Sliedrecht Nijverwaard BESTEMMINGSPLAN
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
Nijverwaard Sliedrecht bestemmingsplan identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0610.BPNijverwaard05‐3001
23 november 2012 12 december 2012 04 juli 2014 23 juni 2015
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
061000.17426.00 opdrachtleider:
mr. drs. M.C. Lammens
aangesloten bij:
Delftseplein 27b postbus 150 3000 AD Rotterdam T: 010-201 85 55 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave Toelichting
7
Hoofdstuk 1
Inleiding
9
1.1
Aanleiding en doel
9
1.2
Plangebied
9
1.3
Geldende regeling
10
Hoofdstuk 2
Beleidskader
11
2.1
Inleiding
11
2.2
Rijksbeleid
11
2.3
Provinciaal en regionaal beleid
12
2.4
Gemeentelijk beleid
22
2.5
Conclusie
24
Hoofdstuk 3
Ruimtelijke visie
25
3.1
Huidige situatie
25
3.2
Gebiedsvisie
26
3.3
Uitgangspunten voor de juridische regeling
28
3.4
Verkeer
Hoofdstuk 4
29
Sectorale onderzoeken
31
4.1
Algemeen
31
4.2
Milieueffectrapportage
31
4.3
Industrielawaai
31
4.4
Bedrijven en milieuhinder
33
4.5
Wegverkeerslawaai
35
4.6
Luchtkwaliteit
37
4.7
Externe veiligheid
38
4.8
Kabels en leidingen
43
4.9
Bodemkwaliteit
43
4.10
Water
44
4.11
Ecologie
47
4.12
Archeologie
52
4.13
Detailhandel
53
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
59
5.1
Algemeen
59
5.2
Inleidende regels
59
5.3
Bestemmingsregels
60
5.4
Algemene regels
64
5.5
Overgangsrecht en slotregels
64
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
4
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
65
6.1
Economische uitvoerbaarheid
65
6.2
Inspraak en overleg en zienswijzen
65
Bijlagen bij de toelichting
67
Bijlage 1
Verkeersonderzoek
69
Bijlage 2
Akoestisch onderzoek dezonering
71
Bijlage 3
Nota Industrielawaai
73
Bijlage 4
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' 75
Bijlage 5
Bedrijfsinventarisatie
77
Bijlage 6
Akoestisch onderzoek wegverkeer
79
Bijlage 7
QRA Betuweroute
81
Bijlage 8
Memo woonwagens
83
Bijlage 9
Ruimtelijk economisch onderzoek
85
Bijlage 10
Nota inspraak en overleg
87
Bijlage 11
Leegstandsnotitie
89
Bijlage 12
Nota zienswijzen
91
Bijlage 13
DPO uitgaand van KSO
93
Regels
95
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
97
Artikel 1
Begrippen
97
Artikel 2
Wijze van meten
102
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
103
Artikel 3
Bedrijf
103
Artikel 4
Detailhandel
107
Artikel 5
Gemengd
109
Artikel 6
Groen
111
Artikel 7
Kantoor
112
Artikel 8
Verkeer
113
Artikel 9
Verkeer ‐ Railverkeer
114
Artikel 10
Verkeer ‐ Rijksweg
115
Artikel 11
Water
116
Artikel 12
Wonen
117
Artikel 13
Wonen ‐ Woonwagens
119
Artikel 14
Leiding ‐ Gas
120
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 15
Leiding ‐ Riool
121
Artikel 16
Waterstaat ‐ Waterberging
122
Hoofdstuk 3
Algemene regels
123
Artikel 17
Antidubbeltelregel
123
Artikel 18
Algemene bouwregels
123
Artikel 19
Algemene aanduidingsregels
124
Artikel 20
Algemene afwijkingsregels
124
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
124
Artikel 22
Overige regels
124
Hoofdstuk 4
Overgangs‐ en slotregels
125
Artikel 23
Overgangsrecht
125
Artikel 24
Slotregel
126
Bijlagen bij de regels
127
SvB 'bedrijventerrein'
129
Bijlage 1
5
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
6
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Toelichting
8
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
9
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel Het bestemmingsplan Nijverwaard voorziet in de actualisatie van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Nijverwaard. Het bestemmingsplan is deels consoliderend van aard. In het verleden zijn via vrijstellingen of omgevingsvergunningen gerealiseerde detailhandelsvestigingen voorzien van een passende bestemming. Gelet op de toekomstvisie van de gemeente Sliedrecht op het plangebied, een woonboulevardzone in het zuidwestelijk deel van het plangebied (zie ookparagraaf 3.2 van deze plantoelichting), voorziet het bestemmingsplan in een wijzigingsregeling om nieuwe detailhandel in de woonbranche toe te staan in het zuidwestelijke deel van het plangebied. Ook is het mogelijk om de bestemming van bestaande detailhandel in de woonbranche die zich buiten de woonboulevardzone bevindt te wijzigen in een bedrijfsbestemming indien het gebruik is beëindigd. Het bestemmingsplan moet voldoen aan actuele wet‐ en regelgeving en bevat daarom, in tegenstelling tot de oude plannen uit de jaren '60, een regeling voor de milieuzonering. Verder wordt het bedrijventerrein niet meer aangeduid als geluidsgezoneerd industrieterrein.
1.2 Plangebied Het plangebied van het bestemmingsplan omvat het bedrijventerrein Nijverwaard. Dit bedrijventerrein ligt aan de noordzijde van de kern Sliedrecht. Het bedrijventerrein ligt ingeklemd tussen het spoor van de Betuweroute en de lighttrain Dordrecht‐Geldermalsen aan de noordwestzijde en de rijksweg A15 aan de zuidzijde. De rijksweg maakt deels onderdeel uit van het bestemmingsplan. De oostgrens wordt bepaald door de achtererven van de woningen aan de Stationsweg. In figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
10
Figuur 1.1 Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Geldende regeling Voor het plangebied vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen: bestemmingsplan vaststelling goedgekeurd door GS bedrijfsgebied Nijverwaard 27 december 1971 7 maart 1973 partiële herziening Bedrijfsgebied Nijverwaard 21 december 1981 18 januari 1983 Betuweroute 14 december 1998 6 juli 1999 geluidszone industrieterrein Nijverwaard 26 oktober 1990 Beheersverordening Nijverwaard 26 juni 2013 Dit bestemmingsplan komt (deels) in de plaats van de bovengenoemde bestemmingsplannen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
11
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding Op 1 juli 2008 is de nieuwe (Wet ruimtelijke ordening) Wro in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Streekplannen en planologische kernbeslissingen zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Het Rijk heeft haar beleid in algemene regels vastgelegd, de AMvB Ruimte. De provincie heeft inmiddels een provinciale verordening vastgesteld, met algemene regels waaraan bestemmingsplannen en omgevingsvergunning op grond van artikel 4.1 Wro in beginsel moeten voldoen. Rijk en provincie beschikken over een structuurvisie. Ten slotte is het toepasselijke gemeentelijk beleid verwoord.
2.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012) In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028): het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk‐economische structuur van Nederland; het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar onderstaande nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende belangen zijn relevant voor het plangebied: 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking, zowel kwantitatief als kwalitatief; 2. een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen; 3. het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen; 4. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's; 5. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. Het bestemmingsplan voorziet in een actuele bestemming voor de bestaande bedrijvigheid en een wijzigingsbevoegdheid waardoor op het terrein de mogelijkheid wordt geboden voor ontwikkeling van
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
12
detailhandel. Hiermee wordt de ruimtelijke economische structuur van het plangebied versterkt. Hiermee past het bestemmingsplan binnen het beleid dat geschetst wordt door het Rijk. Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro, 2012) Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er dient aangetoond te worden of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2) en of de locatie passend multimodaal (per auto, fiets, OV) is of kan worden ontsloten (trede 3). In paragraaf 4.13 wordt de ruimte voor detailhandelsontwikkeling in dit bestemmingsplan getoetst aan stap 1 van de ladder. Verder bevindt de ruimte voor detailhandelsontwikkeling zich in de woonboulevardzone (zie ook paragraaf 3.2), waarin herstructurering en intensivering is beoogd van de aanwezige detailhandel. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan voldoet aan stap 2 uit de ladder, daarom is het doorlopen van stap 3 niet aan de orde.
2.3 Provinciaal en regionaal beleid Visie Ruimte en Mobiliteit (2014) De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid‐Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is: Ruimte bieden aan ontwikkelingen. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Allianties aangaan met maatschappelijke partners. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen. Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit. 4 rode draden In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden: 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is, 2. vergroten van de agglomeratiekracht, 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, 4. bevorderen van de transitie naar een water‐ en energie‐efficiënte samenleving. 1. Beter benutten en opwaarderen De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik. 2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht) Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis‐ en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid‐Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
13
goederen‐ en personenvervoer. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen. 3. Versterken ruimtelijke kwaliteit Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren. De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen. 4. Bevorderen van een water‐ en energie‐efficiënte samenleving In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water‐ en energie‐efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen‐ en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij. Bedrijventerreinen Voor bedrijventerreinen wil de provincie de match tussen vraag en aanbod verbeteren. De huidige mismatch is kwalitatief en kwantitatief van aard, en er is te weinig ruimte voor functiemenging. Herstructurering van bestaande terreinen en aanleg van nieuwe terreinen blijft nodig. Enkele regio's hebben een overschot aan bedrijventerreinen. De vraag naar functiemenging in stedelijke gebieden neemt toe. De provincie wil ook ruimte bieden aan organische ontwikkeling en functiemenging vanuit een oogpunt van betere benutting en kwaliteitsverbetering van het bestaand stads‐ en dorpsgebied. Met name bedrijventerreinen met milieucategorie 1 en 2 lenen zich voor functiemenging. In mindere mate is functiemenging ook mogelijk op bedrijventerreinen met milieucategorie 3, mits de belangen van bedrijven niet geschaad worden. Bedrijventerreinen met milieucategorie 4 en hoger verdragen zich niet met functiemenging, zeker niet met gevoelige functies zoals wonen. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen is het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein. Herstructurering van bestaande bedrijventerreinen blijft een belangrijke opgave voor gemeenten. Detailhandel De provincie streeft naar levendige, qua functies gemengde stads‐ en dorpsgebieden met een aantal krachtige en kwalitatief onderscheidende centra. Het provinciale detailhandelsbeleid is gericht op een gezonde detailhandelsstructuur, waarbij leegstand, afname van de ruimtelijke kwaliteit en aantasting woon‐ en leefklimaat worden voorkomen. Veel locaties met perifere detailhandelsvestigingen (PDV‐locaties) functioneren ondermaats. Op provinciaal niveau zal hun aantal vanuit ruimtelijke overwegingen verminderd moeten worden. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege hun schaalgrootte of de aard van de goederen niet goed inpasbaar zijn in de centra zelf. Dit zijn de perifere branches die in het Programma ruimte nader worden omschreven. Voor de concentratie van de detailhandel in winkelcentra werkt de provincie met een driedeling van detailhandelscentra. Deze driedeling in te ontwikkelen locaties, te optimaliseren locaties en overige locaties is uitgewerkt in het Programma ruimte. Voor de te optimaliseren locaties en de overige locaties zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. Het doel van dit bestemmingsplan is het herstructureren van de woonboulevard.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
14
Programma ruimte (2014) Detailhandel bundelen binnen de provinciale structuur detailhandel Versterken detailhandelsstructuur Voorzien in vraag reguliere detailhandel Operationeel Versterken van de provinciale detailhandelsstructuur en optimaliseren van de doel ruimtelijke kwaliteit door te voorzien in de kwantitatieve en kwalitatieve vraag voor reguliere detailhandel Realisatiemix Verordening ruimte Nota Detailhandel Uitvoeringsstrategie Regionale Economie Het provinciale detailhandelsbeleid is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. De dynamiek in de detailhandel wordt bevorderd vanwege het grote economische belang van deze sector. Een optimaal functionerende detailhandelsstructuur draagt bij aan de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur. De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra', 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvat het geheel aan hoofd‐ en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie. Te ontwikkelen centra Voor deze categorie centra wordt gestreefd naar een opwaardering van de detailhandelsfunctie in termen van kwaliteit (winkelbestand en openbare ruimte), parkeren en bereikbaarheid en imago/beleving. Onder voorwaarde van het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, kan voor deze categorie sprake zijn van uitbreiding van het winkelareaal. Het gaat om de volgende locaties: Internationale centra: Den Haag centrum en Rotterdam centrum; Nieuwe centra: Zoetermeer Stadshart, Rijswijk in de Bogaard, Rotterdam Alexandrium I, Rotterdam Zuidplein en Leidschendam Leidsenhage; Historische binnensteden: Leiden centrum, Delft binnenstad, Dordrecht binnenstad en Gouda binnenstad. Te optimaliseren centra De andere aankoopplaatsen met een bovenlokale functie krijgen de status 'Optimaliseren' volgens het 'nee‐tenzij‐principe'. Dit betekent dat gewerkt wordt aan de verbetering van de (concurrentie)positie met alle denkbare middelen, in principe zonder netto toevoeging van winkelmeters. Een eventueel beperkte uitbreiding van winkelmeters staat in het teken van structuurverbetering van het centrum. Nijverwaard is aangemerkt als PDV‐locatie en valt hiermee onder de 'te optimaliseren centra'. Ondergeschikte detailhandel Er wordt meer ruimte geboden voor productiegebonden detailhandel. Als gevolg van de voortschrijdende ICT en digitalisering weten producenten eenvoudiger consumenten te vinden. Daarom zal ondergeschikte detailhandel bij productiebedrijven worden toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
15
Voorzien in vraag perifere detailhandel Operationeel Versterken van de detailhandelsstructuur en optimaliseren van de ruimtelijke doel kwaliteit door te voorzien in de kwantitatieve en kwalitatieve vraag voor perifere detailhandel Realisatiemix Verordening ruimte Nota Detailhandel Uitvoeringsstrategie Regionale Economie Vanuit ruimtelijke overwegingen en het beleid om bedrijventerreinen voor reguliere bedrijven te behouden, wordt uitbreiding van de perifere, solitaire en verspreide detailhandel zeer terughoudend benaderd. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra. PDV‐locaties Er zijn opvanglocaties aangewezen voor grootschalige detailhandel in meubelen (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting) met een minimumoppervlakte van 1000 m² bruto vloeroppervlak en voor detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's. Deze zogenaamde PDV‐locaties (voor Perifere Detailhandels Vestigingen) zijn aangeduid in de Verordening ruimte. Bij (ontwerp)bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 1000 m² bruto vloeroppervlak (bvo) op een PDV‐locatie mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon‐ en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder andere om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Hiervoor gelden vrijwel dezelfde eisen rond een DPO en REO‐advies als bij nieuwe detailhandel in centra. Tuincentra en bouwmarkten Tuincentra en bouwmarkten, met een minimum brutovloeroppervlakte van 1000 m² kunnen op bedrijventerreinen gehuisvest worden. Hiervoor geldt dat moet worden aangetoond dat het woon‐ en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder andere om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Hiervoor gelden vrijwel dezelfde eisen rond een DPO en REO‐advies als bij nieuwe detailhandel in centra en op PDV‐locaties. A‐B‐C‐categorie Detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeel‐ en fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand‐ en explosiegevaarlijke vloeistoffen versterkt de detailhandelsstructuur niet en is moeilijk inpasbaar in centra. Vestiging van deze branches kan daarom vanuit ruimtelijke overwegingen zonder verdere voorwaarden buiten de reguliere detailhandelsstructuur plaatsvinden. Terugbrengen plancapaciteit Operationeel Plancapaciteit en bestaand winkelareaal terugbrengen doel Realisatiemix Verordening ruimte Programma ruimte, Agenda ruimte: afspraken maken over aanpak leegstand Nota Detailhandel Uitvoeringsstrategie Regionale Economie Als programmatisch kader zijn onderstaande ontwikkelingsmogelijkheden voor de reguliere detailhandel van toepassing.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
16
Tabel Ontwikkelingsmogelijkheden, huidig oppervlakte en leegstand detailhandel in m² winkeloppervlak per REO‐gebied REO‐gebied Huidige Leegstan Ontwikkelingsmogelijkhed Ontwikkelingsmogelijkhede oppervlakt d en 2020 (r2013) n 2030 (r2013) e in gebruik Stadsregio 1.752.000 197.000 ‐68.000 ‐79.000 Rotterdam Haaglanden 1.349.000 168.000 274.000 342.000 Zuid‐Holland 849.000 76.000 ‐156.000 ‐165.000 Zuid Holland 807.000 76.000 ‐96.000 ‐99.000 Rijnland Midden 325.000 37.000 ‐38.000 ‐32.000 Holland Zuid‐Holland 5.082.000 554.000 ‐83.000 ‐33.000 totaal Bron: Notitie detailhandel Zuid‐Holland, actualisatie VRM 2013 Bovenstaand overzicht laat zien dat het huidige winkelvloeroppervlak in omvang verminderd kan worden om de detailhandelsstructuur ruimtelijk optimaal te kunnen laten functioneren. De regio Haaglanden vormt hierop een uitzondering. Door vermindering van winkelvloeroppervlak en planvoorraad wordt verder disfunctioneren van de detailhandelsstructuur voorkomen en de ruimtelijke kwaliteit niet verder aangetast. Het overzicht van de winkelleegstand toont de noodzaak aan om detailhandelsontwikkelingen vooral te concentreren in de provinciale structuur voor reguliere detailhandel en op PDV‐locaties en tegelijkertijd het (plan)aanbod te reduceren. Overcapaciteit De planvoorraad dient in omvang verminderd te worden om de detailhandelsstructuur ruimtelijk optimaal te kunnen laten functioneren. Met de regio's vindt overleg plaats om “papieren” plannen te reduceren in lijn met de gebiedstotalen. Met “papieren” plannen worden mogelijkheden voor detailhandel bedoeld die nog niet fysiek gerealiseerd zijn, maar waarvan de realisatie wel mogelijk is gemaakt in een bestemmingsplan. Voor zover een bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor nieuwe detailhandel buiten de aangewezen locaties en buiten de genoemde uitzonderingen, is dit niet in overeenstemming met de verordening. De aanpassingstermijn voor bestemmingsplannen is hierop in principe van toepassing. In uitzonderingsgevallen kan nog wel gebruik gemaakt worden van de afwijkingsmogelijkheid voor onbenutte bouw‐ en gebruiksrechten. In de Ontwerp regionale structuurvisie en beleidsplan PDV Zuid‐Holland Zuid (2012) zijn de kaders weergegeven waarlangs deze reductie kan plaatsvinden in de regio Zuid‐Holland Zuid. Hierin is geconcludeerd dat voor behoud en versterking van de woonboulevard in Sliedrecht groei in combinatie met concentratie van PDV‐detailhandel nodig is. Verordening Ruimte (2014) In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontouren en is aangemerkt als bedrijventerrein en deels als locatie voor perifere detailhandel.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
17
Uitsnede visiekaart 'Beter benutten bebouwde ruimte'
Uitsnede kaart detailhandelsstructuur De volgende regels uit de Verordening Ruimte zijn relevant voor het bestemmingsplan. Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen: a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd; b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads‐ en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads‐ en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die, 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
18
3.
mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.
Toetsing De regionale behoefte is aangetoond in paragraaf 4.13. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebieden voldoet hiermee aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. Lid c is niet van toepassing. Artikel 2.1.2 Kantoren Buiten de concentratielocaties voor kantoren met of zonder treinhalte en scienceparken zijn geen zelfstandige kantoren mogelijk met uitzondering van : d. het opnieuw bestemmen van een vigerende kantoorbestemming voor zover passend in een actuele regionale visie die is aanvaard door gedeputeerde staten; e. kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging; f. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied; g. bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf; h. functiegebonden kantoren bij een luchthaven, een haven of een veiling; Toetsing Het bestemmingsplan maakt alleen bedrijfsgebonden kantoren mogelijk Artikel 2.1.3 Bedrijven Lid 1 Hoogst mogelijke milieucategorie Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte. Lid 2 Watergebonden bedrijven nvt Lid 3 Functiemenging Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met het eerste lid. Lid 4 Transformatie nvt Lid 5 Achterwege blijven van compensatie nvt Toetsing Het bestemmingsplan laat bedrijven in de hoogst mogelijke milieucategorie toe. Er worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. Artikel 2.1.4 Detailhandel Lid 1 Detailhandel binnen de centra nvt
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
19
Lid 2 Omvang van ontwikkelingen binnen de centra nvt Lid 3 Uitzonderingen buiten de centra Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in de volgende nieuwe detailhandel: detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand‐ en explosiegevaarlijke goederen; kleinschalige detailhandel: 1. in de vorm van een gemakswinkel; 2. bij sport‐, culturele, medische, onderwijs, recreatie‐ en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties; 3. als leerwerkplaats bij beroepsonderwijs, met een assortiment dat aansluit op de aard van de onderwijsinstelling; 4. bij een agrarisch bedrijf, met een assortiment van producten uit eigen teelt; ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf; grootschalige meubelbedrijven met een omvang van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlak, inclusief in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting en stoffering, en detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's, voor zover de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bedrijventerreinen met PDV‐locaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 2 Detailhandel; tuincentra met een omvang van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlak, en bouwmarkten met een omvang van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlak. Lid 4 Ontwikkelingen groter dan 1.000 m2 buiten de centra Voor zover de nieuwe detailhandel, bedoeld in het derde lid onder d, e en f, een omvang heeft van meer dan 1.000 m2 bruto vloeroppervlak, voorziet het bestemmingsplan hier uitsluitend in als is aangetoond dat het woon‐ en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Lid 5 Nevenassortimenten Een bestemmingsplan dat voorziet in detailhandel als bedoeld in het derde lid, onder a, d, en f, stelt de volgende voorwaarden aan de nevenassortimenten: i. ten hoogste 20% van het netto verkoopvloeroppervlak wordt voor de verkoop van het nevenassortiment gebruikt, en j. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment. Toetsing Er wordt uitsluitend detailhandel toegestaan die past binnen deze regeling. Omdat het gaat om ontwikkelingen groter dan 1000 m2 buiten de centra is advies gevraagd aan het Regionaal Economisch Overleg en is een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Het REO heeft positief geadviseerd en uit het dpo (zie bijlage 9) blijkt dat er voldoende behoefte is uitgaande van hedendaagse consumentengedrag. Het REO‐advies is samengevat opgenomen in bijlage 10. Uit bijlage 11 blijkt dat eventuele leegstandseffecten zeer beperkt en aanvaardbaar zijn. Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
20
de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen); als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door: zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door: een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
Toetsing Bedrijfsontwikkelingen en perifere detailhandelsontwikkelingen op bedrijventerrein Nijverwaard passen in de aard en schaal van het gebied en zijn daarom aan te merken als 'inpassen'. Lid b en c zijn niet van toepassing. Conclusie Verordening Ruimte 2014 In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de relevante regels van de Verordening Ruimte en Mobiliteit. Samengevat: Wordt uitsluitend detailhandel zoals omschreven in artikel 2.1.4. van de Verordening toegestaan. Worden uitsluitend bedrijfsgebonden kantoren toegestaan; Zijn nieuwe bedrijfswoningen uitgesloten; Is uitgegaan van het toestaan van de hoogst mogelijke milieucategorie. Ontwerp regionale structuurvisie en beleidsplan PDV Zuid‐Holland Zuid (2012) Uitbreidingsmogelijkheden In de regio is er in beginsel geen economische marktruimte aanwezig voor uitbreiding van het aanbod woninginrichting. Op basis van de huidige omvang van het aanbod in de regio, de bevolkingsontwikkeling en trends in de detailhandel, is er geen aanleiding voor uitbreiding van het aanbod van woninginrichting. Voor bouwmarkten is wel enige uitbreidingsruimte. Er is geen aanleiding voor uitbreiding van het aanbod van tuincentra. Gewenste PDV‐structuur Gelet op de beperkte uitbreidingsmogelijkheden wordt het volumineuze detailhandelsaanbod in de regio in drie (in plaats van acht) clusters geconcentreerd. Een regionaal Woonthemacentrum in Sliedrecht. Sliedrecht kan mogelijk uitgroeien tot een aantrekkelijk woonthemacentrum, mits een groot deel van de regionale potenties hier worden gerealiseerd en het aanbod ook ter plaatse goed wordt geconcentreerd. Dit betreft de locatie Nijverwaard. Twee streekcentra voor doelgerichte aankopen: één in Dordrecht en één in Gorinchem. Buiten de drie te versterken PDV‐locaties wordt perifere vestiging van nieuwe detailhandelsbedrijven alleen toegestaan voor initiatieven met een aantoonbaar lokaal karakter. Op Nijverwaard staat het woonthema centraal. Op dit moment is circa 30% van het totale aanbod woninginrichting in het gebied van het REO ZHZ gevestigd op de locatie Sliedrecht. In de toekomst wordt gestreefd naar een verdere concentratie van het aanbod op deze locatie. Ter
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
21
indicatie kan worden uitgegaan van maximaal 40 à 50% van het totale haalbare aanbod woninginrichting, zijnde 56.000 tot 70.000 m2 wvo in de woonbranche. Aangevuld met overige PDV‐detailhandel Om goed te gaan functioneren als regionaal verzorgend themacentrum wonen is het, naast een groot en diep aanbod binnen het thema, ook van belang te komen tot een compacte opzet met goed overzicht op het totale aanbod en met een goede bereikbaarheid en parkeervoorzieningen. Ook een eigentijdse en attractieve uitstraling van de locatie is van belang. In principe geen brancheverruiming Vestiging van winkels op de drie te versterken clusters wordt alleen toegestaan voor volumineuze branches. Brancheverruiming wordt in de planregels ondermeer in het licht van de provinciale verordening en art. 4.1 Wro niet toegestaan. Economische visie Drechtsteden (2008) Het economische beleid voor de regio Drechtsteden is vastgelegd in de Economische Visie 2008. Daarin wordt het economische beleid uitgewerkt op vier schaalniveaus: 1. internationaal positioneert de regio zich als wereldspeler op het gebied van waterbouw, deltatechnologie en ecologie en watergerelateerde bedrijvigheid. Nergens ter wereld is zoveel kennis en kunde aanwezig als hier. De regio streeft naar versterking van dit cluster van bedrijvigheid; 2. de nationale positie van de regio wordt omschreven als de Poort van de Randstad, goed ontsloten over weg, water en spoor. Dit biedt kansen voor verbreding van de economie door nieuwe bedrijvigheid aan te trekken; 3. op regionale schaal wordt gestreefd naar een complete stedelijke regio, met een veelzijdig aanbod van voorzieningen en vestigingsmogelijkheden; 4. op lokale schaal wordt de basis van de piramide gevormd door hoogwaardige woon‐ en werkgebieden langs de rivieren: aantrekkelijke waterfronten. Bij de realisatie van alle vier de profielen speelt Sliedrecht een belangrijke rol: Sliedrecht is de bakermat van de baggersector, is met haar bedrijventerreinen langs de A15 mede beeldbepalend als de Poort van de Randstad, heeft met de Woonboulevard Nijverwaard een belangrijk element van de complete stedelijke regio binnen haar grenzen en heeft goede mogelijkheden tot (her)ontwikkeling van woon‐ en werkgebieden aan de rivier. Regionale Detailhandelsvisie Drechtsteden (2013) De focus van de regionale detailhandelsvisie ligt op de centrumgebieden van de zes tot de Drechtsteden behorende gemeenten. Deze centrumgebieden vormen de basis van de winkelstructuur en verdienen prioriteit bij de kwalitatieve versterking van hun positie. Het profiel van die centra is van gemeente tot gemeente verschillend, maar in iedere gemeente vervullen ze een beeldbepalende verzorgingsfunctie waar de dynamiek gefaciliteerd dient te worden. De twee bestaande themacentra in de Drechtsteden (Nijverwaard Sliedrecht en de Woonboulevard Dordrecht) zijn ook in de regionale hoofdstructuur van belang. Ruimtelijke clustering op de themacentra is een belangrijk uitgangspunt. In Sliedrecht ligt de opgave in ruimtelijke concentratie en in Dordrecht op optimalisering van de invulling, waarbij in Dordrecht een nadere analyse noodzakelijk is van de achtergrond van de invullingsproblematiek. Om te voorzien in de vraag vanuit de regioconsumenten en de marktpartijen, kan vestiging van een branchevreemde zaak op een themacentrum eventueel worden toegestaan. Uitgangspunt is dat dit slechts (beperkt) toegestaan wordt op een PDV‐locatie met een reeds sterke uitgangspositie. In de regio Drechtsteden worden enkel de Woonboulevard Dordt en Nijverwaard hiertoe gerekend. Ook voor branchevreemde zaken geldt concentratie als belangrijk uitgangspunt. Specifiek voor Nijverwaard stelt de regio verder dat het aanbod op Nijverwaard omvangrijk is en een
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
22
belangrijke bovenlokale functie vervult. Hier ligt vooral een ruimtelijke opgave. Het aanbod is versnipperd en de uitstraling is matig, vooral veroorzaakt door tussengelegen bedrijvigheid. Belangrijkste opgave is clustering van het aanwezige aanbod zodat een zichtbaar, herkenbaar, samenhangend en compact cluster ontstaat. (Verdere) branchevervaging dient voorkomen te worden om aantasting van de positie van de regionaal verzorgende hoofdwinkelcentra en de binnenstad van Dordrecht te voorkomen. Uitvoeringsstrategie bedrijventerreinen voor de Drechtsteden (Drechtraad 2009) In de Bedrijventerreinenstrategie wordt uitgegaan van een regionale bedrijventerreinbehoefte van 110 ha tot 2020, en een behoefte van 130 ha voor de periode 2020‐2030. Voor de periode tot 2020 in te vullen door de ontwikkeling van nieuwe terreinen in Dordrecht, Zwijndrecht en Sliedrecht (Stationspark III ‐ 6 ha netto). Daarnaast is een grote herstructureringsopgave gedefinieerd. Voor Sliedrecht gaat het daarbij in kwantitatieve zin om de herontwikkeling van Het Plaatje en herstructurering van het terrein Baanhoek en de Nijverwaard (op lange termijn). Er ligt ook een kwalitatieve opgave: kwaliteitsimpuls bestaande terreinen, versterken PDV‐locatie Nijverwaard en het versterken van de samenhang tussen de terreinen Nijverwaard en Noord‐Oost Kwadrant. Uitvoeringsprogramma Bedrijventerreinen Drechtsteden (Drechtstedenbestuur 2012) In het uitvoeringsprogramma is het maken van een plan van aanpak voor de herstructurering van Nijverwaard west (NW) I en II, (inclusief het toepassen SER‐ladder PDV beleid) opgenomen. Er is inmiddels voor de Nijverwaard een plan van aanpak geschreven door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden (ROM‐D). De provincie dringt aan op actie door de gemeente Sliedrecht. Ook de ondernemers staan hier positief tegenover. Kern van de voorgestelde aanpak is: concentratie van de PDV‐vestigingen; verbetering van de kwaliteit van het openbaar gebied; herbenutting door andersoortige bedrijven van de locaties die door PDV‐vestigingen zijn/worden verlaten. Het bestemmingsplan geeft al deels invulling aan de voorgestelde aanpak door uitbreiding en concentratie van detailhandel in de woonbranche op Nijverwaard te faciliteren. De vervolgstappen door ROM‐D kunnen pas worden genomen nadat door het Regionaal Economisch Overleg Zuid‐Holland Zuid (REO‐ZHZ) een standpunt is ingenomen over de actualisatie van het PDV‐beleid, en door de gemeente opdracht wordt verstrekt voor het vervolg. Het nieuwe PDV‐beleid dat in REO ZHZ‐verband wordt voorbereid, heeft mogelijk invloed op de wijze waarop de revitalisering c.q. de herstructurering van de Nijverwaard verder zal worden uitgevoerd.
2.4 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Sliedrecht 2020 (2013) In de Structuurvisie 2020 heeft de gemeente haar beleid verwoord voor de komende periode tot 2020. In deze structuurvisie worden de hoofdlijnen uit de structuurvisie van 2006 nog steeds onderschreven. De Structuurvisie 2020 bevat dan ook de drie dezelfde hoofddoelen: 1. Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat; 2. fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven;
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
23
3.
daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur. In de visie ligt de nadruk op locaties en functies. Het gebruik van deze afzonderlijke stukjes Sliedrecht moet bijdragen aan een nu en in de toekomst goed functionerende gemeenschap. De gemeente constateert dat er nog maar nauwelijks uitbreidingsruimte voor bedrijven is en zet, naast nieuwe terreinen, in op revitalisering van bestaande terreinen omdat daar zowel een ruimte als een kwaliteitswinst te boeken valt. De stationsomgeving is aangeduid als locatie waar wellicht hoogbouw mogelijk is. Daarnaast wordt voor het gedeelte van Nijverwaard dat grenst aan de rijksweg A15 ingezet op de versterking van de woonboulevard.
Economische visie Sliedrecht (2011) In de economische visie heeft de gemeente haar economische ambities aangegeven: 1. internationaal: toplocatie cluster maritieme industrie; 2. nationaal: Poort van de Randstad/Poort van de Mainport aan de A15; 3. regionaal: a. het regionale centrum voor perifere detailhandelsvestiging; b. een centrum voor zorginstellingen; 4. lokaal: aantrekkelijke woon‐werkgemeente met passend voorzieningenniveau. Een uitdaging is de versterking van Nijverwaard als locatie voor grootschalige detailhandelsvestiging voor de gehele regio Zuid‐Holland Zuid. Dit vraagt om de ontwikkeling van een herstructureringsprogramma voor delen van Nijverwaard (met name westelijk deel) tot de woonboulevard. Het beleid is gericht op het waarmaken van de hoge ambitie met betrekking tot de woonboulevard. Dat vraagt gezamenlijke keuzes van de gemeente en de regio: durf ruimte te geven! Kom tot een gezamenlijk standpunt over een verbreding van de branchering in relatie tot de binnenstad van Dordrecht en de winkelcentra van Sliedrecht. Kiezen voor onderscheidend profiel/lifestyle voor Nijverwaard. Dat vraagt keuzes van de gemeente: durf te investeren! Geef ROM‐D (Regionale ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden) opdracht om binnen de overeengekomen randvoorwaarden de herontwikkeling voor de woonboulevard te gaan voorbereiden en uitvoeren, in nauwe samenwerking met gemeente en ondernemers. Centrale elementen: ruimtelijke clustering en verbetering beeldkwaliteit, kwaliteitssprong.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
24
In de provinciale verordening is het gehele gebied aangewezen als PDV locatie. In het gebied zijn al diverse detailhandelsvestigingen gelegen. In het bestemmingsplan is daarnaast de mogelijkheid gegeven om door middel van een wijzigingsbevoegdheid nieuwe perifere detailhandel passend bij het concept woonboulevard binnen een aangewezen zone toe te staan. Hiermee is het bestemmingsplan een belangrijk sturingselement voor de uitvoering van deze ambitie en doorontwikkeling van het woonboulevardconcept. De wijze waarop vorm wordt gegeven aan de overige ambities is, mede gezien de economische situatie, nog onderwerp van nadere verkenning. De rest van het plangebied blijft bedrijventerrein.
2.5 Conclusie Dit bestemmingsplan biedt een actuele regeling voor het bedrijventerrein waardoor de bedrijven zich kunnen blijven ontwikkelen en aanpassen aan de eisen voor een moderne bedrijfsvoering. Het bestemmingsplan biedt onder meer voldoende ruime bouwmogelijkheden en een milieuzonering die is afgestemd op de omgeving. Het bestemmingsplan draagt zo bij aan het versterken van de ruimtelijke economische structuur, efficiënt gebruik van gronden en bewaking van de milieukwaliteit. Het bestemmingsplan geeft invulling aan het beleid dat Nijverwaard aanwijst als locatie voor perifere detailhandel. Een deel van Nijverwaard is aangewezen als zone voor de woonboulevard. Hiermee wordt het ruimtelijk kader gegeven om te komen tot clustering van detailhandel op de woonboulevard. Ontwikkelingen in die richting zijn mogelijk door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Zie voor de gewenste toekomstige ontwikkeling in het plangebied verder de gebiedsvisie in paragraaf 3.2 van deze plantoelichting. Zie voor de ruimtelijk economische onderbouwing paragraaf 4.13.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
25
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke visie
3.1 Huidige situatie Gemeentelijk niveau Sliedrecht is een middelgrote gemeente met circa 24.000 inwoners. De gemeente heeft een dorps karakter en deze uitstraling is goed te herkennen in het vele groen en de rustieke woonomgeving. Gezien de ligging aan de oever van de Beneden Merwede heeft Sliedrecht een sterke binding met het water. Dit komt onder meer tot uiting in de baggerindustrie, die van oorsprong erg belangrijk was voor de werkgelegenheid. Zodoende beschikt Sliedrecht over een havengebied. Daarnaast beschikt het dorp over nog een aantal bedrijventerreinen (Molendijk‐Industrieweg, Nijverwaard, De Peulen, Baanhoek en Noord‐Oost Kwadrant). De Rivierdijk vormt het oude karakter van Sliedrecht, aan de noordzijde is het dorp over de gehele breedte langzaam uitgegroeid tot zijn huidige omvang. Sliedrecht heeft een kenmerkende structuur waarbij het woongebied is ingeklemd tussen de Beneden Merwede en de rijksweg A15. Zowel aan de Beneden Merwede als ten noorden van de rijksweg zijn bedrijventerreinen gelegen. Ten zuiden van de Rivierdijk liggen de watergebonden bedrijventerreinen (Baanhoek, Het Plaatje, Molendijk‐Industrieweg en De Peulen). Ten noorden van de A15 liggen gemengde bedrijventerreinen, Nijverwaard, Noord‐Oost Kwadrant en het Stationsgebied, waarbij de laatste voornamelijk is gericht op kantoren. Plangebied Ruimtelijke structuur Het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied tussen het spoor en de rijksweg. Het betreft het gebied dat ten westen van de Stationsweg is gelegen tot aan de spoorlijn tussen Dordrecht en Geldermalsen. Het plangebied kenmerkt zich door een ruime verkavelingsopzet die in eerste instantie is ingericht voor de van oorsprong gevestigde industriële en logistieke activiteiten. Binnen het stratenplan kan een flexibele invulling gegeven worden aan het bedrijventerrein. De bebouwing op het terrein kenmerkt zich door een hoge bebouwingsdichtheid en een bouwhoogte van circa 10 m. Op de terreinen van de detailhandelsvestigingen zijn vaak aan de voorzijdes ruimtes vrijgelaten voor het parkeren. De rooilijnen liggen hierbij verder van de weg af. Bij bedrijfspercelen wordt vaak dichter op de weg gebouwd en bevinden zich de onbebouwde delen vaak aan de zij‐ of achterkanten van de percelen. In het plangebied is een aantal groengebieden gelegen. Tussen het bedrijventerrein en de rijksweg ligt een groenblauwe zone. Dit groen is langs de Leeghwaterstraat en Beijerinckstraat doorgetrokken, waardoor een groen aanzicht bestaat. Verder kennen verschillende straten op het bedrijventerrein een groene inrichting. Hierbij is het gebied tussen de bedrijfspercelen en de openbare weg groen aangelegd.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
26
Functionele structuur Op het bedrijventerrein hebben zich in de loop van de tijd bedrijven gevestigd die gericht zijn op diverse categorieën. Op het bedrijventerrein zitten onder andere transport‐ en overslagbedrijven, autoherstelbedrijven en garages, metaalverwerkende en verwerkende bedrijven en bedrijfsverzamelgebouwen. Op het bedrijventerrein hebben zich in de afgelopen decennia geen grote lawaaimakers gevestigd. Op het terrein is daarnaast nog een drietal benzinestations gelegen. Tevens is aan de Lelystraat een gemeentewerf gevestigd. Op het bedrijventerrein zijn in de loop van de tijd ook verschillende detailhandelsvestigingen gekomen, deze zijn voornamelijk gericht op de woonbranche en badkamers/sanitair. De detailhandelsbedrijven zijn geconcentreerd gelegen in het westelijk en middengebied van het bedrijventerrein, waarbij de meeste vestigingen zich voornamelijk hebben gevestigd aan de Leeghwaterstraat, waar deze functies een zicht hebben aan de A15, en aan de Parallelweg. Daarnaast is er verspreid over het terrein nog een aantal detailhandelsbedrijven aanwezig. Ter ondersteuning van deze woonwinkels is aan de Brouwerstraat een horecavestiging gelegen. Daarnaast bevinden zich aan de Brouwerstraat en aan de Conradstraat nog twee kantoorlocaties. Woningen Naast bedrijven en detailhandel zijn in het plangebied aan de Leeghwaterstraat vijf woningen gelegen. Daarnaast bevinden zich op het bedrijventerrein nog een aantal bedrijfswoningen. Aan de Beijerinckstraat is een woonwagenlocatie gelegen. Op dit terrein zijn momenteel 10 woonwagens gevestigd. Deze woonwagen hebben een gemiddelde omvang van circa 100 m². De bouwhoogte van de woonwagens varieert tussen de 4 m en 6 m.
3.2 Gebiedsvisie Het bedrijventerrein is van oorsprong gericht op industriële en logistieke activiteiten. De openbare ruimte is hierop ook ingericht. Deze kenmerkt zich door straten met aan weerszijden parkeerplaatsen of voetpaden. Echter, in de loop van de jaren heeft het bedrijventerrein zich meer ontwikkeld naar een gemengd bedrijventerrein. Dit komt mede door de vestiging van detailhandelsbedrijven gericht op de woonbranche. Deze detailhandelsvestigingen zijn alle mogelijk gemaakt middels separate planologische vrijstellingsprocedures. Door de vestiging van deze perifere detailhandel heeft het bedrijventerrein een regionale functie ten aanzien van de vestiging van perifere detailhandel, die vooral gericht is op de woonbranche en badkamers/sanitair. Het bedrijventerrein is dan ook in de structuurvisie van de provincie Zuid‐Holland aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. Daarnaast wordt dit beleid in regionaal verband ondersteund door het beleid van de Drechtsteden. Ruimtelijke visie De gemeente vindt het wenselijk om de huidige locatie van de woonboulevard op het bedrijventerrein te versterken. Om klanten in de regionale markt te kunnen blijven trekken is het van belang dat aanwezige bedrijven zich goed kunnen presenteren en goed bereikbaar zijn. De gemeente heeft een beeldkwaliteitsplan opgesteld en de problemen en kansen voor het verder ontwikkelen van de woonboulevard uiteengezet. Verankering van het beeldkwaliteitsplan vindt plaats via de welstandsnota. Speerpunten voor de ontwikkelingen van de detailhandel op het bedrijventerrein zijn het ontwikkelen van een aaneengesloten gebied met woonwinkels, waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de publiekstrekkende woonwinkels en de bedrijven. Gestuurd wordt op de realisatie van drie zones binnen het westelijke deel van het plangebied wat nader invulling gaat geven aan het woonboulevardconcept.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
27
Figuur 3.1 Zones (bron: Beeldkwaliteitsplan Woonboulevard Sliedrecht) In zone A wordt getracht zoveel mogelijk publiekstrekkers te vestigen. In deze woonwinkelstraten wordt gezocht naar een aangename publieksruimte die voorziet in voldoende parkeerruimte aan de voorzijde van de gebouwen. Zone A ligt voornamelijk aan de westzijde van het bedrijventerrein, waarbij de representatieve zijde zich voornamelijk concentreert aan de Leeghwaterstraat en de Parallelweg, tot aan de Ringerstraat. Zone C wordt gezien als de bedrijfszone, waarbij de komst van het publiek zoveel mogelijk wordt geweerd. In deze zone vindt ook het laden en lossen ten behoeve van de woonwinkels plaats. Deze zone wordt hierbij ook soberder ingericht, waarbij zoveel mogelijk ruimte wordt gegeven aan het verkeer ten behoeve van de bedrijven. Zone C is gelegen achter Zone A en betreft vooral het achtergebied tussen de achterzijde van de percelen aan de Leeghwaterstraat en de Parallelweg vanaf de Ringerstraat. Zone B is een meer gemengd gebied tussen Zone A en Zone C. Hierbij wordt ingezet op het behoud van de huidige situatie waarbij zowel (lichte) publiekstrekkers gevestigd zijn als bedrijven. Hierdoor kan het karakter van het plangebied worden behouden. Zone B betreft vooral het gebied aan weerszijden van de Lelystraat. Het oostelijk deel van het plangebied blijft, zoals nu, bedrijventerrein. Functionele visie Het bedrijventerrein heeft van oudsher de functie als bedrijventerrein. Ook met de ontwikkeling van de woonboulevard blijven bedrijven een belangrijke functie voor het plangebied. De bestaande bedrijven worden dan ook niet in hun huidige bedrijfsvoering beperkt en er wordt een zo hoog mogelijke milieucategorie aangehouden. Wel heeft het bedrijventerrein niet langer de status van gezoneerd industrieterrein (zie verder paragraaf 4.3). De ontwikkeling van detailhandel is opgesplitst in twee delen. Ten aanzien van de ontwikkeling van het woonboulevardconcept op het bedrijventerrein is een zone aangewezen die zich kan transformeren naar grootschalige detailhandelslocatie in de woonbranche. Buiten de zone is uitsluitend grootschalige detailhandel, die niet valt in de woonbranche, toegestaan. Op deze locaties blijft het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten wel mogelijk. De ontwikkeling van detailhandel op het bedrijventerrein mag niet leiden tot een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur. Dit houdt in dat de ontwikkeling van detailhandel op het bedrijventerrein niet tot gevolg mag hebben dat de bestaande detailhandel in het centrum van Sliedrecht dusdanige concurrentie krijgt van het bedrijventerrein dat in het centrum van Sliedrecht leegstand ontstaat. Dit leidt namelijk ertoe dat bewoners niet langer in hun directe woonomgeving hun dagelijkse boodschappen kunnen doen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
28
Om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van detailhandel op het bedrijventerrein niet leidt tot een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur wordt op het bedrijventerrein alleen grootschalige detailhandel, zoals detailhandel in auto's, boten en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel in de woonbranche toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat zich op het bedrijventerrein detailhandel kan vestigen die in de binnenstad behoren, zoals warenhuizen, detailhandel in dagelijkse goederen en detailhandel in mode, persoonlijke verzorging en luxe goederen. In het kader van het bestemmingsplan is een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 4.13.
3.3 Uitgangspunten voor de juridische regeling De gebiedsvisie, zoals in de vorige paragraaf is uiteengezet, is in het bestemmingsplan vertaald. In het bestemmingsplan zijn twee zones aangeduid. De zone voor de woonboulevard is gekozen aan de hand van de gebiedsvisie. Daarnaast is gekeken naar de bestaande bedrijvigheid en naar straten met overwegend publiekstrekkers. Globaal is de Brouwerstraat en de Leeghwaterstraat (tot aan de Bruningstraat) als zone benoemd waar grootschalige detailhandel zich mag vestigen. De woonboulevardzone is weergegeven in figuur 3.2.
Figuur 3.2 Woonboulevardzone Percelen waar nu al perifere detailhandel plaatsvindt én die binnen de woonboulevardzone liggen worden direct voor grootschalige detailhandel bestemd. Bestaande bedrijven die binnen de aangewezen zone liggen houden een bedrijfsbestemming. Daarnaast komt op de zone een wijzigingsbevoegdheid te liggen die het mogelijk maakt de bedrijfsbestemming ter plaatse te wijzigen ten behoeve van grootschalige detailhandel in de woonbranche. Hiermee worden bestaande rechten zoveel mogelijk gerespecteerd en is het bestemmingsplan flexibel genoeg om de woonboulevard verder te kunnen ontwikkelen. Onder detailhandel in de woonbranche valt: a. tuincentra; b. bouwmarkten; c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; en d. detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's. Buiten de woonboulevardzone krijgen de percelen een bedrijfsbestemming. De reeds aanwezige detailhandel buiten de zone wordt niet wegbestemd, maar krijgt een specifieke maatbestemming. Hierbij wordt binnen de bestemming Bedrijf het perceel voorzien van een aanduiding, waarmee
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
29
detailhandel binnen de bedrijfsbestemming mogelijk is. Op dit deel van het bedrijventerrein kan zich onder voorwaarden wel grootschalige detailhandel niet in de woonbranche vestigen. Onder detailhandel niet in de woonbranche valt detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand‐ en explosiegevaarlijke goederen. Deze vormen van detailhandel passen niet goed in het centrum van Sliedrecht en horen dan ook op bedrijventerreinen. Deze vormen van detailhandel kunnen mogelijk gemaakt worden door middel van een afwijkingsbevoegdheid. Omdat het bedrijventerrein meer wordt ingericht als een gemengd bedrijventerrein, is het niet langer noodzakelijk dat het bedrijventerrein als een gezoneerd industrieterrein wordt bestemd. Zie voor een toelichting hierop paragraaf 4.3 van deze plantoelichting. Deze uitgangspunten zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Een uitgebreide planbeschrijving van de juridische regeling is opgenomen in Hoofdstuk 5.
3.4 Verkeer Inleiding In deze paragraaf wordt de huidige verkeersstructuur beschreven voor zowel het gemotoriseerd verkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer in het plangebied. Eveneens is de huidige verkeersafwikkeling en de parkeersituatie beschreven. Verkeersstructuur Ontsluiting gemotoriseerd verkeer De ontsluiting van het bedrijventerrein vindt hoofdzakelijk plaats via de Parallelweg. De Parallelweg loopt parallel aan de lighttrainspoorlijn Dordrecht‐Geldermalsen. De Parallelweg sluit, ter hoogte van het station Sliedrecht, aan op het Stationsplein en de Stationsweg. Via deze Stationsweg is onder de rijksweg A15 het centrum van Sliedrecht te bereiken. Aan de westzijde van het plangebied sluit de Parallelweg aan op de rijksweg A15 in de richting van Rotterdam en Gorinchem. De Parallelweg gaat hier tevens onder de rijksweg door en sluit daar aan op de weg richting Baanhoek. Ontsluiting langzaam verkeer Het fietsverkeer maakt op het bedrijventerrein gebruik van dezelfde ontsluitingswegen als het gemotoriseerde verkeer. Langs de Parallelweg is, conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig, een vrijliggend fietspad gelegen. Daarnaast is tussen de Leeghwaterstraat en de Stationsweg een fietspad gelegen dat zorgt voor een directe verbinding met het centrum. Ontsluiting openbaar vervoer Ten oosten van het bedrijventerrein ligt het treinstation Sliedrecht. Hier stoppen de treinen op het lighttrainspoor tussen Dordrecht en Geldermalsen. Daarnaast is ten zuidwesten van het bedrijventerrein aan de overzijde van de rijksweg het treinstation Sliedrecht Baanhoek gelegen. Verkeersafwikkeling De bereikbaarheid van het bedrijventerrein is mede door de ligging aan de rijksweg goed te noemen. De kruispunten waarmee het bedrijventerrein wordt ontsloten zijn echter minimaal vormgegeven, waardoor op piekmomenten enige opstoppingen van verkeer ontstaan, zie Bijlage 1. In het uitvoeringsprogramma van het Verkeersbeleidsplan zijn maatregelen voorgesteld waarbij rotondes in plaats van voorrangskruisingen worden gerealiseerd. Dit biedt een goede oplossing, ook voor de situatie na verdere transformatie naar woonboulevard.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
30
Parkeren Op het bedrijventerrein wordt gestreefd naar zoveel mogelijk parkeren op het eigen terrein. Bij de detailhandelslocaties op het bedrijventerrein zijn vaak op de voorzijde van het terrein parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de bezoekers. Op een deel van het bedrijventerrein kan echter een aantal bedrijven niet voorzien in eigen parkeerplaatsen. Deze maken gebruik van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Conclusie De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen. Door de inrichting van de meeste wegen conform de principes van het concept Duurzaam Veilig is de verkeersveiligheid in het plangebied voldoende gewaarborgd.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
31
Hoofdstuk 4 Sectorale onderzoeken
4.1 Algemeen In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet onderzoek plaatsvinden naar de voor het plangebied relevante milieuaspecten. Hierna volgt per milieuaspect het geldende toetsingskader, het uitgevoerde onderzoek en de conclusie van het milieuonderzoek.
4.2 Milieueffectrapportage Beleid en normstelling In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer‐plichtig, projectmer‐plichtig of mer‐beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten, die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG‐richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: 1. de kenmerken van de projecten; 2. de plaats van de projecten; 3. de kenmerken van de potentiële effecten. Onderzoek en conclusies Het bestemmingsplan Nijverwaard heeft een consoliderend karakter. Het plan legt de bestaande situatie vast en bevat weinig tot geen ontwikkelingsruimte. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn dan ook niet aan de orde. Door een enigszins flexibele bestemmingslegging (afwijkingsbevoegdheden) zijn veranderingen van de huidige situatie mogelijk. Gelet op deze ontwikkelingsruimte (de schaal van de veranderingen in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de locatie van het plangebied en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer‐procedure of mer‐beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
4.3 Industrielawaai Beleid en normstelling Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie‐ en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A‐inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
32
Onderzoek en conclusie Het bedrijventerrein Nijverwaard is op dit moment een gezoneerd industrieterrein. Op grond van het vigerende bestemmingsplan is de vestiging van grote lawaaimakers niet expliciet uitgesloten. Om het industrieterrein bevindt zich dan ook, op basis van de Wet geluidhinder, een geluidszone. In de huidige situatie zijn echter geen grote lawaaimakers aanwezig op het bedrijventerrein en zijn er ook geen vestigingsverzoeken van dergelijke bedrijven te verwachten. De bestaande bedrijvigheid op Nijverwaard is gelet op omvang en aard van de activiteiten niet zodanig dat zonering op grond van de Wet geluidhinder verplicht is. Verder is er op basis van de geluidszone en de aanwezige bedrijvigheid vrijwel geen akoestische ruimte beschikbaar om een eventuele grote lawaaimaker te laten vestigen. Dergelijke bedrijven kunnen zich elders vestigen, bijvoorbeeld op het bedrijventerrein Kerkerak dat zeer geschikt is voor de vestiging van grote lawaaimakers. Indien de geluidzonering in stand wordt gehouden moet het zonebewakingsmodel volledig worden geactualiseerd. Uit indicatief onderzoek is gebleken dat er sprake is van juridische zone‐overschrijdingen. Zorgvuldig zonebeheer zou dan ook vragen om bedrijven te gaan beperken in hun (juridische) geluidruimte, oftewel de geluidbelasting te verlagen, en om de zone aan te passen. Hiervoor is aanpassing van omliggende bestemmingsplannen noodzakelijk. De woningen aan de Stationsstraat komen daarbij zeer waarschijnlijk binnen de zone te liggen. Voor deze woningen moet dan het geluidniveau in de woningen worden berekend en moeten hogere waarde worden vastgesteld. De gemeente heeft de visie om delen van het bedrijventerrein verder door te ontwikkelen tot woonboulevard. De gemeente wil dan ook geen grote lawaaimakers meer op dit bedrijventerrein toelaten. Gelet hierop is besloten het gezoneerde industrieterrein Nijverwaard te dezoneren. Dezonering heeft verschillende gevolgen: op het industrieterrein bevinden zich diverse (bedrijfs)woningen en woonwagens. Na dezonering zijn deze woningen akoestisch relevant voor de bedrijfsvoering van de bedrijven; een andere consequentie van het dezoneren van het industrieterrein is dat de bescherming die de geluidszone biedt aan de woningen aan de Stationsweg wegvalt. De Omgevingsdienst Zuid‐Holland Zuid heeft een onderzoek uitgevoerd naar de akoestische situatie op bedrijventerrein Nijverwaard (rapport Akoestische onderbouwing Industrieterrein 'Nijverwaard', vastgesteld op 2 december 2014) zie Bijlage 2 Akoestisch onderzoek dezonering. Daarbij is ook beoordeeld of het dezoneren nadelige gevolgen kan hebben voor de aanwezige bedrijven. Bedrijven Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het dezoneren van het industrieterrein bij het overgrote deel van de aanwezige bedrijven niet leidt tot beperking van de geluidsruimte. De bedrijven houden de geluidsruimte die ze hebben en er is nog geluidsruimte over. Om te zorgen dat de bedrijven in alle gevallen hun huidige geluidsruimte houden is een nota industrielawaai opgesteld (Omgevingsdienst Zuid‐Holland Zuid, zaakmunner 122581, d.d. 6 november 2013) zie Bijlage 3 Nota Industrielawaai. Deze nota zorgt ervoor dat de bedrijven de geluidsruimte die ze nu hebben ook behouden zodat de dezonering niet nadelig is voor de huidige bedrijfsvoering van de bedrijven. De nota industrielawaai zorgt er tevens voor dat het woon‐ en leefklimaat voor de woningen niet wijzigt. Bij één bedrijf kan niet met volledige zekerheid worden gesteld dat de huidige geluidruimte behouden blijft. Bij dit bedrijf wordt nader onderzoek gedaan naar de representatieve bedrijfssituatie en zo nodig een maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit opgesteld. Verder kunnen de optredende maximale geluidsniveaus voor dit bedrijf en nog drie andere aanwezige bedrijven hoger zijn dan op grond van het Activiteitenbesluit rechtstreeks is toegestaan. Hoewel maximale geluidniveaus in de dagperiode op grond van het Activiteitenbesluit uitgesloten zijn van toetsing, worden deze maximale geluidniveaus om redenen van juridische zekerheid vastgelegd in een maatwerkvoorschrift. Zo houden deze bedrijven het recht op deze maximale geluidniveaus. Bij dezonering verandert de status van gezoneerd industrieterrein naar een bedrijventerrein. Op grond van de Handreiking geldt er een streefwaarde van 55 dB(A) en een maximale grenswaarde van 65 dB(A) ter plaatse van geluidsgevoelige functies.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
33
Woningen Voor (bedrijfs)woningen op een geluidsgezoneerd industrieterrein geldt geen dan wel een zeer beperkte mate van bescherming tegen geluid van bedrijven. Door het vervallen van de geluidszonering krijgen de aanwezige (bedrijfs)woningen wel bescherming tegen geluidshinder. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de feitelijk aanwezige geluidssituatie niet verandert; immers de bedrijven houden de geluidsruimte die ze hebben. Voor woningen buiten de zonegrens (Stationsstraat) verdwijnt de bescherming van de zonegrens die achter de woningen lag. De aangrenzende bedrijven mogen nu 50 dB(A) op de gevels van deze woningen produceren. In theorie kan dit tot een toename van geluid leiden, maar in de praktijk is dit niet mogelijk omdat de geluidsruimte van de bedrijven ook wordt begrensd door de aanwezige bedrijfswoningen aan de Calandstraat. Verder is sprake van een grote mate van afscherming door de aanwezige bedrijfsgebouwen. Dezonering leidt niet tot een slechter woon‐ en leefklimaat vanwege maximale geluidsniveaus.
4.4 Bedrijven en milieuhinder Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon‐ en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen; uitgangspunten milieuzonering Het bedrijventerrein wordt met het voorliggende bestemmingsplan gedezoneerd. Bij deze milieuzonering wordt dus uitgegaan van een bedrijventerrein zonder geluidszone. Daarom wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (hierna: SvB). Deze Staat wordt toegepast voor de reguliere bedrijfspercelen. Deze SvB gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB wordt verwezen naar Bijlage 4 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' van deze toelichting. Bij de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met diverse (bedrijfs)woningen binnen het plangebied en de woningen langs het bedrijventerrein. Woningen op het bedrijventerrein Op het bedrijventerrein zijn enkele woningen gelegen. Het betreft hier overduidelijk geen rustige woonwijk, maar een gemengd gebied, zodat gebruik kan worden gemaakt van de (kleinere) richtafstanden die voor een gemengd gebied gelden. Dit houdt in dat direct naast deze woningen bedrijven uit maximaal categorie 2 van de SvB zijn toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.1 zijn op een afstand van 30 m toegestaan en bedrijven uit categorie 3.2 op een afstand van 50 m. Op het bedrijventerrein is ook een aantal woonwagens aanwezig. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het gewenst in de milieuzonering ook rekening te houden met deze woonwagens. Rondom de woonwagens worden, net als bij de woningen, bedrijven uit milieucategorie 2 algemeen toelaatbaar geacht.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
34
Bedrijfswoningen Tevens zijn op het bedrijventerrein verschillende bedrijfswoningen aanwezig. Voor dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon‐ en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf en de hinder die dit veroorzaakt. Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen, bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie en nieuwe bedrijfswoningen niet mogelijk worden gemaakt, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.2 van de SvB toegestaan. Bedrijven uit categorie 4.1 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Deze milieuzonering ten opzichte van bedrijfswoningen wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Bovendien is wegbestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar noch gewenst. Woningen in de directe omgeving van het bedrijventerrein Ten oosten van het plangebied ligt aan de Stationsweg een lint met woonbebouwing. Deze woningen liggen in de directe omgeving van het bedrijventerrein Nijverwaard, de rijksweg A15 en de Betuwespoorlijn. Door de ligging behoren deze woningen tot het omgevingstype 'gemengd gebied'. Bij deze woningen wordt daarom met 1 afstandsstap afgeweken van de richtafstanden uit de SvB. Rustige woonwijken Ten zuiden van het bedrijventerrein Nijverwaard ligt de woonwijk Westwijk II, welke als rustige woonwijk wordt beschouwd. In de woonwijk is geen sprake van functiemenging. Tussen deze woonwijk en het plangebied is een duidelijke ruimtelijke afscheiding in de zin van een watergang, een groenstrook en de rijksweg A15. Ten opzichte van deze woningen worden de richtafstanden uit de SvB dan ook onverkort gehanteerd teneinde een goed woon‐ en leefklimaat te garanderen. Daar waar de verschillende normen elkaar overlappen, wordt ten gunste van de strengste norm besloten. Als de afstand tot een bedrijfswoning bijvoorbeeld categorie 3.2 toestaat, maar de afstand tot een rustige woonwijk slechts categorie 3.1 toestaat, krijgt het betreffende bedrijfsperceel dus een algemene toelaatbaarheid van categorie 3.1. Uitwerking milieuzonering Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in de SvB en de afwijkingen hiervan zoals hierboven beschreven. Afhankelijk van de locatie zijn op het bedrijventerrein Nijverwaard bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 4.2 van de SvB algemeen toelaatbaar. Bij de milieuzonering zijn de direct afleesbare afstandslijnen zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven en kavels. Plaatselijk is gekozen voor een opsplitsing van bestaande bedrijven in verschillende categorieën. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, krijgen een specifieke aanduiding (zie Bijlage 5 Bedrijfsinventarisatie). Uit de inventarisatie van de aanwezige bedrijven blijkt dat 6 bedrijven niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid en daarom een specifieke aanduiding hebben gekregen. Daarnaast heeft het gasontvangstation een specifieke aanduiding gekregen. Op basis van deze specifieke aanduiding kunnen de bedrijven hun activiteiten gewoon voortzetten. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of ‐verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
35
Afwijken van de gebruiksregels De toelaatbaarheid, zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Horeca In het plangebied is één horecazaak aanwezig, namelijk Délifrance aan de Brouwerstraat 25. Het gaat hierbij om lichte horeca, namelijk een lunchroom. In de directe omgeving van de lunchroom zijn geen hindergevoelige functies gelegen. De aanwezigheid van de horecazaak is dan ook niet van invloed op het woon‐ en leefklimaat ter plaatse van de gevoelige functies. Conclusie In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon‐ en leefklimaat ter plaatse van de woningen en wordt de bedrijven voldoende ontwikkelingsruimte geboden voor de toekomst.
4.5 Wegverkeerslawaai Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het plangebied worden dan ook geen nieuwe geluidsgevoelige functies gerealiseerd. Onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) naar wegverkeerslawaai kan dan ook achterwege blijven. Wel zal het verkeer op en langs het bedrijventerrein als gevolg van de transformatie toenemen. Om te bezien of ter plaatse van de bestaande woningen langs de Leeghwaterstraat en de Beijerinckstraat op het bedrijventerrein nog sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch klimaat is onderzoek uitgevoerd. Toetsingskader Bij gebrek aan een eenduidig beoordelingskader voor dergelijke situaties wordt voor de beoordeling van de effecten aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh voorschrijft voor reconstructie situaties. Het gaat dan om het uitstralingseffect. Bij het onderzoek naar het uitstralingseffect dient ingevolge artikel 99 lid 2 onderzocht te worden of sprake is van een significante toename (=1,5 dB) van geluid. Hierbij dient dan de aanvaardbaarheid van de eventuele geluidstoename inzichtelijk te worden gemaakt, maar wordt niet formeel getoetst aan de normstelling uit de Wgh. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid is wel gebruikgemaakt van de normen uit de Wgh. De toename wordt berekend door de geluidsbelasting in de toekomstige situatie (2024) te vergelijken met de huidige geluidsbelasting (2013). Daarbij is opvulling tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB altijd toegestaan. Onderzoek Rekenmethodiek en invoergegevens Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken‐ en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 6. Ten aanzien van de verkeersintensiteiten, verkeersgeneratie en verdeling van het verkeer zijn dezelfde uitgangspunten aangehouden als in het verkeersonderzoek.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
36
De intensiteit op de Leeghwaterstraat zal toenemen van 3.050 mvt/etmaal in 2013 naar 4.700 mvt/etmaal in 2024, waarbij ervan uitgegaan is dat het gehele terrein getransformeerd is. De wegdekverharding op de Leeghwaterstraat bestaat uit klinkers. Voor de voertuigverdeling van het verkeer is uitgegaan van een standaardverdeling van het verkeer op een ontsluitingsweg bedrijventerrein. De woningen langs de Leeghwaterstraat staan op een afstand van 15 m uit de as van de weg. Gerekend is op een hoogte van 1,5; 4,5 en 7,5 m. De intensiteit op de Beijerinckstraat zal toenemen van 5.650 mvt/etmaal in 2013 naar 8.700 mvt/etmaal in 2024, waarbij ervan uitgegaan is dat het gehele terrein getransformeerd is. De wegdekverharding bestaat uit klinkers. Voor de voertuigverdeling van het verkeer is uitgegaan van een standaardverdeling van het verkeer op een ontsluitingsweg bedrijventerrein. De (bedrijfs)woningen langs de Beijerinckstraat staan op een minimale afstand van 15 m uit de as van de weg. Gerekend is op een hoogte van 1,5 en 4,5 m. Resultaten Uit de berekeningen, zie tabel 4.1, blijkt dat in beide gevallen de toename meer dan 1,5 dB is. De hoogste geluidsbelasting langs de Leeghwaterstraat bedraagt 57 dB en langs de Beijerinckstraat 59 dB. Tabel 4.1 Rekenresultaten verkeerstoename 2013 2024 verschil t.o.v. voorkeursgrenswaarde * Leeghwaterstraat 54.77 56.65 1.88 Beijerinckstraat 57.22 59.09 1.87 *verschil 2024‐2013, waarbij opvulling tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB altijd is toegestaan. Maatregelen Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Hiervoor is een aantal maatregelen denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De wegen hebben een ontsluitende functie en dienen ten behoeve van een goede bereikbaarheid van het bedrijventerrein behouden te blijven. Tevens zijn de wegen reeds 30 km/h‐wegen zodat de snelheid niet kan wijzigen. Functiewijziging, wijziging van samenstelling of snelheid van het verkeer zijn daarom niet mogelijk en stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard. Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding. Gezien het geringe aantal woningen waarvoor deze maatregel noodzakelijk is stuit dit op bezwaren van financiële aard. Naast maatregelen aan de bron zijn maatregelen in het overdrachtsgebied mogelijk, bijvoorbeeld door het vergroten van de afstand tot de weg of het plaatsen van geluidsschermen. Vanwege de inpasbaarheid binnen de bestaande bebouwingssituatie is het niet mogelijk om de afstand te vergroten of geluidsschermen te plaatsen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten. De hoogst optredende geluidsbelasting bedraagt 59 dB ten gevolge van het verkeer op de Beijerinckstraat en blijft daarmee ruim beneden de uiterste grenswaarde die de Wgh noemt (63 dB voor binnenstedelijke woningen wanneer de weg gezoneerd zou zijn). De ondervonden geluidsbelasting is
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
37
daarmee aanvaardbaar. Aangezien niet wettelijk getoetst hoeft te worden zijn hieraan dan ook verder geen wettelijke consequenties verbonden.
