Alblasserdam Bedrijventerrein Jonker
ontwerpbestemmingsplan
rboi 25 jaar adviseurs ruimtelijke ordening
Alblasserdam Bedrijventerrein Jonker
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.00000000202-xxx
14-07-2008 16-03-2009 30-06-2009
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
102.13942.00 opdrachtleider:
A.005/02
mr. S. Lamkadmi
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
RBOI - Middelburg bv Nieuwstraat 27 Postbus 430 4330 AK Middelburg telefoon (0118) 633 344 E-mail:
[email protected]
Inhoud van de toelichting 1.
2.
3.
4.
Inleiding 1.1. Aanleiding en doel bestemmingsplan 1.2. Ligging plangebied 1.3. Vigerend bestemmingsplan 1.4. Leeswijzer Beleidskader 2.1. Rijksbeleid 2.2. Provinciaal beleid 2.3. Gemeentelijk beleid 2.4. Conclusie Ruimtelijke analyse 3.1. Historisch-ruimtelijke ontwikkeling 3.2. Ruimtelijke structuur huidige situatie 3.3. Verkeer en parkeren
blz. 5 5 5 5 5 7 7 9 11 12 13 13 13 16
Milieuonderzoeken en overige aspecten 4.1. Inleiding 4.2. Industrielawaai 4.3. Milieuzonering bedrijvigheid 4.4. Externe veiligheid 4.5. Luchtkwaliteit 4.6. Bodemkwaliteit 4.7. Waterhuishouding 4.8. Ecologie 4.9. Archeologie en cultuurhistorie 4.10. Eindconclusie
17 17 18 20 22 23 24 26 30 31
5.
Economische uitvoerbaarheid
33
6.
Juridische planbeschrijving 6.1. Verantwoording planvorm 6.2. Opbouw regels 6.3. De bestemmingen
35
7.
Inspraak en overleg 7.1. Inleiding 7.2. Inspraak 7.3. Vooroverleg algemeen 7.4. Vooroverlegreacties
17
35 35 35 37 37 37 38 38
Bijlage: 1. Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. 2. Vooroverlegreacties ex artikel 3.1.1 Bro.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
2
Inhoud van de toelichting
Separate bijlagen: 1.
2. 3.
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan 'Mercon-Kloos', aspect industrielawaai (definitief rapport), d.d. 27 februari 2009, projectnummer IL.818.R01, Kraaij Akoestisch Adviesbureau. Hoe zijn wij gekomen tot het Basisnet water (eindrapportage), Arcadis, 14 januari 2008 nr. 141223/ea7/069/000431/hde.2. Rapportage luchtkwaliteit plan 'Mercon-Kloos' te Alblasserdam, Milieudienst Zuid-Holland Zuid, juni 2008 (actualisatie).
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inhoud van de toelichting
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
102.13942.00
1. Inleiding
1.1. Aanleiding en doel bestemmingsplan Ten noorden van het dorpsgebied van Alblasserdam en het terrein Mercon-Kloos ligt het bedrijventerrein Jonker. Het huidige bestemmingsplan dateert uit 1970 en is aan actualisatie toe. Actualisering is onder meer noodzakelijk in verband met gewijzigde situaties en inzichten en het inspelen op actuele wijzigingen in de wetgeving. Het bestemmingsplan gaat voornamelijk een beheer- en gebruiksfunctie vervullen. Er worden geen nieuwe bedrijfsontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarom is gekozen voor een consoliderend plan, waarbij de bestaande functies mogen worden voortgezet. Uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan niet aan de orde. Voor de opzet van het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en wordt er zoveel mogelijk gebruikgemaakt van de landelijke standaarden 2008.
1.2. Ligging plangebied Het plangebied is in de Alblasserwaard gelegen. Een 'waard' is een door rivieren omgeven gebied, in dit geval zijn dat de Lek, de Beneden-Merwede en De Noord. Het plangebied van dit bestemmingsplan is buitendijks gelegen tussen de rivier De Noord en de West Kinderdijk. In het noorden en oosten wordt de plangrens gevormd door de West Kinderdijk. In het westen vormt de rivier De Noord de begrenzing van het plangebied en in het zuiden vormt de bestaande bedrijfsbebouwing van Mercon-Kloos, waarvoor nieuwbouwplannen in ontwikkeling zijn, de begrenzing (zie figuur 1.1).
1.3. Vigerend bestemmingsplan Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Kinderdijk', vastgesteld door de raad op 2 april 1970 (GS-besluit 30 juni 1971, KB 13 maart 1974). De voorschriften van dit plan zijn sterk verouderd en voldoen niet aan het nieuwe beleid van diverse overheden.
1.4. Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
6
Inleiding
In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling, zoals deze op de plankaart (hierna: verbeelding) en in de regels is opgenomen. In hoofdstuk 7 ten slotte wordt verslag gedaan van de inspraak en het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Beleidskader
2.1. Rijksbeleid Nota Ruimte (2006) In deze nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor bedrijventerreinen binnen steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk meer dan in de Vijfde Nota te liggen op economische ontwikkeling. Het Rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken waar de Drechtsteden deel van uitmaken. De beschikbaarheid van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit is essentieel voor het stedelijk vestigingsklimaat en de kracht van de steden. Het Rijk stimuleert de ontwikkeling van nieuwe terreinen en de modernisering van verouderde terreinen. Revitalisering van bedrijventerreinen leidt niet alleen tot een hogere productiviteit en een efficiënter ruimtegebruik, maar kan ook de leefbaarheid vergroten. De nationale opgave voor herstructurering is ruim 21.000 ha (ruim 20% van het huidige areaal). Het Rijk richt zijn financiële ondersteuning voor herstructurering met name op de grote(re) steden. Hierbij wordt aangesloten op het grotestedenbeleid (GSB) en de bijbehorende selectie van steden (G30). Omdat herstructurering maar in zeer beperkte mate extra terreinwinst oplevert is tot 2020 naar verwachting nog ruim 23.000 ha nieuwe bedrijventerreinen nodig. Het Groene Hart is aangewezen als nationaal landschap. Het Groene Hart bestaat uit drie met elkaar samenhangende delen: het Hollands-Utrechts veenweidegebied, de 'waarden' en de plassen, met elk hun eigen kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten van de 'waarden' (Alblasserwaard, Krimpenerwaard, Lopikerwaard) zijn het verkavelingspatroon, het groene karakter door beplante dijken en kades en de grote mate van openheid. Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo-nul) en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid. Provincies en gemeenten maken afspraken over aard en omvang van locaties. Grootschalige verstedelijking, bedrijventerreinen, glastuinbouwlocaties en infrastructuur zijn in beginsel niet toegestaan. Het plangebied maakt deel uit van de rand van het Groene Hart. Voor het plangebied geldt dat het plan de actualisering beoogt van het vigerende bestemmingsplan in verband met actuele wijzigingen in de wetgeving. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden, waardoor het behoud van de kwaliteiten van het landschap voldoende gewaarborgd blijft.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
8
Beleidskader
Nationaal Bestuursakkoord Water (2003) Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, de zeespiegelstijging, de bodemdaling en de toename van het verhard oppervlak. De aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). De KRW richt zich op een goede waterkwaliteit en een goed ecologisch functioneren in 2015, met als uitgangspunten: 1. de waterkwaliteit mag niet verslechteren (stand still-beginsel); 2. de veroorzaker moet in principe maatregelen treffen om de waterkwaliteit te verbeteren. Voor alle rijkswateren geldt sinds 1996 de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). Volgens de wet is het (zonder vergunning) verboden om gebruik te maken van een waterstaatswerk door: daarin, daarop, daaronder of daarover werken te maken of te behouden; daarin, daaronder of daarop vaste voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen. Beleidslijn grote rivieren (2006) De Beleidslijn grote rivieren vervangt de Beleidslijn ruimte voor de rivier uit 1997. Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Voor behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed is het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen van belang. De Beleidslijn kent twee concrete doelstellingen: 1. behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed; 2. tegengaan van de ontwikkelingen die de mogelijkheid tot rivierruiming feitelijk onmogelijk maken. De Beleidslijn grote rivieren is onder meer van toepassing op de rivier De Noord, waarvan een gedeelte binnen de grenzen van voorliggend bestemmingsplan ligt. De Beleidslijn biedt een systematische aanpak om ruimtelijke initiatieven die invloed hebben op het rivierbed te kunnen beoordelen. Voor De Noord is het 'bergend' regime van toepassing. Binnen dit regime zijn alle activiteiten toegestaan, mits voldaan wordt aan de gestelde rivierkundige voorwaarden. De 'Beleidsregels grote rivieren' vormen het kader waarmee wordt beoordeeld of ontwikkelingen in het buitendijks gebied van de grote rivieren kunnen worden toegestaan. Op het plangebied zijn de Beleidsregels niet van toepassing, zoals is vastgelegd in een brief van Rijkswaterstaat (kenmerk VENW/DWG-2007/1858). Voor de werkzaamheden in het plangebied is wel een Wbr-vergunning vereist, de Beleidslijn grote rivieren hoeft niet als beoordelingskader te worden toegepast.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader
9
Overig beleid Het plangebied ligt aan de rivier De Noord. Indien nodig moet Rijkswaterstaat Zuid-Holland ten behoeve van de vaarweg verkeertekens en -middelen als verkeersborden en lichtmasten en bouwwerken kunnen plaatsen. Hiervoor is door het Ministerie van Rijkswaterstaat beleid geformuleerd in de Richtlijn Vaarwegen (RWW) (2005). Met betrekking tot het gebruik van het water is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing waardoor bijvoorbeeld steigers niet gerealiseerd mogen worden.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland Zuid (2000) Ten aanzien van de verstedelijking binnen het streekplangebied is een sterk accent gelegd op de Stadsregio Drechtsteden. Deze stadsregio maakt deel uit van een kwalitatief hoogwaardig stelsel van stadsregio's. In de stadsregio's is het verdichten en bouwen van woningen in hoge dichtheden in en aan de stad nog steeds belangrijk en afstemming op maatregelen die de leefbaarheid bevorderen. Het plangebied is aangemerkt als bestaand bedrijventerrein binnen de streekplancontour. Het gebied valt tevens binnen het project Drechtoevers. Economie en watergebonden bedrijvigheid Het streekplan richt zich op het bevorderen van een hoogwaardige economie. Het bieden van een aantrekkelijk bedrijfsvestigingsklimaat, maar ook woon- en leefklimaat is daarvoor van groot belang. De verdere ontwikkeling van transport, distributie en industrie blijft hierbij voorop staan. De kennisintensiteit van deze activiteiten zal echter wel moeten toenemen om een duurzaam karakter te behouden. Met name de commerciële en niet-commerciële dienstverlening die ook aansluiten op de logistieke en industriële functie van de regio, zullen moeten worden vastgehouden en zo mogelijk worden aangetrokken. De Drechtsteden beschikken over een aantal sterke economische clusters zoals het weg- en waterbouw- en het metaalelektrocluster en zijn door hun ligging en verkeersinfrastructuur geschikt voor watergebonden bedrijven, openbare terminals en multimodaal ontsloten bedrijventerreinen. Voordeel is dat hierdoor het vervoer over water gestimuleerd wordt. Het provinciaal beleid is gericht op een versterking van het gebruik van het water als vervoersmodaliteit. Door een daling van de omvang van natte bedrijfsterreinen wordt de mogelijkheid op meer vervoer per water belemmerd en dreigen watergebonden bedrijven in de knel te komen. Er is een totale ruimtebehoefte van ruim 100 ha tot 2005 aan natte kavels in Rijnmond (exclusief de Rotterdamse zeehavens) en Zuid-Holland Zuid. Het betreft hier vooral watergebonden bedrijven en vervoer over water en dienstverlening, die willen verplaatsen omdat op hun huidige locatie geen ruimte is om uit te breiden. Dit is zoveel dat een aantal nieuwe of te herstructureren locaties gevonden moet worden voor watergebonden bedrijven en openbare terminals. Bij verlies van bedrijventerreinen door omzetting van ruimte voor bedrijvigheid in ruimte voor andere functies dient tijdig voor vervangende capaciteit te worden gezorgd. Wonen De Drechtsteden moeten niet alleen voorzien in hun eigen woningbehoefte, maar vervullen ook een opvangtaak voor onder andere de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in het Groene
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
10
Beleidskader
Hart. Het merendeel van de binnen het streekplangebied voor de periode 2005-2010 te realiseren woningbouw (circa 4.500 woningen) zal worden geconcentreerd binnen de verstedelijkingscontour van de Drechtsteden. Er wordt gestreefd naar hoogwaardige en gedifferentieerde woonmilieus en naar het vrijhouden van interne groene geledingzones. Uit een oogpunt van integrale stedelijke vernieuwing en vermindering van de mobiliteitsbehoefte, wordt de prioriteit gelegd bij de inbreidings- en verdichtingslocaties en bij het Drechtoeverproject. Dit project behelst de op kwaliteitsverbetering gerichte herstructurering van het aan de rivierensplitsing van de Beneden-Merwede, De Noord en de Oude Maas gelegen stedelijk gebied van de Drechtsteden. Het onderhavige bestemmingsplan voor bedrijventerrein Jonker is mede noodzakelijk om transformatie van het gebied ten zuiden van bedrijventerrein Jonker mogelijk te maken. Het Drechtoeverproject moet leiden tot de vorming van een centraal gelegen stedelijk gebied dat een belangrijke centrumfunctie vervult voor alle Drechtsteden.
Uitsnede streekplankaart Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (2006) Recent is het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 vastgesteld, het betreft een concretisering van het streven van de provincie naar duurzaamheid. In dit plan is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een gezond, groen en veilig leef- en investeringsklimaat realiseren. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbe-
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader
11
nadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming).
