Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde Voltijd Hogeschool INHOLLAND
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde Voltijd CROHO nr. 34276 voltijd Hogeschool INHOLLAND
Hobéon® Certificering BV December 2006 Auditteam: W.L.M. Blomen A.T. de Bruijn A. Klijnsoon J.F. Tjalma H. Groeneveld Secretaris: M.C.E. Maring
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, voltijd Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 3 oktober 2006
1 1 1 1 2 4 4 7 8 10 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
11 11 11 13 16 18 18 21 25 27 30 33 34 36 39 39 41 43 46 46 47 50 50 53 55 57 57 58
3. 3.1 3.2
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
60 60 61
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Deelnemers Visitatie Bijlage III: Programma Visitatie Bijlage IV: Samenstelling beroepenveldcommissie
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
In deze rapportage is de beoordeling omschreven van de opleiding Scheepsbouwkunde die door INHOLLAND, de School of Agriculture & Technology in de volgende variant wordt aangeboden: •
Scheepsbouwkunde, voltijd Crohonummer: 34276.
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door het Zelfevaluatierapport van de opleiding Scheepsbouwkunde, voltijd.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding Scheepsbouwkunde is de enige Scheepsbouwkunde opleiding op HBO-niveau in Nederland. De huidige opleiding Scheepsbouwkunde is in 2003 ontstaan door een fusie van de opleiding Scheepsbouwkunde van INHOLLAND, locatie Haarlem en de opleiding Scheepsbouwkunde van de Hogeschool Rotterdam. 1.3.1 Geschiedenis Vanaf 1 september 2005 wordt de opleiding Scheepsbouwkunde Delft verzorgd door Hogeschool INHOLLAND en maakt de opleiding binnen deze onderwijsinstelling deel uit van de School of Agriculture & Technology te Delft. Tot 1 september 2005 werd de opleiding Scheepsbouwkunde Delft aangestuurd door zowel het College van Bestuur van Hogeschool INHOLLAND als het College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam. Reeds vanaf 2003 startten alle studenten afkomstig van de opleiding Scheepsbouwkunde Rotterdam hun opleiding in Delft. Voor de studenten afkomstig van de opleiding Scheepsbouwkunde Haarlem is voor een gefaseerde overstap naar Delft gekozen. Met ingang van studiejaar 2005-2006 volgen alle studenten de opleiding in Delft, met uitzondering van een laatste groep vierdejaars Scheepbouwkundestudenten die nog in Haarlem zal afstuderen. De vestigingsplaats Delft is gekozen vanwege de mogelijkheden tot samenwerking met de Technische Universiteit Delft. De opleiding Scheepsbouwkunde leidt studenten op die als beginnend beroepsbeoefenaar op HBO-niveau als scheepsbouwkundig ingenieur binnen maritieme organisaties in binnen- en buitenland kunnen functioneren in de scheepsbouw- en flankerende industrie. De opleiding richt zich op de levenscyclus van een maritiem object (zie facet 2.3: ‘Samenhang Programma’). 1.3.2. Onderwijsconcept Vanaf cohort 2005-2006 is het onderwijsprogramma van de opleiding Scheepsbouwkunde opgebouwd volgens de major-minorstructuur en wordt het onderwijs competentiegericht aangeboden. De opleiding bestaat uit een major (50% van het curriculum: domeinspecifieke competenties binnen een beroepsspecifieke context), een specialisatie minor (25% van het curriculum: beroepsspecifieke
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 1
competenties) en een differentiatie minor (25%: verdieping of verbreding). (Zie hiervoor ook facet: 2.2. "Relatie tussen doelstelling en inhoud programma"). Tot en met cohort 2004-2005 studeren de studenten af volgens de eindtermen, die in 1998 zijn opgesteld door de opleiding Scheepsbouwkunde Haarlem, in samenwerking met de beroepenveldcommissies en de HBO-opleiding Scheepsbouwkunde Rotterdam. In 2002 zijn deze met de beroepenveldcommissie besproken en geactualiseerd. Nieuwe competenties en een nieuw beroepsprofiel, beide in conceptvorm, zijn met de nieuwe beroepenveldommissie (november 2006, zie ook facet 1.1) besproken en er zijn concrete afspraken gemaakt over de verdere inhoudelijke afstemming.
1.4.
Visitatierapport HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, voltijd
De bachelor opleiding Scheepsbouwkunde van hogeschool INHOLLAND heeft een moeilijke tijd achter de rug die bepaald werd door een fusie, een verhuizing en de omschakeling naar een nieuw onderwijsconcept. Door deze ontwikkelingen en door de slechte economische vooruitzichten van de scheepsbouwsector is het aantal studenten de laatste jaren sterk teruggelopen. De opleiding heeft samen met de Technische Universiteit Delft, het Scheepvaart en Transport College in Rotterdam, de brancheverenigingen HISWA en VNSI plannen ontwikkeld om de instroom te bevorderen. (ziefacet 2.5. ‘Instroom’ en 6.2. ‘Onderwijsrendement’). 1.4.1 Beschrijving van het traject n.a.v. Visitatierapport De visitatierapporten uit 1998 van de opleidingen Scheepsbouwkunde in Rotterdam en Delft zijn zowel bij de opleiding Scheepsbouwkunde INHOLLAND en bij de HBO-raad niet meer aanwezig. Het auditteam heeft deze rapporten niet kunnen inzien. Wel heeft het auditteam de documenten ‘Bestuurlijke reactie op de visitatie van de opleidingen Luchtvaarttechnologie, Scheepsbouwkunde en Werktuigbouwkunde, Academie voor Technologie, Haarlem, maart 2000 en ‘Stand-van –zaken-notitie “bestuurlijke hantering visitatie” van de opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool Haarlem’, april 2002 ingezien. In grote lijnen zijn de aanbevelingen uit de hierboven genoemde documenten te herkennen in het zelfevaluatierapport van de opleiding Scheepsbouwkunde en in de tijdens de visitatie geconstateerde stand van zaken. Een aantal punten, zoals: (delen van) 2. De inhoud van het curriculum en studiemateriaal 4. Het onderwijsleerproces/werkvormen en studieactiviteiten, 9. opleidingsorganisatie en 11. personeelsbeleid, zijn door de fusie en het nieuwe onderwijsconcept niet langer van toepassing. Op basis van de hier boven genoemde documenten zijn de belangrijkste conclusies uit de visitatierapporten als volgt samen te vatten: 1. Inhoudelijk opleidingskader Herijken van het beroepsbeeld 2. Curriculum Opbouw en inhoud van het buitenschools curriculum zijn matig relevant voor het bereiken van de eindtermen; 3. Kwalificaties van afgestudeerden Arbeidsmarktrelevantie • Verbetering van het te weinig dynamisch curriculum; • Ontwikkeling van een visie op de wenselijkheid van “breed versus diepgaand (specialistischer) opgeleide ingenieurs” (bijv. diepgaande kennis op het gebied van eindige elementen methode) • Kwaliteitsborging (afgestudeerden) De opleiding beschikt over matig adequate mechanismen om inhoudelijke relevantie van de kwalificaties van afgestudeerden te waarborgen 4. Zie hier boven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 2
5. Instroom van studenten en aansluiting op de vooropleiding • Evaluatie in hoeverre de zgn. P0-stroom (MTS-ers met deficiëntie in wiskunde en natuurkunde) wel zinvol is 6. Doorstroom van studenten Selecterende en verwijzende functie van de propedeuse • De opleiding heeft een matig expliciet en inhoudelijk gefundeerd selectie- en verwijzingsbeleid, waarbij in een zo vroeg mogelijk stadium een zo goed mogelijke selectie plaats vindt van kansrijke en geschikte studenten. Studiebegeleiding en voortgangsbewaking • Er is een matig systematisch beleid voor studiebegeleiding, gericht op probleemsignalering, -oplossing, en –preventie. 7. Bereikte resultaten t.a.v. de kwantitatieve door- en uitstroom van studenten De op instroom en/of doorstroom gerichte maatregelen zijn onvoldoende effectief in de zin dat ze bijdragen tot een aanvaardbaar rendement • Opstellen van streefcijfers m.b.t. rendementen; • Beschikbaarheid van cijfermateriaal verbeteren; • Betere analyses maken van beschikbare cijfermateriaal 8. Externe relaties Contacten met het beroepenveld • Validering van competenties 10 . Kwaliteitszorg Het interne kwaliteitszorgsysteem • De opleiding beschikt over een matig functionerend kwaliteitszorgsysteem. 1.4.2 Oordeel auditteam over wat de opleiding na de visitatie heeft gedaan In het voor de audit van 2006 gehanteerde zelfevaluatierapport, in de documentanalyse en tijdens de auditdag zelf heeft het auditteam kunnen constateren dat de opleiding het grootste deel van de hierboven geschetste aanbevelingen ondertussen ter harte heeft genomen. Het beroepsbeeld is in 2002 bijgesteld en is met de toenmalige beroepenveldcommissie besproken. (zie 1.3.: ‘Oriëntatie HBO’. De opbouw, opzet, inhoud en begeleiding van de stages (buiten schools curriculum) is verbeterd. Tijdens de stage bezoekt de docent twee keer het stagebedrijf van de student. Verder heeft de student de verplichting om een zelfreflectie uit te voeren, zowel tijdens als aan eind van de stage. De verbeterpunten onder ‘kwalificaties van de afgestudeerden’ zijn aangepakt door het nieuwe onderwijsconcept met daarin veel uit de praktijk afgeleid studiemateriaal. De discussie van een ‘brede’ opleiding of een opleiding met vooral technische diepgang is een onderwerp van gesprek met de beroepenveldcommissie. De School had ten tijde van de audit expliciet gekozen voor een breder aanbod. Het audditteam stemt in met deze keuze omdat de breedte van het programma een ontwikkeling in de diepte zeker niet uitsluit. De instroom wordt goed gecoördineerd en gemonitord, onder andere door brieven aan kandidaatstudenten met een te ‘licht’ profiel en door het aanbieden van een summer course wiskunde en mechanica.(Zie hiervoor verder: 2.5.: ‘instroom’). Aanvullend resulteert het bindend studieadvies en de intensieve studieloopbaanbegeleiding in een verbeterde doorstroom van studenten. (zie facet 4.2.: ‘Studiebegeleiding’). De studenten zijn ook tevreden over de begeleiding vanuit de opleiding. De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd die ieder jaar worden gemeten. Er worden maatregelen genomen om het rendement verhogen (zie hiervoor 2.6.: ‘Onderwijsrendement’). De laatste validering van competenties is van 2002. De opleiding heeft een goed werkend kwaliteitszorgsysteem waarin taken en functies op het gebied van kwaliteitszorg hogeschoolbreed zijn beschreven. Ook is er een opleidingsspecifiek kwaliteitszorgplan, met opleidingsspecifieke kwaliteitseisen, en is er een systematiek in de kwaliteitszorg aangebracht. ( Zie facet 5.1.: ‘Interne kwaliteitszorg’ en ‘Evaluatie resultaten’).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 3
1.5.
Aanpak
Opmerking vooraf Ten tijde van de visitatie bevond de opleiding Scheepsbouwkunde zich in een overgangssituatie. Aan de ene kant waren de naweeën van de fusie en de verhuizing nog bespeurbaar, aan de andere kant was de opleiding bezig met de invoering van het nieuwe onderwijsconcept. Een bijzonder punt was de samenwerking met de oude beroepenveldcommissie, die na de fusie steeds slechter is verlopen. Het audditteam heeft geconstateerd dat de opleiding Scheepsbouwkunde sinds de fusie op een groot aantal punten een verbeterbeleid in gang heeft gezet. Daardoor kon het audditteam tijdens de visitatie vaststellen dat op alle onderwerpen de basiskwaliteit aanwezig was. HOp een aantal punten kon het auditteam tijdens de visitatie niet tot een afgerond oordeel komen: •
Bij onderwerp 1. ‘Doelstellingen Opleiding’ stelde het team vast dat over het nieuwe beroepsprofiel en de nieuwe competenties nog geen afstemming had plaatsgevonden met de beroepenveldcommissie. Dit omdat de commissie opnieuw werd samengesteld en het profiel van de competenties nog niet gereed was;
•
Bij onderwerp 3 ‘Personeel’ stelde het auditteam vast dat door de aanwezigheid van twee vacatures de omvang en samenstelling van het personeel niet toereikend was om de kwaliteit van de opleiding duurzaam te garanderen.
