Afstudeerscriptie Hogeschool InHolland Rotterdam en Stichting Kocon Katwijk
De draad weer oppakken Een onderzoek over de nazorg aan Katwijkse ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar
Simone Guijt Feb4 SJD DU 489669
[email protected] [email protected] Telefoonnr: 06-22577848 Afstudeerbegeleider: Jurgen Dorreboom Afstudeercoördinator: Annelies Buitenkamp en/of Janine Duivenvoorden
Voorwoord Voor u ligt de afstudeerscriptie “De draad weer oppakken”, een onderzoek naar de organisatie van nazorg aan Katwijkse ex-gedetineerde minderjarigen. Deze scriptie is naast een gedegen HBOonderzoek ook het sluitstuk van mijn studie Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) aan de Hogeschool Inholland. Bij het zoeken naar een onderwerp voor mijn scriptie stelde ik voor mezelf een aantal criteria op. Zo wilde ik eerst en vooral dat mijn onderzoek een antwoord geeft op een bestaande vraag van een organisatie. Op die manier kan mijn onderzoek mogelijk ook een bijdrage leveren aan het functioneren van de organisaties en de doelgroep waarop de organisatie zich richt. Ten tweede wilde ik dat mijn onderzoek nut zou hebben en tot slot moest het natuurlijk met mijn studie te maken hebben. Nazorg voor jongeren die aanraking zijn gekomen met justitie heeft naar mijn mening veel zin. Het is ook een betrekkelijk nieuw terrein voor mij en dat heeft, naar ik aanneem, het voordeel dat ik hiermee goed kan ervaren en kan laten zien dat ik de vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van onderzoek goed beheers. Ik koos voor de gemeente Katwijk omdat dit mijn geboorteplaats is, en ik mij verwant voel aan deze plaats. Tijdens mijn studie Sociaal Juridische Dienstverlening is er altijd veel aandacht geweest voor de koppeling tussen de wet- en regelgevig en de werkelijkheid in de praktijk. Dit onderzoek was voor mij een mooie gelegenheid om mijn opgedane juridische kennis te koppelen aan de uitvoering in de praktijk. Het werd een verassend traject, waaruit bleek dat het juridische kader op het gebied van nazorg aan ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar méér lokale mogelijkheden biedt voor nazorg aan Katwijkse jongeren dan nu op de Katwijkse ‘werkvloer’ wordt aangenomen. Als onderzoeker kreeg ik de mogelijkheid om gebruik te maken van het netwerk van Stichting Kocon. Hierdoor was ik (sneller) in staat om contact op te nemen met sleutelfiguren binnen de gemeente en betrokken organisaties. Mijn dank gaat in het bijzonder uit naar Albert van der Plas bestuurslid van Stichting Kocon voor zijn begeleiding, kennis en aanstekelijke enthousiasme. Ook wil ik Jurgen Dorrenboom, mijn afstudeerbegeleider persoonlijk bedanken. Hij heeft mij geleerd hoe een goed afstudeeronderzoek vorm krijgt, en mede dankzij zijn constructieve feedback was ik in staat om dit onderzoek in goede banen te leiden. De uitspraak “onderzoek is tekenen” is er één die ik niet snel zal vergeten. Alle personen die ik heb mogen interviewen, hebben hun goedkeuring gegeven om vermeld te worden met naam, functie en uitspraken. Hier ben ik hen ontzettend dankbaar voor! Zonder de openhartige antwoorden uit de verschillende interviews was ik minder goed in staat geweest om een beeld te schetsen van nazorg aan minderjarige ex-gedetineerden in Katwijk. 'De draad weer oppakken' is een uitspraak die verwijst naar jongeren die na het uitzitten van hun straf weer verder willen. Dit geldt wat mij betreft ook voor alle betrokken partijen die hieraan een bijdrage kunnen leveren. Ik hoop dat de uitkomsten van dit onderzoek daaraan een bijdrage leveren. Rotterdam, oktober 2012 Simone Guijt
1
Samenvatting Inleiding De Stichting Kocon uit Katwijk is in 2011 gestart met een pilot nazorg ex-gedetineerde Katwijkse volwassenen. Het doel is om praktische ondersteuning en hulp te bieden aan deze groep mensen in samenwerking met de gemeente Katwijk. Tijdens de pilot vroegen de betrokken medewerkers en het bestuur zich af of de aanpak zoals ontwikkeld in de pilot ook iets kon betekenen voor minderjarige ex-gedetineerde Katwijkers. Dit was dan ook de aanleiding voor dit onderzoek. Het doel van dit onderzoek is het achterhalen hoe nazorg aan ex-gedetineerde Katwijkse jongeren tussen twaalf en achttien jaar is georganiseerd. Met deze inventarisatie kan Stichting Kocon bepalen of en hoe zij iets voor deze doelgroep kan betekenen. Onderzoeksopzet Dit is een kwalitatief onderzoek met een beschrijvende hoofdvraag. Deze probleemstelling is opgesplitst in vier deelvragen om zo een sluitend antwoord te formuleren op de hoofdvraag. Het beoogde eindproduct is een sociaal juridische kaart voor Stichting Kocon. Deze kaart moet de nazorg aan Katwijkse ex-gedetineerde jongeren inzichtelijk maken. Uit dit onderzoek moet ook duidelijk worden of de aanpak van de pilot van Stichting Kocon toegepast kan worden bij nazorg aan Katwijkse ex-gedetineerde jongeren. Tijdens het onderzoek zelf bleek dat de beoogde opzet om ook jongeren te interviewen niet uitvoerbaar was. De instanties die beschikken over de informatie om deze jongeren te benaderen, konden dit niet leveren vanwege de privacy. Theoretisch kader In het theoretisch kader is uiteengezet welke wet- en regelving in het kader van nazorg aan exgedetineerde minderjarigen van toepassing is en/of raakvlakken heeft hiermee. Van belang zijn ondermeer het strafrecht, de Wet op de Jeugdzorg en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg heeft een belangrijke uitvoerende taak vanuit de Wet op de Jeugdzorg. De uitvoering van nazorg is voor alle minderjarige ex-gedetineerden in Nederland, theoretische gezien, uniform en begint al in de Justitiele Inrichtingen. Uit gesprekken met Jeugdreclassering/Bureau Jeugdzorg en de gemeente Katwijk blijkt dat er lange tijd geen contact plaats vond als het gaat om ex-gedetineerde Katwijkse jongeren. Onlangs is dit onderwerp weer opgepakt door beide organisaties. De gemeente ziet het aanbieden van nazorg als een expliciete taak van Bureau Jeugdzorg, maar staat wel open voor een nadere samenwerking. Uit de gesprekken met de diverse andere lokale organisaties komt naar voren dat zij wel te maken hebben met ex-gedetineerde jongeren maar dat zij geen formele rol hebben in het nazorgtraject van ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar. Onderzoeksresultaten De onderzoeksresultaen zijn samengevat in een Sociaal Juridische kaart voor nazorg aan Katwijkse ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar. Dit is een schematisch overzicht van het proces van jeugdstrafrecht en de aanpak van nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. Omdat er in Katwijk geen specifieke aanpak ontwikkeld is, geeft het schema over de nazorg de bestaande juridische kaders weer. Zoals in de inleiding al is weergegeven, was het benaderen van de doelgroep knelpunten. Om deze reden is het niet mogelijk geweest een verslag van de interviews met ex-gedetineerde Katwijkse jongeren te verwerken. Conclusies en aanbevelingen De verantwoordelijkheden voor wat betreft de verdeling van nazorgtaken zijn wettelijk omschreven, evenals de manier waarop dit theoretische gezien plaats kan vinden en met wie.
2
In de gemeente Katwijk is geen specifieke aanpak voor nazorg aan ex-gedetineerde jongeren tussen de twaalf en achttien jaar ontwikkeld. De gemeente Katwijk is niet betrokken bij de invulling van nazorg vanuit de veronderstelling dat zij geen partij zijn/rol hebben in de uitvoering van nazorg. Wettelijk gezien is de afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg de aangewezen partij om nazorg aan te bieden aan minderjarigen als zij uit detentie komen. De aandacht voor nazorg start voor jongeren al in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) met het opstellen van een Perspectiefplan. Dit plan richt zich ook op de toekomst buiten de JJI en wordt besproken in het Netwerkberaad. Deze aandacht voor het perspectief van een minderjarige ex-gedetineerde jongere wordt vervolgd in een of meerdere Trajectberaden. Opmerkelijk hierbij is dat de wetgever stimuleert dat ook gemeenten worden uitgenodigd voor een dergelijk Trajectberaad (door de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdreclassering), maar dat dit in Katwijk niet gebeurt. Hoewel de gemeente Katwijk geen wettelijke plicht heeft tot het bieden van nazorg, hebben zij wel een algemene zorgplicht waar ook ex-gedetineerde jongeren onder vallen. Aanbeveling van dit onderzoek is dat de gemeente Katwijk bij de verantwoordelijke organisaties aandringt op een uitnodiging voor deelname aan de Trajectberaden die gericht zijn op het uitwisselen van informatie en het voorbereiden van nazorg van (ex) gedetineerde minderjarigen uit Katwijk. Met behulp van de beschikbare handreikingen Nazorg Jeugd van onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) kan de inrichting van nazorg en de samenwerking met lokale partijen nader uitgewerkt worden. Het juridische kader voor de nazorg aan ex-gedetineerde minderjarigen biedt nog nog volop mogelijkheden om de huidige nazorg voor ex-gedetineerde jongeren in Katwijk nader te ontwikkelen. Omdat Stichting Kocon veel ervaring en kennis in huis heeft op het gebied van nazorg (pilot en project Reintegratie) en het Platform Kocon uit een breed lokaal netwerk bestaat, wordt aanbevolen om samen met Bureau Jeugdzorg te verkennen waar deze partijen elkaar kunnen ondersteunen.
3
Inhoudsopgave Voorwoord ........................................................................................................................................... 1 Samenvatting ....................................................................................................................................... 2 Hoofdstuk 1
Inleiding....................................................................................................................... 6
1.1
Aanleiding............................................................................................................................ 6
1.2
De centrale vraag................................................................................................................. 6
1.3
Knelpunten in het onderzoek .............................................................................................. 7
1.4
Leeswijzer ............................................................................................................................ 8
Hoofdstuk 2
Onderzoeksopzet ........................................................................................................ 9
2.1
Probleemstelling.................................................................................................................. 9
2.2
Doelstelling.......................................................................................................................... 9
2.3
Operationalisatie ............................................................................................................... 10
2.4
Vraagtypes......................................................................................................................... 11
2.5
Relevantie van het onderzoek........................................................................................... 12
2.6
Onderzoeksopzet in schema ............................................................................................. 12
Hoofdstuk 3
De Jure - Theoretisch kader ...................................................................................... 14
3.1
Landelijke wetgeving ......................................................................................................... 14
3.2
Provinciaal beleid .............................................................................................................. 17
3.3
Regionaal beleid ................................................................................................................ 18
3.4
Lokaal beleid...................................................................................................................... 19
3.5
Theoretische procedure Jeugdstrafrecht .......................................................................... 23
3.6
Theoretisch kader bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren....................................... 28
Hoofdstuk 4
De Facto – Uitwerking in de praktijk ......................................................................... 33
4.1
Gemeente Katwijk ............................................................................................................. 33
4.2
Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland......................................................................................... 35
4.3
Maatschappelijk werk Katwijk........................................................................................... 38
4.4
Vereniging Relaties (ex) gedetineerden - afdeling Katwijk ............................................... 39
4.5
Jongerenwerk Katwijk ....................................................................................................... 39
4.6
Platform en Stichting Kocon Katwijk ................................................................................. 41
4.7
GGD-Hollands Midden....................................................................................................... 42
Hoofdstuk 5
Onderzoeksresultaten............................................................................................... 43
Hoofdstuk 6
Antwoorden, conclusies en aanbevelingen .............................................................. 44
6.1
Beantwoording deelvraag één: Wat is de relevante wet– en regelgeving rondom de nazorg van ex-gedetineerde jongeren? ............................................................................. 44
6.2
Beantwoording deelvraag twee: Hoe vindt de toepassing van de relevante wet- en regelgeving plaats in de praktijk? ...................................................................................... 45
4
6.3
Beantwoording deelvraag drie: Welke organisaties zijn betrokken bij de nazorg van exgedetineerde jongeren?..................................................................................................... 46
6.3
Beantwoording deelvraag vier: Wat vinden ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk van de geboden nazorg in de periode 2009-2012? ....................................................................... 46
6.4
Beantwoording en conclusie hoofdvraag.......................................................................... 47
6.5
Aanbevelingen................................................................................................................... 47
6.5.1
Aanbevelingen voor Stichting Kocon............................................................................. 48
6.5.2
Aanbevelingen Gemeente Katwijk ................................................................................ 48
6.5.3
Visie van de onderzoeker .............................................................................................. 49
6.6
De rol van de SJD-er bij de uitvoering van de aanbevelingen ........................................... 49
Hoofdstuk 7
Bibliografie ................................................................................................................ 50
Bijlagen............................................................................................................................................... 52 Bijlage 1
Lijst met afkortingen ................................................................................................. 53
Bijlage 2
Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd ............................................................. 54
Bijlage 3
Barometer Tympaan: gemeente Katwijk – Jeugd ..................................................... 59
Bijlage 4
Achtergrondinformatie Platform en Stichting Kocon ............................................... 61
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
Stichting Kocon voert activiteiten uit die zich richten op de nazorg van volwassen ex-gedetineerden uit Katwijk: de Pilot Nazorg ex-gedetineerden en het Project Reïntegratie. Gelet op de positieve ervaringen met deze activiteiten is het voorstelbaar dat deze aanpak ook voor de nazorg aan Katwijkse jongeren van twaalf tot achttien jaar een goede bijdrage kan leveren. Voordat hiertoe verdere stappen worden gezet, is echter meer informatie en inzicht gewenst. Wat zijn de juridische kaders, in hoeverre is er al sprake van georganiseerde nazorg, steun of hulp voor minderjarige exgedetineerden uit Katwijk en welke partijen voeren dit uit. Deze vragen zijn momenteel actueel voor Stichting Kocon. De beantwoording hiervan, het doel van deze onderzoeksopdracht, kan inzicht bieden óf en in hoeverre de werkwijze, zoals ontwikkeld vanuit Kocon en de gemeente, een zinvolle bijdrage en/of aanvulling kan bieden in de huidige aanpak van nazorg voor Katwijkse jongeren die na hun verbijf in een Justitiele Inrichting (JJI) terugkeren naar Katwijk.
1.1
Aanleiding
In maart 2011 startte de tweejarige Pilot nazorg aan ex-gedetineerden afkomstig uit Katwijk. Dit was een initiatief van Stichting Kocon en de gemeente Katwijk samen. Het doel van de pilot is het bieden van nazorg aan volwassen ex-gedetineerde Katwijkers. Tijdens het uitvoeren van de pilot ontstond de vraag hoe nazorg was vormgegeven aan jeugdige en minderjarige ex-gedetineerden. Het antwoord op deze vraag was niet eenvoudig te vinden. Op 14 juni 2012 vond een oriënterend gesprek plaats tussen vertegenwoordigers van Kocon, de coördinator nazorg en de beleidsmedewerker Jeugd van de gemeente Katwijk. Naar voren kwam dat de gemeente, net zoals Kocon, geen duidelijk beeld heeft over de aanpak van nazorg voor achttien-minners uit Katwijk. Zij konden melden dat de nazorg in handen ligt van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, maar de wijze waarop dit plaats vindt, de omvang van de doelgroep en wie hier bij betrokken zijn, is hen niet bekend. Beide ambtenaren reageerde enthousiast op het voornemen van Kocon om dit te laten onderzoeken en gaven aan hieraan mee te willen werken. Ook de verantwoordelijke portefeuillehouder van de gemeente, wethouder Mostert, zegde medewerking toe tijdens het overleg tussen Stichting Kocon en de gemeente op 15 juni 2012.
1.2
De centrale vraag
In mijn onderzoek geef ik antwoord op de vraag op welke manier de nazorg voor jeugdige exgedetineerden van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk georganiseerd is. De uitkomst hiervan wordt samengevat in een sociaal juridische kaart nazorg aan/voor jeugdige ex-gedetineerden uit Katwijk. Het onderzoek draait om de volgende hoofdvraag: “Hoe is de nazorg van ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar afkomstig uit de gemeente Katwijk zowel de Jure als de Facto tussen januari 2009 en juni 2012 georganiseerd?”
De hoofdvraag splitst zich op in twee terreinen, te weten De Jure (volgens de regels) en De Facto (volgens de praktijk). Hieruit ontstaan vier deelvragen: 1) 2) 3) 4)
Wat is de relevante wet– en regelgeving rondom de nazorg van ex-gedetineerde jongeren? Hoe vindt de toepassing van relevante wet- en regelgeving plaats in de praktijk? Welke organisaties zijn betrokken bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren? Wat vinden ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk van de geboden nazorg in de periode 2009-2012?
6
1.3
Knelpunten in het onderzoek
Bij ieder onderzoek gaan er zaken niet als gepland. Ook bij dit onderzoek. Hoewel alles in het werk gesteld is om de schade te beperken, heeft dit als gevolg gehad dat enkele onderdelen niet volledig zoals gepland zijn uitgevoerd. Hieronder volgt een opsomming van de knelpunten en de acties die ondernomen zijn om de schade te beperken. Knelpunt 1: Bureau Jeugdzorg en specifieke informatie De heer David van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland vertelde voor het interview dat met hem werd gehouden op 4 september 2012 dat hij geen specifieke informatie over Katwijk mocht geven. Hiervoor moest hij toestemming krijgen van de algemene directie van Bureau Jeugdzorg Nederland. De reden hiervoor is dat als een onderzoeker officiële medewerking van Bureau Jeugdzorg wil, dit enkel op de hierboven beschreven wijze kan worden verkregen. De heer David gaf ook aan dat het verkrijgen van toestemming bij de algemene directie een langdurige procedure zou worden, welke niet binnen de deadline van dit onderzoek zou vallen. Er is voor gekozen om het interview algemeen van toon te houden zodat een dergelijk verzoek kon worden vermeden. Knelpunt 2: De doelgroep in kaart brengen Voor het onderzoek was het van belang dat er in kaart werd gebracht uit hoeveel jongeren de doelgroep bestond. Immers, als men weet op hoeveel personen het bestaande hulpaanbod is gericht, kan men oordelen of het hulpaanbod ook voldoende is. Een beleidsmedewerker van de gemeente Katwijk gaf in een gesprek met vertegenwoordigers van Stichting Kocon te kennen dat de gemeente Katwijk geen gegevens heeft over het aantal gedetineerde of ex-gedetineerde Katwijkse jongeren. De teamleider van de Jeugdreclassering (Bureau Jeugdzorg) had deze informatie wel, maar hij was niet bereid om deze te geven omdat er geen officiële toestemming voor medewerking aan het onderzoek lag. Uiteindelijk leverde de informatie van het Tympaan instituut1 alsnog een goed beeld van de omvang van de doelgroep, inclusief absolute aantallen. Knelpunt 3: De doelgroep bereiken Het bereiken van de doelgroep voor interviews over hun ervaring met nazorg bleek te hoog gegrepen. Bureau Jeugdzorg beschikt over namen van ex-gedetineerde Katwijkse jongeren, maar wil deze uit privacy overwegingen niet prijs geven. Via het netwerk van de Stichting Kocon is contact opgenomen met mevrouw I. van der Gugten, coördinator van de Vereniging Relaties (ex) gedetineerden afdeling Katwijk. Zij begeleidt vanuit de vereniging ouders van jongeren die in de jeugdgevangenis verblijven of verbleven en heeft contacten met de JJI Teylingereind. Zij kon geen namen van personen die tot de doelgroep behoren doorgeven. De coördinator verwees door naar mevrouw J. Ko, medewerkster in de JJI Teylingereind. Met haar vond op 3 september 2012 telefonisch contact plaats. Mevrouw J. Ko vertelde dat zij weliswaar direct contact had met de doelgroep, maar zij was niet de juiste persoon om te functioneren als tussenpersoon voor het in contact brengen met de doelgroep. Dit zou niet overeenkomen met het integriteitsbeleid dat de JJI hanteert. Zij wist in haar persoonlijke kenniskring af van één gezin waar een gezinslid tot de doelgroep behoorde en vroeg na hiermee een (anoniem) interview kon plaats vinden. De moeder van de beoogde jongere, liet echter weten hier op tegen te zijn omdat haar kind hier nog niet aan toe was. Vanuit de Stichting Kocon is een poging gedaan om in contact te komen met iemand die mogelijk tot de doelgroep behoorde. Deze persoon is momenteel twintig jaar, maar had ook ervaring met jeugddetentie, zo werd vermoed. Helaas is deze persoon werkzaam in de binnenvaart, waardoor hij 1
Zie Bijlage 3 van deze afstuurscriptie.
7
slecht bereikbaar is (hij is regelmatig lange perioden weg van huis). Het lukte niet om tijdig contact met hem te leggen om te vragen of hij ooit tot de doelgroep behoorde en of hij bereid is hier over te praten in het kader van dit onderzoek. Tot op heden is het niet gelukt om enig contact te leggen met de doelgroep. De groep wordt afgeschermd door de hulpverlenende instanties met een beroep op de wet op de privacy. Het verzoek om het aan een jongere(n) zelf te vragen, was hierdoor ook geen optie. Personen die behoren tot de doelgroep kunnen alleen worden bereikt via Bureau Jeugdzorg of als iemand een dergelijk persoon in zijn of haar persoonlijke netwerk heeft. Doordat er geen mogelijkheid was om personen uit de doelgroep te interviewen, kan de vierde deelvraag over de ervaring van deze doelgroep, niet worden beantwoord. Er is daarmee geen mogelijkheid om weer te geven wat ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk vinden van de geboden nazorg en of deze aansluit op hun wensen en behoeften. Het beantwoorden van de hoofdvraag is hiermee niet onmogelijk gemaakt, maar doordat de vierde deelvraag niet kan worden beantwoord, ontbreekt een indicatie over de kwaliteit en aansluiting van de geboden nazorg vanuit het perspectief van de jongeren zelf.
1.4
Leeswijzer
Het onderzoek is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken die moeten leiden tot het beantwoorden van de hoofdvraag. Hoofdstuk 2 beschrijft de onderzoeksopzet en geeft informatie over het type onderzoek dat gebruikt is en de relevantie. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante theoretische informatie die nodig was om het onderzoek uit te voeren; het de Jure deel van de hoofdvraag. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgend de landelijke, provinciale en lokale wetgeving uiteengezet. In hoofdstuk 4 volgt informatie op basis van onderzoek over de vraag hoe de nazorg in de praktijk geregeld is voor Katwijkse ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar. Hoofdstuk 5 geeft de resultaten van het onderzoek weer in de vorm van een sociaal juridische kaart. Voor de leesbaarheid is dit ook opgenomen als een los document. Hoofdstuk 6 geeft antwoord op de deelvragen gevolgd door de beantwoording en conclusies van de hoofvraag. Het hoofdstuk sluit af met een aantal aanbevelingen aan Stichting Kocon en de gemeente Katwijk. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 de Bibliografie.
