mogelijk verdwijnen van voorzieningen in hun eigen leefomgeving. Andere participatie- en communicatiedoelen zijn: Bevorderen van synergie in de regio Vergroten van de financiële betrokkenheid Bevorderen van de sociale cohesie in regio Regiomarketing Toename samenwerkingsverbanden Verminderen van bestuurlijke verschillen.
27 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Het is van groot belang dat partijen (het publiek) participeren: dat wordt meegedacht in en over de verschillende fasen in het plan van aanpak. Passende publieksparticipatie moet voldoen aan de vijf volgende uitgangspunten1. 1. Ten dienste van de besluitvorming. De participatie moet de verschillende fasen van het besluitvormingsproces uit het plan van aanpak volgen. 2. Goed samenspel van bestuurders, ambtenaren en publiek. Participatie is alleen succesvol wanneer bestuurders het nut ervan inzien en betrokken zijn, de ambtenaren het proces vakkundig regisseren en het publiek effectief meedoet. 3. Maatwerk. Specifiek voor het project moet bepaald worden op welke momenten de publieksparticipatie zinvol is en hoe deze vorm te geven. Het participatieplan omschrijft wie, waarover en op welk moment betrokken wordt. Het plan maakt bovendien duidelijk waar de resultaten voor worden gebruikt en hoe het participatieproces gecommuniceerd wordt. 4. Juiste houding, competenties en kennis. Participanten voelen zich alleen serieus genomen wanneer de verantwoordelijke bestuurders en ambtenaren open staan voor de inbreng, bereid zijn hier iets mee te doen en dit toe te lichten. Het gaat er dus niet alleen om de opvattingen van het publiek te horen, het gaat bovenal om de doorwerking ervan in besluiten. Doorwerking vereist dat bevindingen worden verwerkt en dat hierover helder verantwoording wordt afgelegd aan de participanten. 5. Heldere en betrouwbare communicatie. Het publiek kan alleen maar participeren als men op het juiste moment over alle relevante informatie beschikt. Ook bij de uitvoering van de participatie en de verantwoording van de wijze waarop de inbreng in de besluitvorming doorwerkt gaan participatie en communicatie hand in hand en versterken zij elkaar. Per fase worden in de paragrafen hierna de verschillende doelen voor communicatie en participatie beschreven. Tevens wordt per fase beschreven op welke wijze de gewenste participatie concreet kan worden vormgegeven.
1
Bron: Factsheet Passende Publieksparticipatie, Centrum Publieksparticipatie Rijksoverheid
28 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
4.2
Startfase 1
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Inventarisatie en analyse
4.2.1 Doelen communicatie en participatie Stap 1: Gebiedsinventarisatie Doel van de gebiedsinventarisatie is om samen met de inwoners te komen tot de regionale gebiedsatlas. Daarbinnen ontstaat per dorp/wijk een compacte database in de vorm van grafieken, kaarten, beelden en een korte analyse van ontwikkelingen en mogelijke effecten van bevolkingskrimp. Het omvat ook een analyse van de woon- en leefkwaliteit, de sociale structuur, de woningvoorraad en voorzieningen en een sterkte/zwakte analyse. Communicatiedoelen: De mensen informeren over en bewustmaken van hoe het ervoor staat in het gebied Participatiedoelen: Feitelijke feedback krijgen op de atlas: klopt de informatie? Emotionele feedback krijgen op de atlas: wat vindt men van het beeld dat wordt gegeven? Een eerste stap zetten in het wekken van vertrouwen en het verkrijgen van draagvlak voor het woon- en leefbaarheidsplan. Participatie en communicatiedoelen: Prikkelen tot het nemen van de eigen verantwoordelijkheid en het (gezamenlijk) zoeken naar (innovatieve) oplossingen, en die ook uitwerken, als input voor het woon- en leefbaarheidsplan. De beoordeling van de inwoners wordt naast de statistische analyses gezet. Stap 2: Sectorale inventarisatie Doel van de sectorale inventarisatie is om, samen met de in de 5 genoemde sectoren actieve partijen, in beeld te brengen hoe de sector ervoor staat: het huidige bezit en de huidige voorzieningen worden in kaart gebracht, evenals de concrete plannen voor de toekomst. Communicatiedoelen: Voor zover nog nodig de partijen informeren en bewustmaken over de demografische ontwikkelingen en de gevolgen ervan. Participatiedoelen: De informatie verkrijgen die nodig is voor de sectorale inventarisatie (feitelijke en emotionele feedback) Een eerste stap zetten in het wekken van vertrouwen en het verkrijgen van draagvlak voor het woon- en leefbaarheidsplan.
29 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Participatie en communicatiedoelen: Beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid en het nut en de noodzaak van met elkaar samenwerken. 4.2.2 Communicatie en participatie Informatieavond algemeen (kick off) Voordat je aan inwoners gaat vragen wat ze van een gebiedsinventarisatie vinden, moeten zij eerst geïnformeerd worden over/betrokken worden bij de (demografische) ontwikkelingen die gaande zijn. In de gemeente Delfzijl is deze stap al gezet in de vorm van twee informatieavonden. Daarvoor waren de besturen van de verenigingen van dorpsbelangen en wijkbesturen uitgenodigd. De eerste avond was bedoeld om kennis te delen en het gezamenlijk aanpakken te benadrukken. Naast inleidingen bestond de avond uit een drietal workshops over onderwijs, wonen en (sport)voorzieningen. Een half jaar later vond de tweede informatieavond plaats. Thema was nu krimp en senioren. De nadruk lag op het gezamenlijk aanpakken door verschillende organisaties. Naast inleidingen werden workshops verzorgd door organisaties vanuit onderwijs, (mantel)zorg en ruimtelijke voorzieningen. Beide avonden werden ambtelijk ondersteund. Bij beide avonden waren collegeleden actief betrokken, raadsleden waren als deelnemer uitgenodigd. Afgesproken is dat er een vervolg op deze avonden wordt gegeven. In de gemeente Appingedam, Loppersum en Eemsmond is deze eerste stap nog niet gezet. Het is verstandig dat deze gemeenten overwegen ook een dergelijke avond - een kick off - te organiseren, voordat (onderdelen van) de woon- en leefbaarheidatlas daadwerkelijk aan de mensen worden voorgelegd. Het gaat daarbij dus niet om een participatieavond, maar om een informatieavond. Een alternatief kan zijn om de eerste informatieavond over de gebiedsinventarisatie vergezeld te doen gaan van een algemeen deel over de verwachte demografische omslag, het beleidsvormingsproces in reactie daarop en de plaats van de gebiedsinventarisatie daarbinnen. Meedenkavonden over de wijk- en dorpsatlassen Vervolgens worden in de verschillende wijken en dorpen avonden georganiseerd waarop (onderdelen van) de woon- en leefbaarheidatlas word(t)en gepresenteerd. Dit gebeurt onder regie van de betreffende gemeente, en in samenwerking met de Vereniging voor Groninger Dorpen (VGD). De VGD heeft een adviserende rol. In de uitnodiging en tijdens de avond zelf wordt ook de link gelegd naar de regio. Het is onmogelijk om in elk dorp en in elke wijk een avond te organiseren, dus dit zal geclusterd moeten plaatsvinden. Op de avond moet veel ruimte zijn voor reacties en meedenken vanuit het publiek. Er kan in kleinere groepen, per dorp of per buurt, gesproken worden over de gepresenteerde gegevens. Er zijn zogenaamde “maptables” aanwezig om de beschikbare gegevens inzichtelijk te maken en achterliggende gege-
30 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
vens op te roepen. Er wordt een verslag gemaakt dat men op een website (zie hierna) kan bekijken. Een korte samenvatting van de reactie van de bewoners op de atlas die is gepresenteerd, wordt in de eindversie van de atlas opgenomen. Gesignaleerde fouten of tekortkomingen in de atlas worden aangepast. Er is minstens één bestuurder bij de avonden over de wijk- en dorpsatlassen aanwezig. Verder zijn de projectleider van de gebiedsinventarisatie, een coördinerend gemeenteambtenaar, een onderzoeker en een communicatieadviseur op de avond aanwezig. Hierbij moet wel worden gelet op de balans tussen het aantal ambtenaren en het publiek. Er moet geen sprake zijn van een "overkill" aan ambtenaren. Website Na een dergelijke meedenkavond kan iedereen het nog eens rustig teruglezen op de projectwebsite. De website heeft een gezamenlijke voordeur, waarna je naar de vier subsites gaat van de vier DEALgemeenten. De website gaat fungeren als het centrale communicatiemedium voor het project. Alle relevante informatie en documenten zijn opgenomen in een bibliotheek. Regelmatig worden nieuwtjes en reacties op de website gezet. Daarnaast kan men zich opgeven voor een digitale nieuwsbrief. Via de website kan men linken naar andere relevante websites, zoals die van betrokken gemeenten. Ook staan er interviews op met bestuurders en sleutelfiguren uit het maatschappelijk veld. Men kan er best practices en informatie over het proces vinden. Deze internetsite kan ook een interactief onderdeel bevatten met de mogelijkheid inwoners te raadplegen. Denk hierbij aan stellingen waarop je kunt reageren, of een enquête, of een forum online waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Verder kan men schriftelijke reacties geven via de mail en per post. Ook moet er per wijk/dorp een lijst komen met initiatieven, contactpersonen, wellicht verzoeken van verenigingen die samenwerking zoeken. De website wordt beheerd door het communicatiebureau/communicatiemedewerkers die verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van de communicatie. Voor het bouwen van de website onderzoekt de gemeente Delfzijl of zij hiervoor mogelijkheden heeft en wat hiervoor dan de kosten zijn. Sectorale inventarisatie Deze fase is al in gang gezet. Er zijn bilaterale voorbereidende gesprekken geweest met de partijen uit de verschillende sectoren. Op 8 april 2010. is een gezamenlijke bijeenkomst geweest, waar het plan van aanpak is gepresenteerd. Er is een initiatiefgroep opgericht, met vertegenwoordigers vanuit alle sectoren. Uit een eerste bijeenkomst kwam naar voren dat de partijen de betrokkenheid van belang vinden en graag een
31 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
bijdrage willen leveren. De afspraak is nu dat de projectorganisatie de inventarisatie gaat maken op basis van de wensen van de sector. 4.3
Fase 2: Visievorming 4.3.1 Doelen communicatie en participatie
Stap 1: Sectorale visievorming Doel van de sectorale visievorming is om samen met de partijen binnen een maatschappelijke sector te komen tot één of meerdere sectorale visies, mede op basis van de gegevens uit de sectorale inventarisatie. Hiervoor wordt binnen elke sector een werkorganisatie neergezet, die vanuit de projectorganisatie voor het woon- en leefbaarheidplan wordt ondersteund. Participatiedoelen: Te komen tot een goede en gedragen visie voor de sector. Participatie- en communicatiedoelen: Beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid en het nut en de noodzaak van met elkaar samenwerken en over schotten heen te kijken. Stap 2: Integrale visievorming (transformatiestrategieën) Doel van de vorming van overkoepelende transformatiestrategieën is de deelbelangen uit de sectorale visies en de dorps- en wijkatlassen te integreren en te matchen met het integrale belang van de regio. Dus kijken naar mogelijkheden om bepaalde voorzieningen die het alleen niet meer redden op innovatieve wijze te combineren, en vervolgens te bepalen wat regionaal mogelijk is en wat niet. Participatiedoelen: Te komen tot een goede en gedragen transformatiestrategieën waarmee ongetwijfeld niet iedereen het eens kan zijn, maar waar wel sprake is van duidelijkheid en begrip. Participatie- en communicatiedoelen: Te komen tot innovatieve nieuwe combinaties van voorzieningen. 4.3.2 Communicatie en participatie Stap 1: Sectorale visievorming Met de sectoren is afgesproken dat elke sector – mede op basis van de woon- en leefbaarheidatlas – een eigen sectorale visie maakt. In het intersectorale overleg wordt de voortgang teruggekoppeld en bewaakt. Met de sectoren dient nader overleg plaatst te vinden over hun wensen en verlangens ten aanzien van communicatie en participatie.
32 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Stap 2: Integrale visievorming Een extern bureau zal via een nog te ontwikkelen methodiek op basis van de sectorale visies komen met een voorstel voor integrale en regionale transformatiestrategieën, oftewel scenario's voor de toekomst. Voorzover nu kan worden voorzien is dit een relatief “besloten” proces. In fase 3 vindt communicatie en participatie plaats. 4.4
Fase 3: Keuze transformatiestrategie 4.4.1 Doelen communicatie en participatie
Uiteindelijk moet een strategie worden gekozen, waarbij gebruik wordt gemaakt van het zogenaamde tafellakenmodel. Dit betekent een open besluitvormingsituatie, waarbij elk van de punten van het tafellaken één van de transformatiestrategieën symboliseert. Partijen zullen elk proberen hun favoriete punt van het tafellaken naar zich toe te trekken. Uiteindelijk zal in een aantal besluitvormingsronden een evenwichtssituatie moeten worden bereikt en een keuze gemaakt moeten worden voor een strategie. Participatiedoelen: Inhoudelijk te komen tot een keuze van de optimale strategie. Participatie- en communicatiedoelen: Consensus bereiken over een strategie. Partijen hebben grote (verschillende) belangen, maar zullen uiteindelijk genoegen moeten nemen met een optimale in plaats van een maximale oplossing. 4.4.2 Communicatie en participatie De integrale transformatiestrategieën worden voorgelegd aan de sectoren maar ook aan de inwoners. Dit doen we door middel van een aantal bijeenkomsten, en via de interactieve website. Het eindresultaat is een advies aan de stuurgroep over de meest optimale transformatiestrategie. 4.5
Fase 4: Opstellen woon- en leefbaarheidplan 4.5.1 Doelen communicatie en participatie
In deze fase gaat het om het schrijven van het uiteindelijke woon- en leefbaarheidplan. Participatiedoelen: Verkrijgen van draagvlak en begrip voor en duidelijkheid over het plan
33 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Keuzes maken voor en het opnemen van activiteiten en projecten als onderdeel van het plan. Het verkrijgen van draagvlak en begrip voor en duidelijkheid over de afspraken in het akkoord. In alle fasen is communicatie over de participatie en vooral ook over wat er in de volgende fase gedaan wordt/is met de resultaten van de participatie uit de vorige fase essentieel. 4.5.2 Communicatie en participatie In deze fase zal intensieve communicatie met de sectoren uit het maatschappelijk middenveld nodig zijn over hun wensen en verlangens ten aanzien van de op te nemen projecten.
34 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
5
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Rijksexperimenten 5.1
Inleiding
In het IAB geeft het Rijk de mogelijkheid om experimenten in te dienen voor krimpregio‟s. Tussen de provincie en het Rijk zijn afspraken gemaakt over het indienen van relevante experimenten. Voor de regio Eemsdelta zijn twee experimenten ingediend: 1. Nieuwe methodiek van (ruimtelijke) planning in krimpende regio´s 2. Primair onderwijs in krimpregio´s: geïntegreerd kindcentrum De aanvragen voor de beide experimenten zijn opgenomen in de bijlagen 5 en 6 van dit plan van aanpak. In de beide paragrafen hierna is een korte toelichting gegeven op elk van de beide experimenten. Het eerste experiment maakt integraal onderdeel uit van onderhavig plan van aanpak. Het tweede experiment is zelfstandig georganiseerd, maar er zijn wel de nodige dwarsverbanden met de totstandkoming van het regionale woon- en leefbaarheidplan. 5.2
Experiment (ruimtelijke) planning in krimpregio’s
Dit experiment is gericht op het ontwikkelen van en het experimenteren met een nieuwe methodiek van (ruimtelijke) planning voor krimpende regio‟s. Het huidige planningsstelsel is immers gebaseerd op het accommoderen van groei, met name van stedelijke functies. Krimp echter is fundamenteel anders dan groei. Het meest in het oog springende verschil is het financiële aspect. Groei genereert geld. Voor het grondbedrijf van de gemeenten, voor corporaties en ontwikkelaars én - door stijgende prijzen van onroerend goed - ook voor de inwoners van een regio. Krimp echter zorgt voor de omgekeerde situatie. Leegstand leidt tot dalende (woning)prijzen en het uit de markt nemen van woningen en voorzieningen. Dat kost (veel) geld. Een ander wezenskenmerk van groei is differentiatie. Voorzieningen die groter worden hebben de neiging zich te splitsen in steeds kleinere, meer gespecialiseerde eenheden die verder kunnen doorgroeien. Bij een afbrokkelend draagvlak in een situatie van krimp hebben voorzieningen echter de neiging elkaar weer op te zoeken. Oftwel: re-combinatie in plaats van differentiatie. Een fundamenteel andere beweging. Deze fundamentele verschillen tussen groei en krimp lijken te vragen om een nieuwe planningsbenadering. Het experiment zal dat duidelijk moeten maken.
35 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
In bijlage 5 van dit plan van aanpak is de oorspronkelijke beschrijving opgenomen van het experiment om te komen tot een nieuwe methodiek van ruimtelijke planning voor krimpende regio‟s. Dit experiment heeft de regio inmiddels met succes ingediend bij het Ministerie van BZK. Het experiment wordt uitgevoerd binnen het proces van de totstandkoming van het regionale woon- en leefbaarheidplan, dat daartoe wordt uitgebreid. Hieronder is de procesfasering van het woon en leefbaarheidplan weergegeven. De oranje gekleurde activiteiten welke zijn toegevoegd, vormen in hoofdzaak het experiment.
Woon- en Leefbaarheidplan
Experiment
Intentieovereenkomst 1.
Startfase: inventarisatie en analyse
1. ontwikkelen nieuwe methodiek
Convenant 2. 3.
Visievorming Besluitvorming
2. experimenteren met de nieuwe methodiek
4.
Opstellen woon- en leefbaarheidplan
3. verslaglegging experiment
Ontwikkelingsovereenkomst en prestatieafspraken
Kader 4: Samenhang planproces en experiment
Ontwikkelen nieuwe methodiek Parallel aan en geïntegreerd met de activiteiten in de startfase wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuwe planningsmethodiek voor krimpende regio‟s. Experts vanuit verschillende disciplines worden betrokken in het ontwikkelingsproces om te komen tot een experimentele integrale (strategisch - ruimtelijke) planningsmethodiek. Feitelijk levert de experimentele planningsmethodiek een gedetailleerd plan van aanpak voor de visievorming op. Dit plan van aanpak kan worden gezien als een verdere uitwerking/invulling van onderhavig plan van aanpak en wordt onderdeel van het convenant (zie ook bijlage 4 voor een meer gedetailleerde uitwerking hiervan). fase 2. Visievorming In de fase van de visievorming wordt er vervolgens “geëxperimenteerd met de experimentele (strategisch-ruimtelijke) planningsmethodiek”. Voorlopig wordt gedacht aan een proces onder enige tijdsdruk met medewerking van vele betrokkenen en belanghebbenden. In deze fase zal ook opnieuw overleg met de bevolking worden georganiseerd.
36 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
De toegevoegde waarde van de experimentele methodiek ligt vooral in de intersectorale benadering (systeemdenken), aangevuld met andere elementen zoals de ketenbenadering, financiële optimalisatie, e.d. (zie verder bijlage 5). De experimentele methodiek moet vanuit haar meer holistische kijk een meerwaarde opleveren voor de verschillende sectorale visies. Voor de korte maar ook voor de lange termijn. De zoektocht is gericht op het vinden van de essenties van een aantal transformatiestrategieën, die de regio in principe ter beschikking staan. stap 3.2 eindrapportage In fase 3 wordt ten behoeve van het experiment een eindrapportage geschreven waarin verslag wordt gedaan van het verloop en de opbrengsten van het experiment. Daarmee wordt het experiment afgerond. 5.3
Primair onderwijs in krimpregio’s
In het IAB is één van de korte termijn acties binnen het beleidsveld onderwijs “een onderzoek naar samenwerkingsmogelijkheden basisonderwijs en aanpalende voorzieningen in Noord-Groningen” bij wijze van experiment. In bijlage 6 is de beschrijving van het experiment opgenomen. Gekoerst wordt op een blauwdruk voor een geïntegreerde kindvoorziening en een visie op het toekomstige primair onderwijs annex aanpalende voorzieningen in Noord-Groningen. De volgende fasering is voorzien: 1. opstellen plan van aanpak 2. opstellen (sub)sectorale visie primair onderwijs a. uitwerken blauwdruk geïntegreerde kindvoorziening b. onderzoek bestaande gebouwenvoorraad c. opstellen visie voor primair onderwijs Noord-Groningen 3. realisatie Het experiment wordt uitgevoerd in samenhang met het proces van de totstandkoming van het regionale woon- en leefbaarheidplan. Het staat er als het ware naast. Het inventariserende werk is grotendeels gereed. In fase 2 van de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan kan de sectorale visie voor het primair onderwijs c.a. worden afgerond en ingebracht bij het ontwikkelen van de transfomatiestrategieën.
37 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
6
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Regionale leefbaarheidmonitor 6.1
Inleiding
De voorspelde demografische ontwikkeling van bevolkingskrimp, ontgroening, vergrijzing en afname van de beroepsbevolking leidt tot een toenemende complexiteit van de samenleving. Het programmeren van wonen en voorzieningen als uitvloeisel van het gewenste regionaal beleid “wonen en voorzieningen” kent daardoor een inherente onzekerheidsmarge, die misschien wel groter is dan ooit. Om ervoor te zorgen, dat bij de uitvoering van het woon- en leefbaarheidplan, beleid en praktijk dicht bij elkaar blijven, is het wenselijk dat er een „regionale leefbaarheidmonitor‟ wordt ontwikkeld. CMO Groningen is gevraagd deze monitor te ontwikkelen, en hierbij samen te werken met de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen (verder FRW, RuG). CMO Groningen ontwikkelt zich als sociaal en cultureel planbureau voor de provincie Groningen en verzamelt in deze context gegevens in het sociale domein en aanpalende terreinen. Het CMO is gevraagd een aanpaknotitie te schrijven voor de ontwikkeling van de gewenste regionale monitor. In de aanpak zoals die in de volgende paragrafen is beschreven door het CMO Groningen wordt verder gesproken over de „Leefbaarheidmonitor Eemsdelta‟, omdat deze titel de doelstelling van de monitor optimaal dekt. Het onderdeel wonen en woningmarkt vormt een integraal onderdeel. 6.2
Doelstelling
Het concept leefbaarheid is geen nieuw begrip, maar al jaren onderwerp van belangstelling. Onlangs heeft VROM (2009) leefbaarheid omschreven als de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de mens aan worden gesteld (VROM, 2009). Het gaat daarbij om de voorwaarden waaronder mensen in een bepaalde omgeving met elkaar willen en kunnen samenleven. Voorbeelden van relevante thema‟s zijn veiligheid, sociale samenhang en het voorzieningenniveau. In Nederland zijn op dit moment drie meetinstrumenten beschikbaar die als doel hebben de leefbaarheid van gebieden te meten: Leefbaarometer (VROM, RIGO: www.leefbarometer.nl). Dit is een meetinstrumentarium dat zicht geeft in de leefbaarheidsituatie van alle wijken en buurten in Nederland. Via dit instrument is het tevens mogelijk om ontwikkelingen in de tijd te volgen. Barometer Leefbaarheid (Scoop in samenwerking met de Vrije Universiteit). Dit instrument is speciaal ontworpen voor de provincie
38 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Zeeland om inzicht te krijgen in de sociale kwaliteit van dorpen en wijken. Vragenlijst Sociale Staat van het platteland (Sociaal en Cultureel Planbureau, SCP). Met dit instrument kunnen de sociale en culturele veranderingen op het platteland worden gevolgd en kan een eventuele verslechtering van de leefsituatie op het platteland worden gesignaleerd. Dit meetinstrument is nog in ontwikkeling. Bij elk van de drie instrumenten worden objectieve „harde‟ gegevens gecombineerd met de subjectieve beoordeling door bewoners. De objectieve kant van leefbaarheid wordt ook wel de veronderstelde leefbaarheid genoemd. Het gaat dan om het meten van de voorwaarden van leefbaarheid door te kijken naar de sociale infrastructuur in een gebied, wat mensen met elkaar ondernemen in de vaste structuren van verenigingen en stichtingen, en welke voorzieningen hen daarbij ter beschikking staan. De subjectieve kant van leefbaarheid wordt ingevuld door de ervaren leefbaarheid. Het gaat dan om het bevragen van mensen hoe leefbaar zij hun omgeving vinden, hoe tevreden zij over hun omgeving zijn en hoe sterk dat bij hun behoeften aansluit (Scoop, 2009). De doelstelling van de te ontwikkelen Leefbaarheidmonitor Eemsdelta is inzicht verschaffen in de leefbaarheid van de Eemsdelta regio. Hierbij wordt veronderstelde leefbaarheid en ervaren leefbaarheid onderscheiden. Op termijn geeft de monitor inzicht in de veranderingen die optreden in de leefsituatie en leefbaarheid. Het voorliggende plan van aanpak heeft tot doel om de Leefbaarheidmonitor te ontwikkelen in nauwe samenspraak met sectorale partijen en gemeenten in de regio. Het concreet uitvoeren van de monitor is een vervolgstap, die nog geen onderdeel vormt van het voorliggende plan.
