Gemeente Sliedrecht Bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186, Sliedrecht
ID nummer:
NL.IMRO.0610.bp21bioderij-3001
Datum: Versie: Status: Opsteller:
22 juli 2010 05 vaststelling W.P. Kaandorp
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen www.introview.nl
Inhoudsopgave 1.
pagina
1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer
3 3 4 4 4
2.1 2.1.1 2.1.2 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.4
BELEIDSKADER Rijksbeleid Waterbeheer 21ste eeuw Nationaal Bestuursakkoord Water Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland Zuid Provinciale Nota Regels voor Ruimte Gemeentelijk beleid Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ‟t waoter” Conclusie
5 5 5 6 6 6 8 9 9 9
3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.4
PLANBESCHRIJVING Historie Ruimtelijke en functionele structuur Planbeschrijving Planuitbreidingen Verkeer en parkeren
10 10 10 11 12 14
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.2 4.3 4.4 4.5 4.5.1
MILIEU EN OVERIGE ASPECTEN Milieu Milieuzonering/ Wet milieubeheer Geluid Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Watertoets Archeologie Flora- en fauna Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten Kabels en leidingen
16 16 16 17 17 18 20 23 25 26 27 27
5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.4
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING Algemeen Plankaart Planregels Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels Handhaving bestemmingsplan
28 28 28 28 28 28 29 30 30
6.1 6.2 6.3
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
31 31 31 31
BIJLAGEN
34
2.
3.
4.
5.
6.
2
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding
Bioderij B.V. is een levensmiddelenbedrijf wat gemaksvoeding produceert. De inrichting bestaat uit een productiefaciliteit met kantoor. Zij ontwikkelt en produceert pannenkoeken, poffertjes en pancakes en aanverwante producten voor de consumentenmarkt. Het bedrijf is marktleider in Nederland en één van de grootste producenten in Europa. Het bedrijf is vanaf 2002 gevestigd aan de Baanhoek 186 in Sliedrecht. Hierdoor zijn de aanwezige processen en apparatuur in het kader van de Wet milieubeheer nog steeds aan te merken als moderne technologieën. In verband met een aantal wijzigingen ten opzichte van de vigerende milieuvergunning is in overleg met de gemeente Sliedrecht en de milieudienst Zuid-Holland Zuid een nieuwe, de gehele inrichting omvattende milieuvergunning aangevraagd (een revisievergunning). Op grond hiervan wordt het plaatsen van nieuwe en verhoogde schoorsteenconstructie voorgeschreven voor de uitstoot van afgassen. De nieuw te plaatsen schoorsteenconstructie dient tot circa 50 meter boven het maaiveld te worden geplaatst, zodat deze toereikend zijn om te kunnen voldoen aan de milieueisen. Daarnaast wordt een uitbreiding van kantoorruimte en bedrijfsruimten voorgestaan om de bedrijfsvoering op bedrijfseconomische gronden te kunnen continueren.
Figuur1: plangebied in zijn directe omgeving.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan ”Sliedrecht ten noorden van de Merwede”, waarin de aanwezige functies als zodanig zijn bestemd. De functieuitbreidingen zijn evenwel niet toegestaan, omdat de nieuwe schoorsteen hoger wordt dan is toegestaan. Daarnaast worden de uitbreiding van de kantoorruimte en bedrijfsruimten op 3 meter van de erfgrens gebouwd in plaats van 5 meter. Mitsdien is een herziening van het bestemmingsplan nodig om medewerking te kunnen verlenen aan de beoogde planontwikkelingen. Dit bestemmingsplan maakt de voorgenomen herinrichting van het plangebied juridisch planologisch mogelijk.
3
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt ten zuiden van de Baanhoek op het industrieterrein Baanhoek. Dit bedrijventerrein is onderdeel van het gezoneerd industriegebied “Oosteind”, gelegen binnen de gemeenten Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht. De Bioderij wordt in zuidelijke richting omsloten door de rivier de Beneden Merwede. Ten westen van het plangebied ligt de lokale ontsluitingsweg naar het kantorencomplex Merweborg met vestigingen van Ericsson en Allison Transmission. In de noordwesthoek ligt een handelsbedrijf in oude metalen. Aan de Baanhoek zelf zijn diverse bedrijven gevestigd en (verspreid staande) dijkwoningen. Ten noorden van de Baanhoek is een nieuwe woonwijk in aanbouw (Baanhoek-West). In oostelijke richting liggen de bedrijven van Teus Vlot Diesel Marine, een groep van bedrijven werkzaam op het gebied van scheepvaart. Figuur 2: Situering Plangebied.
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het betreffende plangebied geldt het volgende bestemmingsplan: Bestemmingsplan Bestemmingsplan “Sliedrecht ten noorden van de Merwede” Eerste herziening bestemmingsplan
Raadsbesluit 27 december 1971
GS-besluit 14 maart 1973
31 mei 1976
17 november 1976
Kroon KB 20 december 2004
In het vigerende bestemmingsplan heeft de huidige locatie de bestemming “doeleinden voor handel en bedrijf ”. Op grond van de planvoorschriften mogen hier gebouwen ten behoeve van bedrijf, handel en/of industrie worden gevestigd, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 70% van de oppervlakte van het bouwperceel. De afstand tot de perceelsgrens moet tenminste 5 meter bedragen en de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter. De voorgenomen planontwikkelingen zijn in strijd met de bebouwingsvoorschriften van het bestemmingplan, omdat de bebouwing in de oostelijke richting op drie meter van het bouwperceel - conform de aanwezige bedrijfsbebouwing - wordt gebouwd en de schoorsteenconstructie hoger wordt dan is toegestaan op grond van de planvoorschriften.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. Het vierde hoofdstuk omvat de milieuaspecten, waaronder ook de watertoets. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Het zesde hoofdstuk is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt met name ingegaan op de uitkomsten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
4
2.
BELEIDSKADER
2.1
Rijksbeleid
De Nota Ruimte heeft als hoofddoel: ruimte voor de ruimtevragende functies en de gerichtheid op vier algemene doelen: - versterking internationale concurrentiepositie; - bevordering krachtige steden en een vitaal platteland; - borging en ontwikkeling (inter)nationale waarden; - borging van de veiligheid. De Nota Ruimte gaat uit van sturing op hoofdlijnen, decentraal wat kan, centraal wat moet en ziet op ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid, op een dynamisch op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. De Randstad Holland is het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland. Een groot deel van de Nederlandse bevolking woont en werkt hier. Het stedelijk netwerk valt samen met belangrijke onderdelen van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en speelt daarmee een grote rol in de realisering van de doelen van de Nota Ruimte. De gemeente Sliedrecht ligt aan de rand van het Groene Hart. Het Groene Hart is in de Nota Ruimte aangeduid als een Nationaal Landschap. Uitgangspunt is behoud door ontwikkeling. Mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt zijn binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Sliedrecht in haar omgeving In de zuidvleugel van de Randstad neemt de Rotterdamse haven een belangrijke plaats in. Deze mainport is zowel een draaischijf van enorme internationale goederenstromen als een concentratie van (petro)chemische industrie en tal van andere bedrijven. Ook in de wijdere omgeving van Rotterdam (zoals in de Drechtsteden) zijn verschillende belangrijke havengerelateerde bedrijven en voorzieningen te vinden die zich bijvoorbeeld bezig houden met transport en logistiek. De gemeente vormt door haar ligging aan de Beneden Merwede een vitaal onderdeel van het Groene Hart binnen de Deltametropool. Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid In verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft 1 het rijk een Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid vastgesteld. Het rijk heeft hier de nationale ruimtelijke belangen vastgesteld. Voor bundeling van verstedelijking en economische activiteiten is het streven om een AMvB vast te stellen met als beleidskader een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied, regime voor nieuwbouw in het buitengebied (inclusief uitzonderingsbepaling voor recreatiecomplexen) en locatiebeleid bedrijven en voorzieningen. Uitgangspunt hierbij is in de eerste plaats dat het bestaande bebouwde gebied beter moet worden benut, waardoor de noodzaak afneemt om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. In de tweede plaats zal het moeilijker worden gemaakt om in de open ruimte te bouwen. 2.1.1 Waterbeheer 21ste eeuw e Anders omgaan met water – waterbeleid in de 21 eeuw. Deze nota is uitgegeven door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De nota heeft als doelstelling een waterbeleid te realiseren, aangezien het huidige watersysteem voor de toekomst niet op orde is. Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Voor de aanpak van de veiligheidsproblematiek en de vermindering van de wateroverlast, kiest het kabinet de volgende hoofdlijnen: De overheid moet meer inzicht geven in de aard en de omvang van bepaalde risico‟s. Tevens moet zij burgers de mogelijkheid bieden om zelf een bijdrage te leveren aan het verminderen van risico‟s, in aanvulling op de inspanningen van de overheid; Een nieuwe aanpak voor veiligheid en wateroverlast, die stoelt op drie uitgangspunten; Anticiperen in plaats van reageren; 1
Het document is van het ministeries van VROM, LNV, VenW, EZ, OC&W en Defensie.
5
Niet afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door het volgen van de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren en het niet afwentelen van bestuurlijke verantwoordelijkheden; Meer ruimte naast techniek. Naast technische maatregelen is meer ruimte nodig om (incidenteel) water op te vangen. Deze ruimte moet waar mogelijk tegelijkertijd voor andere doeleinden, die te verenigen zijn met het opvangen water, worden gebruikt. Water zal, meer dan nu het geval is, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het grondgebruik in Nederland. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast voortaan expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging. Dit geldt voor alle fasen van de planontwikkeling. De afspraken tussen het rijk, provincies en gemeenten zijn vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). 2.1.2 Nationaal Bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in e de 21 eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en het waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en overgenomen in het Bro 2008 (artikel 3.1.6) en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
2.2
Provinciaal beleid
De provincie Zuid-Holland heeft haar ruimtelijke beleid vastgelegd in het streekplan ZuidHolland Zuid. In verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de provincie voornemens om een provinciale Structuurvisie te maken die voor de hele provincie geldt. Na vaststelling hiervan komt het huidige streekplan te vervallen. In dit hoofdstuk worden de relevant zijnde provinciale beleidsuitgangspunten aan de orde gesteld. 2.2.1 Streekplan Zuid-Holland Zuid Het streekplan Zuid-Holland Zuid beschrijft de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling binnen het streekplangebied voor de periode tot 2010 en geeft een (globale cijfermatige) doorkijk voor de periode daarna. Op 17 mei 2000 hebben Provinciale Staten het streekplan vastgesteld. Het streekplangebied omvat de drie deelgebieden Drechtsteden, Hoeksche Waard en GoereeOverflakkee. Het deelgebied Drechtsteden omvat de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Heerjansdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht alsmede de kern „s-Gravendeel. Bestuurlijk participeert de gemeente „s-Gravendeel zowel in Drechtsteden- als in Hoeksche Waardkader. De provincie formuleert in dit streekplan voor het plangebied een samenhangende visie op de ruimtelijke ontwikkeling. Het streekplan richt zich daarbij in beginsel op de middellange termijn, maar biedt ook uitsluitsel voor de ontwikkeling op korte termijn.