8
Hoofdstuk 2
Onderzoeksopzet
Dit hoofdstuk geeft de opzet van het onderzoek weer. Wat is de probleemstelling van het onderzoek, de doelstelling en ook wordt de doelgroep helder omschreven. In dit hoofdstuk wordt de vraagtypering uitgelegd en tot slot is een schematisch overzicht van de onderzoeksopzet weergegeven. Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van meerdere kwalitatieve dataverzamelingsmethoden. Er vond een literatuuronderzoek plaats om de relevante wetten en regelgeving boven tafel te krijgen. Om te achterhalen hoe deze wet en regelgeving in de praktijk plaatsvindt en welke organisaties betrokken zijn bij de doelgroep, is er communicatieonderzoek opgezet. Bij het communicatieonderzoek draaide het om het achterhalen van communicatiegegevens, zoals het moment van contact tussen een hulpverlenende instantie en de doelgroep. Het communicatieonderzoek moet daarom in de brede zin van het woord worden opgevat. Het is de bedoeling om inzicht te verkrijgen in de theorie tussen geboden hulpverlening en hoe dit zich in de praktijk uit.
2.1
Probleemstelling
Het onderzoek draait om de volgende probleemstelling (hoofdvraag): “Hoe is de nazorg van ex-gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar afkomstig uit de gemeente Katwijk zowel de Jure als de Facto tussen 2009 en heden georganiseerd:” Om deze probleemstelling te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1) 2) 3) 4)
Wat is de relevante wet– en regelgeving rondom de nazorg van ex-gedetineerde jongeren? Hoe vindt de toepassing van relevante wet- en regelgeving plaats in de praktijk? Welke organisaties zijn betrokken zijn bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren? Wat vinden ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk van de geboden nazorg in de periode 2009-2012?
2.2
Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de nazorg voor ex-gedetineerde jongeren in Katwijk. Momenteel is er onvoldoende bekend over de organisatie (vormgeving) van nazorg van exgedetineerde jongeren bij de gemeente Katwijk en de hierbij betrokken maatschappelijke instanties. Er is behoefte aan een sociale en juridische kaart die als wegwijzer functioneert als zij te maken krijgen met de genoemde doelgroep. De sociaal juridische kaart zal worden gemaakt ten behoeve van het Platform en de Stichting Kocon en de gemeente Katwijk. Hiermee is een overzicht beschikbaar over de aanwezige hulpverlening en hoe deze inspeelt op de bestaande juridische vlakken. Met de realisatie van deze sociaal juridische kaart, zijn het Platform en de Stichting Kocon samen met de gemeente Katwijk in staat om te zien: -
Hoe de huidige nazorg voor ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk georganiseerd is; of een nadere samenwerking/afstemming met de organisaties die een rol spelen in de uitvoering van nazorg aan jeugdige ex-gedetineerden gewenst is en/of; er mogelijkheden liggen voor een samenwerkingsverband met de huidige uitvoerende organisaties gebaseerd op de aanpak zoals die nu vorm krijgt in de Pilot nazorg voor volwassen ex-gedetineerden uit Katwijk.
9
Daarnaast biedt mijn onderzoeksverslag Kocon en de gemeente Katwijk ook inzicht in: - De relevante wetten en regels die ten grondslag liggen aan het bieden van nazorg aan exgedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar; - de rol die de gemeente Katwijk en/of (maatschappelijke) organisaties al dan niet hebben bij het uitvoeren van nazorg voor ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk gebaseerd op de wet- en regelgeving; - de meningen en eventuele wensen van enkele jongeren uit Katwijk die in de afgelopen vier jaar te maken hadden met de nazorg na jeugddetentie.
2.3
Operationalisatie
In deze paragraaf worden de begrippen uit de hoofdvraag geoperationaliseerd, zodat er geen twijfel ontstaat over wat er wordt bedoeld met de begrippen verder in het onderzoek. Nazorg De definitie van nazorg voor dit onderzoek is overgenomen uit het beleidsplan ‘Verantwoordelijkheidskader nazorg jeugd’ van het Ministerie van Justitie. Ik koos voor dit beleidsstuk omdat het een duidelijke beschrijving geeft en afkomstig is van een instelling waarvan kennis en autoriteit verondersteld mag worden op het gebied van jeugdelinquentie. Het Ministerie van Justitie is zowel voor de gemeente Katwijk als Kocon een bekende organisatie. Het verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd hanteert de volgende definitie van nazorg: “begeleiding van jeugdigen in aansluiting op een verblijf- jeugddetentie of PIJ-maatregel- in een 2 justitiële jeugdinrichting (JJI)”
Het gaat om: - Begeleiding; - voor jongeren tussen de twaalf en achttien jaar; - die in jeugddetentie hebben gezeten; - aansluitend kan er bij jeugddetentie sprake zijn van een PIJ-maatregel;3 - het verblijf in de justitiële jeugdinrichting staat in verband met het plegen van een strafbaar feit. Ex-gedetineerde jongeren tussen de twaalf en achttien jaar Dit is de doelgroep van het onderzoek. De doelgroep is al gespecificeerd op leeftijd. Een verdere specificatie van de jongeren zelf is momenteel niet vereist voor het onderzoek. Het doel van het onderzoek is immers het in kaart brengen van de nazorg, en niet de jongeren zelf. Met exgedetineerde jongeren wordt in het kader van dit onderzoek bedoeld, dat het jongeren betreft die: - De leeftijd tussen twaalf en achttien jaar hebben; - die in jeugddetentie zaten; - aansluitend kon er bij jeugddetentie sprake zijn van een PIJ-maatregel; - het verblijf in de justitiële jeugdinrichting stond in verband met het plegen van een strafbaar feit; - wel of geen nazorg ontvangen. Afkomstig uit de gemeente Katwijk Deze definitie houdt in dat de jongere voor het verblijf in jeugddetentie woonachtig was in de gemeente Katwijk. Dit is relevant voor het onderzoek, omdat het hier gaat om een onderzoek voor een organisatie (Kocon) die de gemeente Katwijk tot het werkgebied rekent. 2 3
Bron: Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, Ministerie van Justitie, mei 2007, pagina 1. Uitleg PIJ-maatregel http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdcriminaliteit/vraag-en-antwoord/wat-is-een-pijmaatregel.html Geraadpleegd d.d. 24 juni 2012.
10
De Jure Deze term komt uit het Latijnse spreekwoord “De Jure et de Facto” wat betekent: “volgens het recht en de feiten”.4 In dit onderzoek wordt met de Jure gedoeld op de vraag hoe de nazorg op het gebied van wet en regelgeving is geregeld. Het gaat om de theoretische en juridische aspecten van nazorg. De Jure is in dit onderzoek weergegeven in: - Wetgeving; - regelgeving; - beleidsstukken die relevant zijn voor dit thema; - theoretische werkwijze van organisaties die betrokken zijn bij nazorg van ex-gedetineerde jongeren. De Facto De term de Facto is het tweede gedeelte van het Latijnse spreekwoord “De Jure et de Facto”. Met de Facto doelt men op de feiten oftewel, de praktijk. In dit onderzoek staat de Facto voor het gebied van uitvoering in de praktijk. Voor dit onderzoek is “de Facto” uitgewerkt in: - Uitvoerende organisaties die zich tot de doelgroep richten; - praktische uitwerking van wet- en regelgeving; - ervaringen van de doelgroep. Georganiseerd De hoofdvraag sluit af met dit werkwoord. Voor dit onderzoek is van belang om te achterhalen hoe alle nazorg die zich tot de doelgroep richt is weergegeven. Met georganiseerd wordt in dit onderzoek bedoeld: “Wat er van januari 2009 tot juni 2012 toe is geregeled op het gebied van nazorg voor ex- gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar afkomstig uit Katwijk”. Het werkwoord ‘georganiseerd’ richt zich hiermee tot zowel het theoretische als het praktische aspect van nazorg. De organisatie van de geboden nazorg zal worden weergegeven in de sociaaljuridische kaart en wordt aangeboden aan het bestuur van Stichting Kocon. Geboden nazorg In deelvraag vier komt het begrip “geboden nazorg” voor. Voor dit onderzoek wordt dit als volgt uiteengezet: Nazorg; - die zich richt op ex-gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar; - die afkomstig zijn uit de gemeente Katwijk; - in de periode januari 2009 tot en met juni 2012.
2.4
Vraagtypes
Het onderzoek draait om de volgende hoofdvraag: “Hoe is de nazorg van ex-gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar afkomstig uit de gemeente Katwijk zowel de Jure als de Facto tussen 2009 en heden georganiseerd” De hoofdvraag heeft een beschrijvend karakter. Beantwoording van deze hoofdvraag geeft als uitkomst dat duidelijk is hoe de nazorg aan ex-gedetineerde jongeren uit de gemeente Katwijk is geregeld. De keuze voor deze vraag komt voort uit de wens van zowel Kocon als de gemeente Katwijk om meer inzicht te krijgen in de organisatie van de nazorg van ex-gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar afkomstig uit de gemeente Katwijk.
4
Spreekwoord De jure et de facto http://www.woorden.org/spreekwoord.php?woord=de%20jure > Geraadpleegd d.d. 22 juni 2012.
11
De vraag naar het ‘hoe’ in de hoofdvraag splitst zich in het onderzoek op in twee terreinen, te weten De Jure (volgens de regels) en De Facto (volgens de praktijk). Hieruit ontstaan vier deelvragen: 1) Wat is de relevante wet – en regelgeving rondom de nazorg van ex-gedetineerde jongeren? Dit is een beschrijvende vraag. De vraag kent een theoretisch karakter. Het doel van deze vraag is het achterhalen van relevante wetten, regels en beleid over nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. 2) Hoe vindt uitvoering van de relevante wet- en regelgeving plaats in de praktijk van de gemeente Katwijk? Deze vraag is evaluerend van aard. Dit is een vraag die op de praktijk is gericht. De eerder benoemde relevante wet en regelgeving worden wederom onder de loep genomen, dit maal om te achterhalen hoe zij in de praktijk worden uitgevoerd. 3) Welke organisaties zijn betrokken bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk? Hier gaat het om een definiërende vraag. Bij deze vraag is het de bedoeling om de bestaande organisaties die zich bezighouden met nazorg verlenen aan ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk te vinden. Ook wil ik hierbij onderzoeken welke hulp deze organisaties precies bieden aan deze jongeren. Deze vraag gaat dus in op zowel de theorie als de praktijk. 4) Wat vinden ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk van de geboden nazorg in de periode januari 2009-2012? Deze vraag kent een evaluerend karakter. Het doel is om een aantal personen te benaderen die in jeugddetentie hebben gezeten tussen 2009 en 2012. Door middel van een diepte interview wil ik achterhalen of zij nazorg ontvingen en wat zij van deze nazorg vinden. De vraag is daarmee op de praktijk gericht. Type onderzoek Dit onderzoek is een praktijkgericht onderzoek. Het onderzoeksresultaat is er op gericht om de opdrachtgever een duidelijk overzicht te geven in de bestaande nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. Het praktijkgerichte aspect komt naar voren bij het in kaartbrengen van hoe deze nazorg daadwerkelijk plaatsvindt. Het doel achter dit onderzoek is het verschaffen van inzicht aan Kocon. Er wordt gezocht naar inzicht door middel van tekstuele uitleg en interpretatie, in plaats van numerieke gegevens. Hiermee kan ook de conclusie getrokken worden dat dit om een kwalitatief onderzoek gaat.
2.5
Relevantie van het onderzoek
Dit is een onderzoek op sociaal en juridisch gebied en betreft de nazorg van een groep jonge mensen. Het in kaart brengen van het juridische aspect van nazorg geeft zowel hulpverlenende instanties als de gemeente inzicht in de bestaande aanpak van nazorg na jeugddetenties. Ook wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om dit eventueel beter op elkaar aan te laten sluiten. De meerwaarde van dit onderzoek blijkt uit het overzichtelijk maken van geboden nazorg aan exgedetineerde jongeren uit Katwijk door middel van een sociaal- juridische kaart.
2.6
Onderzoeksopzet in schema
In figuur 1 is de oorspronkelijke onderzoeksopzet in een schema weergegeven. Dit geeft op een snelle manier inzicht in de gevolgde aanpak.5 5
Met uitzondering van de beoogde interiews met de doelgroep is de onderzoeksopzet uitgewerkt zoals dit is weer gegeven in dit schema.
12
Hoe is de nazorg van ex-gedetineerde jongeren tussen 12 en 18 jaar afkomstig uit de gemeente Katwijk vanuit zowel De Jure als De Facto vanaf 2009 tot heden vorm gegeven.
Figuur 1 - Onderzoeksopzet in schema
13
Hoofdstuk 3
De Jure - Theoretisch kader
Dit hoofstuk omvat de relevante theoretische informatie die nodig was om mijn onderzoek uit te voeren. Al deze informatie tesamen beantwoord het de Jure gedeelte van mijn hoofdvraag. Het theoretisch kader geeft daarmee antwoord op de vraag hoe nazorg in theorie is geregeld voor Katwijkse ex-gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar. De term de Jure komt uit het Latijnse spreekwoord “De Jure et De Facto6” wat betekent: “volgens het recht en de feiten”. In dit onderzoek wordt met De Jure gedoeld op de vraag hoe de nazorg op het gebied van wet en regelgeving is geregeld. Het gaat om de theoretische en juridische aspecten van nazorg. De Jure is in dit onderzoek weergegeven in: 3.1 Landelijke wetgeving en beleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Regionaal beleid 3.4 Lokaal beleid 3.5 Theoretische procedure Jeugdstrafrecht en betrokken organisaties 3.6 Theoretisch kader bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren
3.1
Landelijke wetgeving
In deze paragraaf komt de relevante wetgeving aan de orde. Achtereenvolgend gaat het om: - Jeugdstrafrecht; - Jeugdstrafprocesrecht; - Wet op de Jeugdzorg; - Beleid Wet op de Jeugdzorg; - Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen. Jeugstrafrecht Het Jeugdstrafrecht is geregeld in boek 1 titel VIIIA art 77a – 77HH van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Een kinderrechter kan kiezen uit verschillende straffen en maatregelen. Er bestaan drie soorten hoofdstraf: detentie, een taakstraf of een boete. Daarnaast mag de rechter daar maatregelen aan toevoegen. Het verschil tussen een straf en een maatregel is dat straf wordt gezien als vergelding of leedtoevoeging aan de verdachte. Een maatregel heeft vaak een opvoedend of corrigerend karakter.7 Een bekend voorbeeld van een maatregel is de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, kortweg de PIJ-maatregel genoemd.8 Een dergelijke inrichting voor jongeren heeft een meer pedagogisch karakter in plaats van een vergeldend, zoals bij jeugddetentie. Jeugddetentie duurt maximaal één jaar als het gaat om een verdachte die jonger is dan zestien jaar. Voor jongeren van zestien en zeventien jaar kan jeugddetentie oplopen tot maximaal twee jaar. Sinds 23 juni 2011 is artikel 21a ingevoegd in het Besluit tenuitvoerlegging Jeugdstrafrecht, waarin de inrichting van een netwerk- en Trajectberaad worden vermeld. Vanwege de grote relevantie van deze overlegstructuren voor de nazorg, volgt in hoofdstuk 3 een nadere uitwerking van dit besluit.
6 7 8
Spreekwoord De Jure et de Facto http://www.woorden.org/spreekwoord.php?woord=de%20jure > Geraadpleegd d.d. 06-09-2012. Jeugdstrafrecht in vraag en antwoord, Ministerie van Justitie en Raad voor de Kinderbescherming, oktober 2011, Straffen en maatregelen, punt84, pagina 40. Uitleg PIJ maatregel http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdcriminaliteit/vraag-en-antwoord/wat-is-een-pijmaatregel.html > Geraadpleegd d.d. 24 juni 2012.
14
Jeugdstrafprocesrecht Het Jeugdstrafprocesrecht is geregeld in boek IV titel II art 486–505 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierin staat de procedure van de rechtsgang en de daarbij behorende bevoegdheden rondom het jeugdstrafprocesrecht beschreven. Kinderen onder de twaalf jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd. Het Jeugdstrafrecht geldt voor kinderen vanaf twaalf tot achttien jaar. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) wordt altijd ingelicht van het feit dat een jongere een strafbaar feit heeft gepleegd. De officier van justitie mag ook aan de RvdK informatie vragen over de verdachte. De zitting is niet openbaar en de rechtzaak vindt alijd achter gesloten deuren plaats bij de kinderrechter. Ouders van een minderjarige verdachte ontvangen een oproep voor het bijwonen van de zitting en tijdens de zitting zelf kunnen zij hun mening of visie inbrengen. Alle belangrijke schriftelijke stukken die te maken hebben met de strafrechtelijke vervolging van een minderjarige worden ook aan de ouders uitgedeeld. Wanneer een partij het niet eens is met de uitspraak dan is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof van Arnhem. Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht “Na artikel 21 wordt een afdeling ingevoegd, luidende: AFDELING IIIA HET NETWERKBERAAD EN HET TRAJECTBERAAD
Artikel 21a 1. Er is een Netwerkberaad en een Trajectberaad. 2. Het Netwerkberaad en Trajectberaad hebben tot doel de voorbereiding van de terugkeer in de samenleving van jeugdigen die op strafrechtelijke titel in een inrichting verblijven of hebben verbleven en het bevorderen van geleidelijke overgangen bij deze terugkeer. 3. Aan het Netwerkberaad nemen deel: a. een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming, b. een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering dan wel de reclassering, en c. een vertegenwoordiger van de inrichting waarin de jeugdige verblijft. 4. De vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming is voorzitter van het Netwerkberaad. 5. Aan het Trajectberaad nemen deel: a. een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming, b. een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering dan wel de reclassering, c. een vertegenwoordiger van de inrichting waarin de jeugdige heeft verbleven, en d. een vertegenwoordiger de gemeente, waar de jeugdige na zijn verblijf in de jeugdinrichting zal verblijven. 6. De vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming is voorzitter van het Trajectberaad.” Citaat uit: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Jaargang 2011, Nr. 304, Te raadplegen sinds donderdag 23 juni 2011 9:00
Wet op de Jeugdzorg De Wet op de Jeugdzorg werd op 20 april 2004 door de Eerste Kamer aangenomen en trad in werking op 1 januari 2005. Deze wet biedt de juridische grondslag voor hulp aan jongeren tot achttien jaar en hun ouders bij het oplossen van problemen bij het opgroeien en opvoeden. Jeugdzorg op grond van de Wet op de Jeugdzorg geldt voor jeugdigen tot achttien jaar9 met ernstige opgroei- en opvoedproblemen die niet te helpen zijn via de algemene voorzieningen zoals onderwijs, jeugdgezondheidszorg of het maatschappelijk werk. Jeugdzorg is ook bestemd voor de ouders of andere opvoeders.
9
In sommige gevallen (als Bureau Jeugdzorg dit noodzakelijk acht) kan de hulpverlening doorlopen tot het 23e levensjaar.
15
Beleid Wet op de Jeugdzorg De landelijke overheid stelt het beleidskader vast, de provincie is hoofdverantwoordelijke en de gemeente is verantwoordelijk voor lokaal jeugdbeleid. De vijf belangrijkste beleidsdoelstellingen van de Wet op de Jeugdzorg zijn: 1) De vraag van de cliënt centraal: Door de vraag van de cliënt centraal te stellen, krijgt de jongere eerder passende zorg. 2) Recht op jeugdzorg: Een jongere heeft recht op zorg wanneer Bureau Jeugdzorg hier een indicatie voor heeft afgegeven. De zorg moet aan voorwaarden voldoen zoals maatwerk en op tijd beschikbaar. 3) Eén centrale, herkenbare toegang tot de jeugdzorg: Bureau Jeugdzorg is onafhankelijk en de enige organisatie die onafhankelijk het verzoek om hulp beoordeelt. Dit voorkomt dat cliënten niet goed weten waar zij terecht kunnen. 4) Integratie van Advies- en meldpunten kindermishandeling (AMK), de (gezins)voogdij en de Jeugdreclassering in het Bureau Jeugdzorg: Als een jongere niet zelf om hulp (kan) vragen, kan Bureau Jeugdzorg zelf actie ondernemen om de jongere te beschermen. Dit geldt ook voor de Jeugdreclassering en het AMK. 5) Introductie van gezinscoaching: De Wet op de Jeugdzorg regelt gezinscoaching. Een gezinscoach coördineert hulpverlening bij gezinnen met meervoudige problematiek, waardoor hulpverleners niet langs elkaar, maar met elkaar werken. Bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zorgt het Bureau Jeugdzorg ervoor dat het gezin een gezinscoach krijgt. In andere situaties de gemeenten. De Bureaus Jeugdzorg en de zorgaanbieders moeten jaarlijks een verslag publiceren voor Gedeputeerde Staten, de Inspectie Jeugdzorg en cliëntenorganisaties met gegevens over de kwaliteit van het werk, de evaluatie hiervan en de wijze waarop cliënten betrokken zijn bij de kwaliteit. Het toezicht op de uitvoering en kwaliteit van de Wet op de Jeugdzorg ligt bij de Inspectie Jeugdzorg10. De Inspectie doet dit op eigen initiatief, op verzoek van een provincie of op verzoek van de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en/of Veiligheid en Justitie. Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen De Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen regelt de wettelijke taken van Justitiële Jeugdinrichtingen. De wet bevat de randvoorwaarden waar de JJI’s aan moeten voldoen. De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor deze wet.11 Perspectiefplan In artikel 20 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen staat beschreven dat de directie een Perspectiefplan dient op te stellen voor de jongere, als hij langer dan drie weken in detentie blijft. Dit plan biedt de veroordeelde jongere doelen en de mogelijkheid om deze te bereiken.12 Het Perspectiefplan13 richt zich ook op de periode na detentie en is daarmee een belangrijke voorloper van nazorg. “Het verlofplan, het scholings- en trainingsprogramma en de voorbereiding op de nazorg maken, voor zover van toepassing, maken onderdeel uit van het Perspectiefplan.”14 10 De Inspectie jeugdzorg houdt ook toezicht op de Raad voor de Kinderbescherming. De Inspectie heeft de mogelijkheid om een schriftelijk bevel te geven wanneer bestuurlijk ingrijpen bij een organisatie nodig is. Bron: http://www.inspectiejeugdzorg.nl > Geraadpleegd d.d. 14 september 2012. 11 Bron http://www.inspectiejeugdzorg.nl/onderwerpen/ABC/?id=51&t=Wetten > Geraadpleegd d.d. 18 september 2012. 12 Bron http://www.dejeugdinrichting.nl/pdf/perspectiefplan.pdf > Geraadpleegd d.d. 18 september 2012. 13 Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/31915/stb-2011-304?resultIndex=3&sorttype=1&sortorder=4
16
Verplichte nazorg na jeugddetentie en de PIJ-maatregel Een PIJ-maatregel kan voor maximaal drie jaar worden opgelegd en na twee jaar eindigt de maatregel (behoudens verlenging) voorwaardelijk. Gedurende een door de rechter te bepalen periode vindt dan nazorg plaats. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden daarbij, kan terugplaatsing naar de JJI voor maximaal één jaar plaatsvinden. Jongeren met een jeugddetentie waarbij een strafrestant resteert van meer dan drie maanden jeugddetentie gaan verplicht met een scholings- en trainingsprogramma (STP). Op 14 juni 2012 is een wijziging in het Wetboek van Strafrecht vastgelegd om een hiaat in de regeling van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) te herstellen. Deze wetswijziging vereenvoudigt de verplichte nazorg bij de PIJmaatregel15 omdat de verplichte rechterlijke procedures komen te vervallen als de nazorg goed verloopt. Dat wil zeggen als de jeugdige zich gedraagt naar de aanwijzingen van de reclassering. Jongeren kunnen tijdens de periode van voorwaardelijke beëindiging maximaal twee keer worden teruggeplaatst, de zogenaamde ‘time-out’, om de jongere te stimuleren aan de voorwaarde te blijven voldoen.16 Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft iedere gemeente in Nederland de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat al haar inwonende burgers goed meedoen in de samenleving. Gemeenten zijn verplicht eens in de vier jaar hun beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning op de negen prestatievelden vast te leggen. De WMO is een kaderwet, dat wil zeggen dat gemeenten een eigen beleid kunnen maken dat past binnen de kaders die de WMO aangeeft. De gemeente Katwijk heeft haar beleid over de invulling van de WMO uiteengezet in het Beleidsplan WMO 2012-2015. Zie voor de uitwerking van het beleid op de relevante prestatievelden van de WMO paragraaf 3.1.4 van dit onderzoek.