4.6 Luchtkwaliteit Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven. Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015 fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011 Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. Nibm In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³); een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
Figuur 4.1 Concentratie stikstofdioxide in het plangebied (Monitoringstool)
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
38
Figuur 4.2 Concentratie fijn stof in het plangebied (Monitoringstool) Onderzoek en conclusie Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl‐monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentratie fijn stof direct langs de A15 en de Parallelweg (als maatgevende doorgaande wegen in het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer is gelegen. De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide is in 2015 in vrijwel het gehele plangebied ruim onder de grenswaarden gelegen. De hoogste concentratie stikstofdioxide is aanwezig bij de kruising A15/Parallelweg. De hoogste concentratie is hier 39,6 µg/m³ en ligt dus nog onder de grenswaarde van 40 µg/m³. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het gehele plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat.
4.7 Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicovolle inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
39
risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10‐6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. Vervoer van gevaarlijke stoffen In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10‐5 per jaar en de streefwaarde 10‐6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10‐6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10‐6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire. Besluit externe veiligheid buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Onderzoek Risicovolle inrichting Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er in het plangebied één risicovolle inrichting aanwezig is. Het gaat hierbij om benzineservicestation Helbro bv inclusief lpg‐vulpunt (jaardoorzet 999 m³) aan de Lelystraat 97. Bij deze inrichting zijn 3 objecten met een PR 10‐6‐contour. Rondom het vulpunt ligt een contour van 45 m, rondom het ondergronds reservoir een contour van 25 m en rondom de afleverinstallatie een contour van 15 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 150 m. Binnen de PR 10‐6‐contour zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Wel zijn er beperkt kwetsbare objecten (bedrijven) binnen de contour gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR 10‐6‐contour als een richtafstand. Omdat het hierbij gaat om bestaande bebouwing, wordt de situatie aanvaardbaar geacht. De aanwezige risicovolle inrichting vormt hiermee geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Transport van gevaarlijke stoffen over de A15 en de Betuweroute Het plangebied ligt binnen de invloedsfeer van het wegvervoer van gevaarlijke stoffen over de A15. Het gaat hierbij om het wegvak Z79, tussen afrit 23 Papendrecht/N3 en afrit 27 Gorinchem. Daarnaast ligt het plangebied binnen de invloedsfeer van de Betuweroute (vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor). De Betuweroute zelf wordt niet in het bestemmingsplan Nijverwaard meegenomen. Het spoor en het geluidsscherm van de Betuweroute vallen in het bestemmingsplan Buitengebied. De PR 10‐6‐contour ten gevolge van de rijksweg A15 en de Betuweroute is berekend door de omgevingsdienst Zuid‐Holland Zuid. Hieruit blijkt dat op basis van het Basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen de PR 10‐6‐contour van de A15 op 42 m van het hart van de weg is gelegen en de PR 10‐6‐contour
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
40
van de Betuweroute op 15 m. Binnen deze PR 10‐6‐contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. In het plangebied zijn er binnen deze contour geen kwetsbare objecten aanwezig. Deze worden in de toekomst ook niet toegestaan. In de zone van de Betuweroute ligt onder andere de lightrailverbinding Dordrecht‐Elst, groen‐ en waterpartijen, taluds en wegen. De strook van 42 m van de A15 heeft een verkeers‐, groen‐, bedrijven‐ en/of waterbestemming zonder bebouwingsmogelijkheden. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die passen binnen de bestemming zijn wel mogelijk. In het maximale groeiscenario legt het PR als gevolg van het vervoer over de snelweg A15 en de Betuweroute geen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de A15 en de Betuweroute geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De geprojecteerde bebouwing van Nijverwaard ligt buiten dit plasbrandaandachtsgebied. Het PR legt dan ook geen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen van het onderhavig bestemmingsplan. Dit vormt geen knelpunt voor het plangebied. Transport door buisleidingen Ten noorden van de Betuweroute langs het spoor loopt de hogedruk aardgastransportleiding W‐528‐01 (diameter 12 inch, 40 bar). De leiding zelf ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan Nijverwaard. Het invloedsgebied van de leiding is 250 m en valt daarmee binnen het plangebied. Ter hoogte van de Parallelweg/Stieltjesstraat is een tweede hogedruk aardgasleiding gelegen. Het gaat hierbij om de leiding W‐528‐10 (diameter 6 inch, 40 bar). Deze leiding is een aftakking van de gasleiding die langs het spoor loopt. De leiding komt uit op het gasdrukregel‐ en meetstation dat gevestigd is aan de Lelystraat 122a en 122b. De PR 10‐6‐contour is niet buiten de leiding gelegen. Rondom de leiding is een belemmeringenstrook van 4 m gelegen waarbinnen geen bebouwing is toegestaan. Het invloedsgebied van de leiding is 150 m. Verantwoording groepsrisico Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Alleen via wijzigingsbevoegdheden worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarmee is geen sprake van een directe toename van het GR. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt een beperkte verantwoording opgesteld, waarin wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Voor de A15 en de Betuweroute heeft de Omgevingsdienst Zuid‐Holland Zuid actuele risicoberekeningen uitgevoerd, uitgaande van actuele gegevens over het vervoer (zie Bijlage 7 QRA Betuweroute. Daarnaast is bepaald dat legalsiatie van de woonwagens geen relevante bijdrage levert aan de hoogte van het GR (zie Bijlage 8 Memo woonwagens Ten slotte heeft de Veiligheidsregio in het kader van het vooroverleg een advies uitgebracht (zie overlegreacties in ). Risicorelevante bedrijven worden in het plangebied niet verder toegestaan en bedrijven die onder het Bevi vallen worden expliciet in de regels uitgesloten. Functies met minder zelfredzame personen zijn in het plangebied niet toegestaan. Het bruto vloeroppervlak en de bebouwingshoogten binnen het plangebied nemen niet verder toe dan in de bestaande planologische situatie. In de regels zijn maximum bebouwingspercentages per bouwblok aangegeven en is de bouwhoogte gemaximaliseerd. Er zijn voldoende vluchtwegen aanwezig die van risicobronnen aflopen. Er zijn zowel oost‐west‐ als noord‐zuidverbindingen. De in het plangebied aanwezige personen zijn in een leeftijdscategorie waarbij de zelfredzaamheid optimaal is. Er wordt ingespannen om via informatie en communicatie de mogelijke gevolgen van een eventuele calamiteit te beperken. De veiligheidsregio adviseert verder om binnen gebouwen zoveel mogelijk loodrecht op de risicobron te projecteren, ventilatie die centraal buiten werking gesteld kan worden toe te passen, zo min mogelijk glas aan de risicozijde toe te passen en niet‐verblijfsruimten aan de gevaarszijde te plaatsen. Dit advies wordt bij bouwplantoetsing meegenomen. Lpg‐tankstation Uit de risicokaart blijkt dat er geen overschrijding van het GR plaatsvindt. Het GR is daarmee aanvaardbaar. Wel adviseert de Veiligheidsregio om binnen 30 m van de leiding geen nieuwe gebouwen toe te staan of enkel gebouwen met een brandwerende gevel van 60 minuten. Zie voor aspecten als
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
41
zelfredzaamheid en beheersbaarheid hieronder. A15 en Betuweroute Uit de berekeningen van de Omgevingsdienst blijkt dat de hoogte van het GR ter hoogte van het plangebied als gevolg van de A15 0,89 maal de oriëntatiewaarde (van oost naar west) is. De Betuweroute wordt in het kader van het vast te stellen Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen als de zwaarste categorie vervoersas aangemerkt. Ook bij de Betuweroute dient rekening gehouden te worden met een veiligheidszone. Uit de berekeningen van de Omgevingsdienst blijkt dat de hoogte van het GR ter hoogte van het plangebied 0,53 maal de oriëntatiewaarde (van oost naar west) is. Het reduceren van het aantal transporten met gevaarlijke stoffen over de rijksweg A15 en Betuweroute is niet aan de orde. Er is een vervoersplafond opgenomen, dat kan niet zonder meer gewijzigd worden.
Figuur 4.3 Oriëntatiewaarde groepsrisico A15 (Omgevingsdienst Zuid‐Holland Zuid) Mogelijk optredende scenario's vanwege de A15 en de Betuweroute zijn: brandbare gassen, zoals lpg en propaan; toxische gassen, zoals ammoniak en zwavelstoffluorlde; brandbare vloeistoffen, zoals benzine. De brandweer bereidt zich voor op de gevolgen van een zogenaamd 'maatgevend scenario'. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt dit scenario door lpg‐transporten gevormd. Voor lpg‐transport is het maatgevende scenario een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) van een tankauto tijdens transport. Beheersbaarheid Bestrijding van een dreigende BLEVE vereist veel bluswater bedoeld voor het koelen van de lpg‐tank, een goede bereikbaarheid en een geschikte opstelplaats voor voertuigen. Bij voldoende koeling zal een BLEVE worden voorkomen. Hiervoor wordt (vanwege de snelheid die is geboden) gebruikgemaakt van primaire bluswatervoorzieningen (in het voertuig aanwezige water en brandkranen op het openbaar waterleidingnet). De Veiligheidsregio Zuid‐Holland Zuid heeft in haar advies van 11 maart 2013 aangegeven dat de brandweer in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied kan zijn. De bluswatervoorziening in het plangebied en langs de Betuweroute is voldoende. Voor de hoeveelheid bluswater langs de A15 geldt dat op dit moment voldoende bluswater niet gegarandeerd is. Ten gevolge van dit bestemmingsplan vindt echter geen beperking van bluswater plaats en is geen sprake van
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
42
ontwikkelingen. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. In het invloedsgebied van de A15 en Betuweroute bevinden zich bedrijven, detailhandelsbedrijven, kantoren en (bedrijfs)woningen. Er zijn meerdere vluchtwegen die loodrecht op de risicobron staan. Deze wegen betreffen onder andere de Leeghwaterstraat, de Ringersstraat, de Marisstraat, de Beijerinckstraat, de Stieltjesstraat, de Bruningstraat, de Leemansstraat, de Cruquiusstraat, de Vierlinghstraat en de Calandstraat. In noordelijke richting leiden deze wegen ingeval van een incident van de risicobron af via de Blankenstraat, de Lelystraat en de Parallelweg. Ten aanzien van de zelfredzaamheid van personen kan worden gesteld dat de fysieke mogelijkheden van de aanwezige personen in het plangebied om bij een incident te vluchten groot zijn. Er zijn geen kwetsbare objecten in het plangebied aanwezig zoals gebouwen bestemd voor het verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen, scholen of dagopvang van minderjarigen. Ook bevinden er zich geen kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² in het plangebied. Er zijn wel beperkt kwetsbare objecten in het plangebied aanwezig, namelijk een aantal verspreid liggende (bedrijfs)woningen. Ter plaatse van de (bedrijfs)woningen kunnen verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn. Aangezien het aantal (bedrijfs)woningen binnen het invloedsgebied beperkt is, is het aantal verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied zeer laag. Tevens zijn de (bedrijfs)woningen goed te ontvluchten. Het gaat hier namelijk om gebouwen met een beperkt aantal bouwlagen. De zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied is daarmee goed te noemen. Buisleidingen Het GR varieert tussen de 0 en 0,1 maal de oriënterende waarde. De brandweer bereidt zich voor op de gevolgen van een zogenaamd 'maatgevend scenario'. Bij hogedruk aardgastransportleidingen vormt een incident veroorzaakt door leidingbreuk en ontsteking van het uitstromende gas (fakkelbrandscenario) het maatgevende scenario. In onderstaande tabel zijn de effectafstanden weergegeven voor het scenario waarin een lek van 30 mm ontstaat en het scenario waarin een volledige leidingbreuk plaatsvindt (guillotine). Tabel 4.4 Effectafstanden fakkelbrandscenario fakkelbrandscenario effect schadebeeld effectafstand (m) 30 mm guillotine 100% letaal (35 kW/m2) verwoestende schade ‐ 15 m 10% letaal (23 kW/m2) (zeer) zware schade ‐ 35 m 1% letaal (12,5 kW/m2) middelmatige schade 7 m 50 m (= invloedsgebied) 1e graad brandwonden (5 kW/m2) lichte schade 10 m 90 m Voor een fakkelbrandscenario geldt dat er directe ontsteking plaatsvindt waardoor er sprake is van een snel scenario. Op het moment dat de hulpverlening ter plaatse is kan worden begonnen met het redden van slachtoffers. De duur van de zogenaamde 'flare' is afhankelijk van de snelheid waarop de leiding kan worden afgesloten en is niet door de hulpverlening te beïnvloeden. De effecten kunnen worden beperkt door een snelle inzet van de brandweer, deze inzet zal zich richten op het voorkomen van uitbreiding van de brand. Ten aanzien van de zelfredzaamheid van personen kan worden gesteld dat de fysieke mogelijkheden van de aanwezige personen in het plangebied om bij een incident te vluchten groot zijn. Zie voor zelfredzaamheid en beheersbaarheid ook hiervoor onder het kopje A15 en Betuweroute.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
43
Conclusie Met het vaststellen van het bestemmingsplan wordt aan de normen voor het PR voldaan. Het GR is beperkt, neemt niet toe en is verantwoord. Het restrisico is met inachtneming van de hierboven beschreven maatregelen acceptabel. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.8 Kabels en leidingen Beleid en normstelling Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens gelden rond dergelijke leidingen zones met mogelijke beperkingen. In paragraaf 4.7 is ingegaan op de in het plangebied aanwezige risicorelevante leiding. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet‐relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Onderzoek Ten noorden van het plangebied is de 215 kV‐hoogspanningsverbinding Papendrecht‐Arkel gelegen. De indicatieve zone van deze verbinding is 80 m aan beide zijden. De lijn ligt op ruim 300 m afstand van het plangebied. Daarnaast ligt ten noordwesten van het plangebied de 380 kV‐hoogspanningsverbinding Krimpen‐Crayestein. De indicatieve zone van deze verbinding is 215 m aan beide zijden. De lijn ligt op circa 300 m afstand van het plangebied. Het plangebied ligt dus buiten de indicatieve zone van beide verbindingen waarbinnen beperkingen gelden voor nieuwbouw van gevoelige objecten, zoals woningen. Langs de Beijerinkstraat en de Tolsteeg is een rioolwaterpersleiding gelegen. Deze leiding heeft een beschermingszone van 2 m aan weerszijden van het hart van de leiding. Ten behoeve van de bescherming van de leiding is de dubbelbestemming Leiding ‐ Riool opgenomen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.9 Bodemkwaliteit Beleid en normstelling Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
44
Figuur 4.5 Bodemverontreiniging in plangebied (www.bodemloket.nl) Onderzoek en conclusie Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Er vindt geen feitelijke functieverandering plaats waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het project niet in de weg staat.
4.10 Water Normstelling en beleid Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door Waterschap Rivierenland. Bij het tot stand komen van deze paragraaf is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze paragraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Beleidslijn grote rivieren; Waterwet.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
45
Provinciaal: Provinciaal Waterplan; Provinciale Structuurvisie; Verordening Ruimte. Waterschapsbeleid Het Waterbeheerplan 2010‐2015 heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal: 1. het bieden van veiligheid tegen overstromingen; 2. het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1); 3. het realiseren van de waterkwaliteits‐ en ecologische doelstellingen (KRW2); 4. het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren; 5. het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Het Waterbeheerplan 2010‐2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden. Gemeentelijk beleid Waterschap Rivierenland heeft samen met de gemeente Sliedrecht een stedelijk waterplan voor Sliedrecht opgesteld. In het waterplan kijken beide overheden vooral naar de waterkwaliteit, de hoeveelheid water in natte én in droge perioden en de wijze waarop het water wordt onderhouden. Hiervoor hebben de verschillende vijvers, sloten en plassen in Sliedrecht een specifieke gebruiksfunctie gekregen. Denk hierbij aan recreatiewater of natuurwater. Vervolgens zijn er doelen en maatregelen bepaald voor elke type water. Bijvoorbeeld de bereikbaarheid van viswater en de inrichting van natuurvriendelijke oevers langs natuurwater. Daarnaast heeft de gemeente het Gemeentelijke Rioleringsplan (2012‐2018) opgesteld. De gemeente heeft als taak het aanleggen van een rioleringsstelsel en het beheren/exploiteren daarvan. Het Rioleringsplan geeft inzicht in het functioneren van het rioolsysteem en benodigde maatregelen voor het goed functioneren hiervan. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is gelegen ten noorden van de kern Sliedrecht tussen de A15 en de Betuwelijn en bestaat uit het bedrijventerrein Nijverwaard. De bedrijfspercelen op het terrein zijn nagenoeg geheel verhard. De randen van het plangebied zijn groen ingericht met watergangen. Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veengrond. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP ‐1,2 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
46
Figuur 4.6 Bodemsoort en grondwatertrap in plangebied (www.bodemdata.nl) Waterkwantiteit In het noorden van het plangebied is langs de Parellelweg een A‐watergang gelegen. A‐watergangen zijn van primair belang voor het waterbeheer en worden daarom door het waterschap onderhouden. In het zuiden van het plangebied is langs de A15 een B‐watergang gelegen. B‐watergangen zijn van secundair belang voor het waterbeheer en dienen door de aangrenzende eigenaren te worden onderhouden. Verspreid in het plangebied liggen daarnaast enkele C‐watergangen. C‐watergangen zijn wateren die van tertiair belang zijn voor het waterbeheer waarvoor geen jaarlijkse onderhoudsplicht geldt. Het plangebied is gelegen in het stedelijk peilgebied Sliedrecht dat een vast waterpeil heeft van ‐1,92 m NAP. Ter hoogte van de Betuwelijn staat langs de Beijerinckstraat/Tolsteeg een stuw die het overtollige water uit het stedelijk gebied afvoert naar het landelijk gebied. De zuidelijke berm langs de Leeghwaterstraat (gelegen langs een watergang) heeft eveneens een waterbergingsfunctie, waardoor deze niet zomaar opgehoogd mag worden. Verder is bij de herberekening van de wateropgave voor de gemeente Sliedrecht gebleken, dat er op het bedrijventerrein Nijverwaard op een tweetal locaties is te zien dat het maaiveld zo laag is gelegen dat hier wateroverlast op kan treden (overigens zijn deze locaties niet aan de watergang gelegen, ofwel hierbij zou inundatie uit riolering (putdeksels) moeten komen). Bij toekomstige bouwplannen dient hier rekening mee te worden gehouden.
Figuur 4.7 Watergangen (http://wsrl.webgispublisher.nl/Default.aspx?map=Legger_Water#)
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
47
Veiligheid en waterkeringen Het plangebied ligt niet in de kern‐/beschermingszone van een waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel. Door het plangebied loopt langs de Beijerinkstraat en de Tolsteeg een rioolwatertransportleiding. Toekomstige situatie Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De ontwikkelingen die mogelijk zijn leiden hooguit tot een functieverandering van bedrijvigheid naar perifere detailhandel. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Wel is het mogelijk bestaande bebouwing uit te breiden. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en ‐beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet‐uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's‐houdende materialen), zowel gedurende de bouw‐ als de gebruiksfase. Water en Waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Verder zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de waterbergingsfunctie en rioolwatertransportleiding. Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.11 Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit een bestaand bedrijventerrein tussen de snelweg en het spoor in. Op het bedrijventerrein is verspreid opgaande beplanting aanwezig en langs de noord‐ en zuidkant liggen watergangen. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Binnen de juridische regeling zijn echter wel functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk. Het plan biedt ook ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan‐ of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
48
Toetsingskader Beleid Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur is in Zuid‐Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt. Normstelling Flora‐ en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora‐ en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier‐ en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier‐ en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings‐ of vaste rust‐ en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken (voorheen Ministerie van EL&I/LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land‐ en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust‐ en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
49
beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5‐soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van Economiche Zaken (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel‐ en Habitatrichtlijn; b. door de minister van Economiche Zaken (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur‐ of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Aan de zuidoostkant van Sliedrecht ligt het Natura 2000‐gebied, tevens EHS, De Biesbosch. Circa 5,3 km ten noordwesten van het plangebied ligt het Natura 2000‐gebied Donkse Laagten.
Figuur 4.8 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: geo‐loket provincie Zuid‐Holland)
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
50
De Biesbosch bestaat uit een groot aantal eilanden en kreken, die grotendeels zijn begroeid met wilgenbos, in afwisseling met struwelen, ruigten, rietlanden en graslanden. Het gebied stond bekend als het grootste zoetwater getijdengebied van Europa, maar veel van deze faam is teloorgegaan door de uitvoering van de Deltawerken. Wat zich sindsdien gevormd heeft, is een ondoordringbare wildernis die, vooral door haar uitgestrektheid, nog steeds van groot belang is voor een heel scala aan habitattypen en moerassoorten, waaronder bever, ijsvogel, blauwborst, noordse woelmuis, fint en grote modderkruiper. Ook is het gebied rijk aan bijzondere epifytische mossen. Aan de noordoostkant van het gebied ligt een polder‐ en uiterwaardenlandschap met enkele van de beste voorbeelden van stroomdalgrasland en weidekervelhooiland in ons land. De Biesbosch is aangewezen als Habitat‐ en Vogelrichtlijngebied. De Donkse Laagten is een Vogelrichtlijngebied in de Alblasserwaard, dat bestaat uit vochtige en natte graslanden. Het gebied is van betekenis als foerageergebied en slaapplaats voor de kolgans, die zowel in het gebied zelf als in de omgeving naar voedsel zoekt. Als weidevogelgebied heeft het gebied vooral een regionale betekenis. In botanisch opzicht zijn de aanwezige dotterbloemhooilanden en het blauwgrasland van betekenis. In onderstaande tabel zijn de instandhoudingsdoelen voor de Donkse Laagten opgenomen. Blauwgraslanden is een complementair doel. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl). Vaatplanten De laanbeplanting, de bermen en de groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol. Vogels In de plantsoenen en groenstroken komen tuin‐ en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, de kraai en de grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Zoogdieren Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen. Amfibieën Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruikmaken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de voorkomende biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor. Vissen De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
51
Overige soorten Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.2 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen vrijstellingsregeling tabel 1 grote kaardenbol, brede nee Ffw wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker ontheffingsregeling tabel 2 kleine modderkruiper ja Ffw tabel 3 bijlage 1 AMvB geen nee bijlage IV HR alle vleermuizen ja vogels cat. 1 t/m 4 buizerd, gierzwaluw en huismus ja Toetsing en conclusie Gebiedsbescherming Het plangebied is op circa 1,5 km afstand van het Natura 2000‐gebied 'Biesbosch' gelegen. In dit Natura 2000‐gebied zijn vermestings‐ en verzuringsgevoelige habitattypen aanwezig. Het habitattype 'stroomdalgraslanden' is voor de Biesbosch het meest kritische habitattype. De kritische depositiewaarde voor stikstof is voor dit habitattype 1.250 mol/ha/jaar. In de huidige situatie (jaar 2010) zijn de achtergrondconcentraties hoger dan de kritische depositiewaarde (> 1.440 mol/ha/jaar). Ook in 2023 zijn de achtergrondconcentraties hoger dan de kritische depositiewaarde (> 1.290 mol/ha/jaar). Voor het habitattype 'stroomdalgraslanden' zijn in de instandhoudingsdoelen een uitbreidingsopgave voor het oppervlak van het habitattype en een behoudsdoelstelling van de kwaliteit opgenomen. Het habitattype blauwgraslanden komt in de Donkse Laagten voor onder invloed van onderdijkse kwel, met name in het meest westelijke deel van het gebied, onder andere bij de Zijdebrug en langs de boezemkade. Het plangebied betreft een bestaand bedrijventerrein. Binnen dit terrein is vestiging van andere bedrijven mogelijk. Het plan stuurt op verplaatsing van bedrijvigheid binnen Nijverwaard zodat het westelijk deel een concentratie woonboulevardwinkels vormt en het oostelijk deel de overige bedrijvigheid vormt. Omdat in dit bestemmingsplan een milieuzonering is opgenomen, maakt dit plan
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
52
minder zware bedrijvigheid mogelijk dan het vigerende bestemmingsplan waardoor de stikstofdepositie eerder zal afnemen dan zal toenemen. In theorie kan het bestemmingsplan leiden tot een toename van de verkeersintensiteiten op de A15. Dit is echter niet aannemelijk gelet op de huidige invulling van het bedrijventerrein en de beoogde concentratie van woonboulevardwinkels. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier‐ of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1‐soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl). Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2‐ en 3‐soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt. Daarnaast heeft de gemeente een gedragscode Flora‐ en faunawet. Hierin zijn richtlijnen opgesteld voor werkzaamheden die vallen onder 'bestendig beheer en onderhoud', zoals het maaien van gras, snoeien van bomen en onderhoud van groenvoorzieningen. De gedragscode geldt ook voor werkzaamheden voor 'ruimtelijke ontwikkeling en inrichting', hieronder vallen onder andere grondwerkzaamheden, kappen van bomen en sloop, renovatie of achterstallig onderhoud van gebouwen.
4.12 Archeologie Toetsingskader Verdrag van Malta Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
53
De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Nota Belvedère, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W. Onderzoek en conclusie Uit de kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid‐Holland (provincie Zuid‐Holland) blijkt dat binnen het plangebied een kleine kans op archeologische sporen is. Nader onderzoek of bescherming van de archeologische waarden is niet noodzakelijk.
4.13 Detailhandel Overheden die nieuwe ontwikkelingen van detailhandel mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing ervan wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In deze paragraaf wordt de ruimte voor detailhandel in het bestemmingsplan getoetst aan stap 1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij de conclusie is dat er sprake is van een actuele regionale behoefte en dat onaanvaardbare leegstandseffecten niet zullen optreden. In het kader van de ontwikkeling van de woonboulevard is een ruimtelijke economisch onderzoek uitgevoerd naar de marktbehoefte en de ruimtelijke effecten van de ontwikkeling. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 Ruimtelijk economisch onderzoek. In reactie op opmerkingen van de provincie is een analyse van de marktbehoefte en de ruimtelijke effecten van de ontwikkeling uitgevoerd uitgaande van de resultaten van de Koopstromenonderzoek Randstad 2011, welke is te vinden in Bijlage 13 DPO uitgaand van KSO. De conclusies uit deze analyse komen overeen met het eerder genoemde ruimtelijk‐economisch onderzoek.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
54
Daarnaast is een analyse uitgevoerd van de leegstandseffecten van de realisatie van de representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van de woonboulevard. Dit onderzoek is opgenomen in de Bijlage 11 Onderzoek leegstandsinventarisatie en duurzame verstedelijking woonboulevard Sliedrecht. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn in het navolgende weergegeven. Maximale planologische invulling In het bestemmingsplan is voor (delen van) twee braakliggende percelen de bestemming Detailhandel opgenomen. Uitgaande van de bouwhoogte en een bebouwingspercentage van 70% is de volgende maximale planologische invulling mogelijk: 1. Oppervlak bestemming detailhandel = 9.033 m² * 4 bouwlagen * 70% = 25.292 m² bruto vloeroppervlak (bvo) detailhandel 2. Oppervlak bestemming detailhandel = 9.613 m² * 2 bouwlagen * 70% = 13.458 m² bvo detailhandel Binnen de woonboulevardzone is op bedrijfspercelen een bevoegdheid tot wijziging in detailhandel opgenomen. Uitgaande van de bouwhoogte en een bebouwingspercentage van 70% is de volgende maximale planologische invulling mogelijk: 3. Totale oppervlak bestemmingen met bevoegdheid tot wijziging in detailhandel = 27.858 * 2 bouwlagen * 70% = 39.001 m² bvo detailhandel De totale maximale planologische invulling is de optelsom van de bovengenoemde gebieden 1, 2 en 3. Het totale gebied biedt ruimte voor realisatie van 77.751 m² bvo nieuwe detailhandel (bovenop het reeds aanwezige oppervlak aan detailhandel, zijnde afgerond 87.000 m² bvo). Voor de analyse is het winkelvloeroppervlak (wvo) van belang. Dit is het voor consumenten toegankelijke/zichtbare deel van de winkel (dus exclusief magazijn, expeditie, kantoor, sociale en technische ruimten). Van de detailhandel op de woonboulevard is het wvo doorgaans circa 80% van het bvo. De maximale planologische invulling in winkelvloeroppervlak is 77.751 m² bvo X 80% = 62.201 m² wvo: dit is afgerond op 62.200 m² wvo. Dat metrage vormt de maximale invulling van de planologische mogelijkheden van de nieuwe stedelijke ontwikkeling in het plangebied en levert voor wat betreft de leegstandsanalyse een worstcase‐benadering op. Het benadert een theoretische situatie, waarin geen rekening wordt gehouden met distributieplanologische effecten van ondermeer uniciteit van het winkelaanbod (bijvoorbeeld Loods 5), vergroting van het bereik van de woonboulevard en verschuiving van kooporiëntaties binnen het verzorgingsgebied. Deze benaderingswijze is uitgangspunt van de analyse. Overigens staat in het onderstaande vermeld waarom deze maximale planologische invulling binnen de planperiode naar alle waarschijnlijk niet zal worden gerealiseerd. Representatieve maximale planologische invulling De maximale planologische invulling in winkelvloeroppervlak is 62.200 m² wvo. Deze ruimte mag uitsluitend worden ingevuld met nieuwe detailhandel uit drie branches: wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier (zie ook paragraaf 2.3). Om een representatieve verdeling te bepalen in de invulling met deze branches is een benchmarkanalyse uitgevoerd van met Nijverwaard vergelijkbare woonboulevards. Woonboulevard Nijverwaard heeft een oppervlak van afgerond 70.000 m² wvo, daarom is een benchmark opgesteld van alle zeer grote woonboulevards in Nederland: met oppervlak van meer dan 70.000 m² wvo in de branches wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier. Deze benchmark is weergegeven in tabel 4.3.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
55
Tabel 4.3 Benchmark van alle woonboulevards in Nederland met een oppervlak > 70.000 m² wvo in de branches wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier (Locatus, november 2014) plant & doe‐het‐z wonen totaal woonplaats dier elf Duiven 18.500 12.417 45.922 76.839 Groningen 11.957 8.280 53.565 73.802 Heerlen (Ten Esschen) 7.897 6.440 93.008 107.345 Breda 8.589 10.997 67.919 87.505 Son en Breugel ‐ 7.140 96.108 103.248 Amsterdam (Amstel III) 680 10.980 63.458 75.118 Utrecht (Kanaleneiland) ‐ 1.357 86.279 87.636 totaal (m² wvo) 47.623 57.611 506.259 611.493 totaal (%) 8% 9% 83% 100% Als de procentuele verdeling van oppervlak naar branche uit de benchmark wordt gehanteerd voor de maximale planologische invulling van de detailhandelsruimte op Nijverwaard, geeft dit de volgende representatieve verdeling van oppervlaktes: ‐ wonen : 51.500 m² wvo ‐ doe‐het‐zelf : 5.860 m² wvo ‐ plant & dier : 4.840 m² wvo ‐ totaal : 62.200 m² wvo In de worstcase‐benadering is het 'verdringingseffect' één‐op‐één. Anders gezegd: de mogelijke ontwikkeling van in totaal 62.200 m² wvo in bovenstaande verdeling naar winkelbranche heeft in het worst case scenario tot gevolg dat eenzelfde oppervlak aan detailhandel in het verzorgingsgebied verdwijnt (door verhuizing naar de woonboulevard, door bedrijfsbeëindiging en/of bij gebrek aan opvolging). Leegstandseffect verzorgingsgebied van representatieve maximale planologische invulling In het theoretisch uiterste geval heeft de realisatie van 62.200 m² wvo op de woonboulevard Nijverwaard in de betreffende branches een evenredige toename van de leegstand in het verzorgingsgebied tot gevolg. Deze leegstand zal ontstaan door: 1. verplaatsing van winkels; 2. gebrek aan opvolging; 3. of een verslechterde concurrentiepositie. Het onder 1 bedoelde effect treedt lokaal op, maar verplaatsing betekent dat per saldo in het verzorgingsgebied geen sprake is van toename van de leegstand. Verplaatsing van winkels naar toekomstgerichte locaties, zoals woonboulevard Sliedrecht, leidt niet tot toename van de leegstand, maar tot her‐allocatie van bestaand aanbod en winkeloppervlak. Van leegstand als gevolg van een gebrek aan opvolging is meestal sprake in kleinere, solitair gevestigde winkels die doorgaans niet of nauwelijks voldoende economisch‐duurzaam functioneren, en die op opvolging binnen familieverband zijn aangewezen. Die leegstandseffecten hebben een autonoom karakter omdat ze ook zonder nieuwe stedelijke ontwikkelingen – zoals de concentratielocatie Nijverwaard – vroeger of later zullen optreden. De onder 3 genoemde vorm van leegstand kan optreden als direct effect van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waar de concurrentiepositie door bereikbaarheid, traffic, concentratie en verdieping van branches en assortimenten, onderlinge afstemming en synergie beter is dan op andere locaties.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
56
In tabel 4.4 is weergegeven wat de toename van de leegstand naar oppervlak in het verzorgingsgebied kan worden in het theoretisch uiterste geval dat de ontwikkeling van de detailhandel op woonboulevard Nijverwaard volledig afkomstig is van afname elders binnen het verzorgingsgebied. Hierbij is uitgegaan van de totale omvang en de verdeling naar branche van de representatieve maximale planologische detailhandelsinvulling, zoals in bovenstaande bepaald. Tabel 4.4 Leegstand verzorgingsgebied woonboulevard Nijverwaard (bron: Locatus, oktober 2014)
De realisatie van de representatieve maximale planologische invulling van de woonboulevard Nijverwaard kan in het uiterste geval tot gevolg hebben dat de leegstand van het winkeloppervlak in het verzorgingsgebied toeneemt met maximaal 1,3 procentpunt (van de autonome leegstand à 10,9 naar 12,2%). Dit beperkt leegstandseffect geldt in algemene zin voor het gehele verzorgingsgebied (binnen 30 autominuten van Nijverwaard) dat zich bevindt in de provincies Zuid‐Holland, Noord‐Brabant en Utrecht. Hierbij wordt uitgegaan van de worstcase‐hypothese dat de representatieve maximale planologische invulling direct na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan integraal wordt gerealiseerd, waarbij voor wat betreft de komende planperiode het volgende in aanmerking moet worden genomen: d. In de praktijk zal die planologische niet worden gerealiseerd, omdat het grootste deel van de met een wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel bestemde gronden en gebouwen op dit moment in gebruik is voor bedrijfsdoeleinden. e. Aannemelijk is dat de omschakeling van het bestaande, feitelijke gebruik over een langere periode in fases zal worden gerealiseerd. f. Het gaat per saldo om gefaseerde herbestemming en verplaatsing van de bestaande functies naar andere locaties. Overigens zal om de volgende redenen het leegstandseffect n de hierboven bedoelde hypothetische uiterste situatie hoogstwaarschijnlijk nooit zal optreden. De volgende factoren hebben een dempend effect op de leegstand in het verzorgingsgebied: Er is in de analyse uitgegaan van een modelmatige benadering op basis van landelijke gemiddelden. In werkelijkheid kunnen winkels ook met een benedengemiddelde omzet economisch‐duurzaam functioneren. Door een groeiend inwonertal in het verzorgingsgebied is sprake van een groeiende vraag naar detailhandel. Dit dempt een eventueel leegstandseffect als gevolg van de ontwikkeling van het winkelaanbod op woonboulevard Nijverwaard. Een deel van de ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel bevindt zich op percelen met een wijzigingsbevoegdheid die momenteel in gebruik zijn door bedrijven. Dit betekent dat deze locaties gefaseerd beschikbaar komen, waardoor eventuele effecten gespreid over de komende bestemmingsplanperiode plaatsvinden.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
57
Het detailhandelsbeleid van provincie en regio is gericht op concentratie van het aanbod op in de provinciale verordening aangewezen locaties voor grootschalige woonwinkels, waar woonboulevard Nijverwaard er één van is. De detailhandelsontwikkeling op de concentratielocaties bestaat deels uit bedrijven die vertrekken van bestaande (niet in de verordening aangewezen) overige locaties. De door ondernemers op zulke locaties te maken keuzes voor verplaatsing zijn veeleer een gevolg van de provinciale beleidskeuze dan van nieuwe stedelijke ontwikkeling van de in de verordening aangewezen locaties. Tot slot wordt opgemerkt dat vrijkomende winkelruimte niet noodzakelijk langdurig leegstaat. Doorgaans is herinvulling met andersoortige detailhandel of functies goed mogelijk. In het geval van verspreide winkels op bedrijventerrein is het vaak ruimtelijk wenselijk dat wordt teruggekeerd naar een bedrijfsinvulling. Het samenspel van bovenstaande factoren maakt de verdere ontwikkeling van woonboulevard Sliedrecht hoe dan ook geen onaanvaardbare effect op het woon‐, leef‐ en ondernemersklimaat.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
58
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
59
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
5.1 Algemeen Dit hoofdstuk gaat in op de achtergrond van de juridische regeling en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Achtereenvolgens wordt de planvorm verantwoord en gaat het hoofdstuk in op de systematiek van de verschillende bestemmingen. Wettelijke vereisten De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie‐ en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Planvorm Er is sprake van een gedetailleerd bestemmingplan waarbij de aanwezige bedrijven en functies worden voorzien van een actuele regeling en een passende bestemming. Hierbij is er voor gekozen om de bedrijven op het bedrijventerrein te bestemmen als Bedrijf en de aanwezige perifere detailhandel op het bedrijventerrein binnen de meubelboulevardzone te bestemmen als Detailhandel. Perifere detailhandel buiten de meubelboulevardzone is bestemd als Bedrijf met een nadere aanduiding voor 'detailhandel'. Bij de bestemming Bedrijf is zoveel mogelijk aangesloten op de flexibele regeling uit het vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van de detailhandelsvestigingen is vaak op de voorzijde van het terrein ruimte gecreëerd ten behoeve van parkeren. Om deze parkeerplaatsen te behouden is ervoor gekozen om op deze locaties de betreffende parkeerplaatsen buiten het bouwvlak te houden. Op het bedrijventerrein zijn op een aantal locaties door middel van masten en borden reclame‐uitingen aangebracht. Het is niet wenselijk dat op elke locatie op het bedrijventerrein dergelijke masten en reclameborden worden gerealiseerd. Daarom zijn de reclamemasten aan de A15 en aan de Leeghwaterstraat met een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor de reclameborden langs de A15.
5.2 Inleidende regels Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten. Daar waar nodig zijn de begripsbepalingen en de wijze van meten aangevuld met op dit bestemmingsplan toegesneden regels.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
60
5.3 Bestemmingsregels Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening zijn aan de in het plan begrepen gronden bestemmingen toegewezen. De bestemming is het centrale onderdeel van een bestemmingsplan. Niet iedere functie leent zich voor een bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Aan de bestemmingen zijn regels verbonden met betrekking tot het gebruik van de grond en de zich daarop of daaronder bevindende bouwwerken. Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt in dit bestemmingsplan plaats door het hanteren van bouwvlakken met bijbehorende bebouwingspercentages. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden geschiedt door de aangeven maximum bouwhoogten. 5.3.1 Bedrijf Het grootste deel van het plangebied bestaat uit bedrijventerrein. Deze gronden zijn dan ook bestemd voor bedrijven. Binnen deze bestemming zijn zelfstandige kantoren niet toegestaan. De zelfstandige kantoren op het bedrijventerrein zijn bestemd als Kantoor. Kantoren die onderdeel uitmaken van het bedrijf zijn wel toegestaan, tot een oppervlak van ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak en maximaal 3.000 m². Functies die niet passen binnen de bestemming zijn door middel van een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om het gasdrukregel‐ en meetstation op de hoek van de Lelystraat en de Stieltjesstraat en de gemeentewerf aan de Lelystraat. Daarnaast zijn in het plangebied drie benzinestations gelegen, ook deze zijn door middel van een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de twee benzinepompen aan de Marisstraat en op de hoek van de Calandstraat en de Leeghwaterstraat, welke geen lpg verkopen en de benzinepomp aan de Lelystraat die wel lpg verkoopt en om die reden ook een risicocontour heeft. De buiten de woonboulevardzone gelegen detailhandelsbedrijven zijn opgenomen in de bestemming 'Bedrijf' met een aanduiding 'detailhandel grootschalig'. Ter plaatse van deze aanduiding is en grootschalige detailhandel toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is bestaande detailhandel in sport, vrije tijd en kampeermiddelen toegestaan. Omdat het onwenselijk is dat op het bedrijventerrein nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd, zijn nieuwe bedrijfswoningen niet toegestaan. De bestaande bedrijfswoningen zijn door middel van een aanduiding bestemd. Via de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning ‐ indoorspeeltuin' is de bestaande indoorspeeltuin aan Lelystraat bestemd. Met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – trainingsbureau is het trainingsbureau op de hoek van de Parallelweg en de Leeghwaterstraat mogelijk gemaakt. Milieuzonering Om hinder als gevolg van de aanwezige of toekomstige bedrijven te voorkomen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. Deze richtafstanden vertalen zich door het toekennen van milieucategorieën aan het plangebied (aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten). Bedrijven die niet passen binnen deze milieucategorieën zijn met een specifieke aanduiding (specifieke vorm van bedrijf ‐ 1 tot en met 6) aangeduid. Zie verder ook paragraaf 4.4.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
61
Afwijken van Staat van Bedrijfsactiviteiten De toelaatbaarheid, zoals hiervoor beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere milieucategorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Het bevoegd gezag kan daarom gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om bedrijfsactiviteiten uit een hogere milieucategorie dan de algemene toelaatbaarheid, toe te laten. Ingeval van afwijking door middel van omgevingsvergunning moet op grond van specifiek milieuonderzoek worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten geen onaanvaardbare milieuhinder veroorzaken ter plaatse van woningen. Bouwregels Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding zijn bouwaanduidingen opgenomen waar deze bebouwing aan dient te voldoen zoals bebouwingspercentages en een maximum bouwhoogte. Indien gebouwen op het perceel niet aaneen worden gebouwd dient er een onderlinge afstand van ten minste 1 m te worden aangehouden. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat erfafscheidingen ten hoogste 2 m mogen bedragen, lichtmasten mogen ten hoogste 9 m bedragen en overige bouwwerken mogen ten hoogste 3 m bedragen. Voor de schoorsteen op het bedrijventerrein is een specifieke aanduiding opgenomen, binnen deze aanduiding zijn schoorstenen tot 20 m toegestaan. Grootschalige detailhandel buiten de woonboulevardzone Het bestemmingsplan biedt de ruimte om via een omgevingsvergunning door middel van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid grootschalige detailhandel, niet zijnde in de woonbranche toe te staan. Hierbij dient in voldoende parkeerplaatsen te worden voorzien. Deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend opgenomen in het gebied buiten de woonboulevardzone. Hiervoor is binnen de bestemming Bedrijf op de verbeelding de aanduiding 'wetgevingszone ‐ ontheffingsgebied' opgenomen. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen en de aanduidingen 'detailhandel' en 'detailhandel grootschalig' verwijderen, indien er langer dan een jaar geen detailhandelsactiviteiten meer plaatsvinden. Detailhandel in de woonbranche binnen de woonboulevardzone Binnen de woonboulevardzone is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen ten behoeve van de vestiging van detailhandel in de aangewezen branches. Hiervoor is binnen de bedrijfsbestemming de aanduiding 'wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied woonboulevard' opgenomen. Ook hierbij geldt dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen. 5.3.2 Detailhandel De aanwezige detailhandel in de woonbranche op het bedrijventerrein binnen de woonboulevardzone is positief bestemd als Detailhandel. De bestemming ziet alleen toe op de realisatie van detailhandel in de aangewezen branches, andere vormen van detailhandel zijn in het kader van de planregels niet toegestaan, waarbij de algemene regels uit de verordening van de provincie Zuid‐Holland zijn gevolgd. Voor de bestaande detailhandel die niet past binnen de woonbranche, is de aanduiding 'detailhandel' opgenomen, ter plaatse is detailhandel in elektronica toegestaan. Binnen deze bestemming is naast detailhandel ook horeca in de vorm van een dagzaak toegestaan. Hiermee is de broodjeszaak aan de Brouwerstraat mogelijk gemaakt. Tevens is hierdoor ondersteunend aan de aanwezige detailhandel uitbreiding in het horeca‐aanbod mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning‐ indoorspeeltuin' wordt een speelparadijs aan de Leeghwaterstraat 65‐67 mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeren, water, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
62
Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij rekening gehouden dient te worden met de aanduidingen op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ reclamemast' is de reclamemast aan de Leeghwaterstraat mogelijk gemaakt. In de bestemming is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee burgemeester en wethouders de bestemming Detailhandel kunnen wijzigen in de bestemming Bedrijf, als blijkt dat invulling naar detailhandel in de woonbranche op deze locatie niet mogelijk is. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de aanduiding 'detailhandel' te verwijderen indien de functie detailhandel, niet zijnde detailhandel in de woonbranche langer dan een jaar is gestaakt. 5.3.3 Gemengd De kantoorlocatie aan de Conradstraat 8 e.o. is bestemd als Gemengd. Binnen deze bestemming zijn kantoorfuncties, detailhandel in de woonbranche en bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Daarnaast zijn bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeren, water, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij rekening gehouden dient te worden met de aanduidingen op de verbeelding. Door de gemengde bestemming zou functieverandering kunnen plaatsvinden zoals van detailhandel naar kantoor. Uitbreiding van zelfstandige kantoren op het bedrijventerrein is niet toegestaan op grond van het provinciaal beleid. Daarom is geregeld dat het perceelsoppervlak dat gebruikt kan worden voor kantoren 3.100 m2 bedraagt. 5.3.4 Groen Het structureel openbaar groen is als 'Groen' bestemd. Binnen deze bestemming zijn groen, water en speelvoorzieningen toegestaan evenals voet‐ en fietspaden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3 m. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'reclamebord' bedraagt deze bouwhoogte ten hoogste 6 m. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'reclamemast' mag een reclamemast van 40 m worden gebouwd. Binnen de bestemming Groen is via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om de bestemming te wijzigen ten behoeve van het verbeteren van de verkeersontsluiting en extra parkeerplaatsen. 5.3.5 Kantoor De westelijke kantoorlocatie op het bedrijventerrein is bestemd als Kantoor. Binnen deze bestemming zijn kantoren en dienstverlenende bedrijven toegestaan. Daarnaast zijn bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeren, water, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij rekening gehouden dient te worden met de aanduidingen op de verbeelding. 5.3.6 Verkeer De wegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, groen‐ en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3 m. 5.3.7 Verkeer ‐ Railverkeer Het spoor dat in het plangebied is gelegen is bestemd als Verkeer ‐ Railverkeer. Binnen deze bestemming zijn spoorwegen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' zijn kruisingen met wegen en water toegestaan. Daarnaast zijn bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeren, water, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
63
5.3.8 Verkeer ‐ Rijksweg De rijksweg A15 is voorzien van een passende bestemming Verkeer ‐ Rijksweg. Binnen deze bestemming zijn wegen met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken toegestaan. Opstelstroken, busstroken en in‐ en uitvoegstroken vallen niet binnen deze doorgaande rijstroken en zijn apart mogelijk gemaakt. De kruisingen met het railverkeer en het ander verkeer zijn mogelijk gemaakt via specifieke aanduidingen. Daarnaast zijn de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeren, water, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen toegestaan. 5.3.9 Water Het structureel water is in het plangebied bestemd als Water. Binnen deze bestemming zijn naast water ook bijbehorende functies toegestaan, zoals groen en bruggen ten behoeve van langzaam verkeer. Binnen de bestemming Groen is via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om de bestemming te wijzigen ten behoeve van het verbeteren van de verkeersontsluiting en extra parkeerplaatsen, hierbij dient wel te worden voorzien in voldoende watercompensatie. 5.3.10 Wonen De woningen op het bedrijventerrein zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemming Wonen. Hoofdgebouwen en aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Voor de erfbebouwingsregeling is aansluiting gezocht bij de in de gemeente gangbare regeling. Binnen de woonbestemming is het toegestaan om een beroep‐ of bedrijf‐aan‐huis uit te oefenen. Om er voor te zorgen dat de woonfunctie hierbij blijft prevaleren, mag het vloeroppervlak niet meer dan 25% van het vloeroppervlak van de woning bedragen met een maximum oppervlak van 40 m². Het is niet toegestaan om bijgebouwen bij woningen te gebruiken als zelfstandige of onafhankelijke woonruimte. Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen dat ter plaatse de bestemming gewijzigd mag worden ten behoeve van de vestiging van bedrijven of detailhandel. 5.3.11 Wonen ‐ Woonwagens Ten behoeve van de woonwagens aan de Beijerinckstraat is de bestemming Wonen ‐ Woonwagens opgenomen. Binnen de bestemming zijn ten hoogste 10 woonwagens met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² toegestaan. Daarnaast zijn de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeren, water, nutsvoorzieningen en verkeersvoorzieningen toegestaan. Woonwagens mogen worden gebouwd met daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. De goot‐ en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m en 4 m. De afstand tussen standplaatsen bedraagt ten minste 5 m. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m. Binnen de bestemming is het toegestaan om een beroep‐ of bedrijf‐aan‐huis uit te oefenen. Om ervoor te zorgen dat de woonfunctie hierbij blijft prevaleren, mag het vloeroppervlak niet meer dan 25% van het vloeroppervlak van de woonwagen bedragen met een maximum oppervlak van 40 m². Het is niet toegestaan om bijgebouwen bij woningen te gebruiken als zelfstandige of onafhankelijke woonruimte. 5.3.12 Leiding ‐ Gas De in het plangebied aanwezige gasleiding is planologisch beschermd door middel van de dubbelbestemming Leiding ‐ Gas. Ter plaatse van deze bestemming zijn bouwwerken en werkzaamheden uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Bij deze omgevingsvergunning dient in het traject schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingexploitant en mogen er geen kwetsbare objecten worden toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
64
5.3.13 Leiding ‐ Riool en Waterstaat ‐ waterberging Ter berscherming van de rioolwaterleiding en waterbergingsgebieden zijn dubbelbestemmingen opgenomen.
5.4 Algemene regels In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, de toepasselijkheid van de bouwverordening, de algemene afwijkings‐, wijzigings‐ en procedureregels opgenomen. Ook is een bepaling over de wettelijke regelingen opgenomen, waarnaar elders in de regels wordt verwezen.
5.5 Overgangsrecht en slotregels In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregels is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangehaald.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
65
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro, artikel 6.12) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden er geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan is dan ook geen sprake van het mogelijk maken van een aangewezen bouwplan. Het is dan ook niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen.
6.2 Inspraak en overleg en zienswijzen Het concept ontwerpbestemmingsplan is toegestuurd naar de overlegpartners met het verzoek om een reactie. Voor belanghebbenden en omwonenden is een inspraakavond georganiseerd op 29 januari 2013. Daarnaast heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 28 december 2012 tot 31 januari 2013 ter inzage gelegen. Eenieder heeft mondeling of schriftelijk een reactie op het plan kunnen geven. De inspraak‐ en overlegreacties zijn beantwoord. Zie voor een samenvatting en de beantwoording bijlage 10. Daarna heeft het ontwerpbestemmingsplan van in juli en augustus 2014 zes weken ter inzage gelegen. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de nota zienswijzen die is bijgevoegd als bijlage 12.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
66
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
bijlagen bij de Toelichting
68
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
69
Bijlage 1 Verkeersonderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
70
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
SLIEDRECHT Nijverwaard
VERKEERSONDERZOEK
Sliedrecht Nijverwaard
verkeersonderzoek identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
061000.17426.00
21‐10‐2013
projectleider:
mr. drs. M.C. Lammens
auteur(s):
mw. ing. W. Sondorp
Rho adviseurs voor leefruimte Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1. Inleiding
3
2. Berekeningsuitgangspunten 2.1. Rekenmethodiek en invoergegevens 2.1.1. Verkeersgeneratie wijzigingsregeling
5 5 5
3. Verkeersonderzoek 3.1. Kruispunt 1 Parallelweg ‐ Leeghwaterstraat 3.2. Kruispunt 2 Parallelweg ‐ Ringersstraat 3.3. Kruispunt 3 Parallelweg ‐ Beijerinckstraat 3.4. Kruispunt 4 Parallelweg ‐ Bruningsstraat
9 9 11 14 16
4. Conclusie
19
Bijlagen: 1.
Resultaten rotonde berekeningen.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
2
Inhoud
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
3
1. Inleiding
Het bestemmingsplan Nijverwaard voorziet, gelet op de toekomstvisie van de gemeente Sliedrecht, in een wijzigingsregeling om nieuwe detailhandel in de woonbranche toe te staan in het zuidwestelijke deel van het plangebied, zie figuur 1.1. Figuur 1.1 Woonboulevard‐zone
Door deze regeling kunnen bepaalde gebieden getransformeerd worden van bedrijven naar woonboule‐ vard. Wanneer al deze gebieden getransformeerd worden leidt dit tot een toename van de verkeersin‐ tensiteit. In onderhavig onderzoek is deze verkeerstoename berekend en is de verkeersafwikkeling in beeld ge‐ bracht. Hiertoe zijn op enkele relevante kruispunten indicatieve capaciteitsberekeningen uitgevoerd: Kruispunt 1 Parallelweg – Leeghwaterstraat; Kruispunt 2 Parallelweg – Ringersstraat; Kruispunt 3 Parallelweg – Beijerinckstraat; Kruispunt 4 Parallelweg – Bruningsstraat. Het bedrijventerrein Nijverwaard wordt ontsloten vanaf de Parallelweg. In het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan is beschreven dat (voornamelijk) ondernemers vragen om de huidige voorrangs‐ kruispunten te vervangen door rotondes om zo de ontsluiting te verbeteren. Aanleiding hiervoor is dat in de huidige situatie het met name bij het verlaten van het bedrijventerrein moeilijk is om veilig in te voegen op de drukke Parallelweg. Aangezien voor deze wensen nog geen concrete plannen zijn is hier in dit onderzoek geen rekening mee gehouden.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
4
Inleiding
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
5
2. Berekeningsuitgangspunten
2.1.
Rekenmethodiek en invoergegevens
Door middel van kruispuntberekeningen, uitgevoerd met het programma Omni‐X versie 3.0, is onder‐ zocht of sprake is van knelpunten in de verkeersafwikkeling. Hierbij is gekeken naar zowel de ochtend‐ als de avondspits. Een belangrijks graadmeter voor de beoordeling van de kruispuntvormgeving is de verhouding tussen de intensiteit en de capaciteit (I/C verhouding). Bij de beoordeling van de voorrangskruisingen zijn de vol‐ gende I/C verhoudingen aangehouden: < 80% = een goede verkeersafwikkeling Tussen de 80 en 90% = een matige verkeersafwikkeling >90% = een slechte verkeerafwikkeling Ten behoeve van de berekeningen zijn door de gemeente Sliedrecht de volgende gegevens aangeleverd afkomstig uit het RVMK Drechtsteden: Intensiteiten mvt/etmaal 2012; Intensiteiten vrachtverkeer / etmaal 2012; Intensiteiten mvt ochtendspits (7:00‐ 9:00) 2012; Intensiteiten mvt avondspits (16:00‐ 18:00) 2012. In de berekeningen zijn verder de volgende uitgangspunten gehanteerd: Voor de extrapolatie naar het jaar 2024 is een autonome groei van 1 % per jaar aangehouden; De gehanteerde omrekenfactor voor de omrekening van de 2 uurs spitsintensiteiten naar het drukste uur is 0,55; Voor de verdeling van het vrachtverkeer en personenauto’s is uitgegaan van de verdeling zoals die blijkt uit de aangeleverde verdeling in het etmaal; In de berekeningen is uitgegaan van de verkeersstromen in PAE (personenauto equivalent), het vrachtverkeer is meegenomen als 2 pae's. 2.1.1. Verkeersgeneratie wijzigingsregeling Voor de berekening van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van kentallen uit publicatie 317 (CROW). In de bestaande situatie zijn op het terrein bedrijven gevestigd. De wijzigingsregeling maakt het mogelijk om bepaalde gebieden te transformeren naar woonboulevard, zie figuur 2.1. Voor de bereke‐ ning is uitgegaan van het kencijfer voor gemend bedrijventerrein enerzijds en woonboulevard ander‐ zijds.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
6
Berekeningsuitgangspunten
Figuur 2.1 Overzicht wijzigingsgebieden naar woonboulevard
Tabel 2.1 Verkeersgeneratie (mvt/etmaal) Gebieden Verkeersgeneratie Verkeersgeneratie Toename bedrijven woonboulevard A 316 1.978 1.662 B 96 601 505 C 110 690 580 D 257 1.610 1.352 E 18 112 94 F 21 132 111 G 109 682 573 Aangenomen is dat het verkeer van gebied A zich voor 2/3 afwikkelt over kruispunt 1 en voor 1/3 over kruispunt 2. Gebied B wikkelt zich in zijn totaliteit af over kruispunt 2 en de gebieden C, D en E over kruispunt 3. Gebieden F en G wikkelen zich vervolgens af over kruispunt 4. Dit resulteert in onderstaan‐ de toenames per kruispunt. Tabel 2.2 Verkeerstoename in mvt/etmaal per kruispunt Gebied Kruispunt 1 Kruispunt 2 Kruispunt 3 Kruispunt 4 A 1.108 554 B 505 C 580 D 1.352 E 94 F 111 G 573 Totale toename 1.108 1.059 2.026 684
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Berekeningsuitgangspunten
7
Voor de berekening van de verkeersafwikkeling zijn voor dit extra verkeer de volgende uitgangspunten gehanteerd: De spitsuurpercentages voor zowel de ochtend als de avond volgen uit de aangeleverde gege‐ vens van de etmaalintensiteiten en de spitsuurintensiteiten; Ook de verdeling van het ingaande en uitgaande verkeer is gebaseerd op de verdeling zoals die blijkt uit de aangeleverde spitsuurintensiteiten; Voor het percentage vrachtverkeer is de verdeling aangehouden zoals blijkt uit de aangelever‐ de gegevens over het vrachtverkeer; Aangenomen is dat 85% van het inkomende en uitgaande verkeer zich afwikkelt in westelijke richting (A15) en 15% in oostelijke richting.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
8
Berekeningsuitgangspunten
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Verkeersonderzoek
9
3. Verkeersonderzoek
3.1.
9
Kruispunt 1 Parallelweg ‐ Leeghwaterstraat
Zowel de ochtendspits als de avondspits zijn bekeken. Voor dit kruispunt blijkt de avondspits maatge‐ vend te zijn, van de avondspits zijn dan ook alleen de resultaten gepresenteerd. Figuur 3.1 kruispuntstromen drukste uur avondspits autonome situatie
Figuur 3.2 gemodelleerd kruispunt in Omni X
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
10
Verkeersonderzoek
Uit berekeningen op basis van Omni X blijkt het volgende: Tabel 3.1 resultaten drukste uur avondspits autonome situatie
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de verkeersafwikkeling al in de autonome situatie in de avond‐ spits niet voldoende gewaarborgd is. De I/C verhoudingen op tak 2 (Leeghwaterstraat) liggen hoger dan 0,90 (90%). Dit kan verklaard worden door het feit dat de Parallelweg een zeer drukke weg is, het ver‐ keer van het terrein moet hier voorrang verlenen. Aangezien het verkeer moeilijk kan invoegen ontstaat een wachtrij op het terrein. Wanneer de bedrijven worden omgezet naar woonboulevard zal het verkeer op dit kruispunt toenemen met 1.108 mvt/etmaal. Figuur 3.3 kruispuntstromen drukste uur avondspits na transformatie
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Verkeersonderzoek
11
Tabel 3.2 resultaten drukste uur avondspits na transformatie
Het extra verkeer zal leiden tot een verslechtering van de doorstroming in de avondspits. Om het ver‐ keer in voldoende mate te kunnen afwikkelen kan een rotonde gerealiseerd worden. Uit berekeningen met de Meerstrooksrotondeverkenner blijkt dat onder andere een (partiële) eirotonde en (partiële) turborotonde het verkeer, inclusief de transformatie, ook op de lange termijn in voldoende mate kun‐ nen afwikkelen, zie bijlage 1.
3.2.
Kruispunt 2 Parallelweg ‐ Ringersstraat
Voor dit kruispunt blijkt eveneens de avondspits maatgevend te zijn. Alleen deze resultaten zijn onder‐ staand getoond. Omdat in het verkeersmodel geen intensiteiten op de Ringersstraat op het bedrijven‐ terrein zitten is voor deze richting een aanname gedaan. Figuur 3.4 kruispuntstromen drukste uur avondspits autonome situatie
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
12
Verkeersonderzoek
Figuur 3.5 gemodelleerd kruispunt in Omni X
Tabel 3.3 resultaten drukste uur avondspits autonome situatie
Uit bovenstaande tabel kan geconcludeerd worden dat de verkeersafwikkeling al in de autonome situa‐ tie niet voldoende gewaarborgd is. De I/C verhoudingen op tak 2 en 4 (Ringersstraat) liggen hoger dan 0,90 (90%). Dit kan wederom verklaard worden door het feit dat de Parallelweg een zeer drukke weg is, het verkeer van de zijtakken moet hier voorrang verlenen. Wanneer de bedrijven worden omgezet naar woonboulevard zal het verkeer op dit kruispunt toenemen met 1.059 mvt/etmaal.
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Verkeersonderzoek
13
Figuur 3.6 kruispuntstromen drukste uur avondspits na transformatie
Tabel 3.4 resultaten drukste uur na transformatie
Ook op dit kruispunt zal de doorstroming verslechteren en de wachtrij toenemen. Wanneer onder ande‐ re een eirotonde of turborotonde gerealiseerd zal worden zal het verkeer in voldoende mate afgewik‐ keld kunnen worden, zie bijlage 1.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
14
3.3.
Verkeersonderzoek
Kruispunt 3 Parallelweg ‐ Beijerinckstraat
Aangezien ook bij dit kruispunt de avondspits maatgevend is, zijn deze resultaten getoond. Figuur 3.7 kruispuntstromen drukste uur avondspits autonome situatie
061000.17426.00
Figuur 3.8 gemodelleerd kruispunt in Omni X
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Verkeersonderzoek
15
Uit berekeningen op basis van Omni X blijkt het volgende: Tabel 3.5 resultaten drukste uur avondspits autonome situatie
Net als op de voorgaande kruispunten ligt de I/C verhouding op tak 2 (Beijerinckstraat) boven de 0,90. Dit betekent dat het verkeer vooral vanaf het terrein niet in voldoende mate afgewikkeld kan worden. Wanneer de bedrijven worden omgezet naar woonboulevard zal het verkeer op dit kruispunt toenemen met 2.026 mvt/etmaal. Figuur 3.9 kruispuntstromen drukste uur avondspits na transformatie
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
16
Verkeersonderzoek
Tabel 3.6 resultaten drukste uur avondspits na transformatie
De doorstroming op het bedrijventerrein in de avondspits zal verslechteren wanneer de bedrijven zullen transformeren naar woonboulevard. Met het ombouwen van dit kruispunt tot onder andere een ei‐ of turborotonde kan het verkeer (inclusief transformatie) in voldoende mate afgewikkeld worden, zie bijla‐ ge 1.
3.4.
Kruispunt 4 Parallelweg ‐ Bruningsstraat
Voor dit kruispunt blijkt, net als bij de andere kruispunten, de avondspits maatgevend te zijn. Aangezien in het verkeersmodel geen intensiteit op de Bruningsstraat zit is hier een aanname gedaan. Figuur 3.10 kruispuntstromen drukste uur avondspits autonome situatie
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Verkeersonderzoek
17
Figuur 3.11 gemodelleerd kruispunt in Omni X
Uit berekeningen op basis van Omni X blijkt het volgende: Tabel 3.7 resultaten drukste uur avondspits autonome situatie
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de verkeersafwikkeling in de autonome situatie voldoende ge‐ waarborgd is. De I/C verhoudingen liggen lager dan 80%, dit betekent een goede verkeersafwikkeling. Wanneer de bedrijven worden omgezet naar woonboulevard zal het verkeer op dit kruispunt toenemen met 684 mvt/etmaal.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
18
Verkeersonderzoek
Figuur 3.12 kruispuntstromen drukste uur avondspits na transformatie
Tabel 3.8 resultaten drukste uur avondspits na transformatie
Uit berekeningen op basis van Omni X blijkt dat ook wanneer de bedrijven transformeren naar woon‐ boulevard het verkeer nog in voldoende mate afgewikkeld kan worden.
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Conclusie
19
19
4. Conclusie
Uit de berekeningen blijkt dat het verkeer op de kruispunten van de Parallelweg met de Leeghwater‐ straat, Ringersstraat en Beijerinckstraat al in de autonome situatie in de avondspits niet in voldoende mate afgewikkeld kan worden. Het verkeer dat voorrang moet verlenen aan het verkeer op de drukke Parallelweg kan moeilijk invoegen waardoor op piekmomenten enige opstoppingen ontstaan. Door de transformatie van bedrijven naar woonboulevard zal de doorstroming op deze kruispunten in de spits enigszins verslechteren. De voorgestelde maatregelen uit het Verkeersbeleidsplan waarbij rotondes worden gerealiseerd bied‐ den een oplossing. Ook in de spits kan het verkeer na transformatie van het terrein in voldoende mate afgewikkeld worden. Op het kruispunt van de Parallelweg met de Bruningsstraat kan het verkeer ook na de gehele transfor‐ matie in voldoende mate afgewikkeld worden.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
Bijlagen
Bijlage 1
Resultaten rotonde berekeningen
Voor de berekeningen is gebruikgemaakt van de Meerstrooksrotondeverkenner 1.1, die bij CROW‐ publicatie 257 is meegeleverd. Om te beoordelen of de verkeersafwikkeling op de rotonde voldoende gewaarborgd is, is gekeken naar de verzadigingsgraad (belastinggraad). In de Meerstrooksrotondeverkenner wordt de verzadigingsgraad aangeduid met VG. Een verzadigingsgraad van 80% wordt gezien als een bruikbare maatstaf voor een robuuste oplossing. Meer specifiek: een Intensiteit/Capaciteit (I/C) verhouding van < 80% wordt gezien als een goede verkeersafwikkeling. Tussen de 80 en 90% is sprake van een matige verkeersafwikkeling en een I/C verhouding van >90% geeft een slechte verkeerafwikkeling aan. In de berekeningen is, net als bij de kruispuntberekeningen, uitgegaan van de verkeersstromen in PAE (personenauto equivalent) voor het drukste uur inclusief de ontwikkeling. Kruispunt 1 Parallelweg – Leeghwaterstraat
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
2
Bijlage 1
Kruispunt 2 Parallelweg – Ringersstraat
Kruispunt 3 Parallelweg – Beijerinckstraat
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
71
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek dezonering
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
72
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Rapport Rapport Dossier Opsteller Onderwerp
10504
Zaaknummer
0122581
de heer D.W. Kraaij / de heer M.K. Moerman Akoestisch onderzoek bestemmingsplan “Nijverwaard” te Sliedrecht
Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht
Opdrachtgever
gemeente Sliedrecht
Contactpersoon
de heer J. van der Meer
Opdrachtnemer
Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Contactpersoon
de heer D.W. Kraaij
Pagina 1 van 1
Kenmerk
2013029368 / CHK
Datum
25 november 2013
Samenvatting Voor het industrieterrein “Nijverwaard” in de gemeente Sliedrecht wordt een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. In het plangebied bevindt zich op dit moment het geluidgezoneerd industrieterrein “Nijverwaard”. Een geluidgezoneerd industrieterrein biedt vestigingsmogelijkheid voor “grote lawaaimakers”. De term “grote lawaaimakers” staat in juridische zin voor een bedrijf zoals aangewezen in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht en werd voorheen ook wel aangeduid als een “A-inrichting”. Omdat er zich op dit moment op het industrieterrein geen “grote lawaaimakers” bevinden en geen vestigingsverzoek van een dergelijk bedrijf te verwachten valt, heeft de gemeente Sliedrecht besloten dat het industrieterrein “Nijverwaard” wordt gedezoneerd. Dit sluit ook aan bij de ontwikkelingsrichting van Nijverwaard naar een gemengd bedrijventerrein met woonboulevardzone. Dit betekent dat vestiging van “grote lawaaimakers” in het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgesloten. Omdat het toetsingskader voor bedrijven op basis van de Wet geluidhinder met de dezonering komt te vervallen, verandert het beschermingsniveau van aanwezige woningen op en rondom het industrieterrein. Woningen op een industrieterrein worden zeer beperkt beschermd tegen geluid van bedrijven. Woningen op een bedrijventerrein wel. De akoestisch juridische consequenties voor de aanwezige bedrijven en (bedrijfs)woningen zijn onderzocht. Door het vervallen van de zonering wordt het beschermingsniveau van de op het industrieterrein aanwezige (bedrijfs)woningen groter. Dit mag niet leiden tot beperking van de bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het dezoneren van het industrieterrein voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij het overgrote deel van de aanwezige bedrijven niet zal leiden tot beperking van de geluidruimte. Bij één bedrijf kan dat niet met volledige zekerheid worden gesteld. Voor dit bedrijf wordt indien noodzakelijk maatwerk opgesteld. De optredende maximale geluidniveaus kunnen voor vier van de aanwezige bedrijven hoger zijn dan op grond van het Activiteitenbesluit is toegestaan. Er wordt een nota industrielawaai opgesteld door de gemeente, waarbij de geluidruimte voor de bedrijven behouden blijft en de dezonering niet nadelig is voor de huidige bedrijfsvoering van de bedrijven. Door het opstellen van de nota industrielawaai, waarbij de bedrijven de geluidruimte behouden die ze hebben, wijzigt het woon- en leefklimaat voor de woningen niet. In de geluidgezoneerde situatie werd de cumulatie van geluid op de zonegrens bewaakt. Door het vervallen van de zone, vervalt deze ‘cumulatietoets’ en treden de volgende wijzigingen ter plaatse van woonbestemmingen op: •
Het beschermingsniveau van de op het industrieterrein aanwezige (bedrijfs)woningen wordt groter.
