Jaarresultaat en plan van aanpak Januari 2008
Bond van Nederlandse Margarinefabrikanten
Vereniging voor de Aardappelverwerkende industrie (VAVI)
Activiteiten 2007 Vanaf eind jaren negentig heeft de aardappelverwerkende industrie zich actief ingespannen om de hoeveelheid transvetzuren in onze producten te reduceren. De activiteiten van de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling hebben dit proces nog eens een extra impuls gegeven met bijkomend de focus op reductie van verzadigde vetzuren. Het belangrijkste instrument van de VAVI om haar inspanningen te meten is de jaarlijkse monitoring. Bij deze monitoring gaat het om de absolute hoeveelheid vet die de VAVI bedrijven via hun producten op de Nederlandse markt afzetten. We hebben de monitoring gedaan voor 1998, 2003, 2005 & 2006.
Resultaten Waarvan Transvet in metric tons
Frituurvet totaal in metric tons
Jaar
Waarvan Verzadigd in metric tons
Waarvan Onverzadigd in metric tons
2006
8715
115
3874
4732
2005
9150
120
4410
4670
2003/4
9555
145
5215
4195
1998
9830
1165
5165
3500
samenstelling (%) van vet in voorgebakken aardappelproducten 60,0
54,6
% van het totale vetgehalte
52,5
47,9
50,0
44,4
40,0 transvet
30,0
verzadigd vet
20,0 11,9 10,0 1,5
1,3
1,3
0,0 1998
2003
2005 jaar
1
2006
geindexeerde afname/toename van vetzuursamenstelling t.o.v. absolute hoeveelheden 1998 (index 100) 200,0
verandering (%) t.o.v. 1998
180,0 160,0
133,4
140,0 120,0
119,9 100,0
100,0 80,0
135,2
1998
transvet
101,0
verzadigd vet
2003
2005 85,4
60,0
2006
onverzadigd vet
75,0
40,0 20,0 0,0
12,4
10,3
9,9
jaar
Plan van aanpak De initiatieven zoals opgenomen in het eerdere plan van aanpak van de VAVI opgesteld in 2005 in aansluiting op het Manifest zullen worden voorgezet. Het ligt in de lijn der verwachting dat de trend naar producten voorgebakken in meer onverzadigde vetten zich zal voortzetten. Deze producten worden inmiddels breed aangeboden en commercieel ondersteund. Aanbeveling en ondersteuning door individuele leden voor het gebruik van betere frituurvetten voor de bereiding thuis en in food service door middel van communicatie op verpakkingen, via losse brochures, via internetsites e.d. vindt plaats. Zowel VAVI als enkele individuele leden sponsoren “Verantwoord Frituren in de Horeca”. VAVI leden zijn actief bezig met het ontwikkelen, aanbieden en promoten van producten en/of bereidingswijzen die leiden tot verlaging inname totaal vet. Dit kunnen producten zijn die minder vet bevatten en/of producten die geen tweede frituurbereiding nodig hebben: gefrituurde producten met minder vet, oven producten zowel voor huishouden als grootverbruik, producten voor combisteamer, impinger, superheated steam ovens etc. De VAVI zal jaarlijks haar resultaten blijven monitoren. De resultaten voor 2007 zijn te verwachten in voorjaar 2008.
2
Algemene Kokswaren en Snackproducten Vereniging (AKSV)
Activiteiten 2007 Zoals bekend, neemt de AKSV deel aan de Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling, een platform dat in 2002 onder de naam Taskforce Transvetzuren werd opgericht door het betrokken bedrijfsleven van industrieel bewerkte vetten en oliën om gezamenlijk te werken aan het advies van de Gezondheidsraad het gehalte aan transvetzuren en verzadigde vetten in voedingsmiddelen te verlagen. De AKSV heeft hiertoe in 2003 een Plan van Aanpak opgesteld met als doelstelling het gehalte aan transvetzuren in de gebruikte vetten uiterlijk eind 2005 te halveren en de hoeveelheid verzadigde vetten uiterlijk eind 2006 te verminderen met 30%. Hiertoe zijn onder de leden diverse monitoringsonderzoeken uitgevoerd naar de realisatie van de doelstellingen. In januari 2007 is een uitgebreid monitoringonderzoek uitgevoerd, waarin toezeggingen werden gedaan die in september 2007 zijn getoetst. Op basis van de resultaten zijn nieuwe doelstellingen geformuleerd. Belangrijke note: doelstellingen en monitoring betreft percentages transvet en verzadigde vetten in de gebruikte vetten, dus niet op het eindproduct. De AKSV heeft bij de nulmeting wel eindproducten geanalyseerd en zal dit voor 2010 nogmaals doen om het effect van de wijzigingen te kunnen bepalen. Assortiment AKSV De leden van de AKSV hebben een uitgebreid assortiment aan levensmiddelen zoals snacks, (kroketten, frikadellen, loempia’s, hamburgers), salades, koelverse maaltijden, mayonaises, sauzen, pizza’s, broodjes, enz. Salades, mayonaises en sauzen bevatten van oorsprong reeds een laag gehalte aan trans- en verzadigde vetzuren. Een belangrijke gegeven is, dat van het totaal door de branche opgegeven hoeveelheden gebruikte oliën en vetten 2/3 deel wordt gebruikt als ingrediënt olie/vet en 1/3 voor het voorfrituren van een aantal producten. De snacks welke worden voorgefrituurd nemen een klein deel van het frituurvet op. Ter informatie: zeker niet alle (vlees)snacks worden door de producent voorgefrituurd. Deze worden vaak alleen voorgegaard in water of stoom. Correcties op resultaten voorgaande jaren. Na de publicatie van Nieuwsbrief nr. 8 is de AKSV geattendeerd op een onjuist percentage verzadigd vet bij palmoleïne in de monitoringrapportage. I.p.v. 40% was 12% opgegeven. Daarnaast is het onjuist opgegeven percentage verzadigd vet bij reuzel (11%) gecorrigeerd tot 40%. (zie ook tabel 2) Verder behoefde de gegevens verwerking van voorgaande jaren een correctie, aangezien een aantal gebruikte oliën en vetten zowel was opgegeven als ingrediënt alsmede als frituurvet en waren de tonnages ingrediënt - en frituur vet als gevolg daarvan niet volledig uitgesplitst in de berekeningen meegenomen. Dit heeft geen invloed op de berekening van trans en verzadigd voor de totale hoeveelheid gebruikte oliën en vetten, maar wel op de berekening van het afzonderlijke ingrediënt – en frituur olie en - vet. Verder ontbraken in 2005 en 2006 nog van twee leden de tonnages welke nu ook meegenomen zijn. 3
Resultaten Na de inspanningen van 2005 en 2006 heeft de AKSV februari 2007 opnieuw onder zijn leden een enquête gehouden. Respons was uitstekend, namelijk 98%. De resultaten van september 2007 heeft te maken met productieproblemen bij 1 producent, waardoor tijdelijk gehard vet moest worden gebruikt. Deze problemen zijn deels opgelost waardoor de resultaten in september er aanmerkelijk beter uitzien. Aan de hand van de verkregen informatie kunnen we een zeer nauwkeurig beeld geven van de gebruikte oliën en vetten zowel als ingrediënt alsmede als frituurvet. Uit tabel 1 is af te leiden dat op een aantal fronten een behoorlijke reductie is behaald ten opzichte van de doelstelling (vetgedrukt). Opmerking: de percentages in onderstaande tabel geven de percentages trans- respectievelijk verzadigd vet aan van de door de branche gebruikte vetten, dus niet op eindproductniveau. Daarbij is een uitsplitsing gemaakt naar vetten die als ingrediënt worden gebruikt en vetten die als frituurvet worden gebruikt. Tabel 1: resultaten monitoring onderzoek AKSV naar vetzuursamenstelling van gebruikte oliën en vetten. % 2002
% 2005
% 2006
% feb 2007
% sept 2007
reductie t.o.v. 2002
DOELSTELLING
9,7
5,9
3,2
2,6
2,3
76,5%
reductie 50%
29,5
30,1
28,0
24,5
24,7
16,4%
reductie 30%
6,4
3,4
2,8
1,9
1,9
70,6%
reductie 50%
24,7
23,7
23,5
15,3
15,4
37,7%
reductie 30%
Frituurvet - gehalte aan transvetzuren
18,3
9,8
3,8
4,3
3,1
82,9%
reductie 50% of max 5%
Frituurvet - gehalte aan verzadigde vetzuren
42,2
39,7
35,5
36,4
36,4
13,7%
reductie 30% of max. 40%
1
Totaal branche - gehalte aan transvetzuren Totaal branche- gehalte aan verzadigde vetzuren Ingrediënten - gehalte aan transvetzuren Ingrediënten - gehalte aan verzadigde vetzuren
1 2
2
2
gecorrigeerd door oliën of vetten gebruikt als frituurvet en ingrediënt vet uitgesplitst te berekenen. gecorrigeerd wegens onjuiste % verz. vet voor palmoleïne, (40 ipv 12%) + ontbrekende tonnage olie en vet alsnog verwerkt.
Respons Totaal zijn 40 enquêtes verstuurd. De respons bedroeg 98%. Van de 40 ontvangen en ingevulde enquêtes gebruikten 2 geënquêteerden geen olie of vet, heeft 1 geënquêteerde geen tonnage opgegeven en 1 geen enquête ingevuld. Reductie transvetzuren: Duidelijk is dat – ondanks de correcties – zowel het percentage transvetzuren bij ingrediënt - alsmede bij frituurvetten door toenemend gebruik van plantaardig ongeharde oliën het laatste jaar enorm is afgenomen. Er kan nog steeds worden gesteld dat met name bij snacks zoals frikandellen, kroketten en loempia’s, berekend op het gehele (eind)product, het transvetgehalte beneden de 1% is gekomen. Voor producten als salades is dit nooit een issue geweest, omdat altijd al vloeibare plantaardige oliën werden gebruikt. (zie verder figuren 1, 2 en 3) Voor olie of vet welke als ingrediënt wordt gebruikt, was het doel het transvetgehalte met 50% te reduceren. Dit is met de daling naar 1,9% ruimschoots behaald. Hetzelfde geldt voor het transvetzuurgehalte voor oliën en vetten welke door de producent als frituurvet worden gebruikt. Hierbij was het ook doel deze te halveren, met een reductie naar 3,1% is dit zeker ruimschoots gehaald. De lichte stijging begin 2007 bij het frituurvet is in september 2007 ruimschoots teruggedraaid naar uiteindelijk een ruim 80% reductie.
