Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening voltijd - deeltijd Hogeschool Utrecht
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening voltijd - deeltijd CROHO nr. 34641 Hogeschool Utrecht
Hobéon® Certificering BV december 2006 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Drs. M.S. Brouwer Mr. H.F.G.M. van der Grinten B.F. van der Sleen Drs. R.F.H.M. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Geprofileerd!’ (Den Haag, 2001) Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 5 oktober 2006
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 14 16 16 19 21 23 25 27 28 31 34 34 36 38 40 40 42 45 45 48 50 52 52 54
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding voltijd en deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
56 56 57
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 5 oktober 2006
1 1 1 1 3 4 4 6 7 7 7
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2.1. genoemde HBO bachelor opleidingen.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool Utrecht in casu het Instituut voor Recht van de Faculteit Maatschappij & Recht, verzorgt behalve de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD), de HBO bachelor opleidingen MWD, P&A, SPH, CMV en CT. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de bachelor opleidingen:
Sociaal Juridische Dienstverlening, voltijd, crohonummer: 34641 Sociaal Juridische Dienstverlening, deeltijd, crohonummer: 34641
1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding SJD in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding SJD, voltijd, deeltijd.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding SJD van de Hogeschool Utrecht is de grondlegger van de opleiding SJD in Nederland. De opleiding is ontstaan uit de behoefte van het raadsliedenwerk (Bureaus Sociale Raadslieden) aan juridisch geschoolden op HBO-niveau die tevens beschikten over een stevige dosis sociale competenties. De opleiding SJD heeft zich daarbij vanaf haar start in 1989 gericht op een breed sociaal juridisch werkterrein, te weten op sociale zekerheid, advies en informatie, justitiële dienstverlening, arbeid en wonen. De opleiding werd toen nog verzorgd in Culemborg aan de toenmalige Hogeschool Midden Nederland. In 1993 studeerde de eerste lichting SJD’ers af. In 1997 is de Utrechtse opleiding SJD gestart met het ‘Groot onderhoud’, een vernieuwingstraject met als doel (i) het afstemmen van de opleiding op de landelijk vastgestelde opleidingskwalificaties, (ii) het integreren van curriculumonderdelen, (iii) vernieuwing van de didactiek en een speciaal op deeltijdonderwijs gerichte didactiek en (iv) flexibilisering van het onderwijs. Ten tijde van de visitatie (zie § 1.4.) liep dit project nog. Inmiddels is het afgerond. Het auditteam constateert, dat de opleiding zich in de thans voorliggende Management Review expliciet richt -en naar het oordeel van het auditteam, terecht- op de nadien (na 2001) ingezette activiteiten waaronder het herijken van het curriculum en het landelijk in gang zetten van de aanscherping van het SJD-profiel. Naar het oordeel van het auditteam sluit het huidige profiel en de daarin vervatte eindkwalificaties thans goed aan op de eisen die momenteel door het werkveld aan SJD’ers worden gesteld. Ook heeft de SJD-opleiding haar profiel helder afgebakend t.o.v. de opleiding HBO-Rechten: De SJD’er als dienstverlener ‘front office’, de afgestudeerden HBO-Rechten als dienstverleners ‘back office’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 1
Daarnaast richtte de opleiding haar aandacht in de periode ná 2001op: het omzetten van haar toenmalige eindtermen in (geactualiseerde) competenties (mede in samenhang met het landelijk debat); het verdiepen van haar didactisch concept en het vertalen van haar didactisch concept in nieuwe werkvormen, gekarakteriseerd door variëteit/diversiteit; het moderniseren van haar toetsbeleid; het ontwerpen en uitvoeren van een curriculum op basis van de uitgangspunten waarbij de eigenheid van voltijd en deeltijd recht wordt gedaan (ontvlechting). De opleiding heeft de afgelopen jaren een forse toename van het aantal studenten gekend. Op 1 oktober 2005 waren er 941 studenten. Inmiddels hebben de opleidingen SJD concurrentie gekregen van opleidingen HBO-Recht, een opleiding die in 2003 van start zijn gegaan. Op genoemde datum kende de opleiding HBO-Recht al 566 studenten (!!). Het Instituut voor Recht, waar SJD deel van uitmaakt, biedt behalve HBO-Recht ook een HBO-traject Gerechtsdeurwaarder aan. De hierboven kort weergegeven activiteiten, de groei van het aantal studenten alsmede de komst van nieuwe juridische HBO-opleidingen hebben van betrokken partijen veel gevraagd. De snelle groei van HBORechten en van SJD betekende niet alleen een organisatorische uitdaging, ze betekende ook het ontdekken en organiseren van expertise. Het nieuwe curriculum moest worden opgebouwd, bekwame docenten moesten worden gevonden, docenten van SJD kregen een plaats binnen HBO-Rechten en dienden te worden vervangen. Anno 2006 heeft de opleiding de balans opgemaakt van jaren van opbouw. In feite is de opleiding vanaf haar ontstaan (1989/1990) continu bezig geweest met dit proces (Visitatierapport ‘Geprofileerd!’, pag. 187). De afgelopen jaren, zo geeft de opleiding aan, begonnen er ‘…ongemerkt en ongewild schotten te ontstaan tussen de opleidingen, terwijl men juist behoefte had aan uitwisseling’ (Management Review, pag. 6). De opleiding SJD is binnen het juridisch domein ‘…de meest sociale opleiding’. (Management Review, pag. 6). Inmiddels heeft de opleiding besloten ‘…de instituutsopbouw te continueren onder de naam ‘Bouwen aan Recht’. Concreet betekent dit: het ontwikkelen van een missie en visie op de juridische bachelor als geheel (en de vormgeving ervan in het onderwijs); het ontwikkelen van een visie op cultuur en personeel; het aanpassen van het organisatiemodel. Uiteindelijk moet dit in de periode 2006-2007 leiden tot keuzes ten aanzien van de Utrechtse visie op de HBO-afgestudeerde juridische professional, binding van medewerkers aan het Instituut voor Recht en profilering van het instituut en de opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 2
1.4.
Visitatierapport ‘Geprofileerd!’ (Den Haag, 2001)
De toenmalige visitatiecommissie constateerde in haar rapport dat de visitatie plaatsvond op een moment dat onderdelen uit het onder 1.3 genoemde ‘Groot onderhoud’ waren gerealiseerd, terwijl andere onderdelen nog in de steigers stonden. Dit heeft zijn weerslag gevonden in de beoordeling van de verschillende facetten die de visitatiecommissie beoordeeld heeft. In het rapport wordt een aantal keren gerefereerd aan dit ‘Groot onderhoud’. In de door het auditteam bestudeerde Management Review wordt uitgebreid ingegaan op de inhoud van het visitatierapport. Daaruit blijkt, dat de opleiding de aanbevelingen van de visitatiecommissie heeft omgezet in beleidsinitiatieven. (Zie voorts hoofdstuk 2.) Bij een in 2004 gehouden interne audit werd vastgesteld in welke mate de opleiding er in geslaagd is deze initiatieven te realiseren. De visitatiecommissie gaf aan, dat de opleiding SJD van de (toenmalige) Hogeschool van Utrecht ‘….in voldoende mate een eigentijds beeld heeft van wat ervan een SJD’er verwacht mag worden (…) De eindtermen zijn in voldoende mate relevant en samenhangend’. Op landelijk niveau gaf de visitatiecommissie alle SJD-opleidingen het advies om hun beroepsbeeld te actualiseren en de landelijk opgestelde opleidingskwalificaties bij te stellen. Iets wat de opleiding naar het oordeel van het auditteam aantoonbaar heeft gerealiseerd. (Zie hoofdstuk 2) Ook bepleitte de visitatiecommissie een versterking van de wetenschappelijke oriëntatie. In dat verband speelt het lectoraat Beroepsuitoefening Juridische Bachelors thans een belangrijke rol. De visitatiecommissie gaf een negatief oordeel over de bewaking van de kwalificaties: “…de opleiding heeft geen adequate instrumenten om de inhoudelijke kwalificaties te toetsen aan de mening van het werkveld. De commissie concludeert met de nodige voorzichtigheid dat de afgestudeerden voldoen aan de vereiste kwalificaties”. Wel stelde de visitatiecommissie in haar rapport vast, dat de opleiding ‘in voldoende mate’ voeling houdt met het werkveld. De aspecten werkvormen, toetsen, selecterende functie propedeuse, studievoortgang, studiebegeleiding, stagebegeleiding (voltijd) en rendement beoordeelde de visitatiecommissie als voldoende. De praktijkbegeleiding en -beoordeling binnen de deeltijdvariant van de opleiding beoordeelde zij als ‘onvoldoende’. Ook hier heeft de opleiding, naar het oordeel van het auditteam, een grote verbeterslag gemaakt. (Zie hoofdstuk 2 .) Ten tijde van de visitatie (2001) werkte de opleiding aan een integraal kwaliteitszorgsysteem. De condities voor kwaliteit en continuïteit beoordeelde de commissie met uitzondering van het personeelsbeleid als voldoende. Citaat: “De commissie vindt, dat de opleiding voldoende vooruitgang geboekt heeft sinds de vorige visitatie”. Positief is men verder over de rol die de Utrechtse opleiding speelt bij het “…uitdragen en consolideren van de nog jonge SJD-opleiding. De opleiding speelt een belangrijke rol in activiteiten die een impuls moeten geven aan de vernieuwing van SJD op landelijk niveau. De commissie hecht eraan te melden dat dit een verdienste is van de Utrechtse opleiding’. Wel wijst de commissie er vervolgens op dat de opleiding daardoor weinig aandacht heeft gehad voor de eigen ontwikkeling”. Zowel de toenmalige visitatiecommissie als het huidige auditteam vinden dat de door de opleiding SJD opgestelde zelfevaluatierapporten/Management Review ‘….een open en reëel beeld geeft van de eigen opleidingscultuur’. Het huidige auditteam voegt daar thans aan toe, dat de Management Review (Utrecht, juni 2006) in hoge mate informatief is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 3
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten (voltijd en deeltijd) is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: de opleiding SJD heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een SJD-opleiding op HBOniveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De Hogeschool Utrecht heeft een set van ijkpunten (EVINAC) ontwikkeld, die (o.a.) dienen als de instellingsspecifieke vertaling van het NVAO-accreditatiekader en die op een aantal aspecten een eigen (streef-)norm bevatten. De opleiding heeft in haar Management Review aangegeven hoe zij zich tot deze normstelling verhoudt. Ook dit instellingsspecifieke kader heeft het auditteam in zijn beoordeling betrokken. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door SJD aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Geprofileerd!’ 2001; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 4
Op basis van de door de opleiding SJD aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van SJD, één student, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één auditor ‘onderwijs’/secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde , zoals hierboven reeds is vermeld, enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreftook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; toetsingskader Afstudeerwerkstukken’; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. 1
Visitatie heeft op 5 oktober 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 5
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 EC) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 6
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. W.G.van Raaijen Drs. M.S. Brouwer (werkvelddeskundige) Mr. H.F.G.M. van der Grinten (werkvelddeskundige) B.F. van der Sleen (student) Drs. R.F.H.M. Stapert (deskundige onderwijs)
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De werkvelddeskundigen Van der Grinten en Brouwer hebben een zeer ruime ervaring opgebouwd zowel wat betreft de SJD-discipline als ook wat betreft het voor SJD relevante onderwijs. Beiden hebben ook op grond van hun positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan SJD-professionals. Van daaruit hebben zij zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De deskundige ‘onderwijs’ (Stapert) heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige functies en in zijn huidige een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 5 oktober 2006
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen In het rapport van de visitatiecommissie ‘Geprofileerd!’ (zie hoofdstuk 1) wordt de opleidingen op het terrein van Sociaal Juridische Dienstverlening (hierna: SJD) aanbevolen zich opnieuw te positioneren omdat een nieuwe opleiding ‘HBO Rechten’ zich aandiende en er tevens sprake was van het ontwikkelen van brede agogische opleidingen. Deze herpositionering had consequenties voor het beroepsprofiel, de competenties, de doelstellingen en het curriculum van de HBO-opleidingen SJD en dus ook voor de SJD-opleiding Utrecht. Landelijke competenties Op landelijk niveau zijn zes kerncompetenties geformuleerd die in november 2002 door het werkveld zijn gevalideerd en in februari 2003 officieel zijn vastgesteld door het landelijk opleidingsoverleg (LOO SJD). Deze zes kerncompetenties waar de opleiding zich expliciet op richt, zijn:
de sociaal juridisch dienstverlener is in staat juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen van cliënten te behandelen en is daarbij in staat sociale, maatschappelijke, culturele en persoonlijke omstandigheden bij de kwestie te betrekken en op basis daarvan een plan van aanpak te maken;
de sociaal juridisch dienstverlener is in staat verschillende rollen en posities in te nemen en daarin te functioneren, namelijk onder meer die van belangenbehartiger, wetsuitvoerder en toetser/beoordelaar. De sociaal juridisch dienstverlener is in staat aan de kant van de cliënt te staan maar ook aan de kant van de organisatie of de wet. De SJD’er kan daar zorgvuldig in opereren in die zin dat steeds de belangen van cliënt, organisatie en wetgeving in onderlinge samenhang worden beschouwd;
de sociaal juridisch dienstverlener is in staat zich te bedienen van verschillende werkwijzen bij de behandeling van juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen, te weten mondeling en schriftelijk adviseren, begeleiden, beschikken en rapporteren. In relevante gevallen kan een cliënt worden bijgestaan bij procedures. Hij is zeer vertrouwd met de procedures op het gebied van het sociaal recht. In het bijzonder is de SJD’er in staat bij geschillen en conflicten gebruik te maken van methodieken om te komen tot oplossing van het geschil of conflict in de prejuridische fase;
de sociaal juridisch dienstverlener is in staat diensten te verlenen zodanig dat de cliënt in de gelegenheid is of wordt gesteld zelf de kwestie af te handelen en eventueel nieuwe (vergelijkbare) kwesties het hoofd te bieden met als doel dat de cliënt zich daardoor beter kan handhaven in de samenleving;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 8
de sociaal juridisch dienstverlener is in staat de discretionaire ruimte te benutten om -binnen de gegeven kaders van de organisatie en mogelijkheden van wet- en regelgeving- oplossingen op maat te realiseren. Hij is in staat op een beroepsmatige manier te reflecteren op zijn handelen en een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van het beroep;
De sociaal juridisch dienstverlener is in staat de effecten van beleid en wet- en regelgeving te signaleren en/of te onderzoeken en is in staat op basis daarvan op beleidsmatig niveau een bijdrage te leveren aan de organisatie en/of de samenleving ter verbetering van de regelgeving. De SJD’er is daarbij in staat politiek-maatschappelijke ontwikkelingen te betrekken.
