Toelichting advies Bestemmingsplan ‘‘Watertorenterrein en Rivierdijk 2 tot en met 338’’ Sliedrecht Versie 22 december 2011
Inhoudsopgave 1. Aanleiding ......................................................................................................................................... 3 2. Doelstelling van het advies ........................................................................................................... 4 3. Risicobronnen en scenario’s ......................................................................................................... 4 3.1 Weg- en watervervoer gevaarlijke stoffen ................................................................ 4 4. Veiligheidstoets ............................................................................................................................... 6 4.1. Plaatsgebonden risico en Groepsrisico....................................................................... 6 4.3. Zelfredzaamheid .................................................................................................................. 7 4.4. Beheersbaarheid .................................................................................................................. 7 4.5. Resteffect................................................................................................................................ 8 5. Conclusies ....................................................................................................................................... 10 6. Aanbevelingen ............................................................................................................................... 10 Bijlage 1 ............................................................................................................................................... 11
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 2 van 11
1. Aanleiding Op 17 maart 2011 heeft de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer (hierna “de brandweer”) een verzoek om advies ontvangen voor het vaststellen van bestemmingsplan “Watertorengebied en Rivierdijk 2 tot en met 338” Sliedrecht (verder het plangebied). Op 21 november 2011 zijn de, voor het advies noodzakelijke, aanvullende gegevens ontvangen. De grens van het ontwikkelingsgebied Watertorenterrein ligt buitendijks aan de Beneden Merwede in de zuidoostpunt van Sliedrecht. In het westen loopt het ontwikkelingsgebied tot aan de kruising Thorbeckelaan/Rivierdijk en wordt aan de noordzijde begrensd door de Rivierdijk en aan de zuidzijde door de Beneden Merwede. In het plangebied ligt de karakteristieke watertoren. De overige gronden binnen het plangebied liggen direct op en aan de Rivierdijk, voor zover gelegen ten oosten van de Rembrantlaan/Rivierdijk en ten westen van de kruising Rivierdijk/oprit A15. De ligging is op onderstaande kaart aangegeven.
figuur 1: ligging plangebied.
Doel van het plan tweeledig. Ten eerste dient het plan de woningbouwontwikkeling mogelijk te maken op het Watertorenterrein, in een gebied dat in het verleden is aangemerkt en gebruikt als gezoneerd industrieterrein. Het ontwikkelen van een deel van het industrieterrein tot woningbouwlocatie betekent een wijziging van zowel de begrenzing van het industrieterrein als van de geluidzone. Deze wijzigingen worden in het onderhavige bestemmingsplan Watertorenterrein en Rivierdijk 2 tot en met 338 vastgelegd. Daarnaast heeft het bestemmingsplan deels een overwegend consoliderend Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 3 van 11
karakter. In deze delen wordt de bestaande bebouwing aan de dijk en op het bedrijventerrein vastgelegd. Wel verandert de situatie voor de meeste woningen langs de Rivierdijk in die zin dat zij nu op het gezoneerde industrieterrein liggen en in de nieuwe situatie niet meer en daardoor bescherming genieten tegen industrielawaai. De Brandweer is aangewezen als adviseur en mag op grond van artikel 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen advies uitbrengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.
2. Doelstelling van het advies Het advies van de brandweer is primair in lijn met het gestelde in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs): “Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de regionale brandweer in wier gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting”. In deze toelichting wordt het advies van de brandweer weergegeven, waarbij een analyse van de veiligheidssituatie wordt weergegeven en voorstellen worden gedaan om de veiligheidssituatie te optimaliseren. Het onderstaande advies is tot stand gekomen aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. In deze toelichting wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de scenario’s die op deze locatie kunnen voorkomen. In hoofdstuk 4 wordt de veiligheidssituatie geanalyseerd aan de hand van het toetsingskader externe veiligheid. Tot slot worden ten aanzien van het plangebied conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
3. Risicobronnen en scenario’s 3.1 Weg- en watervervoer gevaarlijke stoffen Voor het plangebied zijn de belangrijkste risicobronnen die invloed hebben op het plangebied: De Beneden Merwede De Rijksweg A15 Over beide transportroutes worden grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Bij incidenten met deze transporten is de kans op het vrijkomen van deze gevaarlijke stoffen redelijk groot aanwezig. Om een beeld te geven van het aantal transporten met gevaarlijke stoffen over de A15 en de Beneden Merwede wordt in de volgende tabel de omvang van deze aantallen weergegeven. De weergegeven cijfers zijn gebruikt om de huidige Plaatsgebonden Risico 10-6 contour te bepalen.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 4 van 11
Brandbare gassen Toxische gassen Zeer toxische gassen Brandbare vloeistoffen Toxische vloeistoffen Zeer toxische vloeistoffen
Beneden Merwede 2135 196 0 23840
Rijksweg A15 13.056 114 0 34243
146
853
0
821
Tabel 1: overzicht aantallen transporten gevaarlijke stoffen Beneden Merwerde en Rijksweg A15.