4
Figuur 1: gemiddeld gehalte transvet en verzadigd vet toegepast bij AKSV leden
transvet
verzadigd vet
40 % van het totale vetgehalte
35
30,1
29,5
30
28,0 24,7
24,5
25 20 15 10
9,7 5,9 3,2
5
2,6
2,3
0 2002
2005
2006
feb. 2007
sept. 2007
Figuur 2: gemiddeld gehalte transvet en verzadigd vet toegepast als ingrediënt
ingredient
transvet
verzadigd vet
40
% bij Ingredient olie/vet
35 30 24,7
25
23,7
23,5
20
15,3
15,4
15 10
6,4 3,4
5
2,8
1,9
1,9
0 2002
2005
2006
feb. 2007
sept. 2007
Reductie verzadigd vet: Het is evident dat de grootste reductie is behaald bij de toepassing als ingrediënt olie/vet. Bij frituurvet is alleen de doelstelling – het gemiddelde gehalte verzadigd vet < 40% - behaald. De oorzaak van de toename is dezelfde als onder reductie transvetzuren is genoemd. Een van de complicerende factoren voor verdere toepassing van vloeibare oliën is een stijging van de kostprijs, in het retail kanaal nog altijd onbespreekbaar. Daarnaast spelen functionele – en smaaktechnische eisen ook een rol. In Nieuwsbrief nr. 8, van januari 2007 was reeds de verwachting uitgesproken dat het verzadigd vetgehalte voor de als ingrediënt toegepaste oliën en vetten met 30% zou dalen, het is uiteindelijk zelfs bijna 38% geworden. Uitzonderlijk hoog, aangezien bij koelverse producten als salades en mayonaises verdere daling (door gebruik van met name raapolie) nagenoeg onmogelijk is.
5
Figuur 3: gemiddeld gehalte transvet en verzadigd vet toegepast als frituurvet
transvet
Frituurvet
verzadigd vet
50 42,2
45
39,7
% bij frituur vet/olie
40
36,4
35,5
36,4
35 30 25 20
18,3
15
9,8
10
4,3
3,8
5
3,1
0 2002
2005
2006
feb. 2007
sept. 2007
Tabel 2: overzicht van de gebruikte oliën en vetten als ingrediënt en frituurvet (september 2007) soort ingrediënt olie/vet
procentueel gebruik
trans
verzadigd
raapolie
51,9
0,2-2,0
7-8
sojaolie
18,7
0,3-2,0
15-15,5
palmolie
11,9
0,5-2,0
margarine
8,0
1-12
geharde palmolie
2,2
banketmargarine
procentueel gebruik
trans
verzadigd
palmolie
37,2
0,5-2,0
45-53
palmoleine
22,9
1,0
40
45-53
raapolie
14,6
0,2-2,0
7-8
12-43
zonnebloemolie
11,1
0,0-2,0
12
8-30
53-61
geharde palmolie
7,2
8-30
53-61
1,7
12
35
rundvet
3,8
3,0-3,7
50-55
roomboter
1,2
4,0
60-70
sojaolie
1,1
0,3-2,0
15-15,5
rundvet
0,8
3,0-3,7
50-55
frituurvet
0,8
1-7
13-21
bakkersvet
0,8
1,0-2,0
46-49
zonnebloemolie
0,9
0,0-2,0
12
gedeeltelijk geharde palmolie+raapolie
0,6
5
50
olijfolie
0,6
0,2
14
reuzel
0,3
1-5
11-40
korstmargarine bulk
0,4
1,0
40
plantaardige olie
0,3
0,6-1,0
19-29
arachideolie
0,1
1,0
17
kippenvet
0,3
1,5
29
plantaardige olie
0,2
0,6-1,0
19-29
sojaolie gedeeltelijk gehard
0,0
15
56
plantaardige vet
0,1
0,5-0,8
48-50
reuzel
0,1
1-5
11-40
arachideolie
0,1
1,0
17
sesam/sojaolie
0,0
1,2
40
sesamolie
0,0
2,0
13,5
truffelolie
0,0
0,2
14
100,0
1,9
15,4
100,0
3.1
36,4
soort frituur olie/vet
Overige opmerkingen Als belangrijkste redenen voor het niet volledig vervangen van vetten zijn genoemd: prijs, smaak en niet dezelfde functionele eigenschappen. Daarnaast was de samenstelling van de gebruikte vetten voor een aantal bedrijven al zo goed, dat geen verbetering resp. vervanging meer nodig was.
6
Een 9-tal bedrijven heeft aangegeven behoefte te hebben aan overleg of extra informatie ten aanzien van vetzuursamenstelling. In november 2007 is daarom een bijeenkomst georganiseerd voor de leden waarop een presentatie is gegeven door een leverancier van vetten. Conclusie t.a.v. transvetzuren De resultaten van de opeenvolgende monitoringsonderzoeken wijzen uit dat het totaal gehalte aan transvetzuren in door de leden van AKSV geproduceerde (vlees)snacks t.o.v. 2002 is gereduceerd met 76,5 %. Aan de doelstelling terzake van transvetzuren wordt door de AKSV dus ruimschoots voldaan. Conclusie t.a.v. verzadigde vetzuren Uit het laatste monitoringsonderzoek blijkt dat de reductie van totaal verzadigd vet ongeveer 17% is, terwijl de doelstelling 30% is; de norm is dus nog altijd niet gehaald. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het gebruik van palmolie, palmoleïne en geharde palmvet. Deze maken nog steeds 65% van de hoeveelheid frituurvet of 30% van het totale 20,5 Mton. Wanneer de geharde palm zou worden vervangen, lost dit niet alleen het verzadigd vet probleem op maar ook daalt het transvetgehalte voor frituurvet verder. Naast de geharde palmolie is (banket)margarine nog een vet dat vervangen zou kunnen worden, waardoor het ingrediënt trans – en verzadigd vet verder kan dalen.
Plan van aanpak Sedert 2002 heeft de Branche veel effort gestoken in het terugdringen van het transvet en verzadigd vet. Met name op transvet gebied zijn enorme reducties behaald. In onderstaande tabel zijn de resultaten weergegeven van de monitoringonderzoeken die zijn uitgevoerd. Het laatste volledige onderzoek heeft in januari 2007 plaatsgevonden. In september 2007 zijn door een producent nog gegevens aangeleverd na het uitvoeren van een eerder toegezegde verbetering, welke eerder door technische problemen niet mogelijk bleek. De resultaten zijn hierdoor nog verbeterd, zoals in onderstaande tabel aangegeven. In de kolom “doelstelling” zijn de in het oorspronkelijke plan van aanpak genoemde doelstellingen weergegeven. Tabel 3: Resultaten gehalte aan transvetzuren en verzadigd vet % 2002
% 2005
% 2006
% jan. 2007
% sept 2007
Reductie t.o.v. 2002
DOELSTELLING
Totaal - gehalte aan transvetzuren
9,7
5,9
3,2
2,6
2,3
76,5%
reductie 50%
Totaal - gehalte aan verzadigde vetzuren
29,5
30,1
28,0
24,5
24,7
16,4%
reductie 30%
Ingrediënten - gehalte aan transvetzuren
6,4
3,4
2,8
1,9
1,9
70,6%
reductie 50%
Ingrediënten - gehalte aan verzadigde vetzuren
24,7
23,7
23,5
15,3
15,4
37,7%
reductie 30%
Frituurvet - gehalte aan transvetzuren
18,3
9,8
3,8
4,3
3,1
82,9%
reductie 50% of max 5%
Frituurvet - gehalte aan verzadigde vetzuren
42,2
39,7
35,5
36,4
36,4
13,7%
reductie 30% of max. 40%
7
Doelstellingen 2010 In november 2007 zijn nieuwe doelstellingen voor de branche geformuleerd. Voor het bereiken van de doelstellingen 2010 is primair van belang dat een ieder doorgaat op de ingeslagen weg en minimaal de behaalde resultaten consolideert. Tabel 4: doelstellingen gehalte aan transvetzuren en verzadigd vet 2010 Algemene Kokswaren en Snackproducenten Vereniging
% 2005
% 2007
DOELSTELLING 2010
Totaal van alle vetten - gehalte aan transvetzuren
5,9
2,3
< 2,0
Totaal van alle vetten - gehalte aan verzadigde vetzuren
30,1
24,7
< 20
Ingrediënten - gehalte aan transvetzuren
3,4
1,9
< 1,75
Ingrediënten - gehalte aan verzadigde vetzuren
23,7
15,4
< 15
Frituurvet - gehalte aan transvetzuren
9,8
3,1
< 2,5
Frituurvet - gehalte aan verzadigde vetzuren
39,7
36,4
< 30
Opmerking: bovenstaande percentages betreffen de vetzuursamenstelling van het gebruikte vet, dus niet de percentages in het eindproduct waarvoor het vet wordt gebruikt. Met het vervangen van frituurvetten rijk aan verzadigde vetten en transvet (met name (gehard) palmvet, palmolie en palmoleïne) door vloeibare plantaardige oliën zullen de hierboven genoemde doelstellingen worden behaald.
8
Koninklijk Horeca Nederland
Activiteiten 2007 Koninklijk Horeca Nederland (KHN) heeft het afgelopen jaar diverse activiteiten uitgevoerd. Ook in 2007 is wederom intensief samengewerkt met het Voorlichtingsbureau MVO in het kader van de gezamenlijke campagne Verantwoord Frituren. Deze campagne is in 2004 gestart door het Voorlichtingsbureau MVO en KHN om het gebruik van vloeibaar frituurvet in de horeca te stimuleren. Daarnaast heeft de sector in haar 3 gehouden regiobijeenkomsten de campagne onder haar leden onder de aandacht gebracht. Ook tijdens de, in nauwe samenwerking met de Chinese sector, gehouden Chinese cafetariadag zijn bij de aanwezige Chinese cafetariaondernemers de voordelen van het verantwoord frituren in hun eigen taal bijgebracht. Ook bij deze groep ondernemers groeit het besef voor het gebruik van vloeibare vetten en producten met een betere vetzuursamenstelling. In samenwerking met het Voedingscentrum is de snackwijzer geïntroduceerd. Ook op deze snackwijzer, die gratis verspreid is onder bijna alle cafetariaondernemers via de goede samenwerking met de groothandels en formulehuizen, is uitgebreid aandacht besteed aan het nut en het juiste gebruik van vloeibaar frituurvet.
