Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd - deeltijd - duaal Hogeschool Utrecht
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voltijd - deeltijd - duaal CROHO nr.: 34616 Hogeschool Utrecht
Hobéon® Certificering BV augustus 2008 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen W.S.A. Huibregtsen Prof. dr. H.R.L.L. Vlaeminck C.M.N.C. Grefte-Janssen Onderwijskundige / secretaris: Drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3. 1.3.4. 1.3.5. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Recente geschiedenis MWD Integratie onderwijsprogramma’s binnen Instituut voor Social Work Implicaties integratie opleidingen MWD De Horst en Hogeschool Utrecht Competentiematrix domein Social Work Varianten Proef visitatierapport ‘Alle begin is moeilijk’ Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie MWD 1 en 2 oktober 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 13 15 15 18 21 24 27 29 30 32 36 36 38 40 43 43 45 48 48 50 51 53 53 56
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD deeltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD duaal Integraal oordeel/ advies aan NVAO
58 58 59 60 61
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 1 en 2 oktober 2007.
1 1 1 1 1 2 2 2 3 3 3 3 5 6 7 7
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool Utrecht, in casu het Instituut voor Social Work (ISW), verzorgt de HBO bachelor opleidingen SPH, CMV, Creatieve Therapie en MWD. Het voorliggende rapport heeft betrekking op Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, voltijd crohonummer: 34616 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, deeltijd crohonummer: 34616 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, duaal crohonummer: 34616 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd-, deeltijd- en duale variant van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (hierna: MWD) in één rapport samengevat omdat alle varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de drie varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding MWD, voltijd, deeltijd, duaal.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
Wij gaan hierna uitgebreider in op de karakteristiek van de opleiding MWD, dit gelet op het feit dat: de opleiding in verschillende varianten verzorgd wordt in Utrecht en Amersfoort; de opleiding in Amersfoort is ontstaan na een fusie van de Hogeschool van Utrecht met de (voormalige) Hogeschool de Horst.
1.3.1.
Recente geschiedenis MWD
De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van Hogeschool Utrecht maakt deel uit van ISW. De hogeschool is bestuurlijk onderverdeeld in faculteiten. Het instituut behoort tot de Faculteit Maatschappij & Recht en kent naast MWD ook de opleidingen voor Culturele en Maatschappelijke Vorming, Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Creatieve Therapie. In Utrecht biedt de opleiding een voltijd- en een deeltijdvariant aan. In Amersfoort een voltijdse, een deeltijdse en een duale variant. De opleiding MWD van Hogeschool Utrecht bestaat in de huidige vorm sinds 1 september 2005. Zij is tot stand gekomen na de fusie tussen Hogeschool Utrecht en Hogeschool de Horst, die plaatsvond op 1 september 2005. De opleidingen van De Horst verhuisden toen van Driebergen naar Amersfoort. De opleiding wordt in Amersfoort en Utrecht in 2006/2007 verzorgd door verschillende teams. In Utrecht zijn er twee teams, één voor de voltijdopleiding MWD en één voor de deeltijdopleiding. Alle deeltijdopleidingen van ISW zijn hier (nog) gebundeld in een afzonderlijke afdeling. In Amersfoort is er één team voor de opleiding MWD. Dit team is verantwoordelijk is voor zowel de voltijdse, de deeltijdse als de duale variant. Het team van Amersfoort en het team van Utrecht hebben gezamenlijk één onderwijsmanager.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 1
1.3.2.
Integratie onderwijsprogramma’s binnen Instituut voor Social Work
De fusie tussen de Hogeschool De Horst (Driebergen) en de Hogeschool Utrecht biedt het organisatorische kader om het onderwijs op de twee locaties op het niveau van de onderwijsprogramma’s verder te integreren. Dit gebeurt in samenhang met de vernieuwing van het gehele onderwijs in het Instituut voor Social Work, die zich ook uitstrekt tot MWD. Deze programmatische vernieuwing wordt sinds september 2006 geleidelijk doorgevoerd. Met ingang van 2006/2007 is in het instituut een gemeenschappelijke, brede propedeuse tot stand gekomen. Vanaf 2007/2008 zullen de hoofdfases van de opleidingen stapsgewijs vernieuwd worden. In samenhang met de vernieuwing van het onderwijs wordt tevens gewerkt aan een herinrichting van het instituut. Deze zal worden doorgevoerd met ingang van 2007/2008.
1.3.3.
Implicaties integratie opleidingen MWD De Horst en Hogeschool Utrecht
In de documentatie geeft de opleiding aan dat het samengaan van de sociaalagogische opleidingen van Hogeschool Utrecht en Hogeschool de Horst kansen biedt, die men niet onbenut wil laten. Om hiervan optimaal gebruik te kunnen maken, is besloten tot een herinrichting van het Instituut voor Social Work. Deze wordt voorbereid in het studiejaar 2006/2007 en zal leiden tot een nieuwe structuur met ingang van 2007/2008. De nieuwe inrichting van het instituut dient mede om zowel het aanbrengen van deze brede basis als het specialiseren in één van de agogische beroepen (MWD, SPH, etc.) te kunnen laten plaatsvinden. De ontwikkeling naar een gezamenlijk curriculum voor MWD vindt plaats in het kader van een bredere innovatie van het onderwijs in het Instituut voor Social Work, waarbij ook de opleidingen SPH, CMV en CT betrokken zijn. Deze vernieuwing is gebaseerd op analyses van ontwikkelingen in het beroepenveld, de arbeidsmarkt en het onderwijs en is ingekaderd in het beleid van hogeschool en faculteit. In de beroepspraktijk van Social Work is de laatste jaren onderkend dat de verschillende sociaalagogische beroepen veel overeenkomsten hebben. Daarnaast wint het inzicht veld dat iedere beroepsbeoefenaar moet kunnen werken vanuit verschillende agogische invalshoeken, veelal in samenwerking met andere disciplines. Vanuit de beroepspraktijk wordt dan ook gepleit voor een verbreding van de ‘scope’ van de beginnende beroepsbeoefenaren. Dit komt tot uitdrukking in de nieuwe beroepenstructuur voor de sociaalagogische beroepen, waarin wordt uitgegaan van één sociaalagogisch domein met daarbinnen verschillende beroepen. Het doel van de onderwijsinnovatie is om de opleidingen te verbreden, zonder dat de eigenheid verloren gaat.
1.3.4.
Competentiematrix domein Social Work
Bij de vernieuwing van het curriculum wordt rekening gehouden met de landelijke opleidingsprofielen van MWD, CMV, SPH en CT. Uit een analyse in 2004 in HSAO-verband is gebleken dat deze veel overeenkomsten hebben. Door ISW is een hiermee vergelijkbare analyse gemaakt van de overeenkomsten en verschillen tussen de competenties van de opleidingen van het instituut. Deze analyse heeft geleid tot een competentiematrix van het Instituut voor Social Work, die bestaat uit een stam van twaalf competenties met een indeling in drie segmenten. De gemeenschappelijke propedeuse is in 2006/2007 van start gegaan. Het programma wordt voor een deel aangeboden in periodes. Het studiejaar is onderverdeeld in vier periodes. In elke periode staan een bepaald thema en een opdracht centraal. Bijvoorbeeld: ‘ontwerpen van een plan van aanpak’ en ‘verrichten van een cliënttevredenheidsonderzoek’. Het programma bestaat daarnaast uit enkele onderdelen die het gehele jaar doorlopen. Bijvoorbeeld: ‘werken in de beroepspraktijk’, ‘oriënteren op het beroep’ en ‘sturen en verantwoorden van de eigen ontwikkeling en loopbaan’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 2
1.3.5.
Varianten
De deeltijdopleidingen van Social Work vormen in 2006/2007 te Utrecht organisatorisch nog een afzonderlijke afdeling. Het bestaande programma van MWD-deeltijd in Utrecht is voor 70% ‘Social Work- met een MWD inkleuring’ en voor 30% ‘MWD-specifiek’. Dit laatste betreft de methodische vakken van MWD. In Amersfoort zijn de deeltijd- en duale variant ondergebracht bij de voltijdopleiding. De programma’s sluiten aan op dat van de voltijdopleiding. De onderwijsinnovatie geldt ook voor de deeltijd- en duale varianten van MWD. Het aanhaken van de deeltijden duale varianten aan de (vernieuwde) voltijdopleidingen behoort mede tot de doelstellingen van het innovatieproject.
1.4.
Proef visitatierapport ‘Alle begin is moeilijk’
In het studiejaar 2000/2001 zijn de opleidingen voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening gevisiteerd. De kwaliteit van de opleiding is hierbij beoordeeld op zes standaardcriteria met behulp van verificatiepunten. De kwaliteit van de MWD-opleidingen van de (toenmalige) Hogeschool van Utrecht en van Hogeschool de Horst werd op de meeste criteria als voldoende beoordeeld, bij enkele onderdelen was er kritiek. De kwaliteit van de toetsing werd bij MWD Hogeschool van Utrecht als ‘matig’ beoordeeld en bij MWD van De Horst als ‘onvoldoende’. Een ander punt van kritiek betrof de begeleiding bij de deeltijdopleidingen van het buitenschools programma. Bij de Hogeschool van Utrecht vond de visitatiecommissie deze matig en bij De Horst onvoldoende. Bij de begeleiding van het buitenschools programma werd met name kritiek geleverd op de deeltijdopleiding van De Horst, die werd vergeleken met de vroegere zgn. urgentieopleiding. In de huidige opzet wordt vanuit de deeltijdopleiding MWD een duidelijke samenhang aangebracht tussen het binnenschools- en buitenschools leren. Dit gebeurt via leertaken die studenten binnen hun praktijkinstelling moeten uitvoeren.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de drie opleidingsvarianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een MWD opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 3
De Hogeschool Utrecht heeft een set van ijkpunten (EVINAC) ontwikkeld, die o.a. dienen als de instellingsspecifieke vertaling van het NVAO-accreditatiekader en die op een aantal aspecten een eigen (streef)norm bevatten. De opleiding heeft in haar Management Review aangegeven hoe zij zich tot deze normstelling verhoudt. Ook dit instellingsspecifieke kader heeft het auditteam in zijn beoordeling betrokken. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door MWD aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de drie opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Maatschappelijk werk en Dienstverlening, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’/secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. 1
Visitatie heeft op 1 en 2 oktober plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 4
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Een deel van het auditteam, i.c. de voorzitter van het auditteam en de secretaris, heeft op 19 juni 2008 additioneel afstudeerpresentaties van MWD studenten bijgewoond. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 5
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Onderwijskundige/secretaris:
Drs. W.G. van Raaijen W.S.A. Huibregtsen Prof. dr. H.R.L.L. Vlaeminck C. M.N.C. Grefte-Janssen (studentlid) Drs. G.W.M.C. Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding MWD noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Van Raaijen heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 6
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding MWD noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De werkvelddeskundige, mevrouw Huibregtsen, heeft zich in haar beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien heeft zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld tegen de achtergrond van de eisen die het beroepenveld stelt. Mevrouw Huibregtsen is thans divisiemanager maatschappelijk werk en gespecialiseerde verzorging bij Vitras instelling voor thuiszorg, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk. Zij is sinds 2006 voorzitter van het Landelijk overleg AMW instellingen. De vakdeskundige, mevrouw Vlaeminck, heeft zich in haar beoordeling eveneens gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties en (iii) de programma-inhoud. Bovendien heeft zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Mevrouw Vlaeminck is verbonden aan de Arteveldehogschool opleiding Sociaal Werk in Gent van 1977 tot heden als praktijklector, methodieklector social casework & deontologie en onderzoeksmedewerker. Tevens is zij docente aan de Katholieke Universiteit Leuven in de Master opleiding Sociaal Werk en Sociaal Beleid. Mevrouw Huibregtsen en mevrouw Vlaeminck hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld en vakgebied een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van MWD op HBO-niveau. De deskundige ‘onderwijs’ heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Broers heeft een grote onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Mevrouw C. Grefte - Janssen heeft als student-lid deelgenomen aan de tweedaagse audit. Zij is vierdejaarsstudent MWD aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie MWD 1 en 2 oktober 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen MWD – Utrecht De eindkwalificaties van de opleiding zijn in Utrecht (voltijd, deeltijd) gebaseerd op het landelijk opleidingsprofiel dat in april 2000 is vastgesteld. In het landelijk opleidingsprofiel MWD zijn de gemeenschappelijke eindkwalificaties gedefinieerd als competenties van de beginnende beroepsbeoefenaar. Dit landelijk profiel is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de opleidingen, in nauw overleg met het beroepenveld. Het is gebaseerd op het ‘Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker’, dat is ontwikkeld door de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. De Utrechtse opleiding MWD heeft haar competenties geordend in drie clusters, conform het landelijk opleidingsprofiel: hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen; werken in en vanuit een arbeidsomgeving; werken aan professionaliteit en professionalisering. Op basis van de landelijk geformuleerde twintig competenties, die zijn afgeleid van het landelijk profiel, heeft de opleiding een eigen visie op het beroep ontwikkeld. Dit ‘Utrechtse profiel’ bestaat uit de volgende elementen: handelen vanuit een eigen visie op het beroep. De opleiding wil bereiken dat de beginnende beroepskracht kan handelen vanuit een eigen visie op het beroepsmatig handelen; handelen vanuit een eigen visie leidt ertoe dat men het eigen handelen kan en wil legitimeren, hetgeen wij beschouwen als een wezenskenmerk van professionaliteit; werken vanuit de context. Problemen van cliënten zien wij niet als een geïsoleerde gegevenheid, maar als mede bepaald door de context. Wij willen bewerkstelligen dat studenten leren denken en handelen vanuit inzicht in de context; brede oriëntatie. In onze visie dient de beginnende beroepskracht ‘gedegen’ en ‘eigentijds’ te zijn. in staat om te gaan met een breed scala van complexe hulpvragen; werken vanuit inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen; bevorderen van sociale en culturele participatie van burgers. De MWD’er dient in onze visie de competenties van mensen te versterken, de sociale contacten uit te breiden en de deelname aan sociale en culturele activiteiten te vergroten; internationale dimensie. De opleiding geeft in de studiehandleidingen aan, welke competenties op welk eindniveau moeten zijn verworven. De te realiseren competenties voor het afstudeerprogramma zijn geoperationaliseerd in concrete prestatiecriteria en ook de wijze van beoordeling is precies beschreven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 8
Voor de deeltijdvariant van MWD is gekozen voor dezelfde invalshoek. De deeltijdvariant werkt vanaf september 2002 nauw samen met de andere deeltijdopleidingen (Sociaal-Pedagogische Hulpverlening en Culturele en Maatschappelijke Vorming) te Utrecht. Deze samenwerking heeft geleid tot het ‘Onderwijsbeleidsdocument deeltijd Social Work’. Hiermee werd een stap gezet in de richting van een brede bachelor. MWD - Amersfoort Voor de Amersfoortse vestiging van de opleiding MWD (voltijd, deeltijd en duaal) geldt dat ook deze gebaseerd is op het landelijk opleidingsprofiel. De beroepskwalificaties zijn verder onderverdeeld en vertaald in opleidingskwalificaties zoals deze zijn terug te vinden in de studiegids en de periodeboeken of in beroepscompetenties in de stagegids en praktijkgids. Het auditteam merkt op dat de opleiding een specifieke visie op opleiden, die is bepaald door de specifieke onderwijsvisie van de MWD/opleiding van De Horst. Uitgangspunt voor het ´Amersfoortse´onderwijsconcept is het principe van het innoverend leren. Kernbegrippen hierin zijn zelfreflectie en zelfsturing. Volgens deze onderwijsvisie leert de student geleidelijk de sturing van zijn leerproces zelf in de hand te nemen en hiervoor zelf de verantwoordelijkheid te dragen. Het ‘Amersfoortse profiel’ is tot stand gekomen in overleg met vertegenwoordigers van de praktijk. De opleiding had in Driebergen een actieve beroepenveldcommissie, die in deze hoedanigheid bijeenkwam tot november 2005. Na de fusie met de Utrechtse hogeschool zijn de taken overgenomen door de Raad van Advies (zie hierna). De Amersfoortse opleiding werkt aan de vernieuwing van het profiel en de daarin opgenomen competenties. In studiejaar 2007/2008 wordt het vernieuwde tweede jaar geïmplementeerd. In datzelfde jaar wordt het derde en vierde jaar ontwikkeld. In studiejaar 2008/2009 wordt het vernieuwde derde jaar ingevoerd en in studiejaar 2009/2010 het vierde jaar. Uitgaande van een brede bachelor is vanuit een gezamenlijke visie op het beroep een nieuw, gezamenlijk curriculum voor de hoofdfase van MWD ontwikkeld, waarin alle onderdelen van het landelijke onderwijsprofiel MWD op een herkenbare wijze zijn meegenomen. Leidend daarbij is de recent verschenen nieuwe versie van het ‘Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker’, die is uitgebracht door de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. De eindkwalificaties / competenties van de opleiding zullen in studiejaar 2007-2008 op instituutsniveau worden vastgesteld in overleg met de Raad van Advies. Ten aanzien van dit internationaliseringsbeleid geeft de opleiding in de documentatie verder aan dat: studenten van de voltijdopleiding de mogelijkheid hebben een internationale stage te doen; studenten van voltijd en deeltijd deel kunnen nemen aan excursies in het buitenland en/of aan de internationale week; studenten van voltijd en deeltijd volgen in het regulieren onderwijsprogramma van het 3de jaar een week lang een internationaliseringsprogramma; de opleiding participeert in het deelproject internationalisering dat op instituutsniveau wordt uitgevoerd als onderdeel van de onderwijsinnovatie van ISW. Dit project heeft inmiddels de kaders opgeleverd voor de internationalisering van het curriculum. Uit de documentatie en uit gesprekken met studenten blijkt dat zij weinig aandacht ervaren voor internationale ontwikkelingen in het beroep (zie ook facet 2.1). De opleiding heeft in maart 2007 twee ‘Internationale dagen’ georganiseerd met als thema ‘uitdagingen voor sociaal werk(ers)’. Doel was om studenten en docenten van de opleiding MWD en SPH de gelegenheid te bieden te reflecteren op en te
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 9
discussiëren over de gevolgen van Europese en mondiale ontwikkelingen voor het beleid, de praktijk en het onderwijs in het Social Work domein. De Amersfoortse opleiding maakt deel uit van een netwerk met opleidingen in Groot-Brittannië, Duitsland (Berlijn, Fulda), Finland, Denemarken, Zweden, Spanje, Italië en Polen. Daarnaast bestaan samenwerkingsverbanden met Midden-Amerika. Uit alumni onderzoek is gebleken dat 34% van de afgestudeerden vindt dat de competenties goed corresponderen met de taken en verantwoordelijkheden van de beginnende beroepsbeoefenaar. 49% bestempelt de opleiding als voldoende en 17% geeft aan hierin matig te zijn uitgerust. De docenten binnen beide vestigingen geven aan dat zij veel contact met het veld hebben. Zij noemen in dit verband: bezoeken aan de stageadressen, de beroepenveld commissie, convenant met het werkveld van de maatschappelijke opvang en contacten met alumni. Zij voelen zich verantwoordelijk om het werkveld uit te dagen mee te denken en input te leveren. Opvallend is dat er vooral veel contacten zijn met de maatschappelijke opvang, maar minder met andere werkvelden. Dat leidt in ieder geval tot een beeld van het algemeen maatschappelijk werk dat niet meer actueel is. Maar hier ligt naar de mening van het auditteam ook een verantwoordelijkheid voor het werkveld zelf. Geconstateerd kan in ieder geval worden dat niet met het hele werkveld goede contacten zijn. Sinds voorjaar 2005 is er op instituutsniveau een Raad van Advies actief die domeinbreed is samengesteld. Het auditteam stelt vast dat hiertoe behoren vertegenwoordigers van onder andere een TBS kliniek,Cumulus Welzijn en het Centrum Maliebaan. Daarnaast heeft de opleiding een beroepenveldcommissie die betrokken bij de inhoudelijke ontwikkelingen binnen de opleiding. Deze beroepenveldcommissie bestaat uit twee personen. Positief is het auditteam over de ontwikkeling van een kenniscentrum en de lectoraten binnen de opleiding. De wijze van organiseren is interessant en lijkt veel ruimte te geven voor nieuwe ontwikkeling, op vraag van het veld, kweekvijvers voor docenten en studenten. Dit moet nog wel systematisch ontwikkeld en geborgd worden in de planning en control cyclus. Actualiteit wordt vormgegeven in de minors. Het was voor het auditteam ten tijde van de audit nog te vroeg om iets te concluderen over de effectiviteit daarvan. Wel merkt het auditteam op dat thans een systematische aanpak ontbreekt: welke actualiteit zien we, hoe worden we gevoed door het werkveld, hoe gaan we die onderzoeken, wanneer en hoe besluiten we of het onderdeel van het programma moet worden. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding MWD biedt een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met collega sociaalagogische opleidingen zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd; de opleiding onderhoudt gestructureerde contacten met het beroepenveld, onder andere via deelname aan relevante vormen van overleg op landelijk en regionaal niveau zoals via de beroepenveldcommissie en de Raad van Advies. Wel adviseert het auditteam de opleiding om een bredere vertegenwoordiging in te zetten binnen de beroepenveldcommissie en de contacten met het werkveld uit te breiden; de opleiding heeft diverse contacten met opleidingen in het buitenland, buitenlandse gastsprekers en internationale stageorganisaties. Studenten zouden naar de mening van het auditteam duidelijker gewezen moeten worden op de mogelijkheden om ook in het buitenland stage te lopen. Het auditteam realiseert zich in dit verband dat de student het ook moet willen. Voor een deel is daarmee internationalisering ook een attitudekwestie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort De studenten van de opleiding MWD komen in het algemeen terecht in de welzijnssector en in de gezondheidssector. Zij zullen, als maatschappelijk werker, actief zijn in branches als GGZ, maatschappelijke opvang en -dienstverlening, jeugdzorg, gehandicaptenzorg, of in de justitiële en forensische hulpverlening. De afgestudeerde bachelor biedt ondersteuning, begeleiding en dienstverlening en werkt ontwikkelingsgericht voor cliënten een tijdelijke of langdurige hulpvraag hebben. De opleidingen in Utrecht en Amersfoort bediscussiëren de visie op bachelorniveau intern en met het (regionale) werkveld. Door het gebruik van Dublin Descriptoren sluit de opleiding aan op wat op Europees niveau als gangbaar bachelorniveau wordt geaccepteerd. De eindkwalificaties van de opleiding voldoen hierdoor aan de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. De opleiding heeft een overzicht gemaakt van de descriptoren en de realisatie in het opleidingsprogramma. Daarin is bovenstaande duidelijk te herkennen. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden Kennis en inzicht , Toepassen kennis en inzicht, Oordeelsvorming, Communicatie en Leervaardigheden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de verschillende eindkwalificaties. Kennis en inzicht De inzichtelijke kennis omvat de theorieën, concepten en modellen die in de sociale wetenschappen bekend, gangbaar en beproefd zijn in relatie tot de vragen vanuit het beroep. De student heeft de inzichtelijke kennis nodig om hieraan te kunnen refereren bij de ontwikkeling van praktijktheorie. Omgekeerd zal de student in staat moeten zijn om verbindingen te leggen tussen nieuwe ontwikkelingen en nog niet gangbare en/of beproefde inzichtelijke kennis. De cognitieve vaardigheden op productief niveau zijn van belang omdat de beroepsbeoefenaar zich een wetenschappelijke manier van denken dient eigen te maken. Een manier van denken die van een afgestudeerde bachelor mag verwachten omvat onder andere: het beheersen van basiskennis en het gebruikmaken van bronnen; methodisch werken; het nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leren. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde MWD’er wacht niet af tot hem vragen of problemen voorgelegd worden, maar is zelf actief in het signaleren van mogelijke vragen en behoeften. Vanwege de complexiteit en verwevenheid van problemen zoekt deze een adequaat antwoord in hulp- en dienstverlening. Integratief werken betekent het in een optimale mix: hanteren van verschillende methodieken en methoden van hulp- en dienstverlening; gebruiken van professionele vaardigheden;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 11
maakt zich snel nieuwe kennis eigen en past deze toe; werken met individuen en met verschillend samengestelde groepen; hanteren van verschillende vormen van gespreksvoering binnen de hulp- en dienstverlening.