6.3
Werkwijze
Bij de ontwikkeling van de Leefbaarheidmonitor Eemsdelta worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Er wordt een keuze gemaakt voor het conceptuele kader van één van de drie beschikbare instrumenten, afhankelijk van welke het beste aansluit bij de geformuleerde doelstelling en situatie in de regio Eemsdelta. 2. Bij het bepalen van de indicatoren wordt nauw aangesloten bij de gebiedsinventarisatie (zie bijlage 2). Deze inventarisatie dient als input voor de nulmeting van de Leefbaarheidmonitor. 3. Bij het bepalen van de indicatoren wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de expertise van relevante partijen uit de betrokken sectoren (woningmarkt, zorg & welzijn, sport & cultuur, economie & detailhandel, onderwijs). 4. Er wordt nauw aangesloten bij bestaande (lokale) monitorsystemen en eventuele andere relevante lopende processen of projecten.
39 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Ad 2 Aansluiting bij de gebiedsinventarisatie Het is de bedoeling dat de gegevens die beschikbaar komen uit de gebiedsinventarisatie zoveel als mogelijk overlappen met de indicatoren voor de Leefbaarheidmonitor Eemsdelta. Te denken valt aan gegevens op het gebied van de bevolkingsontwikkeling, woningvoorrraad en sociale infrastructuur (voorzieningen, verenigingsleven en dienstverlening). De gegevens uit de gebiedsinventarisatie kunnen dan (grotendeels ) dienen als nulmeting voor de Leefbaarheidmonitor. Eén en ander zoals weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 7: De beleidscyclus: gebiedsinventarisatie en monitor
N.B.: In de figuur is de beleidscyclus herkenbaar. De inventarisatiegegevens worden gebruikt om het plan op te stellen. Vanuit het plan wordt actie ondernomen (DO). Periodiek wordt met behulp van de leefbaarheidsmonitor de voortgang gechecked en zonodig wordt het plan bijgestuurd (ACT). Omdat FRW (RUG) de gebiedsinventarisatie uitvoert werkt CMO Groningen nauw met hen samen. Er wordt door FRW een gegevensbestand opgebouwd op het ruimtelijk schaalniveau van kernen/buurten en wijken of grids. Zowel FRW als CMO Groningen verzamelen gegevens, die gekoppeld worden in dit databestand. De indicatoren voor de Leefbaarheidmonitor Eemsdelta worden overigens definitief vastgesteld op basis van werkconferenties met de relevante sectorale partijen, die actief zijn in de vier gemeenten in de regio Eemsdelta (zie hieronder ad 3).
40 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Ad 3 Inzet expertise van relevante partijen uit de sectoren Het is uitermate belangrijk dat relevante partijen binnen de sectoren nauw betrokken worden bij het bepalen van de indicatoren voor de Leefbaarheidmonitor. In de eerste plaats vanwege de expertise op het eigen vakgebied en ten tweede vanwege het draagvlak voor de monitor. Het plan is om per sector een werkconferentie van 2 à 3 uur te beleggen. Deze werkconferentie wordt voorbereid door een CMO-adviseur in samenspraak met 2 personen uit het werkveld. Tijdens de werkconferentie worden relevante indicatoren voor die specifieke sector vastgesteld, op basis van een voorzet opgesteld door een voorbereidende werkgroep. De volgende vragen komen per sector aan de orde: Welke onderdelen kunnen onderscheiden worden als het gaat om leefbaarheid binnen deze sector? Welke indicatoren zouden per onderdeel gemeten moeten worden? Welke monitoren en/of projecten lopen er al? De beoogde werkconferenties zijn een logisch vervolg op de conferentie „Bevolkingsdaling regio Eemsdelta‟, d.d. 8 april 2010. De uit te nodigen partijen zullen voor een belangrijk deel hetzelfde zijn2. Nu wordt echter per sector specifiek ingezoomd op belangrijke indicatoren in elke specifieke sector. Het is van belang om te melden dat het, bij het bepalen van relevante indicatoren, niet gaat om het vaststellen van doelen. In de sector onderwijs gaat het dus over „de aanwezigheid van een basisschool is een indicator voor leefbaarheid‟ en niet om „leefbaarheid houdt in dat er in elk dorp een basisschool moet zijn‟. Ad 4 Aansluiting bij bestaande monitorsystemen Het is belangrijk om bij het ontwikkelen van de Leefbaarheidmonitor Eemsdelta zoveel mogelijk aan te sluiten bij c.q. afstemming te zoeken met bestaande monitorsystemen en/of andere lopende processen en projecten. Dit om de belasting van het gebied te beperken, en efficiënt en effectief met middelen om te gaan. In ieder geval de volgende initiatieven lijken hiervoor in aanmerking te komen: Duurzaamheidsmonitor Waddenfonds (gemeente Delfzijl) ELO-DEAL (GEON)* Monitor „Wonen met zorg landelijk gebied‟ (Companen/ projectbureau WWZ/ RCG) Groninger Gemeente Monitor (GGM, CMO Groningen) Sociale Atlas (provincie Groningen, CMO Groningen)
2 De lijst van genodigden van 8 april zal als uitgangspunt worden genomen bij het bepalen van de genodigden voor de werkconferenties per sector.
41 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
* Binnen projectbureau ELO-DEAL heeft GEON een raadpleegomgeving ontwikkeld voor de gemeenten in de regio Eemsdelta. Dit is een webbased viewer, ofwel een digitale kaart met daarin gegevens uit de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG). Voorbeelden van gegevens zijn het bouwjaar van woningen, het gebruiksdoel, het oppervlak en de kwaliteit van de woningen. Deze raadpleegomgeving is zeer bruikbaar voor de geplande inventarisaties.
42 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
7
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Planning en aanbesteding 7.1
Planning
De planning van de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan wordt als volgt geïndiceerd. Intentieovereenkomst 1. Startfase: inventarisatie en analyse ¹
sept. 2010 t/m sept. 2011
convenant 2. visievorming 3. keuze transformatiestrategie 4. opstellen woon- en leefbaarheidplan
sept. „10 t/m feb. ‟12 feb. „12 t/m juli 2012 feb. „12 t/m juli 2012
opstellen ontwikkelingsovereenkomst
april „12 t/m sept. „12
¹: Inmiddels is opdracht gegeven voor de gebiedsinventarisatie (RUG), de ontwikkeling van de monitor (CMO) en het procesmanagement (Weusthuis Associatie). Nadat in fase 3 een keuze is gemaakt voor een transformatiestrategie kan een begin worden gemaakt met het uitwerken van de gekozen strategie en het opstellen van de ontwikkelingsovereenkomst annex prestatieafspraken. Deze activiteiten kunnen grotendeels parallel plaatsvinden. Oplevering van het eindrapport is voorzien zomer 2012. De besluitvormingsprocedure over de ontwikkelingsovereenkomst en het woon- en leefbaarheidplan start naar verwachting in april 2012 en kan in het najaar van 2012 worden afgerond. Een excate planning daarvoor is onmogelijk te geven. 7.2
Werkpakketten en aanbesteding
Gelet op de beschrijving hiervoor kunnen een aantal “werkpakketten” worden beschreven. Deze werkpaketten kunnen als relatief zelfstandige maar onderling afhankelijke eenheden (al dan niet via een aanbestedingsprocedure) in opdracht worden gegeven. Ad 1: Procesmanagement Het procesmanagement verdient een onafhankelijke positie tussen de partijen. Het wordt bij voorkeur extern ingevuld en draagt niet de “ambachtelijke” verantwoordelijkheid voor de andere werkpakketten. Die worden door andere partijen uitgevoerd.
43 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
De procesmanager wordt ondersteund door een projectsecretaris welke door één van de gemeenten daarvoor (deels) wordt vrijgemaakt. Ad 2: Gebiedsinventarisatie De RUG treedt op als hoofdaannemer voor de gebiedsinventarisatie. De opdracht is inmiddels uitgezet. De RUG is een samenwerking aangegaan met VGD, Companen, CMO en Weusthuis Associatie. Eén en ander conform bijlage 2. Ad 3: sectorale inventarisatie: inventarisatie woningvoorraad De inventarisatie van de sociale huurwoningvoorraad en de goedkope koopwoningvoorraad is een afzonderlijk werkpakket en wordt (deels) in opdracht gegeven aan de corporaties en/of aanbesteed. Ad 4: Sectorale inventarisatie en sectorale visievorming: overig De sectorale inventarisatie en visievorming wordt in samenwerking met de relevante partijen in de verschillende sectoren uitgevoerd. Daarover worden met deze partijen nadere afspraken gemaakt. Ad 5: Rijksexperiment nieuwe planningsmethdodiek krimpende regio‟s Waaronder: Ruimtelijke inventarisatie Beleidsinventarisatie Om de werkorganisatie voor de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan goed te laten functioneren, wordt een deel van de inventarisatie samengevoegd met het experiment nieuwe (ruimtelijke) planningmethodiek voor krimpregio‟s. Ad 6: Opstellen woon- en leefbaarheidplan: De visievorming welke uiteindelijk resulteert in het woon- en leefbaarheidplan vormt het werkpakket dat kan worden gezien als het hart van het plan van aanpak. Het werkpakket wordt als afzonderlijke opdracht aanbesteed. Ad 7: Communicatie Het werkpakket communicatie bestaat uit onderlinge verschillende en kleinere activiteiten. Een belangrijk deel van de activiteiten worden door de gemeenten zelf ingevuld. Ten aanzien van de overige activiteiten zal moeten worden bezien hoe die in opdracht worden gegeven. Ad 8: Regionale leefbaarheidmonitor CMO Groningen heeft inmiddels opdracht de regionale leefbaarheidmonitor te ontwikkelen. Eén en ander conform hoofdstuk 5. Ad 9: Opstellen bestuursovereenkomst Wanneer het concept woon- en leefbaarheidplan wordt opgeleverd (einde fase 3: besluitvorming) ontstaat een eerste indruk van de aard en inhoud van de ontwikkelingsovereenkomst. Op dat moment kan offerte
44 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
worden gevraagd voor het opstellen van deze overeenkomst incl. de benodigde prestatieafspraken met partijen uit de sectoren van het maatschappelijk middenveld, incl. de corporaties. Voorlopig wordt ervan uitgegaan dat de procesmanager de redactie ter hand neemt.
45 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
8
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Financiën 8.1
Kostenbegroting
De kostenbegroting kan als volgt worden toegelicht: fasering
Budgettering
o.
Plan van aanpak
€ 90.000,-
1.
gebiedsinventarisatie - RUG/FRW c.s.
€ 180.000,-
2.
Inventarisatie woningvoorraad
3.
Sectorale inventarisatie/visievorming
€
4.
Woon- en leefbaarheidplan, waaronder: - ruimtelijke en beleidsinventarisatie - experiment krimpplanningsmethodiek
€ 125.000,-
5.
Regionale leefbaarheidmonitor - CMO c.s.
€
30.000,-
6.
Ontwikkelingsovereenkomst
€
15.000,-
7.
Communicatie - externe communicatiefunctionaris - catering, repro, zaalhuur, website, e.d.
8.
Rekenwerk - investerings- en financieringsplan
€
9.
Procesorganisatie: Procesmanagement (€ 240.000,-) * 2 jaar 2,5 dagen p/wk Procesondersteuning (€ 80.000,-) * 2 jaar 2,5 dag p/wk
€ 320.000,-
10.
Studiereis
11.
Onvoorzien
Totaal Tabel 1: Kostenoverzicht
€ 25.000,-
€
0,-
135.000,-
25.000,-
25.000,€ 50.000,---------------€ 1.020.000,-
46 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
N.B.: 1. De interne kosten van de ambtelijke inzet bij gemeenten en provincie zijn niet in beeld gebracht. 2. Het beheer cq. het uitvoeren van de monitor is geen onderdeel van deze raming. Toelichting op tabel 1: Ad 0: Plan van aanpak (tot en met juli 2010) Onder deze begrotingspost zijn de volgende kostenposten vervat: totstandkoming van het plan van aanpak voor het woon- en leefbaarheidplan begeleiding projectgroep MKBA, verdeling WWI budget € 31 mln inzet contra-expertise corporaties (overleg RIGO/Companen c.a.) uitwerken experiment planningsmethodiek afstemming experiment geïntegreerde kindvoorziening organiseren aanpaknotities RUG en CMO organiseren conferentie, intersectoraal overleg, e.d. Ad 1: Gebiedsinventarisatie Zie aanpaknotitie en kostenraming zoals opgenomen in bijlage 2 (RUG/FRW c.s.) Voor de inzet van de projectleider van de gebiedsinventarisatie bij het kwartiermakeroverleg, een beperkte uitbreiding van de gebiedsinventarisatie en de organisatie van een informatieavond voor de colleges en raden is € 30.000,- aan het oorspronkelijke budget toegevoegd. Ad 2 Inventarisatie woningvoorraad We willen weten wat de kwaliteit is van de woningvoorraad. Ook om te kunnen monitoren zal er een “nul-meting” moeten worden uitgevoerd. De corporaties leveren de benodigde gegevens voor de sociale huurvoorraad. Voor de koopvoorraad wordt naar verwachting een gestratificeerde steekproef uitgevoerd. Ad 3 Sectorale inventarisatie/visievorming De sectoren geven aan welke variabelen zij willen inventariseren ten behoeve van de sectorale visievorming. In het intersectoraal overleg is aangeboden de inventarisatieactiviteiten door het project uit te laten voeren en de kosten in principe vanuit het project te bekostigen. Deze kosten zijn opgenomen ad 1. Een deel van de variabelen zal door de sectorale partijen zelf moeten worden geïnventariseerd aangezien zij eigenaar van de data zijn. Vervolgens zal een koppeling worden gemaakt tussen de gebiedsinventarisatie en de sectorale inventarisatie. Alle gegevens zullen zoveel mogelijk worden ondergebracht in één database.
47 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Met de sectoren is afgesproken dat de sectorale partijen zelf de kosten dragen van de inzet van hun eigen kwartiermaker op weg naar het convenant en van de sectorale visievorming. Ad 4 Woon- en leefbaarheidplan c.a. Dit is een schatting van de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van het experiment nieuwe planningmethodiek en het opleveren van het woon- en leefbaarheidplan. Ad 5 Leefbaarheidmonitor Kostenraming conform opgave CMO Groningen. Ad 6 Ontwikkelingsovereenkomst Deze budgetpost is op dit moment moeilijk te schatten. Het gaat om een combinatie van procesbegeleiding/onderhandeling en het opstellen van de ontwikkelingsovereenkomst. Daarna zullen door betrokken partijen prestatieafspraken moeten worden gemaakt. Bij de begroting is ervan uitgegaan dat de overeenkomst wordt opgesteld door de procesmanager. Voorlopig wordt uitgegaan van een budget van € 15.000,-. Ad 7 Communicatie De inzet van de externe communicatieadviseur is begroot op € 75.000,-. Het budget voor de resterende communicatieactiviteiten is geraamd op € 60.000,-. De deelbegroting van dit werkpakket kan als volgt in beeld worden gebracht:
Activiteit Kick-off + raadsleden (3 bijeenkomsten) “Meedenkavonden” met inwoners Website (via Delfzijl) Campagne 'Wij hebben de ruimte' incl. ontwerp logo Beslisronden Sectorale visie Bevolking (4 bijeenkomsten) Algemeen perscommunicatie persbezoek Vooraankondiging Advertenties (8 keer) publiciteit (informatiepagina gemeenten) Raden/Staten Onvoorzien Totaal
€ 5.000 25.000 10.000 PM
PM 5.000
2.500 300 2.500 PM 5.000 4.700
€ 60.000
48 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Ad 8 Rekenwerk Het uitvoeringsprogramma kent een financiële paragraaf. Op hoofdlijnen zal in beeld moeten worden gebracht wat de financiële realiteit is van het woon- en leefbaarheidplan. Voorlopig wordt uitgegaan van een budgetpost van € 25.000,-voor rekenwerk op hoofdlijnen. Ad 9 Procesorganisatie Voor procesmanagement en procesondersteuning wordt uitgegaan van gemiddeld 2,5 dag per week gedurende 2 jaar (zomer 2010 tot zomer 2012). Ad 10 Studiereis Voor het organiseren van een (buitenlandse) studiereis voor de participanten in het proces is een budget van € 25.000,- gereserveerd. Ad 11 Onvoorzien De totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan, de leefbaarheidmonitor en het experiment is geen alledaagse opgave die exact kan worden begroot. Om onaangename verrassingen verderop in het traject te voorkomen wordt voorgesteld een post onvoorzien van € 50.000 op te nemen. 8.2
Financiering
De totale kosten (excl. btw) worden als volgt gedekt: 1. Financieel arrangement regio Eemsdelta a. b. c. 2.
Rijk Provincie Gemeenten
€ 840.000
€ 280.000 € 280.000 € 280.000
Rijksbijdrage experiment krimpplanning
€
subtotaal 3. Derden a. budget CMO Groningen b. corporaties (inventarisatie koopwoningen) c. sectoren w.o de corporaties subtotaal Totaal
15.000
€ 855.000 € €
40.000 25.000
€
100.000 €
165.000
€ 1.020.000
49 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Toelichting op het dekkingsvoorstel Begroting en dekking zijn in evenwicht. Financieel arrangement o
Er wordt een aanvraag van € 840.000,- ingediend ten laste van het regionaal budget binnen het financieel arrangement regio Eemsdelta. Rijk, provincie en gemeenten dragen volgens deze systematiek evenredig voor een derde deel bij in de kosten.
Het onderzoeksvoorstel voor de gebiedsinventarisatie (RUG) is bij het MvBZK ingediend als basis voor de Rijksbijdrage experiment. De Rijksbijdrage is inmiddels toegekend en uitgekeerd. De provincie probeert het benodigde budget voor het CMO te realiseren via het budget “gebiedsgericht werken” en zal indien dit niet mogelijk is een andere oplossing zoeken. De geprognosticeerde bijdragen vanuit de corporaties en de sectoren zijn voorlopig.
50 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
9
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Organisatie en communicatie 9.1
Organisatie startfase 1: regiem intentieovereenkomst
Tijdens de startfase (regiem intentieovereenkomst) wordt in bestuurlijk opzicht gewerkt met een stuurgroep, die vergezeld gaat van een tweetal overleggroepen. Eén en ander zoals hierna weergegeven:
Figuur 8: Projectorganisatie vóór ondertekening van het convenant
Bestuurlijke structuur De stuurgroep bestaat uit de samenwerkende overheden en kent de volgende samenstelling: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
mw. R. Pot (voorzitter) dhr. E. Groot (vice – voorzitter) dhr. J. Bonnema (secretaris) dhr. P. de Bruyne (provincie Groningen, gedeputeerde) per gemeente portefeuillehouder wonen per gemeente portefeuillehouder voorzieningen dhr. H. Hanssen (ambtelijk vertegenwoordiger provincie Groningen) dhr. C. Weusthuis (externe procesmanager) mw. A. Kiewiet (administratieve ondersteuning, notuliste)
Het (bestuurlijk) overleg met de corporaties enerzijds en de sectoren anderzijds (incl. de corporatiesector) vindt plaats in een tweetal overleggroepen. Deze beide overleggroepen hebben een adviserende stem in de richting van de stuurgroep. In de intentieovereenkomst wordt afgesproken dat partijen overeenstemming willen bereiken over een convenant waarin onder andere de beoogde projectorgansiatie voor de visievorming is vastgelegd. (zie paragraaf 9.2)
51 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
De overleggroep intersectoraal vindt plaats in de vorm van intersectorale werkbijeenkomsten en conferenties. (zie aanpaknotitie bijlage 4) Zonodig wordt incidenteel aanvullend overleg gevoerd. De samenstelling van de overleggroep “wonen” is als volgt: 1. dhr. E. Groot (voorzitter) 2. mw. A. Kiewiet (administratieve ondersteuning, notuliste) 3. dhr. P. de Bruijne (gedeputeerde provincie Groningen) 4. per gemeente portefeuillehouder wonen 5. bestuurlijke vertegenwoordigers van de corporaties 6. dhr. Weusthuis (externe procesmanager) 7. dhr. van der Schaar (kwartiermaker namens de corporaties) De overleggroep “wonen” heeft een specifieke taak gericht op de samenwerking tussen overheden en corporaties gericht op de woningmarkt. Gelet op het bijzondere en omvangrijke karakter van deze opgave is – in ieder geval voorlopig – een apart overlegplatform gewenst. Ambtelijke structuur Onder de stuurgroep ressorteert de projectgroep “wonen en voorzieningen”. Deze bestaat uit ambtelijke vertegenwoordigers van de samenwerkende overheden. Onder de projectgroep ressorteren een aantal werkgroepen gericht op de uitvoering van deelopdrachten. De samenstelling van de projectgroep “wonen en voorzieningen” is als volgt: 1. dhr. Weusthuis (voorzitter: extern procesmanager) 2. per gemeente ambtelijk vertegenwoordiger voorzieningen 3. per gemeente ambtelijk vertegenwoordiger wonen 4. dhr. Hanssen (provincie Groningen) 5. mw. A. Kiewiet (administratieve ondersteuning) 6. dhr. R. Brink (extern communicatieadviseur (agendalid)) 7. dhr. D. van Dal (Rijk (agendalid)) De centrale taak van de projectgroep is het (laten) uitvoeren van de activiteiten in fase 1: startfase. Daartoe heeft de projectgroep een drietal werkgroepen ingesteld. De samenstelling van de werkgroep “leefbaarheidmonitor is als volgt: 1. Mw. L. van Eijk (projectleider CMO Groningen) 2. per gemeente ambtelijk vertegenwoordiger 3. per sector een vertegenwoordiger 4. provincie Groningen De samenstelling van de werkgroep “gebiedsinventarisatie” is als volgt: 1. dhr. R. van Vliet (projectleider RUG) 2. per gemeente ambtelijk vertegenwoordiger 3. per sector een vertegenwoordiger 4. provincie Groningen
52 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
De samenstelling voor de werkgroep communicatie en participatie is als volgt: 1. dhr. R. Brink (extern communicatieadviseur) 2. communicatiefunctionarissen gemeenten 3. communicatiefunctionaris provincie De samenstelling voor de werkgroep van het experiment “krimpplanning” cq. de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan moet nog worden ingevuld. Dit onderdeel wordt extern aanbesteed. Kwartiermakers Tot de ondertekening van het convenant functioneert naast de projectgroep een groep van kwartiermakers. Deze groep heeft als taak in opdracht van de verschillende sectoren de intersectorale samenwerking bij de visievorming voor te bereiden en te komen tot een convenant c.a. De groep van kwartiermakers bestaat uit: 1. dhr. C. Weusthuis (voorzitter: extern procesmanager) 2. dhr. R. Bosscher (vanuit de projectgroep cq. de gemeenten) 3. dhr. J. van der Schaar (namens de corporaties) 4. dhr. W. Pattje (namens de sector zorg en welzijn) 5. dhr. D. Hendrikse (namens de sector onderwijs) 6. dhr. A. Oosterhof (MKB Noord, detailhandel) 7. dhr. R. van Vliet (projectleider gebiedsinventarisatie) 8. dhr. E. Zuidema (Rijksexperiment krimpplanning) 9. dhr. R. Brink (extern communicatie adviseur) 10. mw. A. Kiewiet (administratieve ondersteuning) Begeleidingsgroep experiment “krimpplanning” Ten behoeve van het experiment (ruimtelijke) planningsmethodiek in krimpregio‟s is een ambtelijke begeleidingsgroep vanuit (de ministeries in) Den Haag vastgesteld. De commissie is overigens niet in figuur 8 aangegeven. Deelnemers in de begeleidingsgroep zijn: SEV Ministerie Ministerie Ministerie Ministerie CPP IPO
BZK VROM WWI LNV
dhr. L. de Boer/dhr. R. Kreeft (voorzitter) dhr. W. Segers dhr. G. Borgman dhr. J. van Dam mw. I. Lemmens mw. M. van den Esschert nog in te vullen
53 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Per deelnemer wordt door het Rijk de volgende inzet voorzien: BZK: o Inzet expertise in begeleidingscommissie o Bijdrage aan financiering gebiedsinventarisatie twv €15.000,Centrum Publieksparticipatie: o Inzet expertise van CPP-adviseur. LNV: o Inzet expertise o Verkenning mogelijkheid inzet expertise en capaciteit derde partijen WWI: o WWI zal de SEV opdracht verlenen om de experimenthouder te begeleiden bij het aanscherpen van de vraagstelling, afbakening en fasering van het krimpexperiment. o De SEV zal vervolgens de experimenthouder begeleiden tijdens de uitvoering van het experiment. o De SEV zal zorg dragen voor tussentijdse evaluatie en eindevaluatie van het experiment. o De SEV zal experimenten met vergelijkbare vraagstukken clusteren zodat zij in samenhang ontwikkeld kunnen worden. De SEV zal clusterbijeenkomsten organiseren om zo kennis tussen de verschillende experimenten uit te wisselen. o De SEV krijgt – indien nodig - de mogelijkheid om via „impulsteams‟ externe expertise in te schakelen voor de experimenten. o Indien nodig bestaat er de mogelijkheid tot inzet van expertise vanuit WWI. IPO: Inzet expertise.