9
Bovendien is er ook in 2007 een voortgang geboekt voor de ontwikkeling van de Cafetaria van de Toekomst, waarbij cafetaria’s onder andere geïnformeerd zullen worden over de voordelen van het gebruik van vloeibare vetten en producten met een betere vetzuursamenstelling. Tenslotte zijn er zowel in print als via internet regelmatig artikelen verschenen over ondernemers die steeds meer de voordelen inzien van het gebruik van vloeibaar vet.
Plan van Aanpak In 2003 werd de Task Force Transvetzuren opgericht om de inname van transvetzuren te verlagen. Een belangrijk initiatief vanuit deze Task Force was de campagne Verantwoord Frituren. Om ook aandacht te besteden aan het verzadigd vet is eind 2005 de Task Force Transvetzuren omgevormd tot de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling. Koninklijk Horeca Nederland Koninklijk Horeca Nederland is de brancheorganisatie voor de horeca in Nederland, waarbij zo’n 21.000 van de 38.000 horecabedrijven zijn aangesloten. Hiermee zijn we één van de grootste ondernemersorganisaties in Nederland. Onze leden vertegenwoordigen meer dan 80% van de omzet in de horecabranche en meer dan 72% van de loonsom. In de horeca zijn 320.000 personen werkzaam. Horeca in cijfers 38.000 bedrijven 90% van de sector bestaat uit kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers in dienst horeca bestaat uit: hotels, discotheken, cafés, restaurants, toeristische bedrijven, fastservice en partycatering. 2% van de totale consumptie wordt genuttigd in de horeca. Door haar specifieke karakter staat de horeca midden in de maatschappij en vervult vaak een belangrijke functie in het sociale leven. Het is een functie die de horeca ook oppakt en waarin zij haar verantwoordelijkheid neemt. Uit EIM-onderzoek blijkt dat de horecaondernemer het beste scoort ten aanzien van verantwoord ondernemen. Uitgangspunten Koninklijk Horeca Nederland Koninklijk Horeca Nederland vindt dat de primaire verantwoordelijkheid voor gezond gedrag bij de consument ligt. Hij is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen keuzes.. Echter, Koninklijk Horeca Nederland neemt vanuit haar maatschappelijke rol wel de medeverantwoordelijkheid om mogelijk bij te dragen aan de verlaging van verzadigde vet en transvetzuren in de totale voeding via zelfregulering. Horeca is meer dan alleen het verstrekken van maaltijden. De gast komt in de horeca voor ontspanning en sfeer en om lekker te eten; het gaat om het product “genieten”. Gegeven het karakter van de horeca moet de gast en niet op een belerende, maar op een gastvrije wijze attent worden gemaakt op de keuzemogelijkheid voor extra gezond. Zonder daarbij concessies te doen aan de aspecten “sfeer” en “genieten”, die een belangrijk deel uitmaken van het verwachtingspatroon van die gast. Wat doet Koninklijk Horeca Nederland? Koninklijk Horeca Nederland zal aan ondernemers de mogelijkheden en kansen tonen om zich met een “gezonde leefstijl” positief te onderscheiden. Koninklijk Horeca Nederland ziet het als één van haar taken de horecaondernemer bewust te maken van de problematiek omtrent de vetzuursamenstelling.
10
Door middel van een collectieve voorlichtingscampagne én het faciliteren van de achterban streven Koninklijk Horeca Nederland, het productschap Margarine, Vetten en Oliën, de aardappelverwerkende industrie en vertegenwoordigers van frituurvetfabrikanten er naar om het aandeel verzadigd vet en transvet in frituurvetten substantieel te verlagen. Mede dankzij de campagne Verantwoord Frituren is het aantal gebruikers van vloeibaar frituurvet in de horeca gestegen tot ruim 50% in 2006. Voor 2010 hebben wij ons als doel gesteld 75%. Ook heeft Koninklijk Horeca Nederland het Convenant Overgewicht mede ondertekend. Binnen dit convenant heeft Koninklijk Horeca Nederland een plan van aanpak “Horeca in beweging” gelanceerd. In dit plan van aanpak geeft Koninklijk Horeca Nederland de ondernemer praktische handreikingen hoe ze hiermee om kunnen gaan binnen hun eigen bedrijfsvoering. Communicatie Koninklijk Horeca Nederland vindt communicatie erg belangrijk. De discussie moet niet gevoerd worden vanuit negatieve en ongenuanceerde uitgangspunten. Heldere, eenduidige en volledige communicatie is een absolute noodzaak om ondernemers bekend te maken met het fenomeen verzadigd vet en transvet. Alle voor- en nadelen moeten hierbij aan de orde komen, zodat de ondernemer een bewuste keus kan maken. Ook naar de consument toe is het belangrijk dat alle partijen dezelfde boodschap uitdragen, zodat de consument begrijpt waar het om gaat. Op basis van de juiste informatie, kan de consument zelf zijn keuzes maken.
Stimuleren gezonde producten Activiteiten: De campagne Verantwoord Frituren ingezet om het aantal gebruikers van vloeibaar frituurvet in de fastservicesector te laten stijgen tot 75%. Samenwerking zoeken met producenten en leveranciers ten aanzien van het stimuleren van een verantwoorde vetzuursamenstelling in hun producten. Project Verantwoord Frituren in 2008 ook doortrekken naar de andere sectoren naast de fastservicesector zoals toerisme, recreatie, sport en cultuur en restaurants. Hulpmiddelen beschikbaar stellen aan onze leden en verder uitontwikkelen, zoals bijvoorbeeld de snackwijzer in samenwerking met het Voedingscentrum. Horecaondernemers stimuleren gebruik te maken van gezondere producten/ingrediënten. Inventariseren en delen best practises van/met ondernemers. Stimuleren het gebruik van gezonde producten te integreren in de specifieke onderdelen binnen de fastfoodopleidingen en horecavakonderwijs en in de te organiseren vakwedstrijden. Stimuleren tot gebruik van vloeibaar vet door middel van een hogere notering in de cafetariatop 100. Communicatiemiddelen: Artikelen in het Horeca Nederland Magazine Vakbladen Website www.horecainbeweging.nl Nieuwsbrief (digitaal)
11
Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ) Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij (NVB)
Activiteiten 2007 Project ‘Gezonde vetten in de bakkerij’ In opdracht van VBZ/NVB heeft TNO Kwaliteit van Leven de eerste drie fasen van het onderzoek ‘Gezonde vetten in de bakkerij’ in 2007 afgerond. Het doel van dit onderzoek is de aangesloten leden te ondersteunen bij het reduceren van het gehalte aan verzadigd vet met 33% in koek en gebakproducten op basis van plantaardige oliën en vetten, met behoud van kwaliteit. Deze haalbaarheidsstudie richt zich op zeven productcategorieën. TNO heeft eind 2007 de resultaten van bovengenoemd project gecommuniceerd. Voor de productgroepen cake, zandgebak, harde wafels en (watervrije) crèmevullingen kan gezegd worden dat de doelstellingen van de haalbaarheidsstudie zijn behaald. Dit betekent dat het onder voorwaarden (goed) mogelijk lijkt het verzadigd vetgehalte in deze producten met 33% te reduceren. Bij de overige productgroepen is verder onderzoek nodig om de doelstellingen te kunnen behalen. Ondanks de complexiteit van de problemen kan TNO ook bij de laatste drie productgroepen, zachte wafels, korstdeeg en gistdeeg, goede oplossingsrichtingen aanreiken. Hoeveel reductie van verzadigd vet bij deze producten mogelijk is, verschilt per situatie (onder andere afhankelijk van product en proces). Het project is tot nu toe naar tevredenheid en volgens plan verlopen. Er was een goede samenwerking met de toeleverende industrie van oliën en vetten en de bedrijven. De voorbereidingen voor de implementatie van de resultaten in de praktijksituatie van bedrijven zijn in volle gang. Niet onopgemerkt kan blijven dat de bakkerijsector te kampen heeft met ingrijpende prijs- en marktontwikkelingen , hetgeen innovatietrajecten bemoeilijkt. Bijeenkomsten In aansluiting op bovengenoemd project heeft VBZ in 2007 twee ledenbijeenkomsten georganiseerd over vetzuursamenstelling. Tijdens een VBZ bijeenkomst begin 2007 heeft TNO de resultaten van fase 1 (literatuuronderzoek) aan de leden toegelicht. Op 1 november tijdens het succesvolle VBZ Health & Taste congres zijn de resultaten van de toepassing van de theoretische kennis bij de vastgestelde modelrecepturen gepresenteerd. Deze dag was een uitstekend moment om bedrijven onderling contacten te laten leggen en hun innovaties op het gebied van gezondere vetten aan elkaar te presenteren. Daarnaast hebben vele andere sprekers direct aanverwante ontwikkelingen toegelicht. Tijdens dit congres heeft VBZ in samenwerking met andere partijen ook beschikbare subsidiemogelijkheden gecommuniceerd om de stimulans tot innovatie te versterken. VBZ heeft gedurende 2007 bedrijven meerdere malen opgeroepen om zich aan te melden voor individuele implementatie van het onderzoek ‘Gezonde vetten in de bakkerij’.
