BESTEMMINGSPLAN BEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
GEMEENTE NEDERWEERT TOELICHTING
™ ™ ™ ˜ ™
concept-voorontwerp voorontwerp ontwerp vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert d.d. 24 oktober 2006 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d.
november 2006 110501/ZC6/455/701245
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Inhoud 1
Inleiding ________________________________________________________________ 4 1.1 Planmotivatie_________________________________________________________ 4 1.2 Begrenzing van het plangebied __________________________________________ 5 1.3 Opzet en leeswijzer____________________________________________________ 5
2
Planologisch kader _______________________________________________________ 7 2.1 Rijksbeleid ___________________________________________________________ 7 2.1.1 Nota Ruimte ___________________________________________________ 7 2.1.2 Nationaal Milieubeleidsplan 4______________________________________ 8 2.2 Provinciaal beleid _____________________________________________________ 9 2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) ____________________________ 9 2.2.2 Richtlijnen “Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg” ____________ 11 2.3 Gemeentelijk beleid __________________________________________________ 11 2.3.1 Structuurvisie Nederweert________________________________________ 11 2.3.2 Werken ______________________________________________________ 11 2.3.3 Verkeer ______________________________________________________ 12 2.3.4 Groenstructuurplan_____________________________________________ 12 2.3.5 Milieubeleidsplan ______________________________________________ 12 2.3.6 Water _______________________________________________________ 13 2.3.7 Klimaatbeleid__________________________________________________ 14
3
Uitgangspunten en randvoorwaarden _____________________________________ 15 3.1 Ruimtelijke karakteristiek ______________________________________________ 15 3.2 Functies in het plangebied _____________________________________________ 15 3.3 Verkeer ____________________________________________________________ 17 3.4 Archeologie en cultuurhistorie __________________________________________ 18 3.5 Milieu _____________________________________________________________ 18 3.5.1 Bedrijven _____________________________________________________ 18 3.5.2 Bedrijfswoningen ______________________________________________ 19 3.5.3 Stankhinder___________________________________________________ 19 3.5.4 Luchtkwaliteit _________________________________________________ 21 3.6 Geluidszone bedrijventerrein ___________________________________________ 22 3.7 Bodem_____________________________________________________________ 23 3.8 Water _____________________________________________________________ 23 3.8.1 Landelijk en provinciaal beleid ____________________________________ 23 3.8.2 Gemeentelijk waterplan _________________________________________ 24 3.8.3 Watertoets ___________________________________________________ 24 3.9 Civieltechnische aspecten ______________________________________________ 25 3.10 Externe veiligheid ____________________________________________________ 25
4
Juridische planopzet_____________________________________________________ 29 4.1 Inleiding ___________________________________________________________ 29 4.2 Handhaving_________________________________________________________ 29
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
2
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
4.3 Leeswijzer bij de voorschriften __________________________________________ 30 5 6
Economische uitvoerbaarheid_____________________________________________ 32 Maatschappelijke uitvoerbaarheid_________________________________________ 33 6.1 Advies P.C.G.P. ______________________________________________________ 33 6.2 Overleg ex artikel 10 Bro_______________________________________________ 33 6.3 Inspraak____________________________________________________________ 34 6.4 Zienswijzen _________________________________________________________ 34
Bijlage 1
Wateradvies ______________________________________________________ 35
Bijlage 2
Advies P.C.G.P. ____________________________________________________ 36
Bijlage 3
Reacties ex artikel 10 Bro ____________________________________________ 37
Bijlage 4
Inspraakverslag ____________________________________________________ 38
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
3
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
PLANMOTIVATIE De gemeente Nederweert heeft het voornemen om de komende jaren de vigerende bestemmingsplannen voor de verschillende kernen binnen haar grondgebied te herzien. Deze actualisering moet gezien worden in het licht van de op handen zijnde herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), waarbij de gemeente zorg moet dragen voor het actueel houden van haar bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar worden in de herziene wet bevroren, waardoor er geen vergunningverlening meer mogelijk is tot het moment dat er een herziening van het plan is gerealiseerd. Naast het actualiseren van de bestemmingsplannen heeft de gemeente er ook voor gekozen, om tegelijkertijd, de bestemmingsplannen te digitaliseren. Door het digitaliseren van de bestemmingsplannen kunnen deze zowel op het intranet van de gemeente, als extern op het internet aan de klantenbalie gebruikt worden. Op termijn komen de bestemmingsplannen ook beschikbaar via internet. Het bestemmingsplan voor bedrijventerrein Pannenweg-oost maakt deel uit van de derde fase van het actualiseringstraject van de gemeente Nederweert. Een deel van de vigerende plannen is verouderd en er bestaat weinig uniformiteit tussen de regelingen onderling. In onderstaande tabel zijn de vigerende bestemmingsplannen voor bedrijventerrein Pannenweg-oost weergegeven. vigerend plan bedrijventerrein Aan Veertien
vaststellingsdatum
goedkeuringsdatum
Bestemmingsplan bedrijventerrein Pannenweg
29.05.1990
18.12.1990
Bestemmingsplan dierenartsenpraktijk Rijksweg 20-08-1985 Zuid
09-09-1986
Het voorliggende bestemmingsplan bedrijventerrein Pannnenweg-oost omvat het bestaande gedeelte van bedrijventerrein Pannenweg ten oosten van de Staterweg. De dierenartsenpraktijk aan de Rijksweg-zuid wordt eveneens in het voorliggende bestemmingsplan geregeld. De zone ten westen van de Staterweg wordt geregeld in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan bedrijventerrein Pannenweg 2005. Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend een beheerplan. Het plan heeft hoofdzakelijk als doel de bestaande toestand vast te leggen en de ondernemer/burger voldoende rechtszekerheid te bieden.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
4
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
1.2
BEGRENZING VAN HET PLANGEBIED Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Nederweert aan de zuidzijde van de provinciale weg N275 (Randweg-zuid) en ten noorden en westen van respectievelijk de ZuidWillemsvaart en het kanaal Wessem-Nederweert. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de kern Nederweert en de Randweg-zuid. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Staterweg. De zuid- en oostzijde worden begrensd door de Rijksweg-zuid.
Overzichtskaart plangebied
1.3
OPZET EN LEESWIJZER Conform het bepaalde in artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) omvat het bestemmingsplan de volgende onderdelen: Plankaart:
Op de plankaart zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de voorschriften opgenomen juridische regeling.
Voorschriften:
In de voorschriften is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden, opstallen en ander gebruik van de gronden juridisch geregeld. Per bestemming zijn doelen of doeleinden aangegeven.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
5
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Toelichting:
In de toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de uitkomsten van het in artikel 9 Bro genoemde onderzoek (bestaande toestand en mogelijke en gewenste ontwikkelingen) opgenomen. Daarnaast dient een rapportering van de gevolgde inspraakprocedure en de uitkomsten van het in artikel 10 Bro bedoelde overleg, deel uit te maken van de toelichting.
De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het bestaand beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau belicht. De aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en randvoorwaarden worden besproken in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt de juridische planopzet aangegeven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 6 tenslotte op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
6
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
HOOFDSTUK
2.1
RIJKSBELEID
2.1.1
NOTA RUIMTE
2
Planologisch kader
In de Nota Ruimte, in werking getreden op 27 februari 2006, zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Het gaat daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen). In de nota staat ‘ruimte voor ontwikkeling’ centraal en gaat het kabinet uit van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’. ‘Ruimte voor ontwikkeling’ betekent ook dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer ‘basiskwaliteit’; dat zorgt voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. Het is de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten om dit generieke ruimtelijke beleid integraal en concreet gestalte te geven en integraal op elkaar af te stemmen zowel bij planvorming als uitvoering en daarmee te zorgen voor basiskwaliteit. Uitzondering hierop vormen vastgelegde rijksverantwoordelijkheden, zoals die voor de hoofdinfrastructuur.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
7
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Opgebouwd vanuit deze twee invalshoeken, bevat deze nota de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De kern van het beleid ligt in het toepassen van efficiënte manieren om met de ruimte om te gaan. Dit wordt gerealiseerd door het intensiveren van ruimtegebruik, het combineren van ruimtefuncties en het transformeren van ruimte. Voor het onderhavige plan is met name het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen relevant. Het beleid voor het vestigen van bedrijven en voorzieningen wordt namelijk herzien. Tot nu toe hanteerde het Rijk bij dit vestigingsbeleid (het zogenaamde ABC-locatiebeleid) aan de hand van bereikbaarheidskenmerken normen voor de parkeervoorzieningen en het openbaar vervoer. In het nieuwe beleid is het de taak van provincies en gemeenten een afweging te maken tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid en zo de beste plek voor het bedrijf of de voorziening te bepalen. Dat beleid wordt vastgelegd in streekplannen en bestemmingsplannen. Intensief ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt. Waar dat mogelijk en verantwoord is, worden woningen, bedrijven en voorzieningen niet langer gescheiden, maar meer met elkaar gemengd. Ook dit bevordert de verscheidenheid en het zuinig gebruik van de ruimte. Voorwaarde is dat het mengen van functies geen risico’s oplevert voor de veiligheid, de gezondheid en de leefbaarheid voor de mensen die er wonen.