9.2
Organisatie fase 2 t/m 4: regiem convenant
Na afronding van fase 1 voorzien partijen de ondertekening van een convenant. Na ondertekening wordt een (bestuurlijke) samenwerkingsstructuur voorzien die uitgaat van een breed samengestelde stuurgroep. Eén en ander zoals in onderstaande figuur weergegeven:
54 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Figuur 9: Projectorganisatie nà ondertekening convenant
Ná ondertekening van het convenant – zo is nu het voornemen – wijzigt de samenwerkingsstructuur: 1.
2. 3.
De stuurgroep wordt intersectoraal van samenstelling a. relevante delegaties vanuit de sectoren nemen zitting in de stuurgroep. (N.B.: De ambtelijke voorbereiding van de stuurgroep vindt plaats in de projectgroep en de bestuurlijke voorbereiding van de stuurgroep vindt plaats in de achterbanoverleggen cq. de regiegroep overheden.) b. de sectoren sport en cultuur zijn indirect vertegenwoordigd via de verantwoordelijke wethouders van de lokale overheden. Zij organiseren waar nodig achterbanoverleg met representanten uit deze sectoren. De overleggroep wonen blijft zonodig functioneren De overleggroep van kwartiermakers komt te vervallen
In de stuurgroep vindt (voorlopige) besluitvorming plaats op basis van belangenbehartiging en gemeenschappelijkheid. In de intentieovereenkomst en het convenant bepalen partijen welke formele beslissingsbevoegdheden worden gedelegeerd naar de stuurgroep. Niet gedelegeerde beslissingsbevoegdheden blijven qualitate qua achter bij de overheden cq. de partijen binnen de sectoren. De ambtelijke werkorganisatie moet in latere instantie nog verder vorm krijgen.
55 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
9.3
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
Communicatie 9.3.1 Boodschap
Qua boodschap kiezen we niet voor de negatieve insteek: er is krimp en dat moeten we oplossen. We kiezen voor een positieve benadering: "Hier hebben we de ruimte." Of: "Beter wonen met minder mensen". Of "Beter leven met minder mensen". Er is een demografische ontwikkeling gaande, en daar moeten we op inspelen. Daarbij gaan we uit van de kracht van de dorpen en de wijken. We gaan ons met elkaar afvragen: Wat willen we versterken, wat willen we behouden en wat zijn de kansen voor de leefbaarheid? Verder gebruiken we in plaats van het woord transformatiestrategieën naar buiten toe het woord scenario's. Mensen hebben bij dit woord een beter beeld van wat de bedoeling is. 9.3.2 Afzender De afzender van de communicatie is de gemeente. Wel moeten we communiceren dat het gaat om een regionale samenwerking. De term Eemsdelta willen we hierbij niet gebruiken. Gebleken is dat deze naam geassocieerd wordt met het bedrijfsleven, en met name de grote industrie. De term "de DEAL-gemeenten" is ingeburgerd, en geeft ook weer dat elke gemeente naast de samenwerking ook een eigen autonomie behoudt. 9.3.3 Terugkoppeling Bij participatie is het van essentieel belang om terug te koppelen wat er met de resultaten gebeurt. Dit gebeurt na elke fase via de projectwebsite en via een digitale nieuwsbrief. Met communicatiemiddelen die (sommige) dorpen en wijken zelf gebruiken kan hierop extra aandacht gevestigd worden. Daarnaast vindt terugkoppeling plaats via de communicatiekanalen die de gemeenten en de provincie tot hun beschikking hebben (zie ook de paragraaf over Middelen). In het geval van de bijeenkomsten voor de klankbordgroep en de sectoren zullen verslagen worden gestuurd aan de deelnemers. Bij de vervolgbijeenkomst moet aandacht zijn voor de terugkoppeling van wat er met de resultaten van de vorige keer is gedaan. Verder moet worden afgesproken dat de vertegenwoordigers van de partijen in klankbordgroep en de initiatiefgroep terugkoppelen naar hun eigen achterban. Op het moment dat het bestuur de keuze moet gaan maken, zal er in elke gemeente een informatieavond georganiseerd worden voor inwo-
56 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
ners, waar de beoogde keuze wordt toegelicht, en waar men ook kan reageren. 9.3.4 Middelen Om te communiceren met de inwoners kunnen we gebruik maken van de volgende middelen: de website www.hierhebbenwederuimte.nl gemeentelijke/provinciale websites dorps/wijk websites dorps/wijk kranten gemeentelijke/provinciale informatiepagina's persberichten/persconferenties aanplakborden in het dorp regionale tv/radio middelen van „intermediairs‟ zoals uitgaven van sectoren etc sociale media zoals LinkedIn, Hyves, Facebook, etc. Hierin wordt een keuze gemaakt. De communicatie binnen de sectoren is een verantwoordelijkheid van de projectleiders. Hiervoor verstrekken wij hen een toolkit, met daarin richtlijnen hoe zij dit kunnen aanpakken, de middelen die zij hierbij kunnen inzetten en een overzicht van contactpersonen. Over de communicatie met de pers moeten goede afspraken onderling worden gemaakt met de gemeenten onderling en de provincie. Het is van belang dat er niet verschillende boodschappen worden gecommuniceerd, en dat er sprake is van één woordvoering vanuit de overheden, waarbij duidelijk is dat alle partijen hier achter staan. 9.3.5 Doelgroepen We onderscheiden de volgende doelgroepen: Bestuurders Collegeleden van de vier gemeenten en de provincie Raadsleden van de vier gemeenten Statenleden van de provincie Ambtenaren van de vier gemeenten Inwoners Inwoners (rechtstreeks en via dorpsverenigingen) Maatschappelijk middenveld Instellingen en organisaties uit de sectoren wonen, zorg&welzijn, onderwijs (primair en voortgezet), en sport & cultuur. Woningcorporaties Bedrijven (detailhandel)
57 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
9.3.6 Krachtenveldanalyse Het is belangrijk dat de projectleider van elke sector een eigen krachtenveldanalyse maakt. En dat deze analyse ook afhankelijk van de fase waarin het project verkeert, steeds wordt bijgesteld. De belangen kunnen immers gaandeweg het project kantelen. Op deze plek geven we per doelgroep aan welke belangen er kunnen spelen. Bestuurders Besturen hebben behoefte aan behoud van de autonomie van de afzonderlijke gemeenten. Krimp speelt in de ene gemeente meer dan in de andere gemeente. Dit kan van invloed zijn op de besluitvorming. Negatieve beeldvorming van buiten kan van invloed zijn op het besluitvormingsproces van de bestuurders. De mate van bewustwording van de problematiek kan verschillen tussen de colleges en de raden. Bestuurders hebben belang bij draagvlak voor besluiten. Inwoners Negatieve beeldvorming van buiten kan van (negatieve) invloed zijn op de bewustwording en het draagvlak voor een regionaal woon- en leefbaarheidsplan. Er zal van sommige inwoners altijd weerstand zijn tegen verandering, men wil graag behouden wat er is. Men wil graag als serieuze gesprekspartner gezien worden worden en horen wat er met zijn/haar inbreng is gedaan en waarom. De Vereniging Groninger Dorpen (VGD) heeft een eigen achterban en belang. Niet elk dorp of wijk heeft een vereniging en niet alle verenigingen zijn aangesloten bij de VGD. Ook zal niet elke inwoner zich vertegenwoordigd voelen door de VGD. Vanwege verschillende belangen kan het in een aantal gevallen nuttig zijn om jongeren en ouderen verschillend te benaderen. Dit wordt per situatie en fase bekeken. Sectoren Negatieve beeldvorming van buiten kan van invloed zijn op het besluitvormingsproces van de sectoren. Bestaansrecht is belangrijk voor de sectoren, men zal voor het eigen bestaansrecht opkomen, maar het is ook belangrijk dat men inziet dat men met samenwerken dit bestaansrecht kan behouden. Win wins vinden is aantrekkelijker dan elkaar beconcurreren. Sectoren zijn redelijk autonoom ten opzichte van de overheid. 9.3.7 Organisatie De participatie en communicatie wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de werkgroep Participatie en Communicatie, die bestaat uit communicatiemedewerkers van de gemeente en de provincie en de pro-
58 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
jectleiders. Binnen de werkgroep is één adviseur eindverantwoordelijk. Deze zit bij de overleggen van de projectgroep en de stuurgroep. Elke communicatieadviseur is verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan in de eigen gemeente. De (voorbereiding van de) perswoordvoering vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de adviseur van de provincie. De Projectgroep en Stuurgroep Woon- en Leefbaarheidplan zorgen voor de ambtelijke en bestuurlijke besluitvorming. De communicatie werkgroep legt voortgangsrapportages en besluitrijpe voorstellen voor aan beide groepen. Binnen de capaciteit van de gemeenten is geen ruimte voor de uitvoering van het plan. Daarom is hiervoor een extern ingehuurde centrale communicatiemedewerker voor het project nodig. Deze persoon zorgt voor de interne communicatie, de afstemming met gemeentelijke en provinciale communicatie, de afstemming met deelprojectleiders en centrale projectleiding, de externe communicatie, de organisatie van de participatie avonden, de verslaglegging, het beheer van de website en de digitale nieuwsbrief 9.3.8 Risico’s en beheersmaatregelen Het gaat om een krimpregio die bestaat uit vier gemeenten met een groot aantal bestuurders. Het is daarom van belang dat alle bestuurders dezelfde boodschap naar buiten brengen. Bovendien moeten zij allemaal open staan voor de inbreng van de participanten, bereid zijn hier iets mee te doen en dit toe te lichten. Om beide risico's te beheersen wordt een van de communicatiemedewerkers van de gemeenten hiervoor verantwoordelijk gemaakt. Deze adviseur wordt afgevaardigd naar de stuurgroep. Op de agenda van de stuurgroep wordt participatie/communicatie toegevoegd als vast agendapunt. Er worden geen wijk/dorpsatlassen gemaakt voor hele kleine gehuchtjes. Het gevaar bestaat dat de inwoners hiervan buiten de boot vallen, of zich niet betrokken voelen. Hier moet tijdens het participatietraject aandacht voor zijn. De Vereniging Groninger Dorpen speelt een adviserende rol. Hierbij moeten we ons ervan bewust zijn dat niet alle dorpen en/of wijken een vereniging hebben, en dat niet alle verenigingen die er zijn, ook zijn aangesloten bij de VGD. Het is een traject waarbij heel veel partijen betrokken zijn. Het risico bestaat dat deze partijen afzonderlijk van elkaar over het traject gaan communiceren, en dat daarbij niet dezelfde boodschap wordt gebracht. Om dit te voorkomen moeten hierover onderling afspraken gemaakt worden. Om iedereen op weg te helpen en om de communicatie zoveel
59 van 60
PLAN VAN AANPAK WOON- EN LEEFBAARHEIDPLAN REGIO
EEMSDELTA | DEFINITIEF | MEI 2011
mogelijk eenduidig te laten zijn kunnen we een comunicatietoolkit ontwikkelen en beschikbaar stellen. De gemeente Appingedam heeft geen formatie voor communicatie. Dit plan gaat er wel vanuit dat er bij elke gemeente een communicatieadviseur is die betrokken is bij de uitvoering van het plan. Dit moet bij de gemeente Appingedam onder de aandacht worden gebracht.
60 van 60
Bijlage 1 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta
Eisen/wensen woon- en leefbaarheidsplan 0.
Inleiding
In de paragrafen hierna wordt geïnventariseerd aan welke eisen het woon- en leefbaarheidplan moet voldoen en welke andere resultaten nog moeten worden bereikt. Daarbij spelen de volgende documenten een belangrijke rol: 1. Bestuursakkoord regio Eemsdelta (voorjaar 2008) 2. Pact regio Eemsdelta (september 2009) 3. IAB (Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling, nov. 2009) 4. Rapportage Groningen TopTeam Krimp a. ( Krimp als structureel probleem (nov. 2009)) 5. Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling (april 2010) 6. Provinciaal omgevingsplan (POP) In al deze documenten staan eisen en wensen ten aanzien van het woon- en leefbaarheidplan. Deze staan hieronder samengevat. Daarnaast zal voor het Woon- en Leefbaarheidplan rekening gehouden worden met de subsidieregels zoals die opgenomen zijn in ISV/3 en PLG/LEADER. 1.
Bestuursakkoord en Pact regio Eemsdelta
Conform de beschrijving in het Bestuursakkoord bevat het regionaal beleid wonen en voorzieningen de volgende drie onderdelen: 1. Gemeenschappelijk woningmarktbeleid 2. Gemeenschappelijke visie toekomstige voorzieningenstructuur 3. Regionale woningmarktmonitor Deze drie onderdelen vormen dan ook de hoofdmoot van de inhoud van het regionale woon- en leefbaarheidplan. In het bestuursakkoord en in het Pact regio Eemsdelta is een nadere uitwerking gegeven van de drie onderdelen, die kan worden gezien als een pakket van eisen en wensen voor de inhoud van het woon- en leefbaarheidplan. De eisen en wensen uit het Bestuursakkoord en het Pact staan hieronder samengevat (tabel 1). a . Gemeenschappelijk woningmarktbeleid Bestuursakkoord Opstellen van een vernieuwd en gemeenschappelijk woningmarktbeleid dat een adequaat antwoord biedt op de verwachte demografische ontwikkelingen (kwaliteitsslag maken). Verkenning van de kansen voor nieuwe woon-, werk- en recreatiemilieus. Pact regio Eemsdelta De huidige woningbouwplannen worden per gemeente in kwalitatief opzicht zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de transformatieprogramma s zoals opgenomen in het Pact. Gemeenten maken prestatieafspraken met de corporaties over een aanvullend sloop/nieuwbouw programma. Voor de sociale huursector stelt elke gemeente in samenwerking met de corporaties een kwalitatieve beoordeling op van de woontechnische staat van de huidige huurwoningvoorraad. Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie wordt de aanvullende kwaliteitsopgave in de huursector gedefinieerd.
Bijlage 1 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta Voor de goedkope koopsector stelt elke gemeente een kwalitatieve beoordeling op van de woontechnische staat van de huidige goedkope koopwoningvoorraad. Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie wordt de aanvullende kwaliteitsopgave in de goedkope koopsector gedefinieerd. b. Gemeenschappelijke visie toekomstige voorzieningenstructuur Bestuursakkoord Ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie voor de toekomstige voorzieningenstructuur, zoals multifunctionele centra, kleinschalige woon-zorg combinaties, ontmoetingsplekken in kleine kernen en van aanbodgericht naar vraaggericht maatwerk. Pact regio Eemsdelta Algemeen Partijen brengen gezamenlijk de bovengemeentelijke voorzieningenstructuur in beeld, waarbij afspraken worden gemaakt over de regionale voorzieningenstructuur van deze bovengemeentelijke voorzieningen. Elk van de gemeenten brengt de gemeentelijke voorzieningen in beeld en bepaalt de voorzieningenstructuur voor de gemeentelijke voorzieningen. Zorg en welzijn Partijen stellen een masterplan WWZ op, zoals reeds overeengekomen in het Convenant WWZ regio s Noord- en Oost-Groningen. Dit masterplan maakt onderdeel uit van het woon- en leefbaarheidplan. Onderwijs Partijen willen samenwerken met het onderwijsveld om de kwaliteit en het aanbod van jeugd- en onderwijsvoorzieningen in stand te houden. Sport en cultuur Partijen willen zich herbezinnen op de toekomstige voorzieningenstructuur voor sport en cultuur in de regio. Detailhandel Elk van de gemeenten inventariseert de huidige plannen voor detailhandel en zal zich inspannen om de plannen voor de detailhandel zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de hoofdlijnen van het regionaal beleid. c. Regionale woningmarktmonitor Bestuursakkoord Regionale afstemming van de woningbouwopgave inclusief het opzetten van een periodieke regionale woningmarktmonitor om beleid en praktijk in voldoende mate bij elkaar te houden. Pact regio Eemsdelta Gemeenten kiezen voor een jaarlijks uit te voeren monitor van bevolkingsontwikkeling en kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte Tabel 1: Eisen en wensen woon- en leefbaarheidplan uit Be stuursakkoord en Pact regio Eemsdelta
Bijlage 1 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta
2.
Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling
Tegelijkertijd met het Pact zag het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling Krimpen met Kwaliteit (nov. 2009) het levenslicht. In dit Actieplan geven Rijk, VNG en IPO richting aan een gezamenlijke aanpak van bevolkingsdaling in Nederland. Onderdeel van het Actieplan (IAB) is een actieprogramma voor de korte en lange termijn. De aanpak van bevolkingsdaling in de drie krimpregio s begint zo schrijft het Actieplan - met het vaststellen van regionale actieplannen bevolkingsdaling. Het te ontwikkelen woon- en leefbaarheidplan voor de regio moet worden gezien als regionale actieplan dat in het IAB wordt bedoeld. In het korte termijn actieprogramma van het IAB zijn een aantal actiepunten/eisen geformuleerd voor het regionale woon- en leefbaarheidplan. Deze eisen richten zich op wonen en onderwijs. Hieronder staan ze samengevat (tabel 2). Wonen Partijen geven uitvoering aan het Pact regio Eemsdelta. Het woon- en leefbaarheidplan bevat een uitvoeringsprogramma van het Pact regio Eemsdelta. Voor de krimpregio noord-oost Groningen wordt een MKBA herstructurering woningvoorraad uitgevoerd. Er wordt een MKBA uitgevoerd op de herstructureringsparagraaf uit het Pact. De kennisinstelling SEV initieert in de drie krimpregio s experimenten. Er worden in de Eemsdelta regio een tweetal experimenten uitgevoerd. (zie bijlagen 1 en 2) Onderwijs De drie krimpregio s ontwikkelen samen met VO- en MBO schoolbesturen, buurgemeenten en provincie een lange termijn visie op de ontwikkeling van de regionale economie en de daaruit voortvloeiende behoefte aan (spreiding van) opleidingen/profielen in het VO. De gewenste visie maakt onderdeel uit van het regionale woon- en leefbaarheidplan. Bij wijze van experiment wordt onderzoek uitgevoerd naar de samenwerkingsmogelijkheden voor basisonderwijs en aanpalende waaronder voorschoolse voorzieningen. Dit onderzoek is als experiment ingediend bij het Rijk. De resultaten daarvan worden opgenomen in het woon- en leefbaarheidplan. (zie bijlage 2) Tabel 2: Eisen en wensen woon- en leefbaarheidplan uit IAB
Bijlage 1 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta
3.
TopTeam Krimp: Rapportage voor Groningen
De Minister voor WWI en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben het TopTeam Krimp ingesteld, om onderzoek te doen naar knelpunten en kansen die bevolkingskrimp met zich meebrengt. Begin 2009 heeft het TopTeam haar activiteiten gestart en in november 2009 heeft zij haar rapportage voor de provincie Groningen opgeleverd: Krimp als structureel probleem . Het TopTeam geeft in deze rapportage een aantal aanbevelingen. De aanbevelingen die eisen en/of wensen bevatten voor de inhoud van het woon- en leefbaarheidplan staan hieronder samengevat (tabel 3). Wonen Bevorder en versterk het doorontwikkelen en uitvoeren van regionale woonplannen en transformatieplannen. Het woon- en leefbaarheidplan bevat het regionale woonplan cq. het regionale transformatieplan. Ontwikkel op basis van deze plannen een financieel arrangement: een Transitiefonds Wonen . Het woon- en leefbaarheidplan bevat een kostenraming en een voorstel voor financiering. Maak in een bestuursovereenkomst nadere afspraken over uitvoering van de plannen. Partijen zullen een bestuursovereenkomst aangaan met betrekking tot het woon- en leefbaarheidplan. Verken welke mogelijkheden er zijn om solidariteitsafspraken te maken tussen enerzijds corporaties in een groeikern en anderzijds corporaties in de omliggende krimpregio s. Samen met de corporaties worden deze mogelijkheden in kaart gebracht en opgenomen in (de financiële paragraaf van) het woon- en leefbaarheidplan. Onderwijs Stel een financiële raming op van de gevolgen van bevolkingsdaling voor het primair en voortgezet onderwijs. Een dergelijke raming wordt opgesteld en opgenomen in het woon- en leefbaarheidplan. Ontwikkel een gezamenlijk toekomstperspectief voor het waarborgen van de kwaliteit en bereikbaarheid van onderwijs. Kies voor kwaliteit. Dit is essentieel voor economische structuurversterking van de regio. Deze visie op onderwijs maakt onderdeel uit van het woon- en leefbaarheidplan. Verken de mogelijkheden van leerlingenvervoer. De mogelijkheden voor leerlingenvervoer maken onderdeel uit van de visie op het onderwijs Zorg en Welzijn Formuleer een visie op de voorzieningenstructuur voor zorg en welzijn (welke voorzieningen, schaalniveau en termijn), rekening houdend met de demografische ontwikkelingen. Het op te stellen masterplan WWZ, dat onderdeel uitmaakt van het woon- en leefbaarheidplan, bevat deze visie op zorg en welzijn. Tabel 3: Eisen en wensen woon- en leefbaarheidplan TopTeam Krimp
Bijlage 1 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta
5.
Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling
De provincie Groningen is momenteel bezig met de afronding van het Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling. In dit Actieplan wordt het regionale woon- en leefbaarheidsplan omschreven als basis voor een integrale strategie, uitgewerkt in praktische programma s en projecten voor de gebieden waar sprake is van krimp. Het doel van het regionale plan wordt als volgt beschreven: 1. waarborgen van de leefbaarheid van de woon- en leefomgeving in stedelijk en landelijk gebied, ook in de situatie van bevolkings- en huishoudendaling; 2. inspelen op de veranderende balans tussen bevolkingsomvang en samenstelling en functies als wonen, werkgelegenheid, voorzieningen en mobiliteit; 3. ontwikkelen van een nieuwe balans op de lange termijn en optimalisering van de samenhang van functies binnen de provinciale en regionale structuren. Inhoudelijk wordt verwezen naar het Provinciaal Omgevings Plan (POP) waarin met name het aspect wonen is beschreven. (zie hierna paragraaf 2.3.5) Vanwege de leefbaarheidsopgaven in de krimpgebieden en de doelstellingen van het Rijksbeleidskader ISV vraagt die inhoud een verbreding vooral op het punt van de leefbaarheid. De provincie biedt gemeenten een handreiking aan over de gewenste inhoud van het Regionale woon- en leefbaarheidsplan. Deze handreiking is een hulpmiddel, nadrukkelijk géén toetsingskader.
Bijlage 1 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta
6.
Provinciaal omgevingsplan (POP)
Het POP Groningen eist dat het woon- en leefbaarheidplan aangeeft hoe gemeenten binnen een regio in samenwerking met woningcorporaties en andere partijen willen omgaan met mogelijkheden voor: Wonen o Voortzetting van de transformatie in de sociale huursector. o Nieuw te bouwen en te slopen woningen op regionaal en gemeentelijk niveau, zowel in aantallen als in kwaliteit, rekening houdend met: a) bevolkingsprognoses, ontwikkeling van huishoudens en woningbehoefte b) wensen van de consument over soorten en typen woningen (bijvoorbeeld terugbouwen in lagere dichtheden) c) het grote aanbod aan woningbouwcapaciteit in bestemmingsplannen, waarbij leegstand, verpaupering en stagnatie van de transformatie van de woningvoorraad wordt voorkomen d) versnelling van de woningbouwproductie, door nauwkeurig te bekijken op welke manier en in welk tempo de transformatie van de bestaande woningvoorraad dient plaats te vinden in de vorm van vervangende nieuwbouw o Verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving. o Concentratie van de woningbouw in bestaande stedelijke centra in de betreffende regio (Eemsdelta: Appingedam/ Delfzijl en Oost-Groningen: Veendam, Stadskanaal, Winschoten), onder andere in relatie tot de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen alsmede op beperkte schaal in dorpen middels inbreiding. o Transformatie van de goedkope koopsector, ter voorkoming van (een verdere toename van) overaanbod in deze sector en de daarmee samenhangende ongunstige prijsontwikkeling van de bestaande koopwoningen en een steeds verder gaande stagnatie van de nieuwbouw. a n de r e t h e m a s o Thema s zoals welzijn en zorg, ruimtelijke kwaliteit, energiebesparing, veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. o Monitoring van de kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkeling van de woningbouw.
Volgens het POP moet de inhoud van het woon- en leefbaarheidsplan deels worden bekrachtigd in een convenant.
Bijlage 2 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta
Ge bie dsin ve n t a r isa t ie Ee m sde lt a Naar een Woon- en Leefbaarheidatlas voor de Eemsdelta
Bijlage 2 bij het Plan van Aanpak voor het Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta
Auteur:
Weusthuis/FRW
Status: Opdrachtgever: Projectnummer:
concept Gemeenten Eemsdelta
Groningen, 20 juli 2010
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
1 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
Inhoud Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
1
1
De opgave
3
2
Project aanpak
6
2.1
Inleiding
6
2.2
Statistische inventarisatie
7
2.2.1
Demografische kerngegevens
8
2.2.2
Woningvoorraad en woonmilieu
8
2.2.3
Voorzieningen en economie
8
2.2.4
Sociaal-maatschappelijke infrastructuur
9
2.3
Opstellen en vullen ruimtelijke database
9
2.4
Van data naar informatie: integratie van gegevens en ruimtelijke analyse.
9
2.5
Wijk- en dorpsanalyse
10
2.6
Overleg bewonersorganisaties
10
2.7
Woon- en leefbaarheidatlas Eemsdelta
11
3
Projectplanning en organisatie
12
4
Kostenraming
15
Bijlage 1: Te inventariseren gegevens
16
Bijlage 2: Invulformulier
18
Bijlage 3: Woonkernen betrokken bij de gebiedsinventarisatie
20
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
2 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
1
20 juli 2010
De opgave Het Eemsdeltagebied is een unieke regio in Nederland. Van alle regio s in Nederland heeft dit gebied de langste ervaring met bevolkingsdaling. In die zin is het een pioniersregio, waarbij vragen rond de gevolgen van bevolkingsdaling opkomen die elders in Nederland (nog) niet gesteld worden. Deze ervaring met bevolkingsdaling leidt ook tot de conclusie dat de werkelijke opgave niet geformuleerd moet worden in termen van bevolkingsgroei of -krimp, maar dat het uiteindelijk gaat om een goed woon- en leefklimaat. Het plan van aanpak waar dit voorstel voor een gebiedsinventarisatie deel van uitmaakt richt zich daarom ook op het vergroten van de kwaliteit van de woon- en leefbaarheid in de regio. Die leefbaarheid staat onder druk, mede door de bevolkingsdaling, en het is ook duidelijk dat hier een zware verantwoordelijkheid rust op gemeenten, provincie, maar ook op corporaties, zorgverstrekkers en andere partijen om verantwoorde beslissingen naar de toekomst te nemen. Die beslissingen kunnen echter niet van bovenaf worden opgelegd. Het gaat uiteindelijk om de bewoners van dorpen en wijken, en hun visie telt zwaar. De in dit plan voorgestelde gebiedsinventarisatie heeft daarom als belangrijk doel om bewustwording en meningsvorming bij bewoners van de regio te stimuleren. Nadenken over de toekomstige woonsituatie en het leefklimaat in het Eemsdeltagebied moet gebaseerd zijn op een goed inzicht in de ontwikkelingen en processen uit het (recente) verleden, het heden en de toekomst. Een belangrijk doel van dit plan van aanpak is dan ook om een solide gegevensbasis te creëren voor dit doel. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat die ontwikkelingen en processen zich afspelen op een heel laag ruimtelijk schaalniveau. De leefbaarheid wordt bepaald door de eigen leefomgeving: de woning, de directe omgeving van het dorp en de wijk. Het ene dorp is het andere niet. Wat goed werkt in het ene dorp hoeft helemaal geen oplossing te zijn voor een ander dorp. Beleid voor de toekomst moet gebaseerd zijn op maatwerk, en de inventarisatie moet hierbij aansluiten. Dat betekent dat het standaard regionale niveau van de gemeente waarop veel gegevens beschikbaar zijn, nog te groot is voor ons doel. Gelukkig is er ook al wel veel verzameld op een lager schaalniveau van kernen, buurten of postcodes waarvan in dit project gebruik gemaakt kan worden. In dit project worden verschillende typen gegevens in een ruimtelijke database aan elkaar gekoppeld, om zodoende per kern of buurt een zo volledig mogelijk beeld van de demografische, sociaaleconomische en ruimtelijke ontwikkelingen te verkrijgen. De ruimtelijke database is de basis voor een te ontwikkelen woon- en leefbaarheidatlas die de belangrijkste ontwikkelingen die van belang zijn voor elk dorp of wijk op inzichtelijke wijze presenteert. Deze is de basis voor de gesprekken met bewoners van dorpen en wijken. Wat vinden bewoners van deze ontwikkelingen? Hoe ervaren zij hun woon- en leefomgeving? Wat vinden zij sterke en zwakke aspecten van hun woon- en leefomgeving, en welke mogelijkheden en problemen zien zij naar de toekomst? Mogelijk zal gebruik gemaakt worden van een maptable en webviewer voor de communicatie met de inwoners en beleidsmakers. Dit zijn digitale presentatietechnieken die deelnemers uitnodigen te spelen met de gegevens van hun eigen omgeving die zijn opgenomen in de database. Daarnaast is het de bedoeling dat er een speciale website voor het project wordt opgezet. Deze website kan worden gebruikt om de voortgang van het werken
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
3 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
aan de woon- en leefbaarheidatlas te presenteren. Bovendien krijgt de website een interactief karakter. Hij kan ook worden gebruikt voor het verzamelen van gegevens en voor onderlinge communicatie. Via de bibliotheek van de website kunnen alle relevante documenten worden ingezien en gedownload. De te ontwikkelen projectwebsite maakt onderdeel uit van het communicatieplan behorende bij het Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta. Ook beleidsmedewerkers, betrokken bij het woon- en leefbaarheidplan, hebben baat bij een geïntegreerde database van het gebied. De informatievoorziening naar deze groep is een tweede doel van de te ontwikkelen database. Een derde doel van de gebiedsinventarisatie heeft te maken met de te ontwikkelen gebiedsmonitor (zie verderop). Het bepalen van wat relevante gegevens zijn voor de gebiedsinventarisatie is nog geen eenvoudige zaak. De gegevens die we in de gebiedsinventarisatie willen opnemen zijn afgeleid van ervaringen met wijken dorpsvernieuwingsoperaties in de provincie Groningen en Friesland. In de bijlage is een inventarisatie opgenomen van de gegevens die we in dit kader willen verzamelen voor het opstellen van de woon- en leefbaarheidatlas. Deze lijst kan nog worden aangevuld met indicatoren die nodig zijn voor het vullen van de leefbaarheidmonitor. De hier voorgestelde gebiedsinventarisatie verzamelt zowel harde als zachte gegevens. De harde gegevens bevatten cijfermatig materiaal per dorp en wijk over de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4.
Demografische gegevens: bevolkingsstructuur en ontwikkeling Sociaal-maatschappelijke kenmerken Woningmarkt en kwaliteit woonomgeving Voorzieningen: school, zorg, detailhandel, sport, verkeer en vervoer
Daarnaast zijn ook zachte gegevens van belang. Dit heeft betrekking op meningen van bewoners over woon- en leefomgeving. Er zijn een aantal bewonersonderzoeken uitgevoerd die hiervoor van belang kunnen zijn. Genoemd kunnen worden: Onderzoek Wonen en Voorzieningen Eemsdelta door Companen Diverse leefbaarheidmonitoren die landelijk zijn ontwikkeld.
bureau
De vorm waarin de informatie bij elkaar gebracht wordt, is een geïntegreerd ruimtelijke database (geografisch informatie systeem GIS), waarbij bevolking, wonen, voorzieningen, en andere ruimtelijke informatie bij elkaar komen. Deze database is de basis voor de op te stellen woon- en leefbaarheidatlas. Deze atlas bestaat uit de volgende onderdelen: Compacte presentatie in kaartjes, tabellen, en grafieken van de belangrijkste statistische gegevens per dorp/buurt Beoordeling sociaal-maatschappelijke problematiek Beoordeling woon- en leefkwaliteit door dorps/wijkbewoners Sterkte zwakte analyse per dorp/buurt De bestaande plannen of visies per dorp of wijk, gemeentelijke plannen en de eigen plannen van dorps of wijkverenigingen.
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
4 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
De database omvat het integrale gebied. De wijk en dorpsatlassen worden gemaakt voor alle dorpen en voor alle wijken van de grotere woonkernen. Het project kent de volgende processtappen:
Inventarisatie gegevens
Ruimtelijke database
Analyse
Woon- en leefbaarheidatlas
Overleg bewoners
In het kader van de gebiedsinventarisatie worden dorp- en wijkatlassen vervaardigd, in ieder geval voor de dorpen en woonkernen die betrokken waren bij het Companen onderzoek dat in 2008/2009 is uitgevoerd, zie onderstaande kaart. Bij dat onderzoek zijn enkele kleinere dorpen niet apart onderscheiden, die zullen bij deze gebiedsinventarisatie wel aandacht krijgen. Daarnaast komt er een atlas per wijk, over de te hanteren wijkindeling vindt nog overleg plaats met de betreffende gemeenten. In bijlage 3 is een inventarisatie opgenomen van de wijken en dorpen waarvoor een atlas zal worden vervaardigd.
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
5 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
2
20 juli 2010
Project aanpak 2.1
Inleiding
De faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de RU Groningen fungeert als hoofdaannemer voor de gebiedsinventarisatie Eemsdelta, de onderaannemers zijn Weusthuis Associatie (projectleiding en coördinatie) en het CMO (Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen). Voor het aanleveren van gegevens wordt een beroep gedaan op alle partijen, die voor het project relevante gegevens verzamelen, zoals de gemeenten, provincie, CBS, GEON, Kadaster, Companen, VGD. Daarnaast vinden per sector inventarisaties plaats van relevante gegevens. Medewerking is gevraagd van onderwijsinstellingen, woningbouwcorporaties, zorg en welzijnsinstellingen, ondernemersorganisaties, organisaties op het gebied van sport en recreatie. Deze sectoren zullen zelf aangeven welke gegevens zij relevant achten om op te nemen in de database. Bij de projectaanpak worden 5 stappen onderscheiden: Statistische inventarisatie Opstellen ruimtelijke database Analyse per dorp of wijk Opstellen wijk en dorpsatlassen Overleg met bewonersorganisaties Voor dit project wordt de volgende gefaseerde aanpak voorgesteld: Stap pen 1.
2. 3.
4. 5.
Activiteiten Inventarisatie statistische gegevens
partij Demografische kerngegevens Woningvoorraad en woonmilieu Voorzieningen en economie
FRW FRW- WEU FRW- WEU
Sociaal- maatschappelijke infrastructuur, leefbaarheid Opstellen en vullen ruimtelijke database Analyse: van data naar informatie. I nt egrat ie v an gegevens en ruim t elij ke analy se dorp/wijk Woon- en leefbaarheidatlas: Kaarten, grafieken, tabellen, rapportage Overleg met gemeenten en bewonersorganisaties per gebiedscombinatie van dorpen en wijken.
CMO, FRW FRW
per
FRW, CMO
WEU,
WEU, FRW WEU, FRW, sam en m et VDG en gemeenten
We bespreken de verschillende stappen hier achtereenvolgens.
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
6 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
De aanpak van het opstellen, het vullen en de planning van de ruimtelijke database is als volgt: 1.
2.
3.
4.
5. 6. 7.
voorbereiding (augustus) a. contact leggen met de belangrijkste partners en databronnen (augustus) b. opstellen functioneel ontwerp database ( augustus) c. interne workshop gericht op mogelijke vragen, die database met bewerkingen moet kunnen beantwoorden (september) Vullen van database ( september oktober) a. Afhankelijk van prioriteit n.a.v. workshop, eerst demografie, daarna kwalitatieve gegevens b. Verwerken sectorale gegevens c. Ontwikkelen diverse vormen van visualisatie (eventueel webviewer) d. Workshop gericht op tussen resultaten (begin oktober) Uitvoeren analyse (september november): welke verbanden zijn cruciaal voor het beantwoorden van de vragen in de atlassen a. Patronen, trends b. Toekomstverkenning c. Planologische verkenning presentatie: vormgeving van gegevens en analyse (novemberdecember) a. Vaststellen format atlas b. Leveren aan CMO relevante gegevens voor leefbaarheidmonitor Opleveren database en atlas (januari 2011) Overleg met bewonersorganisaties (februari/maart 2011) Definitief vaststellen woon- en leefbaarheidatlas (april 2011)
Bij deze planning van werkzaamheden is uitgegaan van opdrachtverlening in juli 2010. Deze gebiedsinventarisatie heeft ook betekenis voor de te ontwikkelen leefbaarheidmonitor voor de Eemsdelta. Een belangrijk deel van de gegevens die in het kader van de gebiedsinventarisatie worden verzameld zullen ook worden opgenomen in de door CMO te ontwikkelen leefbaarheidmonitor. De gebiedsinventarisatie zal worden gebruikt als 0-meting van de monitor. Door de directe betrokkenheid van CMO bij deze gebiedsinventarisatie vindt afstemming plaats met de op te stellen leefbaarheidmonitor.
2.2
Statistische inventarisatie
Zoals hierboven is aangegeven, is het doel van de te ontwikkelen database drieërlei: 1. de basis voor de woon- en leefbaarheidatlas; 2. de basis voor beleid; 3. als onderdeel van de nulmeting van de nieuw te ontwikkelen leefbaarheidmonitor. Bijgevoegd is een inventarisatie van statistische gegevens die per dorp/wijk verzameld moeten worden voor het opstellen van de woon- en leefbaarheidatlas. De gegevens worden op een zo laag mogelijk schaalniveau verzameld. De benodigde gegevens zijn in principe via CBS of gemeente te verkrijgen.
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
7 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
-
-
-
20 juli 2010
Omvang en samenstelling van de bevolking, de bevolkingsgroei, verhuisbewegingen, verhuisgeneigdheid, de sociale samenhang, betrokkenheid bij dorp of buurt, verenigingsleven, de beoordeling van de kwaliteit van het sociale en fysieke woon- en leefmilieu; Omvang en samenstelling van de woningvoorraad, de bouwkundige kwaliteit, verhuurbaarheid, verkoopbaarheid, energieverbruik, woonvraag, beoordeling kwaliteit woningvoorraad, leegstand, nieuwbouwplannen, mutatiegraad, leegstand, aanbiedings/weigeringsgraad, instroom- en vertrekmotieven; Het voorzieningenniveau: basis onderwijs, winkels, buurt/dorpshuis, gezondheidszorg, sport en recreatievoorzieningen, openbaarvervoer.
De specifieke randvoorwaarden voor het aanleveren en accepteren van data is beschreven in de bijlage 2.
2.2.1 Demografische kerngegevens De kern van de inventarisatie bestaat uit de ontwikkeling van een ruimtelijke database met demografische gegevens. Dit is een database op laag ruimtelijk schaalniveau met daarin de kerndemografische gegevens. Het ruimtelijk schaalniveau is dat van kernen/buurten en wijken en/of 6 posities postcodes (keuze afhankelijk van type data en mogelijke analyses). -
Stand van de bevolking: leeftijd, sekse, afkomst Loop van de bevolking: geboorte, sterfte, vestiging, vertrek, immigratie en emigratie Aantal en samenstelling huishoudens Vestiging en vertrek naar herkomst en bestemming
De meeste informatie komt van het CBS, die op dit terrein al veel onderzoek hebben gedaan op laag ruimtelijk schaalniveau. Niettemin zijn ook nog een aantal tabellen op maat nodig, die ook bij het CBS kunnen worden besteld. Voor het gebruik van gemeentelijke gegevens zal een privacy verklaring worden opgesteld.
2.2.2 Woningvoorraad en woonmilieu Voor beleidsontwikkeling op het gebied van krimp is het van groot belang inzicht te hebben in de woningvoorraad en het woonmilieu. Gegevens over omvang en samenstelling van de voorraad worden verzameld door het CBS. De kwaliteit van de voorraad wordt door de corporaties verzameld als het gaat om huurwoningen en via een apart onderzoek naar het goedkope eigenwoningbezit. Daarnaast zijn ook gegevens mbt de WOZ-waarde, leegstand en verkooptijd (resp. gemeente en kadaster) relevant. Ook woonmilieu kenmerken worden geïnventariseerd: woningdichtheid, groen per woning, sport- en speelvoorzieningen, autobezit en parkeergelegenheid, beheer openbare ruimte en milieukwaliteit.
2.2.3 Voorzieningen en economie Onder deze categorie vindt een inventarisatie plaats van het voorzieningenniveau per dorp of wijk: scholen, winkels, medische voorzieningen,
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
8 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
culturele voorzieningen, dienstverlenende bedrijven en werkgelegenheid. Ook hier geldt dat al heel veel verzameld is en beschikbaar via gemeente, provincie, of beschikbaar gemaakt kan worden. Van praktisch belang is dat alle gegevens middels een specifiek format aangeleverd worden, zodat de integratie in de database mogelijk is (zie bijlage 2). Onderdeel van de gebiedsinventarisatie vormt een toekomstanalyse van de regionale detailhandelsstructuur. Geen volwaardig DPO, maar wel een analyse van de verwachte toekomstige balans tussen vraag en aanbod op het gebied van detailhandel. Voor welke winkelvoorziening is in de toekomst voldoende draagvlak en welke winkels komen door de krimpende markt onder druk te staan.
2.2.4 Sociaal-maatschappelijke infrastructuur De eerder genoemde categorieën demografie, woningen en voorzieningen beslaan de harde objectieve kanten van de woon- en leefomgeving. De meningen van bewoners vormen een belangrijke kwalitatieve toevoeging aan deze gegevens. Dat betreft zaken als leefbaarheid, welbevinden, sociale cohesie, leefstijlen en dergelijke. Daartoe zal gebruik worden gemaakt van extern verricht onderzoek Onderstaande tabel geeft een overzicht van deze aanvullende en al aanwezige - gegevensbronnen. Partijen Companen CMO Groningen Diverse (o.a. VROM) GEON Kadaster
2.3
Project onderzoek Regionaal woonwensen onderzoek Leefbaarheidmonitor Leefbaarheidmonitoren Intermediair geodata gemeenten Wijkmonitor op maat
Opstellen en vullen ruimtelijke database
Nadat de inventarisatie van statistische gegevens heeft plaatsgevonden kan de ruimtelijke database worden gevuld. De database levert gegevens op elk gewenst schaalniveau, dat kan zijn per buurt, dorp, wijk, woonkern, gemeente, maar het kan ook per grid van 500x500 m of per zespositie postcodes. De database bevat naast specifieke gegevens per dorp of wijk ook de voor het Woon- en Leefbaarheidplan relevante gegevens, zoals de sectorale gegevens van de woningvoorraad, maatschappelijke voorzieningen, zorgwelzijnsvoorzieningen, sport en recreatie, onderwijs en dergelijke. Daarmee kunnen dus ook analyses op het regionale schaalniveau worden uitgevoerd.
2.4
Van data naar informatie: integratie van gegevens en ruimtelijke analyse.
De combinatie van verschillende soorten gegevens in een database levert niet zonder meer extra informatie op. De verschillende gegevensbronnen zullen op een intelligente wijze aan elkaar gekoppeld en geïntegreerd moeten worden om een goed beeld te vormen van de sociaal-ruimtelijke structuur en dynamiek in
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
9 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
de regio, en in elk van de dorpen. Vragen als: hoeveel huishoudens met kinderen wonen er in een straal van 3 kilometer rond deze schoolvoorziening, of: welke verhuismotieven en omgevingswaardering zijn kenmerkend voor gebieden met een relatief grote verhuisgeneigdheid, vergen specifieke combinaties van bronnen, en een specifiek ontwerp van het ruimtelijke informatiesysteem om zinvolle antwoorden te genereren. De gekozen GIS architectuur moet het mogelijk maken om op inzichtelijke wijze, en met gebruik van de nieuwste technieken deze informatie in beeld te brengen. Om dit mogelijk te maken moet een analyse plaatsvinden van enerzijds de informatiebehoefte uit het systeem, en anderzijds de mogelijkheden die de combinaties van de verschillende databronnen opleveren. Dit vormt een integraal onderdeel van de opzet van het ruimtelijke informatiesysteem enerzijds, en van de op te zetten woon- en leefbaarheidatlas anderzijds.