12
Overige communicatie In navolging van voorgaande jaren heeft VBZ/NVB ook in 2007 regelmatig via nieuwsbrieven, ledenvergaderingen, ledencontacten, extranet, publicaties en lezingen bij externe seminars aandacht gevraagd voor het onderwerp vetzuren en zijn bedrijven gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan de gezamenlijke doelstellingen. Branchespecifiek overleg In de bakkerijbranche is in de tweede helft van 2007 een branchespecifiek vetoverleg opgestart met VBZ/NVB, de Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging (NBOV, ambachtelijke bakkerijen), de Nebafa (bakkerijgrondstoffenleveranciers), het Nederlands Bakkerij Centrum (NBC) en het Productschap MVO. Het doel van dit overleg is als branche gezamenlijk op te trekken in de reductie van verzadigde en transvetten, zodat de consument in alle kanalen de keuze heeft bakkerijproducten aan te schaffen met een verbeterde vetzuursamenstelling. Overige dienstverlening i.v.m. vetzuursamenstelling Ook zijn leden in 2007 expliciet gewezen op de mogelijkheid om consumenten te informeren over de voedingswaarden van producten via de nieuwe Dagelijkse Voedingsrichtlijn systematiek (GDA). Hiertoe is onder andere een FNLI handleiding verspreid. Verder is VBZ/NVB zeer intensief betrokken bij de ontwikkeling van de databank SpecsPlaza als onderdeel van BakkerijPlaza, een efficiënte manier om ingrediënteninformatie (waaronder samenstelling en voedingswaarden) binnen de bakkerijketen uit te wisselen. Tot slot is VBZ/NVB actief betrokken geweest bij de verdere uitvoering van het plan van aanpak van het Convenant Overgewicht binnen FNLI verband als convenantspartner.
Resultaten In 2007 heeft VBZ/NVB wederom een monitoring bij haar leden uitgevoerd via het verspreiden van een vragenlijst. Na meerdere oproepen hebben circa 20 bedrijven de vragenlijst ingevuld. Op basis hiervan is VBZ/NVB van mening dat met enige terughoudendheid en voorzichtigheid naar de getrokken conclusies moet worden gekeken vanwege de representativiteit van het onderzoek. Er is een monitoring uitgevoerd voor de productgroepen biscuit, cakedeeg, crèmevullingen, gistdeeg, korstdeeg, wafels en zandgebak. In tabel 1 en 2 staan de gemiddelde waardes weergegeven van het gehalte vetzuren, transvetzuren en verzadigde vetzuren in 2005/2006 en 2007. Om de jaarlijkse voortgang weer te geven zijn de gegevens van 2007 afgezet tegen de gegevens van 2005/2006. Tabel 1. Vetzuursamenstelling eindproducten 2005/2006 (gemiddelden) Vetzuren (g/100g)
Transvetzuren (g/100g)
Verzadigde vetzuren (g/100g)
13,9
0,4
8,2
Cakedeeg
24
1,4
11,5
Gistdeeg
13,9
0,5
6,5
Korstdeeg
29,9
1,8
16,3
Wafels
22,8
1,3
13,7
Zandgebak
21,8
0,6
11,7
Biscuit
13
Tabel 2. Vetzuursamenstelling eindproducten 2007 (gemiddelden) Vetzuren (g/100g)
Transvetzuren (g/100g)
Verzadigde vetzuren (g/100g)
Biscuit
13,5
0,5
7,3
Cakedeeg
18,6
0,3
10,4
13
0,5
6,5
Korstdeeg
27,5
1
16
Wafels
20,9
0,8
10,5
Zandgebak
21,7
0,6
11,3
Gistdeeg
Biscuit Het totale vetgehalte en het verzadigde vetgehalte is in 2007 licht gedaald. Cakedeeg Het totale vetgehalte is aanzienlijk gedaald van gemiddeld 24 in 2005/2006 tot 18,6 g/100 g in 2007. Het gehalte transvetzuren en verzadigde vetzuren is gedaald naar respectievelijk 0,3 en 10,4 g/100 g in 2007. Gistdeeg In de categorie gistdeeg is de hoeveelheid vet en de vetzuursamenstelling vrijwel niet veranderd in 2007. Korstdeeg Het totale vetgehalte, het verzadigd vetgehalte en het transvetgehalte van korstdeegproducten is in 2007 gedaald ten opzichte van 2005/2006 naar respectievelijk 27,5 gram, 16 gram en 1 gram per 100 gram product. Wafels Het totale vetgehalte in wafels is gedaald van gemiddeld 22,8 gram in 2005/2006 tot gemiddeld 20,9 gram vet per 100 gram product in 2007. Het gehalte transvetzuren is gedaald naar minder dan 1 gram per 100 gram product. Het gehalte verzadigde vetzuren is in 2007 ten opzichte van 2005/2006 gedaald tot gemiddeld 10,5%. Zandgebak De hoeveelheid vet en de vetzuursamenstelling is in de categorie zandgebak vrijwel niet veranderd. Conclusie Het verzadigd vetzuurgehalte is in 2007 ten opzichte van 2005/2006 bij de productgroepen biscuit, cakedeeg, korstdeeg, wafels en zandgebak gedaald. Het gehalte transvetzuren is in 2007 bij alle productgroepen gemiddeld niet hoger dan 1 gram per 100 gram product in 2007. Met name in de categorie cakedeeg en wafels zijn goede resultaten geboekt in 2007. VBZ/NVB verwacht met de resultaten van het project ‘Gezonde vetten in de bakkerij’ de hoeveelheid verzadigde vetzuren in bakkerijproducten verder te verlagen.
14
Plan van aanpak Onderzoek en project ‘Gezonde vetten in de bakkerij’ In 2008 tot 2010 zal het onderzoek ‘Gezonde vetzuren in de bakkerij’ zich richten op de praktijksituatie van de aangesloten bedrijven. Op 24 januari 2008 wordt een bijeenkomst georganiseerd waar de resultaten van het onderzoek in detail gepresenteerd zullen worden. Daarnaast zal VBZ/NVB de leden verder actief stimuleren tot deelname aan het vervolgtraject. De periode tussen 2008 en 2010 zal volop in het teken staan van de toepassing van alle beschikbare kennis bij zoveel mogelijk bedrijven. Daarnaast zal VBZ/NVB analyseren welke redenen bedrijven hebben om niet deel te nemen aan het project en welke activiteiten wellicht ondernomen kunnen worden om bedrijven alsnog te stimuleren tot deelname. Niet deelnemen betekent overigens zeker niet dat er ook geen activiteiten zijn ondernomen. Uiteraard voeren bedrijven ook op individuele basis innovaties door. Een derde belangrijk aspect is het in kaart brengen van de eventuele problematiek afgezet tegen de kritische succesfactoren om daadwerkelijk producten met een verbeterde vetzuursamenstelling in het assortiment van de afnemers opgenomen te krijgen. De vervolgactiviteiten worden op dit inzicht afgestemd. Stimuleren van innovaties Om innovaties te stimuleren gaat VBZ/NVB verder met haar leden actief te informeren en zal VBZ/ NVB de leden, voor zover mogelijk, tegemoet komen in hun behoeften binnen dit kader. Daarnaast zal VBZ/NVB de leden stimuleren tot deelname aan het implementatietraject van het onderzoek ‘Gezonde vetzuren in de bakkerij’. Tevens zal VBZ/NVB subsidietrajecten faciliteren die innovaties op dit terrein zullen stimuleren. Naar aanleiding van het onderzoek naar de voorwaarden voor toetreding van gezondere producten op de markt, zal VBZ/NVB zich, binnen haar eigen mogelijkheden, inzetten om de beperkende factoren te reduceren. Informatievoorziening achterban VBZ/NVB kent diverse communicatiemiddelen die ook de komende jaren gebruikt zullen gaan worden om de leden te blijven stimuleren om de vetzuursamenstelling in hun producten te verbeteren. Informatieverstrekking via het versturen van eigen nieuwsberichten en de nieuwsbrief van de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling zal worden voortgezet. Daarnaast zal er doorlopend op het VBZ/NVB extranet specifieke informatie voor de VBZ/NVB-leden worden geplaatst. Verder wordt het verbeteren van de vetzuursamenstelling onder andere besproken op de bestuursvergaderingen van VBZ/NVB en op diverse andere vergaderingen van VBZ/NVB zoals de Commissie Levensmiddelenwetgeving en Voeding en gezondheid. Daarnaast organiseert VBZ/NVB regelmatig diverse themadagen over uiteenlopende onderwerpen. Er wordt gestreefd om, net als in voorgaande jaren, themabijeenkomsten te organiseren over de voortgang en resultaten van het project om de bedrijven te stimuleren actief bij te dragen aan het realiseren van de gezamenlijke doelstellingen. De informatievoorziening zal naar verwachting in de komende jaren wellicht ook meer individueel, per bedrijf plaatsvinden.
15
Overige dienstverlening i.v.m. vetzuursamenstelling Ook in 2008 zal VBZ/NVB de leden in 2008 tot 2010 informeren over en stimuleren tot gebruik van de nieuwe Dagelijkse Voedingsrichtlijn systematiek. De verdere ontwikkeling van de databank SpecsPlaza zal in 2008 tot 2010 voortgezet worden. Vanuit het Convenant Overgewicht zal VBZ/ NVB bedrijven ook stimuleren tot het ontwikkelen van meer verantwoorde producten (gezien vanuit de overheidsproblematiek), bijvoorbeeld door middel van haar bijdrage in de ontwikkeling en invulling van tools om de best practices van bedrijven te communiceren. Deze best practices hebben o.a. als doel om bedrijven te stimuleren ook bij te dragen aan de bestrijding van overgewicht door initiatieven van bedrijven die hier al aan bijdragen te communiceren. Maar ook wordt uitgebreid aandacht besteed aan andere actiepunten die vanuit de industrie binnen het Convenant Overgewicht zijn afgesproken. Informatievoorziening/samenwerking derden VBZ/NVB zal streven naar verdere intensivering van de samenwerking met brancheorganisaties van toeleveranciers, leveranciers van grondstoffen, CBL en/of supermarktorganisaties. Ook zal de samenwerking inzake het onderwerp vet met brancheorganisaties, kennisinstituten (NBC) en andere vertegenwoordigende partijen binnen de bakkerijbranche zelf, worden voortgezet. Monitoring Om de voortgang van de aangesloten bedrijven met betrekking tot het verbeteren van de vetzuursamenstelling te volgen, zal VBZ/NVB er zorg voor dragen jaarlijks gegevens op te (laten) vragen bij haar achterban. Hierbij zal worden overwogen op welke wijze er meer data kan worden verzameld. Aan al deze activiteiten zal VBZ/NVB haar medewerking verlenen, zodat de bedrijven maximale prestaties kunnen neerzetten bij het verbeteren van de vetzuursamenstelling in hun producten.
