Gemeente Sliedrecht Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht
Karekiet.
IDN
NL.IMRO.0610.bp24karekietflat-2001
Status Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
Datum 21 maart 2012 20 april 2012 15 augustus 2012
Opmerkingen 2e concept 2e versie 1e versie
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen www.introview.nl
Inhoudsopgave 1.
pagina
1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer
2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.5
BELEIDSKADER Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) AMvB Ruimte (2011) Waterbeheer 21ste eeuw Nationaal Bestuursakkoord Water Provinciaal beleid Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland, Visie op Zuid-Holland (2010) Verordening Ruimte Provinciale Woonvisie 2011--2020 Regionaal beleid Transformatievisie Merwedezone (2009) Regionale Woonvisie Drechtsteden "Spetterend Wonen 2010-2020" Gemeentelijk beleid Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ’t waoter” Woonvisie Sliedrecht Groenbeleidsplan Nota Parkeerbeleid Sliedrecht Duurzaamheid Conclusie
6 6 6 6 7 7 8 8 9 10 10 10 11 11 11 12 12 12 13 13
3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.5
PLANBESCHRIJVING Historie Bestaande situatie plangebied en omgeving Randvoorwaarden en uitgangspunten Uitgangspunten Doelstellingen Doelgroep en programma herontwikkeling Karekietflat Planbeschrijving Verkeer en parkeren
14 14 14 15 15 15 16 16 19
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.2 4.3 4.4
OMGEVINGSASPECTEN Milieu M.E.R. Milieuzonering Geluid Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Watertoets Archeologie Flora- en fauna
20 20 20 20 21 22 23 25 27 30 31
2.
3.
4.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
4 4 4 5 5
2
4.4.1 4.5 4.5.1
Flora- en faunatoets Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten Kabels en leidingen
31 33 33
5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.4
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING Algemeen Verbeelding Planregels Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels Handhaving bestemmingsplan
34 34 34 34 34 34 35 36 36
6.1 6.2 6.3
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
37 37 37 37
BIJLAGEN
38
5.
6.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
3
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding
De Karekietflat bestaat uit twee aaneengesloten bouwmassa's welke in 1966 is gebouwd. Na oplevering bevatte het woongebouw uitsluitend vierkamerwoningen die door middel van galerijen werden ontsloten. Het oorspronkelijke gebouw telde vijf woonlagen, boven een plint met bergingen en garages. In 1984 zijn 15 woningen opgesplitst in 30 tweekamerwoningen. In 1987 werd het woningaantal nogmaals vergroot door het gebouw op te toppen met een extra bouwlaag bestaande uit 32 tweekamerwoningen. Momenteel telt de karekietflat 127 sociale huurwoningen, verdeeld over zes woonlagen. Het complex is technisch en bouwkundig verouderd en voldoet niet meer aan de eisen van de tijd. Ook sluiten de woningen minder goed aan bij de wensen van huurders van betaalbare woningen. Woningcorporatie Tablis Wonen (eigenaar van de flat) en de gemeente Sliedrecht hebben na onderzoek tot een herstructurering van het complex Karekietflat besloten, zodat het woningaanbod beter aansluit bij de woningbehoeften zoals vermeld in de Woonvisie van de gemeente Sliedrecht. Dit heeft er in geresulteerd dat de Karekietflat wordt gesloopt en wordt vervangen door passende nieuwbouw, te weten een appartementencomplex met 30 woningen en een blok met 9 eengezinswoningen. Daarnaast wordt de openbare ruimte opnieuw ingericht. Het plangebied maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan ”Woongebied”, waarin de bestaande flats als zodanig zijn bestemd. De bouwvlakken en functieaanduidingen van de nieuwbouw zijn niet in overeenstemming met het bestemmingsplan, zodat de planontwikkeling in strijd is met de bouw- en gebruiksvoorschriften. Mitsdien is een herziening van het bestemmingsplan nodig om medewerking te kunnen verlenen aan de beoogde planontwikkeling. Dit bestemmingsplan maakt de voorgenomen herstructurering van het plangebied juridisch planologisch mogelijk.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in de Vogelbuurt-Zuid. Deze buurt kent een sterke blokvormige verkaveling van veelal aaneengesloten woningen. Aan de noord- en zuidrand is ook hoogbouw te vinden met onder meer haakse appartementengebouwen in zes lagen. De Karekietflat is hiervan een voorbeeld.
Plangebied
Figuur 1: Plattegrond plangebied en omgeving.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
4
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het betreffende plangebied geldt het volgende bestemmingsplan: Bestemmingsplan Bestemmingsplan “Woongebied”
Raadsbesluit 30 oktober 2000
GS-besluit 15 mei 2001
Kroon -
In het vigerende bestemmingsplan heeft de huidige locatie de bestemming “Woongebied”. Op grond van de planvoorschriften mogen hier gebouwen ten behoeve van Wonen worden gebouwd. De voorgenomen planontwikkeling is evenwel hiermee in strijd, omdat de gebruiksen bouwvoorschriften van het bestemmingplan (gedeeltelijk) worden overschreden. Evenmin kan gebruik worden gemaakt van de in het plan opgenomen vrijstellingsbepalingen en wijzigingsbevoegdheden.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. Het vierde hoofdstuk omvat de milieuaspecten, waaronder ook de watertoets. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Het zesde hoofdstuk is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt met name ingegaan op de uitkomsten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Luchtfoto plangebied en omgeving.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
5
2.
BELEIDSKADER
2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) Op 22 november 2011 heeft de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op: rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie; rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Zo wordt bijvoorbeeld de integrale afweging met betrekking tot de gebiedsontwikkeling Zuidplaspolder niet langer opgenomen in de realisatieparagraaf SVIR. Het hieraan gerelateerde Programma Randstad Urgent en Nota Ruimte Budget komt eveneens te vervallen. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de ‘SER-ladder’). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. 2.1.2 AMvB Ruimte (2011) De inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (afgekort Wro) op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan de AMvB aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk kan het daarbij gaan om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies zoals natuur in de ecologische hoofdstructuur (EHS) of met het vrijwaren van functies, bijvoorbeeld kapitaalintensieve functies in gebieden waar rivierverruiming noodzakelijk is. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de nieuwe Structuurvisie. Voor
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
6
deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is op 30 december 2011 gedeeltelijk in werking getreden. De ministeriële regeling die bij dit besluit treedt tegelijkertijd in werking. 2.1.3 Waterbeheer 21ste eeuw e Anders omgaan met water – waterbeleid in de 21 eeuw. Deze nota is uitgegeven door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De nota heeft als doelstelling een waterbeleid te realiseren, aangezien het huidige watersysteem voor de toekomst niet op orde is. Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Voor de aanpak van de veiligheidsproblematiek en de vermindering van de wateroverlast, kiest het kabinet de volgende hoofdlijnen: De overheid moet meer inzicht geven in de aard en de omvang van bepaalde risico’s. Tevens moet zij burgers de mogelijkheid bieden om zelf een bijdrage te leveren aan het verminderen van risico’s, in aanvulling op de inspanningen van de overheid; Een nieuwe aanpak voor veiligheid en wateroverlast, die stoelt op drie uitgangspunten; Anticiperen in plaats van reageren; Niet afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door het volgen van de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren en het niet afwentelen van bestuurlijke verantwoordelijkheden; Meer ruimte naast techniek. Naast technische maatregelen is meer ruimte nodig om (incidenteel) water op te vangen. Deze ruimte moet waar mogelijk tegelijkertijd voor andere doeleinden, die te verenigen zijn met het opvangen water, worden gebruikt. Water zal, meer dan nu het geval is, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het grondgebruik in Nederland. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast voortaan expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging. Dit geldt voor alle fasen van de planontwikkeling. De afspraken tussen het rijk, provincies en gemeenten zijn vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). 2.1.4 Nationaal Bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in e de 21 eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en het waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en overgenomen in het Bro 2008 (artikel 3.1.6) en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Conclusie Het planinitiatief voldoet aan het geschetste rijksbeleid en de AMvB. Het betreft immers herontwikkelingslocatie in het binnenstedelijke gebied. Dit sluit aan bij het principe bundeling van verstedelijking. Er zijn met deze planontwikkeling geen rijksbelangen gemoeid.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
7
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1 Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland, Visie op Zuid-Holland (2010) Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening voor de hele provincie een integrale Structuurvisie, genaamd Visie op Zuid-Holland, op 2 juli 2010 vastgesteld. Deze is in de plaats gekomen van de bestaande streekplannen. Voor dit plangebied is dat het streekplan Zuid-Holland Zuid. In deze visie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. In de Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de Structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in ZuidHolland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar. De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. De planlocatie ligt binnen de bebouwingscontour. Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de Structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.’ De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. Op de functiekaart van de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als "Stads- en dorpsgebied" (figuur 2). Terwijl de functiekaart stuurt op 'wat en waar', stuurt de kwaliteitskaart op het 'waar en hoe'. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale regionale schaal. Op de kwaliteitskaart is dat stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer, stedelijk netwerk en rivierenlandschap. De planontwikkeling is hiermee in overeenstemming.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
8
Plangebied
Figuur 2: uitsnede functiekaart.
Actualisering 2011 provinciale Structuurvisie Gedeputeerde Staten hebben op 23 augustus 2011 de ontwerp Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen:
Verbeterde Kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit); Kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties); Woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt); Glastuinbouw (nieuwe locaties in Binnenmaas en Nieuwkoop, glas-voor-glasregeling, SERladder); Bodemenergie (efficiënt gebruik ondergrond); Gemeentelijke verzoeken (beperkte aanpassing bebouwingscontouren en functies).
Daarnaast zijn er enkele technische correcties doorgevoerd. De vaststelling van de geactualiseerde structuurvisie vindt plaats op 29 februari 2012. Conclusie De woningbouwontwikkeling is in overeenstemming met de uitgangspunten van de Provinciale Structuurvisie, omdat woningbouw binnen het bestaande stedelijk gebied plaatsvindt. 2.2.2 Verordening Ruimte Op grond van artikel 2, lid 1 van de Verordening Ruimte dienen bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingcontouren nieuwvestiging van stedelijke functies uit te sluiten. Uitgangspunt is dat nieuwe woonbebouwing binnen de bebouwingscontour dient plaats te vinden. De locatie is gelegen binnen de bebouwingscontour, zoals opgenomen in kaart 1 van de Verordening Ruimte. Mitsdien wordt voldaan aan het provinciale belang met betrekking tot locatiekeuze. Conclusie De locatie is gelegen binnen de bebouwingscontour, zoals opgenomen in kaart 1 van de Verordening Ruimte. Mitsdien wordt voldaan aan het provinciale belang met betrekking tot locatiekeuze.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
9
2.2.3 Provinciale Woonvisie 2011--2020 Sinds 2008 is het beleidsveld wonen sterk in beweging. De woningmarkt is nagenoeg tot stilstand gekomen en daarmee ook de noodzakelijke doorstroming op die woningmarkt. De financiële crisis met de daarop volgende economische recessie hebben een grote impact op het functioneren van de woningmarkt. Woningen staan langer te koop en de prijzen dalen. Ondanks de crisis is er tot 2010 nog doorgebouwd, doordat projecten nog in ontwikkeling waren. Aan de vraagkant is de kwaliteitscomponent van groter belang geworden. Aan de productiekant ontstaan momenteel nieuwe coalities onder marktpartijen, soms ook in samenwerking met overheden. Deze coalities zijn er enerzijds op gericht om de woningmarkt weer op gang te krijgen, anderzijds om kwaliteit te verbeteren en kosten te verlagen. De veranderde context en de conclusie dat sommige veranderingen structureel zijn, zijn voor de provincie aanleiding geweest om de Woonvisie 2005-2014 te vernieuwen. In verband hiermede hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland op 12 oktober 2011 een nieuwe Woonvisie 20112020 vastgesteld. Deze visie is een basis voor nieuwe afspraken op provinciaal en (inter)regionaal niveau. In samenspraak met alle partijen op de woningmarkt moet dit leiden tot een kwantitatief en kwalitatief woningbouwprogramma met nieuwe samenwerkingsvormen en vernieuwd vertrouwen in elkaar. De provinciale Woonvisie vormt het kader en formuleert de aandachtsvelden voor het beleidsveld wonen, zoals de provincie Zuid-Holland dat ziet. In regionale woonvisies wordt de provinciale Woonvisie verder ingevuld en uitgewerkt door de regio’s. In deze regionale visies dienen ondermeer de verstedelijkingsafspraken Zuidvleugel en de nog te maken strategieën wonen Groene Hart en Delta vastgelegd te worden. De provincie Zuid-Holland wil de decentralisatie van de regie op de woningmarkt verder vormgeven door het belang van actuele regionale woonvisies te benadrukken. Voor de provincie Zuid-Holland zijn regionale woonvisies belangrijk en de provincie zal uitgangspunten hiervoor in de PSV opnemen. Bestaande afspraken zullen worden herijkt, indien aanpassingen nodig zijn op nieuwbouwprogramma’s en verbetering van de (bestaande) kwaliteit. Deze aanpassingen worden verankerd in de provinciale en regionale woonvisies. De provincie stuurt hierop door onder andere te bevorderen dat regio’s een actuele regionale woonvisie hebben. Het plangebied ligt in de Randstad. De nieuwbouwontwikkeling van dit bouwplan is al verankerd in de provinciale Structuurvisie, het vigerende bestemmingsplan en de gemeentelijke Woonvisie (zie paragraaf 2.4.2), zodat dit woningbouwprogramma in overeenstemming is met het provinciale beleid. Conclusie Dit bestemmingsplan maakt de bouw van 39 woningen mogelijk. Het bouwplan is in overeenstemming met de in de Provinciale Woonvisie vastgestelde uitgangspunten, omdat de vervangende nieuwbouw een bijdrage levert aan de vraag naar middeldure koopwoningen en goedkope en middeldure huurappartementen voor in het bijzonder de doelgroep senioren. Er is geen strijdigheid met het provinciaal belang.
2.3
Regionaal beleid
2.3.1 Transformatievisie Merwedezone (2009) Gemeenten, waterbeheerders en provincie schetsen met het opstellen van de Transformatievisie Merwedezone de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Merwedezone tussen Gorinchem en Alblasserdam. De visie geeft randvoorwaarden voor een gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2015 met een doorkijk naar de verdere toekomst. De transformatievisie is bedoeld als basis voor verdere uitwerking op projectniveau. De transformatievisie zet onder andere in op het benutten van gebiedsspecifieke kwaliteiten voor woonmilieus. Het plangebied is niet aangemerkt als specifiek project. Conclusie Het oprichten van 9 grondgebonden woningen een en appartementencomplex met 30 wooneenheden is niet strijdig met de uitgangspunten van de Transformatievisie Merwedezone.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
10
Figuur 3: Uitsnede Transformatievisie.
2.3.2 Regionale Woonvisie Drechtsteden "Spetterend Wonen 2010-2020" In 2003 hebben corporaties en de gemeenten in de Drechtsteden gezamenlijk PALT-afspraken gemaakt over de woningbouw, vooral gericht op versnelling van de woningbouw en het werken aan onderling vertrouwen. PALT staat voor Prestatie Afspraken Lange Termijn. Het kader voor de afspraken is de regionale Woonvisie: “Spetterend Wonen in de Drechtsteden”, daterend van april 2004. PALT en de Woonvisie zijn in wisselwerking met elkaar opgesteld. Inmiddels is er een nieuwe versie van de regionale Woonvisie en een nieuwe versie van de PALT-afspraken, waarin vooral ingezet wordt op kwaliteit. Om met het oog op de economische crisis toch zo veel en zo passend mogelijk te kunnen bouwen werken de Drechtsteden gemeenten samen voor een vergaande regionale programmering en afstemming. In dat kader is het ook noodzakelijk de veranderende wensen van de consument en de marktvraag te monitoren, zodat ingespeeld kan worden op veranderende behoeften bij de consument. Onder andere het aanbieden van topmilieus (landelijk en binnenstedelijk) is in dat kader van belang en komt ook ten goede aan het imago van onze regio. Conclusie De woningbouwontwikkeling levert een bijdrage aan de uitvoering van de regionale woonvisie, omdat het planinitiatief een kwaliteitsverbetering met zich meebrengt van de woningvoorraad en woonomgeving. Een verouderde flat wordt gesloopt om plaats te maken voor grondgebonden woningen en een kleinschaliger appartementencomplex in een waterrijke en groene woonomgeving.