6
Samenvattend is het provinciaal ruimtelijk beleid ondermeer gericht op: het optimaal gebruikmaken van de bijzondere ligging op de zuidrand van de Randstad, op de verbindingsassen van de Randstad naar het zuiden en tussen Randstad en Deltagebied; van daaruit binnen het plangebied ten aanzien van verstedelijking een sterker accent op de Drechtsteden en terughoudendheid ten aanzien van Goeree-Overflakkee en Hoeksche Waard (VINEX: restrictief beleid provincie). De regionaal ruimtelijke strategie is dat nieuw ruimtebeslag voor verstedelijking slechts een klein aandeel vormt van het totaal bebouwde gebied aan het eind van de planperiode. Dat betekent dat duurzaamheid vooral van toepassing moet zijn op de bestaande gebouwde omgeving en op de transformatieprocessen die daar zullen plaatsvinden (stedelijke vernieuwing). Uit de hoofdlijnen van beleid zijn de zogeheten structurerende elementen afgeleid. Deze vormen de verwoording van de essentiële onderdelen van het streekplanbeleid. Als tweede structurerend element in het streekplangebied geldt een optimale benutting van de bijzondere economische potenties en kwaliteiten van het plangebied. Dit houdt in dat zo veel mogelijk gebruik gemaakt moet worden van de unieke ligging van het plangebied op het knooppunt van grote rivieren, spoorlijnen en rijkswegen. In het derde structurerend element dient de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied mede te worden gebaseerd op de strategische plaatsbepaling ten opzichte van de omringende regio‟s Rotterdam, West-Brabant en Rijn-Schelde Delta en van de (internationale) infrastructuur. In aansluiting op de structurerende elementen SE.2 en SE.3 wordt in het vijfde structurerend element vooralsnog een gecombineerde sturing op programma‟s en randvoorwaarden ter beperking van het ruimtebeslag gehanteerd. Het beperken van het ruimtebeslag door het stellen van ruimtelijke randvoorwaarden aan nieuwe stads- en dorpsfuncties is vastgelegd in SE.6. Op grond hiervan dienen nieuwe stads- en dorpsfuncties als wonen en voorzieningen binnen de bestaande bebouwingsgrenzen van een kern te worden gerealiseerd. Voor noodzakelijke overschrijding moet de procedure afwijking kernpunt worden gevolgd, met inachtneming van de ruimtelijke randvoorwaarden.
Figuur 3: Kaart, behorende bij concrete beleidsbeslissingen en kernpunten van het streekplan Zuid-Holland Zuid.
7
De stedelijke uitgroei in de Drechtsteden wordt beperkt door het hanteren van een verstedelijkingscontour, waarmee verder ruimtebeslag ten koste van het landelijk gebied wordt voorkomen (concrete beleidsbeslissing CBB.1). De stedelijke ruimtebehoefte (wonen en werken) wordt opgevangen binnen de contour door middel van inbreiding en verdichting, herstructurering, revitalisering en functieverandering eventueel met inbegrip van uitruil van functies; een en ander uit een oogpunt van stedelijke vernieuwing en vermindering van de mobiliteitsbehoefte. De concrete beleidsbeslissingen en kernpunten ten aanzien van de Drechtsteden zijn, voor zover ruimtelijk weer te geven, op kaart 3 aangegeven (zie figuur 3). Het plangebied is op deze kaart binnen de “Verstedelijkingscontour Drechtsteden” gelegen. Op de plankaart van het streekplan zelf is het plangebied aan de Baanhoek 186 te Sliedrecht binnen de verstedelijkingscontour opgenomen. Op de bij het streekplan behorende plankaart (zie figuur 4) is het gebied ter plaatse aangeduid als “bedrijfsterrein - bestaand of in ontwikkeling”. Deze gebieden met bijbehorende voorzieningen zijn ten dienste van bedrijven en instellingen voor (industriële) productie, transport, distributie, dienstverlening, communicatie en onderzoek.
Figuur 4: Uitsnede plankaart streekplan Zuid-Holland Zuid.
Visie op Zuid-Holland In verband met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de provincie voornemens voor de hele provincie een integrale Structuurvisie, genaamd Visie op Zuid-Holland, vast te stellen. Deze komt in de plaats van de bestaande streekplannen. In deze visie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van het provinciaal ruimtelijk beleid is het realiseren van een samenhangend stedelijk– en landschappelijk netwerk. Deze toekomstige ruimtelijke inrichting versterkt de economische concurrentiepositie waarvoor duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid belangrijke pijlers zijn. Een goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus gelegen in een aantrekkelijk landschap en ruimte voor natuur zijn kenmerkend voor de provincie. Een brede landbouw is de drager van het landschap. Naar verwachting zullen Provinciale Staten de Visie eind juni 2010 vaststellen. 2.2.2 Provinciale Nota Regels voor Ruimte Bij brief van 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aangegeven dat de inhoud van deze Nota als interim-beleid wordt aangehouden in verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008, totdat Provinciale
8
Staten de nieuwe Structuurvisie hebben vastgesteld. Op 24 juni 2009 hebben Provinciale Staten het Interimbeleid Wro vastgesteld. De Nota Regels voor Ruimte vormt samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale belangen te beschermen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid met de bijbehorende opgave opgenomen. In de Nota Regels voor Ruimte is verwoord waaraan gemeentelijke en regionale plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe Gedeputeerde Staten met planbeoordeling willen omgaan. Bij afwijking van de regels uit het toetsingskader kan de provincie in beginsel handelend optreden tegen (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan.
2.3
Gemeentelijk beleid
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de Structuurvisie. In deze visie worden de door de gemeente gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren vastgelegd. Deze beleidsuitgangspunten zullen ondermeer worden vertaald in de komende herzieningen van bestemmingsplannen voor het gemeentelijke grondgebied. 2.3.1 Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ’t waoter” Door het spanningsveld tussen de beperkt beschikbare ruimte, fysieke mogelijkheden en maatschappelijke wensen had Sliedrecht behoefte aan een besliskader om sturing te kunnen geven aan nieuwe ontwikkelingen. Hiervoor is de Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ‟t waoter “ opgesteld. De structuurvisie bevat drie hoofddoelen: 1. Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat. 2. Fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven. 3. Daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur. In de visie ligt de nadruk op locaties en functies. Het gebruik van deze afzonderlijke stukjes Sliedrecht moet bijdragen aan een nu en in de toekomst goed functionerende gemeenschap. De gemeenteraad van Sliedrecht heeft de Structuurvisie in 2006 vastgesteld.
2.4
Conclusie
Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan, dat het plaatsen van nieuwe schoorsteenconstructie en het oprichten van bedrijfsbebouwing tot 3 meter vanaf de zijerfgrens mogelijk maakt, in overeenstemming is met het rijksbeleid. Het betreft immers een inbreidings- en herontwikkelingslocatie. Dit sluit aan bij het principe bundeling van verstedelijking. Op de streekplankaart is het gebied opgenomen binnen de zogenaamde rode contour. De voorgestane ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciale beleid. In de nieuw in voorbereiding zijnde Provinciale structuurvisie wordt dat niet anders. De gevraagde planontwikkeling past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid, zoals dat is vastgelegd in de structuurvisie. Voorts kan met deze planherziening worden voldaan aan de door de gemeente te stellen milieueisen voor het plaatsen van een schoorsteen met een hoogte van 50 meter ten opzichte van het maaiveld.
9
3.
PLANBESCHRIJVING
3.1
Historie
De gemeente Sliedrecht ligt in het zuidoosten van de provincie Zuid-Holland op de noordelijke oever van de Beneden-Merwede. De gemeente grenst in het noorden aan de gemeente Graafstroom, in het oosten aan Hardinxveld-Giessendam, in het zuiden aan Dordrecht en in het westen aan de gemeente Papendrecht. De gemeentegrenzen vallen samen met de grenzen van de oorspronkelijke ontginning van de polder Sliedrecht. Tot 1960 behoorde ook het noordelijk gedeelte van de Biesbosch tot de gemeente, maar in het genoemde jaar is dit land bij Dordrecht gevoegd. De west-, noord- en oostgrenzen zijn dus primair van historisch-juridische aard. Zij lopen langs kavelsloten (in het westen), de Achterwetering (in het noorden) en de Zwijnskade (in het oosten) en zijn daarmee in het landschap terug te vinden. De zuidelijke grens is in 1960 als gevolg van een planologisch-administratieve beslissing tot stand gekomen. Tevens is deze grens, die door de Beneden-Merwede wordt gevormd, als een functioneellandschappelijke grensscheiding te betitelen. De gemeente bestaat uit twee kernen: Sliedrecht en het buurtschap Baanhoek. Tussen beide kernen is nauwelijks een strikte scheiding aan te brengen. In verschillende bronnen wordt Baanhoek als onderdeel van het dorp Sliedrecht beschouwd. Waar Baanhoek het karakter van dijkdorp heeft bewaard, is de bebouwde kom van Sliedrecht na de Tweede Wereldoorlog dusdanig uitgebreid met nieuwbouwwijken, dat de oude lineaire structuur niet meer dominant aanwezig is. Vanaf circa 1850 werden op de buitendijkse gronden werven aangelegd. Grote delen van dit land waren niet breed genoeg voor de aanleg van industrieterreinen, zodat deze zich op enkele bredere stukken concentreerden. Vooral na 1880 toen Sliedrechtse ondernemers in toenemende mate zelf baggermachines gingen produceren breidden de werven zich uit in aantal en grootte. Ze vestigden zich onder andere bij Baanhoek. Het plangebied zelf ligt in de Baanhoek aan de Beneden Merwede. Vroeger was hier een scheepswerf gevestigd. Nadat deze bedrijfsactiviteiten werden beëindigd heeft de Bioderij zich hier in 2002 gevestigd.
Figuur 5: Sliedrecht circa 1945. Uitsnede topografische kaart.
3.2
Ruimtelijke en functionele structuur
Het buurtschap Baanhoek ontleent zijn belang in de eerste plaats aan de spoorbrug over de Merwede. Voor 1850 is Baanhoek als zodanig niet bekend. De naam Baanhoek ontleent het vermoedelijk aan de spoorlijn, die hier een scherpe bocht maakt om loodrecht de Merwede te passeren. Na 1800 bleven, in tegenstelling tot het dorp Sliedrecht zelf, belangrijke ruimtelijke uitbreidingen uit. De voornaamste woningbouwactiviteiten beperkten zich tot (de onmiddellijke omgeving) van de dijk. Eind 19e/begin 20e eeuw werd het buitendijks gebied opgehoogd en
10
werden er kaden en werven op aangelegd. Alleen aan de Parallelweg langs de rond 1885 aangelegde spoorlijn verrezen enkele boerderijen. Anders dan Sliedrecht heeft het buurtschap zijn oude karakter als dijknederzetting behouden. Kantoren langs de Beneden Merwede.
Zijtak van de Baanhoek naast de Bioderij.
Dijkwoningen aan de Baanhoek.
De spoorbrug over de Beneden Merwede.
Het gebied tussen de Baanhoek en de Beneden Merwede is nu voornamelijk ingericht als een bedrijventerrein in de verschillende milieucategorieën. Naast scheepswerven, baggerindustrie hebben zich hier ook kantoren gevestigd in het buitendijkse gebied. Aan de dijk zelf staan nog vele dijkwoningen tussen de bedrijvigheid in. De overzijde van de weg tot de rijksweg A15 was tot voor kort als veenweidegebied (melkveehouderij) in gebruik. Dit gebied, Baanhoek West, is nu een Vinex locatie waar de komende jaren een belangrijk gedeelte van de woningbouw van Sliedrecht zal plaatsvinden. Naast de ca. 950 woningen die gepland zijn, zal er ook plaats zijn voor basisscholen, kinderopvang, een speelplaats, een sportzaal, een kerkgebouw, een gezondheidscentrum en een klein bedrijventerrein.
Nieuwbouw in Baanhoek West achter een agrarisch bouwperceel, gezien vanaf de Baanhoek.
3.3
Planbeschrijving
Het plangebied heeft uitsluitend betrekking op het bedrijfsperceel van de Bioderij. Zoals reeds aangehaald is dit bedrijf vanaf 2002 gevestigd aan de Baanhoek 186. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 17.144 m² (exclusief het watergedeelte met steiger). Via de entree is aan
11
de rechterzijde de bedrijfsbebouwing bereikbaar. De bebouwing, gezien vanaf de wegzijde, heeft een bouwhoogte van 12,7 meter vanaf het maaiveld. De achterzijde van het bedrijfspand is hoog 14,7 meter, gemeten vanaf maaiveld. Een tussenliggend gedeelte meet 20,2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld. Alleen uit de contouren van de bebouwing is nog enigszins een scheepswerf te herkennen. Vanaf de Baanboek vindt de bevoorrading plaats door het vrachtverkeer. Daarachter bevinden zich de productieruimten. Aan de rivierzijde van het terrein zijn de kantoorruimten gevestigd. Hier is ook de hoofdingang van het gebouw met bijbehorend parkeerterrein. Ingang Bioderij van Baanhoek.
De Bioderij grenst aan het bedrijf van Teus Vlot.
Bedrijfsgebouw gezien vanaf de rivier.
Rechts van de silo’s is de schoorsteen gepland.