2.3. Gemeentelijk beleid Gemeentelijk Waterplan Alblasserdam (2006) De gemeente heeft in goed overleg met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Alblasserdam opgesteld, waarin de principes van een duurzaam stedelijk waterbeheer nader worden uitgewerkt. Gelet op de verwachte klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers, hevigere buien) streven beiden met name naar een veerkrachtiger stedelijk watersysteem. Het Waterschap heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2002-2006 (IWBP2), met als belangrijkste beleidspunten een meer zelfvoorzienend watersysteem, het verbeteren van de waterkwaliteit, het afkoppelen van verhard oppervlak, het toepassen van duurzame bouwmaterialen en het versterken van natuurontwikkeling door onder andere de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Voor kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied streeft het Waterschap minimaal naar het stand still-beginsel. Dit houdt in dat door de ontwikkeling de waterhuishouding niet mag verslechteren, bij eventuele verhardingen dient hiervoor dan ook gecompenseerd te worden in de vorm van open water. Als vuistregel kan gehanteerd worden dat voor 1 ha verharding ter compensatie 2.180 m² open water moet worden gerealiseerd. In het Gemeentelijk Waterplan wordt aangegeven wat op korte en lange termijn nodig is om het watersysteem op orde te krijgen en te houden. Het waterplan richt zich met name op de wateropgave, riolering en waterkwaliteit, nieuwe regelgeving, uitvoering en afstemming met belangengroepen. Hieruit volgt een set van maatregelen waarmee het watersysteem op orde kan worden gebracht. Het waterplan is overigens met name gericht op het binnendijkse gebied. Milieuvisie gemeente Om de leefbaarheid in de gemeente te optimaliseren is een goede afstemming van milieuhinderlijke en hindergevoelige functies noodzakelijk. Waar nodig dienen deze functies van elkaar te worden gescheiden om onacceptabele milieuhinder te voorkomen. Een rigide scheiding kan echter leiden tot onbenut ruimtegebruik en bijvoorbeeld onnodig grote woon/werkafstanden. Daar waar mogelijk dient dus functiemenging en maatwerk te worden nagestreefd. Op het bedrijventerrein Jonker, dat deel uitmaakt van het gezoneerde industrieterrein Kloos-Kinderdijk, zijn geen zogenoemde grote lawaaimakers gevestigd. Doordat de omgeving van het plangebied voornamelijk uit burgerwoningen bestaat, het Mercon-Kloosterrein wordt herontwikkeld ten behoeve van woningbouw en op het resterende bedrijventerrein Jonker geen grote lawaaimakers gevestigd zijn, ligt het in de rede om een goede afstemming van milieuhinderlijke en hindergevoelige functies mogelijk te maken. Hiertoe wordt de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Kloos-Kinderdijk opgeheven. Aangezien het plangebied onderdeel uitmaakt van een regulier bedrijventerrein zal er nog steeds rekening worden gehouden met het aspect geluidshinder. Dit gebeurt op basis van de zoneringsmethodiek van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2007) waarbij eveneens andere hinderaspecten worden betrokken. Op deze wijze valt niet het hele plangebied onder hetzelfde regime, maar kan de hindersituatie per bedrijf en ligging worden bekeken en maatwerk worden geleverd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
12
Beleidskader
Structuurvisie Dijklint 2000 In de Structuurvisie Dijklint wordt de zone Mercon-Kloos/Jonker aangemerkt als een transformatiezone. Het terrein van Mercon-Kloos zal deze transformatie van bedrijfsfunctie naar woonfunctie ondergaan. In de structuurvisie is aangegeven dat dit terrein kan worden herontwikkeld tot een woongebied met recreatieve nevenfuncties. Ook kleinschalige bedrijvigheid kan worden toegestaan mits dit geen hinder oplevert voor het woongebied, met name bij de ontwikkeling als woonlocatie met recreatieve nevenfuncties wordt de verkeersafwikkeling cruciaal geacht. Het bedrijventerrein Jonker valt echter buiten het gebied dat getransformeerd zal worden tot een woongebied. Continuering van het bedrijventerrein Jonker wordt in de Structuurvisie Dijklint niet uitgesloten. In dit bestemmingsplan is gekozen voor handhaving van de bestaande bedrijfsfuncties.
2.4. Conclusie Het consolideren van de bedrijvenfunctie in het plangebied past binnen het beleidskader met name gezien de watergebondenheid van het plangebied. Natte bedrijvigheid blijft op deze locatie, mits zich geen belemmeringen vanuit het milieuspoor opwerpen, zonder meer mogelijk.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Ruimtelijke analyse
3.1. Historisch-ruimtelijke ontwikkeling Het plangebied is gelegen in het buitendijkse gebied tussen de West Kinderdijk en de rivier De Noord. De waterkerende dijk is aan de oostzijde van het plangebied gelegen. Het plangebied ligt in de Alblasserwaard die zich tussen de grote rivieren de Lek en de Beneden-Merwede bevindt met als verbindende schakel De Noord. Vanaf de 11e eeuw tot circa 1270 is het binnendijkse gebied van de Alblasserwaard grootschalig ontgonnen, veelal vanaf de hoger gelegen oevers van de rivieren en veenstroompjes, zoals de Alblas. Hierdoor ontstond een optrekkende verkaveling die haaks op de rivieroevers gelegen was. Door het stijgende peil van het buitenwater en de klink van het binnendijkse gebied, ontstonden er problemen met de afwatering van de Alblasserwaard. Al in 1366 werd een deel van de afwatering daarom verplaatst naar de Noordwestelijke punt van het gebied. De afwateringskanalen Groote of Achterwaterschap en Nieuwe Waterschap werden hierheen geleid. Aanvankelijk konden de watermolens het water nog in één keer van het polderpeil naar het rivierpeil opvoeren, later moest dit in twee stappen gebeuren met een lage en een hoge boezem. In de 17e eeuw werden nieuwe boezems aangelegd aan weerszijden van de Nieuwe en de Groote Waterschap, waarmee globaal de huidige situatie ontstond. De binnendijkse verkaveling aan de West Kinderdijk was vermoedelijk van oorsprong, net als op de grote rivieren, haaks aan de dijk gelegen. Doordat het achterland in gebruik werd genomen voor de Hoge Boezem, bleven er aan de West Kinderdijk ondiepe percelen over.
3.2. Ruimtelijke structuur huidige situatie Omgeving plangebied Het plangebied is gelegen tussen twee verschillende landschappen, namelijk het rivierlandschap en het boezemlandschap. Ieder landschap heeft zijn eigen karakter, het rivierlandschap is grootschalig en robuust met de (scheeps)werven als karakteristiek. Het landschap van de Hoge Boezem van de Nederwaard dat direct aan de West Kinderdijk grens, is kleinschalig van karakter, met de molens van Kinderdijk en de dijkwoningen als belangrijkste karakteristieken. De molens van Kinderdijk bepalen voor een groot deel de landschappelijke karakteristiek van de Hoge Boezem. Het molengebied is in 1993 op grond van de Monumentenwet aangewezen tot het beschermd dorpsgezicht West Kinderdijk-Elshout. In 1997 werd het door de Unesco op de Werelderfgoedlijst geplaatst. De cultuurhistorische waardekaart geeft een invloedszone aan tussen het beschermde gebied en de West Kinderdijk. Deze zone loopt gedeeltelijk door tot aan de rivier De Noord. Dit houdt in dat eventuele ontwikkelingen in deze zone geen nadelige invloed mogen hebben op het beschermd dorpsgezicht. Ook de molenbiotoop is aangegeven, waardoor een gebied met een straal van 400 m vrijgehouden moet worden voor de windvang van de molens. De molenbiotoop is buiten het plangebied gelegen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
Figuur 3.1: Ruimtelijke structuur
legenda plangebied
De d
r Noo molens van Kinderdijk
eenzijdige lintbebouwing groene geleding
Hooge Boezem
bedrijventerrein Jonker terrein voor opslag+parkeren twee punten ontsloten
st We jk
i rd
de
n Ki
ontwikkelingslocatie Mercon-Kloos
polder
Ruimtelijke analyse
15
Vanuit het boezemlandschap met de molens van Kinderdijk, manifesteert de bedrijfsbebouwing van het bedrijventerrein Jonker en het Mercon-Kloosterrein als dichte en massieve achterwand. Hierdoor valt het binnendijkse bebouwingslint met zijn kleinschalige woningen niet meer op. Het bebouwingslint bestaat uit typische dijkwoningen, tegen het dijklichaam aan gebouwde huizen met de voorgevel op de kruin van de dijk. Karakteristiek voor dijkwoningen is hun duidelijke relatie met de dijk en het feit dat ze vanuit het laaggelegen polderland van verre zichtbaar zijn. In een groot deel van de 20e eeuw hebben aan beide kanten van de West Kinderdijk dijkwoningen gestaan. Hierdoor werden de grote buitendijkse bedrijfshallen aan het oog onttrokken. Door de sloop van de buitendijkse bebouwing ten behoeve van de dijkverbetering rond 1990 is de situatie veranderd. Het verschil tussen grootschaligheid buitendijks en kleinschaligheid binnendijks is steeds groter geworden. Op sommige plaatsen biedt de West Kinderdijk tussen de bebouwing zicht op het boezemlandschap en de molens. Aan de andere zijde zijn tussen de bedrijfshallen enkele schuine zichtlijnen op de rivier en de oever aan de overzijde. De dijk vormt van oudsher een belangrijke structurerende lijn in het landschap. De weg was gelegen op de oorspronkelijke kruin van de dijk. Bij de meest recente dijkverhoging is echter een hoger gelegen tuimelkade aan de buitenkant tegen de dijk aangelegd. Bedrijventerrein Jonker Aankomend vanuit het noorden over de West Kinderdijk wordt het beeld bepaald door de meest noordelijke loods van het bedrijf Jonker (constructiewerkplaats), die haaks op de weg en de rivier gelegen is. De loods bestaat uit een bouwlaag van plaatstalen gevelbekleding van circa 7 m hoog met een verticale geleding en is afgedekt met een zadeldak. De nokhoogte bedraagt circa 10 m. Direct ten zuiden van deze loods staat (op een afstand van circa 3 m) het in aanbouw zijnde bedrijfsverzamelgebouw van de firma Jonker. Dit gebouw bestaat uit twee bouwlagen in geel/bruin metselwerk onder plat dak. De bouwhoogte bedraagt circa 7,8 m. De twee representatieve gevels met entrees en een overstek liggen aan de zuid- en oostzijde (aan de zijde van het binnenterrein respectievelijk aan de zijde van de dijk). Bij deze representatieve gevels wordt het metselwerk afgewisseld met vliesgevelpuien die over beide bouwlagen doorlopen. De naar de Noordelijk gelegen loods toegekeerde gevelzijde bestaat uit grijs/wit gekleurde verticale golfprofielbeplating. Ongeveer 25 m achter het in aanbouw zijnde bedrijfsverzamelgebouw staan op enige afstand nog twee bedrijfsgebouwen evenwijdig aan de dijk. Het gebouw aan de zijde van de West Kinderdijk (Jonker Handelsonderneming) wordt gebruikt ten behoeve van opslag van de handelsonderneming en biedt tevens beperkte ruimte voor kantoren. Het gebouw bestaat uit een uit baksteen opgetrokken gebouw met aan de zijde van de dijk een terug liggende showroom. Het gebouw heeft twee bouwlagen met een plat afgedekt dak. Het bedrijfsgebouw daarnaast (Jonker Montage) bestaat uit een loods van één bouwlaag (eveneens circa 8 m) van plaatstalen gevelbekleding met een horizontale geleding en is plat afgedekt. Met uitzondering van het in aanbouw zijnde bedrijfsverzamelgebouw zijn de gebouwen sober en functioneel. Het bedrijventerrein Jonker wordt op twee punten ontsloten aan de West Kinderdijk. Ten noorden van de constructiewerkplaats is een toegang tot de constructiewerkplaats en het daarvoor liggende terrein. Dit terrein wordt gebruikt ten behoeve van opslag en parkeren. De tweede ontsluiting is gelegen tussen deze werkplaats en de twee overige bedrijfsgebouwen. Ook het terrein dat hier voor de bebouwing is gelegen wordt gebruikt voor opslag en parkeren. De bekading aan de oever van De Noord is in zijn geheel verhard. De dijk is zoals eerder beschreven verbreed door middel van een tuimelkade. Deze tuimelkade zorgt als brede grasberm voor een groene geleding langs de dijk. De huidige bedrijfsbebouwing van MerconKloos onderbreekt deze groengeleding. In de ontwikkelingsplannen voor dat gebied zal de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
16
Ruimtelijke analyse
groene geleding van de dijk hersteld worden. Ter hoogte van het plangebied is in deze berm een vrijliggend fiets/voetpad gelegen.
3.3. Verkeer en parkeren In eerste instantie vormen de West Kinderdijk samen met het Zwarte Paard de belangrijkste ontsluitingswegen voor en de omgeving van het plangebied. De West Kinderdijk is een gebiedsontsluitingsweg met een snelheid van 50 km/h. Het wegprofiel is opgebouwd uit een weg van ongeveer 6 m met aan beide zijden fietsstroken. Het Zwarte Paard is een gebiedsontsluitingsweg met een snelheid van 50 km / h met een variërend profiel dat centraal door Alblasserdam voert. Ter hoogte van Jonker Handelsonderneming ligt een trottoir met langsparkeerhavens. De benodigde parkeerbehoefte voor het bedrijventerrein wordt op eigen terrein opgevangen teneinde het openbaar gebied te ontzien.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Milieuonderzoeken en overige aspecten
4.1. Inleiding Onderstaand worden de voor dit bestemmingsplan relevante (milieu)aspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de onderzoeken met conclusies. In de verschillende paragrafen worden de onderzoeken samengevat en zijn de belangrijkste conclusies voor het bestemmingsplan weergegeven. Voor een uitgebreide weergave van het uitgevoerde akoestisch onderzoek ten behoeve van milieuzonering van de bedrijvigheid (paragraaf 4.3) wordt verwezen naar de betreffende separate onderzoeksrapportage.