2.4
Gemeentelijk beleid
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de Structuurvisie. In deze visie worden de door de gemeente gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren vastgelegd. Deze beleidsuitgangspunten zullen ondermeer worden vertaald in de komende herzieningen van bestemmingsplannen voor het gemeentelijke grondgebied. 2.4.1 Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ’t waoter” Door het spanningsveld tussen de beperkt beschikbare ruimte, fysieke mogelijkheden en maatschappelijke wensen had Sliedrecht behoefte aan een besliskader om sturing te kunnen geven aan nieuwe ontwikkelingen. Hiervoor is de Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ’t waoter “ opgesteld. De structuurvisie bevat drie hoofddoelen: 1. Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat. 2. Fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven. 3. Daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
11
In de visie ligt de nadruk op locaties en functies. Het gebruik van deze afzonderlijke stukjes Sliedrecht moet bijdragen aan een nu en in de toekomst goed functionerende gemeenschap. De gemeenteraad van Sliedrecht heeft de Structuurvisie in 2006 vastgesteld. Om op lokale ruimtelijke ontwikkelingen te sturen wordt momenteel een actualisatie van de Structuurvisie voor de gemeente voorbereid. Dit moet leiden tot een nieuwe digitale 'Structuurvisie 2010-2020' met een uitvoeringsparagraaf. Het ontwerp wordt naar verwachting in het voorjaar van 2012 vrijgegeven. Conclusie De woningbouwontwikkeling maakt onderdeel van de herstructureringsopgave. De herontwikkeling is in overeenstemming met de ruimtelijke structuur van de gemeente Sliedrecht. 2.4.2 Woonvisie Sliedrecht De “Woonvisie Sliedrecht” is op 19 mei 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze visie is vastgelegd hoe Sliedrecht in de woningbehoefte van haar burgers wil voorzien tot 2015 met een doorkijk tot 2025. Deze visie geeft antwoord op de vraag hoe de gemeente Sliedrecht nu en straks kan voorzien in de juiste aantallen en typen woningen voor de verschillende soorten huishoudens en vooral ook in de toenemende vraag naar wonen met zorg, starterswoningen en sociale huurwoningen. (De Woonvisie Sliedrecht zal gelijktijdig met de ontwikkeling van de nieuwe structuurvisie worden geactualiseerd.) Prestatieafspraken Op 12 november 2010 hebben de gemeente Sliedrecht en Tablis Wonen de overeenkomst "Lokale Prestatieafspraken Tablis Wonen & gemeente Sliedrecht 2010 — 2014" gesloten. De gemeenteraad van Sliedrecht heeft op 22 november 2010 kennis genomen van de Lokale Prestatieafspraken 2010 — 2014. In het overzicht van de voorziene ontwikkelingen van de woningvoorraad van Tablis Wonen is de Karekietflat als een in 2012 te slopen object van 127 eenheden opgenomen. In de regionale "Prestatie Afspraken Lange Termijn Drechtsteden 2010 — 2020" wordt de Karekietflat aangemerkt als een herstructureringsgebied. Conclusie In het vigerende bestemmingsplan is voor onderhavige locatie een bouwmogelijkheid opgenomen van een flat met momenteel 127 sociale huurappartementen. Dit bouwprogramma wordt naar beneden bijgesteld tot 9 grondgebonden woningen en 30 appartementen voor de doelgroep senioren. Deze planontwikkeling levert een bijdrage aan uitvoering van de Woonvisie, omdat verouderde woningen worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woningen voor de doelgroep senioren, waarbij leefbaarheid van de omgeving wordt verbeterd. 2.4.3 Groenbeleidsplan Het groenbeleidsplan (juni 2003) geeft over een periode van 10 tot 15 jaar richting aan verbeteringen in de groenstructuur en het beheer. Het plan geeft de uitgangspunten met betrekking tot het groen voor zowel het reguliere beheer als reconstructieprojecten. Het vormt tevens een belangrijk toetsingskader bij afstemming van groen met andere functies. Conclusie Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met het Groenbeleidsplan. 2.4.4 Nota Parkeerbeleid Sliedrecht Tot voor kort werden parkeernormen in de gemeente Sliedrecht in drie documenten geregeld: Het VCP 2005 en de Bouwverordening, beide gebaseerd op het ASVV 2004 en het bestemmingsplan waarbij er een uiteenlopend beeld was. Bij die opzet waren een bestemmingsplan, bouwverordening of parkeerverordening niet in alle situaties van toepassing. Daarnaast is sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 de parkeerregeling in de Woningwet vervallen. Daarom heeft de gemeente in november 2008 de „Nota Parkeerbeleid Sliedrecht‟ opgesteld. Door hier in het bestemmingsplan en de bouwverordening naar te verwijzen, of de relevante passages over te nemen, is het wel mogelijk om bij nieuwbouw parkeernormen op te leggen. In paragraaf 3.5 wordt nader op het parkeren ingegaan.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
12
Conclusie De woningbouwontwikkeling parkeernormen.
zal
voldoen
aan
de
in
de
Parkeernota
vastgestelde
2.4.5 Duurzaamheid Duurzaam bouwen is gericht op het beperken van de negatieve milieuaspecten in alle fasen van het bouwproces en het vergroten van de ecologische kwaliteiten van het leefgebied. Concreet betekent dit het terugdringen van verspilling van grondstoffen, het verlengen van de levensduur, een flexibeler gebruik van gebouwen en het bevorderen van hergebruik van bouwmaterialen. Bij duurzaam bouwen wordt o.a. aandacht besteed aan waterhuishoudingsaspecten (bijv. afkoppeling hemelwaterafvoer), stedenbouwkundige structuur (bijv. oriëntatie van gebouwen op de zon) en bouwkundige maatregelen (isolatie, zonnecollectoren, materiaalgebruik). De gemeente Sliedrecht heeft verklaard duurzaam bouwen als uitgangspunt te nemen bij nieuwbouwprojecten. Hierbij zullen de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen worden gehanteerd, o.a. om de doelstelling van het Klimaatbeleid te halen met betrekking tot een verlaging van de EPC-waarde. Het plan dient voorts te voldoen aan de GPR Gebouw. Hierin wordt het ambitieniveau getoetst op thema's Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Daarbij dient per onderdeel minimaal ambitieniveau 6,0 gescoord te worden, met het totaalgemiddelde van minimaal ambitieniveau 7,0. Conclusie De nieuwbouwontwikkeling zal voldoen aan het gemeentelijk beleid op het gebied van duurzaam bouwen.
2.5
Conclusie
Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingplan in overeenstemming is met het rijksbeleid. Het betreft immers een inbreidings- en herontwikkelingslocatie. Dit sluit aan bij het principe bundeling van verstedelijking. Er is geen sprake van strijdigheid met de rijksbelangen. Deze planontwikkeling is in overeenstemming met de provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte, omdat het plangebied is opgenomen binnen de zogenaamde rode contour en is aangeduid als stads- en dorpsgebied. Herstructurering in combinatie met vervangende woningbouw op onderhavige locatie past voorts binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid, zoals dat is vastgelegd in de hiervoor genoemde beleidsdocumenten.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
13
3.
PLANBESCHRIJVING
3.1
Historie
De gemeente Sliedrecht ligt in het zuidoosten van de provincie Zuid-Holland op de noordelijke oever van de Beneden-Merwede. De gemeente grenst in het noorden aan de gemeente Graafstroom, in het oosten aan Hardinxveld-Giessendam, in het zuiden aan Dordrecht en in het westen aan de gemeente Papendrecht. De gemeentegrenzen vallen samen met de grenzen van de oorspronkelijke ontginning van de polder Sliedrecht. Tot 1960 behoorde ook het noordelijk gedeelte van de Biesbosch tot de gemeente, maar in het genoemde jaar is dit land bij Dordrecht gevoegd. De west-, noord- en oostgrenzen zijn dus primair van historisch-juridische aard. Zij lopen langs kavelsloten (in het westen), de Achterwetering (in het noorden) en de Zwijnskade (in het oosten) en zijn daarmee in het landschap terug te vinden. De zuidelijke grens is in 1960 als gevolg van een planologisch-administratieve beslissing tot stand gekomen. Tevens is deze grens, die door de Beneden-Merwede wordt gevormd, als een functioneellandschappelijke grensscheiding te betitelen. De gemeente bestaat uit twee kernen: Sliedrecht en het buurtschap Baanhoek. Tussen beide kernen is nauwelijks een strikte scheiding aan te brengen. In verschillende bronnen wordt Baanhoek als onderdeel van het dorp Sliedrecht beschouwd. Waar Baanhoek het karakter van dijkdorp heeft bewaard, is de bebouwde kom van Sliedrecht na de Tweede Wereldoorlog dusdanig uitgebreid met nieuwbouwwijken, dat de oude lineaire structuur niet meer dominant aanwezig is. Het plangebied zelf ligt in de Vogelbuurt-Zuid in het stedelijk woongebied van de gemeente ten noorden van de Beneden Merwede.
Figuur 4: Sliedrecht circa 1945. Uitsnede topografische kaart.
3.2
Bestaande situatie plangebied en omgeving
De wijk bestaat hoofdzakelijk uit een mengvorm van eengezinswoningen en hoogbouw met galerijwoningen en is grotendeels gebouwd in de tweede helft van de jaren '60 van de vorige eeuw. Een kenmerk van de opbouw van de wijk is de orthogonale structuur, met evenwijdige en haaks op elkaar staande straten en bouwstroken. De locatie van de huidige Karekietflat betreft een zichtlocatie, met zowel zichtlijnen vanuit de Rembrandtlaan als vanaf de Rivierdijk. Vanwege de ruimtelijke samenhang is bekeken of het voordelen oplevert indien, gelijktijdig met de Karekietflat, ook de 16 eengezinswoningen tussen de flat en de Karekiet- en Vinkenstraat worden herontwikkeld. Dit blijkt niet het geval en daarom zullen de naastgelegen 16 woningen in ieder geval nog tot 2035 geëxploiteerd worden. Stedenbouwkundige knelpunten huidige situatie Bij een gemeentelijke inventarisatie van de huidige situatie komen de volgende knelpunten naar voren die voor verbetering in aanmerking komen:
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
14
de ingesloten openbare ruimte ter plaatse van het parkeerterrein is onaangenaam vanwege de hoogte en de uitstraling van de Karekietflat, de dominante aanwezigheid van geparkeerde auto's en de geringe hoeveelheid groen; de huidige flat is te massaal ten opzichte van de directe omgeving; de Karekietflat staat te dicht op de Burg. Van Hofwegensingel, waardoor er ter hoogte van de bocht een 'vernauwing' ontstaat. Tevens is het hierdoor onmogelijk om een doorgaande brede singel aan te leggen. De zuidelijk gelegen flat.
De oostelijk gelegen flat.
De bestaande woningen met op de achtergrond de Karekietflat.
Links de Zuidelijke flat aan de Rembrandtlaan.
3.3
Randvoorwaarden en uitgangspunten
3.3.1 Uitgangspunten Door het afsluiten van de "Intentieovereenkomst herstructurering complex Karekietflat" heeft de gemeente zich verplicht om uitgangspunten vast te stellen die Tablis Wonen kaders bieden voor het ontwerpen van een nieuw complex. Deze uitgangspunten op het vlak van woningprogramma, stedenbouwkundige ontwerpeisen en beeldkwaliteit, alsmede uitgangspunten met betrekking tot de inrichting van het openbare gebied, verkeer en parkeren en kwaliteit en duurzaamheid zijn leidraad geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. De uitgangspunten zijn vastgelegd in: de 'Startnotitie Karekietflat' (vastgesteld door burgemeester en wethouders op 14 juni 2011). Beeldkwaliteitsplan Karekietflat van 27 januari 2012 (vastgesteld door burgemeester en wethouders op 14 februari 2012). Dit plan zal later door de gemeenteraad als addendum worden vastgesteld in de Welstandsnota. 3.3.2 Doelstellingen Op 30 maart 2011 hebben Tablis Wonen en de gemeente Sliedrecht een Intentieovereenkomst gesloten voor de herstructurering van het complex Karekietflat. Daarin werd door beide partijen geconcludeerd dat het complex technisch en bouwkundig niet meer voldoet aan de eisen van de tijd en dat woningen minder goed aansluiten bij de wensen van huurders van betaalbare woningen. Een andere invulling van de locatie zal moeten leiden tot een woningaanbod dat
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
15
beter aansluit bij de woningbehoeften zoals vermeld in de Woonvisie van de gemeente Sliedrecht. Ook dient een invulling te worden gezocht die minder massaal is dan de huidige flat en die beter aansluit bij de directe omgeving. Doelstellingen die in de Intentieovereenkomst zijn geformuleerd voor de herstructurering zijn, dat die: 1. aansluit bij de behoefte aan huur- en koopwoningen in de gemeente Sliedrecht; 2. aansluit bij het Strategische Voorraadbeleid van Tablis Wonen en de Woonvisie van de gemeente Sliedrecht; 3. passend is op deze specifieke locatie; 4. duurzaam exploiteerbaar is voor Tablis Wonen; 5. past binnen de door de raad van de gemeente Sliedrecht vast te stellen uitgangspunten op het vlak van stedenbouw en beeldkwaliteit voor deze locatie; 6. opgeleverd wordt per einde 2014. Tevens is in de Intentieovereenkomst afgesproken dat deze herstructurering kan leiden tot sloop van het complex en realisatie van nieuwe woningen, indien Tablis Wonen de noodzaak daartoe aantoont. 3.3.3 Doelgroep en programma herontwikkeling Karekietflat More for You heeft in opdracht van Tablis Wonen onderzoek gedaan naar de verschillende consumentenprofielen die zich binnen de gemeente bevinden. De profielen zijn gebaseerd op sociaal-demografische en economische kenmerken. Op basis hiervan richt Tablis Wonen zich bij de herontwikkeling van de Karekietflat op de profielen die dominant zijn vertegenwoordigd binnen het bezit van de woningcorporatie. Daarmee wordt ook aangesloten bij de groepen die volgens de Woonvisie aandacht verdienen. Primair wordt de nadruk gelegd op de volgende vier profielen: 1. Sociale ouderen; 2. Ondernemende senioren; 3. Oudere modale gezinnen; 4. Buurtgerichte burgers. Het accent ligt op Sociale ouderen en Ondernemende senioren. Dit betekent in ieder geval aandacht voor gelijkvloerse woningen en goede toegankelijkheid van de woningen. In de Woonvisie wordt gesignaleerd dat deze aspecten binnen de huidige voorraad majtig tot slecht zijn. De twee andere profielen, Oudere Modale gezinnen en Buurtgerichte burgers zorgen voor een evenwichtige mix van huishoudens. Hierdoor ontstaat er ook geen eenziijdige woon- en leefklimaat.Op basis hiervan is voor de herontwikkeling van de Karekietflat het volgende basisprogramma vastgesteld: 9 eengezinswoningen in de middeldure koopsector; 22 appartementen in de huursector tot de liberalisatiegrens (tot € 664,66, prijspeil 2012). 8 appartementen in de huursector boven de liberalisatiegrens (vanaf € 664,66, prijspeil 2012). Genoemde verdeling boven de liberalisatiegrens kan mogelijk nog wijzigen door verandering in vraag en aanbod. Daarnaast wordt hiermee tevens de doorstroming bevorderd voor overige doelgroepen van beleid (zoals starters), omdat door het 'doorschuiferffect' woningen vrijkomen.