De mogelijk optredende scenario’s zijn de volgende: - brandbare gassen, zoals LPG en propaan, - toxische gassen, zoals ammoniak en waterstoffluoride - brandbare vloeistoffen, zoals benzine. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de effectafstanden die ten gevolge van een optredend incident kunnen optreden. Ter verduidelijking worden de afstanden bij de scenario’s Bleve en toxische damp van de 1, 10 en 100 procent letaliteitgrenzen weergeven. Dit betreft de afstanden waar respectievelijk 1, 10 en 100 procent van het aantal aanwezigen zal komen te overlijden. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landelijk opgestelde “Handleiding adviestaak regionale brandweer IPO 08, versie maart 2010”. 100% Scenario: 1% 10 % letaliteitgrens letaliteitgrens letaliteitgrens Bleve: meest geloofwaardig 70 Niet berekend 30 Bleve: worst case 230 140 90 Toxische damp (ammoniak) 120 90 40 Meest geloofwaardig Toxische damp (ammoniak) 750 600 250 Worst case Tabel 2: Overzicht effectafstanden A15
Scenario Plasbrand Flare Lekkage ammoniak Falen ammoniaktank
1% letaliteitsgrens 45 meter 80 meter 150 meter 800 meter
10% letaliteitsgrens 35 meter 75 meter 80 meter 400 meter
100% letaliteitsgrens 25 meter 60 meter 65 meter 100 meter
Tabel 3: Overzicht effectafstanden incidenten transport over Beneden Merwede
De kortste afstanden tussen bebouwing in het plangebied en het midden van de weg is 100 meter. Dit betekent dat ten gevolge van optredende incidenten met gevaarlijke stoffen op de Rijksweg A15 mogelijk dodelijke slachtoffers vallen. De kortste afstanden tussen bebouwing in het plangebied en het midden van de Beneden Merwede is 190 meter. Dit betekent dat ten gevolge van optredende incidenten met gevaarlijke stoffen op de Beneden Merwede mogelijk dodelijke slachtoffers vallen. In het Basisnet water en weg zijn daarnaast plasbrandaandachtsgebieden (PAG’s) voorgesteld. Voor de weg is dit gebied vastgesteld op 30 meter vanuit de rand van de weg. Voor de binnenvaart is een PAG voorgesteld op 25 meter vanaf de oeverlijn. Op basis van de gegevens uit de plankaart bij het bestemmingsplan heeft het PAG voor de
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 5 van 11
A15 geen invloed op de bebouwing in het plangebied. Voor het PAG langs de Beneden Merwede is van belang, dat conform het eindconcept Basisnet water (14-01-2008)1 de grens van de bestemming water en de overige bestemmingen gelijk is aan de overlijn. Alle beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten binnen 25 meter van de overlijn liggen in het PAG. In de concept Ministeriële Regeling Bouwbesluit 2012 (zie bijlage) worden de voorschriften genoemd voor het (ver)bouwen van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten in het PAG. Deze eisen gelden voor enkele bestemmingen van Wonen-3. In de paragraaf resteffect wordt een beeld geschetst van het totale aantal extra gewonden die door de ontwikkelingen in het plangebied zullen vallen bij optredende incidenten met transporten met gevaarlijke stoffen . 4. Veiligheidstoets2 In het vorige hoofdstuk heeft een analyse plaatsgevonden van de scenario’s die kunnen optreden in het plangebied. Naar aanleiding van deze scenario’s vindt in dit hoofdstuk een veiligheidstoets plaats. Deze veiligheidstoets zal worden gedaan aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal aspecten die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. 4.1. Plaatsgebonden risico en Groepsrisico Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken plaats verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke
buiten een inrichting, uitgedrukt als en onbeschermd op één bepaalde een ongeval binnen een inrichting of stof betrokken is.
Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve, waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario’s met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Rijksweg A15. De contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van de A15 ligt op een afstand van 45 meter uit de as van de weg. In het kader van het Basisnet geldt een veiligheidsafstand van 46 meter. Het uiterste noordoostelijke puntje van het terrein van het Truckcentrum Sliedrecht ligt binnen deze contour. Er bevinden zich geen gebouwen binnen deze contour. De bestaande situatie voldoet dus aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico. A15 bij Rivierdijk Plaatsgebonden risico PR 45 meter uit de as van de 10-6 weg Groepsrisico Gehele route 3,0 x Oriëntatiewaarde 1 km bij plangebied 0,2 x Oriëntatiewaarde Hoogste GR Ligt bij Stationsgebied X Tabel 4: PR en GR A15
Het bestemmingsplan dient in dit gebied nieuwe bebouwing (kwetsbare objecten) uit te sluiten. Beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan als dit zwaar gemotiveerd kan worden.
1
Het concept-Basisnet Water staat ter discussie. Mogelijk dat het aantal vaarwegen met plasbrandaandachtsgebieden wordt verminderd. 2 Gegevens PR en GR komen uit: Advisering Externe Veiligheid Watertorenterrein Sliedrecht (OZHZ, 22-08-2011)
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 6 van 11
Het groepsrisico moet worden verantwoord, omdat er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Beneden Merwede. Het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar is niet aanwezig. Het plan voldoet daarom aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico van de Beneden Merwede is niet aanwezig en behoeft niet verder te worden verantwoord. Beneden Merwede bij Watertorenterrein Plaatsgebonden risico Is niet aanwezig Groepsrisico Gehele route 0 x Oriëntatiewaarde 1 km bij plangebied 0 x Oriëntatiewaarde Hoogste GR Tabel 5: PR en GR Bneden Merwede
Aanbevelingen. Uit het oogpunt van externe veiligheid dient aan de noord oost zijde van het plangebied, binnen 46 meter vanuit het hart van de Rijksweg A15 bebouwing te worden uitgesloten. Wij adviseren u dit op de plankaart en in de planregels vast te leggen. Geadviseerd wordt bij het opstellen van een verantwoording groepsrisico tevens de Provincie Zuid-Holland te betrekken, aangezien volgens de provinciale beleidsvisie in een ruimtelijk plan aannemelijk moet worden gemaakt dat het groepsrisico op termijn de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. 4.3. Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Binnen het invloedsgebied van de risicobronnen ligt het plangebied met (beperkt) kwetsbare bestemmingen. De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op de zelfredzaamheid inspelen. Dit geldt voor nieuw te ontwikkelen bebouwing De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen. 4.4. Beheersbaarheid Beheersbaarheid richt zich op de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 7 van 11
Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. In overleg met het lokale brandweerkorps van uw gemeente zijn de volgende aspecten naar voren gekomen:
Bereikbaarheid De bereikbaarheid van het Watertorenterrein is een aandachtspunt. Door de locatie van de drie toegangswegen zijn niet alle woningen via twee toegangswegen te bereiken. De westelijke woningen zijn alleen via de westelijke toegangsweg te bereiken. Een calamiteitenweg over de bestemming Groen, achter Rivierdijk 190 tot en met 222, is een oplossingsmogelijkheid. Eisen die aan wegen worden gesteld staan vermeld in de bijlage bij deze toelichting.
Bluswatervoorziening Conform de handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid wordt aan de bluswatervoorziening als eis gesteld dat er voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig moeten zijn voor de blusvoertuigen. Om aan deze eis te kunnen voldoen, dient aan de volgende elementen te worden voldaan: De capaciteit van de bluswatervoorziening bedraagt minimaal 60 m 3 per uur. Rondom de brandkranen een obstakelvrije ruimte van 1.8 meter Brandkranen moeten tot op een afstand van maximaal 15 meter goed door blusvoertuigen kunnen worden benaderd. Een maximale afstand van 40 meter tussen een primaire bluswatervoorziening en de brandweertoegangen van een gebouw. Wanneer in een gebouw één of meerdere droge blusleidingen aanwezig zijn, moet er binnen 35 meter van elke voedingsaansluiting een brandkraan zijn. Het blusvoertuig moet elke voedingsaansluiting tot op 15 meter kunnen benaderen. Voldoende opstelplaatsen voor blusvoertuigen De bluswatervoorzieningen moeten worden gerealiseerd conform de bovenstaande eisen die uit de Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid afkomstig zijn. Ten aanzien van voldoende bluswatercapaciteit bedraagt de gewenste bluswatercapaciteit voor het plangebied 60 m3 per uur. Bij bebouwing die voldoet aan het Bouwbesluit 2003 Nieuwbouw mag de bluswatercapaciteit minimaal 30 m3 zijn.