3.3.1 Planuitbreidingen Dit bestemmingsplan maakt een aantal noodzakelijke uitbreidingen mogelijk om de bedrijfsvoering op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze te kunnen voortzetten. Concreet voorziet dit plan in de volgende ontwikkelingen.
Het plaatsen van een schoorsteenconstructie van 50 meter hoog. Een verhoogde nieuwe schoorsteen is noodzakelijk in verband de milieueisen, die aan de nieuwe milieuvergunning worden gesteld. De hoogte van deze schoorsteen past niet binnen het vigerende bestemmingplan.
Vergroten bedrijfsruimten in twee fasen. Op het terrein staat een zogenaamde variantloods. Voor deze loods is enige tijd geleden een bouwvergunning verleend met een instandhoudingstermijn. Deze vergunning is verlopen, zodat gezocht moet worden naar een definitieve oplossing door middel van het uitbreiden van de opslagcapaciteit. Het is de bedoeling dat uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimten in twee fasen plaatsvindt, omdat het terrein anders niet goed toegankelijk is voor aan- en afvoer van goederen. Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn al deze uitbreidingen mogelijk, met dien verstande dat de bedrijfsgebouwen op 5 meter afstand van de perceelsgrens dienen te worden gerealiseerd. De gevraagde bebouwing wordt echter op drie meter van de perceelsgrens gebouwd. Vanuit stedenbouwkundige
12
overwegingen levert dit evenwel geen bezwaren op. Integendeel, het doortrekken van de bestaande bouwgrens van de bedrijfsruimten wordt juist voorgestaan, omdat de uitbreiding dan op een vloeiende wijze aansluit op de bestaande bedrijfsbebouwing, die ook al op drie meter is gerealiseerd met toepassing van een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) in 2001. Hiermede werd bovendien bedrijfsbebouwing mogelijk gemaakt met een overschrijding van de goothoogte van 12 meter tot en met maximaal tot 8,5 meter, gemeten vanaf het maaiveld.
Het oprichten van een kantoorgebouw. In 2001 is bouwvergunning verleend voor de fabriekshal en aan de rivierzijde daarvan een kantoorgebouw. Het kantoorgebouw is toen niet gerealiseerd. Deze kantoorbebouwing is alsnog noodzakelijk wegens ruimtegebrek in het huidige kantoorgedeelte. Door voortschrijdend inzicht wordt er evenwel voor gekozen om het kantoorgebouw niet op dezelfde plaats te realiseren. Ook de vormgeving van het gebouw wordt aangepast aan de hedendaagse architectuur, passend bij het bedrijf en de omgeving. Zo zal het kantoorgebouw in twee bouwlagen „opgetild‟ worden gerealiseerd. Vanaf de rivierzijde wordt voorts een inham gecreëerd voor een inpandige botenruimte, die ondergeschikt is aan de bedrijvenbestemming.
Figuur 6: Nieuwe situatie westgevel.
Figuur 7: Nieuwe situatie noordgevel.
13
Gesteld kan worden dat de bestemmingsbeschrijving in het vigerende bestemmingsplan de ontwikkelingen niet in de weg staan. Een uitbreiding van bestaande activeiten en de bouw van een kantoor bij het bedrijf passen binnen de doeleindenomschrijving „handel en bedrijf‟. Op geringe onderdelen als hiervoor genoemd zijn er echter strijdigheden met het bestemmingsplan. De grootste overschrijding is feitelijk het plaatsen van een schoorsteenconstructie met een hoogte van 50 meter. Plaatsing wordt echter voorgeschreven in de nieuwe milieuvergunning. Dit plan frustreert de ontwikkeling/ realisatie van Baanhoek-West daarom niet.
Figuur 8: Situatieschets nieuw.
3.4
Verkeer en parkeren
Het plangebied is gelegen in het industrieterrein aan de Baanhoek. Deze lokale weg verbindt de gemeenten Sliedrecht en Papendrecht. In westelijke richting is de weg ontsloten richting de Provincialeweg N3 (gemeente Papendrecht). Vervolgens is de A15 (Rotterdam-Nijmegen) in noordelijke richting bereikbaar. In zuidelijke richting begeeft men zich naar Dordrecht en de A16 richting Breda/ Antwerpen. In oostelijke richting wordt de Baanhoek eveneens ontsloten naar de rijksweg A15 via de ouverture door Baanhoek West. Voor het aan- en afvoerend vrachtverkeer zijn de rijkswegen dan ook op korte afstand te bereiken (zonder dat de bestaande woonwijken worden belast). Parkeerberekening en oplossing parkeerbehoefte Op het bedrijventerrein is momenteel voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Voor kantoorpersoneel is er met name parkeergelegenheid aan de rivierzijde. Voor werknemers in de productie is parkeren mogelijk aan de noordzijde van het buitenterrein. De gemeente Sliedrecht heeft voor de uitbreidingen een parkeerberekening opgesteld. Deze is in onderstaande tabel samengevat. Op grond hiervan kan worden afgeleid dat het aantal parkeerplaatsen voor de uitbreiding is vastgesteld op 63 parkeerplaatsen. Tabel 1: Parkeerberekening.
Functies Kantoor Bedrijfsruimten Totaal parkeerplaatsen
Oppervlakte bestaand 750 m² 16.905 m²
Oppervlakte uitbreiding 750 m² 5.476 m²
Norm per functie
= aantal pp
1,8 pp/ 100 m² BVO 0,9 pp/100 m² BVO
13,5 103 49,3 103 + 63 = 166
Het parkeervraagstuk is als volgt opgelost. Aan de rivierzijde zijn 53 parkeerplaatsen aanwezig. Aan de westzijde van de fabriek liggen 36 parkeerplaatsen. De overige 77 parkeerplaatsen
14
liggen aan de wegzijde (voor de geplande uitbreiding). Het totaal benodigde parkeerplaatsen komt hiermede op 166. In de situatieschets zijn de parkeerplaatsen aangeduid (zie hiervoor figuur 8). Baanhoek ter hoogte van entree De Bioderij.
Bevoorrading vrachtwagens.
Parkeerterrein aan rivierzijde.
Voorterrein. Bij de entree het parkeerterrein voor werknemers.
15
4.
MILIEU EN OVERIGE ASPECTEN
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze aspecten worden in dit hoofdstuk toegelicht voor zover deze relevant zijn voor het planologisch mogelijk maken van de voorgestane planontwikkeling.
4.1
Milieu
De te behandelen vermelde thema‟s die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor de ontwikkeling van de planlocatie zijn milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. 4.1.1 Milieuzonering/ Wet milieubeheer De Bioderij is vanaf 2002 gevestigd aan de Baanhoek 186. De inrichting wordt aangemerkt als een bedrijf in het vervaardigen van overige voedingsmiddelen (milieucategorie 4.1 van de Staat bedrijfsactiviteiten (SBI code 1589) van de VNG brochure “Bedrijven en Milieuzonering” (2009). Het plangebied is gelegen in het gezoneerde industrieterrein “Oosteind” te Papendrecht/ Sliedrecht, waarvoor bij Koninklijk Besluit van 16 april 1991 een geluidzone is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder. De zogenaamde 50 dB(A) contour is gelegen op de Baanhoek. De in het zonebesluit gelegen bedrijven dienen te voldoen aan de vastgelegde geluideisen binnen deze zone. In verband hiermede heeft Sonus B.V. raadgevende Ingenieurs een zonetoets uitgevoerd (2008). Uit de resultaten hiervan blijkt dat de gewijzigde inrichting (inclusief aanvullende maatregelen) de op grond van de vigerende milieuvergunning toebedeelde geluidsruimte op de geluidzone rond het industrieterrein “Oosteind” en ter plaatse van binnen de geluidzone gelegen woningen niet overschrijdt. De inrichting is dan ook als zodanig inpasbaar in de geluidszone. De Bioderij heeft inmiddels een aanvraag voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, vergunning ingevolge artikel 8.4 Wet milieubeheer ingediend. Het akoestisch onderzoek, alsmede een onderzoek naar luchtkwaliteit, maakt hiervan onderdeel uit. Aanleiding voor het vragen van een nieuwe milieuvergunning is de uitbreiding van de productieverhoging geweest. Om de daarbij behorende geuroverlast binnen aanvaardbare normen van de Wet milieubeheer terug te brengen is het plaatsen van een hoge schoorsteenconstructie noodzakelijk. Met een schoorsteenconstructie van 30 m voldoet het bedrijf in beginsel aan de normen. Om er echter zeker van te zijn dat de klachten met betrekking tot geuroverlast definitief tot het verleden behoren is in overleg met het bedrijf, gemeente en bewoners besloten een constructie van 50 m hoog te realiseren. De belangen van de bewoners van en bedrijven in de gemeenten Dordrecht en Papendrecht zijn hierin door de milieudienst Zuid-Holland Zuid meegewogen bij het opstellen van de revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer. De nadelige gevolgen van de inrichting voor het milieu, als bedoeld in artikel 8.8 van de Wet milieubeheer, kunnen worden voorkomen, c.q. in voldoende mate worden beperkt door het stellen van de bij de beschikking behorende voorschriften in deze beschikking. Mitsdien kan de gevraagde vergunning onder voorschriften ter bescherming van het milieu worden verleend, rekening houdende met de belangen van de naastgelegen bedrijven, de nabij gelegen woningen en de nieuw in aanbouw zijnde woonwijk in Baanhoek West, alsmede de belangen van de ingezetenen van de gemeenten Dordrecht en Papendrecht.
16
Conclusie De planontwikkeling geeft vanuit milieuzonering geen beperkingen voor de aanwezige c.q. nieuwe milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. 4.1.2 Geluid In aanvulling op het voorgaande hoofdstuk wordt opgemerkt dat in er het kader van de aanvraag Wet milieubeheervergunning metingen en berekeningen zijn uitgevoerd door Sonus B.V. Hieruit blijkt dat De Bioderij gedurende het etmaal voor de woningen buiten het industrieterrein voldoet aan de geluidgrenswaarden. Alleen voor de dagperiode is een hogere maximale geluidsgrenswaarde vereist. Deze is vergunbaar op grond van de Wet milieubeheer. Voor wat betreft wegverkeerslawaai ten gevolge van de Baanhoek wordt opgemerkt dat de Wet geluidhinder hierop niet van toepassing, omdat het bedrijf niet valt onder de noemer geluidsgevoelige gebouwen. Conclusie Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Nogmaals een luchtfoto van het plangebied.
4.1.3 Bodem Ten behoeve van onderhavige planontwikkeling is een verkennend milieukundig bodemonderzoek overeenkomstig NEN 5740 uitgevoerd door IDDS te Noordwijk (rapportnummer 0903A902/DBI/rap1 van 30 juni 2009). Het rapport is bijgevoegd (bijlage 1). Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd: Fase 1 en 2 Grond in de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal (puin e.d.) waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen; de grond is plaatselijk licht verontreinigd met kwik en minerale olie, plaatselijk matig verontreinigd met kobalt, plaatselijk sterk verontreinigd met barium, koper, lood, nikkel, zink en PAK en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen en PCB‟s. Grondwater het grondwater is licht verontreinigd met barium, minerale olie en naftaleen is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten en VOCl. Fase 3 Bovengrond in de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal (puin e.d.) waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
17
de bovengrond is licht verontreinigd met barium, koper, kwik, lood, nikkel, zink, PAK, PCB‟s en minerale olie en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen.
-
Ondergrond in de ondergrond zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal (puin e.d.) waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen; de ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte zware metalen, PCB‟s, PAK en minerale olie. Grondwater het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCl en minerale olie. Een nader bodemonderzoek kan achterwege blijven, wanneer het bevoegd gezag, zijnde Milieudienst Zuid-Holland Zuid kan instemmen met de onderzoeksresultaten en bovengenoemde conclusies ten behoeve van het verkrijgen van een bouwvergunning. Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. Doorwerking planinitiatief Er zullen in het kader van dit bestemmingsplan geen risico‟s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten op het onderhavige plangebied. 4.1.4 Luchtkwaliteit Wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit van november 2005. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om: 1. Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken; 2. Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Van deze grenswaarden mag niet worden afgeweken. De plandrempels zijn voor de jaren 2007 tot en met 2010 voor alle stoffen, behalve stikstofdioxide, gelijk aan de grenswaarden. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de grenswaarden en plandrempels. Tabel 1: Grenswaarden en plandrempels Grenswaarden Stof
Type norm
Plandrempel NO2
Max. aantal
Concentratie
overschrijdingen
(g/m3)
Jaartal
Jaargemiddelde Uurgemiddelde Jaargemiddelde 24-uursgemiddelde Jaargemiddelde
18
PM10
24-uursgemiddelde Uurgemiddelde 8-uursgemiddelde
3 24
Benzeen SO2 CO Lood
Jaargemiddelde
40
35
Uurgem.