16
Productschap Margarine, Vetten en Oliën
Activiteiten 2007 Het afgelopen jaar heeft Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO) zich ingezet voor een verdere verbetering van de vetzuursamenstelling, conform de afspraken in het Manifest. Zo heeft MVO in 2007 twee grote consumentenactiviteiten uitgevoerd voor de campagne Verantwoord Frituren, om de consument te wijzen op het belang van vloeibaar frituurvet, en daarmee de ondernemer het benodigde zetje te geven om over te stappen op vloeibaar frituurvet. Eind juni is de eerste grote consumentenactiviteit uitgevoerd, namelijk de verspreiding van een gepersonaliseerd gevelschildje onder zo’n 2000 fastfoodondernemers die deelnemer zijn van de campagne Verantwoord Frituren. Het gevelschildje is alleen geldig als ook de bijbehorende deursticker – met jaartal – zichtbaar is. Cafetaria’s die Verantwoord Frituren zijn hierdoor beter herkenbaar voor hun klant. En hoe meer de campagne terugkomt in het straatbeeld, hoe beter het is voor de bekendheid onder consumenten. De tweede grote consumentenactiviteit was fotowedstrijd die gedurende de maanden oktober en november heeft plaatsgevonden. Consumenten werden opgeroepen een foto te maken in een cafetaria waar het groene logo van de campagne te zien is, en deze te plaatsen op de website van de campagne www.friturenindehoreca.nl. Op de website kon gestemd worden op de mooiste foto, en de winnaar krijgt een reis naar keuze t.w.v. € 1.000,-. De prijsuitreiking vindt plaats in januari 2008 tijdens de Horecava. De wedstrijd is onder de aandacht gebracht middels een persbericht, door posters op de deur van deelnemende cafetaria’s, door banners op de websites van ondersteuners en door advertenties in het dagblad Metro. De campagne wordt uitgevoerd door het Voorlichtingsbureau MVO in samenwerking met Koninklijk Horeca Nederland. De campagne is ook dit jaar weer mogelijk gemaakt dankzij een groot aantal trouwe ondersteuners. In een speciale editie van de campagne Nieuwsbrief die aan het einde van het jaar is verschenen zijn deze ondersteuners uitgebreid aan het woord gelaten. Nieuwe ondersteuner van de campagne in 2007 was het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In de EU wordt gewerkt aan wetgeving ten behoeve van een goede informatievoorziening (herziening van de voedingswaarde-etiketteringsrichtlijn). Naar verwachting zal eind 2007 de Europese Commissie haar voorstel presenteren voor een nieuwe wetgeving. MVO is voorstander van verplichte etikettering van transvetzuren en verzadigde vetzuren omdat dit verdere innovaties op het gebied van gebruik van betere vetten zal stimuleren. Ook is heldere etikettering van producten van groot belang voor een juiste informatievoorziening richting de consument ten behoeve van een gezonder eetpatroon, en zal verplichte etikettering van trans- en verzadigd vetzuren daarin bijdragen. De verplichte procesvermelding ‘hydrogenering’ van een olie of vet zoals deze momenteel is opgenomen in de Europese etiketteringswetgeving is verwarrend en kan juist innovaties op het gebied van betere vetten tegenwerken. Dit zou dan ook moeten komen te vervallen. MVO heeft zich in 2007 richting Nederlandse overheid en de Europese Commissie dan ook hard gemaakt voor dit standpunt ten behoeve van een verdere verbetering van de vetzuursamenstelling.
17
In navolging op de inspanningen van de Nederlandse en Europese margarinefabrikanten sinds 1995 waarin de hoeveelheid transvetzuren in margarines voor de retail verlaagd is naar 1% op productbasis (2% op vetbasis) hebben in 2007 deze bedrijven zich verder gecommitteerd aan het gezamenlijk verlagen van de hoeveelheid transvetzuren tot 2% op vetbasis in alle industriële margarines (o.a. bakkerijmargarines). E.e.a. is vastgelegd in een nieuwe IMACE Code of Practice. Op nationaal niveau is MVO in 2007 verder nauw betrokken geweest bij de opzet van de plannen van de nieuwe toetreders in de bakkerijsector, NBOV en NEBAFA. Zo heeft MVO presentaties gehouden op relevante bijeenkomsten uit de bakkerssector, en zit MVO aan bij relevante overleggen. In opdracht van het Voorlichtingsbureau MVO heeft TNO Kwaliteit van Leven in 2007 onderzoek gedaan naar de inname van trans- en verzadigde vetzuren in bakkerijproducten (Voedselconsumptiepeiling 2003). Dit onderzoek wijst uit dat bakkerijproducten een aanzienlijke bijdrage leveren aan de inname van verzadigde vetzuren en transvetzuren. Op een door VBZ georganiseerd symposium voor VBZ-leden heeft MVO een lezing gehouden over o.a. deze nieuwe onderzoeksresultaten. Naar aanleiding van de brief die Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling medio mei heeft ontvangen van Minister Klink van VWS heeft MVO internsief overleg gevoerd met de Nederlandse frituurvetfabrikanten over het terugbrengen van de hoeveelheid transvetzuren in vaste frituurvetten. Dit heeft geresulteerd in een Code of Practice voor vaste frituurvetten die vanaf 1 januari 2008 in werking zal treden en waarbij alle frituurvetfabrikanten zich committeren aan het stapsgewijs terugbrengen van transvetzuren in deze frituurvetten. De afspraken zijn dekkend voor alle vaste frituurvetten verkocht op de Nederlandse markt. MVO zal het naleven van de Code of Practice monitoren en indien nodig wordt een zwarte lijst opgesteld met producten die niet aan de Code of Practice voldoen.Daarnaast zal MVO bij de Nederlandse overheid aandringen op Europese wetgeving om (dergelijke) vaste vetten met een hoog transvetzuurgehalte binnen geheel Europa te verbieden. MVO voert het secretariaat van de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling en heeft in 2007 namens de Task Force drie edities van de Task Force nieuwsbrief uitgebracht. Daarnaast heeft MVO namens de Task Force de belangen behartigd van de Task Force leden richting instanties als Stichting Ik Kies Bewust en het Britse Retail Consortium met als doel waken voor voldoende ruimte voor productinnovaties op het gebied van verbetering van de vetzuursamenstelling. MVO heeft in 2007 bij haar bedrijven specifieke marktgegevens opgevraagd voor de tweede helft van 2006 en de eerste drie kwartalen van 2007 om een beeld te krijgen van het gebruik van vaste en vloeibare consumentenproducten (margarine, halvarine, bak- en braadproducten, frituurvetten) en van vaste en vloeibare frituurvetten in de horeca. De gegevens zijn een vervolg op de eerste monitoringscijfers over 2004, 2005 en de eerste twee kwartalen van 2006. De gegevens zijn weergegeven als gemiddelde per jaar. Omdat voor de categorie vloeibare frituurvetten in de horeca in de vorige rapportage de cijfers waren weergegeven per maand is voor deze rapportage ook een nieuw jaarlijks gemiddelde berekend over de jaren2004, 2005 en 2006. Nieuw dit jaar is verder een extra check die is ingebouwd, door ook klanten van MVObedrijven te betrekken in deze monitoring. Hierdoor is de juistheid en de accuraatheid van de cijfers beter gegarandeerd.
18
Resultaten Uit monitoringsgegevens van het productschap blijkt dat het aandeel vloeibare frituurvetten in de Nederlandse retail en horeca ook in 2007 verder is gestegen. Het aandeel vloeibare frituurvetten in de retail steeg in 2006 en 2007 aanmerkelijk tot 85% in 2007 (zie figuur 1). Ook het aandeel vloeibare margarine en bak- en braadproducten steeg met 5 procentpunten tot 36% in 2007 (zie figuur 2). Het aandeel vloeibare frituurvetten in de horeca is mede dankzij de campagne Verantwoord Frituren de afgelopen tijd verder gestegen naar gemiddeld 66% in 2006 en gemiddeld 69% in 2007 (zie figuur 3). Figuur 1. Het aandeel vloeibare frituurvetten in de retail ten opzichte van alle frituurvetten per jaar 90%
80%
75%
84%
85%
2006
2007
77%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
2004
2005
Figuur 2. Het aandeel vloeibare margarine en bak- en braadproducten ten opzichte van alle bereidingsvetten (exclusief oliën) in de retail per jaar 40%
36% 35%
31% 30%
25%
28% 24%
20%
15%
10%
5%
0%
2004
2005
2006
19
2007
Figuur 3. Het aandeel vloeibare frituurvetten ten opzichte van alle frituurvetten in de horeca per jaar 80%
70%
66%
64%
69%
60%
51% 50%
40%
30%
20%
10%
0%
2004
2005
2006
2007
Plan van aanpak Ambities MVO zal zich ook de komende jaren verder inzetten voor onderstaande doelstellingen, waarvan een aantal al eerder waren geformuleerd in het plan van aanpak behorende bij het Manifest : Een toename van het aandeel vloeibare margarine en bak- en braadproducten in de retail van 36% tot minimaal 40% in 2010 Een toename van het aantal gebruikers van vloeibaar frituurvet in de fastfoodsector van 50% in 2006 tot 75% eind 2010 Een toename van het aandeel vloeibare frituurvetten in de retail van 85% tot 90% in 2010. Het stapsgewijs verlagen van het transvetzuurgehalte in vaste frituurvetten voor de horeca conform de volgende doelstellingen: Per 1 januari 2008 worden in Nederland geen vaste frituurvetten meer verkocht met meer dan 30% transvetzuren door grossiers en fabrikanten aan eindgebruikers Per 1 januari 2009 worden in Nederland geen vaste frituurvetten meer verkocht met meer dan 20% transvetzuren door grossiers en fabrikanten aan eindgebruikers Per 1 januari 2010 worden in Nederland geen vaste frituurvetten meer verkocht met meer dan 15% transvetzuren door grossiers en fabrikanten aan eindgebruikers Aanpak Voor het bereiken van de bovengenoemde ambities zullen de volgende activiteiten worden ondernomen en/of voortgezet: MVO zal de Code of Practice voor beperking van transvetzuren in vaste frituurvetten uitdragen en handhaven. MVO zal er bij de Nederlandse overheid op aandringen dat dergelijke afspraken worden vastgelegd in Europese wetgeving.