4.2. Industrielawaai Toetsingskader Normstelling Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' volgens de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke inrichtingen worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zone zijn nieuwe geluidsgevoelige functies niet zonder meer aanvaardbaar. Op grond van de Wet geluidhinder kan een geluidszone worden opgeheven door de bestemming van het industrieterrein te wijzigen, zodat de vestiging van grote lawaaimakers niet meer is toegestaan. Een geluidszone blijft formeel rechtskracht behouden tot de activiteiten van de eventueel nog gevestigde grote lawaaimaker zijn beëindigd. Onderzoek Industrieterrein Kloos-Kinderdijk Het plangebied maakt in de huidige situatie in zijn geheel onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein Kloos-Kinderdijk. Dit geldt eveneens voor het gebied ten zuiden van het plangebied (Mercon-Kloos), waarvoor momenteel eveneens een bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen. In het bestemmingsplan Mercon-Kloos wordt de transformatie van dit deel van het industrieterrein naar een nieuw woongebied mogelijk gemaakt. Van het oorspronkelijke bedrijventerrein blijft door deze woningbouwontwikkeling alleen het plangebied Jonker als onderdeel van het industrieterrein behouden. In het plangebied Jonker zijn in de huidige situatie geen grote lawaaimakers aanwezig. Gelet op de aard van de omgeving in de toekomstige situatie (woongebied Mercon-Kloos langs de rivier, met woningen in lintbebouwing langs de dijk en ten noorden een bedrijventerrein van geringe omvang (Jonker)) en de beperkte omvang van het bedrijventerrein vindt de gemeente het niet meer wenselijk om op dit bedrijventerrein grote lawaaimakers te vestigen. Derhalve wordt in dit bestemmingsplan de vestiging van grote lawaaimakers niet meer mogelijk gemaakt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
18
Milieuonderzoeken en overige aspecten
Als gevolg van de bestemmingsplannen Bedrijventerrein Jonker en Mercon-Kloos wordt de status van het gebied als gezoneerd industrieterrein opgeheven: in beide gebieden zijn geen grote lawaaimakers meer toegestaan. Hiermee komt de geluidszone van het industrieterrein te vervallen. De geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het bedrijventerrein Jonker op in de omgeving aanwezige woningen wordt in het kader van de Wet milieubeheer op afdoende wijze gereguleerd. Dit blijkt eveneens uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd 1). Uit dit akoestisch onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: de bedrijven Jonker Montage en Jonker Handelsonderneming veroorzaken momenteel een hogere geluidsbelasting dan de 50 dB(A) die per bedrijf is toegestaan conform het Activiteitenbesluit (ook wel Barim genoemd) waar zij onder vallen; door maatregelen die de bedrijven op basis van de huidige regelgeving dienen te nemen (zoals het testen van materieel in een speciale testruimte) en het waar nodig opleggen van een maatwerkvoorschrift is de geluidsbelasting van de bedrijven wel in overeenstemming met hun 'vergunde' geluidsruimte; de gecumuleerde geluidsbelasting, rekening houdend met de 'vergunde' geluidsruimte van bedrijven, bedraagt maximaal 55 dB(A) ter plaatse van de bestaande woningen. Hiermee wordt voldaan aan de uiterste grenswaarde uit de Wet geluidhinder. Deze Wet is overigens niet meer van toepassing na het opheffen van de status als gezoneerd industrieterrein. Formeel hoeft de cumulatieve geluidsbelasting dan ook niet meer getoetst te worden. Middels het akoestisch onderzoek is echter aangetoond dat ter plaatse van de bestaande woningen, ook na het opheffen van de status als gezoneerd industrieterrein, nog steeds sprake is van een goede ruimtelijke ordening. IHC Kinderdijk Het plangebied ligt voor een groot deel binnen de geluidszone van IHC Kinderdijk. De geluidszone is op de verbeelding opgenomen. In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Conclusie Er wordt voor het aspect industrielawaai voldaan aan de Wgh. Tevens is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
4.3. Milieuzonering bedrijvigheid Huidige situatie In de huidige situatie is in het plangebied bedrijvigheid aanwezig. Het betreffende bedrijventerrein zal behouden blijven, waarbij geen grote lawaaimakers ter plaatse meer worden toegestaan. Toetsingskader Beleid Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007).
1)
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan 'Mercon-Kloos', aspect industrielawaai (definitief rapport), d.d. 27 februari 2009, projectnummer IL.818.R01, Kraaij Akoestisch Adviesbureau.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuonderzoeken en overige aspecten
19
In dit bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (SvB 'bedrijventerrein'). Deze Staat wordt toegepast voor bedrijventerreinen. De SvB 'bedrijventerrein' gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk ('gemengd gebied') kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd 1). Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'bedrijventerrein' wordt verwezen naar bijlage 1. Onderzoek Uitgangspunten milieuzonering bedrijventerrein Jonker Het plangebied omvat een bedrijventerrein. Aan de overzijde van de West Kinderdijk en ten zuiden van het plangebied zijn woningen aanwezig/geprojecteerd. De milieuzonering van het bedrijventerrein wordt bepaald door de aanwezigheid van deze gevoelige functies. De omgeving van het plangebied inclusief de daar aanwezige en geprojecteerde woningen wordt beschouwd als omgevingstype 'gemengd gebied' om de volgende redenen. De woningen zijn gelegen langs de West Kinderdijk, een hoofdontsluitingsroute (gebiedsontsluitingsweg) met een verkeersintensiteit van 8.350 mvt / etmaal in 2007 en 11.300 mvt /etmaal in 2020. Tevens zijn de woningen gelegen langs de rivier De Noord, een druk bevaarde route met een scheepvaartintensiteit van meer dan 400 schepen per dag 2). Zowel de scheepvaart als het wegverkeer zorgen voor een hoger geluidsniveau dan in een rustige woonwijk aanwezig is. De aanwezige woningen aan de oostzijde van de West Kinderdijk liggen tevens binnen de invloedssfeer en de geluidszone van het industrieterrein IHC Kinderdijk. In de directe omgeving van de woningen is het plangebied, bedrijventerrein Jonker, gelegen en aan de overzijde van de rivier het (zware) bedrijventerrein Donkersloot (Ridderkerk). De terreinen zijn van invloed op de leefomgeving van de woningen. Voor de bebouwing aan de oostzijde van de West Kinderdijk geldt bovendien dat de aanwezige woningen onderdeel uitmaken van lintbebouwing waar in enige mate tevens andere functies dan woningen aanwezig zijn, hier is sprake van functiemenging. Ten opzichte van deze gemengde gebieden worden de richtafstanden conform het omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd. Uitwerking milieuzonering Voor het bedrijventerrein Jonker is op grond van de bovenstaande uitgangspunten de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Vanwege de aanwezigheid van woningen in een gemengd gebied in de directe omgeving is op het bedrijventerrein alleen lichte bedrijvigheid toegestaan: afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit categorie 2 en 3.1 algemeen toelaatbaar. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 10 en 30 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Op het bedrijventerrein worden, zoals in paragraaf 4.2 reeds is aangegeven, geen bedrijven toegelaten die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld volgens de Wet geluidhinder). Inventarisatie aanwezige bedrijven De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (zie tabel 4.1). De bedrijven vallen gedeeltelijk in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een maatbestemming. Hierdoor zijn deze specifieke bedrijfsactiviteiten vol1) 2)
Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd. Informatie uit Verkeers- en vervoersgegevens hoofdvaarwegennet 2006, Zuid-Holland (Rijkswaterstaat).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
20
Milieuonderzoeken en overige aspecten
gens het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op de ligging van deze bedrijven op het bestaande bedrijventerrein, het functioneren van deze bedrijven en de milieusituatie in het gebied (verwezen wordt tevens naar paragraaf 4.2) acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen c.q. te verplaatsen. Tabel 4.1 Bedrijvenlijst bedrijventerrein Jonker SBIcode
categorie SvB
algemeen toelaatbaar
opmerkingen
straat en nummer
naam en aard bedrijf
West
28.1
3.1
2/3.1
Kinderdijk 122
Jonker handelsonderneming tuinmachines, constructiebedrijf
in een gesloten gebouw met een productieoppervlak < 200 m², geen maatbestemming noodzakelijk
West
Jonker Montage
28.1
3.2
2/3.1
in een gesloten gebouw met een productieoppervlak > 200 m², maatbestemming noodzakelijk.
Jonker constructiewerkplaats
28.1
3.2
2/3.1
in een gesloten gebouw met een productieoppervlak > 200 m², maatbestemming noodzakelijk.
bedrijfsverzamelgebouw Jonker, kantoor, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (aannemer)
45.1
2
2
Kinderdijk 122 D
West Kinderdijk 124
West Kinderdijk
geen
Conclusie In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in de omgeving.
4.4. Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuonderzoeken en overige aspecten
21
Plaatsgebonden risico en groepsrisico Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken 1 ) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Hierbij is de risicocontour van 10-6 maatgevend voor nieuwe ontwikkelingen 2 ). Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Voor bestaande situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Momenteel zijn de basisnetten voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water in voorbereiding. Voor het Basisnet Water is het rapport 'Hoe zijn wij gekomen tot het basisnet water eindrapportage' (Arcadis, januari 2008) verschenen. Hierin worden aanbevelingen gedaan over de indeling van de vaarwegen en de gebruiksruimte en ruimtelijke ontwikkelingen rondom vaarwegen. Onderzoek Vaarwegen Het plangebied ligt aan de rivier De Noord, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In de 'Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland' (februari 2003) kent De Noord vanaf de oever geen 10-6 en 10-7 PR-contouren. De 10-8 PR-contour ligt op 2,5 m van de oever. Het groepsrisico van de rivier De Noord is geen knelpunt. Uit het eerdergenoemde rapport over het basisnet water (2008) wordt eveneens aangegeven dat er geen PR-contour buiten de oever ligt en dat ruimschoots voldaan wordt aan de oriënterende waarde van het GR. Binnen een afstand van 25 m (plasbrandaandachtsgebied) vanuit de oever, moet voor nieuwe ontwikkelingen een afweging plaatsvinden over het al dan niet bouwen in deze zone. De bouwvlakken in het bestemmingsplan worden hierop niet geheel afgestemd aangezien saneren van bestaande situaties niet wenselijk c.q. nodig is. Wel wordt in de ligging van de bouwvlakken erop toegezien dat er geen nieuwe/te projecteren bebouwing op minder dan 25 m kan worden gerealiseerd. Leidingen Er zijn in het plangebied of zijn directe omgeving geen planologisch relevante leidingen aanwezig.
1) 2)
Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. De norm van 10-6 per jaar betekend dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
22
Milieuonderzoeken en overige aspecten
Overige bronnen Er zijn geen andere risicobronnen in het plangebied of de omgeving aanwezig die relevant zijn voor het plangebied bedrijventerrein Jonker (zoals risicorelevante inrichtingen, buisleidingen, weg- of spoortransport van gevaarlijke stoffen). Ook vanuit het bedrijventerrein Donkersloot aan de overzijde van De Noord in de gemeente Ridderkerk, is geen sprake van een relevante risicocontour. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicorelevante inrichting. Conclusie Het aspect externe veiligheid levert geen beperking op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.5. Luchtkwaliteit Toetsingskader Normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
40 μg /m³
2010
fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg /m³
2005
24-uurgemiddelde concentratie
maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 μg /m³
2005
1)
geldig vanaf
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden; de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert; de bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht; het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuonderzoeken en overige aspecten
23
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard: er treden geen functiewijzigingen op of andere ruimtelijke ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de verkeersproductie. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Er wordt dan ook voldaan aan de Wlk. Uit luchtkwaliteitonderzoek dat recent is uitgevoerd voor het gebied Mercon-Kloos ten zuiden van het plangebied blijkt dat langs de Oost Kinderdijk in de jaren 2010, 2010/2012 en 2020 wordt voldaan aan de op dat moment vigerende normen uit de Wlk 1). Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening. Conclusie Er wordt voldaan aan de Wlk. De Wlk levert geen beperking op voor de vaststelling van het bestemmingplan.
4.6. Bodemkwaliteit Toetsingskader Normstelling Het bodembeleid is gebaseerd op de Wet bodembescherming. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Beleid De provincie hanteert bij de beoordeling van projecten de richtlijn dat voorafgaand aan de formele besluitvorming over het project ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek In het plangebied vindt geen functiewijziging plaats: het bestaande bedrijventerrein wordt als zodanig bestemd. Om een algemeen inzicht in de bodemkwaliteit te geven is het bodemloket geraadpleegd (www.bodemloket.nl). Uit informatie van het bodemloket blijkt dat een groot deel van het bedrijventerrein Jonker in het verleden is gesaneerd. Conclusie Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
1)
Rapportage luchtkwaliteit plan 'Mercon-Kloos' te Ablasserdam, Milieudienst Zuid-Holland Zuid, juni 2008 (actualisatie).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
24
Milieuonderzoeken en overige aspecten
4.7. Waterhuishouding Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijk planvoornemen. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. De waterkering langs het plangebied wordt beheerd door Waterschap Rivierenland, het buitendijkse gebied valt onder het beheer van Rijkswaterstaat. De rioleringstaak valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente Alblasserdam. In het kader van de watertoets is deze waterparagraaf overlegd met de waterbeheerders waarna eventuele opmerkingen zijn verwerkt. Keur en ontheffingenbeleid Keur De Keur van Waterschap Rivierenland (1 januari 2007), geeft onder andere aan welke beperkingen en verboden er op en rond de waterkering gelden. Hierbij is het onder meer verboden om binnen de kernzone en beschermingszone van de waterkering activiteiten te verrichten zoals spitten en graven, slepen, houden van dieren, het leggen van drainage, het oprichten van bouwwerken, het aanbrengen van opgaande houtbeplantingen, etc. Tevens geeft de Keur aan eigenaren en andere gerechtigden aan welke zaken zij dienen te gedogen (zoals onderhoudswerkzaamheden en werkzaamheden ingeval van calamiteiten) en welke geboden eigenaren dienen te volgen (zoals inzake afrasteringen en coupures). Het bestuur van het Waterschap kan ontheffing verlenen van de in de Keur gestelde verboden. Ontheffingenbeleid Voor handelingen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in de Keur, is geen ontheffing nodig; deze kunnen afgedaan worden met een melding. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, moet ontheffing worden aangevraagd. Eventuele ontheffingen worden alleen verleend als waterstaatkundige belangen niet in het gedrang komen. Om op dit punt zoveel mogelijk duidelijkheid en zekerheid te bieden zijn duidelijke, vaste uitgangspunten geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Een belangrijke taak van het Waterschap is de zorg voor de waterkerende functie van waterkeringen en daarmee voor de veiligheid van het gehele beheergebied. Het Waterschap geeft daarbij uitvoering aan wet- en regelgeving van Rijk en provincies. De waterkeringen hebben vaak een regionaal of zelfs bovenregionaal belang. Bij het ontwerpen van waterkeringen is in het verleden weinig rekening gehouden met eventuele toekomstige niet-waterkerende elementen. Daarom kunnen elementen die later in de kern- of beschermingszone worden aangebracht een nadelige invloed hebben op de kwaliteit van de waterkering. Dit is als volgt te beschrijven: de aanwezigheid van niet-waterkerende elementen of werkzaamheden die hiermee verband houden, op of nabij een waterkering, kunnen invloed hebben op de waterkerende functie van de waterkering; de aanwezigheid van niet-waterkerende elementen op of nabij een waterkering kan een latere verzwaring belemmeren c.q. aanzienlijk duurder maken; de aanwezigheid van niet-waterkerende elementen op of nabij een waterkering kan doelmatig onderhoud aan de waterkering door het Waterschap bemoeilijken. Het ontheffingenbeleid is erop gericht om de invloed van dergelijke werken of activiteiten zoveel als mogelijk te beperken. Daarom worden ontheffingsaanvragen aan de beleidsregels getoetst. De belangrijkste regels zijn:
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuonderzoeken en overige aspecten
-
-
-
-
25
er worden geen activiteiten toegestaan op de eigendommen van het Waterschap; ontheffingsaanvragen worden beoordeeld op grond van de afmeting en zonering zoals deze in de Keur en in de legger zijn opgenomen; nieuwbouw binnen het profiel van vrije ruimte is niet toegestaan; waar waterkeringen overgedimensioneerd zijn, wordt ernaar gestreefd deze overdimensie te behouden; daarom worden activiteiten binnen het beheerprofiel in principe niet toegestaan; het Waterschap is terughoudend in het toestaan van constructies in de waterkering; het Waterschap streeft naar functiescheiding; tussen voorzieningen voor de waterkerende functie en voorzieningen voor overige functies moet een duidelijke scheiding aanwezig zijn; het Waterschap zal in overleg met andere partijen de LNC-waarden van de waterkering zelf, of van andere elementen, zoveel mogelijk beschermen; activiteiten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd, mogen het beheer van de waterkering (onder andere uitvoeren van inspecties, type maaibeheer, ontwikkeling grasmat) en het onderhoud (onder andere maaien van waterkering, toegankelijkheid voor materieel, bekleding) niet belemmeren; in de periode van 15 oktober tot 1 april zijn geen werkzaamheden op en aan de waterkering toegestaan.