.
(g/m3)
(g/m3)
per jaar NO2
Jaargem
200 40 50 5
2007 2008 2009
46 44 42
230 220 210
125 350 10.000 0,5
18
Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL) opgesteld. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle gebiedsgerichte programma's en alle Rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Het Rijk coördineert het nationale programma. Het Rijk maakt met provincies en gemeenten afspraken over toetsbare resultaten; in de gebieden moeten de normen voor luchtkwaliteit stap voor stap dichterbij komen. De overheden kunnen op die resultaten worden afgerekend. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen (mr) die gelijktijdig met de „Wet luchtkwaliteit‟ in werking zijn getreden waaronder de AMvB en Ministeriele Regeling niet in betekenende mate (afgekort NIBM). AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM) De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Deze AMvB is gelijktijdig met het NSL in werking getreden. NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing 2 van de luchtkwaliteit achterwege blijven . Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Onderzoek luchtkwaliteit In het kader van de nieuwe aanvraag Wet milieubeheervergunning (van 1 februari 2008) zijn metingen uitgevoerd met het Nieuw Nationaal Model (NMM) (applicatie KEMA STACKS). De berekeningen zijn uitgevoerd voor een groot aantal componenten waarvoor in de Wet milieubeheer grenswaarden zijn gesteld. Uit de berekeningen blijkt dat voor PM10 het totaal 3 berekende maximale jaargemiddelde concentratie 23,3 g/m is. Dat is ruim beneden de 3 3 grenswaarde van 40 g/m . De bijdrage van de Bioderij aan deze concentratie is 0,13 g/m . Er 3 zijn in totaal 16 overschrijdingen van de daggemiddelde concentratie van 50 g/m , waar 35 overschrijdingen zijn toegestaan. Het totaal berekende jaargemiddelde concentratie NO2 is 3 3 25,2 g/m met een bijdrage van de Bioderij van 0,3 g/m . Ook dit ligt ruim onder de 3 (toekomstige) grenswaarde van 40 g/m . Ook voor de overige componenten geldt dat geen van de luchtkwaliteitseisen wordt overschreden. Programma Luchtkwaliteit Drechtsteden 2006 - 2020 In kader van het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) is voor de Drechtsteden het Regionaal Programma Luchtkwaliteit 2006-2015 opgesteld. Het RSL maakt onderdeel uit van het NSL. Met de uitvoering van het Programma Luchtkwaliteit willen de Drechtsteden de komende jaren de luchtkwaliteit in de regio structureel verbeteren. Zo worden 2
Bijlage 3B van de Ministeriële Regeling „niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)‟ (Stcrt. 2007, 218).
19
ook door de gemeente Sliedrecht diverse maatregelen genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren dan wel de negatieve bijdrage van ruimtelijke plannen door maatregelen weg te nemen. Maatregelen op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau hebben tot doel om in 2011 en 2015 aan de gestelde grenswaarden zoals genoemd in de Wet milieubeheer te voldoen. Op basis van de huidige inzichten zal, mede door luchtkwaliteitsmaatregelen, in 2011 en 2015 in Sliedrecht ruimschoots aan de grenswaarden worden voldaan. Conclusie Voldaan kan worden aan het gestelde in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). De Wet luchtkwaliteit staat deze planontwikkeling dan ook niet in de weg. 4.1.5 Externe veiligheid Wettelijk kader Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico‟s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: - rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarljke stoffen plaatsvindt; - langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico‟s verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Transport gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten binnenwater, spoor, weg en door buisleidingen. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de transportas dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. Transport over water Het Rijk werkt aan de invoering van het Basisnet. Met de invoering van het Basisnet beoogt het Rijk een evenwicht tot stand te brengen tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en externe veiligheid. Het definitief ontwerp van het Basisnet Water is reeds aangeboden aan de Tweede Kamer. Hiermee is het gebruik van de riscoatlas niet langer bruikbaar. In het Basisnet Water is de Beneden-Merwede als zwarte vaarweg aangemerkt. Dit betekent dat er zowel een groepsrisicoberekening als -verantwoording dient plaats te vinden. Tevens is in het Basisnet Water ook het plasbrandaandachtsgebied beschreven. Voor de zwarte vaarweg geldt voor kwetsbare bestemmingen een veiligheidszone van 25 meter. In het bestemmingsplan worden in het Plasaandachtsgebied geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. In verband met dit bestemmingsplan is een groepsrisicoberekening voor de Beneden-Merwede uitgevoerd. Het rapport is opgesteld door AVIV B.V. van 23 maart 2010, project 101748 (bijlage 2). Op grond hiervan kan het volgende worden geconcludeerd: Plaatsgebonden risico vaarweg De berekeningen leiden niet tot een contour voor de grenswaarde van 1.0 10-6 /jr. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de nieuwbouwplannen langs de Beneden Merwede. Groepsrisico vaarweg Het transport van gevaarlijke stoffen over de Beneden Merwede levert geen relevant groepsrisico op. Het effect van de uitbreiding van het kantoor brengt voorts geen hogere
20
personendichtheid met zich mee na uitvoering van het bestemmingsplan. De uitkomst van de berekening toont geen groepsrisicocurve. Het aantal personen in de Bioderij neemt niet significant toe. Een verantwoording van het groepsrisico wordt voor deze ontwikkeling niet noodzakelijk geacht. De regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid heeft bij brief van 7 april 2010 medegedeeld dat de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening ter hoogte van het plangebied voldoende is. Geadviseerd wordt om bij de uitbreiding van het kantoor en de bedrijfsruimten in contact te treden met de lokale brandweer voor wat betreft de advisering over de brandveiligheid van de gebouwen. Deze aanbeveling wordt overgenomen. Transport over spoor Er ligt in de directe omgeving van het plangebied een spoorlijn (enkelspoor Dordrecht – Geldermalsen). De afstand ten opzichte van het plangebied is ruim 350 meter. Er is dus geen beperking voor het plangebied. Wegtransport Er ligt in de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) alleen de Baanhoek. Deze weg is niet aangeduid als een route gevaarlijke stoffen, zodat deze planontwikkeling geen belemmering vormt. Transport per buisleiding Voor zoneringsafstanden van hoogdruk gasleidingen geldt als vigerende wetgeving de circulaire buisleidingen uit 1984. Op dit moment wordt de circulaire herzien door het RIVM. Er ligt in de nabijheid van het plangebied geen hoge druk aardgasleiding waarvan de PR en/of GR contour reikt tot het plangebied. Wel wordt een hoofd aardgastransportleiding Wijngaarden3 Zelzate van de Gasunie aangelegd . Deze leiding komt parallel langs voornoemde spoorlijn te liggen. Dit deel van het tracé maakt onderdeel uit van een groter project, het zogenaamde noordzuidproject, wat een vergroting van het hoofdtransportnet door heel Nederland moet bewerkstelligen. De toetsingsafstand is 150 meter. Mitsdien zijn er voor wat betreft het transport door buisleidingen geen beperkingen voor de ontwikkeling, omdat deze leiding op grotere afstand van het plangebied komt te liggen.
Figuur 9: Uitsnede plangebied gasleiding.
Inrichtingen Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het plangebied ligt aan de overzijde van de Beneden Merwede Du Pont de Nemours (Nederland) B.V. Deze inrichting valt onder het Besluit Risico‟s Zware Ongevallen (BRZO 1999). Bedrijven die onder dit besluit vallen, heten BRZO-bedrijven. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan voor andere bedrijven. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. De risicocontour valt evenwel buiten het plangebied. (zie figuur 10, waarin de contour deels met een zwarte stippellijn is te zien).
3
De gemeenteraad van Sliedrecht heeft het bestemmingsplan hiervoor, voor zover het het grondgebied van de gemeente betreft, op 14 april 2009 vastgesteld.
21
Du Pont de Nemours aan de overzijde van de Beneden Merwede.
De Bioderij zelf valt ook onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, omdat het bedrijf beschikt over twee ammoniakinstallaties. Voor deze installaties is een extern risico-onderzoek uitgevoerd door Energieconsult Holland B.V. Hieruit blijkt dat: de 10-6 contour volgens de afstandentabel uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico (PR) op 0 meter ligt, zowel voor beide installaties, als gezamenlijk. Het groepsrisico (GR) niet aanwezig is. De installaties voldoen aan de PGS-13. Een QRA-rapport niet nodig is.
Figuur 10: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland.
Risicokaart Zuid-Holland De risicokaart Zuid-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. Op de risicokaart zijn in de omgeving van het plangebied risicovolle bedrijven en/of activiteiten vermeld, zoals hiervoor genoemd. Deze vormen evenwel geen belemmering voor het plangebied.
22
Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico‟s moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat de norm voor het PR bij realisatie van deze planontwikkelingen niet wordt overschreden en derhalve geen beperkingen oplegt. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.2
Watertoets
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken. Beleidskader Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota‟s verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota‟s. Europa Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een „goede ecologische‟ toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een „goed ecologisch potentieel‟ (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt. Rijk e De nota “Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21 eeuw” is uitgegeven door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Deze nota heeft als doelstelling een ander waterbeleid te realiseren, aangezien het huidige watersysteem voor de toekomst niet op orde is. Aanleiding voor dit rapport is de situatie in de jaren negentig wanneer verschillende delen van Nederland regelmatig overlast van water hebben. Dit deed maatschappelijk en politiek de vraag rijzen of e Nederland wel zijn waterhuishouding op orde had voor de 21 eeuw. Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Water zal, meer dan het nu het geval is, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en grondgebruik in Nederland. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast voortaan expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging. Dit geldt voor alle fasen van de planontwikkeling. Provincie Op provinciaal niveau heeft de provincie Zuid-Holland het beleid uit de Vierde Nota waterhuishouding vertaald in het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004. Hierbij wordt aangegeven dat bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid-Holland meer rekening moet worden gehouden met de consequenties van klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing en bodemdaling voor het waterbeheer. Bij keuzen ten aanzien van het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen moet gezocht worden naar duurzame, flexibele en veerkrachtige oplossingen.
23
Als opvolger is het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 vastgesteld. In dit plan is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming). Waterschapsbeleid Het Uitvoeringsplan waterbeheer Alblasserwaard 2007-2009 is bepalend voor het beleid met betrekking tot watersytemen van Waterschap Rivierenland. Dit uitvoeringsplan heeft een werkingsduur tot 22 december 2009. Met ingang van 22 december 2009 zal het Waterbeheerplan 2010-2015 'Werken aan een veilig en schoon rivierenland' bepalend zijn voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 zal op 31 oktober 2009 worden vastgesteld en treedt op 22 december 2009 inwerking en heeft een werkingsduur tot eind 2015. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffende die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd. Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst. Toetsingskader Normstelling Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het binnendijkse gedeelte wordt gevoerd door Waterschap Rivierenland, buitendijks is Rijkswaterstaat de waterbeheerder. Waterschap Rivierenland beheert de waterkeringen en in het Zuid-Hollandse deel van haar beheergebied de wegen, niet zijnde rijks- of provinciale wegen buiten de bebouwde kom. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Sliedrecht. In het kader van de watertoets wordt deze waterparagraaf overlegd met het waterschap, waarna de opmerkingen worden verwerkt in deze waterparagraaf. In het vooroverleg met het waterschap is gebleken dat zij geen opmerkingen had. Onderzoek Huidige situatie Het plangebied ligt buitendijks in het stroomgebied van de Beneden Merwede. De Baanhoek is een primaire waterkering. Het Waterschap is verantwoordelijk voor het beheer van de waterkering. Voor de waterkering en de bijbehorende beschermingszone gelden verbodsbepalingen, die in de Keur van het Waterschap zijn opgenomen. Voor activiteiten in deze zone moet ontheffing bij het Waterschap worden aangevraagd. Toetsing ontwikkeling In dit bestemmingsplan wordt een uitbreiding van bedrijfsruimten mogelijk gemaakt. De e beoogde uitbreiding ligt buiten de bestemming “hoofdwaterkering” van de 1 partiële herziening van het bestemmingsplan “Sliedrecht ten noorden van de Merwede”. Watercompensatie is niet nodig, omdat dit een locatie is zoals bedoeld in artikel 6.16 van het Waterbesluit. Het hemelwater van de daken en het asfalt op het terrein worden rechtstreeks, zonder terugslagklep o.i.d. afgevoerd naar de rivier. Voorts wordt dooiwater en koelwater geloosd. Aan het lozen van koelwater zijn nadere eisen gesteld in de Wvo-vergunning. Het vuilwater gaat via een persleiding naar het riool van de gemeente. Bij uitbreiding van de gevraagde bebouwing zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen, zodat de waterkwaliteit niet in negatieve zin wordt beïnvloed.