2.1.2
NATIONAAL MILIEUBELEIDSPLAN 4 Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (juni 2001) markeert de afsluiting van het afgelopen decennium en de in die periode verschenen milieubeleidsplannen. Met deze nota wordt een nieuwe beleidscyclus gestart, met een over meerdere decennia vol te houden pad van transitie naar duurzaamheid. De verschillende transities zijn ondergebracht in drie clusters: §
transitie naar duurzame energiehuishouding;
§
transitie naar een duurzaam gebruik van biodiversiteit en hulpbronnen;
§
transitie naar duurzame landbouw.
Dit 4e NMP beoogt het permanente proces van verbetering te versterken door integrale oplossingen te ontwikkelen voor hier en nu, voor elders en later. De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door het aanbod van woningen, werkgelegenheid, winkels en andere voorzieningen in de omgeving of door de aanwezigheid van groen, natuur, ruimte en afwisseling van karakteristieke gebieden. Ook blijkt de waardering van het stedelijk gebied steeds meer gekoppeld te worden aan de waardering van het landelijk gebied en omgekeerd. Het milieubeleid draagt echter ook bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Milieu en ruimtelijke ordening raken steeds meer verweven. Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar dan ook versterken. Om de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te versterken worden drie veranderingen aangebracht: §
de samenhang tussen milieu- en ruimtelijk beleid;
§
de samenhang tussen het beleid van verschillende overheden wordt versterkt;
§
de verantwoordelijk van medeoverheden voor de plaatselijke leefomgeving wordt vergroot.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
8
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definiëren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.
2.2
PROVINCIAAL BELEID
2.2.1
PROVINCIAAL OMGEVINGSPLAN LIMBURG (POL)
Uitsnede “Kaart “Midden” Provinciaal Omgevingsplan Limburg
Algemeen Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) ‘Liefde voor Limburg’ is een integraal plan, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2001. Het POL vervangt verschillende bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie, waaronder het streekplan. Het omgevingsplan is door de provincie Limburg opgesteld in samenspraak met externe partners als gemeenten, waterschappen, werkgevers- en werknemersorganisaties. Het is hèt beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg. Het plangebied waarop voorliggend bestemmingsplan van toepassing is, is op de kaart ‘Midden’ van het POL gelegen binnen de ‘grens van de stedelijke dynamiek’ van de stadsregio Weert - Nederweert en nader aangeduid als ‘bedrijventerrein’.
Provinciaal beleid inzake bedrijvigheid Uitgangspunten in het POL ten aanzien van bedrijvigheid zijn: § marktgericht aanbod bedrijventerreinen, kantorenlocaties en winkelvoorzieningen van voldoende omvang en voor de korte en lange termijn. Bij gebrek aan ruimte geldt: op is op (indien geen grensoverschrijdende oplossingen); §
revitalisering van verouderde bedrijventerreinen en efficiënt ruimtegebruik;
§
enkele grote regionale en stedelijke bedrijventerreinen, waaronder Pannenweg;
§
resterende taakstellingen voor de steden en de regionale opvangkernen in een aantal onderscheiden categorieën; modern gemengd, bedrijvenpark, gemengd plus, transport en distributie.
De provincie wil een te grote versnippering van bedrijvigheid tegengaan en kiest voor concentratie en ontwikkeling van een beperkt aantal nieuwe locaties. Dit uit economisch oogpunt en om aantasting van het buitengebied te voorkomen.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
9
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Ten aanzien van bedrijventerreinen gaat het POL in op de ruimtelijke invulling van de economische groei, waarbij het uitgangspunt is om zuinig en uitgekiend met de beschikbare ruimte om te gaan. Voor lokale bedrijventerreinen is een aantal regionale verzamelterreinen in de provincie Limburg aangewezen. Hierover zal nog nader overleg moeten plaatsvinden met de regio’s en gemeenten, waarbij afstemming en samenwerking belangrijke voorwaarden zijn. De provincie wil bedrijven zo veel mogelijk concentreren binnen het stedelijk gebied. Buiten het stedelijk gebied wil men Uitsnede kaart “markt-
concentratie van bedrijvigheid op
gebieden bedrijvigheid”
terreinen bij de regionale kernen
Provinciaal Omgevingsplan
bereiken. Indeling naar
Limburg
schaalniveau en aard van de bedrijven moet zorgen voor doelmatig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met de vestigingswensen van de bedrijven. De voorkeur wordt gegeven aan uitbreiding van bestaande terreinen boven het aanleggen van nieuwe. In het beleid van het POL valt bedrijventerrein Pannenweg-oost onder het bedrijventerrein type 1 (een stedelijk bedrijventerrein). Voor een stedelijk bedrijventerrein wordt in het POL gedacht aan een “Modern gemengd bedrijventerrein”.
Provinciaal beleid inzake duurzame ontwikkeling Alle (nieuwe) bedrijventerreinen moeten uiteindelijk duurzaam ontwikkeld, ingericht en beheerd worden. Dit is maatwerk. Welke inspanningen het duurzaam ideaal dichterbij brengen is afhankelijk van de omvang en de ligging van het terrein en het type bedrijven. De volgende aspecten dienen in ieder geval bekeken te worden: §
besparing, uitwisseling en duurzame opwekking van energie;
§
duurzaam waterbeheer (waaronder collectieve zuivering, E-water en afkoppelen hemelwater);
§
intensief ruimtegebruik, waaronder functiedeling en kavels op maat;
§
ruimtelijke zonering van hinderveroorzakers binnen het terrein teneinde overlast en risico’s daarbuiten te minimaliseren;
§
duurzaam bouwen;
§
landschappelijke inpassing;
§
ontsluiting en milieuvriendelijk transport;
§
vermindering van de vervoersbewegingen door vervoersmanagement en bundeling van goederen stromen.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
10
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Duurzame ontwikkeling van een bedrijventerrein is volgens de provincie alleen mogelijk via samenwerking van bedrijven en tussen terreinen. Daarom is de provincie van mening dat er voor elk bedrijventerrein in Limburg een beheersorganisatie (of bedrijventerreinmanagement) actief dient te zijn.
2.2.2
RICHTLIJNEN “HANDREIKING RUIMTELIJKE ONTWIKKELING LIMBURG” De provincie wil – blijkens de “Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg” van juli 2004 – bedrijven zoveel mogelijk concentreren binnen het stedelijk gebied. Buiten het stedelijk gebied wil men concentratie van bedrijvigheid op terreinen bij de regionale kernen bereiken. Indeling naar schaalniveau en aard van bedrijven moet zorgen voor doelmatig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de vestingswensen van de bedrijven. Men wil met deze uitgangspunten positieve effecten bereiken voor de kwaliteit van het productiemilieu, de bescherming van het fysieke milieu in het landelijk gebied en een beperking van de groei aan automobiliteit. Op bedrijventerreinen moet de vestiging van (bedrijfs-)woningen in beginsel worden uitgesloten. Een dergelijke bedrijfswoning is alleen toelaatbaar als deze functioneel is voor het betreffende bedrijf en bovendien vaststaat dat de overige bedrijven op het terrein hierdoor in hun functioneren niet onevenredig worden belemmerd. Voor de locatie Pannenweg-oost zijn geen concrete voornemens in de structuurvisie genoemd.
2.3
GEMEENTELIJK BELEID
2.3.1
STRUCTUURVISIE NEDERWEERT De gemeente Nederweert heeft in februari 2005 de “Structuurvisie 2004 Nederweert kern e.o.” vastgesteld. In de gemeente Nederweert was namelijk behoefte aan een integrale visie inzake de wensen/ behoeften en eisen op economisch, ruimtelijk, volkshuisvestelijk, stedenbouwkundig en architectonisch gebied. De structuurvisie omvat een “overall” visie voor Nederweert/Budschop met een meer op uitvoering gerichte beleidsambitie. Het betreft een ‘raamplan’, een strategische visie op hoofdlijnen voor Nederweert/Budschop. In de structuurvisie wordt ingegaan op de volgende thema’s: infrastructuur, centrum/ detailhandel, horeca, voorzieningen, wonen en bedrijven/kantoren.
2.3.2
WERKEN Uitgaande van het uitgiftetempo van bedrijventerrein in het verleden is er in de stadsregio Weert/Nederweert voldoende gedifferentieerd aanbod aan bedrijventerreinen tot en met 2013. Dit betekent dat de gemeente Nederweert de komende 10 jaar geen nieuwe planontwikkeling voor een bedrijventerrein hoeft op te pakken. Dit valt buiten de planvoorbereiding die momenteel plaats vindt voor bedrijventerrein Pannenweg-west en de planontwikkeling van de Stadspoort.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
11
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Voor de Stadspoort wordt momenteel gewerkt aan een gebiedsgerichte visie. Het doel van deze visie is het geven van een onderbouwde visie over welke ontwikkelingen voor de Stadspoort op termijn het beste zijn. In de visie worden de mogelijkheden aangegeven die de Stadspoort biedt voor de verdere ontwikkeling van de 4 kwadranten. Er wordt daarbij gestreefd naar een gezamenlijke Stadspoort met een eenduidig beeld. Het westelijke deel van bedrijventerrein maakt deel uit van het gebied voor de Stadspoort. Ook voor de langere termijn is het de vraag of er in de gemeente Nederweert nog ooit een omvangrijke bedrijventerreinontwikkeling nodig zal zijn. Dit zal hoogst waarschijnlijk beperkt blijven tot geringe uitbreidingen van de bestaande terreinen. Revitalisering van één of meerdere oudere terreinen kan in deze periode mogelijk wel aan de orde komen.