Zorgnorm De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico’s voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor de uitruktijd van een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. De brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn.
4.5. Resteffect Het resteffect geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario’s, ondanks de getroffen maatregelen. Door de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid is een slachtofferberekening opgesteld ten aanzien van Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 8 van 11
de ontwikkelingen in het plangebied. De berekening is opgesteld op basis van de Handreiking Verantwoorde brandweer advisering externe veiligheid (IPO08, maart 2010). In deze handreiking is een concept-methodiek Slachtofferberekeningen opgenomen. De slachtoffers worden verdeeld in diverse triagecategoriën. In onderstaande tabel worden de categorieën nader uitgewerkt. Categorie T1
Omschrijving Zwaargewond
T2
Middel zwaar gewond
T3
Lichtgewond
T4
Dodelijk verongelukt
Hulpverlening Slachtoffers in deze categorie zijn levensbedreigend zwaargewond. Stabilisatie op het rampterrein en de behandeling in een ziekenhuis moeten binnen 1 uur gerealiseerd zijn. Zonder deze garantie zal een aanzienlijk deel overlijden. Slachtoffers in deze categorie zijn middelzwaargewond. Stabilisatie en behandeling is noodzakelijk. Wanneer stabilisatie en behandeling uitblijft is er kans op levensbedreigende instabiliteit. Behandeling zal, afhankelijk van de aard van de verwondingen, binnen de 2 tot 6 uur plaatsvinden in het ziekenhuis. Opname in het ziekenhuis is noodzakelijk. Slachtoffers in deze categorie zijn lichtgewond. Hertriage en behandeling door een hulpverlener/arts kan ook in een later stadium noodzakelijk zijn. Dit kan gebeuren op de plaats van het incident, door de huisarts of in een ziekenhuis/ behandelplaats (nevenketen). Slachtoffers zijn in een zodanige conditie, dat ze niet zullen overleven. Deze categorie doen wel een bepaald beroep op onderdelen van de hulpverleningsketen.
Typering van de slachtoffers Opgemerkt moet worden dat het aantal T3 slachtoffers naar verwachting een groter effect op de zorgvraag zullen hebben dan de T1 en T2. Daarbij kan een slachtoffer in eerste instantie een T3 blijken te zijn, maar in korte tijd toch een T1 of T2 worden. De slachtofferberekening is gebaseerd op een berekening van maximale aantallen vanuit situaties dat: - de ramp optreedt vanuit de meest ongunstige en bedreigde locatie voor het plangebied - het een flitsramp is (het incident treed direct op met acute effecten), - omwonenden zijn niet gewaarschuwd, - omwonenden niet in de gelegenheid zijn om te vluchten. Afhankelijk van het (ramp)scenario zal er altijd (een bepaalde) tijd zijn te waarschuwen en maatregelen te nemen (bijv. schuilen/vluchten), met als gevolg dat de feitelijke slachtofferaantallen normale wijze lager zullen zijn. Voor deze slachtofferberekeningen is uitgegaan van een scenario, die van toepassing is op de nieuwe bewoning en bedrijven op het watertorenterrein. Namelijk: Scenario 1 De uitstroom van een toxische wolk vanuit een ongeval met een schip vanuit het dichtstbijzijnde punt op de Beneden Merwede. (Van toepassing op het plangebied zijn effecten van 100%, 50 % en 1% letaliteit.)