20
Informatievoorziening aan de consument over producten met een gunstige vetzuursamenstelling zoals vloeibare margarine en vloeibaar frituurvet. Hiertoe zullen de voorlichtingsactiviteiten van het Voorlichtingsbureau MVO worden voortgezet, zoals de voorlichting over vloeibare margarine, de lespakketten voor basis- en voortgezet onderwijs, en de website www.voorlichtingmvo.nl. Informatievoorziening aan de professionele gebruiker over producten met een gunstige vetzuursamenstelling. Voorbeelden hierbij zijn de campagne Verantwoord Frituren, het geven van presentaties op symposia, het schrijven van artikelen in vaktijdschriften en het ontwikkelen van factsheets met feiten over vetten voor o.a. de voedingsmiddelenindustrie en retail en het geven van gastlessen op (horeca)vakopleidingen. Ook zal MVO hierin de activiteiten van de Task Force meer onder de aandacht gaan brengen. Daarnaast brengt MVO in samenwerking met de Task Force de nieuwsbrief Verantwoorde Vetzuursamenstelling uit waar ontwikkelingen in beleid, wetenschap en maatschappelijke trends uiteengezet worden en die breed wordt verspreid binnen de diverse branches. MVO pleit voor een verplichte informatievoorziening over de hoeveelheid transvetzuren en verzadigde vetzuren in voedingsmiddelen. Hierdoor kunnen consumenten en professionele gebruikers beter een keuze maken voor producten die passen in een gezonde voeding. Ook kan dit innovaties verder stimuleren. Een belangrijk instrument om de inspanningen te meten is monitoring. De jaarlijkse monitoringsactiviteiten van MVO zullen worden voortgezet. De marktcijfers van het laatste kwartaal van 2007 en de eerste twee kwartalen van 2008 zijn in het derde kwartaal van 2008 beschikbaar.
21
Plannen van aanpak van de toegetreden partijen: NBOV en NEBAFA
22
Nederlandse Brood-en Banketbakkers Ondernemers Vereniging (NBOV)
Plan van Aanpak 2008 - 2010 Inleiding De Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging (NBOV) behartigt de belangen van de ambachtelijke brood- en banketbakkers op het gebied van o.a. arbeidsvoorwaarden, juridische zaken, communicatie, economie en voedselveiligheid. De activiteiten van de NBOV laten zich verdelen in drie kerntaken. Deze zijn: 1. collectieve belangenbehartiging 2. individuele dienstverlening 3. voorlichting en communicatie met de branche Dit betekent dat alle werkzaamheden binnen de organisatie zijn te herleiden tot één van deze drie kerntaken. De NBOV en de (banket)bakkerondernemer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De vereniging heeft iedere (banket)bakkerondernemer niet alleen vanuit het collectief, maar ook vanuit de individuele dienstverlening iets te bieden. Met behulp van actieve voorlichting en communicatie vervult de NBOV een antennefunctie voor de leden, de branche en diverse andere doelgroepen (zoals b.v. de overheid). Kenmerken ambachtelijke bakkerij De samenstelling van de ambachtelijke bakkerijbranche is continu aan verandering onderhevig. Momenteel is de branche als volgt samengesteld: 2.300 hoofdbedrijven ca. 4.000 verkooppunten ca. 28.000 medewerkers ca. 23% marktaandeel De bedrijven bestaan voor het merendeel uit gemengde bedrijven (brood en banket). Een kleiner deel (circa 20 %) bestaat uit banketbakkerijen/patisserieën/chocola-terieën. Ambachtelijke bakkerijen richten zich veelal in eerste instantie op de verkoop van brood- en banketproducten via hun winkel(s). Daarnaast zijn er bedrijven die ook de levering aan derden in hun pakket hebben (o.a. aan supermarkten, horecabedrijven, instellingen en collega-bedrijven).
23
Aan de voorziening van productinformatie aan afnemers (consumenten en bedrijven) worden steeds hogere eisen gesteld. Reeds enige jaren worden bakkers geconfronteerd met regels op het gebied van voedselveiligheid, waaraan steeds meer elementen worden toegevoegd. HACCP en etikettering staan inmiddels op het netvlies bij veel bakkers, maar daarbij blijft het helaas niet. Zo hebben de richtlijnen met betrekking tot ingrediëntendeclaraties en allergeneninformatie inmiddels hun intrede gedaan en zijn eisen rondom de voedingswaardedeclaraties aanstaande. Dit alles maakt het ondernemen voor de ambachtelijke brood- en banketbakkers er niet eenvoudiger op. Vooral omdat ook emotionele aspecten bij de productie en verkoop van ambachtelijke producten een grote rol spelen. Gezond en lekker gaan niet altijd automatisch samen, maar het streven is deze twee uitgangspunten zoveel mogelijk met elkaar te verenigen. Daarbij is het behoud van smaak en kwaliteit essentieel. Als brancheorganisatie onderkent de NBOV de noodzaak om als bakkerijbranche actief te participeren in de maatschappelijke discussie rond gezondheidstrends. Dit betekent dat ook de reductie van verzadigde en transvetten in bakkerijproducten inmiddels bij de NBOV hoog op de agenda staat en is een reden om te participeren in de Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling. In de benadering van het vraagstuk zullen zowel rationele als emotionele drempels moeten worden genomen. Vooral banketbakkers hebben hun reserves bij het terugdringen van vetten in banketbakkersproducten. Zij hebben ultieme smaakbeleving hoog in het vaandel staan en in hun ogen kan deze slechts bereikt worden via het gebruik van authentieke grondstoffen waarbij niet is “gesleuteld” aan de samenstelling (bijvoorbeeld vet- en zoutreductie en het gebruik van suikervervangers). Het kost tijd en energie om brood- en banketbakkers ervan te overtuigen dat verzadigde en transvetten deel uitmaken van de samenstelling van hun producten en dat deze vetten in het belang van de volksgezondheid waar mogelijk moeten worden teruggebracht. Gezien de aard van het bakkersambacht zal er daarbij altijd ruimte moeten blijven bestaan om te kunnen blijven genieten van de producten die de brood- en banketbakkerij voortbrengt. Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling De NBOV wil zich graag inzetten voor een verantwoorde vetzuursamenstelling in de producten van haar achterban. Om dit mogelijk te maken, wil zij graag officieel toe-treden tot de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling. De Task Force zet zich immers in voor een verbetering van de vetzuursamenstelling van de voeding ten behoeve van de bevolking en werkt daarbij samen met diverse branchepartijen. De activiteiten die de NBOV wil gaan uitvoeren om de vetzuursamenstelling te verbeteren, staan beschreven in dit plan van aanpak. Stand van zaken Sinds mei 2006 maakt de NBOV (officieus) deel uit van de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling. In eerste instantie en vooruitlopend op het te formuleren plan van aanpak, heeft de NBOV haar achterban op verschillende momenten in 2007 geïnformeerd over het bestaan van verzadigde en transvetten en de invloed die deze vetten hebben op de volksgezondheid. Hiervoor is o.a. gebruik gemaakt van het NBOV-ledenblad BakkersZaken. Hieraan is ook medewerking verleend door het Voedingscentrum. Maar bij algemene informatieverschaffing alleen kan het in dit project niet blijven. Vanuit de inspanningsverplichting die de NBOV als “aspirant”-lid van de Task Force heeft, zullen ook concrete vormen van aanpak naar de achterban moeten worden geïnitieerd.