2.5
Wijk- en dorpsanalyse
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de verzamelde statistische gegevens zal per dorp of buurt een integrale analyse worden toegepast. Daarbij wordt tevens een analyse van beleidsnota s en van bestaande dorps- en wijkvernieuwingsplannen, structuurvisies etc betrokken. De gemeentelijke dorps/wijkvisies worden via de gemeenten geïnventariseerd en opgenomen in de atlas. De VDG is verantwoordelijk voor het inventariseren van de Dorpsvisies die door de dorpen zelf zijn ontwikkeld. De concept wijk- en dorpsanalyses zullen allereerst met de verschillende gemeenten worden besproken. De projectgroep Woon- en Leefbaarheidplan is daarvoor het eerste aanspreekpunt.
2.6
Overleg bewonersorganisaties
De geïnventariseerde gegevens en de uitgevoerde analyses zullen vervolgens aan de bewonersorganisaties worden voorgelegd. De benadering van de dorpen zal in samenwerking met de Vereniging Groninger Dorpen en de verschillende gemeentelijke gebiedsregisseurs of contactpersonen plaatsvinden. In de gesprekken met bewonersorganisaties zullen vragen aan de orde komen als: klopt de uitgevoerde analyse, welke conclusies trekken de bewonersorganisaties, hoe ervaren de bewoners de krimpontwikkeling, welke voorstellen hebben de dorpen of wijken voor de toekomstige ontwikkeling etc. De gesprekken zullen zoveel mogelijk per bewonersorganisatie worden gevoerd, daarbij wordt uitgegaan van combinaties van dorpen c.q. wijken. Clusters van 3 of 4 dichtbij elkaar gelegen dorpen c.q. wijken worden uitgenodigd voor een bespreking van de onderzoeksresultaten. Daarbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij al bestaande overlegstructuren. De resultaten van de gevoerde gesprekken zullen worden verwerkt en betrokken bij de op te stellen wijk- en dorpsatlassen. Doelstelling van de gesprekken met bewoners in de dorpen en wijken is: Toetsen van verzamelde data naar beleving van bewoners. Op basis van de respons van de bewoners worden de atlassen nog aangepast. Bewustwording van bewoners van belangrijkste maatschappelijke trends Ontwikkelen inzicht in regionale context waarin de ontwikkelingen van het eigen dorp of de eigen wijk geplaatst moeten worden
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
10 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
Waar mogelijk wordt in de presentatie naar de bewoners toe gebruik gemaakt van een Maptable (innovatieve vorm van datapresentatie op digitale kaart). Daarnaast zal de te ontwikkelen projectwebsite een belangrijke rol spelen in de communicatie met bewonersorganisaties. De genoemde gesprekken met bewonersorganisaties en de te ontwikkelen website maken onderdeel uit van het communicatieplan van het Plan van Aanpak van het Woon- en Leefbaarheidplan.
2.7
Woon- en leefbaarheidatlas Eemsdelta
Het eindresultaat van dit project zal zijn het opstellen van een woon- en leefbaarheidatlas voor de regio Eemsdelta. Naast een regionale analyse komen in de atlas compacte presentaties per dorp of wijk van de meest relevante statistische gegevens en de uitgevoerde analyses. Het doel van deze atlas is om op een overzichtelijke en innovatieve wijze inzicht te geven aan bewoners in de voor het dorp / de wijk belangrijke ruimtelijk- demografische, sociale en economische ontwikkelingen en processen. Het eindproduct van de atlas bestaat per dorp of wijk uit de volgende elementen: Kaarten die ruimtelijke patronen en processen in de tijd in en rond het dorp/de wijk inzichtelijk maken. Grafieken en tabellen met de belangrijkste cijfers op een rijtje Een tekst die de verschillende elementen met elkaar integreert en interpreteert Een beschrijving van bestaande dorps- of wijkplannen. Het resultaat van de gevoerde gesprekken met de bewonersorganisaties. De voorlopige hoofdstukindeling van de woon- en leefbaarheidatlas Eemsdelta ziet er als volgt uit: 1. Kr im ppr oble m a t ie k Ee m sde lt a in e e n gr ot e r ve r band: vergelijking met andere krimpregio s in binnen en buitenland. Wat kunnen we leren van de krimp aanpak die elders is uitgevoerd, wat waren de effecten, welke conclusies kunnen worden getrokken. 2. An a lyse on t w ik k e lin ge n r e gio Ee m sde lt a : inventarisatie en analyse op regionaal niveau. Bevolkingsontwikkeling, woningvoorraad analyse, voorzieningen, leefbaarheidmonitor (0 meting). Veel kaarten en grafieken met bijbehorende analyse en conclusies. 3. D or ps e n w ij k a t la sse n : analyse van de belangrijkste gegevens en ontwikkelingen per dorp en per wijk, inclusief een sterkte zwakte analyse. Kaarten, tekeningen, grafieken, overzichten per dorp en wijk, met bijbehorende analyse. De analyse en de beschrijving geschieden volgens den vast stramien. De wijk- en dorpsatlassen kunnen ook los worden verspreid en besproken.
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
11 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
3
20 juli 2010
Projectplanning en organisatie De verschillende stappen in het project zijn in onderstaand schema in de tijd gezet en tevens is vermeld welke organisatie verantwoordelijk is voor de betreffende stap en hoe groot de tijdsinzet zal zijn. stap pen
Activiteit
organisaties
Tijdsinzet
1a.
Inventarisatie gegevens
FRW
100
1b.
Inventarisatie Woningvoorraad en woonmilieu Inventarisatie voorzieningen en economie
FRW-WEU
150
FRW-WEU-CMO
200
1d.
Inventarisatie sociaalmaatschappelijke infrastructuur
CMO
150
2.
Opstellen en vullen ruimtelijke database
FRW
100
3.
Van data naar informatie: Integratie van gegevens ruimtelijke analyse. Dorp- en wijkanalyse
FRW WEU, CMO
400
1c.
5. 6.
7.
demografische
en
Woon- en leefbaarheidatlas: kaarten, grafieken, tabellen, rapportage Overleg met bewonersorganisaties Per gebiedscombinatie van dorpen en per woonkern/stad Projectleiding en coördinatie Projectadministratie
WEU, CMO
FRW,
300
WEU, samen met VDG
250
WEU/FRW
200
Totaal uren
1850
Voor de uitvoering van het project is een projectteam samengesteld dat bestaat uit de volgende personen: Rob van Vliet (Weusthuis Associatie): projectleider namens RUG/FRW Kim van Dam (RUG/FRW): inhoudelijke coördinatie, analyse en rapportage Marien de Bakker (RUG/CRIG): inventarisatie en analyse gegevens en vullen database Jochem Dijkstra (Weusthuis en Partners): analyse en rapportage Lucienne van Eijk en Carola Simon (CMO): gegevens inventarisatie en analyse. Het projectteam wordt vanuit de RUG/FRW begeleid door prof. Dr. L. van Wissen.
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
12 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
De Projectgroep Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta zal fungeren als begeleidingsgroep voor de gebiedsinventarisatie en de op te stellen wijk- en dorpsatlassen. De projectgroep ontvangt per fase een voortgangsrapportage en zal ca. 5 keer bij elkaar komen. Projectplanning: stap
Activiteit
1a.
Inventarisatie demografische gegevens
1b.
Inventarisatie Woningvoorraad en woonmilieu
1c.
Inventarisatie voorzieningen economie
aug
okt
nov
dec
jan
febr
mrt
en
1d.
Inventarisatie sociaalmaatsch infrastructuur
2.
Opstellen en vullen ruimtelijke database
3.
Ruimtelijke wijkdorpsanalyse
5.
Woonen leefbaarheidatlas, overleg gemeenten en sectoren Overleg met bewonersorganisaties
6.
sep
en
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
13 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
De taakverdeling tussen de verschillende betrokken organisaties ziet er als volgt uit: Partijen 1
FRW
Verantwoordelijkheden -
2
Weusthuis
-
3
CMO
-
4
GEON
5
VDG
6 7
CAB Companen
-
8 9 10
Kadaster CBS Corporaties, ondernemersorganis aties, onderwijs-, zorg- en welzijninstellingen, sportverenigingen
-
Projectleiding en coördinatie (door Weusthuis Associatie) projectadministratie Hoofdaannemer inventarisatie Opdrachtgever partners Financiële administratie inventarisatie gegevens voor database vullen database analyse gegevens produceren kaarten, grafieken, tabellen atlas per dorp/wijk bijdrage aan gesprekken met bewonersorganisaties projectleiding namens RUG/FRW relatie verzorgen met totaal aanpak Woon- en Leefbaarheidplan intermediair met andere partijen in planningsproces bijdrage analyse, o.a. toekomst detailhandel organiseren gesprekken met bewoners begeleidende teksten dorp en wijkatlas Advisering inhoud database in relatie tot te ontwikkelen monitor Bijdrage aan analyse Aanleveren gegevens voorzieningen (zie bijlage) intermediair naar gemeenten advisering database inventarisatie dorpsvisies begeleiden gesprekken met bewonersorganisaties dorpen Toeleveren gegevens bedreigd bestaan Aanleveren basisgegevens Onderzoek Wonen en Voorzieningen Aanleveren wijkmonitor Aanleveren ruimtelijk demografische gegevens Aanleveren sectorale gegevens
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
14 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
4
20 juli 2010
Kostenraming De kostenraming voor het uitvoeren werkzaamheden ziet er als volgt uit:
van
de
hiervoor
beschreven
stap pen
Activiteit
Geraamde kosten
Betrokken organisatie
1a.
Inventarisatie demografische gegevens
7.500
FRW
1b.
Inventarisatie Woningvoorraad en woonmilieu Inventarisatie voorzieningen en economie
10.000
FRW, Weu
17.500
FRW, Weu, CMO
Inventarisatie sociaalmaatschappelijke infrastructuur Opstellen en vullen ruimtelijke database
12.500
CMO, FRW
7.500
FRW
Van data naar informatie: Integratie van gegevens en ruimtelijke analyse. Dorp- en wijkanalyse Woon- en leefbaarheidatlas: kaarten, grafieken, tabellen, rapportage Overleg met bewonersorganisaties Per gebiedscombinatie van dorpen en per woonkern/stad Projectleiding/coördinatie Projectadministratie
30.000
FRW, Weu, CMO
20.000
Weu, FRW, VGD
Pm (via communica -tie budget)
Weu, FRW, VGD
20.000 5.000
Weu/FRW (v. Vliet)
Aankopen gegevens en onvoorzien
20.000
1c. 1d. 2. 3.
5. 6.
7. 8. Totaal
1 5 0.000
Kosten ex btw
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
15 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
Bijlage 1: Te inventariseren gegevens Gegevens
Bevolking Bevolkingsomvang Bevolkingssamenstelling Man/vrouw Leeftijd Burgerlijke staat Gezinsgrootte en -samenstelling Autochtoon/allochtoon Bevolkingsontwikkeling Ontwikkeling per periode van 5 jaar (1990-2010) Geboorte en sterfte per periode van 5 jaar (1990-2010) Vestiging en vertrek per periode van 5 jaar (1990-2010) Bevolkingsprognose 2020, 2030 (per gemeente) Sociaal-maatschappelijke bevolkingskenmerken Leefstijl
Per dorp/ buurt /post code
bron
Wie verantwoordelijk
x x x x x x x
CBS CBS CBS CBS CBS CBS CBS
RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW
x
CBS
RUG/FRW
x
CBS
RUG/FRW
x
CBS
RUG/FRW
x
CBS/ABF
RUG/FRW
x
RUG/FRW
Inkomen/sociaaleconomische positie Gezondheid Veiligheid (objectief/subjectief) Sociale vitaliteit, sociale cohesie, betrokkenheid bij dorp/buurt/stad Verenigingsleven: aantal verenigingen, type verenigingen, aantal leden, indicatie betrokkenheid bij verenigingsleven. Woningen en woonomgeving Omvang voorraad Samenstelling voorraad Huur/koop Woningoppervlak Aantal kamers WOZ-waarde woningen Bouwkundige staat corporatiebezit
x x x x
Motivaction CAB en Companen CBS GGD, RIVM div VROM, etc
x
gemeente
CMO
x x x x x x x
RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW WEU
Bouwkundige staat goedkope particuliere voorraad Mutatiegraad huur en koopwoningen
x
GEON GEON GEON GEON GEON GEON Corporaties onderzoek
x
Corporaties
RUG/FRW
Welbevinden, leefbaarheid
x
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
CMO RUG/FRW CMO CMO CMO
WEU
16 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
Gegevens
Per dorp/ buurt /post code
bron
Vestiging- en vertrekmotieven Marktimpressie makelaars Investeringen in de woningvoorraad Leegstand Te koop staand en hoelang te koop Omgeving woningdichtheid Oppervlakte groen per woning Autobezit Kwaliteit openbare ruimte, beheersituatie Milieu aspecten (geluid, geur, fijnstof) Voorzieningen en economie Basisscholen Voortgezet onderwijs Peuter- en kinderopvang Winkels (omvang en kwaliteit)
x x x x x
, CBS onderzoek onderzoek GEON GEON kadaster
WEU WEU RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW
x x x x x
CBS gemeente CBS gemeente gemeente
RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW RUG/FRW
x x x x
CMO CMO CMO RUG/FRW
Culturele voorzieningen Sport, recreatie, vrijetijd Medisch, welzijn en gezondheidszorg Openbaarvervoer Economie Werkgelegenheid Bedrijven, ondernemers
x x x x
gemeente gemeente Kids to be Locatus en DPO gemeente gemeente gemeente OV-bureau
x x
CBS CBS
RUG/FRW RUG/FRW
RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
Wie verantwoordelijk
WEU WEU CMO RUG/FRW
17 van 19
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
Bijlage 2: Invulformulier Invulformulier datalevering derden t.b.v. Inventarisatie Eemsregio in te vullen dataleverancier
GEGEVENS DATALEVERANCIER
door
organisatie: naam: datum levering: in te vullen door dataleverancier voldoet data aan criteria (ja/nee)? opmerking
RANDVOORWAARDEN DATALEVERING
Criteria digitaal vs analoog
Format
locatie aanduiding
acceptatiewa arde digitaal spreadsheet, database, shapefile, csv
verplicht
Opmerking evt hardcopy
inclusief
locatie is: unieke naam van geografisch object (naam dorp, kern, straat, postcode) of coördinaten (X,Y)
METADATA
Criteria titel dataset
acceptatie waarde verplicht
temporele dekking datum publicatie
verplicht facultatief
algemene beschrijving herkomst
verplicht
Opmerking naam van de dataset dit element bevat de periode waarop de data betrekking heeft (jaartal)
in te vullen door dataleverancier voldoet data aan criteria (ja/nee)? opmerking
databron en eventueel uitgevoerde bewerkingen (bv aggregatie indicator uit meerdere datasets)
18 van 19 RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
Toepassingsschaal
verplicht
(gebruiks)beperkinge n
verplicht
20 juli 2010
met de toepassingsschaal wordt de beoogde schaal bedoeld waarop het bestand waarheidsgetrouw gebruikt mag worden (bv 1:10:000, of gemeente-/wijk-/buurtniveau) dit element bevat restricties voor toegang en gebruik van de dataset. Als er geen beperkingen zijn dient men de tekst geen beperking op te nemen.
Vragen? of hulp nodig bij het invullen? Neem dan contact op met Elena Uibel (
[email protected] of tel: 050363 3912)
19 van 19 RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
Bijlage 3: Woonkernen betrokken bij de gebiedsinventarisatie (voorlopige inventarisatie) gemeenten Appingedam
kernen Appingedam
Delfzijl
Delfzijl
Eemsmond
Loppersum
buurten Opwierde Oling Centrum Noord-oost Noord-west Tuikwerd West Centrum Farmsum
Bierum Godlinze Holwierde Krewerd? Losdorp? Meedhuizen Spijk Termunten Wagenborgen Woldendorp Uithuizen Uithuizermeeden Warffum Usquert Roodeschool Kantens Oosteinde? ZandeweerDoodstil Oudeschip? Oosternieland Rottum? Stitswerd? Oldenzijl ? Eppenhuizen Loppersum Middelstum Eenum ? Garrelsweer Garsthuizen Huizinge Leermens Oosterwijtwerd? Stedum Westeremden Westerwijtwerd Wirdum t Zandt Zeerijp Zijldijk
commentaar
Met Nansum
Met Termuntenzijl
Samen met Eppenhuizen
Samen met Zijldijk
Samen met en Doodstil
Zandeweer
Met Toornwerd
Samen met Middelstum
Met Oosternieland samen
20 van 19 RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
Gebiedsinventarisatie Eemsdelta
20 juli 2010
21 van 19 RUG/FRW, Weusthuis Associatie, CMO
Bijlage 3 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta
Beschikbare sectorale inventarisaties 0.
Inleiding
Onderscheiden worden de volgende sectoren: 1. wonen a. wonen, zorg en welzijn 2. zorg en welzijn 3. onderwijs a. primair onderwijs b. voortgezet onderwijs 4. detailhandel 5. sport en cultuur In elk van de sectoren zijn de afgelopen jaren relevante inventarisaties uitgevoerd. Deze inventarisaties kunnen worden gebruikt als opstap naar de gewenste sectorale inventarisatie. Hierna worden per sector de beschikbare inventarisatie weergegeven. 1.
Wonen (excl. WWZ-sector)
Bestaande situatie In het kader van 0-meting voor de regionale woningmarktmonitor wordt de huidige sociale huurwoningvoorraad en de goedkope koopwoningvoorraad (< € 150.000,-) kwantitatief en kwalitatief in kaart gebracht. Het resterende deel van de voorraad wordt niet nader geïnventariseerd. Plannen In het najaar van 2008 is een inventarisatie van regionale woningbouwplannen uitgevoerd (provincie/gemeenten/Weusthuis). Deze inventarisatie is goed bruikbaar en kan met beperkte inspanning worden geactualiseerd. De corporaties hebben gezamenlijk een externe opdracht uitgezet om al hun woningbouwplannen in de de regio in beeld te brengen. Deze inventarisatie wordt uiteindelijk onderdeel van de planinventarisatie woningbouw. 1a.
Wonen, Zorg en Welzijn
Bestaande situatie In de inventarisatierapportages (Companen, november 2007) van de pilot “Wonen met Zorg in het landelijk gebied van Noord en Oost Groningen” is voor elke gemeente in de Eemsdeltaregio per wijk of (cluster van) dorp(en) het “Wonen met Zorg”–aanbod in beeld gebracht en op kaart gezet. Tevens is - gelet op de demografische ontwikkelingen in de regio - de toekomstige vraag naar WWZ-woningen in beeld gebracht. Van daaruit is per gemeente de transformatieopgave in de huidige woningmarkt bepaald, zodat in de toekomst een goede match tussen vraag en aanbod kan ontstaan. In het kader van ditzelfde project is vervolgens de monitor “Wonen met zorg landelijk gebied” opgesteld. De eerste monitor over de periode 2008 - 2009, verscheen in 2009 (Projectburo WWZ, 2009). Afgesproken is het - relatief eenvoudige - monitoringssysteem jaarlijks te actualiseren in het eerste kwartaal van elk jaar. Elke gemeente voert haar eigen monitor uit. Tot dusver
Bijlage 3 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta voerde het projectburo WWZ van de Regio Centraal Groningen (RCG) de regionale monitoring uit voor de gemeenten in Noord- en Oost Groningen, maar dit projectburo is inmiddels opgeheven. In 2008 is een inventarisatie uitgevoerd die als basis (0-meting) heeft gediend voor de eerste monitor. Deze inventarisatie heeft per gemeente een compleet beeld opgeleverd van het woningaanbod in de sociale huursector dat geschikt is voor de zorgdoelgroep en de te realiseren bouwplannen. Aanvullend zijn er voor een aantal gemeenten (met name Delfzijl) gegevens beschikbaar over vraag en aanbod van 0-treden woningen in de koopmarkt. Ook deze gegevens zijn opgenomen in de jaarlijkse monitor. Met behulp van deze gegevens is de bestaande situatie in beeld gebracht. Samen met de corporaties wordt een actualisatie uitgevoerd. Plannen Als onderdeel van de inventarisatie ten behoeve van de monitor hebben alle vier gemeenten - in samenspraak met de corporaties – het totaal aan woningbouwplannen voor de WWZ-sector in beeld gebracht. De totaaltellingen zijn opgenomen in de monitor. De achterliggende inventarisaties zijn beschikbaar. 2.
Zorg en Welzijn
Bestaande situatie In de inventarisatierapportages (Companen, november 2007) van de pilot “Wonen met Zorg in het landelijk gebied” is voor elk van de vier gemeenten in de Eemsdeltaregio in beeld gebracht hoe per wijk, dorp of cluster van dorpen het Wonen met Zorg voorzieningenaanbod is opgebouwd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen breng- en haal-diensten. De haaldiensten zijn per wijk, dorp of cluster van dorpen in beeld gebracht en op kaart gezet. In samenwerking tussen corporaties en zorgpartijen moet worden bezien of een aanvullende inventarisatie van het huidige “zorgvastgoed” noodzakelijk is. Plannen Op basis van de voorziene demografische ontwikkelingen per wijk, dorp of cluster van dorpen is in de inventarisatierapportages een indruk gegeven van de toereikendheid van het voorzieningenniveau. Concrete plannen zijn niet geïnventariseerd, maar indicatief ontstaat een beeld van de toekomstige overschotten en tekorten. Deze beelden kunnen worden gehanteerd als achtergrond bij het formuleren van een visie op de toekomstige structuur van zorg- en welzijnsvoorzieningen in de regio. In samenwerking tussen corporaties en zorgpartijen moet worden bezien of een aanvullende inventarisatie van de huidige plannen voor nieuw of te renoveren “zorgvastgoed” moet worden uitgevoerd. Het Zorg Innovatie Forum (ZIF) is bezig met het uitvoeren van een showcase “Zorg voor Toekomst”. Deze showcase is gericht op een duurzaam betere aanpak van ketenzorg in Oost-Groningen en heeft ook betrekking op de Eemsdelta.
Bijlage 3 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta
3. 3a.
Onderwijs Primair onderwijs
Bestaande situatie Momenteel loopt het onderzoek “samenwerking onderwijsinstellingen, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Noord Groningen”. Een belangrijk deel van het inventariserende werk is binnen de kaders van dit project reeds uitgevoerd en vastgelegd in o.a. een regiokaart. Tevens loopt het project “Scholen van het Noorderland”. De kwaliteit van schoolgebouwen (70 % van het maatschappelijk vastgoed) laat veel te wensen over. Daarom hebben de drie noordelijke provincies in 2009 gezamenlijk ingezet op een haalbaarheidsstudie om te komen tot een regionaal expertisecentrum voor de scholenbouw, de Stichting Scholen-bouwmeester Noord Nederland. Dit centrum treedt op als een consultatiebureau voor alle schoolbesturen, gemeenten en andere instellingen in het betrokken gebied. Speerpunt voor de stichting Scholenbouwmeester Noord Nederland voor 2010-2012 vormt het programma „Scholen van het Noorderland‟. Hierin staat voor alle 260 scholen in Noord- en Oost-Groningen een duurzame portfoliostrategie op regionale basis. Deze stelt gemeenten in staat een beheersbare voorzieningen-structuur aan te bieden en faciliteert schoolbesturen en andere instellingen bij het verwezenlijken van de beoogde kwaliteit en uitvoering. Plannen In het kader van het IAB (Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling) wordt een experiment gestart in het primair onderwijs (zie verder paragraaf 3.4). Dit experiment integreert het project “samenwerking onderwijsinstellingen, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Noord Groningen” met het toewerken naar een concept voor een geïntegreerde kindvoorziening, waarin verschillende partners samenwerken, namelijk voorschoolse opvang (peuterspeelzalen en gastouders), primair onderwijs, buitenschoolse opvang en zorg. Concreet wordt gewerkt aan een plan voor Garrelsweer/Wirdum/Oosterwijtwerd in de gemeente Loppersum. Tevens wordt toegewerkt naar een sectorale visie voor de toekomst van het primair onderwijs c.a. in onder andere het Eemsdeltagebied. Deze visie sluit aan bij fase 2 in de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan. (zie paragraaf 3.2.2, fase 2a) 3b.