3.2
Provinciaal beleid
De provincies en grootstedelijke regio’s zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wet op de Jeugdzorg en zien toe op de planning, financiering en kwaliteit van de Bureaus Jeugdzorg.17 Voor de uitvoering ontvangen zij geld van de rijksoverheid, via de ministeries van VWS (zorg) en het ministerie van Justitie (jeugdbescherming en Jeugdreclassering). De provincie Zuid-Holland is opgedeeld in een aantal regio’s. Zie figuur 2. De gemeente Katwijk valt onder de regio Zuid-Holland Noord. Omdat de gemeente Katwijk in Zuid-Holland ligt, volgt hieronder het beleid van de provincie Zuid-Holland. Het beleid van de provincie Zuid-Holland staat beschreven in het ‘Uitvoeringsprogramma Jeugd 2012- Provincie Zuid-Holland’. De provincie subsidieert de Bureaus voor Jeugdzorg.18
14 Bron: Reglement justitiële jeugdinrichtingen, Hoofdstuk 5 Het perspectiefplan, Artikel 26 Citaat uit: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Jaargang 2011, Nr. 304, Te raadplegen sinds donderdag 23 juni 2011 9:00. 15 Bron: http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/31915_aanpassing_tenuitvoerlegging > Geraadpleegd d.d. 3 oktober 2012. 16 Naar aanleiding van deze wijziging in het Wetboek van Strafrecht zijn ook wijzigingen in het jeugdstraf(proces)recht en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen aangebracht gerelateerd aan de verplichte nazorg bij een PIJ. 17 De twaalf provincies en de drie grootstedelijke regio’s werken samen op het terrein van de jeugdzorg in het Interprovinciaal Overleg (IPO). Zie www.ipo.nl. 18 De provincie Zuid Holland subsidieert ook enkele andere jeugdzorgaanbieders: Cardea, Stek Jeugdzorg, Trivium Lindenhof en Horizon. Deze jeugdzorgaanbieders leveren jeugdhulp, verblijf en observatiediagnostiek, de drie vormen die in de Wet op de Jeugdzorg zijn genoemd. Het gaat om een breed aanbod van intensief ambulante zorg, dagbehandeling en residentiële zorg. De Horizon biedt specialistische residentiële zorg, besloten behandeling (alternatief voor plaatsing in een justitiële jeugdinrichting), dagbehandeling en pleegzorg.
17
Figuur 2 - Regio indeling jeugzorg Zuid Holland - Bron Provincie Zuid-Holland
Op het gebied van Jeugdreclassering in relatie tot nazorg is het beleid van de provincie erop gericht om te bereiken dat Bureau Jeugdzorg voor de uitvoering zorgt van opgelegde maatregelen bij Jeugdreclassering. Daar valt ook het nazorgtraject en advies over het inzetten van gedragsbeinvloedende maatregelen onder. De provincie wil verder ook de wachttijden in de jeugdzorg verkorten en stelt geld beschikbaar aan gemeenten om licht pedagogische hulp in te kopen om zo geïndiceerde jeugdzorg te voorkomen.
3.3
Regionaal beleid
Het regionale samenwerkingsverband Holland Rijnland bestaat vanaf 1 april 2010 en wordt gevormd door vijftien gemeenten, waaronder de gemeente Katwijk. Project Ketenaanpak Jeugd Holland Rijnland In Holland Rijnland werken de gemeenten samen, onder andere op het gebied van jeugdbeleid. De samenwerking tussen gemeenten en zorginstellingen is vastgelegd in het Convenant Ketenaanpak jeugdbeleid, jeugdzorg en gezinsondersteuning Zuid-Holland Noord 2007-2010.19 Vanuit dit project Ketenaanpak zijn de randvoorwaarden voor de lokale Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkeld, is er een regionale Verwijsindex risicojongeren ingevoerd en is de samenwerking tussen hulpverleners beter op elkaar afgestemd. Vanaf 2011 bereidt Holland Rijnland de overgang van de jeugdzorg naar gemeenten voor. Dit zal plaatsvinden in 2014.20 Focus 14 Holland Rijnland heeft voor de bestuursperiode 2010-2014 een concept strategische agenda voor de regio opgesteld onder de naam ‘Focus 14’.21 Hierin zijn opgenomen de hoofddoelen en het uitvoeringskader van de gezamenlijke gemeenten. De nota Focus 14 kan door de deelnemende gemeenten en Holland Rijnland worden vertaald naar eigen individuele beleid- en werkplannen. In paragraaf 2 ‘Naar een sluitend aanbod van zorg voor jeugd en gezin’ gaat vooral in op de transitie van Jeugdzorg naar de gemeenten en de opvoed- en opgroeiondersteuning. Als een 19 Bron http://www.hollandrijnland.net/sociale_agenda/jeugd/project-ketenaanpak-1/convenant-ketenaanpak > Geraadpleegd d.d. 3 oktober 2012. 20 Overgang jeugdzorg naar gemeenten http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdzorg geraadpleegd d.d. 2409-2112 > Geraadpleegd d.d. 3 oktober 2012. 21 Ontwerp Focus 2014 – Holland Rijnland - januari 2010, Hoofdstuk 5.3 De hoofdopgaven voor de sociale agenda 2010-2014, paragraaf 2, pagina 39 en 40.
18
opgave voor de komende periode wordt genoemd: “Oplossen van knelpunten in de nazorg voor jeugdigen die uitstromen uit geïndiceerde jeugdzorg of detentie”. De verdere uitwerking over de aanpak hiervan of het benoemden van de knelpunten ontbreekt in deze nota. In een nota bene wordt verwezen naar de invulling hiervan door de gemeenten omdat gemeenten een zorgtaak hebben waar het gaat om de opvang van jeugdigen die uitstromen uit detentie.
3.4
Lokaal beleid
Voor gemeenten bestaat er geen wettelijke plicht tot het verschaffen van nazorg aan exgedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar.22 Vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft iedere gemeente in Nederland de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat al haar inwonende burgers goed mee kunnen doen in de samenleving. Zoveel als mogelijk op eigen kracht en met eigen verantwoordelijkheid. Op het moment dat een jongere uitstroomt uit detentie is het een taak van de gemeente, net zoals bij andere jongeren, om deze jongere te ondersteunen op het gebied van onderwijs, werk & inkomen en huisvesting. De WMO is een kaderwet, dat wil zeggen dat gemeenten een eigen beleid kunnen maken dat past binnen de kaders die de WMO aangeeft. Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Katwijk De gemeente Katwijk heeft haar beleid over de invulling van de WMO uiteengezet in het Beleidsplan WMO 2012-2015. In dit beleidsplan komen vijf domeinen naar voren. Voor dit onderzoek zijn Domein twee23: opgroeien en Domein vijf24: preventie, zorg en opvang relevant. Domein twee geeft weer welke zaken er vanuit de WMO vallen onder het jeugdbeleid. Dit domein heet dan ook “Opgroeien”. Hierin valt te lezen dat de gemeente Katwijk vooral insteekt op preventieve ondersteuning van kinderen en hun ouders. Er is een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) opgezet. De gemeente werkt in regionaal verband mee aan een fysiek jongerenloket, waar de nadruk ligt op het terugdringen van schooluitval. De gemeente Katwijk hecht er veel belang aan dat jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie.25 Domein vijf gaat over maatschappelijke opvang, huiselijk geweld, het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg en het voeren van verslavingsbeleid. Dit domein is relevant omdat hier ook de nazorg aan ex-gedetineerden aan bod komt. Het doel is om alle burgers aan de samenleving deel te laten nemen. Op het gebied van activering, re-integratie en nazorg is de gemeente Katwijk samen met Stichting Kocon het project “sluitende aanpak nazorg ex-gedetineerden” gestart in 2011. Er is een gemeentelijke nazorgcoördinator aangesteld. Deze persoon zet hulpvragen uit en bewaakt het interne proces van dit project. In 2013 wordt dit project geëvalueerd. Beleidsnota Jeugd van de gemeente Katwijk In 1999 is de beleidsnota jeugd met de titel ‘Jeugd op Koers’ opgesteld om het jeugdbeleid van de gemeente Katwijk vorm te geven. Deze nota is tot op heden niet vervangen voor een recentere versie. Een nieuwe versie staat gepland voor oktober 2012. Het nu geldende jeugdbeleid heeft drie 26 belangrijke uitgangspunten: De behoeften van jeugd staan centraal. Hierbij moet men denken aan behoefte op basis van leeftijd, pedagogisch milieu en eigen mogelijkheden. 22 Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, Ministerie van Justitie, mei 2007 pagina 5. 23 Domein 2 richt zich op Prestatieveld 2 van de WMO: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 24 Domein 5 richt zich op de Prestatievelden 7, 8 en 9 van de WMO: maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld; het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; het voeren van verslavingsbeleid. 25 Wmo beleidsplan gemeente Katwijk, pagina 21. 26 Beleidsnota Jeugd op Koers, gemeente Katwijk, pagina 13.
19
Andere uitgangspunten zijn: - De actieve betrokkenheid en de verantwoordelijkheid van de jeugd wordt bevorderd door methodiekontwikkeling; - de verschillende pedagogische milieus moeten op elkaar aansluiten en elkaar aanvullen, aangezien de ontwikkeling van de jeugd in een pedagogische context plaatsvindt. Zoals in figuur 3 te zien is, richt de beleidsnota zich vooral op onderwijs, zorg en vrije tijdsbesteding van Katwijkse kinderen en jongeren tot achttien jaar. Voor jongeren die licht crimineel gedrag vertonen, verwijst de gemeente Katwijk naar bureau HALT.27 Als het gaat om zwaardere vergrijpen noemt de gemeente Katwijk Justitie de aangewezen partij om de betrokken jongere te helpen.28
Figuur 3 - Schematisch overzicht jeugdbeleid gemeente Katwijk
In figuur 4 is te zien welk jeugdbeleid de gemeente Katwijk buiten haar verantwoordelijkheid stelt. Waar de gemeente Katwijk wel op aandringt, is het streven naar meer projecten voor jongeren om hun taakstraf uit te voeren.
Figuur 4 - Schematisch overzicht jeugdbeleid buiten verantwoordelijkheid gemeente Katwijk
Jeugdzorgtaken naar gemeente Lokaal jeugdbeleid valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeente bevordert de samenwerking tussen lokale voorzieningen en de voorzieningen die niet direct door provincies worden aangestuurd. Een gemeente heeft hierbij de regie en moet vraag en aanbod op elkaar zien af te stemmen door informatieverstrekking en signalering van problemen met behulp van jeugdzorginstellingen. Sinds 2007 worden er Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) ontwikkeld. Onder de noemer van een Centrum voor Jeugd en Gezin moeten alle zorginstanties betrokken bij het jeugdbeleid gaan samenwerken. Het CJG moet ook de toeloop naar zwaardere hulp verminderen door vroegtijdig problemen te signaleren en aan te pakken. Het vorige kabinet heeft aangekondigd alle jeugdzorgtaken, inclusief de uitvoerende provinciale organisaties zoals Bureau Jeugdzorg, te decentraliseren naar de gemeenten. Zo kan er sprake zijn van één financieringsstroom en een ontschotting van het ondersteunings- en zorgaanbod. 27 Beleidsnota Jeugd op Koers, gemeente Katwijk pagina 41. 28 Beleidsnota Jeugd op Koers, gemeente Katwijk pagina 13.
20
Gemeenten kunnen dan meer investeren in preventie, ondersteuning en ambulante hulp zodat een beroep op duurdere vormen van zorg kan worden teruggedrongen. Een voorlopige planning is het jaar 2014. Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd gemeente De verantwoordelijkheid van een gemeente bij nazorg aan ex-gedetineerde jongeren wordt duidelijk omschreven in het verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd dat is opgesteld namens de minister van Justitie in 2007. Het kader legt uit welke instelling verantwoordelijkheid draagt voor ieder onderdeel van nazorg geboden aan ex-gedetineerde jongeren. Het doel van dit verantwoordelijkheidskader is helderheid te geven over de taakverdeling tussen overheid en instanties bij nazorg. Het verantwoordelijkheidskader stelt ook vast wat er precies wordt bedoeld met de term “nazorg”.29 Voor elke betrokken partij bij de nazorg wordt besproken welke taak zij hebben en vanuit welke wettelijke oorsprong deze taak komt. Zoals vermeld in het verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd bestaat er voor gemeenten geen wettelijke plicht tot het verschaffen van nazorg aan deze doelgroep.30 Wel heeft de gemeente een algemene zorgplicht naar haar burgers. Deze zorgplicht komt bijvoorbeeld naar voren bij het handhaven van de leerplicht of doorverwijzen naar een jongerenloket als een ex-gedetineerde jongere werk of een uitkering zoekt. Ook vanuit de WMO bestaat de mogelijkheid om specifiek gemeentelijk beleid te creeëren om zo betere nazorg te ontwikkelen voor minderjarige ex-gedetineerden.31 Voor de uitvoering van nazorg voor individuele jongeren liggen er vooral mogelijkheden voor de gemeente door deelname aan de Trajectberaden op uitnodiging van Bureau Jeugdzorg. De volgende paragraaf gaat hier nader op in. Handreiking Nazorg jeugdige exgedetineerden ‘Nazorg verzorgd’ - VNG De verantwoordelijkheden voor gemeenten liggen bij ’achttien-minners’ anders als bij de ’achttien-plussers’. Bij jongeren onder de achttien jaar hebben gemeenten te maken met de samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming en het Bureau Jeugdzorg/ de Jeugdreclassering. De handreiking Nazorg jeugdige exgedetineerden ‘Nazorg verzorgd’32 is opgesteld door de VNG om gemeenten te helpen met het opzetten van beleid betreffende nazorg van ex-gedetineerde jongeren. De handreiking stelt vier rollen vast waar een gemeente zich in kan positioneren als het gaat om nazorg bieden aan ex-gedetineerde jongeren. Het gaat hier om de rol van beleidsregisseur, uitvoerder, coordinator en procesregisseur.
“Elk jaar komen 2500 jongeren uit een jeugdinrichting terug naar hun gemeenten. Wij hebben als gemeenten dan twee opties: we laten ze hun eigen weg zoeken of we gaan ermee aan de slag. De eerste optie is veruit het gemakkelijkst en ook nog eens het goedkoopst. De tweede optie is lastig en kost veel inspanningen en dus ook geld. Toch geldt ook hier de oude regel: goedkoop is duurkoop. Want jongeren op het verkeerde pad, die hun gedrag niet veranderen, kosten de samenleving op den duur pas echt veel geld. Ze vervolgen hun carrière in de criminaliteit en snijden daarmee de weg naar een ‘normaal’ leven af. En de cijfers liegen er niet om: drie van de vier jongeren gaan binnen een paar jaar opnieuw in de fout.” Citaat van Annemarie Jorritsma, voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit het Woord vooraf van de Handreiking nazorg jeugdige ex-gedetineerden ‘Nazorg verzorgd’
29 Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, Ministerie van Justitie, mei 2007 pagina 1. 30 Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, Ministerie van Justitie, mei 2007 pagina 5. 31 Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, Ministerie van Justitie, mei 2007 pagina 5. 32 Bron: http://www.vng.nl/files/vng/vng/Documenten/Extranet/Sez/OGZ/Handreiking_jeugd_compleet_www.pdf Inleiding, pag. 10 > Geraadpleegd d.d. 03 oktober 2012.
21
Als beleidsregisseur is het de taak van de gemeente om het doel van de nazorg te bepalen en met welke partners zij dit doel gaat invullen. Ook is het dan belangrijk om vast te stellen met welke middelen en vanuit welk ‘potje’ dit wordt gedaan. Dit kan in de vorm van een beleidsplan. De rol van uitvoerder uit zich op de praktische taken die een gemeente uitoefent. Zo kan de gemeente hulp bieden bij het verstrekken van een ID kaart of paspoort, of het bieden van woonruimte als er voor de jongere geen plaats is binnen het gezin. Deze verantwoordelijkheid vloeit ook voort uit de verplichtingen van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Als coordinator ziet de handreiking vooral een rol van ‘spin in het web’ weggelegd voor gemeenten. De Raad voor de Kinderbescherming bewaakt de voortgang van de begeleiding van de jongere, het is dan de taak van de gemeente om aansluitende zorg te bieden. Tot slot is de rol van procesregisseur weggelegd om begeleiding te bieden als de nazorg vanuit het wettelijk opgelegde kader ophoudt. Het document stelt dat nazorg weliswaar begint in de jeugdinrichting maar het krijgt vorm en inhoud in de gemeente waarin de jongere verblijft.33 Een belangrijk aspect van het maken van beleid is het in kaart brengen van bestaande hulp en dienstverlening rondom nazorg van ex-gedetineerde jongeren. De handreiking noemt nadrukkelijk dat het maken van een sociale kaart hierbij uitkomst kan bieden.34 Pilot nazorg ex-gedetineerden uit Katwijk Deze pilot is van belang voor dit onderzoek omdat het de aanleiding vormde voor dit onderzoek. De gemeente Katwijk heeft in het beleidsplan voor de WMO ook expliciet de nazorg van exgedetineerden (volwassenen) opgenomen en werkt samen met de Stichting Kocon vanuit de praktijk aan een juiste inrichting van deze nazorg voor volwassen ex-gedetineerden. De Stichting Kocon bracht in december 2010 een voorstel in bij de gemeente Katwijk voor de lokale aanpak van nazorg van ex-gedetineerden uit Katwijk.35 In maart 2011 zijn Kocon en de gemeente samen gestart met de Pilot Nazorg ex-gedetineerden. De nazorg richt zich op de ondersteuning bij knelpunten die ex-gedetineerden vanaf achttien ervaren bij terugkeer uit detentie naar de gemeente Katwijk. Door vroegtijdig in contact te treden met verdachten en/of veroordeelden kan achteraf erger of terugval voorkomen worden. Doelen van de pilot nazorg ex-gedetineerden uit Katwijk zijn: - Het terugdringen van herhaling van criminaliteit en daarmee het terugdringen van overlast in de gemeente Katwijk; - re-integratie; het bevorderen van maatschappelijk herstel en het tegengaan van sociale uitsluiting. De activiteiten van de pilot richten zich op verdachten en veroordeelden36 die na vrijlating uit de gevangenis terugkeren naar de gemeente Katwijk of zich vestigen in de gemeente Katwijk. De werkwijze is als volgt: 1.
Aanmelding gebeurt via een medewerker maatschappelijke dienstverlening (MMD-er) van de Penitentiarie Inrichting (PI), al dan niet via het elektronische systeem DPAN 37, of door een verdachte of gedetineerde zelf.
33 Handreiking nazorg jeugdige ex-gedetineerden, Nazorg verzorgd. 34 Handreiking nazorg jeugdige ex gedetineerden Nazorg verzorgd, pagina 26. 35 Pilot nazorg ex-gedetineerden - Voorstel Stichting Kocon voor een pilot van twee jaar voor de nazorg aan exgedetineerden uit de gemeente Katwijk. Uitgave: Stichting Kocon, Katwijk, december 2010. 36 Hiertoe behoren ook degenen met een thuisdetentie. Het gaat hier om voorgenomen beleid met als verwachte ingangsdatum 1 januari 2011. 37 DPAN is het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg. Hierin kan de gemeente zien welke Katwijkers in detentie zitten en of zij hulpvragen hebben. De gemeente Katwijk is sinds april 2009 aangesloten.
22
2. 3.
4.
5.
6. 7.
3.5
Na de aanmelding volgt binnen vijf werkdagen een afspraak voor een intakegesprek. De trajectbegeleider zoekt de betrokkene op in een Huis van Bewaring of een gevangenis. Tijdens het intakegesprek inventariseert de trajectbegeleider relevante informatie en bespreekt met betrokkenen welke vervolgstappen nodig zijn. Op basis van de verstrekte gegevens en de bespreking beoordeelt de trajectbegeleider of en wanneer een vervolggesprek nodig is. De betrokkene krijgt direct na afloop van het intakegesprek of binnen 5 werkdagen te horen wat de vervolgprocedure is, met welke taakverdeling en wanneer. Zo mogelijk worden ook afspraken gepland tijdens verlof. Tot de vervolgstappen kunnen behoren: het in afstemming met de gemeentelijke nazorgcoördinator bemiddelen in contacten met de gemeente (afdeling Sociale Zaken, Publiekszaken) de werkgever, woningbouwcorporatie, zorginstellingen, enz. Na vrijlating vinden gesprekken plaats in de kantoorruimte van Kocon in Huize Callao, in de woning van betrokkene of een andere nader af te spreken ruimte. Afronding van het traject en monitoren. Mensen die geholpen zijn en geen beroep meer hoeven te doen op de trajectbegeleider worden nog enige tijd gevolgd om te voorkomen dat ze in de problemen komen en het meten van recidive. Zij kunnen ook altijd op eigen initiatief een beroep doen op de hulp van de trajectbegeleider.
Theoretische procedure Jeugdstrafrecht
Hoewel nazorg niet direct van toepassing is tijdens de procedure procedure van het strafrecht, is enig inzicht hierin gewenst omdat het wel direct de doelgroep betreft. De uitleg over de procedure in deze paragraaf focust zich op de toeleiding naar de jeugdgevangenis. Een jongere tot twaalf jaar kan niet vervolgd kan worden; de procedure geldt dus alleen voor jongeren tussen de twaalf en achttien jaar. Procedure Jeugdstrafrecht (leeftijd twaalf tot achttien jaar) De procedure van het Jeugdstrafrecht start bij (de verdenking van) het plegen van een strafbaar feit. Binnen dit traject zijn de volgende organisaties het belangrijkst: 1) 2) 3)
De politie die de jongere oppakt; het Openbaar Ministerie(OM) die kan besluiten tot strafvervolging; de rechter die de schuldvraag en strafmaat bepaalt.
Politie De politie is vaak de eerste instantie die te maken heeft met het strafbaar gedrag van minderjarigen. Zij hebben heeft twee keuzes als de jongere is gearresteerd: 1)
2)
Een proces verbaal (PV) opmaken en direct overdragen aan het OM. Dit gebeurt als er sprake is van (vermoedens van) ernstige feiten die het OM altijd voor de rechter zal brengen. Het gaat bijvoorbeeld om zware mishandeling, roofovervallen of woninginbraken. Een proces verbaal minderjarige (PVM) opmaken en overdragen aan het Justitieel Casus Overleg (JCO). Aan dit overleg nemen in ieder geval deel de politie, het OM en de Raad voor de Kinderbescherming. Gezamenlijk wordt bepaald wat de beste manier van afhandelen is. Het OM bepaalt officieel of de zaak voor de rechter komt of niet. Afhankelijk van de casus kan het JCO andere organisaties uitnodigen voor ondersteuning.