3.4
Planbeschrijving
Stedenbouwkundig plan In het stedenbouwkundig plan wordt uitgegaan van 30 appartementen aan de zuidzijde en van 9 eengezinswoningen aan de oostzijde. De appartementen worden ondergebracht in één alzijdig gebouw van vier bouwlagen, dat deels in het water staat. De grondgebonden woningen vormen één strook, die in het verlengde ligt van de bestaande stroken langs de singel. Het bestaande water wordt verruimd en aan elkaar gekoppeld, waardoor er een doorgaande singel ontstaat. Omwille van een betere ontsluiting van het plangebied wordt de Vinkenstraat doorgetrokken en gekoppeld aan de parkeervoorzieningen in het plangebied. Voor het autoverkeer ontstaat zodoende een doorgaande verbinding met een goede keermogelijkheid.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
16
De openbare buitenruimte wordt ingericht ten behoeve van parkeren en recreatie. De bestaande voetbalkooi wordt verplaatst naar het andere einde van het plangebied, nabij de huidige voetgangersbrug over de singel. Nieuwbouw woningen Locatie Karekietflat Het plan voorziet in de nieuwbouw 9 eengezinswoningen en 30 appartementen op de locatie van de Karekietflat. De eengezinswoningen zijn geschakeld in een bouwblok en de appartementen zijn gegroepeerd rond een centrale ruimte in een bouwblok. De twee bouwblokken zijn zodanig geplaatst dat er wordt aangetakt op de bestaande stedenbouwkundige structuur in de woonwijk. De bestaande rooilijnen van de eengezinswoningen aan de Karekietstraat en de Vinkenstraat zijn doorgetrokken en definiëren de grenzen van de twee nieuwe bouwblokken. Dit vergroot de transparantie van de bestaande woonwijk, waardoor het zicht vanaf de Rembrandtlaan en de Burg. van Hofwegensingel de wijk in en het zicht vanaf de Karekietstraat de wijk uit vergroot wordt. Het bouwblok met de 9 eengezinswoningen bestaat uit 2 lagen plus een langskap met op kop aan de zuidzijde richting de nieuwe open ruimte aan het water een architectonisch accent in vorm en hoogte. De woningen zijn ontsloten vanaf de waterzijde en sluiten hierbij aan bij de bestaande woningen aan de noordzijde. Het bouwblok met de 30 appartementen bestaat uit 4 bouwlagen, waarbij de hoogte van de gevel enigszins varieert rond de bovenste bouwlaag en zo de volumes waaruit het bouwblok bestaat leesbaar maakt aan de buitenzijde van het bouwblok. Ook in het horizontale vlak zijn de volumes leesbaar gemaakt in diverse sprongen in de gevels van de het bouwblok, waardoor er een grote mate van plastiek ontstaat. De woningen in dit bouwblok zijn gericht op de buitengevels waardoor het bouwblok rondom uit voorgevels bestaat en het bouwblok alzijdig georiënteerd is. Een situatietekening (figuur 5) en enkele aanzichtstekeningen zijn op de volgende bladzijden afgebeeld.
Figuur 5: Plangebied nieuwe situatie.
Openbare ruimte De buitenruimte mag niet worden gedomineerd door geparkeerde auto’s. Om die reden wordt de totale parkeervoorziening verdeeld over een aantal kleine parkeerterreinen, waartussen voldoende ruimte is voor groenkoffers en/of bomen. Het water maakt wezenlijk onderdeel uit van de openbare ruimte. Daarom is het essentieel dat de relatie met het water in de terreininrichting tot uiting komt. Zo wordt de watersingel ten zuiden van het appartementengebouw bijvoorbeeld verbreed.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
17
Om verrommeling op voorhand tegen te gaan, worden op de grens tussen de achtertuinen en de openbare weg gebouwde erfafscheidingen toegepast. Voor het plangebied is een inventarisatie gemaakt van het groen en de speelvoorzieningen. Dit heeft ertoe geleid dat een herinrichting wordt voorgestaan van het openbaar gebied door onder andere de voetbalkooi te verplaatsen naar het noordelijke gedeelte van het plangebied nabij de huidige voetgangersbrug over de brug (ten zuiden van de Leeuweriksingel 2).
Bestaande voetbalkooi naast de zuidelijke flat.
De nieuw geplande locatie ten zuiden van de woning.
Vogelvlucht 9 grondgebonden woningen.
Vogelvlucht appartementencomplex.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
18
3.5
Verkeer en parkeren
Verkeer Het plangebied is groot circa 9.000 m². De woningbouw wordt ontsloten via de Karekietstraat en Merelstraat. Vanaf hier begeeft men zich via de wijkontsluitingswegen Rembrandtlaan en Stationsstraat naar het centrum van Sliedrecht en de rijksweg A15 (richting Dordrecht Gorinchem). Parkeren Het bestaande parkeerterrein voor de Karekietflat bevat 70 parkeerplaatsen en 4 garageboxen. Aan het parkeerterrein liggen 8 eengezinswoningen en 127 flatwoningen. De eengezinswoningen zijn middelgroot en de flatwoningen zijn klein tot zeer klein. Op basis van de Parkeernota komt de huidige parkeervraag op 150 parkeerplaatsen. Voor onderhavige planontwikkeling worden overeenkomstig de gemeentelijke Nota Parkeerbeleid Sliedrecht (2008) en de richtlijnen van de ASVV 2004 de onderstaande parkeerkencijfers aangehouden: Tabel 3.1: Parkeerkencijfers woningen gemeente/ ASVV 2004 Categorie niet stedelijk/rest parkeerplaats/woning Aantal bebouwde kom woningen Woning duur 2,0 Woning midden 1,8 39 Woning goedkoop 1,6
Aantal parkeerplaatsen 71
Op basis van het voorgenomen woningbouwprogramma komt de parkeerbehoefte op afgerond 71 parkeerplaatsen. Dit aantal is inclusief parkeerplaatsen voor bezoekers. Daarnaast dient te worden voorzien in 8 parkeerplaatsen voor de bestaande woningen, zodat de totale parkeerbehoefte is vastgesteld op 79 parkeerplaatsen. In totaal worden in het openbare gebied 79 parkeerplaatsen aangelegd, zodat dit plan kan voorzien in de eigen parkeerbehoefte en die van de bestaande woningen (zie hiervoor figuur 5).
Het huidige openbare gebied tussen de flat en de woningen met de dominante parkeergelegenheid.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
19
4.
OMGEVINGSASPECTEN
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.
4.1
Milieu
De te behandelen vermelde thema’s die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor de ontwikkeling van het plangebied zijn M.E.R., milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. 4.1.1 M.E.R. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat dit project wordt genoemd in de D-lijst (categorie D 11.2, stedelijk ontwikkelingsproject), maar de omvang onder de drempelwaarde van 2.000 woningen ligt, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, die onderdeel moet zijn van dit bestemmingsplan. Algemeen De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Plan/besluit In het vigerende bestemmingsplan is een flatgebouw toegestaan in zes bouwlagen met 127 huurwooneenheden. De nieuwe verkaveling voorziet in 9 grondgebonden woningen en een appartementencomplex voor 30 appartementen in vier bouwlagen met groenvoorzieningen en water. Gesteld kan worden dat ten opzichte van de geldende planologische situatie sprake is van een afname van het aantal woningen in het binnenstedelijke gebied. De planontwikkeling zit qua omvang ruim onder de grens voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Zoals de hieronder beschreven milieuparagrafen en -onderzoeken aantonen heeft dit bestemmingsplan ook om andere redenen dan de omvang (zoals bijvoorbeeld de aard van de ontwikkeling of een ligging nabij een gevoelig gebied) geen significante nadelige gevolgen voor het milieu. Conclusie Dit bestemmingsplan dat de bouw van circa 39 woningen mogelijk maakt is niet m.e.r.beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.-plichtig. 4.1.2 Milieuzonering Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
20
milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld tot de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Het plangebied ligt in de Vogelbuurt-Zuid aan de Karekietstraat en kan worden aangemerkt als rustige woonwijk, omdat hierin nagenoeg uitsluitend woningen staan. Tabel 4.1: Richtafstanden en omgevingstype. Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk 1 10 m 2 30 m 3.1 50 m 3.2 100 m
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m
Met behulp van het inrichtingenbestand is geïnventariseerd welke bedrijven relevant kunnen zijn voor de geplande woningbouw. Voor het bepalen van de milieuzones is uitgegaan van de afstandnormen op basis van de VNG-richtlijn. Ten zuiden van het plangebied aan de Rembrandtlaan 650 is een kantoor gevestigd. Een kantoor valt onder milieucategorie 1, zodat woningbouw hiervoor geen belemmering is. Voor het overige zijn er in de nabijheid van het plangebied geen overige milieubelastende activiteiten gevestigd, zodat het woon- en leefklimaat in het plangebied voldoende kan worden gegarandeerd. Daarbij komt dat in het vigerende bestemmingsplan al woningbouw mogelijk is. De hierin opgenomen afstanden tussen woningbouw en overige verder gelegen milieubelastende activiteiten worden gerespecteerd. Vanuit milieuzonering bestaan er daarom geen bezwaren tegen de beoogde woningbouwontwikkeling (deels vervangende nieuwbouw) aan de Karekietstraat in Sliedrecht.
Kantoor van Adcim ten zuiden van plangebied.
Verderop gelegen bedrijvigheid aan de Beneden Merwede.
Conclusie Woningbouw is al mogelijk in het geldende bestemmingsplan. Het aantal woningen wordt minder dan de geldende planologische situatie. Geconcludeerd kan derhalve worden dat in deze situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De planontwikkeling geeft vanuit milieuzonering geen beperkingen voor verderop aanwezige milieubelastende activiteiten. 4.1.3 Geluid Wegverkeerslawaai Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
21
zover sprake is van wonen. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk. De relevante wegen met een maximum snelheid van 50 km/uur binnen 200 meter van het plangebied zijn de Rembrandtlaan en Rivierdijk. De overige wegen zijn binnen genoemde zone aangemerkt als een zogenaamde 30 km/h zone. In verband met het vorenstaande is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door AV Consulting B.V. te Bergambacht (rapportnummer AV.0995w-2 van 20 juni 2012, bijlage 1). Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat ten gevolge van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 (dB) Lden voor het appartementengebouw als gevolg van de Rembrandtlaan met maximaal 2 dB (inclusief aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder) wordt overschreden. Dit betekent dat een hogere waarde dient te worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders voor de gevels van een beperkt aantal woningen, nadat hiervoor een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen. Deze procedure zal gelijktijdig worden gestart met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. In het kader van het Bouwbesluit heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de geluidwering van de gevels van het appartementengebouw (rapport van S&W Consultancy te Vlissingen van 19 juni 2012, rapportnr. 2120426). Bij dit onderzoek is uitgegaan van de cumulatieve geluidsbelasting van alle wegen zonder aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder. Dit onderzoek zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning om advies worden voorgelegd aan het bevoegd gezag, zodat er vanuit verkeerslawaai geen belemmeringen zijn. Railverkeerslawaai De planontwikkeling ligt buiten de onderzoekszone van 1.000 meter van de Betuwelijn (trajectnummer: 671) en de onderzoekszone van 100 meter van de spoorlijn Dordrecht Geldermalsen (traject 680 en 681), zodat een akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Vanuit oogpunt van spoorweglawaai zijn er derhalve geen belemmeringen. Industrielawaai Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone industrielawaai, zodat er geen beperkingen gelden voor (vervangende) nieuwbouw van woningen. Conclusie Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, nadat een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen. 4.1.4 Bodem De bodemkwaliteit is in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie. In verband hiermede is mede ten behoeve van dit bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Hoste Milieutechniek B.V. te Hazerswoude-Dorp (rapportnr. 11311INS van 26 maart 2012, bijlage 2) om de kwaliteit van de bodem vast te stellen. Uit de resultaten van dit bodemonderzoek blijkt dat er tijdens de locatie-inspectie geen aanwijzingen zijn gevonden voor bodembedreigende activiteiten. Voorts zijn er geen verzakkingen, verdachte plekken, verkleuringen en brandplekken aangetroffen. Op de bodem zijn geen direct zichtbare mogelijk asbesthoudende materialen aangetroffen. Wel zijn tijdens het veldwerk geroerde bodemlagen aangetroffen ten noordwesten van de flat. Mogelijk heeft dit een historische oorsprong, of aanvullingen onder de huidige parkeerplaatsen. Op de locatie bestaat de bodem doorgaans uit zand, met soms een kleilaag. Hierbij zijn in meerdere boringen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen variërend van zwak puin en/of koolas in de bovengrond en verhardingsmaterialen in de ondergrond. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen (mogelijk) asbesthoudende materialen aangetroffen. Uit de analyseresultaten is het volgende gebleken:
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
22
-
de (onder-)grond is plaatselijk matig verontreinigd met zink (mengmonster). Uit aanvullend onderzoek blijkt dat de individuele monsters niet tot slechts licht verontreinigd zijn met zink; de bovengrond en de overige ondergrond zijn niet tot licht verontreinigd met de onderzochte parameters; het grondwater is niet tot slechts licht verontreinigd met de onderzochte stoffen.
Op basis van deze onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de locatie vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt wordt geacht voor de voorgenomen herontwikkeling, te weten geplande sloop en nieuwbouw op de locatie. Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit of hetgeen is gesteld in het bodembeheerplan. Conclusie Er zijn geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteit op het onderhavige plangebied. 4.1.5 Luchtkwaliteit Wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. In tabel 4.2 is een overzicht gegeven van de grenswaarden. Tabel 4.2: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer Stof
Toetsing norm
Grenswaarden
geldig
Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 2015
Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
Max. 35 keer p.j. meer
vanaf 11 juni 2011
Stikstofdioxide (NO2) Fijn stof (PM10)*
dan 50 g/m3 * Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wet milieubeheer behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan: a. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde; b. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft; c. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% van de grenswaarde verstaan; d. het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit opgesteld. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL) is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Doel van het NSL is: 1. Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken; 2. Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren door tijdig aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit te voldoen.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
23
Het NSL is een bundeling van de regionale actieprogramma's en de Rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat enerzijds maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Het NSL brengt deze twee aspecten in evenwicht. Het Rijk coördineert het nationale programma. Het Rijk maakt met provincies en gemeenten afspraken over toetsbare resultaten; in de gebieden moeten de normen voor luchtkwaliteit stap voor stap dichterbij komen. De overheden kunnen op die resultaten worden afgerekend. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen (mr) die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking zijn getreden, waaronder de AMvB en Ministeriele Regeling niet in betekenende mate (afgekort NIBM). AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM) De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO 2 en /of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen. De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd: Woningbouw: ≤ 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. 2 Kantoorlocaties: ≤ 100.000 m bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 2 200.000 m bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Woningbouw en kantoorlocaties: 0,0008*aantal woningen+ 0,000012*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 ≤ 1,2 bij één ontsluitingsweg en 0,0004*aantal woningen+ 0,000006*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 ≤ 1,2 bij één ontsluitingsweg. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Programma Luchtkwaliteit Drechtsteden 2006 - 2020 In kader van het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) is voor de Drechtsteden het Regionaal Programma Luchtkwaliteit 2006-2015 opgesteld. Het RSL maakt onderdeel uit van het NSL. Met de uitvoering van het Programma Luchtkwaliteit willen de Drechtsteden de komende jaren de luchtkwaliteit in de regio structureel verbeteren. Zo worden ook door de gemeente Sliedrecht diverse maatregelen genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren dan wel de negatieve bijdrage van ruimtelijke plannen door maatregelen weg te nemen. Maatregelen op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau hebben tot doel om in 2011 en 2015 aan de gestelde grenswaarden zoals genoemd in de Wet milieubeheer te voldoen. Op basis van de huidige inzichten zal, mede door luchtkwaliteitsmaatregelen, in 2011 en 2015 in Sliedrecht ruimschoots aan de grenswaarden worden voldaan.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
24
Project is NIBM Het plan omvat de realisatie van 39 woningen. Ten opzichte van de bestaande situatie betekent dit een vermindering van het aantal woningen van 88 stuks. Door de omvang van dit project is dit een project niet in betekenende mate. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden Conclusie Voldaan kan worden aan het gestelde in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). De Wet luchtkwaliteit staat deze planontwikkeling dan ook niet in de weg. 4.1.6 Externe veiligheid Wettelijk kader Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: - rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarljke stoffen plaatsvindt; - langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico’s verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Transport gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten binnenwater, spoor, weg en door buisleidingen. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de transportas dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. Transport over water Het Rijk werkt aan de invoering van het Basisnet. Met de invoering van het Basisnet beoogt het Rijk een evenwicht tot stand te brengen tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en externe veiligheid. Het definitief ontwerp van het Basisnet Water is reeds aangeboden aan de Tweede Kamer. Hiermee is het gebruik van de riscoatlas niet langer bruikbaar. In het Basisnet Water is de Beneden-Merwede als zwarte vaarweg aangemerkt. Tevens is in het Basisnet Water ook het plasbrandaandachtsgebied beschreven. Voor de zwarte vaarweg geldt voor kwetsbare bestemmingen een veiligheidszone van 25 meter. Groepsrisico Op grond van het Basisnet Water is bij zwarte vaarwegen in beginsel een verantwoording nodig. Bij een bevolkingsdichtheid beneden de 1.500 pers/ha dubbelzijdig en 2.250 pers/ha 1 enkelzijdig is een berekening van het GR niet verplicht. Proefberekeningen hebben namelijk aangetoond dat in die gevallen het GR beneden 0,1 x de oriënterende waarde ligt. Gelet hierop is een groepsrisicoberekening en -verantwoording achterwege gelaten, temeer daar de woningbouw ontwikkeling buiten het Plasaandachtsgebied ligt en er hier sprake van meer dan een halvering van het aantal woningen, waardoor risico's alleen maar kleiner worden. Transport over spoor Ten noorden van het plangebied ligt de Betuweroute en de spoorlijn Dordrecht – Geldermalsen. De afstand ten opzichte van het plangebied is net iets meer dan 1.000 meter. Er is dus geen beperking voor het plangebied. 1
Dit zijn zeer hoge dichtheden. Bij lagere dichtheden blijft het groepsrisico onder 0,1 * de oriënterende waarde.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
25
Wegtransport Er ligt in de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) geen provinciale en/of rijkswegen met een route gevaarlijke stoffen, zodat deze planontwikkeling geen belemmering vormt. Transport per buisleiding Voor zoneringsafstanden van hogedruk gasleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 de nieuwe AMvB Buisleidingen. Hierbij dient te worden uitgegaan van de risicoafstanden zoals aangegeven in de AMvB. Er liggen in de nabijheid van het plangebied geen buistransportleidingen. Inrichtingen Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het plangebied liggen geen risicovolle bedrijven, zodat er geen belemmeringen zijn voor deze planontwikkeling. Risicokaart Zuid-Holland De risicokaart Zuid-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. Op de risicokaart (zie figuur 6) zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten vermeld, zodat er geen belemmeringen zijn voor het plangebied.