2.3.3
VERKEER De gemeente Nederweert is momenteel bezig met het opstellen van een verkeersplan, waarin verkeersbewegingen van nu en voor de toekomst inzichtelijk worden gemaakt. Een belangrijk aandachtspunt voor de gemeente vormt het terugdringen van de milieubelasting door het autoverkeer. Tevens komt in het plan het aanpassen van het verkeersstructuur aan bod net als het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets. Het verkeersplan wordt opgesteld in 2005 en naar verwachting begin 2006 afgerond.
2.3.4
GROENSTRUCTUURPLAN De gemeente Nederweert heeft in 1998 een Groenstructuurplan opgesteld. Groen draagt in belangrijke mate bij aan een goed woon- en leefklimaat. Het openbaar groen vervult beeldbepalende, gebruiks-, ecologische en milieufuncties. Het gemeentelijk beleidsuitgangspunt is het in hoofdlijnen verder uitwerken van het huidige groenbeleid. In alle bebouwde kommen van de gemeente Nederweert komt veel openbaar groen voor, gemiddeld ruim boven de indicatieve maatstaf per inwoner. De gemeente zal hier veel aandacht voor het behoud en waar nodig de verbetering van openbaar groen blijven houden. In 1996 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van monumentale bomen in de gemeente Nederweert (Inventarisatie Monumentale Bomen 1996, gemeente Nederweert). Deze inventarisatie geeft inzicht in het aantal en de plaats van monumentale bomen, zowel in eigendom van de gemeente als bij particulieren.
2.3.5
MILIEUBELEIDSPLAN De gemeente Nederweert beschikt over een actueel (2003) milieubeleidsplan. Het milieubeleidsplan schetst de koers en werkwijze die de gemeente in de uitvoering van haar milieubeleid de komende jaren gaat volgen. De werkingsduur van het plan is 4 jaar, van 2003 tot en met 2006. De gemeente heeft gekozen voor een programmatische aanpak van haar milieubeleid. Om dit te bewerkstelligen zijn in het milieuplan per onderwerp concrete, bij voorkeur meetbare doelstellingen omschreven. De milieuonderwerpen die in het plan aan de orde komen zijn verdeeld over zes thema’s: duurzaam inrichten van Nederweert, duurzaam buitengebied, duurzaam beheren van Nederweert, burgers en milieu, bedrijven en milieu en samenwerken aan een duurzaam Nederweert. In de milieuonderwerpen komt het begrip “duurzaamheid” regelmatig voor.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
12
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Duurzaamheid staat voor een ontwikkeling die rekening houdt met de huidige generatie bewoners en het milieu in de gemeente, maar ook met toekomstige generaties en het milieu wereldwijd. Niet alle milieuonderwerpen zijn tot in detail omschreven. Het plan moet gezien worden als een paraplu waaronder of –naast diverse andere plannen en programma’s worden ontwikkeld. Bij het ontwikkelen van deze plannen en programma’s is het van belang om rekening te blijven houden met de volgende kernbegrippen van het milieuplan: integratie, kwaliteit, rendement, eigen verantwoordelijkheid en het gebruik van lokale beleidsvrijheid.
2.3.6
WATER
Gemeentelijk rioleringsplan Het tweede gemeentelijk rioleringsplan (GRP), periode 2000-2004 van de gemeente Nederweert is een logisch gevolg op het 1e GRP dat in 1999 afliep. De Wet Milieubeheer (Wm) en de zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater, zorgt dat het maken van goede beleidsafwegingen op het terrein van bescherming van bodem- en waterkwaliteit, ‘stedelijk’ beheer en daarmee rioleringszorg van wezenlijk belang is. Het gemeentelijk rioleringsplan is hiervoor een belangrijk hulpmiddel. Het gemeentelijk beleid is gericht op het voorkomen van ongezuiverde lozingen van afvalwater in de bodem of op het oppervlaktewater. Op basis van het rioleringsbeleid van de provincie Limburg dienen alle panden aangesloten te worden op de riolering. Conform de lozingenbesluiten dienen uiterlijk 1 januari 2005 de directe lozingen op bodem- of oppervlaktewater beëindigd te zijn.
Gemeentelijk waterplan Het gemeentelijk Waterplan Nederweert geeft invulling aan de gemeentelijke verantwoordelijkheden op het gebied van waterbeheer. Het waterplan gaat vooral in op het water in de bebouwde omgeving van de gemeente Nederweert en op de overgang naar en de invloed op het landelijk gebied. Hierbij gaat het voornamelijk om water als ordenend principe en om de beïnvloeding van de waterkwantiteit en water(bodem)kwaliteit van de stromende wateren (lossingen en beken). De gemeente Nederweert hanteert als uitgangspunt voor haar waterbeleid dat knelpunten in het watersysteem die tot de verantwoordelijkheid van de gemeente Nederweert behoren binnen de gemeentegrenzen worden opgelost. Afwenteling naar benedenstroomse gebieden wordt voorkomen. Daarnaast draagt de gemeente Nederweert zorg voor de (permanente) beleidsmatige en operationele afstemming van het Gemeentelijk Waterplan Nederweert met andere beleidsvelden zoals ruimtelijke ordening en milieu. Belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen zullen aan de watertoets worden onderworpen. Het waterplan hanteert drie oplopende ambitieniveaus om de toekomstige situatie van het watersysteem in de verschillende delen van Nederweert uit te beelden: §
kernachtig;
§
veerkrachtig;
§
prachtig.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
13
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Het hoogste ambitieniveau (prachtig) is tevens gelijk aan gesteld aan het streefbeeld (2018). Bij het hoogste ambitieniveau heeft vervanging van gemengde rioolstelsels door verbeterd gescheiden stelsels een hoge prioriteit. De overstort op oppervlaktewater wordt qua volume beperkt door (in totaal) 60% van het bestaande verhard oppervlak af te koppelen van het rioolstelsel. Voor nieuwe nog te realiseren verharde oppervlaktes wordt bij stedelijke inbreidingen 60% en bij stedelijke uitbreidingen 90% van het oppervlak afgekoppeld. De overstort op oppervlaktewater wordt qua volume wederom beperkt door af te koppelen van het rioolstelsel. Voorlopig uitgangspunt is dat de overstortfrequentie zeer sterk wordt teruggedrongen tot ca. 1 maal per jaar of per 2 jaar door aanvullende berging te creëren.
2.3.7
KLIMAATBELEID De gemeente Nederweert kent ook een gemeentelijk klimaatbeleid. De doelstelling van dit beleid zijn structurele aandacht voor en serieuze afweging van klimaataspecten in ruimtelijke planprocessen. De belangrijkste klimaataspecten die van belang zijn voor de ruimtelijke planvorming zijn het Nationale Pakket Duurzame Stedenbouw en ruimte voor Duurzame Energie (wind, biomassa, energie-infrastructuur etc.).
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
14
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
HOOFDSTUK
3.1
3
Uitgangspunten en randvoorwaarden
RUIMTELIJKE KARAKTERISTIEK Het bedrijventerrein omvat overwegend kleinschalige bedrijven en bij enkele bedrijven is een bedrijfswoning gelegen. Daarnaast liggen er van oudsher enkele particuliere woningen aan de Rijksweg-zuid. Tot 1989 zijn de beschikbare gronden uitgegeven van het oostelijke deel van het bedrijventerrein rond de Rijksweg-zuid en de evenwijdig aan de Rijksweg-zuid lopende Pannenweg. Daarna kwam de behoefte aan meer ruimte voor uitbreiding van bestaande vestigingen en de gemeentelijke behoefte aan industriële en bedrijfsgronden. Destijds was al gekozen voor een westelijke uitbreiding van het bedrijventerrein Pannenweg. Het bedrijventerrein heeft een gunstige ligging met een goede bereikbaarheid vanuit de onderscheiden woonkernen van de gemeente. Via de Randweg-zuid en de gereconstrueerde Staterweg bestaan goede verbindingen met het regionale en nationale wegennet. In de huidige situatie zijn de belangrijkste groenelementen gelegen langs de Staterweg, de Randweg-zuid en de Rijksweg-zuid.