Utrechtse uitwerking De Utrechtse opleiding heeft de landelijk overeengekomen competenties voorgelegd aan de Utrechtse Beroepenveldcommissie (Adviesgroep Instituut voor Recht). Dat leidde tot de zogeheten ‘tweede generatie competenties’ die in 2005 zijn voorgelegd aan de Opleidingscommissie, in het kader van de jaarlijkse bespreking van de inhoud van de studiegidsen. Op- en aanmerkingen van de Opleidingscommissie zijn in de definitieve versie verwerkt. Het “Onderwijsbeleidsdocument SJD 2004-2006”, waarin de competenties zijn opgenomen, is besproken en becommentarieerd tijdens twee studieconferenties van de betrokken docenten. Deze consultaties van het werkveld, studenten en docenten hebben ertoe geleid, dat de Utrechtse SJDopleiding de landelijk overeengekomen eindcompetenties heeft geïncorporeerd in haar doelstellingen, maar bovendien nader heeft uitgewerkt tot een set van 22 competenties van de beginnende SJD’er. Deze competenties heeft de opleiding geplaatst in het perspectief van de basisrol van de beginnende SJD’er (belangenbehartiger, wetsuitvoerder en toetser/beoordelaar of bemiddelaar) en in het perspectief van de rol van de ervaren SJD’er (coach, ondernemer, mediator / geschillenbeslechter, beleidsmedewerker). Vervolgens heeft zij de competenties geordend langs drie dimensies:
direct uitvoerend werk t.b.v. de cliënt: (i) definiëren van de sociaal-juridische vraag, (ii) analyse van de vraag en (ii) oplossing van de vraag; werken in en vanuit een organisatie: (i) bijdragen aan beleid en beleidsuitvoering, (ii) ontwikkelen en onderhouden van professioneel netwerk teneinde de ontwikkelingen in wet- en regelgeving en de effecten hiervan nauwlettend te kunnen volgen; bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep: (i) reflecteren op de ethische en normatieve aspecten op alle niveaus van beroepsuitoefening: cliënt, organisatie, beroepsgroep, (ii) internaliseren en verder ontwikkelen van beroepsidentiteit.
De opleiding heeft en ander zorgvuldig beschreven in haar Onderwijsbeleidsdocument en in de Studiegids. Belangrijk is, dat de opleiding in haar doelstellingen expliciet haar profiel als SJD-opleiding heeft verankerd: de opleiding is gericht op juridische dienstverlening in een sociale context. Anders gezegd, de opleiding leidt geen hulpverleners op. Deze positionering ondersteunt het auditteam van harte. Rol van het Lectoraat Binnen de kaders van het lectoraat Beroepsuitoefening Juridische Bachelors vindt onderzoek plaats in het werkveld naar de benodigde competenties van een juridische bachelor. Op basis van de werkzaamheden van het lectoraat wordt het competentieprofiel tweejaarlijks, parallel aan de beleidscyclus en het opstellen van het Onderwijsbeleidsdocument, geëvalueerd en bijgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 9
Het centrale thema van het lectoraat ‘Beroepsuitoefening Juridische Bachelors’ is het verrichten van onderzoek naar voor de beroepsbeoefening relevante ontwikkelingen in het juridisch domein en daaraan gekoppeld de vormgeving ervan in opleidingen. Via het lectoraat heeft het instituut zich verzekerd van systematisch onderzoek naar (HBO) juridische beroepsbeoefening. De onderzoeksresultaten die voortkomen uit dit lectoraat, zo geeft de opleiding aan, zullen in toenemende mate invloed krijgen op beroepsbeeld van SJD en ook HBO-Rechten. Jonge opleidingen kennen vaak -en dat is onvermijdelijk- een nog vlottend beroepsbeeld. Het is voor een relatief jonge opleiding als SJD dan ook een goede zaak dat de ontwikkelingen binnen het SJD-beroep nauwgezet worden gevolgd teneinde een helder beroepsbeeld als referentie de hebben. Het lectoraat, goed in de organisatie ingebed, speelt hier aantoonbaar een belangrijke rol. Het auditteam is bovendien aangenaam verrast door de actieve rol die het lectoraat speelt in de uitvoering van het onderwijs in het 1e jaar. Internationale dimensie Wat betreft de internationale dimensie geeft de opleiding aan dat er geen sprake is van één internationale visie op het beroepsdomein laat staan op de beroepsuitoefening SJD en daaraan verbonden competenties. De opleiding richt zich dan ook met name op de beroepsuitoefening in Nederland. Vanuit deze (Nederlandse) invalshoek wordt vorm gegeven aan de internationale dimensie. Concreet betekent dit, zo heeft het auditteam kunnen waarnemen, dat in het curriculum van de opleiding de modulen Internationaal Recht, SJD in Europa en Vreemdelingenrecht worden aangeboden en dat studenten de mogelijkheid wordt geboden stages in het buitenland te volgen. Verder komen aan bod grensoverschrijdende onderwerpen als ‘cultuur en rechtsspraak’, ‘multiculturaliteit’ en ‘inburgering’. Ten slotte: bovenstaande bevindingen zijn van toepassing op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het domein worden gesteld; de eindkwalificaties van de opleiding sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk worden gesteld; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein; de ‘Utrechtse’ profilering richting juridische dienstverlening (w.o. mediation) betekent een belangrijke, en voor het werkveld zeer relevante profilering; de ‘Utrechtse’ profilering is op zorgvuldige wijze in samenspraak met het ‘regionale’ werkveld tot stand gekomen; de opleiding heeft dankzij haar lectoraat een ambitieus, gedegen en toekomstgericht mechanisme om haar doelstellingen up-to-date te houden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen In het door de opleiding gehanteerde competentieprofiel is de relatie aangegeven tussen het landelijk competentieprofiel SJD en de Dublin Descriptoren. Daartoe heeft het auditteam de notitie ‘Dublin Descriptoren’ bestudeerd. Daaruit en uit de programmabeschrijving blijkt, dat de opleiding de door haar gehanteerde competenties expliciet koppelt aan de Dublin Descriptoren. En wel als volgt: I. Kennis en inzicht: Dublin Descriptor: de bachelor heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied is vereist. Bijbehorende competenties: de vraag van de cliënt(en) te relateren aan en te analyseren op basis van sociaal juridische inzichten (incl. jurisprudentie) en hierbij de discretionaire ruimte te benutten; anticiperen op veranderingen in wet- en regelgeving en de gevolgen voor de eigen organisatie inzichtelijk te maken; maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke resultaten op verschillende niveaus te onderkennen en te vertalen naar consequenties voor de sociaal juridische dienstverlening. II. Toepassen kennis en inzicht: Dublin Descriptor: de bachelor is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Bijbehorende competenties: op systematische wijze de relevante informatie uit te werken naar een sociaal juridische context, gebruikmakend van relevante wet- en regelgeving; bepalen wat zinvolle oplossingsstrategieën zijn gebruik makend van wetboeken, beleidsstukken, literatuur en rechtspraak; op basis van een plan van aanpak methodisch en doelgericht het sociaal juridische vraagstuk op te lossen met de daarbij behorende juridische, geprotocolleerde schriftelijke uitingen (bezwaar- en verweerschriften, rapportages) in correct Nederlands; het proces van dienstverlening adequaat af te sluiten, te evalueren en te reflecteren op het eigen beroepsmatig handelen en de gemaakte keuzes; een afweging te maken tussen de verschillende rollen van de sociaal juridisch dienstverlener, deze uit te oefenen en hierbij te kunnen schakelen tussen de primaire rollen van belangenbehartiger, toetser, wetsuitvoerder en secundaire rollen van coach, ondernemer en mediator / geschillenbeslechter; maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke resultaten op verschillende niveaus te onderkennen en te vertalen naar consequenties voor de sociaal juridische dienstverlening;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 11
op basis van ontwikkelingen én eigen ideeën, zelfstanding of binnen de eigen organisatie relevante, innovatieve producten en diensten te ontwikkelen, uit te voeren en te evalueren; vanuit een kritische en innovatieve houding de eigen beroepsidentiteit als SJD’er verder te ontwikkelen en te verhelderen aan derden.
III. Oordeelsvorming: Dublin Descriptor: de bachelor is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Bijbehorende competenties: met een cliënt of groep cliënten zelfstandig het eerste contact aan te gaan naar aanleiding van een sociaal juridisch vraagstuk, een adequaat beeld van de cliënt(en) op te bouwen en, indien nodig, adequaat door te verwijzen; samen met de cliënt(en) de situatie systematisch te verkennen en de probleemanalyse helder te krijgen tegen de achtergrond van de eigen autonomie van de cliënt en de sociale en culturele context van de cliënt; de relevante informatie te verzamelen (achtergronden, regelgeving) met gebruikmaking van geautoriseerde systemen en onder handhaving van regelgeving m.b.t. privacy en geheimhouding; vraagstukken in de beroepspraktijk te behandelen waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn; het proces van dienstverlening adequaat af te sluiten, te evalueren en te reflecteren op het eigen beroepsmatig handelen en de gemaakte keuzes; een afweging te maken tussen de verschillende rollen van de sociaal juridisch dienstverlener, deze uit te oefenen en hierbij te kunnen schakelen tussen de primaire rollen van belangenbehartiger, toetser, wetsuitvoerder en secundaire rollen van coach, ondernemer en geschillenbeslechter; vanuit begrip en betrokkenheid als professional normatieve en maatschappelijke vragen en ethische dilemma’s te verbinden aan de beroepsuitoefening, daarbij kritisch na te denken over visie/achterliggende gedachte van wet- en regelgeving (datgene wat de wetgever beoogt). IV. Communicatie: Dublin descriptor: de bachelor is in staat informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Bijbehorende competenties: de cliënt(en) adequaat en op maat te informeren, te begeleiden, te adviseren en te coachen in de rol van belangenbehartiger, wetsuitvoerder, toetser/beoordelaar of bemiddelaar; samen te werken met andere instellingen en beroepsgroepen, vanuit een eigen sociaal juridisch kader, ten behoeve van de oplossing van actuele vragen en problemen; via signalering andere organisaties (incl. gemeentes en andere overheden) te beïnvloeden bij onbedoelde en/of ongewenste effecten van de toepassing van wet- en regelgeving en beleid en daarover te rapporteren en verbeteringen te initiëren; te anticiperen op veranderingen in wet- en regelgeving en de gevolgen voor de eigen organisatie inzichtelijk te maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 12
V. Leervaardigheden: Dublin descriptor: de bachelor bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, aan te gaan. Bijbehorende competenties: is in staat tot zelfsturing en zelfreflectie is in staat tot verdieping en verbreding van zijn professionaliteit is in staat een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep. Ten slotte: bovenstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft (in haar notitie “Dublin Descriptoren en Utrechtse Competenties, 2006” ) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de opleiding elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties. Iets, wat bovendien op programmaniveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de programmabeschrijving. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 13
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. In haar notitie “Onderwijsbeleidsdocument” heeft de opleiding dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie hoger onderwijs aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de Adviesgroep Instituut voor Recht) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. (Voor een uitwerking van de relatie tussen eindkwalificaties en het opleidingsprogramma: zie facet 2.1. ) Ten slotte: bovenstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.); in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar expliciet geformuleerd; de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld (Adviesgroep Instituut voor Recht) heeft betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 14
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in beroepspraktijk en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programmaonderdelen!) waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. De opleiding heeft een duidelijke en weloverwogen profielkeuze gemaakt, zowel ten opzichte van collega SJD-opleidingen (sociaal-juridische dienstverlening) als ten opzichte van de opleidingen HBORechten (front office versus back office) De opleiding beschikt over een lectoraat met behulp waarvan zij actief en uitdrukkelijk haar doelstellingen blijft afstemmen op de dynamiek binnen het SJD-domein.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 15
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding hanteert een aantal principes die ertoe leiden dat kennisontwikkeling zoveel als mogelijk plaatsvindt op basis van de praktijk. Weliswaar is een gedegen theoretisch juridisch fundament belangrijk, maar dit wordt zoveel mogelijk gerelateerd aan de ‘juridische werkelijkheid’. Binnen het Instituut voor Recht waar de opleiding SJD deel van uitmaakt, wordt de beroepsgerichtheid bevorderd door een themagestuurde inrichting van het curriculum. In (vrijwel) elke periode wordt een thema centraal gesteld dat is ontleend aan de beroepspraktijk. De praktijkrelevantie en de actualiteit van deze thema’s worden gewaarborgd doordat zij worden ingebracht via contacten met stage-instellingen en andere organisaties in het werkveld en via medewerkers die naast hun docentschap in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Daarnaast vergroot de opleiding de praktijkrelevantie van de opleiding door aandacht te schenken aan casus, die een voorbeeldfunctie hebben of aan de hand waarvan studenten problemen oplossen. Studenten worden tijdens de opleiding veelvuldig geconfronteerd met opdrachten uit de beroepspraktijk. Aldus vindt in veel onderwijseenheden het leren van een student mede plaats aan de hand van het analyseren en oplossen van probleemstellingen in het SJD-domein, die overeenkomen met of rechtstreeks ontleend zijn aan opdrachten uit het werkveld Gastdocenten worden frequent ingeschakeld. Op deze wijze wordt de interactie met het werkveld een vanzelfsprekend en ‘natuurlijk’ onderdeel van de opleiding. Het auditteam heeft de lijst met gastdocenten bestudeerd en constateert, dat zij op de verschillende deelgebieden binnen het SJD-domein ruime expertise en ervaring hebben. Binnen de opleiding is ook op andere wijze plaats ingeruimd voor interactie met de beroepspraktijk. Het gaat hier dan om bedrijfsbezoeken, stages, afstudeeropdrachten en om toegepast onderzoek (in het curriculum zijn afzonderlijke onderdelen onderzoek opgenomen). Voltijdstudenten lopen in het derde studiejaar een stage (10 maanden) waarin praktijkgericht onderzoek een centrale plaats inneemt. Deze opdrachten zijn opgenomen in de studiewijzer van de stage.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 16
In het afstudeerprogramma worden studenten gestimuleerd onderzoek te doen op basis van reële onderzoeksvragen van instellingen en organisaties. Zo studeren studenten af op projecten bij een reïntegratiebureau, op het ontwerpen van nieuwe wetgeving voor een fractie in de Tweede Kamer en op een nieuw landelijk te implementeren herkansingsoverleg van de reclassering. In de SJD- deeltijdopleiding is het ook mogelijk af te studeren door middel van beroepsgerichte afstudeerthema’s. Ook de lector en leden van de kenniskring fungeren als opdrachtgever en begeleiders voor afstudeerscripties. Voor deeltijdstudenten geldt dat zij hun studie volgen naast een doorlopende praktijkervaring die aan specifieke eisen moet voldoen welke helder beschreven is in de deeltijd -studiegidsen. Deeltijdstudenten werken vanaf het begin van hun opleiding in de beroepspraktijk en studieopdrachten worden gekoppeld aan praktijkervaringen (wisselwerking). De eerste twee jaar van de opleiding heeft de student werk op het gedefinieerde eerste niveau. In de laatste twee jaar van de opleiding heeft de student werk op gedefinieerde tweede niveau . Uit het bovenstaande blijkt, dat de opleiding gedurende alle jaren het leren van de student laat plaatsvinden in een interactie met het werkveld. Voor wat betreft de ‘harde’ juridische kennisverwerving, waar de opleiding in lijn met haar profiel veel aandacht aan besteedt3, geldt dat zij niet louter geïsoleerd maar vooral in een praktijkgerelateerde context plaatsvindt. Aldus verschaft de opleiding haar studenten een stevige èn actuele kennisbasis. Mede dankzij het feit dat de opleiding moderne en relevante hbo- of wo-vakliteratuur gebruikt, zo heeft het auditteam kunnen constateren na bestudering van de literatuurlijst. Overigens schrijven de docenten zelf ook de benodigde literatuur, waarmee zij de theorie verbinden met onderwijs en praktijk . Recentelijk zijn publicaties door medewerkers van het instituut verschenen (of verschijnen komend jaar) waaronder: “Mediation”, “Ouderen in de samenleving”, “Inleiding Recht”, “Is de HBO-jurist welkom?”, “Rapporteren in de Hulp- en Dienstverlening”, “Een goede Onderhandeling”. Dit gebeurt in samenspraak met de lector van het instituut. De interactie met het werkveld vindt ook plaats via de periodieke consultaties van ‘Adviesgroep Instituut voor Recht’ en de commissie van werkvelddeskundigen. Uit de betreffende verslaglegging blijkt, dat deze consultaties een belangrijke bijdrage leveren aan het onderhoud van het opleidingsprogramma. Aldus is de opleiding in staat jaarlijks actuele ontwikkelingen in het programma te verwerken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat jaarlijks een update van elk moduul wordt gemaakt.