Inmiddels heeft de opleiding stappen gezet om deze knelpunten te verhelpen. • De opleiding heeft een nieuwe beroepenveldcommissie; • De opleiding heeft een nieuw beroepsprofiel gefomuleerd*; • De opleiding heeft nieuwe competenties gefomuleerd*; • De opleiding heeft deze met de nieuwe beroepveldcommissie besproken; • Er is een nieuwe opleidingsmanager en; • Een docent scheepsbouwkunde aangenomen. Naar aanleiding van deze maatregelen heeft het auditteam kunnen vaststellen dat bij alle onderwerpen de basiskwaliteit aanwezig is. Daarnaast wil het auditteam de aandacht vestigen op de frictie tussen de sterk gestegen vraag naar afgestudeerde scheepsbouwkundigen en de studenten-aantallen van de opleiding. Hoewel dit in de accreditatie niet een van de te boordelen aspecten is, acht het auditteam het van groot belang dat die frictie zo veel mogelijk wordt opgelost. Het auditteam gaat er vanuit dat de opleiding Scheepsbouwkunde actief inzet op substantiële vergroting van de studentaantallen van de opleiding. *Zie facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen
1.5.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de opleiding Scheepsbouwkunde voltijd is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde 'Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs'. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een visiterende en beoordelende instelling (VBI) zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 4
De opleiding Scheepsbouwkunde heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: ‘Domeinspecifieke Eisen’). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding Scheepsbouwkunde op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. (Zie voorts onder facet 1.1.: ‘Domeinspecifieke Eisen’). De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Scheepsbouwkunde, voltijd aangeleverde schriftelijke informatie: Zelfevaluatierapport; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. NB: Het Visitatierapport van de voorgaande audit kon niet ingezien worden. Zie hier voor 1.4.1. Op basis van de door de hogeschool INHOLLAND aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding Scheepsbouwkunde., voltijd. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 5
Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van de scheepsbouwkunde en een student. Vanuit Hobéon Certificering één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ en één secretaris.. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van onderwijseenheden, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in dit conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
1
De visitatie heeft op 3 oktober 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 6
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
Extra aantekening
E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 7
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: W.L.M. Blomen Directeur Hobéon Certificering BV Leden: A.T. de Bruijn A. Klijnsoon J. Tjalma
Onderwijsdeskundige, Hobéon Certificering BV Werkvelddeskundige, directeur locatie Krimpen, Merwede Shipyard Vakdeskundige, oud studierichtingsleider HTS scheepsbouwkunde in Haarlem
Studentlid: H. Groeneveld
Student Maritieme Techniek, TU Delft
Secretaris: M.C.E. Maring
Adviseur Hobéon Certificering BV
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Scheepsbouwkunde noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De werkvelddeskundige A. Klijnsoon heeft zich in zijn beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien heeft hij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De vakdeskundige, Ir. J. Tjalma, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Ir. J. Tjalma heeft in zijn vorige functies een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De heer A. Klijnsoon heeft jarenlange ervaring op Nederlandse werven. Van 2000 tot 2006 was hij technisch directeur van Merwede Shipyard b.v. Vanaf 1oktober 2006 is hij directeur van de nieuwe locatie van Merwede Shipyard in Krimpen aan den IJssel. Werkvelddeskundige Klijnsoon heeft op grond van zijn ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionele scheepsbouwkundig ingenieurs op HBO-niveau. De heer Ir. J.F. Tjalma heeft jarenlange ervaring bij verschillende bedrijven zoals Norske Veritas en de Amsterdamse Droogdokmaatschappij. Verder was hij van 1978 tot 1999 docent en studierichtingsleider aan de HTS Scheepsbouwkunde in Haarlem. De voorzitter van het auditteam richt zich vooral op de kwaliteit van de doelstellingen, organisatie, personeel en resultaten van de opleiding. De heer Blomen is al sinds 1976 actief in het hoger onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie en combineert die kennis met jarenlange ervaring op het gebied van audits en certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 8
De student auditor Hans Groeneveld is sinds 2004 student Martitieme Techniek aan de Technische Universiteit Delft. Onderwijsdeskundige F. de Bruijn is sinds 1994 werkzaam bij Hobéon. Zowel bij afzonderlijke onderwijsinstellingen, regionaal en op landelijk niveau coördineert of ondersteunt hij vernieuwingstrajecten. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 9
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 3 oktober 2006
Zie Bijlage III.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Voor eindkwalificaties zie ook facet 2.2. De eindkwalificaties zijn in 1998 met de beroepenveldcommissie besproken en in 2002 geactualiseerd. De communicatie met het beroepenveld, vertegenwoordigd in de beroepenveldcommissie, is in de periode na de fusie steeds stroever verlopen. Dit betrof ook de communicatie over de eindkwalificaties /competenties van de opleiding. Naar aanleiding hiervan heeft de directie van de opleiding de rol en de taak van de beroepenveldcommissie opnieuw gedefinieerd. In samenspraak met de Vereniging Nederlandse Scheepvaart Industrie (VNSI) is een omschrijving gemaakt van de verschillende scheepsbouwdisciplines binnen een nieuw samen te stellen commissie. Tevens is er aandacht geschonken aan functiedifferentiatie onder de leden: niet alleen vertegenwoordigers van een hoger managementkader, maar ook vertegenwoordigers van het middenkader en de werkvloer zijn vertegenwoordigd. De opleiding Scheepsbouwkunde heeft vanaf november 2006 een nieuwe beroepenveldcommissie. (Voor de samenstelling van de beroepenveldcommissie, zie bijlage IV). Het auditteam is te spreken over de samenstelling en de kwaliteit van de nieuwe beroepenveldommissie, over het feit dat met de terugkomst van een drietal leden uit de ‘oude’ commissie de continuïteit is gewaarborgd en over het feit dat de eindkwalificaties en competenties actief met de commissie besproken worden. Het auditteam heeft verslagen van de eerste vergadering gezien waarin onder andere het beroepsprofiel en de nieuwe competenties, beide in conceptvorm, ter sprake kwamen en concrete afspraken zijn gemaakt over de verdere inhoudelijke afstemming. Naar de mening van het team is de relatie met het beroepenveld met de instelling van de nieuwe commissie naar behoren hersteld. Met de beroepenveldcommissie worden ook nieuwe trends besproken en het vraagstuk hoe de opleiding daarop reageert. Een voorbeeld hiervan is het ontwikkelen van nieuwe differentiatieminors. De opleiding Scheepsbouwkunde is bezig de samenwerking met een buitenlandse onderwijsinstelling op te zetten. Ieder jaar gaan de studenten in jaar 4 drie weken voor een zomercursus naar de universiteit van Cherbourg. De samenwerking krijgt steeds meer gestalte. In studiejaar 2006 heeft een van de docenten van de opleiding Scheepsbouwkunde gastcolleges verzorgd bij deze universiteit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 11
Oordeel: voldoende • De eindkwalificaties zijn aantoonbaar afgeleid van de landelijk vastgestelde eindtermen/ competenties en (landelijk vastgestelde) beroepsprofielen; • Het opstellen gebeurt in overleg met het landelijk overleg binnen de ‘Cluster Engineering’ van de HBO-raad; • De eindkwalificaties van de opleiding zijn concreet en gedetailleerd in het onderwijs uitgewerkt en vormen daardoor, naar oordeel van het auditteam, een goed uitgangspunt voor het curriculum van de opleiding Scheepsbouwkunde; • De overeengekomen kwalificaties zijn door het landelijk beroepenveld, vertegenwoordigd in de beroepenveldcommissie, gevalideerd. Bespreking van de kwalificaties met de nieuwe beroepenveldcommissie is in gang gezet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 12
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Dublin Descriptoren Het auditteam heeft de competenties van de opleiding Scheepsbouwkunde geanalyseerd om te bepalen of deze beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de volgende dimensies onderscheiden, Kennis en inzicht; Toepassen Kennis en inzicht/ Probleemgericht werken; Oordeelsvorming/ Methodisch en reflectief denken en handelen; Communicatie/ Sociaal communicatieve bekwaamheid; Leervaardigheden/ Professionalisering. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de competenties aantoonbaar gebaseerd op de tien generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren. (Deze worden binnen de HTNO-sector aangeduid met de termen ‘algemene HBO ingenieur competenties’, ‘sociaal communicatieve competenties’ en ‘zelfsturing competenties’). Na bestudering van het document 'Matrix HBO-kenmerken in relatie tot de eindtermen en de competenties' heeft het auditteam kunnen vaststellen dat de eindkwalificaties zoals die zijn vertaald in de Major- en Minorcompetenties aansluiten bij de Dublin Descriptoren en bij de HBO-kenmerken. Een voorbeeld: Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de Scheepsbouwkundeopleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: actuele ontwerpmethodieken en de daarmee verbandhoudende natuurwetenschappelijke en informatietechnologische principes; modellering-, simulatie-, meet- en beproevingstechnieken; ontwerptechnologie; producttechnologie; planningsystemen m.b.t. life-cycle engineering; quality function design. Voor wat betreft het Scheepsbouwkunde-competentie-overzicht zoals opgenomen in de door het auditteam bestudeerde notities wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren geplaatst in het perspectief van meer vakoverstijgend denken gericht op integratie van kennis, inzicht en vaardigheden in uiteenlopende situaties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 13
In de notitie ‘Beroepsprofiel Scheepsbouwkundig ingenieur’ is in een bijlage de relatie uitgewerkt tussen de competenties en, zoals dit in het document geformuleerd wordt, ‘accrediterings-criteria HBO-niveau’. Beroepsprofiel Scheepsbouwkundig ingenieur: Brede professionalisering: kan zelfstandig tekeningen uitvoeren als beginnend beroepsbeoefenaar in een organisatie; Multidisciplinair en geïntegreerd: heeft kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden geïntegreerd van uit het perspectief van beroepsmatig handelen; Past uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek toe bij vraagstukken waar hij in zijn beroepsuitoefening mee wordt geconfronteerd; Transfer en brede inzetbaarheid: past kennis, inzichten en vaardigheden toe in uiteenlopende beroepssituaties; Creativiteit en complexiteit in handelen: weet om te gaan met vraagstukken waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn; Probleemgericht werken: definieert en analyseert complexe probleemsituaties zelfstandig; Methodische en reflectief denken en handelen: stelt realistische doelen, pakt werkzaamheden planmatig aan en reflecteert op het beroepsmatig handelen; Sociaalcommunicatieve bekwaamheid: communiceert en werkt samen met anderen in een arbeidsorganisatie; Basiskwalificering managementfuncties: kan eenvoudige leidinggevende managementtaken uitvoeren; Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid: begrip en betrokkenheid met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen, samenhangend met de beroepspraktijk. Vervolgens zijn de beroepscompetenties in tabelvorm gerelateerd aan de door de opleiding Scheepsbouwkunde, tot op heden, gehanteerde kernkwalificaties. (De kernkwalificaties zijn recent opnieuw geformuleerd. Zie Inleiding 1.5.0 en facet 1.1.’Domeinspecifieke Eisen’). Beroepscompetentie Kan functioneren in een dynamische, multidisciplinaire en internationale omgeving.
Relatie met kernkwalificaties Multidisciplinaire integratie. Brede professionalisering. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid.
Kan innovatieve ideeën genereren en kan initiatieven nemen. Kan kennis en vaardigheden up-to-date houden, uitbreiden en overdragen. Kan bij beroepsmatige en ethische dilemma’s een afweging maken op basis van maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden en een besluit nemen. Kan op diverse manieren effectief communiceren. Kan zelfstandig werken en in een multidisciplinair team gestructureerd resultaatgericht samenwerken, waar van toepassing op basis van specifieke ontwikkelmethodieken. Kan onder tijdsdruk en bij onvoorziene omstandigheden effectief blijven functioneren. Kan leidinggevende en managementtaken
Creativiteit en complexiteit in handelen. Brede professionalisering. Creativiteit en complexiteit in handelen. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid. Brede professionalisering. Multidisciplinaire integratie. (Wetenschappelijke) toepassing. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid Sociaalcommunicatieve bekwaamheid. Basiskwalificering voor
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 14
uitvoeren.
managementfuncties.
Kan reflecteren op het eigen gedrag om feedback te geven en te ontvangen.
Methodisch en reflectief denken en handelen.
Kan reflecteren op het beroep.
Brede professionalisering: wil zeggen dat de student aantoonbaar wordt toegerust met actuele kennis teneinde zich te kwalificeren voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep. Transfer en brede inzetbaarheid.
Het auditteam constateert dat de opleiding er in voldoende mate in geslaagd is de Dublin-descriptoren als referentiepunt te gebruiken bij het opstellen van de competenties op HBO-niveau. Hierdoor is het HBOniveau van de opleiding geborgd. Oordeel: voldoende De eindkwalificaties van de opleiding Scheepsbouwkunde bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben, met een diepgang die overeenkomt met de Dublin Descriptoren; De eindkwalificaties van de opleiding Scheepsbouwkunde zijn tot op het niveau van de onderwijseenheden (vakken) uitgewerkt; De eindkwalificaties zijn aantoonbaar verankerd in het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen Het facet “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger onderwijs Het beroepsprofiel van de opleiding Scheepsbouwkunde en de daarmee samenhangende beroepscompetenties beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding Scheepsbouwkunde gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als ‘voldoende’. Zie daarvoor facet 1.2. Beroepsonderwijs Ten tijde van de visitatie bevond de opleiding Scheepsbouwkunde zich in een overgangssituatie. Aan de ene kant de invoering van het nieuwe onderwijsconcept, aan de andere kant stond de opleiding op de drempel van een samenwerking met een nieuwe beroepenveldcommissie. Met deze nieuwe commissie zijn de eindkwalificaties reeds besproken, validering ervan staat hoog op de agenda. Onderstaande tekst is gebaseerd op de eindkwalificaties van 1998/2002. (Zie Inleiding 1.5.0 en facet 1.1.’Domeinspecifieke Eisen’). De competenties van de opleiding Scheepsbouwkunde zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie facet 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de Scheepsbouwkundig ingenieur relevante werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding Scheepsbouwkunde is een beroepsopleiding. De wijze waarop de opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met het beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als ‘voldoende’. (Zie daarvoor facet 1.1.). Hierna werken wij onze bevindingen kort verder uit. Uit de door de opleiding Scheepsbouwkunde beschikbaar gestelde documenten ( in het bijzonder het eerste deel van de notitie ‘Beroepsprofiel Scheepsbouwkundig ingenieur’, waar de kenmerken van het beroep van de scheepsbouwkundig ingenieur beschreven worden) blijkt, dat de afgestudeerde verschillende rollen kan vervullen binnen verschillende contexten. In genoemd document wordt een overzicht gepresenteerd van ‘Typische functies die door scheepsbouwkundige ingenieurs worden vervuld’. Tevens wordt een overzicht gepresenteerd van startfuncties voor scheepsbouwkundig ingenieurs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 16
Uit de documentatie blijkt dat de opleiding Scheepsbouwkunde de pas afgestudeerde Scheepsbouwkundig ingenieur in voldoende mate toerust om een startfunctie te kunnen vervullen waarbij zij eerst de eerste vier/vijf jaren werkzaam zijn binnen engineeringfuncties om vervolgens door te groeien naar ontwerper, inkoper, surveyor, etc. In het drie jaarlijks afgenomen alumnionderzoek geven alumni aan tevreden te zijn met het uitstroomniveau.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties van de opleiding scheepsbouwkunde zijn mede ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel, wat door het auditteam als ‘voldoende’ werd gekwalificeerd; In de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd (zie facet 1.1); Het beroepsprofiel en de nieuwe competenties zijn opnieuw in concept opgesteld en worden besproken met de beroepenveldcommissie.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. • De eindkwalificaties 1998/2002 van de opleiding Scheepsbouwkunde zijn aantoonbaar de resultante van de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het Scheepsbouwkundig domein; • Het opstellen is gebeurd in overleg met het landelijk overleg binnen de ‘Cluster Engineering’ van de HBO-raad; • De eindkwalificaties 1998/2002 zijn concreet en gedetailleerd in het onderwijs uitgewerkt en vormen daardoor, naar oordeel van het auditteam, een goed uitgangspunt voor het curriculum van de opleiding scheepsbouwkunde; • De opleiding heeft inmiddels een nieuwe beroepenveldcommissie gevormd met een omvang, samenstelling en taak die een goede afstemming tussen opleiding en werkveld mogelijk maakt; • De opleiding heeft een nieuw beroepsprofiel en de nieuwe competenties geformuleerd; • Deze worden aantoonbaar met de nieuwe beroepenveldcommissie besproken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Vakliteratuur Uit de door het auditteam bestudeerde notitie ‘Gebruik van vakliteratuur’ blijkt dat opleidingen van de School of Agriculture & Technology, Hogeschool INHOLLAND, gebruik dienen te maken van literatuur: Die niet ouder is dan 5 jaar; Die door de werkveldcommissie aanbevolen is; Waarvan studenten via evaluaties aangeven dat zij de gebruikte literatuur als actueel (hebben) ervaren. Binnen de School of Agriculture & Technology, waarvan Scheepsbouwkunde een onderdeel is, geldt met betrekking tot het actueel houden vakliteratuur dat opleidingsmanager medio april een reminder zendt aan docentcoördinatoren om boekenlijst te actualiseren. Docentcoördinatoren stellen met het opleidingsteam de boekenlijst samen en mailen deze medio mei aan opleidingsmanagers en hoofd bedrijfsbureau. De literatuur die de opleiding gebruikt bestaat uit boeken op het terrein van wiskunde, mechanica, stromingsleer, hydraulica en stabiliteit, scheepsontwerp, procesautomatisering en management. In deze ‘standaardwerken’ is veel vakinhoudelijke kennis verzameld en op een kernachtige wijze weergegeven. De opleiding maakt gebruik van Engelstalige vakliteratuur. Gezien het internationale karakter van de Scheepsbouwindustrie is het van belang dat studenten het vermogen ontwikkelen om Engelstalige vakliteratuur te begrijpen en te gebruiken. Studenten worden hierin ondersteund door werkcolleges gericht op de Engelse taal, welke zijn verweven in het studieprogramma. Naast literatuur beschikt de opleiding over relevante tijdschriften die mede als kennisbron kunnen fungeren. De door de opleiding ter beschikking gestelde databanken vormen eveneens een bron van informatie voor de student. Vanwege het grote belang van het kunnen vinden en selecteren van vakliteratuur wordt het onderdeel ‘literatuurstudie’ per 2005-2006 al in het eerste studiejaar aangeboden. In het studenttevredenheid onderzoek (2003-2004) gaven studenten aan niet tevreden te zijn over de rol van vakliteratuur bij de kennisontwikkeling. Studenten beschouwden o.a. de gebruikte readers als vakliteratuur en vonden deze verouderd. In de documentatie geeft de opleiding aan het hier mee eens te zijn. Inmiddels heeft de opleiding verouderde readers deels herzien. Gedeeltelijk reageerden de studenten overigens op de leeftijd van de artikelen in de readers, wat niet altijd betekent dat deze stof ook daadwerkelijk verouderd is. In meer onderwijseenheden wordt ondertussen verwezen naar artikelen uit tijdschriften die studenten nodig hebben om een project of opdracht te kunnen vervullen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 18
Vanaf cohort 2006-2007 maakt de opleiding per onderwijseenheid een ‘themahandleiding’. Hier in wordt onder andere de relatie weergegeven tussen de competenties en de onderwijseenheid en wordt verwezen naar recente literatuur en vaktijdschriften. (Voor meer over themahandleidingen zie: facet 2.2. ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’.) Aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Uit het ‘Macrorooster Major-minor Scheepsbouwkunde’ blijkt dat de propedeuse van de opleiding Scheepsbouwkunde bestaat uit een eerste jaar waarin basics zoals wiskunde en mechanica centraal staan maar tevens aandacht wordt besteed aan scheepsarchitectuur, scheepsconstructies, hydrostatica en stromingsleer. In het volgende jaar, zo blijkt uit het rooster, is er sprake van zowel een praktijkdeel als een voortgezette theoretische scholing op het terrein van scheepsbouw en een eerste differentiatieminor. Vanaf het derde jaar is er sprake van een ‘traineeship’, een differentiatie minor en drie studieonderdelen: ‘engineering of ships’, ‘ship production’, en ‘ship propulsion’. Tijdens het vierde studiejaar is er sprake van ‘differentiatie minor’ en van ‘graduate’. De opleiding geeft in de documentatie aan dat binnen alle studiejaren beroepsspecifieke situaties centraal staan in de projecten. Studenten werken binnen deze projecten veelal met aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. Hierbij kan gedacht worden aan handboeken en internationale regelgeving. De studiematerialen zijn afkomstig van classificatiebureaus en de scheepsbouwindustrie. De opleiding geeft in de documentatie aan dat aandacht besteed wordt aan het verwerven van relevante wetenschappelijke kennis, inzichten en vaardigheden om deze vervolgens toe te passen bij het definiëren, analyseren en oplossen van complexe problemen in de beroepspraktijk. In het studieprogramma wordt aandacht besteed aan de noodzakelijke vaardigheden om onderzoek te kunnen doen. Gelet op de doelstellingen van het hoger beroepsonderwijs gaat het hierbij om praktijkgericht onderzoek, dat wil zeggen onderzoek dat bijdraagt aan het oplossen van een probleem in de beroepspraktijk. De interactie met toegepast onderzoek vindt voornamelijk plaats tijdens de afstudeerfase. Zo studeren studenten af op onderzoeksprojecten bij onder andere het Marin te Wageningen en de Koninklijke Marine. Het in 2005 geopende Composietenlaboratorium geeft een extra mogelijkheid tot het (in samenwerking met het beroepenveld) uitvoeren van toegepast onderzoek. De opleiding ziet het vertalen van wetenschappelijke inzichten als een taak van de docenten. INHOLLAND breed is het stimuleren van docenten tot het doen van onderzoek en tot het promoveren een van de speerpunten in het personeelsbeleid tot 2010. Recent heeft het docententeam van de opleiding Scheepsbouwkunde echter veel aandacht aan de fusie, de verhuizing en het nieuwe onderwijsconcept besteed. Met het nieuwe personeelsplan, scholingsplan en de inventarisatie van de behoefte aan docentenstages worden de (ver)banden met de beroepspraktijk meer aangehaald. Achtergrond van het scholingsplan is de aandacht voor ‘producerend leren’. Dat wil zeggen dat docenten bij het ontwikkelen van onderwijs alle relevante informatie (dus ook wetenschappelijke) gebruiken. Het auditteam heeft de literatuurlijst gezien en acht deze voldoende actueel en van voldoende kwaliteit. Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? De contacten van de opleiding met het bedrijfsleven zijn bedoeld om de studenten een beeld te geven van het werkveld en om hen inzicht te geven in de competenties die de beroepspraktijk van hen vraagt. De opleiding ziet de beroepspraktijk als een goede leeromgeving voor de studenten, waar de studenten worden gestimuleerd om de beroepscompetenties te ontwikkelen. In het curriculum worden deze contacten tot stand gebracht door middel van excursies, gastcolleges en lezingen, praktijkopdrachten, werkvloerstage en kantoorstage en de afstudeeropdracht (deze worden altijd bij en in opdracht van een maritiem bedrijf uitgevoerd).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 19
Uit de studentenevaluaties van 2004 blijkt dat studenten de mate waarin de opleiding aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal gebruikt als matig tot voldoende beschouwden. Een verbeterslag is gemaakt en vanaf cohort 2005-2006 bevindt zich in elke onderwijseenheid een integraal project of opdracht waarin aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal wordt gebruikt. Studenten blijken met name ‘zeer tevreden’ te zijn over het aan de beroepspraktijk ontleende jachtbouwproject. In de studentevaluaties van 2006 tonen de studenten zich tevreden (3,8 op een schaal van 5). De opleiding heeft het auditteam inzage gegeven in een overzicht van aan de praktijk ontleend studiemateriaal, stage- en afstudeerbedrijven, excursie- en werkveldbezoeken en van gastcolleges en algemene lezingen. Het auditteam acht dit materiaal adequaat. Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? De opleiding heeft verschillende contacten met het werkveld; contacten die, zo geeft de opleiding aan, benut worden om informatie te krijgen over ontwikkelingen in het werkveld. Deze informatie wordt in de onderwijsontwikkeling meegenomen, waarbij de contacten ook als bron van gastsprekers worden gebruikt. De studenten in Haarlem hebben onder andere bij Marin een Scheepsonderzoek ‘bewegingen’ gevolgd. Ieder jaar is er in de zomer een 2 wekelijkse summer course in Cherbourg bij Marme Security. In 2005 heeft Azure Naval Architects een college klantgericht ontwerpen verzorgd. De opzet van het curriculum, zoals blijkt uit het ‘Macrorooster’ borgt dat zowel studenten als docenten veel in aanraking komen met het actuele beroepenveld tijdens stages, projecten en de afstudeeropdracht. De verdere concrete contacten van de opleiding met het beroepenveld worden gevormd door: Beroepenveldcommissie (brede vertegenwoordiging uit de Nederlandse scheepsbouwindustrie, zie bijlage IV ); Commissie van vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, de extern gecommitteerden; KNVTS (Koninklijke Nederlandse Vereniging van Technici op Scheepvaartgebied); Contacten op de ‘werkvloer’ tussen docenten en bedrijfsbegeleiders; Gastdocenten; Bedrijfsbezoeken / excursies; Werkveld- en alumni onderzoek.
Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De kennisontwikkeling bij de opleiding Scheepsbouwkunde vindt aantoonbaar plaats via vakliteratuur, aan de praktijk ontleende situaties en materiaal, en toegepast onderzoek; Verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied worden gewaarborgd door stages, excursies, gastcolleges en werkvloerstages; Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare banden met de beroepspraktijk door drie stages tijdens de studie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 20
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Ter inleiding: (Zie ook: Inleiding. 1.5.0 en facet 1.3. Oriëntatie HBO) Het onderwijsconcept van de opleiding Scheepsbouwkunde van INHOLLAND is vanaf cohort 2005-2006 gebaseerd op competentiegericht onderwijs. Tot en met cohort 2004-2005 studeerden de studenten af volgens de eindtermen, die in 1998 zijn opgesteld door de opleiding Scheepsbouwkunde Haarlem, in samenwerking met de beroepenveldcommissies en de HBO-opleiding Scheepsbouwkunde Rotterdam. Hogeschoolbreed is dit onderwijsconcept één jaar eerder ingevoerd. Bij Scheepsbouwkunde is gekozen het competentiegericht onderwijs een jaar later in te voeren vanwege de fusie van de opleidingen Scheepsbouwkunde van Hogeschool Rotterdam en INHOLLAND en vanwege de verhuizing naar Delft. Het denken in competenties in plaats van eindtermen is niet helemaal nieuw voor de opleiding Scheepsbouwkunde. In 2002 is door een werkgroep van Scheepsbouwkunde Haarlem een onderzoek ingesteld naar het beroepsprofiel en de beroepscompetenties van HBO-scheepsbouwkundig ingenieurs. Dit gebeurde in samenwerking met de beroepenveldcommissie van de opleiding, met daarin een vertegenwoordiging vanuit de gehele breedte van de scheepsbouwindustrie. Dit profiel heeft als referentiekader gediend bij de ontwikkeling van de opleidingscompetenties van 2002 op het terrein van Scheepsbouwkunde. De competenties en de verdeling in onderwijseenheden werden door een projectgroep opgesteld en besproken met de beroepenveldcommissie en het docententeam. De competenties zijn voor alle opleidingen binnen de Major of Technical Engineering identiek.3 De context is wel per opleiding verschillend. De competenties zijn steeds beschreven in drie, in complexiteit oplopende niveaus. Per niveau zijn zogenaamde 'beheersingsindicatoren' geformuleerd die als meetinstrument fungeren. De beheersingsindicatoren zijn weergegeven op competentiekaarten. Uiteindelijk zijn de competenties verdeeld in onderwijseenheden. De competenties en de verdeling in onderwijseenheden werden besproken met de betreffende beroepenveldcommissie en het docententeam. Binnen de major ontwikkelen de studenten de domeinspecifieke competenties, (majorcompetenties) die echter wel zijn aangepast aan de scheepsbouwkundige context. Beroepsspecifieke competenties worden ontwikkeld binnen de specialisatie-minor.
3
Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek, Business Engineering, Medisch Ingenieur en Luchtvaarttechnologie .
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 21
Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? In het document ‘Memo procesbeschrijving koppeling curriculum en leerdoelen’ is beschreven hoe de leerdoelen zijn opgesteld en hoe deze gekoppeld zijn aan het programma. Hierin is aangegeven dat de School of Agriculture & Technology heeft gekozen voor competentiegericht onderwijs binnen een majorminor structuur. De concretisering van de eindkwalificaties in het programma wordt als volgt vorm gegeven: Vanaf cohort 2005-2006 is het onderwijsprogramma van de opleiding Scheepsbouwkunde opgebouwd volgens de major-minorstructuur en wordt het onderwijs competentiegericht aangeboden. De opleiding bestaat uit een major, een specialisatie minor en een differentiatie minor. De major (50% van het aantal studiepunten) verzorgt de algemene beroepsoriëntatie binnen het domein van de scheepsbouw. De specialisatie minor (25 % van het aantal studiepunten) is specifiek gericht op de beroepsuitoefening van de betreffende opleiding. Hierbinnen worden bijvoorbeeld de ontwerpcompetenties tot op een hoger niveau ontwikkeld. Een differentiatie minor (25 % van het aantal studiepunten) biedt de student de kans zijn profiel voor de arbeidsmarkt op eigen wijze vorm te geven. Het kan bestaan uit: een verdere verdieping binnen het specifieke beroep waarvoor de student wordt opgeleid, een verbreding om de eigen kennis en beroepskwalificaties te verbinden met kwalificaties uit andere domeinen of uit een doorstroomprogramma dat voorbereidt op een masteropleiding. De student stelt zelf de inhoud van de differentiatie minor samen. Een gemotiveerde keuze wordt aan de Examencommissie voorgelegd. De student ontwikkelt zowel binnen de major, de specialisatieminor als de differentiatieminor competenties. De major- en specialisatie competenties tezamen voldoen aan de landelijk vastgestelde eindtermen en de eisen die het werkveld stelt aan de afgestudeerden van een betreffende opleiding. Het betreft de volgende competenties: Technische competenties m.b.t. de product life cycle 1. opstellen van een programma van eisen (analyseren); 2. uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek (onderzoeken); 3. opstellen van een technische specificatie (specificeren); 4. maken van een conceptueel ontwerp (ontwerpen); 5. maken van een detailontwerp (ontwerpen); 6. realiseren van een product (realiseren ); 7. optimaliseren van een product (optimaliseren); 8. beheren en onderhouden van een product (beheren en onderhouden); 9. opstellen van een projectplan (planmatig werken) Algemene competenties m.b.t. het functioneren als ingenieur binnen een bedrijf 10. commercieel denken / handelen en relatiebeheer; 11. leiding geven / managen; 12. zelfsturing In het in ontwikkeling zijnde onderwijsconcept zijn de competenties steeds beschreven in drie, in complexiteit oplopende niveaus. Per niveau zijn zogenaamde 'beheersingsindicatoren' geformuleerd die als meetinstrument fungeren. De beheersingsindicatoren zijn weergegeven op competentiekaarten. Op een zogenoemde competentiekaart wordt het volgende beschreven: 1. Competentieomschrijving op eindniveau. 2. Beheersingsindicatoren op verschillende niveaus. Dit zijn indicatoren op basis waarvan de beoordelaar ‘meet’ in welke mate de student de competentie beheerst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 22
3. De kennis & inzicht aspecten, vaardigheden en attituden, die de student moet integreren en toepassen t.b.v. ontwikkeling van de betreffende competentie. 4. De context waarin de student in de betreffende beroepspraktijk, waarvoor de opleiding opleidt, de competentie moet kunnen toepassen. Uiteindelijk zijn de competenties verdeeld in onderwijseenheden. Samenvattend merkt het auditteam op, dat de opleiding de eindkwalificaties op alle niveaus binnen het programma, qua oriëntatie en domeinspecifieke eisen inzichtelijk heeft weten te maken. Het auditteam is daar positief over. Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? De relatie tussen de competenties en de onderwijseenheid is duidelijk uiteengezet in de themahandleidingen die per onderwijseenheid beschikbaar zijn. Een concreet voorbeeld uit de ‘Themahandleiding/Course Description P1 (Technical Engineering 1)Mathematics/Mechanics 1’. In deze onderwijseenheid wordt competentie 5 ‘maken van een detailontwerp (ontwerpen)’ geleerd. De bijbehorende beheersingsindicatoren voor het ontwikkelen van bovenstaande competentie op niveau 1 worden als volgt omschreven. Na het volgen van de onderwijseenheid is de student in staat: • een onderdeel uit een meervoudig, belast, (technisch) voorwerp te isoleren en daar een Vrij- LichaamsSchema (VLS) van te maken; • Om goniometrie toe te passen om resulterende krachten op constructies te berekenen; • Om evenwichtvergelijkingen op te stellen en daaruit de onbekenden te berekenen van statisch bepaalde, belaste, constructies. • De aanpak en resultaten van de opdracht te presenteren en te verdedigen. De themahandleiding vervolgt met een overzicht van de kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn om binnen deze onderwijseenheid het gewenste niveau te kunnen halen. Kennis & Inzicht: Resultantes, Krachten en momenten, Steunpuntreacties. Vaardigheden: Rekenvaardigheden, VLS methode. Attituden: Nauwkeurig werken. Binnen het onderwijsconcept van INHOLLAND spelen de leerlijnen van De Bie een belangrijke rol. Dit zijn de volgende leerlijnen: 1. Integrale leerlijn Binnen deze lijn werkt de student aan leertaken (opdrachten en projecten) die zo realistisch en authentiek mogelijk zijn. Het zijn leertaken zoals die voor kunnen komen in de beroepspraktijk; 2. Conceptuele leerlijn De conceptuele lijn is de leerlijn waarin de student de achterliggende theorie en praktische toepassing van deze theorie verwerft; 3. Vaardigheden leerlijn Hierin ontwikkelt de student bepaalde vaardigheden die hij als professional (routinematig) moet kunnen toepassen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 23
4. Ervarings- en reflectielijn Hierin kijkt de student naar zijn/haar eigen ontwikkeling als aankomend ingenieur n.a.v. stages in de beroepspraktijk; 5. Studieloopbaanbegeleidings-leerlijn In de SLB lijn blikt de student regelmatig terug op studie ervaringen en maakt op basis hiervan verbeterplannen. De student wordt daarin begeleid door zijn SLB-coach. In de visie van het auditteam zijn de eindkwalificaties daadwerkelijk in de leerdoelen van onderdelen van het programma vertaald. De leerlijnen van de Bie ondersteunen een consequent ‘inslijpen van de eindkwalificaties’. In de student-tevredenheids-onderzoeken (STO’s) van 2004, 2005, 2006 beoordeelden de studenten de vraag: “ De opleiding sluit qua vorm en inhoud aan bij de leerdoelen” met een score tussen 2,7 en 3,1 op een schaal van 0 tot 5. De resultaten van de studenten die het ‘oude studieprogramma’ volgden laten zien dat er sprake is van een ‘matige’ aansluiting bij de leerdoelen van het onderwijsprogramma. De opleiding geeft in de documentatie aan: "Deels wordt deze score verklaard doordat de studenten in deze studiejaren de leerdoelen niet altijd kennen, hoewel deze leerdoelen staan vermeld in de vakomschrijvingen. Vanaf 20052006 worden daarom in elk blok in een inleidend college de leerdoelen / competenties besproken door de betreffende docent. Vanaf cohort 2005-2006 worden bovendien in de themahandleidingen de competentie(niveau)s en beheersingsindicatoren genoemd, zodat voor alle studenten de leerdoelen helder zijn. Ook wordt vanaf dit cohort, per leerlijn, bekeken wat de meest geschikte werkvormen zijn, en ook deze worden benoemd in de themahandleiding." Het auditteam heeft in gesprekken met studenten, tijdens de audit, kunnen constateren dat de themahandleidingen goed functioneren en aansluiten bij de leerdoelen. Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Tijdens de audit bleek het in 2005 ingevoerde competentiegericht onderwijs werkzaam. Het audditteam heeft verschillende studenten uit dito jaren gesproken welke tevreden waren over de opzet én de duidelijkheid van het onderwijsprogramma en de te bereiken competenties. Ook heeft het auditteam inzicht gehad in het intranet en het blackboard van de school en heeft kunnen constateren dat met name de themahandleidingen duidelijkheid verschaffen en goed functioneren.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het programma van de opleiding Scheepsbouwkunde en de leerdoelen van de programma-onderdelen zijn een adequate concretisering en wel zodanig dat de relatie met de eindkwalificaties telkens tot op microniveau aantoonbaar is; Hierbij spelen de themahandleidingen een belangrijke rol. Deze functioneren goed; Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke onderwijseenheden, stages, practica alsmede hun positionering binnen het totale programma van scheepsbouwkunde stellen de student voldoende in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 24
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat ‘de levenscyclus van een maritiem object’ de rode draad is binnen het studieprogramma van de opleiding. Studenten dienen echter op de hoogte zijn van een aantal essentiële technische vaardigheden voordat een maritiem object volledig kan worden begrepen. Hiertoe maakt de opleiding een onderscheid tussen ondersteunings-, verdiepings-, verbredings- en toepassingsvakken. De opleiding geeft aan: "De eindtermen komen zo meerdere keren in het curriculum aan bod, maar wel in steeds complexere situaties en op een wijze die van de student geleidelijk meer eigen initiatief vraagt". De voor de opleiding Scheepsbouwkunde geldende algemene HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde beroepsprofiel. De eisen die aan een afgestudeerde HBO’er op het terrein van Scheepsbouwkunde worden gesteld, zijn in dat profiel beschreven in onderling samenhangende en goed uitgewerkte competenties (zie facet 1.1). In welke mate de verschillende onderwijseenheid relaties hebben met andere onderwijseenheid van de opleiding is inzichtelijk gemaakt door het ’Leerplanschema SBK, propedeuse en jaar 2’. De opleiding geeft in de documentatie aan dat door de onderwijsontwikkeling naar competentiegericht onderwijs er sprake is van een verstevigde samenhang tussen de verschillende studiefasen. Alle competenties komen meerdere keren in het studieprogramma aan de orde waarbij elke fase zijn eigen competentieniveau kent. Elk competentieniveau kent zijn eigen beheersindicatoren. De complexiteit van de opdracht waarin de studenten de competentie verwerft neemt toe en de sturing vanuit de opleiding neemt af. De opleiding hanteert vijf leerlijnen die door het gehele opleidingsprogramma lopen. Mede hierdoor is bewerkstelligd dat er binnen de opleiding sprake is van samenhang tussen de verschillende studieonderdelen, zowel horizontaal als verticaal. Zo werkt de student in de integrale leerlijn aan leertaken (opdrachten en projecten) die gebaseerd zijn op ‘beroepsproblemen’, in de vaardigheden leerlijn wordt gewerkt aan het verwerven van cognitieve en technisch-ambachtelijke vaardigheden, in de conceptuele leerlijn wordt de specifieke scheepsbouwkundige ‘body of knowledge’ ontwikkeld, in de ervarings- reflectie leerlijn krijgt de student de kans actief professioneel gedrag als Scheepsbouwkundig-ingenieur te ontwikkelen, de persoonlijke loopbaanontwikkelingslijn is gericht op zelfreflectie en ambitie-ontwikkeling. De samenhang binnen het curriculum wordt nagestreefd in zowel inhoudelijke als in onderwijsdidactische zin via een combinatie van de diverse werkvormen . Zo worden hoorcolleges Maritieme Werktuigbouwkunde gecombineerd met tekenlessen en schets- en tekenopdrachten, verslaglegging in de Engelse taal en studie-loopbaan-begeleiding, (SLB). In onderwijseenheid P6 Scheepsbouwkunde 1 wordt er vanuit een draadmodel met behulp van verschillende materialen een schip naar keuze gemodelleerd. Met dit schaalmodel worden proeven gedaan: gewichtsbepaling, stabiliteit, hellingproef. In deze onderwijseenheid worden instructiecolleges afgewisseld met projectwerk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 25
De inhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang (tussen studieonderdelen) als de verticale samenhang waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. Een voorbeeld: In het eerste jaar wordt relatief veel wiskunde en mechanica gegeven. In het tweede jaar komen deze vakken in blok twee (toegepaste mechanica/scheepsconstructies) en blok drie ( wiskunde/ Toegepaste Mechanica) terug. Een van de werkcolleges uit het tweede jaar (K2 Engineering of Ships) wordt gecombineerd met projectwerk waarin zowel Engels geleerd wordt, aandacht is voor de studieloopbaanbegeleiding (SLB) en twee inhoudelijke vakken, ‘Constructief concept’ en ‘Rules berekeningen’. Naast de theoretische componenten maken stages een belangrijk onderdeel uit van het curriculum. In het tweede, derde en vierde jaar wordt stage gelopen. De stages nemen in complexiteit toe. In het tweede jaar een werkplaatsstage, in het derde jaar een kantoorstage, in het vierde jaar de afstudeerstage. De stages bieden de student de gelegenheid zich te verdiepen in het toekomstig werkveld. In de stagekeuze heeft de student vrijheid (toestemming examencommissie is vereist) om zijn eigen richting te kiezen. De stages in het tweede en derde jaar helpen hem ook om tijdens zijn vierde jaar een verdiepende of verbredende richting te kiezen. De samenhang in het programma bleek niet alleen uit de programmabeschrijving maar ook uit detailinformatie (projectopdrachten, themahandleidingen, stageverslagen) en de gesprekken van het auditteam met docenten tijdens de visitatie. Deze samenhang wordt bereikt door de volgende factoren: kernelement in de vormgeving van ieder studieonderdeel is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; de studieonderdelen zijn aantoonbaar gericht op de beroepspraktijk, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis en vaardigheden uit verschillende deelgebieden van scheepsbouwkunde te integreren; de studieonderdelen zijn zodanig ontworpen en in de programma’s geplaatst dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student; de programmaopbouw is concentrisch: de leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd; de verticale samenhang wordt versterkt door ‘de leerlijnen van De Bie’; de begeleiding door docenten is onder andere gericht op het bewaken van de samenhang in de individuele leerroute van de student.