3.2
FUNCTIES IN HET PLANGEBIED Bedrijventerrein Pannenweg-oost is een bedrijventerrein dat gericht is op de lichte industrie en bedrijvigheid. In de huidige situatie is het gebied in gebruik als bedrijventerrein voor industriële en/of ambachtelijke bedrijven. De uitoefening van detailhandel in zelfstandige vorm is niet toegestaan. Het bedrijventerrein kent geen functionele of categoriale indeling van bedrijven. Op het bedrijventerrein staan verschillende typen bedrijven door elkaar heen. Het onderhavige plan gaat uit van bedrijven in categorie 2 en 3 en via een vrijstelling bestaat een vestigingsmogelijkheid voor bedrijven in categorie 4. Op het bedrijventerrein zijn veel verschillende bedrijven gevestigd, die allen binnen de in het bestemmingsplan opgenomen categorie-indeling passen. In de onderstaande tabel is een lijst van de gevestigde bedrijven opgenomen. naam bedrijf R. Wijen, wand- en vloertegels
adres bedrijf Pannenweg 100
GEWI Montage BV Danchor Corporation BV (meubelzaak)
Pannenweg 104-108 Pannenweg 107
Keo glasdecoratie Electrotechnisch installatiebedrijf Peter Dings
Pannenweg 107 Pannenweg 109
Autobedrijf Nieuw Weert
Pannenweg 111
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
15
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
naam bedrijf
adres bedrijf
Autobedrijf A. Kluskens Te huur
Pannenweg 113 Pannenweg 115
Bouwbedrijf M. Cortooms Kessels installaties BV
Pannenweg 116 Pannenweg 117
Autobedrijf Rammah Swema-air (luchtbehandelingen)
Pannenweg 118 Pannenweg 123
Kluskens Eiken Meubelen Orbis Nederland BV (woon-zorgservice)
Pannenweg 127 Pannenweg 128
Henk Cortie BV (caravans) Installatiebedrijf PEVO BV
Pannenweg 132 Pannenweg 136
Gharleni Nederland BV (schoenengroothandel) A. Caris en zn VOF (kunststof&aluminium, houthandel)
Pannenweg 140 Pannenweg 148
Dierenartspraktijk Lintjeshof CK-design
Pannenweg 200 Pannenweg 201
Technique Cuisine (keukenapparatuur)
Pannenweg 203
BBL, beveiligingsdienst Brabant Limburg Gekas en Boot Zuid BV (aandrijftechniek)
Pannenweg 205 Pannenweg 208
WIB isolatiewerken Taxatiebureau Stockmans
Pannenweg 209 Pannenweg 210
Zakkenhandel Gijsbers Opslagruimte Boerekamps
Pannenweg 215 Pannenweg 217
Fa. Tonnaer Products (machinebedrijf) Installatiebedrijf Kneepkens
Pannenweg 218 Pannenweg 219 en 241
Spibro Technics BV Aljeco
Pannenweg 220 Pannenweg 220
L. Cuijpers MGT Golfrepair (golfartikelen e.d.)
Pannenweg 220 Pannenweg 222
J. Boerekamps, bronsgieterij Saniceve BV, groothandel sanitair
Pannenweg 224-226 Pannenweg 229
Te huur Drukkerij Van Deursen
Pannenweg 230 Pannenweg 231
W. Cuijpers, wapenhandel Upstairs, traprenovatie
Pannenweg 234 Pannenweg 235
Hevo Heftruckservice VOF Op ’t Root, parket
Pannenweg 240 Pannenweg 243
Accountantskantoor Verhagen & Derks LSV-Techniek BV (loodgietersbedrijf)
Pannenweg 244 Pannenweg 245
Munckhof Business Travel R.M.P. Grafmonumenten
Pannenweg 247 Pannenweg 248
Hoogers Wast Auto’s
Pannenweg 256-258
Spibro Technics BV (restauratie motoren) Smolenaers constructie en plaatwerk BV
Pannenweg 260 Pannenweg 266
Draline VOF Drukkerij Tinnemans
Pannenweg 270 Pannenweg 274
Bouwbedrijf Teng Wijen Bubbles carwash
Pannenweg 278 Pannenweg 301
Stucadoorsbedrijf Peeters Unlimited Events (attractieverhuur)
Pannenweg 305 Pannenweg 306
Logistic Steelpower MLT – Mike Lammers Techniek (autoservice, occasions)
Pannenweg 308-310 Pannenweg 310 a
Tedab Telematica H & M Partyrent en productions (verhuurbedrijf)
Pannenweg 313 Pannenweg 314
Millennium Clothing company Kunststof Meubel Design
Pannenweg 315 Pannenweg 316
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
16
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
3.3
naam bedrijf
adres bedrijf
Waterschap Peel en Maasvallei Cari-co
Pannenweg 317 Pannenweg 317
IBIS catering Ivo Roncken, autoschadebedrijf
Pannenweg 318 Pannenweg 321
Bouwbedrijf J. Wanters Camp Zeilmakerij VOF
Pannenweg 321 Pannenweg 325
Frans Veugen Bedrijfshygiëne BV Betiva BV
Pannenweg 329-331 Pannenweg 333-335
De Pinmaekers interieurs BV Multifix interieursbouw
Rijksweg-zuid 10 Rijksweg-zuid 18a
Stockmans installatieburo Provincie Limburg, steunpunt provinciale wegen
Rijksweg-zuid 18 c Staterweg 7
VERKEER
Gemotoriseerd verkeer Het bedrijventerrein heeft een gunstige ligging met een goede bereikbaarheid vanuit de onderscheiden woonkernen van de gemeente. Via de Randweg-zuid en de gereconstrueerde Staterweg bestaan goede verbindingen met het regionale en nationale wegennet. De bedrijfskavels worden rechtstreeks ontsloten via de Pannenweg, die een lusvormige structuur heeft. De Staterweg betreft een gebiedsontsluitingsweg en hierop zijn geen erfontsluitingen toegestaan. Er zijn echter 2 bedrijven die een erfontsluiting hebben op de Staterweg (Staterweg nr. 7 en Pannenweg 100). Tot slot is bij de ontwikkeling van de Randweg brug de Rijksweg-zuid ontkoppeld van de Randweg-zuid en aangesloten op de Pannenweg. De Rijksweg-zuid dient nu alleen nog ter ontsluiting van de aangelegen bedrijven en woningen.
Langzaam verkeer Voor het fietsverkeer zijn er geen aparte voorzieningen gerealiseerd op bedrijventerrein Pannenweg-oost. Langs de Staterweg en de Rijksweg-zuid zijn vrijliggende fietspaden aanwezig.
Openbaar vervoer Er zijn geen busdiensten die op bedrijventerrein Pannenweg-oost halt houden. De haltes aan de Lindenstraat zijn het dichtst in de buurt.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
17
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
3.4
ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE
Archeologie Op de kaart “Indicatieve kaart archeologische waarden” uit de uitgave “Basiskaarten van de Limburgse Cultuurhistorie” van de provincie Limburg (1999) zijn archeologische verwachtingswaarden voor gebieden in Limburg aangegeven. Deze verwachtingswaarden zijn op basis van de bodemkundige en geologische opbouw van gebieden in combinatie met archeologische vindplaatsen bepaald. Het bedrijventerrein Pannenweg-oost vormt een onderdeel van een groot gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. De hoge archeologische verwachtingswaarde is reeds bevestigd door opgravingen van nationaal belang in het aangrenzende Rosveld. Het plangebied is met een rode cirkel aangegeven op de onderstaande uitsnede uit de kaart “Indicatieve kaart archeologische waarden”. Uitsnede kaart “Indicatieve archeologische waarden”
Ter inventarisatie en bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem dient voorafgaand aan eventuele nieuwe bouwontwikkelingen een archeologisch onderzoek (Archeologisch vooronderzoek) te worden verricht om eventueel aanwezige archeologische waarden in kaart te brengen. Als aanvullende regel geldt echter voor plangebieden, die kleiner zijn dan 2500 m² en op minimaal 50 meter afstand gelegen zijn van een archeologische vindplaats, dat zij zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Dit is ook opgenomen in de voorschriften.
Monumenten Op de kaart “Historische bouwkunst en archeologie” uit de uitgave “Basiskaarten van de Limburgse Cultuurhistorie” van de provincie Limburg (1999) zijn terreinen met deels beschermde archeologische monumenten en beschermde stad- en dorpsgezichten aangegeven. In het plangebied van bedrijventerrein Pannenweg-oost zijn op genoemde kaart geen Rijks-, of provinciale monumenten aangewezen.
3.5
MILIEU
3.5.1
BEDRIJVEN Bedrijvigheid gericht op productvervaardiging en andere bedrijfsmatige activiteiten van (licht) industriële aard zijn in een woongebied niet gepast. Bedrijven die voorkomen in categorie 3 en hoger worden daarom verwezen naar een bedrijventerrein.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
18
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Bedrijven die op bedrijventerrein Pannenweg-oost zijn gelegen krijgen de bestemming “bedrijventerrein”. In principe zijn hier bedrijven met de categorieën 2 en 3 toegestaan. Voor bedrijven in categorie 4 is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de voorschriften bij dit bestemmingsplan, is per bedrijfstype aangegeven welke milieucategorie van toepassing is..