Huidige situatie Karakteristieken plangebied Het plangebied ligt buitendijks aan het buitenwater van rivier De Noord. Alblasserdam heeft zich ontwikkeld vanaf de stroomruggen langs de rivier. Deze hooggelegen delen wateren rechtstreeks af op de rivier De Noord. Deze rivier maakt deel uit van het benedenrivierengebied, dat onder invloed staat van zowel de rivierafvoer als de getijdenwerking van de zee. De waterkwaliteit van De Noord voldoet voor een aantal stoffen niet aan de norm, dit wordt met name veroorzaakt door zowel diffuse- als bronverontreinigingen vanuit het bovenstroomse gebied. De maaiveldhoogte in het plangebied bedraagt circa NAP +2,5 m en de bodem bestaat uit klei op een laag van zandige rivierafzettingen. De maatgevende hoogwaterstand voor het binnen het plangebied gelegen deel van rivier De Noord bedraagt NAP +3,2 m. Omdat de maaiveldhoogte NAP +2,5 m is, voldoet de huidige situatie niet aan het bergend vermogen. Momenteel is het plangebied deels verhard en in gebruik als bedrijventerrein. De rest van het plangebied bestaat uit groen en een mengsel van klei en stenen, dit gedeelte van het plangebied wordt als onverhard aangemerkt. De oever langs De Noord bestaat uit stalen damwanden. Naast het buitenwater van De Noord is binnen het plangebied momenteel geen open water aanwezig. Waterkering De West Kinderdijk is een primaire waterkering, het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de Keurzone. De in de Keur en Legger aangegeven kern- en beschermingszone van de primaire waterkering geeft een beperking voor eventuele toekomstige ontwikkelingen en is daarom zowel op de verbeelding als in de regels afzonderlijk aangegeven en benoemd. De grondwaterstanden worden sterk beïnvloed door de variërende rivierwaterstanden. Riolering Het buitendijkse gebied is volledig voorzien van een gemengd rioleringsstelsel, het afvalwater wordt middels een persleiding naar het hoofdriool getransporteerd. Toekomstige situatie In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Het plan biedt daarom weinig of geen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
26
Milieuonderzoeken en overige aspecten
mogelijkheden om het watersysteem en het waterbeheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het waterschap Rivierenland, daar waar mogelijk toe te passen. Concreet is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Verder dient afstromend hemelwater van schone oppervlakken te worden gescheiden van afvalwater en te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Beheer en onderhoud Rijkswaterstaat is waterbeheerder van 'De Noord' en ziet daarbij toe op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Voor het lozen van schoon hemelwater op 'De Noord' hoeft geen vergunning te worden aangevraagd. Wel dient de gemeente (vanaf naar verwachting 1 januari 2010) conform het Besluit algemene regel inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) melding te maken bij Rijkswaterstaat Zuid-Holland, indien een lozing uit gemeentelijk rioleringsstelsels niet in een Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) is opgenomen. In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem ontheffing van de Keur moet worden aangevraagd bij Waterschap Rivierenland. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en / of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor werkzaamheden binnen de kern- en beschermingszone van de waterkering dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd bij Waterschap Rivierenland. Water en waterkering in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater van De Noord bestemd als 'Water'. Voor de waterkering (kernzone en beschermingszone) geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze heeft de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. Conclusie Binnen het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, er treedt dan ook geen verslechtering op van de bestaande waterhuishoudkundige situatie.
4.8. Ecologie In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe (bedrijfs)ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen functieveranderingen en/of herinrichting mogelijk worden gemaakt op basis van dit bestemmingsplan Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuonderzoeken en overige aspecten
27
De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd; nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep; nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Het plangebied grenst wel aan een gebied dat zowel is aangewezen als beschermd natuurgebied (Natuurbeschermingswetgebied) en als Vogelrichtlijngebied, het betreft hier 'de Kinderdijkse Boezems'.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
28
Milieuonderzoeken en overige aspecten
Boezems Kinderdijk is gekwalificeerd als speciale beschermingszone omdat het behoort tot één van de vijf belangrijkste broedgebieden van de purperreiger in Nederland. Daarnaast is het aangewezen gebied ook van betekenis voor een aantal andere vogelsoorten die er in behoorlijke aantallen voorkomen. Andere trekkende vogelsoorten waarvoor het gebied van betekenis is als overwinteringgebied en/of rustplaats: smient, krakeend en slobeend. De rietmoerassen zijn verder van belang als broedgebied voor de snor. De biotopen van deze zogenaamde begrenzingsoorten hebben mede de begrenzing van het gebied bepaald. Het plangebied grenst ook aan de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Kinderdijkse Boezems zijn daarin opgenomen als 'bestaand natuurgebied'. Aangegeven natuurdoeltypen zijn 'zoetwatergemeenschap', 'rietland' en 'ruigte (in ruime zin)', 'rietcultuur', 'bloemrijk grasland (in ruime zin)', 'struweel' en 'hakhout en griend'. De Noord is daarin opgenomen als 'overig gebied' en als onderdeel van de 'Groen-Blauwe hoofdstructuur'. Het hierbij aangegeven doeltype luidt 'grote rivier' en richt zich met name op aquatische leefgemeenschappen en aan oppervlaktewater gebonden natuur (provincie Zuid-Holland). Soortenbescherming In juli 2003 heeft er een veldbezoek, uitgevoerd door Bureau Waardenburg, plaatsgevonden op het Mercon-Kloosterrein (naast gelegen terrein). Tevens heeft er een veldbezoek in juni 2008 plaatsgevonden in het plangebied en op het naastgelegen Mercon-Kloosterrein, uitgevoerd door RBOI. Ook is met behulp van de beschikbare verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) gekeken of overige beschermde soorten verwacht kunnen worden in of nabij het plangebied. Planten Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn vijf beschermde vaatplanten waargenomen binnen het betreffende kilometerhok. Omdat de FLORON-gegevens relevante informatie kunnen geven over het voorkomen van beschermde plantensoorten binnen het plangebied, zijn deze gegevens opgevraagd. Uit de rapportage blijkt dat de volgende licht beschermde plantensoorten zijn waargenomen: zwanenbloem, spindotterbloem en gewone dotterbloem. Tijdens de veldbezoeken zijn de genoemde soorten niet aangetroffen. Gezien het huidige gebruik is de verwachting dat er geen beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied. Vogels Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn. Tijdens de veldbezoeken zijn geen broedgevallen van vogels vastgesteld. Gezien de voorkomende habitats van het plangebied kan worden geconcludeerd dat het plangebied als broedgebied slechts geschikt is voor een beperkt aantal soorten uit een deels bebouwde omgeving. Het betreft hier algemene soorten als huismus, spreeuw, kauw en holenduif. De binnen het plangebied te verwachten broedvogelsoorten zijn, met uitzondering van de zwarte roodstaart, alle vrij algemeen tot zeer algemeen. Het aantal broedparen is gezien de terreinkenmerken klein. Soorten die vermeld staan op de Rode Lijst van bedreigde en/of kwetsbare vogels worden niet in het plangebied als broedvogel verwacht, met uitzondering van de huismus. Zoogdieren Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren matig onderzocht. Er zijn enkele beschermde soorten aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken, waarvan twee Habitatrichtlijnsoorten. Waarschijnlijk gaat het hier om vleermuizen. Er zijn tijdens de veldbezoeken geen zoogdieren waargenomen. De bedrijfsgebouwen in het plangebied vormen ook geen geschikte verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen (veldbezoeken in juli 2003 en juni 2008). Door het op kleine schaal voorkomen van struweel en ontbreken van overige opgaande begroeiing, is
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuonderzoeken en overige aspecten
29
het gebied vrijwel ongeschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Het plangebied bevat wel geschikte biotopen voor egel, mol, veldmuis, huisspitsmuis, gewone bosspitsmuis, bosmuis, dwergmuis en aardmuis. Amfibieën Volgens het Natuurloket zijn amfibieën goed onderzocht. Er zijn vier beschermde soorten aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken. Van de betreffende kilometerhokken zijn veel gegevens opgenomen in de databank van het RAVON. Omdat ze waardevolle relevante extra informatie kunnen bevatten zijn deze gegevens derhalve opgevraagd. In de omgeving van het plangebied zijn exemplaren kleine watersalamander, gewone pad, rugstreeppad, heikikker, bruine kikker, middelste groene kikker, meerkikker en groene kikkercomplex aangetroffen. Tijdens de veldbezoeken zijn er geen amfibieën aangetroffen. Naar verwachting zullen alleen bruine kikker en gewone pad er onregelmatig en in (zeer) kleine aantallen voorkomen. Binnen het plangebied liggen geen geschikte voortplantingshabitats voor amfibieën. Ook als landhabitat is het plangebied (mede door de vele verharding) weinig geschikt. De rugstreeppad is wel in de nabije omgeving waargenomen, maar niet te verwachten binnen het plangebied, daarvoor ontbreken geschikte biotopen. Overige soorten In het plangebied zijn geen beschermde of bijzondere reptielen en insecten aangetroffen dan wel te verwachten wegens het ontbreken van een geschikte habitat. De verspreidingsatlassen geven evenmin aanleiding tot het mogen verwachten van beschermde soorten uit de hier genoemde diergroepen. In de onderstaande tabel 4.3 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.3 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw
ontheffingsregeling Ffw
(categorie 1)
(categorie 2)
egel, mol, veldmuis, huisspitsmuis, gewone bosspitsmuis, bosmuis, dwergmuis en aardmuis
alle inheemse vogelsoorten
(categorie 3)
bruine kikker en gewone pad
Toetsing Gebiedsbescherming Het plangebied grenst aan een gebied dat zowel is aangewezen als beschermd natuurgebied (natuurbeschermingswetgebied) en als Vogelrichtlijngebied, het betreft hier 'de Kinderdijkse Boezems'. Het plangebied grenst ook aan de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Omdat het hier een consoliderend plan betreft, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de genoemde beschermde natuurgebieden en de provinciale ecologische hoofdstructuur. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Indien in de toekomst gebouwen worden aangepast, ingrepen in de buitenruimte
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
30
Milieuonderzoeken en overige aspecten
plaatsvinden (verhardingen, nieuwbouw), het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Conclusie De Natuurbeschermingswet zal de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Voor de Flora- en faunawet geldt dat eventuele werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen: globaal van 15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: nesten van kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Met inachtneming van genoemde voorwaarden staat de Flora- en faunawet de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.9. Archeologie en cultuurhistorie Regelgeving en beleid Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 20052008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W. Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Analyse De Cultuurhistorische Waardenkaart van Zuid-Holland (www.chs.zuid-holland.nl) geeft aan dat het plangebied is gelegen in een gebied met een lage kans op archeologische sporen. Nabij het gebied zijn terreinen aanwezig, waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn (archeologische monumenten). Vanwege de lage archeologische verwachtingswaarde is in het bestemmingsplan geen beschermingsconstructie (dubbelbestemming) vereist voor eventueel uit te voeren grondwerkzaamheden.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuonderzoeken en overige aspecten
31
Cultuurhistorie De cultuurhistorische betekenis van bedrijventerrein Jonker is in de eerste plaats gelegen in de relatie met het beschermde dorpsgezicht van Kinderdijk-Elshout. De belangrijkste molenconcentratie van Zuid-Holland ligt bij Kinderdijk. Het molengebied is in 1993 op grond van de Monumentenwet aangewezen tot het beschermd dorpsgezicht West Kinderdijk-Elshout. Dit gebied staat ook op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Voor traditionele windmolens, die aangemerkt zijn als rijksmonument, moet de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende zijn gegarandeerd. Daartoe dienen ruimtelijke plannen aan een aantal voorwaarden te voldoen: binnen een straal van 100 m gerekend vanuit het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek; binnen een straal van 100 tot 400 m gerekend vanuit het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30-regel). Analyse Het plangebied ligt echter buiten de molenbiotoop. De conclusie is dat in het plan geen beschermingsconstructie vereist is in de vorm van een dubbelbestemming met een aanlegvergunningenstelsel. De gemeenteraad voldoet hiermee aan haar wettelijke verplichtingen inzake de archeologische monumentenzorg. Conclusie Archeologie en cultuurhistorie leveren geen beperkingen op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.10. Eindconclusie Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan bedrijventerrein Jonker ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
32
Milieuonderzoeken en overige aspecten
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5. Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voorziet niet in uit te voeren werken of werkzaamheden. Er is sprake van een consoliderend plan waarbinnen hooguit door particulier initiatief wijzigingen in de bebouwing kunnen ontstaan. Aangezien er geen sprake is van een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening behoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden. De financiële en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
34
Economische uitvoerbaarheid
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
6. Juridische planbeschrijving
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.
6.1. Verantwoording planvorm Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Het plan heeft de vorm van een gedetailleerd eindplan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit bestemmingsplan vervult een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Deze planvorm biedt rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van de aangrenzende gebieden. Wro Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er zijn een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2008) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2008). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.