Oordeel: voldoende Het audtitteam beoordeelt dit facet als voldoende. Inhoud en vorm van het programma van de opleiding Scheepsbouwkunde zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden onderwijseenheden, en de onderscheiden onderdelen binnen de onderwijseenheden (theorie, practicum, opdrachten) en de verschillende leerlijnen een consistent geheel vormen; De inrichting van het programma rondom de competenties waarborgt een horizontale samenhang tussen theorie, practicum, stage, tussen individu en groep; De leerdoelen, de daaraan gerelateerde beroepsopdrachten en de niveaus van de competenties nemen in complexiteit toe waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 26
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De opleiding Scheepsbouwkunde houdt gedurende en na afloop van het studiejaar een aantal metingen op basis waarvan analyses opgesteld worden om de studeerbaarheid van het programma in kaart te brengen. De opleiding hanteert onder andere gegevens uit exitgesprekken en het bindend studieadvies. Vanaf cohort 2005-2006 wordt iedere student in zijn studievoortgang begeleid door een studieloopbaancoach. Dit is een van de leden van het docententeam. De studieloopbaanbegeleider voert gesprekken met (individuele) studenten, maar ondersteunt en stimuleert de student ook te reflecteren op zijn studievoortgang door middel van het schrijven van reflectieverslagen en het opstellen van leerdoelen. De studenten worden in het eerste jaar intensief begeleid. Tijdens de gesprekken in het kader van de studieloopbaanbegeleiding (SLB) komt ook de evaluatie van de studielast ter sprake. Bij onvoldoende voortgang worden samen met de studenten de belemmerende factoren geïdentificeerd en wordt een traject afgesproken om de studievoortgang te optimaliseren. Om te voorkomen dat individuele studenten blijvend studievoortgangbelemmeringen ondervinden, hanteert de opleiding het bindend studieadvies (BSA). De selectiecriteria en procedures zijn vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling en zijn bekend bij studenten en docenten. De opleiding streeft er naar de studenten goed te ondersteunen. Studenten die onvoldoende presteren ontvangen bij aanvang van het tweede blok een brief met daarin een advies contact op te nemen met de studieloopbaanbegeleider om samen een persoonlijk actieplan te schrijven. De student is bekend met het feit dat hij bij onvoldoende resultaat een bindend studieadvies kan krijgen. Als de problemen van persoonlijke aard zijn wordt de student aangeraden contact te zoeken met de decaan. Bij aanvang van het derde blok volgt zonodig nog een vervolg brief die dringender van toon is. Aan het einde van de propedeuse volgt het bindend studieadvies. Vanaf studiejaar 2005-2006 is de student die een waarschuwing bindend studie advies heeft ontvangen verplicht om het initiatief te nemen om met de coach zijn persoonlijke actieplan aan te passen. Dit met doel de studieresultaten daadwerkelijk binnen de bij de waarschuwing gestelde termijn te verbeteren. Zonodig worden extra afspraken gemaakt over de studiebegeleiding. Naast de kwantitatieve BSA norm worden kwalitatieve eisen gesteld: de student is verplicht aan alle onderdelen van de SLB te voldoen. Voor de opleiding Scheepsbouwkunde geldt dat de studielast per module is vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). De nominale studielast van 1680 uur per jaar is het uitgangspunt bij de planning. De studielast wordt door de opleiding vastgesteld op basis van het aantal contactmomenten, omvang en complexiteit van te bestuderen en uit te voeren opdrachten waarbij na elk studieonderdeel een evaluatie plaatsvindt in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studieloopbaanbegeleiding. Door de kwaliteitszorgmedewerker worden aan het eind van ieder blok de onderwijseenheden geëvalueerd en zonodig door de docenten verbeterd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 27
In de documentatie en tijdens de audit gaf de opleiding aan dat de volgende aspecten van de opleiding bijdragen aan de studeerbaarheid: De mogelijkheid om het gewenste niveau te bereiken door een summer course wiskunde; in de propedeuse worden ondersteuningsvakken op ‘struikelvakken’ als wiskunde en mechanica aangeboden waarin studenten intensief begeleid worden; een reële studielast en evenwichtige spreiding van de studielast; duidelijkheid en tijdigheid van (jaar-)planning, roosters en themahandleidingen. (Zie hier onder); het aanbieden van voldoende herkansingsmogelijkheden; een duidelijke voorlichting over het beroep en de opleiding; een persoonlijke begeleiding van de student; een samenhangend curriculum; stimulerende, aan de praktijk ontleende werkvormen; op zelfstandigheid gerichte werkvormen; Vanaf cohort 2005-2006 biedt de opleiding voor elke onderwijseenheid handleidingen aan (ook wel themahandleidingen genoemd). In deze themahandleidingen wordt inzichtelijk wat de student aan het einde van een onderwijseenheid dient te beheersen per ‘beheersindicator’, hoe competenties worden ontwikkeld en beoordeeld, hoeveel studiebelasting de taken gemiddeld omvatten en wat de eisen bij de toetsing zijn. Deze informatie helpt de student bij het plannen van zijn leerproces. Ook wordt in de themahandleidingen een duidelijke (week-)planning opgenomen, zodat studenten hun studieplanning hier op aan kunnen passen. De opleiding hanteert de volgende methoden om problemen met de studiebelasting te signaleren: • docenten vergaderingen (na ieder blok) om de behaalde resultaten te bespreken. • in het wekelijkse teamoverleg. Agendapunten in het teamoverleg kunnen zijn: blok- en onderwijsevaluaties, behaalde cijfers door studenten (percentages etc.), STO,opmerkingen uit de kwaliteitscirkels en onderwijseenheid evaluaties; • kwaliteitscirkel (overleg tussen klassenvertegenwoordigers, docent coördinator en de opleidingsmanager); • studenttevredenheid onderzoeken; • opleidingscommissie; • alumnionderzoek; • studieloopbaanbegeleiding; • BSA; • exitgesprekken. Uit studentevredenheidsonderzoek blijkt dat propedeusestudenten aangeven dat de studiepunten die voor deze fase staan te realiseren zijn binnen de gestelde tijd. Voorts geven de studenten in de hoofdfase aan dat deze fase eveneens binnen de gestelde termijn kan worden gedaan. De spreiding van de studielast over het jaar wordt door de studenten als niet optimaal beschouwd. Uit ervaring blijkt dat dit wordt veroorzaakt door de neiging om te laat te starten met de definitieve versie van het eindverslag van opdrachten en projecten, waardoor een hoge werkdruk wordt ervaren aan het einde van het blok. Vanaf cohort 2005-2006 wordt dit ondervangen door de intensieve begeleiding in de SLB. (Zie hiervoor facet 4.2. “Studiebegeleiding”. Door de student zelf veroorzaakte belemmerende factoren worden ondervangen door bij projecten, met name in het begin van de studie, diverse tussenrapportages te vragen. Persoonlijke opleidingsplannen worden in samenwerking met de coach opgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 28
Tijdens de audit heeft het audditteam met vier studenten uit verschillende jaren gesproken. De studenten gaven aan tevreden te zijn met de SLB/coach in het bijzonder en met de studeerbaarheid van het programma. Allen waren enthousiast over de opleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. Belangrijk is dat het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding Scheepsbouwkunde zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en de feitelijke studielast; De opleiding beschikt via blokevaluaties, SLB, BSA en exitgesprekken over een instrumentarium om zowel op studentniveau als op programmaniveau de factoren die de studievoortgang belemmeren te inventariseren en op basis van deze gegevens maatregelen te treffen; Met name de eerstejaars studenten beoordelen de studeerbaarheid van het programma positief. Studieloopbaanbegeleiding speelt hierin een belangrijke rol; De School treft adequate maatregelen om de kleine groep ouderejaars, die moeite heeft om de studie af te ronden doordat ze reeds werken, te helpen met afstuderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 29
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De vooropleidingseisen die de opleiding scheepsbouwkunde hanteert zijn vastgelegd in de Onderwijs en Examen Regeling. Toelaatbaar tot de opleiding zijn: MBO studenten met niveau 4, HAVO studenten met ‘Natuur en techniek’ en ‘Natuur en gezondheid’. VWO studenten kunnen met alle profielen binnen stromen (bij profiel Economie & Maatschappij moet wel natuurkunde 1 zijn behaald, en bij Cultuur & Maatschappij moet natuurkunde 1 en wiskunde A1, 2 zijn behaald). Studenten die niet aan bovenstaande vooropleidingseisen voldoen en jongen zijn dan 21 jaar kunnen zich niet inschrijven. Studenten ouder dan 21 jaar kunnen deelnemen aan een toelatingsexamen. Ter voorbereiding op dit toelatingsexamen kunnen ze een summer course wiskunde en / of natuurkunde volgend. Als uit het toelatingsonderzoek blijkt dat ze voldoende niveau hebben worden de studenten toegelaten. Ook worden toelaatbare studenten gewezen op de summer course om de kennis op het gebied van wiskunde en / of natuurkunde te actualiseren. In het memo ‘Aansluiting vooropleiding’ is het beleid van de School of Agriculture & Technology, waartoe de opleiding Scheepsbouwkunde behoort, beschreven. In het memo wordt ingegaan op de aansluiting op de vooropleiding wat vorm betreft (studiehouding, kunnen samenwerken), wat inhoud, aansluitingsproblemen en studievertraging betreft. We werken dit hierna kort uit: Het competentiegerichte onderwijs van de opleiding Scheepsbouwkunde sluit aan bij het onderwijs zoals dat wordt verzorgd op het voortgezet onderwijs (tweede fase) en het MBO (projectgericht onderwijs en trend naar competentiegericht onderwijs). In de propedeuse wordt in de eerste periode gestart met een oriënterende onderwijseenheid waarin studenten ondersteund worden in het leren projectmatig te werken, waarin het competentiegericht onderwijssysteem wordt uitgelegd en waarin studenten zich (beginnend) bewust worden van het ‘waarom’ van hun studiekeuze, hun verwachtingen en het beroepsprofiel. Studieloopbaanbegeleiding (vernieuwd vanaf cohort 2005-2006) ondersteunt studenten bij het ontwikkelen van een actieve studiehouding. In het begin van de studie krijgen de studenten nog relatief veel ondersteuning. Geleidelijk aan worden opdrachten echter complexer en wordt er van de student verwacht deze steeds zelfstandiger (of als groep zelfstandig) uit te voeren. Tijdens de propedeuse biedt de opleiding de instromers (eventueel aanvullend op de summer course) extra ondersteuning op het terrein van wiskunde en mechanica. Daarnaast krijgen studenten studieloopbaanbegeleiding. De opleiding Scheepsbouwkunde werkte op het moment van de audit aan een convenant met een aantal ROC’s met een opleiding MBO Scheepsbouwkunde/Werktuigbouwkunde. In dit convenant wordt aandacht geschonken aan de aansluiting van het uitstroom- en instroomniveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 30
Volgens het document kunnen studenten afkomstig van het ROC-STC (Scheepvaart en Transport College) een verkort programma doorlopen. De examencommissie beslist over te geven vrijstellingen op basis van al verworven competenties. Tijdens de audit bleek dat de ROC-STC studenten en andere studenten MBO met achterstanden in wiskunde kampen. Zij krijgen extra colleges wiskunde. De aansluitproblemen en studievertraging worden door de opleiding op twee manieren gemonitord: 1. Door exit-onderzoeken door de SLB bij studenten die de studie voortijdig verlaten; 2. De examencommissie houdt zicht op het aantal BSA's per jaar. De eerste indicator wordt vier keer per jaar besproken in het Managament Team, de tweede wordt twee keer per jaar besproken tussen de examencommissie en het MT (in juli en februari) Als het MT-besluit op basis van de verkregen informatie delen van het studieprogramma aan te passen, geldt hiervoor de procedure zoals beschreven in het Kwaliteitshandboek van de School. Het auditteam heeft inzage gehad in MT-verslagen waarin de gegevens van de exit-onderzoeken gemeld werden. Studenten geven in studentenonderzoek aan dat zij tevreden zijn over de wijze waarop de opleiding aansluit op de vooropleiding qua werkvorm en inhoud. Studenten zijn iets minder tevreden over de aansluiting voor wat betreft het niveau. Het blijkt dat studenten het opleidingsniveau vaak als vrij zwaar ervaren (vooral de instroom MBO-4 studenten), in het bijzonder de technische vakken. Dit blijkt tevens uit de exitgesprekken die met studenten zijn gehouden. De opleiding gaat er van uit dat dit door de studieloopbaanbegeleiding (vanaf cohort 2005-2006), door de summer course en door de extra wiskunde en mechanica lessen in het eerste jaar verbetert en dat er daarmee sprake is van een betere aansluiting op de vooropleiding. De studenten met wie het auditteam tijdens de audit sprak waren tevreden over de begeleiding en de studeerbaarheid. Instroom De opleiding kent een daling in de instroom. Dit is te verklaren door: De moeizame economische situatie van de laatste jaren; In het verlengde daarvan: het slechte imago van de werkgelegenheid in de scheepsbouw; De fusie van INHOLLAND Haarlem en de Scheepvaartkunde te Rotterdam; De negatieve berichtgeving over INHOLLAND in de landelijke pers; De opleiding is zich ook bewust van de vraag uit het werkveld. De Vereniging Nederlandse Scheepvaart Industrie (VNSI) heeft berekend dat het werkveld per jaar 80 afstudeerders nodig heeft. De opleiding weet dat ze daar niet aan voldoet. Om verdere daling tegen te gaan is een breed overlegorgaan gestart tussen de TU, HBO en MBO (STC) en de brancheverenigingen HISWA en VNSI. Samen worden plannen ontwikkeld om de potentiële studenten aan deze opleidingen te binden. Een eerste resultaat is een Cd-rom waarop informatie wordt gegeven over de opleidingen en het beroepenveld. Deze Cd-rom wordt ingezet als promotiemateriaal. Binnen INHOLLAND is er een projectgroep die sturing geeft aan de instroomactiviteiten op alle locaties van de Hogeschool. Daarnaast heeft elke School een instroomcoördinator. Belangrijke aandachtspunten voor de projectgroep zijn onder andere het leggen en onderhouden van contacten met scholen waar instromers vandaan komen, het coördineren van vooropleidingsonderzoeken en de monitoring van de studieresultaten van leerlingen/studenten, waarbij teruggekoppeld wordt aan de toeleverende scholen. Binnen de opleiding Scheepsbouwkunde is er een verantwoordelijke docent die tijdens voorlichtingsdagen en vergelijkbare activiteiten contacten onderhoudt met de scholen van de instromers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 31
Het auditteam heeft de verschillende initiatieven gezien die de opleiding ontplooit (onder andere op beursen en op scholen in geselecteerde gebieden) om de instroom te bevorderen en beoordeelt deze als positief.
