Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie voltijd Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie voltijd Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Croho nr. 34733
Hobéon® Certificering BV november 2007 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen L.M.M Beyens Drs. E. Lammers G. Poppelaars M.Goyens Drs. R.F.H. M. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.4. 1.5. 1.6. 1.6.1. 1.6.2.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Karakteristiek van de opleiding Visitatie 2002 Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 21 en 22 maart 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 12 13 15 15 17 19 21 23 25 26 28 30 30 32 34 37 37 39 41 41 43 46 48 48 51
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Film en Televisie, voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
52 52 53
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 21 en 22 maart 2007
1 1 1 1 1 3 4 5 6 6 6
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie heeft opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2. vermelde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten i.c. de Nederlandse Film en Televisie Opleiding – NFTA, verzorgt de HBO bachelor opleiding Film en Televisie. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de HBO bachelor opleiding:
Film en Televisie, voltijd
crohonummer: 34733
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de NFTA.
1.3.
Aanpak
1.3.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een Visiterende Beoordelende Instantie (VBI) zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende: de opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Film en Televisie opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 1
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de NFTA aangeleverde informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport; Onderliggende documentatie, betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement, eindexamenfilms. Op basis van de door opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten drie externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Film en Televisie, één student alsmede één lead auditor en één auditor ‘onderwijs’/secretaris, beiden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is.
1
Visitatie heeft plaatsgevonden op 21 en 22 maart 2007
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 2
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de NFTA overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ / ‘filmoefeningen’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’/ eindexamen werkstukken van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.3.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon Certificering onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 3
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.4.
Karakteristiek van de opleiding
De Nederlandse Film en Televisie Opleiding (NFTA) is in 1958 opgericht als een tweejarige opleiding op het gebied van scenario, draaiboek en filmhandel. In de afgelopen decennia is de opleiding uitgegroeid tot een 4-jarige opleiding met ca 280 studenten en 33 docenten (23,5 FTE). Sinds 1987 maakt de NFTA deel uit van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. De opleiding Film en televisie is de enige HBO opleiding op dit gebied. Reden voor het auditteam de opleiding in dit rapport enigszins uitvoerig te presenteren. Profiel NFTA anno 2007 De NFTA kiest ervoor de artistieke en vakmatige kwaliteit van de auteursfilm te bevorderen. Met ‘auteursfilm’ wordt bedoeld: een film waarin op inhoudelijk en cinematografisch gebied de hand van de maker of een samenwerkingsverband van makers te herkennen is, die authentiek is en eventueel vernieuwend. De NFTA richt zich daarbij op artistieke producties voor de bioscoop, de televisie en het computerbeeldscherm. Gemaakt door specialisten die in teamverband producties kunnen realiseren, die werken binnen de narratieve traditie in de cinematografie en die daarbij rekening houden met - of inspelen op - de receptie van een publiek. De persoonlijke visie en individuele artistieke autonomie spelen in de opleiding en in de kunstpraktijk een grote rol, maar in het filmvak zijn bovendien de ambachtelijke excellentie, de samenwerking binnen een team en de wisselwerking met een publiek de uitgangspunten. De NFTA focust in haar vakgerichte, beroepsgedifferentieerde programmaopzet op een combinatie van artistieke en technisch-ambachtelijke competenties die elke student, met eigen accentuering moet kunnen ontwikkelen. Die wederkerige combinatie komt tot uitdrukking in de term 'vakbekwame kunstenaars'.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 4
De NFTA heeft (en neemt) een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van het Nederlandse filmklimaat, het is een in Nederland unieke, invloedrijke opleiding. De opleiding formuleert haar kwaliteitsnormen op basis van een jarenlange traditie en erkenning als vormgever van 'de' Nederlandse film. Het werkgebied wordt steeds minder bepaald door landsgrenzen, de Europese ruimte als referentiekader wordt steeds vanzelfsprekender. De NFTA is daarom actief in internationale netwerken als CILECT en GEECT, en organiseert impulsen van de internationale beroepspraktijk in het curriculum en ter bevordering van de deskundigheid van het personeel. Ruimzinnige grensopvattingen zijn op termijn een conditie van bestaan. De NFTA is als een betere en gestroomlijnde organisatie uit de herstructurering van het kunstonderwijs gekomen. Iets wat geconsolideerd moet worden. Reden waarom de NFTA soms kiest voor een zekere temporisering van verbeteracties. Het te behalen effect van beleidsrespons op bevindingen in de kwaliteitszorgrapportage wordt steeds gewogen naar de werkbelastende uitwerking op de onderwijspraktijk. Grotere zaken, van belang voor een toekomstgerichte opleiding, worden zorgvuldig en structureel aangepakt. Een voorbeeld is de mogelijkheid dat de NFTA in de nabije toekomst de opleidingsstructuur moet wijzigen door de opzet van een masteropleiding ná de bachelor. De besprekingen hierover zijn intern en extern gestart - de volgende stappen zijn in grote mate afhankelijk van onder meer de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) en het OCW beleid. De effecten voor de bachelor kunnen groot zijn. Om een laag schokeffect (intern) en gunstig effect (extern) te garanderen is een juist en scherp beeld van de beroepspraktijken in een internationale, uitdagende context noodzakelijk. De NFTA kent sinds 2001 een gezamenlijk gedragen opleidingsprofiel, dat richtinggevend is de voor programmering van de opleiding. Tot op heden voldeden minimale aanpassingen ten opzichte van de toen vastgestelde tekst ten behoeve van de inrichting van het onderwijsprogramma. Op termijn kan het nodig zijn om de basisdocumenten, beroeps- en opleidingsprofiel (de uitgangspunten van de opleiding) structureel aan te pakken, in plaats van voortdurend te repareren. Zeker in het licht van (profilering ten opzichte van) de geambieerde masteropleiding. De NFTA zal wanneer dat nodig is, een proces starten, analoog aan dat uitgevoerd door de projectorganisatie KUO in 1997: een herformulering van de beroepsprofielen, een herformulering van de afgeleide competenties en indicatoren, een nieuw opleidingsprofiel - in afstemming met het werkveld, maar dán dit alles met internationale referentie. Want hierbij wil de NFTA zich ook gaan verhouden tot Europese definities van het werkveld en de beroepen. De NFTA kan zich bijvoorbeeld binnen GEECT spiegelen aan een aantal van haar Europese collega’s, zoals de opleidingen in Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Op korte termijn wordt niet gestreefd naar verbetering door de lat ergens anders te leggen, maar door deze hoger te leggen. In dit verband merkt het auditteam overigens op, dat de NFTA in binnen- en buitenland een goede naam heeft. En terecht, zoals uit het onderhavige rapport zal blijken.
1.5.
Visitatie 2002
Het oordeel van de visitatie commissie was, op een enkel punt na, positief tot zeer positief over de opleiding Film en Televisie. De punten waar de NFTA aandacht aan zou moeten besteden waren, naar het oordeel van de commissie: de balans tussen de artistieke en de technische component, met name daar waar het gaat om de motivering van de keuzen van de NFTA; de organisatie en kwaliteitsbewaking van de stage; de vastlegging van het personeelsbeleid in een personeelsplan, met extra aandacht voor (i)deskundigheidsbevordering, (ii) werkdruk en (iii) de eilandencultuur; de methode en het systeem van toetsen en beoordelen met het oog op de te bereiken leerdoelen; het formeel evalueren van de onderwijskwaliteit.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 5
Het onderzoek van het auditteam laat zien dat de NFTA op deze punten substantiële verbeteringen heeft aangebracht. In Hoofdstuk 2 zal daar nader op worden ingegaan.