Plangebied
Figuur 6: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland.
Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BEVB) en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
26
4.2
Watertoets
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken. Beleidskader Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota’s verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota’s. Rijk In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Provincie Op provinciaal niveau heeft de provincie Zuid-Holland het beleid vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. In dit Plan staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. Waarborgen waterveiligheid 2. Zorgen voor mooi en schoon water 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Gemeente Binnen Sliedrecht is veel water dat het dorp aantrekkelijk maakt. Natuurlijk moet er voor gezorgd worden dat iedereen nu en in de toekomst droge voeten houdt en daarvoor moeten de nodige maatregelen worden getroffen. Ook is het van belang om de kwaliteit van het water op peil te houden en waar nodig te verbeteren. Niet alleen voor de mensen die graag bij het water vertoeven, maar ook voor de planten en vissen in en om het water. Om de functies van het water te verbeteren en de beleving van het water te vergroten, kunnen verschillende maatregelen worden getroffen, die zijn omschreven in het waterplan, dat samen met het Waterschap Rivierenland is opgesteld. In dit waterplan, genaamd Stedelijk waterplan, krijgen vijvers, sloten en plassen een specifieke gebruiksfunctie toegekend, zoals zwemwater, viswater, recreatiewater of natuurwater.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
27
Beleid Waterschap Rivierenland Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Werken aan een veilig en schoon rivierenland' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd. Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst. Toetsingskader Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het binnendijkse gedeelte wordt gevoerd door Waterschap Rivierenland. Waterschap Rivierenland beheert de waterkeringen en in het ZuidHollandse deel van haar beheergebied de wegen, niet zijnde rijks- of provinciale wegen buiten de bebouwde kom. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Sliedrecht. In het kader van de watertoets wordt deze waterparagraaf overlegd met het waterschap, waarna de opmerkingen worden verwerkt in deze waterparagraaf. Beschrijving watersysteem Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Sliedrecht. Bij de dijkversterking is de waterkering voor een klein gedeelte in het plangebied komen te liggen. Het waterschap heeft daarmee op grond van de Keur ook de waterbeheersingszorg van dit gebied gekregen. In de bebouwde kom van Sliedrecht is op veel plekken water aanwezig. De belangrijkste watergangen, die tevens dienen voor de aan- en afvoer van water, liggen parallel aan de A15. Via een drietal stuwen kan het overtollige water het stedelijk gebied van Sliedrecht verlaten en watert het af naar het omliggende landelijke gebied. Functies van het water Voor alle watergangen is het beleid er op gericht dat het water ecologisch gezond is, zodat planten en dieren erin kunnen leven. Er dient voldoende water te zijn, zodat het water op het gewenste peil kan worden gehouden en sloten niet droog komen te staan of buiten haar oevers treedt. Het water moet er ook aantrekkelijk uitzien, het moet niet stinken en het moet prettig voelen om in de buurt van het water te vertoeven. Toetsing ontwikkeling Beschermingszone en buitenbeschermingszone van de waterkering De ontwikkelingen vinden plaats in de beschermingszone en buitenbeschermingszone van de waterkering en binnen de invloedslijnen van de stabiliteit van de waterkering. In verband hiermede in na overleg met het waterschap nader onderzoek uitgevoerd naar: a. het effect van de ontgraving op de stabiliteit van de waterkering en b. het aantonen van de stabiliteit van de waterkering nu en in de toekomst. Dit onderzoek is uitgevoerd door Fugro GeoServices B.V. te Nieuwegein (rapportnummer 12120029-000 van 25 juni 2012, bijlage 3). Doel van het onderzoek is het toetsen van het ontwerp van de singel op de veiligheid ten aanzien van de macrostabiliteit van het binnentalud van de primaire waterkering met de drukstaafmethode. Op basis hiervan kunnen de volgende conclusies worden getrokken (overgenomen uit het rapport). Opbarsten/ opdrijven Wanneer de dikte van de samendrukbare laag groter is dan de singel breedte op maaiveld niveau, mag de gehele dikte van de samendrukbare laag meegenomen worden genomen als het gewicht van de deklaag. Deze boogwerking blijft bestaan tot een breedte van de singel tot ongeveer 11m. Uit de analyse komt een de opdrukveiligheid tussen het gewicht van deklaag en de opwaartse waterdruk van 1,07 naar voren. Dit betekent dat er sprake is van opdrijven van de
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
28
deklaag. Bij deze opdrukveiligheid voldoet het ontwerp aan de vereiste veiligheidsfactor tegen opbarsten, maar voldoet niet aan de veiligheidsfactor tegen opdrijven. Stabiliteit Omdat het ontwerp niet aan de veiligheidsfactor tegen opdrijven voldoet, zijn de stabiliteitsanalyses uitgevoerd met behulp van de rekenmethode Uplift Van voor twee verschillende situaties (verkeersbelasting op de parkeerplaatsen en verkeersbelasting op het wegdek). De stabiliteitsfactor van de twee situaties is hierbij getoetst op basis van Leidraad voor het ontwerpen van Rivierdijk (SF > 1,2). Uit de berekening komt naar voren dat het ontwerp aan de vereiste stabiliteitsfactor voldoet. De watergang zal conform de afmetingen waarmee Fugro heeft gerekend worden aangelegd, te weten een breedte van de singel op maaiveldniveau van 11 m. De bodem van de sloot komt te liggen op 1 meter onder het streefpeil van NAP -1,9 m waarmee het bodemniveau op NAP -2,9 m ligt. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de veiligheid van de primaire waterkering na aanleg van de Singel nu en in de toekomst is gewaarborgd. Watercompensatie Op grond van de richtlijnen van het hoogheemraadschap dient in beginsel 21,8% water te worden gecompenseerd wanneer meer dan 500 m² verhard oppervlak wordt aangelegd. Voorts dient te dempen water 100% te worden gecompenseerd. Deze watercompensatie dient bij voorkeur gevonden te worden binnen het plangebied, dan wel elders binnen hetzelfde peilgebied. In dit bestemmingsplan wordt een herstructurering van het plangebied mogelijk gemaakt. Het bestaande flatgebouw wordt gesloopt om plaats te maken voor 9 grondgebonden woningen en een appartementencomplex met 30 wooneenheden. De planontwikkeling heeft een gunstige invloed op de wateropgave ten opzichte van de bestaande planologische situatie, omdat het totaal aan-/ afvoerend verhard oppervlak wordt verminderd. In tabel 4.3 is dit inzichtelijk gemaakt. Tabel 4.3: Wateropgave. Omschrijving
Bestaand in m²
Totaal m² bestaand
Nieuw in m²
bebouwd Flat/ woningen
1.457
1.520
Subtotaal
1.457
1.520
Onbebouwd verharding (wegen en parkeren)
3.090
3.410
subtotaal
3.090
3.410
Subtotaal verhard Onbebouwd verhard groen water subtotaal
4.547
4.921 1.633 6.554
Totaal m² nieuw
4.930
0 2.430 2.430
Subtotaal onverhard
6.554
6.171
Totaal oppervlakte
11.101
11.101
Hoewel watercompensatie niet nodig is (het verhard oppervlak wordt met 383 m² vergroot), is de planopzet zodanig dat 797 m² extra water wordt gerealiseerd door verbreding van de watergang ten zuiden van de nieuwbouw. De huidige watergang wordt door de gemeente
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
29
onderhouden en ook de toekomstige uitbreiding zal door de gemeente worden onderhouden en beheerd. Voor de realisatie van de nieuwbouw wordt een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. Voor het graven van water, bouwen in de beschermingszone en lozen van water is een Watervergunning van het waterschap nodig. De algemene uitgangspunten van duurzaam waterbeheer, zoals geformuleerd door het waterschap Rivierenland worden, daar waar mogelijk, toegepast.
De bestaande watergang voor de Karekietflat.
Conclusie Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen planontwikkeling.
4.3
Archeologie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen archeologisch (voor)onderzoek te verrichten. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Hoekse Waard – IJsselmonde – Dordrecht (provincie Zuid-Holland) is het gebied niet specifiek aangeduid. Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een (zeer) grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De witte gebieden hebben een lage trefkans. De plankaart (zie figuur 7) laat zien dat er in dit deelgebied een lage trefkans op archeologische sporen is. In verband hiermede is een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek naar archeologie niet nodig. Conclusie Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
30
Plangebied
Figuur 7: Kaart waarde archeologie provincie Zuid-Holland.
4.4
Flora- en fauna
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat uit dien hoofde geen beperkingen worden opgelegd aan het oprichten van de geplande nieuwbouwontwikkeling. Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van fabrieken, geldt de volgende vrijstellingsregeling: 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten; 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. 4.4.1 Flora- en faunatoets Bij een bestemmingsplanherziening moet bekeken worden wat het effect is op de aanwezige flora- en fauna. In verband hiermede heeft Ecoresult te Dordrecht een ecologische quick scan uitgevoerd voor het onderhavige plangebied (rapport van 15 december 2011, projectnummer 20111208, bijlage 4). Op basis van een inventarisatie, literatuuronderzoek en een verkennend
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
31
onderzoek kunnen de volgende conclusies en aanbevelingen worden getrokken (overgenomen uit het rapport): Conclusies en aanbevelingen Op basis van de ecologische quick scan is vastgesteld dat de flatgebouwen in het plangebied potentieel geschikt zijn voor onder de Flora- en faunawet beschermde vaste rusten verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen. De uitvoering van de geplande activiteiten hebben mogelijk effect op potentieel ieder type verblijfplaats (winter-, kraam-, zomer- en paarverblijfplaats) voor de vleermuissoorten Gewone Dwergvleermuis, Laatvlieger en Ruige Dwergvleermuis (de laatste alleen paar- en winterverblijfplaats). Andere gebouwbewonende vleermuissoorten (voornamelijk Tweekleurige vleermuis en Meervleermuis) worden op basis van verspreiding en habitat in principe niet verwacht. Vervolgonderzoek is nodig. o Formeel dient er zowel in het voor- als najaar onderzoek uitgevoerd te worden naar het daadwerkelijk voorkomen van vleermuizen, zodat op basis hiervan indien nodig een gericht mitigatieplan opgesteld kan worden teneinde de effecten te neutraliseren. Dit onderzoek moet uitgevoerd worden conform het vleermuisprotocol 2011. Conform de interpretatie van het vleermuisprotocol 2011 en afgestemd op de omvang van het onderzoeksgebied dient het onderzoek minimaal te bestaan uit twee veldbezoeken in de periode 15 mei - 15 juli en twee bezoeken in de periode 15 augustus - 1 oktober, allen met een tussenpoos van minimaal 14 dagen. De onderzoeken kunnen door 1 persoon uitgevoerd worden. De onderzoeksperiode dient strikt te worden gehanteerd, daar onderzoek in andere periodes geen volledig uitsluitsel geeft. Op basis van de onderzoeksresultaten dient mogelijk een mitigatieplan te worden opgesteld, indien vastgesteld is dat het plangebied een functie heeft voor een vleermuissoort. In het mitigatieplan dient de functie alsmede de gunstige staat van instandhouding voor de aangetroffen vleermuissoort(en) te zijn gewaarborgd. Op basis van de ecologische quick scan is vastgesteld dat de watergangen in het plangebied potentieel redelijk tot geschikt zijn als vaste rust- en verblijfplaats voor Bittervoorn en Kleine Modderkruiper. Als voortplantingsplaats zijn de watergangen vermoedelijk potentieel matig tot niet geschikt voor Bittervoorn. Onderwaterbegroeiing en oevervegetaties zijn nauwelijks aanwezig. De aanwezigheid van zoetwatermosselen als (de enige) afzetplaats van eieren van de Bittervoorn kon niet worden vastgesteld. Uit aanvullend bronnenonderzoek blijkt dat beide soorten in de omgeving van het plangebied - binnen de afgelopen 5 jaar - tot 5 kilometer afstand zijn aangetroffen. Formele vervolgstappen zijn nodig. o Aanvullend bronnenonderzoek naar watersysteem in en rondom het plangebied, zodat inzicht wordt gekregen in de migratiemogelijkheden; o Bemonstering van watergangen met schepnet wadend door watergang om inzicht te krijgen in aanwezigheid van Bittervoorn en Kleine Modderkruiper, de hoeveelheid onderwaterbegroeiing en aanwezigheid van zoetwatermosselen. o Op basis van de onderzoeksresultaten en de potentiële geschiktheid van het plangebied opstellen van een mitigatieplan en een ecologisch werkprotocol. In het mitigatieplan dient de functie van de watergang alsmede de gunstige staat van instandhouding voor Bittervoorn en Kleine Modderkruiper te zijn gewaarborgd (indien aanwezigheid is vastgesteld). Het ecologisch werkprotocol dient invulling te geven aan de zorgplicht (zie ook hieronder). In het ecologisch werkprotocol komt onder andere terug: Er moet gewerkt worden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. Deze periode loopt van maart tot en met augustus. De machines waarmee gewerkt wordt moeten zodanig gekozen zijn dat de hoeveelheid slachtoffers zo beperkt mogelijk is. Maak diepere delen waar de bittervoorns naar toe kunnen vluchten om (tijdelijk) minder gunstige omstandigheden te overbruggen. Het dempen moet in de richting van het open water plaatsvinden. Alvorens te dempen wordt de modderlaag liggend op de bodem onderzocht op zoetwatermosselen. Indien aangetroffen worden deze overgezet naar blijvende watergangen.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
32
Maatregelen moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige. Er is een kleine kans op aanwezigheid van broedgevallen van vogels, waaronder Roodborst. In gebruik zijnde nesten zijn onder de Flora- en faunawet strikt beschermd. De periode waarin broedgevallen voor kunnen komen is grofweg van 15 maart tot en met 15 juli. Echter, vaak zijn hier uitzonderingen op. Indien werkzaamheden in deze periode worden uitgevoerd, dient hieraan voorafgaand het plangebied onderzocht te worden op bezette nestenbroedgevallen die dan moeten worden ontzien, zodat broedgevallen niet worden verstoord en verontrust. Algemene Zorgplicht Er is een kleine kans op de aanwezigheid van tabel 1 soorten waaronder Egel, Huisspitsmuis en Mol. Voor activiteiten met effect op deze soorten geldt vrijstelling indien het werk zorgvuldig (conform artikel 2 van de Flora- en faunawet) uitgevoerd wordt. Door de lage trefkans zijn extra ecologische maatregelen niet nodig. Artikel 2 'Zorgplicht' van de Flora- en faunawet blijft van toepassing: o Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. o De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Conclusie Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan deze nieuwbouwontwikkeling, wanneer de in het rapport genoemde aanbevelingen zullen worden overgenomen. In verband hiermede zal in de loop van het jaar een nader vissen- en vleermuizenonderzoek worden uitgevoerd.
4.5
Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
4.5.1 Kabels en leidingen In het plangebied liggen naast de gebruikelijke waterstransportleidingen en gastransportleidingen.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
kabels
en
leidingen
geen
33
5.
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan, de verbeelding (geometrische plaatsbepaling) en de regels.
5.2
Verbeelding
Op de verbeelding (plankaart), getekend op een kadastrale ondergrond schaal 1:1.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven. Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan.