3.5.2
BEDRIJFSWONINGEN De situatie ten aanzien van de bedrijfswoningen zal veranderen. Gezien de functie van het bedrijventerrein zijn bedrijfswoningen niet gewenst. Het bestemmingsplan biedt ruimte aan bedrijven in milieucategorie 2 en 3. Het onderhavige bestemmingsplan biedt daarom geen mogelijkheden voor het oprichten van een bedrijfswoning. Deze regeling is niet van invloed op de reeds bestaande bedrijfswoningen. De bestaande bedrijfswoningen zijn als zodanig bestemd. Naast de aanwezige bedrijfswoningen ligt er ook nog een aantal burgerwoningen op het bedrijventerrein. Alle woningen zijn gelegen aan de Rijksweg-Zuid. Deze woningen hadden reeds een woonbestemming en zijn derhalve ook in het onderhavige bestemmingsplan als zodanig bestemd. Het oprichten van een nieuwe burgerwoning is niet mogelijk binnen de bestemming “Woondoeleinden”. Voor deze burgerwoningen gelden milieu-eisen, die door de omliggende bedrijven in acht genomen dienen te worden. Bij het verlenen van de milieuvergunning is met deze milieu-eisen rekening gehouden. De op de plankaart opgenomen milieuzonering (zone I en zone II) geeft de milieu-eisen die gelden ten opzichte van de onderhavige burgerwoningen weer. Met dien verstande dat binnen zone I (50 meter) slechts bedrijven of inrichtingen zijn toegestaan, welke voorkomen in de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage 1 bij de voorschriften is opgenomen alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven of inrichtingen. En binnen zone II (100 meter) slechts bedrijven of inrichtingen zijn toegestaan, welke voorkomen in de categorieën 2 en 3 van diezelfde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
3.5.3
STANKHINDER Stankhinder vormt voor veel in- en uitbreidingsmogelijkheden in de gemeente Nederweert een belemmering voor het realiseren van woningbouw. Echter ook voor bedrijven en bedrijfswoningen dient rekening gehouden te worden met mogelijke belemmeringen als gevolg van stankhinder. In het kader van geplande wijzigingen in de stankregelgeving zal het toetsingskader sterk wijzigen. Verwezen wordt naar de nieuwe regeling “Stankemissie in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden” (wsv).
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
19
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Indicatieve stankcirkels omgeving Pannenweg-oost
Op de bovenstaande tekening betreffen de driehoekjes de middelpunten van de inrichtingen. Van hieruit zijn ook de stankcirkels ingetekend. (hoort bouwblok of emissiepunt te zijn). De cirkels betreffen de stankcirkels behorende bij de vergunde dieraantallen (uitgaande van de laatst verleende milieuvergunning).
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
20
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Bij vier cirkels is de buitenste cirkel omgevingscategorie I en de binnenste cirkel omgevingscategorie IV. Bij twee cirkels is de buitenste cirkel omgevingscategorie I en II en de binnenste cirkel omgevingscategorie III en IV. Alvorens er gebouwd kan worden dient te worden verzekerd dat er geen sprake (meer) is van stankhinder.
3.5.4
LUCHTKWALITEIT
Verkeer en industrie Provinciaal Beleid In juli 2005 is in Nederland het nieuwe ‘Besluit luchtkwaliteit’ van kracht geworden. Het Besluit luchtkwaliteit bevat de wettelijke grens- en richtwaarden voor de luchtkwaliteit in Nederland, alsmede de wijze waarop deze luchtkwaliteit gerapporteerd dient te worden. Door het Besluit luchtkwaliteit zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in het Besluit genoemde stoffen in acht te nemen. Het Besluit luchtkwaliteit bevat de regels ter implementatie van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes en lood in de lucht. Deze richtlijn is de eerste zogenaamde dochterrichtlijn die voortvloeit uit de in 1996 opgestelde EG-kaderrichtlijn. In het Besluit luchtkwaliteit zijn naast de genoemde stoffen en in afwachting van de tweede dochterrichtlijn de grenswaarden voor koolstofmonoxide en benzeen uit de eerdere Besluiten luchtkwaliteit onverminderd overgenomen. In Nederland zijn nu en in de toekomst geen overschrijdingen van de grenswaarden (meer) te verwachten ten aanzien van zwaveldioxide en lood. Voor koolstofmonoxide en benzeen zijn slechts in uitzonderingsgevallen overschrijdingen van de grenswaarden te verwachten. In de praktijk volstaat in de meeste gevallen dan ook een toetsing van de luchtkwaliteit aan de grenswaarden van stikstofdioxide(NO2) en zwevende deeltjes (PM10). Bij nieuwe ontwikkeling van gevoelige functies dient conform het Besluit luchtkwaliteit een toetst aan de grenswaarden plaats te vinden. In het Besluit luchtkwaliteit is aangegeven dat modellen gebruikt worden voor het vaststellen van de concentraties in drukke straten, langs snelwegen en rond industriële puntbronnen. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van 40 µg/m3 voor het jaargemiddelde concentratie. Voor NO2 geldt verder de grenswaarde van 200 µg/m3 als uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 keer per jaar overschreden mag worden. Voor PM10 geldt verder de grenswaarde van 50 µg/m3 als 24-uursgemiddelde concentratie die maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden.
Uitgangspunten en randvoorwaarden Het bestemmingsplan Pannenweg-oost dient conform het Besluit luchtkwaliteit getoetst te worden aan de grenswaarden. Voor bestemmingsplannen die na 19 juli 2001 worden vastgesteld dient aangetoond te worden dat de grenswaarden in 2015 niet overschreden worden. In de gebieden waar wel een overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt mogen geen gevoelige bestemmingen geplaatst worden. Gevoelige bestemming komt als term overigens niet in de wetgeving voor.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
21
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Het begrip kan evenwel een functie hebben bij het stellen van prioriteiten in situaties waar de luchtkwaliteit verbeterd moet worden en bij het geven van een bestemming aan gebieden waar op termijn een grenswaarde vermoedelijk nog wordt overschreden. Onder gevoelige bestemmingen wordt als zodanig onder andere verstaan: ziekenhuizen, kinderdagverblijven, scholen en woningen.
Metingen luchtkwaliteit in Limburg Limburg telt drie RIVM (Rijksinstituut voor Volkshuisvesting en Milieu) - meetpunten: Vredepeel, Posterholt en Wijnandsrade. De provincie heeft bovendien een eigen luchtkwaliteitsmeetnet (PLIM) dat de luchtkwaliteit rond het DSM-complex meet. Een vierde vast meetstation bevindt zich op het dak van het gouvernement te Maastricht. Het PLIM probeert bronnen te traceren en maakt daarbij gebruik van windsnelheid en windrichting. Dit gebeurt bij de meetstations Geleen en Maastricht. Uit het PLIM jaarverslag 2001 (MHO Kenmerk L 02007GM, Provincie Limburg) blijkt dat naast het verkeer en de lokale industrie, buitenlandse bronnen een belangrijke bijdrage leveren aan de gemeten PM10 concentraties. Naast het vaste meetnet heeft de provincie de afgelopen jaren ook tijdelijke meetstations ingericht. Daarnaast vinden mobiele metingen plaats. Het Bureau Onderzoek van de provincie Limburg is begin 2004 gestart met een nieuwe meetcampagne. Deze richt zich met name op de samenstelling van PM10 (zware metalen en PAKs). Deze metingen vinden plaats in Weert, Maasbracht, het DSM-complex, Helden, Hulsberg en Maastricht. De provinciale monitoringsrapportage (Provincie Limburg, Rapport Luchtkwaliteit 2002, december 2003) toont aan dat er in Limburg nog steeds sprake is van een verbetering van de luchtkwaliteit voor fijn stof. De gemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 is de afgelopen jaren niet meer overschreden. In 2001 bedroeg de gemiddelde PM10-concentratie voor de meetstations Vredepeel, Wijnandsrade, DSM-Complex en Maastricht respectievelijk 35, 32, 31 en 30 µg/m3. Uit de provinciale rapportage blijkt bovendien dat vooral in het stedelijk gebied lokaal nog knelpunten kunnen voorkomen. Het is wel van belang dat de luchtkwaliteit wordt gecontroleerd om groepen met gezondheidsrisico’s te beschermen tegen overmatige uitstoot van schadelijke stoffen.
3.6
GELUIDSZONE BEDRIJVENTERREIN Aan de oostzijde van het bedrijventerrein Pannenweg-oost is een zogenaamde categorie Ainrichting gelegen. Het betreft een betonmortel-centrale. In het kader van de Wet geluidhinder is voor deze betonmortel-centrale een geluidszone vastgesteld. Deze zone ligt voor een gedeelte over bedrijventerrein. Pannenweg-oost en zal worden geregeld in het onderhavige bestemmingsplan. Binnen deze geluidszone heeft de betonmortel-centrale een met wettelijke grenswaarden afgebakende geluidsruimte. Dit dient te voorkomen dat de 50 dB(A) etmaalwaarde op de zonegrens wordt overschreden en dat er geen hogere geluidsbelasting bij de woningen of andere geluidsgevoelige objecten binnen de zone optreedt dan de daarvoor geldende grenswaarden. Er zijn dus géén geluidgevoelige objecten (woningen) meer toegelaten binnen de geluidzone.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
22
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
3.7
BODEM Of de bodem geschikt is voor het beoogde doel, speelt, naast andere belangen, een rol bij de vraag of het bestemmingsplan een bepaald gebruik moet toelaten. Niet alleen op grond van een bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nodig zijn. Ook op grond van de bouwverordening en in het kader van diverse subsidieregelingen voor woningbouw is een bodemonderzoek verplicht. Op grond van provinciaal beleid kan een bodemonderzoek in het kader van een bestemmingsplan achterwege blijven indien het gaat om incidentele bebouwing op een onverdacht terrein. In deze gevallen kan volstaan worden met een historisch bodemonderzoek. In alle andere gevallen dient een verkennend bodemonderzoek ingesteld te worden. Indien het terrein op het bodemsaneringsprogramma van de provincie staat dient er tevens een saneringsplan overlegd te worden.