Voortgezet Onderwijs
Bestaande situatie Het bestaande aanbod van vervolgonderwijs moet regionaal in beeld worden gebracht. Plannen De plannen voor sanering of nieuwbouw van vervolgonderwijs moeten in beeld worden gebracht.
Bijlage 3 Woon- en leefbaarheidsplan Regio Eemsdelta 4.
Detailhandel
Bestaande situatie Als onderdeel van de gebiedsinventarisatie wordt in de startfase een verkenning uitgevoerd naar de detailhandel in de regio. Voorzover mogelijk woredt zoveel mogelijk geb ruik gemaakt van de bestaande inventarisaties. Plannen Ook bestaande plannen in de regio voor uitbreiding of sanering van het huidige winkelbestand worden geïnventariseerd in de hiervoor genoemde verkenning. 5.
Sport en cultuur
Bestaande situatie Het bestaande aanbod van sport en cultuurvoorzieningen wordt regionaal in beeld gebracht. Plannen De plannen voor sanering of nieuwbouw van sport - en cultuur voorzieningen worden eveneens in beeld worden gebracht.
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Woon- en Leefbaarheidplan regio Eemsdelta Aanpaknotitie: van intentieovereenkomst naar convenant ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Inleiding Het planproces voor de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan is als volgt geschetst.
Intentieovereenkomst 1.
Startfase: inventarisatie en analyse
Convenant 2. 3. 4.
Visievorming (ontwerp transformatiestrategieën) Besluitvorming (keuze transformatiestrategie) Opstellen woon- en leefbaarheidplan
Ontwikkelingsovereenkomst en prestatieafspraken Figuur 1: Planproces Het regionale woon- en leefbaarheidplan kent de volgende inhoud:
Inhoud regionaal woon- en leefbaarheidplan: Ontwikkelingsvisie op basis van een toekomstbestendige robuuste ruimtelijke structuur, van waaruit samenhangende afspraken kunnen worden gemaakt over: a.
Gemeenschappelijke integrale visie op de woon- en voorzieningenstructuur op basis van onderliggende sectorale visies: i. Woningmarktbeleid: ii. Regionaal krimpplan iii. Regionaal transformatieplan van de woningvoorraad iv. Visie op zorg en welzijn v. Masterplan WWZ vi. Detailhandelstructuurvisie vii. Visie op primair onderwijs (in samenhang met voor-/buitenschoolse voorzieningen) en voortgezet onderwijs viii. Visie/plan sportvoorzieningen ix. Visie/plan cultuurvoorzieningen x. Visie op een toekomstvaste, robuuste ruimtelijke structuur xi. inclusief een financiële raming (zie ook c) b.
Ideeën voor nieuwe woon- werk- en recreatiemilieus
c.
Investerings- en financieringsplan “wonen en voorzieningen” i. Financieel arrangement “Transitiefonds Wonen” * Solidariteitsafspraken tussen groei- en krimpregio’s ii. Investerings-/financieringsplan voorzieningen
Figuur 2: Inhoud woon- en leefbaarheidplan
1
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Intentieovereenkomst De intentieovereenkomst bevat het uiteindelijke voornemen van de individuele deelnemende partijen gezamenlijk te komen tot een regionaal woon- en leefbaarheidplan voor de regio Eemsdelta. Onder het regiem van de intentieovereenkomst streven partijen naar een convenant op basis van onderhavige aanpaknotitie. De intentieovereenkomst verwijst naar de volgende documenten: 1. Het onderhavige plan van aanpak, waarin opgenomen: a. De onderhavige aanpaknotitie: van intentieovereenkomst naar convenant 2. Het Pact van de Regio en het RIGO-rapport 3. Het MKBA 4. Het financieel arrangement (3 x € 14,25 mln; Rijk, provincie en gemeenten) Partijen beogen uiteindelijk een organisatiestructuur met een gezamenlijke stuurgroep. In deze stuurgroep nemen relevante delegaties van de deelnemende sectoren deel. Eén en ander kan grafisch als volgt worden weergegeven.
Figuur 3: Beoogde projectorganisatie ná het convenant Om een dergelijke samenwerking te kunnen bereiken wordt in de startfase – tijdens de werkingsduur van de intentieovereenkomst – gewerkt met een tijdelijke organisatiestructuur als opmaat naar de uiteindelijk gewenste samenwerkingsstructuur.
Figuur 4: Samenwerkingsstructuur vóór het convenant
2
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Op dit moment functioneert er een stuurgroep waarin de deelnemende overheden (gemeenten + provincie) bestuurlijk participeren. Daaronder ressorteert een projectgroep waarin de deelnemende overheden ambtelijk participeren. Onder de projectgroep ressorteren op dit moment een tweetal werkgroepen welke werken aan de gebiedsinventarisatie en de leefbaarheidmonitor. Opdrachten die rond de zomer van 2010 in opdracht van de stuurgroep zijn gestart. Daarnaast is er in de tweede helft van 2010 een aantal keren vergaderd met de overleggroep wonen en de intersectoraal overleg, vooral om de beoogde intersectorale samenwerking op te starten en te komen tot een intentieovereenkomst. Het voorstel is nu om - op weg naar het convenant - over te schakelen op een drietal intersectorale bijeenkomsten die breed van samenstelling zijn. Deze bijeenkomsten staan onder voorzitterschap van Rika Pot (voorzitter stuurgroep, burgemeester gemeente Appingedam). Zie voor een verdere toelichting de volgende paragraaf. Voor de sector wonen functioneert een zelfstandige overleggroep. Deze overleggroep heeft als taak: 1. begeleiding totstandkoming MKBA regio Eemsdelta 2. afstemming Pact van de Regio en RIGO-rapport De overleggroep blijft in stand zolang er specifieke taken zijn voor de sector wonen die een afzonderlijke overleggroep tussen overheden en corporaties legitimeren. De beoogde samenstelling van de overleggroep wonen is: 1. Emme Groot voorzitter (burgemeester gemeente Delfzijl) 2. Pim de Bruijne gedeputeerde provincie Groningen 3. per gemeente portefeuillehouder wonen 4. bestuurlijke vertegenwoordigers van elk van de corporaties 5. Coen Weusthuis (de projectleider) 6. Jan van der Schaar (de kwartiermaker sector wonen) Het voorstel is om de huidige structuur voort te zetten en deze op weg naar het convenant uit te breiden met het zogenaamde “kwartiermakeroverleg”. Dit overleg staat onder leiding van Coen Weusthuis (projectleider i.o.v. de stuurgroep) en in dit overleg nemen de kwartiermakers uit de verschillende sectoren deel: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Projectleider Overheden (gemeenten en provincie) Wonen/corporaties Zorg en welzijn Onderwijs Detailhandel
Coen Weusthuis (voorzitter) René Bosscher (gemeente Delfzijl) Jan van der Schaar Wicher Pattje Dick Hendrikse Auke Oosterhof
Verder nemen deel in het kwartiermakeroverleg: 1. 2. 3. 4.
Rob van Vliet ………………….. Rogier Brink Anita Kiewiet
(projectleider gebiedsinventarisatie) (projectleider Rijksexperiment, nog te selecteren) (communicatieadviseur) (administratieve ondersteuning)
3
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta De kwartiermakers komen elk een nader vorm te geven verantwoordingsstructuur met hun eigen sector overeen. De kwartiermakers treden op als adviseur van hun achterbanoverleg. De kwartiermakergroep is vooral een “denktank” waarin de intersectorale afstemming centraal staat zonder dat er sprake is van belangenbehartiging. De breed georiënteerde kwartiermakergroep richt zich op de inhoudelijke voorbereiding van de intersectorale bijeenkomsten en elk van de kwartiermakers draagt zorg voor de voorbereiding van zijn eigen sector op deze intersectorale bijeenkomsten. Inhoudelijk is het doel gericht op het komen tot een (intersectoraal samengestelde) beleidsagenda en een daarbij behorende kaderbrief. Procesmatig is het doel gericht op het komen tot een convenant waarin de vervolgaanpak is vastgelegd inclusief bijbehorende overlegstructuren en besluitvormingsprocedures, alsmede afspraken over planning en budgettering . De beleidsagenda en de kaderbrief zullen als bijlagen onderdeel uitmaken van het convenant. Kaderbrief De kaderbrief bevat normatieve aanwijzingen voor de visievorming. Deze normatieve aanwijzingen komen voort uit de analyse van de resultaten van de gebiedsinventarisatie (demografie, netto krimp wonen en voorzieningen, omvang transformatieprogramma’s wonen en voorzieningen, robuuste ruimtelijke structuur, e.d.) alsmede uit de eisen en wensen van partijen (abstractienivo van de thema’s, breedte van de inhoudelijke agenda, e.d.)
Ná ondertekening van het convenant – zo is nu het voornemen – wijzigt de samenwerkingsstructuur: 1.
2. 3.
De stuurgroep wordt intersectoraal van samenstelling a. relevante delegaties vanuit de sectoren nemen zitting in de stuurgroep. (N.B.: De ambtelijke voorbereiding van de stuurgroep vindt plaats in de projectgroep en de bestuurlijke voorbereiding van de stuurgroep vindt plaats in de achterbanoverleggen cq. de regiegroep overheden.) b. de sectoren sport en cultuur zijn indirect vertegenwoordigd via de verantwoordelijke wethouders van de lokale overheden. Zij organiseren waar nodig achterbanoverleg met representanten uit deze sectoren. De overleggroep wonen blijft zonodig functioneren De overleggroep van kwartiermakers komt te vervallen
In de stuurgroep vindt (voorlopige) besluitvorming plaats op basis van belangenbehartiging en gemeenschappelijkheid. . In de intentieovereenkomst en het convenant bepalen partijen welke formele beslissingsbevoegdheden worden gedelegeerd naar de stuurgroep. Niet gedelegeerde beslissingsbevoegdheden blijven qualitate qua achter bij de overheden cq. de partijen binnen de sectoren.
4
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Op weg naar het convenant Het convenant is de juridische basis onder de intersectorale samenwerking welke is gericht op de visievorming (fasen 2 t/m 4) in het kader van het regionale woon- en leefbaarheidplan. De afspraken in het convenant betreffen in ieder geval de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4.
Agenda, zoals neergelegd in een kaderbrief Plan van aanpak visievorming en woon- en leefbaarheidplan Planning en budgettering (Bestuurlijke) organisatie en besluitvormingsprocedures
Het convenant ontstaat in de eerste helft van het jaar 2011 en vormt de afronding van de startfase waarin tevens de volgende activiteiten zijn gepland: 1. 2. 3.
Gebiedsinventarisatie (waaronder de sectorale inventarisaties) → Ontwikkeling leefbaarheidmonitor → Rijksexperiment strategisch-ruimtelijke planning in krimpgebieden a. beleidinventarisatie b. ruimtelijke inventarisatie
reeds gestart reeds gestart
De marsroute op weg naar het convenant wordt als volgt voorgesteld:
Buitenlandse reis ?
Figuur 5: Intersectorale samenwerking op weg naar een convenant
5
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Toelichting De intersectorale bijeenkomsten in februari, mei en september zijn breed opgezet. Alle deelnemende partijen binnen de sectoren worden uitgenodigd. Bij de intersectorale werkconferenties zijn relevante delegaties van de deelnemende sectoren uitgenodigd om gezamenlijk te werken aan de totstandkoming van de analysenotitie, de kaderbrief en het convenant. Samenhang gebiedsinventarisatie De gebiedsinventarisatie – waaronder de sectorale inventarisatie – rondt zich af in mei 2011, met het verschijnen van de gebiedsatlas. De concept gebiedsatlas is in concept gereed in maart/april 2011 en dient als onderlegger voor: 1. de intersectorale startbijeenkomst (bij wijze van presentatie of samenvatting) 2. de eerste en tweede werkconferentie (bij wijze van concept atlas) 3. de burgerparticipatie in de regio (de maanden maart en april) Met medeneming van de resultaten van de intersectorale werkconferenties en de bijeenkomsten burgerparticipatie wordt de gebiedsatlas in mei 2011 in haar definitieve vorm afgerond. De samenhang tussen de intersectorale samenwerking en burgerparticipatie is in de volgende paragraaf nader uitgewerkt. Samenhang ontwikkeling leefbaarheidmonitor De ontwikkeling van de Leefbaarheidmonitor is een apart deelproject dat parallel aan de activiteiten zoals in deze aanpaknotitie kan worden uitgevoerd. CMO Groningen voert de projectleiding. Gelet op de nauwe samenhang tussen gebiedsinventarisatie en leefbaarheidmonitor kan de projectleider van de gebiedsinventarisatie in het overleg van de kwartiermakers letten op de relevante afstemmingspunten. Samenhang Rijksexperiment Het Rijksexperiment kent een 3-tal fasen: 1. ontwikkelen van een experimentele methodiek 2. experimenteren met de experimentele methodiek 3. verslaglegging van het experiment Fase 1 van het Rijksexperiment loopt parallel met de startfase welke voorafgaat aan het convenant. Het voorstel is een strategisch-ruimtelijk supervisor aan te stellen die inhoudelijk verantwoordelijk is voor de uitvoering van het gehele experiment en vanuit die rol tegelijkertijd de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan superviseert. Voor de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan zelf wordt na ondertekening van het convenant een offerteuitvraag opgesteld. De supervisor neemt deel aan de bijeenkomsten en de conferenties op weg naar het convenant. De uit te voeren activiteiten cq. de op te leveren resultaten in de startfase zijn: 1. het uitvoeren van een ruimtelijke – en een beleidsinventarisatie (zie pva, paragraaf 2.3) a. in aanvulling op de gebieds- en sectorale inventarisatie 2. het vertalen van de analyseresultaten in opgavenstellende onderwerpen voor de beleidsagenda 3. het ontwikkelen van een experimentele methodiek van ruimtelijk-strategische planning in krimpende regio’s 4. het mede redigeren van een plan van aanpak voor de visievorming en de totstandkoming van het woonen leefbaarheidplan a. op basis van de ontwikkelde experimentele methodiek zoals onder 4. bedoeld De experimentele methodiek vertaalt zich dus naar een concrete aanpaknotitie voor de visievorming en de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan na ondertekening van het convenant. Als zodanig maakt de aanpaknotitie deel uit van het convenant cq. de offerteuitvraag voor (een) te selecteren externe partij(en) die het woon- en leefbaarheidplan gaat(n) opstellen. Deze externe partij(en) word(en)t tijdens de uitvoering van de opdracht door de supervisor gesuperviseerd.
6
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Voor de uitvoering van het experiment is - van Rijkswege - een begeleidingsgroep ingesteld. Deze begeleidingsgroep kent de volgende samenstelling: SEV Ministerie BZK Ministerie VROM Ministerie WWI Ministerie LNV CPP IPO
dhr. R. Kreeft / dhr. L. de Boer (voorzitter) dhr. William Segers dhr. Gijsbert Borgman dhr. Joop van Dam mw. Ineke Lemmens mw. Marijke van den Esschert nog in te vullen
7
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Burgerparticipatie Parallel aan de intersectorale samenwerking loopt een proces gericht op burgerparticipatie. De samenhang tussen de twee processen kan op navolgende wijze worden geïllustreerd.
Figuur 6: Intersectorale samenwerking en burgerparticipatie Het proces van burgerparticipatie wordt uitgevoerd onder leiding van de projectleider gebiedsinventarisatie. De eerste ronde van participatie richt zich op het presenteren en valideren van verzamelde gegevens en het verzamelen van relevante ontbrekende gegevens ten behoeve van de totstandkoming van de gebiedsatlas. De resultaten van de eerste ronde burgerparticipatie worden ingebracht in de tweede intersectorale werkbijeenkomst. De bijeenkomsten met de burgers worden in nauwe samenwerking met de individuele gemeenten georganiseerd. De Vereniging Groninger Dorpen wordt ingezet om de burgers bij te staan in het participatieproces. In concept is inmiddels een communicatieplan geschreven. Na de tweede intersectorale werkbijeenkomst wordt een – nog nader vorm te geven - tweede ronde burgerparticipatie georganiseerd. In deze tweede ronde wordt de concept gebiedsatlas gepresenteerd alsmede de concept kaderbrief. Ook wordt van gedachten gewisseld over de vorm van burgerparticipatie in de fasen van de visievorming. Afspraken daarover kunnen worden opgenomen in het convenant. In het kwartiermakeroverleg participeert een communicatieadviseur, die de opdracht krijgt een samenhangend plan van aanpak te schrijven voor het geheel van geplande bijeenkomsten. Zowel voor de intersectorale bijeenkomsten als de burgerparticipatie. Deze adviseur krijgt ook een belangrijke rol in de organisatie, voorbereiding en uitvoering van de geplande bijeenkomsten.
8
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Planning Januari 2011 Week 1 woensdag 5 januari Week 2 maandag 10 januari woensdag 12 januari donderdag 13 januari vrijdag 14 januari
selectie communicatieadviseur e
1 overleg kwartiermakeroverleg achterbanoverleg zorg en welzijn projectgroep wonen en voorzieningen begeleidingsgroep Rijksexperiment achterbanoverleg corporaties
Week 3 Week 4 maandag 24 januari
stuurgroep wonen en voorzieningen (incl. toelichting MKBA) corporaties (toelichting MKBA)
Februari 2011 Week 5 dinsdag 1 februari
kwartiermakers (14 – 17)
Week 6 donderdag 10 februari
kwartiermakers (15 – 17)
Week 7 Donderdag 17 februari
Projectgroep wonen en voorzieningen
Week 8 krokusvakantie Maart 2011 Week 9 Week 10 Maandag 7 maart Donderdag 10 maart
overleggroep wonen kwartiermakers (13 – 15) intersectorale startbijeenkomst aanpaknotitie (15 – 17)
Week 11 Maandag 14 maart Woensdag 16 maart
stuurgroep wonen en voorzieningen intersectorale werkbijeenkomst (hele dag)
Week 12 Donderdag 24 maart
kwartiermakers (14 – 17) (reserve)
Week 13 Donderdag 29 maart
Projectgroep wonen en voorzieningen
9
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta April 2011 Week 14 Dinsdag 5 april Week 15 Donderdag 14 april . Week 16
kwartiermakers (14 – 17)
intersectorale werkbijeenkomst (hele dag) (incl. Rijksbegeleidingsgroep experiment (middag))
Week 17 Mei 2011 Week 18 Dinsdag 3 mei
meivakantie Projectgroep wonen en voorzieningen
Week 19 Dinsdag 10 mei ??
kwartiermakers (14 – 17) stuurgroep wonen en voorzieningen
Week 20 Week 21 Donderdag 26 mei
intersectorale bijeenkomst concept kaderbrief (middag)
Week 22 Juni 2011 Week 23 Dinsdag 7 juni
kwartiermakers (14 – 17)
Week 24 Donderdag 16 juni
projectgroep wonen en voorzieningen
Week 25 23 juni
intersectorale werkconferentie (hele dag)
Week 26 Juli 2011 Week 27 Dinsdag 5 juli Donderdag 7 juli
Kwartiermakers (14 – 17) Projectgroep wonen en voorzieningen (concept convenant)
Week 28 Week 29 ??
stuurgroep wonen en voorzieningen (concept convenant)
Week 30
start zomervakantie lagere scholen
10
Bijlage 4 Woon- en leefbaarheidplan Regio Eemsdelta Agenda bijeenkomsten
Intersectorale startbijeenkomst opening (Rika Pot) aanpaknotitie + introductie kwartiermakers (Coen Weusthuis) presentatie samenvatting uitkomsten gebiedsinventarisatie (Rob van Vliet) eerste oriëntatie op potentiële thema’s voor een gezamenlijke beleidsagenda ondertekening intentieovereenkomst Intersectorale werkconferentie (op basis van de eerste concept gebiedsatlas) presentatie inventarisatiegegevens per sector bespreken concept analyse uitkomsten per sector intersectorale integratieslag maken nadere oriëntatie op de beleidsagenda Intersectorale werkconferentie bespreken eindconcept gebiedatlas bespreken eerste concept kaderbrief Intersectorale werkbijeenkomst Presentatie eindconcept gebiedatlas Discussie concept kaderbrief Aanzet tot inhoud convenant Intersectorale werkconferentie (op basis van het concept convenant) Inhoud woon- en leefbaarheidplan Experimentele methodiek strategisch-ruimtelijke planning in krimpende regio’s Plan van aanpak visievorming en totstandkoming woon- en leefbaarheidplan Planning en budgettering Organisatie en besluitvorming Intersectorale slotbijeenkomst inhoudsopgave woon- en leefbaarheidplan plan van aanpak visievorming c.a. ondertekening convenant …
11
Bijlage 5 Woon- en Leefbaarheidplan Regio Eemsdelta
Experiment bevolkingsdaling Regio Eemsdelta: Naar een nieuwe planningsmethodiek voor krimpende regio’s.
Status:
eindconcept
Aanvrager:
Regio Eemsdelta de samenwerkende gemeenten Appingedam, Delfzijl, Eemsmond en Loppersum alsmede de provincie Groningen
Appingedam, 11 februari 2010
Context en doelstelling Bevolkingsafname De regio Eemsdelta bestaat uit de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Eemsmond en Loppersum. In de regio wonen circa 67.000 mensen. Volgens Primos 2009 daalt dit inwoneraantal tot circa 50.000 mensen in 2040. Daarmee is deze regio de zwaarste krimpregio van Nederland. In de periode 2003 tot en met 2008 is het aantal huishoudens in de regio gedaald met ruim 900 eenheden. Voor de periode tot 2025 wordt volgens Primos 2009 een verdere terugloop voorspeld van nog eens 1.700 huishoudens en in de 15 jaar daarna versnelt de huishoudenafname tot circa 3.400 eenheden. Bedreiging van de leefbaarheid. De potentiële leegstand van woningen vormt een bedreiging voor de leefbaarheid van krimpende regio‟s. De daarmee samenhangende waardedaling van het woningbestand zet een negatieve spiraal in werking van sociale segregatie en een verder verzwakking van de sociaaleconomische structuur. Ook het draagvlak voor de voorzieningen - zoals onderwijs, detailhandel, zorg en welzijn, sport en cultuur – komt door de afname van de bevolking onder druk te staan. Zowel de woningvoorraad als de voorzieningenstructuur in de dorpen en de steden moeten derhalve worden afgestemd op een lagere bevolkingsomvang en veranderde samenstelling van de bevolking. Transformatie van de woningvoorraad waaronder sloop van woningen is nodig om verloedering te voorkomen. Ook moet een nieuwe balans worden gevonden tussen bevolkingsomvang en omvang/situering van de voorzieningen. Dat vraagt om gecoördineerde actie van veel actoren op verschillende momenten vanuit een gezamenlijke visie en aanpak. Financiële opgave Krimp heeft ook substantiële financiële effecten. Om de leefbaarheid van de regio in stand te houden moet er fors worden geïnvesteerd. Het kost veel geld om de woningvoorraad te transformeren, overtollige functies te saneren en de openbare ruimte aan te passen. Groei leidt tot waardevermeerdering van grond en vastgoed, een hogere bijdrage uit het Gemeentefonds en extra inkomsten voor het gemeentelijk grondbedrijf. Krimp echter leidt tot waardeverlies, een dalende bijdrage uit het Gemeentefonds en het “opdrogen” van het grondbedrijf terwijl er nu juist extra financiële claims komen voor datzelfde grondbedrijf. Corporaties zullen moeten afschrijven en de burger zal zijn verlies moeten nemen van de waardedaling van zijn huis. Het probleem is dat het om afzonderlijke financiële systemen gaat: de groeigebieden profiteren van de groei, de krimpgebieden krijgen de rekening van de krimp. Hoe (forse) krimp moet worden gefinancierd is op dit moment nog een vraagteken. Naar een andere planningsmethodiek Onze (nationale) ruimtelijke planningsbenadering kent een traditie van groei. In de afgelopen decennia was ook voortdurend sprake van groei. Groei van het aantal inwoners, groei van het aantal huishoudens en groei van de bijbehorende voorzieningen. Ook de financiering van onze ruimtelijke ontwikkeling is in belangrijke mate gebaseerd op de onderliggende groei. Nu de feitelijke demografische ontwikkeling maar ook de meer recente demografische prognoses voor steeds meer regio‟s bevolkingsdaling laten zien, ontstaat er behoefte aan een fundamenteel ander ruimtelijke planningspraktijk. Een praktijk die is toegesneden op een situatie met krimp. Dat vraagt om een experiment.