Oordeelsvorming Complexiteit doet zich zowel voor in het handelen van de MWD’er als in de situatie waarin deze zich bevindt. Het beroepsmatige handelen is complex wanneer de MWD’er niet kan teruggrijpen op standaardprocedures, maar combinaties van procedures dient toe te passen of nieuwe procedures moet ontwikkelen. Complexiteit in een situatie doet zich op meer niveaus voor: binnen het cliëntsysteem, in de hulpvraag, in de instelling en in de maatschappelijke context. De maatschappelijk werker kan deze complexe situaties door- en overzien en is in staat daarin doelmatig en flexibel te handelen. Kernbegrippen hierbij zijn: verbanden leggen, afleiden, schatten, concluderen, verklaren. De maatschappelijk werker kiest weloverwogen of verwijst naar en/of werkt samen met aangrenzende beroepsgroepen. Daartoe heeft deze een open oog voor de zienswijze, de aanpak en de doelstelling van aangrenzende beroepen. Communicatie Vraaggericht werken wil zeggen dat in elke fase van de hulp- en dienstverlening de vraag en de behoefte van de cliënt primair bepalend zijn voor de vorm die hulp- en dienstverlening aannemen. Het betekent dat de MWD’er dient te verantwoorden: op welke wijze de gekozen vorm van hulp- en dienstverlening aansluit op de gestelde vraag van de cliënt; of, en in hoeverre, deze de vraagstelling heeft vertaald of geïnterpreteerd alvorens tot een vorm van hulp- en dienstverlening te komen; het (h)erkennen van de eigen zijns- en zienswijzen van de cliënt en deze als uitgangspunt nemen voor het eigen handelen. Deze sluit aan bij de achtergronden van de cliënt; de MWD’er is zich bewust van zijn of haar eigen zijns- en zienswijzen en de manier waarop die in de hulp- en dienstverlening doorwerken. Kernbegrippen hierbij zijn: opnoemen, recapituleren, aanwijzen, betrekken, interpreteren en beschrijven. Leervaardigheden Verantwoorden houdt in dat de beginnend beroepsbeoefenaar het toekomstig (beroepsmatig) handelen kan bijstellen op grond van de evaluatie van het eigen beroepsmatig handelen. De opleiding wijst er in de documentatie nadrukkelijk op dat de MWD’er in staat moet zijn om zich snel in te werken in nieuwe situaties. De MWD’er maakt zich daartoe doelgericht nieuwe kennis snel eigen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de competenties zijn herleidbaar tot de Dublin Descriptoren; de competenties van de MWD opleiding bevatten daardoor alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort De eindkwalificaties van de opleiding zijn op landelijk niveau in samenspraak met het beroepenveld tot stand zijn gekomen. De eindkwalificaties zijn in het landelijk opleidingsprofiel helder afgegrensd ten opzichte van enerzijds het wetenschappelijk onderwijs en anderzijds het middelbaar beroepsonderwijs. Doelstelling van de opleiding is om studenten op te leiden tot MWD’ers die vanuit de kerntaken van het beroep maatschappelijk werk: deskundig theorie en methodiek hanteren en keuzes daarbij kunnen onderbouwen en verantwoorden; kritisch normatief zich kunnen positioneren ten opzichte van. Cliënten en in de organisatie en de maatschappij; zelf leiding kunnen geven en beleidsmatig kunnen handelen; kunnen bijdragen aan het beroep door onderzoek en innovatie; hun eigen levenslang leren én leren van anderen kunnen vormgeven; kunnen omgaan met de (on)mogelijkheden van diversiteit en grootstedelijkheid door sociaal culturele verbeeldingskracht; zich bewust zijn van de maatschappelijke taak van het maatschappelijk werk en daarnaar kunnen handelen. De wensen en behoeften van het werkveld bereiken de opleiding uit verschillende bronnen, zoals via de werkveldklankbordgroep, stagebegeleiding en medewerkers die zelf ook deels werkzaam zijn in het werkveld. Deze wensen en behoeften worden verwerkt in het curriculumaanbod, in studiedagen, workshops of cursussen. In alle gevallen is sprake van een meer of minder intensieve samenwerking tussen opleiding en (delen van) het werkveld. De competenties die meer overstijgend zijn bij de uitoefening van het beroep, worden in de opleiding aangeboden tot en met het vierde studiejaar. Na het afstuderen kan de MWD’er zich in de beroepspraktijk op alle gebieden verder bekwamen tot een ervaren beroepsbeoefenaar, zo geeft de opleiding aan. Voor de opleiding MWD in Utrecht en Amersfoort geldt samenvattend dat het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties een voldoende niveau van beroepsuitoefening omvatten en aansluiten bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de MWD opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds onder facet 1.2 als voldoende. Wat betreft de competenties merkt het auditteam samenvattend op dat deze zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als regionaal. Daarmee is op het niveau van de competenties de oriëntatie op het voor MWD relevante werkveld geborgd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 13
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de competentie ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke competenties is ook het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar geformuleerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor alle opleidingsvarianten als voldoende: de MWD opleiding heeft voldoende zicht op de actuele ontwikkelingen binnen het domein van maatschappelijk werk en dienstverlening; het werkveld is betrokken bij het opstellen van opleidingsdoelstellingen en beroepscompetenties. Wel zou het werkveld breder vertegenwoordigd kunnen worden binnen de opleiding; de opleidingsdoelstellingen voldoen aantoonbaar aan de niveaueisen die aan een HBO bachelor gesteld worden. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort Het studieprogramma van alle opleidingen van ISW wordt geleidelijk vernieuwd. Deze vernieuwing geldt ook voor MWD en zal ertoe leiden dat op de twee locaties (Utrecht en Amersfoort) hetzelfde programma wordt gegeven. In het studiejaar 2006/2007 is gestart met een gezamenlijke propedeuse voor ISW. In 2006/2007 zijn de programma’s van de hoofdfase MWD op de locaties Utrecht en Amersfoort nog verschillend van inhoud geweest. De propedeuse die aan het hoofdfaseprogramma voorafging was in Utrecht en Amersfoort eveneens nog verschillend. In het studiejaar 2007-2008 zijn het eerste en tweede studiejaar van de MWD-opleiding in Utrecht en Amersfoort identiek. Het derde en vierde leerjaar zijn nog gebaseerd op de ‘oude’ (Utrechtse en De Horst) curricula. Vanuit het perspectief van de opleiding gezien, wordt er op een consequente wijze omgegaan met de vastgelegde uitgangspunten: breed, persoonsgericht én leerprocesgericht. In Amersfoort spreekt men in dit verband van ‘innoverende leren’. De competenties van de landelijke MWD opleidingen zijn conform de actuele maatstaf en worden vervolgens consequent gehanteerd in evaluaties en schema’s. Zowel docenten als studenten worden via deze schema’s dagelijks geattendeerd op de competenties. Beroepsgerichtheid van het curriculum vormt het uitgangspunt voor de inrichting van het onderwijs. De beroepsgerichtheid wordt in het programma op verschillende manieren bereikt: het onderwijs vindt zo veel mogelijk plaats in realistische, dat wil zeggen op de beroepspraktijk gelijkende, leeromgevingen. Hiertoe wordt veelvuldig gebruik gemaakt van realistische casussen; bij de toetsing worden in bepaalde gevallen acteurs ingeschakeld. De concretisering van het onderwijs staat in de studiehandleidingen; uit de literatuurlijsten blijkt dat recente, beroepsgerichte publicaties worden voorgeschreven of aanbevolen, die van voldoende niveau zijn; in verschillende onderwijseenheden vindt het leren van de student plaats aan de hand van opdrachten uit de beroepspraktijk. Dit is bijvoorbeeld het geval bij ‘projectmatig werken en praktijkgestuurd onderzoek’ in het tweede jaar en bij het afstudeerproject; praktijkleren is een doorlopende leerlijn in het curriculum. In de propedeuse loopt elke student per week één dag stage. In de hoofdfase is het leren van en in de praktijk geprogrammeerd in alle jaren. In het afstudeerjaar gebeurt dit via de afstudeeropdracht. De praktijkbegeleiders zijn betrokken bij de beoordeling (die plaatsvindt door de praktijkdocent);
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 15
het onderwijs vindt plaats volgens het ‘concurrency-principe’: leermomenten op de opleiding en in de praktijklijn versterken elkaar wederzijds; gastdocenten uit de beroepspraktijk verlenen regelmatig hun medewerking aan het programma, zowel in de propedeuse als in de hoofdfase.