24
Op 25 september 2007 heeft de NBOV een verkennende bijeenkomst georganiseerd waarbij vertegenwoordigers van bakkerijorganisaties, toeleveranciers en diverse betrokkenen uit de Task Force aanwezig waren. De bijeenkomst werd goed bezocht en alle betrokkenen waren het er over eens dat zowel de samenstelling van de grondstoffen als de werkmethoden in de bakkerij een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van verzadigde en transvetten in bakkerijproducten. Daarnaast zal gekeken moeten worden naar de samenstelling van producten zoals roomboter en slagroom, waarbij op overheidsniveau afspraken moeten worden gemaakt over de wettelijk toegestane benaming van deze producten en de wijze waarop mogelijk een vetreductie in deze producten kan worden gerealiseerd. Naar aanleiding van deze bijeenkomst wordt verdere invulling gegeven aan de concretisering van de te nemen stappen en de formulering van de doelstellingen voor de reductie van verzadigde en transvetten in de bakkerij. Deze zijn vastgelegd in dit plan van aanpak. Doelstelling Te realiseren algemene doelstellingen in diverse bakkerijproducten: 1. Verlaging van het gehalte aan verzadigd vet met tenminste 10% gemiddeld in de bakkerijproducten op basis van 100 gram product 2. De hoeveelheid transvet in bakkerijproducten mag gemiddeld niet meer zijn dan maximaal 2% berekend op het vet. Bij verlaging van transvet mag de som van verzadigd vet en transvet niet stijgen. Het streven is de doelstellingen in 2010 te realiseren. Indien uit het door de VBZ/NVB in 2007 uitgevoerde onderzoek naar de vetzuur-samenstelling van verschillende bakkerijproducten of anderszins blijkt dat het gehalte verzadigd vet en transvet verder gereduceerd kan worden dan hierboven is beschreven, dan zullen de doelstellingen worden aangepast. In het hierboven vermelde onderzoek is het product “brood” niet meegenomen. Op termijn zal worden bezien of de breedte van het onderzoek (onderzocht aantal en soorten producten) toereikend genoeg is. Doelgroepen Het terugdringen van verzadigde en transvetten in de bakkerij vergt de nodige communicatieve inspanningen die gericht zijn op verschillende doelgroepen. Daarbij zal onder andere ook aandacht moeten worden besteed aan de vraag naar en aanbod van bakkerijgrondstoffen en –producten; de keuzemogelijkheden die de verschillende doelgroepen hebben om wel of niet “te gaan” voor producten met een andere vetzuursamenstelling; kennis en begrip over het onderwerp. De benadering van de verschillende doelgroepen zal gefaseerd en op verschillende manieren moeten plaatsvinden. Dit omdat elke doelgroep zijn specifieke aanpak vraagt. Vooralsnog zal de NBOV zich richten op de onderstaande doelgroepen: (ambachtelijke) bakkerbedrijven grondstoffenleveranciers / bakkerij-organisaties consumenten/klanten (via NBOV-leden) (vak)pers
25
Aanpak Het reduceren van verzadigde en transvetten in bakkerijproducten is een nieuw onderwerp voor de ambachtelijke bakkerijbranche. Dit betekent dat zowel voor, tijdens en na het project onderzoek zal moeten worden gedaan, informatie zal moeten worden verzameld en verspreid onder doelgroepen en monitoring over de bereikte resultaten zal moeten worden uitgevoerd. De NBOV zal initiatieven ontwikkelen om hiervoor de onderstaande activiteiten op te starten en uit te voeren. De activiteiten zullen een innovatief en communicatief karakter hebben. ► Onderzoek: De VBZ/NVB heeft in samenwerking met TNO in de afgelopen maanden reeds een onderzoek uitgevoerd naar de vetzuursamenstelling van een aantal bakkerij-producten. Wellicht kunnen de resultaten van dit onderzoek (die op 1 november jl. tijdens een speciaal congres zijn gepresenteerd) de basis vormen voor de gezamenlijk (door industrie en ambacht) te nemen maatregelen voor terugdringing van verzadigde en transvetten in bakkerijproducten. De wijze waarop de NBOV hierin kan samenwerken met VBZ/NVB zal op korte termijn bekend worden. Op dit punt zal, waar mogelijk, ook nauw worden samengewerkt met MVO, NBC en de NEBAFA (die in het kader van hun deelname aan de Task Force ook een eigen plan van aanpak indient). ► Informatievoorziening / communicatie: De diverse benoemde doelgroepen (zie hierboven) zullen op de voor hun meest geschikte wijze worden geïnformeerd over het onderwerp: (Ambachtelijke) bakkersbedrijven: aan de hand van voorbeelden zal de achterban bewust worden gemaakt van de hoeveelheid en soort vetten in de bakkerij-producten en de hierbij horende risico’s voor de gezondheid van de consu-menten. Hiermee wil de NBOV vanuit haar inspanningsverplichting naar de Task Force haar verantwoordelijkheid nemen en ondernemers overtuigen van het feit dat de medewerking van alle betrokkenen noodzakelijk is om te komen tot de reductie van verzadigd vet en transvet. De communicatie met de achterban van NBOV zal plaatsvinden via o.a. beschik-bare websites (w.o. NBOV, NBC, MVO en NEBAFA), ledenblad, workshops, regio- en praktijkbijeenkomsten. Dit in samenwerking met diverse betrokken marktpartijen, waarbij ook niet-leden van de NBOV in deze communicatie moeten worden betrokken (via o.a. NBC). Grondstoffenleveranciers / bakkerijorganisaties: middels bijeenkomsten met de NEBAFA, NVB/ VBZ, NBC en Productschap MVO zal het aanbod van de grond-stoffenleveranciers en de vraag van de bakkers beter op elkaar moeten worden afgestemd. Op deze manier kunnen we in onderlinge samenwerking verbeterde en nieuwe producten creëren die voldoen aan de doelstelling. Deelnemers Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling: regelmatig zal de NBOV verslag uitbrengen van de stand van zaken aan de leden van de Task Force. Dit zal gebeuren tijdens de bijeenkomsten van de Task Force en contacten met de direct betrokkenen van de vertegenwoordigde organisaties. Ook is er de mogelijkheid om in de nieuwsbrief van de Task Force mededelingen door te geven aan de deelnemers. (Vak)pers: de (vak)pers zal worden ingelicht dat er verbeterde en nieuwe producten te koop zijn bij bakkerijen welke minder verzadigde en transvetten bevatten.
26
Consumenten: het is van belang dat er naar de consumenten wordt gecommuni-ceerd dat er bij bakkerijen verbeterde en nieuwe producten verkrijgbaar zijn die minder verzadigde en transvetten bevatten. De NBOV zal haar leden in de communicatie naar de consument ondersteunen via informatieverschaffing en voorlichting. Daarbij zal de NBOV haar leden en hun klanten zoveel mogelijk van (nog nader te bepalen) handvatten voorzien en gebruikmaken van bestaande kanalen (zoals het Voedingscentrum). ► Implementatie in de bakkerij: De NBOV wil in samenwerking met NEBAFA, MVO, NBC en NVB/VBZ duidelijke uitgangspunten ontwikkelen voor het reduceren van verzadigd vet en transvet. Deze uitgangspunten worden mogelijk gebaseerd op de resultaten van het (door NVB/VBZ) uitgevoerde onderzoek en op de grondstoffen waarmee de meeste winst is te behalen. Tevens moet rekening worden gehouden met de (niet) bereidheid van bakkerijondernemers om hun zienswijze ten aanzien van hun productieproces aan te passen. (Bakkers hechten immers veel waarde aan de samenstelling van de grondstoffen, die van grote invloed is op het verloop van het productieproces.) De te ontwikkelen uitgangspunten zullen met de achterban van NBOV worden gecommuniceerd, zodat de ondernemers weten wat ze kunnen doen om het verzadigd vet en transvet te reduceren en op welke manier dit kan plaatsvinden. Dit wordt meegenomen in het communicatietraject naar de doelgroepen. Mogelijke oplossingen voor het verbeteren van de vetzuursamenstelling in bakkerijproducten zijn: vetten met een andere vetsamenstelling toepassen: meer onverzadigde vetten in plaats van verzadigde vetten en transvetten; minder vet toepassen; aanpassing van de portiegrootte (waarmee alleen de hoeveelheid inname van vetten wordt beïnvloed). ► Roomboter en slagroom: Er zijn twee producten waarop waarschijnlijk winst valt te behalen: slagroom en roomboter. Ook al bestaan deze producten voor het belangrijkste deel uit dierlijke vetten (niet vallende onder de werksfeer van de Task Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling), toch is het relevant hierbij stil te staan omdat het voor de brood- en banketbakkerij belangrijke grondstoffen zijn. Momenteel is het in de wet vastgelegd dat wanneer een product “roomboter” voor de productnaam heeft staan (bijvoorbeeld roombotercake) uitsluitend roomboter als ingrediënt mag worden gebruikt. Er mogen in dat geval dus geen andere vetten worden toegepast in het product. Indien op de verpakking staat aangegeven dat het product “met roomboter bereid” is (bijvoorbeeld cake bereid met roomboter) dan mogen er wel andere vetten worden toegepast. In beide gevallen dient de hoeveelheid roomboter te worden vermeld. Hetzelfde geldt voor slagroom. Als er naast slagroom ook plantaardige room wordt gebruikt, dan moet dit duidelijk worden aangegeven omdat anders sprake is van misleiding van de consument. Gezien het bovenstaande is een bakker niet graag bereid de receptuur van bepaalde producten aan te passen omdat hij dan niet meer de benaming “roombotercroissant”, “roombotercake” etc. mag toepassen. Indien de wetgeving op dit gebied zou worden aangepast, dan wordt de ondernemer in staat gesteld om de vetzuursamenstelling van het product te verbeteren zonder afbreuk te doen aan de benaming van het product. Op dit punt zal nog het nodige lobbywerk met het Ministerie van VWS moeten worden verricht.
27
► Monitoring: Om te bepalen in hoeverre de achterban van NBOV haar doelstellingen heeft bereikt, is een jaarlijkse monitoring gedurende het project noodzakelijk. De NBOV is voor-nemens deze monitoring te laten plaatsvinden via een nulmeting en één of twee voortgangstoetsen die in de loop van het project zullen worden uitgevoerd. Onderzocht wordt door wie en op welke wijze de monitoring zal plaatsvinden (bijvoorbeeld een telefonische enquête en/of een steekproefsgewijze producttoets). Voorlopig voorstel tijdspad: Periode
Activiteit
Januari t/m maart 2008
Nulmeting / Inventarisatie mogelijkheden terugdringing verzadigde en transvetten in verschillende bakkerijproducten (basis onderzoek NVB-VBZ?/ samenwerking NEBAFA en MVO)
April 2008
Analyse resultaten / Bepaling voortgang i.s.m. betrokken organisaties (NVB/ VBZ, NEBAFA, NBC, MVO)
V/a ca. juni 2008
Communicatie bakkersbedrijven
Eind 2008/2009
Monitoring bakkersbedrijven + communicatie resultaten. Afhankelijk van de resultaten onderzoek naar noodzaak van meer, danwel andersoortige communicatie, gericht op reductie van verzadigde en transvetten in de bakkerij.