6.2. Opbouw regels De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
6.3. De bestemmingen In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt in alfabetische volgorde kort ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen. Bedrijventerrein Deze gronden zijn bestemd voor de in het plangebied aanwezige bedrijven. De bestaande activiteiten mogen worden voortgezet. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de milieu-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
36
Juridische planbeschrijving
zonering voor het bedrijventerrein. Uitbreiding is niet mogelijk. Aangezien één van de gebouwen vrijwel geheel aangewend wordt als kantoor (bedrijfsverzamelgebouw), is hieraan de aanduiding 'kantoor' toegekend. Voor de overige bedrijven op het bedrijventerrein geldt dat maximaal 150 m² van het bedrijfsvloeroppervlak aangewend mag worden als kantoor. In de regels voor de bestemming bedrijventerrein is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen die regelt dat het college van burgemeester en wethouders onder voorwaarden ontheffing kan verlenen om bedrijven toe te staan die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' voorkomen. Algemene voorzieningen als groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laaden losvoorzieningen zijn tevens toegestaan binnen deze bestemming. Groen Hieronder vallen de openbare groenvoorzieningen en voet- en fietspaden, alsmede nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Verkeer De doorgaande weg (West Kinderdijk) is bestemd tot Verkeer. Hierbinnen zijn de gronden aangewezen voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie. Ook bijbehorende voorzieningen als geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen en dergelijke zijn binnen de bestemming Verkeer toegestaan. Verkeer-Verblijfsgebied De uitritten van het bedrijventerrein en de langsparkeerplaatsen aan de West-Kinderdijk zijn in deze bestemming opgenomen. Binnen de bestemming is ook ruimte voor nuts- en groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Water De rivier De Noord heeft de bestemming water gekregen ten behoeve van de waterhuishouding en de scheepvaart. Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Waterstaat-Waterkering (dubbelbestemming) In verband met de aanwezigheid van een waterkering is een dubbelbestemming WaterstaatWaterkering in het bestemmingsplan opgenomen, waardoor de belangen van de dijkbeheerder worden veiliggesteld. Binnen deze zone Waterstaat-Waterkering is de Keur van kracht. Alle bouw- en graafwerkzaamheden zijn verboden en dienen te worden getoetst door het Waterschap of deze de stabiliteit van de waterkering kunnen aantasten, voordat ontheffing van de Keur wordt afgegeven.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7. Inspraak en overleg
7.1. Inleiding Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken (artikel 3.6.1 Bro). De gemeente Alblasserdam heeft een inspraakverordening welke laatstelijk is vastgesteld door de raad op 11 maart 2004. In deze verordening wordt beschreven hoe ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Op grond van artikel 2 lid 3 sub a van de gemeentelijke inspraakverordening is geen inspraak verleend. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Jonker betreft namelijk een ondergeschikte herziening van het eerder op 2 april 1970 vastgestelde bestemmingsplan 'Kinderdijk' (GS-besluit 30 juni 1970, KB 13 maart 1974). Het betreft een consoliderend plan, waarbij de bestaande functies mogen worden voortgezet. Daarnaast is op grond van artikel 3.1.1 Bro het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerrein Jonker' voor vooroverleg toegezonden aan diverse overlegorganisaties, zoals onder andere de Directie Ruimte en Mobiliteit van de provincie Zuid-Holland en de VROM-Inspectie. De reacties uit het vooroverleg zullen in de navolgende paragrafen worden samengevat en van een reactie voorzien. De gewenste aanpassingen naar aanleiding van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Jonker.
7.2. Inspraak Op grond van artikel 2 lid 3 sub a van de gemeentelijke inspraakverordening, vastgesteld d.d. 11 maart 2004, is geen inspraak verleend. Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Jonker' betreft een ondergeschikte herziening van het eerder op 2 april 1970 vastgestelde bestemmingsplan 'Kinderdijk' (GS-besluit 30 juni 1970, KB 13 maart 1974). Het betreft een conserverend bestemmingsplan waarbij de gebruiksmogelijkheden voor de binnen het plan gelegen bedrijven zijn toegesneden op het huidige gebruik en er geen nieuwe bouwmogelijkheden ontstaan. Voor omwonenden wijzigt derhalve niets. Met Jonker handelsonderneming, Jonker Montagebedrijf en Jonker Constructiebedrijf is meermaals overleg gevoerd over de inhoud van het bestemmingsplan en de gebruiksmogelijkheden. Tijdens die overleggen zijn geen overwegende bezwaren naar voren gekomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
38
Inspraak en overleg
7.3. Vooroverleg algemeen Het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerrein Jonker' is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro aan verschillende overleginstanties toegezonden. Op het verzoek om vooroverleg zijn 6 reacties ontvangen. De ontvangen vooroverlegreacties worden hieronder samengevat weergegeven en van een gemeentelijke reactie voorzien.
7.4. Vooroverlegreacties Volgnummer Naam/adres Datum Datum ontvangst
:1 : Gemeente Ridderkerk, Postbus 271, 2980 AG Ridderkerk : 22 april 2009 : 23 april 2009
Samenvatting reactie Er zijn geen opmerkingen over het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerrein Jonker' Reactie gemeente De reactie wordt ter kennisneming aangenomen. Actie:
geen aanpassingen noodzakelijk.
Volgnummer Naam/adres Datum Datum ontvangst
: 2 : VROM-Inspectie, Directie Uitvoering, Regioafdeling Zuid-West, Postbus 29036, 3001 GA Rotterdam : 13 mei 2009 : 14 mei 2009
Samenvatting zienswijze a. In artikel 7 Water lid 2 wordt beschreven dat bouwwerken van ten hoogste 3 m binnen de bestemming Water mogen worden gebouwd. Indien nodig moet Rijkswaterstaat Zuid-Holland ten behoeve van de vaarweg verkeerstekens en -middelen als verkeersborden en lichtmasten kunnen plaatsen. Dit staat beschreven in de Richtlijn Vaarwegen (RWW) (2005). Deze tekens en middelen ten behoeve van de scheepvaart vallen onder het begrip bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maar kunnen hoger zijn dan 3 m. Verzocht wordt de Richtlijn Vaarwegen (2005) op te nemen in de toelichting van het plan en de hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in artikel 7.2 aan te passen. b. Op grond van het Binnenvaartpolitiereglement geldt een ligplaatsverbod. Dit betekent dat binnen de op de plankaart aangegeven bestemming Water geen steigers mogen worden aangelegd. Verzocht wordt het Binnenvaartpolitiereglement op te nemen in de toelichting van het plan. c. Op het binnen het plangebied buitendijksgelegen grondgebied is de Beleidslijn grote rivieren van toepassing. Verzocht wordt deze beleidslijn op te nemen in zowel de toelichting als in de regels van het plan. d. Op pagina 22 wordt op basis van eerder vermelde waterstanden beschreven dat het plangebied in de huidige situatie niet bijdraagt aan het bergend regime van 'De Noord'. Het bergend vermogen wordt door Rijkswaterstaat vastgesteld op basis van de maatgevende hoogwaterstand die voor het binnen het plangebied gelegen deel van de rivier
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inspraak en overleg
e.
f.
39
NAP +3,2 m bedraagt. Omdat de maaiveldhoogte NAP +2,5 m is, voldoet de huidige situatie niet aan het bergend vermogen. De tekst dient hierop te worden aangepast. In de paragraaf Waterhuishouding wordt onder Beheer en onderhoud beschreven dat voor de aanleg van overstorten van de hemelafvoer op het oppervlaktewater een vergunning bij het Hoogheemraadschap dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Rijkswaterstaat is echter waterbeheerder van 'De Noord' en ziet daarbij toe op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Voor het lozen van schoon hemelwater op 'De Noord' hoeft geen vergunning te worden aangevraagd. Wel dient de gemeente (vanaf naar verwachting 1 januari 2010) conform het Besluit algemene regel inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) melding te maken bij Rijkswaterstaat Zuid-Holland, indien een lozing uit gemeentelijk rioleringsstelsels niet in een Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) is opgenomen. Verzocht wordt de tekst in de toelichting van het plan hierop aan te passen. Het plangebied bevindt zich in het in de Nota Ruimte aangegeven nationaal landschap Groene Hart. De landschappelijke kwaliteiten dienen te worden behouden of versterkt. Verzocht wordt aan te geven op welke wijze deze titel is betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan. Ook wordt verzocht in te gaan in welke wijze de maatvoering, schaal en het ontwerp van de voorgestelde ontwikkelingsmogelijkheden bepalend zijn voor het behoud van de kwaliteiten van het landschap. De voornoemde onderwerpen dienen te worden geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Reactie gemeente ad a. In de toelichting zal in het hoofdstuk 2 'Beleidskader' ook worden verwezen naar de Richtlijn Vaarwegen (RWW) (2005). In de regels zal artikel 7 'Water' lid 2 worden aangepast in die zin dat de hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt afgestemd op de door Rijkswaterstaat Zuid-Holland gewenste hoogte (maximaal 12 m). ad b. In de toelichting zal in het hoofdstuk 2 'Beleidskader' ook worden verwezen naar het Binnenvaartreglement. In de regels zal worden opgenomen dat geen steigers mogen worden aangelegd. ad c. In de toelichting zal in hoofdstuk 2 'Beleidskader' onder 2.1 'Rijksbeleid' ook aandacht worden besteed aan de Beleidslijn grote rivieren (2006). De regels behoeven geen aanpassing daar hier sprake is van een consoliderend bestemmingsplan. ad d. De plantoelichting wordt hierop aangepast op basis van de in de reactie van de VROM–Inspectie opgegeven maatgevende hoogwaterstand. ad e. De plantoelichting wordt hierop aangepast. ad f. In de toelichting van het bestemmingsplan zal in het hoofdstuk 'Beleidskader' paragraaf 2.1 Rijksbeleid ook aandacht worden besteed aan het beleid ten aanzien van het Groene Hart. In het plan worden echter geen nieuwe ontwikkelingen voorgesteld. Het plan beoogt alleen de actualisering van het vigerende bestemmingsplan in verband met actuele wijzigingen in de wetgeving. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden, waardoor het behoud van de kwaliteiten van het landschap voldoende gewaarborgd blijven. Actie:
aanpassen plantoelichting en -regels.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
40
Inspraak en overleg
Volgnummer Naam/adres Datum Datum ontvangst
:3 : Kamer van Koophandel Rotterdam, Postbus 450, 3000 AL Rotterdam : 1 mei 2009 : 4 mei 2009
Samenvatting zienswijze a. Verzocht wordt het voorontwerp aan te passen, zodat duidelijk wordt wat het beleid van de gemeente is ten aanzien van de bedrijven in het algemeen en de bedrijven op het bedrijventerrein Jonker in het bijzonder. Dit geldt zowel ten aanzien van de verlaging van de milieucategorieën als het opheffen van het gezoneerde industrieterrein. b. Benadrukt wordt dat het behoud van de HMC-bedrijventerreinen van groot belang is voor de economie in Alblasserdam alsmede de Drechtsteden. Het is niet voor niets dat de provincie in haar streekplan alsmede in haar uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie 2008-2011 volop aandacht besteedt aan het nut en noodzaak van HMC-bedrijventerreinen. Bedrijven in de hoge milieucategorie leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie. c. Met betrekking tot de bestaande bedrijven, waaronder het constructiebedrijf Jonker (West Kinderdijk 122) en constructiewerkplaats (West Kinderdijk 124) wordt opgemerkt dat het gaat om metaalbedrijven. Bij de vervaardiging van producten van metaal is veelal sprake van bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 3.1 tot en met 5.1. Door op het bedrijventerrein Jonker alleen nog lichte metaalactiviteiten toe te staan, worden de activiteiten van bovenstaande bedrijven beperkt. Voorts worden de mogelijkheden om andersoortige bedrijfsactiviteiten en de metaalsector, die thans zijn toegestaan, te ontwikkelen ernstig beperkt. d. Ten slotte wordt opgemerkt dat aangaande het opheffen van het gezoneerde industrieterrein de huidige geluidszone moet worden gehandhaafd. De geluidszone is immers van essentieel belang voor bestaande HMC-bedrijven. Deze bedrijven mogen thans vanwege de vergunde geluidsruimte een hogere geluidsbelasting veroorzaken. Bij opheffing worden bewust bedrijven in de problemen gebracht, omdat zij extra maatregelen moeten treffen. Reactie gemeente ad a. Het beleid van de provincie is verwoord in paragraaf 4.1 van de toelichting, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen. Het gemeentelijk beleid is verwoord in paragraaf 4.2 van de toelichting, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen. In de structuurvisie Dijklint 2000 van de gemeente Alblasserdam is vastgelegd dat de zone Mercon-Kloos/Jonker wordt aangemerkt als transformatiezone. Het naastgelegen Mercon-Kloosterrein zal deze transformatie van bedrijfsfunctie naar woonfunctie ondergaan. Voor het bedrijventerrein Jonker is gekozen voor handhaving van de bedrijfsfunctie. De plantoelichting zal hierop worden aangepast. Het bestemmingsplan gaat een beheer- en gebruiksfunctie vervullen. De handelsonderneming betreft een categorie 3.1 bedrijf (constructiewerkplaats, gesloten gebouw met productieoppervlak < 200 m²), waarbij volgens VNG richtlijn Bedrijven en milieuzonering (2007) 30-50 m afstand als richtwaarde moet worden gehanteerd. De dichtstbijzijnde woningen in het plan Mercon-Kloos liggen op bijna 30 m afstand van het gebouw van Handelsonderneming Jonker, evenals de bestaande dijkwoningen aan de straat West Kinderdijk. Montage Jonker heeft volgens de Milieudienst Zuid-Holland Zuid verschillende aanvragen Wet milieubeheer ingediend maar vervolgens ook weer in getrokken. De bedrijfsactiviteiten zijn dus niet bekend en hebben een illegale status. Bij een hernieuwde aanvraag om milieuvergunning/melding Besluit algemene regels inrichtingen
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inspraak en overleg
ad b.
ad c. ad d.
Actie:
41
Milieubeheer zal bij de geluidsvoorschriften de ontwikkelingen bij Mercon-Kloos en de bestaande woningen aan de straat West Kinderdijk meegewogen moeten worden. De geluidszone-industrie vanwege het industrieterrein IHC Kinderdijk doorsnijdt het plangebied. Deze geluidszone-industrie wordt gerespecteerd. Binnen de geluidszoneindustrie worden geen woningen geprojecteerd. De geluidszone vanwege het industrieterrein Kloos-Kinderdijk wordt opgeheven. De reden hiervan is hierna onder ad b verwoord. Onderdeel van het door Provinciale Staten van Zuid-Holland vastgestelde streekplan Zuid-Holland Zuid d.d. 17 mei 2000 is de stedelijke vernieuwing (paragraaf 2.4.2). Onder stedelijke vernieuwing valt onder meer het volgende transformatieproces: functieverandering, waaronder de strategische interventies die zijn aangeduid in de VINAC; het project Drechtoevers is daar één van. Deze functieverandering op de Drechtoevers is door de gemeenteraad van Alblasserdam vastgelegd in de structuurvisie Dijklint 2000. De bestemmingsplannen Mercon-Kloos (naast het terrein van Jonker gelegen) en Bedrijventerrein Jonker zijn een uitwerking van de structuurvisie Dijklint. Kortheidshalve wordt verwezen naar de reactie van de gemeente onder ad a hiervoor. Kortheidshalve wordt verwezen naar de reactie van de gemeente onder ad a (en b) hiervoor. aanpassen plantoelichting.
Volgnummer Naam/adres Datum Datum ontvangst
: 4 : Provincie Zuid-Holland Zuid, Directie Ruimte en Mobiliteit, Afdeling Ruimte en Wonen, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag : 8 mei 2009 : 11 mei 2009
Samenvatting zienswijze Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in het interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Het plan is conform dit beleid. Reactie gemeente De reactie wordt ter kennisneming aangenomen.