MWD Utrecht Het auditteam constateert dat de theoretische component van de opleiding minder ontwikkeld is in vergelijking met de praktijkcomponent: tijdens de opleiding worden studenten te weinig gevraagd te laten zien dat ze de theorie kunnen integreren in de praktijk en daarop kritisch kunnen reflecteren. Dat wil zeggen: vanuit de theorie het denken en handelen kunnen motiveren/onderbouwen. Er zit, zo stelt het auditteam vast, een spanningsveld tussen praktijk en beroepenveld vs. wetenschap en theorie. Het nieuwe studieprogramma, zo stelt het auditteam vast, biedt meer theorie. Dat wil zeggen dat voor studenten die vanaf 2006 met de opleiding MWD gestart zijn een zwaardere theoriecomponent in het programma is opgenomen. Van belang is wel dat de opleiding deze theoriecomponent zwaarder toetst. De opleiding organiseert twee keer per jaar een praktijkdag. Vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk van MWD krijgen dan informatie over de stage en de regelingen inzake praktijkbegeleiding. De actualiteit van het onderwijsprogramma krijgt een specifieke voeding vanuit de lectoraten. Deze lectoraten zijn onder meer ingesteld om actuele kennis te generen en deze te laten doorwerken in de onderwijsprogramma’s. Binnen het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie, het centrum waar alle lectoraten van de FMR zijn samengebracht, opereert een onderzoeksgroep die zich in het bijzonder richt op innovaties op het gebied van MWD. De verschillende programmalijnen zijn: leefbaarheid en veiligheid; participatie en arbeidsproductiviteit; wonen-zorg-welzijn en lokaal sociaal beleid (vacature lector wordt in 2007 ingevuld; complexe hulpverlening. De actualiteit van het onderwijsprogramma krijgt een specifieke voeding vanuit de lectoraten en kenniskringen die in de faculteit werkzaam zijn op het sociaalagogische terrein. Vanuit Hogeschool de Horst is het lectoraat ‘Diversiteit en de Multiculturele Competentie’ ingebracht. In oktober 2005 zijn nadere afspraken gemaakt over de manier waarop de uitkomsten van het onderzoek gebruikt worden bij de ontwikkeling van de onderwijsprogramma’s. Studenten worden in het vierde jaar in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan onderzoek van de lectoraten. Zo worden zij betrokken bij actuele ontwikkelingen op het beroepsgebied. Het auditteam lijkt dit een goed initiatief omdat op deze wijze de theoretische fundering van de opleiding verder vorm krijgt. Deeltijdstudenten voeren studieopdrachten voor een belangrijk deel uit in hun eigen beroepspraktijk, waarna zij hun ervaringen inbrengen in de bijeenkomsten op school. Een goede verankering van het onderwijs in de beroepspraktijk is hierdoor gewaarborgd. Uit studenttevredenheidsonderzoeken en HBO monitor gegevens blijkt dat de studenten positief zijn over de mate waarin de beroepspraktijk uitgangspunt is van het onderwijs. Een verbetering is zichtbaar op het onderdeel: ‘het voorbereiden van de student op het zelfstandig uitvoeren van taken in het toekomstige beroep’. Uit alumnionderzoek onder afgestudeerden uit 2004 en 2005 is gebleken dat een ruime meerderheid de praktijkgerichtheid van de opleiding als voldoende beoordeelt (32% goed, 58% voldoende). MWD Amersfoort Voor de opleiding MWD in Amersfoort geldt dat ook hier de beroepsgerichtheid van het curriculum het uitgangspunt vormt voor de inrichting van het onderwijs. Het programma van de drie varianten is in
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 16
Amersfoort in grote lijnen identiek. Verschillen zijn er in de volgorde van de programmering en in de wijze waarop opdrachten zijn afgestemd op de specifieke mogelijkheden en randvoorwaarden van de studenten. Het programma kent een doorlopende praktijkleerlijn, die zodanig wordt uitgevoerd dat een samenhang ontstaat tussen binnen- en buitenschools leren. Wat betreft de theoriecomponent geldt voor de Amersfoortse opleiding hetzelfde als wij hiervoor over de Utrechts MWD opleiding hebben opgemerkt. Het ‘Amersfoortse’ MWD programma kent drie fasen: in fase 1 maken de studenten door bezoeken eerst kennis met uiteenlopende instellingen, waarna zij vervolgens door vrijwilligerswerk in contact komen met de uitvoeringspraktijk. Aan deze activiteiten zijn uiteenlopende opdrachten gekoppeld die terugkomen in andere delen van het programma; in fase 2 lopen de studenten twee stages. Deze vinden plaats in instellingen die voldoen aan de criteria voor stages in het tweede en derde studiejaar. In deze stages voeren de studenten een aantal praktijkopdrachten uit, waarin zij de thematische kern van de desbetreffende periode in de praktijk toepassen. Op deze wijze is de praktijk de finale toets voor het verwerven van de competenties; in fase 3 werken de studenten in kleine groepen aan het verwerven en uitvoeren van opdrachten en projecten uit de praktijk. Praktijkvertegenwoordigers zijn op verschillende manieren betrokken bij de uitvoering van het curriculum. MWD-professionals treden geregeld op als gastdocent. Bij de eindgesprekken van de studenten is altijd een praktijkdeskundige aanwezig. De Amersfoortse MWD-opleiding heeft een eigen beroepenveldcommissie gehad. Deze is betrokken geweest bij de samenstelling en tussentijdse aanpassing van het studieprogramma. Het structureel overleg met het beroepenveld vindt plaats op het niveau van het instituut ISW. De opleiding organiseert twee keer per jaar een praktijkdag. Vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk van MWD krijgen dan informatie over de stage en de regelingen inzake praktijkbegeleiding. De opleiding organiseert in de maand januari in Utrecht een stagemarkt voor de studenten uit Utrecht en Amersfoort. Uit alumnionderzoek onder afgestudeerden uit 2003 en 2004 is gebleken dat een meerderheid de praktijkgerichtheid van de Amersfoortse MWD opleiding als voldoende beoordeelt, maar een niet onbelangrijk deel vindt de aansluiting bij de beroepspraktijk matig (58% goed, 42% matig). Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt aan de studenten via de projecten, stages, beroepsopdrachten en in de afstudeerfase voldoende gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het MWD beroepenveld; alumnionderzoek geeft aan dat een belangrijk deel van de afgestudeerden de praktijkgerichtheid als matig beoordeelt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 17
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen MWD Utrecht De opleiding heeft voor ieder binnen- en buitenschools programmaonderdeel leerdoelen benoemd. Deze zijn terug te vinden in de diverse studiehandleidingen. In het kader van de curriculumontwikkeling is er thans ook een overzicht van de te bereiken competenties opgesteld en het beheersingsniveau daarvan in het tweede leerjaar. Ook voor de volgende leerjaren zullen competenties en beheersingsniveaus geformuleerd worden. De doelen zijn afgeleid van het opleidingsprofiel. Deze leerdoelen worden mede gebruikt om de relatie van het programma met het onderwijsprofiel te bewaken. Het auditteam heeft op beide vestigingen op basis van het programma en op basis van een analyse van verschillende modulebeschrijvingen inzicht gekregen in de inhoud, bereik en het niveau van de doelstellingen en op de wijze waarop de opleidingen in Utrecht en Amersfoort de competenties en doelstellingen hebben uitgewerkt in het curriculum. De leerdoelen zijn per onderdeel concreet beschreven en geven hierdoor voor elk studieonderdeel duidelijkheid over het verwachte eindniveau. In de documentatie is aangegeven dat de beschrijving van de onderliggende competenties en de vertaling van competenties naar het programma te onduidelijk is. De opleiding ziet dit probleem. In het kader van de onderwijsinnovatie is een deelproject ‘curriculum hoofdfase MWD’ gestart, waarin de beschrijving van de competenties een expliciet deel van de activiteiten is. Het auditteam heeft studiemateriaal beoordeeld waaronder periodeboeken en studiehandleidingen. Hieruit blijkt dat in een periodeboek de beroepstaken zijn gedefinieerd. Binnen de beroepstaken worden beroepscompetenties onderscheiden, het taakgebied en de kerntaak. Vervolgens is in het periodeboek kort aangegeven wat er per hoorcollege behandeld wordt en welk studiemateriaal de student voorafgaand aan het hoorcollege bestudeerd moet hebben. Ook aan de werkcolleges wordt aandacht besteed. In deze werkcolleges kan een theoretisch kader centraal staan op basis waarvan de student een analyse kan maken van een casus. Bestudering van de studiehandleidingen laat zien dat hierin aandacht wordt besteed aan: oriëntatie op de onderwijseenheid, de toets en beoordeling, de leermiddelen en de competenties. De vormgeving van de studieonderdelen, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis en de vaardigheden, door de student in stelling moet worden gebracht wil deze de opdrachten met succes kunnen uitvoeren. Specifiek voor de deeltijdvariant geldt dat deze een eigen karakter heeft doordat het onderwijsprogramma in samenhang is gebracht met dat van de andere deeltijdopleidingen van ISW in Utrecht. De studenten volgen in het studiejaar 2006/2007 voor 40% ISW-brede programmaonderdelen en voor 60% onderdelen die specifiek voor MWD zijn opgezet. De leerdoelen en inhouden van deze programmaonderdelen zijn alle gericht op het verwerven van de kwalificaties uit het landelijk beroepsprofiel MWD. Dit blijkt uit het competentieschema dat is gemaakt voor de deeltijdopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 18
MWD- Amersfoort Voor de Amersfoortse MWD opleiding geldt dat de eindkwalificaties vertaald zijn in leerdoelen. In de periodeboeken van fase 1 en 2 en het jaarfaseboek 3 zijn de leerdoelen van elke periode aangegeven. Fase 1 biedt een brede oriëntatie op de opleiding en het beroep; alle competenties uit het opleidingsprofiel komen op het propedeutisch niveau aan de orde. In fase 2 vindt verdieping plaats, toegespitst op het beroep. De programmaonderdelen zijn gerelateerd aan de drie segmenten van het landelijk opleidingsprofiel, maar deze relatie is niet altijd expliciet aangegeven. In het jaarfaseboek wordt bij de inrichting van het programma expliciet verband gelegd met de competenties van de beginnende beroepsbeoefenaar uit het opleidingsprofiel (zie hierna). Bij het buitenschools leren is expliciet het verband gelegd tussen het beroepsprofiel en de criteria waaraan de stages moeten voldoen. Zo zijn de stagedoelen in het tweede studiejaar gerelateerd aan het leren functioneren in een instelling. In de stagedoelen van het derde jaar komt tot uitdrukking dat de student alle kerntaken van MWD moet kunnen uitoefenen. Specifiek voor de deeltijdopleiding is, dat de opleiding MWD toetst of de functie van de deeltijdstudent wat mogelijkheden en niveau betreft voldoet aan de eisen die de opleiding hieraan stelt. Voor studenten duaal zijn tripartiete contracten afgesloten. Per programmaonderdeel zijn de leerdoelen duidelijk, maar er is geen expliciete controle geweest op volledigheid in relatie tot het opleidingsprofiel. Omdat er gewerkt wordt naar een nieuw curriculum is daar ook geen prioriteit meer aan gegeven. De opleiding kent een procedure die de haalbaarheid van leerdoelen toetst (de periodemonitor). De conclusies van deze toetsing worden regelmatig in het kernteam van MWD besproken en leiden zo nodig tot bijstellingen. De invoering van een gemeenschappelijk curriculum met MWD-Utrecht zal leiden tot een programma, waarin de relatie tussen de studieonderdelen en de competenties van het (gezamenlijk) opleidingsprofiel volledig duidelijk is. De ‘Blauwdruk Social Work’ en de gemeenschappelijke propedeuse zijn de eerste resultaten van deze verbeterslag. Bij de ontwikkeling van het gemeenschappelijke curriculum wordt gewerkt met tien beroepstaken. Elk programmaonderdeel heeft één beroepstaak centraal staan. Om die beroepstaak te bereiken worden meerdere competenties ingezet. De moeilijkheidsgraad van de MWD opleiding is een vraag waarop matig gescoord wordt (2.8 voor de hoofdfase opleiding voltijd en 2.6 hoofdfase opleiding deeltijd (STO 2005). MWD Utrecht, MWD Amersfoort Het oude MWD studieprogramma is op beide locaties sterk gestuurd door praktijkbehoeften en praktijkproblemen. In een aparte notitie ‘Borging en toetsing van de body of knowledge van de opleiding MWD’ wordt ingegaan op het opzetten van een ‘Herkenbaar theoretisch/conceptueel kader voor de (vernieuwde) opleiding MWD’. In deze notitie wijst de opleiding er op dat uit een analyse van het oude curriculum (dat nu vervangen wordt) naar voren is gekomen dat de (wetenschappelijke) onderbouwing en de theoretische principes te zeer gefragmenteerd zijn en in het programma ‘verstopt’ zijn. De opleiding geeft aan bij het vernieuwen van het curriculum uit is gegaan van een duidelijk theoretisch kader. Er is sprake van een kennisbasis waaruit men keuzes maakt en waarbij de theorieën die in de startfase van de opleiding aan de orde komen als een rode lijn in het programma zichtbaar blijven. Zo heeft de opleiding concreet beschreven op welke wijze de productverantwoordelijke docent voor Psychopathologie op zoek is gegaan naar literatuur en inhoud op het terrein van psychopathologie. Dit is op een adequate wijze gebeurd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 19
In het herziene curriculum krijgen studenten de gelegenheid om zich meer te verdiepen in een bepaald aspect het vakgebied en/of de latere beroepsuitoefening. Binnen het nieuwe studieprogramma, zo constateert het auditteam, wil de opleiding meer aandacht besteden aan een, zoals de opleiding het zelf uitdrukt, ‘gedegen kennisbasis’. Dit wordt geconcretiseerd binnen de domeinen: psychologie, sociologie en referentiekaders voor methodiek (cognitief-gedragsgerelateerd, psychodynamisch, systeem- en ecologisch georiënteerd, crisismodel en taakgericht model). Uit de door het auditteam bestudeerde documenten blijkt de inzet waarmee op diverse fronten gewerkt is aan de vernieuwing van het curriculum. Enkele voorbeelden: de tekst ‘Achtergrondstudie MWD’ bepleit én fundeert verdieping én verbreding van het beroep vanuit een analyse van actuele maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen; de aandacht voor de theoretische basis blijkt op diverse plaatsen en fora voorwerp van bespreking te zijn. Bijvoorbeeld in de tekst ‘Borging en toetsing van the body of knowledge in de opleiding MWD’. Hier wordt onder meer het begrip ‘reflectie’ scherper geformuleerd als ‘meer theoretisch kunnen verantwoorden’; ook in het document dat de competenties bevat blijkt de aandacht voor de theoretische fundering ‘spiegelt zich aan vakliteratuur’. Tegelijk wijst deze competentie ook op het belang van ‘het leren van gevallen’. Dit laatste is consequent omgezet in een casusanalyse. Bij dit alles betrekt de opleiding ook de leden van het kenniscentrum Sociale Innovatie. De relatie met het werkveld blijft een sterke rol spelen. Voor een praktijkgerichte opleiding als MWD een absolute must, zo is het auditteam van mening. Tegelijk schuilt hierin een zeker risico van teveel close harmony. Het werkveld vraagt immers vooral persoonlijke vaardigheden zoals communicatie, creativiteit, zelfstandig werken. De opleiding zal naast praktijkwensen ook eisen stellen op het vlak van kennisontwikkeling en wetenschappelijke fundering van het handelen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de theoretische component van de MWD opleiding is in het vernieuwde curriculum op een adequate wijze verder uitgewerkt. In het oude studieprogramma was dit niet voldoende. In het vernieuwde studieprogramma is sprake van een steviger theoretisch fundament. In het vernieuwde curriculum is de opleiding erin geslaagd de nadruk van competentieontwikkeling die in het oude curriculum lag op persoonlijke ontwikkeling te verschuiven naar een versterkte kennisbasis bij de student; bij het uitwerken van de competenties en doelstellingen naar het concrete studieprogramma is de praktijk betrokken waarbij de opleiding nadrukkelijk een eigen onderwijsinhoudelijke verantwoordelijkheid behoudt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen MWD Utrecht MWD Amersfoort Uit de documentatie blijkt dat de opbouw van het gehele programma er als volgt uit ziet. In de propedeuse (volgens het oude programma) maakte de student een start met de verwerving van de beroepscompetenties door een aantal met elkaar samenhangende leertrajecten te volgen: methodiek en training, theorieonderwijs, beroepspraktijkvorming en studieloopbaan- en beroepsoriëntatie. Dit is als volgt uitgewerkt: de beroepsopdrachten waaruit het programma is opgebouwd, zijn wat onderwerp en inhoud betreft ontleend aan een thema; kernelement is de interactie tussen theorie en praktijk; de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de studenten en op zelfreflectie en zelfsturing door studenten; De verticale samenhang in het programma wordt mede aangebracht doordat in de programmering gedurende de vier studiejaren de volgende vijf leerlijnen worden aangehouden: de theoretische leerlijn: verwerven en leren toepassen van beroepsspecifieke kennis. de methodiekleerlijn: leren beroepssituaties methodisch te hanteren. de beroepsvaardighedenleerlijn: trainen van beroepsvaardigheden. de praktijkleerlijn: leren in en van de praktijk. de studieloopbaanleerlijn: leren op basis van zelfreflectie de eigen studieloopbaan te sturen. MWD Utrecht Een traject bestond uit een reeks onderwijsprogramma’s, waarin een cluster van competenties uit het opleidingsprofiel aan bod kwam. Deze werden in de propedeuse geoefend op het beheersingsniveau dat past bij het eerste jaar. In het tweede jaar oriënteren de studenten zich op het werkveld van MWD in brede zin. Bij methodiek en training, theorieonderwijs en beroepspraktijkvorming vindt verdieping plaats. In het derde jaar richten de studenten zich op één van de sectoren van MWD. De competentieontwikkeling wordt complexer. De thematiek verschuift van het basale, uitvoerend werk naar problematiek die samenhangt met het werken in een organisatorische omgeving en de professionalisering van het beroep (waaronder de ethische aspecten). Het vierde jaar bestaat uit een majorfase en een minorfase. In de majorfase voert de student een afstudeeropdrachten uit, die wordt verworven in de beroepspraktijk. Hierbij wordt aandacht besteed aan sectoroverstijgende thema’s. De student moet aantonen dat hij beschikt over de competenties van de beginnende beroepsbeoefenaar. Daarnaast wordt de minor uitgevoerd, die de helft van dit studiejaar beslaat. Horizontale samenhang vindt plaats door programmatische afstemming tussen onderwijseenheden en/of elementen uit onderwijseenheden. Er zijn relaties (thema’s) tussen basismodulen en projecten tijdens een onderwijsperiode. Binnen de projecten wordt op geïntegreerde wijze gewerkt aan het zich eigen maken van gerelateerde inzichten en vaardigheden. De horizontale samenhang is sterk verankerd in het programma, er is sprake van horizontale dwarsverbanden tussen leerlijnen. In het eerste studiejaar zijn beroepsgerichte opdrachten in het programma opgenomen, waarbij vanuit verschillende invalshoeken praktijksituaties worden belicht. Integratie vindt eveneens plaats door de stage in de propedeuse , waarin de student met behulp van zijn stagewerkplan het geleerde in praktijk brengt. In het tweede studiejaar worden tijdens de
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 21