23
Het Openbaar Ministerie (OM) Het OM gaat over het al dan niet vervolgen van de jongere. Zij kan kiezen voor: 1) Voorwaardelijk seponeren: Bij een voorwaardelijk seponeren ziet het Openbaar Ministerie af van strafvervolging onder bepaalde voorwaardes. Er volgt geen strafvervolging als de jongere zich houdt aan de voorwaarden. Gebeurt dit echter niet, dan gaat het OM alsnog over tot strafvervolging. 2) Dagvaarden: Bij dagvaarden wordt de jongere voorgeleid naar de rechter, die beslist of de jongere al dan niet naar de jeugdgevangenis moet. Rechter Indien het tot een rechtzaak komt, is het aan de kinderrechter om een oordeel te geven over het gedrag van de jongere. De rechter beschikt over veel keuzes, varierend van gevangenisstraf tot vrijlating. De drie hoofdstraffen zijn: 1) 2) 3)
Jeugddetentie; geldboete; taakstraf: onderverdeeld in een werkstraf, leerstraf of een combinatie van beiden. De rechter kan maximaal twee van deze straffen opleggen en bepaalt de noodzaak voor nazorg.
Vervolgens kan de kinderrechter ook maatregelen opleggen die te combineren zijn met een straf: 1) 2) 3) 4) 5)
Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ); een gedrag beïnvloedende maatregel. (GBM); onttrekking aan het verkeer; ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel; schadevergoeding (indien de jongere in kwestie ouder is dan veertien jaar).
Tot slot heeft de rechter de mogelijkheid om de zaak zonder straf af te doen. Dit kan via: 1) 2)
Niet ontvankelijk verklaring; Rechterlijk pardon.
24
Procedure Jeugdstrafrecht in schema
Figuur 5 - Schematisch overzicht jeugdstrafrecht
25
Opleggen van jeugddetentie of behandeling in een jeugdinrichting Een jongere kan op verschillende manieren in een jeugdgevangenis terecht komen, namelijk: - Direct, als gevolg van de uitspraak van de rechter; - indirect als gevolg van het niet meewerken en/of niet betalen aan de opgelegde straf. Figuur 6 geeft de procedure weer in een schema. Daarna volgt een verdere toelichting. Procedure plaatsing in JJI in schema
Figuur 6 - Schematisch overzicht plaatsing in JJI
Jeugddetentie of PIJ-maatregel Er zijn twee straffen waarbij de rechter een jongere direct in een JJI plaatst. De eerste is het opleggen van de hoofdstraf jeugddetentie. Voor jongeren onder de zestien jaar is dit maximaal één jaar. Voor jongeren ouder dan zestien jaar geldt een maximum van twee jaar. De andere straf is het opleggen van de PIJ-maatregel. Hierbij gaat het om een misdrijf waar voorlopige hechtenis is toegestaan, de maatschappij beschermd moet worden en de maatregel in het belang van de jongere is. De jongere heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf en er is sprake van een ontwikkelingsstoornis of psychische aandoening waarvoor intensieve behandeling nodig. De rechter zal twee gedragsdeskundigen (meestal van het NIFP) raadplegen, maar is niet gebonden aan hun advies. Niet meewerken bij taakstraf of GBM Er zijn twee straffen waarbij een jongere niet direct door de uitspraak van de rechter in een JJI terecht komt. De eerste is wanneer de jongere zijn taakstraf niet correct uitvoert. De jongere krijgt bij de eerste keer dat hij zich niet aan de aan de afspraken houdt een gele kaart van zijn coördinator van de Raad van Kinderbescherming. De tweede keer krijgt de jongere een rode kaart en stopt zijn taakstraf. De officier van Justitie kan dan bevelen om de vervangende jeugddetentie te starten. De tweede manier gebeurt als er een GBM is opgelegd. Een GBM is aan de orde als een jongere meerdere malen misdrijven pleegde, meerdere keren is veroordeeld, of het misdrijf erg zwaar is. De maatregel kan alleen worden opgelegd als de Raad van Kinderbescherming dit advies gegeven heeft, met ondersteuning van minimaal een gedragsdeskundige. Het doel van een GBM is 26
heropvoeding van de jongere. Als een jongere niet meewerkt aan het programma van de Jeugdreclassering (BJz) dan volgt alsnog jeugddetentie. Niet betalen van geldboete of schadevergoeding Wanneer een jongere geen mogelijkheid heeft of niet wil meewerken aan zijn verplichting om verschuldigde bedragen te voldoen, dan zal hij alsnog in een JJi geplaatst worden. Er zijn drie straffen waarbij een jongere geld verschuldigd is aan het CJIB; de geldboete, de schadevergoeding en de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De geldboete is een van de drie hoofdstraffen en moet altijd binnen twee jaar terugbetaald worden. De hoogte varieert per misdrijf, maar is altijd minimaal €3, -. Op het moment dat de jongere niet kan of wil betalen, krijgt hij per €15, - één dag jeugddetentie opgelegd tot een maximum van drie maanden. Gespecialiseerde afdelingen Binnen de Justitiële Jeugdinrichtingen bestaan de volgende gespecialiseerde afdelingen: - Forensische Observatie- en BegeleidingsAfdeling (FOBA:) Deze afdeling richt zich op het begeleiden van jongeren die een directe psychische crisis hebben en gestabiliseerd moeten worden. - Licht verstandelijk beperkten (LVB-afdeling): Jongeren met een IQ van tussen de vijftig en tachtig krijgen op deze afdeling een aanpak op maat. - Very Intensive Care (VIC-afdeling): Op deze afdeling kunnen deze jongeren terecht met een psychische of persoonlijkheidsstoornis. - Ernstige Sexuele Problematiek-afdeling (ESP-afdeling): Jongeren die ernstige seksuele problematiek hebben, worden op deze afdeling begeleid. - Individuele Traject Afdeling (ITA): Deze afdeling behandelt jongeren die een negatief effect hebben op hun groepsgenoten. - Forensische observatieafdeling: Deze afdeling observeren en beoordelen jongeren die in de JJI zitten vanwege een PIJmaatregel. Hieruit volgt ook een beslissing of de PIJ-maatregel wel/niet verlengd moet worden. Begeleiding in de JJI - YOUTURN Op het moment dat een jongere de JJI binnenstapt, wordt structuur aangebracht met behulp van de zogeheten ‘Youturn-methode’, kortweg YOUTURN. Centraal hierin staat het aanleren van eigen verantwoordelijkheid van de jongere. Het gaat om een uniforme werkwijze binnen alle JJI’s waardoor een eventuele overplaatsing geen problemen zou moeten vormen. De Youturn methode bestaat uit vijf fasen: de intake, het dagprogramma, persoonlijke ontwikkeling, voorbereiden nieuwe start en nazorg. Fase 1 De intake (Perspectiefplan) Het opstellen en bespreken van het Perspectiefplan vindt plaats op basis van informatie verzameld door de Raad voor de Kinderbescherming, de JJI en de Jeugdreclassering, medische informatie en gesprekken met de jongere en de ouders. Het Perspectiefplan wordt ook besproken met de jongere en de ouders van de jongere. Fase 2 Het dagprogramma In de tweede fase, ongeveer tien weken, staat het dagritme vooraf vaststaat. Doordeweeks gaat de jongere naar school en zijn er groepsbijeenkomsten gericht op het maken van moeilijke keuzes.
27
Fase 3 Persoonlijke ontwikkeling De duur van deze fase is afhankelijk van de straflengte die de rechter heeft bepaald. Het eerder genoemde dagprogramma (fase 2) krijgt in deze fase drie aanvullingen: 1) De jongere werkt aan persoonlijke doelen; 2) de jongere volgt gedragsinterventies; 3) er is nu ook een mogelijkheid om verlof te krijgen op het moment dat de jongere eraan toe is. Fase 4 Voorbereiden nieuwe start (STP) Deze fase valt buiten de JJI. In deze fase krijgt de jongere een opleiding of een training. Een scholing en trainingprogramma (STP). Om in aanmerking te komen voor een STP, moet er ruimte zijn voor Workwise-trajecten. Bij het Work-wise traject wordt geprobeerd om de jongere aan een baan te helpen. De jongere wordt daarin ondersteund door de individuele trajectbegeleider (ITB’er) van de JJI. Verder kan het zijn dat de jongere nog gedragsinterventies moet doen, of nog onder toezicht staat van een gedragswetenschapper. Fase 5 Nazorg In het laatste gedeelte van deze methode komt de verschillende soorten van nazorg aan bod. De trajectbegeleider van de JJI draagt de verantwoordelijkheid over aan de Jeugdreclassering. Hieronder (figuur 7) is de methode YOUTURN in een schematisch overzicht weergegeven. Schema YOUTURN
Figuur 7 - Schematisch overzicht methode YOUTURN
3.6
Theoretisch kader bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren
In de Wet op de Jeugdzorg voor twaalf tot achttien jarigen is geregeld dat Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk is voor de uitvoering van jeugdzorg. Figuur 8 geeft weer hoe een minderjarige bij Bureau Jeugdzorg terecht kan komen, en vanuit waar het zorgaanbod is geregeld.38 38 http://www.cardea.nl/CmsData/Downloadables/Algemeen/wet%20op%20de%20jeugdzorg.pdf > Geraadpleegd d.d. 03-10-2012.
28
Figuur 8 - Keten van de Jeugdzorg
In het kader van dit onderzoek is de afdeling Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg (BJz/JR) relevant. De medewerkers van Jeugdreclassering geven uitvoering aan de nazorg van exgedetineerde jongeren. Zij begeleiden de jongeren (soms onder dwang, met een juridische ‘stok achter de deur’) na hun verblijf in een JJI. Bij ‘intensieve trajectbegeleiding’, krijgt de medewerker meer tijd voor de begeleiding. Zij zijn ook de formele toezichthouders in het kader van het Jeugdstrafrecht met een gedwongen karakter opgelegd door het Openbaar Ministerie of de rechter. Dat wil zeggen dat een jongere die met het Jeugdstrafrecht te maken heeft niet zelf kan kiezen of hij er wel of geen gebruik van wil maken. In heel Nederland krijgt het nazorgtraject vanuit BJz/JR op dezelfde wijze uitvoering. Een reclasseringsmedewerker van BJz/JR kan verder de volgende taken uitvoeren: - Vrijwillige begeleiding na een doorverwijzing door de Raad voor de Kinderbescherming vanwege een proces-verbaal; - tenuitvoerleggen van de leerstraf sociale vaardigheidstraining; - begeleiden bij scholings- en trainingsprogramma's (STP); - rapporteren en adviseren aan de Raad voor de Kinderbescherming, de rechter en de officier van justitie. Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is casusregisseur bij Jeugdstrafrechtzaken. Dit betekent dat de RvdK er op toe ziet dat iedere Jeugdstrafrechtzaak van af het moment dat de politie dit meldt, totdat de nazorg is beëindigd er op toe ziet dat de stappen juist worden genomen.39 Vanaf het moment dat een jongere in detentie raakt, organiseert de RvdK als casusregisseur de netwerken trajectberaden. Het is hun taak om de ketenpartners uit te nodigen voor deze beraden. Ook is het de verantwoordelijkheid van de RvdK dat de hulpverlening aan de jongere goed aansluit bij zijn of haar behoeften. In het verantwoordelijkheidskader nazorg Jeugd uit 2007 is opgenomen welke verantwoordelijkheden de RvdK heeft bij nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. Dit zijn de volgende taken: - Bewaakt of de jeugdige op tijd nazorg krijgt; - onderneemt actie naar betrokken ketenpartners, indien blijkt dat er voor de jongere niet tijdig nazorg beschikbaar komt (signaleringsfunctie); - fungeert als opdrachtgever voor BJz/ afdeling Jeugdreclassering; - toetst het nazorgplan, eventuele tussenrapportages en de eindrapportage van BJz/afdeling 39 Raad voor de Kinderbescherming casusregie http://www.kinderbescherming.nl/wat_doet_de_raad/straf/casusregie/ > Geraadpleegd d.d. 5 oktober 2012.
29
Jeugdreclassering; geeft informatie aan de betrokken ketenpartners, waaronder de gemeente, voor zover relevant voor hun aandeel in het traject; - ziet toe op een naadloze aansluiting met het vervolgtraject, indien de jeugdige na afloop van de nazorg nog zorg of begeleiding behoeft; Voor Katwijkse jongeren die in detentie raken is de Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden en Zuid-Holland verantwoordelijk als casusregisseur.40 -
Netwerkberaad en Trajectberaad Zoals eerder is vermeld in hoofdstuk 3 (landelijke wetgeving) is voor de nazorg na een verblijf in een JJI is vooral het Trajectberaad zoals beschreven in het Jeugdstrafrecht een belangrijke overlegstructuur. Vanaf 2007 is een nieuw nazorgtraject opgestart voor jeugdigen uit de JJI. Hierin ligt de nadruk op netwerk- en trajectberaden en de samenwerking tussen de ketenpartners. Het Trajectberaad is een overlegstructuur waaraan de gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Bureau Jeugdzorg (BJZ)/ de Jeugdreclassering (JR), een intern trajectbegeleider (ITB-er) van de Justitiële jeugdinrichting (JJI) deelnemen. Eventueel kunnen ook andere vertegenwoordigers van ondersteunende organisaties uitgenodigd worden. Hierdoor blijven de verschillende organisaties die werken aan de nazorg op de hoogte van elkaars werkzaamheden en staat de jeugdige er niet meer alleen voor. Zij worden bij elkaar ook wel de ketenpartners genoemd. Algemene uitgangspunten - (………) - Het trajectplan sluit aan op het voortraject en loopt tot en met de nazorg; het trajectplan is geen nieuw, extra document maar wordt gevormd door het (voorlopig) perspectiefplan van de JJI, het (voorlopig) plan van aanpak van BJz/JR en indien van toepassing het nazorgplan van de gemeente, die een totaalplan vormen op basis van gezamenlijke trajectdoelen en continuïteit in de begeleiding. - Onverminderd de specifieke verantwoordelijkheid van de JJI voor het perspectiefplan en van BJz/JR voor het nazorgplan, zijn de drie partijen (Raad, JJI en BJz/JR) gezamenlijk verantwoordelijk voor de totstandkoming van het trajectplan - Als de leeftijd van de jeugdige (of de verwachte leeftijd bij uitstroom) hiertoe aanleiding geeft, wordt ook de volwassenreclassering betrokken bij de totstandkoming van het trajectplan - De gemeente waaruit de jeugdige afkomstig is, wordt uitgenodigd bij het Trajectberaad - De componenten van het trajectplan worden besproken met jeugdige en ouders - De regievoerende raadslocatie is de locatie in het arrondissement waar de jeugdige zijn vaste woon-/verblijfplaats heeft (of gaat hebben na uitstroom) - Het in 2007 vastgestelde Verantwoordelijkheidskader nazorg jeugd is onverkort van kracht. Dit uitvoeringskader is een op de uitvoeringspraktijk gerichte nadere detailuitwerking ervan. Bron: Nazorg Jeugd, Uitvoeringskader Netwerk- en Trajectberaad 7 december 2010
In deze overlegstructuur, te houden binnen de regio van de gemeente waar de jongere uitstroomt, wordt gekeken naar het perspectief van de jongere aan de hand van vijf leefgebieden: 1) 2) 3) 4) 5) 40
wonen; werk/inkomen; onderwijs; financiën en schulden en vrije tijd en dagbesteding.
Ministerie van Justitie, Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, mei 2007, pagina 4.
30
Deze trajectbenadering beoogt een sluitende aanpak mogelijk te maken: alle jeugdigen die op strafrechtelijke titel in een JJI worden geplaatst, krijgen bij vertrek passende nazorg. Er wordt gezamenlijk een trajectplan opgesteld om de jongere zo goed mogelijk voor te bereiden op zijn terugkeer in de samenleving en te voorkomen dat hij opnieuw terug valt in criminaliteit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van alle beschikbare informatie van alle ketenpartners. Al tijdens de fase waarin de jongere nog in de JJI is, wordt aansluiting gezocht met de gemeente en lokale partijen in de regio waar de jongere vandaan komt. Op die manier kan al tijdens de detentiefase de nodige stappen worden genomen voor hulpverlenings- en zorgtrajecten en andere voorzieningen. Hieronder in schema (figuur 9) het wettelijke kader voor de hulpverlening en opzet voor nazorg. Theoretisch kader nazorg jongeren twaalf tot achttien jaar in schema
Figuur 9 - Schematisch overzicht nazorg
In het uitvoeringskader Netwerk en Trajectberaad staat beschreven hoe de aanpak moet verlopen, wat de rol en het aandeel van betrokken partijen zijn en welke gegevens uitgewisseld worden. Daarnaast zijn er diverse uitvoeringsdocumenten die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, zoals het Uitvoeringskader Netwerk- en Trajectberaad, november 2010. Figuur 10 illustreert welke organisaties overleg voeren en welke bronnen en onderwerpen aan de orde komen tijdens het eerste Trajectberaad. 41
41 Uit: Modelprotocol Nazorg Jeugd versie 4, Bijlage 1 - Gegevenset d.d. 22-11-2010. Bron: http://www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl/doc/criminele_jongeren/nazorg/Model%20Privacy%20Protocol%20Naz org%20Jeugd_n.pdf > Geraadpleegd d.d. 03oktober 2012.
31
Figuur 10 - Onderdeel uit de gegevensset behorend bij het Modelprotocol Nazorg Jeugd
32
Hoofdstuk 4
De Facto – Uitwerking in de praktijk
De Facto betekent vrij vertaald “volgens de praktijk”. Deze paragraaf gaat in op hoe de geboden nazorg aan ex-gedetineerde Katwijkse jongeren vorm krijgt in de praktijk. In de komende paragrafen zijn naast de gemeente Katwijk, een aantal maatschappelijke organisaties beschreven die zich (mogelijk) met nazorg aan ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk bezig houden. Er is contact gezocht met medewerkers van deze organisaties om te vragen of zij bekend zijn met de doelgroep, zo ja hoe zij er mee om gaan en wat zij doen. Ook is belangrijk om te achterhalen wanneer zij eventueel contact zouden hebben met de genoemde doelgroep. Er zijn medewerkers van vijf instanties geraadpleegd. Dit zijn achtereenvolgend: de gemeente Katwijk, Bureau Jeugdzorg/Jeugdreclassering, het Algemeen Maatschappelijk Werk, de Vereniging relaties (ex)gedetineerden, afdeling Katwijk, het jongerenwerk van Factor Welzijn en Stichting Kocon. Er is verder ook contact geweest met politie om na te vragen wat de eventuele rol van de politie is met betrekking tot ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk. Bij navraag kwam naar voren dat de politie hier niet bij betrokken is. Navraag bij de coördinator Veiligheidshuis Jeugd wees uit dat Katwijkse ex-gedetineerde jongeren niet besproken worden in het Veiligheidshuis. Omdat de RvdK geen lokale partner is maar vanuit regio’s opereert is hiermee geen nader contact geweest. Navraag bij overige spelers in de gemeente Katwijk, waaronder huisartsen, GGD, kerken gaf als resulaat dat zij geen specifieke aandacht geven aan deze groep en/of betrokken worden bij het Trajectberaad.
4.1
Gemeente Katwijk
Tijdens een gesprek tussen Stichting Kocon en beleidsmedewerkers van de gemeente Katwijk kwam naar voren dat er op dit moment (juni 2012) vanuit de gemeente geen aandacht wordt besteed aan de nazorg van ex-gedetineerde Katwijkse jongeren tussen twaalf en achttien jaar. De gemeente gaf aan dat zij ook niet weten hoe groot deze doelgroep is, enkel het vermoeden dat het om ongeveer vijf jongeren per jaar gaat. Tijdens een interview met een teamchef van Bureau Jeugdzorg Zuidholland kwam naar voren dat de gemeente (elke gemeente in Nederland) altijd wordt uitgenodigd voor een Trajectberaad door de Raad voor de Kinderbescherming. Veel gemeenten gaan niet in op deze uitnodiging. Verslag gesprek met beleidsmedewerker Jeugd van de gemeente Katwijk Interview met: R. Piek, beleidsmedewerker Jeugd van de gemeente Katwijk Datum: 02-10-2012 Locatie: gemeentehuis Katwijk Duur gesprek: 60 minuten Aanwezig: Mw. R. Piek en mw. S. Guijt Doel interview: Achterhalen in hoeverre de gemeente betrokken is bij de nazorg aan exgedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk. Nazorg ex-gedetineerde jongeren twaalf tot achttien jaar De gemeente Katwijk heeft op dit moment geen overzicht óf er op dit moment jongeren zijn die tot de bovengenoemde doelgroep behoren en hoeveel. De nazorg laat de gemeente over aan Bureau Jeugdzorg, aangezien zij wettelijk gezien verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze taak. De gemeente Katwijk krijgt ook nooit meldingen vanuit Bureau Jeugdzorg, of andere instanties over deze jongeren. De gemeente Katwijk heeft tot nog toe geen uitnodigingen ontvangen voor de Trajectberaden. Mevrouw Piek vertelt hierbij dat er onlangs wel weer opnieuw contact is geweest met zowel Bureau Jeugdzorg als de Raad voor de Kinderbeschemring in verband met de Trajectberaden. 33
Indien er meldingen binnen gaan komen, komen deze terecht bij de nazorgcoordinator voor exgedetineerden. Zij ontvangt op dit moment wel meldingen over ex-gedetineerde volwassenen, en is ook het eerste “meld”punt als het om minderjarige Katwijkse ex-gedetineerden gaat. Mevrouw Piek is degene die verantwoordelijk is voor de coördinatie. Wel weet mevrouw Piek dat er momenteel geen Katwijkse jongeren zijn met een PIJ-maatregel. Jeugdbeleid en WMO Het huidige jeugdbeleid is geschreven in 1999. Hierdoor is sommige informatie en wetgeving gedateerd. Er ligt een nieuwe beleidsnota genaamd “Jeugd op Koers 2.0” klaar. Hierover moet eerst nog besluitvorming plaats vinden in het College van B&W alvorens deze kan worden geïmplementeerd. Bij het schrijven van deze nieuwe beleidsnota is rekening gehouden met de transitie van dejeugdzorg naar de gemeente. Omdat er nog veel onzekerheden bestaan rondom de transitie betreft het nieuw geschreven jeugdbeleid eigenlijk nog slechts de weg die gelopen moet worden richting de transitie. Waar moet de gemeente staan als de transitie een feit is. Op de vraag of de gemeente Katwijk vanuit de Wet Maatschappelijke Opvang iets doet met exgedetineerde jongeren is geen eenvoudig antwoord te geven. Het WMO beleid voor de gemeente Katwijk bestaat volgens mevrouw Piek uit verschillende domeinen/beleidsnota’s die niet allemaal van toepassing zijn op ex-gedetineerde jongeren. Er is wel een keer vanuit de gemeente Katwijk geld vrijgemaakt om een ex-gedetineerde jeugdige42 naar het Werkhotel43 in Leiden te begeleiden. Dit was volgens mevrouw Piek in 2009 of 2010. Samenwerking en jeugd Een belangrijk, maar ook delicaat onderwerp is de aanpak van een groep criminele Katwijkse hangjongeren. De gemeente Katwijk heeft hierbij een leidende en coördinerende rol. De groep jongeren vertoont crimineel gedrag en zorgt voor veel overlast. Om te voorkomen dat de situatie escaleert is er een nauw samenwerkingsverband met de volgende partijen opgezet: - Gemeente Katwijk, afdeling Jeugd (projectleider is mevrouw Piek); - Gemeente Katwijk, afdeling Veiligheid; - Politie Hollands Midden; - Openbaar Ministerie; - Raad voor de Kinderbescherming (officieel is deze partij niet betrokken bij het samenwerkingsverband, zij geven echter wel advies); - Regio coördinator één gezin één plan;44 - Algemeen maatschappelijk werk (waaronder het JPP); - Stichting MEE; - Brijder;45 - Jongerenwerk Katwijk; - Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering; - Meldpunt Zorg en Overlast. Daarnaast zijn er waar nodig contacten met andere instanties zoals de GGZ, Regionaal Bureau leerplicht en de scholen.