•
Doordat zich geen woningen in de zone (tussen de zonegrens en de grens van het gezoneerd industrieterrein) bevonden, wijzigt die situatie niet.
•
Voor woningen buiten de zonegrens (Stationsstraat) verdwijnt de bescherming van de zonegrens die achter de woningen lag. De (zes) aanwezige bedrijven mogen nu elk afzonderlijk 50 dB(A) ter plaatse van deze woningen produceren. Gecumuleerd zou dit theoretisch een toename van 8 dB(A) betekenen. In de praktijk is een dergelijke toename niet mogelijk omdat de geluidruimte van de bedrijven ook wordt begrenst door de aanwezige bedrijfswoningen aan de Calandstraat en er sprake is van een grote mate van afscherming door de aanwezige bedrijfsgebouwen. Naar verwachting leidt dezonering niet tot een toename van geluid.
Inhoud 1.
Inleiding .............................................................................................................................. 1
2.
Wettelijk kader .................................................................................................................... 2
3.
Situatiebeschrijving ............................................................................................................. 4
4.
Onderzoek geluidruimte bedrijven........................................................................................ 6
4.1
Onderzoek naar bedrijven op korte afstand van (bedrijfs)woningen....................................... 6
4.2
Dossieronderzoek ............................................................................................................... 7
4.3
Nader akoestisch onderzoek ............................................................................................. 10
4.5
Resultaten ........................................................................................................................ 13
5.
Conclusies ........................................................................................................................ 15
6.
Consequenties voor (bedrijfs)woningen.............................................................................. 16
Bijlage Bijlage 1: Grens gezoneerd IT + Zonegrens Bijlage 2: Verbeelding bestemmingsplan
1.
Inleiding
In opdracht van de gemeente Sliedrecht heeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland (hierna OZHZ) een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar mogelijke consequenties voor het dezoneren van het industrieterrein ”Nijverwaard” (hierna “Nijverwaard”). Het onderzoek maakt onderdeel uit van de onderbouwing die ten behoeve van de actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen is opgesteld. Op Nijverwaard zijn geen grote lawaaimakers gevestigd. Voor het industrieterrein wordt in de toekomst ingestoken op de ontwikkeling van een woonboulevard. In het nieuwe bestemmingsplan is de vestiging van grote lawaaimakers ook planologisch uitgesloten en wordt het industrieterrein gedezoneerd. Door het dezoneren van Nijverwaard ontstaan mogelijk wijzigingen in de vergunde geluidruimte van een bedrijven. De eventuele gevolgen hiervan zijn per bedrijf onderzocht. Hierbij zijn de volgende stappen doorlopen: •
Onderzoek naar woningen die dicht bij een bedrijf gevestigd zijn, waardoor een mogelijk
•
Dossieronderzoek van bedrijven die op basis van bovenstaand onderzoek als mogelijk
•
Indien noodzakelijk een bedrijfsbezoek ter bepaling van de werkelijke geluidbelasting van het
knelpunt ontstaat;. knelpunt zijn aangeduid. bedrijf. Ook wijzigt het beschermingsniveau tegen geluid voor de woningen binnen en (net) buiten het plangebied. In dit rapport wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op het van toepassing zijnde wettelijk kader. Hoofdstuk 3 bevat een situatiebeschrijving van het plangebied en de omgeving. In hoofdstuk 4 is het onderzoek naar de geluidruimte van de bedrijven in relatie tot de dezonering uiteengezet. Hoofdstuk 5 omvat de conclusies. In hoofdstuk 6 zijn de mogelijke consequenties voor de in en buiten het plangebied gelegen (bedrijfs)woningen beschreven.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 1 van 16
2.
Wettelijk kader
Rondom het industrieterrein is bij Koninklijk Besluit van 26 oktober 1990 met kenmerk 90.0231392 een geluidszone vastgesteld. De geluidzone is het planologisch aandachtsgebied rondom het industrieterrein waar de geluidbelasting vanwege het industrieterrein 50 dB(A)-etmaalwaarde of meer bedraagt. Bij planvorming binnen de geluidzone dient rekening te worden gehouden met de geluidzone en de vergunde rechten van een bedrijf. De geluidszone heeft een “binnengrens” en een “buitengrens”. De binnengrens wordt de grens van het gezoneerde terrein genoemd. Deze begrenzing bepaalt welke bedrijven onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder vallen. De “buitengrens” is de 50 dB(A) zonegrens. In bijlage 1 is de grens van het industrieterrein en de in 1990 vastgestelde zonegrens weergegeven. In hoofdstuk V ‘Zones rond industrieterreinen’ van de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen voor het wijzigen en opheffen van een geluidzone. Deze houden in dat een vastgestelde geluidzone alleen kan worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling van een bestemmingsplan. Daarbij geldt dat een zone alleen kan worden opgeheven wanneer de bestemming van het industrieterrein zodanig wordt gewijzigd, dat de vestiging van ‘grote lawaaimakers’ planologisch niet meer mogelijk is. Hierin wordt voorzien. Door de dezonering Nijverwaard zullen (bedrijfs)woningen en het terrein waarop woonwagens staan op het industrieterrein geluidgevoelig worden. Hierdoor verandert het beschermingsniveau. In het kader van deregulering is per 1 januari 2008 het Activiteitenbesluit (voluit Activiteitenbesluit milieubeheer) geïntroduceerd. Kort samengevat geldt dat voor een grote hoeveelheid (lichte tot middelzware categorie) bestaande bedrijven standaard milieuvoorschriften van toepassing zijn. Dit zijn de meldingsplichtige bedrijven. Voor bedrijven die meldingsplichtig zijn op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden de geluidnormen die zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 3.1: Tabel 2.17c uit het Activiteitenbesluit 07.00-19.00 uur LAr,LT op de gevel van gevoelige
19.00-23.00 uur
23.00-07.00 uur
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
75 dB(A)
70 dB(A)
65 dB(A)
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
gebouwen op het bedrijventerrein LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein Voor wat betreft het beschermingsniveau voor geluid wordt voor vergunningplichtige bedrijven verwezen naar het gestelde in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna de Handreiking).
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 2 van 16
De van toepassing zijnde richtlijnen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 3.2 Richtlijnen geluidnormering conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening Niet-gezoneerd terrein Burgerwoning
Streven naar 55 dB(A), maximaal 65 dB(A)
Bedrijfswoning
Streven naar 55 dB(A), maximaal 65 dB(A)
De bepaling van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege een industrieterrein of een gedeelte daarvan vindt plaats volgens één van de methoden van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (ISBN 90 422 02327).
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 3 van 16
3.
Situatiebeschrijving
Nijverwaard te Sliedrecht heeft een oppervlakte van circa 35 hectare. Het terrein is ingeklemd tussen aan de zuidzijde de Rijksweg A15, aan de noordwest- en noordzijde spoorlijnen (de Betuweroute en het traject Dordrecht – Gorinchem) en aan de oostzijde woningen aan de Stationsweg. Het industrieterrein bevindt zich in zijn geheel binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Sliedrecht. In bijlage 1 is de grens van het industrieterrein en de in 1990 vastgestelde zonegrens weergegeven. Op het terrein bevinden zich met name bedrijven die behoren tot de categorie ‘woonboulevard’ en bedrijven die behoren tot de algemene categorie gemengde bedrijvigheid (autobedrijven en hieraan gerelateerd, metaal- en verwerkende bedrijven, et cetera). Binnen het aandachtsgebied, dat wil zeggen het gebied dat zich bevond tussen het gezoneerde industrieterrein en de geluidzone, zijn geen woningen gelegen. Na de vaststelling van de geluidzone in 1990 is dan ook geen saneringsonderzoek uitgevoerd. Planologisch is het niet mogelijk dat zich woningen op een gezoneerd industrieterrein bevinden. Toch kunnen zich situaties van oudsher voordoen waarbij woningen op een gezoneerd industrieterrein liggen. Dit is op onderhavig industrieterrein het geval. Op Nijverwaard zijn er bedrijfswoningen in het plangebied aanwezig en wordt een woonbestemming toegekend aan het woonwagencentrum en enkele woningen aan de Leeghwaterstraat. De bedrijfswoningen hebben sinds het bestemmingplan uit 1971 (“Bedrijfsgebied Nijverwaard”) op grond van een ontheffingsmogelijkheid deze status gekregen. Dit zijn dus bestaande woningen. Bijlage 2 omvat de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan met daarop aangeduid de (bedrijfs)woningen. In onderstaande tabel zijn de adressen weergegeven. De paars gearceerde objecten zijn bedrijfswoningen, de geel gearceerde objecten zijn woningen. Tabel 3.1
Overzicht geluidgevoelige objecten/woningen op IT Nijverwaard Omschrijving geluidgevoelige
WI-nr.
objecten
Bijzonderheden
Woningen Leeghwaterstaat WI 001-004
227 - 235
Woningen bestaan uit 3 bouwlagen.
WI 005-008
Woningen Beijerinckstraat 1-3
situatietekening milieudossier) .
Bedrijfswoningen Boon Sliedrecht B.V. (info: Woonwagenterrein
Diverse woonwagens, bestaande uit ten
WI 009-020
Beijerinckstraat
hoogste 2 bouwlagen.
WI 021-024
Woning Leeghwaterstraat 61
Bedrijfswoning Bakker Repair B.V.
WI 025-028
Woning Lelystraat 98
Bedrijfswoning Van Roosendaal B.V.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 4 van 16
Bedrijfswoning. Apart kadastraal perceel. Geen relatie meer met omliggende WI 029-032
Woning Vierlinghstraat 2
bedrijven. Bedrijfswoning. Maakt onderdeel uit van 1 groot kadastraal perceel in eigendom van 3
WI 033-035
Woning Vierlinghstraat 6
verschillende eigenaren. Bedrijfswoning. Perceel is (inclusief woning) in eigendom van S. Brandwijk. Betreft 1
WI 036-039
Woning Leeghwaterstraat 1
groot perceel
WI 040-043
Woning Calandstraat 1
-
WI 044-047
Woning Calandstraat 3
Bedrijfswoning De Groot’s Autobedrijf B.V.
WI 048-051
Woning Calandstraat 21
Bedrijfswoning Romijn B.V.
WI 052-055
Woning Calandstraat 26
Bedrijfswoning bestaat uit 1 bouwlaag. Bedrijfswoning. kadastraal gezien behorend
WI 056-059
Woning Lelystraat 36
bij 1 eigenaar.
WI 060-062
Woning Vierlinghstraat 3
Bedrijfswoning Reno Autoservice B.V.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 5 van 16
4.
Onderzoek geluidruimte bedrijven
Om de consequenties van de dezonering op de geluidruimte van de bedrijven te bepalen, zijn de volgende onderzoeksstappen doorlopen: •
Vaststelling van bedrijven die zich binnen een afstand tot (bedrijfs)woningen bevinden
•
Dossieronderzoek naar die bedrijven om te beoordelen in hoeverre er op grond van
•
Bedrijfsbezoek bij bedrijven waarop op grond van het dossieronderzoek geen uitsluitsel
waardoor op juridische gronden een knelpunt ontstaat. dossierinformatie daadwerkelijk sprake is van een knelpunt. gegeven kan worden.
4.1
Onderzoek naar bedrijven op korte afstand van (bedrijfs)woningen
In 2011 is onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van bedrijven op (bedrijfs)woningen. Hierbij is uitgegaan van de geluidrechten van de bedrijven op basis van hun melding of vergunning. Dit rapport “Akoestisch onderzoek Industrieterrein Nijverwaard” van 8 december 2011 is bij het bestemmingsplan gevoegd. Voor de werkwijze en resultaten wordt verwezen naar die rapportage. In de rapportage is geconcludeerd dat voor de in onderstaande tabel genoemde (bedrijfs)woningen geen knelpunt is omdat de geluidbelasting van de bedrijven op de woningen lager of gelijk is aan 55 dB(A) etmaalwaarde. Een dergelijke geluidbelasting is op grond van de geluidnormering toegestaan. Tabel 4.1 Overzicht deelbijdragen bedrijven op geluidgevoelige objecten ten hoogste 55 dB(A) Omschrijving geluidgevoelige objecten
Bedrijf en geluidbelasting (dB(A)) Geen bedrijven met geluidbelasting groter of
Woningen Beijerinckstraat 1-3
gelijk aan 56 dB(A)-etmaalwaarde. Geen bedrijven met geluidbelasting groter of gelijk aan 56 dB(A)-etmaalwaarde. Aangehouden beoordelingshoogtes:
Woonwagenterrein
1,5 meter in de dagperiode en 5,0 meter in
Beijerinckstraat
de avond- en nachtperiode. Geen bedrijven met geluidbelasting groter of
Woning Leeghwaterstraat 61
gelijk aan 56 dB(A)-etmaalwaarde. Geen bedrijven met geluidbelasting groter of
Woning Calandstraat 3
gelijk aan 56 dB(A)-etmaalwaarde. Geen bedrijven met geluidbelasting groter of
Woning Calandstraat 26
gelijk aan 56 dB(A)-etmaalwaarde.
Op enkele (bedrijfswoningen) is de geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) etmaalwaarde. Dit kan duiden op een knelpunt, waardoor bedrijven mogelijk in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Het betreft de onderstaande adressen.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 6 van 16
Tabel 4.2 Overzicht deelbijdragen bedrijven op geluidgevoelige objecten van 56 dB(A) of meer Omschrijving geluidgevoelige objecten
Bedrijf en geluidbelasting (dB(A))
Woningen Leeghwaterstaat 227 -
Romano Mechanische Bewerking:
235
57 dB(A)-etmaalwaarde. Objectspuitbedr. Ploegaert B.V.: 60 dB(A)-etmaalwaarde. Blokland Non Ferro B.V.:
Woning Lelystraat 98
57 dB(A)-etmaalwaarde. De Gele Pijl: 61 dB(A)-etmaalwaarde.
Woning Vierlinghstraat 2
IHC Dredging: 60 dB(A)-etmaalwaarde. Binkys Mystic: 66 dB(A)-etmaalwaarde. Van Bragt Vervoer: 61 dB(A)-etmaalwaarde.
Woning Vierlinghstraat 6
De Gele Pijl: 60 dB(A)-etmaalwaarde. Romijn BV Tankstation: 62 dB(A)etmaalwaarde.
Woning Leeghwaterstraat 1
Mousati Auto's: 60 dB(A)-etmaalwaarde. De Groot’s Autobedrijf: 56 dB(A)-
Woning Calandstraat 1
etmaalwaarde. Reserveringsbron (vh Kloos Merofac B.V.):
Woning Calandstraat 21
57 dB(A)-etmaalwaarde. Timmerbedrijf N. Leydekkers: 61 dB(A)etmaalwaarde.
Woning Lelystraat 36
Auto Dynamic: 60 dB(A)-etmaalwaarde. Binkys Mystic: 57 dB(A)-etmaalwaarde.
Woning Vierlinghstraat 3
4.2
De Gele Pijl: 56 dB(A)-etmaalwaarde.
Dossieronderzoek
Voor de woningen genoemd in tabel 4.2 is door OZHZ nader geluidonderzoek uitgevoerd. Het nader geluidonderzoek is uitgevoerd op basis van de milieudossiers van de bedrijven. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of bedrijven in hun geluidruimte worden beperkt als het industrieterrein wordt gedezoneerd en de (bedrijfs)woningen een juridische status krijgen. Hierbij is een grenswaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde gehanteerd. Hierna zijn per bedrijf de bevindingen weergegeven. Romano Mechanische Bewerking Leeghwaterstraat 235C Het onderzoek richt zich om de relevante woningen aan de Leeghwaterstraat 227 - 235. Het bedrijf heeft een aanvraag voor milieuvergunning ingediend in 1998. Deze is nu te beschouwen als melding in het kader van het Activiteitenbesluit. De werktijden zijn van maandag tot en met zaterdag van 07.00 tot 19.00 uur. Binnen de inrichting zijn een beperkt aantal metaalbewerkingsmachines opgesteld.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 7 van 16
In 'oude' vergunning zijn geluidgrenswaarden opgenomen van 50 dB(A)-etmaalwaarde op 25 meter grens inrichting (is vrijwel de afstand tot woningen). Dit betekent dat het bedrijf in de oude vergunde situatie een geluidnorm had van 50 dB(A) ter plaatse van de woningen. Dat wordt nu 55 dB(A). Conclusie: Dezonering vormt voor dit bedrijf geen beperking in de geluidruimte. Objectspuitbedrijf Ploegaert B.V. Lelystraat 94 Het onderzoek richt zich om de relevante woning aan de Lelystraat 98. Het bedrijf had een vergunning (februari 1992). Op basis van de aanvraag zijn geen akoestisch relevante installaties geconstateerd. Wel bevindt zich een afzuiging vanwege een verfspuitcabine (geen direct verband met uitblaas naar buiten) op korte afstand. In 1992 is 55 dB(A) etmaalwaarde op 25 meter grens inrichting vergund. In 2001 is een melding ingediend op grond vande AMvB Bouw- en houtbedrijven. De aangegeven werktijden zijn van 06.00 tot 17.00 uur (op zaterdag en overwerk tot 20.00 uur). In meldingsformulier is aangegeven dat de afzuiginstallatie 9 uur in bedrijf is tussen 07.00 en 19.00 uur. Conclusie: Gelet op de korte afstand van een afzuiging tot de woning is nader onderzoek noodzakelijk. Blokland Non Ferro B.V. Lelystraat 106 Het onderzoek richt zich om de relevante woning aan de Lelystraat 98. Het bedrijf heeft in maart 2006 een aanvraag ingediend. De aanvraag is in feite nu te beschouwen als melding Activiteitenbesluit. De werktijden zijn van 06.00 tot 23.00 uur. Op basis van een tekening is geconstateerd dat het panddeel ten westen woning kantooractiviteiten en opslag (magazijn+verfkluis) omvat. Het gedeelte van de loods dat achter (ten zuiden) de woning langsloopt heeft de volgende wandopbouw: Binnendoos/isolatie/licht geperforeerde stalen beplating. In de melding is aangegeven dat het binnenniveau minder dan 80 dB(A) bedraagt. Er vinden geen verkeersbewegingen plaats in de nachtperiode. Gelet op deze voorzieningen (bouwkundig) en maatregelen en de situering van mobiele bronnen is de verwachting dat voldaan kan worden aan 55 dB(A)-etmaalwaarde. Aandachtspunt is wel de luchtbehandelingsinstallatie en het leidingwerk aan de gevel van het bedrijfsgebouw (ten zuiden van de woning). Hiervoor wordt nader onderzoek noodzakelijk geacht. Conclusie: Nader onderzoek naar luchtbehandelinginstallatie is noodzakelijk. De Gele Pijl, Vierlinghstraat 4 Het onderzoek richt zich op de relevante woningen aan de Vierlinghstraat 2, VIerlinghstraat 3 en Vierlinghstraat 6. Het bedrijf is een staalconstructiebedrijf. In 1992 is een aanvraag ingediend voor een milieuvergunning. De aanvraag is in feite nu te beschouwen als een melding. De werktijden zijn van tussen 07.00 tot 19.00 uur. In 1992 is een geluidruimte vergund van 50 dB(A) op 10 meter grens inrichting. Na de vergunning hebben wijzigingen van de vergunning plaatsgevonden die niet hebben geleid tot aanpassing van de geluidruimte van het bedrijf. Gelet op drie woningen in directe omgeving van bedrijf en de metaalbewerkende activiteiten is nader akoestisch onderzoek noodzakelijk. Conclusie: Nader akoestisch onderzoek is noodzakelijk.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 8 van 16
IHC Dredging, Lelystraat 17 Het onderzoek richt zich om de relevante woning aan de Vierlinghstraat 2. Tussen de woning en loods bevindt zich een kantoorgebouw van IHC. Dit kantoorgebouw zorgt voor voldoende afscherming tussen de woning en de loods. Conclusie: Gelet op situering IHC ten opzichte van woning kan IHC voldoen aan 55 dB(A)etmaalwaarde op betreffende woning. Binkys Mystic / Van Bragt Vervoer, Vierlinghstraat 8 Het onderzoek richt zich op de relevante woningen aan de Vierlinghstraat 2 en Vierlinghstraat 3. Binkys Mystic maakt geen gebruik meer van dit pand. Voor de activiteiten is voorheen een melding ingediend op grond van het Besluit inrichtingen motorvoertuigen. Thans is de melding te beschouwen als een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op de locatie zijn diverse taxibedrijven gevestigd geweest zoals Drechttax, Lotax en nu Van Bragt. Gelet op aard bedrijfsactiviteiten (taxibedrijf) is de verwachting dat kan worden voldaan aan 55 dB(A) etmaalwaarde. Conclusie: Dezonering vormt voor dit bedrijf geen beperking in de geluidruimte. Romijn B.V. Tankstation, Calandstraat 21 Het onderzoek richt zich op de relevante woning aan de Leeghwaterstraat 1.Van het bedrijf was ten tijde van het onderzoek geen dossier beschikbaar. Conclusie: Nader onderzoek is noodzakelijk. Mousati Auto's, Leeghwaterstraat 3 Het onderzoek richt zich op de relevante woning aan de Leeghwaterstraat 1. Het bedrijf is een autohandel, er vinden geen herstelwerkzaamheden plaats. Het bedrijf is meldingsplichtig op grond van het Activiteitenbesluit. Gelet op activiteiten (alleen handel) kan op de betreffende woning voldaan worden aan de geluidnormering uit het Activiteitenbesluit. Conclusie: Geen nader onderzoek noodzakelijk. De Groot’s Autobedrijf, Calandstraat 3 Het onderzoek richt zich op de relevante woning aan de Calandstraat 1. Het bedrijf valt sinds 1990 onder Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen en sinds 2008 onder het Activiteitenbesluit. Het is een klein garagebedrijf met 1 persoon in dienst en met 1 brug in gebruik. Er zijn geen wasactiviteiten. Gelet op de relatief kleinschalige activiteiten zal geluiduitstraling van het bedrijfsgebouw beperkt zijn. Op het buitenterrein vindt alleen stalling van te verkopen auto’s plaats. Gelet hierop is de verwachting dat op betreffende woning voldaan kan worden aan de geluidnormering uit het Activiteitenbesluit. Conclusie: Geen nader onderzoek noodzakelijk. Voorheen Kloos Merofac, Calandstraat 15 Het onderzoek richt zich op de relevante woning aan de Calandstraat 21. Het dossier omvat een aanvraag uit 1992 (Kloos Merofac). Deze aanvraag is in feite nu te beschouwen als melding op grond van het Activiteitenbesluit. In de 'oude' vergunning zijn geluidgrenswaarden van 55 dB(A)etmaalwaarde ter hoogte nabij gelegen woningen opgenomen. Het terrein is nu in gebruik als stalling voor caravans. Op basis van het huidige gebruik (stalling caravans) kan worden voldaan de geluidnormering uit het Activiteitenbesluit. Conclusie: Geen nader onderzoek noodzakelijk.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 9 van 16
Timmerbedrijf N. Leydekkers, Lelystraat 26-30 Het onderzoek richt zich op de relevante woning aan de Lelystraat 36. De oorspronkelijk aanvraag dateert van 1986. Daarna is het besluit Bouw- en houtbedrijven van toepassing geworden. In het voorste gedeelte van het bedrijf vindt opslag plaats. Daarachter zijn (inpandig) machines opgesteld. Op basis van het huidige gebruik kan worden voldaan de geluidnormering uit het Activiteitenbesluit. Conclusie: Geen nader onderzoek noodzakelijk. Auto Dynamic/ Agio Automobielen, Lelystraat 36 Het onderzoek richt zich op de relevante woning aan de Lelystraat 36. Door Auto Dynamic is een melding Besluit opslag- en transportbedrijven ingediend. Op basis van gegevens van de site wordt geconstateerd dat het bedrijf alleen in de dagperiode in werking is. Er is alleen sprake van autohandel, geen reparatiewerkzaamheden. Gelet op activiteiten (alleen handel), en de werktijden kan worden voldaan aan de geluidnormering uit het Activiteitenbesluit. Conclusie: Geen nader onderzoek noodzakelijk. Bij een groot aantal bedrijven zijn op basis van de milieudossiers geen knelpunten geconstateerd. Voor onderstaande bedrijven kan op basis van het dossieronderzoek op voorhand niet worden gesteld dat er geen knelpunten optreden. Dit zijn de bedrijven: •
Objectspuitbedrijf Ploegaert BV.
•
Blokland Non Ferro BV.
•
De Gele Pijl.
•
Romijn BV.
Dit nader onderzoek is opgenomen in paragraaf 4.3.
4.3
Nader akoestisch onderzoek
Met de contactpersonen van Ploegaert, Blokland en De Gele Pijl zijn afspraken gemaakt voor de uitvoering van een locatie-/bedrijfsbezoek en de uitvoering van geluidmetingen. De resultaten van de locatie-/bedrijfsbezoeken zijn verwerkt in een akoestisch rekenmodel, waarna de geluidbelasting per bedrijf is berekend op woningen. Voor Romijn is een dossieronderzoek uitgevoerd. Tevens is de bedrijfsvoering van Romijn, op basis van aannames, verwerkt in een akoestisch rekenmodel. Hierna volgt een beknopte beschrijving de uitgevoerde onderzoeken: Bedrijfsbezoeken Ploegaert Op circa 4,5 meter van de grens van de inrichting (westzijde) bevindt zich de voor Ploegaert maatgevende woning aan de Lelystraat 98. Overige woningen zijn op veel grotere afstand gelegen.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 10 van 16
Met Ploegaert is de bedrijfsvoering besproken. In relatie tot onderhavig onderzoek zijn de volgende wijzigingen in de bedrijfsvoering met name relevant: •
Schuurwerkzaamheden vinden niet meer in het (noord)oostelijk deel van het bedrijfsgebouw plaats, maar in het (noord)westelijk deel. Dit vanwege verbeterde interne logistiek.
•
Vanwege de schuurwerkzaamheden vindt afzuiging van lucht plaats. De uitlaat van deze afzuiging bevindt zich aan de noordgevel, circa 1 meter boven de dakrand. De afzuiging is uitsluitend tussen 07.00 en 19.00 uur ingeschakeld.
De hierna volgende geluidbronnen zijn als meest relevant geacht in relatie tot de woning Lelystraat 98: •
Uitlaat afzuiging noordgevel bedrijfsgebouw Ploegaert.
•
Toegangsdeuren (geopend) noordgevel bedrijfsgebouw Ploegaert.
Verder kunnen op het bedrijfsterrein personenwagens/bestelwagens parkeren en kunnen materialen worden opgeslagen. Geluidmetingen zijn uitgevoerd aan de uitlaat afzuiging en inpandig (nabij de toegangsdeur) bij het schuren. Gelet op voorstaande zijn de volgende geluidbronnen die de bedrijfsvoering van Ploegaert vertegenwoordigen in het rekenmodel ingevoerd: uitlaat afzuiging noordgevel, toegangsdeuren, geluidbronnen die piekgeluiden vanwege handling van materiaal/materieel en het dichtslaan portieren vertegenwoordigen. In bijlage 3 is een uitgebreide beschrijving van het onderzoek voor Ploegaert opgenomen. Blokland Op circa 2,3 meter van de grens van de inrichting (oostzijde) bevindt zich de voor Blokland maatgevende woning aan de Lelystraat 98. Overige woningen zijn op veel grotere afstand gelegen. Met Blokland is de bedrijfsvoering doorgesproken. De hierna volgende geluidbronnen zijn als meest relevant geacht in relatie tot de woning Lelystraat 98: •
De vier uitlaten van afzuigingen in de oostgevel (ruimte lashoek) van het bedrijfsgebouw.
•
Luchtbehandelingsinstallatie op het dak van het bedrijfsgebouw (boven ruimte lashoek); maatgevend is één uitlaatrooster.
Verder kunnen op het buitenterrein (zuidoostzijde) materialen worden opgeslagen. Aan de noordzijde kunnen personenwagens/bestelwagens worden geparkeerd. Geluidmetingen zijn uitgevoerd aan voornoemde vier uitlaten en de luchtbehandelingsinstallatie op het dak. Tevens zijn binnenmetingen uitgevoerd. Gelet op de activiteiten binnen en de geluidbronnen buiten is de geluiduitstraling van de gevels van het bedrijfsgebouw niet verder bepaald (akoestisch niet relevant). Gelet op voorstaande zijn de volgende geluidbronnen die de bedrijfsvoering van Blokland vertegenwoordigen in het rekenmodel ingevoerd: De vier uitlaten van afzuigingen in de oostgevel (ruimte lashoek) van het bedrijfsgebouw, de luchtbehandelinginstallatie op het dak (ruimte lashoek), geluidbronnen die piekgeluiden vanwege handling van materiaal/materieel en dichtslaan portieren vertegenwoordigen.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 11 van 16
De Gele Pijl In de directe omgeving van De Gele Pijl bevinden zich drie voor De Gele Pijl maatgevende woningen. Op/nabij de inrichtingsgrens betreft het de woningen Vierlinghstraat 2 en 6. Aan de overzijde van de weg betreft het de woning Vierlinghstraat 2. De noordgevel van de woning Vierlinghstraat 6 is een zogeheten ‘dove gevel’. Met De Gele Pijl is de bedrijfsvoering doorgesproken. Deze is op onderdelen gewijzigd. In relatie tot onderhavig onderzoek zijn de volgende wijzigingen met name relevant: •
Binnen de inrichting (met name buitenterrein) is een dieselheftruck in werking.
•
Vrachtwagen (laden/lossen) blijft op openbare weg staan.
•
Sinds 3 maanden is een extra loods in gebruik.
•
Het kantinegebouw is vervangen door een nieuw gebouw op een iets andere locatie (inclusief
•
De bouwkundige staat van diverse bedrijfsgebouwen kan worden verbeterd (dichtmaken
opslagruimten). openingen en kieren). De hierna volgende geluidbronnen zijn als meest relevant geacht in relatie tot de woningen: •
Heftruck op het bedrijfsterrein, inclusief klepperen lepels.
•
Uitstraling van hal 1 en maatgevende loods (via deur en/of raam en/of muur).
•
Zelflossende vrachtwagen op de openbare weg.
•
Handling materiaal/materieel (metalen) (pieken).
Geluidmetingen zijn uitgevoerd aan de heftruck (exclusief klepperen) en inpandig zijn geluidmetingen uitgevoerd. De hiervoor vermelde geluidbronnen, die de bedrijfsvoering van De Gele Pijl vertegenwoordigen, zijn in het rekenmodel ingevoerd. Voor het klepperen van de lepels van de heftruck is een kental gehanteerd. Romijn Romijn is gelegen aan de Calandstraat 21. Van de inrichting maakt een (bedrijfs)woning deel uit, namelijk de woning aan de Calandstraat 21. De inrichting van Romijn bestaat verder uit een bedrijfsgebouw en ten zuiden hiervan een tankstation met buitenterrein. Het ‘afleveren van motorbrandstoffen voor wegverkeer’ is de enige relevante activiteit van Romijn. In 2005 heeft Romijn zijn transportactiviteiten beëindigd. De openingstijden van het tankstation zijn: 07.00 – 21.00 uur. Romijn valt sinds 2008 onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Eventueel overgangsrecht voor wat betreft geluid is derhalve niet (meer) van toepassing. Voorheen was Romijn in werking op basis van het Besluit tankstations milieubeheer. In de meldingssituatie zijn geen gegevens overgelegd van aantallen personen- en bestelwagens et cetera die komen tanken. Grenzend aan de inrichtingsgrens van Romijn bevindt zich de woning Leeghwaterstraat 1, waarvan de oostgevel als ‘dove gevel’ kan worden aangemerkt. Op het terrein van deze woning bevindt zich eveneens een stacaravan waarvan vanuit wordt gegaan dat deze wordt bewoond (beide woningen horen niet tot de inrichting van Romijn).
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 12 van 16
Gelet op de nabijheid van de woning aan de Leeghwaterstraat 1 is, op basis van diverse aannames, de bedrijfsvoering van Romijn in het rekenmodel ingevoerd: •
Piekgeluiden portieren: Lwr,max = 100 dB(A) in de dag- en avondperiode.
•
In werking zijn afleverpompen: Lwr = 80 dB(A) (gebaseerd op akoestisch onderzoek ander tankstation) gedurende effectief 7,2 uur in de dagperiode en 1,6 uur in de avondperiode (2 minuten per voertuig).
•
Rijden personenwagens: Lwr = 90 dB(A) (gangbaar bronvermogen); aantallen: 216 in de dagperiode en 48 in de avondperiode.
•
Tankwagen, lossen: Lwr = 100 dB(A), gedurende 0,5 uur in de dagperiode.
Al deze bronnen zijn qua locatie gemodelleerd op basis van fotomateriaal (bron: Drechtmaps).
4.5
Resultaten
Per bedrijf is met de geluidbronnen die zijn ingevoerd in het rekenmodel de geluidbelasting berekend op de in de directe omgeving liggende woning(en). De geluidbronnen zijn gebaseerd op de informatie die verkregen is tijdens de bedrijfsbezoeken. Hierna zijn de resultaten opgenomen: Ploegaert De geluidbelasting (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) vanwege Ploegaert bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 44 dB(A) etmaalwaarde op een gevel van de woning Lelystraat 98. De geluidbelasting op een dove gevel bedraagt ten hoogste 52 dB(A) etmaalwaarde. Het maximale geluidniveau vanwege Ploegaert bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 81 dB(A) in de dagperiode en 68 dB(A) in de avond- en nachtperiode (noordgevel woning). Deze maximale geluidniveaus worden veroorzaakt door het dichtslaan van portieren en handling van materiaal/materieel. Blokland De geluidbelasting (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) vanwege Blokland bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 50 dB(A) etmaalwaarde op een gevel van de woning Lelystraat 98. Het maximale geluidniveau vanwege Blokland bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 72 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode (westgevel woning, op basis locatiebezoek niet aan te merken als ‘dove’ gevel). Bepalend voor de maximale geluidniveaus is het dichtslaan van portieren. De Gele Pijl De geluidbelasting (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) vanwege De Gele Pijl bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 55 dB(A) in de dagperiode op een gevel. De geluidbelasting op een dove gevel bedraagt ten hoogste 57 dB(A) in de dagperiode. Het maximale geluidniveau vanwege De Gele Pijl bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 84 dB(A) in de dagperiode bij een woning. Deze maximale geluidniveaus worden veroorzaakt door het klepperen van de lepels van de heftruck en door metaalhandling.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 13 van 16
Romijn De geluidbelasting (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau) vanwege Romijn bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 60 dB(A) in de dagperiode en 48 dB(A) in de avondperiode op een gevel (niet zijnde de geluidbelasting op dove gevel(s)). De geluidbelasting in de dagperiode wordt in hoge mate veroorzaakt door de geluidbelasting vanwege het lossen van de tankwagen. Het maximale geluidniveau vanwege Romijn bedraagt op basis van de rekenresultaten ten hoogste 74 dB(A) in de dagperiode en 70 (woning)/74 (stacaravan) dB(A) in de avondperiode. Deze maximale geluidniveaus worden veroorzaakt door het dichtslaan van portieren.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 14 van 16
5. Conclusies Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege Ploegaert, Blokland en De Gele Pijl na dezonering voldoet aan de relevante (geluid)grenswaarden in het Activiteitenbesluit. Voor Ploegaert en Blokland is zelfs nog geluidruimte ‘over’. De bedrijven worden voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau door de dezonering niet belemmerd in hun bedrijfsvoering. Voor De Gele Pijl is geen geluidruimte meer ‘over’. Bij de Gele Pijl wordt ten aanzien hiervan opgemerkt dat het wel/niet overschrijden van de grenswaarde(n) samenhangt met gedane aannames (bijvoorbeeld de bedrijfsduur van een kraan op vrachtwagen, de gekozen positie van de geluidbronnen, gesloten deuren bij slijpwerkzaamheden). Wijzigingen hierin kunnen van effect zijn op de berekende geluidbelasting. Het bedrijf wordt voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau door de dezonering niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering. De geluidbelasting vanwege Romijn kan na dezonering niet voldoen aan de relevante (geluid)grenswaarden in het Activiteitenbesluit. De geluidbelasting wordt in hoge mate veroorzaakt door het lossen van een tankwagen. Het is de vraag of deze activiteit tot de representatieve bedrijfssituatie hoort. Het bedrijf kan door dezonering worden belemmerd in zijn bedrijfsvoering. Deze activiteit zou als een regelmatige afwijking op de representatieve bedrijfssituatie beschouwd mogen worden. Voor dit bedrijf wordt nader onderzoek naar de bedrijfssituatie uitgevoerd en indien noodzakelijk maatwerk opgesteld. De maximale geluidniveaus vanwege de bedrijven zijn hoger dan de geluidgrenswaarden in het Activiteitenbesluit. Hierbij wordt opgemerkt dat maximale geluidniveaus in de dagperiode grotendeels worden uitgesloten van toetsen voor zover deze betrekking hebben op laad- en losactiviteiten. De avond- en nachtperiode vormen dan een eventueel knelpunt. Dit betreft dan 3 van de 4 bedrijven (het tankstation is vanaf 21.00 uur gesloten). Voor het bedrijventerrein wordt een nota industrielawaai opgesteld, waarbij het uitgangspunt is dat de bedrijven hun geluidruimte behouden en voor de (bedrijfs)woningen geen verslechtering van het woon- en leefklimaat optreedt. Hierbij wordt aangesloten bij de hoofdstuk 2 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 15 van 16
6. Consequenties voor (bedrijfs)woningen Voor (bedrijfs)woningen op een geluidgezoneerd industrieterrein geldt geen dan wel een zeer beperkte mate van bescherming tegen geluid van bedrijven. De (bedrijfs)woningen worden niet beschermd tegen geluid van meldingsplichtige bedrijven. Voor vergunningplichtige bedrijven geldt op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening een advies om voor bedrijfswoningen op een gezoneerd industrieterrein naar een geluidnorm te streven van 65 dB(A) etmaalwaarde. Door het vervallen van de geluidzonering wordt het beschermingsniveau van de op het industrieterrein aanwezige (bedrijfs)woningen groter. Type Barim B bedrijven moeten gaan voldoen aan een geluidnorm van 55 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en 75 dB(A) in de dag-, 70 dB(A) in de avond- en 65 dB(A) in de nachtperiode voor het maximaal geluidniveau ter plaatse van de woningen. Voor woningen buiten de zonegrens (Stationsstraat) verdwijnt de bescherming van de zonegrens die achter de woningen lag. De (zes) aanwezige bedrijven mogen nu elk afzonderlijk 50 dB(A) ter plaatse van deze woningen produceren. Gecumuleerd zou dit theoretisch een toename van 8 dB(A) betekenen. In de praktijk is een dergelijke toename niet mogelijk omdat de geluidruimte van de bedrijven ook wordt begrensd door de aanwezige bedrijfswoningen aan de Calandstraat en er sprake is van een grote mate van afscherming door de aanwezige bedrijfsgebouwen. Bij toetsing aan maximale geluidniveaus is er geen sprake van cumulatie, maar beoordeling per bedrijf. Dezonering leidt naar verwachting niet tot een slechter woon- en leefklimaat vanwege maximale geluidniveaus.
Zaaknummer: 0122581 Akoestisch onderzoek BP “Nijverwaard” te Sliedrecht Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Pagina 16 van 16
Bijlage 1: Weergave gezoneerd IT Nijverwaard
Bijlage 2: Verbeelding bestemmingsplan
73
Bijlage 3 Nota Industrielawaai
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
74
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
1
1.1
Inleiding
Algemeen
Aan de noordzijde van Sliedrecht, ten noorden van de rijksweg A15 bevindt zich industrieterrein “Nijverwaard”. Dit industrieterrein was geluidgezoneerd conform de Wet geluidhinder. In onderstaande figuur is het industrieterrein weergegeven. De gele lijn omvat de grens van het gezoneerd industrieterrein, de rode lijn de zonegrens.
Voor het industrieterrein is een nieuw bestemmingsplan van kracht geworden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de aard en omvang van de bestaande bedrijvigheid geïnventariseerd. Hierbij is geconcludeerd dat de bestaande bedrijvigheid voornamelijk bestaat uit lichtere bedrijven tot milieucategorie IV. Vanwege de huidige bedrijvigheid bestaat er geen noodzaak om het gebied geluidgezoneerd te houden. In het bestemmingsplan is de vestiging van de zogenaamde “lawaaimakers” zoals bedoeld in onderdeel D van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht uitgesloten. Dit houdt in dat het terrein gedezoneerd is. Door het dezoneren vervalt de zonegrens en de grens van het gezoneerd industrieterrein. Door de wijziging in het bestemmingsplan, waarbij het industrieterrein “Nijverwaard” gedezoneerd is, treedt er een verandering op voor wat betreft het beschermingsniveau van gevoelige gebouwen ((bedrijfs)woningen en een woonwagenterrein) in dit gebied tegen geluidhinder van bedrijven. Het beschermingsniveau wordt door dezonering hoger voor de (bedrijfs)woningen op het voormalige industrieterrein. Voor een aantal woningen aan de Stationsstraat, net buiten de voormalige zone, wordt het theoretische beschermingsniveau lager, zie “Akoestische onderbouwing Industrieterrein Nijverwaard” d.d. 5 november 2013. Anderzijds kunnen bedrijven nadeel ondervinden vanwege een hoger beschermingsniveau van gevoelige gebouwen.
1.2
Doel van de nota
Sinds 1998 is de “Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening” van kracht. Deze handreiking geeft gemeenten de vrijheid om een eigen beleid vast te stellen op het gebied van industrielawaai. Deze ‘Nota industrielawaai Bedrijventerrein Nijverwaard” (de nota) geeft het beleidskader voor het beoordelen van vergunningaanvragen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De nota heeft betrekking op inrichtingen met individuele vergunningen maar ook op inrichtingen die sinds 1 januari 2008 vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met maatwerk geluidsvoorschriften (artikel 2.20 Activiteitenbesluit). Doel van deze nota industrielawaai is om de geluidrechten van de bedrijven door de dezonering niet in te perken en om het woon- en leefklimaat bij woningen op het bedrijventerrein niet te verslechteren.
1.3
Juridische aspecten
Sinds 1998 is de “Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening” van kracht. Deze handreiking geeft gemeenten de vrijheid om een eigen beleid vast te stellen op het gebied van industrielawaai. De nota industrielawaai voor bedrijventerrein “Nijverwaard” is een belangrijk document waar diverse beleidsvelden in samen komen. De inhoud van de nota zorgt dat is gewaarborgd dat van een zorgvuldige besluitvorming sprake is. Voor het totstandkomingproces van deze nota is de openbare voorbereidingsprocedure krachtens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Hiertoe wordt de ontwerp Nota industrielawaai gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd, en ligt voor een termijn van 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om zienswijzen kenbaar te maken. Uit oogpunt van duidelijkheid en in overeenstemming met de Wet ruimtelijke ordening wordt aan de geldigheidsduur van deze nota een termijn gesteld die voldoende is om het bestemmingsplan dat direct betrekking heeft op deze nota, uit te kunnen voeren. Op basis hiervan is de geldigheidsduur van deze nota gesteld op 10 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan. De nota wordt zo nodig tussentijds geëvalueerd en herzien. De eventuele wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het implementeren van wijzigingen, aanvullingen en/of actuele ontwikkelingen die van invloed zijn op de gebiedsindeling of richtwaarden voor de diverse deelgebieden, wordt toegekend aan de het college van burgemeester en wethouders. De dan te volgen procedure is dezelfde als die voor de totstandkoming van deze nota.
De nota biedt het kader voor de besluiten waarbij in de Wabo (voorheen Wm) is aangegeven dat hiermee rekening moet worden gehouden. Alleen op grond van gewichtige redenen kan van de nota worden afgeweken. Op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal een motivering op gewichtige gronden nodig zijn om van de nota af te wijken. De provincie Zuid-Holland is, mede van belang vanwege haar rol als bevoegd gezag bij mogelijke vergunningaanvragen voor inrichtingen, in de gelegenheid gesteld op de nota te reageren.
2
Geluidsituatie bedrijventerrein Nijverwaard
2.1
Situatie voor de bestemmingsplanwijziging
Het industrieterrein ‘Nijverwaard’ is geluidgezoneerd conform de Wet geluidhinder. De geluidruimte voor de vergunningplichtige bedrijven wordt bepaald op grond van de geluidruimte die de geluidzonering biedt. Op het industrieterrein zijn gevoelige gebouwen gelegen aan de: 1.
Leeghwaterstraat 1, 61, en 227 t/m 235
2.
Beijerinckstraat 1 t/m 3
3.
Lelystraat 36 en 98
4.
Vierlinghstraat 2, 3 en 6
5.
Calandstraat 1, 3, 21 en 26
6.
Woonwagencentrum
Deze gevoelige gebouwen zijn slechts in beperkte mate beschermd tegen geluidhinder. Voor zover het burgerwoningen betreft, zijn er geen grenswaarden te stellen, het is immers formeel/planologisch niet mogelijk dat zich burgerwoningen op een gezoneerd industrieterrein bevinden. Voor bedrijfswoningen wordt op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening een richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau gegeven van ten hoogste 65 dB(A) etmaalwaarde (tabel 5 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening). Dit betekent dat de geluidruimte van vergunningplichtige bedrijven niet primair wordt bepaald door de aanwezige woningen. Voor meldingsplichtige bedrijven geldt dat zij, indien zich binnen een straal van 50 meter geen gevoelig gebouw binnen de zone bevinden, op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet meer geluid mogen produceren dan 50 dB(A) etmaalwaarde op 50 meter. Bevinden zich wel gevoelige gebouwen binnen een straal van 50 meter in de zone, dan geldt ter plaatse van deze gevoelige gebouwen een geluidnorm van 50 dB(A) etmaalwaarde. Hierbij is een gevoelig gebouw volgens het Activiteitenbesluit gedefinieerd als woningen en gebouwen die op grond van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als “andere geluidgevoelige gebouwen”, met uitzondering van die gebouwen die behoren tot de inrichting. Het terrein van een woonwagen geldt ook als gevoelig gebouw. Een woning is een gebouw waar op grond van het bestemmingsplan bewoning is toegestaan. Op basis van de voorschriften zou de conclusie kunnen zijn dat gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein worden beschermd tegen geluid, als het bestemmingsplan bewoning toestaat. Artikel 2.17 lid 1f van het Activiteitenbesluit stelt echter dat gevoelige gebouwen op een gezoneerd industrieterrein niet worden beschermd tegen geluid.
2.2
Situatie na de bestemmingsplanwijziging
Door de dezonering verandert het beschermingsniveau van de gevoelige gebouwen en daarmee ook de mogelijke geluidruimte van de bedrijven. Het wettelijk kader voor wat betreft de geluidnormering verschuift van de Wet geluidhinder en Activiteitenbesluit naar de Wabo/Activiteitenbesluit. Dit betekent voor de vergunningplichtige bedrijven dat hun geluidbelasting op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening worden getoetst aan tabel 4 uit de Handreiking. In de praktijk zal dat in de meeste gevallen betekenen dat de bedrijven niet meer geluid mogen produceren dan 50 dB(A) etmaalwaarde ter plaatse van de meest nabijgelegen geluidgevoelige gebouwen c.q. (bedrijfs-)woning(en). Doordat de (bedrijfs-)woningen planologisch als geluidgevoelig worden bestemd, kan een bedrijf hierdoor in de geluidruimte worden beperkt. Dit betekent automatisch een hoger beschermingsniveau van de (bedrijfs-)woningen. Voor de Activiteitenbesluit type A en B bedrijven, dat is het merendeel van de bedrijven, geldt dat zij niet meer geluid mogen produceren dat 55 dB(A) etmaalwaarde bij bedrijfswoningen van derden en 50 dB(A) etmaalwaarde bij burgerwoningen. Voor het maximaal geluidniveau geldt 75 dB(A) in de dag-, 70 dB(A) in de avond en 65 dB(A) in de nachtperiode bij bedrijfswoningen. Bij burgerwoningen is de normering voor het maximaal geluidniveau 5 dB(A) lager. Deze geluidnormering betekent voor het grootste deel van de bedrijven geen belemmering van de huidige bedrijfsvoering, omdat de afstand tussen het bedrijf en de meest nabijgelegen gevoelige objecten groot is. Voor enkele bedrijven die op korte afstand van gevoelige objecten zijn gelegen, betekent dit een beperking van de geluidruimte. Naar de consequenties van de dezonering is akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie rapport “Akoestische onderbouwing dezonering Nijverwaard” d.d. 5 november 2013 van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en het “Akoestisch onderzoek industrieterrein Nijverwaard” van 8 december 2011 van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.
3
Geluidbeleid
Het geluidbeleid voor het bedrijventerrein Nijverwaard is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: 1.
Geen beperking van de huidige geluidruimte van de bedrijven;
2.
Duidelijk geluidbeleid voor de te vestigen en gevestigde bedrijven.
3.
Geen verslechtering van het woon- en leefklimaat voor de bewoners van de gevoelige objecten op het bedrijventerrein;
Om dit te bereiken wordt voor de geluidnormering van de bedrijven uitgegaan van het ´standstil’-principe ten opzichte van de situatie dat het industrieterrein geluidgezoneerd was.
3.1
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau
Voor de normering van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van vergunningplichtige bedrijven wordt aangesloten bij het gestelde in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Omdat de betreffende gevoelige objecten voorheen op het gezoneerd industrieterrein lagen, is de geluidnormering gebaseerd op tabel 5 uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en tabel 2.17c van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In onderstaande tabel is de geluidnormering van de bedrijven weergegeven. Tabel 1: Geluidnormen langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedrijventerrein Nijverwaard Gevoelig object binnen een afstand
Geen gevoelige objecten binnen een
van 50 meter
straal van 50 meter
Vergunningplichtige
55 dB(A) etmaalwaarde bij
50 dB(A) etmaalwaarde op 50 meter
bedrijven (type C)
burgerwoningen
van de grens van de inrichting
65 dB(A) etmaalwaarde bij bedrijfswoningen Meldingsplichtige
55 dB(A) etmaalwaarde bij burger- of
50 dB(A) etmaalwaarde op 50 meter
bedrijven (type B)
bedrijfswoningen
van de grens van de inrichting
Voor woningen op een gezoneerd industrieterrein mag de geluidbelasting geen 1
weigeringsgrond zijn voor vergunningverlening . Dit betekent dat er geen geluidnormen golden in de gezoneerde situatie. Vanuit het principe van “stand stil” kan daarom in uitzonderlijke gevallen van bovenstaande geluidnormen worden afgeweken. Hierbij dient het bedrijf middels een akoestisch onderzoek aan te tonen dat de bestaande activiteiten ten tijde van het gezoneerde industrieterrein de geluidnorm van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zoals vermeld in tabel 1 overschrijdt en maatregelen op onoverkomelijke bezwaren stuiten van financiële aard.
1
Zie ABRvSt 201300098/1/A4 en 201300099/1/A4
In gevallen waarbij een bedrijf zich vestigt of heeft gevestigd en waarbij sprake is van een aanpandige situatie ten opzichte van een (bedrijfs-)woning zal bij een aanvraag om een milieuvergunning of een melding naar de specifieke situatie moeten worden gekeken. Sinds 19 oktober 2007 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van kracht geworden en sinds 13 juli 2006 het Besluit landbouw milieubeheer. Uit artikelen 2.19 van het Activiteitenbesluit volgt dat de normen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van een geluidgevoelige bestemming niet van toepassing zijn op inrichtingen die zijn gelegen in een gebied waarvoor bij of krachtens een gemeentelijke verordening regels zijn gesteld. Omdat artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit nog niet van kracht is, kan voor inrichtingen, die onder de werkingssfeer van dit besluit vallen, nog geen gebruik worden gemaakt van deze mogelijkheid om de richtwaarden automatisch van toepassing te laten zijn op deze meldingsplichtige bedrijven. Er dient vooralsnog per inrichting maatwerk te worden gesteld, om een afwijkende richtwaarde ten opzichte van tabel 2.17 lid 3 (tabel 2.17c) van het Activiteitenbesluit voor meldingsplichtige bedrijven als geluidsnorm te laten gelden.
3.2
Maximale geluidniveaus
Voor de normering van de maximale geluidniveaus van vergunningplichtige bedrijven wordt in eerste instantie aangesloten bij het gestelde in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Voor burgerwoningen geldt een maximaal geluidniveau van 70 dB(A) in de dag-, 65 dB(A) in de avond en 60 dB(A) in de nachtperiode. In uitzonderlijke situaties kan deze waarde worden verhoogd met 5 dB in de dag- en nachtperiode. In het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt geen onderscheid gemaakt in burger- en bedrijfswoningen en worden ook geen “ontheffingsmogelijkheden” genoemd. Op grond van deze uitgangspunten gelden onderstaande geluidnormen voor maximale geluidniveaus voor gevoelige gebouwen op Nijverwaard. Tabel 2: Geluidnormen maximaal geluidniveau bedrijventerrein Nijverwaard Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
07.00 – 19.00 uur
19.00 – 23.00 uur
23.00 – 07.00 uur
Vergunningplichtige bedrijven Burgerwoning Grenswaarde
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
Ontheffingswaarde
75 dB(A)
65 dB(A)
65 dB(A)
75 dB(A)
70 dB(A)
65 dB(A)
Bedrijfswoning
Meldingsplichtige bedrijven Burger- of bedrijfswoning
75 dB(A)
70 dB(A)
65 dB(A)
Voor woningen op een gezoneerd industrieterrein mag de geluidbelasting geen 2
weigeringsgrond zijn voor vergunningverlening . Dit betekent dat er geen geluidnormen golden in de gezoneerde situatie. Vanuit het principe van “stand stil” kan daarom in
2
Zie ABRvSt 201300098/1/A4 en 201300099/1/A4
uitzonderlijke gevallen van bovenstaande geluidnormen worden afgeweken. Hierbij dient middels een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat de reeds bestaande activiteiten de geluidnorm van het maximaal geluidniveau zoals vermeld in tabel 2 overschrijdt en maatregelen op onoverkomelijke bezwaren stuiten van financiële aard. Sinds 19 oktober 2007 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van kracht geworden en sinds 13 juli 2006 het Besluit landbouw milieubeheer. Uit artikelen 2.19 van het Activiteitenbesluit volgt dat de normen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van een geluidgevoelige bestemming niet van toepassing zijn op inrichtingen die zijn gelegen in een gebied waarvoor bij of krachtens een gemeentelijke verordening regels zijn gesteld. Omdat artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit nog niet van kracht is, kan voor inrichtingen, die onder de werkingssfeer van dit besluit vallen, nog geen gebruik worden gemaakt van deze mogelijkheid om de richtwaarden automatisch van toepassing te laten zijn op deze meldingsplichtige bedrijven. Er dient vooralsnog per inrichting maatwerk te worden gesteld, om een afwijkende richtwaarde ten opzichte van tabel 2.17 lid 3 (tabel 2.17c) van het Activiteitenbesluit voor meldingsplichtige bedrijven als geluidsnorm te laten gelden.
75
Bijlage 4 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
76
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Bijlage Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
1
1. Algemeen Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
2. Toepassing 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen1). De 'standaard SvB' kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld: om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen; in buitengebieden; op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen;
1) Aangezien de wijze van milieuzonering met richtafstanden reeds vele jaren de standaardmethodiek voor milieuzonering is in Nederland, wordt voor het gebruik van de daarop gebaseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' genoemd.
2
Bijlage
-
om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de 'standaard SvB' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de 'standaard SvB' indicaties voor verkeersaantrekkende werking. Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de 'standaard SvB' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De 'standaard SvB' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
Bijlage
milieucategorie
3
richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
101
0
2
30
102
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3 6
1.000 1.500
700 1.000
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de 'standaard SvB' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' De in dit bestemmingsplan opgenomen 'standaard SvB' komt in verregaande mate overeen met de VoorbeeldStaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste 'standaard SvB' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de 'standaard SvB' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de 'standaard SvB' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren.
1) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. 2) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden.
4
Bijlage
Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten1) van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.
3. Flexibiliteit De 'standaard SvB' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de 'standaard SvB' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de 'standaard SvB' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de 'standaard SvB' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de 'standaard SvB' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. In de 'standaard SvB' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de 'standaard SvB' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
SBI 93/standaard SvB oktober 2010
1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
77
Bijlage 5 Bedrijfsinventarisatie
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
78
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Bijlage 5 Bedrijfsinventarisatie Bedrijventerrein Nijverwaard, Sliedrecht Bedrijfsinventarisatie van bedrijven die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid en een maatbestemming hebben. Adres
Naam inrichting
Algemene toelaatbaarheid
SBI-code (2008)
Milieucategorie
Soort bedrijf
Specifieke aanduiding
Leeghwaterstraat 55
Bakker Sliedrecht Electro Industrie BV
3.2
271, 273
4.1
SCHAKEL- EN INSTALLATIEMATERIAALFABRIEKEN
Sb-1
Leeghwaterstraat 59
Bakker Sliedrecht Electro Industrie BV
2
271, 273
4.1
SCHAKEL- EN INSTALLATIEMATERIAALFABRIEKEN
Sb-1
Leeghwaterstraat 235C
Romano Mechanische Bewerking
2
259, 331
3.2
OVERIGE METAALWARENFABRIEKEN N.E.G.
Sb-2
Lelystraat 111
Gemeentewerven
2
381.B
3.1
GEMEENTEWERFEN (AFVALINZAMELDEPOTS)
Sb-ge
Ringersstraat 1-3
Podt Alplain Kunststoffen B.V. / Plastirol B.V. / Redisol B.V.
4.1
222.2
4.2
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN KUNSTSTOF-MET FENOLHARSEN
Sb-3
Ringersstraat 7
De Ruiter Staalkabel B.V.
3.1
2562, 3311.1
3.2
OVERIGE METAALBEWERKENDE INDUSTRIE
Sb-4
79
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
80
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Nijverwaard
Ontvanger
:
Waarneemhoogte [m]
Rijlijn
: Leeghwaterstraat 13
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 5.00 Afstand schuin [m] : 0.44 Afstand kruispunt [m] : 1.00 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.50 0.00 11.77 0.11 1.68 0.82
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
1.5
15.00 15.02 0.00 0.00
: : : :
3050.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 66.56 60.86 67.34 61.64 68.91 63.22 0.00 0.00 72.49 66.79 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 55.72 56.50 58.07 0.00 61.65 --
59.60 53.90 48.76 5 59 54
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 1
Nijverwaard
Rijlijn
: Leeghwaterstraat 24
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 5.00 Afstand schuin [m] : 0.44 Afstand kruispunt [m] : 1.00 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek
Rijlijn
: Beijerinckstraat 13
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 7.00 Afstand schuin [m] : 0.28 Afstand kruispunt [m] : 0.50 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0.75 0.00 11.77 0.11 1.08 0.82
4700.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 68.44 62.74 69.21 63.52 70.79 65.09 0.00 0.00 74.37 68.67 ---
: : : : : :
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
15.00 15.02 0.00 0.00
: : : :
Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
1.50 0.00 11.77 0.11 1.68 0.82
: : : :
: : : : : :
: : : :
E_nacht 0.00 57.60 58.37 59.95 0.00 63.53 --
61.48 55.78 50.64 5 61 56
15.00 15.02 0.00 0.00
: : : :
5650.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 69.24 63.54 70.01 64.31 71.59 65.89 0.00 0.00 75.17 69.47 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 58.40 59.17 60.75 0.00 64.33 --
62.14 56.44 51.30 5 62 57
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 2
Nijverwaard
Rijlijn
: Beijerinckstraat 24
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 7.00 Afstand schuin [m] : 0.28 Afstand kruispunt [m] : 0.50 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0.75 0.00 11.77 0.11 1.08 0.82
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
15.00 15.02 0.00 0.00
: : : :
8700.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 71.11 65.41 71.89 66.19 73.47 67.77 0.00 0.00 77.04 71.34 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 60.27 61.05 62.63 0.00 66.20 --
64.01 58.31 53.17 5 64 59
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 3
Nijverwaard
Ontvanger
:
Waarneemhoogte [m]
Rijlijn
: Leeghwaterstraat 13
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 5.00 Afstand schuin [m] : 0.44 Afstand kruispunt [m] : 1.00 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.50 0.00 11.89 0.12 1.44 0.39
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
4.5
15.00 15.46 0.00 0.00
: : : :
3050.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 66.56 60.86 67.34 61.64 68.91 63.22 0.00 0.00 72.49 66.79 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 55.72 56.50 58.07 0.00 61.65 --
60.15 54.45 49.31 5 60 55
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 4
Nijverwaard
Rijlijn
: Leeghwaterstraat 24
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 5.00 Afstand schuin [m] : 0.44 Afstand kruispunt [m] : 1.00 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek
Rijlijn
: Beijerinckstraat 13
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 7.00 Afstand schuin [m] : 0.28 Afstand kruispunt [m] : 0.50 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0.75 0.00 11.89 0.12 0.92 0.39
4700.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 68.44 62.74 69.21 63.52 70.79 65.09 0.00 0.00 74.37 68.67 ---
: : : : : :
Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
15.00 15.46 0.00 0.00
: : : :
Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
1.50 0.00 11.89 0.12 1.44 0.39
: : : :
: : : : : :
: : : :
E_nacht 0.00 57.60 58.37 59.95 0.00 63.53 --
62.03 56.33 51.19 5 62 57
15.00 15.46 0.00 0.00
: : : :
5650.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 69.24 63.54 70.01 64.31 71.59 65.89 0.00 0.00 75.17 69.47 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 58.40 59.17 60.75 0.00 64.33 --
62.60 56.90 51.76 5 62 57
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 5
Nijverwaard
Rijlijn
: Beijerinckstraat 24
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 7.00 Afstand schuin [m] : 0.28 Afstand kruispunt [m] : 0.50 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
0.75 0.00 11.89 0.12 0.92 0.39
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
15.00 15.46 0.00 0.00
: : : :
8700.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 71.11 65.41 71.89 66.19 73.47 67.77 0.00 0.00 77.04 71.34 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 60.27 61.05 62.63 0.00 66.20 --
64.47 58.77 53.63 5 64 59
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 6
Nijverwaard
Ontvanger
:
Waarneemhoogte [m]
Rijlijn
: Leeghwaterstraat 13
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 5.00 Afstand schuin [m] : 0.44 Afstand kruispunt [m] : 1.00 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.50 0.00 12.16 0.12 1.42 0.27
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
:
: : : :
7.5
15.00 16.45 0.00 0.00
: : : :
3050.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 66.56 60.86 67.34 61.64 68.91 63.22 0.00 0.00 72.49 66.79 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 55.72 56.50 58.07 0.00 61.65 --
60.01 54.31 49.17 5 60 55
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 7
Nijverwaard
Rijlijn
: Leeghwaterstraat 24
Wegdekhoogte [m] Verhardingsbreedte [m] Bodemfactor [-] Objectfractie [-] Zichthoek [grad] Wegdektype [-]
: 0.00 Afstand horizontaal [m] : 5.00 Afstand schuin [m] : 0.44 Afstand kruispunt [m] : 1.00 Afstand obstakel [m] : 127 : 9a - Elementenverharding in keperverband Q_etmaal % Daguur % Avonduur % Nachtuur
Emissiegegevens distributie per voertuigcategorie per periode in dB(A) m Categorie Dag[%] Avond[%] Nacht[%] km/u C_wegdek 1 Motorrijwielen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 2 Lichte Motorvoertuigen 83.68 83.68 83.68 30 1.34 3 Middelzware Motorvoert... 9.67 9.67 9.67 30 2.58 4 Zware Motorvoertuigen 6.65 6.65 6.65 30 2.58 5 Bromfietsen 0.00 0.00 0.00 50 0.00 Totaal 100.00 100.00 100.00 C_optrek Resultaten in dB(A) C_reflectie C_zichthoek D_afstand D_lucht D_bodem D_meteo
: : : : : :
Standaard rekenmethode 1 V2.00
1.50 0.00 12.16 0.12 1.42 0.27
LAeq, dag LAeq, avond LAeq, nacht Aftrek Art.110g [dB] Lden, excl. Art.110g [dB] Lden, incl. Art.110g [dB]
: : : :
15.00 16.45 0.00 0.00
: : : :
4700.00 7.28 1.96 0.60
E_dag E_avond 0.00 0.00 68.44 62.74 69.21 63.52 70.79 65.09 0.00 0.00 74.37 68.67 ---
: : : : : :
E_nacht 0.00 57.60 58.37 59.95 0.00 63.53 --
61.89 56.19 51.05 5 62 57
11/8/2013 2:54:40 PM, blz. 8
81
Bijlage 7 QRA Betuweroute
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
82
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Rapportage QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
Versie: 2.2.0 Build: 503 Releasedatum: 24-8-2012 Datum: 7-11-2013, tijd: 16:37:56
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
2
1 Projectgegevens
1.1 Samenvatting Eigenschap
Waarde
Projectnaam
QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving Spoor Rotterdam 7023 Plaatsgebonden- en groepsrisico’s
Omschrijving Modaliteit Weerfile Totale lengte van de route Berekend Gemiddelde afstand tot de contouren Contour
Afstand
1/j
m
10-5
Niet aanwezig
10-6 10-7 10-8 Oppervlak onder de contouren
15 180 713
Contour
Oppervlak
1/j
m†
10-5
Niet aanwezig
10-6 10-7 10-8
209413 2632685 11610390
Eenheid
m
1.2 Versies Onderdeel
Versie
Datum
RBM_II.exe Parameters Weer Scenariobestand Stoffenbestand Helpbestand Systeemdatum
2.2.0 Build: 503 1.2.3 1.0 nvt Niet ingevuld 2.2 -
24/08/2012 24/08/2012 9-7-2013 24-8-2012 24-8-2012 24-8-2012 7-11-2013
Punt
X-waarde
Y-Waarde
Linksonder
109000
424000
1.3 Werkgebied
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
Rechtsboven
116000
3
431000
1.4 Algemene gegegevens Eigenschap
Waarde
Projectnaam
QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving betuweroute km 9 t/m 16 Vervoer GS volgens Basisnet VGS. Modellering volgens HART en BLEVEvrij rijden. Populatie volgens populatiebestand GR en geprojecteerde en verwachte plancapaciteit RO. Incl. woonwagenterrein Niet ingevuld 07/11/2013
Omschrijving Extra informatie
Projectcode Datum afronding Uitgevoerd door Analist
M.F. Jongerius
Telefoon E-mail Bedrijf Postadres Postcode Plaats In opdracht van Naam
Niet ingevuld Niet ingevuld Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Niet ingevuld Niet ingevuld Dordrecht
Telefoon E-mail Organisatie contactpersoon Postadres Postcode Plaats
Niet ingevuld Niet ingevuld gemeente Sliedrecht Niet ingevuld Niet ingevuld Sliedrecht
Niet ingevuld
1.4.1 Weer: Rotterdam Eigenschap
Waarde
Weerstation Specificaties Aantal windrichtingen Aantal weersklassen Begin van de dag (hh:mm) Begin van de nacht (hh:mm) Meteo gegevens
Rotterdam CPR 18E pag. 4.32 12 6 08:00 18:30
Eenheid
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
4
Meteo gegevens Weerstabili
B
D
D
D
E
F
3,0
1,5
5,0
9,0
5,0
1,5
6:0 o/o 0:1 o/o 1:1 o/o 1:2 o/o 2:2 o/o 2:3 o/o 3:3 o/o 3:4 o/o 4:4 o/o 4:5 o/o 5:5 o/o 5:6 o/o Meteo gegevens
2,200 2,000 2,900 2,900 1,600 1,300 1,700 1,600 2,000 2,800 2,400 1,200
0,800 0,800 0,900 0,800 0,500 0,900 1,200 1,100 1,300 1,400 0,900 0,600
2,300 1,600 2,100 2,000 1,400 1,600 3,300 3,800 3,900 4,100 2,700 2,000
1,900 1,400 2,200 1,900 0,900 0,800 2,400 4,900 7,100 4,400 2,900 2,700
0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000
0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000
Weerstabili
B
D
D
D
E
F
Windsnelh
m/s
Windsnelh
m/s
3,0
1,5
5,0
9,0
5,0
1,5
6:0 0:1 1:1 1:2 2:2 2:3 3:3 3:4 4:4 4:5 5:5 5:6
o/o o/o o/o o/o o/o o/o o/o o/o o/o o/o o/o o/o
0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000
1,200 1,200 1,200 1,200 0,800 1,200 1,500 1,500 1,900 1,700 0,900 0,900
1,100 1,300 2,300 1,800 1,300 2,100 3,700 3,600 3,800 2,300 1,500 1,200
0,500 0,600 1,700 1,000 0,500 0,800 2,400 4,800 4,800 2,000 1,800 1,100
0,500 0,800 1,500 1,200 0,700 0,700 1,100 1,300 1,100 0,900 0,500 0,400
2,400 2,700 3,000 2,300 1,400 1,500 2,100 2,500 3,300 2,200 1,400 1,200
2 Situatie plot + PR-contouren
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
Figuur 1
3 Groepsrisico’s
3.1 Groepsrisicocurve
5
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
6
3.1.1 Kenmerken van het berekende groepsrisico
Eigenschap
Waarde
Naam GR-curve Normwaarde (N:F) Max. N (N:F) Max. F (N:F) Naam GR-curve
Groepsrisico van de totale route. 0,00580 (383 : 4,0E-008) 659 (659 : 2,3E-009) 2,7E-006 (11 : 2,7E-006) Hoogste groepsrisico per km. Deelroute 1, 3649-4649 0,00530 (383 : 3,6E-008) 659 (659 : 2,0E-009) 7,9E-007 (11 : 7,9E-007)
Normwaarde (N:F) Max. N (N:F) Max. F (N:F)
4 Route en transportgegevens
4.1 Spoorroute: Betuweroute Eigenschap
Waarde
Unit
Omschrijving
km 9 t/m 16
Type spoorwegtraject Hoge snelheid Breedte 9 Frequentie (1/vtg.km) 1,500E-008 Beginpunt is eindpunt voorgaand traject Niet waar Coordinaten Transport van voorgaand traject Niet waar
m
Transport Stof
Aantal transp.