24
Indien nodig zal tijdig een Keurvergunning worden aangevraagd bij het waterschap. De algemene uitgangspunten van duurzaam waterbeheer, zoals geformuleerd door het waterschap Rivierenland worden, daar waar mogelijk, toegepast. Rijkswaterstaat heeft overigens al in 2009 een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) verleend aan de Bioderij, waarbij coördinatie heeft plaatsgevonden met de vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Uit deze Wvo-vergunning blijkt dat vanuit het bedrijf drie afvalwaterstromen aanwezig zijn die uitmonden op het rijkswater.
De Beneden Merwede gezien vanaf de steiger bij het plangebied.
Conclusie Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen planontwikkeling.
4.3
Archeologie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen archeologisch (voor)onderzoek te verrichten. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Hoekse Waard –IJsselmonde – Dordrecht (provincie Zuid-Holland, 2007) is het gebied niet specifiek aangeduid. Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een (zeer) grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De witte gebieden hebben een lage trefkans. De plankaart laat zien dat er in dit deelgebied een lage trefkans op archeologische sporen is. In verband hiermede is een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek naar archeologie niet nodig.
25
Figuur 11: Kaart waarde archeologie provincie Zuid-Holland.
Conclusie Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
4.4
Flora- en fauna
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat uit dien hoofde geen beperkingen worden opgelegd aan het oprichten van de geplande nieuwbouwontwikkelingen. Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van fabrieken, geldt de volgende vrijstellingsregeling: 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten; 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. Het plangebied is gelegen op de grens van de kilometervlakken met de Amerfoortse coördinaten 109/110 en 426. Het plangebied is verhard met bebouwing. Het open terrein is volledig geasfalteerd. Ten westen van het plangebied ligt een weg naar een bedrijvencentrum. Langs deze weg staan bomen, die niet zullen worden aangetast. Na het raadplegen van het Natuurloket en diverse internetsites kan worden gesteld dat -hoewel het hok zelf niet goed is onderzocht- met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid er geen beschermwaardige,
26
te mitigeren of te compenseren natuurwaarden op de ontwikkellocatie aanwezig zijn, omdat het plangebied volledig is gecultiveerd. Mitsdien is een natuurtoets achterwege gelaten. Wanneer onverhoopt toch beschermde soorten worden gevonden, dan zal hiervoor tijdig ontheffing worden aangevraagd.
Figuur 12: kilometerhokken X: 109-110/ Y: 426 (bron www.natuurloket.nl.)
Conclusie De natuurwaarden worden niet aangetast, zodat er uit dien hoofde geen beperkingen worden gesteld aan de voorgestane planontwikkelingen.
4.5
Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
4.5.1 Kabels en leidingen In het plangebied liggen naast de gebruikelijke kabels en leidingen geen waterstransportleidingen en gastransportleidingen, zodat een beschermende regeling niet nodig is. Aan de noordzijde van het plan ter hoogte van de Baanhoek ligt wel een waterkering. Deze is als dubbelbestemming op de verbeelding aangeduid en in de planregels opgenomen.
27
5.
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan, de plankaart (de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling) en de regels.
5.2
Plankaart
Op de verbeelding (plankaart), getekend op een kadastrale ondergrond schaal 1:2.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven. Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan.
5.3
Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken: - Hoofdstuk 1 Inleidende regels - Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels - Hoofdstuk 3 Algemene regels - Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 5.3.1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen. Artikel 1 Begrippen In het artikel „Begrippen‟ wordt een aantal in de planregels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt, waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot. Artikel 2 Wijze van meten In het artikel „Wijze van meten‟ wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald. 5.3.2 Bestemmingsregels Dit hoofdstuk bevat de regels waarin de materiële inhoud van de op de verbeelding gegeven bestemmingen zijn opgenomen. Bij de opzet van de artikelen is, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) bepaalt, een vaste indeling aangehouden. Voor de volgorde van de bestemmingen leidt dit ertoe dat eerst de bestemmingsomschrijvingen worden benoemd en hierna de bouwregels en in voorkomende geval specifieke gebruiksregels. Bij de indeling van de artikelen in hoofdstuk 2 is een vaste volgorde aangehouden. Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Bouwregels In de bouwregels zijn de regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Dit lid bevat regels omtrent toegestane bouwwerken die als “recht” kunnen worden opgericht. De gebouwen dienen te worden geplaatst binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Voor de bestemmingen zijn regels opgenomen voor de goothoogte, hoogte en /of dakhelling. Bij het bepalen van de maatvoeringen is uitgegaan van de gewenste planologische situatie.
28
Artikel 3 Bedrijf De op de kaart voor „Bedrijf‟ aangeduide gronden zijn bestemd voor bedrijven in de 4 milieucategorieën 1 tot en met 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten . Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken met de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke. Op de plankaart is de maximale hoogte van de bebouwing aangegeven. In de regels is voorts bepaald dat het bebouwingspercentage niet meer dan 70 mag bedragen. De bouwvlakken zijn minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelgrenzen gelegen. Inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken - zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (A-categorieën volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten) - worden van vestiging in het plangebied uitgesloten. Op grond van de bovenstaande uitgangspunten is de milieuzonering nader uitgewerkt in de planregels. Artikel 4 Water De watergangen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het gaat om de Beneden Merwede. De steiger is met een specifieke aanduiding op de plankaart en in de regels vastgelegd. Artikel 5 Waterstaat - Waterkering In deze dubbelbestemming worden alle bouwmogelijkheden afhankelijk gesteld van een ontheffing. Ontheffing wordt verleend indien door onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen waterstaatkundige belangen worden geschaad. 5.3.3 Algemene regels Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk II van toepassing zijn. Artikel 6 Antidubbeltelbepaling Het artikel „Antidubbeltelregel‟ bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Artikel 7 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen In dit artikel zijn regels opgenomen voor het ondergronds bouwen binnen of buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Artikel 8 Algemene gebruiksregels In het artikel „Algemene gebruiksregels‟ is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. Lid 8.2 bevat de zogenaamde "toverformule", door middel waarvan ontheffing van de algemene gebruiksverboden kan worden verleend. Artikel 9 Algemene ontheffingsregels Het artikel „Algemene ontheffingsregels‟ is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wro en heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Met een door Burgemeester en Wethouders te verlenen ontheffing kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoeringen voor bouwwerken, zoals genoemd in hoofdstuk 2 van de regels, worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd. Aan toepassing van de ontheffingsbevoegdheid dient een belangenafweging ten grondslag te liggen. Dit artikel is een aanvulling op de ontheffingsregels uit de bestemmingen. Artikel 10 Algemene wijzigingsregels In het artikel „Algemene wijzigingsregels‟ is de mogelijkheid opgenomen om een aantal standaard wijzigingen in het plan aan te brengen, indien blijkt dat daaraan in de toekomst behoefte bestaat. De bevoegdheid is gebaseerd op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wro. De wijzigingsregels bieden in aanvulling op de ontheffingsregels mogelijkheden voor bestemmingswijzigingen, verschuivingen van bestemmingsgrenzen en bebouwingsmogelijkheden voor nutsvoorzieningen. Ook is er een regel opgenomen die voorziet in een bijstelling van de opgenomen bouwregels indien daaraan bij de uitvoering van het plan behoefte zou bestaan. 4
Handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (2009).
29
Aan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient, evenals bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, een belangenafweging ten grondslag te liggen. Overeenkomstig de jurisprudentie is deze bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders of van de gemeenteraad aan (objectieve) grenzen gebonden. Artikel 11 Algemene procedureregels In de „Algemene procedureregels‟ is voor ontheffingen een procedure opgenomen dat het ontwerpbesluit eerst twee weken ter inzage ligt. Voor wijzigingen is een verwijzing opgenomen naar Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 5.3.4 Overgangs- en slotregels Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen. Artikel 12 Overgangsrecht Het artikel „Overgangsrecht‟ heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming. Artikel 13 Slotbepaling Het artikel „Slotregel‟ bevat de titel waaronder het bestemmingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.
5.4
Handhaving bestemmingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
30
6.
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG
6.1
Economische uitvoerbaarheid
De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. Naar aanleiding hiervan heeft Verhagen Advies te Oud Beijerland in opdracht van initiatiefnemer een risicoanalyse planschade uitgevoerd in verband met de voorgenomen uitbreiding. Op basis van het onderzoek van 26 november 2008 (zaaknummer 5343) wordt geconcludeerd dat er door de gevraagde uitbreiding naar verwachting geen schade zal optreden die op basis van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor tegemoetkoming in aanmerking kan komen. De planontwikkeling zal voorts in overeenstemming zijn met provinciale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant gesloten exploitatieovereenkomst (planschadeovereenkomst). Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de exploitatieovereenkomst.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De bewoners van de Baanhoek, in de naast omgeving van de Bioderij, zijn door middel van een brief d.d. 31 maart 2009 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht, geïnformeerd over de (drie) bouwplannen. Voorts is hierop een toelichting gegeven. Afgesproken is dat zij door de gemeente tijdig op de hoogte gesteld over het starten van de te volgen procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig het bepaalde in de Inspraakverordening met ingang van vrijdag 30 oktober 2009 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn geen schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen ingekomen.
6.3
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende personen en/of instanties: 1. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit; 2. VROM inspectie, regio Zuid-West; 3. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland, Afdeling Ruimtelijke Ordening; 4. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Regio West; 5. Waterschap Rivierenland; 6. Gemeente Dordrecht; 7. Gemeente Papendrecht; 8. N.V. Nederlandse Gasunie; 9. Milieudienst Zuid-Holland Zuid. Resultaten vooroverleg. De instanties onder 3, 4, 8 en 9 hebben niet gereageerd. De instanties 1, 2, 5, 6 en 7 maakten de volgende opmerkingen welke worden gevolgd door een gemeentelijke reactie. 1. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit De provincie merkt per e-mail op dat er een nieuwe versie van de handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de VNG is verschenen (2009). Geadviseerd wordt om deze als basis te nemen voor het plan. In de later toegezonden brief zijn geen nieuwe opmerkingen gemaakt. Reactie: De suggestie is overgenomen.