Oordeel: Voldoende Het programma wordt zowel inhoudelijk als in de vorm aangepast aan de verschillende instroomniveaus van de studenten door; Studenten onder de 21 jaar met een te laag instroomniveau worden niet toegelaten Studenten ouder dan 21 jaar wordt een de kans geboden zich bij te scholen in een summer course en worden na een geslaagd toelatingsonderzoek tot de opleiding toegelaten; Het intensieve oriëntatieprogramma in de propedeuse; Aanvullende wiskunde en mechanica lessen in de propedeuse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 32
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:4 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding Scheepsbouwkunde van Hogeschool INHOLLAND bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de studie een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 33
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Didactisch concept De opleiding Scheepsbouwkunde werkt vanaf cohort 2005-2006 volgens het concept ‘competentiegericht leren’ waarbij de nadruk ligt op het zelfstandig eigen kunnen maken van competenties. Expliciet wordt er in de documentatie op gewezen dat gestreefd wordt naar een studieomgeving waarin studenten zelfstandig kennis-, houdingsaspecten en vaardigheden leren verwerven. Daarom staan competenties centraal en is het curriculum opgebouwd op basis van competentieniveaus. De School of Agriculture & Technology heeft het didactisch concept op een heldere wijze uiteengezet in het document ‘Visie op het didactisch concept’; meer specifiek wordt hierin uiteengezet hoe de leerlijnen worden toegepast als instrument om competentiegericht onderwijs vorm te kunnen geven. In de themahandleidingen, die vanaf cohort 2005-2006 per onderwijseenheid bestaan, staat de verwerving van competenties tot op microniveau beschreven. De studenten ontwikkelen de competenties in verschillende niveaus. In de niveaus is afnemende begeleiding en toenemende complexiteit ingebouwd: de conceptuele- en vaardigheidsleerlijnen nemen af en de integrale leerlijn en de ervarings-reflectieleerlijn nemen in de loop van de studie toe. De integratie tussen verschillende leerlijnen in het curriculum wordt benadrukt. Geleidelijk aan verwerft de student meer zelfstandig de benodigde kennis terwijl hij werkt aan een beroepsproduct binnen de integrale leerlijn of ervaringsreflectie leerlijn. Alle beroepscompetenties Scheepsbouwkunde zijn op drie verschillende niveaus vastgelegd in competentiekaarten met bijbehorende beroepscontexten, beheersindicatoren, kennis-, vaardigheden-, en houdingsaspecten. Elke onderwijseenheid richt zich op het ontwikkelen van bepaalde competenties en bijbehorende beheersingsindicatoren. Alle competenties worden ontwikkeld binnen de context van het vakgebied Scheepsbouwkunde. Werkvormen Volgens de documentatie verwerft de student de voor de competenties benodigde kennis en inzicht onder andere door middel van hoorcolleges, instructiecolleges, werkcolleges en zelfstudie. Het onderwijs is voor een belangrijk deel georganiseerd in projecten waarbij zoveel mogelijk uitgegaan wordt van praktijksituaties. In iedere onderwijsperiode werken de studenten, binnen de integrale leerlijn, aan minimaal één beroepsgerichte opdracht (een opdracht waarin de leertaak is ontleend aan de beroepspraktijk). Om deze complexe leertaken tot een goed einde te brengen is het nodig om kennis en inzicht, vaardigheden en attituden te integreren; studenten ontwikkelen op deze wijze hun competenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 34
Tijdens de aanvangsfase van de studie wordt gewerkt met praktijksimulaties die later in de studie vervangen worden door reële casussen uit het vakgebied/bedrijfsleven. Studenten werken dan in groepen aan een probleem om vervolgens te komen tot een eindproduct. Vaardigheden die de studenten hierbij leren, zijn: organiseren, samenwerken en leiding geven. Een koppeling aan de echte praktijksituatie of inbreng van externe deskundigen wordt hierbij als een vereiste gehanteerd. De opleiding maakt, zo blijkt uit de documentatie, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, gebruik van de volgende didactische werkvormen: Projectonderwijs; Practica; Werkcolleges; Hoorcolleges; Instructiecolleges; Vaardigheidonderwijs Zelfstudie. Uit de resultaten van het eerste STO, na de invoering van het competentiegericht onderwijs, bleek dat de studenten meer dan gemiddeld tevreden waren over de aansluiting van vorm en inhoud. Over de werkvormen waren de studenten positief.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het didactisch concept van de opleiding Scheepsbouwkunde is expliciet gericht op het verwerven van competenties; Kennisverwerving en taakuitvoering worden via het programmadragend didactisch concept telkens rechtstreeks met elkaar in verband gebracht; Een belangrijk deel van de opleiding vindt plaats in een aan de beroepspraktijk ontleende context of in de beroepspraktijk; De gevarieerde werkvormen zijn direct ontleend aan het didactisch concept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 35
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen In 2004 heeft de School of Agriculture & Technology het toetsbeleid opnieuw vastgesteld en gedocumenteerd. In de notitie 'Competentiegericht toetsen en beoordelen' wordt het beleid beschreven van het competentiegericht toetsen en beoordelen, de competentiekaarten, formatieve en summatieve toetsing, het toetsen en beoordelen met behulp van ICT, het kwaliteitsbeleid op het terrein van toetsen en beoordelen en de toetscyclus. Belangrijkste uitgangspunt van het toetsbeleid is de aansluiting op het competentiegerichte onderwijs. Deze aansluiting is essentieel, omdat toetsing het meest bepalend is voor het studeergedrag van de student: de student ‘leert te leren’. De toetsvormen zijn verdeeld in formatieve en summatieve toetsen. De formatieve toetsen functioneren als een thermometer: ze geven de student inzicht in zijn ontwikkeling. Met summatieve toetsen wordt door de opleiding gemeten of de student de benodigde kennis beheerst. Binnen de School of Agriculture and Technology worden de studenten gestimuleerd om gebruik te maken van ‘formatieve toetsen’. Wanneer een student de in een onderwijseenheid aangeboden formatieve toetsen voldoende heeft gemaakt, is hij vrijgesteld van het maken van de ‘overall toets’. Deze ‘overall toets’ wordt voor elke onderwijseenheid ontwikkeld en omvat kleine casuïstieken. De student toont aan dat hij de verschillende theoretische disciplines kan integreren en op de juiste wijze op een case kan toepassen. Uit de documentatie blijkt dat de opleiding een breed palet aan toetsvormen hanteert dat in voldoende mate aansluit bij de inhoud van de module. Het samenspel van toetsen is zo opgezet dat de studenten gestimuleerd worden tot het actief produceren en integraal toepassen van kennis en inzicht. Zo worden kennistoetsen aangevuld met meer integrale ‘levensechte’ toetsvormen. Dit gebeurt voornamelijk binnen de integrale leerlijn. De student wordt door middel van toetsing gestimuleerd om zelf te reflecteren op het geleverde werk: proces en resultaat. Competentiegerichte toetsen worden door meerdere docenten ontwikkeld daar zij veelal discipline overstijgend zijn. Daarnaast heeft de opleiding Scheepsbouwkunde multidisciplinaire casustoetsing ingevoerd. In dit verband wil dat zeggen dat een aantal docenten samenwerkt aan de ontwikkeling van een casustoets. Tevens wordt op deze wijze de objectiviteit van de toets vergroot. Ook voor de ontwikkeling van assessments geldt dat er meer docenten bij betrokken zijn. Het auditteam vindt dit een goede ontwikkeling. Naast de integratieve toetsen binnen de integrale leerlijn van elke onderwijseenheid, zijn er voor de propedeuse (vanaf cohort 2005-2006) een tweetal formatieve competentiegerichte toetsen ontwikkeld die aan het einde van blok 2 en blok 4 worden aangeboden. De student wordt hierbij getoetst op alle tot dan toe ontwikkelde competenties. Binnen de ervaringsreflectie leerlijn wordt een onderscheid gemaakt tussen beoordeling van de ‘producten’ die de stage oplevert én de reflectie op de eigen beroepshouding. Bij het afstuderen stelt de student eigen leerdoelen voor de afstudeerperiode op waarop deze, naast de algemene eindtermen, beoordeeld wordt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 36
Aan de hand van tussenevaluaties en gesprekken met begeleiders wordt de student de mogelijkheid geboden om een goed beeld te krijgen van zijn eigen ontwikkeling. De uiteindelijke beoordeling is gericht op zowel het opgeleverde product/ dienst, evenals het geschreven reflectieverslag. Het afstuderen beschouwt de opleiding als een laatste ‘proeve van bekwaamheid’ waarin de student aantoont het niveau van ‘startbekwaam’ te hebben behaald. Het afstudeertraject bestaat uit vijf onderdelen: verwerven van een onderzoeksopdracht; schrijven van een onderzoeksvoorstel; schrijven van een onderzoeksrapport; schrijven van een stage-/reflectieverslag; presenteren en verdedigen van het onderzoeksrapport. In de eerder genoemde notitie 'Competentiegericht toetsen en beoordelen’ is aangegeven dat de opleiding vanaf 2005-2006 een toetscyclus doorloopt. Hierbij worden de ontwikkelde toetsen door een toetscommissie op kwaliteit beoordeeld: er wordt op toegezien dat van iedere toets is vastgelegd welke competenties op welke wijze zullen worden getoetst en beoordeeld. Na het toetsen worden de toetsresultaten geëvalueerd (in onderwijsevaluaties en het student-tevredenheidsonderzoek) zodat de toetsing blijvend kan worden verbeterd. Het auditteam beoordeelt de wijze waarop de kwaliteit van de toetsen wordt beoordeeld en geborgd als adequaat. De criteria volgens welke de praktijkopdrachten door de opleiding en het werkveld worden beoordeeld zouden overigens scherper gedefinieerd moeten worden. Uit de documentatie blijkt dat de opleiding het onderdeel ‘Toetsing en beoordeling’ onder studenten evalueert op aspecten als: Inhoud toetsen sluit aan op voorafgaand onderwijs; Heldere beoordelingscriteria van toetsen; Kwaliteit feedback van docenten; Resultaten toetsen met docenten bespreken. In het STO van 2006 geven studenten aan dat zij de toetsen goed vinden aansluiten bij het onderwijs.
Oordeel: Voldoende Het audtitteam beoordeelt het competentiegericht toetsen positief; De kwaliteitsborging van project-, stage- en afstudeeropdracht is voldoende, mede doordat bij de beoordeling meerdere docenten, begeleiders en extern gecommitteerden betrokken zijn.
Aanbeveling: Het lijkt het auditteam zinvol als de criteria volgens welke de praktijkopdrachten worden beoordeeld door de opleiding aangescherpt worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 37
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het audditteam beoordeelt voor de opleiding Scheepsbouwkunde het onderdeel ‘Programma’ als voldoende. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare banden met de beroepspraktijk door drie stages en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal tijdens de studie; Het programma van de opleiding Scheepsbouwkunde en de leerdoelen van de programma-onderdelen zijn een adequate concretisering en wel zodanig dat de relatie met de eindkwalificaties telkens tot op microniveau aantoonbaar is; Inhoud en vorm van het programma van de opleiding Scheepsbouwkunde zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden onderwijseenheden, en de onderscheiden onderdelen binnen de onderwijseenheden (theorie, practicum, opdrachten) en de verschillende leerlijnen een consistent geheel vormen; Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten; Het didactisch concept van de opleiding Scheepsbouwkunde is expliciet gericht op het verwerven van competenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 38
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding Scheepsbouwkunde onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Zo betrekt de opleiding het werkveld, in de vorm van de beroepenveldcommissie, bij de ontwikkeling van het curriculum. Ook bij de uitvoering van het onderwijs werken opleiding en werkveld samen, wat onder meer blijkt uit gastdocentschappen, werkbezoeken/excursies en stages. Zie voor de relatie met het beroepenveld ook facet 1.1 Domeinspecifieke Eisen. Het auditteam heeft de cv’s van docenten bestudeerd en beoordeelt deze als voldoende. Uit de cv’s blijkt dat de meeste docenten werkzaam zijn geweest binnen de sector. Docenten hebben veelal een werktuigbouwkundige achtergrond en zijn bijvoorbeeld werkzaam geweest bij Rijn-Schelde-Verolme, het Maritiem Research Instituut of zijn adviseur geweest op het terrein van voortstuwingsleer en stromingsleer. Andere docenten zijn werkzaam geweest bij Damen, de Koninklijke Hollandse Lloyd of hebben internationale ervaring. Het uitgangspunt van personeelsbeleid van INHOLLAND is de kwaliteiten van mensen te koppelen aan de doelen van de Hogeschool. In competentieprofielen is vastgelegd welke competenties van de docenten verwacht worden om de verbinding met de beroepspraktijk te leggen. Deze competenties zijn omschreven in het HAY functiehuis, in totaal 23. Met name bij de competentie klantgerichtheid, is sprake van een verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk. “Anticipeert en onderzoekt uitgesproken wensen en behoeften van de klant en handelt hiernaar”. De term “klant” wordt voor zowel de studenten als het beroepsveld gebruikt. Op het niveau ‘Professional’ wordt, volgens bovengenoemd stuk, op eigen initiatief regelmatig contact onderhouden met de klant (hier geïnterpreteerd als beroepenveld). Het auditteam heeft tijdens de visitatie ervaren dat de docenten op verschillende manieren contact onderhouden met het beroepenveld. Dit gebeurt door het begeleiden van stagiaires, het volgen van cursussen, het lezen van vakliteratuur en het volgen van speciale stages voor docenten op werven. Enkele voorbeelden van deze stages: -Maersk te R'dam (ex Nedlloyd)- bestuderen van het operationele gebruik van de maritiem werktuigkundige installatie aan boord van containerschepen-. -IHC te Kinderdijk ( of IHC Sliedrecht)- Het bouwen van machinekamers voor sleephopperzuigers en cutterzuigers-. - Merwede - Ontwerpen van coasters/kleine vrachters (containers, multipurpose, chemicalien)- Damen kijken hoe op de betreffende werf communicatieproblemen worden opgelost en welke specifieke problemen in de (Engelse) communicatie er bestaan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 39
Uit de documentatie en tijdens de visitatie is gebleken dat de docenten deskundig zijn op verschillende terreinen, studenten verschillende kennisbronnen aanbieden en hen leren deze te ontsluiten bij het uitvoeren van de opdrachten. De docent voorziet studenten op aanvraag van inhoudelijke adviezen over de uitvoering van de projectopdracht. Daarbij treedt hij op als consultant. In het eerste jaar zijn docenten bij projectwerk vaak in de werkruimte aanwezig om deze rol te kunnen vervullen. De docent heeft contacten met het beroepenveld. De colleges verzorgt hij vanuit het kader dat gesteld is in de onderwijseenheid. De docent beoordeelt het (project)product in het kader van competentiegericht leren al dan niet samen met iemand van het periode team en/of vanuit het beroepenveld.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De praktijk laat zien dat de docenten van de opleiding Scheepsbouwkunde regelmatig en voldoende contact onderhouden met het werkveld; Door middel van contacten met het werkveld leggen de docenten van de opleiding Scheepsbouwkunde een concrete verbinding tussen het werkveld en het programma; De opleiding Scheepsbouwkunde schakelt systematisch gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding aantoonbaar wordt versterkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 40