42 De persoon in kwestie was boven de achttien maar onder de drie-en-twintig jaar, en behoort daarmee niet tot de groep jongeren zoals bedoeld in dit onderzoek. 43 Het Werkhotel http://www.werkhotel.nl/leiden/indexhome.php > Geraadpleegd d.d. 02 oktober 2012. 44 Één gezin één plan is een praktisch communicatiemiddel voor zorgtrajecten waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn. http://web.1gezin1plan.nl/over.html > Geraadpleegd d.d. 02 oktober 2012. 45 Brijder is een landelijke organisatie die zich richt op verslavingszorg http://www.brijder.nl/ > Geraadpleegd d.d. 02 oktober 2012.
34
De wethouder Jeugd en de burgemeester van Katwijk zijn op de hoogte van deze groep en zetten hun bevoegdheden in om de aanpak van de groep samenwerkende partners te ondersteunen als dit echt nodig is. Zo kan er bijvoorbeeld een samenscholingsverbod worden opgelegd voor een bepaald gebied binnen de gemeente Katwijk. De hierboven genoemde partijen werken nauw samen om de (nog) niet criminele leden van de groep hangjongeren te overtuigen uit de groep te stappen. Hierbij wordt ingezet op preventie. Er wordt gekeken of de jongeren verdere hulpverlening nodig hebben en ook het gezin waartoe deze jongeren behoren krijgen, indien nodig, ondersteuning. De criminele jongeren worden stevig aangepakt en men zet in om hen ook niet terug te laten keren naar de groep. Ook bij deze jongeren wordt gekeken hoe het gezin waar zij onderdeel van zijn, gesteund kan worden. In deze aanpak zit zowel een preventief onderdeel als een onderdeel dat zich richt op nazorg. Ongeveer anderhalf jaar geleden bestond de groep problematische hangjongeren uit een harde kern van vijf leden. Deze groep is succesvol aangepakt en veel van de niet-harde-kern-leden zijn geen onderdeel meer van de groep. Helaas zijn twee leiders van de harde kern opnieuw begonnen met het verzamelen van hangjongeren voor ‘hun’ groep, waardoor het noodzakelijk was dat er opnieuw moet worden ingegrepen door de samenwerkende organisaties. Overigen Mevrouw Piek vertelt dat zij vooral een probleem ziet in de groep jeugdigen in de leeftijd tussen achttien en drie-en-twintig jaar oud. Deze jeugdigen vallen niet meer onder Bureau Jeugdzorg, maar zijn vaak qua ontwikkeling nog niet ver genoeg in hun leven om helemaal zelfstandig op eigen benen te kunnen staan (dit geldt in sterke mate voor de LVB-ers). Zij kunnen niet zomaar terug naar hun ouders, maar zijn nog niet in staat om helemaal zelfstandig verder te gaan met hun leven in de maatschappij. Hierdoor zit deze groep als het ware tussen wal en schip op het gebied van passende hulpverlening. Op de vraag of de gemeente open staat voor samenwerking met Stichting Kocon in het kader van ex-gedetineerde jongeren reageert mevrouw Piek neutraal. Zij is bekend met het project nazorg exgedetineerden (volwassenen), maar omdat zij nog niet goed weet wat de rol van Jeugdreclassering is bij Bureau Jeugdzorg, wil zij eerst nagaan of er dan geen sprake is van dubbele hulpverlening voordat zij deze vraag zou kunnen beantwoorden. Er wordt tot slot gevraagd of de leerplichtambtenaren nog een rol (kunnen) spelen bij het signaleren van gedetineerde jongeren, aangezien er momenteel geen cijfers bekend zijn van gedetineerde of ex- gedetineerde Katwijkse minderjarigen. Mevrouw Piek geeft aan dat dit een mogelijkheid kan zijn. Het probleem hierbij is dat leerplichtambtenaren in hun werk afhankelijk zijn van de meldingen die zij van de Katwijkse scholen binnen krijgen. De ene school is strenger op het naleven van leerplicht dan de ander. Ook is de leerplicht verminderd bij zestien en zeventien jaar oude jongeren.
4.2
Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland
Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland heeft ook in Katwijk een afdeling. De afdeling Jeugdreclassering (JR) is verantwoordelijk voor het bieden van nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. Op 4 september 2012 vond een diepte interview plaats met de heer R. David. Hij is teamleider van de afdeling Jeugdreclassering voor Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Bij het gesprek was ook de heer A. van der Plas aanwezig namens de Stichting Kocon.
35
Verslag gesprek met teamleider Jeugdreclassering voor Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland Interview met: Datum: Locatie: Duur gesprek: Aanwezig: Doel interview:
R. David, teamleider van de afdeling Jeugdreclassering voor Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland 04-09-2012 Bureau Jeugdzorg in Katwijk 60 minuten Dhr. R. David, dhr. A. van der Plas en mw. S. Guijt Achterhalen in hoeverre Bureau Jeugdzorg betrokken is bij de nazorg aan exgedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk.
De heer David gaf bij aanvang van het gesprek aan, dat hij alleen globale informatie kon geven over de werkwijze rond nazorg aan jeugdige gedetineerden. Meer specifieke en gedetailleerde informatie vereist een formele procedure, waarbij het officiële verzoek tot medewerking aan een onderzoek ingediend moet worden bij de algemene directie. Een dergelijk verzoek kost veel tijd, daarom is er vooraf overeen gekomen dat het gesprek een oriënterend en informerend karakter zou hebben. De heer A. van der Plas was namens de Stichting Kocon aanwezig. Hij is als bestuurslid van Stichting Kocon de portefeuillehouder van de pilot nazorg ex-gedetineerden Katwijk. De acties van deze pilot zijn gericht op de nazorg van volwassenen. De heer David zet tijdens het gesprek uiteen wat de werkwijze is rond de nazorg van jeugdige exgedetineerden. Samengevat is de procedure als volgt: Op het moment dat de politie een jongere (iemand tussen twaalf en achttien jaar) oppakt, gaat er direct een melding naar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), afdeling Vroeghulp. Vervolgens kan de RvdK een Toezicht en Begeleiding (T&B) aanvragen zodat een medewerker van Jeugdreclassering de betrokken jongere tot aan de zitting begeleidt. Dit vindt plaats om informatie te geven aan de jongere en de betrokken ouders over wat er zal gaan gebeuren. De medewerker van Jeugdreclassering zal hulpverlening inschakelen als dit nodig is. De Jeugdreclasseerder zal ook aanwezig zijn bij de zitting. Netwerkberaad Als er sprake is van strafbaar gedrag en er komt een rechtszaak, dan neemt de Raad voor de Kinderbescherming het initiatief voor het organiseren van een Netwerkberaad. Een Netwerkberaad wordt wekelijks gehouden in elke Justitiële Jeugd Inrichting (JJI). Hier wordt in principe iedere jongere besproken die in de JJI verblijft. Binnen een week nadat de jongere in de JJI is opgenomen, wordt er een Netwerkberaad over hem/haar gehouden. Tijdens een dergelijk Netwerkberaad wordt zoveel mogelijk informatie over de jongere verzameld en gedeeld. De taken worden verdeeld tussen de betrokken partijen en men kijkt hoe lang de jongere nog in de JJI zal verblijven. Tot slot maakt men procedurele afspraken over wie wat doet op het gebied van nazorg. De betrokken partijen bij een Netwerkberaad zijn: - Casusregisseur van de Raad voor de Kinderbescherming (organiseert zowel netwerk als trajectberaden); - een medewerker van de Jeugdreclassering (onderdeel van Bureau Jeugdzorg); - een medewerker van de JJI waar de jongere zich bevindt. Trajectberaad Binnen twee weken na het Netwerkberaad, komt er een Trajectberaad. Dit is een beraad dat niet binnen de JJI plaatsvindt, maar in het veiligheidshuis van de regio waar de jongere woont (en ook weer gaat wonen na de detentieperiode). De gemeente waar de jongere woonachtig was, wordt ook altijd uitgenodigd voor dit Trajectberaad. Daarnaast komen er vertegenwoordigers van de RvdK
36
en afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg die werkzaam zijn in de regio waar de jongere woonde. Verhuist de jongere na detentie, dan komen er vertegenwoordigers uit de regio waar de jongere naar toe zal verhuizen. In het Trajectberaad maken de betrokken partijen afspraken over de begeleiding van de jongere en zijn ouders. Afhankelijk van welke straf en/of maatregel is opgelegd, kunnen er vervolgtrajectberaden zijn. De betrokken partijen bij een Trajectberaad zijn: - Casusregisseur van de Raad voor de Kinderbescherming (organiseert zowel Netwerkberaden als Trajectberaden); - een medewerker van de Jeugdreclassering (onderdeel van Bureau Jeugdzorg); - een medewerker van de JJI waar de jongere zich bevindt (zijn niet fysiek aanwezig bij dit beraad, maar wel via telefoon op luidspreker); - de gemeente waar de jongere woonde of gaat wonen wordt altijd uitgenodigd om deel te nemen bij dit overleg. Iedere gemeente heeft een contactpersoon aangesteld voor het Trajectberaad. De RvdK heeft de taak om de contactpersonen te informeren als een jongere vanuit deze gemeente wordt besproken. Helaas is hier iets niet goed gegaan en is de gemeente Katwijk niet geinformeerd. Onlangs is dit hersteld. Overigens zijn veel gemeenten niet aanwezig bij de Trajectberaden. De heer David verwacht dat gemeenten meer prioriteit (en menskracht) zullen toekennen aan samenwerking en overleg met Bureau Jeugdzorg vanwege de toekomstige ontwikkelingen. De heer Van der Plas vertelt dat het bij volwassen gedetineerden regelmatig voorkomt dat zij soms “ineens” op vrije voeten komen te staan. De preventieve hechtenis wordt dan geschorst of opgeheven. Hij vraag zich af of dit ook gebeurt bij jeugdige delinquenten. De heer David geeft aan dat dit probleem zich inderdaad ook voor kan doen bij jeugdige delinquenten. Nog voordat er een rechterlijke uitspraak plaatsvindt, komt een jongere dan “spontaan” vrij. Een dergelijke schorsing is een rechtelijke uitspraak. Er is dan nog een nauwe samenwerking tussen de jongere en Bureau Jeugdzorg. De heer David vermoedt dat hier grote mogelijkheden voor de gemeente liggen om samen te werken met Bureau Jeugdzorg, zodat zij samen toch een vangnet voor deze jongeren kunnen creëren. Hij gaat na of hier mogelijkheden toe zijn. Het is de heer David op dit moment niet bekend welk percentage jongeren vrij komt tijdens de preventieve hechtenis. Samenwerking De heer David reageert positief op de vraag of Bureau Jeugdzorg open staat voor samenwerking met de Stichting Kocon. Hij kan hier nog geen concrete uitspraken over doen, maar een nadere verkenning van mogelijkheden wordt positief beantwoord. Hiertoe zal later nog contact volgen. Bureau Jeugdzorg zou graag meer en beter willen samenwerken met de directe omgeving van jongeren. Uit onderzoek en ervaring is bekend dat de omgeving van grote invloed is op jongeren. De hulpverlening vanuit Bureau Jeugdzorg loopt zolang de maatregel van de jongere van kracht is. Als een jongere achttien wordt, of als de maatregel is afgesloten, stopt, de begeleiding. Momenteel werkt Bureau Jeugdzorg veel samen met het jongerenwerk in Katwijk en ook met de politie Hollands Midden die actief is in Katwijk. Op de vraag hoeveel jeugdige gedetineerden er op jaarbasis zijn uit Katwijk, kan geen antwoord worden gegeven. Dit is in verband met de bescherming van privacy van de betrokken jongeren en hun ouders. Voor zover algemeen bekend gaat het in de gemeente Katwijk om een kleine groep.
37
4.3
Maatschappelijk werk Katwijk
Het algemeen maatschappelijk werk (AMW) wordt in Katwijk verzorgd door Kwadraad. Kwadraad is een organisatie die werkzaam is in meerdere gemeenten in Zuid-Holland. Op het gebied van jongeren is het Jongeren Preventie Plan (JPP) opgezet en actief binnen de gemeente Katwijk. Dit onderdeel van Kwadraad richt zich op het voorkomen van escalerend gedrag bij jongeren. Jongeren kunnen zichzelf aanmelden of worden doorverwezen. Naast het JPP is er ook maatschappelijk werk voor voortgezet onderwijs. Verslag telefonisch gesprek met medewerker Kwadraad Interview met: Mw. J. Stol, maatschappelijk werker bij Kwadraad Datum: 17-09-2012 Locatie: Telefonisch Duur gesprek: 30 minuten Doel interview: Achterhalen in hoeverre het maatschappelijk werk betrokken is bij de nazorg aan ex- gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk. Uit het telefonische gesprek met een medewerkster van het Kwadraad afdeling Katwijk kwam naar voren gekomen dat het JPP soms te maken heeft met jongeren die een taakstraf moeten uitvoeren. Er is (nog) geen ervaring met ex-gedetineerde jongeren. Het maatschappelijk werk zet in op een vrijwillige behandeling, met als doel inzicht en gedragsverandering. Dit is niet te vergelijken met het dwangmatige karakter van Jeugdreclassering. Het maatschappelijk werk neemt wel deel aan een aantal overleggen die mogelijkerwijs te maken hebben met ex-gedetineerde jongeren. Dit zijn het Multi-Problem Gezin overleg (MPG) en het Signaleringsoverleg Jeugd. Overleg Multi-Problem Gezin Katwijk (MPG) In het MPG overleg zitten de volgende partijen: - GGD HM (coordinerende rol); - AMW Katwijk; - Bureau Kwetsbare Kinderen (BKK). Doel van dit overleg is het bespreken van gezinnen in Katwijk die te maken hebben met meervoudige problematiek. De hulpverleners willen graag met elkaar op één lijn zitten zodat zij elkaar en het gezin niet voor de voeten lopen bij het uitwerken en verhelpen van de problemen die in een dergelijk gezin spelen. Signaleringsoverleg Jeugd Het signaleringsoverleg bevat de volgende instanties: - GGD HM; - GGZ Jeugd; - Politie; - JPP namens AMW Katwijk; - Brijder. Doel van het Signaleringsoverleg Jeugd is het vroegtijdig signaleren van problematisch gedrag bij Katwijkse jongeren. Door de jongeren vroegtijdig op te vangen met behulp van de juiste hulpverlening, wordt voorkomen dat de situatie rondom deze jongere escaleert.
38
4.4
Vereniging Relaties (ex) gedetineerden - afdeling Katwijk
Verslag telefonisch gesprek coordinator Vereniging Relaties van Gedetineerden en ExGedetineerden Interview met: Datum: Locatie: Duur gesprek: Aanwezig: Doel interview:
Mw. I. van der Gugten, coördinator Vereniging relaties van gedetineerden en ex-gedetineerden, afdeling Katwijk 08-10-2012 Telefonisch 30 minuten Mw. I van der Gugten en mw. S. Guijt Achterhalen of en in hoeverre deze vereniging betrokken is bij de nazorg aan ex- gedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk.
De Vereniging relaties van gedetineerden en ex-gedetineerden is een landelijke organisatie van vrijwilligers die subsidie ontvangt vanuit het Ministerie van Justitie. Zij komen op voor de belangen van families en relaties van mensen (waaronder ook minderjarigen) die in detentie zitten of hebben gezeten. Mevrouw van der Gugten merkt op dat de echte straf voor deze personen pas begint als zij uit detentie vrijkomen. Mevrouw van der Gugten vertelt dat zij uit praktijkervaring weet dat er op dit moment meer gedetineerde en ex-gedetineerde Katwijkse jongeren tussen twaalf en achttien jaar zijn, dan dat men formeel wil toegeven. Zij heeft voornamelijk contact met de ouders en familie van de betrokken jongere en helpt hen op praktisch gebied, zoals het regelen van onderdak als een jongere weer op vrije voeten komt. Zij vertelt dat de nazorg wettelijk en beleidsmatig een goede aanpak voorstaat, maar in de praktijk ziet zij hier weinig van terecht komen. Op dit moment leeft de algemene ervaring bij de doelgroep dat zij aan hun lot worden overgelaten nadat zij uit detentie zijn. Dit uit zich in teleurstelling en mogelijk ook een terugval in crimineel gedrag. Mevrouw van der Gugten ergert zich aan de bureaucratie die zich binnen instanties als Bureau Jeugzorg en gemeenten (waaronder de gemeente Katwijk) afspeelt. Doordat er zoveel regels zijn, komt er op praktisch gebied vaak weinig terecht van de beloofde officiele nazorg. Hierdoor raken jongeren en hun families teleurgesteld in de officieel geboden nazorg. Mevrouw van der Gugten zou graag willen dat de officiele partijen die verantwoordelijk zijn voor nazorg aan ex-gedetineerde jongeren (waaronder ook Katwijkse jongeren) een meer praktische aanpak zouden kiezen in plaats van continu te vergaderen en te overleggen.
4.5
Jongerenwerk Katwijk
Het jongerenwerk in Katwijk wordt uitgevoerd door medewerkers van Factor Welzijn46 in Katwijk. Factor Welzijn is een overkoepelende stichting voor sociaal cultureel werk. Het doel van de stichting is het stimuleren en begeleiden van activiteiten op maatschappelijk, cultureel en (re)creatief gebied. Dit wordt gedaan door het organiseren van activiteiten op sociaal cultureel gebied, het ondersteunen van maatschappelijke groepen (wijkverenigingen, buurtcomités, allochtone organisaties) en het begeleiden van jongerenactiviteiten. Het jongerenwerk wordt vanuit enkele jongerencentra in Katwijk georganiseerd. De jongerenwerkers organiseren samen met jongeren evenementen en activiteiten. Het jongerenwerk heeft een open en laagdrempelig karakter zodat de beoogde doelgroep een goede aansluiting vindt.
46 Website Factor Welzijn http://www.factorw.nl/index.php > Geraadpleegd d.d. 23 september 2012.
39
Op 17 september 2012 vond een interview plaats met jongerenwerker M. van Tol. Doel van dit interview was te achterhalen in hoeverre het jongerenwerk is betrokken bij eventuele nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. Verslag gesprek met jongerenwerker van Factor Welzijn Interview met: Datum: Locatie: Duur gesprek: Aanwezig: Doel interview:
M. van Tol, ambulant jongerenwerker van Factor W. 17-09-2012 Jongerencentrum Scum in Katwijk 90 minuten Dhr. M. van Tol en mw. S. Guijt Achterhalen in hoeverre het jongerenwerk betrokken is bij de nazorg aan exgedetineerde jongeren van twaalf tot achttien jaar uit Katwijk.
Samenvatting interview met M. van Tol - jongerenwerker Het jongerenwerk is in Katwijk zeer actief. Er worden regelmatig evenementen georganiseerd. In de afgelopen jaren heeft de heer Van Tol een goed netwerk opgebouwd bij de politie, de gemeente en Bureau Halt. Op deze manier kan er snel worden geschakeld als er een jongere probleemgedrag vertoont. De heer Van Tol geeft aan dat hij via zijn contacten bij Bureau Halt en de politie regelmatig jongeren taakstraffen laat uitvoeren in de diverse jongerencentra. Hierbij valt dan te denken aan het schoonmaken van een locatie, of taken uitvoeren als er een evenement is. Door tijdig de signalen van de jongeren op te pikken, kan het jongerenwerk helpen voorkomen dat jongeren het criminele pad op gaan. In 2011 was er een beruchte groep hangjongeren die overlast gaf in Katwijk. Het ging hier om een groep minderjarige jongens. De harde kern van deze hangjongeren, bestond uit ongeveer vijf individuen. Zij hadden in het verleden in jeugddetentie gezeten. Deze zogenoemde harde kern beïnvloedde de jongeren die (nog) geen crimineel verleden hadden. De groep begon de kenmerken van een (jeugd)bende te vertonen door zich goed te organiseren. Om te voorkomen dat de situatie zou escaleren, is er een samenwerkingsverband opgezet tussen de politie, de gemeente Katwijk, Bureau Jeugdzorg, het jongerenwerk, de jeugd GGD/GGZ en Bureau Halt. Het doel van deze samenwerking was het voorkomen dat de groep jongeren een criminele bende werd. Er werd dus vanuit zowel nazorg als preventie ingezet op het voorkomen van een verergering van de situatie. De groep geeft op dit moment geen overlast meer, wat bewijst dat de samenwerking van de genoemde partijen goed effect heeft gehad. De heer van Tol is redelijk tevreden over de samenwerking tussen het jongerenwerk en de andere partners bij het oplossen van de problemen rondom deze groep. Wel miste hij soms een centrale coördinerende partij. De heer Van Tol geeft aan dat er in Katwijk vooral wordt ingezet op preventie, in plaats van nazorg. Het jongerenwerk speelt een sterke rol bij deze preventie, door tijdig signalen naar de juiste organisaties te sturen. Nazorg is geregeld vanuit de jeugdreclassering en hoewel de heer Van Tol ervoor openstaat om een ex-gedetineerde jongere op te vangen met zijn kennis en kunde, heeft hij nog maar weinig ex-gedetineerde Katwijkse jongeren bij het jongerenwerk betrokken gezien. Dit wil niet zeggen dat de groep niet bestaat. De heer Van Tol zou het erg op prijs stellen als er nauwer werd samengewerkt tussen alle organisaties die jongeren als doelgroep hebben, zodat er sneller kan worden geschakeld tussen hulpverleners. Ook nazorg zou hier onder vallen. Een lokale aanpak heeft hierbij zijn voorkeur omdat de partijen elkaar al goed kennen.