1.6.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden: - deskundigen - student Secretaris:
Drs. W.G. van Raaijen L.M.M Beyens E. Lammers G. Poppelaars M.Goyens Drs. R.F.H.M. Stapert, deskundige onderwijs
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De voorzitter van het auditteam, Van Raaijen, kan bogen op een jarenlange (lead-) auditervaring in en buiten het hoger (kunst-)onderwijs en is als senior adviseur werkzaam voor de Hobéon Groep. De vak- en werkvelddeskundigen, Beyens, Lammers en Poppelaars, hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Zij allen hebben op grond van hun ervaring en positie in de Film- en TV-wereld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan Film-TV-professionals op HBOniveau. De deskundige ‘onderwijs’, Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt programmaopbouw, onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. De student binnen het team heeft vanuit zijn optiek als ‘klant’ gekeken naar de concrete (primaire en secundaire) uitvoeringsaspecten. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.6.1.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.6.2.
Programma visitatie 21 en 22 maart 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De opleiding Film en Televisie is, zoals gezegd, de enige HBO opleiding op dit gebied. Er bestaat dus geen met Nederlandse zusterinstellingen overeengekomen beroepsprofiel. Reden voor het auditteam het NFTA opleidingsprofiel uitvoerig te presenteren. Het opleidingsprofiel van de NFTA is weliswaar afgeleid van de beroepsprofielen en startkwalificaties van de sector Audiovisueel, maar de NFTA heeft dit (brede) profiel toegespitst en versmald tot de eindkwalificaties Film en Televisie. En wel als volgt: 1 Creërend vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om vanuit zijn eigen specialisme scheppend om te gaan met intuïties, waarnemingen, indrukken en emoties door deze in artistieke ideeën om te zetten en in audiovisuele vorm weer te geven. De afgestudeerde film en tv maker: creëert in gezamenlijkheid met anderen een (nieuw) verhaal in beeld en geluid; laat in zijn werk zien dat hij over een groot visueel en auditief voorstellingsvermogen beschikt; demonstreert in zijn scheppend werk zijn ideeën en betrekt daarbij zijn kennis van de bestaande beeld-, geluids- en dramacultuur; zet aantoonbaar zijn psychologisch en sociologisch inzicht in om een verhaal vorm te geven; levert een persoonlijk zichtbare bijdrage aan de totstandkoming van een productie, mede door de daar aan ten grondslag liggende artistieke keuzen; demonstreert vanuit zijn specialistische taak in woord en daad zijn fascinatie, zijn innerlijke noodzaak fantasie en verbeelding in te zetten bij het maken van audiovisuele producties. 2 Visie De film en tv maker bezit het vermogen om opvattingen en overtuigingen op het eigen vakgebied te vormen, die te communiceren en zichtbaar te maken in audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: ontwikkelt een eigen visie en kan deze mondeling, schriftelijk en beeldend toelichten gedurende het hele werkproces; weet zijn visie op de vorm en inhoud van het scenario dat hij in zijn discipline gaat gebruiken, en daarmee het artistiek en inhoudelijk einddoel en zijn persoonlijke stijlopvatting, aan betrokkenen duidelijk te maken;
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 7
brengt ideeën overtuigend en licht deze toe in het collectief creatieve proces; heeft in zijn werk aantoonbaar inzicht in hoe het publiek zal reageren op de combinatie van beeld en geluid, zowel wat betreft de waarneming als de betekenisgeving (het constructieproces van de toeschouwer).
3 Vermogen tot samenwerken en communiceren De film en tv maker bezit het vermogen vanuit zijn eigen specialisme in samenwerking met de andere vakspecialisten een actieve bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces. Hij bezit hiertoe het vermogen om zijn handelen zowel verbaal, non-verbaal als in schrift effectief en efficiënt over te brengen, af te stemmen en te verantwoorden De afgestudeerde film en tv maker: gaat als teamworker professioneel om met verschillende partijen en belangen in het productieproces, geeft een persoonlijke artistieke invulling aan zijn bijdrage in het team en communiceert zijn inbreng goed met de andere vakspecialismen vanuit een helder beeld van zijn eigen plaats en rol in het team; toont begrip, respect en waardering voor de bijdragen van de andere vakspecialisten en schakelt, waar nodig zijn oplossingsgerichtheid in; laat in zijn samenwerking en communicatie zien te beschikken over basiskennis van de andere disciplines waarmee tijdens de productie wordt samengewerkt; schat de risico's waaronder cast en crew moeten werken goed in en zorgt voor maximale veiligheid voor zichzelf en zijn omgeving. 4 Ambachtelijk vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om het brede scala aan disciplinegebonden instrumentele en ambachtelijke kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen in de vervaardiging van audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de kenmerken van en vereisten voor de verschillende soorten audiovisuele producties, zoals speelfilm, televisiefilm, korte speelfilm, dramaserie, documentaire en interactieve productie; maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis en vaardigheden van de mogelijkheden van de filmische vormgeving om een verhaal te kunnen verbeelden; kan (mogelijke) werkingen van audiovisuele producties benoemen door rekening te houden met het primaire medium (theater, televisie en computer) en hieraan bijdragen via de bewuste inzet van audiovisuele middelen; analyseert audiovisuele producten en processen, en maakt daarbij gebruik van zijn kennis van de filmen kunstgeschiedenis. 5 Planmatig en resultaatgericht werken De film en tv maker bezit het vermogen om op een effectieve manier doelen en prioriteiten te bepalen en de benodigde acties, tijd en middelen te organiseren om deze doelen te bereiken. De afgestudeerde film en tv maker: beheerst de logistiek van alle zaken die bij de uitvoering van eigen taken van belang zijn; maakt een realistische planning en houdt zich aan deadlines -stelt prioriteiten, vooral in de situatie waar aan meerdere projecten tegelijkertijd wordt gewerkt; zorgt altijd voor een gedegen voorbereiding -zet alles in om tot een optimaal eindresultaat te komen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 8