3
Bijvoorbeeld: Arbeidsrecht, Bestuursrecht, Goederenrecht, Verbintenissenrecht, Personen- en Familierecht, Sociale
Zekerheid, Internationaal Recht, Vreemdelingenrecht, Woon- en Huurrecht, Rechtsfilosofie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 17
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) projecten, de casuïstiek en de stages aan de student zeer ruime mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stagewerkplek is goed geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en het stagebiedende organisatie. Deze afspraken hebben betrekking op doelstelling van de stage en de begeleiding van de student; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld: bijvoorbeeld de Adviesgroep Instituut voor Recht; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date en zeer veelzijdig; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 18
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen De opleiding heeft in de programmabeschrijving zorgvuldig verwoord op welke wijze de competenties uitgewerkt zijn naar doelstellingen. Doelstellingen, die op hun beurt weer uitgewerkt zijn in subdoelstellingen van de verschillende programmaonderdelen. In de Studiegids heeft de opleiding dit ook voor studenten helder gemaakt. De opleiding heeft op deze wijze de relatie tussen de landelijk vastgestelde competenties (en de ‘Utrechtse’ uitwerking daarvan) enerzijds en de specifieke (sub)doelstellingen anderzijds inzichtelijk gemaakt. Daardoor heeft het auditteam kunnen vaststellen, dat de opleiding zich voor een belangrijk deel baseert op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties. Analyse van het curriculum leert vervolgens dat de opleiding deze gerichtheid ook op programmaniveau consequent en consistent heeft uitgewerkt en in een matrix heeft gevisualiseerd. Kortom, de opleiding heeft kunnen aantonen, dat de leerdoelen binnen het programma traceerbaar zijn richting competenties. Tevens heeft de opleiding de competenties, werkvormen en inhoud aan elkaar gerelateerd. Ook de zogeheten leerlijnen (integrale lijn, conceptuele lijn, vaardigheden lijn, ervaringsreflectielijn / studieloopbaan lijn) heeft de opleiding helder beschreven in termen van richtlijnen, doelen, te behalen competenties, inhoud en positie binnen het programma. De Studiegids bevat een schema waarin deze programmalijnen zijn gevisualiseerd. De vormgeving van de modules gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij hij de door hem verworven kennis dient te activeren, wil de student de praktijkopdrachten met succes kunnen uitvoeren. Onderdeel van het leerproces is tevens zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke programmaonderdelen bieden de student de gelegenheid om de vereiste competenties en doelstellingen te verwerven, de wijze waarop vervolgens de programmaonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma zijn gepositioneerd, maakt het de SJD-student mogelijk de (landelijk overeengekomen en de ‘Utrechtse’) competenties en de hiervan afgeleide doelstellingen te verwerven. Het beeld is duidelijk: het SJD-programma is een passende concretisering van de eindkwalificaties en de successieve leerdoelen zijn aantoonbaar afgeleid van die eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 19
Voor wat betreft de uitvoering van het programma merkt het auditteam op, dat de volledige implementatie conform de hierboven geschetste programmaopzet voor de voltijdopleiding in juni 2007 zal zijn gerealiseerd. Voor de deeltijdopleiding is zulks reeds met ingang van juni 2006 het geval.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft door het hele programma (voltijd en deeltijd) heen tot op moduleniveau op inzichtelijke en zorgvuldige wijze de leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties. Sterk punt daarbij is, zo oordeelt het auditteam, dat de opleiding daarbij telkens de onderscheiden dimensies van de Dublin Descriptoren als referentie gebruikt; (Zie onder facet 1.2.); de binnen het programma (voltijd en deeltijd) gepositioneerde thema’s en casus zijn telkens gericht op een concreet en toetsbaar leerdoel, telkens gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen, de thema’s en de casus nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk hbo-niveau is. (Zie ook onder facet 6.1.)
Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding via de competentiematrix en de uitwerking daarvan naar de programmaonderdelen, op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen heeft verankerd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Reeds eerder in dit rapport heeft het auditteam aangegeven dat de voor de opleiding SJD geldende competenties ontleend zijn aan het landelijk vastgestelde beroepsprofiel. De eisen die aan een SJD’er op HBO niveau worden gesteld, zijn in het profiel beschreven in onderling samenhangende competenties. De opleiding heeft in de documentatie voor ieder studieonderdeel aangegeven wat de relatie is met de verschillende competenties. Uit dit overzicht blijkt dat een bepaalde competentie in de vorm van leerdoel aan bod komt binnen onerscheiden studieonderdelen en in een opklimmende reeks van complexiteit., hetgeen naar mening van het auditteam de samenhang binnen het curriculum ten goede komt. De opleiding SJD werkt sinds de start van 2005-2006 met vier leerlijnen (zie ook facet 2.2): de integrale leerlijn (verschillende competenties, activerend leren, realistische taakomgeving); de conceptuele leerlijn (waarin theorievorming en verwerking centraal staan); de vaardigheden leerlijn (waarin het vereiste handelingsrepertoire wordt ingeoefend); de ervaringsreflectie leerlijn (supervisie en studieloopbaanbegeleiding. Deze leerlijnen vormen een ordenings- en sturingsprincipe voor de gehele opleiding. De opleiding stelt in elke periode een thema centraal. Dit thema is een beroepsgerelateerd gegeven. Hoewel de onderwijseenheden van elke leerlijn ook een inhoudelijke zelfstandigheid hebben, heeft het thema voor de overige onderwijseenheden een richtinggevende werking De samenhang binnen het curriculum, zo is het auditteam gebleken na bestudering van de programmabeschrijving wordt in zowel inhoudelijke als didactische zin verder tot stand gebracht via een afstemming van de diverse werkvormen die de opleiding hanteert. De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen in een semester) als de verticale samenhang waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit: het eerste jaar is het oriëntatiejaar; het tweede jaar is gericht op analyse; het derde jaar op plannen en uitvoeren; het vierde jaar is gericht op signaleren en beleidsadviezen opstellen. De door de opleiding gekozen programmaopbouw, waarbij onderwerpen, thema’s, probleemstellingen, taakopdrachten e.d. telkens op een hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bevordert volgens het auditteam eveneens op een passende wijze de samenhang van het studieprogramma. Om de vraagstukken/probleemstellingen waarmee de studenten geconfronteerd worden, op te kunnen lossen moeten zij een corpus juridische-, methodische- en communicatieve kennis en vaardigheden geïntegreerd toepassen. Daarnaast worden thema’s altijd ondersteund door (i) studieonderdelen waarin de student leert ‘juridisch te denken’ en door (ii) communicatietrainingen, gericht op het vermogen juridische informatie toegankelijk te maken voor cliënten en op het vermogen om te gaan met verschillende cliënten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 21
De samenhang tussen het binnen- en buitenschools leren is binnen de SJD-voltijdvariant tenslotte gewaarborgd door: een stagejaar met daaraan gekoppeld terugkomonderwijs en opdrachten die vooruitwijzen en terugverwijzen naar de stage: feedback en reflectie; het werken met casusopdrachten waarin de student gevraagd wordt een expliciete koppeling te maken tussen zijn dagelijks werk en de theorie zoals deze binnen de opleiding aan de orde wordt gesteld. Voor de SJD-deeltijdopleiding geldt, dat studenten zich gedurende de eerste twee studiejaren een brede basis eigen maken ten behoeve van de beroepsuitoefening van het SJD-werkterrein. De laatste twee jaren geven de mogelijkheid zich te specialiseren op een bepaalde werkterrein.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de relatie tussen de leerdoelen van de thema’s, casus, modulen, trainingen e.d. is helder en logisch; de sterk thematische opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de projecten en de flankerende trainingen en (theoretische) modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) en de strak geprogrammeerde leerlijnen maken de verticale samenhang tussen de onderscheiden projecten en casus manifest.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De opleiding geeft de studeerbaarheid van de verschillende curricula aan door een pakket van met elkaar samenhangende studeerbaarheidbevorderende maatregelen: per programmaonderdeel, inclusief het buitenschools deel, is de studielast vastgesteld in termen van EC’s. Er is een gemiddelde werkdruk van 40 uur per week gepland (zie hierna); van elke onderwijseenheid zijn, ten behoeve van de studieplanning van de student, tenminste de competenties, de leerdoelen, de leerinhouden, de werkvormen, de wijze van toetsing en de vereiste literatuur beschreven. De opleiding concludeert dat voltijdstudenten eerste jaar en tweede jaar maximaal ongeveer 30 uur per week aan hun studie besteden. Ouderejaarsstudenten maken een vollere werkweek (derde jaar stage en vierde jaar afstuderen). De opleiding SJD evalueert het onderwijs in panelbijeenkomsten. Bij deze panelevaluaties wordt gericht gevraagd naar samenhang en studielast. Op basis daarvan worden, indien noodzakelijk, aanpassingen in het curriculum aangebracht. Deze worden in de eerstvolgende panelbijeenkomst teruggekoppeld naar de studenten. Uit deze bijeenkomsten blijkt, dat voltijdstudenten jaar één en twéé niet altijd voldoende studielast realiseren. Reden voor het auditteam ervoor te pleiten het met ingang van het studiejaar 20052006 verzwaarde programma zeker te handhaven. De opleiding hanteert verder ten behoeve van de studielast een aantal uitgangspunten bij de constructie van het curriculum per studiejaar en bij de rooster- en toetsplanning, uitgangspunten die een positieve invloed hebben op de studeerbaarheid. Voor wat betreft de inrichting van het curriculum worden ten behoeve van een beperking van de studielast onder andere als doelen gehanteerd (i) een inhoudelijke samenhang per periode, (ii) inhoudelijke diversiteit per periode, (iii) 15 EC per periode, (iv) evenwicht in didactische werkvormen per periode, (v) evenwicht in toetsvormen per periode, (vi) evenwicht in de ervaren zwaarte per periode. Voor wat betreft de roostering worden domeinbreed doelen gehanteerd. De opleiding noemt hierbij als voorbeelden: maximaal 7 contacturen met studenten per docent per dag (incl. spreekuur), maximaal 7 les uren voor studenten per dag, met uitzondering van trainingen en maximaal twee aansluitende dagdelen les voor docent en student. Daarnaast wordt voor deeltijd-SJD en voltijd-SJD een aantal op de specifieke situatie toegespitste uitgangspunten m.b.t. studeerbaarheid gehanteerd. Deze zijn in de studiegids beschreven. Bestudering van het studieprogramma door het auditteam leert, dat de opleiding SJD veel aandacht besteedt aan de studeerbaarheid van het studieprogramma per studiefase.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 23