Volgnummer Naam/adres Datum Datum ontvangst
: : : :
5 Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel 28 april 2009 29 april 2009
Samenvatting zienswijze Het plangebied is buitendijks gelegen tussen de rivier 'De Noord' en de West Kinderdijk. Binnen het plangebied is voor Waterschap Rivierenland de waterkering met bijbehorende beschermingszones van belang. Het Waterschap adviseert om het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen met als doel de werking van de waterkering te waarborgen. a. In de toelichting ontbreekt het waterrelevant beleid. Verzocht wordt dit beleid op te nemen in de waterparagraaf. Met name het beleid voor de waterkering is van belang. b. In de waterparagraaf staat onder het kopje 'Beheer en onderhoud' dat er voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap ver-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
42
c.
d.
Inspraak en overleg
gunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Een correcte formulering is dat er ontheffing op de Keur moet worden aangevraagd bij Waterschap Rivierenland. In artikel 8 zijn de voorschriften opgenomen voor de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Verzocht wordt om in de bestemmingsomschrijving artikel 8 lid 1 aan te geven dat 'waterkeren' de primaire bestemming is en dat andere zaken eventueel kunnen worden toegestaan als deze het belang van de waterkering in stand laten. Voor alle werken en werkzaamheden (dus niet alleen voor bouwwerken) binnen de Keurzone is een ontheffing van de Keur nodig. Verzocht wordt om de bouwregels in artikel 8 lid 2 aan te passen.
Reactie gemeente ad a. De plantoelichting wordt hierop aangepast. Hierbij wordt ingegaan op het waterplan Alblasserdam, het waterbeheersplan 2002-2006 (IWBP2), de Keur van Waterschap Rivierenland en het ontheffingenbeleid. ad b. De formulering wordt hierop aangepast. ad c. Op grond van de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) zoals door VROM gepubliceerd hebben de met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming. Op grond van artikel 8 wordt gewaarborgd dat aan bijzondere en extra regels wordt getoetst waardoor een nadere afweging van belangen plaatsvindt. De belangen van de waterbeheerder zijn hiermee voldoende gewaarborgd. ad d. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt voldoende aandacht besteed aan de uitvoering van werken en werkzaamheden waardoor invulling wordt gegeven aan wet- en regelgeving van provincies en het Rijk. De belangen van de waterbeheerder zijn reeds gewaarborgd in het waterschapsbeleid (waaronder de Keur) en de toelichting van het bestemmingsplan. Het wordt niet noodzakelijk geacht om deze op te nemen in de regels van het bestemmingsplan. Actie:
aanpassen plantoelichting.
Volgnummer Naam/adres Datum Datum ontvangst
:6 : Regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid, Postbus 350, 3300 AJ Dordrecht : 19 maart 2009 : 25 maart 2009
Samenvatting zienswijze − Voor de rivier 'De Noord' is een plasbrandinvloedsgebied van 25 m vanaf de wal vastgesteld. In de overwegingen bij het bestemmingsplan is opgenomen dat deze afstand zoveel mogelijk van bebouwing moet worden vrijgehouden. Helemaal vrijhouden van bebouwing is niet mogelijk, omdat er bestaande bouw aanwezig is. In het bestemmingsplan is opgenomen dat, tenzij door het college van burgemeester en wethouders vrijstelling wordt verleend, niet van de bouwvlakken mag worden afgeweken, zoals opgenomen in het bestemmingsplan. − Beheersbaarheid richt zich op de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en daarmee verdere escalatie van een incident kunnen voorkomen. Ten aanzien van de beheersbaarheid zijn geen knelpunten naar voren gekomen. Zowel de bereikbaarheid als de bluswatervoorzieningen zijn voldoende voor de aanwezige functies. − Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Op het bedrijventerrein zijn geen vermin-
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inspraak en overleg
43
derd zelfredzame personen aanwezig. Ook zijn er twee verschillende vluchtrichtingen. Hiermee is de zelfredzaamheid voldoende. Reactie gemeente ad a. De reactie wordt ter kennisneming aangenomen. ad b. De reactie wordt ter kennisneming aangenomen. ad c. De reactie wordt ter kennisneming aangenomen. Actie:
geen aanpassingen noodzakelijk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1. Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
B1.1. Algemeen Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
B1.2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (SvB 'bedrijventerrein') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB 'bedrijventerrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen. De SvB 'bedrijventerrein' wordt tevens toegepast in buitengebieden en op los liggende, relatief grootschalige bedrijfspercelen die op enige afstand van burgerwoningen zijn gelegen. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de SvB 'bedrijventerrein' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de SvB 'bedrijventerrein' indicaties voor verkeersaantrekkende werking.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
2
Bijlage 1
Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de SvB 'bedrijventerrein' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De SvB 'bedrijventerrein' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan. milieucategorie
richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
10
0
2
30
10
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3 6
1.000 1.500
700 1.000
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1
3
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de SvB 'bedrijventerrein' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB 'bedrijventerrein' komt in verregaande mate overeen met de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste SvB 'bedrijventerrein' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de SvB 'bedrijventerrein' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de SvB 'bedrijventerrein' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren. Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten 1) van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.62. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.
B1.3. Flexibiliteit De SvB 'bedrijventerrein' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de
1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
4
Bijlage 1
SvB 'bedrijventerrein' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een ontheffing kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'bedrijventerrein' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'bedrijventerrein' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een ontheffing kan toestaan. Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. In de SvB 'bedrijventerrein' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB 'bedrijventerrein' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde ontheffingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Voor de concrete toetsing van een verzoek om ontheffing wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
SBI 93/SvB b okt. 2007
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2. Vooroverlegreacties ex artikel 3.1.1 Bro
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
2
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
102.13942.00
4
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5
102.13942.00
6
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
102.13942.00
8
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
102.13942.00
10
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
102.13942.00
12
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
102.13942.00
14
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
102.13942.00
16
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
102.13942.00
18
Bijlage 2
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
regels
Inhoud van de regels Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1 Artikel 2
Begrippen Wijze van meten
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Bedrijventerrein Groen Verkeer Verkeer-Verblijfsgebied Water Waterstaat-Waterkering
3 4 5 6 7 8
blz. 3 3 5 7 7 9 9 9 10 10
Hoofdstuk 3
Algemene regels
11
Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Antidubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene ontheffingsregels Algemene wijzigingsregels Overige regels
11 11 11 12 12
Hoofdstuk 4
Overgangs- slotregels
13
Artikel 14 Artikel 15
Overgangsrecht Slotregel
13 13
9 10 11 12 13
Bijlage: 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
2
Inhoud van de regels
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1. het plan het bestemmingsplan Bedrijventerrein Jonker van de gemeente Alblasserdam. 1.2. bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.00000000 202-xxx met bijbehorende regels. 1.3. aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4. aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5. antennedrager een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 1.6. antenne-installatie een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 1.7. bebouwing één of meer gebouwen en /of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.8. bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.9. bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.10. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats. 1.11. bouwgrens de grens van een bouwvlak.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
4
Inleidende regels
1.12. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.13. bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 1.14. bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.15. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.16. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.17. geluidszone-industrie de grens van de geluidszone zoals bedoeld in artikel 40 en 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder, vanwege het industrieterrein IHC Kinderdijk. 1.18. NEN door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan. 1.19. peil voor gebouwen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inleidende regels
Artikel 2
5
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1. afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.2. bouwhoogte van een antenne-installatie a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie; b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. 2.3. bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne-installatie zijnde vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4. breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.5. goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6. inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.7. oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.8. vloeroppervlakte de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
6
Inleidende regels
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijventerrein
3.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf ten hoogste categorie 2": bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"; b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf ten hoogste categorie 3.1": bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"; c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein-1": tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 28.1 uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"; d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein-2": tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 28.1 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"; e. ter plaatse van de aanduiding "kantoor": tevens kantoren; f. bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. 3.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte; c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m; d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel; e. de afstand van gebouwen onderling binnen een bouwvlak, tenzij de gebouwen aaneengebouwd zijn, bedraagt ten minste 3 m; f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 3.3. Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
8
e. f.
g.
Bestemmingsregels
opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 2 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; per bedrijf is een kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 20% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "kantoor" het genoemde percentage niet van toepassing is; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 150 m² per bedrijf is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "kantoor" de genoemde oppervlaktemaat niet van toepassing is.
3.4. Ontheffing van de gebruiksregels 3.4.1. Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van artikel 3.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 3.1 genoemd.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels
Artikel 4
9
Groen
4.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden; b. nutsvoorzieningen. 4.2. Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
Artikel 5
Verkeer
5.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water en parkeervoorzieningen. 5.2. Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van verkeersgeleiding, wegverlichting, verkeersregeling en wegaanduiding, ten hoogste 3 m bedraagt.
Artikel 6
Verkeer-Verblijfsgebied
6.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, keermuren voor de waterbeheersing en parkeervoorzieningen. 6.2. Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van verkeersgeleiding, wegverlichting, verkeersregeling en wegaanduiding, ten hoogste 3 m bedraagt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
10
Bestemmingsregels
Artikel 7
Water
7.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding en het verkeer en transport te water. 7.2. Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat: keermuren voor de waterbeheersing en oeverbeschoeiingen mogen worden gerealiseerd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; ten behoeve van de vaarweg verkeerstekens en -middelen als verkeersborden en lichtmasten mogen worden gerealiseerd zoals beschreven in de Richtlijn Vaarwegen (RWW) (2005) met een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.
Artikel 8
Waterstaat-Waterkering
8.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) tevens bestemd voor de waterkering. 8.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 8.3. Ontheffing van de bouwregels Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van artikel 8.2. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9
Antidubbeltelregel
Grond die in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidinggrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels uitsluitend worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 11
Algemene ontheffingsregels
11.1. Het college van burgemeester en wethouders kan tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend ontheffing verlenen van de regels in het plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. 11.2. Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
12
Algemene regels
Artikel 12
Algemene wijzigingsregels
Het college van burgemeester en wethouders kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 13
Overige regels
Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
102.13942.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 4 Overgangs- slotregels
Artikel 14
Overgangsrecht
14.1. Overgangsrecht bouwwerken 14.1.1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. 14.1.2. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van artikel 14.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 14.1.3. Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2. Overgangsrecht gebruik 14.2.1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 14.2.2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 14.2.3. Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 14.2.4. Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam "Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Jonker".
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
bijlage bij de regels
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
1
behorende bij de regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Jonker van de gemeente 102.13942.00Alblasserdam
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c.