6 Flexibiliteit De film en tv maker bezit aantoonbaar het vermogen om onder zeer wisselende omstandigheden een constructieve bijdrage te leveren aan audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: maakt artistieke keuzes binnen gestelde randvoorwaarden en stelt deze zonodig bij om een optimaal eindresultaat te bereiken; laat zien dat hij onder druk kan werken, en waar nodig improviseren -werkt, indien nodig, voor verschillende opdrachtgevers met verschillende opvattingen over de invulling van de aard van de werkzaamheden en voor geheel verschillende producties (speelfilm, televisiedrama, documentaire, etc); werkt, indien nodig, aan verschillende projecten tegelijkertijd. 7 Ondernemerschap De film en tv maker bezit het vermogen om zelfstandig vorm te geven aan een professioneel bestaan binnen de film en tv wereld. De afgestudeerde film en tv maker: maakt zakelijke afspraken omtrent de aard, de duur en de beloning van de werkzaamheden; kent regelingen (belasting e.d.) inzake het bestaan als freelancer of als zelfstandige ondernemer en beschikt daarvoor over kennis van productionele en budgettaire zaken ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering; geeft blijk van inzicht in de audiovisuele sector en kent de ontwikkelingen van het overheidsbeleid inzake cultuur en kunst; maakt gebruik van de mogelijkheden die het beleid ter bevordering van film en televisie en de desbetreffende regelingen hem bieden; maakt, indien nodig, gebruik van relevante fiscale en juridische regelingen als WIK, CAO, ARBO, auteursrecht, werk- en verblijfsvergunningen; maakt gebruik van de mogelijkheden van subsidies, sponsoring en beurzen; weet een breed netwerk op te bouwen en te onderhouden van (mogelijke) collega’s, werkgevers, subsidiënten of sponsors, beleidsmedewerkers en bemiddelaars; kent de toegang tot benodigde informatie een eigen productieonderneming te starten en te leiden. 8 Omgevingsgerichtheid De film en tv maker bezit het sensitieve vermogen om relevante omgevingsfactoren in de samenleving te signaleren en te gebruiken in audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: volgt vanuit een brede maatschappelijke en culturele belangstelling en politiek bewustzijn ontwikkelingen van (trends en leefstijlen in) de maatschappij nauwgezet; werkt, indien nodig, ook in internationaal verband en heeft daarvoor een goede beheersing van tenminste Engels, maar bij voorkeur van meer Europese talen; stelt zich op de hoogte van het werk en ideeën van vakgenoten en van kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen, en laat zich daardoor inspireren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 9
9 Lerend vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om te leren, te ‘leren leren’ en zich blijvend te ontwikkelen. De afgestudeerde film en tv maker: hernieuwt met regelmaat zijn kennis van de veranderende audiovisuele sector en houdt met name de technologische, inhoudelijke en artistieke ontwikkelingen bij; laat in zijn werk zien dat hij bezig is met zijn eigen artistieke en vakmatige ontwikkeling; traint en ontwikkelt zijn ambachtelijke vaardigheden; organiseert zijn ontwikkeling: is actief met eigen scholing en opleiding en staat open voor collegiale toetsing. 10 Reflectief vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om te reflecteren op het eigen handelen om tot betere prestaties te komen. De afgestudeerde film en tv maker: gaat zichtbaar en merkbaar professioneel om met het geven en ontvangen van kritiek; gebruikt kritiek van anderen om zichzelf verder te ontwikkelen en beschikt hiertoe over het vermogen tot incasseren; reflecteert op de eigen grenzen en mogelijkheden, blijkend uit zijn gedrag, keuzes en ontwikkeling; geeft in gesprekken zijn visie op de plaats van film en tv in de samenleving en op de maatschappelijke waardering voor zijn beroep. 11 Innovatief vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om onderzoek te doen op het eigen vakgebied, om mogelijkheden te verkennen en te experimenteren, wat tot uiting komt in innovatieve audiovisuele processen en producties. De afgestudeerde film en tv maker: toont een open onderzoekende houding gericht op het opdoen van ervaring en het verdiepen van kennis; incorporeert technologische vernieuwingen in zijn vakmanschap; doet onderzoek op uiteenlopende kennisgebieden die dienstbaar zijn aan film en tv en laat zien de ontwikkelingen in de hedendaagse film en tv te volgen. De eindkwalificaties vormen een, naar het oordeel van het auditteam, voortreffelijk uitgangspunt van waaruit de opleiding een programma heeft opgebouwd dat studenten in staat stelt zich te ontwikkelen tot Film- en TV-makers die technisch, artistiek en maatschappelijk op hoog niveau zijn toegerust. Samenvattend is het auditteam van mening, dat de eindkwalificaties van de opleiding het hele spectrum van de beroepsuitoefening en van de contexten waarbinnen de Film- en TV-maker opereert, in kaart heeft gebracht.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 10
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; de hierboven bedoelde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein; de actieve participatie van de opleiding in diverse internationale samenwerkingsverbanden laat zien, dat de opleiding zich ook richt op internationale ontwikkelingen en deze in haar programma incorporeert.
Naar het oordeel van het auditteam heeft de opleiding een helder, goed uitgewerkt, samenhangend, werkvelddekkend èn ambitieus referentiekader voor haar programma ontworpen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 11
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Onder facet 1.1. zijn de eindkwalificaties in extenso beschreven. Met opzet, omdat aldus de complexiteit, reikwijdte en de kennis- & attitudedimensies duidelijk worden. Het auditteam concludeert dat deze eindkwalificaties zich op bachelor niveau bevinden. De NFTA heeft e.e.a. bovendien zichtbaar gemaakt in een matrix waarin de dimensies van de Dublin Descriptoren telkens gekoppeld zijn aan de algemene en beroepsspecifieke competenties en aan de respectieve programmaonderdelen met daarbij telkens enkele voorbeelden van ‘producten’ . Voortreffelijk! Te meer, daar uit de programmaopbouw en de deeldoelstellingen daarbinnen, blijkt dat deze matrix werkelijk sturend is voor de inrichting van de opleiding.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft (in haar competentiematrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties & deeldoelstellingen. de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs – facet 1.2. 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.2.) en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelorniveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. Het auditteam beoordeelde facet 1.2. als ‘goed’. Beroepsonderwijs – facet 1.1. 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn (zie facet 1.1.) geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de Werkveldcommissie) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. Het auditteam beoordeelde facet 1.1. als ‘goed’. Voor een uitwerking van de relatie tussen de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma: zie facet 2.1. De beginnende beroepsbeoefenaar Het begrip ‘beginnende beroepsbeoefenaar’ suggereert -en dat is volkomen terecht- dat dit niveau verschilt van het niveau van de ‘beroepsbeoefenaar’. Het auditteam wil daar echter aan toevoegen, dat de Film- en Televisie opleiding blijkens haar eindkwalificaties, ervan gaat dat het niveau van de ‘beginnende’ beroepsbeoefenaar reeds hoog is/moet zijn. Het auditteam is het daar volledig mee eens. In dat opzicht corresponderen de ambitieuze eindkwalificaties met de kerntaken en -competenties van de beginnende Film- en TV-maker.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 13
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.);
in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd;
de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld heeft betrokken.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding als voldoende.