Zo heeft de opleiding een systeem van studieloopbaanbegeleiding voor de propedeutische fase waarbij: geregeld gedurende het eerste jaar wordt bijgehouden hoe de studie verloopt en welke studenten achterlopen. Dit gebeurt door middel van consulteren van het studievoortgangregistratiesysteem; door de studieloopbaanbegeleiders in een vroeg stadium afspraken worden gemaakt met studenten met slechte studieresultaten, en aangepaste studieplannen worden gemaakt; in geval van bijzondere omstandigheden verwijzing plaatsvindt naar consulent, decaan of psycholoog. Om belemmering in de studie te voorkomen wordt studenten bij de aanvang van de studie duidelijk gemaakt aan welke minimumeisen zij moeten voldoen om geen afwijzing te krijgen. Daarbij wordt ook gewezen op de rol van de studieloopbaanbegeleider en de studentendecaan. Het is belangrijk, zo geeft de opleiding aan, dat studenten een helder beeld krijgen van de opleiding en het beroep, zodat ze weten waar ze aan beginnen. Studenten hebben daarnaast recht op begeleidingsgesprekken waarin studiebeperkende factoren besproken worden en naar een oplossing gezocht wordt door de opleiding. Studenten die denken dat zij extra steun nodig hebben om aan de opleidingseisen te voldoen, kunnen hiertoe een verzoek doen bij de Examencommissie. Het is de verantwoordelijkheid van de student zélf om de te verwachten hindernissen tijdig aan te kaarten bij de Examencommissie, na overleg met de studentenconsulent. De studentenconsulent vervult voor het centrum voor juridische beroepspraktijk de functie van contactpersoon studie en handicap. De opleiding kan uiteenlopende vormen van ondersteuning op maat bieden. Bijvoorbeeld extra toetstijd, gebruik woordenboeken, vergrote toetsen, technische hulpmiddelen zoals aangepaste computermonitoren etc. De opleiding geeft aan te werken aan een versterking van de studeerbaarheid. De opleiding acht een verdere verzwaring hierbij geen optie omdat het programma in principe al voldoende zwaar is. De opleiding heeft inmiddels, zo constateert het auditteam, een aantal acties ondernomen (zie ook eerdere facetten) waaronder: concretiseren leerdoelen zodat studenten beter weten wat er van hen verwacht wordt; onderbrenging onderwijseenheden onder leerlijnen en van daaruit verder ‘fine tunen’ van de in te zetten werkvormen; verbetering van de studieloopbaanbegeleiding. Ten slotte: bovenstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de formele studielast wordt jaarlijks geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de feitelijke studielast niet hoger is dan de formele; de spreiding van de studielast is evenwichtig; studenten worden goed geïnformeerd over de (te verwachten) studielast na elke blokevaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student extra remediërende maatregelen getroffen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 24
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Voor beide opleidingsvarianten, geldt dat de instroom sterk gegroeid is sinds de opleiding is overgestapt van het sociale (hulpverlening) naar het juridische (dienstverlening)domein. Voor de voltijdvariant geldt dat de vooropleiding van instromers bestaat uit met name drie groepen: havisten, mbo'ers (niveau 4) en vwo'ers. Uit de documentatie, waaronder de studiegids, blijkt dat de opleiding SJD verschillende opleidingsroutes heeft die aansluiten bij de specifieke kenmerken van de instroomgroepen: havisten volgen de reguliere route van vier studiejaren. mbo'ers met een verwante opleiding kunnen een verkorte route volgen. Ondanks de heterogene instroom kiest de opleiding in de beginfase bewust voor gemengd samengestelde groepen, waarbij havisten, vwo’ers en mbo’ers bij elkaar zitten. De aansluiting op het eindniveau van de instromende studenten is geborgd door een diagnostische toets op Nederlandse taalbeheersing. Op basis van deze toets wordt studenten geadviseerd gebruik te maken van extra voorzieningen op het gebied van taal. Voor studenten van alle routes en opleidingen zijn ondersteunende programma’s voor zelfstudie aanwezig op het gebied van computergebruik en het benutten van de mediatheek, daarnaast ook voor schriftelijke taalvaardigheid en studievaardigheden. De studieloopbaanbegeleiding speelt hierbij een centrale rol. Zowel de voltijdopleiding als de deeltijdopleiding kenden een vierjarige en een driejarige variant (alléén bestemd voor studenten met een mbo-SJD dan wel mbo-SJM-vooropleiding). De 3-jarige route is met ingang van het studiejaar 2005-2006 afgeschaft. Dat houdt in dat er geen nieuw 1e jaar aangeboden wordt. De studenten die reeds aan de 3-jarige route begonnen zijn, kunnen die afmaken. Concreet betekent dit dat in studiejaar 2005-2006 het 2e en 3e jaar nog wordt aangeboden; in studiejaar 2006-2007 zal alleen nog het 3e jaar aangeboden worden. Afschaffing van de 3-jarige route betekent overigens niet dat de opleiding niet meer versneld kan worden afgerond. Het houdt alleen in dat er geen standaardroute meer wordt aangeboden. Streven is voor studenten meer maatwerk te leveren en te bezien in hoeverre versnelling en/of verlichting wenselijk en mogelijk is. De opleiding beschikt over een aangepast curriculum voor studenten met een mbo-SJD, mbo-SJM of mboAJM vooropleiding. In vergelijking met de vierjarige opleiding krijgen deze studenten een pakket van vrijstellingen en aangepaste programma’s, waardoor hun totale studiebelasting uitkomt op 200 EC’s, gespreid over ruim drie jaar. Studenten van de verkorte route krijgen de mogelijkheid om hun propedeusepakket te verzwaren en een aangepast stageprogramma te lopen van een half jaar. Dit laatste in tegenstelling tot de studenten van de vierjarige route,die in hun derde jaar een vol jaar stage lopen. De opleiding kent een doorlopende leerlijn mbo-hbo. Deze leerlijn is vormgegeven in het samenwerkings0verband Recht in Utrecht. Mbo-studenten die de leerlijn volgen, krijgen drie cursussen die hen voorbereiden op de juridische opleidingen. Deze cursussen leiden niet tot studieduurverkorting, wel tot adequate voorbereiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 25
Inmiddels is sprake van een nieuwe verkorte route van de SJD-voltijdopleiding. Deze route komt in de plaats van de driejarige route en start september 2006. De opleiding biedt binnen deze nieuwe verkorte route aan studenten met een mbo-SJM-diploma de kans om toch sneller hun studie af te ronden door gebruik te maken van extra cursussen in het eerste jaar en door hun de mogelijkheid van een kortere stage te bieden. Studenten van de mbo-SJM-instroom kunnen nu in drieëneenhalf jaar hun diploma behalen en alleen bij extra inspanning in drie jaar. Het bestaan van deze nieuwe verkorte variant staat ter discussie binnen de opleiding. Gezien de studieresultaten van de betreffende studentengroep betwijfelt de opleiding of uiteindelijk überhaupt een exclusief voor deze groep ingerichte versnelde route moet blijven bestaan; De deeltijdopleiding is bestemd voor studenten die studie en werkervaring met elkaar combineren. De roostering is daarop aangepast. Om toegelaten te worden tot de deeltijdopleiding Sociaal Juridische Dienstverlening dient de student aan dezelfde vooropleidingseisen te voldoen als geformuleerd in artikel 8 van de Onderwijs- en Examenregeling FMR. Dit betekent dat de student een diploma dient te bezitten van : vwo, of havo, of een op de WEB gebaseerd diploma (middenkader –specialistenopleiding), of een bij ministeriële regeling aangewezen vakopleiding. De bezitter van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een hogeschool of universiteit, en degene aan wie de graad Bachelor of Master is verleend, is vrijgesteld van de hiervoor gestelde vooropleidingseis.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding kiest niet voor separate routes voor de verschillende categorieën instromers , maar vormt heterogene groepen (havo, mbo, vwo). dterk punten zijn, gelet op de zwaarte van het opleidingsprogramma, voorts: o restrictief en nauwkeurig geformuleerd vrijstellingenbeleid; o doorlopende lijn mbo-hbo waarbinnen drie voorbereidende cursussen zijn opgenomen; o daar waar nodig biedt de opleiding instromers ondersteunende programma’s aan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 26
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:4 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de voltijd- en de deeltijdopleiding SJD van de Hogeschool Utrecht bedraagt 240 EC’s. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de beide opleidingsvarianten een omvang hebben van 240 EC, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste.
Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 27
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De onderwijskundige uitgangspunten en de didactische vormgeving heeft de opleiding SJD uitgebreid beschreven. Hieruit blijkt dat de opleiding als doel heeft SJD’ers af te leveren die beschikken over de competenties van het genoemde competentieprofiel. De opleiding heeft, om dat te bereiken, de vormgeving van het onderwijs gebaseerd op vier pijlers, beschreven in het ‘Onderwijsbeleidsdocument SJD 2004-2006’.
Competentiegericht onderwijs: de didactiek van SJD staat op dit moment sterk in het teken van competentiegericht onderwijs. Streven van de opleiding is daarbij om een optimale balans te realiseren tussen integratieve, ‘levensechte’ praktijkopdrachten enerzijds, ondersteunende en verdiepende cursorische lesprogramma’s en trainingen anderzijds. Voor de vormgeving van competentiegericht onderwijs staat de beroepspraktijk centraal. Dat wil zeggen dat de opleiding zo veel mogelijk een realistische taakomgeving aanbrengt in het curriculum. Studenten krijgen de mogelijkheid tot ontwikkeling van kennis, inzicht, vaardigheden en houding in taakgestuurde leerverbanden die lijken op de beroepsomgeving. Met dit competentiegericht onderwijs wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen in het hoger onderwijs en de (internationale) arbeidsmarkt voor HBO’ers. Het beroepsperspectief staat centraal en de competenties die van de afgestudeerde worden verwacht, zijn uitgangspunt bij het invullen van het curriculum. Didactische diversiteit: om recht te doen aan de verschillende leerstijlen van de studenten. In thema’s en projecten werken studenten individueel en groepsgewijs aan gerichte geïntegreerde opdrachten. Het theorieonderwijs bestaat uit hoorcolleges, responsie- en werkcolleges en zelfstudieopdrachten. Het practicumonderwijs bestaat deels uit trainingen en vindt plaats in kleinere groepen (maximaal twintig studenten). Het is erop gericht, dat de student zich methodische kennis en vaardigheden eigen maakt. Een aantal cursussen hebben het karakter van individuele zelfstudie (bijvoorbeeld literatuurstudie) al of niet met behulp van gedigitaliseerde instructies. Een bijzondere didactische werkvorm vormt de supervisie, waarbij in groepen van drie studenten, onder leiding van een supervisor, de ervaringen in de beroepspraktijk worden geanalyseerd en geabstraheerd naar een meer algemeen niveau. Ook de persoonsgebonden aspecten van de beroepsuitoefening komen in de supervisie diepgaand aan de orde. Leerlijnen: de samenhang in werkvormen, leerdoelen en toetsen is zichtbaar door de leerlijnen-structuur van het programma. De opleiding houdt naast de gerichtheid op benodigde bekwaamheden voor de beroepsuitoefening ook ruimte voor de algemeen vormende functie van het onderwijs.