1
Doelstelling van het experiment De doelstelling van dit experiment is dan ook het ontwikkelen van en het experimenteren met een nieuwe ruimtelijke planningsmethodiek voor krimpende regio‟s. Een methodiek die oog heeft voor de integrale context van leefbaarheid én financierbaarheid op het nivo van de (woningmarkt-) regio. Een methodiek die richting geeft aan investeringsbeslissingen op korte termijn die bijdragen aan waardebehoud en waardecreatie op langere termijn. Niet alleen in financiële termen maar ook in termen van leefbaarheid. Belangrijke aandachtspunten voor een nieuwe methodiek zijn: Systeemdenken Zoek naar ontwikkelingsrichtingen die bijdragen aan een nieuwe balans van regionale systemen en structuren. Verknoop lokale en/of sectorale ontwikkelingen vanuit het idee van de optimalisering van de regionale (ruimtelijke) structuur en het ruimtegebruik. Weeg beslissingen op onderdelen af tegen betekenis voor het totaal. Van het bestemmen van functies naar organisatie van de structuur. Waardecreatie en waardebehoud Eén van de elementen van een effectieve planningsmethodiek is het managen van de factor tijd. Een effectieve nieuwe ruimtelijke planningsmethodiek voor krimpende regio‟s geeft richting aan korte termijn investeringsbeslissingen die op langere termijn houdbaar zijn. De methodiek graaft derhalve in het systeemgeheugen en legt de natuurlijke ontwikkelingsstadia bloot. Ketenbenadering Een nieuwe methode zal – tot dusver - gescheiden circuits van ruimtelijke investeringen, woningbouw, energieopwekking en –gebruik en ruimtelijke kwaliteit moeten samenbrengen. Nieuwe modellen van co-creatie en ketenbeheersing kunnen nieuwe impulsen geven aan integrale gebiedsontwikkeling. Interactiviteit Organiseer een interactief proces met betrokken partijen om te komen tot een gezamenlijk ontwerp van de toekomstige regionale structuur en probeer oplossingen aan te dragen voor de financiering van de (des)investeringen. Wees creatief in het bundelen van financieringsstromen bij overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. Solidariteit binnen en buiten de regio Zoek een vastgoed systeem waarmee investeringen waardevast blijven en waarin zowel groei als krimp kan worden gefinancierd. Waardestijging in groeigebieden en waardedaling in krimpgebieden als vereveningsposten zowel op regionale als op nationale schaal. Krimpgebieden (Eemsdelta) en groeigebieden (zoals Groningen-Assen) in onderlinge samenhang als onderdeel van een stedelijk systeem. Het experiment is om vanuit bovenstaande invalshoeken, in een interactief proces van vele betrokken partijen gezamenlijk te komen tot het gezamenlijke ontwerp van de toekomstige robuuste structuur vanuit de diverse deelbelangen en financieel betrokken partijen een oplossing te vinden voor de financiering van de (des)investeringen. Daarbij worden de mogelijkheden voor het verknopen van functies en financieringsstromen bij overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties uitgebuit. 2
Doelgroepen Er zijn vele doelgroepen gebaat bij een goed functionerende ruimtelijke planningspraktijk voor krimpende regio‟s. Er zijn immers vele partijen die hun zelfstandig te nemen (investerings-)beslissingen bij voorkeur baseren op gedragen en haalbare toekomstperspectieven van de regio. Te denken is aan gemeenten, corporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, onderwijs, cultuurinstellingen, e.d. Daarnaast: groei leidt tot functiedifferentiatie maar krimp vraagt om recombinatie van functies. Derhalve vraagt een situatie van krimp om nieuwe innovatieve samenwerkingsverbanden tussen de doelgroepen. Integrale benadering De nieuwe ruimtelijke planningsmethodiek grijpt aan op behoud van regionale leefbaarheid die financierbaar is en is dus van zichzelf integraal van karakter. Ze biedt een context voor (investerings-)beslissingen van allerlei partijen in uiteenlopende domeinen (zie hiervoor onder doelgroep). In die zin is de nieuwe methodiek ook niet in eerste instantie ruimtelijk van karakter alhoewel ze wel een ruimtelijke component in zich draagt.
Opbouw van het experiment Fasering Het experiment wordt ondergebracht in het planontwikkelingtraject voor een regionaal woonen leefbaarheidplan voor de regio Eemsdelta. Dat geeft de mogelijkheid om niet alleen een nieuwe methodiek te ontwikkelen maar er ook mee te experimenteren. Het plan van aanpak voor de totstandkoming van het regionaal woon- en leefbaarheidplan is nog in ontwikkeling maar uitgegaan wordt van een 5 - tal fasen. De fasen van het experiment zijn vet gearceerd aangegeven: 1.
Inventarisatie huidige situatie 1. inventarisatie (bottom up) 2. laboratorium (ruimtelijk) ontwerp (top-down)
2.
Ontwikkelen transformatiestrategieën 1. sectorale visievorming 2. integrale visieontwikkeling en transformatiestrategieën 3. → eindrapportage nieuwe planningmethodiek
3.
Keuze transformatiestrategie
4.
Opstellen woon- en leefbaarheidplan 1. opstellen uitvoeringsprogramma (Uitwerken transformatiestrategie)
5.
Opstellen Bestuursakkoord 1. waaronder prestatieafspraken met de corporaties
experiment
Het resultaat van het experiment is uiteindelijk een eindrapportage waarin de identiteit van en de ervaringen met de nieuwe planningsmethodiek zijn beschreven.
3
Beschrijving per fase In fase 1.1 worden de benodigde gegevens geïnventariseerd. Voor zover niet al aanwezig. De aanvullende gegevens zijn afkomstig van het volgende onderzoek/inventarisatie: 1.
gebiedsinventarisatie met de inwoners Zoals nu kan worden voorzien wordt in samenwerking met de RUG en de Vereniging Kleine Dorpen een traject doorlopen dat leidt tot de nu nog ontbrekende kennis op het laagste geografische schaalniveau, de afzonderlijke kernen. Per dorp ontstaat een soort “dorpsspiegel”. Inventariserend maar niet planvormend van karakter. Wel wordt gepoogd een beeld te krijgen van “in het veld levende” wensen, verlangens en mogelijkheden ten aanzien van toekomstige ontwikkeling.
2.
sectorale inventarisaties In samenwerking met de (vastgoed)partijen in de regio (corporaties, zorginstellingen, detailhandel, cultuur, etc) wordt het huidige bezit en voorzieningenstructuur in kaart gebracht alsmede de plannen voor de toekomst. Ook worden de wensen en verlangens van deze partijen ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling in beeld gebracht. Voor de detailhandelssector wordt een dpo uitgevoerd en een detailhandelsvisie opgesteld.
3.
ruimtelijke inventarisatie Om het ontwerpproces in fase 2 te faciliteren wordt een ruimtelijke inventarisatie uitgevoerd. Morfologisch, occupatiepatronen, verstedelijkingsstructuur e.d. worden in beeld gebracht om voldoende greep te krijgen op de ruimtelijke identiteit en structuur van de regio.
4.
beleidsinventarisatie Overheden en in het bijzonder gemeenten hebben bestaand (en in ontwikkeling zijnd ruimtelijk) beleid waarin de richting voor toekomstige ontwikkeling is vastgelegd. Het is van belang dit beleid te inventariseren om een beeld te krijgen van de ruimtelijke ontwikkeling zoals die zich op dit moment zou willen voltrekken.
In fase 1.2 wordt een “laboratorium setting” gecreëerd waarin een nieuwe planningsbenadering voor krimpende regio‟s wordt ontwikkeld. Daarbij worden experts vanuit verschillende disciplines betrokken om te komen tot een integrale methodiek. Er worden koppelingen gelegd tussen de inventarisatiefase en de laboratoriumfase. Zo ontstaat in de laboratoriumfase inspiratie vanuit de praktijk en voldoende contact met de realiteit. In fase 2 wordt de nieuw ontwikkelde ruimtelijke planningsmethodiek ingezet voor de Eemsdelta regio. (experimenteren met de experimentele methodiek) Uiteraard met gebruikmaking van de inventarisatiegegevens en de vanuit de sectoren aangeleverde sectorale visies. Voorlopig wordt gedacht aan een proces onder enige tijdsdruk met medewerking van vele betrokkenen en belanghebbenden. De zoektocht is gericht op het vinden van de essenties van een aantal transformatiestrategieën die de regio in principe ter beschikking staan. In fase 3 wordt de besluitvorming georganiseerd over deze transformatiestrategieën. Uiteindelijk wordt één transformatiestrategie door de regio gekozen. In fase 4 wordt het uitvoeringsprogramma geschreven waarin de projecten zijn opgenomen die vorm en inhoud kunnen geven aan de gekozen transformatiestrategie. Alles wordt uiteindelijk samengevoegd in een woon- en leefbaarheidplan.
4
Resultaat Het experiment eindigt na afloop van fase 2. Aan het einde van het experiment wordt een document opgeleverd waarin de identiteit van en de ervaringen met een nieuwe ruimtelijke planningsmethodiek voor krimpregio‟s wordt beschreven. In onderstaande figuur is de samenloop van de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan en het experiment geïllustreerd. De oranjegekleurde onderdelen representeren het experiment.
Faseringsschema kwantitatief
kwalitatief
Inventarisatie
experiment (ontwerplab) nieuwe ruimtelijke planningsmethodiek voor krimpende regio’s
Sectorale visievorming
experimenteren met experimentele methodiek
Woon- en leefbaarheidplan
eindrapportage experiment Opstellen uitvoeringsprogramma
Oplevering van de eindrapportage wordt voorlopig voorzien eind 2010.
Samenwerking Deelnemende partijen en aansluiting Overheden (Rijk, provincie, gemeenten), corporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, inwoners van de regio, RUG, Vereniging Kleine Dorpen, advies (en ingenieurs)bureaus. De partijen hebben zich grotendeels georganiseerd rondom het Pact van de Regio en hebben intenties uitgesproken om gezamenlijk te komen tot een regionaal woon- en leefbaarheidplan. Het plan van aanpak moet in formele zin nog worden vastgesteld. Karakter van deelname Partijen nemen deel in de projectorganisatie. Daarnaast voeren partijen activiteiten uit in het kader van de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan. Partijen financieren gezamenlijk het totstandkomingproces. Het experiment is niet vrijblijvend: Er moet een
5
behoorlijk slag gemaakt worden om duidelijk te maken wat de regio zelf kan doen en wat er aanvullende aan rijksinzet nodig is.
Financiering en organisatie Financiering Het experiment is ingebed in het proces van de totstandkoming van het woon- en leefbaarheidplan voor de regio. Een plan van aanpak daarvoor is nog in de maak en zal naar verwachting in april as. worden vastgesteld. In dit plan van aanpak zal een financieringsvoorstel worden opgenomen. Voorshands wordt een voorstel voorzien waarin in ieder geval Rijk, provincie, gemeenten en corporaties deelnemen. Indicatief is een eerste kostenschatting alsmede een financieringsvoorstel opgenomen in bijlage 1 bij deze aanvraag. Organisatie Een definitief organisatievoorstel wordt opgenomen in het hiervoor genoemde plan van aanpak. Voorlopig wordt uitgegaan van een stuurgroep en projectgroep in het hart van een model van netwerkorganisatie. Deelname van het Rijk in deze organisatiestructuur is wenselijk. Het ministerie van WWI heeft een voorlopige toezegging gedaan over deelname in de projectgroep. Denkbaar is deelname van het ministerie van BZK in de stuurgroep of een samen te stellen begeleidingsgroep. Voorgesteld wordt in de komende maand nader overleg te plegen op dit punt. De regio moet nog beslissen over een definitieve organisatieopzet.
Vernieuwend Het vernieuwende van dit experiment zit „m vooral in het ontwikkelen van een nieuwe planningsmethodiek voor krimpende regio‟s gebaseerd op een netwerkachtige benadering. Bijzondere elementen zijn: hoe geef ik context aan een haalbare en op termijn robuuste regionale ontwikkeling waarbij optimale mogelijkheden worden gecreëerd voor het benutten van de potentiële sterkten en ontwikkelkracht in de regio. Hoe behoud en creëer ik leefbaarheid en financiële waarde op korte en lange termijn en hoe financier ik regionale (ruimtelijke) ontwikkeling op basis van krimp. Welke knelpunten in regelgeving kom ik tegen bij het realiseren van regionale (ruimtelijke) ontwikkeling in krimpende regio‟s (bijv. marktwerking in de zorg). Hoe betrek ik alle relevante partijen bij deze nieuwe planningsmethodiek van recombinatie en zorg ik voor innovatieve samenwerkingsconstructies tussen de relevante partijen.
Leereffecten De regio Eemsdelta is de zwaarste krimpregio van Nederland en heeft een landelijk profiel met sterke spreiding van vele kleinere kernen en een beperkt aantal wat grotere, meer “stedelijke kernen”. Daarmee onderscheidt zij zich van die andere zware krimpregio in Nederland: “Parkstad Limburg” welke regio een veel meer stedelijk profiel bezit. De regio Eemsdelta – en daarbinnen vooral de stad Delfzijl – heeft binnen Nederland een unieke ervaring met bevolkingskrimp en experimenteert al langere tijd met sloop en transformatie van de woningvoorraad en een heroriëntatie op het voorzieningenaanbod. Er zijn vele goede dingen bereikt, maar er is ook leergeld betaald. 6
Door juist in de regio Eemsdelta een dergelijk experiment uit te voeren kan gebruik worden gemaakt van de reeds opgedane ervaringen en van de “vooruitgeschoven” positie van de regio. Wat aanstonds gebeurt in de Eemsdelta kan gaandeweg ook worden verwacht in andere delen van het land. Aanvullend onderzoek In het provinciaal actieplan bevolkingsdaling is een onderzoek benoemd, waarin de provincie(s), het Rijk en diverse kenniscentra zich oriënteren op een nieuwe planningswijze in Nederland voor een situatie met groei en krimp. Dit zou kunnen leiden tot nieuw instrumentarium, waarmee de opgaven in de krimpgebieden kunnen worden aangepakt. Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aan de verdieping van het experiment in de Eemsdelta en vice versa.
Besluitvorming en regievoering Besluiten worden genomen door de stuurgroep “woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta”. In deze stuurgroep nemen deel de gemeenten en de provincie. Deelname van het Rijk wordt op prijs gesteld. Zie hiervoor het genoemde onder organisatie. De opdracht voor regievoering moet nog worden verleend.
7
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta
Voorstel Experiment Geïntegreerde Kindvoorzieningen op het Groninger platteland 1. Samenvatting Het vraagstuk waar we in Noord-Groningen de komende decennia voor staan is hoe met een verminderde instroom kwalitatief, betaalbaar en bereikbaar onderwijs blijvend kan worden geboden aan alle 0 -12 jarigen in Noord-Groningen. Met dit experiment willen we op kleine schaal concrete stappen zetten om dit vraagstuk verder te verkennen en oplossingen te bieden. Het is duidelijk dat een vergaande samenwerking tussen verschillende voorzieningen in het primair onderwijs en kinderopvang van verschillende denominaties, noodzakelijk is om het aanbod financieel en kwalitatief in stand te kunnen houden. In twee plattelandsgebieden in Noord Groningen zal de realisatie van geïntegreerde kindvoorzieningen met doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen uitgewerkt worden. Tegelijkertijd onderzoeken vier onderwijskoepels en de regionale stichting voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk een voor allen geaccepteerde vorm van samenwerking waardoor het organisatorisch mogelijk wordt de kindvoorziening vorm te geven. Binnen het experiment vindt verder onderzoek plaats naar demografische ontwikkelingen in Noord Groningen, naar knelpunten in regelgeving en naar de opinie van direct betrokkenen. Door een combinatie te maken met het project „Scholen van het Noorderland' waarbij vanuit een duurzaamheidsperspectief de bestaande gebouwenvoorraad basisscholen in Noord en Oost Groningen onderzocht wordt en daarbij herstructureringsplannen opgesteld worden, ontstaat een integraal waarbij de elementen kwaliteit, financiële en juridische haalbaarheid en duurzaamheid op logische wijze in elkaar haken.
2. Aanleiding Delen van de provincie Groningen worden indringend met een afnemende bevolking geconfronteerd; de bevolkingsdaling is al een aantal jaren geleden ingezet en de gevolgen zijn merkbaar. De regio Eemsdelta vormt zelfs de zwaarste krimpregio van Nederland: 25% in de periode 2008-2040 volgens Primos 2009. Hier is in deze periode ook sprake van een substantiële daling van het aantal huishoudens met ruim 5000 oftewel met 17%. Voor Delfzijl wijzen de Primos-prognoses op een krimp van 50% tot 2040. Een brede, integrale aanpak is noodzakelijk om leefbaarheid in deze regio's in stand te houden. Het Rijk is zich ook bewust van de problematiek van de bevolkingsdaling en heeft hiervoor een Interbestuurlijk Actieplan opgesteld, mede op basis van adviezen van het TopTeam Krimp. In het door het kabinet goedgekeurde Actieplan Bevolkingsdaling is toegezegd dat het kabinet experimenten in de desbetreffende (top- of anticipeer-)krimpregio‟s zal ondersteunen met als doel het ontwikkelen van een goede aanpak op het terrein van bevolkingsdaling waardoor zowel de aanpak van bevolkingsdaling in de topkrimpregio‟s als in de anticipeerregio‟s wordt gestimuleerd. De provincie Groningen stelt mede op basis van de adviezen van het TopTeam Krimp een Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling Groningen op waarin men met een brede, integrale aanpak samen met alle betrokken partijen uit de krimpregio's wil komen tot regionale Woon- en Leefbaarheidsplannen. Ook hierin worden experimenten opgenomen die als lokale voorbeeldprojecten oplossingsstrategieën kunnen genereren die bijdragen aan de kwaliteit van de voorzieningen in het gebied waar het experiment plaatsvindt. Tegelijkertijd moet het voorgestelde experiment een voorbeeldfunctie hebben voor andere gebieden die in de toekomst mogelijk met vergelijkbare problematiek worden geconfronteerd. Een van de experimenten die de provincie Groningen wil ondersteunen én wil indienen bij het Rijk in het kader van het Interbestuurlijke Actieplan Bevolkingsdaling is het Experiment Geïntegreerde Kindvoorzieningen op het Groninger platteland waarbij de schoolbesturen en gemeenten willen komen tot de realisatie van een blauwdruk voor geïntegreerde kindvoorzieningen op het platteland in Groningen.
3. Context en doelstelling De bevolkingsdaling in de komende decennia in Noord Groningen varieert van 25 tot ruim 50%, waarbij er vooral in de toekomst minder kinderen in het gebied zullen zijn. In de provincie Groningen (exclusief de stad) daalt de bevolking 0 tot en met 12-jarigen met 20 tot 25% in 2030; in Delfzijl is de verwachte daling zelfs 50%. In het algemeen kan gezegd worden dat de situatie in kleine kernen
1
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta minder rooskleurig is dan in grote kernen. In onderstaande afbeelding is per postcode gebied duidelijk de ontwikkeling van basisschoolbevolking te zien. Ontwikkeling basisschoolbevolking per postcodegebied (2005-2030)
Verder speelt de problematiek van de kleine scholen, waarbij er van de 95 scholen in de regio Noord Groningen circa 60 scholen in 2010 minder dan 100 leerlingen hebben en daarvan hebben 15 scholen minder dan 50 leerlingen. De problematiek van de kleine voorschoolse voorzieningen en de kleine BSO‟s zijn vergelijkbaar met het onderwijs. Daarnaast staat de kwaliteit van het onderwijs onder druk; vooral op kleine scholen is zeer regelmatig sprake is van het label zwakke of zeer zwakke school. Relatief zijn er zeer hoge kosten voor alle kleine en middelgrote schoolgebouwen die vaak klimatologisch onvoldoende scoren, waarbij het energieverbruik hoog is en leegstand van lokalen een feit, omdat de krimp inmiddels al merkbaar is. Nu al is een groot deel van de plattelandsscholen niet in staat op basis van de standaard exploitatie sluitend te draaien, ondanks de extra vergoedingen van OCW voor scholen met minder dan 145 leerlingen. Bovenstaande punten zijn van invloed op de personeelsinzet, de organisatorische aansturing en leidt tot een financieel onrendabele en onhoudbare situatie. Bij alle betrokken partijen is het besef gekomen dat er nu iets gedaan moet worden om bovenstaande problemen op een adequate manier met instemming en inzet van alle partijen het hoofd te bieden. Omdat de toenemende druk op de kwaliteit van het onderwijs als de exploitatie van de voorzieningen door de terugloop van de 0 tot 12 jarigen in het gebied een zaak is die het belang van de betrokken instellingen en gemeenten overstijgt, ondersteunt en faciliteert de provincie al jaren diverse projecten en programma‟s in de regio om te komen tot duurzame toekomstgerichte strategieën. Met name de onderwijsinstellingen en de instellingen voor kinderopvangvoorzieningen in Noord-Groningen zijn zich ervan bewust dat verdergaande samenwerking in de toekomst hard nodig is. In opdracht van vier grote schoolbesturen en kinderopvangorganisatie Kids2b met ondersteuning van de provincie loopt een onderzoek naar samenwerkingsmogelijkheden. De resultaten van het project „Samenwerking
2
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta onderwijsinstellingen, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Noord Groningen‟ geven aanleiding om deze samenwerking inhoudelijk verder vorm te gaan geven. De binnen het project opgeleverde regiokaart laat verder een duidelijk beeld zien dat nu ingrijpen in sommige gebieden noodzakelijk is. Daarnaast is een behoefte ontstaan aan ondersteuning bij het vinden van oplossingen bij de huidige belemmerende wet- en regelgeving. Daarom wordt nu ingezet op een experiment „geïntegreerd kindvoorziening op het platteland‟. Hierbij zal vanuit de bestaande samenwerking verder gewerkt worden naar een model dat voldoende draagvlak heeft in de regio en dat ook daadwerkelijk op termijn kan worden geïmplementeerd in het gebied. Binnen het experiment is gekozen om in twee landelijke kernen waar de krimp nu al merkbaar is, te komen tot een realisatie van geïntegreerde kindvoorzieningen met doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen waar binnenschools en buitenschools leren en ontwikkelen op natuurlijke wijze samenvallen. Naast inzet op kwaliteit en organisatie van de voorzieningen heeft de provincie Groningen ook ingezet op het ondersteunen van gemeenten en schoolbesturen bij het ontwikkelen van duurzaam strategisch portfoliobeheer, waarbij maatschappelijk vastgoed tot stand moet komen dat duurzaam en energiezuinig is, een gezond binnenklimaat kent, ondersteunend is aan het gewenste werk-, leer- en leefklimaat en robuust voor demografische ontwikkelingen. Omdat de kwaliteit van schoolgebouwen (70 % van het maatschappelijk vastgoed) veel te wensen overlaat hebben de drie noordelijke provincies in 2009 gezamenlijk ingezet op een haalbaarheidsstudie om te komen tot een regionaal expertisecentrum voor de scholenbouw, de Stichting Scholenbouwmeester Noord Nederland, die optreedt als een consultatiebureau voor alle schoolbesturen, gemeenten en andere instellingen in het betrokken gebied. Speerpunt voor de stichting Scholenbouwmeester Noord Nederland voor 20102012 vormt het door haar ontwikkelde programma „Scholen van het Noorderland‟ waarbij voor alle 260 scholen in Noord en Oost Groningen op regionale basis tot een duurzame portfoliostrategie wordt gekomen die gemeenten in staat stelt een beheersbare voorzieningenstructuur aan te bieden en schoolbesturen en andere instellingen faciliteert bij het verwezenlijken van de beoogde kwaliteit en uitvoering. Voorts worden de onderzoeksresultaten, opgedane ervaringen en gevolgde methodologie beschikbaar gemaakt voor andere gebieden middels een draaiboek en wordt gezorgd voor voorlichting van de bevolking en het creëren van draagvlak onder direct betrokken burgers. Dit laatste onder andere door het op korte termijn verwezenlijken van een documentaire. De doelstelling van het voorliggende experiment is de realisatie van een blauwdruk voor een multifunctionele kindvoorziening, waarin alle partners organisatorisch en inhoudelijk samenwerken, waardoor de kinderen maximale ontwikkelingskansen hebben. Een goede kwaliteit van onderwijs, de buitenschoolse opvang, de voorschoolse voorzieningen en een aansluiting met de zorgstructuur is gegarandeerd. Hierbij wordt door samenwerking tussen schoolbesturen, met de gemeenten en het betrekken van de bevolking een situatie gecreëerd die op benodigde draagvlak kan rekenen. De leerkrachten, directeuren en andere medewerkers op scholen worden ondersteund en krijgen de kans zich goed toegerust op hun kerntaken te richten. Voor de ouders en de kinderen staan de kwaliteit van onderwijs en bereikbaarheid hiervan voorop. Het te ontwikkelen concept is integraal; dat wil zeggen dat er verschillende voorzieningen in zijn gebundeld en dat verschillende organisaties met elkaar samenwerken. De integrale kindvoorziening zal een positief effect hebben op de leefbaarheid in de betreffende gebieden.