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 9 van 11
De berekeningen geven voor de het scenario het volgende totale aantal slachtoffers: T4 T1 Scenario. 1 (toxisch Beneden Merwede) Overdag 7 4 Nacht 4 7
T2
T3
9 16
43 91
Dit zijn de extra slachtoffers door de realisatie van de woningen op het Watertorenterrein. 5. Conclusies De veiligheidstoets levert de volgende conclusies op: Het plangebied ligt binnen de PR 10-6 contour en de veiligheidszone van de A15. Er liggen geen gebouwen in deze zones; De bebouwing in het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van de Beneden Merwede, maar binnen het Plasbrandaandachtsgebied van de Beneden Merwede. Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van de rijksweg A15 en de Beneden Merwede; Het groepsrisico neemt niet toe door het bouwplan; De bereikbaarheid en bluswatervoorziening in het plangebied dienen te voldoen aan de eerder gestelde eisen; Het aantal mogelijke slachtoffers neemt toe bij het scenario van de toxische uitstroom op de Beneden Merwede t.g.v. de nieuwbouw op het Watertorenterrein; 6. Aanbevelingen In het kader van de zelfredzaamheid bij genoemde scenario’s verdient het aanbeveling bij inrichting van het plangebied de volgende maatregelen te creëren: De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc’s en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen; De lokale brandweer te betrekken bij de inrichting van het plangebied m.b.t bereikbaarheid en bluswatervoorziening. Uit het oogpunt van externe veiligheid dient aan de noord oost zijde van het plangebied, binnen 46 meter vanuit het hart van de Rijksweg A15 bebouwing te worden uitgesloten. Wij adviseren u dit op de plankaart en in de planregels vast te leggen. Geadviseerd wordt bij het opstellen van een verantwoording groepsrisico tevens de Provincie Zuid-Holland te betrekken, aangezien volgens de provinciale beleidsvisie in een ruimtelijk plan aannemelijk moet worden gemaakt dat het groepsrisico op termijn de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 10 van 11
Bijlage 1 Conform de handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid worden de volgende eisen gesteld aan de bereikbaarheid: 1. Een weg is alleen door de brandweer te gebruiken wanneer die recht doet aan de specifieke afmetingen van brandweervoertuigen. De afmetingen waaraan de wegen moeten voldoen zijn: a. een maximale totale belasting bedraagt 25 ton b. een maximale asbelasting van de wegen bedraagt 10 ton c. een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter d. een minimale beschikbare rijbaanbreedte van 3,5 meter e. een minimale buitenbochtstraal van 10 meter f. de maximale binnenbocht van 5,5 meter 2. verkeersaders bieden aan de brandweervoertuigen een onbelemmerde doorgang. Om dit te kunnen garanderen worden de volgende eisen gesteld aan de verkeersaders: a. bij tweerichtingsverkeer een rijbaanbreedte van minimaal 8 meter b. bij eenrichtingsverkeer een rijbaanbreedte van minimaal 5,5 meter. c. Vluchtstrook autosnelweg: minimale rijbaanbreedte van 3,5 meter d. Autosnelweg zonder vluchtstrook: minimale rijbaanbreedte van 8 meter verdeeld over twee rijstroken. 3. Verkeersaders en verblijfsgebieden kennen en zodanige samenhang dat een willekeurig adres in een verblijfsgebied binnen een gestelde tijd (gerekend vanaf het verlaten van de verkeersader) bereikbaar is. Om dit te kunnen garanderen dienen naast de tweede eis de volgende eisen te worden gesteld: a. Bij een hulpverleningsroute een minimale rijbaanbreedte van 6 meter; b. Bij erftoegangswegen die niet onder het begrip hulpverleningsroute vallen een minimale rijbaanbreedte van 4,5 meter; c. Een maximale afstand van 10 meter tussen de openbare weg en de toegang tot een bouwwerk dat voor verblijf van mensen is bestemd. Voor eengezinswoningen dient een afstand van ten hoogste 40 meter aangehouden te worden. d. De ontsluitingstijd 2 minuten bedraagt 4. Naast de route bedoeld onder de derde eis moet een willekeurig adres binnen een verblijfsgebied in principe via een tweede onafhankelijke route bereikbaar zijn. 5. Bij een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, dat een vloerhoogte heeft van meer dan 6 meter en dat niet voldoet aan het Bouwbesluit eerste fase (betreft in nieuwe bouwbesluit artikel 4.4 lid 2) , moeten ten behoeve van de redding één of meerdere opstelplaatsen voor een redvoertuig aanwezig zijn. Bij de inrichting van de opstelplaats moet dan rekening worden gehouden met de volgende aandachtspunten: a. Krofbelasting bestaand uit ten minste twee personen b. De vlucht van het redvoertuig c. Afstempelmogelijkheden en de stempeldruk d. De bereikbaarheid van de opstelplaats.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 11 van 11