31
2. VROM inspectie, regio Zuid-West VROM inspectie Gewezen wordt erop dat het rijk werkt aan de invoering van het Basisnet. Hiermee is het gebruik van de risicoatlas voor de modaliteit water niet langer bruikbaar. In het Basisnet Water is de Beneden-Merwede als zwarte vaarweg aangemerkt. Dit betekent dat er zowel een groepsrisicoberekening als -verantwoording dient plaats te vinden. Tevens is in het Basisnet Water ook het plasbrandaandachtsgebied beschreven. Voor de zwarte vaarweg geldt voor kwetsbare bestemmingen een veiligheidszone van 25 meter. Verzocht wordt te anticiperen op het Basisnet Water en de groepsrisicoberekening en -verantwoording voor de BenedenMerwede, in de plantoelichting op te nemen. De plasbrandaandachtsgebieden zullen geborgd moeten worden in de planregels. Reactie: Er is alsnog een groepsrisicoberekening opgesteld. Deze is in de plantoelichting beschreven. De planregels zijn zodanig aangepast dat de plasbrandaandachts-gebieden zijn geborgd. Aan de opmerking is mitsdien tegemoet gekomen. Rijkswaterstaat (RWS) De in de plantoelichting (pagina 6) opgenomen Beleidslijn Grote rivieren is niet relevant, omdat artikel 6.12 van het Waterbesluit hier niet van toepassing is. Verzocht wordt de plantoelichting hierop aan te passen. In de watertoets heeft Rijkswaterstaat aandacht besteed aan de vrijwaringszone van 20 meter voor het scheepvaartverkeer. Het nieuw te bouwen kantoor valt binnen deze zone. Gezien de ligging van het perceel ten opzichte van de vaargeul heeft RWS geen bezwaar tegen de locatie van het nieuwe kantoor, mits de voor het perceel liggende steiger en de afmeerpalen gehandhaafd blijven. Verzocht wordt om dit in het bestemmingsplan (kaart, regels en toelichting) te verwerken. In de plantoelichting is op pagina 25 een watertoets opgenomen, onderdeel hiervan is de paragraaf "toetsing ontwikkeling". Verzocht wordt melding te maken van het feit dat RWS in 2009 een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren heeft verleend aan de Bioderij. Reactie: De plantoelichting is overeenkomstig de gemaakte opmerkingen aangepast. Het plangebied is uitgebreid met 'Water', waarin de steiger met een aanduiding is opgenomen. De toelichting, planregels en kaart zijn hierop aangepast. Ook aan de overige opmerkingen is tegemoet komen door middel van aanpassing van de plantoelichting. Aan de opmerkingen is derhalve tegemoet gekomen. 5. Waterschap Rivierenland De reactie is aan te merken als een wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure. Het waterschap geeft een positief advies over het onderhavige plan, mits in het bestemmingsplan de beperkingen ten aanzien van ondergronds bouwen in de buitenbeschermingszone van de waterkering voldoende onder de aandacht worden gebracht. Dit om problemen in de toekomst te voorkomen, want de veiligheid en stabiliteit van de waterkering moet voldoende gewaarborgd blijven. Reactie: Artikel 6 (algemene regels met betrekkling tot ondergronds bouwen) is zodanig aangepast dat een advies is benodigd van de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat er vanuit oogpunt van waterhuishouding ongewenste situaties ontstaan. Daarnaast is op grond van de Keur een Keurvergunning noodzakelijk, zodat de belangen van het waterschap voldoende zijn veilig gesteld. 6. gemeente Dordrecht In het voorontwerpbestemmingsplan wordt niet gesproken over de reden van plaatsing van de nieuwe en verhoogde schoorsteenconstructie. Er wordt vanuit gegaan dat de stankproblematiek met plaatsing van de schoorsteen tot het verleden behoort.
32
In de plantoelichting (hoofdstuk 4.1.4) wordt een passage gemist over het Programma Luchtkwaliteit Drechtsteden 2006-2020, terwijl dit deel uitmaakt van het NSL. Verzocht wordt om het ontwerpbestemmingsplan hierop aan te passen. Reactie: De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geweest om het plaatsen van een schoorsteenconstructie van 50 meter hoog planologisch mogelijk te maken. Een schoorsteen met deze hoogte wordt geëist in de nieuwe milieuvergunning. Na realisatie hiervan kan het bedrijf voldoen aan de milieueisen voor de uitstoot van afgassen, zoals dat is voorgeschreven in de revisievergunning. In hoofdstuk 4.1.1 is de noodzaak nog een keer benadrukt. Terecht merkt de gemeente op dat een passage wordt gemist over het Programma Luchtkwaliteit Drechtsteden 2006-2010. Deze passage is alsnog opgenomen in hoofdstuk 4.1.4. 7. gemeente Papendrecht De gemeente kan niet uitsluiten dat de ontwikkelingen in kwestie leiden tot overlast voor burgers en bedrijven binnen de gemeente Papendrecht. Verzocht wordt gemotiveerd aan te geven wat de te verwachten effecten zijn voor (burgers en bedrijven binnen) de gemeente Papendrecht. Reactie: De milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer verzorgd voor de Bioderij B.V. De aanvraag en de daarbij behorende bescheiden voldoen aan de eisen die het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer daaraan stelt. De aanvraag en de daarbij behorende bescheiden verschaffen voorts voldoende duidelijkheid over de milieugevolgen van de inrichting, zodat burgemeester en wethouders tot een volwaardige milieuhygiënische toetsing zijn gekomen. Deze belangen beperken zich overigens niet tot de gemeentegrenzen. De aanvraag is getoetst aan de doelstellingen van de Wet milieubeheer, te weten bescherming van het milieu, de zorg voor de doelmatige verwijdering van afvalstoffen, de zorg voor een zuinig gebruik van energie en grondstoffen, alsmede de zorg voor de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van en naar de inrichting. Burgemeester en wethouders hebben op grond hiervan geconcludeerd dat de nadelige gevolgen van de inrichting voor het milieu, als bedoeld in artikel 8.8 van de Wet milieubeheer, kunnen worden voorkomen, c.q. in voldoende mate beperkt door het stellen van de bij de beschikking behorende voorschriften in deze beschikking. Aan de opmerking is derhalve tegemoet gekomen.
33
BIJLAGEN Separaat bij dit bestemmingsplan zijn de volgende bijlagen in te zien: 1. Verkennend bodemonderzoek; IDDS te Noordwijk van 30 juni 2009. 2. Rapport externe veiligheid; AVIV B.V. te Enschede van 23 maart 2010.
34
Inhoudsopgave
Regels
2
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Bedrijf Water Waterstaat - Waterkering
7 7 9 10
Hoofdstuk 3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene ontheffingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
11 11 12 13 14 15 16
Hoofdstuk 4 Artikel 12 Artikel 13
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
17 17 18
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
2 2 6
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 van de gemeente Sliedrecht; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp21bioderij-3001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.3
Verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie; 1.4
aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw; 1.5
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.6
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.7
aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m² van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen; 1.8
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; 1.9
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.10
bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen; 1.11
bebouwingspercentage:
een binnen een bij het plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages; 1.12
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
2
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 1.13
bedrijfswoning:
een woning in of een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is; 1.14
bestaand:
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend. tenzij in de regels anders is bepaald; bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen; 1.15
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.16
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.17
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.18
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.19
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak; 1.20
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping; 1.21
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.22
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.23
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.24
bruto-vloeroppervlakte:
de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen (NEN 2580, punt 4.2); 1.25
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
3
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
1.26
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uistalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.27
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan; 1.28
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.29
geluidzoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld; 1.30
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw is aan te merken; 1.31
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt; 1.32
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen; 1.33
peil:
a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld; 1.34 plangrens: de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan; 1.35
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 1.36
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.37
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
4
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
1.38
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt; 1.39
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 1.40
wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening.
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
5
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is; 2.2
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren; 2.3
bouwhoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.4
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.5
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.6
inhoud van een gebouwen:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.7
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.8
verticale diepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het laagste ondergrondse punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd. 2.9
toepassing:
a. bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt; b. bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
6
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 tot en met 4.1, met dien verstande dat: 1. een (inpandige) botenruimte als ondergeschikte activiteit is toegestaan; 2. voor nieuwe bedrijven de in deze bijlage opgenomen afstanden als minimale afstand dient te worden aangehouden; 3. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan; 4. zelfstandige kantoorvestiging niet is toegestaan; 5. de bruto-vloeroppervlakte van de bedrijfsgebonden kantoren minder bedraagt dan 50% van de totale bruto-vloeroppervlakte en minder is dan 3.000 m²; één en ander met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding en ongebouwde gronden.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m; b. gebouwen mogen binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd; met dien verstande dat het bebouwingspercentage maximaal 70% mag bedragen; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven; d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven. 3.2.2
Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van palen en masten behorende bij bedrijven mag niet meer bedragen dan 10 m; c. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoorsteen' mag niet meer bedragen dan 50 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan onder a., b. en c. genoemd mag niet meer bedragen dan 8 m. 3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn - met inachtneming van de minima en maxima, zoals hiervoor aangegeven - bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van: a. de situering van de ontsluiting vanaf de weg en de situering van de bebouwing op het perceel met het oog op het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein; b. de situering van gebouwen en de inrichting van de gronden in verband met de consequenties van de sectorale milieuwetgeving; met dien verstande dat: c. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijf niet onevenredig wordt geschaad; d. geen inbreuk wordt gedaan op de maximaal toegestane bouwmogelijkheden.
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
7
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 3.4
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wet ruimtelijke ordening wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van: a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer; b. vuurwerkbedrijven. 3.5
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 jo. Artikel 7.10, eerste lid Wet ruimtelijke ordening voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits: a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 4 4.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen, de waterhuishouding en het verkeer te water, alsmede ter plaatse van de op de plankaart met 'specifieke vorm van water - steiger' (swa-ste) aangeduide gronden voor het innemen van ligplaatsen van vaartuigen voor de beroeps- en recreatievaart.
4.2
Bouwregels
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals steigers en afmeerpalen mag niet meer bedragen dan 9 meter.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - steiger' is uitsluitend een steiger toegestaan.
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
9
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 5 5.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor: a. waterstaatkundige doeleinden, in het bijzonder de bescherming, het keren van water door dijken en kaden en het in standhouden en het onderhoud van die dijken en kaden; b. waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van de waterkering; en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.
5.2
Bouwregels
a. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 5.1, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. b. Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 5.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming wordt gebouwd, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering; b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad; c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering. De keur van het waterschap is van toepassing.
10
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Hoofdstuk 3 Artikel 6
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
11
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 7
Algemene bouwregels
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen; b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil; c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering. De keur van het waterschap is van toepassing.
12
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 8 8.1
Algemene gebruiksregels
Verbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de overige regels. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in elk geval verstaan: a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie. 8.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 8.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
13
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 9 9.1
Algemene ontheffingsregels
Algemene ontheffingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het plan ten behoeve van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten, inhoudsmaten, percentages en afstandseisen.
9.2
Nutsvoorzieningen e.d.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van: a. bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen en abri's, waarvan de inhoud niet meer dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen; b. het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt; 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
14
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 10 10.1
Algemene wijzigingsregels
Verschuiving
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en aanduidinggrenzen, indien en voor zover: a. de wijziging noodzakelijk is voor een goede realisering van het plan, voor zover een aanpassing aan de nader ingemeten situatie noodzakelijk is, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de digitale ondergrond; b. de verschuiving niet meer bedraagt dan 5 m. 10.2
Nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen, waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten met een grotere bouwhoogte dan 3 m en een grotere inhoud dan 50 m³, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 5 m en de inhoud niet meer dan 150 m³ mag bedragen.
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
15
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 11 11.1
Algemene procedureregels
Ontheffing
Bij het uitvoering geven van een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening is de procedure van toepassing, zoals opgenomen in artikel 11.2.
11.2
Procedure ontheffing
a. Het ontwerpbesluit, waarbij toepassing zal worden gegeven aan een ontheffingsbevoegdheid, ligt gedurende twee weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage; b. burgemeester en wethouders geven van de nederlegging tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid kennis en de kennisgeving geschiedt voorts langs elektronische weg; c. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden schriftelijk bedenkingen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de in sub a. genoemde termijn; d. indien tegen het ontwerpbesluit bedenkingen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed; e. burgemeester en wethouders doen van het besluit tot het verlenen van ontheffing mededeling aan hen, die bedenkingen naar voren hebben gebracht; f. burgemeester en wethouders maken het besluit tot het verlenen van ontheffing in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid bekend en de kennisgeving geschiedt voorts langs elektronische weg.
16
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Hoofdstuk 4 Artikel 12 12.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 12.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 sub a met maximaal 10%. c. Lid 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Lid 12.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 12.3
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
17
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186 van de gemeente Sliedrecht.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sliedrecht in zijn openbare vergadering van
De griffier,
De voorzitter,
...........................
.......................................