De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in de Film- en TV-praktijk en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen op hoog niveau (en naar programmaonderdelen!) waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.3.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding kenmerkt zich, zo blijkt uit de programmabeschrijving, door een sterk uitgewerkte, realistische leeromgeving: de competenties die in hun samenhang nodig zijn om al vanaf het begin deel te nemen aan het onderwijsproces, zijn in overeenstemming met competenties die nodig zijn bij de uitoefening van het vak. Het onderwijsleerproces ontwikkelt deze tot het noodzakelijk niveau om in de praktijk soepel van begin af voort te gaan. Het juist of 'realistisch' afspiegelen van de beroepspraktijk is dus een van de garanties dat de eindkwalificaties als set inhoudelijk, naar de kenmerken dekkend, aansluiten bij de eisen van het gediversifieerde beroepsveld. Behalve dat moeten ze in samenhang als 'competent zijn' ook tenminste tot het niveau ontwikkeld zijn dat het beroepsveld als eis stelt. Die realistische werkomgeving wordt ook weerspiegeld in de basisstructuur van het opleidingsprogramma (die overigens ook de interne cohesie van het programma bevordert – zie facet 2.3.): vanaf het begin van de propedeuse werken studenten samen in (wisselende) crews, waarin ieder een specialistische rol vervult. De vier jaar worden als volgt opgebouwd: van kort naar lang (van 5 minuten naar 25 minuten); van theorie/praktijkonderwijs naar praktijkonderwijs; van door docenten ingedeelde crews naar meer persoonlijke invloed op de samenstelling; van strak begeleid naar zelfstandig opereren; van een intern publiek naar festival- en televisiepubliek; van oefeningen naar producties die zich kunnen meten met die van professionals. De competenties en de indicatoren worden regelmatig beoordeeld op relevantie en jaarlijks gebeurt dat met het gehele curriculum ruim voordat de nieuwe studiegids gemaakt wordt. Het zijn behalve inhoudelijke fijnafstemmingen, vaak talige ingrepen die een probleem van herkenbaarheid en daarmee bruikbaarheid bij het afstemmen van programmaonderdelen met leerdoelen moeten oplossen. Via de overlegstructuur (jaarlijkse cyclus van curriculumvergaderingen, vergaderingen docenten op vak(klas)niveau en de commissie onderwijsevaluatie) worden door de studieleiders en de directie betrokkenen binnen de NFTA van (motieven achter de) veranderingen op de hoogte gesteld. De studenten worden in hun leerproces begeleid door professionals: docenten die ook in de beroepspraktijk werkzaam zijn of waren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 15
Oefeningen en (interne en externe) producties worden afgewisseld met vakken (onderzoek, stages, workshops, hoorcolleges) die de theorie en geschiedenis van het vak, de actuele praxis én de laatste technische innovaties en culturele ontwikkelingen aan de orde stellen. Studieleiders stellen hiervoor elk jaar geactualiseerde programma's samen, met een literatuurlijst en readers. Studenten en docenten worden geacht zichzelf op de hoogte te houden van ontwikkelingen in het vakgebied, geplaatst in een ruime maatschappelijke en culturele context. De NFTA organiseert bovendien lezingen en debatten, en stimuleert het bezoek aan (internationale) filmfestivals en conferenties door studenten en docenten. Studenten bezoeken op gezamenlijke excursies filmscholen, studio’s en (facilitaire) bedrijven. De NFTA ligt onder de loep van een kritische filmpers en beroepspraktijk, het gebeurt regelmatig dat van daaruit becommentarieerd wordt op hoe aan de opleiding wordt onderwezen. De NFTA nodigt collega's van bedrijven, instellingen, pers en opleidingen uit (via haar nationale en internationale netwerk), speciaal met het doel de relevantie van de opleidingspraktijk voor de beroepspraktijk te komen bekijken om zo meer bruikbaar commentaar te krijgen. In de interne kwaliteitszorg is via evaluaties en onderzoeken veel aandacht georganiseerd om de concretisering van de eindkwalificaties in het programma actueel en adequaat te houden. Elke twee jaar wordt een onderzoek uitgevoerd naar de afstemming van de curricula, de studieonderdelen en de formuleringen (competenties, leerdoelen, terminologie) met de domeinspecifieke eisen (doelstellingen, afstemming en niveau). Dit gebeurde de laatste keer anders dan door middel van de gebruikelijke werkveldconferenties. Er kon meer diepgang in de respons gekregen worden door studieleiders per vakgebied te koppelen aan een aantal vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk. Zij bediscussieerden samen de studieopzet, de programmaonderdelen en de competentiebeschrijvingen en rapporteerden aan de kwaliteitszorgmedewerker. Een analyse en samenvatting van de bevindingen werd door deze aangeboden aan het management. Tijdens het studieleidersoverleg is dit besproken (en in onderling verband geplaatst) en is besloten welke verbeteracties uitgevoerd moeten worden. Meestentijds was er geen aanleiding voor structurele aanpassingen, met IMVFX als mogelijke uitzondering. Op basis van dit onderzoek concludeerde de opleiding dat de gedragsindicatoren voor die beroepskolom onvoldoende gericht zijn op het interactieve werkgebied, en in het verleden te eenzijdig zijn opgesteld. Daarnaast zijn toekomstige ontwikkelingen binnen de studierichting sterk afhankelijk van de algemene beweging van de opleiding naar de mogelijkheden die IMVFX kan bieden. De opleiding bereidt een notitie voor om de studieleiders verder te informeren over zijn ideeën, die gebaseerd zijn op ervaringen in het werkveld om zo de discussie te bevorderen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) projecten, de workshops, de practica en de stages aan de student zeer ruime mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stagewerkplek is goed gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en de stagebiedende organisatie. Deze afspraken hebben betrekking op de lengte, de doelstelling van de stage en de begeleiding van de student; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date en zeer veelzijdig; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 16
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen De doelstellingen, de eindkwalificaties en de wijze van afstemming van beide met de beroepspraktijk zijn aan de orde gekomen in het vorige hoofdstuk. De NFTA heeft net als het overige kunstonderwijs in Nederland gekozen voor een onderwijsopzet op basis van competentiegericht opleiden. Het curriculum streeft naar het ontwikkelen van competenties die in 2001 zijn omschreven in het landelijk opleidingsprofiel tevens één op één het NFTA-opleidingsprofiel. Het curriculum is er op gericht die competenties te ontwikkelen, minstens tot het niveau zoals dat is aangegeven in de Dublin Descriptoren (HBO Bachelor), nodig om het afsluitend examen succesvol te volbrengen. Het programma, ingericht ter simulatie van de praktijk in het werkveld, is in feite op de NFTA traditioneel al langer geënt op het ontwikkelen van competenties in samenhang. De opbouw van de direct aan de (gevalideerde) beroepsprofielen ontleende competenties tot eindkwalificaties was goed gebruiksklaar te maken, het behoefde geen grote ingrepen in de uitvoeringspraktijk. In de competentiematrix is aangegeven welke competenties met welk studieonderdeel gedurende het studieprogramma (van propedeuse tot en met het eindexamenjaar), worden ontwikkeld. Door middel van een beschrijving in de studiegids wordt door de betrokken docenten en studieleiders aan de student informatie gegeven omtrent niveau, oriëntatie en (leer)doelen. De correlatie tussen het programma en de doelstellingen wordt ook zichtbaar in de matrix waarin de Dublin descriptoren tegenover de competentiebeschrijvingen, de programma's en de resultaten zijn geplaatst. Studenten geven in de onderwijs- en programma-evaluaties aan, dat ze goed op de hoogte zijn van de eisen die aan hen gesteld werden met betrekking tot het programma en de programmaonderdelen. Ook zijn ze tevreden over het evenwicht tussen de eisen en de relevantie van het oordeel dat ze kregen. Het omschrijven van leerdoelen, de explicitering van criteria bij het toetsen/beoordelen en het bijhouden van verrichtingen van studenten (dat verder gaat dan het bijhouden van studiepunten) is aandachtspunt op de opleiding. De totstandkoming van het opleidingsprofiel en de uitgebreide beschrijving van de competenties heeft menigeen nog lang ‘als van buiten opgelegd’ ervaren en (daardoor) als niet goed bruikbaar voor het leven van alledag. Het positieve feit dat de traditie van de NFTA een vruchtbare bodem voor deze onderwijsvernieuwing is, had als nadeel dat de formule 'het is gewoon oude wijn in nieuwe zakken' gemakkelijk werd uitgesproken, waarna naar gewoonte werd voortgedaan. Dat stroeve is vooral een kwestie van taal (of herformulering), want docenten en studenten begrepen altijd al prima wat er concreet met het onderwijs beoogd werd (de leerdoelen) en hoe die aan het resultaat of aan de student afgemeten konden worden, waarom een student slecht, matig of briljant presteert. De NFTA hecht veel waarde aan de bijzonderheid van het kunstonderwijs, die tot uiting komt in tradities als de realistische leeromgeving, de vanzelfsprekendheid van 'I know more than you know' in de docent-student/meester-gezel relatie, de docent die vakman/kunstenaar en gelijktijdig, verwéven, coach is, in de passie en fascinatie voor het vak, het intersubjectieve oordeel en de gedurfde omgang met 'je ne sais quoi' - het 'iets' dat student, kunstenaar of kunstwerk (potentieel) uniek maakt.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 17
Met het implementatieplan Toetsen en Boordelen (2005-2007) is de omgang met leerdoelen aangepakt. Het is begin 2007 nog nodig een slag te maken door deze voorwaarde van beter toetsen en beoordelen in een opleidingbreed te realiseren.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft op semester- en vak/practicumniveau door het hele programma heen op inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties. Sterk punt daarbij is, zo oordeelt het auditteam, dat de opleiding daarbij telkens de onderscheiden dimensies van de Dublin Descriptoren als referentie gebruikt; (Zie onder facet 1.2.); de binnen het programma gepositioneerde projecten en workshops zijn telkens gericht op een concreet en meetbaar leerdoel, dat telkens is gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen en de projecten/workshops nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk hbo-niveau is. (Zie ook onder facet 6.1.)
Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding via de competentiematrix en de uitwerking daarvan naar de programmaonderdelen, op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen heeft geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 18
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Het onderwijsprogramma van de NFTA is zo gestructureerd dat bij de startende student de competenties van de relevante film- en televisieberoepen (afstudeerrichtingen) worden ontwikkeld. Al in de propedeuse wordt het onderwijs gedeeltelijk gedifferentieerd naar beroepskeuze ingericht. De studenten volgen daarna een vakgericht studiepad naar het eindexamen. Maar het curriculum is, ondermeer met een aantal 'oefeningen en producties', zodanig opgebouwd dat deze beroepskolommen sterk vervlochten zijn - zoals dat ook in de praktijk gebruikelijk is. Belangrijke competenties als samenwerkende en communicatieve vermogens komen zo aan de orde en ook de voorwaarden worden georganiseerd om kennis, creativiteit én vakbekwaamheid te ontwikkelen en te delen. Vanaf het begin van de propedeuse werken studenten samen in (wisselende) crews, waarin ieder een specialistische rol vervult. De vier jaar worden als volgt opgebouwd: van kort naar lang (van 5 minuten naar 25 minuten); van theorie/praktijkonderwijs naar praktijkonderwijs; van door docenten ingedeelde crews naar meer persoonlijke invloed op de samenstelling; van strak begeleid naar zelfstandig opereren; van een intern publiek naar festival- en televisiepubliek; van oefeningen naar producties die zich kunnen meten met die van professionals. Om beslagen ten ijs te komen bij de oefeningen en producties worden er per afstudeerrichting vakken aangeboden die zijn bedoeld als technische en vakinhoudelijke voorbereiding. Anders gezegd, de technische en vakinhoudelijke scholing staat rechtstreeks in verband met het praktijkwerk. Iets wat de interne programmatische cohesie manifest maakt. Om de (ver)beeldende vermogens van studenten te stimuleren en ze te leren een eigen verhaal te vertellen geldt grote inhoudelijke vrijheid. Er wordt soms met thema’s gewerkt, zoals bijvoorbeeld bij Genius Loci, de EFO, het derdejaars commercialblok en de vierdejaars commercials van de cameraklas. Hiermee wordt aangesloten bij theoretische vakken en onderzoek dat heeft plaats gehad bij eerdere programmaonderdelen. Er wordt zo geleerd 'het individuele' te relateren aan criteria en belangen van anderen; collega's, publiek en kritiek – en een positie te betrekken ten opzichte van bredere culturele en/of maatschappelijke fenomenen. Vanuit deze vrijheid start de vormgeving van een idee veelal bij de scenarist in het geval van fictie, of bij de student regie in het geval van een documentaire. Van meet af aan is de student productie betrokken om samen met regisseur en/of scenarist het scenario zodanig voor te bereiden dat studenten camera, production design, geluid, montage en IMVFX aan hun scheppende aandeel in het verfilmen kunnen gaan werken. Vanaf het begin van de reeks idee-concept-plan-product-presentatie, bepalen artistieke vraagstukken mede het verdere verloop van dit procesgestuurd onderwijs. Die artistieke vraagstukken worden geformuleerd (en opgelost), afhankelijk van het idee en het samenspel van talenten en mogelijkheden, en verschillen dus per programmaonderdeel en per productie. Studenten van de NFTA gaan altijd voor een optimaal eindresultaat en zijn vanuit hun gedrevenheid geneigd de grenzen op te zoeken van de gestelde mogelijkheden: inspiratie laat zich niet inkaderen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 19
Het werken met praktische randvoorwaarden dient als belangrijkste doel de beschikbare middelen (coaching, financiën en faciliteiten) en mankracht (benodigde studenten die in de productieperiode geen ander onderwijs moeten volgen) per oefening/jaar zo in te delen dat iedere student in zijn vakspecialisme aan alle lesonderdelen en daaraan gekoppelde leerdoelen kan toekomen. En daarnaast is omgaan met de voorwaarden een voorbereiding op realiteit van de beroepspraktijk. De resultaten van evaluaties geven geen aanleiding tot grote wijzigingen. Behalve dat er aan de communicatie hierover met studenten blijvend aandacht gegeven moet worden. De opleiding biedt haar netwerk nadrukkelijk aan als een onderwijsvoorziening voor de student teneinde de instroom in de beroepspraktijk te bevorderen. Sinds 2001 bestaat bijvoorbeeld een structurele samenwerking met de Publieke Omroep. Uitgangspunt van de samenwerking is dat alle eindexamenprojecten worden geadopteerd. Afspraak daarbij is, dat de omroepen studenten adviseren maar niet het eindresultaat van de projecten bepalen. Per project dragen de omroepen 4000 tot 7000 euro bij ten behoeve van de realisering. Alle films worden uitgezonden in het speciaal voor de opleiding gecreëerde Filmlab. De doelstelling van de opleiding is om de instroom van afgestudeerden in het beroepsveld te bevorderen. Voor de publieke omroep geldt dat zij participatie in de eindexamenfilms ziet als onderdeel van haar publieke taak en graag jong talent leert kennen. Zo grijpen veel alumni hun kansen bij Lolamoviola’s, One Night Stands en Kort! Om de beroepspraktijk zo reëel mogelijk na te bootsen, pitchen jaarlijks derdejaars studenten hun plannen voor het eindexamen aan de werkgroepen Drama en Documentaire van de Publieke Omroep.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de relatie tussen de leerdoelen van elk project, productie en/of workshop, is helder en logisch; de sterk thematische opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de projecten/producties/workshops en de flankerende practica en (theoretische) modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten/producties komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en projecten) manifest; de bevindingen (zoals beschreven onder facet 2.2.) met betrekking tot de borging van de functionaliteit van de programmaonderdelen wijzen in feite reeds op een sterke verticale samenhang binnen het opleidingsprogramma.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 20
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Het goed plannen van complexe processen is in de film- en televisiewereld een belangrijke kunst en wordt ook met verve bij de organisatie van het onderwijsprogramma van NFTA toegepast. In de studiegids is dat zichtbaar: er is schematisch en gedetailleerd aangegeven wat de verbanden tussen de onderdelen zijn, waar de synergie tussen de afstudeerrichtingen plaats heeft én wat de studielast van elk onderdeel en van het geheel is (vertaald naar EC’s). Door middel van vak- en programma-evaluaties wordt gecontroleerd of de inschattingen reëel zijn. Het programma heeft een zekere dwang voor de individuele student, maar dat is tot op zekere hoogte te beschouwen als een voorafspiegeling van de beroepspraktijk. Door de nadruk op gezamenlijke oefeningen en producties zijn alle studenten mede afhankelijk van ieders bijdrage en ontwikkeling. Binnen het groepsproces is daardoor veel onderlinge aandacht voor het bereikte niveau. Het is een procesgerichte en kritische omgeving: loopt iedereen in de pas met programma, in zoverre dat een goede individuele bijdrage aan het gezamenlijk product verzekerd is? De betrokken (gast-)docenten en studieleiders hebben een belangrijke rol in het monitoren van het proces en het faciliteren van de onderlinge communicatie zodat dit op redelijke en stimulerende wijze gebeurt. De studenten