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Op School niveau is een Strategisch Personeelsplan geschreven voor de periode 2006-2008. Hierin staan de personeelsbehoeften en beschikbaarheid beschreven en het beleid dat de School volgt indien er tussen de deze twee gegevens discrepanties bestaan. Voor de opleiding Scheepsbouwkunde is de verhouding medewerker-student vastgesteld op 1:20. Er zijn 10 docenten in dienst meteen totaal van 8,9 fte en 1 opleidingsmanager met 1,0 fte). Aantal studenten: 130. De verhouding medewerker- student is 1:13. Na twee jaar zal de ratio naar beneden gaan. Nu wordt veel extra tijd besteed aan het doorontwikkelen van het competentiegericht onderwijs in de major-minor structuur. Teneinde voldoende flexibiliteit in de personeelsformatie te realiseren, geldt binnen de School als doelstelling om te komen tot een verdeling vast-tijdelijk personeel van 80% - 20%. De achterliggende gedachte hierbij is om binnen de personeelsformatie ruime mogelijkheden te hebben om adequaat in te spelen op schommelingen in de behoefte aan gekwalificeerd personeel als gevolg van variaties in het aantal inschrijvingen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om professionals uit de diverse relevante sectoren uit het bedrijfsleven aan te trekken, die een up-to-date bijdrage vanuit de beroepspraktijk kunnen leveren. Naast docenten zijn er ondersteunende medewerkers. De ondersteunende medewerkers behoren ofwel tot het personeelsbestand van de School of Agriculture & Technology of tot het centrale personeelsbestand van de Hogeschool INHOLLAND. De Hogeschool voert een ziekteverzuimbeleid, dat gericht is op een adequate verzuimbegeleiding, waarbij het werken aan oplossingen centraal staat. Indien een medewerker voor korte of langere tijd ziek is, wordt in eerste instantie binnen de School bekeken of andere docenten (extra) inzetbaar zijn. Als dit niet het geval is wordt binnen andere Schools vervangend personeel gezocht. De laatste stap is het extern werven van nieuw personeel, veelal gebeurt dit vanuit de netwerken van de opleiding. Het ziekteverzuim van de opleiding Scheepsbouwkunde is met 1,1% echter bepaald niet zorgelijk. Aandachtspunt voor de opleiding is de relatief hoge gemiddelde leeftijd van 47 jaar. Om dit gemiddelde te verlagen voert de opleiding een leeftijdsbewust aannamebeleid. Medewerkers zijn tevreden over de inhoud van het werk en de sfeer. Ze zijn minder tevreden over de werkdruk. Dit kan te maken hebben met de fusie en de invoering van het nieuwe onderwijsconcept. Tijdens de visitatie heeft het auditteam inzage gehad in de Medewerkers Tevredenheids Onderzoeken (MTO) van 2004 en 2005. Op basis van de MTO's is een werkdocument verbeterplan opgesteld waarin een begin is gemaakt met een scholingsplan en de medewerkers is gevraagd een IPOP –Individueel Performance en Ontwikkelings Plan- te schrijven. (zie hiervoor ook facet 3.3.) Bij scheepsbouwkunde is 1 fte extra beschikbaar gekomen die in overleg met de docenten ingevuld is met een administratieve kracht. Het auditteam heeft inzage gehad in opeenvolgende verbeteracties vanaf 2004. Daaruit blijkt dat er serieus aandacht is geweest voor punten uit de MTO’s.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 41
Tijdens de visitatie was de werkdruk hoog. Door het recent aannemen van een opleidingsmanager voor de opleiding scheepsbouwkunde en een docent scheepsbouw zal de werkdruk afnemen. Wel wil het audditteam de kanttekening maken dat de fusie, verhuizing, de overschakeling naar een nieuw onderwijsconcept en het (recent verholpen) tekort aan docenten extra zwaar moeten wegen, waarbij de docenten nu ook meerdere rollen moeten gaan vervullen. (Zie facet 3.3. “Kwaliteit Personeel”)
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding Scheepsbouwkunde in staat haar opleidingsprogramma uit te voeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 42
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen In het Personeelsplan 2006-2007 staat als visie te lezen dat de School zich wil ontwikkelen tot een kennisinstituut waar naast competentiegericht onderwijs ook onderzoek, onderwijsontwikkeling, projecten en contractactiviteiten van belang zijn. In het personeelsplan worden de taken van de docenten als volgt omschreven: expert kennisdomein onderwijsontwikkelaar toetsontwikkelaar assessor studieloopbaanbegeleider tutor onderzoeker coördinator ‘Van docent tot kenniswerker’ is de naam van het project waarin docenten in de gelegenheid gesteld worden de benodigde competenties voor deze taken te ontwikkelen. De opleiding werkt met competentieprofielen voor opleiders, waarbij verschillende niveaus te onderscheiden zijn, zo blijkt uit de documentatie. In de competentieprofielen is ondermeer vastgelegd welke competenties van opleiders verwacht worden ten aanzien van marktgerichtheid en relatienetwerken (contact met het werkveld) en bijbehorende resultaatgebieden aangaande deskundigheidsontwikkeling, het managen van klantrelaties en projectmanagement. De vastgestelde competentieprofielen zijn ook leidend voor het wervingsbeleid van de opleiding. De hierboven beschreven ontwikkelingen betekenen voor de docenten met name een omschakeling op het gebied van organisatievaardigheden, klantrelaties en projectmanagement. In het kader van deze ontwikkelingen vinden er met alle medewerkers van de opleiding periodiek functionerings-, IPOP (Individueel Performance en OntwikkelingsPlan) en beoordelingsgesprekken plaats. De competentieprofielen vormen het uitgangspunt bij de IPOP, functionerings- en beoordelingsgesprekken. Kwantitatieve evaluatieresultaten, kwalitatieve informatie uit evaluatiegesprekken en indien aanwezig ook formele klachten, worden met de medewerkers besproken in de functionerings- en IPOP-gesprekken en daar waar noodzakelijk worden verbetertrajecten ingezet. Leidinggevenden binnen de School hebben een training gevolgd op het gebied van IPOP gesprekken. De IPOP-cyclus omvat drie fasen. Ten eerste stelt de medewerker zijn Persoonlijk Ontwikkelplan op. Hierin beschrijft hij zijn ambities en de, samen met de leidinggevende, geformuleerde kerntaken. Vervolgens vindt het functioneringsgesprek plaats. Aan het eind van de afgesproken periode vindt een beoordeling plaats. Deze beoordeling gebeurt op basis van alle schriftelijk vastgelegde afspraken in het IPOP. Tijdens de visitatie heeft het auditteam inzage gehad in een aantal verslagen van functioneringsgesprekken en kunnen constateren dat deze onderwerpen inderdaad aan bod komen en dat er afspraken over worden gemaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 43
Binnen de School vinden activiteiten plaats die gericht zijn op vakinhoudelijke en onderwijskundige deskundigheidsbevordering van docenten. (Zie hiervoor ook de docentenstages in facet 3.1). Op vakinhoudelijk gebied stelt de School medewerkers in de gelegenheid om cursussen te volgen, congressen te bezoeken en eigen bijdragen te leveren op basis van het scholingsplan van de School en IPOPgesprekken. Tijdens de audit heeft het audditteam dit kunnen verifiëren door inzage in de scholing van de docenten tussen 2004 en 2006. De onderwijskundige ontwikkeling van de docenten staat centraal binnen de periodiek terugkerende studiedagen van de School (ieder blok). Er is bijvoorbeeld aandacht voor competentiegericht onderwijs, Blackboard, teambuilding, intervisie en kwaliteitszorg. Alle docenten hebben in het kader van het SLB programma een cursus op het gebied van coaching en studieloopbaanbegeleiding gevolgd. Hiervoor is een trainingstraject van drie dagdelen georganiseerd door een extern trainingsbureau. Eveneens is in het studiejaar 2004-2005 een training gevolgd door docenten van de opleiding voor het opstellen van competentiegerichte toetsen. In april 2006 hebben de docenten een vervolgtraining genoten op het gebied van toetsing, georganiseerd door de afdeling Onderwijs, Kwaliteit, Research & Development. (OKR) De docenten met een vaste aanstelling hebben, de cursus ‘didactische bevoegdheid HBO-docenten’ gevolgd. Deze cursus wordt verzorgd door het onderwijscentrum van de VU. De opdrachten van de cursus zijn zo gekozen dat de docent de uitwerking ervan in de eigen onderwijspraktijk kan gebruiken. Studenten van de opleiding zijn tevreden over de relevante en actuele kennis die de docenten hebben van het beroepenveld. Op de didactische en organisatorische aspecten wordt minder positief gescoord. Ten aanzien van dit aspect merkt de opleiding op dat door de fusie van de twee opleidingen de opleiding organisatorisch zoekende is geweest naar nieuwe algemeen geldende regels, procedures en afspraken. Door de fusie is er een aangepast curriculum ontstaan, waarbij projectonderwijs meer centraal ging staan. Docenten hebben moeten omschakelen. Dit heeft duidelijk gevolgen gehad voor de door de studenten ervaren didactische kwaliteiten van het docententeam. Studenten geven in evaluaties aan dat docenten onvoldoende beschikken over organisatorische kwaliteiten. Hoewel alle docenten beschikken over een didactische bevoegdheid, zal in studiejaar 2006-2007 extra aandacht worden gegeven aan de (verdere) ontwikkeling hiervan door scholing. Tijdens de audit heeft het auditteam een indruk gekregen van de docenten. Het team acht de docenten capabel, enthousiast en kon een goede teamgeest waarnemen. Door middel van een scholingsprogramma werken de docenten aan de hun ontbrekende competenties die nodig zijn om hun nieuwe rol te vervullen.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. De docenten zijn qua onderwijs-, vakdeskundigheid en inzicht in het werkveld voldoende uitgerust om de opleiding Scheepsbouw te verzorgen, mede dankzij hun maritieme achtergrond en regelmatig contact met het werkveld; De opleiding besteedt veel aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 44
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Op basis van bevindingen onder 3.1, 3.2 en 3.3. kwalificeert het auditteam voor de opleiding Scheepsbouwkunde het onderwerp ‘Inzet Personeel’ als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van het personeel op een niveau, dat het inhoudelijk en organisatorisch verzorgen van de opleiding Scheepsbouwkunde met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 45
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Door de verhuizing van de opleidingen Scheepsbouwkunde en Luchtvaarttechnologie naar Delft ontstond er een gebrek aan ruimte op de locatie van Hogeschool INHOLLAND Delft. In 2008 wordt er een nieuw gebouw opgeleverd waarin de hele School of Agriculture & Technology wordt ondergebracht (zie onderaan). Tot die tijd heeft de School bij de TU Delft één collegezaal voor 200 studenten en twee grote instructielokalen voor, 2 keer 50 studenten, gehuurd waarmee het tekort aan grote lokalen wordt opgevangen. Tevens huurt de opleiding Scheepsbouwkunde van de TU een machinelaboratorium. In 2005 is door INHOLLAND een innovatief composietenlaboratorium gebouwd als verrijking van de leeromgeving van de student en als voorbode voor de nieuwbouw. Studenten van de opleiding Scheepsbouwkunde en Luchtvaarttechnologie maken gebruik van deze ruimte, inclusief de bijbehorende computerplekken voor studenten en de vergaderruimte. Het composietenlaboratorium wordt voor grote projecten gezamenlijk door INHOLLAND en de TU Delft gebruikt. Studenten geven, ondanks de extra ruimten die zijn gecreëerd door de huur van ruimten bij de TU Delft, in de evaluatie van 2004-2005 en 2005-2006 aan dat de tevredenheid hiermee niet is gestegen. Het blijkt dat studenten de dislocatie als belastend ervaren, vooral omdat de roosters hierop onvoldoende worden ingericht. Vanaf april 2006 is een roostermaker fulltime in dienst gekomen bij de School. Tot die tijd was er een aanstelling roostermaker van 0,5 fte. In september 2006 is een nieuw rooster-programma in gebruik genomen door INHOLLAND waardoor het roosteren verbeterd is. In 2008 zal de School een nieuw gebouw betrekken. Het gebouw komt op een steenworp afstand van het nieuwe composieten laboratorium van INHOLLAND, het machine laboratorium en de sleeptanks van de TUDelft. Het huidige pand aan de Kalfjeslaan heeft een bruto vloeroppervlak (BVO) van circa 5.000 m2. De nieuwbouw zal in 2008 worden opgeleverd en heeft een BVO van 8.000 m2. Circa tweederde van het oppervlak zal bestemd worden voor de uitvoering van onderwijsactiviteiten. Ook faciliteiten als bibliotheek, open leercentrum en restaurant zullen in het nieuwe gebouw een plek krijgen. Het auditteam heeft tijdens de visitatie het gebouw aan de Kalfjeslaan bezocht en geconstateerd dat het voldoet aan basiseisen van een schoolgebouw. De plannen van de nieuwbouw zijn ook ingezien en stemden het team tevreden. Het auditteam is met name te spreken over de locatie, dicht bij het composieten laboratorium en de (faciliteiten van) de TU Delft. Met name was het auditteam onder de indruk van het composietenlaboratorium. Dit was op het moment van bezichtiging een state of the art faciliteit, in een prettig en doelmatig gebouw, met verschillende kleinere laboratoria en werkplekken. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. De huisvesting is voldoende om de opleiding Scheepsbouwkunde te realiseren. Van de technische infrastructuur is het composietenlaboratorium ‘hoogwaardig’ te noemen. Met de, van de TU gehuurde technische ruimtes, zoals het machine laboratorium en de sleeptanks heeft de opleiding een meer dan voldoende technische infrastructuur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 46
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen In 2003-2004 heeft de School een studieloopbaan-programma (SLB-begeleidingsprogramma) ontwikkeld en zijn er trainingen gestart voor de coaches. Het programma is bij de opleiding Scheepsbouwkunde in september 2005 van start gegaan; daarvoor kenden studenten het begrip ‘mentoraat’. De kern van het programma is dat studenten een zelfsturend vermogen ontwikkelen ten aanzien van het eigen leerproces, ten aanzien van het ontwikkelen van een lerend vermogen en van het ondersteunen bij de te maken keuzes binnen de opleiding. Iedere student heeft een getrainde coach (een van de docenten) die hem ondersteunt in zijn studievoortgang en bij het ontwikkelen van zijn studieloopbaan. Binnen een studiejaar wordt de voortgang van de ontwikkeling van de competenties van de student regelmatig besproken. Input voor deze voortgangsgesprekken vormen het portfolio, de studieresultaten en het persoonlijk ontwikkelingsplan. De studieloopbaanbegeleider/coach heeft een verwijzende functie naar de overige vormen van begeleiding, te weten het decanaat, het pastoraat, de studentenpsycholoog en de vertrouwenspersoon. Studenten kunnen een afspraak maken met een decaan, bijvoorbeeld wanneer zij aanspraak willen maken op bijzondere regelingen (zoals verlengde toetstijd bij dyslexie), of bij twijfels over de juiste studiekeuze of persoonlijke problemen. Als er sprake is van ‘bijzondere omstandigheden’, dan ontvangt de studiecoach een terugrapportage van het decanaat. De decaan geeft studieadvies, bijvoorbeeld aan de hand van een beroepentest. Studenten die overwegen de studie te staken, wordt geadviseerd een gesprek te voeren met de decaan. De pastor fungeert voor studenten en medewerkers als aanspreekpunt voor persoonlijke vragen en problemen en voor vragen van levensbeschouwelijke of existentiële aard. De vertrouwenspersoon kan studenten begeleiden bij het ondernemen van adequate stappen bij ervaren ongewenst gedrag van medewerkers en medestudenten. Een klachtenregeling ongewenst gedrag is door de hogeschool opgesteld. Vanaf cohort 2005-2006 is de opleiding Scheepsbouwkunde gestart met de introductie van het vernieuwde studieloopbaanbegeleiding-programma. De invoering van studieloopbaanbegeleiding gaat gepaard met tijdige evaluaties. Gekozen is om tweejaarlijks naast een kwalitatieve evaluatie ook een kwantitatieve evaluatie te houden, waarbij alle studenten betrokken worden. In evaluaties aan het einde van het studiejaar 2005-2006 bleek dat de studenten niet voldoende tevreden waren over de SLB. Met ingang van het studiejaar 2006-2007 is deze leerlijn aangepast. De School zal in februari 2007 weer een onderzoek doen naar de tevredenheid van de studenten met de SLB. Het audditteam heeft tijdens de visitatie inzage gehad in het document ‘Studieloopbaanbegeleiding, introductie. Zelfinzicht, Leren leren, Keuzes maken (School of Agriculture and Technology 2006-2007) een handleiding voor eerstejaars studenten’. Het document biedt een heldere en zeer gedetailleerde uiteenzetting van het de opzet van SLB.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 47