40
4.6
Platform en Stichting Kocon Katwijk
Het Platform Kocon is in 1992 ontstaan naar aanleiding van drugsproblematiek in de gemeente Katwijk. Het is een lokaal samenwerkingsverband van lokale en regionale organisaties die werken op het gebied van onderzoek, verslavingspreventie en handhaving, zorg en maatschappelijk herstel of hiermee raakvlakken hebben. Jaarlijks wordt een Activiteitenplan opgesteld. De meeste activiteiten van het Platform Kocon richten zich op verslavingspreventie. Daarnaast zijn er activiteiten gericht op maatschappelijk herstel. Stichting Kocon, de rechtspersoon van het Platform Kocon, zorgt voor de inhoudelijke en financiele verantwoording van de activiteiten. De Platformleden komen regelmatig bij elkaar voor afstemming en uitwisseling van signalen vanuit de verschillende organisaties. Een Katwijkse huisarts, Hans Moolenburgh, fungeert als onafhankelijk voorzitter van het Platform. De samenwerkingspartners in Platform Kocon zijn: GGD- Hollands Midden, Politie Hollands Midden, De Brug Midden Nederland, gemeente Katwijk, Brijder Preventie, Factor Welzijn – Jongerenwerk, GGZ Duin- en Bollenstreek, huisartsen en de WMO-Adviesraad. Op uitnodiging van het Platform nemen ook medewerkers van andere organisaties deel aan de platformvergaderingen of de project- en werkgroepen. Zie ook Bijlage 3. In het kader van dit onderzoek zijn twee activiteiten van Kocon beschreven. Het gaat om de Pilot Nazorg ex-gedetineerden en het Project Reïntegratie. Pilot nazorg ex-gedetineerden Katwijk De gemeente Katwijk besloot in het voorjaar van 2012 om samen met Platform Kocon een pilot te starten voor nazorg aan volwassen ex-gedetineerden uit Katwijk. De nazorg richt zich op de ondersteuning bij eventuele knelpunten die ex-gedetineerden ervaren bij terugkeer uit detentie naar de gemeente Katwijk. Ook voor mensen die voor een zeer korte periode in hechtenis verblijven (tot en met drie maanden), blijkt het moeilijk om na vrijlating de draad weer op te pakkenen een leven zonder criminaliteit op te bouwen. Vooraf is meestal niet duidelijk wat de gevolgen zijn ná het verblijf in een huis van bewaring of gevangenis. Gedurende twee jaar ontwikkelen vertegenwoordigers en de twee trajectbegeleiders van Kocon samen met de gemeentelijke nazorgcoördinator het werkproces. De gestelde doelen van deze pilot zijn: - Het terugdringen van herhaling van criminaliteit en daarmee het terugdringen van overlast in de gemeente Katwijk; - re-integratie; het bevorderen van maatschappelijk herstel en het tegengaan van sociale uitsluiting. Project Reïntegratie Het Project Reïntegratie is in 2002 gestart vanuit het Platform Kocon. Het project is een samenwerkingsverband van onder andere Stichting De Brug, Brijder Verslavingszorg en de GGZ Duin- en Bollenstreek. Het Project Reïntegratie biedt ex-verslaafden en/of ex-gedetineerden uit Katwijk hulp en begeleiding bij de terugkeer in de gemeente Katwijk. Een casemanager van het project voert een intakegesprek met de (ex-)gedetineerde en stelt een individueel trajectplan op. De deelnemer wordt gekoppeld aan een mentor, een getrainde vrijwilliger, die wekelijks of tweewekelijks contact heeft en de deelnemer helpt. Het gaat hierbij om maatschappelijke integratie door intensieve en langdurige hulp (gemiddeld twee jaar). Deelname aan het project staat ook open voor achttien-minners, maar in de praktijk komt dit nauwelijks voor. In een aantal situaties is ook huisvesting in de vorm van een zogeheten ‘Koconwoning’ beschikbaar.
41
4.7
GGD-Hollands Midden
Omdat de GGD Hollands Midden (HM) een aantal malen genoemd werd als het ging over jongeren in Katwijk is via e-mail informatie opgevraagd.47 De vraag hierbij was of de GGD betrokken is bij overleg en/of uitvoering met betrekking tot nazorg aan ex-gedetineerde minderjarigen. Dit leverde informatie op over een aantal overleggen in de gemeente Katwijk en het Veiligheidshuis Leiden met betrekking tot jeugd. Samenvatting informatie GGD HM De GGD is op geen enkele wijze betrokken bij de nazorg van de doelgroep. De GGD organiseert48 de volgende overleggen in Katwijk: - Zorgnetwerk Katwijk; - Overleg Multi-Problem Gezin Katwijk. Daarnaast is er nog een apart overleg voor een specifieke groep jongeren. In principe worden zaken niet dubbel besproken, dus ieder overleg heeft zijn eigen casussen. Signaleringsoverleg Jeugd Het Signaleringsoverleg gaat specifiek over jongeren. De deelnemers zijn: Bureau Halt HMH, GGD HM ( Jeugd), Factor Welzijn (jongerenwerk), AMW/ Kwadraad, Bureau Jeugdzorg, Brijder verslavingszorg, Politie (wijkagent), Regionaal Bureau Leerplicht, GGD (Meldpunt zorg & overlast) en de gemeente Katwijk (notulist). Veilgheidshuis Leiden In het Veiligheidshuis Leiden vinden verschillende overleggen plaats die ‘jeugd’als onderwerp hebben, deze staan in onderstaand schema (figuur 11) weergegeven.
Figuur 11 - Schema overleggen in het Veiligheidshuis Leiden met betrekking tot jeugd.
Daarnaast is er een regionaal Trajectberaad. De deelnemers van dit overleg zijn de gemeente, Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Het Toppersoverleg Duin- en Bollenstreek vindt vierwekelijks plaats. De gemeente Katwijk neemt geen deel aan het regionale Trajectberaad of enig ander overleg met betrekking tot jongeren in het Veiligheidshuis Leiden. 47 Informatie gegeven via e-mail door de medewerkers: Joerie Wiegel van de GGD HM, Beleidsmedewerker OGGZ, Sector Onderzoek, Beleid en Gezondheidsbevordering en Jolanda Hijwegen, SHG/Meldpunt Zorg &Overlast, Ketencoördinator nazorg ex-gedetineerden van de GGD Hollands Midden/ Veiligheidshuis Leiden. 48 De GGD levert de voorzitter voor deze overleggen in Katwijk.
42
Hoofdstuk 5
Onderzoeksresultaten
Dit hoofdstuk geeft de resultaten weer in de vorm van een sociaal juridische kaart ten behoeve van de Stichting Kocon. Het doel van deze kaart is het inzichtelijk maken van de geboden nazorg aan exgedetineerde Katwijkse jongeren. Hieronder is de kaart verkleind weergegeven, maar voor de leesbaarheid is dit ook opgenomen als een los document.
43
Hoofdstuk 6
Antwoorden, conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk staan de relevante uitkomsten van het onderzoek beschreven. Daarna volgen de aanbevelingen voor zowel Stichting Kocon (als opdrachtgever) als voor de gemeente (als samenwerkingspartner bij de Pilot Nazorg van ex-gedetineerde volwassenen). Ook mijn persoonlijke mening komt in dit hoofdstuk aan de orde. Met de uitkomsten van dit onderzoek is het voor Stichting Kocon duidelijk hoe de nazorg van ex-gedetineerde Katwijkse jongeren van twaalf tot achttien is georganiseerd en hoe er samengewerkt kan worden. Op die manier is het voor Stichting Kocon mogelijk om met de geboden kennis en inzicht tot verdere besluitvorming te komen over de eventuele inzet voor deze doelgroep. Hierna volgen de antwoorden op de vier deelvragen om tot slot de hoofdvraag te beantwoorden.
6.1
Beantwoording deelvraag één: Wat is de relevante wet– en regelgeving rondom de nazorg van ex-gedetineerde jongeren?
Hoofdstuk 3 van dit onderzoek geeft informatie over het juridische kader van de nazorg van exgedetineerde jongeren. Hiermee is de vraag te beantwoorden welke wet- en regelgeving relevant is bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren. Relevante wet-en regelgeving - Jeugdstrafrecht in het Wetboek van Strafrecht; - Jeugdstrafprocesrecht in het Wetboek van Strafvordering; - Wet op de Jeugdzorg; - Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen; - Wet Maatschappelijke Ondersteuning Het Jeugdstrafrecht bepaalt welke straffen er opgelegd kunnen worden als een minderjarige een strafbaar feit pleegt. Het Jeugdstrafprocesrecht regelt vervolgens de procedure van vervolging en rechtspraak voor zaken waarbij minderjarigen als verdachten worden aangemerkt. De Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen regelt de wettelijke taken van een JJI. Een belangrijk aspect hiervan is het Perspectiefplan, waar de jongere recht op heeft en dat zich voor een deel richt op nazorg, dat wil zeggen op de periode na detentie. De Wet op de Jeugdzorg bepaalt dat iedere minderjarige en zijn ouders recht heeft op jeugdzorg als er hulp nodig is bij opvoeding of opgroeien. De Wet Maatschappelijke Opvang bepaalt dat gemeenten een algemene zorgplicht hebben naar hun inwonende burgers. Het doel is dat iedereen kan meedoen aan de samenleving. Ook ex-gedetineerde jongeren vallen onder deze zorgplicht. Binnen de JJI’s wordt het belang van nazorg onderkend en ook de (uniform) gehanteerde activiteiten binnen de JJI besteden hier theoretisch gezien ook expliciete aandacht aan. Zo is in het op te stellen Perspectiefplan en de methode YOUTURN het onderdeel ‘nazorg’ als apart onderdeel benoemd en ingebed. Kortom; ook hier in theorie volop aandacht voor nazorg. Op provinciaal niveau geldt dat de provinciebesturen verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de Wet op de Jeugdzorg. Dit houdt in dat de provincie moet toezien op de planning, financiering en kwaliteit van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, waaronder Jeugdreclassering. Jeugdreclassering is verantwoordelijk voor nazorg van twaalf tot achhtien jarigen in nauwe samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming en de gemeente waar de jongere naar terugkeert of naar toegaat na verblijf in een JJI. De gemeente Katwijk valt onder de Provincie Zuid-Holland.
44
Op regionaal niveau neemt de gemeente Katwijk deel aan het samenwerkingsverband Holland Rijnland. Op het gebied van jeugdzorg liggen verschillende zaken die een gezamenlijk invulling en uitvoering kennen, bijvoorbeeld het Jongerenloket, maar op het gebied van nazorg voor minderjarige ex-gedetineerden is er geen wettelijk kader voor regionale uitvoering op dit gebied. Op lokaal niveau speelt de WMO een rol bij de nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. Het door de overheid opgestelde ‘Landelijk Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd’ geeft duidelijk weer dat gemeenten geen wettelijke plicht hebben om nazorg aan minderjarigen te bieden, maar wijst de gemeenten wel op de zorgplicht die voortvloeit uit de WMO.
6.2
Beantwoording deelvraag twee: Hoe vindt de toepassing van de relevante wet- en regelgeving plaats in de praktijk?
In hoofdstuk 4 van dit onderzoek is informatie bijeen gezet over de toepassing van relevante wet- en regelgeving in de praktijk in het kader van de nazorg van ex-gedetineerde jongeren. Op basis van de uitkomsten hiervan formuleer ik in deze paragraaf de beantwoording van deelvraag twee. In de huidige beleidsplannen Jeugd en WMO besteedt de gemeente Katwijk geen specifieke aandacht aan de nazorg van ex-gedetineerde jongeren. De interviews bevestigen dat er geen specifiek beleid is en ook op uitvoeringsniveau is er geen sprake van nazorg aan ex-gedetineerde jongeren. Het vertrekpunt van de gemeente is tot op heden dat het bieden van nazorg een expliciete taak en verantwoordelijkheid is van het Bureau Jeugdzorg. Wettelijk beschouwd is dat een juiste veronderstelling. De gemeente Katwijk heeft wel een algemene wettelijke zorgplicht, die vanuit de WMO voortvloeit. Om deze reden is er ook lokaal beleid opgesteld dat zich richt op de ontwikkeling van jongeren en maatschappelijke ondersteuning. Uit het interviews met Bureau Jeugdzorg en de gemeente Katwijk kwam naar voren dat er pas weer recentelijk contact is tussen deze partijen als het gaat om (ex-)gedetineerde Katwijkse jongeren. In de praktijk was er hiervoor dus geen contact. Wel is er een apart samenwerkingsverband en een specifieke werkwijze ontwikkeld om een groep criminele en overlast gevende hangjongeren aan te pakken. De gemeente Katwijk heeft hierbij een coördinerende rol. Nazorg is ook onderdeel van de aanpak bij deze jongeren. In het interview met de heer David, teamleider van Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg is te lezen dat er geen officiële medewerking van uit BJz voor dit onderzoek is gegeven. Dit is ook de reden dat hij geen details kon geven over het praktische aspect van de geboden nazorg. Hij vertelde wel dat de aanpak die in de theorie wordt voorgeschreven, algemeen beleid is, waar niet zomaar van mag worden afgeweken. Het is dus aannemelijk om te veronderstellen dat Katwijkse ex-gedetineerde jongeren in principe dezelfde soort nazorg krijgen als jongeren uit andere gemeenten. De rol van het samenwerkingsverband Holland Rijnland voor wat betreft nazorg voor jongeren van twaalf tot achttien jaar is niet duidelijk. Nazorg wordt weliswaar genoemd als aandachtspunt voor de Ketenaanpak Jeugd en in het document ‘Focus 14’, maar dit is niet operationeel gemaakt en blijft steken in woorden als ‘samenwerking’ en ‘knelpunten oplossen’. Hoe een eventuele regionale aanpak en/ of samenwerking er daadwerkelijk uit gaat zien of wenselijk is wordt niet duidelijk in de stukken van Holland Rijnland. Dit geldt ook voor ‘de knelpunten’ bij nazorg waarnaar verwezen wordt; in de stukken is niet terug te vinden wat die knelpunten dan concreet zijn.
45
6.3
Beantwoording deelvraag drie: Welke organisaties zijn betrokken bij de nazorg van ex-gedetineerde jongeren?
In hoofdstuk 4 van dit onderzoek geven een aantal organisaties antwoord op de vraag of zij iets te maken hebben of hadden met ex-gedetineerde jongeren. De antwoorden varieerden. Niet alle organisaties hebben direct iets te maken met de genoemde doelgroep. Wel kan het voorkomen dat er onder de mensen waaraan zij hulp bieden, een persoon uit de doelgroep zit. Dit is het geval voor het jongerenwerk, het Project Reïntegratie van Stichting Kocon en het vrijwilligerswerk van de Vereniging Relaties (ex) gedetineerden. Het maatschappelijk werk heeft in het geheel niet te maken met de doelgroep, aldus de geïnterviewde medewerker van het Kwadraad/ AMW. Hoewel de gemeente Katwijk in theorie wel een ketenpartner is, zijn zij nimmer benaderd om mee te doen aan een Trajectberaad over een gedetineerde (of ex-gedetineerde) Katwijkse jongere tussen twaalf en achttien jaar. Huidige betrokken organisaties bij de nazorg van ex-gedetineerde Katwijkse jongeren: Bureau Jeugdzorg afdeling Zuid-Holland De Jeugdreclassering is een onderdeel van Bureau Jeugdzorg. In een interview met de heer David van BJz is de procedure van nazorg doorgenomen. Jeugdreclassering stelt een nazorgplan op en voert deze uit. Zij leggen verantwoording af aan de Raad voor de Kinderbescherming. De manier waarop zij dit voor Katwijkse jongeren doen is hetzelfde als die voor jongeren uit andere gemeenten. De heer David kon helaas niet ingaan op specifieke vragen omdat BJz niet officieel bij het onderzoek betrokken is. De JJI waar de jongere zich in bevond gedurende de detentie De JJI is verantwoordelijk voor het opstellen van een Perspectiefplan met de jongere. Dit is vastgelegd in de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen. Dit Perspectiefplan richt zich ook tot de periode na detentie en is daarmee een beginpunt van nazorg en voorbereiden op terugkeer in de maatschappij. Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming (RdvK) is de casusregisseur bij het nazorgtraject van de jongere. De Raad moet er op toe zien dat de jongere daadwerkelijk nazorg krijgt en dat de nazorg een juiste aansluiting vindt bij de jongere. Als casusregisseur volgen zij het nazorgtraject dat een jongere volgt en zorgen zij ervoor dat de hulpverlening op één lijn zit met elkaar.
6.3
Beantwoording deelvraag vier: Wat vinden ex-gedetineerde jongeren uit Katwijk van de geboden nazorg in de periode 2009-2012?
In de inleiding van dit onderzoek is al stilgestaan bij een belangrijk knelpunt die het beantwoorden van de vierde deelvraag onmogelijk maakte. Ondanks meerdere pogingen via verschillende kanalen, lukte het niet om de doelgroep te bereiken en te interviewen over hun mening met betrekking tot de geboden nazorg. Er kan wel een conclusie worden getrokken uit het feit dat de doelgroep niet te bereiken is. Medewerkers van de gemeente Katwijk, waaronder de gemeentelijke nazorgcoördinator, gaven aan dat zij de personen niet in beeld hebben en ook geen cijfers hebben over de omvang van de doelgroep. Zij beschikken niet over actuele informatie van ex-gedetineerde minderjarigen Katwijk rijk is, laat staan over meerdere jaren. Dit laat zien dat de doelgroep moeilijk te bereiken is en alleen in beeld is bij het OM, de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdreclassering. Met andere woorden: de doelgroep wordt geïsoleerd en afgeschermd. 46
Jeugdrechtspraak vindt plaats achter gesloten deuren. Er is geen openbaar systeem waarin men kan raadplegen hoeveel Katwijkse jongeren momenteel gedetineerd zijn. Bureau Jeugdzorg heeft deze cijfers wel, maar beroept zich op de toestemming van de landelijke directie en het recht op privacy. De Barometer van Tympaan geeft per jaar weliswaar de absolute aantallen weer van de instroom, maar deze informatie is beperkt. Hieruit valt te concluderen dat de doelgroep kwetsbaar en slecht te bereiken is zonder de medewerking van Jeugdreclassering/Bureau Jeugdzorg.
6.4
Beantwoording en conclusie hoofdvraag
Nu alle deelvragen in de vorige paragrafen zijn beantwoord is het mogelijk om de hoofdvraag samenvattend te beantwoorden. Op de vraag hoe nazorg van ex-gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar, afkomstig uit de gemeente Katwijk, zowel de Jure als de Facto is geregeld, is het volgende antwoord te geven: Nazorg aan ex-gedetineerde jongeren (waaronder ook Katwijkse jongeren) is wettelijk vastgelegd in verschillende wetten en procedures. De nazorg zelf begint al bij de procedure Jeugdstrafrecht waarin de rechter eisen en voorwaarden kan stellen aan de uit te voeren nazorg bij de uitspraken over straf en op te leggen maatregelen. Met het oog op nazorg, gaat het dan om het voorkomen van terugval (naast natuurlijk het voorkomen dat jongeren überhaupt in jeugddetentie komen of een PIJ-maatregel krijgen opgelegd). Het is wettelijk vastgesteld dat de afdeling Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg de reclassering/nazorg officieel uitvoert. De provincie heeft hierin een toezichthoudende taak. Deze taak voert Bureau Jeugdzorg ook uit in Katwijk. Daarnaast is ook de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de nazorg als casusregisseur. De gemeente Katwijk heeft geen wettelijke plicht tot het bieden van nazorg. Wel heeft zij een algemene zorgplicht vanuit de WMO, waar ook deze jongeren onder vallen. De gemeente Katwijk heeft op dit moment geen gegevens over het aantal ex-gedetineerde minderjarigen. Daarnaast is de gemeente Katwijk niet betrokken geweest bij Trajectberaden als het gaat om Katwijkse jongeren die in detentie zaten/zitten. Recentelijk is het contact tussen Bureau Jeugdzorg en de gemeente Katwijk weer hersteld en staan er vervolgafspraken op de agenda. Gedurende de periode 2009 tot en met 2012 vonden geen grote beleidswijzigingen plaats in het jeugdbeleid van de gemeente Katwijk. Deze staan wel op stapel gelet op de transitie jeugd in 2014. Positieve ontwikkeling is dat de gemeente Katwijk in de afgelopen jaren gewerkt heeft aan het verstevigen van samenwerkingsverbanden en hieraan ook volop meewerkt of de regie heeft. Zo vindt op dit moment nauwe samenwerking plaats tussen de gemeente Katwijk en een aantal organisaties om een criminele groep hangjongeren aan te pakken. Hierbij wordt ingezet op zowel preventie als nazorg. Deze manier van werken en de hierbij betrokken organisaties kunnen ook ingezet worden als het gaat om een bijdrage aan de nazorg van de doelgroep. Zijdelings zijn ook een aantal lokale organisaties en samenwerkingswerkingsverbanden betrokken bij de nazorg. Hier onder vallen bijvoorbeeld het jongerenwerk van Factor Welzijn, het Project Reintegratie van Stichting Kocon en de Vereniging Relaties (ex) gedetineerden. Zij hebben geen wettelijke plicht tot het verlenen van nazorg, maar begeleiden de jongeren en/of families.
6.5
Aanbevelingen
In deze paragraaf volgen een aantal aanbevelingen voor de Stichting Kocon en de gemeente Katwijk om de nazorg aan ex-gedetineerde Katwijkse jongeren tussen twaalf en achttien jaar nader uit te werken en te verbeteren.
47
6.5.1
Aanbevelingen voor Stichting Kocon
Gelet op de aanleiding van dit onderzoek geven de uitkomsten aanleiding tot twee aanbevelingen. Aanbeveling 1 – Pas op de plaats Nazorg aan volwassen ex-gedetineerden is een taak van de gemeente die zelf een nadere invulling kan geven aan de uitvoering hiervan. Nazorg aan ex-gedetineerde minderjarigen is een taak van de Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg, waarvoor wettelijke kaders en procedures gelden voor de wijze waarop de uitvoering plaatsvindt. De huidige aanpak die Stichting Kocon samen met de gemeente Katwijk ontwikkelde voor het begeleiden van volwassen ex-gedetineerden kan daarom niet één op één worden overgenomen voor het begeleiden van ex-gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar. Zowel de gemeente als Bureau Jeugdzorg hebben de wens geuit om in de toekomst meer samen te gaan werken op het gebied van nazorg aan ex-gedetineerde minderjarigen. In dat kader is het aan te bevelen dat de Stichting Kocon een pas op de plaats maakt en verdere initiatieven vooralsnog overlaat aan de gemeente en Jeugdreclassering. Op die manier krijgen de (wettelijke) hoofrolspelers de ruimte om de samenwerking lokaal nader uit te werken. De spreekwoordelijke rol om ‘de vinger aan de pols’ te houden voor wat betreft de vorderingen van deze samenwerking is natuurlijk wel een rol die Stichting Kocon hierin kan aannemen. Aanbeveling 2 – Verken de samenwerkingsmogelijkheden met Jeugdreclassering Stichting Kocon heeft jarenlange ervaring en kennis bij het begeleiden van ex-gedetineerde volwassenen. Tijdens het gesprek met de heer David van de afdeling Jeugdreclassering is al (voorzichtig) positief gereageerd op het hulpaanbod vanuit Stichting Kocon als het gaat om persoonlijk contacten met een gedetineerde jongere en zijn ouders. De aanbeveling is om samen met Bureau Jeugdzorg een verkennende afspraak te maken samen te bespreken in hoeverre dit kan worden uitgewerkt.
6.5.2
Aanbevelingen Gemeente Katwijk
Hoewel het niet de opzet was van dit onderzoek, geven de uitkomsten van dit onderzoek aanleiding voor een aantal aanbevelingen voor de gemeente Katwijk. Aanbeveling 1: Neem als gemeente deel aan de Trajectberaden Dé plek om nazorg invulling te geven zijn de Trajectberaden voor de huidige gedetineerde jongeren tussen twaalf en achttien jaar. Geef als gemeente aan dat deelname hieraan op prijs gesteld wordt. Aanbeveling 2: Vraag meer inzicht over Katwijkse ex-gedetineerde jongeren De jongeren die uit detentie naar Katwijk terugkeren, zijn gebaat bij een gemeente die goed op de hoogte is van hun situatie. Op die manier kan er bijvoorbeeld beter ingespeeld worden op de knelpunten bij nazorg. De aanbeveling ligt voor de hand: zorg met behulp van Jeugdreclassering voor meer inzicht over de groep ex-gedetineerde Katwijkse jongeren. Aanbeveling 3 : Werk de Handreiking Nazorg jeugdige ex-gedetineerden Nazorg verzorgd uit Het beleidsdocument “Handreiking Nazorg jeugdige ex-gedetineerden Nazorg verzorgd” van de VNG, geeft een goed beeld van de taken die een gemeente op zich kan nemen bij nazorg aan exgedetineerde jongeren. De huidige nazorgcoördinator van de gemeente Katwijk kan ook worden aangemerkt als nazorgcoördinator voor minderjarige ex-gedetineerden en aan de hand van dit document een nadere aanpak bepalen.