3.8
WATER
3.8.1
LANDELIJK EN PROVINCIAAL BELEID Op veel plaatsen wordt regenwater op de riolering geloosd. Het gevolg daarvan is dat relatief schoon water met vuil rioolwater wordt gemengd hetgeen kan leiden tot negatieve effecten: lozing van ongezuiverd afvalwater (overstorten) en slechtere zuivering. Bovendien wordt het grondwater niet aangevuld met verdroging als gevolg. Om deze negatieve gevolgen voor het watersysteem en de waterketen te voorkomen wordt in de Vierde Nota Waterhuishouding gestreefd naar het afkoppelen van 20% van het bestaand verhard oppervlak en 60% van nieuw verhard oppervlak van het riool. Afkoppelen staat hierin weergegeven als (duurzame) bronmaatregel. Volgens het vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) dient in 2020 minimaal 20% verhard oppervlak voor bestaande bebouwing en minimaal 60% verhard oppervlak binnen nieuwbouwprojecten te zijn afgekoppeld. In de aangewezen infiltratiegebieden geldt voor nieuwbouwlocaties een norm van 80% af te koppelen verhard oppervlak. In het POL is aangegeven dat bedrijventerrein Pannenweg-oost in een infiltratiegebied is gelegen. Verder wil de provincie uiteindelijk op alle bedrijventerreinen duurzaam waterbeheer hebben. Dit betekent onder andere collectieve zuivering, E-water en afkoppelen van hemelwater. In het kader van het afkoppelen van hemelwater is door de provincie Limburg en het Waterschapsbedrijf Limburg (voorheen zuiveringschap en waterschap) een beslisboom opgesteld voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater. Met behulp van deze beslisboom wordt snel duidelijk of het verantwoord is om af te koppelen en onder welke voorwaarden. Verder wordt de voorkeur uitgesproken voor respectievelijk gebruik van hemelwater, infiltratie van hemelwater, vertraagde afvoer naar het oppervlaktewater en als laatste afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
23
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
3.8.2
GEMEENTELIJK WATERPLAN Bedrijventerrein Pannenweg-oost ligt in deelgebied “Kanalenstelstel”. Het kanalenstelsel is het ambitieniveau “kernachtig” toegekend en bestaat uit de Zuid-Willemsvaart, het kanaal Wessem-Nederweert en de Noordervaart. Deze kanalen worden gevoed met Maaswater en daarnaast wordt het effluent van RWZI Weert op het kanaal geloosd. Op het kanalenstelsel komt een viertal grote overstorten uit waarop circa de helft van het totale verhard oppervlak van de gemeente Nederweert is aangesloten. Het kanalenstelsel heeft een algemeen ecologische functie, een scheepvaartfunctie en deels een recreatieve functie (Noordervaart). De fysisch-chemische kwaliteit van het kanaalwater is matig tot slecht. Het water is eutroof en de biologische kwaliteit van in ieder geval de Noordervaart is matig tot redelijk. De water(bodem)kwaliteit in het kanalentelsel zal door voornoemde factoren nooit optimaal worden. Dit deelgebied heeft geen buitengebied. Afkoppelen van verhard oppervlak in dit deelgebied is vanwege de relatief dichte bebouwing en infrastructuur complexer en duurder dan in de overige deelgebieden. Middels extra afkoppelen (boven op de nagestreefde 5%) kan worden geanticipeerd op de (circa 10%) autonome groei van het verhard oppervlak en op de (10%) toename van de neerslag als gevolg van de klimaatsveranderingen. Hiermee wordt beoogd dat het bestaande rioolstelsel ook in de toekomst hydraulisch voldoende capaciteit heeft. In dat geval levert afkoppelen baten op.
3.8.3
WATERTOETS De watertoets is een procesinstrument dat de ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin zij rekening houden met het beleid om water in Nederland meer ruimte te geven. De watertoets is sinds 1 november 2003 verplicht bij onder andere het opstellen van bestemmingsplannen. Bij de watertoets gaat het om het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de ruimtelijke plannen en besluiten, zo ook voor het op te stellen bestemmingsplan bedrijventerrein Pannenweg-oost. Leidraad van het te voeren overleg met het waterbedrijf is het provinciaal document “Plaats voor water”, waarin wordt ingegaan op diverse wateraspecten die een rol spelen bij ruimtelijke plannen. Er dient een waterparagraaf te worden opgesteld overeenkomstig het beleidsdocument “Plaats voor water” van de provincie Limburg. Met de waterparagraaf wordt inzage gegeven in de waterhuishoudkundige aspecten van de herontwikkeling en het procesverloop van de watertoets. Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het artikel 10 Bro (Besluit op de ruimtelijke ordening)-overleg voor een wateradvies toegezonden aan het waterschap Peel en Maasvallei. Het waterschap Peel en Maasvallei heeft middels een brief laten weten positief te kunnen reageren op het voorontwerp bestemmingsplan (kenmerk boa/angl/wt/2006-01811, d.d. 27 maart 2006). Het betreft immers een beheerplan zonder nieuwe ontwikkelingen of ontwikkelingsruimte, aldus het waterschap. Het wateradvies wordt als bijlage 1 bijgevoegd.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
24
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
3.9
CIVIELTECHNISCHE ASPECTEN
Rioolwatertransportleiding Door het plangebied loopt een rioolwatertransportleiding van het WBL. Het direct ruimtebeslag voor deze leidingen bedraagt aan weerszijden van de leiding 2,50 meter.
Hogedruk gasvoedingsleiding In het plangebied ligt een hogedruk gasvoedingsleiding van Essent met een beschermingszone van 4,00 meter aan weerszijden van de leiding.
Hoofdwatertransportleiding In het plangebied ligt een hoofdwatertransportleiding van het WML met een beschermingszone van 2,50 meter aan weerszijden van de leiding.
Bebouwingsvrije zone Zuid-Willemsvaart De bevaarbare kanalen in Limburg zijn in eigendom, onderhoud en beheer van het rijk (Rijkswaterstaat, directie Limburg). De kanalen zijn op basis van bevaarbaarheid door de professionele scheepvaart (toegestane lengte, breedte en waterverplaatsing van de schepen) ingedeeld in klassen met bijbehorende bebouwingsvrije zones. Volgens de richtlijnen van het rijk geldt voor de Zuid-Willemsvaart klasse II met een bebouwingsvrije zone van 20 meter aan weerszijden van de waterweg. Deze bebouwingsvrije zone valt niet over het plangebied van bedrijventerrein Pannenweg-oost.
Bebouwingsvrije zone provinciale weg N275 Voor het bepalen van de bebouwingsvrije zone langs provinciale wegen geldt de Wegenverordening provincie Limburg. Bij de provinciale weg N275 beperkt het bouwverbod zich tot 25 meter uit de as van de dicht bij gelegen rijbaan.
3.10
EXTERNE VEILIGHEID
Opslag gevaarlijke stoffen Bij het werken met gevaarlijke stoffen (in bedrijven en bij transport ervan) kunnen effecten optreden in de omgeving van deze activiteiten. Het gaat om kleine kansen met soms grote gevolgen. Het begrip risico drukt deze combinatie tussen kans en effect uit. Voor externe veiligheid zijn normen vastgesteld. De normen houden in dat er bovengrenzen voor risico’s zijn geformuleerd, dat heet het “maximaal toelaatbaar risico”. Deze norm bepaalt wat de maximale kans op dodelijke slachtoffers mag zijn. Door de provincie Limburg is in samenwerking met bureau AVIV BV een studie verricht naar de diverse risico’s in de provincie Limburg die verbonden zijn aan het grootschalig gebruik van gevaarlijke stoffen. De studie “Risico’s in Limburg, weten waar het over gaat” (februari 2002) besteedt onder andere aandacht aan de risico’s die verbonden zijn aan inrichtingen met de aanduiding “risicodragend voor de omgeving”. Dit betekent dat het gaat om inrichtingen met risicokenmerken op grond waarvan mag worden aangenomen dat de effecten bij een zwaar ongeval tot buiten het bedrijventerrein reiken.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
25
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
De risicokenmerken betreffen de aard van de activiteiten met gevaarlijke stoffen en de hoeveelheid gevaarlijke stoffen. Naar de aard van het risico zijn de van toepassing zijnde stoffen als volgt verdeeld: aard van het risico Warmtestraling door brandende vloeistof of een vuurbal / steekvlam door openscheurende tank(auto), gevuld met brandbare vloeistof tijdens de brand.
stoffen o.a. benzine, alcohol, methanol
Explosie gepaard gaande met een vuurbal waarbij fragmenten o.a. LPG, propaan mogelijk eveneens in de omgeving terecht kunnen komen. Een explosie door verbranding van de vrijkomende stof is in plaats daarvan ook mogelijk. Verspreiding van een giftige damp of gas in de omgeving bij o.a. ammoniak, chloor, waterhet vrijkomen van de stof. stoffluoride, formaldehyde Drukgolf in de omgeving door een explosieve verbranding van een stof of het uit elkaar barsten van een drukvat. Fragmenten in de omgeving van houders waarin de stof is opgeslagen. Verspreiding van giftige verbrandingsproducten in de omgeving door brand in de opslag van de stoffen.
o.a. springstoffen, munitie, gasflessen, tot vloeistof samengeperste gassen stikstof-, chloor- en zwavelhoudende stoffen
Er zijn geen bedrijven op bedrijventerrein Pannenweg-oost gelegen die bovengenoemde gevaarlijke stoffen opslaan of gebruiken op zodanige wijze dat er een extreem veiligheidsrisico bestaat.