studieloopbaanbegeleiding opdrachten voorgelegd, waarin de studenten de inhoud van meerdere modulen met elkaar moeten verbinden. De samenhang van de methodische modulen wordt bovendien gerealiseerd via de eindtoets, waarin (individueel) een reële casus integraal behandeld moet worden. In het derde studiejaar wordt samenhang aangebracht doordat het onderwijs zich richt op één, specifieke sector van het MWD. In het vierde studiejaar is er samenhang in het programma (van het majordeel) doordat in de afstudeeropdracht de beroepsrollen en de competenties van de beginnende beroepsbeoefenaar centraal staan. De samenhang tussen het binnenschools- en buitenschools leren wordt bevorderd door de jaarlijkse praktijkdagen, waarin de praktijkbegeleiders geïnformeerd worden over de regelingen inzake de stage en de begeleiding vanuit de praktijk. De opleiding organiseert in de maand januari in Utrecht een stagemarkt voor de studenten uit Utrecht en Amersfoort. Aankomende stagiaires krijgen hier dan voorlichting over de stage van derdejaars, waarbij hun praktijkbegeleiders eveneens aanwezig zijn. MWD Amersfoort Voor het Amersfoortse curriculum geldt dat het programma van de opleiding samenhangend is en voor de studenten herkenbare zwaartepunten heeft. Het curriculum kent drie fasen, die op elkaar voortbouwen: fase 1 (de oude propedeuse) was breed opgezet en bevatte de basiselementen van de sociaalagogische beroepsuitoefening; fase 2 is gericht op het systematisch ontwikkelen van de verschillende beroepscompetenties van de MWD’er, waarbij de drie segmenten uit het opleidingsprofiel MWD afzonderlijk aan de orde komen; in fase 3 worden alle competenties van de beginnende MWD-beroepsbeoefenaar op een geïntegreerde manier uitgeoefend, binnen een brede sociaalagogische context. Horizontale samenhang in het programma is in fase 1 en 2 aanwezig door de directe koppeling van de onderdelen aan thema’s uit de praktijk. Dit geldt voor het binnenschoolse- én het buitenschoolse leren. Fase 3 is een volledig samenhangend programma, gericht op de uitvoering van opdrachten uit de beroepspraktijk. In dit model met drie fasen zijn vijf doorlopende leerlijnen te onderscheiden: praktijklijn, beroepsinhoudslijn, beroepsvaardighedenlijn, interdisciplinaire lijn en begeleidingslijn. Dit zorgt voor verticale samenhang van het studieprogramma. De samenhang tussen de leerlijnen onderling wordt geborgd, doordat er per periode thematisch gewerkt wordt. De verschillende leerlijnen van het curriculum zijn alle gericht op dit thema en worden op die manier geïntegreerd. Tussen de drie fasen van het programma is tevens samenhang aangebracht, waarbij is uitgaan van een bepaalde ontwikkeling in het leerniveau van de student. Hierbij gaat de opleiding uit van ontwikkelingslijnen die de ontwikkeling van de student in een bepaalde fase van zijn studie specificeren. Het nieuwe onderwijsprogramma is gebaseerd op het competentieprofiel en de competentiematrix van Social Work en wordt opgebouwd vanuit een basisstructuur voor inrichting van het onderwijs. De onderwijseenheden daarbinnen zijn thematisch van aard. De onderwijsinnovatie zal hierdoor mede leiden tot verdere versterking van de programmatische samenhang.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 22
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de inhoud en de opbouw van het MWD programma tonen een verticale structuur waarbij leerlijnen parallel lopen; de verticale afstemming van de opleidingsonderdelen is vertaald in leerlijnen, die bestaan uit een reeks aaneensluitende onderwijseenheden. Het curriculum beschikt over een aantal doorlopende leerlijnen die geïntegreerd worden; naast het binnenschoolse leren kent de opleiding een doorlopende praktijkleerlijn. De samenhang tussen het binnenschoolse- en het buitenschoolse deel is geborgd via de koppeling van studieopdrachten aan de stage.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort Het auditteam heeft studiemateriaal bestudeerd van beide vestigingen van de opleiding MWD. Doel hiervan was na te gaan in welke mate studenten geïnformeerd worden over de te verwachten studielast per studieonderdeel. In de studiehandleiding is duidelijk de opbouw van het studieonderdeel (bijv.: ‘Uitbrengen van een beleidsadvies’) beschreven. Aangegeven is ‘Oriëntatie op uitbrengen van een beleidsadvies’, de leertaken, de organisatie van de onderwijseenheid, de leermiddelen alsmede de bijlagen. In de studiehandleiding is tevens een weekoverzicht opgenomen dat een ‘globale indicatie’ geeft van onder andere de hoorcolleges. Ook de door het auditteam bestudeerde periodeboeken geven de student voorafgaand aan het betreffende een goed beeld van de inrichting van het studieonderdeel: beroepstaken, overzicht hoorcolleges, werkcolleges en trainingsbijeenkomsten zijn opgesomd. In ontwerpeisen van de innovatie van het instituut ISW wordt gewerkt met normen voor studeerbaarheid en studielast. In de onderwijseenheden van de gemeenschappelijke propedeuse wordt gestuurd op de feitelijke studielast van studenten. De opleiding heeft ten aanzien van de studielast voor het huidige tweede studiejaar de volgende verbeteracties uitgevoerd. In studiehandleidingen wordt de studielast voor alle studieactiviteiten specifiek aangegeven. In 2005/2006 zijn voor de hoofdfase afspraken gemaakt om een onevenwichtigheden op het gebied van de studielast uit het programma weg te nemen. Zo is het aantal studiepunten voor het onderdeel projectmatig werken gehalveerd. Het programma is daarnaast verzwaard door de invoering van nieuwe vakken, waaronder het vak ‘psychopathologie’. Navraag bij studenten tijdens de audit naar hun verwachting over dit studieonderdeel waren hooggespannen. Het werd als een welkome verzwaring beschouwd van de opleiding (zie ook de bevindingen aan eind van dit facet). MWD Utrecht De studielast van de Utrechtse MWD-opleiding is evenwichtig over de jaren verdeeld, wat blijkt uit de verdeling van de studiepunten. Zo omvat ieder studiejaar 60 studiepunten. De studiejaren zijn verdeeld in vier periodes van tien weken. In elke periode worden in principe gedurende zeven weken onderwijsprogramma’s ingeroosterd. De drie weken aan het eind van elke periode zijn bestemd voor speciale activiteiten en het inhalen van lessen, tentamens en hertentamens. Voor toelating tot de hoofdfase geldt dat de student in de propedeuse minimaal 45 studiepunten behaald moet hebben. De regeling inzake het bindend negatief kent een hardheidclausule. Deze is verwoord in het Onderwijs- en Examenreglement (OER) van de opleiding. Indien persoonlijke omstandigheden hebben geleid tot het niet behalen van de norm is er de mogelijkheid, via advisering door de decaan, een verlengde termijn toe te passen. Na toelating tot de hoofdfase dient de propedeuse vóór het begin van het 3e studiejaar afgerond te zijn. Aan planning van de studie en het voorkomen van vertraging wordt systematisch aandacht besteed in de studieloopbaanbegeleiding, die als een doorlopende leerlijn wordt aangeboden. Er wordt bijzondere aandacht gegeven aan het oplossen van studievertraging: er is een docent met specifieke taak om de studievertragers te begeleiden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 24
Informatie over de studie kunnen studenten vinden in de studiegids. De studenten zijn niet tevreden over het tijdig verstrekken van informatie over de roosters (voor de propedeuse 2,7, 3,3 en 2,6 in respectievelijk 2005, 2006 en 2007; voor de hoofdfase 1,9, 2,7 en 2,6 in dezelfde jaren). Ook ten aanzien van het op tijd bereiken van rooster wijzigingen zijn de studenten niet tevreden (propedeuse 2,5, 3,2 en 2,6; hoofdfase 2,0, 2,5 en 2,6). Om deze problemen het hoofd te bieden (het aanleveren van de roosters en het doorgeven van roosterwijzigingen) brengt de opleiding de logistieke assistenten onder in de opleidingsteams hetgeen de onderlinge communicatie moet verbeteren. De studeerbaarheid is verbeterd door de trainingen ‘…te stroomlijnen’. Deze werden voorheen verspreid over verschillende studieonderdelen en vertoonden daardoor overlap. Vanaf 2006/2007 zijn alle trainingen samengebracht in één module, waarvoor ook één docent verantwoordelijk is. Onder andere om een oplossing te bieden voor de problemen ten aanzien van het aanleveren van de rooster en het doorgeven van de roosterwijzigingen worden de logistiek assistenten per september 2007 ondergebracht in de opleidingsteams. MWD Amersfoort Voor de Amersfoortse opleiding geldt dat de studielast evenwichtig over de jaren is verdeeld, en binnen de jaren over de verschillende perioden. In het vierde studiejaar kan de vrije profileringsruimte (bij de voltijdopleiding) naar keuze in blok 1 en 2 plaatsvinden, of uitgesmeerd worden over het hele studiejaar. Voor toelating tot de hoofdfase geldt dat de student in de propedeutische fase minimaal 45 studiepunten behaald moet hebben. Als het aantal behaalde studiepunten lager is dan 45 volgt een bindend negatief studieadvies. Indien persoonlijke omstandigheden hebben geleid tot het niet behalen van de norm is er de mogelijkheid, via advisering door de decaan, een verlengde termijn toe te passen. Na toelating tot de hoofdfase dient de propedeuse vóór het begin van het 3e studiejaar afgerond te zijn. Voor deelname aan de afstudeerfase gelden instapcriteria. Sinds de fusie maakt de locatie Amersfoort gebruik van het onderwijsinformatiesysteem OSIRIS van de Hogeschool Utrecht (OSIRIS: onderwijs en studenten informatie- registratie- en inschrijfsysteem). Via de OSIRIS-site worden de studenten geïnformeerd over de data waarop de (her-)tentamens plaatsvinden. De opleiding verstrekt twee keer per jaar een resultaatlijst op papier. Tussentijds kunnen de studenten op de site de gegevens over hun resultaten opvragen. Voor studenten die in (afstudeer) fase 3 vertraging hebben opgelopen kent de opleiding een bijzondere procedure. Zij worden gezamenlijk in een ‘bureau’ geplaatst en krijgen speciale coaching. Informatie over de studie kunnen studenten vinden in de studiegids. Voor de duale studenten is naast de studiegids een speciale ‘Praktijk- en begeleidingsgids duaal’ beschikbaar. Deze is bedoeld om het volgen van de duale leerroute te vergemakkelijk en bevat alle benodigde informatie over het leren in de praktijk. Voor deeltijd- en duale studenten gezamenlijk zijn daarnaast aparte gidsen voor methodische werkbegeleiding en supervisie beschikbaar. Uit efficiency oogpunt wordt het programma één keer per studiejaar aangeboden. Voor studenten met een studievertraging heeft dit nadelige gevolgen. Tevens scoren de onderwerpen “tijdige informatie geven over roosters” en “ wijzigingen in de rooster bereiken mij op tijd” laag. Evenals voor de vestiging van de MWD opleiding in Utrecht geldt dat de opleiding een verbetermaatregel heeft genomen door het onderbrengen van de logistiek assistenten in de opleidingsteams. MWD Utrecht, MWD Amersfoort Uit het studenten tevredenheidonderzoek in 2005 bleek dat de feitelijke studielast voor de propedeuse 2125 uur en voor de hoofdfase 26-30 uur bedraagt. De opleiding beoordeelt deze feitelijke studielast als te
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 25
mager. Voltijd studenten melden, behalve in het eerste deel van de propedeuse, een beperkte studielast. Het lijkt alsof deeltijdstudenten evenveel tijd besteden aan de opleiding als voltijdstudenten. Er zijn verschillen zichtbaar tussen studenten in het oude en het nieuwe programma. De ‘oude’ studenten klagen dat het te makkelijk is, te makkelijk een voldoende kan worden gehaald. Men voelt zich te weinig uitgedaagd en vindt de verhouding tussen reflectie op eigen handelen en theoretisch leren denken uit balans. Studenten van het oude programma melden de meeste boeken niet geopend te hebben. De colleges behandelden de inhoud van de boeken en zij voelden zich niet aangezet/gedwongen tot lezen. Er is geen systeem waardoor studenten uitgedaagd of desnoods gedwongen worden de verplichte boeken ook daadwerkelijk te lezen. Er zou, naar de mening van de studenten meer aandacht moeten zijn voor de goede student. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding de studenten in voldoende mate informeert over de inrichting van de verschillende studieonderdelen door middel van periodeboeken en studiehandleidingen; de studielast van de verschillende varianten van de opleiding ligt vrij laag. Studenten willen meer theorie. Inmiddels heeft de opleiding op dit punt verbeterbeleid ingezet: in het nieuwe curriculum is de theoriecomponent verzwaard hetgeen naar verwachting van het auditteam zal leiden tot een verhoging van de studielast; de opleiding beschikt over een goed evaluatie-instrument om de studiebelemmerende factoren in kaart te brengen; een probleem is zowel in Utrecht als in Amersfoort de roostering. Inmiddels heeft de opleiding verbetermaatregelen genomen die moeten leiden tot een verbetering wat betreft de aanlevering van de roosters en het doorgeven van de roosterwijzigingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 26
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort De opleiding MWD heeft voor beide vestigingen de toelatingseisen uitgebreid beschreven in de documentatie waaronder de website, het toelatingsreglement van de Faculteit Maatschappij & Recht en het Onderwijs- en Examenreglement. Met ROC’s in de regio werkt de opleiding samen om de doorstroming te vergemakkelijken. MBO’ers uit de sector Zorg en Welzijn (niveau 4) die in het programma van hun laatste jaar een speciale doorstroomroute hebben gevolgd, kunnen zonder meer instromen in het tweede jaar van MWD. MBO’ers die bij andere ROC’s op niveau 4 een diploma in de sector Zorg en Welzijn hebben behaald, komen in aanmerking voor een verkort traject, mits een speciaal intake- of portfolio assessment wordt afgerond met een voldoende beoordeling. Het doel van dit assessment is om vast te stellen of de student toelaatbaar is tot het tweede jaar van de opleiding en om informatie te verzamelen over specifieke competenties van de student, informatie die kan dienen als hulpmiddel bij de StudieLoopbaanOntwikkeling in het tweede studiejaar. Het toelatingsgesprek wordt gevoerd met de instroomcoördinator. Bij alle instromende studenten wordt met behulp van een speciale toets nagegaan of de beheersing van het Nederlands voldoende is om de opleiding te kunnen volgen. Studenten kunnen vervolgens op vrijwillige basis een beperkt aantal lessen Nederlands volgen (zij krijgen hiervoor geen studiepunten). Voor de deeltijdopleiding is een intakeprocedure opgestart, waarbij de relevantie van de werkplek in de praktijk cruciaal is. Tijdens het eerste studiejaar wordt regelmatig gereflecteerd op de competenties van de student in relatie tot de gekozen opleiding. Daarmee is een sterke verbetering gerealiseerd t.o.v. de situatie tijdens de visitatie in 2001. Voor de Amersfoorste opleiding MWD geldt dat de toelatingseisen zijn vastgelegd in het toelatingsreglement van de faculteit Maatschappij & Recht en opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement (OER). Studenten die in het bezit zijn van het diploma van een sociaalagogisch mboopleiding bij een van onze convenantpartners komen in aanmerking voor een driejarige leerroute. Ook voor deze vestiging geldt dat de opleiding met ROC’s in de regio samenwerkt om de doorstroming te vergemakkelijken. MBO’ers uit de sector Zorg en Welzijn (niveau 4) die in het programma van hun laatste jaar een speciale doorstroomroute hebben gevolgd, kunnen zonder meer instromen in het tweede jaar van MWD. MBO’ers die bij andere ROC’s op niveau 4 een diploma in de sector Zorg en Welzijn hebben behaald, komen in aanmerking voor een verkort traject, mits een speciaal intake-assessment wordt afgerond met een voldoende beoordeling. De te toetsen onderdelen zijn: motivatie communicatieve- en sociale vaardigheden; gebruik van theoretische concepten; reflectievaardigheden; planning en zelfsturende vermogen; taalvaardigheid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 27
Voor de deeltijdopleiding is een intakeprocedure operationeel, waarbij de relevantie van de werkplek in de praktijk cruciaal is. Tijdens het eerste studiejaar wordt regelmatig gereflecteerd op de competenties van de student in relatie tot de gekozen opleiding. Uit de studentenevaluaties in Utrecht en Amersfoort blijkt dat de studenten tevreden zijn over de voorlichting over de opleiding met uitzondering van informatie aan eerstejaars over de hoofdfase: de vraag “de voorlichting geeft een beeld van het beroep waarvoor de studie opleidt” scoort met een 3.8; de vraag “de voorlichting geeft een beeld van wat de opleiding inhoudt” scoort een 3.6; de vraag over het niveau van het onderwijs sluit goed aan bij hun vooropleiding scoort een 3.3; het informeren van de studenten in de propedeuse over de hoofdfase van de opleiding kan duidelijk beter (in 2006 2.7 en in 2007 2,9). In de aanloop naar het studiejaar 2006/2007 zijn in de voorlichting aan aspirant-studenten enkele verbeteringen doorgevoerd. De bedoeling hiervan was een realistischer beeld te geven van de studie bij MWD. Naast de gebruikelijke schriftelijke en mondelinge informatie zijn er ISW-brede presentaties geïntroduceerd en was er de mogelijkheid demonstratielessen bij te wonen. In de laatste periode van de propedeuse wordt er een voorlichting gegeven over het curriculum van de hoofdfase en over de stage criteria. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft voldoende inzicht in de beginsituatie van de groep instromende studenten. Waar deficiënties optreden biedt de opleiding ‘bijspijkercursussen’ aan; de opleiding voorziet in een verkort traject voor MBO’ers; de opleiding gebruikt een uitgebreid assessment ter bepaling van het niveau van de instromende groep die het verkorte traject volgt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 28
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen In het Onderwijs- en Examenreglement (OER) en verder in de studiegidsen is de studiepuntenverdeling over de verschillende varianten uitgewerkt. De totale omvang van het curriculum bedraagt 240 studiepunten (ECTS). Dit geldt voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant. De driejarige routes hebben een feitelijke studieduur van 180 studiepunten. Studenten die toelaatbaar zijn voor deze route krijgen 60 studiepunten aan wettelijke vrijstellingen. De totale omvang bedraagt daardoor ook hier 240 studiepunten. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat alle varianten een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet voor alle varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 29
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen MWD Utrecht De Utrechtse opleiding heeft gekozen voor een competentiegericht onderwijsmodel waarbij, naarmate de opleiding vordert, de complexiteit van de ontwerpopdrachten toeneemt en er in toenemende mate een beroep gedaan op het eigen initiatief van de student. De zelfwerkzaamheid van studenten neemt toe, de begeleiding neemt in intensiteit af. De werkcolleges en trainingen gebruikt de opleiding om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen. Zij vormen de werkvormen om het vermogen in teamverband te werken te ontwikkelen. Deze passen bij de verschillende beroepscompetenties die de studenten moeten verwerven, of ondersteunen het verwerven van deze competenties: hoorcollege: uitleg door de docent ten behoeve van de actieve kennisverwerving; werkcollege: actief verwerven van theoretische kennis en methodische vaardigheden; training: oefenen van beroepsvaardigheden; studieloopbaanbegeleiding: ondersteuning en coaching van het binnen- en buitenschools leren; beroepspraktijkvorming: leren in en van de praktijk; praktijkbegeleiding: begeleiding van de beroepspraktijkvorming, vanuit opleiding en instelling; supervisie: methodische reflectie op de eigen beroepsontwikkeling; zelfstudie: individueel bestuderen van (bijvoorbeeld) literatuur; onderwijsassistentschap: ontwikkeling van de begeleidingsrol. Voor de Utrechtse deeltijdvariant geldt dat de didactische werkvormen worden bepaald door hetzelfde opleidingsprofiel als dat van de voltijdse variant. De didactische werkvormen komen in grote mate overeen, maar worden daarnaast bepaald door het leren in de werksituatie. Voor de deeltijdopleidingen in Utrecht is een apart onderwijsbeleidsdocument gemaakt. Hierin staat beschreven hoe studenten opdrachten in de praktijk uitvoeren en vervolgens die praktijkervaring op de opleiding gebruiken in het onderwijs. De didactische werkvormen van de deeltijdvariant worden bepaald door hetzelfde opleidingsprofiel als dat van de voltijd variant. De didactische werkvormen komen in grote mate overeen, maar worden daarnaast bepaald door het leren in de werksituatie. MWD Amersfoort Voor het ‘Amersfoortse’ programma van de hoofdfase MWD in 2006/2007 geldt dat de onderwijsvisie van Hogeschool de Horst het uitgangspunt is geweest voor de vormgeving van het onderwijs. Het concept van het Innoverend Leren stond hierin centraal. Innoverend leren is leren gericht op het verwerven van competenties en het ontwikkelen van een lerende en vernieuwende attitude als professional. Zelfreflectie en zelfsturing zijn sleutelbegrippen in deze manier van leren. Het concept is bij De Horst geïntroduceerd in 1996 en sindsdien verder ontwikkeld. Aan het concept van innoverend leren liggen de volgende onderwijskundige principes ten grondslag: studentgericht onderwijs; leerprocesgerichte instructie; leren leren;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 30
betekenisgericht leren; praktijkgericht leren.