48
Aanbeveling 4: Maak gebruik van lokale samenwerkingsverbanden en organisaties Op dit moment vindt er een nauwe samenwerking plaats tussen verschillende partijen bij de aanpak van een criminele groep hangjongeren. Veel van deze partijen kunnen ook van dienst zijn bij ex-gedetineerde jongeren die niet onder de hierboven genoemde groep vallen. De samenwerking is er in principe al en verloopt goed. Door ook bij algemene nazorg goed samen te werken met de andere partners, valt de ex-gedetineerde jongere niet in het spreekwoordelijke zwarte gat op het moment dat de verplichte Jeugdreclassering is beëindigd.
6.5.3
Visie van de onderzoeker
Nazorg aan ex-gedetineerde minderjarigen (en daarmee ook degenen uit Katwijk) is voor een groot deel vastgelegd in een juridisch kader. Bureau Jeugdzorg heeft de taak om nazorg te verschaffen aan deze groep, wettelijk toebedeeld gekregen. Ook wordt verwacht dat een gemeente haar verantwoordelijkheid in de vorm van zorgplicht serieus neemt als het gaat om ex-gedetineerde jongeren. Als gevolg van onvoldoende communicatie over de hierboven beschreven theorie is de uitvoering in de prakrijk onvoldoende tot zijn recht gekomen. Niet duidelijk is waar dit precies aan ligt, maar mede hierdoor heeft de gemeente onvoldoende kennis van de doelgroep. Het gebrek aan kennis over de doelgroep en het vermoeden dat er geen nazorg geregeld was, was één van de redenen dat de Stichting Kocon hulp aan wilde bieden bij nazorg aan Katwijkse exgedetineerde jongeren. Omdat de aanpak voor nazorg voor ex-gedetineerde volwassenen postief verloopt, is het goed voorstelbaar dat dit wellicht overgenomen kon worden voor de minderjarigen in Katwijk. Uit dit onderzoek is mijn inziens naar voren gekomen dat de aanpak van volwassenen niet één op één overgenomen kan worden, integendeel de wettelijke kaders geven hiertoe geen ruimte. Vanwege de kennis en ervaring kan Stichting Kocon niet zomaar over het hoofd gezien worden en acht ik de kans groot dat Stichting Kocon een toekomstige partner zal zijn in de uitvoering van nazorg van Katwijkse minderjarige jongeren.
6.6
De rol van de SJD-er bij de uitvoering van de aanbevelingen
Deze paragraaf is het sluitstuk van dit onderzoek. Hier wordt stilgestaan bij welke rollen een SJD-er kan vervullen bij de aanbevelingen die zijn gedaan in het onderzoek. In het beroepsveld kan een SJD-er een aantal taken vervullen die zijn genoemd bij de aanbevelingen. Bij al deze functies komt naar voren dat de SJD’er in staat moet zijn om knelpunten tussen beleid en de praktijk zoveel mogelijk te verhelpen. Dit brengt ook de competenties naar voren die een SJD’er dient te beheersen. De volgende rollen lijken mogelijk voor een SJD’er om bij de aanbevelingen te vervullen: - Gelet op de vaardigheden van een SJD-er, zoals het interperteren van juridische kaders, kan een SJD’er als contactpersoon optreden van Stichting Kocon optreden bij de uitwerking van nazorg aan ex-gedetineerde minderjarigen afkomstig uit Katwijk; - een SJD-er is in staat om de rol van nazorgcoördinator uit te voeren omdat hij kennis heeft van wet- en regelgeving en de interpertatie hiervan naar de praktijk; - de SJD-er zou als medewerker van de gemeente deel kunnen nemen aan de Trajectberaden als het gaat om Katwijkse gedetineerde jongeren; - binnen Bureau Jeugdzorg kan een SJD’er de functie van jeugdreclasseerder vervullen.
49
Hoofdstuk 7
Bibliografie
Boeken
Adviesbureau van Montfoort (2005) De jongere aanspreken, handboek methode Jeugdreclassering Utrecht: Maatschappelijke Ondernemers Groep
Middelaar, van, R. (2011) Drang & Dwang: een overzicht van drang en dwang kaders t.b.v. de ketenpartners van de veiligheidshuizen Amersfoort en Utrecht, uitgever onbekend
Oosterbaan, W. (2011) Een leesbare scriptie, Gids voor het schrijven van scripties, essays en papers Uitgeverij Prometheus, NRC boeken
Verhoeven N. (2007) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Uitgevers
Publicaties en beleidsnota’s
Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, 2007, Ministerie van Justitie
Handreiking nazorg Jeugd, Nazorg verzorgd, 2009, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Jaarverslag 2011, 2012, Veiligheidshuis Leiden
Jeugdstrafrecht in vraag en antwoord, 2011, Ministerie van Justitie en Raad voor de Kinderbescherming
Ontwerp Focus 2014 2010, Holland Rijnland
Pilot nazorg ex-gedetineerden - Voorstel Stichting Kocon voor een pilot van twee jaar voor de nazorg aan ex-gedetineerden uit de gemeente Katwijk, december 2010, Stichting Kocon
Beleidsnota Jeugd op Koers, 1999, gemeente Katwijk
Wet- en regelgeving
Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen
Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Wet op de Jeugdzorg
Wetboek van Strafrecht
Wetboek van Strafvordering
50
Internet
http://www.brijder.nl
http://www.commissievantoezicht.nl
http://www.dejeugdinrichting.nl
http://www.dji.nl
http://www.eerstekamer.nl
http://www.factorw.nl
http://www.hetccv.nl
http://www.hollandrijnland.net
http://www.inspectiejeugdzorg.nl
http://www.ipo.nl
http://www.kinderbescherming.nl
http://www.kocon.nl
http://www.overheid.nl
http://www.rechtspraak.nl
http://www.rijksoverheid.nl
http://www.vng.nl
http://www.wegwijzerjeugdenveiligheid.nl
http://www.werkhotel.nl
http://woorden.org
51
Bijlagen Bijlage 1
Lijst met afkortingen
Bijlage 2
Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd
Bijlage 3.
Barometer Tympaan: gemeente Katwijk - Jeugd
Bijlage 4.
Achtergrondinformatie Platform en Stichting Kocon
52
Bijlage 1
Lijst met afkortingen
AMW AWBZ Bjj BJz BKK CBR CIZ CJG CJIB CWI DJI DPAN ESP FOBA GBM GGD HM GGZ Jeugd ITA ITB-er JCO JJI JPP JR LVB OM MMD NIFP PI PIJ PV PVM RMC RvdK STP T&B UWV VIC VIR WMO
Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen Bureau Jeugdzorg Bureau Kwetsbare Kinderen Centraal Bureau Rijvaardigheid Centrum voor Indicatiestelling Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin Centraal Justitieel Incasso Bureau Centrum voor Werk en Inkomen Dienst Justitiële Inrichtingen Digitaal Platform Aansluiting Nazorg Ernstige Seksuele Problematiek Forensische Observatie – en BegeleidingsAfdeling Gedragsbeinvloedende Maatregel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Hollands Midden Geestelijke gezondheidszorg Jeugd Individuele Traject Afdeling Individuele Traject Begeleider Justitieel Casus Overleg Justitiële Jeugdinrichting Jongeren Preventie Project Jeugdreclassering Licht Verstandelijk Beperkten Openbaar Ministerie Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Penitentiaire Inrichting Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen Proces Verbaal Proces Verbaal Minderjarigen Regionaal Meld en Coördinatiepunt Raad voor de Kinderbescherming Scholing- en Trainings Programma Toezicht en Begeleiding Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen Very Intensive Care Verwijsindex Risicojongeren Wet Maatschappelijke Ondersteuning
53
Bijlage 2
Verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd VERANTWOORDELIJKHEIDSKADER NAZORG JEUGD
1. Inleiding Er zijn veel partijen betrokken bij de nazorg ten behoeve van jeugdige wetsovertreders. Hierdoor wordt het als ingewikkeld ervaren om tot een sluitende aanpak te komen rond nazorg. Een sluitende aanpak vergt een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen om jeugdigen op het rechte spoor te krijgen en te houden. Dit betekent, dat elke partij een bijdrage levert in nauwe samenhang met het aandeel van de andere partijen, zonder onnodige overlap en zonder dat er hiaten vallen. Er moet dus goed worden samengewerkt. Samenwerking vereist een duidelijke rolverdeling, waarbij verwachtingen over en weer op elkaar zijn afgestemd. De totstandkoming van onderhavig verantwoordelijkheidskader nazorg jeugd vloeit voort uit het project Nazorg (onderdeel van zowel het Programma Jeugd Terecht als Operatie Jong). Het verantwoordelijkheidskader is bedoeld om te voorzien in de behoefte aan een nadere afbakening van begrippen en verantwoordelijkheden en om de rol van de gemeente te verduidelijken. Paragraaf 2 bevat een omschrijving van wat in dit verantwoordelijkheidskader onder nazorg wordt verstaan. Paragraaf 3 geeft een opsomming van de belangrijkste ijkpunten voor de nazorg: een set van uitgangspunten en algemeen geldende eisen voor nazorg aan jeugdigen. In paragraaf 4 ten slotte wordt op basis van de vigerende wet- en regelgeving antwoord gegeven op de vraag waar elk der betrokken partijen op aan te spreken valt als het gaat om nazorg ten behoeve van jeugdige wetsovertreders.
2. Definitie nazorg In dit verantwoordelijkheidskader wordt onder “nazorg” verstaan: begeleiding van jeugdigen in aansluiting op een verblijf - jeugddetentie of PIJ-maatregel- in een justitiële jeugdinrichting (JJI) . Nota bene De zogeheten “scholings- en trainingsprogramma’s” (STP) worden niét tot de nazorg gerekend, omdat deze zijn aan te merken als de extramurale executie van een jeugddetentie of PIJ-maatregel. De nazorg kan zowel een verplichtend karakter hebben als op vrijwillige basis plaatsvinden. Verplichte nazorg heeft de vorm van een opdracht aan de (jeugd)reclassering tot het verlenen van “Hulp en Steun” ter zake van de naleving van de bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke jeugddetentie, voorwaardelijke PIJ, voorwaardelijke invrijheidstelling/voorwaardelijke beëindiging van jeugddetentie, resp. van een PIJ, volgend op de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte. De duur van de begeleiding is gelijk aan de proeftijd. Vrijwillige nazorg vindt haar grondslag in de Regeling vrijwillige begeleiding jeugdreclassering (Besluit van de Minister van Justitie van 12 januari 2005), gelet op art.77 hh lid 2 Wetboek van Strafrecht. Deze regeling geeft aan, dat de Raad voor de Kinderbescherming aan de jeugdreclassering opdracht kan geven tot Toezicht & Begeleiding: a. na langdurige detentie (meer dan 6 maanden), mits de jeugdige bij ontslag uit de justitiële jeugdinrichting de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt b. tijdens en na kortdurende detentie (6 maanden of minder), mits de jeugdige bij aanvang van de begeleiding van de jeugdreclassering de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt c. na een PIJ-maatregel, mits de jeugdige bij ontslag uit de justitiële jeugdinrichting de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
1
54
Tevens bevat de regeling een bepaling die zegt wanneer de nazorg start en hoe lang deze mag voortduren. Zo nemen ingeval van langdurige detentie (> 6 maanden) en van toepassing van de PIJmaatregel de begeleidende werkzaamheden een aanvang drie tot zes maanden voor het tijdstip waarop de jeugdige de inrichting zal verlaten. Bij een detentieduur van 6 maanden of minder begint de begeleiding vanaf het moment dat de jeugdige zich in detentie bevindt. Als de jeugdige reeds begeleiding kreeg dan wordt deze gecontinueerd1. Jeugdigen kunnen begeleid worden tot 6 maanden na ontslag uit de inrichting met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging met 6 maanden, door tussenkomst van de Raad voor de Kinderbescherming2.
3. IJKpunten voor de nazorg ¾ In principe krijgen alle jeugdigen die op een strafrechtelijke titel in een JJI zijn geplaatst nazorg in aansluiting op hun verblijf in de JJI (= beleidsstandpunt van de Minister van Justitie). ¾ Het verblijf in een JJI kent - bij voorkeur - een gefaseerde afbouw: hetzij via STP of proefverlof, hetzij via een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie respectievelijk PIJ-maatregel, die volgt op de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte. ¾ Er is een naadloze aansluiting tussen het verblijf in de JJI en het traject dat daarop volgt. ¾ Daarom start de voorbereiding van de nazorg reeds voor het vertrek van de jeugdige uit de JJI. ¾ Ook na afloop van de nazorg kan de jeugdige nog zorg nodig hebben of aangewezen zijn op (gemeentelijke) dienstverlening. In dat geval dient er een naadloze aansluiting tussen de nazorg en het daaropvolgende traject te zijn.
4. Betrokken partijen en hun onderscheiden verantwoordelijkheden m.b.t. nazorg Bij de nazorg voor jeugdigen zijn in ieder geval de volgende partijen betrokken. ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
De justitiële jeugdinrichtingen Bureau Jeugdzorg/afdeling jeugdreclassering Volwassenenreclassering Raad voor de Kinderbescherming Openbaar Ministerie (bij verplichte nazorg)
Justitiepartners
¾ Gemeente
Met elkaar zorgen deze partijen voor een sluitende aanpak rond nazorg. Ieder van deze partijen is aanspreekbaar op de eigen verantwoordelijkheid zoals die in wet- en regelgeving is vastgelegd. Bij convenant kunnen allerlei vormen van meer of minder vergaande samenwerking worden afgesproken. Verantwoordelijkheden die in wet- en regelgeving zijn vastgelegd mogen niét bij convenant worden ingeperkt of geheel en al aan anderen worden overgedragen.
-
Verantwoordelijkheid jeugdinrichtingen
Gedurende de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie of PIJ-maatregel vallen de jeugdigen onder de verantwoordelijkheid van de directeur van een JJI ; dit geldt zowel voor het intramurale gedeelte van de tenuitvoerlegging als voor de extramurale fase (d.w.z. tijdens STP of proefverlof). In beginsel eindigt deze verantwoordelijkheid als de straf of maatregel afloopt, want daarmee vervalt de strafrechtelijke titel. Vanuit hun missie zorgen de JJI’s evenwel niet alleen voor de 1 2
Art. 4 lid 1 en lid 2 van de Regeling van de Minister van Justitie van 12 januari 2005 nr. 5328243/04/DJJ Art.3 lid 1en lid 4 van de Regeling van de Minister van Justitie van 12 januari 2005 nr. 5328243/04/DJJ 2
55
tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en vrijheidsbenemende maatregel, maar bieden zij de aan hun zorg toevertrouwde personen ook de kans om een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan op te bouwen. Aandacht voor nazorg sluit aan op het laatste deel van de missietekst. De JJI draagt geen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de nazorg. Met betrekking tot nazorg betekent de verantwoordelijkheid van de JJI concreet, dat zij - de (jeugd)reclassering betrekt bij het opstellen van het verblijfs- of behandelplan (indien van toepassing)3 - in het plan vermeldt, welk traject wordt gevolgd in aansluiting op het verblijf in de inrichting - tijdig de Raad voor de Kinderbescherming informeert over de geplande vertrekdatum4 - actief meewerkt aan de totstandkoming van een nazorgplan, indien vanwege de korte detentieduur geen afzonderlijk verblijfsplan wordt opgesteld -
Verantwoordelijkheid Bureau Jeugdzorg/afdeling jeugdreclassering
Bureau JZ/jeugdreclassering is verantwoordelijk voor de uitvoering van de diverse jeugdreclasseringsactiviteiten, waaronder nazorg5. De wet bepaalt dus, dat BJZ/jeugdreclassering belast is met nazorg voor jeugdigen. In formele termen betreft nazorg “een opdracht tot Toezicht & Begeleiding na jeugddetentie resp. na een PIJ-maatregel”, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming als opdrachtgever fungeert. De Jeugdreclassering begeleidt jeugdigen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, die met politie en Justitie in aanraking komen en onder de werking van het jeugdstrafrecht vallen. In het kader van haar begeleidingstaak helpt de jeugdreclassering bedoelde jeugdigen bij het vinden van een realistisch toekomstperspectief en bij het ontwikkelen van de competenties die hiervoor nodig zijn. Voor elke jeugdige wordt een op maat gesneden begeleidingsplan opgesteld. De jeugdreclassering is verantwoordelijk voor de totstandkoming en uitvoering van het plan6. Op onderdelen kan het plan op verzoek van de jeugdreclassering door andere instanties en/of hulpverleners worden uitgevoerd, waarbij gebruik gemaakt kan worden van aanvullend hulpaanbod van Bureau Jeugdzorg. Bijvoorbeeld vormen van intensieve gezinsbehandeling zoals de FFT of speciale trainingen voor jeugdigen, zoals agressieregulatie. De jeugdreclassering vervult hierbij de rol van casemanager: waar nodig schakelt zij anderen in, maar ze houdt zelf de regie over de uitvoering van het begeleidingsplan in handen. Met betrekking tot nazorg betekent deze verantwoordelijkheid van Bureau JZ/jeugdreclassering concreet, dat de jeugdreclassering - actief meewerkt aan de totstandkoming van een verblijfs- of behandelplan (indien van toepassing) - tijdig voordat de jeugdige de inrichting verlaat, begint met de voorbereiding van de nazorg door invulling van een nazorgplan, in samenspraak met de betrokken JJI7 - daarbij - reeds in de fase van voorbereiding - de partijen betrekt die een of meer taken voor hun rekening zullen nemen, waaronder in ieder geval de gemeente waar de jeugdige zich gaat vestigen - uitvoering geeft aan het plan in de rol van casemanager - het nazorgplan, alsmede tussen- en eindrapportages op tijd naar de Raad zendt, gelet op diens rol van casusregisseur8
3
Voorgeschreven in de MvT behorende bij Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen Afspraken over informatieoverdracht tussen Raad voor de Kinderbescherming, JJI’s en jeugdreclassering zijn neergelegd een Landelijk kader informatieoverdracht (mei 2005); deze afspraken hebben onder meer de strekking, dat de JJI’s de Raad informeren over (over)plaatsing, vertrek en de geplande vertrekdatum. 5 Art. 10 Wet op de Jeugdzorg 6 Art. 46 Uitvoeringsbesluit behorende bij de Wet op de Jeugdzorg 7 JJI’s en jeugdreclassering maken op een aantal plaatsen gebruik van het zgn. duaal casemanagement om hun samenwerking vorm te geven. Het betreft hier een methode van samenwerken die de onderscheiden verantwoordelijkheden onverlet laat. 8 Ingeval van verplichte nazorg rapporteert de jeugdreclassering aan de justitiële autoriteiten; de Raad voor de Kinderbescherming krijgt een afschrift van het rapport. Als de Raad opdrachtgever is (vrijwillige nazorg) rapporteert de jeugdreclassering rechtstreeks aan de Raad. 4
3
56
-
Verantwoordelijkheid Volwassenreclassering
De reclassering is verantwoordelijk voor de uitvoering van de diverse reclasseringsactiviteiten gericht op personen in de leeftijd vanaf 18 jaar, die met politie en Justitie in aanraking komen en onder de werking van het strafrecht voor volwassenen vallen. Daarnaast is de reclassering de aangewezen instantie als ten aanzien van jeugdigen het strafrecht voor volwassenen wordt toegepast. De reclassering kan ook de begeleiding op zich nemen van personen die weliswaar onder het jeugdstrafrecht zijn veroordeeld, maar van wie de begeleiding pas start nadat zij 18 jaar zijn geworden. In dat geval geldt als voorwaarde dat de begeleiding geschiedt in opdracht van de rechterlijke macht of de directeur van een justitiële inrichting, dat wil zeggen in een gedwongen kader. Voor nazorg als vrijwillige begeleidingsvariant (zie definitie onder punt 2) ontbreekt tot op dit moment een financieringsgrondslag. De reclassering kan echter op basis van haar specifieke expertise wel een aanbod voor vrijwillige begeleiding creëren, mits hiervoor externe financiering is. Dit betekent dat gemeenten van dit aanbod gebruik kunnen maken als zij willen optreden als opdrachtgever en financier. -
Verantwoordelijkheid Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming is in jeugdstrafzaken belast met de casusregie. Casusregie is niet hetzelfde als casemanagement (=cliëntactiviteit). Casusregie is een specifieke taak van de Raad voor de Kinderbescherming, bedoeld om de samenhang te bevorderen tussen de verschillende activiteiten van de ketenpartners in het jeugdstrafrecht (= ketenactiviteit). Het betekent, dat de Raad het gehele straftraject van de jeugdige volgt, vanaf de melding van de politie tot en met de nazorg door de Jeugdreclassering. De kernactiviteiten zijn samen te vatten in: bewaken, informeren, signaleren en toetsen. Met betrekking tot nazorg betekent uitoefening van de casusregie concreet, dat de Raad: - bewaakt of de jeugdige op tijd nazorg krijgt - actie onderneemt naar betrokken ketenpartners, indien mocht blijken dat er voor de jeugdige niet tijdig nazorg beschikbaar komt (signaleringsfunctie) - als opdrachtgever fungeert voor BJZ/afdeling jeugdreclassering - het nazorgplan, eventuele tussenrapportages en de eindrapportage van BJZ/afdeling jeugdreclassering toetst aan de hand van overeengekomen vaste criteria9 waarbij, indien noodzakelijk, gebruik wordt gemaakt van de wettelijke aanwijzingsbevoegdheid - informatie geeft aan de betrokken ketenpartners, waaronder de gemeente, voor zover relevant voor hun aandeel in het traject - toeziet op een naadloze aansluiting met het vervolgtraject, indien de jeugdige na afloop van de nazorg nog zorg of begeleiding behoeft Daarnaast heeft de Raad een adviserende taak in jeugdstrafzaken. Via zijn adviezen aan de Officier van Justitie, de Kinderrechter en de Minister van Justitie kan de Raad ertoe bijdragen, dat jeugdigen na hun verblijf in een JJI nog gedurende een periode verplichte begeleiding krijgen van de Jeugdreclassering (in de vorm van een maatregel Hulp&Steun). -
Verantwoordelijkheid Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie is belast met de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen10. Dit betekent, dat het Openbaar Ministerie verantwoordelijkheid draagt ingeval van verplichte nazorg. Deze vindt plaats in het kader van een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie, gedeeltelijk voorwaardelijke PIJ, voorwaardelijke invrijheidstelling/beëindiging van jeugddetentie, resp. van een PIJ. Het Openbaar Ministerie is ingeval van een voorwaardelijke veroordeling of voorwaardelijke
9 10
Art. 60 Uitvoeringsbesluit behorende bij de Wet op de Jeugdzorg Art. 553 Wetboek van Strafvordering, art.124 Wet RO 4
57
invrijheidstelling/beëindiging in het bijzonder belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden11. Met betrekking tot verplichte nazorg betekent de verantwoordelijkheid van het OM: - ingeval de OvJ oplegging van een straf of maatregel eist, zal hij in beginsel in zijn vordering opnemen dat een gedeelte daarvan voorwaardelijk wordt opgelegd met opdracht aan de (jeugd)reclassering tot het verlenen van “Hulp en Steun” terzake van de naleving van bijzondere voorwaarden. Ook kan het OM (op voorstel van de directeur van een JJI) bij de rechter vorderen dat de jeugdige voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. De OvJ doet dit indien naar zijn oordeel deze begeleiding - bij wijze van verplichte nazorg - essentieel is voor het beoogde effect van de overige onderdelen van de straf of maatregel - kennis neemt van de rapportage van BJZ/afdeling jeugdreclassering of reclassering over de naleving van de bijzondere voorwaarden en tenuitvoerlegging gelassen als de voorwaarden niet worden nageleefd. -
Verantwoordelijkheid gemeente
De medewerkers van de jeugd- en volwassenenreclassering zijn, zoals hierboven gesteld, belast met de begeleiding van jongeren na afloop van een strafrechtelijk verblijf in een justitiële jeugdinrichting. Jongeren krijgen van hen ondersteuning op de voor hun relevante leefgebieden, zodat zij in staat zijn een zo zelfstandig mogelijk bestaan op te bouwen. Deze jongeren zullen hun bestaan opbouwen in een van de Nederlandse gemeenten. Het gemeentebestuur heeft geen specifieke verantwoordelijkheid voor nazorg aan jeugdige exgedetineerden. Daarom wordt hier volstaan met de algemene verantwoordelijkheden die gemeentebesturen hebben jegens hun burgers, voor zover van belang voor dit Verantwoordelijkheidskader.12 o Onderwijs Op het terrein van onderwijs zijn de verantwoordelijkheden van het lokale bestuur: handhaven van de leerplicht, het regionale meld – en coördinatiecentrum (RMC), het schoolhuisvestingsbeleid en het leerlingenvervoer. In tal van gemeenten zijn projecten in het kader van voortijdig schoolverlaten. o Werk en inkomen Op het terrein van werk en inkomen is het lokale bestuur verantwoordelijk voor het uitkeringsbeleid. In de meeste gemeenten functioneert een Jongerenloket, vaak ondergebracht bij Centra voor Werk en Inkomen, dat jongeren begeleid bij het vinden van een baan, scholing of een combinatie daarvan. Ook kan hulp geboden worden bij eventuele schuldsanering en budgettering. o Huisvesting Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende passend aanbod. Het komt voor dat in de gemeentelijke huisvestingsverordening regels omtrent jongerenhuisvesting zijn opgenomen. Het woningtoewijzingsbeleid is gemandateerd aan woningbouwcoöperaties; gemeenten geven geen woonvergunningen meer af. Wel kan het zijn dat er afspraken zijn gemaakt tussen gemeentebestuur en woningbouwcoöperaties over huisvesting voor bijzondere groepen. o Ondersteuning en participatie Op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning heeft het lokale bestuur een brede verantwoordelijkheid voor het bevorderen van participatie en meedoen. Prestaties worden o.a. verwacht op de leefbaarheid van buurten en wijken, opvoed- en opgroeiondersteuning, maatschappelijke opvang van dak- en thuislozen en verslavingszorg. Lokale besturen voeren beleid op de maat van hun gemeenten. Daardoor zijn er onderlinge verschillen. Een goede begeleiding begint met oriëntatie op de ondersteuning die de betreffende gemeente kan bieden.