5.3
Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken: - Hoofdstuk 1 Inleidende regels - Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels - Hoofdstuk 3 Algemene regels - Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 5.3.1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen. Artikel 1 Begrippen In het artikel ‘Begrippen’ wordt een aantal in de planregels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt, waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot. Artikel 2 Wijze van meten In het artikel ‘Wijze van meten’ wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald. 5.3.2 Bestemmingsregels Dit hoofdstuk bevat de regels waarin de materiële inhoud van de op de verbeelding gegeven bestemmingen zijn opgenomen. Bij de opzet van de artikelen is, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) bepaalt, een vaste indeling aangehouden. Voor de volgorde van de bestemmingen leidt dit ertoe dat eerst de bestemmingsomschrijvingen worden benoemd en hierna de bouwregels en in voorkomende geval specifieke gebruiksregels. Bij de indeling van de artikelen in hoofdstuk 2 is een vaste volgorde aangehouden. Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Bouwregels In de bouwregels zijn de regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Dit lid bevat regels omtrent toegestane bouwwerken die als “recht” kunnen worden opgericht. De gebouwen dienen te worden geplaatst binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Voor de bestemmingen zijn regels opgenomen voor de goothoogte, hoogte en /of dakhelling. Bij het bepalen van de maatvoeringen is uitgegaan van de gewenste planologische situatie. Artikel 3 Groen De bestemming ‘Groen’ is opgenomen voor de groene gebieden waarvan het groene karakter voor de ruimtelijke structuur van het plangebied van belang is. Binnen de bestemming is de
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
34
aanleg van voetpaden, speelvoorzieningen en water mogelijk. Ten noorden van de Zwanensingel 2 is ook de voetbalkooi met een hoogte van 5 meter specifiek aangeduid. Artikel 4 Verkeer De gebiedsontsluitingswegen, inclusief fiets- en voetpaden, groenelementen, water en parkeerplaatsen, zijn als 'Verkeer' bestemd. De bestemming heeft een globaal karakter en maakt herprofilering en/of reconstructie van deze wegen mogelijk. Artikel 5 Water Deze bestemming regelt de (stedelijke) waterlopen die deel uitmaken van het hoofdwaterstelsel en daarnaast een aantal kleinere waterpartijen en watergangen. Artikel 6 Wonen - 1 De op de verbeelding voor ‘Wonen 1’ aangeduide gronden zijn, met inachtneming van de nadere aanduidingen, bestemd voor grondgebonden woningen en andere voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van personen. Hoofdgebouwen en aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven maximum aantal wooneenheden. De maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen is op de verbeelding aangegeven. Artikel 7 Wonen - 2 De op de verbeelding voor ‘Wonen 1’ aangeduide gronden zijn, met inachtneming van de nadere aanduidingen, bestemd voor een appartementengebouw en andere voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van personen. Hoofdgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven maximum aantal wooneenheden. De maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdgebouwen is op de verbeelding aangegeven. Artikel 8 Waterstaat – Waterkering In deze dubbelbestemming worden alle bouwmogelijkheden afhankelijk gesteld van een afwijking. Afwijking wordt verleend indien door onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen waterstaatkundige belangen worden geschaad. 5.3.3 Algemene regels Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk II van toepassing zijn. Artikel 9 Antidubbeltelbepaling Het artikel ‘Antidubbeltelregel’ bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Artikel 10 Algemene bouwregels In het artikel ‘Algemene bouwregels’ is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders. Artikel 11 Algemene gebruiksregels In het artikel ‘Algemene gebruiksregels’ is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. Artikel 12 Algemene afwijkingsregels Het artikel ‘Algemene afwijkingsregels’ is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wro en heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Met een door burgemeester en wethouders te verlenen afwijking kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoeringen voor bouwwerken, zoals genoemd in hoofdstuk 2 van de regels, worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd. Aan toepassing van de afwijkingsbevoegdheid dient een belangenafweging ten grondslag te liggen. Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
35
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels In het artikel ‘Algemene wijzigingsregels’ is de mogelijkheid opgenomen om een aantal standaard wijzigingen in het plan aan te brengen, indien blijkt dat daaraan in de toekomst behoefte bestaat. De bevoegdheid is gebaseerd op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wro. De wijzigingsregels bieden in aanvulling op de afwijkingsregels mogelijkheden voor bestemmingswijzigingen, verschuivingen van bestemmingsgrenzen en bebouwingsmogelijkheden voor nutsvoorzieningen. Ook is er een regel opgenomen die voorziet in een bijstelling van de opgenomen bouwregels indien daaraan bij de uitvoering van het plan behoefte zou bestaan. Aan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient, evenals bij de toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, een belangenafweging ten grondslag te liggen. Overeenkomstig de jurisprudentie is deze bevoegdheid van burgemeester en wethouders of van de gemeenteraad aan (objectieve) grenzen gebonden. Artikel 14 Algemene procedureregels Dit artikel geeft de (wettelijke) procedures aan die vanuit de Wabo of de Wro van toepassing. 5.3.4 Overgangs- en slotregels Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen. Artikel 15 Overgangsrecht Het artikel ‘Overgangsrecht’ heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming. Artikel 16 Slotbepaling Het artikel ‘Slotregel’ bevat de titel waaronder het bestemmingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.
5.4
Handhaving bestemmingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
36
6.
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG
6.1
Economische uitvoerbaarheid
De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant gesloten exploitatieovereenkomst, waaronder planschade is begrepen. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de exploitatieovereenkomst.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Tablis Wonen heeft op 12 maart 2012 een informatiebijeenkomst gehouden voor omwonenden. Resultaten bijeenkomst: In deze bijeenkomst zijn voornamelijk aandachtspunten genoemd over verkeersontsluiting, herinrichting openbare ruimte en de uitvoering. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig het bepaalde in de Inspraakverordening met ingang van 21 mei 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn zeven schriftelijke inspraakreacties ingekomen. Deze zijn weerlegd in de Notitie inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan Karekietflat (bijlage 5). Voor onderhavig ontwerpbesluit wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.3
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende personen en/of instanties: 1. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit; 2. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland, Afdeling Ruimtelijke Ordening; 3. Waterschap Rivierenland; 4. Gasunie. De instanties als genoemd onder 1 en 2 hebben niet gereageerd. De instantie onder 4 heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De door instantie 3 gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in de plantoelichting. Voor de weerlegging hiervan wordt verwezen naar de Notitie inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan Karekietflat (bijlage 5).
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
37
BIJLAGEN Separaat bij dit bestemmingsplan zijn de volgende bijlagen in te zien: 1. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai van AV Consulting B.V. te Bergambacht van 20 juni 2012. 2. Verkennend bodemonderzoek; Hoste Milieutechniek B.V. te Hazerswoude-Dorp van 26 maart 2012. 3. Aanleg singel bij waterkering Karekietflat Sliedrecht; Fugro GeoServices B.V. te Nieuwegein van 25 juni 2012. 4. Ecologische quick scan Karekietflat van Ecoresult te Dordrecht van 15 december 2011. Voorts is de volgende bijlage toegevoegd: 5. Notitie van inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan Karekietflat van augustus 2012.
Bestemmingsplan Karekietflat, Sliedrecht (ontwerp)
38
Bijlage 5 Notitie inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan Karekietflat.
Sliedrecht Voorontwerp bestemmingsplan Karekietflat Notitie inspraak en overleg Augustus 2012
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Inspraakreacties
pag. 4
3. Overlegreacties
pag. 5
Bijlagen: 1.
Overlegreacties
2
1.
Inleiding
Het voorontwerp bestemmingsplan Karekietflat heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 21 mei 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een reactie in te dienen op het voorontwerp bestemmingsplan. Inspraakreacties Er zijn 7 schriftelijke inspraakreacties ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen inspraakreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan. Overlegreacties In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben 2 instanties gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de ontvangen overlegreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Per reactie is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan.
3
2.
Inspraakreacties
In dit hoofdstuk zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord.
2.1 Algemeen Veel van de reacties zijn van gelijke strekking en aard. Er is daarom voor gekozen per thema/onderwerp dat meerdere keren terugkomt in de reacties één antwoord te formuleren. Bij de individuele inspraakreacties wordt verwezen naar dit antwoord en zo nodig aanvullend nog specifiek ingegaan op de reactie. Overlast jeugd In overleg met omwonenden worden leefregels opgesteld. Deze leefregels komen op een bord te staan dat op of nabij de kooi geplaatst zal worden. Geluidoverlast bal De voetbalkooi zal worden verplaatst. Er zullen technische aanpassingen aan de kooi worden uitgevoerd om het contactgeluid van de bal tegen de kooi te reduceren. Privacy In de huidige situatie ligt op de geplande locatie van de voetbalkooi een openbaar voetpad met groen. Vanuit dit pad is er reeds zicht op de woning van reclamant. Dit maakt dat de privacy hier in alle redelijkheid niet significant zal afnemen. Daarnaast is er in de achtertuin van Zwanensingel 2 een schutting van 2 meter aanwezig waardoor het directe zicht op de voetbalkooi beperkt is en zal blijven.
2.2 Reacties 2.2.1. Inspreker 1 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi is door zijn omvang een ontsiering van de omgeving. 3. Het plaatsen van de voetbalkooi op deze locatie zorgt voor waardevermindering van de woning van reclamant. 4. Doordat de voetbalkooi op een korte afstand tot de woning geplaatst zal worden, zal de privacy van reclamant verminderen. 5. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. De voetbalkooi is - met inachtneming van de gewenste ruimtelijke kwaliteiten - goed ingepast in het stedenbouwkundig plan voor de herontwikkeling van de Karekietflat. Waar mogelijk zal de voetbalkooi door groen aan het zicht worden onttrokken. In ieder geval is er ten opzichte van de bestaande situatie geen sprake van een verslechtering. Immers waar de voetbalkooi gesitueerd wordt, staat nu de Karekietflat (7 bouwlagen). 3. Op grond van artikel 6.1 Wro kan reclamant te zijner tijd desgewenst een verzoek tot planschade indienen bij de gemeente, als hij er van overtuigd is dat de waarde van zijn woning als gevolg van de te realiseren vervangende nieuwbouw minder wordt. De
4
hiervoor bij dan wel krachtens de Wet ruimtelijke ordening gegeven regels bieden voldoende waarborgen dat een mogelijk aantoonbare waardevermindering objectief door de gemeente wordt vastgesteld en vergoed. 4. Zie antwoord onder algemeen. 5. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.2. Inspreker 2 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. Het plaatsen van de voetbalkooi op deze locatie zorgt voor waardevermindering van de woning van reclamant. 3. Doordat de voetbalkooi op een korte afstand tot de woning geplaatst zal worden, zal de privacy van reclamant verminderen. 4. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Op grond van artikel 6.1 Wro kan reclamant te zijner tijd desgewenst een verzoek tot planschade indienen bij de gemeente, als hij er van overtuigd is dat de waarde van zijn woning als gevolg van de te realiseren vervangende nieuwbouw minder wordt. De hiervoor bij dan wel krachtens de Wet ruimtelijke ordening gegeven regels bieden voldoende waarborgen dat een mogelijk aantoonbare waardevermindering objectief door de gemeente wordt vastgesteld en vergoed. Verwezen wordt naar de beantwoording onder punt 1.4. 3. Zie antwoord onder algemeen. 4. Zie antwoord onder algemeen.
Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.3. Inspreker 3 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving.
Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Zie antwoord onder algemeen.
Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5
2.2.4. Inspreker 4 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.5. Inspreker 5 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving.
Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Zie antwoord onder algemeen.
2.2.6. Inspreker 6 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. Beantwoording 1. Verwezen wordt naar de beantwoording onder punt 1.1. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.7. Inspreker 7 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6
7
3. Overlegreacties In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan Rond de Bonkelaar aan de volgende instanties voorgelegd: 1. 2. 3. 4.
Rijkswaterstaat; Provincie Zuid-Holland; Waterschap Rivierenland; Gasunie.
Van de onder 3 en 4 genoemde instanties is een reactie ontvangen. Hieronder zijn de brieven van deze instanties samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De volledige overlegreacties zijn in bijlage 1 opgenomen.
3.1 Waterschap Rivierenland Samenvatting 1. De ontwikkelingen vinden plaats in de beschermingszone en buitenbeschermingszone van de waterkering én binnen de invloedslijnen van de stabiliteit van de waterkering. Reclamant vraagt zich af wat de gevolgen zijn op de stabiliteit van de waterkering. 2. De gevolgen op de stabiliteit van de waterkering worden momenteel onderzocht door Fugro. Aangezien dit onderzoek nog niet gereed is, kan reclamant niet instemmen met de ruimtelijke ontwikkeling. Commentaar 1. De gevolgen op de stabiliteit van de waterkering zijn onderzocht door Fugro. Uit de berekening in het onderzoek komt naar voren dat het ontwerp van de singel aan de vereiste stabiliteitsfactor voldoet. 2. Het onderzoek van Fugro is inmiddels afgerond. Op grond hiervan blijkt dat de stabiliteit van de waterkering niet in geding is. Het Waterschap heeft dit op 3 juli 2012 bevestigd en gaat alsnog akkoord met aanleg van de singel. De waterparagraaf is hierop aangepast. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3.2 Gasunie Samenvatting 1. Het voorontwerp bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen. Commentaar 1. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Overlegreacties
9
£oê>rf) Bezoekadres De Blomboogerd 1, 4003 BX Tiel Postadres Postbus 599, 4000 AN Tiel T(0344)64 90 90 F(0344)64 90 99 E
[email protected] I www.waterschaprivierenland.nl Bank 63.67.57.269
H^
Watersch a p Rivieren land
Gemeente Slieclrecht T.a.v. de heer M.C. Suykerbüyl^ Postbus 16 3360 AA SLffiDRECHT
MPGSD2012062510430532
GSD
25.06.2012
0532
VERZONDEN 2 2 M 201*-
Datum: 22 juni 2012
^^-—"
Ons kenmerk: 201220175/191296
Uw kenmerk: ^ ^ ^ \ _
Onderwerpt
^
^
Negatief wateradvies voorontwerp bestemmingsplan 'Karekietflat'
Behandeld door: Goos Boelhouwer Doorkiesnummer / e-mail:
(0344)64 9197
[email protected]
Geachte heer Suykerbuyk, Uw toegezonden voorontwerp bestemmingsplan fKarekietflatf geeft aanleiding tot het maken van opmerkingen. Deze reactie is aan te merken als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure. Doorlopen proces Op 14 februari jl. heeft mevrouw Gejas-Josten van het waterschap informeel vooroverleg gehad met uw collega de heer Lipman. Dit overleg vond plaats op basis van het stedelijk beeldkwaliteitsplan. Tijdens dit overleg is aangegeven dat nader onderzoek nodig is naar de gevolgen van de waterkering door graven van water. De heer Lipman heeft kort geleden adviesbureau Fugro opdracht gegeven om dit onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is nog lopende. Op 13 juni jl. heeft overleg plaatsgevonden met onze adviseur waterkeringen de heer H. Kool. In het kader van de Wro-procedure moeten wij binnen 6 weken een reactie geven. Omdat het nader onderzoek nog loopt, zijn wij genoodzaakt om een negatief wateradvies te geven. Dit in overleg met de heer Lipman. Ruimtelijke consequenties De ontwikkelingen vinden plaats in de beschermingszone en buitenbeschermingszone van de waterkering én binnen de invloedslijnen van de stabiliteit van de waterkering. Nader onderzoek moet antwoord geven op de volgende vragen: 1) Wat het effect van de ontgraving is op de stabiliteit van de waterkering? Blijft de stabiliteit nu en in de toekomst voldoende? 2) Welke alternatieven zijn er bij onvoldoende stabiliteit? Is een oplossing in grond mogelijk (yoorkeur waterschap) of is een waterkerende constructie mogelijk? Aangezien het nader onderzoek door Fugro nog niet afgerond is, hebben wij nog geen antwoorden op bovenstaande vragen* Daarmee kunnen wij nog niet instemmen met de ruimtelijke ontwikkelingen. Onze voorlopige aanname is dat het graven van water negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid tegen overstromingen. Mochten er inderdaad negatieve gevolgen optreden dan bestaat de kans dat (een deel van) het plan zal moeten worden aangepast. Wij vragen u hiermee rekening te houden.