Transp. middel
1/jaar A (brandbare gassen) B2 (giftige gassen) B3 (zeer giftige gassen) C3 (zeer brandbare vloeistoffen) D3 (giftige vloeistoffen) D4 (zeer giftige vloeistoffen) Wissels Lengte
50920 6240 730 1,1188E005
6380 3920
Transp. overdag Transp. werkweek
Aantal C3 wagons
o/o
o/o
SKW druk (bonte trein) SKW druk (bont trein) SKW druk (blok trein) SKW vloeistof
33
71,4
0,15
33
71,4
2
33
71,4
NVT
33
71,4
NVT
SKW zeer giftige vloeistof SKW zeer giftige vloeistof Nee
33
71,4
NVT
33
71,4
NVT
7023
m
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
7
5 Standaard bebouwing
5.1 A52<2> Eigenschap
Waarde
Naam
A52<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8214,62 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A53<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
0 4
5.2 A53<2>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
29966,5 1 Ok RBM
1/week uur
0 4 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
8
5.3 A54<2> Eigenschap
Waarde
Naam
A54<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
38255 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A55<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
0 4
5.4 A55<2>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25611,6 1 Ok RBM
1/week uur
0 4 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
9
5.5 A56<1> Eigenschap
Waarde
Naam
A56<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
18131,8 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A66
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
0 4
5.6 A66
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
18131,8 1 Ok RBM
1/week uur
8 0 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
10
5.7 A55<1> Eigenschap
Waarde
Naam
A55<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25611,6 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A54<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
8 0
5.8 A54<1>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
38086,7 1 Ok RBM
1/week uur
8 0 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
11
5.9 A53<1> Eigenschap
Waarde
Naam
A53<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
29966,5 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A52<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
8 0
5.10 A52<1>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8214,62 1 Ok RBM
1/week uur
8 0 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
12
5.11 A52 Eigenschap
Waarde
Naam
A52
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
Eenheid
1/ha 100 26046384
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 26046544
--
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8214,62 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A53
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
5.12 A53
1/ha 100 26046624
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 26045504
--
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
29966,5 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A54
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
5.13 A54
1/ha 100 26047264
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 26046464
--
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
38202,3 1 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
13
5.14 A55 Eigenschap
Waarde
Naam
A55
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
Eenheid
1/ha 100 43723280
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 43724080
--
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25611,6 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A56
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
5.15 A56
1/ha 100 43722720
Fractie buitenshuis Dag Nacht
-0,07 43722800
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
18131,8 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
85
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
85 Woonbebouwing
5.16 85
1/ha 77,94 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
2565,84 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
14
5.17 86 Eigenschap
Waarde
Naam
86
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
86 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 355,6 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1349,55 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
87
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
87 Woonbebouwing
5.18 87
1/ha 39,02 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
2819,44 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
88
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
88 Woonbebouwing
5.19 88
1/ha 97,66 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
3378,91 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
15
5.20 89 Eigenschap
Waarde
Naam
89
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
89 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 40 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
9448,29 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
90
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
90 Woonbebouwing
5.21 90
1/ha 137,1 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8242,2 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
91
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
91 Woonbebouwing
5.22 91
1/ha 203,5 11,63
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8598,18 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
16
5.23 92 Eigenschap
Waarde
Naam
92
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
92 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 129,6 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
2238,22 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
93
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
93 Woonbebouwing
5.24 93
1/ha 35,74 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
3917,28 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
94
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
94 Woonbebouwing
5.25 94
1/ha 160,2 4,42
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
9051,81 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
17
5.26 95 Eigenschap
Waarde
Naam
95
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
95 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 111,3 10,54
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8538,32 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
96
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
96 Woonbebouwing
5.27 96
1/ha 20,66 30,99
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1935,8 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
97
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
97 Woonbebouwing
5.28 97
1/ha 205,4 414,9
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
2385,65 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
18
5.29 120 Eigenschap
Waarde
Naam
120
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
120 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 59,1 16,03
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
19967,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
121
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
121 Woonbebouwing
5.30 121
1/ha 58,08 106,4
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
97287,1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
135
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
135 Woonbebouwing
5.31 135
1/ha 62,69 120,9
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
133677 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
19
5.32 136 Eigenschap
Waarde
Naam
136
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
136 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 70,42 126,8
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
709,567 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
137
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
137 Woonbebouwing
5.33 137
1/ha 104 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
15293,5 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
138
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
138 Woonbebouwing
5.34 138
1/ha 66,12 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
5445,24 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
20
5.35 139 Eigenschap
Waarde
Naam
139
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
139 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 176,3 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1418,01 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
140
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
140 Woonbebouwing
5.36 140
1/ha 27,65 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
2170,14 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
141
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
141 Woonbebouwing
5.37 141
1/ha 38,68 71,87
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
100314 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
21
5.38 142 Eigenschap
Waarde
Naam
142
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
142 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 153,6 27,8
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
14391,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
143
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
143 Woonbebouwing
5.39 143
1/ha 19,43 9,72
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
5145,62 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
144
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
144 Woonbebouwing
5.40 144
1/ha 64,33 30,67
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
13369,2 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
22
5.41 145 Eigenschap
Waarde
Naam
145
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
145 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 38,1 72,74
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
5773,98 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
146
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
146 Woonbebouwing
5.42 146
1/ha 53,3 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
5629,49 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
147
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
147 Woonbebouwing
5.43 147
1/ha 175,5 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
5299,63 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
23
5.44 148 Eigenschap
Waarde
Naam
148
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
148 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 0 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1131,83 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
149
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
149 Woonbebouwing
5.45 149
1/ha 8,71 13,07
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
2295,03 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
150
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
150 Woonbebouwing
5.46 150
1/ha 456,4 326,8
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
12575,6 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
24
5.47 151 Eigenschap
Waarde
Naam
151
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
151 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 2144 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
512,994 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
152
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
152 Woonbebouwing
5.48 152
1/ha 61,67 105,1
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
108803 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
153
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
153 Woonbebouwing
5.49 153
1/ha 263,8 224
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
31158,2 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
25
5.50 154 Eigenschap
Waarde
Naam
154
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
154 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 194,2 372,4
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8700,73 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
155
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
155 Woonbebouwing
5.51 155
1/ha 20,27 39,83
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
28620,1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
156
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
156 Woonbebouwing
5.52 156
1/ha 0 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1050,17 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
26
5.53 157 Eigenschap
Waarde
Naam
157
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
157 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 29,44 29,44
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1019,27 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
158
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
158 Woonbebouwing
5.54 158
1/ha 118,8 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
26173,9 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
159
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
159 Woonbebouwing
5.55 159
1/ha 52,26 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
12246,9 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
27
5.56 160 Eigenschap
Waarde
Naam
160
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
160 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 318,2 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
3929,22 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
161
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
161 Woonbebouwing
5.57 161
1/ha 76,95 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
26642,1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
162
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
162 Woonbebouwing
5.58 162
1/ha 57,55 1,64
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
6082 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
28
5.59 431 Eigenschap
Waarde
Naam
431
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
431 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 132,1 19,21
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
12493,7 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
469
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
469 Woonbebouwing
5.60 469
1/ha 71,67 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
15905,6 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
470
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
470 Woonbebouwing
5.61 470
1/ha 41,92 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
16938,9 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
29
5.62 471 Eigenschap
Waarde
Naam
471
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
471 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 144,5 4,54
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
11002,5 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
472
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
472 Woonbebouwing
5.63 472
1/ha 61,39 117,4
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
26061,9 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
473
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
473 Woonbebouwing
5.64 473
1/ha 60,41 112,9
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
37905 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
30
5.65 474 Eigenschap
Waarde
Naam
474
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
474 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 28,59 0,78
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25531 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
475
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
475 Woonbebouwing
5.66 475
1/ha 3397 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
939,182 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
476
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
476 Woonbebouwing
5.67 476
1/ha 378,5 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
687,165 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
31
5.68 477 Eigenschap
Waarde
Naam
477
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
477 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 46,75 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
11552,4 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
478
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
478 Woonbebouwing
5.69 478
1/ha 27,02 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
11102,7 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
479
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
479 Woonbebouwing
5.70 479
1/ha 33,1 6,78
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25079 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
32
5.71 480 Eigenschap
Waarde
Naam
480
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
480 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 33,78 0,66
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
30195 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
481
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
481 Woonbebouwing
5.72 481
1/ha 619,6 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
4277 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
482
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
482 Woonbebouwing
5.73 482
1/ha 22,88 43,29
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
16169,4 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
33
5.74 483 Eigenschap
Waarde
Naam
483
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
483 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 54,7 108,2
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
64532,5 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
484
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
484 Woonbebouwing
5.75 484
1/ha 80,65 158,8
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
19590,1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
485
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
485 Woonbebouwing
5.76 485
1/ha 88,07 176,1
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
15441,9 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
34
5.77 486 Eigenschap
Waarde
Naam
486
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
486 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 51,84 97,44
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
16010,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
487
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
487 Woonbebouwing
5.78 487
1/ha 350,7 0,89
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
11206,9 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
490
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
490 Woonbebouwing
5.79 490
1/ha 162 23,71
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
5061,33 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
35
5.80 491 Eigenschap
Waarde
Naam
491
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
491 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 62,1 74,57
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
38485,7 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
492
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
492 Woonbebouwing
5.81 492
1/ha 513,1 859,3
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
4072,59 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
493
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
493 Woonbebouwing
5.82 493
1/ha 0 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1646,51 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
36
5.83 494 Eigenschap
Waarde
Naam
494
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
494 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 120,3 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
11973,6 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
495
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
495 Woonbebouwing
5.84 495
1/ha 67,94 126,5
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
19135,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
496
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
496 Woonbebouwing
5.85 496
1/ha 54,45 108,9
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
11754,1 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
37
5.86 497 Eigenschap
Waarde
Naam
497
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
497 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 48,99 92,66
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
43277,4 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
498
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
498 Woonbebouwing
5.87 498
1/ha 44,78 88,41
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
34836,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
499
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
499 Woonbebouwing
5.88 499
1/ha 59,16 117,5
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
45467,6 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
38
5.89 500 Eigenschap
Waarde
Naam
500
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
500 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 32,21 62,41
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
4967,25 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
501
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
501 Woonbebouwing
5.90 501
1/ha 211,6 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
3355,6 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
502
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
502 Woonbebouwing
5.91 502
1/ha 26,87 52,37
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
14512,4 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
39
5.92 503 Eigenschap
Waarde
Naam
503
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
503 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 19,7 40,01
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
16246,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
504
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
504 Woonbebouwing
5.93 504
1/ha 50,79 74,42
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8466,5 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
505
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
505 Woonbebouwing
5.94 505
1/ha 39,84 34,6
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
9537,57 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
40
5.95 506 Eigenschap
Waarde
Naam
506
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
506 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 81,2 0,46
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
21552,5 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
507
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
507 Woonbebouwing
5.96 507
1/ha 141,5 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
23949,1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
508
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
508 Woonbebouwing
5.97 508
1/ha 62,29 102,6
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8188,02 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
41
5.98 509 Eigenschap
Waarde
Naam
509
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
509 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 54,9 1,1
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
27323,6 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
510
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
510 Woonbebouwing
5.99 510
1/ha 159,8 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
9009,59 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
511
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
511 Woonbebouwing
5.100 511
1/ha 77,34 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
4396,43 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
42
5.101 512 Eigenschap
Waarde
Naam
512
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
512 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 37,45 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
14153,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
513
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
513 Woonbebouwing
5.102 513
1/ha 12,35 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
810,233 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
514
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
514 Woonbebouwing
5.103 514
1/ha 80,72 133,2
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
37538,7 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
43
5.104 515 Eigenschap
Waarde
Naam
515
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
515 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 414,5 143
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
13702,4 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A25
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
A25 Woonbebouwing
5.105 A25
1/ha 24,41 48,82
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
108148 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A28
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
A28 Woonbebouwing
5.106 A28
1/ha 24,94 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
60539,4 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
44
5.107 A29 Eigenschap
Waarde
Naam
A29
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
A29 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 25,1 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
44618,3 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A44
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
A44 Woonbebouwing
5.108 A44
1/ha 219,5 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
17085,7 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A47
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
A47 Woonbebouwing
5.109 A47
1/ha 99,9 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
29229,8 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
45
5.110 T1 Eigenschap
Waarde
Naam
T1
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T1 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 31,65 63,02
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
36020,9 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T2
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T2 Woonbebouwing
5.111 T2
1/ha 31,5 63
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
328268 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T3
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T3 Woonbebouwing
5.112 T3
1/ha 24,89 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
2333,11 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
46
5.113 T4 Eigenschap
Waarde
Naam
T4
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T4 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 25,01 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
99509,9 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T5
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T5 Woonbebouwing
5.114 T5
1/ha 261 261
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8430,24 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T6
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T6 Woonbebouwing
5.115 T6
1/ha 58 11,6
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
48273,8 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
47
5.116 T7 Eigenschap
Waarde
Naam
T7
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T7 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 76,85 15,46
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
21339,5 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T8
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T8 Woonbebouwing
5.117 T8
1/ha 28,42 56,84
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
251214 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T12
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T12 Woonbebouwing
5.118 T12
1/ha 25,08 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
20853,5 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
48
5.119 T13 Eigenschap
Waarde
Naam
T13
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T13 Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 24,9 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
11306,4 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T14
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T14 Woonbebouwing
5.120 T14
1/ha 24,51 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
5289,05 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
T15
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
T15 Woonbebouwing
5.121 T15
1/ha 25,39 0
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
1808,83 Ok RBM
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
49
5.122 woonwagens Eigenschap
Waarde
Naam
woonwagens
Omschrijving Type bebouwing Aantal mensen Dag Nacht
woonwagens Woonbebouwing
Eenheid
1/ha 39,74 79,49
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 0,01
--
Oppervlak Complexiteit bouwvlak Herkomst data
3233,8 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A52
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
6 Bedrijven dagdienst
6.1 A52
1/ha 100 26046384
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 26046544
--
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8214,62 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A53
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
6.2 A53
1/ha 100 26046624
Fractie buitenshuis Dag Nacht
-0,07 26045504
Oppervlak
29966,5
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
50
1 Ok RBM
6.3 A54 Eigenschap
Waarde
Naam
A54
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
Eenheid
1/ha 100 26047264
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 26046464
--
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
38202,3 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A55
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
6.4 A55
1/ha 100 43723280
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 43724080
--
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25611,6 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A56
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers week 100 p/ha
6.5 A56
1/ha 100 43722720
Fractie buitenshuis Dag Nacht
0,07 43722800
--
Oppervlak
18131,8
m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
51
1 Ok RBM
7 Evenementen werkweek
7.1 A52<2> Eigenschap
Waarde
Naam
A52<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8214,62 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A53<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
0 4
7.2 A53<2>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
29966,5 1 Ok RBM
1/week uur
0 4 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
52
7.3 A54<2> Eigenschap
Waarde
Naam
A54<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
38255 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A55<2>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
0 4
7.4 A55<2>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25611,6 1 Ok RBM
1/week uur
0 4 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
53
7.5 A56<1> Eigenschap
Waarde
Naam
A56<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers donderdagavond 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 0 500 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
18131,8 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A66
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
0 4
8 Evenementen weekend
8.1 A66
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
18131,8 1 Ok RBM
1/week uur
8 0 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
54
8.2 A55<1> Eigenschap
Waarde
Naam
A55<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
25611,6 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A54<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
8 0
8.3 A54<1>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
38086,7 1 Ok RBM
1/week uur
8 0 m†
Project: QRA Betuweroute toekomstig vervoer en omgeving
55
8.4 A53<1> Eigenschap
Waarde
Naam
A53<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
Fractie buitenshuis Dag Nacht
Eenheid
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
1/week uur
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
29966,5 1 Ok RBM
m†
Eigenschap
Waarde
Eenheid
Naam
A52<1>
Omschrijving Aantal mensen Dag Nacht
Bezoekers zaterdag 500 p/ha
8 0
8.5 A52<1>
Fractie buitenshuis Dag Nacht
1/ha 500 0 -0,07 0,01
Aantal evenementen Tijdsduur van het evenement Dag Nacht
1
Oppervlak Aantal verblijfplaatsen Complexiteit bouwvlak Herkomst data
8214,62 1 Ok RBM
1/week uur
8 0 m†
83
Bijlage 8 Memo woonwagens
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
84
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Memo Aan
Jan v.d. Meer gemeente Sliedrecht
Van
Arianne van Dorst ct. Maarten Jongerius
Dossier Datum Onderwerp
Bestemmingsplan Nijverwaard
Zaaknummer
Kenmerk
12 november 2013 Bijdrage aan GR Betuweroute vanwege woonwagens Nijverwaard
Inleiding Vanaf eind december 2012 tot en met 31 januari 2013 heeft het voorontwerpbestemmingsplan (VOBP) Nijverwaard ter inzage gelegen. Omdat het een conserverend plan betreft is ervan uitgegaan dat er geen toename zal zijn van het groepsrisico voor een van de relevante risicobronnen. In het plan worden echter 10, reeds lang aanwezige woonwagens gelegaliseerd; juridisch gezien is er daarmee sprake van toename van het groepsrisico. Aan de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (hierna OZHZ) is verzocht inzage te geven in deze toename. Hierop wordt in het onderstaande ingegaan. Groepsrisico in het VOBP Nijverwaard Voor het hoofdstuk externe veiligheid zijn geen risico-onderzoeken op het planniveau uitgevoerd. Er is gebruik gemaakt van bestaande onderzoeken. In bovengenoemd VOBP is het hoofdstuk externe veiligheid voor wat betreft risico als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over de A15 en via buisleidingen, gebaseerd op een door de OZHZ voor geheel Sliedrecht uitgevoerd onderzoek externe veiligheid van 19 mei 2011. Voor het groepsrisico (GR) als gevolg van het toekomstig vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuwelijn en de beoogde inrichting van het plangebied wordt in het VOBP maximaal circa 12 maal de oriëntatiewaarde aangehouden. Niet aangegeven is waarop deze informatie is gebaseerd. In ieder geval niet op bovengenoemd onderzoek uitgevoerd door de OZHZ; in dit onderzoek worden andere getallen genoemd voor het GR als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuwelijn. Actualisatie onderzoek externe veiligheid voor Sliedrecht In januari 2013 is door de OZHZ een actualisatie gemaakt van bovengenoemd onderzoek van mei 2011 met betrekking tot de A 15 en de Betuweroute. De berekende risico’s in deze actualisatie wijken af van de berekende risico’s in het onderzoek van 2011. De oorzaak van de verschillen zijn:
Kopie
1.
De rekenregels transport zijn sindsdien gewijzigd (HART-rekenregels);
2.
Het vervoer Betuweroute waarmee rekening gehouden moet gaan worden zijn gewijzigd.
3.
Wijzigingen in de modellering van populaties.
[naam]
Omdat bij het vaststellen van bestemmingsplannen uitgegaan moet worden van de meest actuele cijfers en gegevens, zal bij het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan Nijverwaard door de gemeente Sliedrecht waarschijnlijk uitgegaan worden van de rekenresultaten uit bovengenoemde actualisatie. Toename groepsrisico als gevolg van legalisatie woonwagens De woonwagens liggen binnen het invloedsgebied van de Betuwelijn. Om de toename van het groepsrisico als gevolg van het legaliseren van de woonwagens te berekenen is 1
uitgegaan de “QRA Betuweroute, toekomstig vervoer en toekomstige RO-situatie” zoals uitgevoerd ten behoeve van bovengenoemde actualisatie van januari 2013. De aangepaste QRA inclusief woonwagens is als bijlage bij deze memo gevoegd. Bij de berekening is uitgegaan van 10 woonwagens. Conclusie is dat de legalisatie van de woonwagens niet leidt tot enig relevante toename van het groepsrisico. Voor de volledigheid wijzen we er op dat in de door ons uitgevoerde onderzoeken en risicoanalyses geen rekening is gehouden met het VOBP-Nijverwaard en de daarin opgenomen kaartbeelden, functies en (binnenplanse) afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden.
1
Kopie
QRA: kwantitatieve risicoanalyse
[naam]
2
85
Bijlage 9 Ruimtelijk economisch onderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
86
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
SLIEDRECHT Woonboulevard
RUIMTELIJK-ECONOMISCH ONDERZOEK
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail: [email protected]
SLIEDRECHT WOONBOULEVARD
RUIMTELIJK‐ECONOMISCH ONDERZOEK identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
061000.18181.00
Maart 2014
opdrachtleider:
opdrachtgever
drs. G. Welten
Gemeente Sliedrecht
aangesloten bij:
Delftseplein 27b postbus 150 3000 AD Rotterdam T: 010-201 85 55 E-mail: [email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1. Inleiding
3
2. Economische analyse 2.1. Marktbereik woonboulevard 2.2. Uitgangspunten economisch onderzoek 2.3. Economische analyse marktomstandigheden woonbranche 2.4. Economische analyse marktomstandigheden overig winkelaanbod 2.5. Economische analyse mogelijkheden nevenassortiment
5 5 8 9 12 14
3. Samenvatting en conclusies
17
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.18181.00
2
Inhoud
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
3
1. Inleiding
Aanleiding In de toekomstvisie van de gemeente Sliedrecht is de ambitie opgenomen om de woonboulevard te versterken en de ruimtelijke structuur te verbeteren. Hiertoe wil de gemeente aan de zuidwestkant van het bedrijventerrein Nijverwaard extra ruimte bieden voor detailhandel passend bij het concept woonboulevard. Momenteel wordt het bestemmingsplan voor bedrijventerrein Nijverwaard geactualiseerd. Dit bestemmingsplan wordt gezien als een belangrijk sturingselement voor de uitvoering van deze ambitie en doorontwikkeling van het woonboulevardconcept. De gemeente wil niet ‘economisch ordenen’ – binnen de kaders ten aanzien van branchering en minimale winkelomvang bepaalt de markt immers de passende omvang van de woonboulevard. Toch stellen het rijk – ladder voor duurzame verstedelijking – en de provincie – ruimtelijke verordening – eisen aan de onderbouwing van de omvang die in een bestemmingsplan worden geboden voor detailhandelsontwikkeling. Om te bepalen welke mogelijkheden het bestemmingsplan kan bieden, is inzicht wenselijk in de behoefte aan een dergelijke ontwikkeling. Hiertoe wordt een ruimtelijk‐economisch (distributieplanologisch) onderzoek uitgevoerd. Onderzoek In het onderzoek zijn de volgende twee aspecten aan de orde: 1. Ten behoeve van een stedelijke ontwikkeling, zoals detailhandel, moet de ladder voor duurzame verstedelijking worden doorlopen. Dit om te borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. De eerste stap van deze ladder bestaat uit het beantwoorden van de vraag of er behoefte is aan de beoogde ruimte voor detailhandel die het bestemmingsplan beidt. Hiertoe moet een afweging worden gemaakt waarin de regio en het effect op de leegstand worden meegenomen. Aan stap twee van de ladder wordt overigens voldaan, omdat de ontwikkeling plaatsvindt door intensivering en transformatie binnen bestaand stedelijk gebied op een daarvoor geschikte locatie. De provincie heeft immers in de verordening de woonboulevard van Sliedrecht aangemerkt als de regionale locatie voor perifere detailhandel. Dit maakt het doorlopen van stap 3 – zoeken naar een geschikte nieuwe locatie – niet nodig. 2. Het provinciaal beleid stelt verder dat een detailhandelsontwikkeling niet mag leiden tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Uit jurisprudentie blijkt dat het ontstaan van overaanbod aan detailhandel daarin niet van doorslaggevend belang is, maar dat gewaarborgd moet zijn dat inwoners van de gemeente ook na de beoogde ontwikkeling op aanvaardbare afstand moeten kunnen blijven voorzien in hun dagelijkse en geregelde aankopen. De benadering van beide aspecten in het onderzoek is verschillend. Bij de behoefte wordt uitgegaan van een representatieve invulling. Dit omdat de uitbreiding van de detailhandel moet plaatsvinden op bestaand bedrijventerrein, waardoor de mogelijkheden voor ontwikkeling afhankelijk zijn van het beschikbaar komen van panden/gronden. Het is daarom niet zeker dat binnen de bestemmingsplanperiode gebruik wordt gemaakt van alle mogelijkheden tot het vestigen van detailhandel. Wel wordt op deze wijze duidelijk dat er potentiële behoefte is aan de mogelijkheden tot uitbreiding van de detailhandel die worden geboden. De duurzame ontwrichting wordt getoetst aan de theoretische maximum ruimte die het bestemmingsplan biedt voor detailhandelsontwikkeling. Omdat een bestemmingsplan niet verplicht tot
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.18181.00
4
Inleiding
ontwikkeling van detailhandel, is het onzeker dat het theoretisch maximum in werkelijk wordt gehaald binnen de bestemmingsplanperiode.
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Economische analyse
5
2. Economische analyse
2.1.
Marktbereik woonboulevard
Koopstromenonderzoek onbruikbaar Recent is een koopstromenonderzoek uitgevoerd (Koopstromenonderzoek Randstad, 2011), waarbij ook de woonboulevard van Sliedrecht als ‘aankooplocatie’ is meegenomen. De uitkomsten van dit onderzoek wijken zodanig sterk af van de ‘verwachting’ dat deze als grotendeels onbruikbaar worden bestempeld. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Sterke groei aantal winkels vs sterke afname omzet Het koopstromenonderzoek stelt het volgende: “In 2011 wordt in de 46 winkels op de Woonboulevard Nijverwaard € 24 miljoen besteed. In 2004 was dit € 64 miljoen. (…) Sinds 2004 is het aantal winkels toegenomen met 10 tot 46, met een totale winkelvloeroppervlak van 67.000 m² [wvo1)]. De vloerproductiviteit bedraagt € 360 [per m² wvo].” Er wordt dus gesteld dat het aantal winkels op de woonboulevard sterk is gegroeid (+28%) in de afgelopen periode, terwijl de omzet van de winkels fors is afgenomen (‐63%) in diezelfde periode. Weliswaar is de sluiting van Ikea per 1 juli 2006 een verklaring voor de afname van de omzet. De omzet per m² wvo van een Ikea is namelijk ongeveer drie keer zo groot als van een regulier woonwarenhuis (bron: informatie Ikea; bewerking Rho). Echter, dit is niet voldoende om de afname van de omzet te verklaren. Figuur 2.1 Ontwikkeling omvang winkelaanbod (m² wvo) naar branche op woonboulevard Sliedrecht (Locatus)
1) Wvo staat voor winkelvloeroppervlak: het voor consumenten toegankelijke/zichtbare deel van de winkel (exclusief magazijn, kantoor, sociale en technische ruimten). Het wvo is doorgaans circa 80% van het bruto vloeroppervlak.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
6
Economische analyse
De beschreven marktomstandigheden zouden betekenen dat tot 75% van de winkels op de woonboulevard sinds 2011 failliet zou moet zijn gegaan. Dit is echter niet gebeurd. Er worden juist meer winkels gerealiseerd en in het bestaand vastgoed wordt geïnvesteerd. Ook is de leegstand er relatief laag – nog geen 8% van het winkeloppervlak staat leeg. Uit figuur 2.1 valt af te leiden dat de sterkste groei van de woonboulevard heeft plaatsgevonden tussen 2007 en 2010. Momenteel is beperkt sprake van een oplopende leegstand (tussen 2010 en 2013). Dit is echter een algemene trend in de detailhandel en dan met name in de woonbranche. Geconcludeerd wordt dat de gemiddelde vloerproductiviteit op de woonboulevard zal zijn afgenomen na vertrek van de Ikea en door de huidige economische crisis, maar dat de afname niet de omvang heeft die uit het koopstromenonderzoek naar voren komt. Omdat de winkelbedrijven op de woonboulevard anders niet meer zouden investeren in de filialen op de woonboulevard, maar deze juist zouden sluiten, zoals op andere PDV‐locaties wel is gebeurd. Opzet koopstromenonderzoek Een mogelijke verklaring voor de uitkomst van het Koopstromenonderzoek is de wijze waarop de gegevens zijn verzameld en de specifieke aankopen die op een woonboulevard worden gedaan. Woonproducten, zoals meubelen, keukens of badkamers, worden namelijk incidenteel gekocht door de consument – en door de crisis nog minder dan voorheen. Vervolgens is de kans dan klein dat er in de steekproef veel mensen voorkomen die (toevallig) onlangs meubelen, een keuken of iets dergelijks hebben gekocht – al dan niet in Sliedrecht, waardoor het lijkt dat niet veel consumenten de woonboulevard bezoeken. Kleinschalige woonproducten, zoals woonaccessoires en keukengerei, worden regelmatig gekocht. Daarvoor bezoeken relatief veel consumenten een filiaal van Ikea. Het gemiddelde bonbedrag bij Ikea is dan ook lager dan bij een gemiddelde meubelzaak, maar het aantal transacties bij Ikea ligt juist fors hoger. Het Koopstromenonderzoek heeft echter de gemiddelde bestedingen per consument in de woonbranche verdeelt naar de verkregen respons per winkelgebied. Hierdoor kan het in het koopstromenonderzoek lijken dat de Ikea’s een groter marktaandeel hebben dan in werkelijkheid. En de marktaandelen van de overige meubelzaken worden vervolgens te klein geschat. Een verdere verklaring ligt mogelijk in het gebied waar enquêtes zijn afgenomen. Relatief unieke winkels, zoals Loods 5, trekken veel consumenten aan uit het noorden van Noord‐Brabant: de regio’s Oosterhout en Waalwijk (inclusief buurgemeenten). Die regio is niet meegenomen in de enquêtes voor het Koopstromenonderzoek, waardoor de omzet miljoenen Euro’s lager lijkt te zijn dan in werkelijkheid. Analyse marktbereik Woonboulevard Vanuit de kennis en ervaring met het marktbereik van regiogerichte grootschalige detailhandel / concentraties met grootschalige detailhandel kan een analyse worden gemaakt van het marktbereik van de woonboulevard in Sliedrecht. Primair marktgebied Voor het regelmatige bezoek aan een grootschalige woonboulevard of woonwarenhuis (zoals Ikea) zullen consumenten doorgaans zoeken binnen het gebied dat binnen circa 15 minuten vanaf hun woonplaats bereikbaar is. In figuur 2.1 is met geel het gebied gearceerd van waaruit de woonboulevard in Sliedrecht binnen 15 minuten bereikt kan worden. Dit gebied kan opgevat worden als het primair marktgebied van de woonboulevard. Binnen of aan de rand van het primaire gebied bevinden zich nog twee woonboulevards van vergelijkbare opzet en/of omvang als woonboulevard Sliedrecht: Woonmall Alexandrium in Rotterdam en het woonwinkelaanbod met Ikea en de woonboulevard in Barendrecht. Naast deze grote winkelconcentraties liggen verspreid over het gebied nog kleinere concentraties (Dordrecht en Gorinchem) en solitaire vestigingen van woonwinkels. Deze spreiding van het winkelaanbod leidt ertoe dat het haalbaar marktaandeel in het primair marktgebied (het ’15‐autominutengebied’) voor de woonboulevard in Sliedrecht indicatief kan worden bepaald op 25%. Binnen dit gebied zal ook circa 25% van de bezoeken naar de Woonmall gaan en circa 25% naar de woonboulevard en/of de Ikea in
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Economische analyse
7
Sliedrecht. De overige 25% van de bestedingen komt dan terecht bij de kleinere concentraties (Dordrecht en Gorinchem), het lokale winkelaanbod en bij winkels buiten het 15‐autominutengebied. Secundair marktgebied Incidenteel zijn consumenten bereid verder te reizen voor min of meer uniek en/of zeer aantrekkelijk woonwinkelaanbod. Ikea en ook Loods 5 op de woonboulevard in Sliedrecht zijn als relatief uniek op te vatten. Dit maakt dat de woonboulevard in Sliedrecht ook vanuit een grotere regio wordt bezocht. Door de verdere verdichting van het woonwinkelaanbod zoeken consumenten binnen een half uur reizen vanaf hun woonplaats naar de bijzondere woonwinkels. In figuur 2.1 is het gebied weergegeven van waaruit de woonboulevard in Sliedrecht tussen 15 en 30 minuten reizen te bereiken is. Er wordt verwacht dat één op de twintig consumenten uit het gebied tussen 15 en 30 autominuten met enige regelmaat de woonboulevard van Sliedrecht bezoekt, waarbij Loods 5 als grote trekker fungeert en het overige winkelaanbod combinatie met die winkel wordt bezocht. Dit geeft een indicatief marktaandeel van 5% in het secundair marktgebied. Ter vergelijking: de verschillende Ikea‐vestigingen in het gebied zullen naar verwachting een marktaandeel hebben van meer dan 15%; oftewel één op de zes consumenten.
Figuur 2.1 Autobereikbaarheid woonboulevard Sliedrecht met begrenzing gemeenten in 15‐autominutengebied en regiogerichte woonboulevards (bron: Nationale Bereikbaarheidskaart2))
2)
De Bereikbaarheidskaart: om de reistijden te voorspellen is door samensteller GoudappelCoffeng gebruik gemaakt van een nationaal verkeersprognosemodel in OmniTRANS, waarbij een zogenaamde dynamische toedelingstechniek (MaDAM) is gebruikt. Daardoor is ook rekening gehouden met files die vertraging veroorzaken. Het verplaatsingspatroon is berekend tussen 4000 zones (postcodegebieden). De rekenresultaten zijn gekalibreerd op waargenomen verkeersintensiteiten en waargenomen reistijden.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
8
2.2.
Economische analyse
Uitgangspunten economisch onderzoek
De analyse van de huidige economische (distributieplanologische) omstandigheden op de woonboulevard van Sliedrecht is gebaseerd op de volgende uitgangspunten. Branches: plant & dier, doe‐het‐zelf en wonen De volgende winkelvormen / verkoop van producten zijn toegestaan op de woonboulevard: tuincentra; bouwmarkten; meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) en detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s; detailhandel in scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano’s surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand‐ en explosiegevaarlijke goederen; Economisch (distributieplanologisch) onderzoek vindt plaats op basis van winkelbranches zoals die door Locatus worden gehanteerd. Als bovenstaande winkelvormen worden vertaald naar de branche‐indeling van Locatus, dan zijn de volgende branches onderwerp van het onderzoek: plant & dier, doe‐het‐zelf en wonen. De producten in de laatste van de bovenstaande bullits behoren ofwel binnen bovenstaande branches, of zijn zo specifiek dat er incidenteel winkels van voorkomen, waardoor deze niet relevant zijn voor het economisch onderzoek. Voor de opzet van het onderzoek is het nog van belang dat er momenteel winkels gevestigd zijn op de woonboulevard die niet tot de branches plant & dier, doe‐het‐zelf en wonen behoren. Bestaande rechten van deze winkels worden gerespecteerd, maar uitbreiding in deze branches wordt in het bestemmingsplan niet direct mogelijk gemaakt. Deze zijn daarom geen onderdeel van deze economische (distributieplanologische) analyse. Het bestemmingsplan maakt ook de verkoop van een nevenassortiment in de winkels mogelijk dat past bij het hoofdassortiment en niet meer dan 20% van het winkelvloeroppervlak in beslag neemt. Deze mogelijkheid voor de invulling van de winkels wordt op hoofdlijnen meegenomen in een analyse van de gehele sector niet‐dagelijks goederen (verkoop van dagelijkse goederen zal niet “passen bij de hoofdassortimenten” van winkels op de woonboulevard). Inwonertal Het inwonertal van het marktgebied is weergegeven in tabel 2.1. Omdat een bestemmingsplan voor een periode van 19 jaar geldt, zijn ook de geprognosticeerde inwonertallen weergeven voor 2018 en 2023. Deze afkomstig van de prognose die het CBS in samenwerking met Planbureau voor de Leefomgeving jaarlijks opstelt. Tabel 2.1 Huidig inwonertal en prognose (CBS/PBL, 2013) primair marktgebied (< 15 automin.) secundair marktgebied (15‐30 automin.)
2013
2018
2023
402.000
411.000
417.000
2.244.000
2.314.000
2.367.000
Bestedingen Ten behoeve van ruimtelijk‐economisch onderzoek actualiseert het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) continu de gegevens aangaande bestedingen in de verschillende detailhandelsbranches. In de meest actuele cijfers (juli 2012) is het effect van zowel de economische conjunctuur als de internetverkoop op de bestedingen in de winkels meegenomen. De detailhandelsbestedingen in de relevante branches per jaar zijn als volgt: plant & dier : € 120,‐ doe‐het‐zelf : € 220,‐ wonen : € 360,‐
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Economische analyse
9
De bestedingen aan dagelijkse goederen kennen een maximum inkomenselasticiteit van 0,5 (HBD, 2012). In het primair marktgebied is het gemiddeld inkomen per inwoner 2% hoger dan het landelijk gemiddelde (CBS, juli 2013). Omdat dit verschil kleiner is dan 5%, wordt het niet als significant gezien en wordt er geen correctie op de bestedingen toegepast. Omvang winkelaanbod De omvang van het winkelaanbod op de woonboulevard in de relevante branches is als volgt (Locatus, 2013): plant & dier : 886 m² wvo doe‐het‐zelf : 1.704 m² wvo wonen : 57.331 m² wvo Gemiddelde vloerproductiviteit Het HBD heeft de vloerproductiviteit voor de verschillende detailhandelsbranches geijkt ten behoeve van ruimtelijk‐economisch onderzoek (HBD, juli 2012). Hierin is het effect van zowel de economische conjunctuur als de internetverkoop op de vloerproductiviteit van de winkels meegenomen. De vloerproductiviteit van de relevante branches is als volgt. plant & dier : € 520,‐ doe‐het‐zelf : € 1.390,‐ wonen : € 1.170,‐ Mogelijk lagere gemiddelde vloerproductiviteit door leeftijd woonboulevard en versnipperd eigendom De woonboulevard bestaat al sinds de jaren ’70 en is in de afgelopen decennia min of meer organisch gegroeid. Vanwege de leeftijd van het winkelgebied zijn veel investeringen in winkelvastgoed al ruimschoots afgeschreven, wat lagere huurniveaus tot gevolg kan hebben. Ook voor de recent ontwikkelde delen van de woonboulevard geldt dat moet worden aangesloten bij de huren elders in het gebied gelden om de verhuurbaarheid van het vastgoed te bevorderen. Ook is er sprake van versnipperd eigendom op de woonboulevard, omdat er in de loop der jaren door verschillende initiatiefnemers winkels zijn ontwikkeld. Enerzijds betekent dit onderlinge concurrentie om de winkelruimtes gevuld te krijgen, hetgeen prijsdrukkend werkt. Anderzijds zijn veel recente, planmatig ontwikkelde woonboulevards eigendom van één investeerder. Deze kan voor de eigen locatie gemakkelijk de huurniveaus bepalen, wat doorgaans leidt tot hogere huren. Het HBD geeft aan dat gemiddeld 10% van de omzet van woonwinkels bestemt is voor de huisvestingslasten. Dit beperkte aandeel maakt dat een eventueel lager huurniveau beperkt invloed heeft op de benodigde omzet voor economisch‐duurzaam functioneren. Er is daarom geen correctie toegepast op de gemiddelde vloerproductiviteit die de winkels op de woonboulevard van Sliedrecht moeten halen voor een gezonde bedrijfsvoering.
2.3.
Economische analyse marktomstandigheden woonbranche
In deze paragraaf wordt een analyse gemaakt van de woonbranche. 90% van het oppervlak aan detailhandel op de woonboulevard bestaat uit woonwinkels, hetgeen uiteraard aansluit bij het karakter van het gebied als woonboulevard. Representatieve invulling volgens de huidige marktomstandigheden De economische analyse van de woonbranche is gebaseerd op de haalbare marktaandelen in het marktgebied van de woonboulevard (zie ook paragraaf 2.1). Hierbij worden de volgende marktgebieden onderscheiden: primair marktgebied: tot 15 autominuten: marktaandeel 25%; secundair marktgebied: 15 tot 30 autominuten: marktaandeel 5%. Deze marktaandelen per marktgebied worden als passend en representatief gezien binnen de huidige marktomstandigheden. Bij een verdere opwaardering van de structuur en de uitstraling van de
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
10
Economische analyse
woonboulevard moet het mogelijk zijn deze marktaandelen ook in de toekomst te behouden voor de woonboulevard. In tabel 2.2 is een analyse gemaakt van de economische mogelijkheden voor de woonbranche op de woonboulevard. Daarin wordt geconcludeerd dat in deze branche de economische ruimte voor ontwikkeling groeit van 8.000 m² wvo in 2013 naar 12.000 m² wvo in 2023. In de huidige economische conjunctuur zal dit oppervlak wellicht niet direct gerealiseerd worden. Een bestemmingsplan is echter gericht op een periode van 10 jaar. Binnen die periode moet het mogelijk zijn te komen tot een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de woonboulevard. De verwachte bevolkingsgroei en de huishoudensverkleining draagt sterk bij aan de toekomstige behoefte aan woonwinkels; er moeten hierdoor immers meer woningen ingericht worden. Tabel 2.2 Marktomstandigheden woonbranche branche wonen
2013
primair marktgebied
inwoners
bestedingen per persoon
secundair marktgebied
inwoners
bestedingen per persoon
bestedingspotentieel marktaandeel omzet uit primair marktgebied
2018
2023
402.000
411.000
417.000
€ 360
€ 360
€ 360
€ 145.000.000
€ 148.000.000
€ 150.000.000
25%
25%
25%
€ 36.300.000
€ 37.000.000
€ 37.500.000
2.244.000
2.314.000
2.367.000
€ 360
€ 360
€ 360
€ 808.000.000
€ 833.000.000
€ 852.000.000
5%
5%
5%
€ 40.000.000
€ 42.000.000
€ 43.000.000
€ 76.300.000
€ 79.000.000
€ 80.500.000
omvang winkelaanbod in de woonbranche
57.331
57.331
57.331
gemiddelde vloerproductiviteit
€ 1.330
€ 1.380
€ 1.400
Nederlands gemiddelde voor de woonbranche
€ 1.170
€ 1.170
€ 1.170
haalbare omvang van woonboulevard (afgerond)
65.000
68.000
69.000
8.000
11.000
12.000
bestedingspotentieel marktaandeel omzet uit secundair marktgebied
omzet detailhandel in de woonbranche
verschil met huidige omvang (afgerond)
Maximale invulling Voor de theoretisch maximale invulling wordt ervan uitgegaan dat het provinciaal beleid van concentratie van het grootschalig winkelaanbod op slechts enkele locaties zich steeds nadrukkelijker manifesteerd. Naast de potentiële groei van de woonboulevard met 12.000 m² wvo tot 2023 die in het voorgaande is geschetst, is de verwachting dat een deel van het huidig woonwinkelaanbod in de regio zal verplaatsen naar de woonboulevard in Sliedrecht en naar de overige opvanglocaties aangegeven op kaart 7 bij de provinciale ruimtelijke verordening (figuur 2.2). Verdere versterking van deze concentratielocaties voor perifere detailhandel kan ook een ‘koude sanering’ onder het verspreid liggend winkelaanbod in de relevante branches tot gevolg hebben. Ook dit is een gevolg van het beleid van de provincie. In tabel 2.3 is per gemeente in het primaire marktgebied van woonboulevard Sliedrecht het verspreid gelegen winkelaanbod in de branche wonen weergegeven. Hierbij zijn alleen die gemeentes geselecteerd die niet beschikken over een ‘eigen’ locatie voor perifere detailhandel (figuur 2.2). Het winkelaanbod dat in de stads‐, dorps‐ of wijkcentra van de kernen ligt is voor de analyse niet relevant, omdat deze winkels daar naar verwachting kunnen blijven functioneren en investeren, waardoor de behoefte aan vestiging op een woonboulevard ontbreekt.
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Economische analyse
Figuur 2.2 Kaart 7 van Verordening Ruimte (2012) provincie Zuid‐Holland Tabel 2.3 Omvang verspreid gelegen winkelaanbod in branche wonen in gemeenten zonder locatie voor perifere detailhandel, zoals bedoeld in de provinciale ruimtelijke verordening, in het primaire marktgebied van woonboulevard Sliedrecht (Locatus, 2013) gemeente
omvang verspreid gelegen woonwinkelaanbod (m² wvo)
Alblasserdam
3.420
Binnenmaas
5.790
Giessenlanden
860
Hardinxveld‐Giessendam
90
Hendrik‐Ido‐Ambacht
3.060
Molenwaard
2.880
Papendrecht
4.810
Zwijndrecht
3.270
totaal
11
24.180
Mogelijk kan de circa 24.000 m² wvo aan woonwinkels die nu niet op de concentratielocaties ligt verplaatsen naar de concentratielocaties, als gevolg van het provinciale beleid. Afhankelijk van het succes van de woonboulevard in Sliedrecht betekent dat wellicht een achtste tot wellicht een derde deel van het verspreide woonwinkelaanbod naar de woonboulevard wil verhuizen voor de verdere ontwikkeling van het bedrijf en/of om te profiteren van de aantrekkingskracht van de andere winkels in het concentratiegebied. Dit geeft een extra behoefte aan winkeloppervlak in de branche wonen van 3.000 tot 8.000 m² wvo. Hiermee komt de totale omvang van de behoefte aan woonwinkels uit op 72.000 m² wvo tot 77.000 m² wvo in 2023 – een groei van 15.000 tot 20.000 m² wvo ten opzichte van de huidige omvang van het woonwinkelaanbod. Er is bij bovenstaand scenario geen sprake van duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. De inwoners van de regio kunnen namelijk voor het grootschalig woonwinkelaanbod terecht op de
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
12
Economische analyse
concentratielocaties voor perifere detailhandel (figuur 2.2). Terwijl het lokale woonwinkelaanbod gevestigd blijft in de stads‐, dorps‐ of wijkcentra van de kernen. Inwoners van het gebied kunnen daarom op aanvaardbare afstand blijven voorzien in hun geregelde aankopen van woonproducten.
2.4.
Economische analyse marktomstandigheden overig winkelaanbod
10% van het winkeloppervlak op de woonboulevard bestaat uit winkels buiten de woonbranche. Deze winkels worden als een welkome aanvulling op het woonwinkelaanbod gezien. Verdere ruimte voor ontwikkeling wordt geboden in de branche doe‐het‐zelf en plant & dier. In deze paragraaf wordt een beknopte analyse gemaakt van de haalbare omvang van beide branches op de woonboulevard. Doe‐het‐zelf Behoefte Binnen het primaire marktgebied van de woonboulevard (het 15‐autominutengebied) bevinden zich circa 20 bouwmarkten en veelheid aan kleinschalig doe‐het‐zelfaanbod (Locatus, 2013). Deze omvang en de spreiding van het doe‐het‐zelfaanbod maakt dat de marktpositie in de doe‐het‐zelfsector van de woonboulevard beperkt zal blijven. Naar verwachting is een marktaandeel van 5% haalbaar in het primaire marktgebied. Vanuit het secundaire marktgebied zullen consumenten niet direct de woonboulevard bezoeken voor doe‐het‐zelfaankopen. Bij een marktaandeel van 5% in het primaire marktgebied bedraagt de behoefte aan oppervlak in de doe‐het‐zelfsector 1.800 m² wvo in 2013. Tot 2023 groeit de behoefte tot 2.000 m² wvo. Tabel 2.4 Haalbare marktomstandigheden doe‐het‐zelfbranche woonboulevard Sliedrecht 2013 primair marktgebied inwoners
411.000
417.000
€ 220
€ 220
€ 220
€ 88.000.000
€ 90.000.000
€ 92.000.000
5%
5%
5%
€ 4.800.000
€ 4.900.000
€ 5.100.000
€ 4.800.000
€ 4.900.000
€ 5.100.000
marktaandeel omzet uit primair marktgebied
omzet detailhandel in de doe‐het‐zelfbranche
2023
402.000
bestedingen bestedingspotentieel
2018
omvang winkelaanbod in de doe‐het‐zelfbranche
1.704
1.704
1.704
gemiddelde vloerproductiviteit
€ 2.820
€ 2.880
€ 2.990
Nederlands gemiddelde voor de doe‐het‐zelfbranche
€ 1.390
€ 1.390
€ 1.390
haalbare omvang van doe‐het‐zelfbranche
3.500
3.500
3.700
verschil (afgerond)
1.800
1.800
2.000
Planologisch maximum Voor dit deel van de analyse wordt uitgegaan van de theoretische situatie waarbij het verspreid gelegen winkelaanbod in de doe‐het‐zelfbranche in Sliedrecht verhuisd naar de woonboulevard. Dit betekent dat bovenop de behoefte van 2.000 m² wvo in 2023 die in het voorgaande is geconstateerd, ook de huidige circa 3.100 m² wvo die op een solitaire locatie in Sliedrecht ligt wordt verplaatst naar de woonboulevard (Locatus, 2013). Dit betreft overigens het oppervlak van de huidige Praxis‐vestiging. De totale omvang van het winkelaanbod in de branche doe‐het‐zelf op de woonboulevard komt daarmee op 6.800 m² wvo (3.700 + 2.000 + 3.100). In deze situatie is een groot deel van het winkelaanbod in de doe‐het‐zelfbranche geconcentreerd op de woonboulevard. Dit betekent dat consumenten uit Sliedrecht en omgeving voor veel doe‐het‐zelfproducten aangewezen zijn op deze centraal gelegen en goed bereikbare locatie. Er is na deze ontwikkeling dan ook geen sprake van
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Economische analyse
13
duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur, omdat de inwoners van het verzorgingsgebied op aanvaardbare afstand kunnen blijven voorzien in hun doe‐het‐zelfaankopen. Plant & dier Behoefte In het primaire marktgebied van de woonboulevard (het 15‐autominutengebied) bevinden zich circa 10 grootschalige tuincentra en veel kleinere winkels in de branche plant & dier (van dierenwinkel tot bloemist). Op de woonboulevard is plaats voor de grotere winkels in deze branche. Naast tuincentra, zijn dat bijvoorbeeld winkels in tuinmeubelen of in niet‐levende tuinartikelen (bestrating, tuinhout). Ook in de branche plant & dier is de verwachting dat het marktaandeel in het primaire marktgebied circa 5% kan zijn. Bij de geschetste marktomstandigheden bedraagt de behoefte aan winkeloppervlak in de branche plant & dier in 2013 2.000 m² wvo. Dit groeit tot 2.200 m² wvo in 2023. Tabel 2.5 Haalbare marktomstandigheden branche plant & dier woonboulevard Sliedrecht 2013 primair marktgebied inwoners
2018
2023
402.000
411.000
417.000
€ 70
€ 70
€ 70
€ 28.000.000
€ 29.000.000
€ 29.000.000
5%
5%
5%
€ 1.500.000
€ 1.600.000
€ 1.600.000
€ 1.500.000
€ 1.600.000
€ 1.600.000
886
886
886
€ 1.690
€ 1.810
€ 1.810
Nederlands gemiddelde voor de branche plant & dier
€ 520
€ 520
€ 520
haalbare omvang van branche plant & dier
2.900
3.100
3.100
verschil (afgerond)
2.000
2.200
2.200
bestedingen bestedingspotentieel marktaandeel omzet uit primair marktgebied
omzet detailhandel in de branche plant & dier omvang winkelaanbod in de branche plant & dier gemiddelde vloerproductiviteit
Planologisch maximum Voor dit deel van de analyse wordt uitgegaan van de theoretische situatie waarbij het verspreid gelegen winkelaanbod in de branche plant & dier in Sliedrecht verhuisd naar de woonboulevard. Dit betekent dat bovenop de behoefte van 2.200 m² wvo in 2023 die in het voorgaande is geconstateerd, ook de huidige circa 10.500 m² wvo die op solitaire locaties in Sliedrecht ligt wordt verplaatst naar de woonboulevard (Locatus, 2013). Het grootste deel van dit oppervlak wordt ingenomen door de vestiging van Intratuin van circa 10.200 m² wvo. De totale omvang van het winkelaanbod in branche plant & dier kan uitkomen op 13.600 m² wvo (3.100 + 2.200 + 10.500). In deze situatie is het grootschalige winkelaanbod in de branche plant & dier geconcentreerd op de woonboulevard. Dit betekent dat consumenten uit Sliedrecht en omgeving voor deel van de aankopen in de branche plant & dier terecht kunnen op de woonboulevard. Voor het kleinschalig winkelaanbod in deze branche blijven zij terechtkunnen in het centrumgebied en de buurtcentra. Er is na de verdere ontwikkeling en concentratie van het winkelaanbod op de woonboulevard geen sprake van duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur, omdat de inwoners van het verzorgingsgebied op aanvaardbare afstand kunnen blijven voorzien in producten uit de branche plant & dier.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
14
2.5.
Economische analyse
Economische analyse mogelijkheden nevenassortiment
Uit de paragrafen 2.3 en 2.4 komt de behoefte aan winkeloppervlak op de woonboulevard naar voren die is weergegeven in tabel 2.6. Tabel 2.6 Potentiele omvang (in m² wvo) van relevante branches woonboulevard in 2023
representatie invulling (bij haalbare marktaandelen)
wonen
planologisch maximum (bij verdere concentratie winkelaanbod)
69.000
77.000
doe‐het‐zelf
3.700
6.800
plant & dier
2.200
13.600
74.900
97.400
15.000
19.500
totaal waarvan in te vullen met nevenassortiment
Van het winkelaanbod op de woonboulevard mag maximaal 20% van het oppervlak ingevuld worden met assortiment dat past bij het hoofdassortiment. Hiermee biedt deze regeling ruimte voor bedrijven om te ondernemen (acties, verkoop partijgoederen, seizoensverkoop e.d.). De mogelijkheden om het nevenassortiment in te vullen zijn breed – naar verwachting zullen alleen dagelijkse goederen er niet onder vallen. Van de toekomstige woonboulevard kan 15.000 tot 19.500 m² wvo ingevuld worden met nevenassortiment. Voor de analyse is ervan uitgegaan dat in potentie alle niet‐dagelijkse goederen als nevenassortiment bij het hoofdassortiment van de winkels in de branches wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier. Het eventuele economische effect van de invulling zal zich voordoen binnen het primaire marktgebied (15‐autominutengebied), omdat hiervan de bezoekers het meest regelmatig de woonboulevard bezoeken. De omvang van het winkelaanbod in de gemeente die onderdeel uitmaken van dit gebied is weergegeven in tabel 2.7. De gemeente Rotterdam is hierin niet meegenomen, omdat de winkels in die gemeente voornamelijk buiten het 15‐autominutengebied liggen. Tabel 2.6 Totale omvang winkelaanbod in niet‐dagelijkse goederen in gemeenten binnen het primaire marktgebied (15‐autominutengebied) van woonboulevard Sliedrecht (Locatus, 2013) gemeente
m² wvo
Alblasserdam
24.546
Barendrecht
117.357
Binnenmaas
28.043
Dordrecht
121.186
Giessenlanden
12.468
Gorinchem
69.415
Hardinxveld‐Giessendam
7.832
Hendrik‐Ido‐Ambacht
28.390
Molenwaard*
10.784
Papendrecht
33.359
Sliedrecht
93.954
Zwijndrecht
27.277
totaal (afgerond)
575.000
* alleen de kern ’s‐Gravendeel (zie figuur 2.1)
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Economische analyse
15
Het totale oppervlak aan niet‐dagelijkse goederen binnen het primaire marktgebied van de woonboulevard is circa 575.000 m² wvo. De winkels op de woonboulevard kunnen met het nevenassortiment in potentie concurreren met al de winkels die dit oppervlak uitmaken. Echter, in de theoretische situatie dat volledig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden, betekent dit dat de invloed nog slechts 2,6% (bij de representatieve invulling) tot 3,4% (bij het planologisch maximum) is. Van een dergelijk beperkt oppervlak zal nauwelijks economisch effect zijn. Van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur is hoe dan ook geen sprake. Daarbij is het de verwachting dat de maximumruimte die voor nevenassortimenten geboden wordt nooit geheel ingezet zal worden.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
16
Economische analyse
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Samenvatting en conclusies
17
3. Samenvatting en conclusies
In hoofdstuk 2 is een analyse gemaakt van de behoefte aan oppervlak van de winkelbranches die toegestaan zijn op de woonboulevard in Sliedrecht. Dit betreft de branches wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier. Daarnaast is de theoretisch maximale invulling meegenomen, welke kan ontstaan als gevolg van het provinciaal. De belangrijkste conclusies van deze analyse zijn hierna aan de orde. Passende omvang woonbranche Uitgangspunten 90% van het oppervlak van de woonboulevard bestaat uit winkels uit de woonbranche, hetgeen aansluit bij het karakter van het gebied. Als uitgangspunt van de analyse is het marktbereik van de woonwinkels gebruikt. Enerzijds door zijn omvang en anderzijds door de aanwezigheid van bijvoorbeeld Loods 5 beschikt de woonboulevard over een behoorlijk marktbereik. Binnen de regio zullen alleen de Woonmall Alexandrium in Rotterdam en het woonwinkelaanbod met Ikea en de woonboulevard in Barendrecht eenzelfde marktbereik hebben. Er zijn twee marktgebieden onderscheiden. Het primaire marktgebied – de consumenten die binnen 15 autominuten de woonboulevard kunnen bereiken – en het secundaire marktgebied – de consumenten die tussen 15 en 30 minuten moeten reizen om de woonboulevard te bereiken. Voor deze gebieden worden de volgende marktaandelen representatief en haalbaar geacht: branche wonen
marktaandeel
inwonertal
2013
2018
2023
primair marktgebied (< 15 automin.)
25%
402.000
411.000
417.000
secundair marktgebied (15‐30 automin.)
5%
2.244.000
2.314.000
2.367.000
Er is een analyse uitgevoerd over een periode van 10 jaar, omdat de geldigheidsduur van een bestemmingsplan ook 10 jaar is. Er is niet gewerkt met het Koopstromenonderzoek Randstad, omdat de resultaten daarvan geen representatief beeld geven van het huidig functioneren en het huidig marktbereik van de woonboulevard. Behoefte aan ontwikkeling De economische (distributieplanologische) analyse geeft de volgende haalbare omvang (in m² wvo3)) van de woonwinkels op de woonboulevard voor de jaren ’13, ’18 en ’23: 2013 haalbare omvang van woonbranche verschil met huidige omvang woonbranche
2018
2023
65.000
68.000
69.000
8.000
11.000
12.000
Na aftrek van de huidige omvang van de woonwinkels op de woonboulevard bestaat er binnen de huidige marktomstandigheden – dus vanuit de consument bezien – behoefte aan een kwantitatieve versterking van 8.000 m² wvo in 2013, welke groeit tot 12.000 m² wvo in 2023. In de huidige economische conjunctuur zal dit oppervlak wellicht niet direct gerealiseerd worden. Een bestemmingsplan is echter gericht op een periode van 10 jaar. Binnen die periode moet het mogelijk zijn 3) Wvo staat voor winkelvloeroppervlak: het voor consumenten toegankelijke/zichtbare deel van de winkel (exclusief magazijn, kantoor, sociale en technische ruimten). Het wvo is doorgaans circa 80% van het bruto vloeroppervlak.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
18
Samenvatting en conclusies
te komen tot een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de woonboulevard. De verwachte bevolkingsgroei en de huishoudensverkleining draagt sterk bij aan de toekomstige behoefte aan woonwinkels; er moeten hierdoor immers meer woningen ingericht worden. Maximale planologische ruimte Het provinciaal beleid zet in op concentratie van het grootschalig winkelaanbod op slechts enkele locaties die zijn aangegeven op kaart 7 bij de provinciale ruimtelijke verordening (zie ook figuur 2.2). Naast de potentiële groei van de woonboulevard met 12.000 m² wvo tot 2023, is daarom de verwachting dat ook een deel van het huidig woonwinkelaanbod in de regio zal verplaatsen naar de woonboulevard in Sliedrecht en naar de overige opvanglocaties. Verdere versterking van deze concentratielocaties voor perifere detailhandel kan ook een ‘koude sanering’ onder het verspreid liggend winkelaanbod in de relevante branches tot gevolg hebben. Ook dit is een gevolg van het beleid van de provincie. Voor Sliedrecht bestaat de verwachting dat er tot circa 8.000 m² wvo aan verspreid gelegen woonwinkels uit de regio verhuizen naar de woonboulevard, omdat deze winkels op hun huidige plek niet meer kunnen groeien en/of om te profiteren van de winkelconcentratie op de woonboulevard. Het betreft hierbij uitsluitend woonwinkels die buiten de stads‐, dorps‐ en wijkcentra liggen. Ook is alleen winkelaanbod meegenomen in gemeenten die niet beschikken over door de provincie toegewezen concentratielocatie. Bovenop het oppervlak van het huidig winkelaanbod komt de totale maximale planologische ruimte voor de branche wonen op de woonboulevard op 20.000 m² wvo tot 2023. Dit is 1) de behoefte aan groei van 12.000 m² wvo en 2) de ruimte voor verplaatsers uit de regio van 8.000 m² wvo (als uitwerking van het provinciaal beleid). Passende omvang branches doe‐het‐zelf en plant & dier Uitgangspunten 10% van het winkeloppervlak op de woonboulevard bestaat uit winkels buiten de woonbranche. Deze winkels worden als een welkome aanvulling op het woonwinkelaanbod gezien. Verdere ruimte voor ontwikkeling wordt geboden in de branche doe‐het‐zelf en plant & dier. Het marktbereik van de winkels in doe‐het‐zelf en plant & dier is fors beperkter dan van de woonwinkels. De spreiding van dit winkelaanbod over de regio is namelijk sterker, waardoor consumenten minder ver hoeven te reizen voor bezoek aan winkels uit deze branches. Voor de analyse is uitgegaan van het volgende representatieve en haalbare marktaandeel: branches doe‐het‐zelf en plant & dier
marktaandeel
inwonertal
2013
2018
2023
primair marktgebied (< 15 automin.)
5%
402.000
411.000
417.000
secundair marktgebied (15‐30 automin.)
0%
2.244.000
2.314.000
2.367.000
Behoefte aan ontwikkeling De economische (distributieplanologische) analyse geeft de volgende haalbare omvang (in m² wvo) van de branches doe‐het‐zelf en plant & dier op de woonboulevard voor de jaren ’13, ’18 en ’23:
2013
2018
2023
haalbare omvang van doe‐het‐zelfbranche
3.500
3.500
3.700
verschil met huidige omvang doe‐het‐zelfbranche
1.800
1.800
2.000
haalbare omvang van branche plant & dier
2.900
3.100
3.100
verschil met huidige omvang branche plant & dier
2.000
2.200
2.200
Maximale planologische ruimte Het provinciaal beleid zet in op concentratie van het grootschalig winkelaanbod. Ook de gemeente Sliedrecht wenst het grootschalig winkelaanbod in de branches wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier te concentreren op de woonboulevard. Voor de analyse is ervan uitgegaan dat de huidige winkels binnen
061000.18181.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Samenvatting en conclusies
19
de gemeente Sliedrecht die niet in centrumgebied of het wijkcentrum liggen moeten kunnen verplaatsen naar de woonboulevard, zoals de bouwmarkt of het tuincentrum. Voor de doe‐het‐ zelfbranche betekent dit dat er ruimte moet zijn om 3.100 m² wvo in te passen. Voor de branche plant & dier moet er 10.500 m² wvo beschikbaar zijn. Bovenop het oppervlak van het huidig winkelaanbod komt de totale maximale planologische ruimte voor de branches doe‐het‐zelf en plant & dier op de woonboulevard op 18.000 m² wvo tot 2023. Dit is 1) de behoefte aan groei van 4.400 m² wvo en 2) de ruimte voor verplaatsers uit de gemeente van 13.600 m² wvo (als uitwerking van het provinciaal en gemeentelijk beleid). Nevenassortiment Van het winkelaanbod in de branches wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier op de woonboulevard mag maximaal 20% van het oppervlak per winkel ingevuld worden met een assortiment dat past bij het hoofdassortiment. Deze regeling voor nevenassortimenten biedt ruimte voor bedrijven om te ondernemen (acties, verkoop partijgoederen, seizoensverkoop e.d.). Van de toekomstige woonboulevard kan maximaal 15.000 tot 19.500 m² wvo ingevuld worden met nevenassortiment. In de theoretische situatie dat volledig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden, betekent dit dat van het totale winkelaanbod in het primaire marktgebied voor 2,6% (bij de representatieve invulling) tot 3,4% (bij het planologisch maximum) zal bestaan uit nevenassortimenten op de woonboulevard. Van een dergelijk beperkt oppervlak zal nauwelijks economisch effect zijn binnen het primaire marktgebied. Van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur is hoe dan ook geen sprake. Daarbij is het de verwachting dat de maximumruimte die voor nevenassortimenten geboden wordt nooit geheel ingezet zal worden. Potentiele omvang van de woonboulevard in 2023 De economische analyse leidt tot de volgende planologische omvang van de woonboulevard in 2023:
representatieve invulling (bij haalbare marktaandelen)
m² wvo
wonen
m² bvo
planologisch maximum (bij verdere concentratie winkelaanbod) m² wvo
m² bvo
69.000
86.000
77.000
96.000
doe‐het‐zelf
3.700
5.000
6.800
9.000
plant & dier
2.200
3.000
13.600
17.000
overig winkelaanbod
4.100
5.000
4.100
5.000
79.000
99.000
101.500
127.000
totaal
Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn in deze tabel de huidige oppervlaktes van de winkels die niet tot de branches wonen, doe‐het‐zelf en plant & dier behoren nog opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.18181.00
Bijlage 10
87
Nota inspraak en overleg
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
88
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Sliedrecht Voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard
notitie inspraak en overleg
aangesloten bij:
identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
061000.17426.00
30-06-2014
projectleider:
opdrachtgever:
mw. mr.drs. M.C. Lammens
Sliedrecht
Delftseplein 27b postbus 150 3000 AD Rotterdam T: 010-20 18 555 E-mail: [email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1.