Binnen het onderwijs wordt gebruik gemaakt van leertaakgroepen (begeleid en onbegeleid), PPO-groepen (begeleiding van persoonlijke, professionele ontwikkeling), trainingsgroepen, colleges, methodische werkbegeleiding en supervisie. Aan deze werkvormen zijn competenties gekoppeld, die corresponderen met de competenties van het opleidingsprofiel. In de begeleidingslijn wordt het individueel verwerven van deze competenties systematisch gemonitord. Studenten geven aan dat het onderwijsconcept de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid en zelfreflectie in hoge mate bevordert. Ook in het alumni onderzoek wordt dit bevestigd. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is voldoende uitgewerkt en in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding en voorziet in een integratie van basismodulen en projecten; bestudering van het MWD-programma laat zien dat de gehanteerde werkvormen op het didactisch concept aansluiten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 31
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen MWD Utrecht Informatievoorziening naar studenten over vereisten criteria, planningen en herkansingen wordt versterkt via de studiehandleiding. De opleiding betrekt externe professionals uit de beroepspraktijk bij het beoordelingsproces. De beroepspraktijk wordt bij stages, in een adviserende rol, betrokken bij het beoordelen van de competentieontwikkeling. Hiermee beoogt de opleiding de beroepspraktijk na te bootsen teneinde het beoordelingsproces levensecht te laten zijn. In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de toetsplanning, de procedures (tevens het toetsprotocol voor de student) en de klachtenregeling opgenomen. De wijze van toetsing en de toetscriteria zijn kort vermeld in de programmabeschrijvingen in de studiehandleidingen. Het auditteam heeft verschillende studiehandleidingen bestudeerd, waaronder ‘Uitbrengen van een beleidsadvies’ en ‘Sturen van de eigen loopbaan en ontwikkeling’. In eerstgenoemd document is duidelijk aangegeven wat beoordeeld wordt en op welke wijze de beoordeling plaats zal vinden. In de laatstgenoemde studiehandleiding is het hoofdstuk over toetsen en beoordelen ruim uitgewerkt waarbij aandacht is besteed aan de vorm en de organisatie van de toetsing, de toetsopdracht. Gebruik wordt gemaakt van: meerkeuze tentamens; tentamens met open vragen; mondelinge tentamens; werkstukken of andere vormen van schriftelijke opdrachten; reflectieverslagen; presentaties De Examencommissie van MWD – Utrecht en MWD – Amersfoort zijn gefuseerd met de examencommissies van SPH, CMV en Creatieve Therapie tot één Examencommissie voor Social Work op beide locaties. Twee leden van het auditteam hebben met de beide MWD-leden van de examencommissie gesproken. De Examencommissie wil een meer proactieve rol gaan spelen, ook met betrekking tot het eindniveau en meer onafhankelijk worden qua profilering. De wijze waarop studenten bezwaar kunnen aantekenen tegen beslissingen in het kader van ‘Toetsen en Beoordelen’, is vastgelegd in het OER. Inzake toetsen en beoordelen hanteert de opleiding de volgende algemene regels: alle programmaonderdelen worden ten minste twee keer per studiejaar getoetst; inhoud en vorm van toetsen worden bepaald door de moduleverantwoordelijke docent; toetsperiodes staan vermeld in het jaarrooster; een docent is gerechtigd tentamens die in incorrect Nederlands zijn gesteld niet te beoordelen. Een speciale plaats nemen de praktijktentamens in. Hierbij wordt gebruik gemaakt van acteurs en wordt een verbinding gelegd tussen de verschillende onderdelen uit het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 32
Vertegenwoordigers van het werkveld spelen een rol bij de beoordeling van het praktijkgestuurde onderzoek in het tweede jaar, de praktijkleerperiodes in de diverse jaren en de stellingenpresentatie in het afstudeertraject van het vierde jaar. De reglementering van toetsen is beschreven in het OER. Een student kan tegen een beoordeling in beroep gaan bij de examencommissie. Het toetsbeleid is aangegeven in de studiegids van MWD Utrecht. De concrete wijze van toetsen sluit aan bij de gebruikte didactische werkvorm. De wijze van toetsing per onderdeel van het onderwijsprogramma staat beschreven in de studiehandleidingen. MWD Amersfoort De Amersfoortse opleiding baseert haar toetsbeleid in het studiejaar 2006/2007 voor de hoofdfase op de kaders die zijn beschreven in de recentelijk geschreven nota’s ‘Competentiegericht toetsen als uitdaging’ en ‘Toetsbeleid Hogeschool de Horst’. Het toetsbeleid sluit aan bij het concept van Innoverend Leren. Het toetsbeleid is competentiegericht en in overeenstemming met het competentiegerichte karakter van het onderwijs. De concrete uitwerking van dit beleid is te vinden in de periodeboeken en het jaarboek fase 3. Hierin staat per studieonderdeel aangegeven hoe en wanneer het desbetreffende onderdeel getoetst wordt en welke criteria en wegingsfactoren daarbij gebruikt worden. Toetsvorm en werkvorm sluiten op elkaar aan. De volgende toetsvormen worden gebruikt: schriftelijke werkstukken, reflectieverslagen en opdrachten; presentaties; assessments; schriftelijk tentamens op school. Alle programmaonderdelen worden ten minste twee maal per studiejaar getoetst. Meestal wordt in de laatste twee weken van een periode getentamineerd. De concrete tentamenperiodes staan aangegeven in het jaarrooster. Voor het studiejaar 2006/ 2007 geldt dat de formele regels betreffende het toetsen staan beschreven in de onderwijs- en examenregeling. De beoordeling van de stages vindt plaats in overleg met de praktijkbegeleider, waarbij de docent de eindverantwoordelijkheid heeft. Bij de vormgeving van de toetsing in de nieuwe propedeuse gelden twee uitgangspunten: bij het toetsen wordt beoordeeld in welke mate een student competenties uit het opleidingsprofiel beheerst; toetsen maken deel uit van het leerproces en moeten dat versterken; deze zullen ook worden doorgevoerd in de vernieuwde hoofdfase. Na afloop van het studiejaar 2006/2007 zal via evaluaties worden nagegaan of de uitgangspunten gerealiseerd zijn; voor het gehele instituut is er inmiddels een nieuw toetsbeleidsplan vastgesteld. Aan de hand daarvan wordt de toetsing in het curriculum van de hoofdfase verder uitgewerkt. MWD Utrecht, MWD Amersfoort De opleiding toetste bij het oude curriculum, zo constateert het auditteam, nog veel op reflectie en onderzoeks-, advies- en presentatievaardigheden. In het vernieuwde curriculum wordt meer getoetst op theoretische kennis. Tijdens de audit gaven studenten ook aan dit essentieel te vinden. Het auditteam heeft uitgebreid de wijze bestudeerd waarop de opleiding, in het bijzonder de docenten, het werk beoordelen van studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 33
Er is duidelijk aandacht voor de argumentatie bij het aanvinken en inschalen van beoordelingen. Docenten wijzen studenten op inconsequenties in de methodologie, op hiaten in het literatuuronderzoek, op spellingsfouten, op gebrek aan grondige reflectie. Docenten wijzen studenten op de te geringe aandacht voor de profilering van de maatschappelijk werker in projecten. Vooral dit laatste is, zo meent het auditteam, een essentiële reflex: uit de aard van de opdracht van een project dreigt immers het gevaar om uitsluitend een door de praktijk gewenst product af te leveren. Dit product is niet per definitie gefundeerd en ontwikkeld vanuit het maatschappelijk werk profiel. De beoordelingen van docenten zijn terecht kritisch waar nodig en niet onterecht positief. Het auditteam constateert dat bij het methodiekwerkstuk ook een beoordeling door een groepje studenten gebeurt. De docent geeft vervolgens aan waar hij afwijkt van de beoordeling van de studenten. Op deze manier worden studenten gestimuleerd beargumenteerd kritisch te zijn over het niveau van het werkstuk. Dit is ongetwijfeld leerzaam. In de beoordeling van één van de door het auditteam bestudeerde producten van een student wordt een laag cijfer gegeven (5,5) omwille van taalfouten, ontbreken van paginanummers én omwille van het ‘…onduidelijk aantonen van het raakvlak van het thema met de functie van maatschappelijk werk’. Tijdens de door een deel van het auditteam bijgewoonde afstudeerpresentaties in juni 2008 is gebleken dat de docenten van de opleiding kritisch kijken naar de onderbouwing van het eindwerkstuk en hetgeen gepresenteerd wordt alsmede de aanbevelingen die de studenten geven op basis van het door verrichte onderzoek. Ook zijn de voorzitter en secretaris aanwezig geweest bij de beoordeling van de presentatie door docenten. Hierbij maakt de opleiding gebruik van een uitgebreide set beoordelingscriteria. Tijdens deze beoordelingen hielden de docenten zich (nog) niet geheel aan het vernieuwde beoordelingsprotocol. Naar de mening van het auditteam is de beoordeling van de door haar bestudeerde werkstukken in een aantal gevallen aan de hoge kant. Een meer puur rekenkundige benadering wat betreft het eindcijfer is hier op zijn plaats. Begeleiding en beoordeling van studenten zijn gescheiden. Docenten zijn in voldoende mate in staat om beoordelingen met elkaar af te stemmen en deze beoordelingen kritisch te beschouwen hetgeen naar de mening van het auditteam de kwaliteit van de beoordeling en de door de studenten geleverde producten ten goede komt. Onder facet 2.2 hebben wij reeds aandacht besteed aan de verbeternotitie ‘Borging en toetsing van de body of knowledge van de opleiding MWD’. Hieruit blijkt het volgende. In het derde studiejaar worden de 60 ECTS voor een belangrijk deel toegekend aan de beoordeling van de ontwikkeling die de student maakt in de praktijkcomponent (zie ook facet 6.1). Daarnaast zijn er acht ECTS beschikbaar voor twee studieonderdelen die gezamenlijk ‘sectorverdieping’ heten: in het eerste deel wordt op basis van een klein onderzoek, een veranderingsvoorstel gemaakt ten aanzien van een in het werk gebruikte hulpverleningsmethode. De opleiding formuleert hierbij als verbetervoorstel dat men het element ’methodische onderbouwing’ zal toevoegen aan het voorstel met argumentatie en bronvermelding; in het tweede deel wordt op basis van een klein onderzoek een ‘nota’ geschreven over een organisatorisch knelpunt in de organisatie. Hierbij schrijven zij thans een reflectie op de totstandkoming van het geheel. Het verbeteringsvoorstel luidt dat de geschreven reflectie vervangen zal worden door toevoeging of aanscherping van de theoretisch verantwoording in de ‘nota’. Het auditteam constateert taalfouten én onnauwkeurige bronvermelding in de toetsen door docenten opgesteld. Dit mag niet voorkomen en is tijdens de audit aan de opleiding meegedeeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 34
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding kent een variatie aan toetsvormen afgestemd op het studieonderdeel en het doel van de toetsing; werkvelddeskundigen zijn rechtstreeks betrokken bij de beoordeling van stage- en afstudeeropdrachten; de opleiding heeft in het nieuwe curriculum meer theorie opgenomen. De opleiding toetst en beoordeelt de theoretische component adequaat en op een kritische wijze.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor alle varianten als voldoende op grond van de volgende overwegingen: naar het oordeel van het auditteam kennen de drie varianten een vernieuwd programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling in voldoende mate op HBO-niveau is gesitueerd; de studielast van de opleiding is niet hoog. Binnen de opleiding is dit een punt van aandacht er is inmiddels verbeterbeleid geformuleerd; het instroombeleid is voldoende uitgewerkt. De opleiding heeft een goed zicht op de beginsituatie van de groep instromende studenten; leerlijnen, de thematische ordening, de praktijkgerichtheid en de gerichtheid op beroepstaken bieden een voldoende waarborg voor de interne samenhang van het programma; de opleiding biedt studenten via praktijkgerichte opdrachten, stage- en afstudeeropdrachten de mogelijkheid kennis te ontwikkelen via interactie met het werkveld; de opleiding kent een variatie aan toetsvormen. Het niveau waarop de opleiding thans toetst ligt op hboniveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 35
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort Het auditteam treft op beide vestigingen een gedreven docententeam aan dat duidelijk kennis heeft van actuele ontwikkelingen. Ook merkbaar was dat de ontwikkeling naar professionaliteit weer terug is bij de docent. Een zoektocht in innovatie is zichtbaar/hoorbaar/voelbaar. Het inhoudelijk discours wordt gevoerd waarbij opvallend naar voren kwam dat de social work benadering kon rekenen op duidelijk steun in Utrecht en Amersfoort. Verder valt het auditteam de gedrevenheid op bij de wat oudere docenten: zij spreken met passie over de afgestudeerde maatschappelijk werker die zich goed kan presenteren en weet wat er in de samenleving nodig is, die zijn vak kent. Deze groep docenten hebben een visie en hebben een duidelijk uitgekristalliseerd einddoel voor ogen. Specifiek valt tijdens de gesprekken in Amersfoort op dat de docenten aangeven zich ‘diploma verantwoordelijk ‘ te voelen: de docenten zijn niet alleen bezig met hun eigen lessen/vakken maar ook hoe dat moet bijdragen aan het totaal. De taakstelling van het MWD-team is in 2007-2008 het verzorgen van het onderwijs voor de hoofdfase MWD op de beide locaties, met uitzondering van de twee laatste jaren voor het deeltijdonderwijs in Utrecht. De laatste twee leerjaren worden verzorgd door een deeltijdteam ondergebracht in het team ‘Contact en Contract’. Dit team verzorgde voorheen het onderwijs aan alle deeltijdstudenten van CMV, MWD en SPH. Per september 2007 behoren ook de secretariële en de logistieke ondersteuners tot het opleidingsteam. Deze herinrichting van het personeel is erop gericht de ondersteuning zo dicht mogelijk bij de uitvoerders van het primaire proces te plaatsen, onder aansturing van dezelfde manager. In de documentatie geeft de opleiding aan dat in Utrecht ongeveer de helft van de docenten over recente praktijkervaring beschikt. Dit komt doordat hier de laatste jaren veel nieuwe docenten zijn aangesteld. Uit het profiel van de docenten blijkt dat zij bijvoorbeeld gewerkt hebben binnen de psychiatrie/Riagg, vluchtelingenwerk, personeel en organisatie binnen bedrijven, maatschappelijk werk, verslavingszorg en justitiële hulpverlening. In Amersfoort is recente praktijkervaring van docenten een probleem. Naar verwachting zal de situatie komende jaren geleidelijk verbeteren, doordat hier eveneens nieuwe docenten zullen worden aangesteld, die over meer recente praktijkervaring dienen te beschikken. Een aantal docenten in vaste dienst is tevens werkzaam in de beroepspraktijk. Het beleid van Hogeschool Utrecht is dat docenten minimaal één niveau hoger opgeleid zijn dan het niveau waarvoor ze de studenten waar ze les aan geven opleiden. Voor nieuwe docenten is dit vrijwel altijd het geval. Voor docenten die al langer aan de opleiding in Utrecht en Amersfoort verbonden zijn is dit niet altijd het geval.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 36
Om ervoor te zorgen dat de docenten voldoende binding houden met de beroepspraktijk wordt een breed spectrum aan activiteiten uitgevoerd, zo blijkt uit de documentatie. Een ruime meerderheid van de docenten van de voltijdopleiding is stagebegeleider en heeft hierdoor structureel contact met het werkveld. Voor de docenten van de deeltijdopleiding geldt dat zij in hun functie van studieloopbaanbegeleider structureel contact hebben met studenten die in de beroepspraktijk werken. Binding van de medewerkers met de beroepspraktijk ontstaat eveneens door contacten in het kader van excursies en studiereizen. Amersfoort heeft hiervoor een aantal vaste contacten. Praktijkvertegenwoordigers nemen op verschillende manieren deel aan onderdelen van het programma. Zo is dit het geval in de afstudeerfase, wanneer de studenten opdrachten uit de praktijk uitvoeren. Ook bij de eindgesprekken zijn werkveldvertegenwoordigers betrokken. De opleiding trekt daarnaast gastdocenten aan om een aantal modulen of onderwijseenheden te verzorgen. Dit gebeurt zowel in de propedeuse als in de hoofdfase. De gastdocenten zijn werkzaam (of recent werkzaam geweest) in organisaties op het gebied van MWD, minimaal op HBO-niveau. Docenten, medewerkers van het praktijkbureau en de stagebegeleiders hebben ieder hun eigen relatienetwerk. Deze netwerken worden bijvoorbeeld ingezet om eigen professionaliteit te bevorderen, voor programma uitvoering, beoordeling van studenten, verwerven van stageplaatsen en vacaturestellingen. Bij de werving van nieuwe docenten is het een criterium dat de docent recent werkzaam is geweest in de relevante beroepspraktijk. Vanuit de lectoraten en kenniskringen wordt een bijdrage geleverd aan het actueel houden van de bij docenten aanwezige kennis van de beroepspraktijk. In de afgelopen jaren organiseerden de lectoren van het agogisch domein een reeks masterclasses voor docenten. De thema’s hiervan werden ontleend aan het onderzoek van de kenniskringen. De masterclasses werden uitgevoerd door deskundigen uit de wetenschap en de beroepspraktijk en bijgewoond door de medewerkers uit de opleidingsteams. Gezien de huidige samenstelling van het personeel wordt bij de werving een accent gelegd op werving onder jongeren, mannen en allochtonen. In het kader van de deskundigheidsbevordering gaan in de komende twee studiejaren meer medewerkers participeren in onderzoeken bij het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie. Studenten geven aan dat zowel in Utrecht als in Amersfoort de docenten in de regel beschikken over voldoende kennis van de praktijk. Wel merken zij op dat dit van docent tot docent kan verschillen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een duidelijke rechtstreekse verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk; de praktijkcomponent is meer aanwezig bij de jongere dan bij de oudere docenten. Gelet op de uitstroom de komende jaren van ouder personeel, zal het aantal jongere docenten met meer praktijkervaring toenemen; de beroepspraktijk heeft een aantoonbare en actieve inbreng in de uitvoering van het opleidingsprogramma; de opleiding maakt tevens regelmatig gebruik van gastdocenten, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding verder wordt versterkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 37