18
bestemmingsplan "Bedrijventerrein Baanhoek 186" (vaststelling)
BIJLAGE 1:
Staat van Bedrijfsactiviteiten
behorende bij de regels van het bestemmingsplan Bedrijvent errein Baanhoek 186 van de gemeente Sliedrecht. Uit: Bedrijven en milieuz onering Uitgave VNG, 2009
Toelichting bij de Staat van bedrijfsactiviteiten Algemeen De lijst van bedrijfsactiviteit en is gebaseerd op de richt afstandenlijsten voor milieubelastende 1 activit eiten uit de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de V NG . Uit de richtafstandenlijsten zijn die bedrijfsactiviteiten ges electeerd, die in begins el passen binnen de beoogde bestemming. Richtafstanden In de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt onderscheid gemaakt naar richt afstanden voor de ruimtelijk relevant e milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste afstand van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Bij het bepalen van de richt afstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: het betreft 'gemiddeld' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruik elijke productieproces sen en voorzieningen; de richt afstanden hebben betrekking op het omgevingstype ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’ of ‘gemengd gebied’; de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de activiteiten; bij activiteiten met ruimt elijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeert erreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activit eit binnen zones met een verschillende milieucategorie. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming, die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning, die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. Omgevingstype Allereerst zijn er richtafstanden, die zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt 2 nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Gemotiveerd kunnen 3 kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied , dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hoge milieubelasting kent. Verdere reducties zijn in de meeste gevallen niet te verantwoorden, omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon - en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebrac ht. In onderstaande tabel worden de richtafstanden weergegeven afhankelijk van het omgevingstype.
1
Bedrijven en milieuzonering, VNG 2009 Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afge zien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied. 3 Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals, winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden, die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot dit omgevingstype. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. 2
Milieucategorie
1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied
10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1.000 m 1.500 m
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m 500 m 700 m 1.000 m
OMSCHRIJVING
0 1 3 4 5 6 7
151 152 152 152 152 152 152 1531 1531 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542 1543 1543 1543 1551 1551 1551 1551 1552 1552 1561 1561 1561 1561 1562 1562 1562 1571 1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1583 1584
108 102 102 102 102 102 102 1031 1031 1031 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 104101 104101 104101 104102 104102 104102 1042 1042 1042 1052 1051 1051 1051 1052 1052 1061 1061 1061 1061 1062 1062 1062 1091 1091 1091 1091 1092 1071 1071 1071 1072 1081 10821
8 0 2 3 4 5 6 0 1 2 0 1 2 3 4 5 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 3 4 5 1 2 0 1 2
1584 1584 1584 1585 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2 1589.2 1591 1592 1592 1592 1596 1597 1598 16 16 160 17 17
10821 10821 10821 1073 1083 1083 108401 1089 1089 1089 1089 1089 1089 110101 110102 110102 110102 1105 1106 1107 12 12 120 13 13
2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² Deegwarenfabrieken 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen: 2 - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken 0 Soep- en soeparomafabrieken: 1 - zonder poederdrogen 2 - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: 1 - p.c. < 5.000 t/j 2 - p.c. >= 5.000 t/j Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken - VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
0 1 2 0 3 5 6 0 1 2 0 0
0 0 0 0 0 0
100 100 100 50 50 50
50
0
50
200 300 300 100 50
0 0 10 10 10
300 50
C C C C
50 50 50 30 10 10
R R R
100 300 100 50 50 50
10
50
100 C 50 C 50 C 50 30
30 0 30 30 10
200 300 300 100 50
30 10
200 C 50
50 50
50 50 100 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
10 10 10 30 10
200 300
30 50
100 C 300 C Z
30 50
R R
200 300
200 300
10 10
100 C 300 C Z
100 200
R R
200 300
100 200
10 10
200 C 300 C Z
30 50
R R
200 300
50 100 50 50 10
0 0 50 0 0
100 300 300 100 30
C C Z C C
50 50 50 50 0
R R R R
100 300 300 100 30
200 100 50
100 50 100
300 C Z 200 C 200 C
100 50 50
R R
300 200 200
200 300
50 100
200 C 300 C Z
30 50
R R
300 200 300 200
100 50 100 100
200 200 300 200
30 30 50 30
30 100 100
10 30 10
100 300 100 50
30 30 30 30
50 50 50 10
30 30 30 10
100 200 200 200
10 30 30 50
30 50 50 50
10 10 30 50
100 300 200 300
10 50 50 30
50 50 50 200 C
10 50 30 30
200 300 300 300 10
30 50 30 50 0
200 300 100 100 100
30 50 50 30 50
200
30
C C C C C
C C C Z C
30 C 100 C 100 C
C C C C
50 C
R R
D
D
300 50 100 100 100 300 300
R
10 30 30
30
CATEGORIE
100 300 100 50 30 50
GROOTSTE AFSTAND
GELUID
10, 11 101, 102 101, 102 101 101 101 101 101, 102
STOF
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven: - conserveren - roken - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van aardappelproducten - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken: - p.c. >= 500 t/u - p.c. < 500 t/u Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: - p.c. < 10 t/u - p.c. >= 10 t/u Veevoerfabrieken: - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water - mengvoeder, p.c. < 100 t/u - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens - v.c. >= 7500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
15 151 151 151 151 151 151 151
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
SBI-CODE 2008
nummer
SBI-CODE
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
GEVAAR
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
D
200 300 300 200 300 200 30 100 100
R R
R
R
R R R R
100 300 100 50 100 200 200 200 100 300 200 300 200 300 300 300 100
200
D
OMSCHRIJVING
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
Bewerken en spinnen van textielvezels 0 Weven van textiel: 1 - aantal weefgetouwen < 50 2 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen 0 Houtconserveringsbedrijven: 1 - met creosootolie 2 - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp 0 Papier- en kartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u 2 - p.c. 3 - 15 t/u 3 - p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken 0 Golfkartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u 2 - p.c. >= 3 t/u - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Aardolieraffinaderijen A Smeeroliën- en vettenfabrieken B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN 0 Vervaardiging van industriële gassen: Kleur- en verfstoffenfabrieken 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken: A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" B0 Methanolfabrieken: B1 - p.c. < 100.000 t/j B2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): 1 - p.c. < 50.000 t/j 0 Landbouwchemicaliënfabrieken: Verf, lak en vernisfabrieken 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken: 1 - p.c. < 1.000 t/j 0 Farmaceutische produktenfabrieken: 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken: 1 - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 1 - vloeropp. < 100 m2 2 - vloeropp. >= 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken 0 Kunststofverwerkende bedrijven: 1 - zonder fenolharsen
GELUID
131 132 132 132 133 139 1393 139, 143 14 14 141 142, 151 15 15 151, 152 151 152 16 16 16101 16102 16102 16102 1621 162 162 17 17 1711 1712 1712 1712 1712 172 17212 17212 17212 58 58 1811 1812 19 19 19201 19202 19202 19202 201, 212, 244 20 20 2011 2012 2012 2012 20141 20141 20141 20141 20141 20149 20149 202 203 2120 2110 2120 2120 2041 2042 2052 2052 205902 205903 205903 2060 22 22 221101 221102 221102 221102 2219 222 222
100
30
100
0 50 10 10 10 10
100 300 50 50 200 50
50 10
0 10
50 50
30 10 10
100 30 50
10 10 10
300 50 50
0
50
100
50
200 10 100 0 0
30 30 30 30 30
50 50 100 100 50
10 10 10 0 0
200
100
200 C
50
R
200
50 100 200 30
30 50 100 30
50 200 300 100
C C Z C Z C
30 50 100 30
R R R R
50 200 300 100
30 50
30 30
100 C 200 C Z
30 30
R R
100 200
30 30
0 0
100 C 100
10 10
1500 50 300 300 10
100 0 0 0 10
200
0
100
STOF
171 172 172 172 173 174, 175 1751 176, 177 18 18 181 183 19 19 191 192 193 20 20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204, 205 203, 204, 205 21 21 2111 2112 2112 2112 2112 212 2121.2 2121.2 2121.2 22 22 2221 2222 23 23 2320.1 2320.2 2320.2 2320.2 233 24 24 2411 2412 2413 2413 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 242 243 2441 2441 2442 2442 2451 2452 2462 2462 2464 2466 2466 247 25 25 2511 2512 2512 2512 2513 252 252
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
SBI-CODE 2008
nummer
SBI-CODE
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
10
50
10 10 50 10 100 0
10 30 0 0 30 10
100 300 50 50 200 50
30 50
0 10
300 50 50
Z
1500 C Z 100 100 200 100
R
CATEGORIE
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
D
100 200 50 100 100 50
100 100
1500 30 50 50 1500
R R R R
1500 100 300 300 1500
D D
200 C
200
R
200
D
30
300 C
300
R
300
D
300
10
200 C
300
R
300
D
100 200
0 0
200 C 300 C Z
100 200
R R
200 300
300
0
200 C
100
R
300
300
30
200 C
300
R
300
200
10
200 C
300
R
300
50 300 300
10 100 30
50 200 C 50 C
50 100 50
R R R
50 300 300
100 50 50 200 300
10 10 10 30 30
100 100 50 100 C 300 C
50 50 50 200 200
R R R R
100 100 50 200 300
300
50
300 C
100
R
300
50 200 100
10 50 10
30 100 50
30 50 50
R R
50 200 100
200
50
100
100
R
200
D
D
D
OMSCHRIJVING
26 261 261 261 261 2615 262, 263 262, 263 264 264 2651 2652 2652 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 27 27 271 271 272 273 273 274 274 274 2751, 2752 2751, 2752 2753, 2754 2753, 2754 28
23 231 231 231 231 231 232, 234 232, 234 233 233 2351 235201 235201 235202 235202 23611 23611 23611 23612 23612 23612 2362 2363, 2364 2363, 2364 2363, 2364 2365, 2369 2365, 2369 2365, 2369 237 237 237 237 2391 2399 2399 2399 2399 2399 2399 2399 2399 24 24 241 241 241 243 243 244 244 244 2451, 2452 2451, 2452 2453, 2454 2453, 2454 25
0 1 2 3
28 281 281 281 281 281 2821 2821 2822, 2830 284 284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851
25, 31 251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 2529, 3311 2529, 3311 2521, 2530, 3311 255, 331 255, 331 255, 331 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561,3311 2561, 3311
0 2 A B 0 0 1 0 1 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 A0 A1 B0 B1 B2 C D0 D1 0 2 0 0 1 A0 A1 B0 0 1 0 1 0 1 1a 2 3 0 1 A B B1 0 1 10 11 12 2 3 4 5 6 7
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d - p.c. >= 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur VERVAARDIGING VAN METALEN Ruwijzer- en staalfabrieken: - p.c. >= 1.000 t/j IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling
300 50
50 30
100 50
200 30
30 30 300 10
30 100 100 30
100 300 C Z 100 50
30 30 50
50 200 200
100 200 200
30 30 100
R
100 200 200
30
200
200
30
R
200
30
200
200
30
R
200
10 10
100 100
200 300
30 30
200 300
10 30 50
50 200 50
100 300 100
30 30 30
100 300 100
10 30
50 200
100 300
Z
10 10
100 300
10 30
50 200
100 300
Z
50 200
10 10 10 10
30 30 100 30
100 50 300 50
0 0 10 10
100 50 300 50
300
100
100
30
300
100 200 50 100 200
200 100 50 50 100
300 C Z 100 C 100 200 300 Z
30 50 50 30 50
300 200 100 200 300
1500
1000
1500 C Z
300
30
30
300
30
100
100
300
30
R
300
100
50
300 C
30
R
300
100
50
300 C
30
R
300
30 30 30 50
30 30 50 200
100 50 200 300
30 10 30 30
30 30 10 50 30
50 30 30 30 30
300 200 200 100 50
30 30 30 30 10
50 30 30 100 50 100 100 30 50 50
50 200 50 30 50 50 50 50 10 10
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100
50 30 50 50 30 50 50 30 30 30
Z
Z
30 50 30 10
CATEGORIE
GEVAAR
2 - met fenolharsen 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen -
GELUID
222 222 23
STOF
252 252 26
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
SBI-CODE 2008
nummer
SBI-CODE
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
GROOTSTE AFSTAND
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
R
R
R R
R
300 50
100 300 300 50
100 300 D
D
D
1500
300
100 50 200 300 R
R R
300 200 200 100 50 100 200 100 100 100 100 100 100 100 100
D D
D D D D
OMSCHRIJVING
GELUID
GEVAAR
2561, 3311 2561, 3311 2562, 3311 2562, 3311 259, 331 259, 331 259, 331 259, 331 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 28, 33 26, 28, 33 26, 28, 33 26, 28, 33 26, 27, 33 26, 27, 33 271, 331 271, 273 273 272 274 2790 26,33 26, 33 261, 263, 264, 331 2612 26, 32, 33 26, 32, 33 26, 32, 33 29 29 291 291 291 29201 29202 293 30
100 30 10 10
50 30 30 30
100 100 100 50
50 50 30 10
30 30 30
50 30 30
200 100 50
30 30 10
200 100 50
30 50 50
30 30 30
100 200 300
30 30 30
100 200 300
30
10
30
10
30
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Koolelektrodenfabrieken
200 200 100 100 200 1500
30 10 10 30 30 300
50 50 100 50 300 200
200 200 200 100 300 1500
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading
30 50
0 10
50 50
30 30
50 50
30
0
30
0
30
100 200 100 30 30
10 30 10 10 10
35 351 351 351 351 352 352 352 353 353 354 355 36 36 361 361 362 363 364 365 3663.1 3663.2 37 37 372 372 372 372 40 40 40 40 40
30 301, 3315 301, 3315 301, 3315 301, 3315 302, 317 302, 317 302, 317 303,3316 303, 3316 309 3099 31 31 310 9524 321 322 323 324 32991 32999 38 38 383202 383202 383202 383202 35 35 35 35 35
30 100 50
40 40 40 40 40 40 40 40
35 35 35 35 35 35 35 35
8 9 1 2 A0 A1 B B
- emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
0 1 2 3 A -
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
-
Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
- VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven 1 - p.o. < 10.000 m2 2 - p.o. >= 10.000 m2 Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken 0 1 2 3 0 1 2 0 1
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen - metalen schepen < 25 m Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: - zonder proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g.
- VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 1 Meubelfabrieken 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g. - VOORBEREIDING TOT RECYCLING A0 Puinbrekerijen en -malerijen: A1 - v.c. < 100.000 t/j B Rubberregeneratiebedrijven C Afvalscheidingsinstallaties - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) A4 - kerncentrales met koeltorens B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen B1 voedingsindustrie B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: C1 - < 10 MVA C2 - 10 - 100 MVA C3 - 100 - 200 MVA C4 - 200 - 1000 MVA D0 Gasdistributiebedrijven:
Z
30 30 200 100 30 1000 C Z
200 C 300 Z 200 200 100
30 50 30 30 30
30 50 100
50 100 200
10 50 30
50 50
30 30
100 300
50 30 30
30 10 30
200 100 100
30 30 30
50 0 30 30 30 30 0 30
50 10 10 10 10 10 30 10
100 10 10 30 50 50 30 50
30 0 10 10 30 30 0 30
30 300 200
100 50 200
300 100 300 C
10 50 50
10
10
500 C
1500
100 50
50 50
100 100
0 0 0 0
0 0 0 0
30 50 100 300
Z
30 30
30 30 C C C C Z
10 30 50 50
CATEGORIE
STOF
2851 2851 2852 2852 287 287 287 287 29 29 29 29 29 29 30 30 30 31 31 311 312 313 314 315 3162 32 32 321 t/m 323 3210 33 33 33 34 34 341 341 341 3420.1 3420.2 343 35
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
SBI-CODE 2008
nummer
SBI-CODE
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
GROOTSTE AFSTAND
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
R
R R R
R R R R
R
R
R
100 100 100 50
200 300 200 200 100
D
D
D
100 300 200 100 100
D
D
D
300 300 300
1500
R R
D D D
50 100 200
100 10 30 30 50 50 30 50
R
D D
100 100 30 50 100 300
D
OMSCHRIJVING
35 35 35 35 36 36 36 36 36 36 36 36 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 45, 47 45, 47 451 45204 45204 46 46 4621
5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.2 5151.2 5151.2 5151.3 5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4 5154 5154 5154 5155.1 5155.2 5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3 518 518 518 519 60 60 6021.1 6023 6024 6024 603 63 63 6311.1 6311.1 6311.1
4621 4622 4623 4624 46217, 4631 4632, 4633 4634 4635 4636 4637 4638, 4639 464, 46733 46499 46499 46499 46499 46711 46711 46712 46712 46712 46713 46721 46721 46722, 46723 4673 4673 4673 46735 46735 46735 4674 4674 4674 46751 46752 4676 4677 4677 4677 4677 466 466 466 466, 469 47 49 493 493 494 494 495 52 52 52241 52241 52241
D1 D5 E0 E1 A0 A2 B0 B1 B2 B3 0 1 2 3 -
- gascompressorstations vermogen < 100 MW - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW - 1 - 15 MW - >= 15 MW BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Groothandel in vrachtauto's (incl. import) A Autoplaatwerkerijen C Autospuitinrichtingen - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur 1 of meer Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen 0 Grth in vuurwerk en munitie: 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 5 - munitie 0 Grth in vaste brandstoffen: 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 0 Grth in metaalertsen: 1 - opslag opp. < 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 Grth in hout en bouwmaterialen: 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 4 zand en grind: 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 0 Grth in machines en apparaten: 1 - machines voor de bouwnijverheid 2 - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. - VERVOER OVER LAND Bus-, tram- en metrostations en -remises Touringcarbedrijven 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: 2 - stukgoederen 7 - tankercleaning
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
40 40 40 40 41 41 41 41 41 41 41 41 45 45 45 45 45 45 50 50 501 5020.4 5020.4 51 51 5121
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
SBI-CODE 2008
nummer
SBI-CODE
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
GELUID
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
0 0
0 0
300 C 50 C
100 50
30
10
100 C
50
100
10
0
50 C
30
50
0 0 0
0 0 0
30 C 100 C 300 C
10 10 10
30 100 300
10 10 10 0
30 30 30 10
100 50 50 30
10 10 10 10
100 50 50 30
10 10 50
10 30 30
100 100 30
10 10 30
R
100 100 50
30
30
50
30
R
50
100 10 50 50 30 10 0 10 10 30 10 10
100 10 10 0 10 0 0 0 10 10 10 10
50 0 0 0 50 50 0 0 0 0 10 10
R
300 30 100 50 50 50 30 30 30 30 30 30
10 10 0
0 0 0
30 30 30
10 50 30
V V
10
50
50
30
50 50 100
0 0 0
50 50 30
200 300 50
30 0
300 10
300 100
10 10
300 100
0 0
10 10
50 30
10 10
50 30
0 0
30 10
100 30
0 0
100 30
0 0 50 30 10 10 10 10 10
0 0 10 30 10 30 10 30 10
50 30 30 30 30 100 50 100 50
10 0 100 30 10 30 10 10 10
50 30 100 30 30 100 50 100 50
0 0 0
10 10 0
100 50 30
10 0 0
100 50 30
0 10 0 0 0
10 0 0 0 0
100 100 100 50 30
C C C C C
0 0 30 30 10
100 100 100 50 30
D
0 300
30 10
300 C 100 C
100 200
300 300
D
300 Z 30 100 C 30 30 30 30 30 30 30 30 30
R
R R
300 50
30 50 30 50
R R
R R
R R
200 300 100
D D
D
D
D
OMSCHRIJVING
52242 52241 52242 52242 52242 52242 52242 52102, 52109 52109 5221 53 53 531, 532 61 77
71 712 713 714 72 72 72
77 7712, 7739 773 772 62 62 58, 63
74
63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82
74 747 7481.3 7484.3 90 90 9001 9001 9001 9001 9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 93 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3
63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82 812 74203 82991 37, 38, 39 37, 38, 39 3700 3700 3700 3700 381 381 381 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 96 96 96011 96011 96012 96013
0 1 10 2 3 5 7 A B 2 -
Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers - tankercleaning - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 Distributiecentra, koelhuizen Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten A Telecommunicatiebedrijven VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE - GOEDEREN Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE B Datacentra
0 300 0 30 50 50 30 0 10
10 10 10 200 300 300 10 0 0
300 100 100 300 200 300 50 C 30 C 100 C
50 200 50 30 50 50 50 10 30
0 0
0 0
30 C 10 C
0 0
30 10
10 10 10
0 0 10
10 10 10
50 50 30
0
0
30 C
0
30
50 10 50
10 0 30
30 30 C 200 C
30 10 50
50 30 200
200 300 30 50 30 200
10 10 0 30 30 200
100 C 200 C Z 10 C 50 50 300
10 10 0 10 30 30
100 0 50 100 300 10 300
50 10 10 0 200 10 200
30 200 C 30 10 300 C Z 30 300
10 1500 10 30 50 30 10
100 200 200
100 200 50
100 100 100
30 30 30 0
0 0 0 0
50 50 30
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6312 6312 6321 64 64 641 642 71
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
SBI-CODE 2008
nummer
SBI-CODE
bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
GELUID
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
R R R R R
300 300 100 300 300 300 50 30 100
D
D
D D D
-
A0 A1 A2 B A B C A0 A2 A3 A4 A5 A6 A7 B C0 C3 C4 C5 A B
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: - < 100.000 i.e. - 100.000 - 300.000 i.e. rioolgemalen Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Vuiloverslagstations Afvalverwerkingsbedrijven: - kabelbranderijen - verwerking radio-actief afval - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen A Wasverzendinrichtingen
50 C 50 30 30
10 30 100
30 30 30 0
R
R
R R
R
R
D
200 300 30 50 50 300 100 1500 50 100 300 30 300 100 200 200
50 50 30 30
D D
44
3911
1382
1367
3775
LEGENDA
3913 3898
1381
3914 9
an
3900
BOUWVLAK
1428
ek
20
0
1368
3867
3836
ho
9
48
Ba
3899
PLANGEBIED
137
3450
PLANGEBIED
bouwvlak
3897
MAATVOERINGSAANDUIDINGEN
BESTEMMINGEN
47
4a
19
3905
3263
19
2
3901 3902
366
3506
7 4 85
2630 2631
48
3505
9
4
11,5
3918
maximale bouwhoogte (m)
3903 202
B
Bedrijf
WA
Water
3806
70%
maximum bebouwingspercentage (%)
3967
1
WS-WK
Scha
arhave
n
3943
47
3944 6b
196
18
3871
3966
18
0
18
3904
6a
17
8
73
3837
DUBBELBESTEMMINGEN
46
9
3908 3950
22
38 3831
VERKLARINGEN
3907 3949 17
6
3874
5
70%
4
196
e
395
48
44
a
184
b
45
160
69
0
3748572
3941
2889
(sb-sch)
1476
1478
50
1
specifieke vorm van bedrijf - schoorsteen
3339
3797
(ste)
steiger
3
43
5
1470
43
b
96
182
8
15 93 56 28 894 1 154 2 95 28 5 270
3338
37
2
77 434 9 91 1 4328
186
892
FUNCTIEAANDUIDINGEN
68
3770455
37
d
3
322
196
3711
1
45
37
c
9
a
(sb-sch)
7
44
182
11,5
5
44
2435991
3965
196
49
31
5 74 249 1 72 24961 70 71 249 168 8 249 166 3879 3942
kadastrale gegevens
AANDUIDINGEN
31
3875
B 196
E.4127
Waterstaat - Waterkering
E.4128
3878
3804
196
WS-WK
3147
bestaande bebouwing en topografische gegevens
1469
19 3953
W I S S I N G
148
3959
3842
146
3791
3845
1
3919
c
5
42
150
a
9
140
395
188
41
7
3946
41
138
Planstatus
04 Vastgesteld
Datum
24-08-2009
Kaartblad
1
Aantal bladen
1
Schaal
1 : 2000
GML
NL.IMRO.0610.bp21bioderij-3001.gml
Getekend
Kim Heijmeriks
Tek.
066201-B-01
8
13
12
150 142
Gew. 19-04-2010
12
4
3841
Sliedrecht I.o.v. IDDS Groep Noordwijk
12 3864 6
6
WA
Gemeente
5 3321 41
3846
(ste)
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Baanhoek 186
oek
3958
3964
Titel
3792
anh
3844
152
13,5
5
Ba
3843
KH
rivier
3865 3568
de Me
rwede
3948
3808
3947
3886 3440
3960
3961
Kruidentuin 5 Postbus 37 2990 AA Barendrecht Telefoon 0180-613144 Telefax 0180-620461 E-mail info@ wissing.nl 3882
A3
Van deze tekening mag niet gemeten worden.
stedebouw en
144
3920
ruimtelijke vormgeving BV
12
2
3955