Inleiding
3
2.
Inspraakreacties
5
3.
Overlegreacties
9
Bijlage: 1. Overlegreacties.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
2
Inhoud
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
3
1. Inleiding
Het voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 28 december 2012 tot en met donderdag 31 januari 2013 ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan is gepubliceerd op de gemeentelijke website en was in te zien op het gemeentekantoor aan de Industrieweg 11 te Sliedrecht. Op 29 januari 2013 heeft tevens een informatiebijeenkomst plaatsgevonden waar een nadere toelichting op het bestemmingsplan is gegeven aan geïnteresseerden. Gedurende bovengenoemde periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard. Inspraakreacties Er zijn 5 schriftelijke inspraakreacties ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen inspraakreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Overlegreacties In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben 5 instanties gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de ontvangen overlegreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Per reactie is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
4
Inleiding
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
5
2. Inspraakreacties
In dit hoofdstuk zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord.
2.1 De Groot & Schagen Aannemingsbedrijf B.V. Samenvatting Op de percelen van inspreker vindt zowel de uitoefening van een aannemersbedrijf plaats als detailhandel gericht op de verkoop van bestratingsmaterialen, tuinhout, zand, grond etc. aan particulieren. Verzocht wordt deze functies in het bestemmingsplan te borgen. Beantwoording De gronden van dit bedrijf is een bedrijfsbestemming gegeven tot maximaal categorie 4.1. Een aannemingsbedrijf valt op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 3.2 en is dus passend. In het bestemmingsplan is daarnaast ondergeschikte detailhandel van bij het bedrijf behorende en ter plaatse geproduceerde goederen toegestaan. Dit is in het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd. Conclusie De inspraakreactie heeft geleid tot wijziging van het bestemmingsplan
2.2 Jongeneel cs advocaten namens de heer B.L.F. van Houwelingen en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Samenvatting 1. Inspreker kan zich aansluiten bij de consoliderende aard van het bestemmingsplan en wenst zijn verworven rechten te conserveren. 2. Inspreker (eigenaar van percelen aan de Lelystraat 17 en Calandstraat 24 en 26) verzet zich tegen de dezonering van het bedrijventerrein en tegen het ontwikkelen van het bedrijventerrein tot woonboulevard. Hij wenst de maximale geluidsruimte te behouden ten behoeve van de verhuur van zijn bedrijfsruimten. Inspreker verhuurt een gedeelte van zijn bedrijfsruimte aan IHC Merwede die zware bedrijfsactiviteiten uitvoert en beslag legt op een deel van de geluidszone. 3. In het geval van dezonering moeten bedrijven in hun bedrijfsvoering rekening houden met aanwezige bedrijfswoningen. Tegenover het perceel van inspreker is een bedrijfswoning gelegen. Uit een in opdracht van de gemeente uitgevoerd onderzoek blijkt dat dezoneren geen invloed heeft op de vergunde of beschikbare geluidsruimte en dat ook bij mogelijke piekniveaus ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Inspreker wil echter de nodige reservecapaciteit behouden om zijn bedrijfsactiviteiten in toekomst te kunnen intensiveren. 4. Inspreker vreest dat als gevolg van de dezonering de bedrijfswoningen het gebruik van zijn perceel zullen beperken. Het is geen onbekend verschijnsel dat bedrijfswoningen in strijd met de bestemming als woning worden gebruikt zonder dat de gemeente handhaaft. Inspreker wenst geen verruiming van het geluidsregime en wenst dat de wettelijke zonering gehandhaafd wordt en het gebruik in strijd met de bestemming door handhaving onmogelijk wordt gemaakt.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
6
Inspraakreacties
5.
De eerdergenoemde punten zijn ook van toepassing op de percelen van inspreker aan de Calandstraat 24 en 26. Ook hier ziet inspreker graag dat de zonering ter bescherming van zijn bedrijfsactiviteiten gehandhaafd blijft.
Beantwoording 1. Van deze reactie heeft de gemeente kennisgenomen. 2. De keuze voor gedeeltelijke transformatie naar woonboulevard is een bewuste keuze en deze transformatie is feitelijk afgelopen jaren al in gang gezet. De gemeente kiest er voor om zwaardere (geluidshinderlijke) bedrijvigheid op andere bedrijventerreinen zoals MolendijkIndustrieweg binnen Sliedrecht te concentreren. De huidige geluidszone ligt op korte afstand van de grens van het gezoneerde industrieterrein. Op basis van een akoestisch rapport van 8 december 2011, dat door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is opgesteld ter verkenning van de geluidssituatie van Nijverwaard, is vastgesteld dat er sprake is van een zoneoverschrijding. Er is op dit moment dus geen sprake van geluidsruimte. Het industrieterrein gezoneerd houden betekent óf uitbreiding van de zone óf het omlaag brengen van de geluidsproductie van de bedrijven. Uitbreiding van de zone wordt door de gemeente Sliedrecht niet haalbaar geacht vanwege de ligging van bestaande woningen en de consequenties die dit met zich meebrengt (sanering van woningen). Het omlaag brengen van de geluidsproductie van de bedrijven, wordt niet in het belang van de bedrijven geacht. 3. Aan bedrijfswoningen komt op grond van jurisprudentie enige mate van bescherming toe. Op een gezoneerd industrieterrein geldt dat vrijwel niet voor het milieuaspect geluid maar wel voor de andere milieuaspecten zoals geur, stof en gevaar. Het bestemmingsplan biedt door de milieuzonering deze vereiste vorm van bescherming. Het dezoneren beperkt de bedrijven niet in de huidige bedrijfsvoering. Dezonering heeft voor het bedrijf van reclamant ook geen invloed op mogelijke toekomstige intensivering van activiteiten, omdat de geluidszone geen mogelijkheid tot uitbreiding van de geluidsruimte van het bedrijf biedt. 4. Er is geen sprake van bewoners van bedrijfswoningen die trachten om gebruiksmogelijkheden van bedrijfspercelen te beperken. De bedrijfswoningen krijgen geen woonbestemming, maar een bedrijfsbestemming. Er is ook geen sprake van gebruik als woning in strijd met de bestemming. Het lint met woonbebouwing langs de Stationsweg is geen onderdeel van het gezoneerd industrieterrein. Deze woningen komt van oudsher al bescherming tegen geluidshinder toe. 5. Zie het antwoord onder 3 en 4. Conclusie De inspraakreactie heeft niet geleid tot wijziging van het bestemmingsplan.
2.3 Vermaas Sliedrecht Slaapcomfort, Lelystraat 128 Samenvatting 1. Naar de mening van inspreker wordt er onvoldoende rekening gehouden met de ontwikkelingen in de detailhandel. Met name wat betreft de branchering. Die is in het voorontwerp ruim gedefinieerd, maar kan leiden tot discussie. Inspreker ziet graag een ruime(re) brancheomschrijving, waarbij een uitbreiding van de detailhandelsvloeroppervlakte tot de mogelijkheden moet kunnen behoren indien dit goed wordt afgewogen en er niet voor de leegstand wordt gebouwd. 2. Inspreker is van mening dat de voorgestelde vereiste minimale oppervlakte van 1.000 m² voor meubeldetailhandel aan de hoge kant is. 3. De bestaande 20%-regel met betrekking tot uitbreidingsmogelijkheden met aanverwante branche kan wellicht beter gehandhaafd blijven. 4. Inspreker ziet in het kader van flexibiliteit, bedrijfsvoering, opvolging en eventuele toekomstige ontwikkelingen op zijn perceel, ondanks het huidige gebruik, graag de bestemming 'Bedrijf' gehandhaafd. Op basis van de verleende vrijstelling kunnen dan de huidige detailhandelsactiviteiten ook in de toekomst gewaarborgd blijven.
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Inspraakreacties
7
Beantwoording 1. De provinciale verordening bevat een omschrijving van de toegestane vormen van detailhandel op locaties als Nijverwaard. De regeling in het bestemmingsplan moet in overeenstemming zijn met deze definities uit de verordening van de provincie. Dit blijkt ook uit de overlegreactie van de provincie. In het ontwerpbestemmingsplan is dan ook aansluiting gezocht bij de regeling zoals is opgenomen in de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland. 2. De oppervlaktemaat volgt uit provinciaal beleid en is daarin dwingend voorgeschreven. 3. In het ontwerpbestemmingsplan is een regeling ten aanzien van het nevenassortiment opgenomen, die in overeenstemming is met de provinciale verordening. 4. Het perceel van inspreker ligt in de zone die is aangewezen voor woonboulevard. Het perceel Lelystraat 128 is alleen bestemd voor detailhandel omdat dit het bestaande gebruik is dat destijds mogelijk is gemaakt met een vrijstelling. Met deze manier van bestemmen wordt beoogd dat een aaneengesloten woonboulevard gaat ontstaan. Bedrijfsfuncties worden gescheiden van de woonwinkels met een publieksaantrekkend karakter. Het bestemmen van Lelystraat 128 voor zowel bedrijfsdoeleinden als voor detailhandel doorkruist deze visie. Om die reden is het perceel alleen bestemd voor detailhandel. Conclusie De inspraakreactie leidt tot aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.
2.4 Ondernemersvereniging Burgemeester Winklerplein en Ondernemersvereniging Kerkbuurt Samenvatting 1. In het bestemmingsplan vindt een grote uitbreiding plaats van de bestemming Detailhandel in de woonbranche. Er mist echter een onderbouwing die de marktruimte hiervoor aantoont. Een concentratie in een beperkt gebied zou meer voor de hand liggen. Gelet op de zeer beperkte markruimte vrezen insprekers ongewenste ontwikkelingen in de huidige winkelcentra van Sliedrecht. Gevraagd wordt de oppervlakte waar de woonbranche wordt toegestaan aanzienlijk in te perken. 2. De vrees van insprekers wordt mede gevoed door de omschrijving in het bestemmingsplan van de bestemming Detailhandel in de woonbranche. Deze bestemming maakt ook branches en producten mogelijk die normaal in winkelcentra thuis horen. Zo zouden zich bijvoorbeeld een Mediamarkt, een It's en een Blokker kunnen vestigen op Nijverwaard, alsook fietsen- en boekenzaken. Inspreker wil graag precies weten wat wel en wat niet kan en in dit in het bestemmingsplan omschreven hebben. 3. Insprekers vragen in het bestemmingsplan de definities te hanteren die de provincie in de Verordening Ruimte hanteert. Hiermee blijven de winkelgebieden in Sliedrecht in stand. Beantwoording 1. Ondertussen is ruimtelijk economisch onderzoek uitgevoerd. Hierin is onderbouwd welke marktruimte er is voor verdere ontwikkeling van de woonboulevard. De ruimtelijk economische onderbouwing is in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen en geeft geen aanleiding tot het beperken van de zone waarin detailhandel in de woonbranche is toegestaan. Het bestemmingsplan stuurt verder op concentratie van detailhandel in de woonbranche in het aangewezen gebied onder meer door detailhandel buiten deze zone weg te bestemmen wanneer de gelegenheid zich daarvoor voordoet. 2. In het ontwerpbestemmingsplan is voor de regeling van detailhandel nu aangesloten bij het provinciaal beleid, zoals is opgenomen in de provinciale verordening. Hierdoor wordt concurrentie met winkelgebieden in de binnenstad zo veel mogelijk voorkomen. 3. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de begrippen uit de provinciale verordening overgenomen. Conclusie De inspraakreactie leidt tot aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
8
Inspraakreacties
2.5 Next Real Estate B.V. Samenvatting 1. Inspreker verzoekt in het bestemmingsplan uit te sluiten dat ondernemingen branchevreemde artikelen aanbieden, zoals bijvoorbeeld huishoudelijke artikelen. Daarmee wordt voorkomen dat een woonboulevard gaat concurreren met omliggende dorps- en stadscentra. 2. Ter versterking van de Drechtsteden zou voor een deel leisure mogelijk kunnen worden gemaakt, waardoor het gebied zich verder kan onderscheiden. Denk aan een indoor skibaan, cartbaan, klimcentrum en dergelijke. Beantwoording 1. Het bestemmingsplan is op dit punt aangepast. Het ontwerpbestemmingsplan sluit aan bij de definities aanzien van detailhandel zoals vastgelegd in het provinciaal beleid. Hiermee is beoogd om concurrentie met het centrum van Sliedrecht te voorkomen. 2. Er zijn momenteel geen directe initiatieven waaraan direct medewerking kan worden verleend. Het direct toestaan van leisure kan dan ook niet worden onderbouwd. Er zal per geval worden bezien of een dergelijke ontwikkeling passend is. Hiervoor zal per geval een aparte planologische procedure worden doorlopen. Conclusie De inspraakreactie leidt tot aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
9
3. Overlegreacties
In het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard voorgelegd aan diverse instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of bepaalde belangen behartigen die in het bestemmingsplan naar voren komen. Van de volgende instanties hebben wij een reactie ontvangen: Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit; Waterschap Rivierenland; Kamer van Koophandel Rotterdam; Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; Regionaal Economisch Overleg ZHZ. Hieronder zijn de brieven van deze instanties samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De volledige overlegreacties zijn in bijlage 1 opgenomen.
3.1 Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit Samenvatting 1. Het bestemmingsplan maakt meer categorieën perifere detailhandel mogelijk dan is toegelaten op grond van de Verordening Ruimte (VR). De gemeente dient aan te sluiten bij de categorieën die zijn genoemd in artikel 9 lid 3 van de VR. Dit geldt voor artikel 1.29 en 1.38 van de planregels. Artikel 9 lid 3 sub b van de VR moet limitatief worden uitgelegd. 2. Op grond van artikel 9 lid 6 VR is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan, voor zover dat mogelijkheden biedt voor de nieuwvestiging van tuincentra en/of bouwmarkten, vergezeld gaat van een distributieplanologisch onderzoek (DPO). Daaruit moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg. De provincie verzoekt om beide punten bij het ontwerpplan gereed te hebben zodat dit kan worden beoordeeld. 3. In regionaal verband heeft de gemeente ermee ingestemd om op Nijverwaard te komen tot een kwalitatieve verbetering en tot een (nadere) concentratie van de aanwezige meubelbedrijven in het westelijke deel van het plangebied. Het optimaliseren van perifere detailhandelslocaties is ook een belangrijk uitgangspunt in de Provinciale Structuurvisie. De operationalisering van de concentratiedoelstelling vindt de provincie echter onvoldoende terug in het bestemmingsplan. In het plan worden juist nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor meubelbedrijven. Ook de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.5.1 en artikel 4.1 biedt de mogelijkheid om nieuwe meubelbedrijven te bestemmen. De provincie verzoekt om in het ontwerpbestemmingsplan het streven om te komen tot een concentratie van meubelbedrijven verder te operationaliseren. Daarbij dient het totaalmetrage voor meubelbedrijven gemaximeerd te worden op het vigerende aantal m² bvo en waar mogelijk dient deze oppervlakte teruggebracht te worden. 4. In het bestemmingsplan dienen regels te worden opgenomen ten aanzien van nevenassortimenten, zoals genoemd in artikel 9 lid 4 van de VR. 5. De actualisering 2012 van de Verordening Ruimte is op 30 januari 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Deze dient bij de verdere planvorming meegenomen te worden. Verzocht wordt de bovenstaande opmerkingen naast de nieuwe verordening te leggen en te bezien of er wijzigingen zijn opgetreden.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
061000.17426.00
10
Overlegreacties
Beantwoording 1. In het ontwerpbestemmingsplan is aangesloten bij de regeling zoals deze is opgenomen in de provinciale verordening. 2. Bij het ontwerpbestemmingsplan is een ruimtelijke economisch onderzoek (tevens DPO) gevoegd. Het Regionaal Economisch Overleg heeft hiervan kennisgenomen en advies uitgebracht. 3. Nieuwe meubelbedrijven zijn alleen mogen binnen de woonboulevardzone en in het ontwerpbestemmingsplan ook alleen binnen de definities die provincie hiervoor hanteert (zie hiervoor onder 1). De verbeelding laat dit concentratiegebied zien. De gemeente kiest er niet voor om bestaande meubelbedrijven buiten de woonboulevardzone onder het overgangsrecht te brengen. Hiervoor is onvoldoende noodzaak en bovendien levert dit onherroepelijk planschade op. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij vertrek de detailhandelsbestemming er af te halen. De nadere concentratie, doordat meubelbedrijven buiten de aangewezen woonboulevardzone verhuizen naar binnen de zone, zal moeten ontstaan door initiatieven van deze bedrijven zelf. De wijze van bestemmen is ook afgestemd met het REO. Zoals ook is vastgelegd in het REO-advies d.d. 6 maart 2014. 4. Het verkopen van nevenassortiment is in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt, conform het beleid zoals genoemd in artikel 9, lid 3 (nieuw) van de VR. 5. De opmerkingen van de provincie zijn naast de meest recente VR gelegd en in het licht daarvan beantwoord. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
3.2. Waterschap Rivierenland Samenvatting 1. Vanaf de Lelystraat loopt een rioolwaterpersleiding langs de Beijerinckstraat en Tolsteeg naar Wijngaarden. Deze dient de (dubbel)bestemming 'Leiding - Riool' te krijgen inclusief de beschermingszone van 4 m (gemeten 2 m uit het hart van de leiding aan beide zijden). 2. Het waterschap geeft aan dat de bermsloten tussen de Parallelweg-spoorweg en het water in de lussen van de A15 afrit Sliedrecht-West een waterbestemming dienen te krijgen. 3. De bestemming 'Waterstaat - Waterberging' dient toegekend te worden aan bermen en laaggelegen plantsoenen. 4. Artikel opnemen voor de (dubbel)bestemming 'Leiding - Riool'. 5. Artikel opnemen voor de (dubbel)bestemming 'Waterstaat - Waterberging' zoals is opgenomen in het bestemmingsplan Woongebied Sliedrecht. 6. Aan artikel 10.3 (wijzigingsbevoegdheid) dient als aanvullende voorwaarde te worden opgenomen dat alvorens de bestemming water te wijzigen er advies ingewonnen moet worden bij de waterbeheerder. Naast watercompensatie is het functioneren van het watersysteem en de aan- en afvoer van water evenzeer van belang. 7. In paragraaf 4.8 (Kabels en Leidingen) van de toelichting noemen dat er een rioolwaterpersleiding van het waterschap ligt langs de Beijerinckstraat en Tolsteeg. Deze leiding heeft een totale beschermingszone van 4 m en dat is 2 m uit het hart van de leiding aan beide zijden. 8. In paragraaf 4.10 kan voor het aspect 'waterkwantiteit (huidige situatie) het volgende aangevuld worden: 'Het plangebied is gelegen in het stedelijk peilgebied Sliedrecht dat een vast waterpeil heeft van -1,92 m NAP. Ter hoogte van de Betuwelijn staat langs de Beijerinckstraat/Tolsteeg een stuw die het overtollige water uit het stedelijk gebied afvoert naar het landelijk gebied. De zuidelijke berm langs de Leeghwaterstraat (gelegen langs een watergang) heeft eveneens een waterbergingsfunctie, waardoor deze niet zomaar opgehoogd mag worden. Verder is bij de herberekening van de wateropgave voor de gemeente Sliedrecht gebleken, dat er op het bedrijventerrein Nijverwaard op een tweetal locaties is te zien dat het maaiveld zo laag is gelegen dat hier wateroverlast op kan treden (overigens zijn deze locaties niet aan de watergang gelegen, ofwel hierbij zou inundatie uit riolering (putdeksels) moeten komen). Bij toekomstige bouwplannen dient hier rekening mee te worden gehouden.
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Overlegreacties
9.
11
In paragraaf 4.10 voor het aspect 'afvalwaterketen en riolering' (huidige situatie) aanvullen dat er een rioolwatertransportleiding loopt vanaf de Lelystraat langs de Beijerinckstraat en Tolsteeg naar Wijngaarden.
Beantwoording 1. De rioolwaterpersleiding wordt op de verbeelding met een dubbelbestemming opgenomen. 2. Uitgangspunt is om niet te detaillistisch te bestemmen. De achterliggende reden hiervoor is dat niet bij elke aanpassing van bijvoorbeeld de wegen- of waterstructuur er een planologische procedure moet worden gevoerd. Hiermee beogen we de nodige deregulering te bereiken. Daarom krijgen alleen waterwegen van aanmerkelijke omvang en betekenis de enkelbestemming Water. De bermsloten tussen de Parallelweg en de spoorweg aan de westelijk zijde van het plangebied (tussen de Ringerstraat en de Brouwerstraat) krijgen de enkelbestemming Water. Deze zijn van aanmerkelijke omvang. Om die reden worden de waterpartijen in de lus van de afrit A15 Sliedrecht-West eveneens van een enkelbestemming Water voorzien. De overige B- en C-watergangen worden niet apart voor water bestemd maar krijgen een gemengde bestemming. 3. Genoemde gebieden worden aangewezen als waterbergingsgebieden. 4. De dubbelbestemming Leiding - Riool zal in de regels worden opgenomen. 5. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterberging wordt opgenomen in de regels conform het bestemmingsplan Woongebied Sliedrecht. 6. Aan artikel 10.3 (wijzigingsbevoegdheid) wordt een aanvullende voorwaarde opgenomen dat alvorens de bestemming water te wijzigen er advies bij de waterbeheerder wordt ingewonnen. 7. In paragraaf 4.8 (Kabels en Leidingen) zal een passage worden opgenomen over de rioolpersleiding langs de Beijerinckstraat en Tolsteeg inclusief de beschermingszone. 8. De voorgestelde tekstsuggestie voor paragraaf 4.10 van de toelichting (waterkwantiteit-huidige situatie) wordt integraal opgenomen. 9. In paragraaf 4.10 zal voor het aspect 'afvalwaterketen en riolering' (huidige situatie) de rioolwatertransportleiding worden benoemd. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
3.3 Kamer van Koophandel Samenvatting 1. De structuurvisie PDV Zuid-Holland Zuid adviseert de omvang van de woonboulevard Sliedrecht te beperken tot circa 50.000 m². In het kader van de Ontwerp Structuurvisie is door de KvK geopperd om in samenspraak met de Vereniging Woonboulevard Sliedrecht, CBW Mitex, gemeente Sliedrecht en Kamer van Koophandel Rotterdam om gezamenlijk de na te streven omvang van de Woonboulevard vast te stellen. Aan de gemeente wordt gevraagd om de hoeveelheid m² volumineuze detailhandel nader te specificeren voor de zone die is aangewezen als Woonboulevard. 2. In de beschrijving wordt meermalen aangegeven dat de Woonboulevard Sliedrecht alleen perifere vestigingen toelaat, omdat anders oneigenlijke concurrentie met het centrum Sliedrecht ontstaat. Verzocht wordt om hieraan toe te voegen dat deze beperking ook nodig is voor het evenwicht tussen de woonboulevard en de andere (hoofd)winkelcentra in de Drechtsteden. 3. In de planregels van 1.28 en 1.29 dient aangegeven te worden dat het om volumineuze detailhandel betreft. Anders ligt de weg open voor reguliere detailhandel, hetgeen leidt tot oneigenlijke concurrentie tussen de Woonboulevard Sliedrecht en de (hoofd)winkelcentra in de Drechtsteden. 4. Het assortiment voor de detailhandelsvestigingen op de Woonboulevard Sliedrecht moet aansluiten op de Provinciale Verordening van Zuid-Holland. Verzocht wordt om dit in het nieuwe bestemmingsplan op te nemen.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
12
Overlegreacties
5.
6.
7.
Om een compacte vorm van de Woonboulevard te realiseren verzoekt de Kamer van Koophandel of de op het bedrijventerrein Noordoost Kwadrant gevestigde perifere detailhandel ingepast kan worden op de Woonboulevard bedrijventerrein Nijverwaard. Voorgesteld wordt om de zonering in stand te houden. De motivering voor het dezoneren is te beperkt (zie pagina 22). Er zijn voldoende argumenten om de zonering in stand te houden: er is een tekort aan gezoneerd bedrijventerrein; ook bij de meeste andere gezoneerde bedrijventerreinen in de Drechtsteden geldt dat er geen geluidsruimte meer beschikbaar is. Dat is op zich geen reden om het bedrijventerrein te dezoneren. de nabijheid van de Woonboulevard (bedrijvengebied) is geen reden voor dezonering. De Kamer van Koophandel plaatst de volgende kritische kanttekeningen bij het dezoneren: Uit onderzoek van de Omgevingsdienst-ZHZ blijkt dat dezoneren consequenties heeft voor de relatie tussen de bedrijven en de (bedrijfs)woningen. De Kamer van Koophandel acht het ongewenst dat door dezonering een (toekomstig) risico op beperkingen voor de bedrijven op de Nijverwaard ontstaat. Het is niet duidelijk of de Omgevingsdienst de ontwikkelwens van de zittende bedrijven in haar onderzoek heeft betrokken. Dit is noodzakelijk. Uit het onderzoek van de Omgevingsdienst-ZHZ blijkt dat dezonering tot één maatbestemming leidt. Dit is ongunstig voor het zittende bedrijf, zeker in deze lastige economische tijd waarin flexibiliteit belangrijk is. Onduidelijk is hoe de bestaande geluidsruimte van de zittende bedrijven na dezonering beschermd blijft.
Beantwoording 1. Ondertussen is ruimtelijk economisch onderzoek uitgevoerd. Hierin is onderbouwd welke marktruimte er is voor verdere ontwikkeling van de woonboulevard. De ruimtelijk economische onderbouwing is in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. Om voldoende flexibel in te kunnen spelen op marktontwikkelingen wordt geen maximumaantal m² vastgelegd in het bestemmingsplan, maar wordt jaarlijks gemonitord. 2. Het argument van oneigenlijke concurrentie spitst zich toe op detailhandel gericht op voorzieningen die bewoners in staat stellen om in de directe omgeving hun dagelijkse boodschappen te kunnen doen. Dit geldt voor zowel de winkelcentra in Sliedrecht, als voor winkelcentra in de Drechtsteden. Het achterliggende doel is dat er in de winkelcentra geen leegstand mag ontstaan met als gevolg dat de voorzieningenstructuur duurzaam wordt ontwricht. Dit is in de toelichting aangevuld op basis van het uitgevoerde ruimtelijk economisch onderzoek. 3. In het ontwerpbestemmingsplan wordt aan dit verzoek tegemoetgekomen. De definities van toegestane detailhandel sluiten in het ontwerpbestemmingsplan aan bij de begrippen uit de verordening van de provincie. 4. Zie vorige reactie (onder 3). 5. De gemeente hanteert uitnodigingsplanologie als uitgangspunt. Het is aan de ondernemers op Noord Oost Kwadrant zelf om zich op de woonboulevard te vestigen. De gemeente kiest er niet voor om bestaande meubelbedrijven buiten de woonboulevardzone onder het overgangsrecht te brengen. 6. Door de gemeente Sliedrecht is in samenspraak met de OZHZ nagegaan welke type van bedrijven zich op het industrieterrein zouden kunnen vestigen, waarvoor geluidszonering noodzakelijk is. Vestiging van dergelijke bedrijven stuit bijvoorbeeld op beperkingen van andere compartimenten (lucht/veiligheid) of fysieke beperkingen (er zal geen watergebonden bedrijvigheid kunnen worden ontwikkeld). In de huidige situatie zijn geen grote lawaaimakers aanwezig op het bedrijventerrein en zijn er ook geen vestigingsverzoeken van dergelijke bedrijven te verwachten. De bestaande bedrijvigheid op Nijverwaard is gelet op omvang en aard van de activiteiten niet zodanig dat zonering op grond van de Wet geluidhinder verplicht is. Verder is er op basis van de geluidszone en de aanwezige bedrijvigheid vrijwel geen akoestische ruimte beschikbaar om een eventuele grote lawaaimaker te laten vestigen. Indien de geluidzonering in stand wordt gehouden moet het zonebewakingsmodel volledig worden geactualiseerd. Uit indicatief onderzoek is gebleken dat er sprake is van juridische zone-overschrijdingen. Zorgvuldig zonebeheer zou dan ook vragen om bedrijven te gaan beperken in hun (juridische) geluidruim-
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Overlegreacties
7.
13
te, oftewel de geluidbelasting te verlagen, en om de zone aan te passen. Hiervoor is aanpassing van omliggende bestemmingsplannen noodzakelijk. De woningen aan de Stationsstraat komen daarbij zeer waarschijnlijk binnen de zone te liggen. Voor deze woningen moet dan het geluidniveau in de woningen worden berekend en moeten hogere waarde worden vastgesteld. Deze factoren, gecombineerd met de huidige aanwezige bedrijvigheid maakt het in stand houden van de geluidszonering overbodig. De gemeente kiest ervoor om zwaardere (geluidshinderlijke) bedrijvigheid op andere bedrijventerreinen zoals Molendijk-Industrieweg binnen Sliedrecht te concentreren. Dezonering betekent niet per definitie dat er sprake zal zijn van beperking van geluidsruimte. De huidige geluidszonering betekent dat er vanuit de geluidsruimte geen ontwikkelmogelijkheden voor bedrijven zijn. Er zijn ook geen concrete uitbreidingswensen bekend bij de omgevingsdienst. Uitbreiding van de zone is, gelet op de ligging van woningen, niet haalbaar. Om de bestaande geluidsruimte van de bedrijven te beschermen zal een beleidsnota worden opgesteld. In die beleidsnota wordt vastgelegd dat de bedrijven geluidsruimte behouden die ze reeds hadden. Uit het onderzoek van de Omgevingsdienst-ZHZ blijkt dat dezonering tot één maatwerkvoorschrift leidt. Het maatwerkvoorschrift zorgt niet voor beperkingen in de huidige bedrijfsvoering. Verder worden de optredende maximale geluidsniveaus voor vier bedrijven om redenen van juridische zekerheid vastgelegd in een maatwerkvoorschrift. Zo houden deze bedrijven het recht op deze maximale geluidniveaus. Gelet op de overschrijdingen van geluidszone is er ook in huidige situatie weinig flexibiliteit en draagt het bestemmingsplan daar niet in negatieve zin aan bij.
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
3.4 Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid heeft in hun advies van 11 maart 2013 (kenmerk 2013/870/IdU) een integraal advies gegeven welke als bijlage bij de toelichting wordt gevoegd. De conclusies en aanbevelingen in deze rapportage worden verwerkt in de betreffende paragraaf inzake Externe Veiligheid.
3.5 Regionaal Economisch Overleg Zuid-Holland Zuid Samenvatting 1. Het Regionaal Economisch Overleg Zuid-Holland Zuid (REO) spreekt haar waardering uit voor de beoogde kwaliteitsverbetering van de woonboulevard Nijverwaard. Het REO adviseert positief over de hiervoor ingezette transformatie van het westelijk deel van het bedrijventerrein. 2. Het REO constateert dat de uitkomsten van de ruimtelijke economisch onderzoek van Rho adviseurs afwijken van het eerder uitgevoerde onderzoek van DTNP voor de PDV-visie ZuidHolland Zuid. Het REO acht geen nieuw ruimtelijk economisch onderzoek noodzakelijk. Wel verzoekt het REO de gemeente om te streven naar concentratie en kwaliteitsverbetering van de woonboulevard en niet naar groei. Dat voor dit proces enige planologische speelruimte nodig is, is helder. De gemeente wordt verzocht zich in te spannen om detailhandel op Nijverwaard weg te bestemmen op achterblijvende en leegkomende locaties buiten de woonboulevardzone. 3. Het REO verzoekt de passage over het nevenassortiment op pagina 19 van het ruimtelijke economisch onderzoek in overeenstemming te brengen met de PDV-visie van Zuid-Holland Zuid. 4. Het REO verzoekt om de ontwikkelingen op Nijverwaard jaarlijks te monitoren en het REO hierover te informeren. Beantwoording 1. Van deze reactie heeft de gemeente kennisgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte. vestiging Rotterdam
061000.17426.00
14
Overlegreacties
2.
3. 4.
Regionaal Economisch Overleg Zuid-Holland Zuid (REO) spreekt haar waardering uit voor de beoogde kwaliteitsverbetering van de woonboulevard Nijverwaard. Het REO adviseert positief over de hiervoor ingezette transformatie van het westelijk deel van het bedrijventerrein. De gemeente bevestigt dat zij niet streven naar groei, maar naar concentratie en kwaliteitsverbetering. In het bestemmingsplan wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om percelen met een detailhandelsbestemming buiten de woonboulevardzone te wijzigen in de bestemming Bedrijf indien het bestaande detailhandelsgebruik is beëindigd. De betreffende passage is aangepast. Aan dit verzoek wordt tegemoetgekomen.
Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
061000.17426.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Bijlage
1
Overlegreacties
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
1
061000.17426.00
S
1111111111 II III MPGSD2013020811270153
GSD
08.02.2013
0153
Kaak
Kamer van Koophandel Rotterdam Kantoor Rotterdam Blaak 40 Pos tbus 450, 3000 AL Rotterdam T(0 10 ) 4 02 7 7 7 7 F( 010 ) 41 4 5 7 54 www,kyk.n1
Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht Postbus 16 3350 AA SLIEDRECHT
on s k en m e r k
uw k enm erk
be t r e ff e n d e
Reactie Voorontwerp Bestemmingsplan Nijverwaard
datum
31 januari 2013
RS-13.0051 AdS/mh bi j l ag e n
1 (RS-12.0386)
doorkie snum m er
(010) 402 7602
Geacht college, Met belangstelling namen wij kennis van het voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard. Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid hierop te reageren. Intentie De intentie voor de toekomstige invulling van de W oonboulevard Sliedrecht (compacte vorm duidelijk brancheringsprofiel) stemt ons tevreden. Deze aanpak past bij de inhoud van de nieuwe Structuurvisie perifere detailhandel Zuid-Holland Zuid, die in december 2012 door de REO Stuurgroep Zuid-Holland Zuid is vastgesteld. Kamers van Koophandel Rotterdam en Midden-Nederland hebben in de voorbereidingsfase voor deze nieuwe structuurvisie (2011/2012) vier klankbordbijeenkomsten met ondernemers georganiseerd. De resultaten van deze bijeenkomsten zijn verwerkt in de bijgevoegde reactie van de Kamers van Koophandel op het concept Structuurvisie en Beleidsplan Zuid-Holland Zuid. In deze reactie staat dat de positie van de W oonboulevard als het woonthemacentrum in de regio Zuid-Holland Zuid door de ondernemers wordt gedragen. Een compacte vorm en een kwaliteitsslag worden daarvoor noodzakelijk geacht. W ij vinden het positief dat deze uitgangspunten als basis in het voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard zijn verwerkt. Omvang woonboulevard De Structuurvisie PDV Zuid-Holland Zuid adviseert de omvang van de W oonboulevard Sliedrecht te beperken tot ca. 50.000 rn2. In de voornoemde reactie van Kamers van Koophandel Rotterdam en Midden-Nederland is voorgesteld de Structuurvisie nader uit te werken voor de W oonboulevard Sliedrecht. Deze uitwerking kan plaatsvinden in samenwerking met de gemeente, Vereniging Woonboulevard Sliedrecht, CBW -MITEX en Kamer van Koophandel Rotterdam. Het gezamenlijk vaststellen van de gewenste omvang van de Woonboulevard Sliedrecht is een belangrijke eerste stap van deze uitwerking. Daarom vragen wij u te specificeren hoeveel m' volumineuze detailhandel mogelijk is binnen de in het voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard aangegeven zone voor de W oonboulevard. Invulling woonboulevard In de beschrijving wordt meermalen aangegeven dat de Woonboulevard Sliedrecht alleen perifere vestigingen toelaat, omdat anders oneigenlijke concurrentie met het centrum Sliedrecht ontstaat. Wij verzoeken u toe te voegen dat deze beperking ook nodig is voor het evenwicht tussen de woonboulevard en de andere (hoofd)winkelcentra in de Drechtsteden. RABOBANK 36.21.75.063 Kamer van Koophandel Rotterdam
Postbank 68940
Kantoren in: Dordrecht. Gouda, Rotterdam Alle inlichtingen worden zo nauwkeurig mogelijk gegeven, zonder aansprakelijkheid onzerzijds.
E-mail: [email protected]
In de planregels is het volumineuze karakter van de detailhandel op de Woonboulevard Sliedrecht niet als zodanig benoemd. Deze specificering is zeer noodzakelijk. W ij verzoeken u in de regels 1.28 en 1.29 aan te geven dat deze bestemmingen volumineuze detailhandel betreffen. Als deze specificering ontbreekt ligt de weg immers open voor reguliere detailhandel. Dit leidt tot bovengenoemde oneigenlijke concurrentie tusen de W oonboulevard Sliedrecht en de (hoofd)winkelcentra in de Drechtsteden. Het assortiment voor de detailhandelsvestigingen op de Woonboulevard Sliedrecht moet aansluiten op de Provinciale Verordening van Zuid-Holland. W ij verzoeken u dit in het nieuwe bestemmingsplan Nijverwaard op te nemen. U geeft aan te streven naar een meer compacte vorm van de Woonboulevard. W ij verzoeken u om te overwegen of de op het bedrijventerrein Noordoost Kwadrant gevestigde perifere detailhandel (woonboulevard/tuincentrum) ingepast kan worden op de Woonboulevard bedrijventerrein Nijverwaard, zodat één sterke concentratie ontstaat. Dezonering overig bedrijventerrein Nijvenrvaard In het voorontwerpbestemmingsplan Nijverwaard wordt voorgesteld het overige deel van het bedrijventerrein Nijverwaard (buiten de W oonboulevard) te dezoneren. W ij verzoeken u de zonering in stand te houden. De motivatie voor de dezonering op pagina 22 is beperkt. Er zijn wat ons betreft voldoende argumenten om de zonering in stand te houden, namelijk: er is een tekort aan gezoneerd bedrijventerrein; ook bij de meeste andere gezoneerde bedrijventerreinen in de Drechtsteden geldt dat er geen geluidruimte meer beschikbaar is. Dat is op zich geen reden om het bedrijventerrein te dezoneren; de nabijheid van de W oonboulevard (bedrijvengebied) is geen reden voor dezonering. Onze kritiek op het dezoneren is verder: De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid deed onderzoek naar de dezonering. Uit dit onderzoek blijkt dat dezoneren consequenties heeft voor de relatie tussen de bedrijven en de (bedrijfs)woningen op en grenzend aan Nijverwaard respectievelijk de woonwagens op het bedrijventerrein. W ij achten het ongewenst dat door dezonering een (toekomstig) risico op beperkingen voor de bedrijven op Nijverwaard ontstaat. Het is niet duidelijk of de Omgevingsdienst de ontwikkelwens van de zittende bedrijven in haar onderzoek heeft betrokken. Dit is uiteraard wel noodzakelijk. Uit het onderzoek van de Omgevingsdienst blijkt dat dezonering leidt tot één maatbestemming. Dit is ongunstig voor het zittende bedrijf, zeker in deze lastige economische tijd waarin flexibiliteit belangrijk is. Onduidelijk is hoe de bestaande geluidsruimte van de zittende bedrijven na de dezonering beschermd blijft. Wij zien uw reactie op onze zienswijze met belangstelling tegemoet. Voor vragen over onze zienswijze kunt u contact opnemen met Linda van de W indt (tel. 010-402 7602, e-mail: [email protected]).
Met vriend ijke groet,
Paijmans tgemeen directeur
mr.
cc: W oonboulevard Sliedrecht / Winkeliersvereniging Sliedrecht / VS0 / winkeliersvereniging Papendrecht
Pagina 2 van 2
RS-13 0051
Kam er van Koophandel Rotterdam
Kamer v an Koophandel Rotterdam Kantoor Rotterdam Blaak 40 Postbus 450, 3000 AL Rotterdam T (010) 402 77 77 F (010) 414 57 54 www.kvk.n1
Regionaal Economisch Overleg Zuid-Holland Zuid T.a.v. de heer A.M. Putman, secretaris Postbus 365 3300 AJ DORDRECHT
ons kenm erk
uw kenm erk
RS-12.0386 AdS/mh betreffende
datum
9 juli 2012 bijlagen
Ontwerp Structuurvisie en Beleidsplan PDV Zuid-Holland Zuid
doork iesnu m m er
(010) 402 7647
Geachte heer Putman, Naar aanleiding van uw brief van 1 mei 2012 zenden wij u graag onze reactie op de Ontwerp Structuurvisie en het Beleidsplan Perifere Detailhandel Zuid-Holland Zuid. Proces De Kamers van Koophandel Rotterdam en Midden-Nederland zijn medeopdrachtgever voor de nieuwe Structuurvisie en Beleidsplan PDV Zuid-Holland Zuid. De Ontwerp Structuurvisie is opgesteld door bureau DTNP. Als medeopdrachtgever hebben wij deelgenomen in de ambtelijke begeleiding en de Bestuurlijke Begeleidingscommissie voor de nieuwe Structuurvisie. In de afgelopen periode hebben wij over de inhoud van de nieuwe Structuurvisie vier Klankbordbijeenkomsten voor ondernemers (winkeliersverenigingen, vertegenwoordigers/verenigingen PDVlocaties, CBW-MITEX) georganiseerd. In de in juni 2011 gehouden bijeenkomsten (Drechtsteden Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, 8 juni 2011 / Hoeksche Waard - Goeree-Overflakkee, 14 juni 2011) zijn de eerste voorstellen van bureau DTNP besproken. In de twee recente Klankbordbijeenkomsten (Drechtsteden - Alblasserwaard en Vijfheerenlanden,17 april 2012 / Hoeksche Waard - GoereeOverflakkee, 24 april 2012) is de nu voorliggende Ontwerp Structuurvisie aan de orde gesteld. Op basis van deze Klankbordbijeenkomsten, aanvullende schriftelijke reacties (Vereniging Woonboulevard Sliedrecht, ondernemers Woonboulevard Dordrecht, de firma Rockspring (eigenaar Woonboulevard Dordrecht), lntratuin Sliedrecht-Hendrik Ido Ambacht) en de besprekingen in onze regionale Kamer van Koophandelcommissies (kring Drechtstreek, kring Hollandse Eilanden en Waarden) hebben wij een inhoudelijke reactie opgesteld. Deze reactie leggen wij graag aan u voor. Inhoud
Analyse Wij onderschrijven de in de Ontwerp Structuurvisie opgenomen analyse van de voor PDV relevante trends en ontwikkelingen. De gedetailleerde gegevens voor de Woonboulevard Sliedrecht vragen om extra controle. De Vereniging Woonboulevard Sliedrecht geeft namelijk aan dat de in de Ontwerp Structuurvisie genoemde omzetgegevens en m2-gegevens (omvang Woonboulevard) te laag zijn. Ook RABOBANK 36.21.75.063 Kamer van Koophandel Rotterdam
Postbank 68940
Kantoren in: Dordrecht, Gouda, Rotterdam Alle inlichtingen worden zo nauwkeurig mogelijk gegeven, zonder aansprakelijkheid onzerzijds.
E-mail: info@rotterdam kvk.n1
stelt de Vereniging dat het bindingspercentage van bezoekers uit Zuid-Holland Zuid aan de Woonboulevard Sliedrecht hoger is dan het in de Ontwerp Structuurvisie genoemde percentage. De bron van de gegevens van de Vereniging is niet vermeld. Wij verzoeken u de verschillen tussen de in de Ontwerpvisie opgenomen gegevens/bronnen en de door de Vereniging genoemde cijfers/bronnen te verkennen en de juiste cijfers in de Structuurvisie op te nemen.
Toekomstige structuur PDV Zuid-Holland Zuid Wij ondersteunen de in de Ontwerp Structuurvisie voorgestelde indeling van PDV-clusters en PDVlocaties in Zuid-Holland Zuid. De vertegenwoordigers van de PDV-clusters Dordrecht en Spijkse Poort pleiten voor verlaging van de in de Ontwerp Structuurvisie genoemde minimumomvang van een PDV-vestiging (1.000 m2). Deze vertegenwoordigers wijzen op de leegstand, terwijl er vraag is naar kleinere units. De ondernemers in de centra staan hier terughoudend tegenover. Wij stellen u voor verlaging van de minimumomvang mogelijk te maken, mits de voor PDV gebruikelijke voorwaarden (branchering, volumineuze artikelen) ook voor deze kleinere PDV-vestigingen worden toegepast. Voor de PDV-locaties in de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee is in de Ontwerp Structuurvisie alleen uitbreiding voorzien door verplaatsing van lokale PDV-vestigingen naar deze locaties. Op genoemde PDV-locaties zijn echter enkele lang bestaande, succesvolle PDV-vestigingen gevestigd. Ook voor deze PDV-vestigingen zijn enige uitbreidingsmogelijkheden wenselijk. Wij verzoeken u deze uitbreidingsmogelijkheden in de Structuurvisie op te nemen.
Omvang Regionaal Woonthemacentrum Sliedrecht In de Ontwerp Structuurvisie staat het advies de omvang van de Woonboulevard Sliedrecht (als regionaal woonthemacentrum) te beperken tot ca. 50.000 m2. Dit advies is gebaseerd op de - door ons gedeelde - analyse van de ontwikkelingen in de perifere detailhandel en op de resultaten van het Koopstromenonderzoek 2011. Op verzoek van bureau DTNP heeft de opdrachtnemer van het Koopstromenonderzoek - bureau I&O - de gegevens voor de Woonboulevard Sliedrecht extra gecontroleerd. De Vereniging Woonboulevard Sliedrecht geeft aan dat laatstgenoemde cijfers niet correct zijn. De Vereniging stelt dat de huidige m2goed renderen. Daarnaast is sprake van mutaties op de Woonboulevard, waardoor leegstand is ontstaan. Ook pleitte de Vereniging eerder voor behoud van de It's-vestiging als stimulans voor het matig functioneren van de Woonboulevard. Wij ondersteunen de inhoud van de Ontwerp Structuurvisie betreffende de kwaliteitsslag en de ruimtelijke aspecten (compacte vorm) van de Woonboulevard Sliedrecht. Ten aanzien van de gewenste omvang constateren wij dat er sprake is van diverse tegengestelde meningen. Deze tegenstrijdigheden zijn ook eerder geconstateerd binnen de Bestuurlijke Begeleidingscommissie. Wij stellen u voor om - naast de eerdergenoemde controle van de gegevens (zie Analyse) - de Ontwerp Structuurvisie specifiek voor het Woonthemacentrum Sliedrecht nader uit te werken. Deze uitwerking zou kunnen plaatsvinden in samenwerking tussen de Vereniging Woonboulevard Sliedrecht, CBW Mitex, gemeente Sliedrecht en Kamer van Koophandel Rotterdam. De uitwerking moet uiteraard plaatsvinden in samenspraak met alle op de Woonboulevard gevestigde ondernemers. Het gezamenlijk vaststellen van de na te streven omvang van de Woonboulevard kan de eerste stap van deze uitwerking zijn.
Pagina 2 van 3
RS-12.0386
Kamer van Koophandel Rotterdam
Brancheverruiming De Woonboulevard Dordrecht (ondernemers, firma Rockspring) verzoekt om brancheverbreding met de branches diervoeding en -benodigdheden, speelgoed, sport en spel, babyartikelen en consumentenelektronica. Brancheverbreding wordt vooral wenselijk geacht vanwege het moeizame functioneren van de Woonboulevard. De Vereniging Woonboulevard Sliedrecht stelt dat brancheverbreding op de Woonboulevard Sliedrecht al in vrij ruime mate aan de orde is. De ondernemers in de centra achten brancheverbreding beslist ongewenst. Deze ondernemers wijzen op de noodzaak om in geval van brancheverbreding te komen tot een 'level playing field': in de periferie moeten - evenals in de centra - een hogere m2-prijs en betaald parkeren gelden. De ondernemers op de PDV-locaties achten dit niet wenselijk. Cruciaal voor ons standpunt is het gegeven dat uit onderzoek (o.m. CBW-MITEX) blijkt dat brancheverbreding niet leidt tot verbetering van het functioneren van PDV-locaties. Brancheverbreding kan wel leiden tot het slechter functioneren van de (aangrenzende) winkelcentra. Om deze reden achten wij verdere brancheverbreding voor PDV-locaties niet nodig en niet gewenst. Wel stemmen wij in met de in de Ontwerp Structuurvisie voorgestelde mogelijkheid om het aanbod op PDV-locaties te verbreden met specifieke volumineuze artikelen, waarvan om praktische redenen vestiging op PDV-locaties passend is.
Branchevervaging Wij ondersteunen de in de Ontwerp Structuurvisie genoemde regels voor beperking van de omvang van branchevreemde, niet volumineuze artikelen bij PDV-vestigingen. Wij benadrukken dat voorafgaand aan de toepassing van de nieuwe regels consensus bereikt moet worden over de beschrijving van het bij de hoofdbranche passende branche-eigen assortiment. Voor dit aspect zijn nadere definities en consensus van de betrokken marktpartijen noodzakelijk. Wij vinden het nodig de brancheorganisaties en grote PDVspelers hierbij te betrekken.
Uniform provinciaal beleid In aanvulling op onze bovenstaande reactie op de inhoud van de Ontwerp Structuurvisie dringen wij aan op een meer eenduidige uitvoering van het PDV-beleid binnen Zuid-Holland. In de Klankbordbijeenkomsten en aanvullende reacties geven ondernemers veel voorbeelden van cases in (aangrenzende) gemeenten en regio's, waar aantoonbaar wordt afgeweken van het provinciaal beleid. Wij constateren dat deze afwijkingen het draagvlak voor het PDV-beleid in Zuid-Holland Zuid ondermijnen. Wij vinden het dan ook noodzakelijk dat naast de vaststelling van de nieuwe Structuurvisie nadere afspraken worden gemaakt over een consistente uitvoering van het provinciaal PDV-beleid. Daarnaast achten wij het zeer wenselijk om 'over de provinciegrenzen heen te kijken' en samen met de aangrenzende provincies (Noord-Brabant, Gelderland, Utrecht) te komen tot afstemming van het PDV-beleid. Met vriendelijke groet, Kamer v n Koophandel Rotterdam 474-1er n Koophandel Midden-Nederland Nam' n4 deze,
Plv. voor
chut er Kamer van R-doptrandsl-Rntteraam
Pagina 3 van 3
RS-12.0386
Kamer van Koophandel Rotterdam
Kamer van Koophandel Rotterdam Kantoor Rotterdam Blaak 40 Postbus 450, 3000 AL Rotterdam T (010) 402 77 77 F (010) 414 57 54 www.kvk.nl
Regionaal Economisch Overleg Zuid-Holland Zuid T.a.v. de heer A.M. Putman, secretaris Postbus 365 3300 AJ DORDRECHT
ons kenmerk
uw kenmerk
RS-12.0386 AdS/mh betreffende
datum
9 juli 2012 bijlagen
Ontwerp Structuurvisie en Beleidsplan PDV Zuid-Holland Zuid
doorkiesnummer
(010) 402 7647
Geachte heer Putman, Naar aanleiding van uw brief van 1 mei 2012 zenden wij u graag onze reactie op de Ontwerp Structuurvisie en het Beleidsplan Perifere Detailhandel Zuid-Holland Zuid. Proces De Kamers van Koophandel Rotterdam en Midden-Nederland zijn medeopdrachtgever voor de nieuwe Structuurvisie en Beleidsplan PDV Zuid-Holland Zuid. De Ontwerp Structuurvisie is opgesteld door bureau DTNP. Als medeopdrachtgever hebben wij deelgenomen in de ambtelijke begeleiding en de Bestuurlijke Begeleidingscommissie voor de nieuwe Structuurvisie. In de afgelopen periode hebben wij over de inhoud van de nieuwe Structuurvisie vier Klankbordbijeenkomsten voor ondernemers (winkeliersverenigingen, vertegenwoordigers/verenigingen PDVlocaties, CBW-MITEX) georganiseerd. In de in juni 2011 gehouden bijeenkomsten (Drechtsteden Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, 8 juni 2011 / Hoeksche Waard - Goeree-Overflakkee, 14 juni 2011) zijn de eerste voorstellen van bureau DTNP besproken. In de twee recente Klankbordbijeenkomsten (Drechtsteden - Alblasserwaard en Vijfheerenlanden,17 april 2012 / Hoeksche Waard - GoereeOverflakkee, 24 april 2012) is de nu voorliggende Ontwerp Structuurvisie aan de orde gesteld. Op basis van deze Klankbordbijeenkomsten, aanvullende schriftelijke reacties (Vereniging Woonboulevard Sliedrecht, ondernemers Woonboulevard Dordrecht, de firma Rockspring (eigenaar Woonboulevard Dordrecht), Intratuin Sliedrecht-Hendrik Ido Ambacht) en de besprekingen in onze regionale Kamer van Koophandelcommissies (kring Drechtstreek, kring Hollandse Eilanden en Waarden) hebben wij een inhoudelijke reactie opgesteld. Deze reactie leggen wij graag aan u voor. Inhoud Analyse Wij onderschrijven de in de Ontwerp Structuurvisie opgenomen analyse van de voor PDV relevante trends en ontwikkelingen. De gedetailleerde gegevens voor de Woonboulevard Sliedrecht vragen om extra controle. De Vereniging Woonboulevard Sliedrecht geeft namelijk aan dat de in de Ontwerp Structuurvisie genoemde omzetgegevens en m²-gegevens (omvang Woonboulevard) te laag zijn. Ook RABOBANK 36.21.75.063 Kamer van Koophandel Rotterdam
Postbank 68940
Kantoren in: Dordrecht, Gouda, Rotterdam
Inzage handelsregister: T 0900 – 1234567 (0,70 eur)
Alle inlichtingen worden zo nauwkeurig mogelijk gegeven, zonder aansprakelijkheid onzerzijds.
E-mail: [email protected]
stelt de Vereniging dat het bindingspercentage van bezoekers uit Zuid-Holland Zuid aan de Woonboulevard Sliedrecht hoger is dan het in de Ontwerp Structuurvisie genoemde percentage. De bron van de gegevens van de Vereniging is niet vermeld. Wij verzoeken u de verschillen tussen de in de Ontwerpvisie opgenomen gegevens/bronnen en de door de Vereniging genoemde cijfers/bronnen te verkennen en de juiste cijfers in de Structuurvisie op te nemen. Toekomstige structuur PDV Zuid-Holland Zuid Wij ondersteunen de in de Ontwerp Structuurvisie voorgestelde indeling van PDV-clusters en PDVlocaties in Zuid-Holland Zuid. De vertegenwoordigers van de PDV-clusters Dordrecht en Spijkse Poort pleiten voor verlaging van de in de Ontwerp Structuurvisie genoemde minimumomvang van een PDV-vestiging (1.000 m²). Deze vertegenwoordigers wijzen op de leegstand, terwijl er vraag is naar kleinere units. De ondernemers in de centra staan hier terughoudend tegenover. Wij stellen u voor verlaging van de minimumomvang mogelijk te maken, mits de voor PDV gebruikelijke voorwaarden (branchering, volumineuze artikelen) ook voor deze kleinere PDV-vestigingen worden toegepast. Voor de PDV-locaties in de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee is in de Ontwerp Structuurvisie alleen uitbreiding voorzien door verplaatsing van lokale PDV-vestigingen naar deze locaties. Op genoemde PDV-locaties zijn echter enkele lang bestaande, succesvolle PDV-vestigingen gevestigd. Ook voor deze PDV-vestigingen zijn enige uitbreidingsmogelijkheden wenselijk. Wij verzoeken u deze uitbreidingsmogelijkheden in de Structuurvisie op te nemen. Omvang Regionaal Woonthemacentrum Sliedrecht In de Ontwerp Structuurvisie staat het advies de omvang van de Woonboulevard Sliedrecht (als regionaal woonthemacentrum) te beperken tot ca. 50.000 m². Dit advies is gebaseerd op de - door ons gedeelde - analyse van de ontwikkelingen in de perifere detailhandel en op de resultaten van het Koopstromenonderzoek 2011. Op verzoek van bureau DTNP heeft de opdrachtnemer van het Koopstromenonderzoek - bureau I&O - de gegevens voor de Woonboulevard Sliedrecht extra gecontroleerd. De Vereniging Woonboulevard Sliedrecht geeft aan dat laatstgenoemde cijfers niet correct zijn. De Vereniging stelt dat de huidige m² goed renderen. Daarnaast is sprake van mutaties op de Woonboulevard, waardoor leegstand is ontstaan. Ook pleitte de Vereniging eerder voor behoud van de It’s-vestiging als stimulans voor het matig functioneren van de Woonboulevard. Wij ondersteunen de inhoud van de Ontwerp Structuurvisie betreffende de kwaliteitsslag en de ruimtelijke aspecten (compacte vorm) van de Woonboulevard Sliedrecht. Ten aanzien van de gewenste omvang constateren wij dat er sprake is van diverse tegengestelde meningen. Deze tegenstrijdigheden zijn ook eerder geconstateerd binnen de Bestuurlijke Begeleidingscommissie. Wij stellen u voor om - naast de eerdergenoemde controle van de gegevens (zie Analyse) - de Ontwerp Structuurvisie specifiek voor het Woonthemacentrum Sliedrecht nader uit te werken. Deze uitwerking zou kunnen plaatsvinden in samenwerking tussen de Vereniging Woonboulevard Sliedrecht, CBW Mitex, gemeente Sliedrecht en Kamer van Koophandel Rotterdam. De uitwerking moet uiteraard plaatsvinden in samenspraak met alle op de Woonboulevard gevestigde ondernemers. Het gezamenlijk vaststellen van de na te streven omvang van de Woonboulevard kan de eerste stap van deze uitwerking zijn.
Pagina 2 van 3
RS-12.0386
Kamer van Koophandel Rotterdam
Brancheverruiming De Woonboulevard Dordrecht (ondernemers, firma Rockspring) verzoekt om brancheverbreding met de branches diervoeding en -benodigdheden, speelgoed, sport en spel, babyartikelen en consumentenelektronica. Brancheverbreding wordt vooral wenselijk geacht vanwege het moeizame functioneren van de Woonboulevard. De Vereniging Woonboulevard Sliedrecht stelt dat brancheverbreding op de Woonboulevard Sliedrecht al in vrij ruime mate aan de orde is. De ondernemers in de centra achten brancheverbreding beslist ongewenst. Deze ondernemers wijzen op de noodzaak om in geval van brancheverbreding te komen tot een ‘level playing field’: in de periferie moeten - evenals in de centra - een hogere m²-prijs en betaald parkeren gelden. De ondernemers op de PDV-locaties achten dit niet wenselijk. Cruciaal voor ons standpunt is het gegeven dat uit onderzoek (o.m. CBW-MITEX) blijkt dat brancheverbreding niet leidt tot verbetering van het functioneren van PDV-locaties. Brancheverbreding kan wel leiden tot het slechter functioneren van de (aangrenzende) winkelcentra. Om deze reden achten wij verdere brancheverbreding voor PDV-locaties niet nodig en niet gewenst. Wel stemmen wij in met de in de Ontwerp Structuurvisie voorgestelde mogelijkheid om het aanbod op PDV-locaties te verbreden met specifieke volumineuze artikelen, waarvan om praktische redenen vestiging op PDV-locaties passend is. Branchevervaging Wij ondersteunen de in de Ontwerp Structuurvisie genoemde regels voor beperking van de omvang van branchevreemde, niet volumineuze artikelen bij PDV-vestigingen. Wij benadrukken dat voorafgaand aan de toepassing van de nieuwe regels consensus bereikt moet worden over de beschrijving van het bij de hoofdbranche passende branche-eigen assortiment. Voor dit aspect zijn nadere definities en consensus van de betrokken marktpartijen noodzakelijk. Wij vinden het nodig de brancheorganisaties en grote PDVspelers hierbij te betrekken. Uniform provinciaal beleid In aanvulling op onze bovenstaande reactie op de inhoud van de Ontwerp Structuurvisie dringen wij aan op een meer eenduidige uitvoering van het PDV-beleid binnen Zuid-Holland. In de Klankbordbijeenkomsten en aanvullende reacties geven ondernemers veel voorbeelden van cases in (aangrenzende) gemeenten en regio’s, waar aantoonbaar wordt afgeweken van het provinciaal beleid. Wij constateren dat deze afwijkingen het draagvlak voor het PDV-beleid in Zuid-Holland Zuid ondermijnen. Wij vinden het dan ook noodzakelijk dat naast de vaststelling van de nieuwe Structuurvisie nadere afspraken worden gemaakt over een consistente uitvoering van het provinciaal PDV-beleid. Daarnaast achten wij het zeer wenselijk om ‘over de provinciegrenzen heen te kijken’ en samen met de aangrenzende provincies (Noord-Brabant, Gelderland, Utrecht) te komen tot afstemming van het PDV-beleid. Met vriendelijke groet, Kamer van Koophandel Rotterdam Kamer van Koophandel Midden-Nederland Namens deze,
drs. M. Schut Plv. voorzitter Kamer van Koophandel Rotterdam
Pagina 3 van 3
RS-12.0386
Kamer van Koophandel Rotterdam
GX ,,3 4-.J MPG SD2013022212010400
GSD
22.02.2013
0400
L cc
%'.
Directie Ruimte en Mobiliteit Afdeling Ruimte, Wonen en Bodem Contact
M Molenwijk T 070-441 74 11
p
[email protected]
™
ZUID
HOLLAND
Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070-44166 11 www.zuid-holland.nl Burgemeester en Wethouders van gemeente Sliedrecht Postbus 16 3360 AA Sliedrecht
Datum
2 0 FEB. 2013 Ons kenmerk
PZH-2013-368966439 Uw kenmerk Bijlagen
Onderwerp
Artikel 3.1.1 Bro; vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan "Nijverwaard" Geacht college, Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie. Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte Zuid-Holland. Het plan is op enkele punten niet conform dit beleid. Opmerkingen
Bezoekadres
Definities perifere detailhandel en afstemming REO bij meer dan 1.000 m2 Ik constateer dat uw plan meer categorieën perifere detailhandel mogelijk maakt dan is toegelaten op grond van de Verordening Ruimte (hierna: VR). U dient aan te sluiten bij de categorieën die zijn genoemd in artikel 9 lid 3 van de VR. Dit geldt voor artikel 1.29 en 1.38 van de planregels. Ik wijs u erop dat artikel 9 lid 3 sub b van de VR limitatief moet worden uitgelegd.
Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Tram 9 en bus 65 stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor
Op grond van artikel 9 lid 6 VR is het verder noodzakelijk dat uw plan, voorzover dat mogelijkheden biedt voor de nieuwvestiging van tuincentra en/of bouwmarkten, vergezeld gaat van een distributieplanologisch onderzoek (DPO). Daaruit moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg. Ik verzoek u om beide punten bij het ontwerpplan gereed te hebben zodat wij dit kunnen beoordelen.
auto's is beperkt.
Afspraak tot nader concentratie In regionaal verband heeft u er mee ingestemd om op Nijverwaard te komen tot een kwalitatieve verbetering en tot een (nadere) concentratie van de aanwezige meubelbedrijven in het westelijke deel van het plangebied. Het optimaliseren van perifere detailhandelslocaties is ook een belangrijk uitgangspunt in de Provinciale Structuurvisie. De operationalisering van de
PZH-2013-370184216 dd. 20-02-2013
Ons kenmerk
PZH-2013-368966439 pr
° ™ HOLLAND
ZUID
concentratiedoelstelling vind ik echter onvoldoende terug in uw plan. In het plan worden juist nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor meubelbedrijven. Ook de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.5.1 en artikel 4.1 biedt de mogelijkheid om nieuwe meubelbedrijven te bestemmen. Ik verzoek u om in het ontwerpbestemmingsplan het streven om te komen tot een concentratie van meubelbedrijven verder te operationaliseren. U dient daarbij het totaalmetrage voor meubelbedrijven te maximeren op het vigerende aantal m2 bvo en waar mogelijk deze m2 terug te brengen. Nevenassortimenten U dient in het plan regels op te nemen ten aanzien van nevenassortimenten, zoals genoemd in artikel 9 lid 4 van de VR. Actualisering van de Verordening Ruimte Deze vooroverlegreactie berust op de verordening t/m de actualisering van 2011, vastgesteld op 29 februari 2012 door Provinciale Staten van Zuid-Holland. De actualisering 2012 is op 30 januari 2012 door Provinciale Staten vastgesteld en zal binnenkort worden gepubliceerd. U dient deze bij de verdere planvorming mee te nemen. Ik verzoek u om de bovenstaande opmerkingen te zijner tijd naast de nieuwe verordening te leggen en te bezien of er wijzigingen zijn opgetreden.
Conclusie Het plan houdt op bovengenoemde punten onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het plan aan te passen. Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.
Hoogachtend, de directeur van de directie Ruimte en Mobiliteit, voor deze, ir. J. de Jong hoofd bureau Ontwikkeling en Realisatie Deze briefis digitaal vastgesteld, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief
fERZOHDEN
2/2
PZH-2013-370184216 dd. 20-02-2013
veiligheids
MPGSD2013031411410648
GSD
14,03,2013
M.... W% jÉL
0648
llllillllllll
College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sliedrecht Postbus 16 3360 AA SLIEDRECHT
Uw kenmerk
Ons kenmerk
Datum
2013/870/IdU
11 maart 2013
Onderwerp
Bijlage(n)
Behandeld door/tel.nr.
Advies bestemmingsplan "Nijverwaard" Sliedrecht
1
PJ.C, Gruljthuijsen/088-6365318
Geacht college, Naar aanleiding van uw adviesaanvraag d,d, 28 december 2012, treft u hierbij het advies aan van de Veiligheidsregïo Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer, met betrekking tot bestemmingsplan "Nijverwaard" te Sliedrecht. Op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidtngen wordt het Bestuur van de Veiligheidsregïo in de gelegenheid gesteld om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen In het invloedsgebied van de inrichting, De onderbouwing van deze brief kunt u terugvinden in de bijgevoegde toelichting op dit advies. Dit advies geeft voorstellen om de veiligheidssituatie te optimaliseren» Het geeft geen antwoord op de vraag of het groepsrisico aanvaardbaar is. Het is uiteindelijk aan het bevoegd gezag om te oordelen of het groepsrisico wel of niet aanvaardbaar is, Het gaat daarbij om een bestuurlijke afweging van de risico's tegen de maatschappelijke baten. De Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, november 2007, is een hulpmiddel om de verantwoordingsplicht in te vullen. Deze handreiking is te downloaden via de site van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Het onderstaande advies is tot stand gekomen aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid, Dit toetsingskader kent een vijftal aspecten die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect,
Postbus 350, 3300 AJ Dordrecht, Bezoekadres: Oranjepark 13, 3311 LP Dordrecht, T 078 - 635 53 55, F 078 - 613 97 02, E [email protected], i www.vrzhz.nl
Conclusie en aanbevelingen De veiligheidstoets levert de volgende conclusies op: • Het plangebied ligt binnen de PR 10~6 contour en/of veiligheidszone van de rijksweg A15, de Betuweroute, het LPG-tankstation en de aardgastransportleiding (6 inch), Er zijn geen kwetsbare bestemmingen binnen deze contouren; • Het plangebied ligt binnen de invloedgebieden van de Betuweroute, rijksweg A15, het IPG-tankstation en de hogedruk aardgastransportleidingen; • Het groepsrisico neemt niet toe door het bestemmingsplan, Het groepsrisïcö moet wel worden verantwoord; • De (mogelijke) toekomstige zonering uit het BKP Woonboulevard Sliedrecht (gemeente Sliedrecht, augustus 2010) zou voor een optimalisatie van de zelfredzaamheid moeten worden gewijzigd, • De bereikbaarheid en bluswatervoorziening in het plangebied moet voldoen aan de "Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid" (Brandweer Nederland, november 2012); • De bluswatervoorziening langs de rijksweg A15 is niet gegarandeerd. De overige bluswatervoorziening is voldoende; • De bereikbaarheid in het plangebied is voldoende, • Bij de uitwerking van de toekomstplannen moet rekening worden gehouden met de bereikbaarheid en bluswatervoorziening. In het kader van de zelfredzaamheid bij genoemde scenario's verdient het de aanbeveling om bij de mogelijke toekomstige herinrichting van het plangebied de volgende maatregelen te creëren: • Geen gebouwen binnen 30 meter van de hogedruk aardgastransportleiding of alle gevels binnen 30 meter hebben een weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag van 60 minuten; • Het gebouw zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; • Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; • Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; • De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc's en trappenhuizen aan de gevaarzijde zijn geplaatst; • Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen; • De velligheidsregio te betrekken bij de inrichting van het plangebied m,b,t. zelfredzaamheid, de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk. De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico's als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico's te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatiemiddelen worden ingezet, Wettelijk is de gemeente verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer PJ.C. Gruijthuijsen van het Bureau Expertise en Advies Brandweer van mijn dienst. Hij is bereikbaar op telefoonnummer 088-636 5318. Voor advies over risicocommunicatie kunt u contact opnemen met de afdeling Risico- en Crisisbeheersing van de Veiligheldsregio Zuid-Holland Zuid, vla telefoonnummer 088-636 5355. Graag ontvang ik van u een afschrift van het genomen besluit.