krijgen naar het afsluitende project in het eindexamenjaar toe steeds meer verantwoordelijkheid voor de onderlinge afstemming en voortgang. De coördinator van de propedeuse en de studieleiders zijn op de hoogte van de studievoortgang van elke individuele student, en houden dit in een map bij. De NFTA hecht aan een intensief contact met studenten en (aansluitend bij de organisatiestructuur van de verschillende vakklassen) faciliteert begeleiding in de vorm van persoonlijk coachschap. (Gast-)docenten, coaches, instructeurs praktijkonderwijs en de studentendecaan begeleiden studenten op deelgebieden. Studie- en motivatieproblemen worden in een vroeg stadium gesignaleerd en gecommuniceerd aan betrokkenen. Studenten kloppen met deze feiten vaak rechtstreeks aan bij de studieleiders, de decaan en de medewerker studentenzaken. Door het bijna dagelijkse contact tussen de student en de opleiding zeker in de eerste twee jaren van de studie, is het mogelijk in veel gevallen te anticiperen op overbelasting (piekbelasting), tekortkomingen of gevoelens van onvrede. Nadat in 1997 de OER werd aangescherpt op de eisen die gelden voor toegang tot het eindexamenjaar, werden in 2002 de eisen waaraan studenten moeten voldoen uitgebreid ten aanzien van hun overgang naar het derde (propedeuse moet zijn behaald) en het vierde studiejaar (2e jaar moet volledig zijn afgerond). Het programma is beter studeerbaar als er minder gelegenheid wordt geschapen voor uitstelgedrag van studenten en er zo ook meer rekening wordt gehouden met de volgtijdelijkheid van onderdelen van het programma. Om situaties te voorkomen waarin ná het voltooien van een eindexamendocumentaire bijvoorbeeld nog een tweedejaars theorietentamen over documentaire moet worden afgelegd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 21
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de formele studielast wordt periodiek geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de feitelijke studielast hoger is dan de formele, maar dankzij de mitigerende maatregelen die de opleiding heeft getroffen, is die afwijking niet onverantwoord groot. Studenten hebben dan ook geen problemen met de hoge studielast. Zij beschouwen het -en het auditteam is het daarmee eens– als één van de manieren om op de beroepspraktijk te anticiperen. De studielast is hoog, maar dat is de werklast in de praktijk ook. De opleiding kent regelmatig piekbelastingen. Maar dat is in de praktijk ook het geval. de opleiding treft voldoende maatregelen om te voorkomen dat de hoge studielast een negatief (blokkerend) effect heeft op de ontwikkeling van de studenten; na elke evaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student extra remediërende maatregelen getroffen.
Kortom: de opleiding anticipeert in termen van de studielast op een goede, realistische manier op de werklast in de professionele praktijk.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 22
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Uitgangspunt van het curriculum in de propedeuse is het geven van een gedegen praktische en theoretische inleiding op het eigen vakgebied (de specialisatie) en een goed beeld, eveneens praktisch én theoretisch, van alle overige disciplines opdat de studenten later in de hoofdfase effectief met elkaar kunnen samenwerken. De opleiding kan tijdens het toelatingsexamen goed selecteren omdat het aantal aanmeldingen het aantal plaatsen ruimschoots overtreft. Toch voert de NFTA een actief wervingsbeleid in samenhang met het communicatiebeleid. Ten eerste om ervoor te zorgen dat ook de meest geschikte kandidaten zich aanmelden. Het streven is: minder maar kwalitatief betere aanmeldingen. Ten tweede om kandidaten een goed beeld te schetsen van de opleiding en de beroepspraktijk. De NFTA gebruikt daarvoor onder ander de website (350 bezoekers per dag) en de voorlichtingsdagen (2000-3000 bezoekers verdeeld over twee dagen). Ook wordt in samenwerking met Open Studio in Amsterdam een oriëntatiecursus verzorgd voor de NFTA en Kunst, Media & Technologie van de HKU (Hogeschool voor de Kunsten Utrecht). Toelatingscommissies bestaan tenminste uit de studieleider, een docent en een (oud) student van de studierichting waar de kandidaten zich voor aanmelden alsmede uit één of meer vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk. De commissieleden werken niet met een ‘competentie afvinklijstje’ tijdens het kijken en luisteren naar het materiaal en het praten met kandidaten. Het beleidsdocument 'Werving en Toelating' geeft echter wel indicaties welke competenties (door de opzet van de toelatingsprocedure) op welke momenten geconstateerd kunnen worden. Het getoonde enthousiasme, de leergierigheid, de passie en vooral de eigenheid die blijkt uit het materiaal, vormen doorslaggevende factoren om de kandidaat af te wijzen of toe te laten. Een grote fascinatie voor en basiskennis van film, televisie en nieuwe media is een vereiste waarbij van aankomende studenten verwacht wordt, dat zij meer dan ‘slechts’ filmconsumenten zijn. Dit blijkt vaak uit gevolgde cursussen in centra voor kunstzinnige vorming en assistentschappen in de beroepspraktijk. Daarnaast verwacht de opleiding van kandidaten dat zij een brede culturele en maatschappelijke belangstelling hebben. De commissies selecteren in de praktijk eenderde van het totaal aantal kandidaten voor de volgende gesprekkenronde. Er bestaan streefaantallen voor het aantal uit te nodigen kandidaten, maar de kwaliteit van de kandidaten bepaalt of de streefaantallen daadwerkelijk worden gehaald. Voor de meeste afstudeerrichtingen maken deze kandidaten thuis of op de opleiding een opdracht die door de toelatingscommissie is gesteld. Dit doet men om bij de uiteindelijke keuze van de kandidaten over een extra selectie-instrument te kunnen beschikken. Hoewel vooreerst de besten worden geselecteerd, streven toelatingscommissies naar een heterogene samenstelling van de groep (genres, man-vrouw verdeling, leeftijden), opdat de 72 uitgekozen studenten voor de komende vier jaar een levendig geheel vormen, waarbij de mogelijkheid bestaat niet alleen met, maar ook van elkaar te leren. Gemiddeld stromen jaarlijks twee à drie studenten in van niet-Westerse komaf. Er is hierin de afgelopen jaren geen groei geconstateerd die wel mocht worden verwacht op basis van de gegroeide deelname van deze groep studenten aan het hoger onderwijs.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 23