WaterschapRivierenland Ons kenmerk 201220175/191296 Pagina 2 v a n 2
Naast het belang vanuit de waterkering speelt ook het watersysteem een rol. In de toelichting zijn veel wateraspecten opgenomen. Momenteel ontbreekt nog een onderbouwing omtrent het toekomstige beheer en onderhoud van het nieuw te graven water. Graag zien wij hier een toelichting op in het bestemmingsplan. Conclusie Wij adviseren negatief over het plan, tenzij u aantoont dat er geen negatieve gevolgen voor de waterkering zijn. Wij onderschrijven vooralsnog de eindconclusie op bladzijde 29 niet. Wat ons betreft is het nog niet geheel duidelijk of er negatieve gevolgen zijn met het oog op de water(veiligheidsaspecten in het plangebied. Wij verzoeken u om het waterschap te betrekken bij het toekomstige beheer en onderhoud van het water en bij het nader onderzoek ten aanzien van de waterkering. Het waterschap zal na de oplevering c.q. goedkeuring van het onderzoeksrapport pas een definitief wateradvies kunnen geven. Wij verzoeken u dan ook om in de Nota van Antwoorden ons negatief wateradvies op te nemen. Als u nog vragen heeft over deze brief, kunt u contact opnemen met Goos Boelhouwer, telefoonnummer (0344) 64 91 97, e-mailadres
[email protected]. Hoogachtend, namens het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland^ de teamleider Plannen West,
H.AÏjrSmeets
P.S. Wij verzoeken u vriendelijk bij verdere correspondentie ons kenmerk te vermelden, zodat wij uw brief sneller kunnen beantwoorden. Bijlage(n):
Geen
Afschrift:
Archief
Waterschap Rivierenland vindt heider taalgebruik belangrijk. Heeft u opmerkingen brief? Dan kunt u daarover een mail sturen aan
[email protected].
bij het taalgebruik
in deze
Page 1 of 2
Suykerbuyk, MC Van:
Dalen van D. [
[email protected]]
Verzonden: dinsdag 19 juni 2012 13:43 Aan:
Suykerbuyk, MC
Onderwerp: RE: Kennisgeving voorontwerp bestemmingsplan 'Karekietflat' geachte heer/mevrouw Suykerbuyk, Het door u voornoemde voorontwerp bestemmingsplan geeft ons geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen. Ik dank u voor uw toezending. Met vriendelijke groet, Diederick van Dalen Medewerker Juridische Zaken E:
[email protected] T: +31 (0)6 3103 7174 F: +31 (0)182 62 99 33 I: www.gasunie.nl
N.V. Nederlandse Gasunie Legal Affairs Asset Management Postbus 19 9700 MA Groningen Concourslaan 17
Denk alstublieft aan het milieu voordat u deze e-mail print.
Van: Suykerbuyk, MC [mailto:
[email protected]] Verzonden: woensdag 30 mei 2012 16:11 Aan: '
[email protected]'; Postbus Communicatie JC; Alg. Postbus GasTransportServices; '
[email protected]'; '
[email protected]'; '
[email protected]'; '
[email protected]' Onderwerp: Kennisgeving voorontwerp bestemmingsplan 'Karekietflat'
Geachte heer/mervouw, In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening brengen wij u hierbij op de hoogte van het voorontwerp bestemmingsplan 'Karekietflat' van de gemeente Sliedrecht. Het plan voorziet in de sloop van de Karekietflat en vervangen door passende nieuwbouw, te weten een appartementencomplex met 30 woningen en een blok met 9 eengezinswoningen. Het bestemmingsplan is te vinden op onze website. De rechtstreekse hyperlink naar de vindplaats is: http://www.sliedrecht.nl/plannen-en-projecten/ruimtelijke-plannen/voorontwerpbestemmingsplankarekietflat Op onze website zijn ook de bijlagen bij het bestemmingsplan te vinden.
19-6-2012
Page 2 of 2
Wij stellen het zeer op prijs als wij binnen 6 weken uw reactie op het voorontwerp bestemmingsplan mogen ontvangen. Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouders van Sliedrecht, M.C. Suykerbuyk Juridisch Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening en Handhaving Afdeling ROBM, Sliedrecht Tel: 0184-495956 This communication is intended only for use by the addressee. It may contain confidential or privileged information. If you receive this communication unintentionally, please let us know by reply immediately. N.V. Nederlandse Gasunie does not guarantee that the information sent with this E-mail is correct and does not accept any liability for damages related thereto.
19-6-2012
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
2 2 6
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8
Bestemmingsregels Groen Verkeer Water Wonen - 1 Wonen - 2 Waterstaat - Waterkering
7 7 8 9 10 12 13
Hoofdstuk 3 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
14 14 15 16 17 18 19
Hoofdstuk 4 Artikel 15 Artikel 16
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
20 20 21
bestemmingsplan Karekietflat
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Karekietflat van de gemeente Sliedrecht; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp24karekietflat-2001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.3
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, als een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, direct verbonden met en direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw; 1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6
aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.7
achtererfgebied:
Erf aan de achterkant van het oorspronkelijke hoofdgebouw en aan de zijkant(en) ervan, op meer dan 1 meter van de erfgrens aan de zijde van het openbaar toegankelijke gebied, alsmede op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw; 1.8
achtergevelrooilijn:
lijn die per bouwperceel wordt bepaald door de diepte van het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevelrooilijn; 1.9
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden; 1.10
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.11
beperkt kwetsbaar object:
een object zoals bedoeld in artikel 1 Besluit externe veiligheid inrichtingen; 1.12
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen;
2
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
1.13
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.14
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.15
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.16
bijgebouw:
een op zichzelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw; 1.17
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.18
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak; 1.19
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.20
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.21
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.22
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.23
erf:
het al dan niet bebouwde perceelsgedeelte, direct gelegen bij een woning, ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning; 1.24
erfbebouwing:
een gebouw dat behoort tot een op hetzelfde perceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw; 1.25
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.26
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
Regels (ontwerp)
3
bestemmingsplan Karekietflat 1.27
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.28
kwetsbaar object:
een object zoals bedoeld in artikel 1 Besluit externe veiligheid inrichtingen; 1.29
peil:
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de as van de weg grenzen of waarvan de hoofdtoegang minder dan 1 m van de weg ligt: de hoogte van de as van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m: 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de as van die weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelbouwgrens van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft; 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein; 3. voor vrijstaande bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald; 1.30
praktijkruimte:
een beroepsmatige werkruimte voor beoefenaren van vrije beroepen, zoals medische, paramedische administratieve, kunstzinnige en daarmee naar de aard gelijk te stellen beroepen; 1.31
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.32
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht waaronder in elk geval worden verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf; 1.33
straatmeubilair:
a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken; b. telefooncellen, abri's kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; d. afvalinzamelsystemen; 1.34 voorgevellijn: lijn die per bouwperceel wordt bepaald door de, ten opzichte van de weg of langzaam verkeersroute, dichtstbij gesitueerde gevel van het hoofdgebouw; 1.35
wonen:
het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat kamerhuur in een pand beperkt is en blijft tot maximaal vier personen; 1.36
zijerf:
het bij een gebouw behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van dat gebouw;
4
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat 1.37
zijgevel:
de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf; 1.38
zijgevellijn:
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevels van de hoofdgebouwen.
Regels (ontwerp)
5
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; 2.2
bouwhoogte van een bouwwerk:
a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.3 bruto-vloeroppervlakte: wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld; 2.4
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.5
goothoogte van een bouwwerk:
a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; met dien verstande dat: voor zover sprake is van meerdere goot- en/of boeibordhoogten per gebouw, wordt als meetpunt het hoogste punt gehanteerd; indien zich aan enige zijde van een gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 30% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 50%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als hoogste punt aangemerkt; 2.6 inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.7
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
6
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen; b. water; c. voet- en fietspaden; d. speelvoorzieningen; e. extensieve recreatie; f. nutsvoorzieningen; g. straatmeubilair; h. parkeren; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-voetbalkooi' een voetbalkooi met daarbij horende voorzieningen. 3.2
Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat: 1. de hoogte van de voetbalkooi ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-voetbalkooi' maximaal 5 meter mag bedragen. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Voor de gronden gelden de volgende regels: a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voetbalkooi' zijn de gronden bestemd voor een voetbalveld.
Regels (ontwerp)
7
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 4 4.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen; b. voet- en fietspaden; c. parkeren; d. verblijfs- en speelgebied; e. groen; f. water; g. straatmeubilair; h. nutsvoorzieningen. 4.2
Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
8
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 5 5.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wateraanvoer en afvoer; b. waterberging; c. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals duikers, steigers, oevers en oeverbeschoeiingen; d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor brug. 5.2
Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug' ter verbinding van de aangrenzende gronden met een maximale hoogte van 3 meter; b. de breedte van de bruggen mag maximaal 5 meter bedragen; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m; d. gebouwen zijn niet toegestaan.
Regels (ontwerp)
9
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 6 6.1
Wonen - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met inachtneming van het bepaalde in lid 6.3.2; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, groen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 6.1 gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen worden binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak gebouwd; b. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste de op verbeelding middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven; c. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in of maximaal 2 m achter de naar het voetpad gekeerde grens van het bouwvlak gebouwd; d. de goothoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte; e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; f. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt, gemeten vanuit de naar het voetpad gekeerde grens van het bouwvlak, ten hoogste 10 m. 6.2.2
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. aanbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel en op tenminste 1 m uit de zijerfgrens indien deze grenst aan de openbare weg; b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 100 m², met dien verstande dat de gronden gelegen op het achter- en zijerf voor 50% onbebouwd dienen te blijven; c. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, vermeerderd met 0,3 m; d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op het zijerf ten hoogste 5 m en de goothoogte niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,3 m; e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m; f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m; g. de diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 4 m; h. de voorgevellijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits: 1. de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; 2. de breedte van erkers en andere uitbouwen voor de voorgevel van woningen niet meer dan tweederde van de breedte van de gevel mag bedragen; 3. de afstand van de uitbouwen tot de voorste perceelsgrens tenminste 2 m bedraagt; 4. uitsluitend op de begane grondlaag wordt gebouwd; i. de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en vrijstaande bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 2 m;
10
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat 6.2.3
Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan: 1. voor (het verlengde van) de voorgevel: 1 m; 2. achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m; c. de bouwhoogte van masten en palen niet meer bedragen dan 7 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. 6.3
Specifieke gebruiksregels
6.3.1
Verbod
Onverminderd het bepaalde in lid 6.1 is het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan.
6.3.2
Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten
Ter plaatse van de in lid 6.1 bedoelde gronden is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie met in achtneming van het volgende indien niet meer dan 30% van het bebouwde oppervlak voor dit doel worden aangewend, tot een maximum van 40 m².
6.3.3
Onzelfstandige wooneenheden
Ter plaatse van de in lid 6.1 bedoelde gronden is het gebruik ten behoeve van onzelfstandige wooneenheden toegestaan, met dien verstande, dat een woning uit niet meer dan uit 4 onzelfstandige wooneenheden mag bestaan.
Regels (ontwerp)
11
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 7 7.1
Wonen - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met inachtneming van het bepaalde in lid 7.3.2; met bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, tuinen en erven.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 7.1 gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen worden binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; c. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste de op verbeelding middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal. 7.2.2
Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van masten en palen mag niet meer bedragen dan 7 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1
Verbod
Onverminderd het bepaalde in lid 7.1 is het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan.
7.3.2
Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Ter plaatse van de in lid 7.1 bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie met in achtneming van het volgende indien niet meer dan 30% van het bebouwde oppervlak voor dit doel worden aangewend, tot een maximum van 40 m².
7.3.3
Onzelfstandige wooneenheden
Ter plaatse van de in lid 7.1 bedoelde gronden is het gebruik ten behoeve van onzelfstandige wooneenheden toegestaan, met dien verstande, dat een woning uit niet meer dan uit 4 onzelfstandige wooneenheden mag bestaan.
12
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 8 8.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. 8.2
Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 m.
8.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen; b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Regels (ontwerp)
13
bestemmingsplan Karekietflat
Hoofdstuk 3 Artikel 9
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
14
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 10 10.1
Algemene bouwregels
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. brandweeringang; c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. de ruimte tussen bouwwerken; e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden. 10.2
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 10.3
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden; b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt; c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het "Overgangsrecht bouwwerken" als opgenomen in lid 15.1 in dit plan niet van toepassing.
Regels (ontwerp)
15
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 11 11.1
Algemene gebruiksregels
Verbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de overige regels. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval verstaan: a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
16
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd -tenzij op grond van hoofdstuk 2 een omgevingsvergunning voor afwijken is verleend- mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning af te wijken van: 1. afwijken van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; 2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op de oppervlakte en bouwpercentage als bedoeld in artikel 6.2.2 onder c en e; 3. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. b. Omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Regels (ontwerp)
17
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 13 13.1
Algemene wijzigingsregels
Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van: a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding; b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
18
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 14 14.1
Algemene procedureregels
Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
14.2
Procedureregels bij wijzigen ex artikel 3.6 Wro
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Regels (ontwerp)
19
bestemmingsplan Karekietflat
Hoofdstuk 4 Artikel 15 15.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 15.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 sub a met maximaal 10%. c. Lid 15.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 15.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. Lid 15.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20
Regels (ontwerp)
bestemmingsplan Karekietflat
Artikel 16
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Karekietflat van de gemeente Sliedrecht.
Regels (ontwerp)
21
Verbeelding
Legenda Plangebied
maatvoeringsaanduidingen B
plangebied
maximale bouwhoogte (m)
Bestemmingen
(sg-vko)
G
A
enkelbestemmingen
B
G
E
Groen
V
Verkeer
G
WA
Water
W-1
Wonen - 1
W-2
Wonen - 2
maximale goot- en bouwhoogte (m)
maximum aantal wooneenheden
Verklaringen ondergrond
(br)
dubbelbestemmingen
W-1
WS-WK
9
Waterstaat - Waterkering
Aanduidingen
6 11
functieaanduidingen (br)
WA
brug
(sg-vko) specifieke vorm van groen - voetbalkooi
12
G
V W-2
bouwvlak
14
bouwvlak 30
G
G WS-WK
BESTEMMINGSPLAN KARAKIETFLAT Gemeente Sliedrecht NL.IMRO.0610.bp24karekietflat-2001
schaal:
1:1000
voorontwerp:
..-..-.... / tekenaar
projectnr. OPDR:
2012/001
formaat:
A3
ontwerp:
14-08-2012 / RvD
projectnr. VWP:
12INTVI001
concept:
21-03-2012 / JvO
vastgesteld:
..-..-.... / tekenaar
bestandsnaam:
12INTVI001-003.dwg
Bosscheweg 107 Postbus 9
www.viewpointbv.nl
5280 AA Boxtel
[email protected]
T 0411 653 590
F 0411 653 599
Legenda Plangebied
maatvoeringsaanduidingen B
plangebied
maximale bouwhoogte (m)
Bestemmingen
(sg-vko)
G
A
enkelbestemmingen
B
G
E
Groen
V
Verkeer
G
WA
Water
W-1
Wonen - 1
W-2
Wonen - 2
maximale goot- en bouwhoogte (m)
maximum aantal wooneenheden
Verklaringen ondergrond
(br)
dubbelbestemmingen
W-1
WS-WK
9
Waterstaat - Waterkering
Aanduidingen
6 11
functieaanduidingen (br)
WA
brug
(sg-vko) specifieke vorm van groen - voetbalkooi
12
G
V W-2
bouwvlak
14
bouwvlak 30
G
G WS-WK
BESTEMMINGSPLAN KARAKIETFLAT Gemeente Sliedrecht NL.IMRO.0610.bp24karekietflat-2001
schaal:
1:1000
voorontwerp:
..-..-.... / tekenaar
projectnr. OPDR:
2012/001
formaat:
A3
ontwerp:
14-08-2012 / RvD
projectnr. VWP:
12INTVI001
concept:
21-03-2012 / JvO
vastgesteld:
..-..-.... / tekenaar
bestandsnaam:
12INTVI001-003.dwg
Bosscheweg 107 Postbus 9
www.viewpointbv.nl
5280 AA Boxtel
[email protected]
T 0411 653 590
F 0411 653 599
Sliedrecht Voorontwerp bestemmingsplan Karekietflat Notitie inspraak en overleg Augustus 2012
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Inspraakreacties
pag. 4
3. Overlegreacties
pag. 5
Bijlagen: 1.
Overlegreacties
2
1.
Inleiding
Het voorontwerp bestemmingsplan Karekietflat heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 21 mei 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een reactie in te dienen op het voorontwerp bestemmingsplan. Inspraakreacties Er zijn 8 schriftelijke inspraakreacties ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen inspraakreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan. Overlegreacties In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben 2 instanties gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de ontvangen overlegreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Per reactie is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan.
3
2.