In de eerste weken van de propedeuse staan oriëntatie en kennismaking centraal. Er wordt uitgelegd hoe de studie is opgebouwd, er wordt aandacht besteed aan de competenties, het beroepenveld, de verwachting van de studenten met betrekking tot hun toekomstige werkveld. In de SLB staan vragen centraal als: “Waarom heb je voor deze studie gekozen? Wat vraagt het werkveld van jou (aan competenties)? Waar ben je goed in? Wat heb je al geleerd? Hoe zorg je dat je datgene wat je wilt ook echt kunt?” komen aan de orde. Gedurende het eerste jaar wordt er in ieder blok een aantal concrete opdrachten uitgevoerd waarin (o.a.) deze vragen aan de orde komen. De student evalueert de door hem uitgevoerde activiteiten en maakt een Persoonlijk Ontwikkelingsplan, (POP). De documenten die de student maakt binnen de SLB zet (zoals een POP of een uitgewerkte opdracht) zet hij in zijn persoonlijk digitaal portofolio op Mysite, een onderdeel van intranet. SLB is weliswaar vraaggericht, maar niet vrijblijvend: het is in het programma geborgd door studiepunten. In de propedeuse kan de student 4 EC halen. Ook in de navolgende jaren is de SLB-leerlijn een geïntegreerd deel van het curriculum. Tijdens de visitatie heeft het audditteaum ook inzage gehad in een aantal POP’s, verantwoordingen voor de keuze van een differentiatieminor en reflectieverslagen en heeft kunnen constateren dat de SLB een toegevoegde waarde voor de studenten vertegenwoordigt in de studievoortgang en voldoet aan de wensen van de studenten. Deze indruk werd in gesprekken met studenten bevestigd. Communicatie In het ‘Concept Communicatieplan’ zijn de verschillende instrumenten beschreven die INHOLLAND Delft hanteert voor communicatie- en informatievoorziening aan studenten en aankomende studenten. Blackboard is voor de informatievoorziening met betrekking tot de uitvoering van het onderwijs het meest belangrijk. Per onderwijseenheid is een Blackboardcourse aangemaakt, waarop de student o.a. de themahandleiding en andere benodigde informatie over het onderwijs kan vinden. Op intranet vinden de studenten de (digitale) studiegids, waaronder het Onderwijs- en Examenreglement. Na afloop van ieder blok worden de cijfers digitaal aan de studenten bekend gemaakt via Blackboard en in het cijferregistratiesysteem Peoplesoft. Dit systeem is digitaal beschikbaar voor studenten en docenten. Ieder semester ontvangen studenten cijferlijsten, deze worden per post aan de studenten gezonden. Vanaf het cohort 2005-2006 leren de studenten in het kader van studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse waar zij welke informatie kunnen vinden in de digitale studiegids. Vanaf medio 2006 heeft elke student een eigen individuele student portal op het intranet. Uit het STO van 2005 bleek dat er onder de studenten onder andere ontevredenheid bestond over het op tijd beschikbaar zijn cijfers en roosterwijzigingen. De opleiding heeft de genomen acties om de tevredenheid hierover te verhogen, opgenomen in de verbeterbarometer op intranet. Er in zijn de verbeterpunten en de ‘stand’ van de verbeteringen voor de studenten inzichtelijk gemaakt. Tijdens de audit was duidelijk dat de cijfers en roosterwijzigingen ondertussen op tijd zijn. De invoering van het nieuwe studievoortgangsysteem Peoplesoft in september 2004 is niet probleemloos verlopen. Hoewel de cijfers bekend werden gemaakt op Blackboard binnen de afgesproken termijn van 10 werkdagen na afloop van de tentamens, duurde de publicatie in het studievoortgangsysteem aanzienlijk langer. Wanneer de kinderziektes uit het systeem verdwijnen, verwacht de opleiding dat tevredenheid op dit punt zal toenemen. Het auditteam heeft tijdens de visitatie gezien dat de digitale studiegids en Blackboard hun functie als informatiekanaal inmiddels goed vervullen. Studenten waren tevreden over de inhoud van de informatie en het tijdstip waarop zij de informatie ontvingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 48
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende. De studiebegeleiding zoals voorzien door de opleiding Scheepsbouwkunde, alsmede de daarmee verband houdende informatie aan studenten en docenten, zijn adequaat om de studievoortgang te faciliteren en sluiten aantoonbaar aan bij de behoeften van de studenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt voor de opleiding Scheepsbouwkunde het onderwerp ‘Voorzieningen’ als voldoende. • De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding Scheepsbouwkunde te realiseren; • De studenten begeleiding en de daarmee verbandhoudende informatie voorziening aan studenten zijn voldoende geregeld en sluiten aantoonbaar aan bij de behoefte van de studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 49
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen In de notitie ‘Kwaliteitszorg INHOLLAND; kaderstellend document’ is te lezen dat Hogeschool INHOLLAND gekozen heeft voor het EFQM/INK (European Foundation of Quality Management /Instituut Nederlandse Kwaliteit) als model voor kwaliteitszorg. INHOLLAND-breed wordt de ‘PDCA’-cylclus gehanteerd. De instelling heeft als streven in 2010 in fase 3 van de EFQM te verkeren. Dat wil zeggen dat de systeemgeoriënteerde fase is bereikt waarin: • Op alle niveaus systematisch wordt gewerkt aan de verbetering van de organisatie als geheel; • De PDCA-cyclus wordt toegepast in primaire, ondersteunende en besturingsprocessen; • Klantenfocus dominant is voor het beleid, dat erop is gericht problemen te voorkomen in plaats van te verhelpen; Het primaire proces staat in de kwaliteitszorg centraal. De School of Agriculture & Technology heeft zelf een notitie geschreven ‘Kwaliteitszorg in de School of Agriculture & Technology’ (december 2005). In deze notitie zijn beschreven: • De doelen die de School zich m.b.t. kwaliteitszorg stelt; • De organisatie van de praktijk van kwaliteitszorg; • De aandachtsgebieden van kwaliteitszorg; • De doelgroepen bij kwaliteitszorg; • De doelstellingen op het gebied van kwaliteitszorg; • De instrumenten in het kader van kwaliteitszorg voor kwantitatief evalueren. In deze notitie is aangegeven dat management en medewerkers doordrongen zijn van de noodzaak om te denken in termen van kwaliteitszorg en PDCA-cycli. Zij stellen zich tot taak concreter gericht te zijn op het benoemen van doelen, criteria en normen en het vervolgens meten van kwaliteit aan de hand van de daartoe opgestelde instrumenten. Tijdens de visitatie heeft het auditteam hiervan bewijs gezien in bijvoorbeeld de ‘verbeterbarometer’ op het intranet en in het document ‘Stand van zaken verbeteracties opleiding Scheepsbouwkunde, September 2006’. De School of Agriculture & Technology neemt de negen aandachtsgebieden van het hogeschool-brede EFQM-model als basisstructuur voor de inrichting van haar kwaliteitszorgsystematiek. Binnen deze structuur zijn de accreditatie-eisen meegenomen onder de aandachtsgebieden: management van processen (beoogde eindkwalificaties en studieprogramma), management van medewerkers, management van middelen, financiële resultaten en operationele resultaten. In schemavorm heeft de School in haar document de verschillende aandachtsgebieden aangegeven, de streefcijfers opgenomen, de verantwoordelijke(n) benoemd en de wijze waarop de borging plaatsvindt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 50
Dit laatste kan door het opstellen van een instellingsplan, een kaderbrief, een didactisch concept of een personeelsplan. Het auditteam heeft tijdens de visitatie geconstateerd dat de School tientallen borgingsmechanismen in haar uitwerking van de kwaliteitszog heeft opgenomen. De te bereiken verbeterpunten zijn onderdeel van de afspraken tussen de School-directie en het CvB. De verschillende verbeterplannen worden op elkaar afgestemd. Binnen het managementteam zijn de directeur en de programmadirecteur verantwoordelijk voor de afstemming van de verbeterplannen. Grote aanpassingen worden gecontroleerd door het management. Kleinere wijzigingen zijn de verantwoordelijkheid van coördinatoren en docenten(groepen). De Schooldirecteur heeft minimaal tweewekelijks overleg met het College van Bestuur. Iedere twee maanden wordt de voortgang van de verbeterplannen besproken in het managementteam. In de documentatie is aangegeven dat de School of Agriculture & Technology aan de hand van evaluatie instrumenten de tevredenheid van medewerkers, studenten (klanten) en de maatschappij (beroepenveld) meet. Volgens de digitale studiegids en het document ‘Kwaliteitszorg in de School of Agriculture & Technology ‘ hanteert opleiding Scheepsbouwkunde de volgende meetinstrumenten: 1. Studenten: • blok-evaluatie (na afloop van ieder blok); • stage-evaluatie (aan het einde van de stageperiode); • afstudeerevaluatie (jaarlijks); • studenttevredenheidsonderzoek (jaarlijks); • studentenpanel (na afloop van iedere periode); • interne audit (tweejaarlijks, door middel van een gespreksronde met studenten); • exit onderzoek (jaarlijks); • Aansluitonderzoek; • Evaluatie Studieloopbaanbegeleiding. 2. Medewerkers: • taakevaluatie (na ieder blok); • medewerkerstevredenheidsonderzoek (jaarlijks); • interne audit (tweejaarlijks, door middel van een gespreksronde met medewerkers). 3. Afnemend werkveld: • stage-evaluatie (aan het einde van de stageperiode); • beoordeling stage (aan het einde van de stageperiode); • beoordeling afstuderen (aan het einde van de afstudeeropdracht); • Werkveldonderzoek. 4. Alumni: • alumni-evaluatie Deze meetinstrumenten zijn gekoppeld aan een cyclus . Het auditteam heeft tijdens de visitatie inzage gehad in een uitgebreid Student Tevredenheids Onderzoek van eind mei 2006. In augustus 2006 is er in het kader van de verbeteracties onder de leerkrachten geïnventariseerd welke ervaringen zij graag willen doen in het kader van docentstages. Ook zijn er stage verslagen ingezien. In januari 2007 wordt er School-breed een alumni -platform opgericht. De respons op de alumni-evaluaties is de laatste jaren tegengevallen. De hoop bestaat dat door het opzetten van een platform de band tussen opleiding en afgestudeerden versterkt wordt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 51
Op grond van de uitkomsten van de evaluaties worden verbeteracties (in EFQM-model: ‘leren en verbeteren’) uitgevoerd met betrekking tot de aandachtsgebieden, zoals benoemd in het EFQM-model (zie facet 5.2). Naast deze evaluaties maken opleidingen gebruik van externe bronnen zoals Elsevier en de Keuzegids In de documentatie geeft de opleiding aan dat men het beoordelen op losse onderwerpen vermijdt. Interpretatie vindt altijd plaats binnen clusters van onderwerpen en in relatie tot andere aspecten. In het kwaliteitszorgplan van de School of Agriculture & Technology heeft het auditteam streefdoelen per evaluatie-instrument aangetroffen. Globaal formuleert de opleiding de kwantitatieve doelstelling als volgt: bij een 5-punts schaal wordt gestreefd naar een score van minimaal 3, bij een 10-punts schaal naar een score van minimaal 6. Het aantal ontevreden studenten, medewerkers of beroepenveld mag in ieder geval de 30% niet overstijgen. De streefdoelen op per studiejaar vastgestelde onderwerpen worden daar waar nodig per studiejaar geformuleerd in het managementcontract (zie hierboven). Ter adstructie geven wij twee voorbeelden van de wijze waarop de School streefdoelen heeft geformuleerd: Medewerkers zijn tevreden over de functie, de arbeidsomstandigheden, de werkdruk, de collega’s, de leidinggevenden, de ontwikkelingsmogelijkheden, de beloning, de betrokkenheid bij kwaliteitszorg en beleid. Meetinstrument: Medewerkertevredenheidsonderzoek (twee jaarlijks); Streefdoel: 3 Studenten zijn tevreden over het binnenschoolprogramma, het buitenschoolsprogramma, de docenten en de begeleiding, de toetsing, het studiemateriaal, de studeerbaarheid, de informatievoorziening, de voorzieningen, de betrokkenheid bij kwaliteitszorg. Instrument: Studententevredenheidsonderzoek (jaarlijks), verbeterbarometer; Periode evaluaties van onderwijseenheden; Ieder blok: onderzoek aansluiting vooropleiding; Onderzoek SLB; Streefdoel: minimale score van 3.0.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. De opleiding Scheepsbouwkunde wordt jaarlijks aan de hand van toetsbare streefdoelen geëvalueerd. De evaluaties vinden op vastgestelde tijden plaats en hebben daardoor een structureel karakter.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 52
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De opleiding geeft in de documentatie aan dat er op basis van de uitkomsten van studentenevaluaties in 2004 met studenten een debat gevoerd is naar aanleiding waarvan vervolgens een verbeterplan is opgesteld. Een van de uitkomsten was dat de opleiding zich sterk heeft gericht op het primaire proces omdat daar de meeste ‘pijnpunten’ van de studenten lagen. Op het intranet zijn deze vertaald in een ‘verbeterbarometer’. Deze geeft de studenten inzicht in de stand van zaken betreffende het behalen van de gestelde doelen. Uit evaluaties in 2005 onder studenten blijkt dat er sprake is van een stijging in de tevredenheid op meerdere aspecten. Uit gesprekken in 2005 met studenten blijkt echter dat sommige verbetermaatregelen nog onvoldoende zichtbaar zijn. Naast de verbeterbarometer worden gegevens van verbeterplannen en evaluaties van onderwijseenheden op Blackboard gepubliceerd. Er worden gesprekken gevoerd met ingestelde kwaliteitscirkels. Hierin vindt per blok overleg plaats tussen klassenvertegenwoordigers, docent coördinator en de opleidingsmanager. Naar verwachting zullen al deze maatregelen gezamenlijk ertoe bijdragen dat ingezette verbeteringen nog duidelijker zichtbaar worden voor de studenten. Tijdens de audit was te zien en te horen dat er wat betreft de ‘kleine kwaliteit’ (op tijd ontvangen van cijfers, roosters, roosterwisselingen, lokaalwijzigingen, etc) sinds 2005 veel vooruitgang is geboekt. Een aantal voorbeelden: studenten ontvangen hun cijfers op tijd, als het rooster gewijzigd wordt is dit tijdig bekend. Naar de mening van het auditteam heeft daaraan ook bijgedragen dat er door de opleiding recent veel aandacht is geschonken aan de SLB (naar aanleiding van evaluaties), waardoor studenten een aanspreekpunt hebben voor hun bezwaren. Daarnaast is vanaf studiejaar 2005-2006 een nieuwe klachtenprocedure ingezet binnen de School en is er sinds mei 2005 een klachtenmanager. De studenten weten de klachtenmanager te vinden. Deze handelt de klachten binnen het kader van de klachtenprocedure af. De School gaat er van uit dat deze procedure de tevredenheid over het afhandelen en vinden van een oplossing voor de klacht zal stijgen. Tijdens de visitatie heeft het auditteam zowel van de klachtenmanager als van de studenten kunnen horen dat de omgang met klachten én de aanpak ervan tot tevredenheid stemt. Het medewerkerstevredenheidsonderzoek gaf aanleiding tot verbetermaatregelen. Voorbeelden van verbetermaatregelen zijn de creatie van extra flexwerkplekken en het extra archief (waardoor docenten op de flexplekken meer ruimte hebben). De opleiding geeft in de documentatie aan dat men prioriteiten moet stellen in de veelheid aan verbeteracties die op basis van evaluaties kunnen worden uitgevoerd. Grote aanpassingen worden gecontroleerd door het management, dat daarover afspraken heeft gemaakt met het College van Bestuur. Kleinere wijzigingen zijn de verantwoordelijkheid van coördinatoren en docenten(groepen). Zo is er gezamenlijk met de docenten van Luchtvaarttechnologie een intervisiegroep opgericht met het doel trainingen op te zetten voor technisch inhoudelijke kennis. Recent (augustus 2006) zijn onder de docenten de behoeften aan een docentenstage op een werf en de behoefte van training/coaching in de taak van studieloopbaanbegeleider geïnventariseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 53
De resultaten van de verbeterplannen worden afhankelijk van de aard van de verbeteracties per blok, per jaar, of per vier jaar gemonitord en bijgesteld. Samenvattend concludeert het auditteam dat de School of Agriculture & Technology, opleiding Scheepsbouwkunde zeer intensief bezig is met het verbeterbeleid. De uitkomsten van periodieke evaluaties liggen aan de basis van de door de opleiding Scheepsbouwkunde geïnitieerde verbetermaatregelen, deze verbetermaatregelen dragen bij aan de realisatie van de door de opleiding gehanteerde streefdoelen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De uitkomsten van de periodieke (blok, jaarlijks, tweejaarlijks) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie op een adequate manier wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 54
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn –en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen In de documentatie geeft de opleiding aan dat studenten, alumni en het afnemend beroepenveld betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg. Hen wordt gevraagd bepaalde aspecten van de opleiding te evalueren. Naast het invullen van vragenlijsten worden ook gesprekken gevoerd met medewerkers, studenten en vertegenwoordigers van het beroepenveld ter verduidelijking en toelichting op de evaluatieresultaten. Studenten: Studenten worden op de hoogte gehouden van de resultaten van de evaluaties van onderwijseenheden door middel van publicatie van een samenvatting van de verbeterplannen op de Blackboardcourse Resultaten. Ook worden studenten door middel van de opleidingscommissie betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Verkiezingen voor de opleidingscommissie vinden om het studiejaar in oktober plaats. Tenslotte zijn er vier student lid van de School Medezeggenschapsraad. Deze speelt een rol bij de vaststelling van het beleid van de School en oefent invloed uit op dit beleid d.m.v. advies- en instemmingsrecht. (Zie ook facet 5.1 “Evaluatie Resultaten”). Medewerkers: Evaluaties van onderwijseenheden worden per blok besproken met het themateam, de themacoördinator is verantwoordelijk voor het opstellen van een verbeterplan. Wanneer een eenheid onvoldoende is beoordeeld, of wanneer er onduidelijkheid is over een bepaald resultaat wordt tevens gesproken met een of meer studenten. Op basis van de resultaten van het onderzoek onder medewerkers in 2004 is een werkdocument verbeterplan opgesteld. De verbeterpunten zijn volgens plan uitgevoerd. In 2005 is er weer een MTO geweest. De verbeterpunten staan iedere twee maanden op de agenda van het MT, er wordt ook overlegd met het MTO platform (voorheen MTO-stuurgroep). Naar aanleiding van het MTO van 2005 zijn de verbeterpunten geconcentreerd op het verbeteren van de communicatie en de verlaging van de werkdruk. Het auditteam heeft inzage gehad in het document ‘Rapportage verbeterplan MTO- versie 2, 01.10, 2005’ Daarin is te lezen dat de medewerkers bij het kwaliteitsbeleid betrokken worden. Om op gestructureerde wijze het verbeterplan te monitoren is een platform, bestaande uit vier docenten, één ondersteunend medewerker en de directeur van de School, ingesteld. De medewerkers worden op de hoogte gehouden van de ingezette verbeterplannen en de voortgang in de verwerkelijking hiervan door middel van rapportages en een nieuwsblad dat vanaf 2005-2006 in ieder blok is verschenen. Het auditteam heeft rapportages aan de medewerkers ingezien en acht deze adequaat. Tenslotte nemen medewerkers deel in Opleidingscommissies Scheepsbouwkunde en de School Medezeggenschapsraad. Eén docent van de School zit momenteel in de medezeggenschapsraad van de hogeschool. Alumni: De regelmatig uitgevoerde alumnionderzoeken (2004-2005) geven input voor het inzetten van verbeteringen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 55