Wanneer meer jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond worden opgeleid tot filmmakers, kunnen aan de Nederlandse filmcultuur nieuwe stijlen en verhalen worden toegevoegd. Om meer werk te maken van werving onder jongeren die minder gemakkelijk hun weg vinden naar een opleiding zoals de filmopleiding, is begin 2005 het project Meer Kleur uitgevoerd, met financiële ondersteuning van het Nederlands Fonds voor de Film. De opleiding verwacht dat over een jaar of vijf een aantal van de nu bereikte leerlingen zullen meedingen naar studentplaatsen op de opleiding. In januari 2007 is een vervolgaanvraag ingediend bij het Filmfonds, met als doel wederom 40 klassen met in totaal 1000 leerlingen te bereiken. Van de voor het toelatingsexamen geslaagde kandidaten nemen kandidaten die niet beschikken over het vereiste HAVO of MBO-diploma, deel aan een aanvullend toelatingsonderzoek. Van de 26 kandidaten die deelnamen vanaf 2002, slaagden er 24. Thans wordt met de in Amsterdam gevestigde Geldergroep overlegd of het aanvullend onderzoek niet (nog) beter kan geschieden met behulp van een zgn. capaciteitenonderzoek aldaar. Het is mogelijk voor kandidaten al tijdens de toelatingsprocedure een verzoek in te dienen om na de propedeuse in te stromen. Dit betreft meestal kandidaten die afkomstig zijn van de Rietveld Academie of de Academie St. Joost. De NFTA heeft geen ervaring in vooraf opgestelde deficiëntieprogramma’s. Wel kunnen studenten in geval van ziekte en/of handicap, met de decaan en docenten een aangepast studieprogramma samenstellen. De instroom is op grond van vooropleidingen zeer divers te noemen. Studenten met een afgesloten MBOopleiding vormen sinds 2003 een kwart van de totale instroom, even groot als de HAVO- en VWO-instroom. Er is geen aanwijzing op basis van de vooropleiding dat de ene groep studenten meer studie-uitval vertoont dan de andere. Veel studenten volgden voor aanmelding een of meerdere jaren hoger onderwijs elders. Gemiddeld 15% van deze groep ronde deze studie eerst af. Anderen volgden cursussen of deden assistentschappen in de beroepspraktijk, weer anderen combineerden studies met werk in het beroepsveld. De gemiddelde leeftijd van de instroom is 22 jaar: zowel 18-jarigen als 27-jarigen beginnen aan de propedeuse. Daarmee mag de instroom als rijp én groen worden bestempeld.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding besteedt zeer veel aandacht aan het beoordelen van het kwalificatieniveau van studenten die in aanmerking willen komen voor de opleiding. Zij doet dat op professionele wijze door meerdere beoordelaars in te schakelen. Een en ander is vastgelegd in eenduidige criteria. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Studenten overigens ook, zo bleek tijdens de visitatie.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 24
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Blijkens de beschrijving van het programma is de som van de studieduur der programmaonderdelen gelijk aan 240 EC’s.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de totale opleiding een omvang heeft van 240 EC’s, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 25
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het didactisch concept is beschreven in 'Kernaspecten van het didactisch concept uit Toetsen en Beoordelen NFTA 2005-2007'. Studenten van de NFTA leren (of: ontwikkelen hun competenties) in een realistische taakomgeving. Het praktijkonderwijs vormt de rode draad van de opleiding, waarbij de leeromgeving zo goed mogelijk de beroepsomgeving nabootst. Het leerproces van de student wordt in grote mate gestuurd door het verrichten van taken zoals die in de beroepspraktijk worden uitgevoerd en volgt daarmee de tradities van de bijna 50-jarige opleiding. Die zijn niet statisch, maar werden en worden immer actueel gehouden. De NFTA hanteert daarbij veel verschillende werkvormen, afhankelijk van de manier waarop de propedeuse en de vakspecialisaties in de hoofdfase het curriculum indelen. Zij worden bij elk programmaonderdeel in de studiegids aangegeven. De studenten waarderen in de evaluaties het programma en de werkvormen in het algemeen als adequaat, en over het algemeen als voldoende divers. Om beslagen ten ijs te komen bij de oefeningen en producties worden er per afstudeerrichting vakken aangeboden die zijn bedoeld als technische en vakinhoudelijke voorbereiding. Technische programmaonderdelen worden veelal als korte workshops aangeboden. Voor de module televisiegeschiedenis is een elektronische leeromgeving 'In De Frontlinie' ontwikkeld in samenwerking met de UvA en met medewerking van het Instituut voor Beeld en Geluid. Het wordt in het tweede deel van het studiejaar 2006/2007 voor het eerst gebruikt in de propedeuse. De (vak)inhoudelijke programmaonderdelen (bijvoorbeeld theorie en geschiedenis van de film) hebben vaak het karakter van een hoorcollege en worden verspreid over het jaar aangeboden, meestal aan studenten van meerdere afstudeerrichtingen gezamenlijk. Daarnaast organiseert de NFTA, met de rode draden van het programma verweven, een aantal aanverwante programmaonderdelen. Zo worden (internationale) gastdocenten uitgenodigd, zijn er discussies, lezingen en (verplichte) excursies naar belangrijke festivals, filmscholen en bedrijven. Het is de voedende binding met de omgeving en het werkveld die het leren in een realistische leeromgeving betrouwbaar maakt. De docenten en studieleiders geven de student informatie, ondersteuning, feedback voor, tijdens en na het werken aan een productie: in groepsverband en in de één-op-één-situatie. De NFTA wil studenten een leeromgeving bieden waarin zij leren van het proces, waarbij het uiteindelijke resultaat bij het evalueren, toetsen en beoordelen veel- maar zeker niet alleszeggend is. Als een productie niet op alle punten geslaagd is en studenten bijvoorbeeld de ambities of bedoelingen van het scenario niet realiseren, hoeft dit niet te betekenen dat de student onvoldoende gepresteerd heeft. Wat er in het project misging kan in een volgend project beter worden aangepakt. Na vier jaar heeft de student vooral via feedback (naast overdracht in traditionele zin) zich het vak eigen gemaakt en kan hij zelf als professional starten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 26
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van de competenties waarover een professionele Film- en TV-maker moet beschikken. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld producties, workshops, projecten, trainingen en stages; de centrale plaats (in het binnenschools programma) die workshops en producties in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 27
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De NFTA hanteert de volgende toetsvormen: theorie en kennis: schriftelijke tentamens; theorie en inzicht: essays, verslagen; communicatie: voordracht/presentatie; praktijk: draai-evaluaties, postproductie-evaluaties, eindevaluaties en individuele evaluaties; Schriftelijke tentaminering komt voornamelijk in de propedeuse voor. In de hogere jaren, wanneer de praktische oefeningen een belangrijkere rol spelen, wordt voornamelijk getoetst aan de hand van opdrachten en evaluatiegesprekken, waarin de student feedback op zijn handelen krijgt. In de Studiegids staan de toetsvormen bij alle (!) vakonderdelen beschreven: een goede zaak. Beoordelaars zijn: (i) de bij de opdracht/het tentamen betrokken studieleiders, (ii) docenten (inclusief gastdocenten en (iii) coaches uit de beroepspraktijk. De NFTA heeft de eisen, uitgangspunten, methoden en procedures voor het toetsen en beoordelen beschreven in een onderwijs- en examenreglement (OER). Deze wordt gepubliceerd in de studiegids. Daarin staat ook per programmaonderdeel wat de doelen, toetsvormen en beoordelingscriteria zijn. Daaruit blijkt, dat de verschillende toetsingsvormen aansluiten op de inhoud, de werkvormen en de studieactiviteiten. In navolging van haar eigen bevindingen én het advies van de visitatiecommissie in 2002, heeft de NFTA werk gemaakt van de aanbeveling een duidelijker onderscheid aan te brengen tussen het evalueren van de studenten en het evalueren van het onderwijs en zij heeft op beide onderwerpen verbeteringen doorgevoerd. De NFTA heeft in 2004 door middel van de nota ‘Toetsen en Beoordelen 2005-2007’ haar visie vastgelegd op de inrichting van het toetsen en beoordelen in samenhang met het didactisch concept. De uitvoeringspraktijk was bij de start van dit verbeterplan in principe wel in overeenstemming met de eisen van de opleiding -studenten