Transport gevaarlijke stoffen De provinciale weg N275 (Randweg-Zuid) ten noorden van bedrijventerrein Pannenwegoost is een weg voor transport van gevaarlijke stoffen en er dient dus voldoende rekening gehouden te worden met de transportrisico’s. De hiervoor al genoemde studie “Risico’s in Limburg, weten waar het over gaat” besteedt tevens aandacht aan de risico’s die verbonden zijn aan het transport van gevaarlijke stoffen. De Randweg-Zuid (N275) zijn in deze studie meegenomen en de contouren voor zowel het individueel risico (IR) als het groepsrisico (GR) zijn bepaald. Het individueel risico (IR) is gedefinieerd als de kans per jaar die een persoon op een bepaalde plaats heeft om dodelijk getroffen te worden door enig ongeval ten gevolge van een bepaalde activiteit, indien de persoon zich continu maximaal blootstelt aan de schadelijke gevolgen van het ongeval. Het IR is plaatsgebonden en geeft inzichten in de kansen op en de afstanden tot waarop zich dodelijke gevolgen bij een ongeval kunnen voordoen. In de normstelling voor het IR wordt onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. Bestaande en nieuwe situaties kunnen zowel betrekking hebben op de transportroute als op de omgeving van de route. Beide kunnen immers veranderen en daarmee de risicosituatie beïnvloeden. De norm voor IR luidt: “na aanleg van nieuwe, en bij structureel ander gebruik van bestaande, infrastructuur mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden binnen de 10-6 IR-contour; bij de bestaande infrastructuur mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden binnen de 10- 5 IR-contour”.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
26
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
In onderstaande tabel is aangegeven hoe de normen voor het individueel risico moeten worden gehanteerd. situatie
hoogte van de norm ter plaatse van een kwetsbare functie < 10-6 per jaar
10- 5 - 10-6 per jaar
> 10-5 per jaar
BESTAAND: geen
Bestaande
Bestaande situatie in
Wordt nergens
verandering in de
situatie
principe toelaatbaar;
in Nederland
transportstroom en in de
toelaatbaar
geen op zichzelf
aangetroffen
staande saneringsactie
omgeving NIEUW: omgeving
Ontwikkeling
Nieuw situatie ontoe-
Nieuwe situatie
toelaatbaar
laatbaar; afwijking
ontoelaatbaar
alleen bij uitzondering mogelijk in bepaalde gebieden NIEUW: route
Nieuwe route
Nieuwe route ontoe-
Nieuwe route
toelaatbaar
laatbaar; afwijking
ontoelaatbaar
alleen bij uitzondering mogelijk in bepaalde gebieden NIEUW: veranderen
Verandering
Verandering in
Verandering
bestaande
toelaatbaar
principe ontoelaatbaar
ontoelaatbaar
transportstromen
als risico’s groter worden t.o.v. bestaande route
In onderstaande tabel wordt voor de Randweg-Zuid aangegeven wat de afstand is van de individuele risico-contouren in meters gemeten vanaf de as van de weg. wegvak
omschrijving
10-6
10-7
10-8
N2
Nederweert A2 – Nederweert N266
0
34
170
Buiten de 10-6 IR-contour zijn in principe alle bestemmingen toegestaan, mits voldaan wordt aan de oriënterende waarde voor groepsrisico en voor zover de bebouwing tot een afstand van maximaal 200 meter vanaf de route voor dat groepsrisico bepalend is. Het groepsrisico (GR) is gedefinieerd als de kans per jaar dat een bepaald aantal personen dodelijk getroffen wordt door enig ongeval ten gevolge van een bepaalde activiteit, waarbij van de feitelijke omgevingssituatie wordt uitgegaan, met inachtneming van de gemiddelde bewonersdichtheid over de tijd gemeten en de beschermende factoren die van de feitelijke omgevingssituatie het gevolg zijn. Het GR geeft inzicht in de kansen op en de omvang van de gevolgen van ongevallen. De oriënterende waarde voor het groepsrisico is per wegvak bepaald op 10-2 /N², dat wil zeggen een frequentie van 10-4 /per jaar voor 10 of meer slachtoffers. Op het beoordeelde wegvak van de A2 overschrijdt het groepsrisico de oriënterende waarde niet. Het groepsrisico voor het wegvak N2 van de N275 is echter groter dan ééntiende en kleiner dan tweederde van de oriënterende waarde en is dus een punt van aandacht. Het groepsrisico nadert in dit geval namelijk de normlijn van de oriënterende waarde.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
27
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de zone van 200 meter vanaf de route bestaat dan de mogelijkheid dat de normlijn wordt geraakt of overschreden en wordt aangeraden een onderzoek te verrichten naar de externe veiligheid. Hierbij is het ook wenselijk rekening te houden met een mogelijke minimalisering van de risico’s en de risico-effecten. Aangezien de risico kruising A2/Randweg-Zuid ten opzichte van het onderhavige plangebied ruim buiten de genoemde zone van 200 meter is gelegen, is deze niet van invloed op het bedrijventerrein Pannenweg-oost. In de studie “Risico’s in Limburg, weten waar het over gaat” (februari 2002) wordt tevens aandacht besteedt aan de risico’s die verbonden zijn aan het transport van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren, waaronder de Zuid-Willemsvaart. Het individueel risico langs de vaarwegen in Limburg ligt beneden de 10-7 . Het groepsrisico, gedefinieerd las het ineens overlijden van een groep van meer dan 10 personen, is op geen van de vaarwegen aanwezig. Op het telpunt in de Zuid-Willemsvaart zijn geen passages van stoffen geregistreerd die relevant zijn voor een risicoberekening.
Externe veiligheid inrichtingen Op het bedrijventerrein Pannenweg-oost zijn geen bedrijven gelegen, waarbij sprake is van een risicovolle inrichting volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen dat in 2004 in werking is getreden. Dit Besluit is van toepassing op vergunningplichtige (op grond van de Wet milieubeheer) risicovolle bedrijven (inrichtingen) en de nabijgelegen gevoelige objecten.
Advies Regionale Brandweer, sector Veiligheid Noord en Midden Limburg Het bestuur van de Regionale Brandweer geeft in hun brief van 1 augustus 2006 aan dat er geen reden is om advies uit te brengen omdat zich op het industrieterrein geen BEVI inrichtingen bevinden, het gebied zich niet in de invloedssfeer bevindt van het groepsrisico van een BEVI inrichting van buiten het plangebied ren er geen buisleidingen en spoorlijnen in de omgeving zijn. Het risico van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water is gering. Voorts wordt geadviseerd om de veiligheidsafstand te controleren die geldt in het kader van de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik die van toepassing is voor de firma Cuijpers, Pannenweg 234-236. Ook wordt geadviseerd om de veiligheidsafstand in het bestemmingsplan op te nemen inclusief de beperkingen die daarvoor gelden.
Reactie gemeente op advies regionale Brandweer Er is nader onderzoek gedaan naar de veiligheidsafstand in het kader van de Circulaire opslag ontplofbare stoffen. De dichtstbijzijnde bedrijfswoning van derden is gelegen op ongeveer 15 meter. Volgens de circulaire wordt een minimale afstand van 20 meter geadviseerd. Deze circulaire heeft geen wettelijke status. Uit informatie van de brandweer is gebleken dat er in de nabije toekomst nieuwe afstandsnormen gaan gelden via een Activiteitenbesluit waarin de afstandsnorm van 20 meter wordt teruggebracht naar 8 meter, mits er minder dan 250.000 patronen worden opgeslagen. Op grond van de milieuvergunning mag de firma Cuijpers maximaal 105.000 patronen opgeslagen hebben. Omdat er naar verwachting op korte termijn al nieuwe afstandsnormen zullen gelden waaraan de feitelijke situatie voldoet, wordt geen aanleiding gezien om de veiligheidsafstanden in het plan op te nemen.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
28
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
HOOFDSTUK
4.1
4
Juridische planopzet
INLEIDING Het voorliggende bestemmingsplan kan worden gekarakteriseerd als een beheerplan. De huidige situatie wordt vastgelegd en er zijn in het plan flexibiliteitsbepalingen opgenomen om in de toekomst in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk te maken. De toepassing van de flexibiliteitsbepalingen is echter aan voorwaarden gekoppeld, waardoor per situatie een afweging kan worden gemaakt en kan worden beoordeeld of de ontwikkeling past binnen de gemeentelijke visie voor bedrijventerrein Pannenweg-oost. De voorschriften bevatten regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en bebouwing. Per onderscheiden bestemming is een apart artikel gemaakt. Per bestemming is in de doeleindenomschrijving aangegeven welke doeleinden binnen die bestemming zijn toegestaan. In de bouwvoorschriften wordt aangegeven welke bebouwing mogelijk is binnen de betreffende bestemming. Bij een aantal bestemmingen zijn flexibiliteitsbepalingen, in de vorm van vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden voor Burgemeester en Wethouders, opgenomen om in nader aangegeven gevallen van de voorschriften te kunnen afwijken. Tevens kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en inrichting van gronden.