In het curriculum van de Utrechtse opleiding SJD vormen de “kernvraagstukken, dilemma’s en activiteiten van het beroep” het uitgangspunt bij de leeractiviteiten van studenten. Dit komt onder meer tot uiting in de keuze voor de thema’s/casus, projectopdrachten, onderzoeksopdrachten, externe opdrachten, stages en werkbezoeken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 28
Om de gerichtheid op het beroep te bevorderen, komen studenten vanaf de propedeuse regelmatig in contact met beroepsbeoefenaren, zowel binnen de opleiding zelf als daar buiten (bijvoorbeeld door gastcolleges en werkbezoeken). Het curriculum voorziet erin, dat studenten op actieve wijze ‘zelfsturing’ leren. Er zijn binnen de opleiding mogelijkheden om eigen accenten te leggen, eigen leerdoelen te stellen en te realiseren. In het curriculum neemt de sturing door de docent af naarmate de student verder in de opleiding komt en meer in staat is zelf leerdoelen te stellen en te realiseren. Ook geven studenten naarmate zij verder in de opleiding komen meer zelfstandig sturing aan de planning en samenwerking. Studenten ontwikkelen en tonen beroepsgerichte en generieke competenties aan de hand van project/themaopdrachten, onderzoeksopdrachten, de stage (voltijd), de externe opdracht en het eindassessment. Daartoe is het onderwijs van de SJD-opleiding opgebouwd uit vier leerlijnen. Binnen elke leerlijn en tussen de leerlijnen wordt steeds het uitgangspunt van didactische diversiteit gerealiseerd. De beroepspraktijk staat met name centraal binnen de integrale leerlijn. Studenten leren aan de hand van het maken van een zogenaamd beroepsproduct. Door dit maken van een beroepsproduct worden verschillende typen competenties gethematiseerd. Door docenten wordt hiervoor gezocht naar opdrachten die uit te praktijk komen, bijvoorbeeld het belastingproject bij SJD-vt. Aan deze opdrachten wordt veelal gewerkt in groepsverband. De groepsomvang varieert, afhankelijk van de gekozen werkvorm, maar in de regel gaat het om werken in kleine groepen (2-6) die op maat van hun voortgang worden begeleid. De opleiding wil hierdoor tevens het samenwerken en andere meer persoonlijke competenties van de studenten bevorderen. In die zin kan de integrale leerlijn worden beschouwd als de meeste complete vorm van leren in een realistische taakomgeving. Het thema van het integrale onderdeel is in een periode mede richtinggevend voor de inhoud van de overige onderdelen van die periode. Binnen de conceptuele leerlijn leren studenten werken met juridische concepten en problemen en verkrijgen ze inzicht in hun beroepspraktijk door sociaal-wetenschappelijke theorieën. Hier worden veelal de werkvormen van hoor- en werkcolleges gebruikt. In de conceptuele leerlijn staan dus nadrukkelijk kennisverwerving en inzichtverwerving centraal. In de leerlijn vaardigheden worden vaardigheden als bijvoorbeeld gespreksvoering in trainingssettings of een gesimuleerde situatie aangeboden. Het gaat erom dat studenten zoveel mogelijk kunnen oefenen en hun vaardigheden kunnen ontwikkelen in trainingachtige settings. In de ervaringsreflectie leerlijn wordt gewerkt met het portfolio. Daarnaast is supervisie tijdens de stage of praktijktijd een belangrijk onderdeel. Daar wordt de persoonlijke setting gereflecteerd op en geleerd van de ervaringen die op gedaan zijn in de praktijk; Wat betreft de deeltijdopleiding is de vormgeving van de integrale leerlijn anders dan bij de voltijd: daar vormen, conform de eigen aard van het onderwijs het werken in de praktijk samen met de thema’s de integrale leerlijn. Voor het overige stemmen de leerlijnen overeen met die van de voltijd. Momenteel wordt gewerkt aan het verder vormgeven van de integrale leerlijn bij de deeltijdopleiding. Dit wordt gedaan door integrale thema’s te kiezen en de opdrachten voor de praktijktijd te verbeteren en de verbinding met het binnenschools curriculum sterker te maken . Bij de voltijd wordt gewerkt aan de verbetering van de thema’s (c.q. de vormgeving van de thema’s in werkvormen en begeleiding) in het tweede leerjaar. Verbeteringen worden van kracht per 2006-2007.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 29
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (sociaal-juridische en interdisciplinaire) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld projecten / thema’s / casus en stages; de centrale plaats (in het binnenschools programma) die de projecten/casus in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van de projecten / thema’s /casus worden voorts het werken in teamverband en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 30
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Het Instituut voor Recht heeft een door het auditteam bestudeerde notitie ‘ToetsWijzer, 2005’ gepubliceerd. Uit studentenevaluaties was gebleken dat studenten binnen Domein Recht klachten hadden over de toetsing: klachten die varieerden van te moeilijk, te makkelijk, niet representatief voor de colleges tot niet alle leerdoelen worden getoetst, de vragen zijn onduidelijk, teveel of juist te weinig vragen. Uit docentenevaluaties bleek dat ook docenten kampten met soortgelijke problemen. Er heerste, kortom, bij zowel studenten als bij docenten ontevredenheid over de toetskwaliteit. In genoemde notitie wordt uitgebreid ingegaan op de uitgangspunten voor toetsen en beoordelen, de opbouw van toetsen, het toetsen van de in- en doorstroom, de rollen van docenten, werkveld en studenten, afspraken en procedures, de kwaliteit van toetsen en beoordelen en de toetsorganisatie. Om adequaat te kunnen toetsen of studenten de leerdoelen van het programma realiseren, zijn voor het Instituut voor Recht algemene kwaliteitscriteria voor de toetsing en beoordeling opgesteld. Deze zijn: validiteit betrouwbaarheid objectiviteit transparantie normering Om docenten te ondersteunen bij het toetsen en beoordelen is de Toetswijzer begin 2005-2006 in gebruik genomen. In de notitie worden aanwijzingen gegeven m.b.t. de procedures van (i) toetsconstructie, (ii) het kiezen van toetsvormen en (iii) uitwerken van toetsvormen. Beide opleidingsteams van VT en DT namen begin 2005 deel aan een workshop over de toetswijzer en hebben met elkaar gewerkt aan de ontwikkeling van de toetsen. Tevens worden individuele docenten onderwijskundig ondersteund bij het werken volgens deze toetswijzer. Studieonderdelen zoals projecten worden afgesloten met een beroepsproduct of met een presentatie. De theorie in het eerste jaren voltijd wordt schriftelijk getoetst (multiple choice). Andere toetsvormen die de opleiding hanteert, zijn: werkstukken, onderzoeksopdrachten, oefenrechtbank en thuisopdrachten. In toenemende mate speelt binnen het onderwijs het portfolio een rol van betekenis, waarbij studenten bewijslast verzamelen dat bepaalde competenties zijn ontwikkeld. Het portfolio is momenteel (nog) gepositioneerd bij de studieloopbaanbegeleiding maar zal in de toekomst in meer en meer betekenis krijgen in het beoordelen van resultaten van onderwijseenheden. Ook zal in 2006-2007 met een proeve van bekwaamheid, gericht op het toetsen van competentieontwikkeling over de onderwijseenheden heen, gewerkt gaan worden. De kwaliteit van de toetsen wordt per module geëvalueerd en wordt besproken in het periode-overleg. De implementatie van het instituutsbrede toetsbeleid, zoals opgesteld in de notitie Toetswijzer, is nog volop gaande. Op basis van de ervaringen in het eerste jaar van het werken met dit beleid worden bijstellingen in beleid en implementatiestrategie ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 31
Uit de verschillende vragen van Studenttevredenheidsonderzoeken 2003-2005, die op dit facet betrekking hebben, blijkt dat volgens studenten een aantal aspecten van beoordeling en toetsing om verbetering vraagt: de beoordelingscriteria zijn volgens studenten niet altijd voldoende helder; niet alle tentamenuitslagen zijn binnen de gestelde termijn bekend; de toetsmomenten zijn niet voldoende over het jaar verspreid; het geven van goede feedback op het leerproces kan worden verbeterd. Inmiddels, zo heeft het auditteam geconstateerd, heeft de opleiding verbeteringen aangebracht die hebben geleid tot een hogere waardering door studenten van helderheid beoordelingscriteria, spreiding en feedback. Aandachtspunt blijft het tijdig bekendmaken van de uitslagen. Ten slotte: bovenstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en gecontroleerde wijze uitgevoerd, met daarbij de kanttekening, dat de periode van terugkoppeling verkort zou moeten worden; de gehanteerde toetsvormen aansluiten nauw aan op de werkvormen; de huidige toetsingsmethoden zijn valide en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen/of eindterm; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is goed geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria (“Toetswijzer, 2005”) waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd. Daarbij geldt wel de kanttekening dat het auditteam na inzage van de beoordelingen de indruk heeft dat de opleiding daar waar het gaat om de beoordelingen voldoende, goed en uitstekend, strenger zou moeten waarderen.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor beide varianten als voldoende.
Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op hbo-niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. De praktijkgerichtheid, de projectmatige / thematische ordening en de cyclische inrichting zijn een stevige waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot SJD’er te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes facetten van het onderwerp “Programma” als goed en twee als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 32
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 33
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding SJD onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Zo betrekt de opleiding het werkveld bij de ontwikkeling van het curriculum. Ook bij de uitvoering van het onderwijs werken opleiding en werkveld intensief samen, evenals bij de beoordeling van afstudeerprojecten. Docenten hebben werkervaring in de sociaal juridische dienstverlening. Docenten lopen praktijkstages bij relevante organisaties in het werkveld. Elke docent moet, als onderdeel van de 10% deskundigheidsbevordering, in ieder geval één keer per studiejaar stage lopen. Een goede zaak! Bij de werving van nieuwe docenten wordt erop gelet of deze werkzaam zijn of recentelijk werkzaam zijn geweest in de relevante beroepspraktijk. Iedere voltijddocent is stagebegeleider en heeft op die manier functioneel contact met het werkveld. Voor deeltijddocenten geldt dat zij in hun functie van studieloopbaanbegeleider functioneel contact hebben met studenten die tevens in de beroepspraktijk werken; Een aantal docenten is tevens werkzaam in de kenniskring van het Lectoraat. De kenniskring voert met name onderzoek uit in of ten behoeve van het werkveld. Resultaten van deze onderzoeken worden vervolgens weer verwerkt in de opleiding of gebruikt voor publicaties. De opleiding trekt gastdocenten aan om delen van het curriculum te verzorgen. Uitgangspunt is om 15% van de opleidingsuren te laten verzorgen door gastdocenten. De gastdocenten zijn zelf werkzaam of recent werkzaam geweest op minimaal HBO-niveau en werken in een organisatie op het gebied van SJD. De gastdocent, de inhoud van de cursus, het materiaal en de toets worden - net als de cursussen uit het vaste programma - geëvalueerd en jaarlijks bijgesteld. Externe begeleiders worden met name ingezet bij de supervisie. Eis is, dat zij de opleiding tot supervisor voltooid hebben alvorens zij ingezet kunnen worden. Daarnaast is er een interne coördinator die verantwoordelijk is voor het aantrekken en begeleiden van externe supervisoren. Docenten, medewerkers praktijk en de stagebegeleiders hebben ieder hun eigen relatienetwerk. Deze netwerken worden bijvoorbeeld ingezet om de eigen professionaliteit te bevorderen, voor programmauitvoering, beoordeling van studenten, verwerven van stageplaatsen en vacaturestellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 34
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn of recentelijk zijn geweest; de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding gebruik maakt van gastdocenten zowel bij specifieke activiteiten (projecten / thema’s) als ook bij ‘reguliere’ activiteiten zoals de beoordeling afstudeerders; Sterk punten zijn voorts: o participatie van docenten in de kenniskring van het lectoraat o de jaarlijkse docentenstage o elke docent is tevens stagebegeleider o het docententeam is ambitieus, toegewijd en uitermate enthousiast.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 35
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De personeelsplanning vindt plaats op instituutsniveau op basis van een globale meerjarenraming van studentenaantallen die per jaar wordt vertaald in een concrete personeelsplanning. Deze personeelsplanning wordt jaarlijks vastgesteld in het formatieoverzicht dat ten grondslag ligt aan de begroting van het Instituut voor Recht. De verdeling van de formatie over de opleidingen binnen het Instituut voor Recht is op de eerste plaats gebaseerd op studentaantallen. Daarnaast wordt voor elk team een urenbudget voor onderwijs, coördinatietaken en innovatie berekend, zo blijkt uit de “Budget- en formatieverdeling 2006’. Binnen dit budget moet elk opleidingsteam het onderwijs van de betreffende opleiding uitvoeren. De studentenaantallen worden anno 2005-2006 op basis van de facultair vastgestelde student-docent ratio van 35:1 vertaald naar formatieomvang van docenten. Inmiddels is de te bereiken student-docent ratio 2007 facultair vastgesteld op 33:1. Door de schaalgrootte van het Instituut voor Recht is het mogelijk om efficiënt met capaciteit om te gaan. Op instituutsniveau werken een curriculumadviseur en een onderwijskundige. Zij kunnen o.a. voor innovatie van SJD ingezet worden maar ook voor de andere opleidingen binnen het Instituut. De omvang van het ondersteunend en onderwijsgevend personeel wordt vastgesteld op basis van de facultair vastgestelde verhouding 1:3. Dit lijkt het auditteam een redelijke verhouding. De opleiding SJD geeft aan in principe uit de voeten te kunnen met haar formatieomvang voor wat betreft de verzorging van goed onderwijs. De omstandigheden zijn anno 2005-2006 echter nog van dien aard dat de opleiding zich niet kan beperken tot alleen verzorging van onderwijs maar zich ook moet richten op opbouw en ontwikkeling. Medewerkers ervaren de afgelopen jaren dan ook een hoge werkdruk, zo blijkt uit evaluaties. Deze werkdruk is veroorzaakt door de ontwikkeling van twee nieuwe opleidingen (HBO-Rechten en de Deurwaardersopleiding) en door de daarbij behorende groeiende studentenaantallen, de groei in personeel en de groei van SJD. Geschetste ontwikkelingen leiden tot een grote regeldruk en ontwikkelingsdruk, waardoor steeds een groot beroep wordt gedaan op docenten in vaste dienst en op ondersteunende medewerkers. Inzet van gastdocenten biedt op uitvoerend niveau zeker soelaas, maar vergt een goede communicatie en organisatie om de zaak te stroomlijnen. Gastdocenten kunnen de meer regulatieve zaken niet oplossen. In het laatste werkbelevingsonderzoek is in dit verband gebleken dat zowel de kritiek(werkdruk, hectiek), als de algemene tevredenheid (vertrouwen in ontwikkeling) is toegenomen. Ondanks de hoge werkdruk is het ziekteverzuim erg laag. Dit hangt, naar het oordeel van het auditteam, samen met de grote betrokkenheid en het grote enthousiasme van de docenten die in een goede werksfeer met elkaar en met studenten de SJD-opleiding uitvoeren. De gesprekken die het auditteam met docenten en studenten heeft gevoerd, bevestigen dit beeld. Niettemin is het auditteam van mening, dat langdurige hoge werkdruk te allen tijde moet worden voorkomen. Hier ligt een taak voor het management, dat zich daar overigens volledig van bewust is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 36
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
de huidige omvang van de formatie is voldoende en stelt de opleiding in staat het opleidingsprogramma uit te voeren, mede in aanmerking genomen dat de opleiding buiten haar eigen formatie ook gebruik kan maken van formatie op Instituutsniveau; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 37