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort De personeelsplanning gebeurt op instituuts- en teamniveau en vindt plaats op basis van een globale meerjarenraming van studentenaantallen, die per jaar wordt vertaald in een concrete personeelsplanning. De personeelsplanning wordt jaarlijks vastgesteld in het formatieoverzicht dat ten grondslag ligt aan de begroting van het Instituut voor Social Work. De student/docent ratio is voor het kalenderjaar 2007 facultair vastgesteld op 33:1. Tijdens de audit gaf het auditteam aan dat dit hoog is. Daarop heeft de opleiding een berekening uitgevoerd van de docent-studentratio die uitkomt op een iets gunstigere docent-student ratio van 1:29 (waarbij ook gastdocenten verdisconteerd zijn) door de opleiding als de ‘meest reële docentstudentratio’ omschreven. De verdeling van de formatie over de opleidingen binnen het Instituut voor Social Work is in de eerste plaats gebaseerd op studentaantallen. Daarnaast wordt voor elk team een extra urenbudget toegekend voor de inzet op instituutsniveau voor coördinatietaken en onderwijsinnovatie. Binnen het totale formatiebudget moet elk opleidingsteam het onderwijs van de betreffende opleiding uitvoeren. De omvang van het ondersteunend en onderwijsgevend personeel (op instituutsniveau) wordt vastgesteld op basis van de facultair vastgestelde verhouding 1:3. In het personeelsformatieplan wordt gestreefd naar een omvang van 10% van het personeelsbudget voor flexibel personeel. In de documentatie heeft de opleiding de personeelsformatie gepubliceerd. In het studiejaar 2006/2007 had deze de volgende omvang: locatie Utrecht (voltijd) 15 personen; locatie Utrecht (Deeltijd MWD, SPH en CMV) 14 personen; locatie Amersfoort (voltijd, deeltijd, duaal) 14 personen. Daarnaast maken Utrecht (voltijd) en Amersfoort jaarlijks ieder voor ongeveer 1,1 fte gebruik van gastdocenten. De opleiding verwacht, op basis van prognoses van studentenaantallen, in Utrecht een stabiele formatieruimte en in Amersfoort een uitbreiding. Om de personeelsvoorziening in goede banen te leiden is een meerjarenanalyse van de formatieomvang gemaakt en een plan voor de werving van docenten. Het heeft geresulteerd bij het team MWD Utrecht tot het invullen van een vacature ruimte van 1,5 fte in verband met personeelsverloop. Er is, met name op de locatie Utrecht, de afgelopen jaren aanwas van jongere docenten. In het gesprek met hen valt op dat zij hard moeten werken om het hoofd boven water te houden (zie facet 3.3). Bij het team MWD van Hogeschool De Horst was vooralsnog een formatieoverschot van 1,04 fte maar met de explosieve groei van studentaantallen die verwacht wordt in Amersfoort, wordt dit overschot snel omgezet in een tekort van 2,89 fte. Per januari 2007 is er een docent aangenomen voor 0,6 fte en heeft een docent haar aanstellingsomvang uitgebreid met 0,1 fte. Naast de sturing op 10% flexibele inzet wordt personele frictie met gastdocenten ingevuld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 38
Uit het laatste werkbelevingsonderzoek in 2005 bleek dat binnen het instituut voor Social Work naar verhouding met de gehele faculteit meer cynisme en uitputting geconstateerd wordt. Het advies is te bezien welke maatregelen ervoor zorgen dat vitaliteit en arbeidsplezier weer kunnen toenemen. Na het onderzoek is de fusie met Hogeschool de Horst gerealiseerd en is er geïnvesteerd in de gezamenlijke teamen onderwijsontwikkeling. Tevens is onlangs de herinrichting van de teams gerealiseerd. Het geplande werkbelevingsonderzoek in het najaar van 2007 moet aantonen of deze acties en ontwikkelingen in de organisatie tot het gewenste doel hebben geleid. Studenten zijn in Utrecht en Amersfoort tevreden over de beschikbaarheid van de docenten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de docent/student ratio ligt vrij hoog, ook de meest reële docent-student ratio (zonder onderwijsvraagfactor correctie, van 1:29. Dit is zeker een punt van aandacht voor het management. Het auditteam acht in ieder geval de op facultair niveau vastgestelde docent-student ratio van 1:33 te hoog; er worden nieuwe docenten aangenomen, zo is tijdens de audit gebleken hetgeen een gunstig effect heeft op de docent-student ratio.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 39
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort De kwaliteit van het personeel wordt op instituutsniveau (ISW) als volgt geborgd: vanuit de hogeschool zullen docenten in toenemende mate in de gelegenheid worden gesteld te promoveren en onderzoeken uit te voeren die passen binnen de onderzoeksprogramma’s van het facultaire Kenniscentrum Sociale Innovatie. Het auditteam is van mening dat deelname aan kenniskringen van docenten gestimuleerd zou moeten worden waarbij het wetenschappelijk niveau van het docenten verder verhoogd dient te worden; bijeenkomsten rond de ontwikkelthema’s hebben bijgedragen aan de deskundigheid van de medewerkers; in het kader van de onderwijsinnovatie is een professionaliseringsplan voor alle medewerkers van het ISW opgesteld waarbij wordt uitgegaan van de verschillende rollen die docenten dienen te vervullen. Een scholingsaanbod wordt op maat in de periode vanaf mei 2006 aangeboden. Dit plan is in november 2006 bijgesteld, geactualiseerd en verder geconcretiseerd; voor scholing van docenten is ruim budget aanwezig. Er is geen coördinatie wie waar naar toe gaat en wat er met de opgedane kennis wordt gedaan. Het auditteam is van mening dat de opleiding bij de professionaliseringstrajecten moet zorgen voor een goede balans tussen individuele wensen en discrepanties tussen aanwezige en noodzakelijke competenties ; de opleiding verzorgt scholing voor de praktijkbegeleiders; in 2004 zijn zowel op Hogeschool de Horst als op de FSAO functioneringsgesprekken gehouden. Na de fusie zijn er op Hogeschool de Horst taak- en coachingsgesprekken gevoerd. Tevens is met elke medewerker, in het kader van het sociaal plan van de fusie, door bureau Talent een gesprek gevoerd met als thema de verdere professionele ontwikkelingen en het beroepsperspectief. In juni 2006 heeft de ISW-directie een nieuwe cyclus van contract-, functionerings- en beoordelingsgesprekken vastgesteld. Conform de afspraken in de HBO-CAO zijn de functies van alle medewerkers opnieuw vastgesteld. Wat betreft scholing merkt het auditteam op dat dit een belangrijk instrument is om op de hoogte te blijven van de actualiteit. Er wordt echter niet systematisch gecoördineerd wie welke actualiteit bijhoudt. De opgedane kennis wordt niet systematisch gedeeld en daardoor weinig effectief. Uit een werkdocument blijkt dat het instituut de professionalisering van het personeel stimuleert door vier typen activiteiten: het creëren van leerpraktijken (‘al doende leren’); een traditioneel open leeraanbod (cursussen, workshops); stimulering van interacties die gericht zijn op ‘leren van elkaar’ (zoals intervisie en netwerkleren); een website ‘Professionalisering’. De opleiding MWD wordt op twee locaties verzorgd. De MWD-medewerkers hebben in principe een vaste standplaats. Er is een MWD-Utrecht en een MWD-Amersfoort team, aangestuurd door één onderwijsmanager. Daarnaast is er in Utrecht in 2006/2007 nog een apart deeltijd/duaal team met een eigen manager. Elk van deze teams draagt zorg voor de inhoud, kwaliteit en organisatie van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 40
Gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het nieuwe curriculum van de hoofdfase MWD (met uitzondering van de delen die gemeenschappelijk zijn met andere opleidingen). Elke docent wordt geacht te functioneren op masterniveau. Er wordt aan gewerkt om alle docenten, waar nog niet gerealiseerd, ook daadwerkelijk een mastertitel te laten halen. In de praktijk ligt het initiatief voor individuele deskundigheidsbevordering bij de docent zelf, vanuit functioneringsgesprekken of vanuit persoonlijke wensen. Docenten volgen op grond hiervan regelmatig op vakinhoud gerichte congressen, seminars en trainingen. Jonge docenten worden begeleid door een ‘vaste ‘senior’ maar deze begeleiding is niet gestructureerd: er wordt geen vast leerplan doorlopen. Het is de jonge docent zelf die vraagt en aangeeft wij hij/zij nodig heeft. Onderwerpen zijn vooral vakinhoudelijk en praktisch op organisatorische regels. Niet op de visie van de opleiding. Jaarlijks organiseert de opleiding scholing voor de praktijkbegeleiders die de stagiaires vanuit de instellingen begeleiden. Daarmee wordt de kwaliteit van de begeleiding in het buitenschools curriculum geborgd. De kwaliteit van de praktijkbegeleiders wordt betrokken bij de screening van de praktijkinstellingen, die jaarlijks wordt uitgevoerd door het praktijkbureau. In juni 2006 heeft de ISW-directie een nieuwe Resultaat Gericht Werken-cyclus vastgesteld, die bestaat uit contract-, functionerings- en beoordelingsgesprekken. De MWD opleiding gebruikt dit model voor het maken van ontwikkelafspraken met de docenten, de beoordeling en de loopbaanbegeleiding. In de cyclus van contract-, functionerings- en beoordelingsgesprekken wordt mede gestuurd op de professionele ontwikkeling van de individuele medewerker, zo geeft de opleiding in de documentatie aan. Met alle medewerkers worden periodiek gesprekken gehouden volgens het model van deze cyclus. Zowel te Utrecht als te Amersfoort zijn in dit kader met alle medewerkers vóór 1 januari 2007 de contractgesprekken afgewikkeld. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden meerder keren per jaar plaats. Bijvoorbeeld in het kader van de blokevaluaties. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Uit deze evaluaties blijkt, dat studenten vragen met betrekking tot de kwaliteit van de docenten hoog scoren. Het oordeel van de studenten is niet alleen positief over de vakkennis en de werkveldgerichtheid van docenten, maar ook over hun vakdidactische en begeleidingsexpertise. Uit de studenttevredenheidsonderzoeken en uit de gesprekken van het auditteam met studenten blijkt dat zij tevreden zijn over de inhoudelijke vakbekwaamheid van docenten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: wat didactische- en vakdeskundigheid zijn de docenten voldoende gekwalificeerd om de opleiding te verzorgen. Wel acht het auditteam meer kennis van relevante wetenschappelijk disciplines van belang om thans en in de toekomst, mede gelet op de versteviging van de theoretische component binnen de opleiding, het studieprogramma adequaat te kunnen blijven verzorgen; studenten zijn tevreden over de kwaliteit van hun docenten; vakkennis, werkveldgerichtheid, vakdidactisch en begeleidingsexpertise.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 41
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor alle opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. het docententeam legt een duidelijke verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk; het auditteam is van mening, dat het huidige docentencorps voldoende gekwalificeerd is (vakinhoudelijk, onderwijskundig) om het programma van de MWD opleiding inhoudelijk en organisatorisch te realiseren; de omvang van het personeelsbestand is voldoende om de opleiding te verzorgen. Er wordt nieuw personeel geworven en aangesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 42
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort De faculteit heeft ten behoeve van het bereiken van een optimale leeromgeving een aantal voorzieningen getroffen, zoals computerwerkplekken, werk- en overlegruimtes, print- en kopieerfaciliteiten, mediatheek, kiosk voor studiematerialen en uitleen communicatieapparatuur. MWD Utrecht De opleiding in Utrecht geeft aan dat wat betreft de ruimtelijke voorzieningen de studenten ‘…volop worden ondersteund bij het studeren’. De huisvesting en de andere materiële voorzieningen moeten voldoen aan kwaliteitseisen die een adequate uitvoering van onderwijs mogelijk maken. De lokalen zijn daarbij toegesneden op de vereisten voor een optimale leeromgeving: voldoende in aantal en in variëteit, gezien de gehanteerde lesvormen (hoorcolleges, werkcolleges, trainingen). Het instituut regelt de logistieke organisatie en doet dit vanuit één centraal punt. Bureau Ondersteuning van het instituut vervult hier de spilrol. Dit team verzorgt onder meer de informatievoorziening van organisatorische aard aan studenten. De onderwijsmanager wordt op het gebied van onderwijslogistiek door dit team ondersteund. De meeste lokalen zijn voorzien van een standaard AV uitrusting (TV, Video, DVD, Overheadprojector en een LCD-scherm). Een kleiner aantal is voorzien een pc en een beamer. Ondersteunende (AV) materialen, die niet standaard aanwezig zijn in een lesruimte, kunnen gehaald worden bij de kiosk. Lesruimtes kunnen ook door studenten van andere opleidingen binnen de faculteit gebruikt worden. Roostering van lokalen vindt centraal op de faculteit plaats. De voorbereiding hiervan gebeurt door het Bureau Ondersteuning. In Utrecht heeft de mediatheek een uitgebreide sociaalagogische collectie en digitale abonnementen en bestanden. De mediatheek werkt samen met de bibliotheek van de Universiteit Utrecht, bijvoorbeeld door de digitale catalogus. Tevens beschikt deze locatie over een studieplein, waar pc’s ter beschikking staan voor studenten. In de zomer van 2006 is de mediatheek in Utrecht uitgebreid met 140 werkplekken en voorzien van pc’s en projectruimtes voor studenten. Op beide locaties zijn in het hele gebouw voorzieningen voor draadloze communicatie met laptops. Naast de groeiende behoefte aan computerfaciliteiten is enkele jaren geleden vastgesteld dat er een stijgende vraag naar kleine werkruimtes was (zoals voor coaching, en voor zelfstandig werkende kleine onderwijsgroepen). Om aan deze en andere wensen tegemoet te komen is in 2005 begonnen met een verbouwen vernieuwprogramma, dat in de zomer van 2006 is afgerond. Verbeteringen waren: twee nieuwe computerlokalen; een extra hoorcollegezaal, met computers; computers in verblijfruimtes; werkruimtes (flexwerkplekken) voor docenten en studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 43
Elke medewerker van het Instituut heeft de beschikking over een werkplek met pc. De pc’s zijn standaard uitgerust met Microsoft Office kantoorapplicaties. Medewerkers met een aanstelling minder dan 0,6 fte delen hun werkplek met collega’s. Ook voor gastdocenten zijn flexwerkplekken beschikbaar. Uit de Studenttevredenheidonderzoeken 2003/2007 blijkt dat de voorzieningen in Utrecht volgens studenten ruim voldoende zijn (meeste scores ruim boven de 3). Dat was in de eerste jaren met betrekking tot het aantal computerwerkplekken niet het geval, maar is sinds de oplevering van het nieuwe bouwdeel met een score van 3,7 ruim voldoende. MWD Amersfoort Het pand in Amersfoort is in het studiejaar 2005/2006 voor het eerst als onderwijsgebouw in gebruik genomen en maakt een verzorgde indruk. Om het gebouw geschikt te maken voor deze nieuwe functie is een verbouwing uitgevoerd en een nieuwe inrichting gerealiseerd. Het beschikt nu over alle moderne, goed verzorgde onderwijsvoorzieningen: mediatheek, computerwerkplekken, practicumfaciliteiten, ict-helpdesk en studentenbalie. In Amersfoort beschikt men tevens over een AVV-lokaal, een ‘’dramalokaal’’ en een lokaal voor beeldende vorming. Studenten geven aan tevreden te zijn over het gebouw en over de voorzieningen evenals over de bereikbaarheid van de school en de voorzieningen in de omgeving. Hogeschool Utrecht gaat in Amersfoort nieuwbouw realiseren. De eerste paal hiervoor zal binnenkort de grond in gaan. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de ruimtelijke voorzieningen zijn toereikend om de opleiding te realiseren; de materiële voorzieningen sluiten aan bij de huidige stand van zaken binnen het MWD-domein en de ICT-infrastructuur en stellen de studenten in staat de opleiding te volgen; op beide locaties beschikt de opleiding over een mediatheek met een uitgebreide sociaalagogische collectie, digitale abonnementen en bestanden. De MWD vestiging in Amersfoort oogt prettiger, d.i. frisser, gezelliger en minder massaal, dan de vestiging in Utrecht. De sfeervolle, kleurrijke verlichting in de mediatheek in Utrecht creëerde veeleer een persoonlijke dan wel een functionele werksfeer. de mediatheek in Amersfoort maakte een (meer) dynamische en (actief) stimulerende indruk en gaf blijk van een uitgesproken visie op de samenwerking tussen mediatheek en docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 44
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort De opleidingen van het Instituut voor Social Work ondersteunen de toenemende zelfsturing van de student (van sturing naar zelfsturing/zelfregie binnen de gestelde kaders en mogelijkheden) met studieloopbaanbegeleiding. Doel is het verwerven en ontwikkelen door de student van de competenties die noodzakelijk zijn voor een professionele beroepsuitoefening en het daarbij gebruik maken van de mogelijkheden van de opleiding en werk- of stageplek. In de nieuwe, gemeenschappelijke propedeuse is ‘Sturen en ontwikkelen van de eigen loopbaan’ een afzonderlijke leerlijn, die bij de verdere ontwikkeling van het curriculum voor de hoofdfase van MWD wordt doorgetrokken. De nog bestaande verschillen tussen de locaties Utrecht en Amersfoort zullen dan verdwijnen. Centraal staan hierbij de volgende doelen: een professionele houding en presentatie op basaal niveau; actief werken aan het verwerven van de professionele competenties en (zelf)kennis, inzichten, vaardigheden en houding die daarvoor nodig zijn; het leveren van een constructieve bijdrage aan product en proces binnen samenwerkingsverbanden; openstaan voor feedback van anderen en feedback aan anderen kunnen geven; het kunnen maken van een verantwoorde keuze ten aanzien van het voortzetten van de (studie)loopbaan; inzet van reflectie als een vorm van leren om de persoonlijke en professionele ontwikkeling te sturen. Zowel te Utrecht als te Amersfoort krijgen de studenten systematisch studieloopbaanbegeleiding. Voor de hoofdfase te Utrecht staat dit beschreven in de studiehandleidingen, voor Amersfoort in de MWD-Gids en de Praktijkgids. Op beide locaties hebben de studenten in alle leerjaren een studieloopbaanbegeleider (SLB’er). In Utrecht heeft de student in de eerste twee studiejaren een eigen studiebegeleider. In het derde jaar vervult de stagebegeleider deze rol en in het vierde jaar weer een studieloopbaanbegeleider. In Amersfoort krijgen alle studenten in alle leerjaren een docentcoach toegewezen. De individuele begeleiding door de SLB’er en stagebegeleider bedraagt gemiddeld 15 uur per jaar. De SLB bestaat uit de volgende elementen: groepsgewijze begeleiding door het hele jaar heen; voorlichting; individueel oproepen en signaleren; studievoortganggesprekken; begeleidingsgesprekken met individuele studenten; preadvies studievoortgang; individuele gesprekken; vaststelling studieadvies door examencommissie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 45