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
u d w j B C D L Z R V
uur dag week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) Vuurwerkbesluit van toepassing
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
2
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
15 151 151 151 151 151 151 151
50 30
10 10
50 30
10 10 10
50 30 30
C
10 10 0
10 10 10 10
30 30 30 30
30 30
10 10
30 30 30
C C C C
100 50
0 0
100 50
C C
50 10
0 1 2
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven Vis- en schaaldierkwekerijen - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven - visteeltbedrijven
100 50
30 0
50 50
C C
0 0
0 1 2 3 4 5 6
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - vetsmelterijen - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
100 700 300 100 50 30
0 0 0 0 0 0
100 100 100 100 50 50
C C C C C
50 30 50 50 30 10
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
R
R R R
VERKEER
30 100 30 30
30 100 30 30
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
-
10 10 10 10
GELUID
05 0501.1 0501.2 0502 0502 0502
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW Tuinbouw: - champignonkwekerijen (algemeen) - champignonkwekerijen met mestfermentatie - bloembollendroog- en prepareerbedrijven - witlofkwekerijen (algemeen) Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m² - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o.<= 500 m² - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² KI-stations
STOF
0 4 5 6 7 0 1 2 3 4 5
GEUR
01 0112 0112 0112 0112 0112 014 014 014 014 014 014 0142
GEVAAR
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
2 3.2 2 2
1 1 1 1
3.1 2
2 G 1 G
50 30 30
3.1 2 2
2 G 1 G 1 G
100 50
3.2 3.1
2 G 1 G
100 50
3.2 3.1
1 G 1 G
3.2 5.2 4.2 3.2 3.1 3.1
2 2 2 2 1 1
100 700 300 100 50 50
D
D
G G G G
G G G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
3
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
GROOTSTE AFSTAND
50
0
50
10
50
3.1
1 G
50
0
50
10
50
3.1
2 G
700 200 300 300 100 50
100 0 0 10 10 10
200 100 50 50 50 30
C C C C
30 30 0 30 30 10
700 200 300 300 100 50
5.2 4.1 4.2 4.2 3.2 3.1
2 2 1 2 1 1
300 50
30 10
200 50
C
50 50
300 50
4.2 3.1
2 G 1 G
50 50 100 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
C C C C C
10 10 10 30 10
100 100 100 300 300
3.2 3.2 3.2 4.2 4.2
1 2 2 2 2
200 300
30 50
100 300
C C
Z
30 50
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
200 300
10 10
100 300
C C
Z
100 200
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
100 200
10 10
200 300
C C
Z
30 50
R R
200 300
4.1 4.2
3 G 3 G
200 200 50
100 30 0
500 500 100
C C C
50 50 50
R R R
500 500 100
5.1 5.1 3.2
3 G 3 G 2 G
Z Z
R R
D
VERKEER
GEVAAR
8 0 1 2 3 4 5 6 0 1 2 0 1 2 3 4 5 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 3
loonslachterijen vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven: - drogen - conserveren - roken - verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m² - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m² - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelproductenfabrieken: - vervaardiging van aardappelproducten - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 ton/jaar - p.c. >= 250.000 ton/jaar Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 ton/jaar - p.c. >= 250.000 ton/jaar Margarinefabrieken: - p.c. < 250.000 ton/jaar - p.c. >= 250.000 ton/jaar Zuivelproductenfabrieken: - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
GELUID
151 152 152 152 152 152 152 152 1531 1531 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542 1543 1543 1543 1551 1551 1551 1551
-
STOF
7
GEUR
151
CATEGORIE
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
G G G G G G
G G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
4
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
2
1584
3
0 1 2 0 1 2 0 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
1584
0 1 2 0 1 2 3 4 5 6
- melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar - overige zuivelproductenfabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken: - p.c. >= 500 ton/uur - p.c. < 500 ton/uur Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: - p.c. < 10 ton/uur - p.c. >= 10 ton/uur Veevoerfabrieken: - destructiebedrijven - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water - mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur - mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2.500 kg meel/week - v.c. >= 2.500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: - v.c. < 2.500 ton/jaar - v.c. >= 2.500 ton/jaar Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
STOF
4 5 1 2 0 1 2
GEUR
1551 1551 1552 1552 1561 1561 1561 1561 1562 1562 1562 1571 1571 1571 1571 1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1583 1583 1583 1584 1584
CATEGORIE
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
100 50 50 10
0 50 0 0
300 300 100 30
C C C
Z
50 50 50 0
R R R
300 300 100 30
4.2 4.2 3.2 2
3 3 2 1
200 100 50
100 50 100
300 200 200
C C C
Z
100 50 50
R R
300 200 200
4.2 4.1 4.1
2 G 2 G 2 G
200 300
50 100
200 300
C C
30 50
R R
4.1 4.2
1 G 2 G
700 700 300 700 200 300 200
30 100 100 200 50 100 100
200 100 200 300 200 300 200
C C C C C C C
5.2 5.2 4.2 5.2 4.1 4.2 4.1
3 3 2 3 3 3 2
30 100 100
10 30 10
30 100 100
C C C
30 100 100
2 3.2 3.2
1 G 2 G 2 G
500 1000
100 200
300 700
C C
500
50
100 30
Z
Z Z
50 30 30 50 30 50 30
R
R
10 30 30
D
200 300 700 700 300 700 200 300 200
D D
G G G G
G G G G G G G
100 200
R R
500 1000
5.1 5.3
2 G 3 G
100
50
R
500
5.1
2 G
30
50
30
100
3.2
2 G
10
30
10
30
2
1 G
Z
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
5
AFSTANDEN IN METERS
GEVAAR
30 30 10 30
50 50 30 10
30 30 10 10
0 1 2
500 100 200 200 200
30 10 30 30 50
200 30 50 50 50
0 1 2
100 300 200 300
10 50 50 30
50 50 50 200
C
10 50 30 30
0 1 2
200 300
30 50
200 300
C C
30 50
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10 300 300 10
0 30 50 0
30 100 100 100
C C C
0 50 30 50
16 160
-
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
200
30
50
C
17 171 172 172 172
0 1 2
10
50
100
10 10
10 30
100 300
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 - aantal weefgetouwen >= 50
C
4.2 3.2 2 3.1
2 2 1 2
G G G G
5.1 3.2 4.1 4.1 4.1
2 2 2 2 2
G G G G G
100 300 200 300
3.2 4.2 4.1 4.2
2 2 2 2
G G G G
200 300
4.1 4.2
1 G 2 G
30 300 300 100
2 4.2 4.2 3.2
1 2 2 3
30
200
4.1
2 G
30
100
3.2
2 G
0 50
100 300
3.2 4.2
2 G 3 G
10 10 10 30 50
Z
R R
R
R
R R
R R
300 100 30 50
VERKEER
GELUID
300 100 30 50
- suikerwerkfabrieken met suiker branden - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - koffiebranderijen - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 ton/jaar - p.c. >= 5.000 ton/jaar
CATEGORIE
STOF
4 5 6
GROOTSTE AFSTAND
GEUR
1584 1584 1584 1585 1586 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2 1589.2 1591 1592 1592 1592 1593 t/m 1595 1596 1597 1598
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
500 100 200 200 200
D
D
G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
6
AFSTANDEN IN METERS
-
20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204, 205 203, 204, 205 205
0 1 2
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: - met creosootolie - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
0
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 ton/uur - p.c. 3 - 15 ton/uur
0 1 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
CATEGORIE
50 10 100 0
0 0 30 10
50 50 200 50
10 10 10 10
50 50 200 50
3.1 3.1 4.1 3.1
2 1 2 1
30 10 50
0 10 10
50 30 10
0 10 10
50 30 50
3.1 2 3.1
1 G 2 G 1 G
300 50 50
30 10 10
100 30 50
10 10 10
300 50 50
4.2 3.1 3.1
2 G 2 G 2 G
0
50
100
50
100
3.2
2 G
200 10 100
30 30 30
50 50 100
10 10 10
200 50 100
4.1 3.1 3.2
2 G 2 G 3 G
0
30
100
0
100
3.2
2 G
0 10
30 10
50 30
0 0
50 30
3.1 2
1 G 1 G
200
100
200
C
50 100
30 50
50 200
C C
Z
R
D
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
19 191 192 193
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
GEVAAR
-
GELUID
18 181 182 183
STOF
Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
GEUR
173 174, 175 1751 176, 177
21 2111 2112 2112 2112
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
G G G G
50
R
200
4.1
3 G
30 50
R R
50 200
3.1 4.1
1 G 2 G 102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
7
AFSTANDEN IN METERS
-
24 2411 2411 2411 2411 2412
A B
-
A B C
0 1 2 3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproductie en zetten Overige grafische activiteiten Reproductiebedrijven opgenomen media AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN Cokesfabrieken Aardolieraffinaderijen Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproductenfabrieken n.e.g. Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Vervaardiging van industriële gassen: - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht - overige gassenfabrieken, niet explosief - overige gassenfabrieken, explosief Kleur- en verfstoffenfabrieken
100 30
300 100
C C
30 50
30 30
100 200
C C
30 30 10 0 30 30 30 0
0 0 0 0 0 0 0 0
100 100 30 10 30 10 30 10
C
1000 1500 50 300 300 10
700 100 0 0 0 10
1000 1500 100 100 200 100
C C
10 100 100 200
0 0 0 0
700 500 500 200
C C C C
Z
Z
100 30
R R
300 100
4.2 3.2
3 G 2 G
30 30
R R
100 200
3.2 4.1
2 G 2 G
100 100 30 10 30 30 30 10
3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
3 3 1 1 2 2 2 1
G G P G G G G G
D D
5.3 6 3.2 4.2 4.2 6
2 3 2 2 2 1
G G G G G G
D
5.2 5.1 5.1 4.1
3 3 3 3
G G G G
10 10 0 0 0 10 10 0
Z Z
Z
VERKEER
200 30
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
22 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223
0 1 2
- p.c. >= 15 ton/uur Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 ton/uur - p.c. >= 3 ton/uur
STOF
3
GEUR
2112 212 2121.2 2121.2 2121.2
23 231 2320.1 2320.2 2320.2 2320.2 233
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
100 1500 30 50 50 1500
R R R R R
1000 1500 100 300 300 1500
100 100 300 200
R R R R
700 500 500 200
D
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
8
AFSTANDEN IN METERS
0 1 2 0 1 2
0 1 2 A
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
0 1 2
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organische chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: - p.c. < 100.000 ton/jaar - p.c. >= 100.000 ton/jaar Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische): - p.c. < 50.000 ton/jaar - p.c. >= 50.000 ton/jaar Kunstmeststoffenfabrieken Kunstharsenfabrieken en dergelijke Landbouwchemicaliënfabrieken: - fabricage - formulering en afvullen Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - p.c. < 1.000 ton/jaar - p.c. >= 1.000 ton/jaar Farmaceutische productenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen - met dierlijke grondstoffen Fotochemische productenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
STOF
0 1 2 A0 A1 A2 B0 B1 B2 0 1 2
GEUR
2413 2413 2413 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 2414.2 2415 2416 242 242 242 243 2441 2441 2441 2442 2442 2442 2451 2452 2462 2462 2462 2464 2466
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
100 300
30 50
300 500
C C
300 700
R R
300 700
D D
4.2 5.2
2 G 3 G
300 1000
10 30
200 500
C C
300 700
R R
300 1000
D D
4.2 5.3
2 G 2 G
100 200
0 0
200 300
C C
100 200
R R
200 300
4.1 4.2
2 G 3 G
300 500 500 700
0 0 300 30
200 300 500 300
C C C C
100 200 500 500
R R R R
300 500 500 700
4.2 5.1 5.1 5.2
2 3 3 3
300 100 300
50 10 30
100 30 200
C C C
1000 500 300
R R R
1000 500 300
5.3 5.1 4.2
3 G 2 G 3 G
200 300
10 10
200 300
C C
300 500
R R
300 500
4.2 5.1
1 G 2 G
50 10 300 300
10 10 100 30
50 30 200 50
R
C C
50 10 100 50
R R
50 30 300 300
3.1 2 4.2 4.2
2 2 3 2
G G G G
100 500 50 50
10 30 10 10
100 100 100 50
R R
100 500 100 50
3.2 5.1 3.2 3.1
3 3 3 3
G G G G
Z
Z
50 50 50 50
D D
G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
9
AFSTANDEN IN METERS
25 2511 2512 2512 2512 2513 252 252 252 252
-
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeroppervlak < 100 m² - vloeroppervlak >= 100 m² Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - zonder fenolharsen - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
0 1 2 0 1 2 3
0 1 2 3 4
0 1 2 A B 0 1 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Glasfabrieken: - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar Glas-in-loodzetterij Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: - p.c. < 100.000 ton/jaar - p.c. >= 100.000 ton/jaar
30 30
100 300
C C
200 200
R R
200 300
300
50
300
C
100
R
50 200 100
10 50 10
30 100 50
30 50 50
R R
200 300 50
50 50 30
100 100 50
100 200 30
30 30 300 500 10 10
30 100 100 200 30 30
100 300 100 300 30 50
10 30 30 50
10 50 200 200
30 100 200 200
10 30
300 500
500 1000
Z
C
Z
C C
Z
30 50 30 50 10 10
R R
R R
4.1 4.2
2 G 3 G
300
4.2
2 G
50 200 100
3.1 4.1 3.2
1 G 2 G 1 G
200 300 50
4.1 4.2 3.1
2 G 2 G 2 G
100 300 300 500 30 50
3.2 4.2 4.2 5.1 2 3.1
1 2 1 2 1 1
G G G G G G
2 3.2 4.1 4.1
1 2 2 2
G G G G
5.1 5.3
2 G 3 G
10 30 30 100
R
30 100 200 200
30 50
R R
500 1000
D
VERKEER
200 300
C
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
Overige chemische productenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
STOF
B
GEUR
2466 247
26 261 261 261 261 261 2612 2615 262, 263 262, 263 262, 263 264 264 2651 2651 2651
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
D
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
10
AFSTANDEN IN METERS
A0 A1 A2 B0 B1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 4
Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 ton/jaar - p.c. >= 100.000 ton/jaar Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 ton/jaar - p.c. >= 100.000 ton/jaar Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 ton/jaar - p.c. >= 100.000 ton/jaar Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 ton/uur - p.c. >= 100 ton/uur Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 ton/dag - p.c. >= 100 ton/dag Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar Slijp- en polijstmiddelenfabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 ton/uur - p.c. >= 100 ton/uur Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
STOF
0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 0 1 2
GEUR
2652 2652 2652 2653 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
30 50
200 500
200 300
Z
30 50
R R
200 500
4.1 5.1
2 G 3 G
30 50
200 500
200 300
Z
30 50
R R
200 500
4.1 5.1
2 G 3 G
10 10 30
100 100 200
200 300 700
Z
30 30 30
200 300 700
4.1 4.2 5.2
2 G 2 G 3 G
10 30 50
50 200 50
100 300 100
30 30 30
100 300 100
3.2 4.2 3.2
2 G 3 G 2 G
10 30
50 200
100 300
Z
100 50
R R
100 300
3.2 4.2
3 G 3 G
10 30
50 200
100 300
Z
50 200
R R
100 300
3.2 4.2
2 G 3 G
10 10 10 30 10
30 30 100 200 30
100 50 300 700 50
3.2 3.1 4.2 5.2 3.1
1 1 1 2 1
300 500
100 200
100 200
100
200
300
Z
0 0 10 10 10
100 50 300 700 50
Z
30 50
300 500
4.2 5.1
3 G 3 G
Z
30
300
4.2
2 G
Z
C
D
D
G G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
11
AFSTANDEN IN METERS
VERVAARDIGING VAN METALEN Ruwijzer- en staalfabrieken: - p.c. < 1.000 ton/jaar - p.c. >= 1.000 ton/jaar IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: - p.o. < 2.000 m² - p.o. >= 2.000 m² Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m² - p.o. >= 2.000 m² Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 ton/jaar - p.c. >= 1.000 ton/jaar Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke: - p.o. < 2.000 m² - p.o. >= 2.000 m² IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 ton/jaar - p.c. >= 4.000 ton/jaar Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 ton/jaar - p.c. >= 4.000 ton/jaar
0 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw
CATEGORIE
200 100 200 300
Z
200 300
R R
700 1500
5.2 6
2 G 3 G
500 1000
Z
30 50
R
500 1000
5.1 5.3
2 G 3 G
30 50
300 700
Z
30 50
R
300 700
4.2 5.2
2 G 3 G
100 200
100 300
300 700
Z
30 50
R R
300 700
4.2 5.2
1 G 2 G
50 200
50 100
500 1000
Z
50 100
R R
500 1000
5.1 5.3
2 G 3 G
100 200
50 100
300 500
C C
Z
30 50
R R
300 500
4.2 5.1
1 G 2 G
100 200
50 100
300 500
C C
Z
30 50
R R
300 500
4.2 5.1
1 G 2 G
30
30
100
100
3.2
2 G
200 50 100 200
100 50 50 100
100 100 200 300
700 1500
500 1000
700 1500
30 50
30 100
30 50
C
C
30
D
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2 0 1 2 0 1 2 A0 A1 A2 B0 B1 B2 0 1 2 0 1 2
GEVAAR
27 271 271 271 272 272 272 273 273 273 274 274 274 274 274 274 2751, 2752 2751, 2752 2751, 2752 2753, 2754 2753, 2754 2753, 2754
Z
50 50 30 50
GELUID
- overige isolatiematerialen Minerale productenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
STOF
B2 C D0 D1
GEUR
2682 2682 2682 2682
28 281 281
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
4.1 3.2 4.1 4.2
2 2 3 3
G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
12
AFSTANDEN IN METERS
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
30 50 30 10 50 30
50 100 30 30 30 30
300 500 200 200 100 50
50 30 30 100 50 100 100 30 50 50 100 30 10 10
50 200 50 30 50 50 50 50 10 10 50 30 30 30
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
30 50 30 30
50 100 30 30
200 500 100 50
Z
Z
10 30 30
50 200 300
3.1 4.1 4.2
1 G 2 G 3 G
300 500 200 200 100 50
4.2 5.1 4.1 4.1 3.2 3.1
2 3 2 1 2 1
G G G G G G
3.2 4.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1
2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
G G G G G G G G G G G G G G
4.1 5.1 3.2 3.1
2 3 2 1
G G G G
30 50 30 30 30 10 50 30 50 50 30 50 50 30 30 30 50 50 30 10
Z
30 30 30 10
R R
R R
R
100 200 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50 200 500 100 50
D D
D D D D
D D
VERKEER
50 200 300
CATEGORIE
30 50 200
GROOTSTE AFSTAND
30 30 50
GEVAAR
GELUID
A B B1 0 1 10 11 12 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 A0 A1 A2 B B
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m² - in open lucht, p.o. < 2.000 m² - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m² - p.o. >= 2.000 m² Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m² - p.o. >= 2.000 m² Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
STOF
1a 2 3 0 1 2
GEUR
281 281 281 2821 2821 2821 2822, 2830 284 284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 2852 287 287 287 287 287
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
13
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
30
10
30
30 10 10 30 30 10 300
30 30 200 100 30 30 1000
50 50 100 50 300 10 200
200 200 200 100 300 30 1500
30 50
0 10
50 50
30 30
50 50
30
0
30
0
30
100 200
10 30
200 300
0 1 2 3 4
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - p.o. < 2.000 m² - p.o. >= 2.000 m² - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW - reparatie van machines en apparaten
30 50 50 30
30 30 30 30
30 30
A
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken
30
10
31 311 312 313 314 315 316 3162
-
200 200 100 100 200 30 1500
32 321 t/m 323 3210
-
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke Fabrieken voor gedrukte bedrading
33 33
A
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke
34 341 341 341
0 1 2
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en assemblagebedrijven - p.o. < 10.000 m² - p.o. >= 10.000 m²
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. Koolelektrodenfabrieken
Z
C
Z
C Z
30 50
R R R
R R
200 300
D D D
3.2 4.1 4.2 3.1
2
D
D
D
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND 100 200 300 50
29 29 29 29 29 29
CATEGORIE
GEVAAR 30 30 30 30
STOF
100 200 300 50
GEUR
GELUID
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
2 3 3 1
G G G G
1 G
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 2 6
1 1 2 2 2 1 2
G G G G G G G
3.1 3.1
2 G 1 G
2
1 G
4.1 4.2
3 G 3 G 102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
14
AFSTANDEN IN METERS
1 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² Fabricage van munten, sieraden en dergelijke Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
200 200 100
30 30 30
30 100 50 100 30 100
30 50 100 100 50 200
50 100 200 500 50 700
10 50 30 50 30 100
50 50
30 30
100 300
30 30
50 100 30 30
30 30 10 30
200 1000 100 100
50 0 30 30 30 30 0 30
50 10 10 10 10 10 30 10
100 10 10 30 50 50 30 50
C
Z
Z
Z
30 100 30 30
30 0 10 10 30 30 0 30
R
VERKEER
10 10 10
CATEGORIE
100 30 30
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
0 1 2 0 1 2
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen - metalen schepen < 25 m - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW - onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen Scheepssloperijen Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: - zonder proefdraaien motoren - met proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g.