4. Opbouw experiment De fasering binnen het experiment zal er als volgt uitzien. In fase 1 wordt het plan van aanpak door de samenwerkende partijen geformuleerd en vastgesteld. Dit gebeurt in de door de provincie georganiseerde startbijeenkomst. In het plan wordt uitgegaan van geïntegreerde kindvoorzieningen als oplossingsrichting. Het experiment gaat uit van het realiseren van kansrijke, toekomstbestendige voorzieningen van goede kwaliteit, met als doel ten minste de leefbaarheid in het gebied te behouden. Een belangrijke voorziening voor deze leefbaarheid is de multifunctionele kindvoorziening. In de kindvoorziening worden dagarrangementen georganiseerd die een samenhangend en doorlopend aanbod van onderwijs, opvang, ontwikkeling, ontspanning en opvoeding omvatten en lopen van 7.00 tot 19.00 uur. Hierbij werken meerdere kernpartners nauw samen om te komen tot de geïntegreerde aanpak en de doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen. In bijlage 1 is ter achtergrond een eerste aanzet tot een pedagogisch plan van een kindvoorziening
3
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta gegeven. In het op te stellen plan van aanpak worden de aanpalende projecten en acties met verantwoordelijke partijen benoemd waaronder het demografisch onderzoek, het breed opgezette onderzoek naar bestaande schoolgebouwen en de ontwikkeling van de woon- en leefbaarheidsplannen voor de regio's. Daarvoor worden de bestaande overlegstructuren geïdentificeerd en gebruikt als platform voor het experiment. Fase 1 wordt in april 2010 afgerond. In fase 2 wordt de blauwdruk van de kindvoorziening verder uitgewerkt, wordt een schets van de toekomstige situatie in het gebied bij ongewijzigd beleid opgeleverd en worden de schoolgebouwen onderzocht. 2a. Start met 2 pilots in het gebied Noord Groningen, waarvoor de kindvoorziening volgens de basisfilosofie wordt uitgewerkt in de twee specifieke situaties. Nader worden uitgewerkt: Zoutkamp/Ulrum (de Marne) Garrelsweer/Wirdum/Oosterwijtwerd (Loppersum) Deze gebieden worden demografisch en denominatief in kaart gebracht. Er wordt een schets van de toekomstige situatie in de gebieden gemaakt bij ongewijzigd beleid en niet-ingrijpen. Hierbij zal zoveel als mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande data. De in het lopende project 'Samenwerking onderwijsinstellingen, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Noord Groningen‟ opgeleverde regiokaart geeft een goed beeld van de populaties vanuit de verschillende scholen. Overigens zal de schets van de toekomstige situatie voor heel Noord Groningen opgeleverd worden, zodat na dit experiment de basisinformatie aanwezig is om verder te bouwen naar aanleiding van de opgeleverde blauwdruk van de kindvoorziening. Het daarvoor uit te voeren gedetailleerde onderzoek en analyse maakt het nodig een gekwalificeerd onderzoeksbureau in te schakelen. 2b. Uitwerking van de twee pilots met de componenten: basisvisie, omvang, organisatie, personeel, financiën, gebouw(en), waarbij alle partijen betrokken worden in een vroeg stadium. Dit betreffen medewerkers, ouders en kinderen, verenigingen etc. In het verder uitwerken van de blauwdruk worden wet- en regelgeving gaandeweg in kaart gebracht en worden hier oplossingen voor geboden. Het is belangrijk in deze fase betrokkenheid en ondersteuning van het Rijk te hebben om belemmerende regelgeving te versoepelen. Om draagvlak en input te verwerven wordt een opinieonderzoek uitgevoerd onder de direct betrokkenen. De communicatie met de ouders (en andere bewoners) wordt via een klankbordgroep vormgegeven. Hierbij is het van belang dat de ernst en de noodzaak helder op het netvlies komen en dat de voorgestelde oplossingen gedragen worden (de schets van het toekomstbeeld kan hierbij helpen). De medewerkers die de twee pilots uitwerken, worden begeleid door een projectleider. Parallel hieraan loopt in het gebied Noord Groningen een onderzoek van vier besturen van organisaties van het basisonderwijs en de regionale stichting voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, naar een voor allen geaccepteerde vorm van samenwerking, waardoor het organisatorisch en inhoudelijk mogelijk wordt de geïntegreerde kindvoorziening vorm te geven. Naast het komen tot een blauwdruk voor een kindvoorziening loopt het onderzoek naar de bestaande schoolgebouwenvoorraad. Voor de geselecteerde kernen wordt aangesloten bij dit onderzoek om te komen tot een totale uitwerking. Fase 2 heeft een verwachte looptijd van anderhalf jaar. Gedurende fase 2 zal door de projectleider voor de pilots een evaluatie worden uitgevoerd waarmee de tussentijdse resultaten aan betrokkenen kunnen worden gepresenteerd en waarbij bekeken kan worden hoe de planning en financiën voor 2011 eruit zien (gepland voor najaar 2010). In fase 3 worden de opgeleverde blauwdruk voor de twee kindvoorzieningen met een model voor bestuurlijke samenwerking verder uitgewerkt tot een visie voor geheel Noord Groningen. Hierbij dienen het demografische onderzoek en het onderzoek naar de schoolgebouwen en de bijbehorende herstructureringsplannen als input. Deze fase vindt gelijktijdig aan fase 2 plaats, waarmee de opbrengsten van fase 2 direct kunnen worden ingezet voor andere vergelijkbare situaties
4
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta De daadwerkelijke realisaties van de kindvoorzieningen volgen op de uitkomsten van dit experiment en vallen niet binnen het experiment. 5. Resultaat Feitelijk: Twee blauwdrukken voor kindvoorzieningen die toekomstbestendig en efficiënt georganiseerd zijn, waarbij een goede kwaliteit wordt geboden. Strategisch: De uitwerking van een visie voor het hele gebied op basis van de ervaringen uit deze experimenten. Hierbij zijn oplossingen gevonden voor belemmerende wet- en regelgeving, zijn er uitgangspunten geformuleerd op basis waarvan de vormgeving van het beleid met betrekking tot de kindvoorzieningen voor het hele gebied wordt uitgewerkt. Er is een koppeling met de gebruiksmogelijkheden van de gebouwen van de deelnemende gemeentes gelegd. Financieel: de ervaring vanuit de experimenten kan gebruikt worden om te komen tot meerdere financieel gezonde kindvoorzieningen in het gebied. Looptijd: de werkelijke realisatie van een kindvoorziening kan enkele jaren vergen. De uitkomsten uit eerdere fases kunnen voldoende input opleveren om de visie voor het hele gebied verder uit te werken. De leeropbrengsten per fase worden direct ingezet in andere vergelijkbare situaties.
6. Samenwerking De samenwerking wordt geïnitieerd door het onderwijs vanuit verschillende besturen, de voorschoolse voorzieningen en de buitenschoolse opvang (met name Kids2b). Verder zijn betrokken: de gemeentelijke overheid en de provincie, verenigingen en dorp en/of regiopartijen en voorzieningen voor zorg en welzijn. Uiteraard nemen de (toekomstige)gebruikers (ouders en kinderen) een belangrijke plaats in het gehele experiment. In het gebied wordt samengewerkt en overleg gevoerd over de lokaal educatieve agenda en de zorgstructuren. Het is van belang dat de gemeenten nauw betrokken zijn bij de visievorming om op goede gronden te kunnen bepalen “wat” “waar” gerealiseerd kan worden en welke consequenties de huidige situatie met zich mee brengt. Samenwerking met project 'Scholen van het Noorderland' Het experiment „geïntegreerd kindvoorziening op het platteland‟ zet in op een regionale oplossing voor een bepaald gebied, aansluitend bij de waarden van de betrokken gemeenten en schoolbesturen. Het programma „Scholen van het Noorderland‟ probeert op grond van de feitelijke situatie in het gebied de gemeenten, schoolbesturen en andere organisaties te ondersteunen bij het maken van keuzen op inhoudelijke gronden bij de selectie van schoolgebouwen. Het experiment „geïntegreerd kindvoorziening op het platteland‟ zal vanuit het programma „Scholen van het Noorderland‟ ondersteund worden met onderzoeksinformatie en worden begeleid bij de mogelijke materiële implementatie van het een en ander. Omgekeerd zullen de resultaten van het experiment middels het draaiboek van Noorderland beschikbaar komen voor andere partijen. Rijk Van het rijk wordt een actieve rol gevraagd in het meedenken over creatieve, structurele oplossingen waardoor belemmerende regelgeving (mbt samenwerking, bundeling financiële stromen) weggenomen kan worden. Door het ministerie van OCW wordt een begeleider voor het experiment beschikbaar gesteld (Harry Swarts) of een uit meerdere personen gevormde klankbordgroep. Verder worden van het Rijk financiële bijdragen gevraagd voor het dekken van de proceskosten en het uitvoeren van de onderzoeken.
7. Financiering De financiering is per fase verschillend. Er is al veel overleg waarbij gesproken wordt over visievorming en het omgaan met de krimp. Van belang is dat er middelen beschikbaar komen om het experiment ook werkelijk in de praktijk te realiseren. Er zijn financiële middelen nodig om het proces van de uitwerking van de twee pilotgebieden te begeleiden.
5
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta Er zijn financiële middelen nodig om onderzoek uit te (laten) voeren en analyses hierover op te (laten) stellen. Vanuit de partners zullen de concrete activiteiten uitgevoerd worden. Deze uren zijn hieronder opgenomen. Het begeleiden van het proces om te komen tot bestuurlijke samenwerking, de ontwikkeling van een regiokaart en het ontwikkelen van een visie voor het totale gebied wordt sinds medio 2009 door een extern bureau uitgevoerd. De totale kosten hiervan komen neer op € 105.442. Dit bedrag is reeds gefinancierd door gemeenten, provincie en de betreffende schoolbesturen en kinderopvanginstelling. Begroting 2010 1. Coördineren/ ondersteunen experiment provincie
Kosten € 22.400
2. Gemeenten, onderwijsinstellingen en kinderopvang medewerkers
€ 22.400
3. Onderzoek en analyse Noord Groningen
€ 30.000
4. Projectleider voor opstellen blauwdruk, begeleiden werkgroepen
€ 32.000
5. Organiseren bijeenkomsten/ communicatiemateriaal
€ 10.000
6. Onvoorzien Totaal
€ 5.000 € 121.800
1. inzet coördineren/ ondersteunen experiment provincie De provincie coördineert het totale experiment, stemt af, koppelt terug en ondersteunt de verschillende werkzaamheden in het kader van het experiment. Voor 2010 komt deze inzet neer op één dag in de week (40 weken * 8 uur * € 70 = € 22.400) 2. Gemeenten, onderwijsinstellingen en kinderopvanginstellingen, inzet uren medewerkers bij het opstellen van de blauwdruk voor de kindvoorziening. Per kern 4 personen (1 van de gemeente, 1 van de kinderopvang, 2 van het onderwijs), 2 uur per week (40 weken * 2 uur * € 35 = € 2.800 * 8 personen = € 22.400) 3. Onderzoek en analyse Noord Groningen. Hierbij zal een extern bureau een uitgebreid demografisch onderzoek en analyse uitvoeren om de schets van de toekomstige situatie bij ongewijzigd beleid op te leveren. De kosten voor dit onderzoek worden geraamd op € 30.000. 4. Projectleider voor het opstellen van een blauwdruk, begeleiden van bovengenoemde werkgroepen en uitvoeren evaluatie. Inzet één dag per week (40 weken * 8 uur * € 100 = € 32.000) 5. Organiseren bijeenkomsten/ communicatiemateriaal. Hiervan wordt een startbijeenkomst georganiseerd, worden bijeenkomsten in de twee kernen georganiseerd en wordt materiaal ontwikkeld. Er wordt bij deze een beroep gedaan op de ministeries BZK en OCW om bij te dragen in de kosten.
8. Vernieuwend Het voorgestelde experiment is vernieuwend in de volgende aspecten: Door de ontstane situatie kiezen schoolbesturen, voorschoolse voorzieningen en buitenschoolse opvang in gezamenlijkheid er voor om vanuit het perspectief van de kinderen integrale voorzieningen te willen realiseren die aan de behoeften van de jongste burgers tegemoet komen. De pedagogische visie en de uitgangspunten voor de dagindeling zijn op elkaar afgestemd. Hierbij zijn schooltijden en opvangtijden, onderwijsinhoud en opvanginhoud (denk aan sport) schuivende panelen geworden. Daarbij is voldoende omvang/ massa noodzakelijk om de gewenste kwaliteit vorm te geven. (zie voor informatie bijlage 1)
6
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta Onderwijsorganisaties maken de eigen identiteit en doelstelling geheel of gedeeltelijk ondergeschikt om mee te gaan in de doelstelling om een vanuit kindperspectief integraal functionerend toekomstgericht kindvoorziening te realiseren voor meerdere dorpen/ wijken. Ook de kinderopvang maakt de eigen identiteit en doelstellingen ondergeschikt aan de integraal functionerende kindvoorziening. Het idee dat ieder dorp voor de eigen leefbaarheid de eigen school (en soms zelf meerdere) moet behouden is geen uitgangspunt. In de voorgestelde aanpak werken schoolbesturen, voorschoolse voorzieningen, buitenschoolse opvang, gemeenten, provincie samen om te komen tot integrale oplossingen inhoudelijk (zie eerste punt) maar ook in bestuurlijke samenwerking. Ook wordt een verbinding gelegd met het tot stand komen van maatschappelijk vastgoed dat duurzaam en energiezuinig is, een gezond binnenklimaat kent, ondersteunend is aan het gewenste werk-, leer- en leefklimaat en robuust voor demografische ontwikkelingen. Het houden van opinieonderzoek en instellen van een klankbordgroep van direct betrokkenen zorgt ervoor dat de bevolking zich bewust wordt van de problematiek en mee kan praten over mogelijke oplossingen.
9. Leereffecten Door deze experimenten wordt ervaring opgedaan met de vormgeving en het realiseren van kindvoorzieningen in al haar facetten: visievorming, organisatie, personeel, financiën, communicatie, draagvlak. Dit levert een blauwdruk (of conceptueel kader) op voor specifieke gevallen en een visie voor een groter gebied die gebruikt kunnen worden voor volgende projecten, die echter vanuit het kader weer als maatwerk vormgegeven kunnen worden.
10. Besluitvorming en Regievoering In dit experiment vallen verschillende projecten, samenwerkingsverbanden en acties samen. In de nog verder uit te werken organisatievorm voor dit experiment worden de werkzaamheden, verantwoordelijkheden en verbanden helder (fase 1). Hieronder wordt een eerste opzet gegeven (de nummering correspondeert met de nummering bij de begroting). De besluitvorming over de inhoud van de geïntegreerde kindvoorzieningen en de bestuurlijke samenwerking ligt bij de samenwerkingspartners in de regio. Er vinden in het kader van subsidieafspraken hierover bestuurlijke afstemming plaats tussen schoolbesturen, gemeenten en provincie. Verder vindt er tussen gemeente en provincie bestuurlijke afstemming over het experiment plaats in het portefeuillehoudersoverleg onderwijs. De regievoering voor het experiment ligt bij de provincie, en op uitvoeringsniveau vindt overleg hierover plaats met de samenwerkingspartners in de regio. Hiertoe zullen twee werkgroepen met daarin medewerkers van onderwijsinstellingen, gemeenten en voorschoolse voorzieningen uit de gekozen kernen worden ingesteld. Deze werkgroepen zullen in het opstellen van de blauwdrukken begeleid worden door een projectleider. De resultaten zullen in de algemene werkgroep van gemeenten, rijk, provincie en schoolbesturen teruggekoppeld worden. 1. Coördinatie provincie Verantwoordelijk voor overall voortgang experiment, communicatie over experiment Begeleiden werkgroep Tussenpersoon gemeenten en schoolbesturen Terugkoppeling aan wethouders in portefeuillehoudersoverleg onderwijs Ambtelijk overleg met gemeente Loppersum/ De Marne (werkgroep), terugkoppeling lopende projecten Contactpersoon voor het Rijk/ schakel schoolbesturen/ gemeenten en OCW Bewaking koppeling met project scholen van het Noorderland/ deelname aan werkgroep Samen Scholen Bewaken afstemming/ samenwerking in en met Woon- en leefbaarheidsplan Eemsdelta en Woon- en leefbaarheidsplan de Marne 2. Geïntegreerde kindvoorziening, blauwdruk voor twee kernen
7
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta Verantwoordelijk besluitvorming: schoolbesturen, kinderopvangvoorzieningen en gemeenten Uitvoering: medewerkers schoolbesturen, kinderopvangvoorzieningen en gemeenten Begeleiding (uitvoering): projectleider Terugkoppeling en afstemming aan coördinator provincie (werkgroep) 3. Demografisch onderzoek en analyse Verantwoordelijk besluitvorming: provincie en gemeenten Begeleiding/uitvoering: extern bureau Evaluatie experiment najaar 2010 Verantwoordelijk besluitvorming: provincie Begeleiding/uitvoering: projectleider
De hieronder genoemde werkzaamheden lopen al binnen bestaande projecten. Het komen tot een bestuurlijke samenwerking en het uitwerken van de visie voor het gehele gebied hangen als werkzaamheden onder het experiment, terwijl Scholen van het Noorderland een afzonderlijk project is, waar nauw mee samengewerkt zal worden. Bestuurlijke samenwerking voor twee kernen/ opstellen Regiokaart Verantwoordelijk besluitvorming: schoolbesturen en kinderopvangvoorzieningen Begeleiding: Compaen Groep/ Penta Rho Terugkoppeling en afstemming aan coördinator provincie (werkgroep) en in BO gebiedsgericht Verantwoording afleggen aan provincie (op basis van subsidieafspraak) Uitwerking visie voor het hele gebied op basis van blauwdruk/samenwerking/ onderzoek Verantwoordelijk besluitvorming: schoolbesturen, kinderopvangvoorzieningen Begeleiding/ uitvoering: Compaen Groep/ Penta Rho Terugkoppeling en afstemming aan coördinator provincie (werkgroep) en in BO gebiedsgericht Verantwoording afleggen aan provincie (op basis van subsidieafspraak) Scholen van het Noorderland Verantwoordelijk besluitvorming: Stichting Scholenbouwmeester Afstemming in bilateraal overleg met provincie en gemeenten Verantwoording afleggen aan provincie/ gemeenten (op basis van subsidieafspraken voor specifieke onderdelen)
8
Bijlage 6 woon- en leefbaarheidplan regio Eemsdelta Bijlage 1 Eerste aanzet tot een pedagogisch plan van een kindvoorziening. Een kindvoorziening realiseren waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen spelend leren en onderwijs. Kinderen van 0 tot 6 jaar leren vooral door te spelen en ontdekken. De leerkrachten en pedagogisch medewerkers ondersteunen dit spel en bieden kinderen rijke ontwikkelingskansen. Dit vraagt een omgeving en sfeer waarin spelen en ontdekken goed vormgegeven kan worden, waarin ruimte is voor creativiteit en het werken met thema‟s en projecten in een flexibele opstelling. Voor de kinderen vanaf 6 jaar wordt de ontwikkeling verder uitgebouwd met onderwijs en het cognitieve leren. Kinderen leren lezen en schrijven en krijgen andere manieren aangeboden om meer kennis en vaardigheden te verwerven. Dat vraagt om een leeromgeving die daar goed op aansluit (klassikaal en leerpleinen etc). De dagindeling is een punt wat verder uitgewerkt wordt, waarbij een uitgangspunt kan zijn dat kinderen globaal vanaf 8.00 tot 14.00 uur vijf dagen per dagen onderwijs volgen. In het middagdeel wordt opvang geboden met activiteiten voor sport, cultuur, creatieve vormgeving etc, dit aansluitend aan het schoolprogramma. Meer geïntegreerde vormen kunnen worden uitgewerkt, waarbij bijvoorbeeld het schoolse gymmen wordt vervangen door sportactiviteiten voor alle kinderen in het middag programma. Overige uitgangspunten: Niet uitgaan van hoe we kinderen bezig houden maar van “wat houdt kinderen bezig” Kinderen leren kennen door goed naar ze te kijken en aansluiten bij de ontwikkeling en kwaliteiten van het kind Bevorderen van de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid Kinderen begeleiden en volgen in hun eigen ontwikkeling vanuit de interesses op dat moment; werken met actuele thema‟s door hele kindvoorziening heen. Gebruik maken van wat de groep te bieden heeft. Kinderen leren van elkaar en van het voorbeeld dat andere kinderen geven, integreren en differentiëren in leeftijden, jongens & meisjes en kwaliteiten en belangstelling. Kinderen ruimte geven om te ontdekken en hier de werkwijze op aanpassen Creëren van ruimte voor alle ontwikkelingsgebieden en daar de omgeving op aanpassen voor wat betreft de inrichting van de binnen en buitenruimten én de spel-, knutsel en bouw- materialen Veel gebruik maken van de buitenomgeving en wat de natuur en omgeving (oa sportvoorzieningen) te bieden heeft Kinderen zelf leren keuzes te maken en te leren wat de gevolgen van keuzes zijn Bovenstaande punten dienen vanzelfsprekend verder te worden geconcretiseerd en onderbouwd om vervolgens een vertaling te maken naar een gezamenlijke aanpak en werkwijze voor de kindvoorziening en dan uitgewerkt naar de componenten onderwijs, de voorschoolse voorzieningen en de opvang.
9