Hoogachtend / Het dagelij>s"6festuur3^A Vei^ghetósfegk?Zuid-Holland Zuid, namens deze, / de DirecteurBrand weef,
I n afschrift aam • Brandweerciuster Drechtsteden-Noord *
Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid T.a.v. de heer E. Arnold Postbus 550 3300 AN DORDRECHT
Toelichting advies Bestemmingsplan 11
Nijver waard Slied recht Versie 7 maart 2013
99
Inhoudsopgave Inhoudsopgave,,, .....,.,.,...,, „, i s Aanleiding 2, Doelstelling van het advies 3, Risicobronnen en scenario's 3.1 Weg- en spoorvervoer gevaarlijke stoffen 3.2 Aardgastransportleïding .,.,.,.,. , 3.3 LPG-tankstation Helbro, Lelystraat 97, SUedrecht.... 4, Veiligheidstoets .......... 4.1. Plaatsgebonden risico „......,,,..,.. 4.1.1 Rijksweg A15.... 4.1.2 Betuweroute ........ 4.1.3 Aardgastransportleiding,... ................................. 4.1.4 LPG-tankstation Helbro, Lelystraat 97, SI iedrecht „„.„..„ 4.2. Groepsrlslco 4.2.1 Rijksweg A15.... , 4.2.2 Betuweroute..... 4.2.3 Aardgastransportleïding 4.2.4 LPG-tankstation Helbro, Lelystraat 97, Sliedrecht 4.3. Zelfredzaamheid 4.4. Beheersbaarheid 4.5. Resteffect 5, Conclusies 6, Aanbevelingen , Bijlage 1.... ." Bijlage 2
Veiligheidsregio Zuid^Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
,,,
,
.......,,2 ...........3 , 4 ....................4 .,.,.„„„„„„„.„..,.„ 4 5 6 ....7 ...........7 8 8 8 8 8 9 9 „,.,9 „...9 .....9 10 ..„,„„„„11 ,„„„,„„„„11 12 13 15
pagina 2 van 15
1 . Aanleiding Op 28 december 2012 heeft de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer (hierna "de brandweer") een verzoek om advies ontvangen voor het vaststellen van bestemmingsplan "Nijverwaard", Sliedrecht (verder het plangebied). Het plangebied van het bestemmingsplan omvat het bedrijventerrein Nijverwaard, Dit bedrijventerrein ligt aan de noordzijde van de kern Sliedrecht, Het bedrijventerrein ligt ingeklemd tussen het spoor van de Betuweroute en de lightrail Dordrecht-Geldermalsen aan de noordwestzïjde en de rijksweg A15 aan de zuidzijde. De rijksweg maakt deels onderdeel uit van het bestemmingsplan. De oostgrens wordt bepaald door de achtererven van de woningen aan de Stationsweg, De ligging is op onderstaande kaart aangegeven.
•0 'm Hguur 1: ligging plangebied
Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Wel zijn in het verleden via vrijstellingen of omgevingsvergunningen gerealiseerde detailhandelsvestigingen voorzien van een passende bestemming. Het bestemmingsplan moet voldoen aan actuele wet- en regelgeving en bevat daarom in tegenstelling tot de oude plannen uit de jaren '60 een regeling voor de milieuzonering. Verder wordt het bedrijventerrein niet meer aangeduid als geluidsgezoneerd industrieterrein. Gelet op de toekomstvisie van de gemeente Sliedrecht op het plangebied voorziet het bestemmingsplan in een wijzigingsregeling om nieuwe detailhandel in de woonbranche toe te staan In het zuidwestelijke deel van het plangebied. De Brandweer is aangewezen als adviseur en mag op grond van artikel 4.3 van de Circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen en op grond van artikel 12.2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen advies uitbrengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen In het invloedsgebied van de inrichting.
Veiligheidsregio Zuid^Holiand Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 3 van 15
2. Doelstelling v a n het advies Het advies van de brandweer Is primair in lijn met het gestelde in het Besluit externe veiligheid buisleldingen (Bevb), artikel 12, lid 2 en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs): "Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de regionale brandweer in wier gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongevat en over de zelfredzaamheid van personen in het invioedsgebied van de inrichting". In deze toelichting wordt het advies van de brandweer weergegeven, waarbij een analyse van de veiligheidssituatie wordt weergegeven en voorstellen worden gedaan om de veiligheidssituatie te optimaliseren. Het onderstaande advies is tot stand gekomen aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal aspecten die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. In deze toelichting wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de scenario's die op deze locatie kunnen voorkomen. In hoofdstuk 4 wordt de veiligheidssituatie geanalyseerd aan de hand van het toetsingskader externe veiligheid. Tot slot worden ten aanzien van het plangebied conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
3. Risicobronnen en scenario's 3.1 Weg- en spoorvervoer gevaarlijke stoffen Voor het plangebied zijn de belangrijkste risicobronnen die invloed hebben op het plangebied: • Het spoortracé van de Betuweroute •
De rijksweg A l 5
Over beide transportroutes worden grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Bij incidenten met deze transporten is de kans op het vrijkomen van deze gevaarlijke stoffen redelijk groot aanwezig. Om een beeld te geven van het aantal transporten met gevaarlijke stoffen over de A15 en de Betuweroute wordt In de volgende tabel de omvang van deze aantallen weergegeven. De weergegeven cijfers zijn gebruikt om de huidige Plaatsgebonden Risico 1CT6 contour te bepalen.
Brandbare gassen Toxische gassen Zeer toxische gassen Brandbare vloeistoffen Toxische vloeistoffen Zeer toxische vloeistoffen
Spoortracé Betuweroute 18.000
Rijksweg A I S
3,500
114
3500
0
80,000
34243
0
853
8.000
821
13,056
Tabel 1: overzicht aantallen transporten gevaarlijke stoffen spoortracé en rijksweg AIS per jaar. Veiligheidsreglo Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 4 van 15
De mogelijk optredende scenario's zijn de volgende: brandbare gassen, zoals LPG en propaan, - toxische gassen, zoals ammoniak en zwavelstoffluorlde brandbare vloeistoffen, zoals benzine, In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de effectafstanden die ten gevolge van een optredend incident kunnen optreden. Ter verduidelijking worden de afstanden bij de scenario's Bleve en toxische damp van de 1, 10 en 100 procent letaliteitgrenzen weergeven. Dit betreft de afstanden waar respectievelijk 1, 10 en 100 procent van het aantal aanwezigen zal komen te overlijden. Er zijn marginale verschillen tussen de legaliteitsgrenzen van optredende incidenten op het spoor en de weg , Om hiervan een beeld te geven, zijn de afstanden voor weg tussen haakjes in het overzicht vermeld. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landelijk opgestelde "H andleiding adviestaak regionale brandweer IPQ 08, versie maart 2010".
Scenario: Bleve: meest geloof waardig Bleve: worst case Toxische damp (ammoniak) Meest geloof waardig Toxische damp (ammoniak) Worst case
1% letaliteitgrens
10% letaliteitgrens
85 (70) 330 (230) 120 (120)
Niet berekend 220 (140) 90 (90)
100% letaliteitgrens 40 (30) 140 (90) 40 (40)
1250 (750)
950 (600)
400(250)
Tabel 2: Overzicht effectafstanden in meters .
De kortste afstanden tussen bebouwing in het plangebied en het midden van de spoorbaan, resp. de weg zijn 70 en 50 meter. Dit betekent dat ten gevolge van optredende incidenten met gevaarlijke stoffen op het spoortracé en de Rijksweg A15 mogelijk dodelijke slachtoffers vallen. In het Basisnet spoor en weg zijn daarnaast plasbrandaandachtsgebieden (PAG's) vastgesteld. Voor beide transportmodaliteiten is dit gebied vastgesteld op 30 meter vanuit de rand van de weg of het spoor. Op basis van de gegevens uit de plankaart bij het bestemmingsplan hebben deze PAG's geen Invloed op de bebouwing langs het spoor en de Rijksweg A15. De geprojecteerde bebouwing ligt op een afstand van meer dan 30 meter uit der rand van het spoor of de weg, In de paragraaf resteffect wordt een beeld geschetst van het totaal aantal gewonden die in het plangebied zullen vallen bij optredende incidenten met transporten met gevaarlijke stoffen. 3,2 Aardgastransportleiding Er zijn verschillende incidenten met aardgas mogelijk, In de onderstaande tabel zijn de mogelijke scenario's weergegeven die bij incidenten met brandbaar gas onder druk voor kunnen komen: Categorie Brandbaar gas onder druk
Scenario Uitstroming zonder ontsteking Uitstroming met directe ontsteking: fakkelbrand ( + vuurbal) Uitstroming met vertraagde ontsteking: gaswolkontbranding ( + fakkelbrand)
■ï
> > > y > > > > >
Effecten/schadebeeld gehinderde communicatie Gehoorsbeschadiging (mogelijke drukeffecten) Brandwonden Ontstaan van secundaire branden Brandwonden Ontstaan van secundaire branden Longbeschadiging door inademing van hete verbrandingsproducten Mogelijke drukeffecten
Tabel 3: Mogelijke scenario's bij brandbaar gas onder druk " Handreiking voor optreden tijdens buisleidingincidenten", december 2006 Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid
VeiiigheidsregioZuid-HollandZuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 5 van 15
Voor de effectafstanden wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde "gele kaart". Hierop staan de instructies voor de hulpdiensten vermeld, gebaseerd op de situatie na 10 minuten na de breuk van een aardgasleiding. Er wordt verondersteld dat de hulpdiensten niet eerder dan 10 minuten na aanvang van het incident ter plaatse kunnen zijn, In de onderstaande tabel worden de verschillende effectafstanden weergegeven met de warmtestraling, Indien er een breuk optreedt en er een brandende verticale fakkel (jet) ontstaat. De effectafstanden gelden voor de hogedruk aardgastransportleiding van 12 en 6 inch, met een druk van maximaal 40 bar.
10 kW/m 2
Kortdurende blootstelling PBM1
3 kW/m 2 1 kW/m 2
Veilig Veilig
Langdurende blootstelling Secundaire branden PBM veilig
100
6 inch hogedruk 50
150 250
75 150
12 inch hogedruk
Tabel 4: Contouren (in meters) van warmtestraling bij aardgastransportleidingen "Gele kaart, versie 6 september 2008
Binnen de 10 kW/m 2 -contour dient rekening te worden gehouden met het ontstaan van secundaire branden. Volledig beschermde brandweermensen met ademlucht zijn bij 3 kW/m 2 veilig. Onbeschermde hulpverleners en omstanders zijn pas veilig bij 1 kW/m 2 . Gelet op de ligging van de aardgastransportleiding binnen het plangebied dient met deze effectafstanden rekening gehouden te worden. De afstand van de 12 inch leiding tot de bebouwing is minimaal 120 meter. De afstand van de 6 Inch leiding tot de bebouwing is minimaal 5 meter. Deze geringe afstand noodzaakt tot het stellen van extra maatregelen ter bescherming van de aanwezige personen. 3.3 LPG-tankstation Helbro, Lelystraat 97, SIiedrecht Op deze inrichting is het Bevl van toepassing. Het plangebied ligt binnen het invloedgebied van de genoemde inrichting, waardoor verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. De relevante scenario's die op kunnen treden zijn de volgende: •
Het exploderen van een tankwagen met brandbaar gas. Een dergelijke explosie wordt ook wel BLEVË genoemd. Binnen de normale bedrijvigheid op het LPG-tankstation vormt de bevoorrading (het transport, de overslag en opslag) van de ondergrondse tank door een tankwagen een verhoogd risico. Technische of menselijke fouten kunnen leiden tot het ongecontroleerd vrijkomen van LPG, met alle gevolgen van dien. Een warme BLEVE, letterlijk: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion ontstaat als volgt. Door een externe bron (brand) wordt een vat of tank met een vloeistof (of een tot vloeistof gecomprimeerd gas) opgewarmd. De druk neemt toe doordat de temperatuur stijgt. Door het aanstralen, verzwakt de tankwand. Het vat of de tank zal door deze toenemende druk en de verzwakte tankwand Instantaan falen (snel openscheuren). De inhoud van de tank zal vervolgens explosief ontbranden. Bij een koude BLEVE bezwijkt de tank (instantaan) door een mechanische oorzaak, zoals het falen van het materiaal ('spontaan' scheuren van de tank) of een mechanische impact (een botsing, omvallen etc). Vervolgens kan bij het openscheuren van de tank ontsteking van de inhoud van de tank plaatsvinden. Het effect is vergelijkbaar met de 'warme BLEVE' maar reikt minder ver. De reden Persoonlijke beschermingsmiddelen
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 6 van 15
hiervoor Is de lagere druk in de tank vlak voor het openscheuren. Een koude BLEVE is niet te voorkomen. Het is afhankelijk van de inhoud van de tank wanneer en met welk effect de explosie plaatsvindt. Bij een geheel gevulde tank zal het aanzienlijk langer duren voordat de inhoud van de tank dusdanig is opgewarmd dat een BLEVE ontstaat, In de onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de verschillende effectafstanden van een BLEVE bij een geheel of gedeeltelijk gevulde tankwagen. De afstanden gelden vanaf de LPG-tankwagen, Scenario^ m effëetafstanden (vanaf de tankwagen) bij aen ongeval mat butaan of LPG Worst oase scenario Meest geloofwaardig scenario De tankwagen wordt aangestraald, waardoor de tank De tankwagen scheurt bij dit scenario, wordt verwarmd, de integriteit van de tankwandwaardoor het vloeistof verdichte gas constructie het begeeft en een warme BLEVE expandeert en een overdrukscenario ontstaat. Door de aanwezigheid van vuur / brand / veroorzaakt. hitte zal de brandbare vloeistof ontsteken en een grote vuurbal met grote hittestraling tot gevolg hebben, met uitstraling naar de omgeving. Personen binnen de stralingscontouren, worden circa 12 seconden blootgesteld Gemiddeld (10-5tot 10-7) Groot (>10"b) Kans Kans Blootstellingsduur 100% letaal (0,3 bar)
kort 30 meter
1% letaal (0,1 bar) Glasbreuk (0,03 bar)
70 meter 180 meter
Blootstellingsduur 100% letaal (46 kW/ma) 10% letaal (34 kW/ma) 1% letaal (19 kW/ma) 1e gr. brandwonden (7,5 kW/ma)
12 seconden 90 meter 140 meter 230 meter 400 meter
Uitgangspunten: ■ omgevingstemperatuur: 10°C ■ stablliteitsklasse: D5 ■ De effectafstanden zijn berekend aan de hand van het computerprogramma Effects 5.5 en daar waar nodig gecontroleerd en bijgesteld met Safeti-nl en Save, • De In de tabel gehanteerde uitgangspunten komen overeen met de invoerparameters voor de slachtofferberekenlngsmethode Tabel 5: Wegscenario hitte- & drukbelasting (GF3) ten gevolge van LPG Bron: handleiding adviestaak regionale brandweren IPO 08 versie januari 2009
4. Veiligheidstoets In het vorige hoofdstuk heeft een analyse plaatsgevonden van de scenario's die kunnen optreden in het plangebied. Naar aanleiding van deze scenario's vindt in dit hoofdstuk een veiligheidstoets plaats. Deze veiligheidstoets zal worden gedaan aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid, Dit toetsingskader kent een vijftal die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect 4.1. Plaats gebonden s ri ico Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken plaats/verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid» Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
buiten een inrichting, uitgedrukt als en onbeschermd op één bepaalde een ongeval binnen een inrichting of stof betrokken is,
pagina 7 van 15
4,1,1 Rijksweg Al5 Het plangebied ligt binnen de invloedsfeer van het wegvervoer van gevaarlijke stoffen over de AIS. Binnen 46 meter vanaf het hart van de A15 is sprake van een veiligheidszone (overeenkomend met de plaatsgebonden risico (PR 10"6)). Binnen deze PR I Q 6 contour van 46 meter mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig en ook in de toekomst niet toegestaan. Daarnaast geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter vanaf de rand van het tracé. Voor bouwen binnen een veiligheidszone en/of een plasbrandaandachtsgebied gelden aanvullende eisen conform het bouwbesluit 2012 (zie bijlage 1), 4.1,2 Betuweroute Het plangebied ligt binnen de invloedsfeer van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute, Binnen 30 meter vanaf het hart van de Betuweroute is sprake van een veiligheidszone (overeenkomend met de plaatsgebonden risico (PR IQ"6)), Binnen deze PR iO"6 contour van 30 meter mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig en ook in de toekomst niet toegestaan. Daarnaast geldt een Plasbrandaandachtsgebied van 30 meter vanaf de rand van het tracé. 4.1.3 Aardgastransportleiding De PR I Q 6 contour ligt op de leiding er gelden hier wel belemmeringsstroken van 4 meter aan weerszijde van de leiding, 4.1.4 LPG-tankstaiion Helbro, Leiystraat 97, Sliedrecht Uitgaande van het toepassen van een verbeterde vulslang en een hittewerende coating op de tankauto, gelden in deze situatie voor het PR (10-6 per jaar) de volgende afstandscriteria: • 45 meter gemeten vanaf het LPG -vulpunt, • 25 meter gemeten vanaf het LPG - reservoir, • 15 meter gemeten vanaf de LPG - afleverzuil. Binnen de genoemde afstanden bevinden zich geen kwetsbare objecten, waardoor aan de grenswaarde wordt voldaan voor het plaatsgebonden risico voor bestaande situaties ten aanzien van kwetsbare objecten. Binnen 25 meter, gemeten vanaf het LPG-reservoir, en binnen 45 meter, gemeten vanaf het LPG-vulpunt, is een beperkt kwetsbaar object (bedrijfsgebouw van derden) aanwezig, waardoor niet aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan voor bestaande situaties ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten, Dit leidt niet tot een saneringssituatie. De aanwezigheid dient echter te worden gemotiveerd. Dit kan door aan te geven dat het fysiek om een bestaande situatie gaat, die niet verandert, 492t Groepsrisico Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve, waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario's met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen,
Veillgheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 8 van 15
4,2,1 Rijksweg Al5 Voor de A15 zijn door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid risicoberekeningen gemaakt in het kader van het onderzoek naar de totale risicosituatie in de gemeente Slïedreeht Uit deze berekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico ter hoogte van het plangebied varieert tussen de 0 4 en 5 maal de oriëntatiewaarde (van oost naar west). De cRNVGS schrijft voor dat over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico verantwoording moet worden afgelegd. 4.2.2 Betuweroute Het groepsrisico vanwege de Betuweroute ter hoogte van het plangebied varieert tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde. Een beperkte groepsrlslco-verantwoording is verplicht omdat binnen het invloedsgebied een nieuw ruimtelijk besluit genomen wordt. 4.2.3 Aardgastransportleiding Het groepsrisico vanwege de aardgastransportleiding ter hoogte van het plangebied varieert tussen de 0 en 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Een beperkte groepsrisicoverantwoording is verplicht omdat binnen het invloedsgebied een nieuw ruimtelijk besluit genomen wordt, 4,2A LPG-tankstation hielbro, Lelystraat 97', SHedrecht Het invloedsgebied voor de berekening van het groepsrisico is 150 meter, Als met de maatregelen uit het LPG-convenant rekening gehouden wordt is het groepsrisico kleiner dan de oriëntatiewaarde. Door het bestemmingsplan neemt de populatie niet toe. Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk, 4.3. Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Binnen het Invloedsgebied van de risicobronnen ligt het plangebied met (beperkt) kwetsbare bestemmingen. De functie-Indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op de zelfredzaamheid inspelen; • Geen gebouwen binnen 30 meter van de hogedruk aardgastransportleiding of alle gevels binnen 30 meter hebben een weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag van 60 minuten; • Het gebouw zodanig Inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; • Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; • Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; • De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc's en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; » Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen. In het Beeldkwaliteitsplan (BKP) Woonboulevard SHedrecht (gemeente Sliedrecht, augustus 2010) zijn voorstellen gedaan om sturing te geven aan de toekomstige uitbreidingsmogelijkheden en kwaliteit van de Woonboulevard. Eén van de voorstellen betreft de zonering (zie bijlage 2 en pagina 20 uit het BKP). De hier voorgestelde zonering is juist het tegenovergestelde van de keuzes die gemaakt zouden worden als Externe Veiligheid leidend zou zijn. In het belang van de zelfredzaamheid zouden de voor Vrachtverkeer/lade & lossen bedoelde zones moeten worden ingericht als Openbare publieksruimtes en andersom. Hierdoor zijn de functies met de grootste bezettingsgraad zo ver mogelijk van de risicobronnen verwijderd. De veiligheidsregio wil graag meedenken bij de optimalisatie van de veiligheid voor de gebruikers van het plangebied. VeiÜgheldsregio Zuid-Holland Zuid» Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 9 van 15
Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregeien te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico's als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico's te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden Ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen. 4A» Beheersbaarheid Beheersbaarheid richt zich op de Inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de Veiligheidsregio Zu!d»Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de publicatie "Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid" (Brandweer Nederland, november 2012). In overleg met het lokale brandweerkorps van uw gemeente zijn de volgende aspecten naar voren gekomen: •
Bereikbaarheid De bereikbaarheid in het plangebied is nu voldoende, maar verdient aandacht bij het toekomstplan,
•
Bluswatervoorzieninq De bluswatervoorziening in het plangebied is nu voldoende, bij de herinrichting kan de bluswatervoorziening worden verbeterd door het aanleggen van open water in plangebied.
Rijksweg A I S en Betuweroute In het geval van incidenten met gevaarlijke stoffen op beide transportroutes is een adequate hulpverlening van levensbelang vooral als de effecten uitstraling hebben naar omliggende gebouwen. Voor een goede beheersbaarheid is het van belang dat er voldoende bluswater langs de routes aanwezig is. In het geval van een incident met brandbare gassen waardoor een dreigende Bleve op kan treden, dient de brandweer te beschikken over een minimale bluswaterhoeveelheid van 60 m3 per uur. Ten aanzien van de rijksweg A15 is het onduidelijk of er voldoende primair dan wel secundair bluswater aanwezig Is. Geadviseerd wordt om onderzoek te plegen naar de mogelijkheid om voldoende bluswater langs de rijksweg A15 beschikbaar te krijgen. De bluswatervoorziening langs de Betuweroute is voldoende. •
Zoronorm De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed Is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 10 van 15
bevinden. De streefwaarde voor de uitruktijd van een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd, De brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn. 4.5. Resteffect Het resteffect geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen. Het resteffect van een incident is moeilijk concreet in te schatten. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers In het plangebied verminderd kan worden. Over het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en schade in het plangebied. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, weersinvloeden, e,d,) Bij een incident op het spoor, de weg, bij de inrichting en met de gasleiding zullen er in het effectgebied slachtoffers vallen. Dit aantal is afhankelijk van de aard en hoeveelheid vrijgekomen stoffen, de windrichting en de weersomstandigheden. 5. Conclusies De velligheldstoets levert de volgende conclusies op: • Het plangebied ligt binnen de PR IQ"6 contour en/of veiligheidzone van de rijksweg A15, de Betuweroute, het LPG-tankstation en de aardgastransportleiding (6 inch). Er zijn geen kwetsbare bestemmingen binnen deze contouren; • Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van de Betuweroute, rijksweg A15, het LPG-tankstation en de hogedruk aardgastransportleidingen; • Het groepsrisico neemt niet toe door het bestemmingsplan. Het Groepsrisico moet wel worden verantwoord; • De (mogelijke) toekomstige zonering uit het BKP Woonboulevard Sliedrecht (gemeente Sliedrecht, augustus 2010) zou voor een optimalisatie van de zelfredzaamheid moeten worden gewijzigd; • De bereikbaarheid en bluswatervoorzlening in het plangebied moet voldoen aan de "Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid" (Brandweer Nederland, november 2012).; • De bluswatervoorziening langs de rijksweg A15 is niet gegarandeerd. De overige bluswatervoorziening is voldoende; • De bereikbaarheid in het plangebied is voldoende; • Bij de uitwerking van de toekomstplannen moet rekening worden gehouden met de bereikbaarheid en bluswatervoorziening.
Velügheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 11 van 15
6, Aanbevelingen In het kader van de zelfredzaamheid bij genoemde scenario's verdient de aanbeveling bij de mogelijke toekomstige herinrichting van het plangebied de volgende maatregelen te creëren: • Geen gebouwen binnen 30 meter van de hogedruk aardgastransportleiding of alle gevels binnen 30 meter hebben een weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag van 60 minuten; • Het gebouw zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen; • Ventilatie die centraal buitenwerking kan worden gezet; • Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde; • De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc's en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst; • Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen; • De veiligheidsregio te betrekken bij de inrichting van het plangebied m.b.t. zelfredzaamheid, de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen. Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico's als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico's te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente Is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 12 van 15
Bijlage 1 Aan de Regeling Bouwbesluit 2012 wordt na paragraaf 2,2 een paragraaf toegevoegd, luidende: Paragraaf 2.3 Veiligheidszone en plashrandaandachtsgebied Artikel 2.3 Reikwijdte 1.
2.
3.
4.
Een geheel of gedeeltelijk in een veiligheidszone te bouwen bouwwerk dat tevens een beperkt kwetsbaar object als bedoeld In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is, voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2A tot en met 2,8. Een geheel of gedeeltelijk in een plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwwerk dat tevens een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is, voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.4 tot en met 2,7, Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een boven de volle breedte van een basisnetroute die slechts voor een deel van die breedte een veiligheidszone betreft te bouwen bouwwerk dat tevens een beperkt kwetsbaar object als bedoeld In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is, Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op bouwwerken die tevens objecten met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld In het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn.
Artikel 2.4 Beperking van uitbreiding van brand De brandwerendheid van een uitwendige scheidingsconstructie van het gedeelte van een te bouwen bouwwerk dat gelegen is in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied is ten minste 60 minuten bepaald volgens NEN-EN 13501-2 voor wat betreft het criterium vlamdichtheid (E) en uitgaande van de buitenbrandkromme.
Artikel 2.5 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook 1.
2.
3.
Een in een aan de buitenlucht grenzende zijde van een in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied gelegen constructieonderdeel van een te bouwen bouwwerk voldoet aan brandklasse A l , bepaald volgens NEN-EN 13501-1, In afwijking van het eerste lid voldoet een deur, een raam, een kozijn en daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel aan brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1, Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens het eerste lid een eis geldt, is die eis niet van toepassing.
Artikel 2.6 Vluchtroutes 1,
In een aan de buitenlucht grenzende zijde van een gedeeltelijk in een Veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwwerk is geen in de veiligheidszone of het plasbrandaandachtsgebied gelegen doorgang aanwezig waardoor een vluchtroute voert.
Veiligheidsregio Zuid-Höüand Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 13 van 15
2.
In een aan de buitenlucht grenzende zijde van een geheel in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwwerk is uitsluitend een van de basisnetroute afgekeerde doorgang aanwezig waardoor een vluchtroute voert .
Artikel 2.7 Sterkte bij brand 1.
2.
Na het ontstaan van brand in de veiligheidzone of het plasbrandaandachtsgebied bezwijkt een uitwendige scheidingsconstructie van het gedeelte van een te bouwen bouwwerk dat gelegen Is In een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied niet binnen 60 minuten bepaald volgens artikel 2.11 van het Besluit uitgaande van een kromme voor externe brand zoals bedoeld In paragraaf 3.2.2 van NEN-EN 1991=12, Na het ontstaan van brand in de veiligheidzone of het plasbrandaandachtsgebied bezwijkt een boven die veiligheidszone of dat plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwconstructie niet binnen 90 minuten bepaald volgens artikel 2,11 van het Besluit uitgaande van ontwerpbrandscenario's zoals bedoeld In paragraaf 2.2 van NEN-EN 1991-1-2, die in overleg met bevoegd gezag zijn vastgesteld.
Artikel 2.8 Uitschakelen mechanisch ventilatiesysteem Een te bouwen bouwwerk met een mechanisch ventilatiesysteem heeft een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig onmiddellijk kan worden uitgeschakeld.
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop afdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2012 in werking treedt.
Veiügheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 14 van 15
Bijlage 2 Voorstel voor zonering uit: BeeidkwaÜteitsplan Woonboulevard Sliedrecht, pagina 20 (gemeente Sliedrecht, augustus 2010).
PubteKfUimtt
^
W:
Veillgheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer Bureau Expertise en Advies Brandweer
pagina 15 van 15
qsa mooraLek.. bed'
Bezoekadres De Blomboogerd 1, 4003 BX Tiel Postad res Postbus 599. 4000 AN Tiel T (0344) 64 90 90 F (0344) 64 90 99 E [email protected] I www.waterschaprivierenland.n1 Bank 63.67.57.269
r ca,(
W aterschap Rivieren land
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht Postbus 16 3360 AA SLLEDRECHT
Datum:
Uw kenmerk:
28 januari 2013
111111111111111111111III MPGSD2013012910300466
GSD
29.01.2013
0466
Ons kenmerk:
Behandeld door:
201232103/212667
C.A.J. Gejas-Josten
Onderwerp:
Doorkiesnummer / e-mail:
W ateradvies voorontwerp bestemmingsplan Nijverwaard
(0344) 64 91 97 [email protected]
Geacht college,
VERZONDEN
JAN2013
Middels uw toegezonden digitale kennisgeving hebben wij kennis genomen van de ter inzage ligging van het voorontwerp bestemmingsplan `Nijverwaard'. Dit plan geeft aanleiding tot het maken van opmerkingen. Deze reactie is aan te merken als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure. Samenvatting Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Het plan legt de bestaande situatie vast en bevat weinig tot geen ontwikkelingsruimte. Door een enigszins flexibele bestemmingslegging (afwijkingsbevoegdheden) zijn in de toekomst veranderingen van de huidige situatie mogelijk waardoor in het zuidwestelijk deel van het plangebied nieuwe detailhandel in de woonbranche kan worden toegestaan. Doorlopen proces Middels dit voorontwerp bestemmingsplan is het plan aan het waterschap voorgelegd. Ruimtelijke consequenties Op het voorliggende bestemmingsplan hebben wij de volgende opmerkingen en aandachtspunten:
Verbeelding Vanaf de Lelystraat loopt een rioolwaterpersleiding langs de Beyerinckstraat en Tolsteeg naar bijbehorende beschermingszone van 4 meter (dat is 2 meter gemeten uit het hart van de leiding, aan beide zijden). De digitale informatie van deze leiding zullen wij aan uw ambtenaar de heer Suykerbuyk toesturen. Alle A-watergangen hebben de bestemming 'Water' gekregen. Het is vanuit gemeente gebruikelijk om binnen het stedelijk gebied van de gemeente al het water (dus ook B- en Cwatergangen) de bestemming 'Water' te geven. Dit zou betekenen dat ook de bermsloten tussen de Parallelweg - spoorweg en het water in de lussen van A 15 afrit Sliedrecht-West nog de waterbestemming zouden moeten krijgen. Graag zouden wij zien dat deze hier ook wordt toegekend.
Wa t er sch a p Ri v i e r en l a n d Ons kenmerk 20 1232103 /212667 Pagina
2va n 3
laaggelegen plantsoenen. Welke locaties het betreft is bekend bij uw ambtenaar de heer G. van Tent en hij heeft de informatie eveneens digitaal, zodat het op een juiste wijze opgenomen kan worden op de verbeelding.
Regels
gezien de eenduidigheid en uniformiteit binnen uw gemeente, zien dat hiervoor hetzelfde artikel wordt opgenomen als in het vastgestelde bestemmingsplan Woongebied Sliedrecht. In artikel 10 'Water' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen ten behoeve van het verbeteren van de verkeersontsluiting en extra parkeerplaatsen, mits wordt voorzien in voldoende watercompensatie. Hierbij dient eveneens opgenomen te worden dat er alvorens hierover te beslissen schriftelijk advies in dient te worden gewonnen bij de waterbeheerder, want watercompensatie is slechts één aspect waarop wordt getoetst. Het is minstens zo belangrijk dat het functioneren van het watersysteem voldoende gewaarborgd blijft en de water aan- en afvoer dus niet negatief wordt beïnvloed.
Toelichting/waterparagraaf In paragraaf 4.8 benoemen dat er vanaf de Lelystraat een rioolwaterpersleiding van het waterschap ligt langs de Beyerinckstraat en Tolsteeg. Deze leiding heeft een totale beschermingszone van 4 meter en dat is 2 meter uit het hart van de leiding aan beide zijden. In paragraaf 4.10 kan voor het aspect 'waterkwantiteit' (huidige situatie) het volgende aangevuld worden: Het plangebied is gelegen in het stedelijk peilgebied Sliedrecht dat een vast waterpeil heeft van -1,92 mNAP. Ter hoogte van de Betuwelijn staat langs de Beyerinckstraat/Tolsteeg een stuw die het overtollige water uit het stedelijk gebied afvoert naar het landelijk gebied. De zuidelijke berm langs de Leeghwaterstraat (gelegen langs een watergang) heeft eveneens een waterbergingsfunctie, waardoor deze niet zomaar opgehoogd mag worden. Verder is bij de herberekening van de wateropgave voor de gemeente Sliedrecht gebleken, dat er op het bedrijventerrein Nijverwaard op een tweetal locaties is te zien dat het maaiveld zo laag is gelegen dat hier wateroverlast op kan treden (overigens zijn deze locaties niet aan de watergang gelegen, ofwel hierbij zou inundatie uit riolering (putdeksels) moeten komen). Bij toekomstige bouwplannen dient hier rekening mee te worden gehouden. In paragraaf 4.10 kan voor het aspect `afvalwaterketen en riolering' (huidige situatie) nog aan worden gevuld dat er een rioolwatertransportleiding loopt vanaf de Lelystraat langs de Beyerinckstraat en Tolsteeg naar Wijngaarden. Conclusie Wij adviseren positief over het plan, mits bovengenoemde opmerkingen op een goede manier worden verwerkt in het bestemmingsplan. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist, aangezien het grotendeels consoliderend is. Voor eventuele (her)inrichtingsplannen of bouwplannen dient per initiatief bekeken te worden of er een watervergunning nodig is.
Wa t er s ch a p R i vi er e n l a n d Ons kenmerk 20 1232103/212667 Pagina
3 van 3
Als u nog vragen heeft over deze brief, kunt u contact opnemen met C.A.J. Gejas-Josten, telefoonnummer (0344) 64 91 97, e-mailadres [email protected].
Hoogachtend, namens het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, de fgam1eider Plannen West, N \ \
\Ç\
m
r
P.S. Wij verzoeken u vriendelijk bij verdere correspondentie ons kenmerk te vermelden, zodat wij uw brief sneller kunnen beantwoorden.
Bijlage(n):
Geen
Afschrift:
Archief
Waterschap Rivieren/and vindt helder taalgebruik belangrijk. Heeft u opmerkingen bij het taalgebruik in deze brief? Dan kunt u daarover een mail sturen aan [email protected].
REGIONAAL ECONOMISCH OVERLEG ZUID-HOLLAND ZUID stuurgroep secretariaat: P: postbus 619; 3300 AP Dordrecht T: 078 -7703011; E: [email protected]
Aan:
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht t.a.v. S. van Waveren Postbus 16 3360 AA Sliedrecht
Betreft: Datum:
REO-advies voorontwerp bestemmingsplan Nijverwaard in Sliedrecht 6 maart 2014
Geachte heer van Waveren, Op 25 september 2013 heeft u namens de gemeente Sliedrecht het REO ZHZ advies gevraagd over het voorontwerp bestemmingsplan Nijverwaard. De aanvraag was voorzien van een aantal bijlagen, t.w. het voorontwerp bestemmingsplan Nijverwaard, de plankaart en twee memo’s met een nadere toelichting. Het ligt in uw bedoeling dat het voorontwerp bestemmingsplan na advisering door het REO ZHZ als ontwerp bestemmingsplan ter visie wordt gelegd. De aanvraag toegelicht Het bestemmingsplan Nijverwaard bevat regels voor een gemengd bedrijventerrein met veel versnipperde functies. Het planologisch regime was daar eigenlijk niet op berekend: ondanks de status als belangrijkste PDV-locatie in Zuid-Holland Zuid is er telkens per keer meegewerkt aan individuele detailhandelsvestigingen. Deze zijn in de loop der tijd door het hele gebied gevestigd. Op een groot deel van het terrein is verspreid grootschalige detailhandel gevestigd, vooral woonwinkels. De gemeente is van mening dat dit zowel voor de aanwezige industriële bedrijven als voor de uitstraling van de woonboulevard geen wenselijke situatie is. In het voorliggende bestemmingsplan wordt dan ook nadrukkelijker de scheiding tussen woonboulevard en overige bedrijvigheid gemaakt. Rond de westelijke kop van het terrein wordt de mogelijkheid geboden om perifere detailhandel in de woonbranche te clusteren, de zgn woonboulevardzone. In het bestemmingsplan wordt onder detailhandel in de woonbranche verstaan: 1. tuincentra van max. 10.000 m² wvo; 2. bouwmarkten van max. 5.000 m²; 3. grootschalige meubelbedrijven ( inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) van minimaal 1.000 m² bvo; 4. detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s. Voor alle percelen in deze zone met een bedrijfsbestemming is er een wijzigingsmogelijkheid voor de vestiging van perifere detailhandel in de woonbranche. Hiermee wordt ruimte geboden aan nieuwe ontwikkelingen. In het voorontwerp bestemmingsplan is een ruimtelijk-economisch onderzoek als bijlage opgenomen. In dit onderzoek is een representatieve invulling (bij haalbare marktaandelen) berekend van 79.000 m² wvo in 2023. Het berekende planologisch maximum (bij verdere concentratie van het winkelaanbod) is berekend op 101.500 m² wvo in 2023. Het huidige winkelaanbod in de woonbranche bedraagt volgens dit onderzoek 57.000 m², exclusief het in het noordoost kwadrant gelegen tuincentrum en bouwmarkt.
1
Buiten de woonboulevardzone hebben de percelen een bedrijfsbestemming. De detailhandel die is gelegen in deze zone wordt niet wegbestemd maar krijgt een specifieke maatbestemming. Op dit deel van het bedrijventerrein is via een ontheffingsmogelijkheid, onder voorwaarden, volumineuze detailhandel, niet zijnde detailhandel in de woonbranche, mogelijk. Hieronder wordt verstaan detailhandel in auto’s, boten, caravans, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano’s, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke stoffen. Dit bestemmingsplan wordt gezien als een belangrijk sturingselement voor de uitvoering van de ambitie om Nijverwaard te ontwikkelen tot een aantrekkelijke woonboulevard. REO-overwegingen PDV-visie ZHZ Op grond van artikel 9.1 van de Verordening Ruimte Zuid-Holland dient een REO-advies te worden uitgebracht over het voorontwerp bestemmingsplan Nijverwaard. Met dit bestemmingsplan kan de gemeente Sliedrecht een eerste stap zetten naar de dringend gewenste kwaliteitsverbetering van Nijverwaard binnen de kaders van het regionale en provinciale beleid. De Regionale Structuurvisie en Beleidsplan PDV Zuid-Holland Zuid (PDV-visie ZHZ) biedt hier de regionale basis voor. Immers in die visie is Nijverwaard benoemd als hèt regionaal verzorgend themacentrum voor wonen. Om volgens de PDV-visie ZHZ te komen tot een goed functionerend themacentrum wonen is het noodzakelijk dat wordt gestreefd naar een compact concentratiegebied met een reële omvang en een samenhangend concept in ruimtelijke opzet, uitstraling en parkeren. Om dit streven te kunnen waarmaken moeten winkels in de woonbranche van buiten naar binnen het concentratiegebied worden verplaatst. Om nieuwe ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan dienen detailhandelsbestemmingen op vrijkomende locaties te worden verwijderd. Ook moet buiten het concentratiegebied niet worden meegewerkt aan nieuwe initiatieven of substantiële uitbreiding (>10%) in de woonbranche. Door DTNP is in de PDV-visie ZHZ een reële omvang van 40.000 tot 50.000 m² wvo berekend maar is ook aangegeven dat de exact haalbare omvang ondermeer afhankelijk is van de mate waarin voldaan wordt aan randvoorwaarden als compact en comfortabel. Deze berekende globale omvang is exclusief de vestigingen van Intratuin (10.000 m²) en Praxis (3.000 m²) die in het NO-kwadrant van Nijverwaard zijn gelegen maar uitstekend zouden passen in het woonthemadeel en de aantrekkingskracht van het gebied sterk verhogen. Branchering Het REO ZHZ constateert dat de toegestane branchering in het voorontwerp bestemmingsplan in overeenstemming is met het regionale PDV-beleid. Binnen de woonboulevardzone wordt alleen detailhandel in de woonbranche, zoals hierboven gedefinieerd, toegestaan. Buiten de woonboulevardzone kan grootschalige detailhandel niet behorend tot de woonbranche gevestigd worden, zoals ook hierboven is benoemd. De vestiging van Its Electronics - wit- en bruingoed en electronica - past hier niet in. Het college van Sliedrecht heeft echter aan Its Electronics privaatrechtelijk toestemming verleend voor een tijdelijke vestiging in Nijverwaard tot 1 januari 2015. Daarna zal Its zich vestigen aan het Burgmeester Winklerplein in Sliedrecht, dat gerenoveerd gaat worden. In het voorontwerp bestemmingsplan zijn regels opgenomen over het toegestane nevenassortiment, die overeenkomen met de PDV-visie ZHZ en de Verordening Ruimte. In het ruimtelijk-economisch onderzoek is echter op p. 19 een passage gewijd aan het nevenassortiment, die niet strookt met genoemde regels, t.w. dat “”in potentie alle nietdagelijkse goederen als nevenassortiment toegestaan zullen zijn””. Dit is onjuist en dient te worden aangepast.
2
Ruimtelijk-economisch onderzoek In het voorontwerp bestemmingsplan is een ruimtelijk-economisch onderzoek als bijlage opgenomen. Dit onderzoek is in opdracht van de gemeente Sliedrecht opgesteld door adviesbureau Rho en moet inzicht bieden in de behoefte voor de ontwikkeling van het woonthemacentrum. In de PDV-visie ZHZ is op verzoek van de Kamers van Koophandel geadviseerd om, op basis van de juiste gegevens, met de gemeente, de VWS, ondernemers, CBW Mitex en de Kamer van Koophandel gezamenlijk een na te streven omvang vast te stellen. De stuurgroep constateert dat bij het ruimtelijk-economisch onderzoek van Rho niet de partijen CBW Mitex en de Kamer van Koophandel betrokken zijn geweest. De stuurgroep constateert tevens dat de in genoemd onderzoek berekende planologische maximale omvang sterk afwijkt van de door DTNP berekende omvang in de PDV-visie ZHZ. De stuurgroep ziet in het ruimtelijkeconomisch onderzoek van Rho geen aanleiding om de PDV-visie ZHZ hierop aan te passen. De stuurgroep realiseert zich dat het gezien de huidige marktomstandigheden en de vele onzekerheden niet zinvol is om weer een nieuw onderzoek uit te laten voeren. De stuurgroep is dan ook van mening dat de gemeente zo spoedig mogelijk met de dringend gewenste opwaardering via verplaatsing en verbetering van de openbare ruimte moet kunnen beginnen. Uitgangspunt moet zijn dat het Woonthemacentrum Nijverwaard in de toekomst dezelfde omvang heeft als in de huidige situatie. De gemeente heeft ook uitdrukkelijk aangegeven niet te streven naar groei van de woonboulevard, maar juist naar concentratie en kwaliteitsverbetering. Om deze beweging daadwerkelijk mogelijk te maken wil de gemeente wel enige (planologische) speelruimte hebben. Deze speelruimte kan nodig zijn om zittende bedrijven te verplaatsen naar het concentratiegebied en tegelijk te kunnen moderniseren. Vanwege de na te streven kwaliteitsverbetering kan het eveneens nodig zijn nieuwe formules, die een versterking kunnen betekenen voor het woonthemacentrum, een vestigingsmogelijkheid te bieden. Om invulling te geven aan het uitgangspunt om het aantal PDV-meters niet uit te breiden dient de gemeente Sliedrecht zich in te spannen om achterblijvende of leegkomende locaties in Nijverwaard weg te bestemmen. Dat kan door in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen om via planwijziging de bestemming gericht op (perifere) detailhandel op achterblijvende of leegkomende locaties te wijzigen in de bestemming ”bedrijf”. Via jaarlijkse monitoring van de ontwikkelingen op Nijverwaard kan worden vastgesteld of de aanpak daadwerkelijk leidt tot de gewenste kwaliteitsverbetering van het woonthemacentrum. Conclusie en advies Samengevat spreekt de stuurgroep REO ZHZ haar waardering uit dat de gemeente met dit bestemmingsplan gaat werken aan de kwaliteitsverbetering van de Woonboulevard Nijverwaard, zodat het zich kan ontwikkelen tot hèt woonthemacentrum van de regio. De partijen in het REO ZHZ zijn het erover eens dat de gemeente Sliedrecht de ruimte moet krijgen om de ontwikkeling van Nijverwaard tot hoofdwoonthemacentrum voor Zuid-Holland Zuid verder te realiseren. De stuurgroep adviseert dan ook positief over de transformatie van het westelijk deel naar een aantrekkelijke, goed bereikbare en compacte grootschalige detailhandelslocatie in de woonbranche met goede parkeermogelijkheden. De stuurgroep REO ZHZ vindt het niet nodig dat er nieuw ruimtelijk-economisch onderzoek wordt gedaan, ook al wijken de uitkomsten van het bij de het voorontwerp bestemmingsplan gevoegde onderzoek sterk af van de door DTNP uitgevoerde berekeningen in de PDV-visie ZHZ die in december 2012 is vastgesteld. Het onderzoek van Rho geeft de stuurgroep geen aanleiding om de eigen PDV-visie aan te passen.
3
Uitgangspunt moet zijn dat het woonthemacentrum Nijverwaard in de toekomst dezelfde omvang zal hebben als in de huidige situatie. Hierbij kan wel enige (planologische) speelruimte worden geboden om zittende bedrijven te bewegen te verplaatsen en te moderniseren en om nieuwe formules een vestigingsmogelijkheid te kunnen bieden. Om concreet invulling te kunnen geven aan het uitgangspunt dat er geen uitbreiding van het aantal PDV-meters plaats mag vinden zal de gemeente Sliedrecht zich moeten inspannen om achterblijvende of leegkomende locaties weg te bestemmen. Dat kan door in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen om via planwijziging de bestemming gericht op perifere detailhandel op een achterblijvende of leegkomende locatie te wijzigen in de bestemming “bedrijf”. De stuurgroep adviseert ook om buiten het concentratiegebied niet mee te werken aan nieuwe initiatieven en substantiële uitbreidingen (>10%), om (verdere) overbewinkeling te voorkomen. Om te kunnen vaststellen of de gewenste kwaliteitsverbetering ook wordt gerealiseerd adviseert de stuurgroep REO ZHZ de gemeente Sliedrecht de ontwikkelingen in Nijverwaard jaarlijks te monitoren en het REO ZHZ hierover te informeren. De stuurgroep constateert dat de regels voor de toegestane branchering en het nevenassortiment in overeenstemming zijn met de PVR en de PDV-visie ZHZ. De stuurgroep wijst er op dat in het ruimtelijk-economisch onderzoek, op p. 19, een onjuiste formulering van het nevenassortiment is gebruikt. De stuurgroep merkt tenslotte op dat de provincie Zuid-Holland haar eigen ROverantwoordelijkheid houdt bij de beoordeling van het ontwerp bestemmingsplan Nijverwaard.
namens de stuurgroep REO ZHZ,
A.M. Putman, secretaris
D.R. van der Borg, voorzitter
4
Bijlage 11
89
Leegstandsnotitie
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
90
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
notitie
Postbus 150, 3000 AD Rotterdam Telefoon: 010-2018555 Fax: 010-4121039 E-mail: [email protected]
Aan:
gemeente Sliedrecht
T.a.v.:
mr. J.C. van der Meer
Onderwerp:
aangepast onderzoek leegstandsinventarisatie en duurzame verstedelijking woonboulevard Nijverwaard
Datum:
5 maart 2015
Referte:
drs. G. Welten
1.
Inleiding
Gemeente Sliedrecht werkt aan een actueel bestemmingsplan voor bedrijventerrein Nijverwaard. Onderdeel van het gebied is de woonboulevard met dezelfde naam. In het bestemmingsplan worden mogelijkheden geboden voor opwaardering van de woonboulevard, onder meer via concentratie en verdichting van het winkelaanbod. Hiertoe zijn de mogelijkheden voor vestiging van detailhandel binnen een afgebakend gebied verruimd: “de woonboulevardzone”. In deze notitie wordt onderzocht wat de mogelijke leegstandseffecten zijn bij de representatieve maximale planologische invulling van deze mogelijkheden voor vestiging van detailhandel. Onder meer naar aanleiding van de zienswijze van Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie, is het “onderzoek leegstandsinventarisatie en duurzame verstedelijking woonboulevard Sliedrecht” d.d. 4 december 2014 aangevuld, zowel om vraagpunten toe te lichten als in verband met aanpassingen in het plan, waarin onder meer de woonboulevardzone is verkleind. In deze notitie wordt uitgegaan van de actuele omvang van de woonboulevardzone. Voor de vergelijkbaarheid is het onderzoek d.d. 4 december 2014 bijgevoegd als bijlage (bijlage 3).
blz. 1
2.
Omvang representatieve maximale planologische invulling woonboulevard
Maximale planologische invulling In het bestemmingsplan Nijverwaard is voor (delen van) twee braakliggende percelen de bestemming Detailhandel opgenomen. Uitgaande van de bouwhoogte en een bebouwingspercentage van 70% is de volgende maximale planologische invulling mogelijk: 1. Oppervlak bestemming detailhandel = 9.033 m² * 4 bouwlagen * 70% = 25.292 m² bruto vloeroppervlak (bvo) detailhandel 2. Oppervlak bestemming detailhandel = 9.613 m² * 2 bouwlagen * 70% = 13.458 m² bvo detailhandel Binnen de woonboulevardzone – een afgebakend gebied rond de huidige met detailhandel ingevulde gronden en gebouwen op de woonboulevard – is op bedrijfspercelen een bevoegdheid tot wijziging in detailhandel opgenomen. Uitgaande van de bouwhoogte en een bebouwingspercentage van 70% is de volgende maximale planologische invulling mogelijk: 3. Totale oppervlak bestemmingen met bevoegdheid tot wijziging in detailhandel = 27.858 * 2 bouwlagen * 70% = 39.001 m² bvo detailhandel De totale maximale planologische invulling is de optelsom van de bovengenoemde gebieden 1, 2 en 3. Het totale gebied biedt ruimte voor realisatie van 77.751 m² bvo nieuwe detailhandel (bovenop het reeds aanwezige oppervlak aan detailhandel, zijnde afgerond 87.000 m² bvo). In de analyses in deze notitie wordt gerekend met het winkelvloeroppervlak (wvo). Dit is het voor consumenten toegankelijke/zichtbare deel van de winkel (dus exclusief magazijn, expeditie, kantoor, sociale en technische ruimten). Van de detailhandel op de woonboulevard is het wvo doorgaans circa 80% van het bvo. De maximale planologische invulling in winkelvloeroppervlak is 77.751 m² bvo X 80% = 62.201 m² wvo: voor de verdere analyse wordt dit afgerond op 62.200 m² wvo. Dat metrage vormt de maximale invulling van de planologische mogelijkheden van de nieuwe stedelijke ontwikkeling in het plangebied en levert voor wat betreft de leegstandsanalyse een worstcase-benadering op. Het benadert een theoretische situatie, waarin geen rekening wordt gehouden met distributieplanologische effecten van ondermeer uniciteit van het winkelaanbod, vergroting van het bereik van de woonboulevard en verschuiving van kooporiëntaties binnen het verzorgingsgebied. Deze benaderingswijze is uitgangspunt van de verdere analyse. In paragraaf 3.4. staat vermeld waarom deze maximale planologische invulling binnen de planperiode naar alle waarschijnlijk niet zal worden gerealiseerd. Representatieve maximale planologische invulling De maximale planologische invulling in winkelvloeroppervlak is 62.200 m² wvo. Deze ruimte mag, volgens de brancheringsvereisten in de provinciale verordening, uitsluitend worden ingevuld met nieuwe detailhandel uit drie branches: wonen, doe-het-zelf en plant & dier. Om een representatieve verdeling te bepalen in de invulling met deze branches is een benchmarkanalyse uitgevoerd van met Nijverwaard vergelijkbare woonboulevards. Woonboulevard Nijverwaard heeft een oppervlak van afgerond 70.000 m² wvo, daarom is een benchmark opgesteld van alle zeer grote woonboulevards in Nederland: met oppervlak van meer dan 70.000 m² wvo in de branches wonen, doe-het-zelf en plant & dier. Deze benchmark is weergegeven in tabel 1. Tabel 1 Benchmark van alle woonboulevards in Nederland met een oppervlak > 70.000 m² wvo in de branches wonen, doe-het-zelf en plant & dier (Locatus, november 2014) woonplaats
plant & dier doe-het-zelf wonen
totaal
Duiven
18.500
12.417
45.922
76.839
Groningen
11.957
8.280
53.565
73.802
Heerlen (Ten Esschen)
7.897
6.440
93.008
107.345
Breda
8.589
10.997
67.919
87.505
Son en Breugel
-
7.140
96.108
103.248
Amsterdam (Amstel III)
680
10.980
63.458
75.118
Utrecht (Kanaleneiland)
-
1.357
86.279
87.636
totaal (m² wvo)
47.623
57.611
506.259
611.493
totaal (%)
blz. 2
8%
9%
83%
100%
Als de procentuele verdeling van oppervlak naar branche uit de benchmark wordt gehanteerd voor de maximale planologische invulling van de detailhandelsruimte op Nijverwaard, geeft dit de volgende representatieve verdeling van oppervlaktes: wonen : 51.500 m² wvo doe-het-zelf : 5.860 m² wvo plant & dier : 4.840 m² wvo totaal : 62.200 m² wvo In de worstcase-benadering is het ‘verdringingseffect’ één-op-één. Anders gezegd: de mogelijke ontwikkeling van in totaal 62.200 m² wvo in bovenstaande verdeling naar winkelbranche heeft in het worst case scenario tot gevolg dat eenzelfde oppervlak aan detailhandel in het verzorgingsgebied verdwijnt (door verhuizing naar de woonboulevard, door bedrijfsbeëindiging en/of bij gebrek aan opvolging). Het effect hiervan is in paragraaf 3. weergegeven.
blz. 3
3.
Leegstandseffecten in het verzorgingsgebied bij representatieve maximale planologische invulling woonboulevard
3.1. Verzorgingsgebied In de onderbouwing van het bestemmingsplan (Ruimtelijk-economisch onderzoek, woonboulevard Nijverwaard, Sliedrecht, maart 2014) is het verzorgingsgebied van de woonboulevard bepaald. Dit verzorgingsgebied is het gebied dat op maximaal 30 minuten reisafstand van de woonboulevard ligt (figuur 1). Dit is op te vatten als het invloedsgebied van de woonboulevard, daarom heeft de analyse van het leegstandseffect in deze notitie betrekking op dit gebied.
Figuur 1 Begrenzing verzorgingsgebied (binnen 30 autominuten) van woonboulevard Nijverwaard (uitgedrukt in de huidige reistijd in minuten met de auto in de daluren; bron: Nationale Bereikbaarheidskaart) Het hierboven beschreven marktbereik van woonboulevard Nijverwaard is vergelijkbaar met dat van bijvoorbeeld Ikea Barendrecht en de Woonmall Alexandrium. De woonboulevard Nijverwaard heeft dit marktbereik vooral door de aanwezigheid van Loods 5, welke binnen de regio een unieke woonwinkel is met een sterke regionale aantrekkingskracht (Toekomst van woonboulevards in Nederland (Kooijman, 2013)). Binnen dit verzorgingsgebied is het marktaandeel van de woonboulevard Nijverwaard naar verwachting circa 8%, waarbij Loods 5 als grote trekker fungeert en het overige winkelaanbod deels in combinatie met deze winkel wordt bezocht. Het is gebruikelijk om voor de grotere woonboulevards en sterke trekkers in woondetailhandel, zoals Ikea, Piet Klerkx en Loods 5, uit te gaan van een verzorgingsgebied met een omvang van 30 autominuten (Planning van winkels en winkelgebieden in Nederland (Evers, Kooijman & Van der Krabben, 2011)). De verklaring voor dit marktbereik is dat vooral meubelen incidenteel worden gekocht. Voor dergelijke aankopen van duurzame goederen zoekt de consument meer aanbod en kwaliteit (tegen een lagere prijs). Voor winkelaanbod dat aan deze wensen voldoet wil de consument best een wat grotere afstand overbruggen (“Leegstand is geen drama”, FD, 29 december 2014). Geconcludeerd wordt dat het effect van de nieuwe stedelijke ontwikkeling op de woonboulevard onderzocht moet worden binnen het gebied dat bereikbaar is tot 30 autominuten van het plangebied Nijverwaard, omdat dergelijke zeer grootschalige woonboulevards (en woonmalls) met een sterke trekker (zoals Loods 5) binnen Nederland namelijk een dergelijk marktbereik hebben. blz. 4
3.2. Behoefte aan ontwikkeling Behoefte aan versterking woonboulevard Nijverwaard In de onderbouwing van het bestemmingsplan (Ruimtelijk-economisch onderzoek, woonboulevard Nijverwaard, Sliedrecht, maart 2014) is het consumentengedrag als uitgangspunt genomen. In paragraaf 2. van deze notitie is onderbouwd dat de consument voor uniek woonwinkelaanbod met een ruim productassortiment bereid is verder te reizen. Dit consumentengedrag heeft tot gevolg dat de grootste woonboulevards/woonwinkels het meest worden bezocht, waarbij de kleine locaties ‘voorbij worden gereden’ (Toekomst van woonboulevards in Nederland (Kooijman, 2013)). Om te kunnen blijven voldoen aan de behoefte van consumenten aan een zo groot mogelijke keuzevrijheid concentreert het woonwinkelaanbod in Nederland zich steeds meer op steeds minder locaties. Daarbij groeien de grootste woonboulevards ten koste van de kleinere locaties. Deze tendens van concentratie en schaalvergroting vloeit voort uit wijzigingen in het consumentengedrag (al of niet geïndiceerd door dynamiek aan de aanbodzijde) en is in die zin te kwalificeren als een autonome tendens: aanbieders verplaatsen zich naar en concentreren zich in toenemende mate op grote locaties (zoals bijvoorbeeld Alexandrium, of zoals voorzien op Nijverwaard). De effecten op solitaire of kleine locaties treden onverbiddelijk op, de beschikbaarheid van en de verplaatsing naar concentratielocaties is noodzakelijk om aan die wijzigingen aan de vraagzijde te kunnen voldoen en om economisch duurzaam te kunnen blijven functioneren. Ook woonboulevard Nijverwaard (omvang 87.000 m² bvo) is als een omvangrijke locatie met deels uniek woonwinkelaanbod (zoals Loods 5). Daardoor is deze woonboulevard een sterke regionale trekker op woonwinkelgebied. Uitbreiding van het winkelaanbod in dit gebied is erop gericht om te kunnen voldoen aan de behoefte bij consumenten aan een zo groot mogelijke keuzevrijheid en om plaats te bieden aan de dynamiek aan de aanbodzijde van de markt. Met het bestemmingsplan wordt deze ruimte geboden. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de woonboulevards zijn gericht op de behoefte van hedendaagse consumenten. Met de versterking van de woonboulevard wordt deze sterke regionale trekker duurzaam behouden. Behoefte aan detailhandel door groei inwonertal In het voorgaande is behoefte aan de ontwikkeling op woonboulevard Nijverwaard onderbouwd vanuit het actuele consumentengedrag. De behoefte aan ontwikkeling van het regionale woonwinkelaanbod vloeit tevens voort uit de groei van het aantal consumenten in de regio. In de bevolkingsprognose van het CBS (opgesteld in samenwerking met het planbureau voor de leefomgeving) is namelijk geprognosticeerd dat het inwonertal in het verzorgingsgebied groeit met circa 138.000 inwoners tot 2023 (CBS/PBL, 2013). Het groeiend aantal inwoners geeft een groeiend draagvlak voor detailhandel in de genoemde branches in het verzorgingsgebied van de woonboulevard, zoals weergegeven in tabel 2. Tabel 2 Vraag naar winkeloppervlak in het verzorgingsgebied door toename inwonertal tot 2023 (detailhandel.info, 2014)
wonen doe-het-zelf plant & dier totaal
toename besteding per omzet per m² draagvlak in m² inwonertal tot omzet persoon per jaar wvo wvo 2023 138.000 € 406 € 56.030.000 € 1.043 53.720 138.000 € 214 € 29.530.000 € 1.338 22.070 138.000 € 163 € 22.490.000 € 1.077 20.880 138.000 € 783 € 108.050.000 € 1.118 96.670
Geconcludeerd wordt dat binnen het verzorgingsgebied van de woonboulevard 96.670 m² wvo aan detailhandel in de relevante branches kan worden gerealiseerd als gevolg van de autonome groei van het inwonertal in het verzorgingsgebied tussen nu en 2023. Vanwege de behoefte bij consumenten aan ruim gesorteerd, geconcentreerd kwalitatief en kwantitatief aanbod op woonboulevards zal deze nieuwe detailhandel zich vooral willen verplaatsen naar of vestigen op de grootste locaties, waaronder woonboulevard Nijverwaard. Geconcludeerd wordt dat ook in kwantitatieve zin ruime mogelijkheden aanwezig zijn voor uitbreiding van het winkelaanbod in de – voor woonboulevard Nijverwaard – relevante branches. Deze ‘kwantitatieve behoefte’ zal vooral worden gerealiseerd op de sterkste locaties binnen de regio, waar woonboulevard Nijverwaard er één van is. Stilstand is achteruitgang blz. 5
In het voorgaande is onderbouwd dat de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan worden geboden zijn gericht op de behoefte bij consumenten en op de op concentratie en verdieping gerichte markttendens aan de vraagzijde. Tevens is het doel om met deze ontwikkelingen tot een kwaliteitsverbetering van de opzet, winkelstructuur en uitstraling van de woonboulevard te komen. Het alternatief van een nulscenario (status quo zonder nieuwe stedelijke ontwikkeling) zal er toe leiden dat investeringen in de woonboulevard uitblijven en dat consumenten zullen uitwijken naar alternatieve locaties zoals Alexandrium of Reijerswaard/Cornelisland in Barendrecht (waar wordt geïnvesteerd). Hierdoor zal het aantal bezoekers teruglopen en zal de gemiddelde vloerproductiviteit dalen. De omvang van het winkelaanbod op de woonboulevard zal afnemen, met als uiteindelijk resultaat dat Nijverwaard als één van de regionaal bedienende concentraties van woonwinkels (naast Alexandrium en Reijerswaard) zijn functie zal verliezen. Met een dergelijke verschraling van het voorzieningenniveau is de voorzieningenstructuur in gemeente en regio niet gebaat. De behoeften en kansen blijven bovendien onbenut. Geconcludeerd wordt dat een nulscenario (‘niets doen’) kansen om de woonboulevard Nijverwaard te laten voldoen aan de ontwikkelingen in de aanbod- en vraagzijde onbenut laat. Dit leidt tot een relatieve achteruitgang van de concurrentiepositie van deze locatie, hetgeen weinig duurzaam is in relatie tot de goede potenties die woonboulevard Nijverwaard heeft. 3.3. Leegstandseffect verzorgingsgebied Leegstandseffect verzorgingsgebied van representatieve maximale planologische invulling In het theoretisch uiterste geval heeft de realisatie van 62.200 m² wvo op de woonboulevard Nijverwaard in de betreffende branches een evenredige toename van de leegstand in het verzorgingsgebied tot gevolg. Deze leegstand zal ontstaan door: 1. verplaatsing van winkels; 2. gebrek aan opvolging; 3. of een verslechterde concurrentiepositie. Het onder 1 bedoelde effect treedt lokaal op, maar verplaatsing betekent dat per saldo in het verzorgingsgebied geen sprake is van toename van de leegstand. Verplaatsing van winkels naar toekomstgerichte locaties, zoals woonboulevard Sliedrecht, leidt niet tot toename van de leegstand, maar tot her-allocatie van bestaand aanbod en winkeloppervlak. Van leegstand als gevolg van een gebrek aan opvolging is meestal sprake in kleinere, solitair gevestigde winkels die doorgaans niet of nauwelijks voldoende economisch-duurzaam functioneren, en die op opvolging binnen familieverband zijn aangewezen. Die leegstandseffecten hebben een autonoom karakter omdat ze ook zonder nieuwe stedelijke ontwikkelingen – zoals de concentratielocatie Nijverwaard – vroeger of later zullen optreden. De onder 3 genoemde vorm van leegstand kan optreden als direct effect van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waar de concurrentiepositie door bereikbaarheid, traffic, concentratie en verdieping van branches en assortimenten, onderlinge afstemming en synergie beter is dan op andere locaties (zie ook paragraaf 4). De leegstand in het verzorgingsgebied van woonboulevard Nijverwaard is weergegeven in tabel 3. De leegstand naar gemeenten in het totale verzorgingsgebied is weergegeven in bijlage 1. In de tabel is weergegeven wat de toename van de leegstand naar oppervlak in het verzorgingsgebied kan worden in het theoretisch uiterste geval dat de ontwikkeling van de detailhandel op woonboulevard Nijverwaard volledig afkomstig is van afname elders binnen het verzorgingsgebied. Hierbij is uitgegaan van de totale omvang en de verdeling naar branche van de representatieve maximale planologische detailhandelsinvulling, zoals bepaald in paragraaf 2 van deze notitie. Tabel 3 Leegstand verzorgingsgebied woonboulevard Nijverwaard (bron: Locatus, oktober 2014) omvang winkelaanbod (m² wvo) totaal huidig
4.188.395
uiterste toename leegstand door realisatie representatieve maximale planologische invulling totaal na ontwikkeling
4.250.595
leegstand (m² wvo)
leegstand (% van totaal wvo)
455.793
10,9%
62.200
-
517.993
+1,3 procentpunt: 12,2%
De realisatie van de representatieve maximale planologische invulling van de woonboulevard Nijverwaard kan in het uiterste geval tot gevolg hebben dat de leegstand van het winkeloppervlak in het verzorgingsgebied toeneemt met blz. 6
maximaal 1,3 procentpunt (van de autonome leegstand à 10,9 naar 12,2%). Dit beperkt leegstandseffect geldt in algemene zin voor het gehele verzorgingsgebied (binnen 30 autominuten van Nijverwaard) dat zich bevindt in de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant en Utrecht (zie figuur 1). Hierbij wordt uitgegaan van de worstcase-hypothese dat de representatieve maximale planologische invulling direct na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan integraal wordt gerealiseerd, waarbij voor wat betreft de komende planperiode het volgende in aanmerking moet worden genomen: 1. In de praktijk zal die planologische niet worden gerealiseerd, omdat het grootste deel van de met een wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel bestemde gronden en gebouwen op dit moment in gebruik is voor bedrijfsdoeleinden. 2. Aannemelijk is dat de omschakeling van het bestaande, feitelijke gebruik over een langere periode in fases zal worden gerealiseerd. 3. Het gaat per saldo om gefaseerde herbestemming en verplaatsing van de bestaande functies naar andere locaties. In de volgende paragraaf (3.4.) is in dat verband toegelicht weergegeven waarom het leegstandeffect in de hierboven bedoelde hypothetische uiterste situatie hoogstwaarschijnlijk nooit zal optreden. Geconcludeerd wordt dat een beperkte toename van het leegstaand winkeloppervlak met maximaal 1,3 procentpunt – die verspreid over het omvangrijke verzorgingsgebied plaatsvindt – geen ruimtelijk onaanvaardbare gevolgen heeft op het woon-, leef- en ondernemersklimaat. 3.4. In werkelijkheid is het leegstandseffect fors lager / nihil Overigens zal in verband met de volgende factoren het leegstandseffect in het verzorgingsgebied in werkelijkheid fors lager zijn dan in paragraaf 3.3. is berekend. Het samenspel van onderstaande factoren zal er toe leiden dat de beperkte effecten van de nieuwe stedelijke ontwikkeling op de woonboulevard Nijverwaard verder worden gemitigeerd, en dat die effecten voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat niet onaanvaardbaar zijn. Modelmatige benadering De analysemethode in deze notitie is een modelmatige benadering, uitgaande van gemiddelden. Ook bij een beperkt lagere omzet per m² dan waarmee het model rekening houdt is economisch-duurzaam functioneren van de detailhandel mogelijk. Hierdoor kunnen er in het verzorgingsgebied naar verwachting meer winkelmeters rendabel functioneren dan het oppervlak dat voortkomt uit het model. Binnen een groot verzorgingsgebied als dat van woonboulevard Nijverwaard zijn dat vaak al enkele duizenden vierkante meters detailhandel in de betreffende branches. Groeiend draagvlak door groei inwonertal dempt het leegstandseffect Reeds in paragraaf 3.2. is geconcludeerd dat in het verzorgingsgebied 96.150 m² wvo aan detailhandel in de relevante branches kan worden gerealiseerd als gevolg van de autonome groei van het inwonertal in het verzorgingsgebied (figuur 1) tussen nu en 2023. Er ontstaat daardoor ruimte voor groei van het winkelaanbod door een autonoom effect op de totale omvang van de consumentenbestedingen aan de betreffende goederen in het verzorgingsgebied. Dit betekent dat er sprake is van een groeiend draagvlak, waardoor de realisatie van winkeloppervlak niet per definitie ten koste gaat van overige detailhandel zal gaan. Dat heeft dan ook geen effect op de leegstand. Omdat door bevolkingsgroei het draagvlak voor detailhandel in het verzorgingsgebied van de woonboulevard groeit met 96.150 m² wvo in de relevante branches, is er in beginsel voldoende economische ruimte voor de ontwikkeling van 62.200 m² wvo, representatief verdeeld over de toegelaten branches (de representatieve maximale planologische invulling) op de woonboulevard Nijverwaard (tabel 4). Dit betekent dat de ontwikkeling van dit winkelprogramma in beginsel geen effect heeft op de leegstand in het verzorgingsgebied. Tabel 4 Vergelijking economische ruimte voor detailhandelsontwikkeling in het verzorgingsgebied met representatieve planologische invulling van de ontwikkelingsmogelijkheden woonboulevard Nijverwaard (in m² wvo) representatieve economische ruimte door planologische invulling bevolkingsgroei (zie tabel 2) Nijverwaard wonen 53.720 51.500 doe-het-zelf 22.070 5.860 plant & dier 20.880 4.840 totaal 96.670 62.200
blz. 7
Percelen met wijzigingsbevoegdheid in gebruik als bedrijfsperceel. In de analyse in deze notitie is uitgegaan van een worstcase-benadering door rekening te houden met een onmiddellijke realisatie – direct na vaststelling van het bestemmingsplan – van de gehele representatieve maximale planologische invulling. Aannemelijk is dat de representatieve invulling gefaseerd in de komende bestemmingsplanperiode van 10 jaren (en deels naar verwachting ook daarna, als het bestaande gebruik wordt voortgezet) zal worden gerealiseerd, ondermeer omdat een groot deel daarvan terecht zal komen op de locaties met een bevoegdheid tot wijziging in detailhandel waarop voor het grootste deel bedrijven zijn gevestigd. Deze percelen zijn niet direct beschikbaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Uitgaande van beëindiging van huurcontracten (direct na afloop van de termijn) die nog een resterende looptijd hebben van 10 tot 0 jaar (van recent afgesloten tot bijna afgelopen), is de gemiddelde looptijd nog circa 5 jaar. De invulling van die gronden en gebouwen met detailhandelsdoeleinden zal eerst halverwege de planperiode aanvangen en gefaseerd worden gerealiseerd. De leegstandseffecten van de maximale planologische invulling treden zullen dus ook pas halverwege de planperiode optreden, met een fasering tot het einde van de 10-jaarsperiode. De leegstandseffecten treden in de tijd gespreid op. Mede door de verschillen in het beschikbaar komen van percelen is het gebied met wijzigingsbevoegdheden relatief ruim, zodoende kan efficiënt en snel worden ingesprongen als de mogelijkheid tot wijziging naar detailhandel zich voordoet. Het detailhandelsbeleid van provincie en regio is gericht op concentratie van het aanbod op toekomstbestendige locaties Het detailhandelsbeleid van de provincie en de regio is gericht op het tegengaan van leegstand en het beschermen van de ruimtelijke kwaliteit op aangewezen, bestaande (perifere) detailhandelslocaties (art. 2.1.4 Verordening Ruimte 2014). Onderdeel hiervan is concentratie van detailhandelsontwikkeling op een beperkt aantal toekomstbestendige – in de provinciale verordening aangewezen – locaties, zodat gekomen wordt tot duurzaam behoud van het voorzieningenniveau. In het Programma Ruimte (2014) en in de Verordening Ruimte (2014) van de provincie Zuid-Holland is dit geconcretiseerd door een beperkt aantal concentratielocaties aan te wijzen voor PDV in met name de woonbranche (zie figuur 2). Dit beleid past bij de ontwikkelingen aan de vraag- en aanbodzijde in deze winkelsectoren (zie ook paragraaf 3.2). Woonboulevard Nijverwaard is één van dergelijke concentratielocaties binnen de regio Zuid-Holland Zuid. Door de regio is de woonboulevard bestempeld als de belangrijkste concentratielocatie binnen Zuid-Holland Zuid. Een te verwachten gevolg van deze keuzes in beleid en verordening is dat locaties die niet zijn aangewezen als concentratiegebied niet worden gefaciliteerd: de aantrekkingskracht voor detailhandelsfuncties zal afnemen en op langere termijn zullen deze locaties geen toekomst meer hebben als perifere detailhandelslocatie met een regionale of subregionale verzorgingsfunctie. Op dergelijke locaties zal leegstand moeten worden opgevangen door herstructurering of transformatie. Leegstandseffecten die op zulke locaties optreden zijn een gevolg van de beleidskeuzes van de provincie, met een autonoom karakter die niet kunnen worden beschouwd als leegstandseffect van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op de in de provinciale verordening aangewezen perifere detailhandelslocaties locaties. Vrijkomende winkelruimte staat niet noodzakelijk langdurig leeg De winkelruimten die in het verzorgingsgebied vrijkomen na vertrek van winkels in de woon-, doe-het-zelf- en plant & dierbranche hoeven niet langdurig leeg te staan, maar zullen in veel gevallen opnieuw kunnen worden ingevuld met andersoortige (niet perifere, lokaal verzorgende) detailhandel. Daarbij kennen veel winkelruimten een brede bestemming, waardoor herinvulling met andere voorzieningen (bedrijven, horeca, leisure en/of dienstverleners) tot de mogelijkheden behoort. Opgemerkt wordt dat voor veel detailhandel op bedrijventerreinen (een groot deel van de verspreide bewinkeling) geldt dat terugkeer naar een invulling met een bedrijf ruimtelijk wenselijk is. Voor verspreide detailhandel in het buitengebied is het in veel gevallen eveneens ruimtelijk wenselijk dat de detailhandelsfunctie ter plaatse wordt opgeheven.