GELUID
0 1 2 3 4 5
STOF
36 361 361 362 363 364 365 3661.1 3661.2
Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken
GEUR
3420.1 3420.2 343
35 351 351 351 351 351 351 3511 352 352 352 353 353 353 354 355
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
200 200 100
4.1 4.1 3.2
2 G 2 G 2 G
R
50 100 200 500 50 700
3.1 3.2 4.1 5.1 3.1 5.2
2 2 2 2 2 2
R
100 300
3.2 4.2
2 G 2 G
200 1000 100 100
4.1 5.3 3.2 3.2
2 2 2 2
G G G G
3.2 1 2 2 3.1 3.1 2 3.1
2 1 1 2 2 2 1 2
G P G G G G P G
R
R
R R
100 10 30 30 50 50 30 50
D
D
D
G G G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
15
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40
B1 B2 C0 C1 C2 C3 C4 C5 D0 D1 D2 D3 D4 D5 E0
30 30 300 200
100 200 50 200
300 700 100 300
C
100 100 100 30
700 100 100 30
700 500 500 500
C C C C
100 50
50 50
100 100
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
30 50 100 300 500
C C C C C
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
300 500 10 30 50
C C C C C
30
500
5.1
2 G
10 10 50 50
300 700 300 300
4.2 5.2 4.2 4.2
2 3 2 3
G G G G
5.2 5.1 5.1 5.1
2 2 1 1
G G G G
VERKEER
500
CATEGORIE
100
GROOTSTE AFSTAND
A0 A1 A2 A3 A5 B0
30
GEVAAR
40 40 40 40 40 40 40
GELUID
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders A0 Puinbrekerijen en -malerijen: A1 - v.c. < 100.000 ton/jaar A2 - v.c. >= 100.000 ton/jaar B Rubberregeneratiebedrijven C Afvalscheidingsinstallaties
STOF
37 371 372 372 372 372 372
GEUR
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe) - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA - 10 - 100 MVA - 100 - 200 MVA - 200 - 1000 MVA - >= 1.000 MVA Gasdistributiebedrijven: - gascompressorstations vermogen < 100 MW - gascompressorstations vermogen >= 100 MW - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C - gasontvang- en -verdeelstations, categorie D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
Z
Z Z Z Z
Z Z
R
200 100 100 100
R R
700 500 500 500
30 30
R R
100 100
3.2 3.2
2 G 2 G
30 50 100 300 500
2 3.1 3.2 4.2 5.1
1 1 1 1 1
P P P P P
300 500 10 30 50
4.2 5.1 1 2 3.1
1 1 1 1 1
P P P P P
10 30 50 50 50 100 200 10 10 50
R
R
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
16
AFSTANDEN IN METERS
0 1 2 1 2 3
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven/aannemers algemeen - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m² - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1000 m²: b.o. <= 2.000 m² - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² Bouwinstallatie algemeen Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij Elektrotechnische installatie
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
A B C
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Groothandel in vrachtauto's (inclusief import) Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autospuitinrichtingen Autowasserijen Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
10 0
100 30
C C
50 10
100 30
50 10
0 0
50 50
C C
1000 30
0 0 0
0 0 0
30 100 300
C C C
10 10 10
10 10 0 10 50 10
30 30 10 10 30 10
100 50 30 30 50 30
10 10 10 0 50 10 0
0 10 30 0 30 0 0
30 100 100 10 30 30 30
VERKEER
30 10
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
45 45 45 45 45 453 453 453
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/bereidingbedrijven: - met chloorgas - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW - 1 - 15 MW - >= 15 MW
GEVAAR
A0 A1 A2 B0 B1 B2 B3
GELUID
41 41 41 41 41 41 41 41
stadsverwarming blokverwarming
STOF
E1 E2 -
GEUR
40 40
50 501, 502, 504 502 5020.4 5020.4 5020.4 5020.5 503, 504
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
3.2 2
1 P 1 P
5.3 3.1
1 G 1 G
30 100 300
2 3.2 4.2
1 P 1 P 1 P
10 10 10 30 30 10
100 50 30 30 50 30
3.2 3.1 2 2 3.1 2
2 2 1 1 1 1
G G G G G G
10 10 10 10 30 0 10
30 100 100 10 50 30 30
2 3.2 3.2 1 3.1 2 2
2 2 1 1 1 3 1
P G G G G P P
R
R
1000 50
D
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
17
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
0 1 2 5 0 1 2 0 1 2 3 4 5 6 7 3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer Groothandel in bloemen en planten Groothandel in levende dieren Groothandel in huiden, vellen en leder Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën Groothandel in dranken Groothandel in tabaksproducten Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen Groothandel in overige consumentenartikelen Groothandel in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - munitie Groothandel in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² Groothandel in vloeibare brandstoffen: - ondergronds, K1/K2/K3-klasse - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³ - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³ - bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³ - bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³ - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ - o.c. >= 100.000 m³ - tot vloeistof verdichte gassen
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
1
GELUID
5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.1 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2
GROOTHANDEL EN OPSLAG Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
50
30
R
50
3.1
2 G
50 0 0 0 50 50 0 0 0 0 10 10
R
300 30 100 50 50 50 30 30 30 30 30 30
4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
30 50 30
2 3.1 2
2 G 2 G 2 G
50 500
3.1 5.1
2 P 3 G
10 50 100 30 50 200 500 300
1 3.1 3.2 2 3.1 4.1 5.1 4.2
1 1 1 1 1 2 2 2
STOF
0
GEUR
51 5121
CATEGORIE
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
30
30
100 10 50 50 30 10 0 10 10 30 10 10
100 10 10 0 10 0 0 0 10 10 10 10
300 30 100 30 30 30 30 30 30 30 30 30
10 10 0
0 0 0
30 30 30
10 50
50 500
50 500
10 10 30 10 30 50 100 50
0 0 0 0 0 0 0 0
10 10 30 10 30 50 50 50
Z C
10 50 30
Z
R R
V V
30 100 10 50 100 10 50 200 500 300
R R
R R R
D D D
G G G G G G G G G G G G
G G G G G G G G
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
18
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
5154 5154 5154 5155 5155 5155.2 5155.2 5155.2
0 1 2 0 1 0 0 1
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. <= 2.000 m² Groothandel in chemische producten - algemeen Groothandel in kunstmeststoffen Bestrijdingsmiddelen in emballage of gasflessen - kleine hoeveelheden < 10 ton
0 1 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0 0 10 30 10 30
30 50 100 300 50 200
0 10 30 10 100
0 0 0 0 0
0 10 30 10 30
10 30 500 50 50
30 50 0
300 500 10
300 700 100
0 0
10 10
0 0
VERKEER
0 0 0 0 0 0
CATEGORIE
0 10 10 30 10 30
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
0 1 2 4 5 6
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, LPG (in tanks)): - bovengronds, < 2 m³ - bovengronds, 2 - 8 m³ - bovengronds, 8 - 80 m³ - bovengronds, 80 - 250 m³ - ondergronds, < 80 m³ - ondergronds, 80 - 250 m³ Gasvormige brandstoffen in gasflessen - kleine hoeveelheden < 10 ton - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau - grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) Groothandel in metaalertsen: - opslag oppervlak < 2.000 m² - opslag oppervlak >= 2.000 m² Groothandel in metalen en -halffabricaten Groothandel in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. <= 2.000 m² Zand en grind: - algemeen: b.o. > 200 m² - algemeen: b.o. <= 200 m²
GELUID
0 1 2 3 4 5 6 0 7 8 9 10
STOF
5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.3 5152.1 5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4
GEUR
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
30 50 100 300 50 200
2 3.1 3.2 4.2 3.1 4.1
1 1 1 2 1G 2
G G G G G G
10 30 500 50 100
1 2 5.1 3.1 3.2
1 1 2 1 2
G G G G G
10 10 10
300 700 100
4.2 5.2 3.2
3 G 3 G 2 G
50 30
10 10
50 30
3.1 2
2 G 1 G
30 10
100 30
0 0
100 30
3.2 2
2 G 1 G
0 0
0 0
50 30
10 0
50 30
3.1 2
2 G 1 G
50 30
10 30
30 30
100 30
3.2 2
2 G 1 G
0
0
0
10
1
1 G
Z
R R R R R
R R
R R
100 30 10
D
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
19
AFSTANDEN IN METERS
60 6022 6023 6024
-
0
6024
1
63 631 6312 6321 6321
-
2 3 -
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) VERVOER OVER LAND Taxibedrijven Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m² DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER Loswal Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) Caravanstalling POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
0 0 30 100 50 100 50
30 500 10 30 10 10 10
0 0 0 0
10 10 10 0
100 50 30 30
10 0 0 0
0
0
10
0 10 0
0 0 0
30 100 100
0
0
10 30 10 10
0
R R
2 5.1 2 3.2 3.1 3.2 3.1
1 1 2 2 2 2 2
G G G G G G G
100 50 30 30
3.2 3.1 2 2
2 2 1 2
G G G G
10
10
1
1 P
C C C
0 0 30
30 100 100
2 3.2 3.2
2 P 2 G 3 G
50
C
30
50
3.1
2 G
30 10 0 0
50 50 100 30
C C C
30 50 30 10
3.1 3.1 3.2 2
2 2 2 2
0
30
C
0
R
30 500 30 100 50 100 50
VERKEER
0 0 10 30 10 30 10
CATEGORIE
0 0 10 10 10 10 10
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
-
GELUID
52 527
0 1 0 1 0 1 2 3
- beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau - grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau Groothandel in overige intermediaire goederen Autosloperijen: b.o. > 1.000 m² - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m² - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² Groothandel in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige - overig met oppervlak <= 2.000 m² Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke)
STOF
2 3
GEUR
5155.2 5155.2 5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3 5162 5162 5162 5162 517
64 641
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
50 50 100 30
30
D
D
2
G G G P
2 P
102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
20
AFSTANDEN IN METERS
-
74 74701 7481.3 7484.3 7484.4
-
90 9001 9001 9001 9001 9001 9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2
A0 A1 A2 A3 B A B C A0 A1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0 0
10 30
1 2
1 P 1 P
30
2
1 P
0 0
0 0
10 30
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
30
10
30
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijproducten Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
50 10 50 0
10 0 30 0
30 30 200 10
200 300 500 30 50 30 200
10 10 10 0 30 30 200
100 200 300 10 50 50 300
C C C C
500
10
100
C
MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks: - < 100.000 i.e. - 100.000 - 300.000 i.e. - >= 300.000 i.e. Rioolgemalen Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Vuiloverslagstations Afvalverwerkingsbedrijven: - mestverwerking/korrelfabrieken
VERKEER
30 50 50
0 0 0 0
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines Switchhouses/dataverkeercentrales
CATEGORIE
10 10 10 10
10 10 10 10
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
73 731
GELUID
A B
30 50 50 30
STOF
-
GEUR
71 711 712 713 7133 72 72 725 72
INDICES
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
C
30
30 10 50 0
C C
Z Z
10 10 10 0 10 30 30 10
R
R
R
50 30 200 10
D D
D
2 3.1 3.1 2
2 2 2 2
P G G G
3.1 2 4.1 1
1 2 3 2
P G G P
200 300 500 30 50 50 300
4.1 4.2 5.1 2 3.1 3.1 4.2
2 2 3 1 2 2 3
G G G P G G G
500
5.1
3 G 102.13942.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
21
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
A
OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en linnenverhuur Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen
300 700 100 200 200
100 300 100 200 50
50 100 100 100 100
30 30 30 0
0 0 0 0
50 50 30 30
C
C
Z
10 1500 10 30 50 30 10
100 1500 50 100 300 30 300
10 30 10 30 100
C
30 30 30 0
R R
R
R
VERKEER
30 200 30 10 300 30 300
CATEGORIE
50 10 10 0 200 10 200
GROOTSTE AFSTAND
A B
100 0 50 100 300 10 300
GEVAAR
93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3
- kabelbranderijen - verwerking radioactief afval - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar - belucht v.c. < 20.000 ton/jaar - belucht v.c. > 20.000 ton/jaar - gft in gesloten gebouw
GELUID
A2 A3 A4 A5 A6 A7 B C0 C1 C2 C3 C4 C5
STOF
9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2
GEUR
OMSCHRIJVING nummer
SBI-CODE
3.2 6 3.1 3.2 4.2 2 4.2
1 1 1 1 3 1 3
G G G G G G G
300 700 100 200 200
4.2 5.2 3.2 4.1 4.1
2 2 2 3 3
G G G G G
50 50 30 30
3.1 3.1 2 2
2 2 2 1
G G G G
D D
SBI 93/SvB b ex.o okt. 2007
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
102.13942.00
kaart(en)