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Bijna alle onderdelen van het curriculum kunnen inhoudelijk worden afgedekt. Waar dit niet het geval is, wordt externe expertise ingezet via bijvoorbeeld gastdocenten; deze worden in alle studiejaren structureel ingezet. De opleiding organiseert activiteiten voor stagebegeleiders in het werkveld en biedt ook ondersteuning bij de begeleiding van studenten. Een stageteam bewaakt de kwaliteit van begeleiders. Aan een bepaalde functie zijn kwaliteitseisen gekoppeld met betrekking tot vakinhoudelijke, onderwijskundige en/of organisatorische competenties en ervaring. Voor de selectie worden vaste criteria gehanteerd. Nieuwe docenten krijgen documentatie met daarin de belangrijkste informatie. In overleg met de nieuwe docent wordt een programma op maat vastgesteld. Nieuwe docenten met weinig ervaring in het lesgeven worden in de gelegenheid gesteld een cursus didactiek te volgen. Zij krijgen hiervoor extra uren (200) boven de vaste uren deskundigheidsbevordering. Tevens krijgen nieuwe docenten in hun takenpakket een aantal inwerkuren toebedeeld. Dit zijn uren die extra besteed kunnen worden aan meelopen met de lessen van een andere docent of inlezen in de materie. Daarnaast wordt er eigen initiatief van nieuwkomers verwacht. Vanuit hogeschoolbeleid zullen docenten in toenemende mate in de gelegenheid worden gesteld te promoveren. In het kader van versterking van de onderzoeksfunctie van de instituten zal dit in de regel plaatsvinden in het kader van deelname aan kenniskringen van docenten. Docenten zijn deskundig en gericht op kenniscreatie, ook buiten de kenniskring om (een behoorlijk aantal docenten van het instituut publiceert regelmatig). Binnen het Instituut voor Recht is, ten behoeve van het inzichtelijke maken welke kwaliteiten en competenties er in een team aanwezig zijn, een ‘expliciteringtraject’ gestart. Op instituutsniveau is bepaald welke competenties nodig zijn om de functie van docent te kunnen vervullen. Een docent kan minimaal de volgende rollen vervullen: docent, coach, bouwer en organisator. De overige rollen (onderzoeker en ondernemer) zijn specialistisch en zullen slechts door een paar docenten vervuld worden. De volgende stap is om docenten te volgens deze rollen in te delen waardoor een goed beeld van de aanwezige competenties ontstaat. Vanuit dat beeld kan dan discrepantie worden vastgesteld tussen aanwezige en benodigde competenties. Een van de uitgangspunten voor wat betreft het onderwijs is dat gestreefd wordt, ondanks het grote aantal studenten, de ontwikkeling en uitvoering van onderwijs zoveel mogelijk in dezelfde hand(en) te leggen. Op die manier worden betrokkenheid bij het moduul en snelle signalering van deficiënties bevorderd, zo geeft de opleiding aan. Het initiatief voor individuele deskundigheidsbevordering ligt bij de docent zelf, vanuit functioneringsgesprekken of vanuit persoonlijke wensen. Opleidingen die regelmatig gevolgd worden, zijn de cursus didactiek, het traject op het terrein van studieloopbaanbegeleiding, de Post-HBO opleiding Mediation en de opleiding tot supervisor.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 38
Daarnaast worden regelmatig op vakinhoud gerichte congressen, seminars en trainingen gevolgd. Uit eerdere gesprekken is gebleken dat docenten behoefte hebben aan een meer systematische benadering van opleiden en ontwikkelen. De opleiding geeft prioriteit aan deze aspecten bij de uitvoering van het personeelsbeleid. De opleiding hanteert het begrip RGW-cyclus (resultaat gericht werken) in het kader van personeelsontwikkeling, een individuele gesprekscyclus, gericht op het bepalen, bereiken en beoordelen van concrete resultaten tussen management en individu. In een contractgesprek worden de resultaten geformuleerd. In een daaropvolgend functioneringsgesprek wordt bepaald welke (extra) ondersteuning nodig is (met name qua ontwikkeling) om de doelen te realiseren, in het beoordelingsgesprek wordt bepaald wat er van de in het contract afgesproken resultaten is gerealiseerd. De functioneringsgesprekken vinden plaats in de periode oktober t/m maart. Uit de gegevens van de studententevredenheidsonderzoeken 2003-2005 blijkt dat studenten zeer positief zijn over de kwaliteit van de docenten. Ook uit de verslagen van het studentenpanel blijkt dat studenten de kwaliteit van docenten waarderen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; een deel van de docenten is actief werkzaam (of was dat recentelijk) in het juridisch domein en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid en de ruime mogelijkheid tot deskundigheidbevordering zijn belangrijke instrument die de opleiding aantoonbaar inzet om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de opleiding op hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De opleiding is samen met de andere opleidingen van de faculteit Maatschappij en Recht gehuisvest in een ruim en modern gebouw. De opleiding heeft de beschikking over voldoende lokalen waaronder: kleinere overlegruimtes (6-persoons) voor onder meer studiebegeleiding en meer intensieve lesvormen; collegezalen (capaciteit tussen 60-190 personen); instructielokalen (capaciteit tussen 15-40 personen). De meeste lokalen zijn voorzien van een standaard AV-uitrusting (TV, Video, DVD, Overheadprojector). Een kleiner aantal is voorzien een pc en een beamer. Ondersteunende (AV) materialen, die niet standaard aanwezig zijn in een lesruimte, kunnen gehaald worden bij de zogeheten ‘kiosk’. Lesruimtes kunnen ook door studenten van andere studierichtingen binnen de faculteit gebruikt worden. Roostering van lokalen vindt centraal op de faculteit plaats. De voorbereiding hiervan gebeurt door het Team Onderwijssecretariaat. Er zijn twee praktijklokalen waarop het Instituut voor Recht exclusieve gebruiksrechten heeft. Dit zijn twee praktijklokalen (elk 55 m2) waarin, door gebruik van aangepast meubilair, op de opleiding gerichte simulatiemogelijkheden zijn. Tevens is video-opname, videobewerking en afspeelapparatuur in deze ruimtes aanwezig. De mediatheek is prima voorzien; een gespecialiseerde juridische collectie en digitale juridische abonnementen en bestanden. De computerwerkplekken en practicumfaciliteiten werden in 2005 nog 2.9 op een schaal van 5 gewaardeerd. Dat is net niet voldoende zo geeft de opleiding aan, maar gezien de lage waarderingen die dit criterium voorafgaande ontving, is dit een goede prestatie. Het aantal computerwerkplekken voor studenten is overigens tijdens het zomerreces 2006 uitgebreid met 140 tot een totaal van 290. Ook zijn een extra aantal projectruimtes voor studenten met diverse pc-voorzieningen beschikbaar gekomen. Elke medewerker van het Instituut heeft de beschikking over een werkplek met pc. De pc’s zijn standaard uitgerust met Microsoft Office-kantoorapplicaties. Medewerkers met een aanstelling minder dan 0,6 fte delen hun werkplek met collega’s. Ook voor gastdocenten zijn flex werkplekken beschikbaar. Samenvattend is het auditteam van oordeel dat de ruimtelijke en materiële voorzieningen prima in orde zijn. Temeer daar de opleiding ook van centrale (facultaire) voorzieningen gebruik kan maken. Aandachtspunt is wel het beperkt aantal ruimtes waar studenten in kleine (project)groepjes kunnen werken. Ten slotte: bovenstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 40
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed. en wel op grond van de volgende observaties:
huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is functioneel, waarbij in voldoende mate rekening is gehouden met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges); de ICT-voorzieningen zijn up-to-date, en thans ook in voldoende mate beschikbaar; de mediatheek is ruim voorzien en van meer dan voldoende kwaliteit; de interne communicatie (inclusief de informatievoorziening richting studenten) is, ook naar het oordeel van studente, efficiënt geregeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De studenten hebben een persoonlijke studieloopbaanbegeleider. Deze kan, in geval van problemen, de betreffende student oproepen voor een gesprek. Ook kunnen studenten zelf een gesprek aanvragen met hun begeleider. Knelpunten worden door docenten en studieloopbaanbegeleiders gesignaleerd en in het studieloopbaanbegeleidersoverleg besproken. De studieloopbaanbegeleiders van alle opleidingen van het Instituut voor Recht komen regelmatig bijeen om de begeleiding op elkaar af te stemmen. Er is voor het eerste jaar voltijd en deeltijd een apart programma studieloopbaanbegeleiding ontwikkeld dat deel uitmaakt van het curriculum en dat wordt gehonoreerd met één studiepunt. Dit programma is gericht op oriëntatie, verwijzing en selectie. Studieloopbaanbegeleiding kent de volgende opbouw door het gehele jaar heen: groepsgewijze begeleiding door het hele jaar heen; goorlichting (eerste periode); individueel oproepen en signaleren; studievoortganggesprekken (begin tweede periode); begeleidingsgesprekken met individuele studenten (in de loop van de tweede periode); preadvies studievoortgang (in de loop van de derde periode); individuele gesprekken (in de loop van de vierde periode); vaststelling studieadvies door examencommissie (eind vierde periode). Binnen de studieloopbaanbegeleiding speelt het portfolio een rol van toenemend belang. Op basis van het portfolio kan inzichtelijk worden aan welke competenties een student speciaal aandacht dient te besteden. Bij de deeltijdvariant wordt deze reflectie ook gekoppeld aan het leren in de praktijk. Het gebruik van het portfolio in het gehele SJD-curriculum is nog in ontwikkeling. Vanuit haar eigen observatie dat de opleiding SJD meer aandacht diende te besteden aan verbetering van de studieloopbaanbegeleiding, heeft zij als eerste doelstelling geformuleerd: de certificering van alle studieloopbaanbegeleiders. Inmiddels zijn vrijwel alle studieloopbaanbegeleiders daadwerkelijk gecertificeerd. Tevens is een studieloopbaanbegeleidingsbeleid opgesteld dat is geïmplementeerd. Uit de evaluaties van 2005 bleek echter dat studenten nog steeds minder tevreden zijn over een aantal onderdelen van de vernieuwde studieloopbaanbegeleiding. Informatievoorziening van docenten naar studenten over de betekenis van SLB bleek voor studenten een onderwerp van verbetering. Vóór het zomerreces van 2006 is een plan van aanpak verbeterbeleid studieloopbaanbegeleiding opgesteld. In de loop van 2006-2007 wordt dit beleid ontwikkeld en in 2007-2008 voor het eerst uitgevoerd. De verbeteringen hebben betrekking op:: de positionering van studieloopbaanbegeleiding in het curriculum; de functionaliteit van portfolio in het begeleidingsproces verder; de samenhang binnen de competentieontwikkeling van de individuele student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 42
Met studenten die onvoldoende studiepunten hebben behaald, vinden individuele gesprekken plaats. In dat gesprek worden problemen doorgesproken en plannen van aanpak waar nodig aangepast. Studenten met geringe studieresultaten worden schriftelijk gewaarschuwd voor de consequenties van het uitblijven van verbetering in het licht van de eventuele afwijzing. Studenten hebben diverse middelen, waaronder intranet, roostersite, e-mail, prikborden, lichtbakken ter beschikking om geïnformeerd te zijn. Bij de start van het studiejaar worden studenten wegwijs gemaakt in de manier waarop de informatievoorziening plaatsvindt. Aan hen wordt de studiegids, wegwijzers en studiewijzers uitgereikt en hen verteld hoe zij deze moeten gebruiken. Centraal in informatievoorziening anno 2005-2006 staat de informatievoorziening op digitale wijze. Studenten kunnen zich op (informatiesysteem) Osiris inschrijven voor cursussen en toetsen. In Osiris kunnen studenten hun inschrijvingen controleren en hun behaalde resultaten inzien. Dit systeem is in het studiejaar 2003-2004 in gebruik genomen. De functionaliteiten van dit systeem worden nog voortdurend uitgebreid. Het systeem wordt ook door studieloopbaanbegeleiders gebruikt om informatie over studenten vast te leggen en de studievoortgang te bewaken. Managementinformatie kan eveneens door Osiris worden gegenereerd. Een ander belangrijk digitaal medium in de informatievoorziening zijn de Workspaces. Hierop vinden studenten alle informatie over de opzet en inhoud van een specifieke cursus. Elke student die zich inschrijft (of wordt ingeschreven) voor een cursus wordt lid gemaakt van een dergelijke Workspace . Hogeschoolbreed is in het jaar 2006 fasegewijs een nieuw intranet in gebruik genomen, voor zowel studenten als docenten. Dit intranet (Sharepoint) wordt fasegewijs bij het Instituut voor Recht ingevoerd. Dat betekent dat op termijn de Workspaces plaats zullen maken voor Sharepoint. Dit systeem biedt meer functionaliteit dan de Workspaces. Er kunnen bijvoorbeeld ook heel gemakkelijk projECites door studenten en medewerkers worden aangemaakt en gebruikt. Studenten en docenten maken veelvuldig gebruik van e-mail. Voor persoonlijk contact zijn docenten buiten de lesuren goed bereikbaar. Samenvattend is het auditteam van mening, dat de studieloopbaanbegeleiding en de informatievoorziening richting studenten goed zijn geregeld en geheel in lijn daarmee worden uitgevoerd. Ten slotte: bovenstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de studiebegeleiding vindt zeer gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties; de mate waarin de studieloopbaanbegeleiding is gedifferentieerd naar de behoefte van de studenten, is opvallend goed docenten zijn goed benaderbaar voor studenten en snel (gemiddeld binnen twee dagen) op emails van studenten. Sterk punt is voorts, dat de alle studieloopbaanbegeleiders gecertificeerd zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 43
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het onderwerp “Voorzieningen voor beide varianten als voldoende.
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer wel mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 44
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Inleiding De Hogeschool Utrecht heeft een duidelijke visie op kwaliteitszorg en heeft een eigen instrument ontwikkeld, EVINAC (evaluatie-instrument accreditatie), gebaseerd op het NVAO-kader. Daarmee zijn de zes prestatiegebieden en de kwaliteitscriteria van de NVAO de uitgangspunten voor de interne kwaliteitszorg. Het systeem Het instituut werkt aan kwaliteit op basis van een kwaliteitsplan5. Zoals reeds in de inleidende paragraaf is gezegd, heeft het instituut er vanaf de start een punt van gemaakt op systematische wijze te werken volgens de plan, do, check, act cyclus. Een en ander is vastgelegd en operationeel gemaakt in het kwaliteitplan. Dit betekent in concreto dat binnen het instituut de kwaliteitszorg op de volgende wijze is ingebed in de planning en control cyclus.
Op hogeschoolniveau wordt het strategisch beleid vastgesteld voor telkens een periode van vier jaar heeft. Het beleid wordt operationeel gemaakt in een kwalitweitsprogramma en via onderliggende projecten. Deze programma’s worden op hogeschoolniveau aangezet; ze leiden ook tot instrumenten t.b.v. van faculteiten en instituten. De voortgang van het beleidsuitvoering (programma, projecten) wordt gemonitord.
Ook de faculteit kent een strategisch beleid, gerelateerd aan het hogeschoolbeleid en aangevuld met faculteitspecifieke onderdelen.
Het Instituut voor Recht heeft bij zijn start gewerkt met een meerjarenbeleid 2003-2005. Het instituut heeft het eerste meerjarenbeleid t.b.v. de audit geëvalueerd en heeft tegelijk op basis van die evaluatie het jaarplan 2004-2005 opgesteld. In oktober 2005 is de voortgang geëvalueerd en is het jaarplan 20052006 opgesteld. In verband met aanpassing van de looptijd heeft dit jaarplan een geldigheid tot eind 2006. In het jaarplan zijn evaluatieve resultaten verwerkt. De indeling van het jaarplan loopt parallel met de indeling van de accreditatieonderwerpen. In de jaarplannen worden ook de doelen c.q. verbeteringen met langere looptijd geformuleerd en gevolgd. Deze doelen zijn gedefinieerd in concrete (en dus meetbare) resultaten.