Inspraakreacties
In dit hoofdstuk zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord.
2.1 Algemeen Veel van de reacties zijn van gelijke strekking en aard. Er is daarom voor gekozen per thema/onderwerp dat meerdere keren terugkomt in de reacties één antwoord te formuleren. Bij de individuele inspraakreacties wordt verwezen naar dit antwoord en zo nodig aanvullend nog specifiek ingegaan op de reactie. Geschiedenis Er was tot 2008 erg veel overlast van jongeren in de omgeving. Deze jongeren hingen veel rond op een speelveldje nabij ’t Orleans dat is bedoeld voor kleine kinderen en zij veroorzaakten overlast bij die kinderen en hun ouders. Ook op het grasveld naast de Karekietflat werd veel gevoetbald en omwonenden ervoeren overlast. De overlast liep rond 2007 erg hoog op. Daarom is in 2008 besloten: 1. het speeltuintje nabij ’t Orleans voor de jonge kinderen aantrekkelijker te maken; 2. een trapveldje te faciliteren achter ’t Orleans; 3. een voetbalkooi bij de Karekietstraat te plaatsen. Voorzieningen Sliedrecht Binnen Sliedrecht bestaan er een aantal voorzieningen voor oudere jeugd. Dit zijn, naast de voetbalkooi aan de Karekietstraat, de verharde speelveldjes Stationsweg viaduct, Valkhof, Groenenweer, Boog en een aantal zitplekken. Voor een goede spreiding van voorzieningen en het bereik voor de doelgroep is het behouden van een dergelijke voorziening in of nabij het plangebied Karekietflat essentieel. Alternatieven Om de spreiding van voorzieningen te waarborgen, is een locatie ver buiten het projectgebied is dus niet gewenst. De voetbalkooi voorziet op de huidige locatie duidelijk in een behoefte. In de directe nabijheid is geen geschikte locatie aanwezig. Binnen het plangebied zijn geen geschikte alternatieve locaties aanwezig. Plaatsing ten oosten van het appartementengebouw W-2 is ruimtelijk mogelijk, maar zorgt voor onbalans in spreiding van parkeervoorzieningen in het gebied. Tevens neemt op die locatie het aantal direct omwonenden toe, doordat het appartementengebouw vier bouwlagen heeft. De Groen-locatie tussen W-1 en W-2 wordt ingericht voor kleinere kinderen. Combinatie met een voetbalkooi levert opnieuw het in 2008 opgeloste probleem op. Onderzocht is of woonblok W1 opgeschoven kan worden naar het terrein van de voetbalkooi (naar het Noorden) en de groenplek in de bocht vergroot kan worden ten behoeve van de voetbalkooi. Dit alternatief is in beeld gebracht (zie bijlage 3.1) en het is ruimtelijk mogelijk om het alternatief uit te voeren. De voetbalkooi heeft daardoor een grotere afstand tot de woningen van de insprekers. Er kleven echter meerdere nadelen aan het voorstel. Nadelen zijn: 1 Het plan voldoet niet meer aan de uitgangspunten uit de Startnotitie Karekietflat, waarmee de gemeenteraad op 14 juni 2011 heeft ingestemd. In bijlage 2 van de Startnotitie is aangegeven dat naast Zwanensingel 2 een speelplek komt en het bouwvlak voor woonbouwblok W-1 ligt in het verlengde van de bestaande bouwblokken (zie bijlage 3.2). De Startnotitie maakt onderdeel uit van de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en Tablis;
4
2
De transparantie, die het plan beoogde, verdwijnt. Uitgangspunt bij het ontwerp was dat zichtlijnen vanuit de wijk naar buiten en van buiten naar binnen werden geïntroduceerd, door aan te sluiten op de bestaande rooilijnen. Bouwblok W-1 blokkeert de zichtlijn vanuit de Karekietstraat met de tuinmuur om de achtertuin; 3 In het ontwerp van de kopgevel van de eengezinswoningen W-1 sluit qua beeldtaal aan bij het ontwerp van de appartementen (zie bijlage 3.3). Door de voorgestelde aanpassing wordt de afstand tussen beide gevels aanzienlijk vergroot en verdwijnt de logica hiervan. Voor dit ontwerp is de omgevingsvergunning gereed; 4 De voetbalkooi, die voor de oudere jeugd bedoeld is, komt direct naast het verblijfsgebied aan het water te liggen dat ondermeer wordt ingericht voor jongere kinderen. Een dergelijke combinatie veroorzaakte in het verleden nabij ’t Orleans overlast voor de kleine kinderen en hun ouders. Toen is besloten beide doelgroepen gescheiden van elkaar een voorziening aan te bieden; 5 De voorgestelde aanpassing leidt mogelijk tot nieuwe bezwaren van belanghebbenden; 6 De voorgestelde aanpassing levert veel vertraging in de planning op. De bouwstart is gepland in april 2012, maar die zal opschuiven omdat het bouwplan van blok W-1 opnieuw moet worden bekeken. Er is bij dit plan voor een coördinatieregeling gekozen vanwege de planning. Dit houdt in dat het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning gelijk op lopen. Besloten is om het eerdere (oorspronkelijke) voorstel te handhaven. Overlast jeugd In overleg met omwonenden worden leefregels opgesteld. Deze leefregels komen op een bord te staan dat op of nabij de kooi geplaatst zal worden. Geluidsoverlast bal Er zullen technische aanpassingen aan de kooi worden uitgevoerd zodat het geluid van de bal tegen de kooi te gereduceerd wordt. Privacy In de huidige situatie ligt op de geplande locatie van de voetbalkooi een openbaar voetpad met groen. Vanuit dit pad is er reeds zicht op de woning van reclamant. Dit maakt dat de privacy hier in alle redelijkheid niet significant zal afnemen.
2.2 Reacties 2.2.1. Inspreker 1 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi is door zijn omvang een ontsiering van de omgeving. 3. Het plaatsen van de voetbalkooi op deze locatie zorgt voor waardevermindering van de woning van reclamant. 4. Doordat de voetbalkooi op een korte afstand tot de woning geplaatst zal worden, zal de privacy van reclamant verminderen. 5. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving.
5
Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. De voetbalkooi is - met inachtneming van de gewenste ruimtelijke kwaliteiten - goed ingepast in het stedenbouwkundige plan voor de herontwikkeling van de Karekietflat. Waar mogelijk zal de voetbalkooi door groen aan het zicht worden onttrokken. In ieder geval is er ten opzichte van de bestaande situatie geen sprake van een verslechtering. Immers waar de voetbalkooi gesitueerd wordt, staat nu de Karekietflat (7 bouwlagen). 3. Op grond van artikel 6.1 Wro kan reclamant te zijner tijd desgewenst een verzoek tot planschade indienen bij de gemeente, als hij er van overtuigd is dat de waarde van zijn woning als gevolg van de te realiseren vervangende nieuwbouw minder wordt. De hiervoor bij dan wel krachtens de Wet ruimtelijke ordening gegeven regels bieden voldoende waarborgen dat een mogelijk aantoonbare waardevermindering objectief door de gemeente wordt vastgesteld en vergoed. 4. Zie antwoord onder algemeen. 5. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.2. Inspreker 2 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. Het plaatsen van de voetbalkooi op deze locatie zorgt voor waardevermindering van de woning van reclamant. 3. Doordat de voetbalkooi op een korte afstand tot de woning geplaatst zal worden, zal de privacy van reclamant verminderen. 4. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Op grond van artikel 6.1 Wro kan reclamant te zijner tijd desgewenst een verzoek tot planschade indienen bij de gemeente, als hij er van overtuigd is dat de waarde van zijn woning als gevolg van de te realiseren vervangende nieuwbouw minder wordt. De hiervoor bij dan wel krachtens de Wet ruimtelijke ordening gegeven regels bieden voldoende waarborgen dat een mogelijk aantoonbare waardevermindering objectief door de gemeente wordt vastgesteld en vergoed. Verwezen wordt naar de beantwoording onder punt 1.4. 3. Zie antwoord onder algemeen. Daarnaast is er in de achtertuin van Zwanensingel 2 een schutting van 2 meter aanwezig waardoor het directe zicht op de voetbalkooi beperkt is en zal blijven. 4. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6
2.2.3. Inspreker 3 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.4. Inspreker 4 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.5. Inspreker 5 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. 2. De voetbalkooi trekt de lokale jeugd aan die door hun gedrag overlast veroorzaken in de omgeving.
Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. 2. Zie antwoord onder algemeen.
2.2.6. Inspreker 6 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. Beantwoording 1. Verwezen wordt naar de beantwoording onder punt 1.1.
7
Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.7. Inspreker 7 Samenvatting 1. De jeugd in de voetbalkooi veroorzaakt geluidoverlast door hun gedrag en door het contactgeluid van de bal tegen de hekken. Beantwoording 1. Zie antwoord onder algemeen. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.2.8. Inspreker 8 Samenvatting 1. Reclamant ziet geen noodzaak om de aanwezige kastanje te verwijderen. Deze waardevolle boom kan blijven staan en de waterloop in dit plan aangepast worden. Daarnaast zijn, gezien de economische malaise, de financiële gevolgen voor het verplaatsen van de boom onverantwoord. Beantwoording 1. De reactie betreft een zienswijze op de ingediende aanvraag omgevingsvergunning. De zienswijze zal meegenomen worden bij het weerleggen van de zienswijzen op het ontwerp besluit omgevingsvergunning. Vooruitlopend hierop dit antwoord: De visie van de gemeente is dat de betreffende boom gehandhaafd moet blijven. Om stedenbouwkundige redenen kan dat echter niet op de huidige plaats, vandaar het plan om de kastanje te verplaatsen. In bijlage 2 is een plattegrond van het inrichtingsplan weergegeven waarop weergeven wordt waar de boom naar verplaatst wordt. Conclusie De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
8
3. Overlegreacties In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan Karekietflat aan de volgende instanties voorgelegd: 1. 2. 3. 4.
Rijkswaterstaat; Provincie Zuid-Holland; Waterschap Rivierenland; Gasunie.
Van de onder 3 en 4 genoemde instanties is een reactie ontvangen. Hieronder zijn de brieven van deze instanties samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De volledige overlegreacties zijn in bijlage 1 opgenomen.
3.1 Waterschap Rivierenland Samenvatting 1. De ontwikkelingen vinden plaats in de beschermingszone en buitenbeschermingszone van de waterkering én binnen de invloedslijnen van de stabiliteit van de waterkering. Reclamant vraagt zich af wat de gevolgen zijn op de stabiliteit van de waterkering. 2. De gevolgen op de stabiliteit van de waterkering worden momenteel onderzocht door Fugro. Aangezien dit onderzoek nog niet gereed is, kan reclamant niet instemmen met de ruimtelijke ontwikkeling. Commentaar 1. De gevolgen op de stabiliteit van de waterkering zijn onderzocht door Fugro. Uit de berekening in het onderzoek komt naar voren dat het ontwerp van de singel aan de vereiste stabiliteitsfactor voldoet. 2. Het onderzoek van Fugro is inmiddels afgerond. Verwezen wordt naar de beantwoording onder punt 3.1. Nu blijkt dat stabiliteit van de waterkering niet in geding is, heeft het Waterschap op 3 juli 2012 bevestigd akkoord te gaan met de aanleg van de singel. De waterparagraaf zal aangepast worden. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3.2 Gasunie Samenvatting 1. Het voorontwerp bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen. Commentaar 1. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Bijlage 1: Overlegreacties
10
Bijlage 2: Inrichtingsplan
11
Bijlage 3: Bijlage 3.1:
12
Bijlage 3.2:
Bijlage 3.3:
14
Hogere waarden Wet geluidhinder ONTWERP-BESLUIT
Datum besluit
:
Naam project
: bouwplan 30 appartementen en 9 woningen Karekietstraat
Adres project
: Karekietstraat ter plaatse van T-splitsing Rembrandtlaan en Burgemeester van Hofwegensingel
Bijlagen
: Rapport AV.0995w-2 d.d. 20 juni 2012 akoestisch onderzoek Wegverkeerslawaai nieuwbouw woningen Karekietstraat Sliedrecht Rapport S&W consultancy d.d. 19 juni 2012 geluidwering gevels nieuwbouw appartementen aan de Karekietstraat te Sliedrecht Aanvraagformulier voor hogere waarden van BM Projectontwikkeling BV
Hypotheken 4
2 1. Inleiding Door BM Projectontwikkeling bv is een aanvraag tot vaststelling van hogere waarden voor wegverkeerslawaai op grond van de Wet geluidhinder ingediend voor het bouwplan voor 30 appartementen en 9 geschakelde woningen aan de Karekietstraat te Sliedrecht. Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek van AV-consulting bv blijkt dat voor een aantal van de appartementen niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder en zal een hogere waarde moet worden vastgesteld. Aangezien de nieuwe ontwikkeling niet past in het vigerende bestemmingsplan zal tevens een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. 2. Procedure Voor de voorbereiding van het besluit tot het vaststellen van de hogere waarde is de procedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 110c van de Wet geluidhinder (Wgh) gevolgd. Het ontwerpbesluit ligt ter inzage van (invullen termijn) in het gemeentekantoor van Sliedrecht en is tevens te raadplegen op de gemeentelijke website. Het besluit tot vaststelling van hogere waarden is gekoppeld aan de procedure voor de vaststelling van het bestemmingsplan “Karekietflat”. 3. Juridisch kader De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op geluidgevoelige bestemmingen bedraagt 48 dB (artikel 82, lid 1 Wet geluidhinder). Ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder zijn wij bevoegd te besluiten tot het vaststellen van hogere grenswaarden ten gevolge van wegverkeerslawaai met dien verstande dat deze waarde in binnenstedelijk gebied niet hoger mag zijn dan 63 dB Lden. Voor vervangende nieuwbouw geldt op grond van artikel 83, 5e lid Wgh een ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 68 dB Lden. Het vaststellen van een hogere waarde is op grond van de Wgh mogelijk indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting op de gevel van betrokken woningen of andere geluidgevoelige gebouwen, onvoldoende doeltreffend is, danwel stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. De wet schrijft daarbij voor dat ten behoeve van het terugdringen van de geluidsbelasting achtereenvolgens de volgende soorten maatregelen dienen te worden bezien:
Maatregelen aan de bron (maatregelen bij bedrijven) Maatregelen in het gebied tussen bron en ontvanger (geluidafscherming, vergroten afstand tussen bron en ontvanger); Maatregelen bij de ontvanger (dove gevels, gevelisolatie).