11
Art. 77aa lid 1 Wetboek van Strafrecht Voor een beperkte groep –veelplegers- zijn met een beperkt aantal gemeenten (31) afspraken gemaakt in het kader van het Grotestedenbeleid over nazorg.
12
5
58
Bijlage 3.
Barometer Tympaan: gemeente Katwijk – Jeugd
De gegevens van het Tympaan Instituut1 geven weer hoeveel Katwijkse jongeren instroomden in de Jeugdreclassering. De onderstaande figuur 1 geeft de absolute aantallen weer.
1
Het Tympaan Instituut is een provinciaal kennisinstituut op het terrein van samenlevingsvraagstukken. http://www.tympaan.nl > Geraadpleegd d.d. 30 september 2012
59
Figuur 2: Printscreen van de Sociale barometer gemeente Katwijk. Bron: Tympaan - Website: http://www.ris-zh.nl/sociale_barometer/barometer.php
60
Toelichting begrippen en (herkomst) gegevens Sociale Barometer gemeente Katwijk- Jeugd: 1) Jeugdige verdachten (12-17) Bron: HKS bewerkt door KLPD (Korps Landelijke politiediensten)/DNRI(Dienst Nationale Recherche Informatie) Jeugdige verdachte: Een minderjarige (12-17 jaar) die 1 (beginner), 2-5 (meerpleger) of meer dan 5 (veelpleger) proces-verbalen tegen zich zag opgemaakt. Cijfers over deze 3 groepen afzonderlijk staan in het RIS in de tabel 'jeugdige beginners, meerplegers en veelplegers in Zuid-Holland'. 2) en 3) Deze cijfers betreffen het percentage jeugdige verdachten van 12 t/m 17 jaar op het totaal aantal jeugdigen van deze leeftijd. 4)
Meldingen jeugdoverlast Bron: Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) Meldingen jeugdoverlast: Het gaat alleen om meldingen waar de politie daadwerkelijk op is afgegaan. De meeste meldingen gaan over vernielingen, geluidsoverlast en het intimideren van buurtbewoners, maar in sommige gevallen ook over ernstigere incidenten zoals straatroven en overvallen. 5) en 6) Deze cijfers betreffen het percentage meldingen jeugdoverlast op de totale bevolking.
7)
Instroom (12-17) in jeugdreclassering Bron: Bureau Jeugdzorg Jeugdreclassering: Het gaat hierbij om het aantal jeugdigen dat in het betreffende jaar een nieuwe jeugdreclasseringsmaatregel heeft ontvangen (nieuwe instroom). Jeugdzorggegevens: Stadsregio Rotterdam, BJz Haaglanden/Zuid-holland en BJz Rotterdam leveren niet dezelfde gegevens aan en niet op hetzelfde moment. Om die reden ontbreken gegevens van de stadsregio Rotterdam (tijdelijk) in een aantal tabellen, of zijn gegevens niet op gemeenteniveau beschikbaar. Daarnaast publiceert Stadsregio Rijnmond uit privacy- overwegingen geen aantallen lager dan 10 op gemeenteniveau. Deze aantallen zijn, indien van toepassing, opgenomen in onbekend Rijnmond. 8) en 9) Deze cijfers betreffen het percentage jeugdigen van 12 t/m 17 jaar dat instroomt in de Jeugdreclassering op het totaal aantal jeugdigen van deze leeftijd.
10) Jeugdigen (12-17) bij Bureau Halt Bron: Bureaus Halt Halt: In het jeugdstrafrecht bestaat de HALT-afdoening. HALT staat voor Het ALTernatief en is bestemd voor jeugdigen van 12 tot en met 17 jaar die, meestal voor het eerst, met het strafrecht te maken krijgen. Door mee te werken aan een alternatieve straf voorkomt een jeugdige dat hij of zij een strafblad krijgt. 11) Beleving van jeugdcriminaliteit Bron: Integrale Veiligheidsmonitor Beschikbaarheid: De cijfers uit de Integrale Veiligheidsmonitor zijn niet op gemeenteniveau beschikbaar, maar wel per categorie gemeenten naar mate van stedelijkheid. Daarom worden bij de gemeente de gegevens getoond van de groep gemeenten naar mate van stedelijkheid waartoe deze behoort. Er worden bij deze gegevens dan ook geen rangordes gepresenteerd. Buurtproblemen: dreiging en sociale overlast. In de IVM zijn aan alle respondenten vragen gesteld over een aantal vormen van overlast en dreiging waarmee de buurt te maken kan hebben. Voor elk van deze problemen kan de respondent aangeven of die in zijn buurt vaak, soms, of nooit of bijna nooit voorkomen. Integrale Veiligheidsmonitor (IVM): De IVM verzamelt gegevens middels vragenlijsten onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens. De hier gepresenteerde cijfers hebben betrekking op ondervonden delicten, ervaren buurtproblemen of ervaren leefbaarheid in een periode van 12 maanden. De IVM is een steekproefonderzoek. De resultaten van steekproefonderzoek zijn altijd een schatting van de (meestal onbekende) waarden in de werkelijke populatie. Bij de interpretatie van de gegevens dient rekening gehouden te worden met marges rond de steekproefuitkomsten. Bij minder dan 50 waarnemingen worden geen gegevens gepubliceerd. Een uitgebreide beschrijving van het onderzoek is te vinden op de website van het CBS (www.cbs.nl; zoekterm: 'Integrale Veiligheidsmonitor (IVM), vanaf 2008'). 12) Voortijdig schoolverlaters uit vo en mbo Bron: Ministerie van OCW, bewerking Tympaan Instituut Voortijdig schoolverlaters: Het gaat hier om nieuwe voortijdig schoolverlaters: het aantal leerlingen jonger dan 23 jaar uit het betreffende schooljaar dat op 1 oktober van het volgende schooljaar het (bekostigd) onderwijs heeft verlaten en niet in het bezit is van een startkwalificatie (dat wil zeggen een havo- of vwodiploma, of een diploma op mbo niveau 2 of hoger). Bovendien betreft het die leerlingen die eind september van zowel het basisjaar als het daar op volgende schooljaar behoren tot de GBA-bevolking. De cijfers voor schooljaar 2010/2011 zijn voorlopige cijfers. 13) Niet-werkende werkzoekenden (15-26) Bron: UWV WERKbedrijf, CBS 14) Jongeren (18-24) met een Wajonguitkering Bron: CBS: bewerkt door Tympaan Instituut
61
WAJONG: De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Deze wet zorgt voor een uitkering voor jonggehandicapten. Dat zijn mensen die arbeidsongeschikt zijn geworden op het moment dat zij vanwege hun jonge leeftijd of studie nog geen betaald werk deden. 15) Jongeren (16-26) met een bijstandsuitkering Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Bijstandsuitkeringen: Dit is het totaal aantal uitkeringen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) 16) Gemelde jeugdigen (0-17) bij het AMK Bron: Bureau Jeugdzorg; bewerkt door Tympaan Instituut AMK: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het AMK is de instelling voor iedereen met vragen, zorgen of meldingen over kindermishandeling. Zij geeft advies en onderzoekt (vermoedelijke) situaties van kindermishandeling en brengt, indien nodig, de juiste hulp op gang. Ook geeft het AMK informatie, voorlichting en training over kindermishandeling. Het AMK maakt deel uit van Bureau Jeugdzorg maar kent een afzonderlijke toegang. Regiototalen: De regiototalen en het toaal voor de provincie Zuid-Holland zijn een optelling van de cijfers per gemeente. Dit betekent dat meldingen waarvan de woonplaats van de jeugdige onbekend is of meldingen over jeugdigen die buiten de provincie of stadsregio wonen, niet meegenomen zijn in het totaal. 17) Geaccepteerde aanmeldingen Bureau Jeugdzorg Bron: Bureau Jeugdzorg Geaccepteerde aanmeldingen: Dit is het aantal jeugdigen waarbij de aanmelding leidt tot een indicatietraject. 18) Verhouding gebruik pedagogisch hulpaanbod en indicatiebesluiten jeugdzorg Bron: Tympaan Instituut Begeleiding risicogezinnen/ReSet: Dit aanbod is gericht op begeleiding van risicogezinnen, ook wel ReSet genoemd. Het gaat om praktische en pedagogische thuisbegeleiding aan gezinnen met een opeenstapeling van pedagogische, psychosociale en/of psychiatrische problemen. Doel is het voorkomen van en vroegtijdig aanpakken van die problemen, waardoor instroom in de jeugdzorg voorkomen wordt. Kenmerkend is de snelle inzet van hulp en het ontbreken van een indicatieprocedure. Eerste problematiek relatie ouder-kind: In deze tabel gaat het om dossiers waarbij het belangrijkste probleem gerelateerd is aan opvoeding. Bij het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) wordt voor iedere cliënt een dossier aangelegd waarin de probleemsoorten worden geregistreerd. Indicatiebesluiten: Dit is het aantal gerealiseerde indicatiebesluiten, inclusief indicaties voor de jeugd-GGZ en voor cliënten vanuit de jeugdbescherming en jeugdreclassering voor geïndiceerde jeugdhulpverlening. Jeugd Preventie Team, Jongeren Preventie Project, Jeugd Interventie Team en Pak Je Kans: Het Jeugd Preventie Team (JPT), het Jongeren Preventie Project (JPP), het Jeugd Interventie Team (JIT) en Pak Je Kans (PJK) bestaan uit vertegenwoordigers van diverse (hulpverlening)instanties, die werken met jeugdigen die in aanraking zijn geweest met de politie en/of af kunnen glijden naar (verder) crimineel gedrag. Het JPP is actief in de regio Duin- en Bollenstreek, het JIT in de regio Haaglanden, het PJK in de regio Rotterdam-Rijnmond en in de overige regio's is het JPT actief. Bij de samenwerkingsverbanden komen ook zorgmeldingen binnen over de opvoeding of over mogelijke problemen in het gezin van jongeren. Deze meldingen zijn niet opgenomen in de tabel, behalve voor de gemeenten van de regio Goeree-Overflakkee. Dit betreft voor de hele regio 2 meldingen in 2010 en 3 in 2011. Opvoedbureau: Een opvoedbureau is een laagdrempelige voorziening waar ouders met kinderen van 0 tot 18 jaar met hun vragen en problemen rondom opvoeden terecht kunnen (www.jso.nl) Stevig Ouderschap: Stevig Ouderschap is gericht op het signaleren van gezinnen met een verhoogd risico op opvoedingsproblematiek en kindermishandeling direct na de geboorte van het kind. Geselecteerde gezinnen krijgen ondersteuning via huisbezoeken van een JGZ-verpleegkundige (www.stevigouderschap.nl). Stevig Ouderschap is als effectieve interventie opgenomen in de Databank Effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut(NJi) (www.nji.nl). 19) en 20) Deze cijfers betreffen het percentage gebruik pedagogisch hulpaanbod van de som van het gebruik pedagogisch hulpaanbod en het aantal indicatiebesluiten jeugdzorg. 21) Instroom (0-17) Jeugdbescherming Bron: Bureau Jeugdzorg Jeugdbescherming: Dit is het aantal jeugdigen dat in het betreffende jaar een nieuwe jeugdbeschermingsmaatregel heeft ontvangen (nieuwe instroom). Een maatregel kan bestaan uit gesloten jeugdzorg, ondertoezichtstelling (OTS) of (voorlopig) voogdij. Jeugdzorggegevens Stadsregio Rotterdam, BJz Haaglanden/Zuid-holland en BJz Rotterdam leveren niet dezelfde gegevens aan en niet op hetzelfde moment. Om die reden ontbreken gegevens van de stadsregio Rotterdam (tijdelijk) in een aantal tabellen, of zijn gegevens niet op gemeenteniveau beschikbaar. Daarnaast publiceert Stadsregio Rijnmond uit privacyoverwegingen geen aantallen lager dan 10 op gemeenteniveau. Deze aantallen zijn, indien van toepassing, opgenomen in onbekend Rijnmond. 22) en 23 Deze cijfers betreffen het aantal jeugdigen van 0 t/m 17 jaar dat instroomt in de Jeugdbescherming per 1.000 jeugdigen van deze leeftijd.
62
Bijlage 4
Achtergrondinformatie Platform en Stichting Kocon
Platform Kocon Het Platform Kocon is in 1992 opgericht vanwege de drugsproblematiek in Katwijk. Het Platform is een samenwerkingsverband van lokale en regionale organisaties die werken op het gebied van verslavingspreventie, verslavingszorg en maatschappelijk herstel of hiermee raakvlakken hebben. De activiteiten worden lokaal ontwikkeld en ingezet. Dit kan een aanvulling zijn op het ‘basispakket’ zoals aangeboden door de GGD HM, Brijder Preventie en De Brug óf als alternatief omdat de genoemde organisaties bijvoorbeeld onvoldoende capaciteit en middelen hebben voor uitvoering. Het gaat om projecten en activiteiten op het gebied van: - Onderzoek voor het ontwikkelen en bijstellen van lokaal beleid. - Preventie en handhaving om het gebruik van riskante genotmiddelen te ontmoedigen, terug te dringen of te stoppen. - Nazorg en maatschappelijk herstel van ex-verslaafden en/ of ex-gedetineerden. Indien wenselijk initieert, ontwikkelt en implementeert het Platform zelf activiteiten 2. De gemeente Katwijk is als subsidieverstrekker direct betrokken bij de activiteiten van het Platform. Samenstelling Platform Kocon De Platformleden komen regelmatig bij elkaar voor afstemming en uitwisseling van signalen vanuit de verschillende organisaties. Een Katwijkse huisarts, Hans Moolenburgh, fungeert als onafhankelijk voorzitter van het Platform. Aan de platformvergaderingen nemen medewerkers deel van: - GGD- Hollands Midden - Politie Hollands Midden - De Brug Midden Nederland - Gemeente Katwijk - Brijder Preventie - Factor Welzijn - GGZ Duin- en Bollenstreek - Huisartsen Diverse project- en werkgroepen bereiden de activiteiten voor en zorgen voor uitvoering. Op uitnodiging van het Platform nemen ook medewerkers van andere organisaties deel aan de platformvergaderingen of de werkgroepen, waaronder: vrijwilligers, Woningbouwcorporatie Dunavie, Vereniging van Relaties van (Ex-) Gedetineerden, Bureau Jeugdzorg Rijnland, Kattuk.nl, de advocatuur, Algemeen Maatschappelijk Werk, de Voedselbank Katwijk en de Binnenvest. Daarnaast zijn er diverse overleg- en samenwerkingsverbanden met externe organisaties zoals STAP, TNO, Trimbos en verschillende universiteiten. Overleg, coördinatie en afstemming Samenwerken betekent informatie uitwisselen, afstemmen, plannen maken, adviezen uitbrengen en natuurlijk regelmatig overleg. Dit gebeurt maandelijks tijdens de platformvergadering èn in de verschillende project- en werkgroepen. De coördinatie van de activiteiten wordt uitgevoerd door de voorzitter (Hans Moolenburgh) en de secretaris (Thea Guijt) van het Platform. Zij sturen aan, plannen vergaderingen, versturen uitnodigingen en stellen verslagen, subsidieaanvragen en activiteitenplannen op en verzorgen de rapportages, publiciteit en correspondentie. Het Platform heeft een kantoor- en vergaderruimte in Huize Callao in Katwijk. Activiteiten Platform Kocon Het Platform voert activiteiten uit in overleg met betrokken organisaties en gemeentelijke afdelingen. Ook vrijwilligers werken hieraan mee, zoals de mentoren van het Project Reïntegratie. Hierbij spelen afstemming met andere activiteiten, de beschikbaarheid en inzet van mensen èn de actualiteit een rol. De voorzitter en de secretaris zorgen voor de coördinatie en terugkoppeling naar het Platform. Tijdens het reguliere overleg met de wethouder brengen de voorzitter (Nico van der Stel) en de penningmeester (Leen van Rijn) van Stichting Kocon verslag uit over de voortgang en vindt uitwisseling en afstemming plaats.
2
Activiteiten ontwikkeld vanuit het Platform zijn o.a.: het Project Maatschappelijke Integratie (PMI) later opgenomen in het reguliere aanbod van het Jongeren Preventie Project (JPP), de preventiesurvivals, het Project Reïntegratie en het Project Broodnodig, later overgenomen door Valent en Kwadraad. Activiteitenplannen en verslagen zijn te vinden op www.kocon.nl.
63
Werkgebied De activiteiten van het Platform Kocon richten zich op de inwoners van de gemeente Katwijk (62.034 inwoners). Financiering activiteiten Platform Stichting Kocon ontvangt subsidie van de gemeente Katwijk en subsidies vanuit de Doeluitkering (via centrumgemeente Leiden). Fondsen en giften worden gebruikt voor extra activiteiten en/of het Noodfonds van Stichting Kocon. Dit Noodfonds voorziet waar mogelijk in financiële hulp bij acute situaties zoals huisuitzettingen. Het gaat veelal om gezinnen die een beroep doen op de Voedselbank Katwijk en/ of het Project Broodnodig. Vanuit een groot aantal organisaties doen medewerkers mee in de verschillende werk- of projectgroepen van het Platform. Deze (personele) inzet wordt niet apart doorberekend wanneer de eigen organisatie op dit gebied een inspanningsverplichting heeft of duidelijk gebaat is bij deze vorm van samenwerking. Een aantal medewerkers voeren specifieke taken uit voor het Platform; zij zorgen voor de coördinatie, ontwikkeling èn uitvoering van activiteiten. Voor deze aanvullende diensten vanuit de GGD HM, Factor Welzijn en De Brug ontvangt Kocon subsidie van de gemeente Katwijk. Het Project Reïntegratie wordt voor het grootste deel gefinancierd door de gemeente Leiden vanuit de Doeluitkering OGGZ en Ambulante Verslavingszorg en Maatschappelijke Opvang. In 2012 bestaat de personele inzet, de medewerkers van Kocon, uitgedrukt in uren per week, uit: 38 uur ondersteuning en coördinatie (secretaris) en 6 uur administratieve ondersteuning vanuit Factor Welzijn 30,25 uur aanvullende diensten voor beleidsadvisering en activiteiten verslavingspreventie door twee GVO-medewerkers van de GGD-HM 24 uur casemanagement en 2 uur administratieve ondersteuning voor het Project Reïntegratie vanuit De Brug 20 uur voor de trajectbegeleiding van de Pilot nazorg ex-gedetineerden vanuit Factor Welzijn Stichting Kocon De Stichting Kocon is als rechtspersoon van het Platform Kocon verantwoordelijk voor het inhoudelijke en financiële beheer van de subsidiegelden van de gemeente Katwijk en centrumgemeente Leiden. Het bestuur dient ook de aanvragen in voor donaties en financiële ondersteuning vanuit fondsen en sponsors en beheert de giften van organisaties en particulieren. Het bestuur van Stichting Kocon is de formele gesprekspartner van de gemeente Katwijk. Naamgeving Platform Kocon De activiteiten van het Platform zijn gebaseerd op samenwerking en het werkmodel ‘Kocon’ 3. Dit is geen kant-en-klaar programma, het is een aanpak waarin de drie ontwikkelingsstadia van een vlinder (rups, cocon en vlinder) symbool staan voor de onderdelen preventie, zorg en maatschappelijk herstel. De naam ‘Platform Verslavingszorg Katwijk’ is in 2004 gewijzigd in ‘Platform Kocon’. Dit gebeurde naar aanleiding van signalen van vrijwilligers en deelnemers. Zij vonden het hinderlijk om bijvoorbeeld post te ontvangen met een verwijzing naar verslavingszorg. Het ging hierbij om jongeren die gevraagd werden om mee te werken in projecten zoals Veilig In Katwijk Stappen (VIKS) en de deelnemers van het Project Reïntegratie die een nieuwe start willen maken ná behandeling voor verslaving. In 2009 vond een splitsing plaats van de aandachtsvelden waarop Platform Kocon zich richt. De aandachtsvelden armoede (Voedselbank), daklozenproblematiek, financiële problemen (Project Broodnodig) en het Noodfonds zijn met ingang van 2009 ondergebracht in de Stichting Kocon en het Platform Kocon Maatschappelijke Vraagstukken.
3
Kocon: een Katwijks model. Platform Verslavingszorg Katwijk. Januari 1999
64