4.2
HANDHAVING De handhaving van het plan staat of valt met de duidelijkheid van de juridische regeling alsmede de kennis van de gebruikers van het plangebied hiervan. Daarnaast is het van belang zicht te hebben op de bestaande situatie en rechten zoals aanwezig op het moment van planvaststelling. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan wordt hiermee rekening gehouden. De bestaande toestand is zo gericht mogelijk vertaald in de planregeling c.q. positief bestemd en afgestemd op het handhavingsbeleid. Dit is in feite de eerste stap van het daadwerkelijke handhavingsbeleid. Belangrijk daarbij zijn de volgende zaken: §
het vastleggen van gericht nader te bepalen “nulsituaties”;
§
de wijze van periodieke controles met behulp van luchtfoto’s en/of veldonderzoek;
§
gerichte voorlichting aan handhavingscontroleurs en bewoners/gebruikers, zowel vooraf als nadat het plan is vastgesteld en zowel algemeen als gebiedsgericht, waarbij een integrale aanpak van voorlichting en handhaving op onderdelen aan te bevelen is.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
29
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Handhaving kent vele aspecten die gezamenlijk tot een goed resultaat moeten leiden. Slechts een aantal van deze aspecten kan rechtstreeks worden toegeschreven aan de aard en opzet van het bestemmingsplan. Andere aspecten hebben zowel te maken met het voorbereidende planvormingsproces als met nazorg (beheer) en evaluatie achteraf. Ook de ambtelijke betrokkenheid en het politieke draagvlak spelen daarbij een belangrijke rol. De handhaving van de voorschriften zal plaatsvinden op drie niveaus. Nadrukkelijk zal worden ingezet op preventie en toezicht. Hierbij moet gedacht worden aan goede voorlichting en informatie aan de toezichthouders en aan de gebruikers en eigenaren in het gebied. Daarnaast zal vanuit het reguliere werkpakket voor het grootste deel van de beschikbare werktijd uitvoering worden gegeven aan de bouw- en aanlegvergunningverlening en het toezicht op de uitvoering daarvan. Tenslotte zal repressieve handhaving plaats dienen te vinden indien er daadwerkelijk sprake is van afwijking van de gestelde regels en voorschriften. Optreden is geboden om de dan ontstane illegale situatie ongedaan te maken. Dit kan variëren van het alsnog legaliseren door middel van vergunningverlening tot het beëindigen van de overtreding. Op basis van prioritering en differentiëring kunnen bovenstaande drie handhavingsaspecten worden ingepast in het reguliere werkpakket van het handhavingsprogramma.
4.3
LEESWIJZER BIJ DE VOORSCHRIFTEN De voorschriften bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende voorschriften opgenomen (artikel 1 en 2), hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsvoorschriften (artikel 3 t/m 6), hoofdstuk 3 bevat de dubbele bestemmingen (artikel 7 t/m 10) en hoofdstuk 4 bevat de overige bepalingen (artikel 11 en 12), waarin ook de zgn. overgangsen slotbepalingen zijn opgenomen (artikel 13 t/m 15). De in het plan opgenomen artikelen zijn: Hoofdstuk 1 Artikel 1:
Inleidende voorschriften begripsomschrijvingen; de in de voorschriften gebezigde begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie.
Artikel 2:
wijze van meten; een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften In dit hoofdstuk zijn de bepalingen per bestemming opgenomen. De in dit plan opgenomen bestemmingen zijn: -
Woondoeleinden (artikel 3);
-
Bedrijventerrein (artikel 4);
-
Groenvoorzieningen (artikel 5);
-
Verkeersdoeleinden (artikel 6).
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
30
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
Hoofdstuk 3 Artikel 7:
Dubbele bestemmingen beschermingszone (rioolwatertransportleiding) Bepalingen met betrekking tot de beschermingszone van de in of in de directe nabijheid van het plan aanwezige rioolwaterpersleiding.
Artikel 8:
beschermingszone (hogedruk gasvoedingsleiding) Bepalingen met betrekking tot de beschermingszone van de in of in de directe nabijheid van het plan aanwezige hogedruk gasvoedingsleiding.
Artikel 9:
beschermingszone (hoofdwatertransportleiding) Bepalingen met betrekking tot de beschermingszone van de in of in de directe nabijheid van het plan aanwezige hoofdwatertransportleiding.
Artikel 10:
bebouwingsgrens verkeersdoeleinden Bepalingen met betrekking tot de bebouwingsvrije zone van de in of in de directe nabijheid van het plan aanwezige N 275.
Hoofdstuk 4 Artikel 11:
Algemene voorschriften Dubbeltelbepaling Deze bepaling zorgt ervoor dat oprichting van bouwwerken niet mogelijk is indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het bijbehorende perceel niet meer zal voldoen c.q. in grotere mate zal gaan afwijken van het bestemmingsplan.
Artikel 12:
Andere regelingen Deze bepaling geeft aan dat waar in het plan naar wetten en/of andere regelingen wordt verwezen, de wetten en/of andere regelingen worden bedoeld die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan gelden.
Artikel 13:
Overgangsbepalingen Bepalingen met betrekking tot bouwwerken, die vóór de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn opgericht of in aanbouw zijn en waarvoor eerder een bouwvergunning is verleend, maar in strijd zijn met het bestemmingsplan.
Artikel 14:
Overgangsbepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken Bepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, dat ten tijde van het van kracht worden van het plan in strijd is met het bestemmingsplan.
Artikel 15:
Slotbepaling Dit artikel geeft de titel van de voorschriften aan.
Bijlage bij de voorschriften: Staat van Bedrijfsactiviteiten 2 t/m 4
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
31
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
HOOFDSTUK
5
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een beheerplan. Het plan heeft in hoofdzaak tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden. Daar waar in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd zal door middel van een economische paragraaf moeten worden onderbouwd of het plan uitvoerbaar is en hoe dit wordt gewaarborgd. Met als uitgangspunt dat over de financiële consequenties van eventueel te verwachten verzoeken om planschadevergoeding tussen de gemeente en initiatiefnemer bindende afspraken zullen worden gemaakt. Als basis voor het kunnen bepalen van de hoogte van een eventueel planschadebedrag, zal moeten dienen een planschaderisicoanalyse, die dient te worden opgesteld door een terzake deskundig bureau.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
32
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
HOOFDSTUK
6.1
6
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
ADVIES P.C.G.P. Een exemplaar van het voorontwerp bestemmingsplan “Pannenweg-Oost” is ter advisering toegezonden aan de Planologische Commissie voor Gemeentelijke Plannen (PCGP) van de Provincie Limburg. Op 30 maart 2006 heeft de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling haar standpunt ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan schriftelijk kenbaar gemaakt. Deze brief d.d. 30 maart 2006 met kenmerk 2006/14696 is in bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. De reactie van de gemeente Nederweert op dit advies maakt deel uit van het inspraakverslag en verslag vooroverleg ex artikel 10 Bro dat in bijlage 4 is opgenomen.
6.2
OVERLEG EX ARTIKEL 10 BRO In het kader van het overleg, dat verplicht is op basis van artikel 10 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan naar de volgende instanties verstuurd: •
VROM-inspectie *
•
Zuiveringschap Limburg (waterschapsbedrijf Limburg, unit zuiveringsbedrijf) *
•
Waterschap Peel- en Maasvallei *
•
Waterleiding Maatschappij Limburg
•
Kamer van Koophandel Noord-Limburg *
•
Essent Netwerk B.V.*
•
Rijkswaterstaat directie Limburg *
•
Gemeente Weert
•
Brandweer Regio Limburg
•
Politie district Weert
•
MKB-Limburg Nederweert
De reacties van de instanties die hebben gereageerd(*), zijn opgenomen in bijlage 3. In het inspraakverslag en verslag vooroverleg ex artikel 10 Bro zijn deze reacties inhoudelijk weergegeven en is er een reactie terzake gegeven. Dit verslag is opgenomen in bijlage 4.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
33
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
6.3
INSPRAAK Ingevolge de Inspraakverordening van de gemeente Nederweert dient het gemeentebestuur de bewoners van de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan te betrekken. Daartoe heeft het voorontwerp bestemmingsplan “Pannenweg-Oost” bij de gemeente voor een ieder ter inzage gelegen van 19 januari 2006 tot en met 2 maart 2006 met de mogelijkheid schriftelijke reacties in te dienen tot en met 2 maart 2006. Op 30 januari 2006 heeft een door de gemeente georganiseerde informatie- en inspraakavond plaatsgevonden. Het eindverslag van de inspraak is verwerkt in het inspraakverslag en verslag vooroverleg ex artikel 10 Bro in bijlage 4.
6.4
ZIENSWIJZEN Ingevolge het bepaalde in artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, jo. Afd. 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerp bestemmingsplan Pannenweg-Oost van 11 augustus tot en met 21 september 2006 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft eenieder de gelegenheid gehad zijn zienswijze bij de gemeenteraad naar voren te brengen. Publicatie van de tervisielegging heeft plaatsgevonden in het Weekblad van Nederweert van 10 augustus 2006 en de Staatscourant van 10 augustus 2006. Tegen het ontwerp bestemmingsplan zijn tijdens de periode van de tervisielegging geen mondelinge en schriftelijke zienswijzen ontvangen.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
34
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
BIJLAGE
1
Wateradvies
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
35
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
BIJLAGE
2
Advies P.C.G.P.
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
36
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
BIJLAGE
3
Reacties ex artikel 10 Bro
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
37
BESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN PANNENWEG-OOST
BIJLAGE
4
Inspraakverslag
110501/ZC6/455/701245
ARCADIS
38