De volgende stap van het Instituut was, dat ook op opleidingsniveau volgens dezelfde systematiek gewerkt wordt, via de zogeheten werkplannen. De deeltijdvariant van SJD heeft haar eerste werkplan opgesteld in 2004-2005, heeft het geëvalueerd en heeft een werkplan 2005-2006 opgesteld met een looptijd tot eind 2006. In dit werkplan zijn de evaluatieve resultaten van het voorafgaande studiejaar verwerkt. De activiteiten zijn ingedeeld conform de accreditatieonderwerpen. De voltijdvariant van SJD heeft een eerste werkplan 2005-2006 opgesteld met een looptijd tot eind 2006. In dit werkplan zijn de
5
Kwaliteitszorg binnen het Domein Recht, oktober 2004.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 45
evaluatieve resultaten van het voorafgaande studiejaar verwerkt. De activiteiten zijn ingedeeld conform de accreditatieonderwerpen. In de uitvoering van de werkplannen en de evaluaties, spelen de in januari 2006 benoemde curriculumcoördinatoren VT en DT een belangrijke rol. Centraal in de planning en controlcyclus van het Instituut is dat e werkplannen worden gebaseerd op (i) voorafgaande evaluatieve resultaten, (ii) het gegeven strategisch kader en (iii) de analyse van de bereikte resultaten in de voorafgaande periode. De werkplannen zijn in zodanig format dat correspondentie bestaat met het accreditatiekader. Eind april 2006 verschenen de uitslagen van de studententevredenheid 2006. De opleiding constateert voor voltijd en deeltijd een stijging in waardering van studenten op vrijwel alle facetten. De opleiding concludeert daaruit dat het werken volgens de bovengenoemde systematiek, waarin steeds rekenschap wordt afgelegd van evaluatieve resultaten en te ondernemen activiteiten, vruchten afwerpt. Sterk punt vindt het auditteam, dat de opleiding haar kwaliteitszorg niet heeft ‘geparkeerd’ bij een (separate) unit kwaliteitszorg, maar uitdrukkelijk heeft neergelegd bij de curriculumcoördinatoren. Daarmee zit kwaliteitszorg dicht op de huid van het primaire proces en wordt kwaliteitszorg onderdeel van de professionele routine in plaats van een additionele activiteit van kwaliteitsdeskundigen. Evaluatie-instrumenten Voor het verzamelen van gegevens wat betreft de gerealiseerde kwaliteit op de verschillende facetten, maakt de opleiding SJD gebruik van de onderstaande evaluatie-instrumenten: studententevredenheidsonderzoek: een jaarlijks onderzoek van de Hogeschool Utrecht onder alle studenten;6 cursusevaluaties: schriftelijke evaluatie van elke cursus na afloop van de toets bij iedere blokperiode (vier keer per jaar). Onderzochte aspecten zijn: informatie, inhoud, werkvorm, toetsen, docenten en studieinzet; docentenevaluaties: gekoppeld aan de bovenstaande cursusevaluaties. Onderzochte aspecten zijn de deskundigheid van docenten, de omgang met studenten en de verbinding met de beroepspraktijk; panelgesprekken: eenmaal per onderwijsperiode worden panelgesprekken met studenten van alle geledingen gevoerd over het onderwijs van de vorige periode op basis van een instituutbreed format dat vormgegeven is volgens het Evinac-systeem; periodegesprekken: een maal per periode vindt een periodeoverleg plaats waarin de bevindingen van docenten centraal staan. Deze worden tijdens een gesprek getoetst aan de uitkomsten uit evaluaties en panelgesprekken. Deze verschillende evaluatievormen worden vastgelegd in een verslag en gebundeld in zogenaamde periodeformulieren; feedback van werkvelddeskundigen: kwalitatieve feedback van werkvelddeskundigen bij de eindgesprekken (laatste tentamen van de studie); opleidingscommissie: de studenten van de SJD-opleiding kunnen zitting nemen in een opleidingscommissie die advies geeft over zaken die studenten binnen de opleiding aangaan. Deze commissie wordt jaarlijks in september ingesteld. Hierin hebben studenten uit verschillende studiefasen zitting; werkbelevingsonderzoek: een tweejaarlijks onderzoek onder alle medewerkers van de Hogeschool Utrecht. Het onderzoek gaat in op werkbeleving, werkdruk, ziekteverzuim en veranderingen binnen het werk. Het laatste onderzoek heeft in 2005 plaatsgevonden; HBO-monitor: jaarlijks onderzoek onder afgestudeerden van HBO-opleidingen.
6
Het vanuit de hogeschool uitgezette Studententevredenheidsonderzoek (STO) had in 2005 overigens een lage respons.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 46
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het door het de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op Hogeschool- Faculteit en Instituutsniveau vastgelegde procedures; in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 47
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen He auditteam heeft met belangstelling de Management Review bestudeerd. Zoals eerder opgemerkt betreft het een informatief document waarin de opleiding zich rekenschap geeft van haar sterke- en minder sterke kanten. Als waardevol karakteriseert het auditteam het feit dat de opleiding per NVAO-facet een evaluatie geeft om vervolgens verbeteracties te formuleren. Deze zijn op een heldere, eenduidige en goed toetsbare wijze geformuleerd. In de voorliggende rapportage hebben wij al bij enkele facetten door de opleiding geformuleerde verbetermaatregelen opgenomen. Ter adstructie geven wij additioneel nog een voorbeeld van de wijze waarop de opleiding deze maatregelen tot verbetering heeft geformuleerd:
de opleiding zet sterk in op het project op concrete (toetsbare) wijze formuleren van leerdoelen. Dit moet studenten meer inzicht geven in samenhang en criteria; de opleiding werkt aan verdere implementatie van het in de Toetswijzer opgestelde beleid; binnen de teams spreekt het management de docenten aan op de afspraak om de uitslagen binnen de gestelde termijn bekend te maken. Goede spreiding van tentamens is vastgelegd in het beleid studeerbaarheid.
Naast de Management Review schrijft het Instituut voor Recht jaarlijks een jaarplan, dat door het auditteam bestudeerd is en dat wordt gekaderd door hogeschoolbeleid, faculteitsbeleid en het eigen meerjarenbeleid van het Instituut. In het jaarplan wordt rekenschap afgelegd van evaluatieve resultaten die het instituut als geheel betreffen, er worden project uitgezet die op instituutsniveau worden uitgevoerd en er worden rode draden uitgezet die een plek dienen te krijgen in de werkplannen van de verschillende teams. Het jaarplan wordt door het instituutsmanagementteam opgesteld. Elk team schrijft jaarlijks een werkplan dat wordt gekaderd door het jaarplan van het instituut. In het jaarplan en werkplan wordt rekenschap afgelegd van evaluatieresultaten van de voorafgaande jaren. In het werkplan worden n.a.v. de doelen activiteiten uitgezet bij medewerkers c.q. projecten uitgezet bij teamleden. Het werkplan wordt opgesteld door de teamleider, ook mede op basis van gesprekken met het team als geheel. Voorbeelden van verbeteracties staan hieronder vermeld. Resultaten van onderzoek van het lectoraat verwerken in verdere profielopbouw. Oprichting nieuw Bureau Werkveld ingericht. In de projectfasering is oprichting voorzien in najaar 2006. De introductie (januari 2006) van zogeheten curriculumcoördinatoren. De introductie van de proeve van bekwaamheid in 2006-2007 vóór de stage-aanvang. De voorlichting over de “bijspijkerprogramma’s“ is opgenomen in de programma’s studieloopbaanbegeleiding. Jaarlijkse uitvoering van functioneringsgesprekken strikt volgens planning.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 48
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de uitkomsten van de periodieke (kwartaal-, jaarlijkse, ) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie zorgvuldig wordt gemonitord; de doelstellingen van de verbetermaatregelen zijn zodanig specifiek gedefinieerd, dat de realisering ervan goed meetbar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 49
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding SJD betrekt aantoonbaar zowel het beroepenveld als de eigen medewerkers, studenten en alumni bij het verbeteren van het curriculum en de organisatie van het onderwijs. Eerder (facet 5.1.) werd reeds aangegeven welke evaluatie-instrumenten hiervoor door de opleiding worden ingezet. Het Instituut voor Recht overlegt periodiek met haar Adviesgroep over competenties en onderwijseenheden van opleidingen. Opleidingsspecifieke vragen komen in geclusterd verband aan bod. Op het niveau van curriculum(onderdelen) en onderwijseenheden vindt diverse inbreng van het werkveld plaats: een werkvelddeskundige is als deelnemer aan het eindgesprek aanwezig of is aanwezig bij de eindpresentatie van de student ter afsluiting van zijn opleiding. Docenten hebben o.a. contacten met het werkveld via hun rol als stagebegeleider bij de voltijdstages in het derde jaar. Gastdocenten hebben vanuit hun expertise invloed op de inhoud van de onderwijseenheden. Diverse contacten van docenten met het werkveld zijn gerelateerd aan het onderwijsproces. De gegevens van de HBO-monitor, het jaarlijks onderzoek onder afgestudeerden van HBO-opleidingen worden meegenomen in de actualisering van het onderwijs. Via het Bureau Werkveld worden de diverse relaties met het beroepenveld gesystematiseerd t.b.v. de diverse doelstellingen, waaronder uitdrukkelijk ook het verkrijgen van feedback m.b.t. de kwaliteit van de opleiding. Medewerkers van de opleiding hebben op de eerste plaats via de teamoverleg bijeenkomsten voltijd en deeltijd invloed op het beleid. Binnen het Instituut voor Recht worden de uitkomsten van cursusevaluaties gecommuniceerd. Op instituutsniveau worden de gegevens geanalyseerd. Vervolgens worden de resultaten op opleidingsniveau besproken en worden acties gepland. Daarnaast komen docentenevaluaties per team en per individuele docent beschikbaar. Ook via studiedagen hebben medewerkers invloed op het opleidingsbeleid. De opleiding beschouwt de betrokkenheid van studenten bij de evaluatie van het onderwijs centraal elementair onderdeel van de kwaliteitszorg. Naast formele evaluaties vormt ook de dagelijkse input van studenten een belangrijke bron van informatie. Met name voor de deeltijdvariant geldt dit in sterke mate. Tijdens de zogenoemde studentenpanels communiceert de opleiding de resultaten van de verschillende evaluaties aan de studenten. De resultaten van deze bespreking worden vastgelegd in de notulen van de bijeenkomst. Deze notulen worden onder alle studenten verspreid. Uit het Studenttevredenheidsonderzoeken van 2003-2005 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze waarop ze betrokken worden bij evaluaties. Wel vinden ze dat ze beter geïnformeerd mogen worden over welke acties zijn/worden ondernomen op basis van de evaluatieresultaten. De opleiding SJD heeft de afgelopen jaren, ook naar haar eigen inzicht, te weinig aandacht besteed aan het alumnibeleid en aan het volgen van SJD’ers in hun loopbaan. Met het nieuwe alumnibeleid en het daaraan gekoppelde implementatieplan maakt de opleiding op dit punt met ingang van 2006-2007 een nieuwe start.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 50
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
studenten, docenten en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding en wel via (i) interne evaluaties op hogeschool- en opleidingsniveau, (ii) externe onderzoeken en enquêtes, (iii) consultaties van de Adviesgroep Instituut voor Recht en (iv) consultaties van stagebiedende organisaties, (v) consultaties van de Opleidingscommissie en studentenpanels; jammer is, dat alumni -de meest voor de hand liggende partij om directe en actuele informatie te verkrijgen over kwaliteit en relevantie van de opleiding- nog niet betrokken zijn bij evaluaties. Het onlangs vastgestelde alumnibeleid en met name het daaraan gekoppelde implementatieplan geven goede hoop, dat deze situatie binnen afzienbare tijd verbeterd.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide opleidingsvarianten als voldoende.