Eind 2010
Einde project
Lijst van gebruikte afkortingen: NBOV Nederlandse Brood- en banket Ondernemers Vereniging NVB Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij VBZ Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie NBC Nederlands Bakkerij Centrum NEBAFA Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Bakkerijgrondstoffen MVO Productschap Margarine, Vetten en Oliën VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
28
Nederlandse Vereniging van Fabrikanten van Bakkerijgrondstoffen (NEBAFA ) PLAN VAN AANPAK 2008 – 2010 1. Inleiding De Nederlandse Vereniging van Fabrikanten van Bakkerijgrondstoffen, NEBAFA, is opgericht in 1935 vertegenwoordigt de bedrijven die grondstoffen leveren aan ambachtelijke en industriële bakkerijen. Door schaalvergroting en concentratie is het aantal leden van ruim tweehonderd in de vijftiger jaren van de vorige eeuw gedaald tot 18 anno 2008. De Nederlandse markt is één van de afzetgebieden van deze internationaal opererende bedrijven. Verkoop van bakkerijgrondstoffen in het buitenland vindt plaats via de daar gevestigde dochterbedrijven of joint ventures of door middel van export van in Nederland geproduceerde grondstoffen. NEBAFA heeft de grondstoffen onderverdeeld in 31 categorieën (zie bijlage). Enkele bedrijven hebben een breed assortiment grondstoffen, de meeste bedrijven daarentegen zijn gespecialiseerd in de productie van een of enkele producten. Opvallend is dat een aantal belangrijke bakkerijgrondstoffen buiten de scope van NEBAFA valt: boters, margarines, vetten, gist en zuivelproducten behoren niet tot de “NEBAFA grondstoffen”. Een specifiek besluit of keuze ligt hieraan niet ten grondslag, de redenen hiervoor moeten meer in de historie van het ontstaan van het bedrijf en de bedrijfstak gezocht worden. In dit plan van aanpak presenteert de Nederlandse bakkerijgrondstoffenindustrie de doelstelling voor de verbetering van de vetzuursamenstelling in bakkerijgrondstoffen waarin vetten aanwezig zijn en/of in zijn verwerkt. Ten eerste worden de producten genoemd die via brood en banket een relevant aandeel leveren in de totale vetconsumptie in Nederland. Vervolgens wordt aangeven in welke mate beïnvloeding van de vetzuursamenstelling door de industrie mogelijk is (zie hoofdstuk 2). Voor die producten waarin de vetzuursamenstelling wel degelijk aan te pakken is worden doelstellingen genoemd (zie hoofdstuk 3). De realisatie van deze doelstellingen wordt in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt. Het tijdschema dat daarbij hoort wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Van belang is om op te merken dat de bakkerijgrondstoffenindustrie niet bij “nul” begint: er is in het verleden al het een en ander gedaan aan de verbetering van de vetzuursamenstelling in bakkerijgrondstoffen. Om deze verbetering zichtbaar te maken zullen de gegevens over de vetzuursamenstelling in bakkerijgrondstoffen op een rij worden gezet, te beginnen in 2003. Een andere randvoorwaarde voor verbetering van de vetzuursamenstelling in bakkerijgrondstoffen is dat het eindproduct aantrekkelijk moet blijven: als het niet lekker meer is en niet door de consument wordt gekocht wordt het doel voorbij geschoten. Hiervoor zal samenwerking met afnemers en afnemersorganisaties noodzakelijk zijn. Tot slot, boters en margarines zijn belangrijke grondstoffen voor brood en banket. Alhoewel zij niet passen in de NEBAFA definitie van bakkerijgrondstoffen worden zij wel degelijk betrokken bij dit plan van aanpak voor verbetering van de vetzuursamenstelling in bakkerijgrondstoffen. In overleg met IMACE (International Margarine Association of the Countries of Europe) wordt ook voor margarines een duidelijke doelstelling voor de gehalten aan transvetzuren nagestreefd (zie ook hoofdstuk 3).
29
2. NEBAFA scope voor verbetering vetzuursamenstelling De producten die binnen het aandachtsgebied (scope) van NEBAFA vallen én vet bevatten zijn in te delen in de volgende groepen: Broodbereidingsmiddelen Broodmixen Banketmixen Lossingsmiddelen Marsepein en spijs Vullingen en coatings Het aandeel vet dat op de NEBAFA-leden door middel van bovenstaande productgroepen op de Nederlandse markt brengt is als volgt verdeeld: Bijdrage aan vetinname Productgroepen %
Ton/jaar
Broodbereidingsmiddelen, Broodmixen, Banketmixen
70 - 80
± 16.500
Marsepein en spijs, Lossingsmiddelen
10 - 15
± 3.250
Vullingen en coatings
5 - 10
± 2.250
Totaal
20.000 – 22.500
Een belangrijk deel van het vet is “van nature”aanwezig. Denk hierbij aan vet afkomstig uit granen en zaden, meel en amandelen in marsepein. Op deze vetten is geen invloed uit te oefenen wat betreft de samenstelling. Overigens bevatten deze vetten geen transvetzuren en is het gehalte aan verzadigde vetzuren over het algemeen laag. Het betreft hier 5.000 – 10.000 ton per jaar. Het tonnage “beïnvloedbare” vetten bedraagt hierdoor 12.500 - 15.000 ton per jaar. Voor verbetering van de vetzuren worden de productgroepen marsepein en spijs, lossingsmiddelen, vullingen en coatings buiten beschouwing gelaten. De reden hiervan is dat de vetzuursamenstelling niet verbeterd kan worden of hoeft te worden (marsepein en spijs), de technologische mogelijkheden niet aanwezig zijn (lossingsmiddelen) of het marktaandeel is zo klein, dat de invloed op de gezondheid zeer gering is (vullingen, coatings). Sommige leden van NEBAFA brengen ook bakkerijmargarine en –vetten op de markt. Omdat deze bedrijven ook onder het productschap MVO vallen, volgen zij de doelstellingen van het productschap. Bovendien vallen margarine en vetten niet binnen het aandachtsgebied van de NEBAFA. De bedrijven die bakkerijmargarine en –vetten produceren volgen de “code of practice” voor vetzuren van IMACE.
30
3.
Doelstellingen Verlaging van het gehalte aan verzadigde vetzuren met tenminste 10 % gemiddeld in de producten op basis van 100 gram product t.o.v. 2003. De hoeveelheid transvetzuren in de producten mag gemiddeld niet meer zijn dan maximaal 2 % berekend op het vet Bij verlaging van de transvetzuren mag de som van verzadigde vetzuren en transvetzuren niet stijgen.
De doelstellingen gelden voor de productgroepen broodbereidingsmiddelen, broodmixen en banketmixen. Ter informatie volgt hieronder de doelstelling van IMACE zoals vermeld in de “code of practice”: Het gehalte aan transvetzuren bedraagt maximaal 1 % op productbasis. In de praktijk komt dit neer op maximaal 2 % op vetbasis. De IMACE leden moedigen hun afnemers aan producten af te nemen met een transvetzuurgehalte van maximaal 2 % op vetbasis. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de verantwoordelijkheid bij de afnemer ligt, rekening houdend met de functionaliteit van het product.
4.
Activiteiten
Om de doelstellingen te behalen zullen de leden van NEBAFA de volgende acties ondernemen: Jaarlijkse monitoring Om de behaalde resultaten te kunnen toetsen zal er jaarlijks een monitoring plaatsvinden, te beginnen in 2008. Om een vergelijking met in het verleden behaalde resultaten zichtbaar te maken zal ook de vetzuursamenstelling van bakkerijgrondstoffen in de jaren 2005, 2006 en 2007 zichtbaar worden De vetzuursamenstelling van producten die binnen de voornoemde productgroepen vallen, zullen waar mogelijk verbeterd worden. Aangezien het hier gaat om grondstoffen voor de bakkerij, die de bakker nog moet verwerken is een belangrijk dat de functionaliteit van het product gewaarborgd is. Samenwerking met branchegenoten. NEBAFA acht het noodzakelijk de beoogde doelstellingen te bereiken in goede samenwerking met de branchegenoten. Branchegenoten die ook lid zijn van de Taskforce Verantwoorde Vetzuren zijn NBOV (ambachtelijke bakkerij) en VBZ/NVB (industriële bakkerij). Leden van NEBAFA hebben in een eerder stadium al medewerking verleend aan het onderzoek dat VBZ/NVB samen met TNO heeft laten uitvoeren om de haalbaarheid voor het verbeteren van de vetzuren in bakkerijproducten in kaart te brengen. NEBAFA-leden zijn ook bereid om medewerking te verlenen aan het vervolgonderzoek. Inmiddels heeft de bereidheid al gestalte gekregen door samen met VBZ-leden implementatieproeven uit te voeren. In 2007 heeft er regelmatig overleg plaatsgevonden met NBOV over de mogelijkheden voor de ambachtelijke bakkerij om de vetzuursamenstelling in bakkerijproducten te verbeteren. Dit overleg zal in 2008 worden voortgezet. NEBAFA leden zullen de bakkers voorlichting geven over grondstoffen met een verbeterde vetzuursamenstelling en hoe deze verwerkt kunnen worden in eindproducten. Hierbij valt te denken aan medewerking verlenen aan “work shops” of andere voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd door de brancheverenigingen.
31
5.
Tijdschema
Acties 2008 inventarisatie vet en vetzuursamenstelling per productgroep in de periode 2003 tot en met 2008 (realisatie 1e kwartaal) start jaarlijkse monitoring doelstelling verbetering vetzuursamenstelling met actieplan, budget en voortgangsbewaking (prestatieindicatoren en meetsysteem) (realisatie 1e/2e kwartaal) ontwikkeling randvoorwaarden voor nieuwe producten (realisatie 2e kwartaal) opstellen van een PR en communicatieplan (realisatie 2e kwartaal) ontwikkeling banketapplicatierecepten voor producten met minder boter of margarine of met margarine met verbeterde vetzuursamenstelling (realisatie 3e/4e kwartaal) Acties 2009 ondersteuning bij of verstrekking van voedingswaardeberekeningen van eindproducten met name op het gebied van vetgehalte en vetzuursamenstelling. Bijvoorbeeld vet-, transvet- en verzadigd vetgehalte op productinformatieblad (1e kwartaal) jaarlijkse monitoring Acties 2010 realisatie doelstelling verlaging gehalten verzadigde vetzuren en transvetzuren jaarlijkse monitoring
32
Bijlage: NEBAFA bakkerijgrondstoffen Grondstoffen geproduceerd door de leden van de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Bakkerijgrondstoffen.
Grondstoffen voor brood en banket Broodverbetermiddelen gebakpoeders, gebakt en broodmixen bakpoeders beschuitgelei
Fruitvullingen, andere vullingen, glans- en geleermiddelen producten voor de bereiding van gele room, pudding en aanverwante producten bakgelei, afdekgelei, halffabrikaten op basis van vruchten kokospasta
Garneerartikelen garneerartikelen, andere dan dragee-artikelen geleivruchtjes cacaofantasie kleuren (douchekleuren en vloeibare kleuren) vul- en garneercrèmes en producten voor de vervaardiging daarvan decoratiesuiker
Suikers en op suiker gebaseerde producten poedersuiker vanillesuiker producten op basis van suikers voor de koekbereiding fondant
Spijs, marsepein spijs en spijsproducten marsepein
Overige grondstoffen bewerkte noten ei(wit)producten en/of vervangingsproducten moutproducten ouwel preparaten voor ijsbereiding sojaproducten trempeerlikeuren
Hulpstoffen anti-schimmel en anti-lengpreparaten beslagstabilisatoren plaatsmeermiddelen smeermiddelen voor deegafmeetmachines
Halffabrikaten voor brood en banket halffabrikaten , gebakken en ongebakken
33