Afgestudeerden kunnen hun mening geven over de tevredenheid van de aansluiting van het genoten onderwijs op de (eisen van) de beroepspraktijk. Vanaf studiejaar 2005-2006 start de School of Agriculture & Technology in samenwerking met Centrum voor Leermiddelenstudie Utrecht een longitudinaal alumni- en werkveldonderzoek. Eén van de doelen van dit onderzoek is om de aansluiting van competentiegericht onderwijs op de arbeidsmarkt te kunnen volgen. Bovendien verkrijgt de School nu beter zicht op de afgestudeerden. De opleiding ziet dit terugkerende onderzoek als een belangrijk onderdeel van het alumnibeleid dat de School in studiejaar 2005-2006 verder wil gaan uitwerken. Door een nauwer contact met afgestudeerden wordt het inwinnen van informatie van deze doelgroep vergemakkelijkt. Het longitudinaal onderzoek wordt jaarlijks uitgevoerd voor een periode van 5 jaar. Helaas was de deelname aan dit onderzoek teleurstellend. Er is nu een nieuw concept ontwikkeld. In 2007 wordt opnieuw een alumni onderzoek (nieuwe stijl) uitgevoerd speciaal voor de opleiding Scheepsbouwkunde. Het afnemend beroepenveld wordt op verschillende wijzen betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Ten eerste voorziet de beroepenveldcommissie de opleiding Scheepsbouwkunde van informatie die vervolgens als input dient voor onderwijsverbeteringen. Ten tweede speelt de stage- en afstudeerevaluatie hierin een belangrijke rol. Beleiders kunnen hierin zowel hun tevredenheid aangeven betreffende de organisatie en begeleiding van de stages/afstuderen, als kunnen beoordelen of de studenten op HBO-niveau kunnen functioneren in het betreffende vakgebied Het auditteam heeft inzage gehad in evaluatieformulieren voor externe begeleiders en een evaluatie van deze gegevens uit de periode 2005-2006.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. Belangrijk daarbij is de constatering van het auditteam, dat de opleiding Scheepsbouwkunde niet alleen de stakeholders bij de evaluaties betrekt, maar dat zij ook de uitkomsten ervan aantoonbaar gebruikt als basis voor haar verbeteringen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg’ voor de opleiding Scheepsbouwkunde als voldoende. • De interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt; • Interne kwaliteitszorg staat hoog op de agenda; • Studenten, docenten, het werkveld en alumni worden op actieve en georganiseerde wijze betrokken bij evaluaties; • De implementatie van het kwaliteitszorgsysteem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering (aan de hand van prestatie-indicatoren) wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 56
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijke gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde eindkwalificaties, heeft het auditteam nagegaan of, en zo ja, hoe de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusies dat heeft geleid. De opleiding heeft van de gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld doordat: • bij de beoordelingen externe begeleiders van de afstudeeropdracht worden betrokken; • beoordelingscriteria mede zijn gebaseerd op de generieke HBO-kenmerken waardoor het HBO-niveau geborgd is, (zie facet 2.1); • bij het afstuderen bovendien extern gecommitteerden worden ingeschakeld (colloquia); • studenten gesprekken hebben met hun coach in het kader van de studieloopbaanbegeleiding; • met behulp van diverse vragenlijsten in het werkveld (alumni en werkgevers, zie hieronder) wordt geëvalueerd of behaalde competenties voldoen. Het auditteam heeft tijdens de visitatie een aantal ingevulde vragenlijsten uit het werkveld en van alumni ingezien en geconcludeerd dat afgestudeerden de benodigde competenties beheersen en dat de competenties voldoen. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs een aantal eindwerkstukken ingezien en deze als voldoende beoordeeld.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleidingen als voldoende. Het feit dat de School ook zelf een goed zicht heeft op het gerealiseerde eindniveau; Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 57
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bij de beoordeling van de rendementcijfers van de opleidingen wordt het rendement vergeleken met kengetallen van vergelijkbare opleidingen, (Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek, Luchtvaarttechnologie en Scheepsbouwkunde in de periode 1999-2003) in Nederland met behulp van de site van de HBO-raad www.HBO-raad.nl. Gestreefd wordt naar minimaal een gelijk rendement. Het opleidingsrendement van vergelijkbare opleidingen is 54,4%. De opleiding Scheepsbouwkunde streeft echter naar een rendement van 70%. Daarnaast speelt bij het beoordelen van rendementen ook de bekostigingssystematiek van de overheid mee. De School hanteert bij de streefcijfers de volgende normen: • Gemiddelde verblijfsduur afgestudeerden: 4,20 jaar; • Gemiddelde verblijfsduur studiestakers: 1,35 jaar; • Uitval propedeuse in eerste studiejaar: 25% • Uitval in de hoofdfase: 5%; • Opleidingsrendement per instroomcohort: 70% Gemiddelde verblijfsduur afgestudeerden De cijfers van de huidige, in 2003 gefuseerde, opleiding zijn niet volledig bekend daar de studenten de opleiding nog niet hebben afgerond. Gemiddelde verblijfsduur studiestakers De gemiddelde verblijfsduur studiestakers ligt met 0,75 onder de door de hogeschool gestelde norm. Uitval propedeuse in eerste studiejaar De laatste uitvalgegevens zijn van 2004. De uitval was toen 41,5 %. Opleidingsrendement per instroomcohort De opleidingsrendementen van 1996 en 1997 (na 7 en 8 jaar) liggen bij de peildatum 2003 om en nabij het streefcijfer van 70%. Het rendement van het studiejaar 2004-2005 is: Cohort 1995 64.9 Cohort 1996 67.4 Cohort 1997 67.3 Cohort 1998 61.2 Cohort 1999 70.7 Over de cohorten tussen 2000 en 2006 is nog geen relevante informatie te geven. In facet 2.5. is besproken dat het werkveld meer afgestudeerden nodig heeft. De opleiding heeft maatregelen getroffen om rendementsverbetering te verwezenlijken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 58
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het gerealiseerde niveau komt aantoonbaar overeen met de streefcijfers die zijn geformuleerd; De opleiding scheepsbouwkunde heeft streefcijfers vastgesteld en concrete verbeterplannen ingezet om substantiële rendementsverbetering te verwezenlijken; Een voorbeeld hiervan is de intensieve Studieloopbaanbegeleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende. Het gerealiseerde niveau komt aantoonbaar overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. De opleiding Scheepsbouwkunde streeft aantoonbaar naar een substantiële verhoging van het rendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 59
3. SAMENVATTEND OORDEEL 3.1
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Scheepsbouwkunde voltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen Opleiding
Oordeel V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
V
V
V
V
V
V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 60
3.2
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool INHOLLAND in casu de School of Agriculture & Technology verzorgde HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 61
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren
Ir. J.F. (Jaap) Tjalma Opleiding TU Delft, Scheepsbouwkundig ingenieur Werkervaring 1967-1975 1975 -1978 1978-1999
Norske Veritas; Amsterdamse Droogdokmaatschappij; Hogeschool Haarlem/Sector Techniek
A. (Arjan) Klijnsoon Opleiding HTS Scheepsbouwkunde, Haarlem Post HBO bedrijfskunde, Den Haag Werkervaring 1980 - 1982 1982 - 2000 2000-2006 2006-heden
Engelaer Scheepsbouw B.V; B.V. Scheepswerf en machinefabriek ‘DE BIESBOSCH DORDRECHT’, Manager Marketing en Sales, Adjunct Directeur; Merwede Shipyard B.V., Technisch directeur IHC Holland Merwede Krimpen BV, Krimpen aan den IJssel, directeur
W.L.M (Wienke) Blomen De heer Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretaris-directeur, en sinds 1992 als senior-adviseur en later directeur en medeeigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. Ir. A.T. ( Fred) de Bruijn Fred is in 1982 afgestudeerd aan de Landbouw Universiteit Wageningen. Hij is nadien in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de vernieuwing van beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Doorgaans betrof dit het beta-georiënteerde onderwijs. Sinds 1994 is hij werkzaam bij Hobéon. Zowel bij afzonderlijke onderwijsinstellingen, regionaal en op landelijk niveau coördineert of ondersteunt hij vernieuwingstrajecten. Vertrekpunt daarbij is vrijwel altijd een betere aansluiting van het onderwijs op de wensen van nieuwe generatie leerlingen/studenten en van het bedrijfsleven. J.E. (Hans) Groeneveld Sinds 2004 is Hans Groeneveld student Martitieme Techniek aan de Technische Universiteit Delft. In het studiejaar 2005-2006 was hij student-assistent. Hij organiseerde in dat jaar diverse voorlichtingsdagen en diverse promotie activiteiten voor de opleiding Maritieme Techniek. Vanaf 2006 is hij als bestuurslid van de studievereniging ‘William Froude’ actief als Commissaris Onderwijs. Drs. M.C.E. Maring (Miranda) studeerde Architectuurgeschiedenis aan de VU te Amsterdam, afstudeerrichting Monumentenbeheer. Als bijvak volgde zij Restauratiekunde aan de TU Delft. Na haar studie begeleidde ze een aantal restauraties en werkte ze als free lance architectuurhistoricus aan verschillende publicaties. Miranda is bouwhistoricus in opleiding. Momenteel versterkt Miranda het adviseursteam van Hobéon Certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 67
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 68
Bijlage II. Deelnemers visitatie Bachelor Scheepsbouwkunde, voltijd. 3 oktober 2006
Auditteam: Wienke Blomen Fred de Bruijn Arjan Klijnsoon Jaap Tjalma Hans Groeneveld Secretaris: Miranda Maring Managementteam Ostara Bes (directeur) Maja Wisman (programma directeur) Willem Blauw (opleidingsmanager) Programma + Curriculum (didactisch concept, onderwijskundige visie en onderwijsontwikkeling) Lennart Nuhn (onderwijskundige en inhoudelijke major coördinator Technical Engineering) Wim Scheper (inhoudelijke minor coördinator Scheepsbouwkunde) Barbara van de Swaluw (onderwijskundige Examencommissie + toetsen Willem Blauw (secr. examencommissie) Pieter Blom (lid examencommissie) Bart Withaar (School decaan) Frank Verschoor (portefeuillehouder MT instroom en aansluiting) Peter Asjee (voorlichting & open dagen) Stage en Afstuderen Wim Blok (stage coördinator) Wim Scheper (stage- en afstudeerbegeleider) Paul Kees (stage- en afstudeerbegeleider) Docenten/ Programma Pieter Blom (SLB-coach) Belinda Kroes (docent Engels en Communicatie) Paul Kees (voorzitter opleidingcommissie en SLB-coach) Martin van Hees (internationalisering) Studenten 1 per opleidingsjaar - Hendrik Vegter SBK 1 - Michel Make SBK 2 - Jeroen Moens SBK 3 - Robin Segaar SBK 4 - Patrick Doodeman SBK 4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 69
Rondleiding voorzieningen Willem Blauw (opleidingsmanager) Michiel Hagebeek (composietenlaboratorium) Kwaliteitszorg Maja Wisman (kwaliteitszorg ambassadeur SoA&T) Barbara van de Swaluw (onderwijskundige) Belinda Kroes (docent) Jeannette Monster (klachten coördinator SoA&T )
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 70
BIJLAGE III: Tijd 08.30 – 08.45 08.45 – 09.00 Kamer:
09.00 – 10.00 Kamer:
Programma Visitatie Gesprekspartners Managementteam Ostara Bes (directeur) Maja Wisman (programma directeur) Willem Blauw (opleidingsmanager) Barbara van de Swaluw (onderwijskundige) Managementteam Ostara Bes (directeur) Maja Wisman (programma directeur) Willem Blauw (opleidingsmanager)
Auditoren Auditteam* Auditteam: Blomen, De Bruijn, Klijnsoon, Tjalma, Student, Maring
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Blomen, De Bruijn, Klijnsoon, Tjalma, Student, Maring
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Relatie beroepenveld Op hoofdlijnen: Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Kwaliteitszorg
10.00- 11.00 Kamer:
10.00 -11.00 Kamer:
11.00 – 11.15 11.15 – 12.00 Kamer:
11.15 – 12.00 Kamer:
Managementteam Ostara Bes (directeur) Maja Wisman (programma directeur) Willem Blauw (opleidingsmanager) Programma + Curriculum (didactisch concept, onderwijskundige visie en onderwijsontwikkeling) Lennart Nuhn (onderwijskundige en inhoudelijke major coördinator Technical Engineering) Wim Scheper (inhoudelijke minor coördinator Scheepsbouwkunde) Barbara van de Swaluw (onderwijskundige)
Blomen, Klijnsoon, Maring De Bruijn Tjalma, Student
Auditteam De Bruijn Tjalma Maring
Examencommissie + toetsen Willem Blauw (secr. Examencommissie) Pieter Blom (lid examencommissie) Bart Withaar (School decaan) Frank Verschoor (portefeuillehouder MT instroom en aansluiting) Peter Asjee (voorlichting & open dagen) Stage en Afstuderen Blomen, Wim Blok (stage coördinator) Klijnsoon Wim Scheper (stage- en Student afstudeerbegeleider) Paul Kees (stage- en afstudeerbegeleider)
Gedetailleerder: Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Kwaliteitszorg Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding
Interne terugkoppeling, verificatie Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast Relatie beroepenveld Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Relatie eindkwalificaties en programma
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 71
12.00-13.00 Kamer:
(Docenten) Programma Pieter Blom (SLB-coach) Belinda Kroes (docent Engels en Communicatie) Paul Kees (voorzitter opleidingcommissie en SLB-coach) Martin van Hees (internationalisering
Blomen Klijnsoon Maring
Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Internationalisering Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding
12.00-13.00 Kamer:
Studenten 1 per opleidingsjaar - Hendrik Vegter SBK 1 - Michel Make SBK 2 - Jeroen Moens SBK 3 - Robin Segaar SBK 4 - Patrick Doodeman SBK 4
De Bruijn Tjalma Student
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Blomen, Klijnsoon Maring
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld
De Bruin Tjalma Student Auditteam
Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
13.00 – 13.45 Restaurant 13.45- 14.45 Kamer:
14.45-15.30 Kamer:
14.45 – 15.30 Kamer:
Rondleiding voorzieningen Willem Blauw (opleidingsmanager) Michiel Hagebeek (composietenlaboratorium) Kwaliteitszorg Maja Wisman (kwaliteitszorg ambassadeur SoA&T) Barbara van de Swaluw (onderwijskundige) Belinda Kroes (docent) Jeannette Monster (klachten coördinator SoA&T ) Verificatie documenten
15.30 – 15.45 Kamer: 15.45 – 16.15 Kamer:
16.15 – 17.00 Kamer: 17.00 – 17.30 Kamer:
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Alle gesprekspartners & genodigden
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen (Deel) Auditteam Pending issues Vrije ruimte voor verdieping en/of additionele gespreksonderwerpen
Auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 72
Bijlage IV Beroepenveldcommissie Scheepsbouwkunde INHOLLAND, November 2006
1 2 3 4 5 6
7 8
Naam ir. J.H.C. Meijers Bakker, Jaap Bodewes, Theckla Dekker, Jan-Wim Janse, Wim Kramers, Caspar
Bedrijf De Vries
Functie
Van Oord
Manager Plant Department Directeur
Schijndel, Bert van Strijland, Rob
Keppel Verolme Wagenborg
De Kaap Damen Gusto IHC Holland Merwede
Executive Director Corporate Affairs Algemeen Directeur Manager Development Department Manager Human Resources Technisch Directeur
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Scheepsbouwkunde, Hogeschool INHOLLAND 73