Geconcludeerd wordt dat het beperkte effect op de winkelleegstand, zoals in paragraaf 3.3. bepaald aan de hand van de representatieve maximale planologische invulling, naar verwachting in werkelijkheid fors beperkter of minimaal zal zijn en bovendien gefaseerd zal optreden. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag: blz. 8
-
-
-
-
blz. 9
Er is in paragraaf 3.3. uitgegaan van een modelmatige benadering op basis van landelijke gemiddelden. In werkelijkheid kunnen winkels ook met een benedengemiddelde omzet economisch-duurzaam functioneren. Door een groeiend inwonertal in het verzorgingsgebied is sprake van een groeiende vraag naar detailhandel. Dit dempt een eventueel leegstandseffect als gevolg van de ontwikkeling van het winkelaanbod op woonboulevard Nijverwaard. Een deel van de ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel bevindt zich op percelen met een wijzigingsbevoegdheid die momenteel in gebruik zijn door bedrijven. Dit betekent dat deze locaties gefaseerd beschikbaar komen, waardoor eventuele effecten gespreid over de komende bestemmingsplanperiode plaatsvinden. Het detailhandelsbeleid van provincie en regio is gericht op concentratie van het aanbod op in de provinciale verordening aangewezen locaties voor grootschalige woonwinkels, waar woonboulevard Nijverwaard er één van is. De detailhandelsontwikkeling op de concentratielocaties bestaat deels uit bedrijven die vertrekken van bestaande (niet in de verordening aangewezen) overige locaties. De door ondernemers op zulke locaties te maken keuzes voor verplaatsing zijn veeleer een gevolg van de provinciale beleidskeuze dan van nieuwe stedelijke ontwikkeling van de in de verordening aangewezen locaties. Tot slot wordt opgemerkt dat vrijkomende winkelruimte niet noodzakelijk langdurig leegstaat. Doorgaans is herinvulling met andersoortige detailhandel of functies goed mogelijk. In het geval van verspreide winkels op bedrijventerrein is het vaak ruimtelijk wenselijk dat wordt teruggekeerd naar een bedrijfsinvulling.
4.
Analyse leegstandseffect binnen bestaande winkelstructuur
In paragraaf 2.2.3. en 2.2.4. is mogelijke effect van de realisatie van de representatieve maximale planologische invulling van woonboulevard Nijverwaard in algemene zin – evenredig voor het gehele verzorgingsgebied – geanalyseerd. Daarbij is de conclusie dat er in de uiterste situatie sprake zal zijn van zeer beperkte toename van de leegstand (+ 1,3 procentpunt), waarbij er een aantal omstandigheden is die het te verwachten effect op de leegstand terugbrengen tot nihil. In deze paragraaf wordt een verdiepingsslag gemaakt door te analyseren of er andere effecten zijn te verwachten zijn op locaties in de detailhandelsstructuur in het verzorgingsgebied. Deze wordt vanuit drie delen van de structuur benaderd: het effect binnen de gemeente Sliedrecht; gevolgen voor de concentratiegebieden voor perifere detailhandel binnen het verzorgingsgebied; gevolgen voor de verspreid gelegen detailhandel. 4.1. Ruimte op de woonboulevard ten behoeve van verplaatsing binnen Sliedrecht Het huidige detailhandelsoppervlak van de woonboulevard Nijverwaard is afgerond 69.600 m² wvo (87.000 m² bvo). In het bestemmingsplan worden mogelijkheden (direct en indirect – zie paragraaf 2) geboden om detailhandel te ontwikkelen in de woonboulevardzone. De representatieve maximale planologische invulling van deze nieuwe stedelijke ontwikkelingsmogelijkheid heeft een maximale omvang van 62.200 m² wvo, representatief verdeeld over de branches wonen, doe-het-zelf en plant & dier. Zoals ook in het REO-advies is vermeld, streeft de gemeente Sliedrecht niet in de eerste plaats naar vergroting van het oppervlak aan detailhandel in de gemeente, maar een van de belangrijkste doelen is het verplaatsen van bestaande detailhandel van elders op bedrijventerrein Nijverwaard en elders in Sliedrecht naar de woonboulevard. Om leegstand te voorkomen heeft de gemeente in het bestemmingsplan een mogelijkheid opgenomen om leegkomende locaties anders te bestemmen (herstructurering en transformatie van 1) gronden en gebouwen) . Realisatie van verplaatsing, in combinatie met herbestemming, van detailhandelslocaties levert geen leegstand op. Wel kan hiermee hier een aanzienlijk deel van de in het bestemmingsplan geboden mogelijkheden voor ontwikkeling worden ingevuld. Geconcludeerd wordt dat een deel van de ruimte voor ontwikkeling op woonboulevard Nijverwaard is gericht op concentratie van winkelaanbod in de relevante branches binnen de gemeente. De gemeente voert actief beleid om bij verplaatsing (voormalige) winkelruimte opnieuw in te vullen met ruimtelijk passende functies. 4.2. Te verwachten effect op overige locaties perifere detailhandel Spreiding concentratiegebieden voor PDV In paragraaf 3.4. is erop gewezen dat de provincie een beleid voert tot concentratie van de grootschalige woondetailhandel op een beperkt aantal in de provinciale verordening aangewezen concentratiegebieden, waarvan woonboulevard Nijverwaard er een is. Hiermee heeft de provincie op voorhand een keuze gemaakt voor de ontwikkeling van regionaal verzorgende grootschalige (woonwinkel)concentratielocaties en locaties waar geen ontwikkeling meer wordt toegelaten. Dit plaatst de laatste categorie winkelgebieden op relatieve achterstand, wat waarschijnlijk tot gevolg heeft dat de winkellocaties die niet kunnen ontwikkelen op termijn leeg komen te staan. In figuur 2 zijn met een groene stip de locaties aangegeven die in algemene zin weliswaar worden opgevat PDVlocatie, maar die door de provincie Zuid-Holland niet als concentratiegebied zijn aangewezen. Het betreft drie locaties (in de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Lansingerland en Westland) in de provincie. Te verwachten is dat het hiervoor beschreven autonome effect (‘toename leegstand als gevolg van gebrek aan ontwikkelingsmogelijkheden’) hier het grootst zal zijn. Tegelijk is de afstand van deze locaties tot Sliedrecht relatief groot, waardoor de detailhandelsontwikkeling op de woonboulevard Nijverwaard geen direct effect heeft op deze locaties.
1)
Uit: hoofdstuk 2 Bestemmingsregels – artikel 3 Bedrijf: 3.5.2 Wijzigingsbevoegdheid detailhandel a. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van concentratie van detailhandel in de woonbranche de aanduiding 'detailhandel' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien het bestaande gebruik als detailhandel langer dan één jaar is gestaakt. b. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van concentratie van detailhandel in de woonbranche de aanduiding 'detailhandel grootschalig' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien het bestaande gebruik als detailhandel langer dan één jaar is gestaakt.
blz. 10
Geconcludeerd wordt dat het concentratiebeleid van de provincie en de regio negatief effect kan hebben op de niet in de provinciale verordening aangewezen PDV-locaties, maar dat die effecten geen direct gevolg zijn van de nieuwe stedelijke (detailhandels)ontwikkeling op woonboulevard Nijverwaard.
Figuur 2 Regionale spreiding concentratiegebieden perifere detailhandel met omvang in m² wvo en percentage leegstand tussen de haakjes (Locatus, 2014) Autonome toekomstontwikkeling woonboulevards / concentratiegebieden voor PDV In de studie “Toekomst van woonboulevards in Nederland (Kooijman, 2013)” is een uitgebreide analyse gemaakt van de woonboulevards in Nederland en de toekomstige ontwikkelingen daarvan. De woonboulevard is een uniek Nederlands verschijnsel en dateert van het einde van de jaren tachtig. Inmiddels zijn er circa 130 woonboulevards. Er zijn heel veel kleintjes (meer dan 100 zijn kleiner dan 25.000 m² wvo). Een kleine twintig meet meer dan 50.000 m² wvo. Uit de studie volgt dat het grootste gedeelte van de woonboulevards in Nederland een uiterst onzekere toekomst heeft, maar de kansrijke locaties zijn de grotere locaties (vanaf 50.000 m² wvo). Voor deze locaties zijn er twee modellen levensvatbaar: het “IKEA-model” met een grote winkel als trekker en een winkelcentrum dat het hele assortiment van de winkelsector in-en-om-het-huis verkoopt; het “Alexandrium-model” met verschillende assortimenten – in een hoger prijssegment – ondergebracht in verschillende aaneengeschakelde gebouwen. Deze algemeen geaccepteerde modellen zijn van toepassing op ongeveer 11 grootschalige clusters in Nederland die gemiddeld zo’n 55.000 m² meten en een grote trekker hebben. Voor deze locaties geldt dat, behalve de synergie met de trekker, ook de basis goed moet zijn: schoon, goed onderhouden, veilig en goed bereikbaar. Er zijn maar een paar plekken in Nederland die bovendien een voldoende omvangrijke bevolking hebben waarop de projecten kunnen leunen, waarbij één miljoen consumenten in het verzorgingsgebied als het minimum wordt aangehouden. Geconcludeerd wordt dat woonboulevard Nijverwaard één van de woonboulevards in Nederland is met goede toekomstperspectieven, vanwege de ruime omvang van het winkelaanbod, de aanwezigheid van een regionale trekker (Loods 5), de 2,6 mln. consumenten in het verzorgingsgebied en de goede bereikbaarheid. Middels het bestemmingsplan wordt ruimte geboden deze potenties te benutten.
blz. 11
Te verwachten ontwikkeling woonboulevards / PDV-locaties in het verzorgingsgebied In de omgeving van woonboulevard Nijverwaard (tot circa 30 autominuten) wonen 2,6 mln. consumenten. Binnen dit gebied ligt een aantal concentratiegebieden voor PDV. Veel van deze gebieden bevinden zich in de provincie ZuidHolland – vooral ten westen van Sliedrecht, in de regio Rotterdam – en deels in Noord-Brabant en Utrecht. De omvang van het winkelaanbod op de PDV-locaties loopt zeer uiteen. Dit maakt ook de verzorgingsfunctie anders. Gezien het bovenstaande kan de volgende indeling worden gemaakt in de toekomstverwachting (Toekomst van woonboulevards in Nederland (Kooijman, 2013)). 1. Grootschalige concentratiegebieden met een oppervlak groter dan 50.000 m² wvo: deze omvangrijke locaties hebben, net als woonboulevard Nijverwaard, een verzorgingsfunctie voor consumenten uit een groot gebied (tot circa 30 autominuten). Deze woonboulevards en woonmalls worden door een groot deel van de consumenten bezocht voor de aanschaf van meubelen. Het gaat hier om doelaankopen die relatief laagfrequent worden gekocht en waarvoor consumenten relatief ver willen reizen. De nadruk in het winkelaanbod op deze locaties ligt op grootschalige woonwarenhuizen. Binnen het verzorgingsgebied zijn dit de locatie Woonmall Alexandrium (Rotterdam), woonboulevard Reijerwaard/Cornelisland (Barendrecht), woonboulevard Breda en woonboulevard Waalwijk. Door de omvang van het winkelaanbod en door specifieke winkels (zoals Woonexpress in Barendrecht, het hoger prijssegment in Alexandrium, Ikea in Breda en Piet Klerkx in Waalwijk) hebben al deze grote woonboulevards hun eigen aantrekkingskracht. Het overig winkelaanbod op deze locaties profiteert van de passantenstroom die de bekende trekkers genereren. Deze opzet en samenstelling van het winkelaanbod betekent dat de grote woonboulevards de concurrentie met woonboulevard Nijverwaard (met onder andere Loods 5 als trekker) goed aankunnen. Anders gezegd: binnen de totale bestedingen aan woonartikelen hebben deze gebieden hun eigen marktaandeel. De ontwikkeling op woonboulevard Nijverwaard heeft daarom naar verwachting geen substantiële invloed op de mogelijkheden voor deze gebieden voldoende omzet te behalen voor economisch-duurzaam functioneren. Dit betekent dat de procentuele leegstandseffecten niet groter zullen zijn dan bepaald in paragraaf 3.3. (zijnde het worst case scenario). 2. Kleinschalige concentratiegebieden met een oppervlak kleiner dan 25.000 m² wvo: deze relatief kleine locaties hebben doorgaans een lokale verzorgingsfunctie. Consumenten bezoeken deze locaties frequent(er) voor doelgerichte aankopen welke vooral bij bouwmarkten en tuincentra worden gedaan. Op het gebied van ‘wonen’ worden vooral op deze plekken woonaccessoires gekocht en minder meubelen. Voor dergelijke aankopen is de consument niet bereid ver te reizen. De reisafstand (en daarmee het verzorgingsgebied) is kleiner, waardoor de dichtheid aan deze kleinere concentratiegebieden relatief groot is. De lokale verzorgingsfunctie van de kleine PDV-gebieden is complementair aan de verzorgingsfunctie van de grote woonboulevards (zoals woonboulevard Nijverwaard of de Woonmall). Dit betekent dat detailhandelsontwikkeling op de ene locatie nauwelijks invloed heeft op de marktomstandigheden op de andere locaties. Concreet betekent dit dat ontwikkeling op de woonboulevard in Sliedrecht geen substantiële invloed heeft op de winkels op de kleinere locaties, omdat beiden om andere redenen worden bezocht en de winkelmix complementair is. 3. Middelgrote locaties met een omvang tussen de 25.000 en 50.000 m² wvo: veel van deze locaties vallen naar verwachting ‘tussen tafellaken en servet’. De omvang van het winkelaanbod is te beperkt om als regionale trekker te werken, maar tegelijk is het aanbod te groot voor uitsluitend een lokale functie. Het toekomstperspectief van veel van deze locaties is onzeker, omdat de mobiele consument deze locaties voorbijrijdt om de grootschalige woonboulevards te bezoeken of omdat de consument dichter bij huis nagenoeg hetzelfde winkelaanbod kan vinden. Het te verwachten gevolg van dit consumentengedrag is dat de leegstand op veel van de locaties (met een omvang tussen de 25.000 en 50.000 m² wvo) op termijn zal toenemen. Dit is een autonome ontwikkeling die het gevolg is van tendensen aan de (consumenten)vraagzijde, die niet zondermeer als rechtstreeks gevolg van stedelijke ontwikkelingen op de woonboulevard Nijverwaard (of andere grote woonmalls of woonboulevards, zie punt 1 hierboven) kan worden beschouwd. De hierboven beschreven autonome ontwikkelingen doen zich voor in zowel Zuid-Holland als in Noord-Brabant en Utrecht. In algemene zin kan versterking van de sterke locaties er uiteraard wel voor zorgen dat de concurrentiepositie van zwakke locaties verder verzwakt. Locaties die nu reeds kampen met een hoge mate van leegstand zullen wellicht met een verder oplopende leegstand te maken krijgen, omdat 1) de winkelbedrijven de deuren moeten sluiten of 2) de winkelbedrijven besluiten te verhuizen naar de succesvolle delen van de PDV-winkelstructuur, waaronder woonboulevard Nijverwaard.
blz. 12
Geconcludeerd wordt dat de ruimte voor ontwikkeling op woonboulevard Nijverwaard ruimte biedt aan ondernemerschap op een kansrijke locatie binnen de winkelstructuur. Verder wordt geconcludeerd dat de overige zeer grootschalige woonboulevards en woonmalls (> 50.000 m² wvo) binnen de regio door hun ligging en unieke winkelaanbod kunnen blijven concurreren met woonboulevard Nijverwaard. En ook de kleine PDV-locaties (> 25.000 m² wvo) kunnen blijven voortbestaan vanwege de complementaire functie voor de consument. 4.3. Te verwachten effect op de verspreide bewinkeling Een specifiek gevolg van het concentratiebeleid van de provincie is dat vooral de locaties buiten de winkelstructuur leeg komen te staan. Deze zogenaamde ‘verspreide bewinkeling’ in het gebied rond de woonboulevard (bereikbaar binnen 15 autominuten) is in tabel 4 per gemeente weergegeven voor de relevante branches. Het winkelaanbod dat in de stads-, dorps- of wijkcentra van de kernen ligt is voor de analyse niet relevant. Daar zullen geen leegstandseffecten optreden, omdat deze winkels daar naar verwachting kunnen blijven functioneren en investeren, waardoor de behoefte aan verplaatsing naar een concentratielocatie ontbreekt. Tabel 4 Omvang verspreid gelegen winkelaanbod in de relevante branches in gemeenten in de omgeving van woonboulevard Nijverwaard (bereikbaar binnen 15 autominuten) (Locatus, 2013) gemeente Alblasserdam Barendrecht Binnenmaas Dordrecht Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Hendrik-Ido-Ambacht Molenwaard Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht totaal
omvang verspreid gelegen winkelaanbod (m² wvo) plant & dier doe-het-zelf wonen 1.000 11.200 1.100 0 1.750 4.160 12.150 6.950 1.350 950 10 6.080 0 60 9.520 6.660 5.560 2.080 4.380 5.540 10.430 3.080 6.620 4.140 53.870 50.900
totaal 2.840 0 5.790 7.330 860 220 90 3.170 2.000 3.380 790 2.160 28.630
15.040 1.100 11.700 26.430 3.160 6.310 150 19.350 9.640 13.300 14.300 12.920 133.400
Op termijn zal binnen het omschreven gebied maximaal circa 133.000 m² wvo aan verspreide bewinkeling in de branches wonen, doe-het-zelf en plant & dier (moeten) verplaatsen naar de reguliere winkelgebieden of de concentratielocaties, als gevolg van het provinciale beleid. Dat zal leiden tot leegstandseffecten, maar die zijn te beschouwen als autonome effecten ten aanzien van verspreid gelegen en solitaire locaties die inherent zijn aan het concentratiebeleid van provincie en regio. De mogelijke ontwikkeling van de woonboulevard Nijverwaard versnelt dat autonome proces, maar vormt daarvoor als nieuwe stedelijke ontwikkeling geen directe oorzaak. Geconcludeerd wordt dat de behoefte aan ontwikkeling op woonboulevard Nijverwaard voortkomt uit de behoefte aan versterking van een kansrijke locatie, de concentratie van winkelaanbod binnen de gemeente en de bevolkingsgroei in de regio. Daarnaast biedt de ontwikkeling ruimte voor de beleidsmatig gewenste concentratie (en sanering) van verspreid liggend winkelaanbod in de directe omgeving van Nijverwaard (binnen 15 autominuten). In potentie is de vraag naar ruimte vanuit dit concentratiebeleid groter dan de ruimte die de maximale planologische invulling biedt. Provincie en de regio zullen de gemeenten moeten bijstaan in het oplossen van eventuele leegstand die ontstaat als gevolg van dit beleid. De gemeente Sliedrecht zelf voert beleid op de aspect (zie paragraaf 4.1).
blz. 13
5.
Conclusie
Met de geboden ruimte voor ontwikkeling van detailhandel op woonboulevard Nijverwaard wordt ingespeeld op de behoefte bij de mobiele consument aan de ontwikkeling van één van de kansrijke locaties binnen de regionale structuur van woonboulevards en woonmalls. De ontwikkelingsruimte wordt geboden op een plek met goede toekomstperspectieven, vanwege de ruime omvang van het winkelaanbod, de aanwezigheid van een regionale trekker (Loods 5), de 2,6 mln. consumenten in het verzorgingsgebied en de goede bereikbaarheid. Geconcludeerd wordt dat de invulling van de maximale planologische detailhandelsinvulling van woonboulevard Nijverwaard tot gevolg kan hebben dat in het uiterste geval de leegstand in het verzorgingsgebied met 1,3% toeneemt. Een dergelijke beperkte toename heeft geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Overigens is het waarschijnlijk dat het leegstandseffect in werkelijkheid fors beperkter of minimaal zal zijn. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag: Er is in paragraaf 3.3. uitgegaan van een modelmatige benadering op basis van landelijke gemiddelden. In werkelijkheid kunnen winkels ook met een benedengemiddelde omzet economisch-duurzaam functioneren. Door een groeiend inwonertal in het verzorgingsgebied is sprake van een groeiende vraag voor detailhandel. Deze extra marktruimte dempt een eventueel leegstandseffect als gevolg van de ontwikkeling van het winkelaanbod op woonboulevard Nijverwaard. Een deel van de ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel bevindt zich op percelen met een wijzigingsbevoegdheid die momenteel in gebruik zijn door bedrijven. Dit betekent dat deze locaties gefaseerd beschikbaar komen, waardoor eventuele effecten gespreid over de komende bestemmingsplanperiode plaatsvinden. Het detailhandelsbeleid van provincie en regio is gericht op concentratie van het aanbod op in de verordening aangewezen concentratielocaties, waar woonboulevard Nijverwaard er één van is. De detailhandelsontwikkeling op de concentratielocaties bestaat deels uit bedrijven die vertrekken van overige locaties. De door ondernemers op zulke locaties te maken keuzes voor verplaatsing zijn veeleer een gevolg van de provinciale beleidskeuze dan van nieuwe stedelijke ontwikkeling van de in de verordening aangewezen locaties. Tot slot wordt opgemerkt dat vrijkomende winkelruimte niet noodzakelijk langdurig leegstaat. Doorgaans is herinvulling met andersoortige detailhandel of andersoortige functies goed mogelijk. In het geval van verspreide detailhandel op bedrijventerrein is het vaak ruimtelijk wenselijk dat wordt teruggekeerd naar een bedrijfsinvulling.
blz. 14
Bijlage 1 Leegstand naar oppervlak in verzorgingsgebied woonboulevard Nijverwaard
gemeente Aalburg Alblasserdam Albrandswaard Barendrecht Bergambacht Binnenmaas Bodegraven-Reeuwijk Breda Capelle aan den Ijssel Cromstrijen Dordrecht Drimmelen Geertruidenberg Geldermalsen Giessenlanden Gorinchem Gouda Halderberge Hendrik-Ido-Ambacht Krimpen aan den Ijssel Lansingerland Leerdam Lingewaal Maassluis Moerdijk Molenwaard Nederlek Nieuwegein Oosterhout Oud-Beijerland Ouderkerk Papendrecht Pijnacker-Nootdorp Ridderkerk Rotterdam Schiedam Schoonhoven Sliedrecht Spijkenisse Strijen Vianen Vlaardingen Vlist Waalwijk Waddinxveen Werkendam Woudrichem Zederik Zuidplas Zwijndrecht totaal
totaal winkelvloeroppervlak (in leegstand (in % van het m² wvo) leegstand (in m² wvo) oppervlak) 22.030 1.612 7% 32.345 891 3% 22.997 847 4% 137.981 8.544 6% 20.967 655 3% 39.260 1.994 5% 41.843 4.112 10% 413.956 41.912 10% 120.698 10.602 9% 34.296 3.697 11% 174.173 19.129 11% 34.927 3.592 10% 31.786 6.852 22% 40.302 1.878 5% 17.621 1.744 10% 86.524 9.080 10% 139.674 12.601 9% 50.699 4.716 9% 40.075 1.732 4% 30.719 3.179 10% 73.081 2.892 4% 57.995 14.805 26% 13.709 185 1% 45.839 4.477 10% 43.041 2.800 7% 25.037 2.234 9% 21.416 3.885 18% 122.562 11.403 9% 108.504 7.861 7% 56.365 3.476 6% 5.579 672 12% 45.395 2.630 6% 58.125 4.691 8% 68.321 6.648 10% 990.612 137.657 14% 97.273 21.815 22% 16.398 2.754 17% 112.472 6.759 6% 127.525 16.948 13% 21.946 1.310 6% 20.107 1.674 8% 121.134 11.536 10% 10.726 2.504 23% 130.682 10.363 8% 57.623 13.386 23% 40.914 4.371 11% 25.042 1.152 5% 14.911 2.645 18% 72.593 5.000 7% 50.595 7.891 16% 4.188.395 455.793 11%
Bron: Locatus, november 2014
blz. 15
Bijlage 2 Leegstand in gemeenten nabij de woonboulevard (binnen 15 autominuten) In de tabel zijn de locaties weergegeven die nabij de woonboulevard liggen (op maximaal 15 autominuten afstand). Bron: Locatus, november 2014
gemeente Alblasserdam
Barendrecht
Binnenmaas
Dordrecht
Giessenlanden
Gorinchem
HardinxveldGiessendam
Hendrik-IdoAmbacht
Molenwaard
blz. 16
kern Alblasserdam
winkelgebied Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling Barendrecht GDC Cornelisland GDC Reijerswaard ‘s Gravendeel Centrum Verspreide bewinkeling Dordrecht Centrum Wijk/buurt GDC Julianahaven GDC Wilhelminahaven Verspreide bewinkeling Arkel Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling Giessenburg Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling Hoogblokland Verspreide bewinkeling Hoornaar Centrum Verspreide bewinkeling Noordeloos Verspreide bewinkeling Schelluinen Verspreide bewinkeling Gorinchem Centrum Wijk/buurt GDC Laag Dalem Oost GDC Linge Verspreide bewinkeling HardinxveldGiessendam Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling Hendrik-IdoAmbacht Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling Bleskensgraaf Centrum Verspreide bewinkeling Brandwijk Verspreide bewinkeling Goudriaan Verspreide bewinkeling
aantal winkels 120 19
omvang winkelaanbod (m² wvo) 14.671 1.687
leegstand (verkooppunten)
86
17.115
-
-
0%
0%
22
25.077
1
1.688
5%
7%
28 34
27.244 10.419
4 1
2.648 80
14% 3%
10% 1%
46 834 323
3.904 78.953 42.093
2 104 39
813 10.982 3.290
4% 12% 8%
21% 14% 8%
14
13.042
4
3.403
26%
29%
4
5.179
1
700
14%
25%
346 7 10
35.159 5.775 1.158
8 1
1.007 30
2% 0% 10%
3% 0% 3%
45 19 19
4.204 1.844 1.209
1 -
1.650 -
2% 0% 0%
39% 0% 0%
23
1.285
-
-
0%
0%
10 9
149 964
1
64
0% 11%
0% 7%
5
60
-
-
0%
0%
16
628
-
-
0%
0%
9 388 103
345 37.843 14.140
50 5
5.939 645
0% 13% 5%
0% 16% 5%
13 12
8.053 16.254
1 1
1.563 777
8% 8%
19% 5%
109
10.234
2
156
2%
2%
88 17
9.460 2.194
12 -
930 -
14% 0%
10% 0%
60
2.924
1
45
2%
2%
69 48
10.075 7.509
3 8
421 1.048
4% 17%
4% 14%
76 17
22.446 1.021
1 2
40 111
1% 12%
0% 11%
14
1.205
-
-
0%
0%
11
1.041
-
-
0%
0%
11
932
-
-
0%
0%
9 -
leegstand leegstand (% van aantal (m² wvo) winkels) 1.734 8% 0%
leegstand (% van totaal wvo) 12% 0%
gemeente Molenwaard (vervolg)
kern GrootAmmers Kinderdijk Langerak Molenaarsgraaf NieuwLekkerland
Nieuwpoort
Ottoland Oud-Alblas Streefkerk
Wijngaarden Papendrecht
Papendrecht
Zwijndrecht
Heerjansdam Zwijndrecht
Totaal
blz. 17
winkelgebied Centrum Verspreide bewinkeling Verspreide bewinkeling Verspreide bewinkeling Centrum Verspreide bewinkeling Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling Centrum Verspreide bewinkeling Verspreide bewinkeling Verspreide bewinkeling Centrum Verspreide bewinkeling Verspreide bewinkeling Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling Centrum Centrum Wijk/buurt Verspreide bewinkeling
aantal winkels 34
omvang winkelaanbod (m² wvo) 4.023
leegstand (verkooppunten)
18
1.060
-
-
0%
0%
8
58
-
-
0%
0%
2 6
110 1.304
-
-
0% 0%
0% 0%
7 17 15
40 2.006 1.260
1 1
44 160
0% 6% 7%
0% 2% 13%
26 19
6.121 1.108
1 2
32 78
4% 11%
1% 7%
6
627
1
300
17%
48%
7
42
-
-
0%
0%
17 17
1.659 718
1 1
157 40
6% 6%
9% 6%
2
10
-
-
0%
0%
3 139 40
250 23.814 5.117
8 -
1.191 -
0% 6% 0%
0% 5% 0%
92 18 115 148
16.636 929 18.646 15.745
3 1 7 20
1.813 60 828 1.951
3% 6% 6% 14%
11% 6% 4% 12%
150 3.990
15.275 554.053
14 329
5.052 52.373
9% 8%
33% 9%
6
leegstand leegstand (% van aantal (m² wvo) winkels) 903 18%
leegstand (% van totaal wvo) 22%
Bijlage 3 Onderzoek leegstandsinventarisatie en duurzame verstedelijking woonboulevard Nijverwaard (4 december 2014)
blz. 18
blz. 19
blz. 20
blz. 21
blz. 22
blz. 23
blz. 24
blz. 25
blz. 26
blz. 27
Bijlage 12
91
Nota zienswijzen
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
92
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Sliedrecht Bestemmingsplan Nijverwaard Zienswijzenverslag maart 2015
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Zienswijzen
pag. 4
2
1.
Inleiding
In overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan Nijverwaard na publicatie in Het Kompas en de Staatscourant vanaf 18 juli 2014 tot en met 28 augustus 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Zienswijzen Er zijn 8 schriftelijke zienswijzen ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijzen en zijn de zienswijzen van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per zienswijze aangegeven of de zienswijze leidt tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ontvankelijkheid De zienswijzen zijn binnen de termijn door de gemeente ontvangen en van een ondertekening voorzien. De zienswijzen zijn daarmee ontvankelijk.
3
2.
Zienswijzen
In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.
1.
Beter Bed B.V.
Samenvatting 1. Het bestemmingsplan bepaalt dat een grootschalig meubelbedrijf een minimale oppervlakte dient te hebben van 1.000m². Het is haast onmogelijk om een winkel groter dan 1.000m² winstgevend te maken. De trend is dan ook kleinere winkels, minder producten en meer service. Een winkel van 1.000m² is niet reëel. Gevraagd wordt het bestemmingsplan hierop aan te passen. Beantwoording 1. De regel dat een grootschalig meubelbedrijf een minimale oppervlakte dient te hebben van 1.000m² is afkomstig van de provincie Zuid-Holland (artikel 2.1.4 lid 3 sub d van de Verordening Ruimte 2014). Het betreft overigens het bruto vloeroppervlak dus niet het winkeloppervlak. Ook voor de raad speelt de vraag of de betreffende algemene regel uit de provinciale verordening in overeenstemming is met de eisen van een goede ruimtelijke ordening en of daarmee – zoals art. 4.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening vereist – een provinciaal ruimtelijk belang is gediend. De raad heeft deze vraag bij de vaststelling van het onderhavige plan echter niet aan de orde willen stellen en heeft voorshands als uitgangspunt genomen dat hij is gehouden deze regel uit de provinciale verordening in het bestemmingsplan over te nemen. Er kan daarom niet tegemoet worden gekomen aan de zienswijze van reclamant. Conclusie De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2.
Gebr. Vermaas B.V.
Samenvatting 1. Reclamant heeft bezwaar tegen het enkel opnemen van een detailhandelsbestemming voor zijn perceel. Hij begrijpt het voornemen van de gemeente om tot een aaneengesloten detailhandelsgebied te komen, maar geeft aan dat zijn locatie zich solitair buiten dit gebied bevindt, tussen percelen met een bedrijfsbestemming. Daarom wenst hij een invullingsmogelijkheid met zowel grootschalige detailhandel als bedrijf. Dit zou ook kunnen met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Beantwoording 1. Het perceel valt binnen de zone die de raad tot woonboulevardzone wil transformeren. Percelen binnen de woonboulevardzone waar nu detailhandel in de woonbranche aanwezig is, hebben daarom een bestemming Detailhandel gekregen. Percelen waar nog bedrijven (niet zijnde detailhandelsbedrijven) actief zijn, zoals de omliggende percelen bij reclamant, hebben een bestemming Bedrijf en kunnen gewijzigd worden naar Detailhandel indien de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming Detailhandel in artikel 4.4 een wijzigingsbevoegdheid (binnenplans) opgenomen die het mogelijk maakt dat burgemeester en wethouders de bestemming Detailhandel kunnen wijzigen in de bestemming Bedrijf indien blijkt dat voor een perceel geen invulling met detailhandel in de woonbranche mogelijk is. Binnen de bestemming Bedrijf is een afwijkingsmogelijkheid
4
opgenomen voor grootschalige detailhandel (niet zijnde in de woonbranche). Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de door reclamant gewenste flexibiliteit om (een gedeelte van) het perceel te kunnen verhuren voor bedrijfsdoeleinden. Conclusie De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3.
Bouwman en Van Dommelen advocaten namens Seats en Sofas Holding Nederland B.V.
Samenvatting 1. Voor het perceel van Seats en Sofas bestaat de mogelijkheid om ex artikel 3.4.2 af te wijken ten behoeve van volumineuze grootschalige detailhandel. Deze afwijkingsmogelijkheid is achterhaald en doet geen recht aan de marktontwikkelingen. Er dient ruimte te zijn voor grootschalige detailhandel zonder dat perse gesproken wordt van volumineuze artikelen. Hierbij wordt gedacht aan de bruin- en witgoedbranche. Als voorbeelden worden Telstart Megastores of Mediamarkt aangehaald. Deze detailhandelsvestigingen zijn nagenoeg altijd gevestigd op of aan een retailboulevard. 2. Wat betreft de kantoorlocatie op de Conradstraat 8 ziet Seats en Sofas graag een gemengde bestemming van kantoor en bedrijf opgenomen. Het oorspronkelijke kantoor had een binding met de aanpalende bedrijfsbestemmingen. Ook doet een dergelijke bestemming recht aan de intentie van een woonboulevard en aan de gewenste flexibiliteit bij het ondernemerschap. De mogelijkheid tot opslag op het genoemde perceel dient behouden te blijven. 3. Ook voor de percelen kadastraal bekend Sliedrecht B1767, 1894, 2228 en 2229 ziet Seats en Sofas graag een gemengde bestemming Bedrijf en Kantoor opgenomen. Beantwoording 1. Op basis van de provinciale verordening is detailhandel buiten bestaande winkelcentra uitsluitend toegestaan als het voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening. De afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan voldoet aan deze voorwaarden. Detailhandel in bruin- en witgoed, zoals Telstart Megastores of de Mediamarkt passen niet binnen de vereisten uit deze provinciale verordening. Ook voor de raad speelt de vraag of de betreffende algemene regel uit de provinciale verordening in overeenstemming is met de eisen van een goede ruimtelijke ordening en of daarmee – zoals art. 4.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening vereist – een provinciaal ruimtelijk belang is gediend. De raad heeft deze vraag bij de vaststelling van het onderhavige plan echter niet aan de orde willen stellen en heeft voorshands als uitgangspunt genomen dat zij gehouden deze regel uit de provinciale verordening in het bestemmingsplan over te nemen. 2. Het genoemde perceel van reclamant valt niet binnen de woonboulevardzone. Wel zal aan het perceel een bestemming Gemengd worden toegekend en de aanduiding wetgevingszone ontheffingsgebied, waardoor zowel de bestaande kantoorfunctie als een bedrijfsbestemming (milieucategorie 3.1.) is toegestaan en via een ontheffing grootschalige detailhandel. De mogelijkheid tot opslag blijft via de bestemming Gemengd behouden. 3. Uitbreiding van de mogelijkheden tot realisatie van zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen is naar de overtuiging van de raad niet wenselijk. Op diverse terreinen in Sliedrecht zijn nog mogelijkheden voor de vestiging van zelfstandige kantoorruimte, waaronder het nabijgelegen Stationspark II. Wel zijn ondergeschikte kantoren toegestaan mits per bedrijf het kantoorvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte en niet meer bedraagt dan 3.000 m² per bedrijf.
5
Conclusie De zienswijze leidt tot aanpassing van de regels, verbeelding en de toelichting van het bestemmingsplan.
4.
Lexence advocaten namens Loods 5 Vastgoed II B.V.
Samenvatting 1. In het ontwerpbestemmingsplan is ter plaatse van de bestaande reclamemast een bouwhoogte toegestaan van 20 meter. De reeds bestaande mast heeft echter een hoogte van ongeveer 25 meter, zoals ook blijkt uit de vergunning uit 2007. Verzocht wordt de bouwhoogte hierop aan te passen. 2. Bij brief van 20 oktober 2006 is aan Loods 5 meegedeeld dat het perceel kan worden gebruikt voor ‘grootschalige meubelverkoop en verkoop van interieurartikelen en met die branches verwante objecten’. De in de planregels opgenomen beperking dat het verkoopvloeroppervlak van nevenassortiment niet meer dan 20% van het totale verkoopvloeroppervlak mag bedragen is arbitrair en is nieuw ten opzichte van het toegelaten gebruik als omschreven in de genoemde brief. Dit leidt mogelijk tot een beperking van het huidige – legale – gebruik. Daarbij komt dat Loods 5 winkelruimte faciliteert aan ondernemers en bedrijven gericht op het interieur- en lifestylesegment. Hierdoor verandert de inrichting continue waardoor het kan voorkomen dat op een bepaald moment de grens van 20% wordt overschreden. Verzocht wordt de begrenzing te versoepelen door het percentage te verhogen of incidentele uitzondering hierop toe te staan.
Beantwoording 1. De bouwhoogte voor de reclamemast wordt aangepast naar 25 meter. 2. Het betreft nevenassortiment buiten het ter plaatse al toegestane assortiment van ‘grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) […] en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's’. De provinciale verordening biedt de raad geen ruimte om dit percentage in het bestemmingsplan te verhogen. Ook voor de raad speelt de vraag of de betreffende algemene regel uit de provinciale verordening in overeenstemming is met de eisen van een goede ruimtelijke ordening en of daarmee – zoals art. 4.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening vereist – een provinciaal ruimtelijk belang is gediend. De raad heeft deze vraag bij de vaststelling van het onderhavige plan echter niet aan de orde willen stellen en heeft voorshands als uitgangspunt genomen dat zij gehouden deze regel uit de provinciale verordening in het bestemmingsplan over te nemen. Het overgrote deel van de artikelen uit het interieur- en lifestylesegment waar Loods 5 zich op richt past overigens binnen de omschrijving. Om ruimte te bieden aan vernieuwing en ondernemerschap wordt de mogelijkheid voor 20% nevenassortiment geboden. In geval reclamant hiervan wil afwijken is het mogelijk om een verzoek tot afwijken van het bestemmingsplan in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. Conclusie De zienswijze leidt tot aanpassing van de regels van het bestemmingsplan.
6
5.
Mr. J.W.O. Croockewit namens Ondernemersvereniging Winklerplein en Ondernemersvereniging Kerkbuurt
Samenvatting 1. Medewerking aan nieuwe initiatieven en/of uitbreiding van (grootschalige) detailhandel in de woonbranche die uitstijgt boven de huidige omvang van de woonboulevard moet worden uitgesloten. 2. Op de in het plangebied verspreid voorkomende locaties waar bestaande detailhandelsactiviteiten plaatsvinden dient, behoudens het respecteren van voortzetting van de huidige specifieke vormen van bedrijfsvoering, iedere andere voortzetting van detailhandelsgebruik te worden uitgesloten. Hiertoe dient de maatbestemming aangepast te worden. Dit geldt in het bijzonder voor de locaties die in het bestemmingsplan zijn aangeduid als bestaande detailhandel met de functieaanduiding (dh) en (dhg). 3. In het bestemmingsplan ontbreekt een concrete en eenduidige omschrijving van de bedrijfsvoering van bestaande detailhandel. Het plan biedt onvoldoende houvast om op effectieve wijze de beoogde uitsterfregeling voor bestaande detailhandel – niet zijnde de gewenste te clusteren perifere detailhandel in de woonbranche – te realiseren. 4. Nieuwe vormen van detailhandel, waaronder mode en supermarkten, dienen uitdrukkelijk uitgesloten te worden. 5. Er dient onverkort vastgehouden te worden aan de gemaakte afspraken over de tijdelijke vestiging van It’s Electronics aan de Leeghwaterstraat en niet voorzien te worden in de functieaanduiding c.q. voorgenomen maatbestemming voor deze vestiging. Beantwoording 1. In paragraaf 4.13 en in bijlage 9 “ruimtelijk-economisch onderzoek” van de toelichting bij het bestemmingsplan is uitgebreid onderbouwd welke omvang van de woonboulevard passend is binnen de regionale marktomstandigheden. Daarnaast is aanvullend een onderzoek naar leegstandeffecten uitgevoerd. Uitgangspunt van het ruimtelijk economisch onderzoek is de behoefte aan dergelijke detailhandelsvoorzieningen bij consumenten. Hoewel groei van de woonboulevard niet het doel is van het bestemmingsplan, wordt in het plan ruimte aan ondernemers geboden om in de planperiode (binnen de ruimtelijke kaders) in te spelen op deze consumentenbehoefte. 2. Door middel van de formulering van de regeling, is ter plaatse van de functie aanduidingen ‘detailhandel’ en ‘detailhandel grootschalig’ uitsluitend de bestaande detailhandel toegestaan. In het bestemmingsplan zal tevens worden toegevoegd dat het hierbij om specifieke branches gaat (detailhandel in elektronica aan de Leeghwaterstraat 243 en detailhandel in sport, vrije tijd en kampeermiddelen aan de Leeghwaterstraat 43). In het bestemmingsplan zal binnen de wijzigingsbevoegdheid een nadere uitsterfregeling worden opgenomen. In deze regeling wordt bepaald dat indien het gebruik voor detailhandel langer dan 1 jaar is gestaakt het college kan besluiten dat de vestiging van nieuwe detailhandel op deze locatie niet meer mogelijk is. 3. Zie ok het antwoord onder 2. In het bestemmingsplan is voor wat betreft de bedrijfsvoering van bestaande detailhandel (niet zijnde detailhandel in de woonbranche) aangesloten bij wat aan de betreffende bedrijven in het verleden is vergund. Gelet op wat is vergund en de opgenomen wijzigingsbevoegdheid (en hiervoor genoemde uitsterfregeling) bevat het bestemmingsplan voldoende sturingsmogelijkheden om invulling te geven aan concentratie van detailhandel in de woonbranche in de woonboulevardzone. 4. Het bestemmingsplan maakt deze (nieuwe) soorten van detailhandel niet mogelijk. Het bestemmingsplan voorziet alleen in een regeling voor de nieuwvestiging van grootschalige detailhandel in specifieke branches zoals die zijn neergelegd in de provinciale verordening. Detailhandel in mode en supermarkten vallen niet binnen deze branches en zijn in het bestemmingsplan dan ook niet mogelijk. Ook voor de raad speelt de vraag of de betreffende algemene regel uit de provinciale verordening in overeenstemming is met de eisen van een goede ruimtelijke ordening en of daarmee – zoals art. 4.1 van de Wet op de
7
5.
ruimtelijke ordening vereist – een provinciaal ruimtelijk belang is gediend. De raad heeft deze vraag bij de vaststelling van het onderhavige plan echter niet aan de orde willen stellen en heeft voorshands als uitgangspunt genomen dat zij gehouden deze regel uit de provinciale verordening in het bestemmingsplan over te nemen. De It’s heeft een vergunning voor deze locatie. De vergunning bevat de voorwaarde dat vestiging op deze locatie mogelijk is tot dat vestiging op het Winklerplein mogelijk is. Om die reden heeft de It’s een functieaanduiding ‘detailhandel’ gekregen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet tevens in wijzigingsbevoegdheid om deze functieaanduiding te verwijderen zodra het gebruik als detailhandel (niet zijnde detailhandel in de woonbranche) is beëindigd.
Conclusie De zienswijze leidt tot aanpassing van de regels en de toelichting van het bestemmingsplan.
6.
Provincie Zuid-Holland
Samenvatting 1. De uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor grootschalige detailhandel komen niet overeen met het provinciaal ruimtelijk detailhandelsbeleid en met de regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De wijzigingsbevoegdheid van artikel 3.5 biedt de mogelijkheid om ongelimiteerd nieuwe detailhandel te bestemmen. De provincie verzoekt om in het bestemmingsplan het streven om te komen tot concentratie en kwaliteitsverbetering in de regels te operationaliseren door het totaalmetrage voor meubelbedrijven, tuincentra en bouwmarkten afzonderlijk te maximeren op het vigerende aantal m² bvo en indien mogelijk deze m² terug te brengen. 2. Indien de gemeente streeft naar toevoeging van woondetailhandel, (uitbreiding van) een tuincentrum of (uitbreiding van) een bouwmarkt met meer dan 1000 m² bvo ten opzichte van het huidige metrage, zal voor iedere afzonderlijke categorie moeten worden aangetoond dat hierdoor het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast (artikel 2.1.4 lid 4 van de Verordening Ruimte 2014). Het gaat daarbij onder andere om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Het bestemmingsplan en het ruimtelijk-economisch onderzoek gaan niet in op deze aspecten. 3. In artikel 1.33 lid b en c dient voor tuincentra en bouwmarkten toegevoegd te worden dat een vestiging een minimale oppervlakte dient te hebben van 1000 m² bvo conform artikel 2.1.4 lid 3 sub e en f van de Verordening Ruimte 2014. 4. Verzocht wordt in een nieuw artikel 1.41 de definitie van tuincentrum op te nemen zoals benoemd in artikel 1.1 sub n van de Verordening Ruimte 2014. 5. Artikel 3.1 lid j dient geschrapt te worden omdat hier reguliere detailhandel wordt bestemd. Dit is gelet op artikel 2.1.4 lid 1 van de Verordening Ruimte 2014 niet toegestaan. De bestemming Bedrijf dient behouden te worden. 6. In artikel 3.1 lid k dient onderscheid gemaakt te worden, per locatie, in een van de vier categorieën zoals benoemd in artikel 1.33 op basis van daadwerkelijk gebruik. Er kan geen sprake zijn van onderlinge uitwisselbaarheid van de categorieën, dan is sprake van nieuwe detailhandel. 7. Verzocht wordt aan artikel 3.1 lid n en o toe te voegen dat het hier per locatie gaat om 1 kleinschalige detailhandelsvestiging van circa 200 m² bvo met een assortiment dat aansluit op de aard van de voorziening (benzinestation). 8. Verzocht wordt in artikel 3.1 lid p toe te voegen dat ook geen sprake is van etalage/showroomfunctie. 9. In artikel 3.3 lid g dient het zinsdeel ‘en bij de bedrijfsvoering behorende goederen’ verwijderd te worden. 10. Verzocht wordt in artikel 3.3 lid h toe te voegen dat het gaat om de aanduiding ‘detailhandel grootschalig’ in plaats van ‘detailhandel’.
8
11. In artikel 3.5 dienen de wijzigingsmogelijkheden voor de drie benoemde categorieën detailhandel eventueel los gegeven te worden en niet onderling uitwisselbaar zijn. Dit is afhankelijk van de beschikbare schuifruimte in het bestemmingsplan. 12. Verzocht wordt artikel 4.1 lid b te schrappen, omdat hierin reguliere detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Beantwoording 1. Het bestemmingsplan past binnen de algemene regels van de provinciale verordening, waarin het plangebied Nijverwaard is aangemerkt als een concentratielocatie voor tuincentra, bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's (in de provinciale verordening gedefinieerd onder de noemer: PDV). De provincie heeft het hele bedrijventerrein Nijverwaard aangemerkt als zogenoemde PDV-locatie en de raad heeft conform de provinciale verordening deze PDVlocatie in het bestemmingsplan begrensd (het zuidwestelijk deel is aangewezen als woonboulevardzone). Het bestemmingsplan past ook binnen het regionaal beleid en gemeentelijk beleid waarin het plangebied Nijverwaard als PDV- locatie is benoemd. Overeenkomstig de algemene regels van de provinciale verordening is advies gevraagd aan het REO Zuid Holland Zuid. De wijzigingsbevoegdheid waar naar wordt verwezen heeft tot doel om die percelen waar nu nog geen detailhandel in de woonbranche aanwezig is (wanneer de mogelijkheid zich voordoet) te transformeren. De raad heeft verschillende locaties aan de rand van de woonboulevardzone uit deze zone gehaald. Ook is de detailhandelsbestemming van een braakliggend perceel verkleind. Op deze wijze is het aantal m2 dat bestemd is voor woonboulevard met circa 47.000 m2 terug gebracht. De door gedeputeerde staten verlangde conservering tot de feitelijk voor detailhandelsdoeleinden in gebruik zijnde metrages vloeit niet voort uit de algemene regels, en kan naar het oordeel van de raad evenmin worden gemotiveerd vanuit een goede ruimtelijke ordening of vanuit provinciale ruimtelijke belangen. Nijverwaard is vanuit een ruimtelijke regionale en gemeentelijke visie de aangewezen locatie voor een kwalitatieve en kwantitatieve concentratie voor PDV-ondernemers. Er is uitbreidingsruimte voor PDVdetailhandel aanwezig, er is geen sprake van niet autonome leegstandseffecten in het verzorgingsgebied die vanuit een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar zijn of die niet zouden behoren tot de dynamiek van de detailhandel. Bedrijven moeten de ruimte krijgen om te ondernemen en krijgen die ruimte in dit bestemmingsplan. Hierdoor kan op beleidsmatig gewenste locaties, zoals Nijverwaard, groei plaatsvinden en op andere plekken kunnen winkels wegvallen. Per saldo zal dit leiden tot de beleidsmatig gewenste concentratie van het PDV-aanbod in de regio Zuid-Holland-Zuid en een kwalitatieve impuls voor deze aangewezen PDV locatie. In paragraaf 4.13 en in bijlage 9 “ruimtelijkeconomisch onderzoek” van de toelichting bij het bestemmingsplan is uitgebreid onderbouwd welke omvang van de woonboulevard passend is binnen de regionale marktomstandigheden. Daarnaast is aanvullend een onderzoek naar leegstandeffecten uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage 11 “Onderzoek leegstandsinventarisatie en duurzame verstedelijking woonboulevard Sliedrecht” van de toelichting bij het bestemmingsplan. Uitgangspunt van het ruimtelijk economisch onderzoek is de behoefte aan dergelijke detailhandelsvoorzieningen bij consumenten. In het plan wordt ruimte aan ondernemers geboden om in de planperiode (binnen de ruimtelijke kaders) in te spelen op deze consumentenbehoefte. Uit het onderliggende onderzoek blijkt dat specifiek voor Nijverwaard een verkleining van de woonboulevard tot ongewenste effecten op termijn zou leiden, onder meer omdat dit niet aansluit bij de huidige ontwikkelingen en trends in woonboulevards. Die trend houdt onder meer een afname in van het aantal woonboulevards met als kwalitatieve en kwantitatieve impuls een vergroting van de overblijvende woonboulevardlocaties zoals Nijverwaard. De raad is van mening dat het noch op grond van de provinciale verordening (artikel 2.1.4 lid 3) noch op grond de Notitie detailhandel Zuid Holland aangewezen is of kan worden
9
verlangd dat het totaalmetrage voor meubelbedrijven, tuincentra en bouwmarkten afzonderlijk wordt gemaximeerd op het vigerende aantal m² bvo. Dit zou ook de gewenste transformatie en concentratie ernstig kunnen belemmeren. 2. Met het hiervoor genoemde ruimtelijk economisch onderzoek (bijlage 9 van de toelichting bij het bestemmingsplan) en aanvullend een onderzoek naar leegstandeffecten (bijlage 11 van de toelichting bij het bestemmingsplan) is aangetoond dat geen sprake is van zodanige effecten van de nieuwe stedelijke ontwikkeling dat die voor het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat onaanvaardbaar moeten worden geacht (vergelijk artikel 2.1.4 lid 4 van de Verordening Ruimte 2014). In genoemde onderzoeken is reeds voor de drie op Nijverwaard toegestane categorieën detailhandel een analyse gemaakt, zijnde tuincentra (branche plant & dier), bouwmarkten (branche doe-het-zelf) en grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's (branche wonen). Uit deze analyse blijkt dat de ruimtelijke effecten aanvaardbaar zijn binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarmee is uitdrukkelijk niet uitgesproken dat de branchering vanuit een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar wordt geacht: voor de raad speelt de vraag of de algemene regels over branchering en assortiment in de provinciale verordening in overeenstemming zijn met de eisen van een goede ruimtelijke ordening en of daarmee – zoals art. 4.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening vereist – een provinciaal ruimtelijk belang is gediend. De raad heeft deze vraag evenwel bij de vaststelling van het onderhavige plan niet aan de orde willen stellen en heeft voorshands als uitgangspunt genomen dat zij gehouden deze regel uit de provinciale verordening in het bestemmingsplan over te nemen. De gemeentelijke keuze om op Nijverwaard ruimte te bieden voor ontwikkeling in PDV is ingegeven door de keuze van de provincie om Nijverwaard aan te wijzen als een van de PDV-concentratiegebieden binnen Zuid-Holland. Eventuele winkelleegstand in de omgeving van Nijverwaard zal ontstaan door: verplaatsing van winkels; gebrek aan opvolging; of een verslechterde concurrentiepositie. Het eerste effect treedt lokaal op, maar verplaatsing betekent dat per saldo in het verzorgingsgebied geen sprake is van toename van de leegstand. Verplaatsing van winkels naar toekomstgerichte locaties, zoals woonboulevard Sliedrecht, leidt niet tot toename van de leegstand, maar tot her-allocatie van bestaand aanbod en winkeloppervlak. Van leegstand als gevolg van een gebrek aan opvolging is meestal sprake in kleinere, solitair gevestigde winkels die doorgaans niet of nauwelijks voldoende economisch-duurzaam functioneren, en die op opvolging binnen familieverband zijn aangewezen. Die leegstandseffecten hebben een autonoom karakter omdat ze ook zonder nieuwe stedelijke ontwikkelingen – zoals de concentratielocatie Nijverwaard – vroeger of later zullen optreden. Leegstand als gevolg van de verslechterde concurrentiepositie kan optreden als direct effect van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waar de concurrentiepositie door bereikbaarheid, traffic, concentratie en verdieping van branches en assortimenten, onderlinge afstemming en synergie beter is dan op andere locaties. In het onderzoek naar leegstandeffecten (bijlage 11 van de toelichting bij het bestemmingsplan) is geconcludeerd dat als gevolg van de realisatie van de representatieve maximale planologische invulling van de woonboulevard Nijverwaard in het uiterste de leegstand van het winkeloppervlak in het verzorgingsgebied toeneemt met maximaal 1,3 procentpunt (van de autonome leegstand à 10,9 naar 12,2%). Deze beperkte toename van het leegstaand winkeloppervlak – die verspreid over het omvangrijke verzorgingsgebied plaatsvindt – heeft geen ruimtelijk onaanvaardbare gevolgen op het woon , leef- en ondernemersklimaat. 3. In artikel 1.33 lid b en c wordt opgenomen dat een tuincentrum of bouwmarkt een minimale oppervlakte dient te hebben van 1000 m² bvo. De raad volgt daarmee voorshands de algemene regels in de provinciale verordening, uitdrukkelijk zonder te onderschrijven dat de beperkingen in branches, assortimenten of metrages berusten op een
10
goede ruimtelijke ordening of op gerechtvaardigde provinciale ruimtelijke belangen, zie hiervoor. 4. In de regels wordt de definitie van tuincentrum opgenomen zoals benoemd in de Verordening Ruimte 2014. De raad volgt daarmee voorshands de algemene regels in de provinciale verordening, uitdrukkelijk zonder te onderschrijven dat de beperkingen in branches, assortimenten of metrages berusten op een goede ruimtelijke ordening of op gerechtvaardigde provinciale ruimtelijke belangen, zie hiervoor. 5. Onder artikel 3.1 lid j wordt de bestaande vergunde detailhandel (niet zijnde in de woonbranche) bestemd. Het betreft hier bestaande detailhandel die op dit moment aanwezig is op deze locatie. Het bestemmingsplan maakt op deze locatie dus geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. In het bestemmingsplan zal binnen de wijzigingsbevoegdheid een nadere uitsterfregeling worden opgenomen. In deze regeling wordt bepaald dat indien het gebruik voor detailhandel langer dan 1 jaar is gestaakt het college kan besluiten dat de vestiging van nieuwe detailhandel op deze locatie niet meer mogelijk is. De raad volgt daarmee voorshands de algemene regels in de provinciale verordening, uitdrukkelijk zonder te onderschrijven dat de beperkingen in branches, assortimenten of metrages berusten op een goede ruimtelijke ordening of op gerechtvaardigde provinciale ruimtelijke belangen, zie hiervoor. 6. Onder artikel 3.1 lid k wordt de bestaande vergunde grootschalige detailhandel (die zich buiten de woonboulevardzone bevindt) bestemd. Het betreft hier bestaande vergunde detailhandel die op dit moment aanwezig is op deze locatie. Het bestemmingsplan maakt op deze locatie dus geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. Gelet op de (ruime) vergunningen is het niet mogelijk de bestemming te specificeren tot één van de vier categorieën. De raad volgt daarmee voorshands de algemene regels in de provinciale verordening, uitdrukkelijk zonder te onderschrijven dat de beperkingen in branches, assortimenten of metrages berusten op een goede ruimtelijke ordening of op gerechtvaardigde provinciale ruimtelijke belangen, zie hiervoor. 7. Artikel 3.1 lid n en o wordt aangepast zoals gevraagd, de beperking in oppervlak is opgenomen in artikel 3.3 onder f. De raad volgt daarmee voorshands de algemene regels in de provinciale verordening, uitdrukkelijk zonder te onderschrijven dat de beperkingen in branches, assortimenten of metrages berusten op een goede ruimtelijke ordening of op gerechtvaardigde provinciale ruimtelijke belangen, zie hiervoor. 8. In artikel 3.1 lid p wordt de gevraagde aanvulling opgenomen. 9. In artikel 3.3 lid g wordt het betreffende zinsdeel geschrapt. 10. Artikel 3.3 lid h heeft inderdaad betrekking op grootschalige detailhandel. Dit wordt aangepast. De raad volgt daarmee voorshands de algemene regels in de provinciale verordening, uitdrukkelijk zonder te onderschrijven dat de beperkingen in branches, assortimenten of metrages berusten op een goede ruimtelijke ordening of op gerechtvaardigde provinciale ruimtelijke belangen, zie hiervoor. 11. Deze vorm van branchebeperking voldoet niet aan de eisen van artikel 3.1.2 jo. 1.1.2 Bro en de eisen van een goede ruimtelijke ordening ex artikel 3.1 Wro. Zoals hiervoor gemotiveerd is in voldoende mate getoetst aan het procesvereiste van artikel 3.1.6 lid 2 en lid 4 Bro namelijk de plicht van het bestuursorgaan om de ontwikkeling vanuit de eisen van de ladder voor duurzame verstedelijking te inventariseren en te motiveren. 12. Onder artikel 4.1 lid b wordt de bestaande detailhandel aan de Leeghwaterstraat bestemd. Het betreft hier bestaande detailhandel die op dit moment aanwezig is op deze locatie. Het bestemmingsplan maakt op deze locatie geen nieuwe ontwikkeling mogelijk. In het bestemmingsplan zal een uitsterfregeling worden opgenomen. In deze regeling wordt bepaald dat indien het gebruik voor detailhandel langer dan 1 jaar is gestaakt het college kan besluiten dat de vestiging van nieuwe detailhandel op deze locatie niet meer mogelijk is. Tevens is in het bestemmingsplan de aard van de bedrijfsvoering van de bestaande detailhandel specifiek geregeld. Conclusie De zienswijze leidt tot aanpassing van de regels en toelichting van het bestemmingsplan.
11
7.