In de studieloopbaanbegeleiding wordt studenten geleerd om zelf relevante informatie te achterhalen, voordat zij zich richten tot de SLB’er, het onderwijssecretariaat of de examencommissie. SLB’ers participeren in een programma van deskundigheidsbevordering met intervisie en training. De SLB’ers van alle opleidingen van het Instituut voor Social Work komen bijeen om de begeleiding op elkaar af te stemmen. Er loopt een certificeringtraject om docenten toe te rusten voor hun taak in de studieloopbaanbegeleiding binnen het ISW. In het nieuwe onderwijs vanaf 2006/2007 is het portfolio van toenemend belang. Het wordt gebruikt als middel om studenten te helpen reflecteren op hun ontwikkeling in het eerste jaar. In het portfolio legt de student bewijslast aan t.a.v. de ontwikkeling op kerncompetenties. Op basis van het portfolio kan inzichtelijk worden aan welke competenties een student speciaal aandacht dient te besteden. Bij de deeltijdvariant en de duale variant wordt deze reflectie gekoppeld aan het leren in de praktijk. De recente portfolio’s geven een goed overzicht van de ontwikkeling van de student in het laatste jaar. Er zit voldoende evenwicht tussen reflectie- onderzoeksvaardigheden- theorie en methodiekontwikkeling. Het auditteam constateert dat studenten in een wat wij willen omschrijven als een ‘eerlijke schrijfstijl’ hierbij hun leerproces onder woorden brengen. Het is duidelijk dat hierbij vooral de eigen persoon in het centrum staat. Integratie gebeurt vooral door de eigen persoon, de eigen geschiedenis te begrijpen én te hanteren in het professioneel handelen in de praktijk. Theoretische kennis uit de eerdere opleidingsjaren speelt hierbij een minder prominente rol Studenten hebben diverse middelen (intranet, roostersite, e-mail, prikborden, lichtbakken, enzovoort) ter beschikking om up-to-date geïnformeerd te zijn. Bij de start van het studiejaar worden studenten wegwijs gemaakt in de manier waarop de informatievoorziening plaatsvindt. Aan hen worden de studiegids, wegwijzers en studiewijzers uitgereikt en verteld hoe zij deze moeten gebruiken. Centraal in onze informatievoorziening staat echter de digitale informatievoorziening. Via de mail krijgen studenten bij aanvang van elk periode een nieuwsbrief, waarin actuele onderwijslogistieke informatie wordt vermeld voor de komende periode. E-mail is ook bij uitstek het middel om wijzigingen in de logistieke organisatie aan studenten mee te delen. Osiris is het geautomatiseerde studentvolgsysteem van de hogeschool waarbij studenten hun inschrijvingen kunnen controleren en hun behaalde resultaten kunnen inzien. Dit systeem is in het studiejaar 2004/2005 (voor locatie Amersfoort 2005/2006) in gebruik genomen. De functionaliteit van dit systeem wordt nog voortdurend uitgebreid. Het systeem kan ook gebruikt worden door studieloopbaanbegeleiders om informatie over studenten vast te leggen en de studievoortgang te bewaken. Hogeschoolbreed is in het jaar 2006 fasegewijs een nieuw intranet in gebruik genomen, voor zowel studenten als docenten. Dit intranet (Sharepoint) wordt fasegewijs bij het instituut ingevoerd. Dat betekent dat op termijn de Workspaces plaats zullen maken voor Sharepoint. Dit systeem biedt meer functionaliteit dan de Workspaces. Er kunnen bijvoorbeeld gemakkelijk projectsites door studenten en medewerkers worden aangemaakt en gebruikt. De studiegids vormt voor studenten een belangrijk document, waarin zowel informatie over de opleiding als een veelheid van spelregels voor het studeren bij elkaar zijn gezet. Naast digitale informatievoorziening kunnen studenten fysiek terecht voor vragen om informatie bij de balie van het Onderwijssecretariaat. Deze balie is ook telefonisch bereikbaar en er is een algemeen emailadres voor studenten, waar zij hun vragen kunnen stellen en informatie kunnen verkrijgen. Belangrijke wijzigingen (rooster, ziekte, enz.) worden ook bij de balie opgehangen en op diverse plaatsen in het gebouw op monitoren geplaatst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 46
Tevens kunnen studenten met vragen op allerlei gebied terecht bij de facultaire Studenten servicebalie, waar medewerkers studenten voor specifieke vragen ook kunnen verwijzen naar studentendecanen en/of studentenpsychologen. Tijdens de audit is gebleken dat studenten tevreden zijn over de studiebegeleiding. Docenten worden omschreven als ‘behulpzaam’. Er zijn korte lijnen en ‘open deuren’. Wel nuanceren deeltijders het beeld enigszins:de organisatie is niet altijd ingesteld op de specifieke behoeften van deeltijders. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de studiebegeleiding adequaat uitgewerkt; in het propedeuse jaar is een apart programma studieloopbaanbegeleiding ontwikkeld dat deel uitmaakt van het curriculum. Voor de hoofdfase wordt dit verder doorgezet met vergelijkbare omvang in studiepunten en personele inzet; de opleiding beschikt over verschillende vormen van informatievoorziening, zodat studenten up to date geïnformeerd zijn; studenten geven aan tevreden te zijn over de studiebegeleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor alle opleidingsvarianten als voldoende: de ruimtelijke voorzieningen zijn ruim toereikend en maken het mogelijk de MWD-opleiding te realiseren; de opleiding heeft studiebegeleiding op orde, zo blijkt uit de documentatie en uit de gesprekken met de studenten in Utrecht en Amersfoort.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 47
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen MWD Utrecht, MWC Amersfoort Hogeschool Utrecht heeft een eigen instrument ontwikkeld; EVINAC (evaluatie-instrument accreditatie) gebaseerd op het NVAO-kader. Daarin zijn de zes prestatiegebieden en de kwaliteitscriteria van de NVAO de uitgangspunten voor de interne kwaliteitszorg. Kwaliteitszorg is een kernbestanddeel van de planning en controlecyclus op instituutsniveau. De manier waarop de opleiding MWD kwaliteitszorg in haar beide vestigingen uitvoert past binnen de visie en systematiek van de HU, FMR en het instituut voor Social Work. Het ISW ontwikkelt op alle prestatiegebieden van EVINAC kwaliteitsbeleid of expliciteert bestaand beleid dat nog niet was vastgelegd. Daarbij vult het ISW de PDCAcyclus als volgt in. de directie en managers onderwijs maken werkplannen, die ter goedkeuring worden voorgelegd aan het managementteam. Na eventuele bijstelling wordt het werkplan in gang gezet. Over het plan wordt gecommuniceerd naar de betrokkenen, zowel schriftelijk als via het intranet. de directie en managers onderwijs geven de in de werkplannen genoemde actoren de opdracht hun (verbeter-)projecten uit te voeren. Per project is er een overzicht van het doel, het tijdpad, de verantwoordelijke, andere betrokken medewerkers, de momenten van (tussen-)rapportage en de beschikbare middelen. de directie geeft de manager kwaliteitszorg de opdracht de uitvoer van de werkplannen te monitoren. het managementteam wordt eens in de twee maanden op de hoogte gebracht van het uitvoeringsproces. Besluiten over wijzigingen in het werkplan worden in de managementnotulen vastgelegd. Zonodig wordt ook via de geëigende communicatiekanalen betrokkenen op de hoogte gesteld. Voor het verzamelen van gegevens over de gerealiseerde kwaliteit op de verschillende facetten maakt de opleiding MWD gebruik van verschillende onderstaande evaluatie-instrumenten waaronder een jaarlijks onderzoek van de Hogeschool Utrecht onder alle studenten, schriftelijke evaluatie van tevoren geselecteerde onderwijseenheden of perioden na afloop van de toets na een periode, stage-evaluaties, studievoortgang resultaten, eindevaluaties. De opleiding maakt op beide vestigingen gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel. De volgende evaluaties worden o.a. gebruikt: studententevredenheidsonderzoek; cursusevaluaties; studievoortgang resultaten; eindevaluaties; jaarverslagen; opleidingscommissie; werkbelevingsonderzoek; HBO-monitor; exit-enquêtes.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 48
Daarnaast maakt de opleiding gebruik van jaarverslagen van de examencommissie, het stagebureau en de decanen. Ook speelt de opleidingscommissie een rol bij evaluaties: studenten van de MWD opleiding kunnen zitting nemen in deze commissie die advies geeft over zaken die studenten binnen de opleiding aangaan. Studenten die stoppen met de opleiding vullen een vragenlijst in waarop aangekruist kan worden wat de reden(en) zijn om met de opleiding te stoppen. Op 11 en 12 oktober 2005 is er een interne audit in Utrecht en Amersfoort uitgevoerd. Het auditteam heeft inzicht gehad in de resultaten van de audit (zie ook facet 5.2). Wat betreft de klachtenregeling is het auditteam het volgende gebleken. De opleiding beschrijft in haar studiegids waar studenten met klachten terecht kunnen en op welke wijze deze worden afgehandeld. De procedure is ook te vinden op de sharepoint site van de FMR. Een belangrijke rol in de klachtafhandeling speelt de Examencommissie. Medewerkers kunnen met klachten terecht bij de vertrouwenspersoon en de ombudsman. Vertegenwoordigers vanuit het beroepenveld kunnen bij stagedocenten, het praktijkbureau of de stagecoördinator vragen/opmerkingen en klachten neerleggen over de opleiding. Individuele klachten worden opgelost, daar waar het om aanpassing van procedures of andere structurele zaken gaat wordt er actie ondernomen door de betreffende verantwoordelijke. De binnenkomende klachten bij het Instituut voor Social Work worden ook centraal geadministreerd en voor afhandeling zorggedragen. De opleiding MWD heeft een hectisch/dynamische periode gekend tijden de fusieoperatie van de Hogeschool De Horst en de (toenmalige) Hogeschool van Utrecht. De opleiding keert langzamerhand terug naar een periode waarin men terechtkomt in rustiger vaarwater en kwaliteitszorg weer een integraal onderdeel wordt van de dagelijkse bedrijfsvoering. Speciale aandacht is hierbij van belang wat betreft de borging van het gerealiseerde eindniveau (zie 6.1). Hierbij is input van belang van het gehele docentenkorps en van de werkveldcommissie/Raad van Advies/opdrachtvertrekkers en de examencommissie. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert een, door de hogeschool ontwikkeld, kwaliteitszorgsysteem genaamd EVINAC; de opleiding maakt jaarlijks gebruik van hogeschool brede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel; nu de opleiding na de fusie in rustiger vaarwater terecht is gekomen, is kwaliteitszorg een belangrijk onderwerp binnen de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 49
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort Uit de documentatie blijkt dat de opleiding MWD in voldoende mate aandacht besteed aan verbetermaatregelen. In het kwaliteitszorgbeleid is per evaluatie-instrument de procedure vastgelegd voor het trekken van conclusies uit de uitkomsten en voor het opstellen en monitoren van verbeteractiviteiten. Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat op facultair niveau een analyse wordt gemaakt van de uitkomsten van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek onder studenten en dat hierover aan het begin van het nieuwe studiejaar afspraken ter verbetering worden gemaakt. Rapportage over de voortgang van de verbeteractiviteiten vormt onderdeel van het reguliere managementoverleg op het geëigende niveau: projectleider aan instituutsdirecteur, instituutsdirecteur aan faculteitsdirectie, faculteitsdirectie aan het College van Bestuur. Om het management van meer gestructureerde informatie te voorzien op diverse ken- en stuurgetallen is een “cockpit” ontwikkeld, waarvan de eerste versie in september 2006 is gepresenteerd. Dit is een instrument met gestandaardiseerde kengetallen, zodat benchmarking met de andere instituten en faculteiten mogelijk is. De kengetallen betreffen zowel rendementcijfers van het onderwijs, tevredenheid van studenten, personeels- en budgetinformatie. De manager kwaliteitszorg is betrokken bij de hogeschoolbrede ontwikkeling ervan zodat de managers over up-to-date informatie kunnen beschikken. Het auditteam constateert dat de opleiding in haar Management Review op een heldere wijze per facet aandacht besteedt aan de uitgangspunten, de uitvoering, de evaluatie en, waar nodig, verbeteracties formuleert. Deze verbeteracties zijn inmiddels gerealiseerd of zullen binnen afzienbare tijd gerealiseerd worden. Zo is er voor het hele instituut inmiddels een nieuw toetsplanbeleid opgesteld en aan de hand hiervan wordt de toetsing in het curriculum van de hoofdfase verder uitgewerkt. Ten aanzien van de nakijktermijn is een toetsmonitor opgesteld die de opleidingsmanager van MWD in staat stelt de juiste medewerkers bij te sturen indien er sprake is van overschrijding van de nakijktermijn. De norm van twee weken nakijktermijn is een te hoge norm gebleken. Uit dit voorbeeld blijkt dat de opleiding voldoende aandacht besteedt aan verbeterbeleid en dit ook monitort. Uit een schema waarin de verbeteracties staan vermeld blijkt dat de opleiding een aantal verbeteracties heeft geformuleerd en verbetermaatregelen neemt waarbij aangegeven is wie, wanneer, wat doet. Ook is vermeld wanneer de verbeteracties in resultaten dienen te zijn omgezet. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete, meetbare en haalbare verbeterdoelstellingen; de verbetermaatregelen worden vertaald naar concrete verbeteracties die worden geïmplementeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 50
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen MWD Utrecht, MWD Amersfoort In de documentatie geeft de opleiding aan dat voor de bewaking en borging van de kwaliteitscyclus de betrokkenheid van docenten, studenten, alumni en het beroepenveld essentieel is. Per periode heeft de opleiding vastgesteld wie op welk moment over welke evaluatieresultaten overlegt en verbeterplannen opstelt. De opleiding betrekt haar medewerkers op verschillende manieren bij de interne kwaliteitszorg. Zo worden de evaluatieresultaten in de docententeams besproken, zijn zij verantwoordelijkheid voor een of meer verbeteractiviteiten, wordt het eigen functioneren in het functioneringsgesprek tegen het licht gehouden en nemen zij deel aan onderwijsinnovatieprojecten. Ook nemen zij deel aan projecten in kader van de beroepskolom (aansluiting MBO-HBO). In september 2005 en in december 2006 heeft een alumnionderzoek plaatsgevonden onder zowel Horstalumni als de Utrechtse alumni. Het praktijkbureau van het ISW houdt de database met alumnigegevens bij, zodat deze groep ook geïnformeerd wordt over die activiteiten van het ISW en MWD die voor hen van belang zijn. Inmiddels is ISW-breed een gemeenschappelijk alumnibeleid in de maak. Daarbij worden informatievoorziening en administratie op gelijke wijze voor de verschillende opleidingslocaties gerealiseerd. Feedback van alumni op de opleiding verloopt ook via de HBO-Monitor. Verder maakt de opleiding veel gebruik van alumni als gastdocent en als gecommitteerde bij examens. Ook op deze manier krijgt de opleiding vanuit het werkveld feedback op de opleiding, de aansluiting met de beroepspraktijk en de kwaliteit van afgestudeerden. Daarnaast worden stagiaires vaak door alumni begeleid. Professionals uit de beroepspraktijk zijn in allerlei rollen betrokken bij de opleiding: als gastdocent, als stagebegeleider, als medeaanbieder van een project opdracht, als afstudeerbeoordelaar. In elk van deze rollen voorzien zij de opleiding van feedback op het beoogde en gerealiseerde niveau van de opleiding. Daarnaast zijn twee werkvelddeskundigen bij MWD operationeel, die intensief betrokken wordt bij de invulling van het onderwijs en de uitlijning van het nieuwe curriculum. Studenten van de MWD opleiding in Utrecht en Amersfoort vinden dat de opleiding de studenten beter kan informeren over de uitkomsten van evaluaties en het zichtbaar maken welke verbeteringen er doorgevoerd worden. De opleiding wijst er op dat mogelijk het ontbreken van een opleidingscommissie de afgelopen twee jaar daar hier debet aan is. Ook na hernieuwde acties van de coördinatoren in Amersfoort heeft dit nog niet geleid tot studentenparticipatie in de opleidingscommissie. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden systematisch betrokken bij evaluaties in het kader van kwaliteitszorg; van belang is wel dat de opleiding ook de studenten informeert over de te nemen verbeteracties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 51
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor alle opleidingsvarianten als voldoende: de opleiding hanteert een door de hogeschool ontwikkeld kwaliteitszorgsysteem genaamd EVINAC; onder andere uit de Management Review die is opgesteld voor deze audit en de onderliggende documenten blijkt dat de opleiding actief werkt aan het verbeteren van de interne kwaliteit van de opleiding; de opleiding betrekt verschillende partijen zoals medewerkers, studenten en het werkveld systematisch bij de interne kwaliteitszorg. De terugkoppeling is nog een punt van aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 52
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen MWD Utrecht en MWD Amersfoort Voor de voltijdopleiding is een afstudeerprogramma ontwikkeld dat een portfolio, een praktijkopdracht, een schriftelijk werkstuk en een presentatie omvat. In de afstudeerhandleiding staan het te bereiken eindniveau en de beoordelingscriteria concreet beschreven. Om na te gaan of het te realiseren HBO-niveau daadwerkelijk bereikt wordt, heeft de opleiding in het beroepenveld een onderzoek uitgevoerd. Hierin werd aan vertegenwoordigers van het beroepenveld MWD schriftelijk een aantal vragen voorgelegd over de gerealiseerde kwalificaties van de bijna afgestudeerden die in hun instelling werkten. In het onderzoek is nagegaan in hoeverre in het beroepsmatig gedrag van de bijna afgestudeerden de competenties van de beginnend beroepsbeoefenaar herkenbaar zijn. De beoordeling van de kwaliteit van de afstudeerdocumenten (criteria hierbij zijn o.a.: beroepsoriëntatie, actualiteit, relevatie, diepgang en complexiteit van de probleemstelling) wordt door docenten uitgevoerd. Bij deze beoordeling wordt gewerkt met een vaste set beoordelingsformulieren. De beoordeling van de praktijkopdracht vindt plaats na overleg met de opdrachtgevende instelling. Bij de presentaties zijn werkveldvertegenwoordigers en (vaak) lectoren aanwezig, zo constateert het auditteam. MWD Utrecht De opleiding evalueert het gerealiseerde niveau ook aan de hand van de uitkomsten van de HBO-monitor. Er hebben in de monitor van 2005 20 alumni van de opleiding in Utrecht deelgenomen. Daardoor kunnen aan het onderzoek geen eenduidige conclusies getrokken worden. De resultaten van de HBO-monitor 2005 stemmen goed overeen met het landelijke gemiddelde. Een uitzondering daarop vormen de diepgang en zwaarte bij de opleiding in Utrecht. Uit het alumnionderzoek van december 2006 blijkt dat 24 % van de afgestudeerden aangeeft ‘goed’ toegerust te zijn met de beroepsspecifieke competenties na de opleiding, 62% vindt dit ‘voldoende’ en 14% geeft als oordeel ‘matig’. Het auditteam heeft eindproducten van studenten tijdens en na de audit bestudeerd. Hieruit ontstaat het volgende beeld. De opleiding voorziet in een aantal opdrachten waarin studenten hun eindniveau demonstreren. Het auditteam vindt dit een goede zaak: het zorgt ervoor dat studenten kunnen laten zien dat zij over de set competenties beschikken. Naast een groepsopdracht (onderzoeksproject) maakt elke student ook individuele werkstukken. Niet alleen schriftelijk maar ook mondeling dient de student de verworven competenties te tonen. De competenties zijn geheel conform het (meest actuele) beroepsprofiel (2006) en sluiten aan bij de prioritaire doelen die de opleiding zich stelt: studentgericht en leerprocesgericht. Uit de recentelijk opgestelde portfolio’s van studenten was voor het auditteam goed inzichtelijk in welke mate studenten een inhoudelijke groei hebben doorgemaakt tijdens de opleiding op cognitief gebied: er is sprake van voldoende diepgang. Deze producten van studenten tonen aan dat zij op het eind van de opleiding een visie op het vak hebben ontwikkeld. Het auditteam heeft nadrukkelijk op de spelling gelet en constateert dat er sprake is, afgezien van een enkele ‘uitglijder’, van verzorgd taalgebruik.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 53