Gemeentelijk beleid hogere waarden Naast de eisen uit de Wgh kent de gemeente Sliedrecht beleid voor het vaststellen van hogere grenswaarden. De hoofdlijn van het beleid is dat getoetst wordt aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Het vaststellen van een waarde hoger dan de voorkeursgrenswaarde is onder bepaalde voorwaarden mogelijk. De gemeente Sliedrecht steekt hierbij nadrukkelijk in op doelgerichte eisen aan het akoestisch klimaat. Onder meer worden eisen gesteld aan de aanwezigheid van een geluidluwe gevel, geluidluwe buitenruimten en de situering van geluidgevoelige ruimten ten opzichte van de geluidbron. De aanvraag voor hogere waarden en het besluit is aan deze beleidsnota getoetst. Hypotheken 4
3 4. Beoordeling Uit het akoestisch onderzoek van AV-Consulting bv blijkt dat de geluidbelasting maximaal 54 dB bedraagt ten het gevolge van het wegverkeer op de Rembrandtlaan (50 km/u), inclusief de aftrek van artikel 110g Wet geluidhinder. De overschrijding doet zich alleen voor bij de appartementen. De maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt niet overschreden. Wij kunnen dientengevolge een hogere waarde vaststellen mits uit de toetsing blijkt dat voldaan wordt aan de normen van de Wgh en de voorwaarden uit het gemeentelijk beleid hogere grenswaarden. Maatregelen Om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is een geluidscherm benodigd van 5 m hoog en 75 m lengte. Volgens het akoestisch onderzoek bedragen de werkelijke kosten van dit scherm aanzienlijk meer dan voor de effectiviteit van het scherm als maximaal aanvaardbaar kan worden beschouwd De aanleg van een geluidscherm stuit op bezwaren van financiële aard. Ook de aanleg van een geluidreducerend wegdek in de vorm van een dunne geluidsreducerende deklaag van asfalt is onvoldoende doeltreffend en stuit op financiële bezwaren. De geluidsbelasting zal daardoor maximaal 4 dB afnemen, waardoor de geluidsbelasting op de gevels van een aantal appartementen de voorkeursgrenswaarde nog zal overschrijden. De vast te stellen hogere waarden zullen, overeenkomstig artikel 110a, zesde lid Wet geluidhinder, niet leiden tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de cumulatieve geluidbelasting van alle wegen samen, inclusief de niet gezoneerde 30 km/u wegen varieert van 58 tot maximaal 60 dB(A) op geluidbelaste gevels. Wij achten deze geluidbelasting niet onaanvaardbaar omdat de appartementen een geluidluwe gevel hebben en zullen voldoen aan het wettelijk binnenniveau. Voorwaarden beleid hogere waarde Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de appartementen een geluidluwe gevel hebben. Weliswaar wordt niet voldaan aan de eis dat ten minste één slaapkamer niet aan de hoogst geluidbelaste zijde mag worden gesitueerd, doch wij zien in de in paragraaf 5.4 van het akoestisch rapport gegeven motivering voldoende reden om af te wijken van deze eis en gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheid zoals gegeven in paragraaf 5.7 van het hogere waarden beleid. Aan het besluit wordt een voorwaarde verbonden die betrekking heeft op de aanwezigheid van een geluidluwe buitengevel of geluidluwe buitenruimte. Binnenwaarde De appartementen waarvoor hogere waarden worden vastgesteld moeten voldoen aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau uit het Bouwbesluit. Indien de geluidwerende voorzieningen worden getroffen die worden genoemd in het akoestisch rapport van S&W Consultancy van 19 juni 2012 betreffende nieuwbouw appartementen aan de Karekietstraat, zal aan deze eis voldaan kunnen worden. In de omgevingsvergunning zal dit als voorwaarde worden opgenomen. 5. Conclusie De aangevraagde hogere waarde voldoet aan de normen van de Wgh en de aanvullende voorwaarden uit het beleid hogere waarden van de gemeente Sliedrecht met betrekking tot een aanvaardbaar akoestisch klimaat. De vast te stellen hogere waarden zullen, na het bekend worden van de noodzakelijke adresgegevens ter registratie bij het Kadaster worden aangeboden. Hypotheken 4
4 6. Besluit I. Op grond van artikel 110a van de Wet geluidhinder stellen burgemeester en wethouders van Sliedrecht de hogere grenswaarden vast zoals in onderstaande tabel is weergegeven. Woning Woning 3 Woning 4 Woning 5 Woning 6 Woning 9 Woning 10 Woning 11 Woning 12 Woning 17 Woning 18 Woning 19 Woning 20 Woning 25 Woning 26 Woning 27 Woning 28
Toetspunt 02 01 06 06 02 01 06 06 02 01 06 06 02 01 06 06
Verdieping Begane grond Begane grond Begane grond Begane grond 1e verdieping 1e verdieping 1e verdieping 1e verdieping 2e verdieping 2e verdieping 2e verdieping 2e verdieping 3e verdieping 3e verdieping 3e verdieping 3e verdieping
Hogere waarde in dB 50 54 52 52 51 54 53 53 51 54 53 53 51 54 53 53
II. De hogere waarde te verlenen onder de voorwaarde dat bij het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen dient te worden aangetoond dat elke woning een geluidluwe buitengevel heeft of, indien dat niet mogelijk is, er een geluidluwe buitenruimte is. 7. Rechtsbescherming Een belanghebbende, die zienswijze over het ontwerpbesluit heeft ingediend of aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kan, tegen betaling van de verschuldigde griffierechten, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen een termijn van zes weken worden ingediend. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop dit besluit ter inzage is gelegd. Als een beroepschrift wordt ingediend, dan kan tevens een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 8. Afschriften Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan: BM Projectontwikkeling, Postbus 13, 3370 AA Hardinxveld-Giessendam; Tablis Wonen. Postbus 145, 3360 AC Sliedrecht Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter Hypotheken 4
A.G.M. van de Vondervoort
ontwerpbesluit
BM Projectontwikkeling B.V. t.a.v. de heer W. Koppejan Postbus 13 3370AA HARDINXVELD-GIESSENDAM 3370AA13
Geachte heer Koppejan, Op 29 juni 2012 hebben wij uw aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het oprichten van 30 appartementen en 9 eengezinswoningen aan de Karakietstraat, kadastraal bekend gemeente Sliedrecht, sectie I, nummers 6927, en 5344. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 830295. In deze brief besluiten wij op uw aanvraag om omgevingsvergunning.
Datum 27 augustus 2012
Betreft Omgevingsvergunning
Bijlagen div.
Besluit Burgemeester en wethouders besluiten, gelet op artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning te verlenen. Wij verlenen de omgevingsvergunning onder de bepaling dat de gewaarmerkte en van 1 tot en met 7 genummerde stukken deel uitmaken van de vergunning. Wij verlenen de omgevingsvergunning voor de volgende activiteiten:
Uw kenmerk
Ons kenmerk 830295 Uw brief van
1. het bouwen van bouwwerken. Onderdeel van het besluit vormen: 1. het oprichten van 30 appartementen en 9 eensgezinswoningen 2. het toepassen van primair hulpenergiegebruik voor verwarming, warmtapwateropwekking en het gebruiken van een “Demand Flow” ventilatiesysteem met zelfregelende ventilatierooster als gelijkwaardigheid aan te merken om hiermee de EPC norm te verlagen
Procedure Wij hebben dit besluit voorbereid volgens de procedure van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Verder hebben wij op grond van artikel 3.30 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening de coördinatieregeling toegepast. Wij hebben de aanvraag beoordeeld voor het bouwen aan artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast hebben wij de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriele regeling omgevingsrecht. Uw aanvraag voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften en daarom verlenen wij u de gevraagde omgevingsvergunning.
Afdeling ROBM
Telefoon direct 0184-495955
Fax 0184-412769
Behandeld door G.A. Bijkerk
Bezoekadres Industrieweg 11
Overige bijgevoegde documenten De volgende documenten worden meegezonden met het besluit en zijn als gewaarmerkt stukken bijgevoegd: Brandpreventie advies Brandweer Drechtsteden noord d.d. .. augustus 2012 Kleur- en materiaalstaat exterieur stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Veiligheids- en gezondheidsplan stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening begane grond appartementen DO-01 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening 1e verdieping appartementen DO-02 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening 2e verdieping appartementen DO-03 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening 3 verdieping appartementen DO-04 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening dakplan appartementen DO-05 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening gevels en doorsneden appartementen DO-06 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekeningen plattegronden en gevels eengezinswoningen DO-07 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Situatietekening DO-10 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Principedetails appartementen DO-20 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Principedetails eengezinswoningen DO-25 stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening WTB installatie appartementen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Tekening leidingverloop appartementen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 EPC rapport appartementen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Berekening energieprestatiecoëfficiënt eengezinswoningen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Daglichtberekeningen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Ventilatieoverzicht stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Bepaling geluidsabsorptie appartementen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Berekening nagalm appartementen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Rapportage geluidwering gevels appartementen stempeldatum ontvangst d.d. 29 juni 2012 Nog in te dienen gegevens en bescheiden Uiterlijk 3 weken voor de start van de betreffende handeling moet u de volgende gegevens en bescheiden in drievoud indienen: 1. tekeningen en berekeningen, waarin wordt aangetoond, dat voldaan wordt aan de geldende eisen betreffende sterkte, stijfheid en stabiliteit 2. geldige certificaten van de aan te brengen brandmanchetten, brandkleppen en/of andere brandwerende middelen/materialen 3. Programma van eisen van de rook- en warmteafvoer 4. Programma van Eisen van de brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie 5. installatietekeningen van de brandmeld- en ontruimingsinstallatie 6. rioleringstekening(terrein) van de VWA en HWA met aansluitingen op het gemeenteriool 7. peilhoogte begane grondvloer bepaald in overleg met de afdeling Weg- en Waterbouw
d.d.: 27 augustus 2012
-pagina 2/7
-kenmerk: 830295
Nadere informatie Voor meer informatie over dit besluit kunt u contact opnemen met de heer G.A. Bijkerk, 0184495955. Wanneer u schriftelijk reageert, verzoeken wij u ons kenmerknummer 830295 te vermelden.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Beroepsclausule Deze beschikking treedt in werking nadat de termijn voor het indienen van een beroepschrift voor alle gecoördineerde besluiten(bestemmingsplan, hogere grenswaarden en omgevingsvergunning) is verstreken. Belanghebbenden kunnen tegen het besluit binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit beroep aantekenen. Beroep wordt ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Een ingesteld beroep schorst de inwerkingtreding van het besluit niet. Na indiening van een beroepschrift bestaat de mogelijkheid de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State schriftelijk te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen. Hierbij worden de gecoördineerde besluiten als één besluit aangemerkt. Bij een dergelijk verzoek wordt de inwerkingtreding van het plan opgeschort totdat op het verzoek is beslist.
d.d.: 27 augustus 2012
-pagina 3/7
-kenmerk: 830295
Inhoudsopgave De volgende onderdelen horen bij en maken deel uit van de omgevingsvergunning, verleend op datum invullen 2012 aan de BM Projectontwikkeling B.V. voor het oprichten van 30 appartementen en 9 eengezinswoningen aan de Karakietstraat.
PROCEDUREEL ..................................................................................................................................5 HET BOUWEN VAN BOUWWERKEN .........................................................................................6/7
Bijlagen Brochure “Een omgevingsvergunning ontvangen” Brochure “Aandachtspunten uitvoering activiteit (ver)bouwen” Afschrift aan:
Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel
Oasen N.V., Postbus 122, 2800 AC Gouda
Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen Dordrecht, Postbus 88888, 3300 HZ Dordrecht
Stijl Architectuur B.V., t.a.v. de heer B. Dekker, Voorstraat 48, 3311ER Dordrecht
d.d.: 27 augustus 2012
-pagina 4/7
-kenmerk: 830295
PROCEDUREEL Gegevens aanvrager Op 29 juni 2012 hebben wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van: BM Projectontwikkeling B.V., Postbus 13, 3370AA Hardinxveld-Giessendam. Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd omschrijven wij als volgt: het oprichten van 30 appartementen en 9 eengezinswoningen aan de Karakietstraat, kadastraal bekend gemeente Sliedrecht sectie I, nummers 6927, en 5344. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven omgevingsaspect: 1. het bouwen van bouwwerken Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectomschrijving, het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en bijlage I van het Bor zijn wij in dit geval bevoegd om de omgevingsvergunning te verlenen. Ontvankelijkheid Op grond van artikel 2.8 van de Wabo zijn in paragraaf 4.2 van het Bor en in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) regels gesteld over de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning moeten worden ingediend. Wij hebben de aanvraag aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. De aanvraag met aanvullingen bevat voldoende informatie om de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving goed te kunnen beoordelen. De aanvraag is daarom ontvankelijk en wij hebben deze in behandeling genomen. Coördinatieregeling Met het raadsbesluit van datum invullen heeft de raad van de gemeente Sliedrecht besloten de gemeentelijke coördinatieregeling toe te passen voor de procedures van het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning en het besluit hogere grenswaarden. Ter inzage legging Tussen datum invullen en datum invullen heeft een ontwerp van de beschikking, gezamenlijk met de gecoördineerde procedures, ter inzage gelegen en is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is wel/geen gebruik gemaakt
d.d.: 27 augustus 2012
-pagina 5/7
-kenmerk: 830295
HET BOUWEN VAN BOUWWERKEN Voorschriften Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: met de desbetreffende werkzaamheden mag niet worden begonnen dan nadat de nog nader in te dienen gegevens zijn goedgekeurd; de bouw dient te geschieden overeenkomstig de bepalingen van het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de bijgevoegde gewaarmerkte tekeningen, rapporten met bijlagen en het brandpreventieadvies; daar waar de aanwezige verhardingslaag als gevolg van de nieuwbouw wordt opgegraven dient deze te worden verwijderd en afgevoerd; bij hergebruik van het afgevoerde verhardingsmateriaal dienen de eisen in acht te worden genomen, zoals gesteld binnen het Besluit bodemkwaliteit; bij de verwijderingswerkzaamheden mag geen vermenging van het verhardingsmateriaal plaatsvinden met d onder- of omliggende bodem; overige grond die tijdens de bouwwerkzaamheden vrijkomt kan op de locatie worden hergebruikt; bij hergebruik van deze grond elders dienen de eisen in acht te worden genomen, zoals gesteld binnen het Besluit bodemkwaliteit of de bodembeheernota regio Zuid-Holland Zuid; het heiwerk dient onder voortdurend toezicht te staan; na voltooiing dienen de heiresultaten via de constructeur bij Bouw- en Woningtoezicht worden overgelegd; funderingen en rioleringen mogen niet met grond worden bedekt, voordat deze door of namens Bouw- en Woningtoezicht zijn goedgekeurd; het bepalen van de peilhoogte van de begane grondvloer ten opzichte van NAP dient in overleg te gebeuren met de afdeling Weg- en Waterbouw; de aansluiting met het gemeenteriool dient in overleg te gebeuren met de afdeling Weg- en waterbouw waarbij in het gedeelte tussen de voorgevel van de woningen en de aansluiting op het gemeenteriool geen stankafsluiter aanwezig dient te zijn; gevaarlijke afvalstoffen die vrij komen tijdens de bouw dienen niet bij het puin en bouwhout, doch afzonderlijk via de daartoe bevoegde instanties te worden afgevoerd; het bouwen en in stand houden van bouwwerken en het verrichten van alles wat daarmee in verband staat moet geschieden op een veilige wijze, ondermeer zodanig dat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn genomen ten behoeve van naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers.
d.d.: 27 augustus 2012
-pagina 6/7
-kenmerk: 830295
HET BOUWEN VAN BOUWWERKEN Overwegingen Aan het besluit liggen de volgende inhoudelijke overwegingen ten grondslag: Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen dat: het bouwplan is gesitueerd in het geldende bestemmingsplan “Woongebied”, waarin het betreffende perceel de bestemming ‘woongebied’ heeft; op 29 mei 2012 de raad heeft besloten de gemeentelijke coördinatieregeling toe te passen voor de procedures van het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning en het besluit hogere grenswaarden; de raad op datum invullen 2012 heeft besloten het bestemmingsplan ‘Karakietflat’ met de bijbehorende ‘Staat van wijzigingen’ vast te stellen; het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan ‘Karakietflat’ met de bijbehorende ‘Staat van wijzigingen’; het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand, welstandsadvies d.d. 11 juli en 22 augustus 2012; op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld een zienswijze naar voren te brengen; het ontwerp van deze beschikking van datum invullen 2012 tot datum invullen 2012 ter inzage heeft gelegen en een ieder in de gelegenheid gesteld om gedurende deze termijn zienswijzen naar voren te brengen; van de gelegenheid tot het inbrengen van zienswijzen wel/geen gebruik is gemaakt tegen de aangevraagde omgevingsvergunning; voor de woningen een hogere grenswaarde van toepassing is in het kader van de Wet geluidhinder omdat niet voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB; het college met besluit van datum invullen 2012 het besluit hogere grenswaarde voor de appartementen heeft vastgesteld; met het rapport geluidwering gevels d.d. 19 juni 2012 wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de gestelde eisen uit het Bouwbesluit voor wat betreft het binnenniveau; het ingediende bodemonderzoek in het kader van de voorgenomen herontwikkeling op de locatie naar behoren en conform de NEN 5749 richtlijnen is uitgevoerd; op grond van de resultaten vormt de kwaliteit van de bodem geen bezwaar de omgevingsvergunning te verlenen; met de Energieprestatieberekening met de daarin genoemde gelijkwaardigheden, niet rechtstreeks aan de artikel 5.2 van het Bouwbesluit kan worden voldaan; de aanvrager hiervoor gelijkwaardigheid heeft aangevraagd op grond van artikel 1.3 van het Bouwbesluit, in de vorm van het toepassen van primair hulpenergiegebruik voor verwarming, warmtapwateropwekking en het gebruiken van een “Demand Flow” ventilatiesysteem met zelfregelende ventilatierooster om hiermee de EPC norm te verlagen; met deze gelijkwaardigheidoplossing kan worden ingestemd, doordat tenminste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu geboden wordt, als is beoogd met de betrokken voorschriften; voor het overige in voldoende mate aangetoond is dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening; dat er gelet op voorgaande overwegingen geen beletselen zijn om mee te werken aan het verlenen van de omgevingsvergunning; het redelijk is aan het verzoek, onder het stellen van voorwaarden, medewerking te verlenen.
d.d.: 27 augustus 2012
-pagina 7/7
-kenmerk: 830295