N.V. Nederlandse Gasunie
Samenvatting 1. De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleiding is niet correct weergegeven. Verzocht wordt de ligging correct weer te geven. 2. De ligging van het in het plangebied aanwezige gasontvangstation is niet correct weergegeven. Verzocht wordt de ligging correct weer te geven. 3. Gevraagd wordt om rondom het gasontvangstation de aanduiding 'veiligheidszone bedrijven' op te nemen, om te voorkomen dat binnen de uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voortvloeiende veiligheidsafstanden, kwetsbare objecten en/of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden. Voor het station geldt een veiligheidsafstand van 15 meter voor kwetsbare objecten en 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten. 4. In artikel 3.2.4, aanhef onder a. worden regels gesteld over de maximale hoogte van erfafscheidingen. De erfafscheiding van het terrein van het gasontvangstation voldoet niet aan dit vereiste. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter. Indien de raad het gasontvangstation op deze wijze bestemt, wordt verzocht om de regels over de bouwhoogte van erfafscheidingen aan te passen. Beantwoording 1. Op basis van de ontvangen gegevens van de gastransportleiding is de ligging van de leiding aangepast. 2. De bestemming wordt doorgetrokken tot de hoek. 3. De gevraagde aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' wordt op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. 4. De bouwhoogte van erfafscheidingen in de bestemming Bedrijf wordt aangepast naar 3 meter. Conclusie De zienswijze leidt tot aanpassing van de regels en verbeelding het bestemmingsplan.
8.
Woonboulevard Sliedrecht
Samenvatting 1. Bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat de ter inzage periode en de vaststelling in de vakantieperiode zijn gepasseerd. Hierdoor konden velen niet tijdig reageren. Gedurende overleg met de wethouder op 16 juli en 28 augustus wekte hij de indruk dat op- en aanmerkingen nog konden worden ingebracht. De inspreker rekent dan ook op coulance voor de ontvankelijkheid verklaring van het bezwaar. 2. De beperkingen ten aanzien van branchering en maximum toegestaan winkelvloeroppervlak staan positieve economische ontwikkelingen in de weg. 3. De analyses in het plan zijn gebaseerd op kennis en ervaring, oftewel doorspekt met aannames. 4. De voor de consument wenselijke en vereiste winkelbeleving wordt door lokale en regionale regels gedwarsboomd. In het huidige tijdgewricht wordt gepleit voor toelating van winkelbedrijven uit alle sectoren die artikelen verkopen die in en rond het huis denkbaar zijn, waarbij ook winkels kleiner dan 1.000 m2 worden toegestaan. Beantwoording 1. De publicatie van het ontwerpbestemmingsplan is bekend gemaakt via de website van de gemeente en het lokale weekblad. De zienswijze wordt uit coulance meegenomen in de beantwoording.
12
2. De provinciale verordening legt regels vast waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen. De regels uit de provinciale verordening zijn verwerkt in het bestemmingsplan. De verordening staat geen bredere branchering toe dan in het bestemmingsplan is mogelijk gemaakt. Voor de raad speelt de vraag of de betreffende algemene regel uit de provinciale verordening in overeenstemming is met de eisen van een goede ruimtelijke ordening en of daarmee – zoals art. 4.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening vereist – een provinciaal ruimtelijk belang is gediend. De raad heeft deze vraag bij de vaststelling van het onderhavige plan echter niet aan de orde willen stellen en heeft voorshands als uitgangspunt genomen dat zij gehouden deze regel uit de provinciale verordening in het bestemmingsplan over te nemen. 3. Aan het plan ligt voldoende objectief onderzoek ten grondslag, van ongefundeerde aannames is dan ook geen sprake. 4. Zie beantwoording onder 2. Conclusie De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
13
Bijlage 13
93
DPO uitgaand van KSO
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
94
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Postbus 150, 3000 AD Rotterdam
memo
Telefoon: 010-2018555 Fax: 010-4121039 E-mail: [email protected]
Aan:
Gemeente Sliedrecht
T.a.v.:
Jan van der Meer
Onderwerp:
Doorrekenen resultaten Koopstromenonderzoek Randstad, 2011
Datum:
16-04-2015
Referte:
Geert Welten
1. Aanleiding Tijdens het overleg met de provincie Zuid-Holland (op 09-03-2015) is gesproken over de onderbouwing van de omvang van de “woonboulevardzone” in het bestemmingsplan Nijverwaard. Onderdeel van de onderbouwing is het DPO dat de behoefte aantoont aan de toekomstige omvang van de detailhandel (naar branche) in het gebied. In het DPO wordt uitgegaan van een potentieel marktbereik (zijnde het verzorgingsgebied) van de woonboulevard. De omvang van het marktbereik is onderbouwd met literatuur en met ervaringen elders. Deze onderbouwing is niet gebaseerd op ‘harde’ cijfers, aldus de provincie. De enige ‘harde’ cijfers die volgens de provincie beschikbaar zijn, zijn afkomstig uit het Koopstromenonderzoek Randstad (KSO) uit 2011. In het DPO is onderbouwd waarom de resultaten van dit KSO niet bruikbaar zijn om de omvang van (het huidige) en het potentiele verzorgingsgebied te bepalen. Echter, de provincie hecht waarde aan een DPO op basis van de resultaten van het KSO, daarom wordt in dit memo een beknopt DPO uitgevoerd op basis van het KSO.
2. Bezwaar tegen KSO 2011 Als de resultaten van het KSO worden doorgerekend dan blijken deze in het geheel geen realistisch beeld te geven van het huidige functioneren van de woonboulevard in Sliedrecht. Zie tabel 1, waarin de resultaten van het onderzoek uit 2004 en 2011 zijn vergeleken. Tabel 1 Resultaten koopstromenonderzoeken 2004 en 2011 resultaten aantal winkels, geteld oppervlak (m² wvo) , geteld totale omzet, zoals berekend in het KSO omzet/m², zoals berekend in het KSO
2004 36 50.603 € 64.000.000 € 1.265
2011 46 67.227 € 24.000.000 € 361
verschil % +28% +33% -63% -71%
Opmerkingen bij de gegevens in tabel 1: het oppervlak en het aantal winkels is met (bijna) een derde toegenomen tussen '04 en '11; tegelijk is in dezelfde periode de totale winkelomzet en de omzet per m² wvo met circa 70% (!) afgenomen; dus ondanks het feit dat er géén omzet te behalen valt op de woonboulevard, investeren de retailers fors (?); bekend is overigens dat de investeringen door de winkelbedrijven anno 2015 nog steeds plaatsvinden: uitbreiding Loods 5, opwaardering Trendhopper, uitbreiding Leen Bakker, herinvulling leegstaande winkelpanden enz. Gezien het bovenstaande, geven de resultaten in Euro's van het koopstromenonderzoek dus geen betrouwbaar beeld van de werkelijke situatie op de woonboulevard Nijverwaard in Sliedrecht. Mogelijke verklaringen voor de onwaarschijnlijke uitkomst van het KSO zijn de wijze waarop de gegevens zijn verzameld en de specifieke aankopen die op een woonboulevard worden gedaan. Woonproducten, zoals meubelen, keukens of badkamers, worden namelijk incidenteel gekocht door de consument – en door de economische crisis in de afgelopen jaren nog minder dan voorheen. Vervolgens is de kans dan klein dat er in de steekproef uit de totale populatie voldoende consumenten voorkomen die (toevallig) onlangs meubelen, een keuken of een dergelijke grote
blz. 1
aankoop hebben gedaan – al dan niet in Sliedrecht, waardoor het lijkt dat niet veel consumenten de woonboulevard bezoeken. Kleinschalige woonproducten, zoals woonaccessoires en keukengerei, worden juist regelmatig gekocht. Daarvoor bezoeken relatief veel consumenten een filiaal van Ikea. Het gemiddelde bonbedrag bij Ikea is dan ook lager dan bij een gemiddelde meubelzaak, maar het aantal transacties bij Ikea ligt juist fors hoger. Het Koopstromenonderzoek heeft echter de gemiddelde bestedingen (in Euro’s) per consument in de woonbranche verdeelt naar de verkregen respons (in aantallen) per winkelgebied. Hierdoor kan het in het koopstromenonderzoek lijken dat de Ikea’s een groter marktaandeel hebben dan in werkelijkheid. En de marktaandelen van de overige meubelzaken worden vervolgens te klein geschat. Een verdere verklaring ligt mogelijk in het gebied waar enquêtes zijn afgenomen. Relatief unieke winkels, zoals Loods 5, trekken veel consumenten aan uit het noorden van Noord-Brabant: de regio’s Oosterhout en Waalwijk (inclusief buurgemeenten). Die regio is niet meegenomen in de enquêtes voor het Koopstromenonderzoek, waardoor de omzet miljoenen Euro’s lager lijkt te zijn dan in werkelijkheid. De provincie negeert deze bezwaren en verlangt dat het DPO wordt opgezet uitgaande van de resultaten van het KSO.
3. DPO uitgaande van koopstromen uit het KSO Te verwachten totale winkelomzet woonboulevard Afgaande op de voortdurende investeringen op de woonboulevard moet ervan worden uitgegaan dat de winkels op de woonboulevard minimaal volgens het landelijke gemiddelde presteren. De totale winkelomzet in de relevante branches (wonen, plant & dier, doe-het-zelf) zal in de huidige situatie daarom uitkomen op € 64 mln. per jaar. Zie tabel 2. Tabel 2 Omzet detailhandel woonboulevard Nijverwaard volgens landelijke gemiddelden (detailhandel.info, 2014) omvang (m² wvo)
omzet per m² wvo
totaal omzet
plant en dier
1.526
€ 1.077
€ 1,6 mln.
doe-het-zelf wonen
1.704 57.859
€ 1.338 € 1.043
€ 2,3 mln. € 60,4 mln.
totaal
61.089
€ 1.048
€ 64.000.000
Marktaandelen woonboulevard in gemeenten in de regio Het KSO geeft geen inzicht in de koopstromen – uitgedrukt als koopkrachtbinding en koopkrachttoevloeiing – voor de woonboulevard Sliedrecht. Het enige dat wordt gegeven is het aandeel per gemeente in de totale winkelomzet op de woonboulevard. In tabel 3 is dit aandeel (%) per gemeente weergegeven. Tabel 3 Berekening marktaandeel woonboulevard per gemeente
Sliedrecht Papendrecht Molenwaard Hardinxveld-Giessendam Dordrecht Alblasserdam Giessenlanden Rotterdam Ridderkerk Werkendam Zwijndrecht Hendrik-Ido-Ambacht Gorinchem
inwoners totale bestedingen aandeel in omzet: aandeel in omzet: marktaandeel (CBS, 2014) (detailhandel,info) % (KSO, 2011) € woonboulevard 24.528 € 19.205.424 24,6% € 15.744.000 82,0% 32.117 € 25.147.611 15,0% € 9.600.000 38,2% 29.032 € 22.732.056 10,4% € 6.656.000 29,3% 17.758 € 13.904.514 9,0% € 5.760.000 41,4% 118.691 € 92.935.053 7,9% € 5.056.000 5,4% 19.801 € 15.504.183 5,8% € 3.712.000 23,9% 14.442 € 11.308.086 4,7% € 3.008.000 26,6% 618.357 € 484.173.531 3,5% € 2.240.000 0,5% 45.253 € 35.433.099 3,2% € 2.048.000 5,8% 26.387 € 20.661.021 2,8% € 1.792.000 8,7% 44.547 € 34.880.301 2,2% € 1.408.000 4,0% 28.911 € 22.637.313 2,2% € 1.408.000 6,2% 35.242 € 27.594.486 1,7% € 1.088.000 3,9%
blz. 2
Lingewaal Woudrichem Zoetermeer Drimmelen Barendrecht Schoonhoven Schiedam Lansingerland Spijkenisse Binnenmaas overig Nederland
inwoners totale bestedingen aandeel in omzet aandeel in omzet marktaandeel (CBS, 2014) (detailhandel,info) % (KSO, 2011) € woonboulevard 11.060 € 8.659.980 1,1% € 704.000 8,1% 14.425 € 11.294.775 0,8% € 512.000 4,5% 123.561 € 96.748.263 0,7% € 448.000 0,5% 26.695 € 20.902.185 0,6% € 384.000 1,8% 47.377 € 37.096.191 0,4% € 256.000 0,7% 11.903 € 9.320.049 0,4% € 256.000 2,7% 76.450 € 59.860.350 0,4% € 256.000 0,4% 57.122 € 44.726.526 0,4% € 256.000 0,6% 72.561 € 56.815.263 0,3% € 192.000 0,3% 28.710 € 22.479.930 0,3% € 192.000 0,9% 1,8% 0,01% 15.304.359 € 11.983.313.097 € 1.152.000
Verdeling in verzorgingsgebieden Uit de marktaandelen (rechterkolom) in tabel 3 is een primair en een overig verzorgingsgebied te bepalen: Het primair verzorgingsgebied betreft de gemeenten waar het marktaandeel (afgerond) 5% of hoger is. De andere gemeenten en ‘overige Nederland’ is het overige verzorgingsgebied. In tabel 4 is de indeling met de relevante totalen weergegeven. Tabel 4 Onderverdeling verzorgingsgebied woonboulevard Sliedrecht
Sliedrecht Hardinxveld-Giessendam Papendrecht Molenwaard Giessenlanden Alblasserdam Werkendam Lingewaal Hendrik-Ido-Ambacht Ridderkerk Dordrecht Woudrichem totaal primair verzorgingsgebied Zwijndrecht Gorinchem Schoonhoven Drimmelen Binnenmaas Barendrecht Lansingerland Zoetermeer Rotterdam Schiedam Spijkenisse totaal secundair verzorgingsgebied overig Nederland totaal overig verzorgingsgebied
marktaandeel bestedingen op woonboulevard inwoners woonboulevard 82,3% 24.528 € 15.744.000 41,6% 17.758 € 5.760.000 38,3% 32.117 € 9.600.000 29,4% 29.032 € 6.656.000 26,7% 14.442 € 3.008.000 24,0% 19.801 € 3.712.000 8,7% 26.387 € 1.792.000 8,2% 11.060 € 704.000 6,2% 28.911 € 1.408.000 5,8% 45.253 € 2.048.000 5,5% 118.691 € 5.056.000 4,6% 14.425 € 512.000 18,7% 382.405 56.000.000 4,1% 44.547 € 1.408.000 4,0% 35.242 € 1.088.000 2,8% 11.903 € 256.000 1,8% 26.695 € 384.000 0,9% 28.710 € 192.000 0,7% 47.377 € 256.000 0,6% 57.122 € 256.000 0,5% 123.561 € 448.000 0,5% 618.357 € 2.240.000 0,4% 76.450 € 256.000 0,3% 72.561 € 192.000 0,8% 1.142.525 € 6.976.000 nvt nvt € 1.152.000 nvt nvt € 8.128.000
blz. 3
De beide marktgebieden uit tabel 4 zijn in figuur 1 weergegeven op kaart.
Figuur 1 Marktgebieden woonboulevard Nijverwaard uitgaande van KSO (2011) Berekening marktomstandigheden Met bovenstaande gegevens kan de berekening van de huidige marktomstandigheden op de woonboulevard worden gemaakt uitgaande van de koopstromen uit het KSO (2011). In tabel 5 is deze berekening gemaakt. Tabel 5 Berekening huidige marktomstandigheden 2014 inwoners primair verzorgingsgebied toonbankbestedingen woonboulevard bestedingspotentieel primair verzorgingsgebied koopkrachtbinding % gebonden bestedingen koopkrachttoevloeiing van overig verzorgingsgebied % omzet uit toevloeiing totale winkelomzet woonboulevard gemiddelde omzet per m² wvo te verwachten omvang woonboulevard aanwezige omvang woonboulevard verschil lokale markt ten opzichte van gemiddelde ruimte voor ontwikkeling
382.405 € 783 € 299.420.000 19% € 56.000.000 13% € 8.130.000 € 64.130.000 € 1.048 61.213 61.089 +0,2% +124
bron tabel 4 Detailhandel.info berekend berekend tabel 4 berekend tabel 4 berekend Detailhandel.info berekend Locatus, 2014 berekend berekend
Uit tabel 5 volgt dat de marktomstandigheden op de woonboulevard in evenwicht zijn. Dit geeft voldoende ruimte voor economisch-duurzaam functioneren voor de aanwezige detailhandel in de huidige situatie. Het bestemmingsplan is echter gericht op de toekomst en niet op de huidige status quo. In navolgende wordt daarom bepaald wat de mogelijkheden zijn voor de toekomstige ontwikkeling van de woonboulevard.
blz. 4
Toekomst woonboulevard Nijverwaard Bevolkingsgroei in relevante regio Er wordt voor de toekomst rekening gehouden met groei van de bevolking in het primair verzorgingsgebied. De omvang van de bevolking van dit gebied groeit van 382.405 inwoners in 2014, naar 387.720 inwoners in 2020 en 390.219 inwoners in 2025 (bron: Primos, 2014). Ontwikkeling koopstromen verzorgingsgebied Verder wordt rekening gehouden met een hoger marktaandeel in het primaire verzorgingsgebied, omdat het gemeentelijke en regionale beleid is gericht op de ontwikkeling en versterking van woonboulevard Nijverwaard tot de belangrijkste woonboulevard van de regio Zuid-Holland Zuid. Een koopkrachtbinding (= marktaandeel) van 25% binnen het primaire verzorgingsgebied wordt haalbaar geacht. Door de groei en ruimtelijke versterking van Nijverwaard wordt deze woonboulevard nog aantrekkelijk om te bezoeken vanuit een groter gebied. In de toekomst zal naar verwachting minimaal één op de vijf bezoekers aan de woonboulevard afkomstig zijn van buiten het primaire verzorgingsgebied. Een koopkrachttoevloeiing van 20% is daarom haalbaar – en dat sluit ook beter aan bij het grote marktbereik van een woonboulevard van deze omvang en met unieke winkels als Loods 5 als grote trekker. Dit betekent ook dat het gebied waarvandaan koopkracht toevloeit groter wordt dan uit het KSO (2011) naar voren komt. De omvang van het toekomstige verzorgingsgebied is weergegeven in figuur 2. Dit verzorgingsgebied is gebaseerd op de bevindingen uit “Toekomst van woonboulevards in Nederland (Kooijman, 2013)”, “Planning van winkels en winkelgebieden in Nederland (Evers, Kooijman & Van der Krabben, 2011)” en “Leegstand is geen drama (FD, 29 december 2014)”.
Figuur 2 Passend en ook haalbaar verzorgingsgebied woonboulevard Nijverwaard (geel) vergeleken met verzorgingsgebied volgens resultaten KSO, 2011 (paars) Toekomstige marktomstandigheden In tabel 6 zijn de toekomstige marktomstandigheden weergegeven op de woonboulevard Nijverwaard uitgaande van bovenstaande uitgangspunten (groeiende bevolking en versterking koopstromen).
blz. 5
Tabel 6 Toekomstige marktomstandigheden woonboulevard Sliedrecht 2014 inwoners primair verzorgingsgebied toonbankbestedingen woonboulevard bestedingspotentieel primair verzorgingsgebied koopkrachtbinding % gebonden bestedingen koopkrachttoevloeiing van overig verzorgingsgebied % omzet uit toevloeiing totale winkelomzet woonboulevard gemiddelde omzet per m² wvo te verwachten omvang woonboulevard aanwezige omvang woonboulevard verschil lokale markt ten opzichte van gemiddelde ruimte voor ontwikkeling
2020 382.405 € 783 € 299.420.000 19% € 56.000.000 13% € 8.130.000 € 64.130.000 € 1.048 61.213 61.089 0,2% 124
2025 387.720 € 783 € 303.580.000 25% € 75.900.000 20% € 18.980.000 € 94.880.000 € 1.048 90.564 61.089 48,3% 29.000
390.219 € 783 € 305.540.000 25% € 76.390.000 20% € 19.100.000 € 95.490.000 € 1.048 91.147 61.089 49,2% 30.000
Uit de berekening van de toekomstige marktomstandigheden komt naar voren dat de woonboulevard door de groei van de bevolking en de verbeterde marktpositie kan groeien met minimaal 30.000 m² wvo. Dit komt neer op 37.500 m² bvo. Dat komt overeen met het oppervlak van de twee ongebruikte percelen (Connexion-locatie en Leef-locatie) die in het bestemmingsplan direct bestemd zijn voor detailhandel. Totale behoefte aan ruimte voor detailhandel in de woonboulevardzone De passende en haalbare marktomstandigheden voor de woonboulevard geven een ruimte voor ontwikkeling van 37.500 m² bvo. In dit oppervlak is nog geen rekening gehouden met de ruimte die nodig is voor de beleidsmatig gewenste concentratie van het regionale PDV-winkelaanbod op Nijverwaard. In het DPO bij het bestemmingsplan is dit eerder bepaald op minimaal 28.000 m² bvo. De totale behoefte aan ruimte op woonboulevard Nijverwaard is dus 65.500 m² bvo (37.500 + 28.000). Het bestemmingsplan biedt in potentie ruimte voor de ontwikkeling 77.751 m² bvo detailhandel in de relevante branches. Ongeveer de helft van deze ruimte bevindt zich op bedrijfspercelen waarop een wijzigingsbevoegdheid is neergelegd. De ‘extra’ ruimte à 12.251 m² bvo (77.751 – 65.500) is nodig voor enige flexibiliteit, omdat onzeker is of en wanneer de bedrijfspercelen beschikbaar komen binnen de bestemmingsplanperiode. Conclusie Geconcludeerd wordt dat ook wanneer de koopstromen uit KSO (2011) als uitgangspunt worden genomen, er voldoende behoefte bestaat aan de ontwikkeling van detailhandel op woonboulevard Nijverwaard. Rekening houdend met de dynamische aspecten – de bevolkingsgroei, de versterking van de regionale marktpositie en de concentratie van verspreide PDV-winkels op Nijverwaard – is er behoefte aan de ontwikkeling van minimaal 65.500 m² bvo detailhandel in de komende bestemmingsplanperiode. Uit het leegstandsonderzoek volgt dat realisatie van dit oppervlak geen onaanvaardbare toename van de leegstand tot gevolg heeft. Er blijft dan ook sprake van een aanvaardbaar woon-, leef- en ondernemersklimaat.
blz. 6
Regels
96
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
97
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.2 plan het bestemmingsplan Nijverwaard als vervat in het GML‐bestand NL.IMRO.0610.BPNijverwaard05‐3001 van de gemeente Sliedrecht. 1.3 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.4 bouwen plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk. 1.5 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. 1.6 hoofdgebouw een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.7 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.8 pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig‐constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.9 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.10 aan‐ en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
98
1.11 aan‐huis‐gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.12 achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. 1.13 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.14 bedrijf een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen. 1.15 bedrijfs‐ of dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein. 1.16 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.17 bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.18 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.19 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.20 Bevi‐inrichting bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.21 bevoegd gezag het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.22 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.23 bouwmarkt een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe‐het‐zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden. 1.24 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
99
1.25 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 1.26 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.27 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.28 bruto vloeroppervlak de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de buitenste opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of ruimten omhult 1.29 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.30 dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 1.31 dakopbouw een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst. 1.32 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. 1.33 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.34 grootschalige detailhandel detailhandel in de volgende categorieën: a. detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand‐ en explosiegevaarlijke goederen; b. tuincentra met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; c. bouwmarkten met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; ; d. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's;
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
100
1.35 horecabedrijf het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden: a. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is; b. restaurant: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken daaraan ondergeschikt is; c. dagzaak: een horecabedrijf, dat voor wat betreft openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsbedrijven, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiehuis, koffieshop en ijssalon; d. cafetaria: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kleine eetwaren, niet zijnde maaltijden; e. cafés, bars, avond‐ en nachtgelegenheid: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen. 1.36 kantoor een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.38 NEN door de Stichting Nederlands Normalisatie‐instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan. 1.39 netto verkoopvloeroppervlak oppervlakte van het gedeelte van een winkel dat toegankelijk is voor het publiek en waar de producten voor verkoop en verhuur zijn uitgestald; 1.40 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.41 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak. 1.42 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. 1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
101
1.44 tuincentrum detailhandelsvestiging met een assortiment van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, attributen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, balkons en terrassen waaronder tuinmeubilair, alsmede de daarbij benodigde hulpmaterialen; 1.45 verkoopvloeroppervlakte de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten. 1.46 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.47 Wgh‐inrichting bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.48 woonwagen een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 1.49 zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor‐ en achtergevel.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
102
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.2 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren. 2.4 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.5 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.6 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.7 vloeroppervlakte de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
103
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 t/m 4': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein': aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 1 specifieke vorm van bedrijf - 2 specifieke vorm van bedrijf - 3 specifieke vorm van bedrijf - 4
SBI-code (2008) 271, 273 259, 331 222.2 2562, 3311.1
uit ten hoogste milieucategorie 4.1 3.2 4.2 3.2
g.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gas', tevens een gasdrukregel- en meetstation; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf', tevens een gemeentewerf met de SBI-code 381.B met de milieucategorie 3.1; i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning; j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens bestaande detailhandel in sport, vrije tijd en kampeermiddelen; k. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig', tevens grootschalige detailhandel; l. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening; m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - indoorspeeltuin', tevens een indoorspeeltuin n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel met een assortiment dat aansluit bij de voorziening en een autowasstraat; o. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met daarbij behorende andere detailhandel met een assortiment dat aansluit bij de voorziening en een autowasstraat; p. webshops zonder balie-, showroom-, etalage- en afhaalfunctie;
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
104
q. r.
ter plaatse van de aanduiding 'zend‐/ontvangstinstallatie' een zend‐ en ontvangstinstallatie ten behoeve van telecommunicatie; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad‐ en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; d. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m. 3.2.2 Bedrijfswoningen a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste 1 bedrijfswoning per aanduiding toegestaan; b. bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een inhoud van ten hoogste 500 m³; c. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte. 3.2.3 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning worden ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel gebouwd; c. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bedrijfswoning ten hoogste 100 m², met dien verstande dat de gronden gelegen op het zij‐ en achtererf voor 50% onbebouwd dienen te blijven; d. de bouwhoogte van aanbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, vermeerderd met 0,3 m; e. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op een zijerf ten hoogste 5 m; f. de goothoogte van aanbouwen op een zijerf bedraagt ten hoogste 3 m; g. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3 m; h. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 5 m; i. de diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 4 m; j. de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
105
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; c. de bouwhoogte van kranen en hijsinstallaties, bedraagt ten hoogste 9 m; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ schoorsteen', bedraagt de bouwhoogte van schoorstenen ten hoogste 20 m; e. de bouwhoogte zend‐ en ontvangstinstallatie bedraagt ten hoogste 60 m; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 3.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan; d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 3.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; f. ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg' en 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 200 m²; g. ondergeschikte detailhandel is toegestaan in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen; h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig' is verkoop van nevenassortiment toegestaan, met dien verstande dat: 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment; 2. het netto verkoopvloeroppervlak van nevenassortiment niet meer dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak van het totaal bedraagt; i. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en hebben een inhoud van ten hoogste 500 m³. 3.4 Afwijken van de gebruiksregels 3.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd. 3.4.2 Afwijken ten behoeve van grootschalige detailhandel Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone ‐ ontheffingsgebied' bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 en grootschalige detailhandel in de branches auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand‐ en explosiegevaarlijke goederen toe te staan, mits er voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
106
3.5 Wijzigingsbevoegdheid 3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel in de woonbranche a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone wijzigingsgebied woonboulevard' de gronden met de bestemming Bedrijf geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Detailhandel ten behoeve van de vestiging van grootschalige detailhandel in de branches: 1. tuincentra met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; 2. bouwmarkten met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; 3. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's. b. Het bestemmingsplan kan uitsluitend worden gewijzigd mits er voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht en de toename in de hoogte van het groeprsico is onderzocht en verantwoord.` 3.5.2 Wijzigingsbevoegdheid detailhandel a. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van concentratie van detailhandel in de woonbranche de aanduiding 'detailhandel' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien het bestaande gebruik als detailhandel langer dan één jaar is gestaakt. a. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van concentratie van detailhandel in de woonbranche de aanduiding 'detailhandel grootschalig' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien het bestaande gebruik als detailhandel langer dan één jaar is gestaakt.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
107
Artikel 4
Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. grootschalige detailhandel in de branches: 1. tuincentra met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; 2. bouwmarkten met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; 3. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's; b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens bestaande detailhandel in elektronica; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke van maatschappelijk - trainingsbureau', tevens onderwijs in de vorm van een trainingsbureau; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning- indoorspeeltuin', tevens een indoorspeeltuin; e. horecabedrijven in de vorm van een dagzaak of cafetaria; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen. 4.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 4.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; d. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 25 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 4.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. verkoop van nevenassortiment is toegestaan, met dien verstande dat: 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment; 2. het netto vloeroppervlak van nevenassortiment niet meer dan 20% van het netto vloeroppervlak van het totaal bedraagt.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
108
4.4 Wijzigingsbevoegdheid 4.4.1 Wijzigingsbevoegdheid bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Bedrijf indien blijkt dat voor het perceel geen invulling met detailhandel in de woonbranche mogelijk is. 4.4.2 Wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van concentratie van detailhandel in de woonbranche de aanduiding 'detailhandel' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien het bestaande gebruik als detailhandel langer dan één jaar is gestaakt.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 5
109
Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd ' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; b. kantoren; c. grootschalige detailhandel in de branches: 1. tuincentra met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; 2. bouwmarkten met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; 3. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen. 5.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 5.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 5.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 3.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; d. Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan; e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; f. ondergeschikte detailhandel is toegestaan in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen; g. het perceeloppervlak kantoren (niet zijnde kantoorvloeroppervlak als bedoeld onder 5.3 sub c) bedraagt 3100 m2;
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
110
5.4 Afwijken van de gebruiksregels 5.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd. 5.4.2 Afwijken ten behoeve van grootschalige detailhandel Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone ‐ ontheffingsgebied' bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 en grootschalige detailhandel in de branches auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand‐ en explosiegevaarlijke goederen toe te staan, mits er voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 6
111
Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen en voet‐ en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen. 6.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ reclamebord', bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 6 m; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ reclamemast' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 40 m. 6.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van verkeersdoeleinden en parkeren, mits voorzien wordt in voldoende watercompensatie.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
112
Artikel 7
Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen. 7.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 7.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak. 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 8
113
Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet‐ en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame‐uitingen en water. 8.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 6 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
114
Artikel 9
Verkeer ‐ Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer ‐ Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen; b. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', tevens kruisingen met wegen en water; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en verkeersvoorzieningen. 9.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 6 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 10
115
Verkeer ‐ Rijksweg
10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer ‐ Rijksweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, in‐ en uitvoegstroken, voet‐ en fietspaden; b. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', tevens kruisingen met railverkeer; c. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', tevens kruisingen met verkeer; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame‐uitingen en water. 10.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 10 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
116
Artikel 11
Water
11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water ten behoeve van de waterhuishouding; b. groen; c. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer. 11.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m. 11.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van verkeersdoeleinden en parkeren, mits: a. wordt voorzien in voldoende watercompensatie; b. het watersysteem en de aan‐ en afvoer van water niet in onevenredige mate verslechtert; c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 12
117
Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 12.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 12.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het aantal woningen, zoals aanwezig ten tijde van het in werking treden van dit plan, mag niet worden vergroot; c. de inhoudsmaat van een hoofdgebouw zoals aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan mag niet worden vergroot, behalve door middel van dakkapellen, door middel van dak‐ en gevelopbouwen waar dat op de verbeelding is aangegeven, aanbouwen die op grond van lid 12.2.2 zijn toegestaan en als gevolg van vervangende nieuwbouw; d. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand; e. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte; f. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd in of maximaal 5 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak; g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; h. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte. 12.2.2 Aan‐ en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevel gebouwd en op ten minste 1 m uit de zijerfgrens indien deze grenst aan de openbare weg; c. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 100 m², met dien verstande dat de gronden gelegen op het achter‐ en zijerf voor 50% onbebouwd dienen te blijven; d. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, vermeerderd met 0,3 m; e. in afwijking van het bepaalde onder d, bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op het zijerf ten hoogste 5 m en de goothoogte niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,3 m; f. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m; g. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m; h. de diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 4 m; i. de voorgevellijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits uitsluitend op de begane grondlaag wordt gebouwd; j. de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 2 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
118
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m; c. de bouwhoogte van masten en palen bedraagt niet meer dan 7 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 12.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan. 12.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en de bestemming Wonen wijzigen in de bestemming Bedrijf of Detailhandel.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 13
119
Wonen ‐ Woonwagens
13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen ‐ Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woonwagens; b. aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 13.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend standplaatsen voor woonwagens worden gebouwd, alsmede daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. de afstand tussen standplaatsen bedraagt ten minste 5 m; c. de bouwhoogte van woonwagens bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; d. de goothoogte van woonwagens bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; f. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m; g. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt per standplaats ten hoogste 40 m²; h. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 13.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. er mogen niet meer dan 10 woonwagens worden geplaatst; b. het oppervlakte per woonwagen bedraagt niet meer dan 100 m²; c. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woonwagen met een maximum van 40 m²; d. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
120
Artikel 14
Leiding ‐ Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding ‐ Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar. 14.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 14.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 14.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten. 14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 14.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding ‐ Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 14.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 14.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 14.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Artikel 15
121
Leiding ‐ Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding ‐ Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolwaterpersleiding. 15.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 15.3 Afwijken van de bouwregels Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 15.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding ‐ Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. 15.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 15.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
122
Artikel 16
Waterstaat ‐ Waterberging
16.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat ‐ Waterberging' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor: a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. 16.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd. 16.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 16.2 onder c beslissen – middels een omgevingsvergunning – met inachtneming van het volgende: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
123
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 17
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18
Algemene bouwregels
18.1 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 18.2 Bestaande maten a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing. 18.3 Parkeren Er dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
124
Artikel 19
Algemene aanduidingsregels
19.1 Veiligheidszone ‐ Bedrijf a. In tegenstelling tot de andere geldende bestemmingen zijn ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone ‐ bedrijf 1 zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan. b. In tegenstelling tot de andere geldende bestemmingen zijn ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone ‐ bedrijf 2' zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. c. In tegenstelling tot de andere geldende bestemmingen zijn ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone ‐ bevi' zijn geen kwetsbare en nieuwe beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
Artikel 20
Algemene afwijkingsregels
Maten en bouwgrenzen Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 22
Overige regels
Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
125
Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels
Artikel 23
Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 23.2 Overgangsrecht gebruik Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
126
Artikel 24
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Nijverwaard'.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
bijlagen bij de Regels
128
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
129
Bijlage 1 SvB 'bedrijventerrein'
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
130
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.17426.00
Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag
w j B C D L Z R
week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) V Vuurwerkbesluit van toepassing G/P verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
1
GEUR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008 G G VNG-nr.
SBI-1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
2
30
10
30
C
10
30
2
100
10
30
C
10
100
3.2
1 G
bloembollendroog- en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
30
2
1 G
witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
10
30
2
1 G
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
30
10
30
C
0
30
2
1 G
100
0
100
C
50
100
3.2
2 G
50
0
50
C
10
50
3.1
1 G
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
vetsmelterijen
700
0
100
C
30
-
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
101
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
101
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
01
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0112
011, 012, 013, 016
0
Tuinbouw:
0112
0113
4
-
champignonkwekerijen (algemeen)
0112
0113
5
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112
0163
6
-
0112
011
7
-
014
016
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
016
1
-
014
016
2
-
014
016
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
014
016
3
-
014
016
4
-
0142
0162
05
03
0501.1
0311
Zeevisserijbedrijven
0501.2
0312
Binnenvisserijbedrijven
0502
032
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
032
1
-
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
0502
032
2
-
visteeltbedrijven
15
10, 11
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
101, 102
1
-
151
101
2
-
151
101
3
151
101
151 151
KI-stations -
D
1 G
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN R
R
100
3.2
2 G
700
D
5.2
2 G
R
300
4.2
2 G
R
100
3.2
2 G
30
50
3.1
1 G
10
50
3.1
1 G
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
151
101, 102
7
-
151
108
8
-
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
VERKEER
INDICES
STOF
loonslachterijen
AFSTANDEN IN METERS GEUR
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
50
0
50
10
50
3.1
1 G
50
0
50
10
50
3.1
2 G
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
3
152
102
0
vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven:
152
102
1
-
drogen
700
100
200
C
30
700
5.2
2 G
152
102
2
-
conserveren
200
0
100
C
30
200
4.1
2 G
152
102
3
-
roken
300
0
50
C
0
300
4.2
1 G
152
102
4
-
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2
2 G
152
102
5
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2
1 G
152
102
6
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
50
10
30
10
50
3.1
1 G
1531
1031
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
1031
1
-
vervaardiging van aardappelproducten
300
30
200
1531
1031
2
-
vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
50
10
50
1532,1533
1032, 1039
0
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532,1533
1032, 1039
1
-
jam
50
10
100
C
1532,1533
1032, 1039
2
-
groente algemeen
50
10
100
C
1532,1533
1032, 1039
3
-
met koolsoorten
100
10
100
1532,1533
1032, 1039
4
-
met drogerijen
300
10
1532,1533
1032, 1039
5
-
met uienconservering (zoutinleggerij)
300
1541
104101
0
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
104101
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1541
104101
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1542
104102
0
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
104102
1
-
1542
104102
2
-
1543
1042
0
Margarinefabrieken:
1543
1042
1
-
1543
1042
2
-
1551
1051
0
Zuivelproducten fabrieken:
1551
1051
1
-
1551
1051
2
-
C
D
50
R
300
4.2
2 G
50
R
50
3.1
1 G
10
100
3.2
1 G
10
100
3.2
2 G
C
10
100
3.2
2 G
200
C
30
300
4.2
2 G
10
100
C
10
300
4.2
2 G
200
30
100
C
300
50
300
C
p.c. < 250.000 ton/jaar
200
10
100
C
p.c. >= 250.000 ton/jaar
300
10
300
C
p.c. < 250.000 ton/jaar
100
10
200
C
p.c. >= 250.000 ton/jaar
200
10
300
C
Z
gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
500
C
geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
200
30
500
C
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
100
R
200
4.1
3 G
200
R
300
4.2
3 G
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
Z
Z
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
3
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
1051
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
1551
1051
5
-
1552
1052
1552
R
100
3.2
2 G
50
R
300
4.2
3 G
C
50
R
300
4.2
3 G
C
50
R
100
3.2
2 G
30
2
1 G
R
300
4.2
2 G
R
200
4.1
2 G
4.1
2 G
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
50
50
0
100
C
100
0
300
C
overige zuivelproductenfabrieken
50
50
300
1
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
0
100
1052
2
-
10
0
30
1561
1061
0
Meelfabrieken:
1561
1061
1
-
p.c. >= 500 ton/uur
200
100
300
C
100
1561
1061
2
-
p.c. < 500 ton/uur
100
50
200
C
50
1561
1061
50
100
200
C
50
1562
1062
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1062
1
-
p.c. < 10 ton/uur
200
50
200
C
1562
1062
2
-
p.c. >= 10 ton/uur
300
100
300
C
1571
1091
0
Veevoerfabrieken:
1571
1091
1
-
destructiebedrijven
700
30
200
C
50
1571
1091
2
-
beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek
700
100
100
C
30
1571
1091
3
-
300
100
200
C
30
1571
1091
4
-
700
200
300
C
50
1571
1091
5
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
50
200
C
1571
1091
6
-
mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
300
100
300
C
1572
1092
Vervaardiging van voer voor huisdieren
200
100
200
C
30
1581
1071
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1
-
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
30
10
30
C
10
1581
1071
2
-
v.c. >= 7.500 kg meel/week
100
30
100
C
30
1582
1072
Banket, biscuit- en koekfabrieken
100
10
100
C
30
1583
1081
0
Suikerfabrieken:
1583
1081
1
-
v.c. < 2.500 ton/jaar
1583
1081
2
-
v.c. >= 2.500 ton/jaar
1584
10821
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
10821
1
-
consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
Grutterswarenfabrieken
cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²
INDICES VERKEER
1051
1551
AFSTANDEN IN METERS CATEGORIE
1551
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-2008
GEVAAR
SBI-1993
GELUID
4
Z
0
500
100
300
C
1000
200
700
C
500
50
100
Z
Z
Z
200
30
R
200
4.1
1 G
50
R
300
4.2
2 G
R
30 Z
Z
D
50
R
700
D
5.2
3 G
700
D
5.2
3 G
300
4.2
2 G
700
5.2
3 G
200
4.1
3 G
300
4.2
3 G
200
4.1
2 G
30
2
1 G
100
3.2
2 G
100
3.2
2 G
100
R
500
5.1
2 G
200
R
1000
5.3
3 G
50
R
500
5.1
2 G
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
SBI-1993
SBI-2008
1584
10821
2
-
1584
10821
3
-
1584
10821
4
1584
10821
5
1584
10821
6
1585
1073
1586
1083
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1083
1
-
1586
1083
2
-
1587
108401
1589
CATEGORIE
VERKEER
30
50
30
100
3.2
2 G
30
10
30
10
30
2
1 G
300
30
50
30
R
300
4.2
2 G
-
suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m²
100
30
50
30
R
100
3.2
2 G
-
suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
50
30
10
10
50
3.1
2 G
koffiebranderijen
500
30
200
10
500
5.1
2 G
theepakkerijen
100
10
30
10
100
3.2
2 G
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
50
10
200
4.1
2 G
1089
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
4.1
2 G
1589.1
1089
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
200
4.1
2 G
1589.2
1089
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1089
1
-
zonder poederdrogen
100
10
50
10
100
3.2
2 G
1589.2
1089
2
-
met poederdrogen
300
50
50
50
300
4.2
2 G
1589.2
1089
Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
50
30
200
4.1
2 G
1591
110101
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
C
30
300
4.2
2 G
1592
110102
0
Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
1592
110102
1
-
p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1
1 G
1592
110102
2
-
p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2
2 G
10
0
30
C
0
30
2
1 G
300
4.2
2 G
300
4.2
2 G
100
3.2
3 G
200
4.1
2 G
Deegwarenfabrieken
GELUID
GEVAAR
100
-
cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² suikerwerkfabrieken met suikerbranden
G G VNG-nr.
GROOTSTE AFSTAND
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
5
C
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
1596
1105
Bierbrouwerijen
300
30
100
C
50
1597
1106
Mouterijen
300
50
100
C
30
1598
1107
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
100
16
12
160
120
200
30
50
-
50
R
R
R R
D
D
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
C
30
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
131
172
132
0
Weven van textiel:
172
132
1
-
172
132
2
-
173
133
174,175
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
10
50
100
aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
Textielveredelingsbedrijven
50
0
139
Vervaardiging van textielwaren
10
1751
1393
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
176,177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
18
14
181
141
Vervaardiging kleding van leer
182
141
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer)
183
142, 151
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
19
15
191
151, 152
Lederfabrieken
192
151
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
193
152
Schoenenfabrieken
20
16
2010.1
16101
2010.2
16102
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
16102
1
-
met creosootolie
2010.2
16102
2
-
met zoutoplossingen
202
1621
203,204,205
162
0
203,204,205
162
1
-
-
-
30
100
3.2
2 G
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
-
INDICES VERKEER
13
171
AFSTANDEN IN METERS CATEGORIE
17
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-2008
GEVAAR
SBI-1993
GELUID
6
0
100
3.2
2 G
50
300
4.2
3 G
50
10
50
3.1
2 G
0
50
10
50
3.1
1 G
100
30
200
10
200
4.1
2 G
0
10
50
10
50
3.1
1 G
30
0
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
10
30
2
2 G
50
10
10
10
50
3.1
1 G
300
30
100
10
300
4.2
2 G
50
10
30
10
50
3.1
2 G
50
10
50
10
50
3.1
2 G
0
50
100
50
100
3.2
2 G
200
30
50
10
200
4.1
2 G
10
30
50
10
50
3.1
2 G
100
30
100
10
100
3.2
3 G
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
0
30
100
0
100
3.2
2 G
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
0
30
50
0
50
3.1
1 G
Z
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING) D
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE Houtzagerijen
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
R
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
17
2111
1711
2112
1712
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1712
1
-
p.c. < 3 ton/uur
2112
1712
2
-
p.c. 3 - 15 ton/uur
2112
1712
3
-
p.c. >= 15 ton/uur
212
172
2121.2
17212
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
17212
1
-
2121.2
17212
2
-
22
18
-
2221
1811
2222 2222.6
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
10
30
200
100
200
C
50
30
50
C
100
50
200
C
Z
200
100
300
C
Z
30
30
100
C
p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
C
1812
Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen)
30
0
100
18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
-
0
VERKEER
21
10
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
INDICES CATEGORIE
162902
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
205
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
7
30
2
1 G
200
4.1
3 G
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
Papier- en kartonwarenfabrieken
50
R
30
R
50
3.1
1 G
50
R
200
4.1
2 G
100
R
300
4.2
3 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
200
4.1
2 G
10
100
3.2
3 G
10
100
3.2
3 G
30
0
30
2
1 P
Z
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2223
1814
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
1 G
2223
1814
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
2224
1813
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
2225
1814
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
2
2 G
223
182
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
1
1 G
23
19
231
191
Cokesfabrieken
1000
700
1000
C
Z
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
19201
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
C
Z
1500
R
1500
6
3 G
2320.2
19202
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
100
3.2
2 G
2320.2
19202
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
4.2
2 G
2320.2
19202
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
300
4.2
2 G
-
D
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
10
10
100
1500
1500
D
VERKEER
STOF
G G VNG-nr. Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
INDICES CATEGORIE
210, 212, 244
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
233
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
GEUR
8
6
1 G
24
20
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411
2011
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
2011
1
-
luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
10
0
700
C
100
R
700
5.2
3 G
2411
2011
2
-
overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
500
C
100
R
500
5.1
3 G
2411
2011
3
-
overige gassenfabrieken, explosief
100
0
500
C
300
R
500
5.1
3 G
2412
2012
200
0
200
C
200
R
200
D
4.1
3 G
2413
2012
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413
2012
1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2413
2012
2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
300
50
500
C
700
R
700
D
5.2
3 G
2414.1
20141
A0
Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
20141
A1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
20141
A2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
20141
B0
Methanolfabrieken:
2414.1
20141
B1
-
2414.1
20141
B2
-
2414.2
20149
0
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
20149
1
-
2414.2
20149
2
-
2415
Kleur- en verfstoffenfabrieken
Z
300
10
200
C
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
500
C
700
R
1000
D
5.3
2 G
p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
100
R
200
4.1
2 G
p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
200
R
300
4.2
3 G
p.c. < 50.000 ton/jaar
300
0
200
C
100
R
300
4.2
2 G
p.c. >= 50.000 ton/jaar
500
0
300
C
200
R
500
5.1
3 G
2015
Kunstmeststoffenfabrieken
500
300
500
C
500
R
500
5.1
3 G
2416
2016
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
300
C
500
R
700
5.2
3 G
242
202
0
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
202
1
-
fabricage
300
50
100
C
1000
R
1000
5.3
3 G
242
202
2
-
formulering en afvullen
100
10
30
C
500
R
500
D
5.1
2 G
243
203
300
30
200
C
300
R
300
D
4.2
3 G
2441
2110
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
2110
1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
200
10
200
C
300
R
300
4.2
1 G
2441
2110
2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
300
10
300
C
500
R
500
5.1
2 G
2442
2120
0
Farmaceutische productenfabrieken:
Verf, lak en vernisfabrieken
Z
Z
SBI-2008
STOF
2442
2120
1
-
formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
2442
2120
2
-
verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
CATEGORIE
R
GROOTSTE AFSTAND
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
9
50
3.1
2 G
30
2
2 G
VERKEER
SBI-1993
GEUR
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
2451
2041
Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
R
300
4.2
3 G
2452
2042
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
R
300
4.2
2 G
2462
2052
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
2052
1
-
zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
100
3.2
3 G
2462
2052
2
-
met dierlijke grondstoffen
500
30
100
50
500
5.1
3 G
2464
205902
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
100
3.2
3 G
2466
205903
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
50
10
50
50
R
50
3.1
3 G
2466
205903
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
4.1
2 G
247
2060
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
4.2
3 G
25
22
2511
221101
300
50
300
C
100
R
300
4.2
2 G
2512
221102
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
221102
1
-
vloeroppervlak < 100 m²
2512
221102
2
-
vloeroppervlak >= 100 m²
2513
2219
252
222
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
222
1
-
252
222
2
-
252
222
3
-
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
26
23
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
-
D
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
50
10
30
30
50
3.1
1 G
200
50
100
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
50
R
100
3.2
1 G
zonder fenolharsen
200
50
100
100
R
200
4.1
2 G
met fenolharsen
300
50
100
200
R
300
4.2
2 G
50
30
50
30
50
3.1
2 G
100
3.2
1 G
300
4.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
Rubberartikelenfabrieken
261
231
0
Glasfabrieken:
261
231
1
-
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
30
30
100
261
231
2
-
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
30
100
300
261
231
3
-
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
300
100
100
261
231
4
-
glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar
500
200
300
30 C
Z
50
R
30 C
Z
50
R
D
SBI-1993
SBI-2008
STOF
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GEUR
10
2612
231
Glas-in-loodzetterij
10
30
30
10
30
2
1 G
2615
231
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
50
3.1
1 G
262, 263
232, 234
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
232, 234
1
-
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
10
30
10
30
2
1 G
262, 263
232, 234
2
-
vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
30
50
100
30
100
3.2
2 G
264
233
A
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
30
200
200
30
200
4.1
2 G
264
233
B
Dakpannenfabrieken
50
200
200
100
R
200
4.1
2 G
2651
2351
0
Cementfabrieken:
2651
2351
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
300
500
C
30
R
500
5.1
2 G
2651
2351
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
500
1000
C
50
R
1000
5.3
3 G
2652
235201
0
Kalkfabrieken:
2652
235201
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2652
235201
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
50
R
500
5.1
3 G
2653
235202
0
Gipsfabrieken:
2653
235202
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2653
235202
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
50
R
500
5.1
3 G
2661.1
23611
0
Betonwarenfabrieken:
2661.1
23611
1
-
zonder persen, triltafels en bekistingtriller
10
100
200
30
200
4.1
2 G
2661.1
23611
2
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
30
300
4.2
2 G
2661.1
23611
3
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag
30
200
700
30
700
5.2
3 G
2661.2
23612
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
23612
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
100
30
100
3.2
2 G
2661.2
23612
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
30
300
4.2
3 G
2662
2362
50
50
100
30
100
3.2
2 G
2663, 2664
2363, 2364
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
2363, 2364
1
-
p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664
2363, 2364
2
-
p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666
2365, 2369
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
2365, 2369
1
-
p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666
2365, 2369
2
-
p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Z
Z
Z
Z
VERKEER
GEVAAR Z
CATEGORIE
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
10
100
3.2
3 G
Z
10
300
4.2
3 G
50
R
100
3.2
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
SBI-2008
CATEGORIE
VERKEER
237
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
237
1
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
3.2
1 G
267
237
2
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
3.1
1 G
267
237
3
-
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
300
4.2
1 G
267
237
4
-
met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
2 G
2681
2391
10
30
50
10
50
3.1
1 G
2682
2399
A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
2399
A1
-
p.c. < 100 ton/uur
300
100
100
2682
2399
A2
-
p.c. >= 100 ton/uur
500
200
200
2682
2399
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
2399
B1
-
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
300
C
2682
2399
B2
-
overige isolatiematerialen
200
100
100
C
2682
2399
C
Minerale productenfabrieken n.e.g.
50
50
2682
2399
D0
Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton/uur
100
2682
2399
D1
-
200
27
24
-
271
241
0
Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
241
1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
271
241
2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
GELUID
267
G G VNG-nr.
GROOTSTE AFSTAND
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS STOF
OMSCHRIJVING GEUR
SBI-1993
11
Z
D
D
30
300
4.2
3 G
Z
50
500
5.1
3 G
Z
30
300
4.2
2 G
50
200
4.1
2 G
100
50
100
3.2
2 G
50
200
30
200
4.1
3 G
100
300
50
300
4.2
3 G
Z
D
VERVAARDIGING VAN METALEN 700
500
700
1500
1000
1500
272
245
0
IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
272
245
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
500
272
245
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
1000
273
243
0
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
243
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
300
273
243
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
700
274
244
A0
Non-ferro-metaalfabrieken:
274
244
A1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
100
100
300
274
244
A2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
200
300
700
274
244
B0
Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
C
Z
200
R
700
5.2
2 G
300
R
1500
6
3 G
500
5.1
2 G
R
1000
5.3
3 G
30 Z
50 30
Z
Z
300
4.2
2 G
50
R
700
5.2
3 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
700
5.2
2 G
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
-
p.o. < 2.000 m²
B2
-
p.o. >= 2.000 m²
2751, 2752
2451, 2452
0
IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen:
2751, 2752
2451, 2452
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
2751, 2752
2451, 2452
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
2753, 2754
2453, 2454
0
Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen:
2753, 2754
2453, 2454
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
2753, 2754
2453, 2454
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
28
25, 31
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
GEUR
G G VNG-nr.
VERKEER
B1
244
INDICES CATEGORIE
244
274
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
274
OMSCHRIJVING
50
R
500
5.1
2 G
100
R
1000
5.3
3 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
STOF
12
50
50
500
200
100
1000
100
50
300
C
200
100
500
C
100
50
300
C
200
100
500
C
Z
Z
Z
281
251, 331
0
Constructiewerkplaatsen:
281
251, 331
1
-
gesloten gebouw
30
30
100
30
100
3.2
2 G
281
251, 331
1a
-
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
281
251, 331
2
-
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
281
251, 331
3
-
in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
50
200
300
30
300
4.2
3 G
2821
2529, 3311
0
Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
2529, 3311
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
50
300
2821
2529, 3311
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
2822, 2830
2521, 2530, 3311
30
30
200
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
Z
Z
30
R
300
4.2
2 G
50
R
500
5.1
3 G
30
200
4.1
2 G
284
255, 331
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
200
30
200
4.1
1 G
284
255, 331
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
100
30
100
D
3.2
2 G
284
255, 331
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2851
2561, 3311
2851 2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311
1
-
algemeen
50
50
100
50
100
3.2
2 G
2561, 3311
10
-
stralen
30
200
200
30
200
D
4.1
2 G
2851
2561, 3311
11
-
metaalharden
30
50
100
50
100
D
3.2
1 G
2851
2561, 3311
12
-
lakspuiten en moffelen
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
2851
2561, 3311
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
SBI-1993
SBI-2008
STOF
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
VERKEER
13
GEUR
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
2851
2561, 3311
3
-
thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
4
-
thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
6
-
anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
7
-
chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
8
-
emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
2851
2561, 3311
9
-
30
30
100
50
100
3.2
2 G
2852
2562, 3311
1
galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2
1 G
2852
2562, 3311
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1
1 G
287
259, 331
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
259, 331
A1
-
p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
287
259, 331
A2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
30
500
5.1
3 G
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
100
30
100
3.2
2 G
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
29
27, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
27, 28, 33
0
Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
29
27, 28, 33
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
100
30
100
D
3.2
2 G
29
27, 28, 33
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
30
200
30
200
D
4.1
3 G
29
28, 33
3
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
30
300
D
4.2
3 G
29
27, 28, 33
-
reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren = 1 MW
30
30
50
30
50
3.1
1 G
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
30
10
30
10
30
2
1 G
31
26, 27, 33
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
Z
Z
R
311
271, 331
Elektromotoren- en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
30
50
200
4.1
1 G
312
271, 273
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
200
4.1
1 G
SBI-1993
SBI-2008
STOF
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GEUR
14
313
273
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
200
100
314
272
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
315
274
Lampenfabrieken
200
30
30
300
316
293
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
3162
2790
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
1000
32
26, 33
321 t/m 323
261, 263, 264, 331
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
50
30
50
3210
2612
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
33
26, 32, 33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
30
0
34
29
341
291
0
Autofabrieken en assemblagebedrijven:
341
291
1
-
p.o. < 10.000 m²
100
10
200
341
291
2
-
p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
3420.1
29201
Carrosseriefabrieken
100
10
3420.2
29202
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
343
293
Auto-onderdelenfabrieken
35
30
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
300
4.2
2 G
30
2
1 G
1500
6
2 G
3.1
2 G
50
3.1
1 G
30
2
1 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR C
VERKEER
INDICES CATEGORIE
-
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
R R R
200
D
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN D
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
-
C
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
200
30
R
200
4.1
2 G
10
200
30
200
4.1
2 G
30
10
100
30
R
100
3.2
2 G
50
3.1
2 G
R
100
3.2
2 G
200
4.1
2 G
Z
D
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
301, 3315
1
-
houten schepen
351
301, 3315
2
-
kunststof schepen
351
301, 3315
3
-
metalen schepen < 25 m
30
30
50
10
100
50
100
50
50
100
200
30
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
SBI-1993
SBI-2008
351
301, 3315
-
metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351
301, 3315
-
onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
3511
3831
Scheepssloperijen
352
302, 317
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
302, 317
1
-
352
302, 317
2
-
353
303, 3316
0
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
303, 3316
1
-
zonder proefdraaien motoren
353
303, 3316
2
-
met proefdraaien motoren
354
309
355
3099
36
31
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
310
1
Meubelfabrieken
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
VERKEER
100
500
50
500
5.1
2 G
30
50
50
30
50
3.1
2 G
100
200
700
100
700
5.2
2 G
algemeen
50
30
100
met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
GELUID
GEVAAR
STOF
INDICES
100
G G VNG-nr. 4
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
15
C
Z
R
30
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
200
4.1
2 G
100
R
1000
5.3
2 G
R
100
3.2
2 G 2 G
Z
30
Z
50
30
200
100
30
1000
30
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10
100
30
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
100
30
100
D
3.2
50
50
100
30
100
D
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
362
321
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
364
323
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
365
324
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
3661.1
32991
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
3661.2
32999
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
3.1
2 G
37
38
371
383201
30
100
500
30
500
5.1
2 G
372
383202
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
383202
A1
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2
2 G
372
383202
A2
-
v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
3 G
372
383202
B
Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
50
300
4.2
2 G
372
383202
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
300
4.2
3 G
-
D
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders
Z
C
50
R
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERKEER
INDICES CATEGORIE
35
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
40
OMSCHRIJVING
700
5.2
2 G
500
5.1
2 G
500
5.1
1 G
R
500
5.1
1 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
100
3.2
2 G
30
2
1 P
50
3.1
1 P
50
100
3.2
1 P
Z
50
300
4.2
1 P
Z
50
500
5.1
1 P
300
4.2
1 P
500
5.1
1 P
10
1
1 P
30
2
1 P
50
3.1
1 P
50
100
3.2
1 P
10
30
2
1 P
5.3
1 G
GEVAAR
SBI-2008
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
SBI-1993
GELUID
16
100
700
700
C
Z
200
-
kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
-
gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
R
A5
-
warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth
30
30
500
C
Z
100
35
B0
Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
40
35
B1
-
100
50
100
40
35
B2
-
50
50
100
40
35
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
35
C1
-
< 10 MVA
0
0
30
C
10
40
35
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
40
35
C3
-
100 - 200 MVA
0
0
100
C
40
35
C4
-
200 - 1.000 MVA
0
0
300
C
40
35
C5
-
>= 1.000 MVA
0
0
500
C
40
35
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
35
D1
-
gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
300
C
100
40
35
D2
-
gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
500
C
200
40
35
D3
-
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
40
35
D4
-
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
40
35
D5
-
gasontvang- en -verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
40
35
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
35
E1
-
stadsverwarming
30
10
100
C
40
35
E2
-
blokverwarming
10
0
30
C
50
0
50
C
1000
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
35
A0
Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
40
35
A1
-
40
35
A2
40
35
A3
40
35
40
covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
41
36
-
41
36
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
36
A1
-
R
R
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER met chloorgas
R
1000
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
-
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
36
B1
-
41
36
B2
-
41
36
B3
-
45
41, 42, 43
45
41, 42, 43
45
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
10
0
< 1 MW
0
1 - 15 MW
0
>= 15 MW
bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
50
C
30
0
30
C
10
0
100
C
10
0
0
300
C
10
VERKEER
A2
36
INDICES CATEGORIE
36
41
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
41
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
17
50
3.1
1 G
30
2
1 P
100
3.2
1 P
300
4.2
1 P
2 G
-
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43
0
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
45
41, 42, 43
1
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
41, 42, 43
2
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
453
432
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
1 G
453
4322
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
4321
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
50
45, 47
501, 502, 504
451, 452, 454
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
501
451
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
5020.4
45204
A
Autoplaatwerkerijen
10
30
100
10
100
3.2
1 G
5020.4
45204
B
Autobeklederijen
0
0
10
10
10
1
1 G
5020.4
45204
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1
1 G
5020.5
45205
Autowasserijen
10
0
30
0
30
2
3 P
503, 504
453
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
0
0
30
10
30
2
1 P
51
46
-
GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121
4621
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
5121
4621
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
5122
4622
Bouwbedrijven/aannemers algemeen
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
Groothandel in bloemen en planten
30
30
50
100
100
300
10
10
30
Z
R
30
R
50
3.1
2 G
50
R
300
4.2
2 G
30
2
2 G
0
SBI-1993
SBI-2008
STOF
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
VERKEER
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GEUR
18
5123
4623
Groothandel in levende dieren
50
10
100
0
100
3.2
2 G
5124
4624
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
30
0
50
3.1
2 G
5125, 5131
46217, 4631
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
30
10
30
50
R
50
3.1
2 G
5132, 5133
4632, 4633
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
30
50
R
50
3.1
2 G
5134
4634
Groothandel in dranken
0
0
30
0
30
2
2 G
5135
4635
Groothandel in tabaksproducten
10
0
30
0
30
2
2 G
5136
4636
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
30
0
30
2
2 G
5137
4637
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2
2 G
5138, 5139
4638, 4639
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
514
464, 46733
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G
5148.7
46499
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
46499
1
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
2 G
5148.7
46499
2
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
5148.7
46499
5
-
munitie
0
0
30
30
30
2
2 G
30
50
3.1
2 P
100
500
5.1
3 G
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
C
INDICES
5151.1
46711
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
5151.1
46711
1
-
klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
5151.1
46711
2
-
kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
500
5151.2
46712
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
5151.2
46712
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
10
1
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
30
2
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
50
3.1
1 G
5151.2
46712
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
5151.2
46712
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
46712
3
-
tot vloeistof verdichte gassen
50
0
50
300
R
300
D
4.2
2 G
5151.2
46712
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
46712
-
bovengronds, < 2 m³
0
0
0
30
30
2
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, 2 - 8 m³
10
0
0
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, 8 - 80 m³
10
0
10
100
R
100
3.2
1 G
Z
50
SBI-1993
SBI-2008
STOF
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
19
GEUR
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
5151.2
46712
-
bovengronds, 80 - 250 m³
30
0
30
300
R
300
4.2
2 G
5151.2
46712
-
ondergronds, < 80 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1G G
5151.2
46712
-
ondergronds, 80 - 250 m³
30
0
30
200
R
200
4.1
2 G
5151.2
46712
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
5151.2
46712
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
46712
0
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
46712
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5151.2
46712
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
10
0
10
30
R
30
2
1 G
5151.2
46712
-
grote hoeveelheden (> 150 ton) en/of laag beschermingsniveau
30
0
30
500
R
500
5.1
2 G
5151.2
46712
Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
10
0
10
50
50
3.1
1 G
5151.3
46713
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
100
0
30
50
100
3.2
2 G
5152.1
46721
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
46721
1
-
opslag oppervlak < 2.000 m²
30
300
300
10
300
4.2
3 G
5152.1
46721
2
-
opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
700
10
700
5.2
3 G
5152.2 /.3
46722, 46723
0
10
100
10
100
3.2
2 G
5153
4673
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
4673
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
5153
4673
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
Groothandel in metalen en -halffabrikaten
Z
VERKEER
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
5153.4
46735
4
Zand en grind:
5153.4
46735
5
-
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
5153.4
46735
6
-
algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
5154
4674
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
4674
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
5154
4674
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
30
2
1 G
5155.1
46751
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
3.2
2 G
5155.2
46752
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
2
1 G
D
5155.2
46752
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
5155.2
46752
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5155.2
46752
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
R
30
2
1 G
5155.2
46752
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
0
0
0
500
R
500
5.1
1 G
GEUR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008 G G VNG-nr.
SBI-1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
20
5156
4676
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
2
2 G
5157
4677
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
30
100
3.2
2 G
5157
4677
1
-
10
10
50
10
50
3.1
2 G
5157.2/3
4677
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
2 G
5157.2/3
4677
1
-
10
10
50
10
50
3.1
2 G
518
466
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
466
1
-
machines voor de bouwnijverheid
0
10
100
10
100
3.2
2 G
518
466
2
-
overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
518
466
3
-
overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
519
466, 469
0
0
30
0
30
2
2 G
52
47
527
952
0
0
10
10
10
1
1 P
60
49
6022
493
Taxibedrijven
6023
493
Touringcarbedrijven
6024
494
0
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m²
6024
494
1
-
63
52
-
631
522
6312
52102, 52109
6312
52109
autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) -
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
D
VERVOER OVER LAND 0
0
30
C
0
30
2
2 P
10
0
100
C
0
100
3.2
2 G
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
0
0
50
C
30
50
3.1
2 G
Loswal
10
30
50
3.1
2 G
A
Distributiecentra, pak- en koelhuizen
30
10
50
C
50
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER 30
50 R
50
D
3.1
2 G
30
2
2 G
6321
5221
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
3.2
2 G
6321
5221
3
Caravanstalling
10
0
30
C
10
30
2
2 P
64
53
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
531, 532
0
0
30
C
0
30
2
2 P
Post- en koeriersdiensten
SBI-1993
SBI-2008
STOF
21
GEUR
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
71
77
711
7711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
712
7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
713
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
7133
7733
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
10
0
30
10
2
2 G
72
62
72
62
Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
72
58, 63
B
Datacentra
0
0
30
73
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731
721
30
10
30
74
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82
747
812
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
7481.3
74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
7484.3
82991
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
200
C
50
200
4.1
3 G
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
0
10
1
2 P
90
37, 38, 39
9001
3700
A0
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001
3700
A1
-
< 100.000 i.e.
200
10
100
C
10
200
4.1
2 G
9001
3700
A2
-
100.000 - 300.000 i.e.
300
10
200
C
Z
10
300
4.2
2 G
9001
3700
A3
-
>= 300.000 i.e.
500
10
300
C
Z
10
500
5.1
3 G
9001
3700
B
Rioolgemalen
30
0
10
C
0
30
2
1 P
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
-
-
-
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk -
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
C
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
30
2
1 P
3.1
1 P
2
2 G
30
R
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
R
D
MILIEUDIENSTVERLENING
9002.1
381
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
9002.1
381
B
Gemeentewerven (afvalinzameldepots)
30
30
50
30
R
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
C
382
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
382
A1
-
9002.2
382
A2
-
9002.2
382
A3
-
verwerking radioactief afval
9002.2
382
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
9002.2
382
A5
-
oplosmiddelterugwinning
9002.2
382
A6
-
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
9002.2
382
A7
-
verwerking fotochemisch en galvanoafval
9002.2
382
B
9002.2
382
C0
Composteerbedrijven:
9002.2
382
C1
-
9002.2
382
C2
-
9002.2
382
C3
9002.2
382
9002.2
382
300
4.2
3 G
10
500
5.1
3 G
10
100
3.2
1 G
1500
1500
6
1 G
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
30
200
200
300
mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
100
kabelbranderijen
100
50
30
0
10
200
50
10
30
10
100
0
10
30
300
200
300
10
10
30
30
300
200
300
niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
300
100
niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
-
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
C4
-
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
C5
-
gft in gesloten gebouw
Vuiloverslagstations
Vuilstortplaatsen
INDICES VERKEER
381
9002.2
AFSTANDEN IN METERS CATEGORIE
9002.1
OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND
SBI-2008
GEVAAR
SBI-1993
GELUID
22
C C
3.1
1 G
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
30
2
1 G
10
300
4.2
3 G
50
10
300
4.2
2 G
100
30
700
5.2
2 G
100
10
100
3.2
2 G
200
100
30
200
4.1
3 G
200
50
100
100
200
4.1
3 G
2 G
C
Z
50 R
50 R
R
93
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
96011
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
30
50
3.1
9301.1
96011
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
50
3.1
2 G
9301.2
96012
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
30
2
2 G
9301.3
96013
0
0
30
0
30
2
1 G
SBI 93/08/SvB b maart 2012
A
Wasverzendinrichtingen
C
R