De afstudeerwerkstukken van studenten die het oude curriculum hebben gevolgd lieten nog in onvoldoende mate zien of de student in staat was ook de opgedane theoretische kennis toe te passen of zelfstandig literatuur te zoeken, te doorgronden en deze toe te passen. Recente door het gehele auditteam bestudeerde producten tonen een geheel ander beeld. Zo laten portfolio’s nu een beeld zien van vierdejaars studenten die in staat zijn de verworven kennis en vaardigheden te integreren in een aantal werkstukken. De inhoud van deze portfolio’s geven het auditteam aanleiding om te hopen dat ze straks in de professionele praktijk ook kennis en vaardigheden zullen integreren. De aandacht voor de theoretische basis blijkt op diverse plaatsen en fora voorwerp van bespreking binnen de opleiding te zijn. Een voorbeeld hiervan is de eerder in deze rapportage genoemde notitie ‘Borging en toetsing van de body of knowledge in de opleiding MWD’. Hier wordt onder meer het begrip ‘reflectie’ scherper en adequaat geformuleerd als ‘meer theoretisch kunnen verantwoorden’. In een verbeternotitie is over het laatste studiejaar het volgende aangegeven. In het vierde studiejaar zijn zes EC’s toegekend aan het onderdeel ‘artikel’ of ‘methodiekwerkstuk’. Voor het studieonderdeel ‘artikel’ schrijft de student een fictieve bijdrage voor een vaktijdschrift. De theoretische onderbouwing (inclusief de bronvermelding) zijn onderdeel van de opdracht en toetsing. Het auditteam heeft verschillende recente producten van studenten bestudeerd, waaronder artikelen, en beoordeelt deze als van voldoende niveau. In het ‘methodiekwerkstuk’ analyseert de student een eigen casus en ontwerpt op basis daarvan een eigen ‘praktijktheorie. De theoretische onderbouwing is zowel in de opdracht als in de beoordeling een belangrijk element. De studenten zijn in staat om een casus op een gestructureerde en inzichtelijke manier te presenteren in een paper. Er is een duidelijke systematiek. De taal is professioneel. Studenten exploreren diverse methodiekkaders en weten deze te confronteren met de casus. Ze steunen hierbij op degelijke bronnen. Uit de door het auditteam bestudeerde afstudeerwerkstukken ontstaat het volgende beeld. Een verantwoording van de door studenten gebruikte theoretische modellen in het eindverslag gebeurt nog niet afdoende in alle afstudeerwerkstukken, een constatering die ook is terug te vinden in de beoordeling van die werkstukken door de docenten. De gebruikte bronnen zijn wisselend. Elke student benut literatuur op het vlak van methodologie. De bronvermelding wordt telkens zorgvuldig aangegeven, maar niet altijd 100% consequent volgens de APAnorm. In de studiehandleiding blijkt overigens dat de docenten zelf hierbij niet consequent model staan. Daartegenover staat dan weer dat de recent aangepaste documenten die op de site van de opleiding beschikbaar zijn wél zeer correcte voorbeelden en regels weergeven. Studenten beheersen de systematiek van onderzoeksmethodologie voldoende en proberen deze toe te passen. Elke student doorloopt systematisch alle stappen. De wijze waarop de stappen van een onderzoeksproces worden beschreven én vooral becommentarieerd, verschilt wat niveau betreft. De recente door studenten geschreven eindproducten die het auditteam bestudeerd heeft, zijn van een voldoende hbo-niveau. MWD Amersfoort Voor de (voormalige) opleiding MWD van De Horst geldt het volgende. Aan het einde van de stage participeren de stagebegeleiders in de beoordelingsgesprekken. In de afstudeerfase wordt door de studenten in een multidisciplinair team een reële opdracht uit de praktijk uitgevoerd, waarbij alle competenties van de beginnende beroepsoefenaar gebruikt moeten worden. Bij de eindgesprekken voor het afstuderen zijn vertegenwoordigers van de beroepspraktijk aanwezig in een adviserende rol. Uit de ”Evaluatie werkvelddeskundigen eindgesprekken” blijkt dat deze deskundigen ‘uitermate positief’ zijn over het HBO-niveau van de afstuderende student. De opleiding wil het gerealiseerde niveau ook aan de hand van de uitkomsten van de HBO-monitor evalueren, maar het aantal respondenten is te laag om daar uitsluitsel over te kunnen geven. Uit het alumnionderzoek van september 2005 blijkt dat 34 % van de afgestudeerden aangeeft goed toegerust te zijn met de beroepsspecifieke competenties na de opleiding, 49% geeft aan voldoende en 17% geeft matig aan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 54
De eindwerkstukken laten hier een wisselend beeld zien. Verschillende eindwerkstukken zijn ruim aan de maat, andere werkstukken scoren minder. Van belang is dat de opleiding bij de beoordeling ook scoort op literatuur, theoretisch kader en de vakinhoudelijke component. MWD Utrecht en MWD Amersfoort In een ‘Verbeterplan borging afstudeerkwalificaties MWD’ (voor Amersfoort en Utrecht) gaat de opleiding uitgebreid in op de volgende aspecten: verdieping hoofdfase: methodische basis; verdieping hoofdfase; verdieping hoofdfase: afstudeerspecialisaties (nieuw curriculum); verdieping hoofdfase: afstudeerjaar 2008 en 2009 (specifieke maatregel voor Utrecht); verzwaring hoofdfase: vergroten studielast en contacttijden; controle op taalkwaliteit en verbetering taalhantering studenten. Deze aspecten zijn naar de mening van het auditteam vervolgens op een adequate wijze uitgewerkt. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleidingen als voldoende, gelet op de volgende observaties: de opleiding heeft een aantal opmerkelijke stappen gezet op diverse terreinen en niveaus om de kwaliteit van de opleiding beter te expliciteren en waar nodig te garanderen hetgeen blijkt uit de door het auditteam bestudeerde documentatie en de recente eindproducten van studenten; de recente door het auditteam bestudeerde eindwerkstukken zijn van een voldoende hbo-niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 55
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen MWD Utrecht De opleiding heeft de volgende streefcijfers voor 2004 en 2005 in haar managementcontract met de faculteit vastgesteld: Rendement in % Propedeuse Hoofdfase
Streefnorm 2004 / Studiejaar 2002-2003 Vt: 67% Dt: 80% Vt: 85% Dt: 85%
Streefnorm 2005 / Studiejaar 2003-2004 Vt: 69% Vt: 85%
Dt: 80% Dt: 85%
Evaluatie Voor MWD-Utrecht zijn de volgende rendementen gerealiseerd. Voltijd Deeltijd Rendement propedeuse (in %), april 2007 Cohort 2002 83 33 Cohort 2003 71 56 Cohort 2004 62 63 Afstudeerrendement (in %) Stand van zaken april 2007 Cohort 1998 Cohort 1999 Cohort 2000 Cohort 2001
Voltijd
Deeltijd
53 46 40 53
67 61 68 64
De studierendementen blijven achter bij de streefcijfers. Dit geldt voor zowel de voltijdse en deeltijdse varianten. In Utrecht heeft het MWD-team onderzoek gedaan naar de studievertraging in het voltijdonderwijs. Naar aanleiding hiervan is gezorgd voor extra begeleiding voor die studenten die langer dan de gemiddelde duur van vier jaar over de opleiding doen. Veelal is er sprake van het oplossen van individuele maatregelen. Dit heeft zich echter nog niet uitgedrukt in een verhoging van het rendement. MWD Amersfoort In Amersfoort zijn onderstaande cijfers nog gerelateerd aan de streefcijfers voor het studierendement die destijds hogeschoolbreed in De Horst waren vastgesteld. Voor het propedeuserendement was dit: 70% diplomering na twee jaar. Voor de hoofdfase: 60% diplomering na 4,5 jaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 56
Voor MWD De Horst (thans MWD Amersfoort) zijn de volgende rendementen gerealiseerd. Rendement propedeuse Voltijd Deeltijd (in %), januari 2005 Cohort 2001 64 74 Cohort 2002 71 57 Cohort 2003 45 (na 1 jaar) 18 (na 1 jaar) Cohort 2004 Totaal rendement (in %) Stand van zaken januari 2005 Cohort 1998 Cohort 1999 Cohort 2000 Cohort 2001
Voltijd
Deeltijd
55 59 -
38 60 -
MWD Utrecht, MWD Amersfoort De opleiding heeft vervolgens apart een overzicht geleverd aan het auditteam van de propedeuserendementen van beide opleidingsvestigingen. Voor het cohort 2005 zijn de cijfers als volgt: Utrecht: 64 procent van de voltijders en 64 procent van de deeltijders hebben de propedeuse gehaald na twee jaar. Amersfoort: 72 procent van de voltijders en 79 procent van de deeltijders hebben de propedeuse behaald na twee jaar. Voor het cohort 2006 zijn de cijfers als volgt: Utrecht: 46 procent van de voltijders en 33 procent van de deeltijders hebben de propedeuse gehaald na twee jaar. Amersfoort: 55 procent van de voltijders en 52 procent van de deeltijders hebben de propedeuse behaald na twee jaar. Het aantal studenten duaal is zo laag dat hiervan (nog) geen rendementen bekend zijn. Zowel uit de eerder uitgevoerde interne audit MWD als uit de quick scan MWD blijkt dat het beleid betreffende het studierendement verbeterd moet worden. Inmiddels, zo geeft de opleiding aan, zijn er een aantal maatregelen genomen waaronder de intensivering van de studieloopbaanbegeleiding in het curriculum en is er sprake van het verbeteren van de output van het studievolgsysteem Osiris van het rendement van individuele student ten behoeve van de studieloopbaanbegeleider. Ook zal de actualiteit en juistheid van de rendementsoverzichten worden verbeterd. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. De studierendementen blijven echter achter bij de streefcijfers. Wel zijn maatregelen genomen om het programma op onderdelen aan te passen om tot een verhoging van het opleidingsrendement te komen.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende op grond van de volgende overwegingen: het gerealiseerde niveau is van een voldoende HBO-niveau; de MWD-opleiding werkt aan concrete maatregelen ter verbetering van het rendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 57
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING MWD voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 58
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD deeltijd
HBO BACHELOR OPLEIDING MWD Deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V5
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
5
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 59
3.3.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding MWD duaal
HBO BACHELOR OPLEIDING MWD duaal
Onderwerp / Facet
Oordeel V6
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
V
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
V
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
6
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 60
3.4.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-‘Accreditatiekader’ vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool Utrecht verzorgde HBO bachelor opleiding: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in alle drie de varianten voltijd, deeltijd en duaal in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel:
7
alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. 7
Zie §1.5.2. onder E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 61
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W.G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering. Prof. dr. H.R.L.L. Vlaeminck Mevrouw Vlaeminck is thans (praktijk)lector en methodieklector aan het Katholiek Vormingscentrum voor Maatschappelijk werk in Gent (B) vanaf 1977 tot heden (sinds de fusie in 2001: Arteveldehogeschool, opleiding Sociaal Werk. Tevens is zij vanaf 1997 coördinator van het PriCKproject, een praktijkonderzoek naar de interne casuïstiek in de sectoren justitie, bijzondere jeugdzorg, pleegzorg, eerstelijnshulpverlening en thuiszorg. Zij is verder betrokken als trainer en begeleider bij posthogeschoolvorming, o.a. op de terreinen kwaliteitszorg, methodiekontwikkeling sociaal werk en teamcoaching. Mevrouw Vlaeminck is in 2005 aan de Universiteit Utrecht gepromoveerd op het onderwerp: het gebruik van casuïstiek in het sociaal werk. Zij heeft een aantal publicaties op haar naam staan op de terreinen social casework, welzijnswerk en casuïstiek in het sociaal work. W.S.A. Huibregtsen Mevrouw Huibregtsen is thans divisiemanager maatschappelijk werk en gespecialiseerde zorg binnen Vitras, een instelling voor thuiszorg, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk. Hier is zij integraal verantwoordelijk voor de inhoud, financiën en bedrijfsvoering. Tevens is zij projectleider van verschillende ketenprojecten jeugd en eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. Zij is afgestudeerd maatschappelijk werkster (Den Elzent, Eindhoven, 1980) en volgde eind jaren tachtig de voortgezette opleiding IVABO in Amsterdam. Sinds 2006 is zij voorzitter van het Landelijk Overleg AMW instellingen (MO groep) en vanaf 2003 hoofdredacteur van het Tijdschrift Ouderschap en Ouderbegeleiding. Zij heeft verschillende publicaties op haar naam staan over ouderschap, ouderbegeleiding, teamsamenwerking en interculturele ouderbegeleiding. C.M.N.C. Grefte-Janssen Mevrouw Grefte Janssen is thans student MWD aan Hogeschool Windesheim in Zwolle. Zij studeert hier sinds 2004. Voorafgaand aan haar studie MWD heeft zij opleidingen gevolgd op het terrein van mode/kleding/ textiel. Vanaf 2004 heeft zij stages gelopen binnen verschillende maatschappelijke instellingen waaronder kinder- en jongerenwerk en Veteranenzorg. Mevrouw Grefte-Janssen heeft eerder als studentlid deelgenomen aan de MWD audits in Amsterdam en Utrecht/Amersfoort. G. W.M.C. Broers De heer Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) als onderwijskundige aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 63
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 64
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 66
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 67
BIJLAGE II: Programma Visitatie
1 oktober 2007: HU – Locatie Utrecht – Maatschappelijk Werk en Dienstverlening – voltijd, deeltijd Lokaal
Tijd 08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
09.00 – 10.00
10.00 – 11.00
11.00 – 11.15 11.15 – 12.15
12.15 – 13.00 13.00 – 13.30 13.30 – 14.15
Gesprekspartners Managementteam Instituut & opleiding MWD Coen van der Linden Jeannet Fennema Louella Rooijer Piet Janssen Eric Payens Managementteam MWD Coen van der Linden Jeannet Fennema Piet Janssen Eric Payens
Auditoren Auditteam* Auditteam: Van Raaijen Huibregtsen Vlaeminck Janssen Broers
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraten / Innovatie / minoren Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid Van Raaijen Relatie beroepenveld Docenten MWD (voltijd/ deeltijd) Huibregtsen Onderwijsontwikkeling / curriculum Utrecht Janssen Innovatie / minoren Henk Dors, jaar 1 voltijd Internationalisering / lectoraten / Bram Schriever, jaar 1,3,4, deeltijd Instroom / propedeuse Josje Geerse, jaar 1 en 2 voltijd Aansluiting instroom en programma Gonny Stoop, jaar 1 vt, jaar 2 vt en Samenhang programma dt, jaar 3 voltijd Toetsen en beoordelen Suzanne Strietman, jaar 2 voltijd Eindkwalificaties / afstuderen Fineke Vogelpoel, jaar 1,2,3 volt. en Praktijkcomponent / stages deelt. Studie(loopbaan)begeleiding Karolien Stampl, jaar 1 voltijd en jaar Resultaten / rendementen 1,2,3,deeltijd Kwaliteitszorg Alumnibeleid Auditteam Interne terugkoppeling, verificatie Vlaeminck Relatie beroepenveld Coördinatoren MWD Utrecht Broers Onderwijsontwikkeling / curriculum Wim Meuffels, (coörd. jaar 2 en 3 Innovatie / minoren volt.) Instroom / propedeuse Azemalie Panchu, (coörd. jaar 4 volt.) Aansluiting instroom en programma Mijnke Pos (supervisie coördinator) Samenhang programma Henriëtte Metsemakers (instroom Toetsen en beoordelen coörd. Slb) Eindkwalificaties / afstuderen Ruud Dijk (projectleider innovatie) Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Auditteam Lunch, interne terugkoppeling, verificatie (Deel) Auditteam Verificatie algemene en opleidingsspecifieke Rondleiding voorzieningen voorzieningen Vlaeminck Toetsen en beoordelen Examencommissie Bezwaar en beroep Marianne van der Zande (voorzitter) Broers Vrijstellingen Tineke Rodenburg (lid Utrecht) Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Annemiek Huijink (lid Amersfoort) Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 68
13.30 – 14.15
Lectoraat & Kenniskring Lia van Doorn Anneke Menger
Van Raaijen Huibregtsen Janssen
docenten Kenniskring 14.15 – 14.45 14.45 – 15.00 15.00 – 15.45
15.00 – 15.45
16.00 – 16.30
Nader te bepalen gesprekspartners management, Ruud Dijk en Wim Meuffels (coördinatoren/docenten) Verificatie documenten
16.30 – 17.30 17.30 – 18.00
Auditteam Vlaeminck Broers
Interne terugkoppeling, verificatie Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Studenten MWD Utrecht (deeltijd) Van Raaijen Huibregtsen Quintus Thies Janssen Monique Klee Rini Kerkhof Marjolein Hutten Willy Cremer
15.45 – 16.00
16.00 – 16.30
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
Verificatie documenten
Studenten MWD Utrecht (voltijd) Peter Haring Saliha.Hamdan Zohra Hamdan Stephan Limonard Nicole den Oude Lennart van Aken
Inbedding Lectoraat / Kenniskringen Internationalisering Relatie beroepenveld Innovatie Continuïteit
Alle gesprekspartners & genodigden
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Auditteam Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen (Deel) Auditteam Pending issues
(Deel) Auditteam Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling MWD – Utrecht en generieke aspecten
Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen (Willem) Lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering Prof. dr. H. Vlaeminck (Hilde) Vakdeskundige Methodieklector Social Casework en deontologie I. Huibregtsen (Ineke) Werkvelddeskundige divisie manager Vitras C. Grefte-Janssen (Carmen) Studentlid Drs. G. Broers (Ger) Onderwijskundige/secretaris
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 69
2 oktober 2007: HU – Locatie Amersfoort – Maatschappelijk Werk en Dienstverlening – voltijd, deeltijd en duaal Lokaal
Tijd 08.00 – 08.30 08.30 – 08.45 08.45 – 09.00
Gesprekspartners Jeannet Fennema Medewerker Hooglandseweg Managementteam Coen van der Linden Jeannet Fennema Louella Rooijer Piet Janssen Eric Payens
09.00 – 09.45
Coördinatoren MWD – Amersfoort (voltijd, deeltijd/duaal) Huub Direcks, jaar 2 voltijd en deeltijd Miriam Thuis, jaar 3 voltijd en deeltijd Nel Koning, instroomcoördinator Ineke de Weerdt, praktijkcoördinator
09.45 – 10.30
Docenten MWD – Amersfoort (voltijd, deeltijd/duaal) Toke Jansen jaar 1 Marie-Louise de Beer, jaar 2, 3, 4 voltijd en deeltijd Annelies Sturm, jaar 1,2 en 3 voltijd en deeltijd Marijke Oranje, jaar 2,3 en 4 voltijd en deeltijd Rietje Broeders, jaar 2 en 4 voltijd en deeltijd Nel Koning, jaar 2 en 3 voltijd en deeltijd Joyce Cordus, duaal Studenten MWD – Amersfoort (voltijd) Marco Verhoeven Marloes Dassen Maret Jongerius
09.45 – 10.30
Auditoren Van Raaijen
Onderwerpen Bezichtiging leslocatie Hooglandseweg
Auditteam* Auditteam:
Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma Verbinding met eerste auditdag
Van Raaijen Huibregtsen Vlaeminck Janssen Broers Auditteam
Van Raaijen Huibregtsen Jansen
Vlaeminck Broers
Auditteam
10.30 – 10.45 10.45 – 11.30
Studenten MWD – Amersfoort (deeltijd en duaal) Marc-Ilco Stoofs Ruben Verkroost Anneke van Oss Bertine Tchatchoua
Vlaeminck Broers
10.45 – 11.30
Kwaliteitszorg Eric Payens Marloes Rosenboom
Van Raaijen Huibregtsen Jansen
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling / curriculum Innovatie / minoren Internationalisering / lectoraten / Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages Studie(loopbaan)begeleiding Resultaten / rendementen Kwaliteitszorg Alumnibeleid Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling / curriculum Innovatie / minoren Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Interne terugkoppeling, verificatie Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 70
11.30 – 12.00
Rondleiding voorzieningen
Auditteam
12.00 – 13.00
13.00 – 13.15
Nader te bepalen gesprekspartners (management, Huub Direcks, Marie-Louise de Beer en Nel Koning beschikbaar )
13.15– 13.30 13.30 – 14.00
(Deel) Auditteam Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Alle gesprekspartners & genodigden
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie, bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen (Deel) Auditteam Pending issues
(Deel) Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling MWD Amersfoort
* Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen (Willem) Lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering Dr. H. Vlaeminck (Hilde) Vakdeskundige Methodieklector Social Casework en deontologie I. Huibregtsen (Ineke) Werkvelddeskundige divisie manager Vitras C. Grefte-Janssen (Carmen) Studentlid Drs. G. Broers (Ger) Onderwijskundige/secretaris
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MWD. Hogeschool Utrecht 71