Het kwaliteitszorgsysteem zit prima in elkaar en wordt ook planmatig uitgevoerd in samenspraak met studenten, docenten en het werkveld; Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatie-mechanismen die aantoonbaar leiden tot specifieke, en daardoor meetbare, verbeterdoelstellingen, die ook worden voorgelegd aan docenten en studenten; Studenten, docenten en het beroepenveld worden geïnformeerd over de verbetermaatregelen. De uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt twee facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 51
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen De opleiding SJD werkt met een Beoordelingscommissie die onafhankelijk van de afstudeerbegeleider opereert. De Beoordelingscommissie beoordeelt het geproduceerde werkstuk aan de hand van een uitgebreide lijst beoordelingscriteria. Bij een onvoldoende beoordeling wordt een extra beoordelaar benoemd. Het auditteam is over criteria en de procedure (zie hieronder) zeer te spreken. De student die voldoende behaalt, krijgt toegang tot het eindgesprek. Het doel van het eindgesprek is dat de student zijn of haar vermogen als SJD’er demonstreert in een mondeling gesprek met drie professionals (twee docent-examinatoren en een werkvelddeskundige). De opleiding verwerft buiten deze afrondende activiteiten een reëel beeld van het bereikte eindniveau van studenten via: deelname van werkvelddeskundigen aan de eindgesprekken in het laatste studiejaar. De werkvelddeskundigen bereiden zich voor op het eindgesprek via documentatie die de student zelf aanlevert, waaronder het portfolio. Ook de instructies voor de studenten en de beoordelingscriteria vormen materiaal, waarmee de werkvelddeskundigen zich op de eindgesprekken voorbereiden. Zij rapporteren schriftelijk aan de opleiding over hun bevindingen en beoordelen dus in eerste instantie niet de studenten (dat doen de examinatoren), maar de opleiding. de contacten met de stagebegeleiders van de stagebiedende instellingen via beoordelingen van stagiaires en andere vormen van feedback (tussentijdse gesprekken, signaleringen). Op deze wijze gebruikt de opleiding voldoende externe bronnen om een oordeel over haar studenten te verkrijgen. En dat oordeel is meer dan positief. Uit de HBO-monitor blijkt ook dat de opleiding in ruim voldoende mate aansluit bij de eisen van de arbeidsmarkt en een goede start vormt voor een loopbaan in de sociaal juridische dienstverlening. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling beroepsgeoriënteerd en actueel en hebben bovendien een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis op een niveau dat hoger ligt dan normaliter van hbo-abituriënten moet en mag worden geëist. Het auditteam acht daarom het gerealiseerde niveau als goed. Ten slotte: bovenstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd als de deeltijd SJD-opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 52
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleidingen als goed
Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 53
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De opleiding werkt met de volgende streefdoelen m.b.t. rendementen: Examenrendement na 4 jaar is gemiddeld: voltijd 45% deeltijd 35% Examenrendement na 5 jaar is gemiddeld: voltijd 50% deeltijd 40% Examenrendement na 6 jaar is gemiddeld: voltijd 60% deeltijd 59%
Cohort
Norm
96/97
97/98
98/99
99/00
00/01
Rendement na 4 jaar VT
45%
39%
40%
36%
48%
42 %
Rendement na 5 jaar VT
50%
55%
52%
54%
50%
44 %
Rendement na 6 jaar VT
60%
60%
56%
55%
51%
----
Rendement na 4 jaar DT
35%
20%
35%
55%
35%
37
Rendement na 5 jaar DT
40%
39%
43%
63%
44%
51
Rendement na 6 jaar DT
59%
44%
49%
74%
52%
nnb
Ter vergelijking volgt hieronder een tabel met het landelijk rendement van de SJD-opleidingen (bron HBORaad) Cohort
Norm
Rendement na 5 jaar SJD opleidingen vol- en deeltijd
50%
96/97 53%
97/98 48%
98/99 47%
99/00
00/01
45%
44%
Op basis van de gegevens concludeert de opleiding dat ze de streefnormen met uitzondering van het rendement na 6 jaar haalt. Ten aanzien van het cohort 2000/2001 stelt de opleiding vast dat t.a.v. de voltijd de streefnorm na vijf jaar niet wordt gehaald. De opleiding heeft de indruk dat dit een éénmalige situatie is en verwacht op basis van het feit dat in 2005 opmerkelijk weinig SJD-VT-studenten afstudeerden, maar dit jaar een bijzonder hoog aantal afstudeert, dat deze trend niet wordt doorgezet. De opleiding volgt in 2006-2007 de volgende strategie m.b.t. verbetering: Nadere reflectie op de eigen normen, mede gebaseerd op eigen onderzoek; Versterking van de studieloopbaanbegeleiding t.b.v. rendementverbetering; Versterking van werkvormen en didactische middelen t.b.v. het regelmatiger studeren van studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 54
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
Het rendement komt grosso modo overeen met de eigen normstelling en wijkt niet betekenisvol af van het landelijk onderwijsrendement. Toch wenst de opleiding het onderwijsrendement te verhogen. Het is dan ook goed, dat de opleiding zicht heeft op de oorzaken van het huidige rendement en dat zij op basis daarvan concrete verbetermaatregelen heeft ingevoerd.
Het auditteam beschouwt ‘onderwijsrendement’ niet als een geïsoleerde waarde, niet als een zelfstandige kwaliteitsindicator. Telkens zal een opleiding een evenwicht moeten zoeken tussen kwantiteit, hoge kwaliteit, hoge eisen aan studenten en onderwijsrendement. De SJD-opleiding is zorgvuldig aan de slag om dit evenwicht te bereiken, maar zij is er zich zeer wel van bewust dat het afnemende beroepenveld geen concessies accepteert daar waar het de kwaliteit betreft.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt overeen met het hoge niveau dat door de SJD-opleiding wordt nagestreefd. Het opleidingsrendement wijkt noch in positieve noch in negatieve zin af van het landelijk beeld, maar de opleiding spant zich niettemin zeer in om het rendement te verhogen.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt één facet van het onderwerp “Resultaten” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 55
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema: HBO bachelor Sociaal Juridische Diensverlening – voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Sociaal Juridische Dienstverlening voltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V7
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V7
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V7
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V7
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V7
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
G
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
7
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 56
3.2.
Oordeelschema: HBO bachelor Sociaal Juridische Diensverlening – deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Sociaal Juridische Dienstverlening deeltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V8
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V8
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V8
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G V8
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V8
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
G
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
8
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 57
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool Utrecht in casu het Instituut voor Recht verzorgde HBO bachelor opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening voltijd en deeltijd in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO. De onderwerpen “Doelstellingen Opleiding”, “Programma”, “Inzet Personeel”, “Voorzieningen”, “Interne Kwaliteitszorg” en “Resultaten” komen naar het oordeel van het auditteam in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 58
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatieadvies, marktonderzoek en certificering. Drs. M.S.Brouwer, Vanaf mei 2001is Brouwer (doctoraal Psychologie) werkzaam als directeur (tot oktober 2005 bij Bureau Rechtshulp, vanaf 1 oktober 2005 als directeur van Rechtshulp Midden Advocaten). De afgelopen jaren heeft zij zich bezig gehouden met voorwaarden scheppen voor een goede overgang van de eerste lijnsmedewerkers naar het Juridisch Loket. Namens alle Bureaus Rechtshulp was zij verantwoordelijk voor het sociaal plan voor ruim 600 medewerkers. Vanaf 1 oktober is het advocatenkantoor met 23 medewerkers waarvan 13 advocaten gestart. Rechtshulp Midden Advocaten maakt deel uit van de Groep Rechtshulp Nederland waar Brouwer voorzitter van is. Haar overige loopbaan laat zich als volgt samenvatten: (1999 – 2001) Hogeschool de Horst Driebergen, verantwoordelijk voor de ontwikkeling en implementatie van een nieuw onderwijsconcept, (1998 – heden) Brouwer Organisatieadvies, Training, Coaching, Advisering, (1994 – 1997) Maatschap Brouwer & Odegard & Veltkamp, Training Advisering Projectbegeleiding, (1988 – heden) Hogeschool de Horst Driebergen, parttime docent Organisatie, Beleid en Management, (1984 – 1990) Stichting ‘Vrouwen Arbeidsadviesburo’: training, organisatieadvisering en individuele coaching, (1982 – 1984)Rijks Universiteit Utrecht: Wetenschappelijk assistent Onderzoek Loopbaanontwikkeling vrouwen en mannen, (1982 – 1984) Blijf van m'n Lijf Amersfoort: medewerkster. Mr. H.F.G.M. van der Grinten Bart van der Grinten heeft na zijn Rechtenstudie (Nijmegen) een grote ervaring opgebouwd in het SJDdomein en in het onderwijs daaromheen: (1972-1977) docent Recht in MBO en HBO, (1977-1987) oprichter en directeur van Stichting Rechtshulp Eindhoven/Helmond – Bureau rechtshulp, (1991-1993) interim manager Stichting Opleidingen Sociale Arbeid – SOSA,( 1993-2005) directeur OSR Juridische Opleidingen (post-academisch onderwijs voor de juridische praktijk, (1993-2006) oprichter en partner van het Amsterdams ADR Instituut: mediation opleidingen voor juristen, (2005-heden) interim directeur Stichting Rechtsbijstand Asiel. Uit bovenstaande wordt duidelijk, dat Van der Grinten een veelzijdige SJD-expertise heeft opgebouwd als vakman èn als opleider in het betreffende domein. B.F. van der Sleen Bea van der Sleen studeert sinds 2003 HBO Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hanzehogeschool te Groningen. Zij verwacht in 2007 af te studeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 59
Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert is afgestudeerd aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen: Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen. Van 1976 tot 1981 was hij als docent (Lerarenopleiding en Athenaeum) werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Nederlands HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term resident technical advisor de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 65
BIJLAGE II:
Tijd
Programma Visitatie
Gesprekspartners
08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
Managementteam
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam*
Voorbespreking
Auditteam:
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Pieter Cornelissen (directeur IvR)
Van Raaijen
Thea van Rooyen
Vd Grinten
(opleidingsmanager SJD vt en dt)
Brouwer
Frans Verboekend
Vd Sleen
(programma- manager IvR)
Stapert
Henk Pelgrim (manager Onderwijsorganisatie a.i.) Hans Mreijen (opleidingsmanager HBR en GDW) 09.00 – 09.55
Managementteam
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid
09.55 – 10.40
Coördinatoren/docenten deeltijd
Auditteam
Relatie beroepenveld
Pim van Heijst
Onderwijsontwikkeling / curriculum
(afstuderen,curriculum; methodiek)
Instroom / propedeuse
Renske Schamhart
Aansluiting instroom en programma
(SLB; methodiek)
Samenhang programma
Deleaan Ruitenberg
Toetsen en beoordelen
(funderende vakken)
Eindkwalificaties
Aty Pilon
Stage en afstuderen
(supervisie; fund. vakken)
Minoren
Simone van Egdom
Internationalisering
(praktijktijd; juridische vakken)
Deskundigheidsbevordering
Paul van Grinsven
Studie(loopbaan)begeleiding
(juridische vakken) Nienke Zijlstra (onderwijskundige) 10.40 – 10.55
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 66
10.55 – 11.40
Coördinatoren/docenten voltijd
Brouwer
Relatie beroepenveld
Wim Maessen
Stapert
Onderwijsontwikkeling / curriculum
(introductie; methodiek)
Vd Sleen
Instroom / propedeuse
Hans van ’t Blik
Aansluiting instroom en programma
(internationalisering; recht)
Samenhang programma
Sander Toby
Toetsen en beoordelen
(curriculum; funderend.)
Eindkwalificaties / afstuderen
Minke de Gruil
Praktijkcomponent / stages
(SLB; funderend.)
Minoren
Eelco Koot
Internationalisering
(cursus/div. thema’s; methodiek)
Deskundigheidsbevordering
Fons Saenen
Studie(loopbaan)begeleiding
(afstuderen; recht en methodiek) Resnke Verheij (stage; methodiek) 10.55 – 11.40
Lectoraat / Kenniskring
Van Raaijen
Inbedding Lectoraten / Kenniskringen
Eric van der Luytgaarden
Vd Grinten
Internationalisering
(lector Juridische Beroepsuitoefening)
Relatie beroepenveld
Pim van Heijst
Innovatie
(lid kenniskring)
Continuïteit
Paul van Grinsven (lid kenniskring) 11.40 – 12.25
Studenten – voltijd
Van Raaijen
Informatievoorziening
1 jaar
Brouwer
Toetsen en beoordelen
Thessa Meeuwse
Vd Sleen
Studiebegeleiding (incl. stages)
e
Iris Woerdenbag
Studeerbaarheid, studielast
2e jaar
Materiële voorzieningen
Jomark Kool
Praktijkcomponent
Inge van de Beek Dirk Swart 3e jaar verkort Leon Oosterhuis Salima Seamari) Soumaya Tajja OC Colette Peverelli Emi Stikkelman Gertrude Mijdam Jolijn Calle Marijke van Santen Nikki Timmer Saida Kouchami-Zoundri
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 67
11.40 – 12.25
Studenten – deeltijd e
1 jaar
Vd Grinten
Informatievoorziening
Stapert
Toetsen en beoordelen
Willem van Spaendonck
Studiebegeleiding (incl. stages)
Hanneke Geurts
Studeerbaarheid, studielast
2e jaar
Materiële voorzieningen
Marie-José Wijkmans
Praktijkcomponent
Anny van Dijk Anja Franke 3e jaar Sandra Bovenschen 4e jaar Aimee Goossens Leon van Os 12.25 – 13.25
Presentatie Speerpunten SJD
Auditteam
Lunch
o.l.v. Renske Schamhart m.m.v.
Project Kompas (1e jaar vt)
Mevr. Mr. H. Serton
Inkomen en financiën (2e jaar vt)
(ps-advocaten)
De belastingen (2e jaar vt)
Mevr. S. Peton (Gemeentelijke Kredietbank Utrecht Mevr. C. van Leersum
Visie op beroep
(Wijkwinkel West Utrecht) Eelco Koot (docent) Renske Verheij (docent) Pauline Boomsma (student) 13.25 – 14.10
Rondleiding voorzieningen
(Deel)
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke
o.l.v. Dhr. G. Adriaanse
Auditteam
voorzieningen
Examencommissie
Van Raaijen
Toetsen en beoordelen
Frans Verboekend
Vd Sleen
Bezwaar en beroep
(coördinator nieuwbouw) M. Reijntjes (oud SJD student) 14.10 – 14.40
(voorzitter)
Vrijstellingen / EVC
Hans van ’t Blik
Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen
(plv. voorzitter) 14.10 – 14.40
Verificatie documenten
Vd Grinten
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
Brouwer
gesprekken
Stapert 14.40 – 15.10
Kwaliteitszorg
Van Raaijen
Evaluatie van resultaten
Pim Van Heijst
Stapert
Maatregelen tot verbetering
Sander Toby
Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld
14.40 – 15.10
Verificatie documenten
Vd Grinten
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
Brouwer
gesprekken
Vd Sleen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 68
15.10 – 15.25
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
15.25 – 15.55
Nader te bepalen gesprekspartners
(Deel)
(iedereen beschikbaar)
Auditteam
15.55 – 16.55
16.55 – 17.25
Alle gesprekspartners & genodigden
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
* Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen (Willem) Drs. M.S. Brouwer (Marjan)
Lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering. Vak- en werkvelddeskundige – Directeur Rechtshulp Midden Advocaten; Oud-Faseleider Hogeschool De Horst. Lid Raad van Bestuur NIZW
Mr. H.F.G.M. van der Grinten (Bart) Vak- en werkvelddeskundige Sociaal Juridische Dienstverlening – Directeur Stichting Rechtsbijstand Asiel; Oud-directeur OSR Juridische Opleidingen te Utrecht. B.F. van der Sleen (Bea)
Studentlid / 4e jaars student Sociaal Juridische Dienstverlening - Hanzehogeschool
Drs. R.F.H.M. Stapert (Rob)
Deskundige onderwijs / secretaris / senior-adviseur Hobéon Certificering
Groningen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding SJD, - HU 69