en docenten wisten goed wat met het onderwijs beoogd werd en waarop getoetst ging worden- , maar er was een aantal interventies nodig om dat bij iedereen meer formeel, zichtbaar en vergelijkbaar te maken. Dit is stapsgewijs in het implementatieplan aangegeven en momenteel 'in uitvoering'. Het werken met geëxpliciteerde leerdoelen en beoordelingscriteria krijgt een impuls door de introductie van een moment waarbij de studenten aan het begin van een programmaonderdeel zelf schriftelijk formuleren wat hun doelen zijn en aan het eind aangeven wat zij daarvan gerealiseerd zien. De docent kan dit betrekken bij de inrichting van zijn lessen en bij de beoordeling van de student. De student kan ook zélf zijn voortgang (en deficiënties) constateren, een verzameling van dergelijke documenten in een map maakt voor iedereen inzichtelijk wat voor pad bewandeld wordt en of dat kan leiden tot het einddoel. Hiermee kan ook beter de bijdrage van de individuele student beoordeeld worden binnen (het resultaat) van gezamenlijke projecten. Tijdens visitatie bleek, dat de opleiding beschikt over een helder, professioneel en beroepspraktijk geïnspireerd referentiekader hanteert voor de beoordeling van afstudeerwerkstukken / -producties.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 28
Het auditteam is daar zeer over te spreken. En wel met name vanwege het feit, dat dit referentie- of beoordelingskader kader niet alleen opleidingscriteria bevat die met de opleidingsdoelen samenhangen, maar ook uitdrukkelijk criteria die in de realiteit van de beroepspraktijk gehanteerd worden bij het beoordelen van het werk van Film- en TV-makers.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en gecontroleerde wijze uitgevoerd; de gehanteerde toetsvormen sluiten nauw aan op de werkvormen; de huidige toetsingsmethoden zijn valide en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen/of eindtermen; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is voldoende geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd; bij het beoordelen van de student en zijn werk hanteert de opleiding niet alleen opleidingscriteria, maar ook reële beroepspraktijkcriteria.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende.
Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op HBO-niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening, de sterke nadruk op de workshops en producties alsmede de cyclische inrichting zijn een stevige waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt zeven facetten van het onderwerp “Programma” als goed en een als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.3.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 29
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Inleiding Het beleid van de NFTA ten aanzien van het onderwijsgevend personeel is de vaste bezetting beperkt van omvang te houden, om zo voldoende (financiële) ruimte te creëren om professionals uit het beroepsveld in te kunnen zetten als gastdocent. Op die manier is zowel de continuïteit van de onderwijsprogramma’s als de aansluiting met de beroepspraktijk gewaarborgd. Het weegt niet op tegen de inspirerende aanwezigheid van professionals die succesvol werkzaam zijn in de beroepspraktijk dat het soms lastig is om gastdocenten vanwege verplichtingen in het rooster te passen. De specifieke eigenschappen van het filmvak (waarin specialisten in crews samenwerken) en de keuze om in het curriculum, net als in het beroepsveld, het accent te leggen op samenwerking tussen specialisten (dus geen allround AV-makers op te leiden), vergt een grote gezamenlijke inspanning om de organisatie af te stemmen. Er is in de afgelopen jaren ook beleidsmatig een inspanning geleverd om de oude eilandencultuur te verminderen en de studieleiders gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de gehele opleiding. Men zoekt elkaar nu op voor het ontwikkelen van gezamenlijke lessen en workshops, en neemt onderling het initiatief om oefeningen, maar ook grotere onderdelen van het curriculum zoals de propedeuse fundamenteel te herzien. Eisen HBO Docenten /studieleiders hebben ( zo blijkt ook uit hun CV’s) ruime ervaring in het vakgebied. Elke afstudeerrichting heeft de beschikking over een of meer (veelal parttime) vaste docenten. De meeste docenten onderhouden een eigen beroepspraktijk naast hun werkzaamheden aan de opleiding. Op basis daarvan is hun inhoudelijke en ondersteunende bijdrage (afgestemd en gecoördineerd door de studieleiders) een garantie voor de noodzakelijke actualiteit en continuïteit van het onderwijs, zoals bijvoorbeeld bij de organisatie van de gezamenlijke oefeningen. Het gastdocentschap is een van de manieren om het netwerk van de opleiding verder vorm te geven en te onderhouden. Er wordt gebruik gemaakt van ca 200 gastdocenten per jaar. Studenten worden hierdoor onder meer in staat gesteld een eigen netwerk op te bouwen, wat van groot belang is voor een succesvolle toetreding tot de beroepspraktijk. Gastdocenten zijn veelal oud-studenten van de opleiding die na jaren ervaring te hebben opgedaan in de beroepspraktijk hun kennis komen overbrengen op de studenten. Het is een van de doelen van het alumnibeleid. Hun kennis van de opleiding èn van het beroepsveld en hun feedback op het curriculum vanuit beide achtergronden geven uitermate waardevolle informatie die wordt benut voor verdere onderwijsontwikkeling. Daarnaast worden ook professionals die beschikken over uitgebreide vakervaring maar niet op de filmopleiding gestudeerd hebben, veelvuldig ingezet. Beide groepen worden 'gerekruteerd' uit het netwerk van de NFTA dat zowat één op één het Nederlandse filmveld omvat.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 30
De meeste docenten en gastdocenten zijn lid van een van de netwerkorganisaties in het werkveld, zoals Netherlands Society for Cinematographers, Vereniging Constructief Audio, Netwerk Scenarioschrijvers, enz, en hebben veelal taken en functies bij festivals en de Nederlandse fondsen. De NFTA houdt bij wat haar oud-studenten presteren in de beroepspraktijk. Het blijkt dat veel van hen nog steeds met medestudenten uit hun lichting samenwerken. Door de nauwe betrokkenheid van docenten en medewerkers bij de filmwereld is direct bekend of daar voor het onderwijs aan de NFTA interessante ontwikkelingen of initiatieven onder zijn. Dat kan aanleiding zijn personen uit te nodigen om een lezing, workshop of gastlessen te geven.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn; de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten zowel bij specifieke activiteiten (workshops, producties) als ook bij ‘reguliere’ activiteiten zoals: intake-assessment en beoordeling van afstudeerders.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 31
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De ratio student-vaste docent is tussen 2002 en 2006 van 14,4 naar 12 studenten per vaste docent gegaan. Hierbij moet opgemerkt worden dat een lichte vertekening plaatsvindt, omdat bij eerdere berekeningen (voor 2002) enkele instructeur-begeleiders werden gerekend als onderwijsondersteunend personeel, en nu meegerekend worden bij het onderwijsgevend personeel, omdat dat inmiddels meer recht doet aan hun feitelijke taken. Zij hebben de kans gekregen om hun functie door scholing (cursussen en het verdiepen van kennis door het bezoeken van buitenlandse filmscholen) meer inhoud te geven, waardoor het accent meer op de inhoudelijke dan op de technische begeleiding van studenten is komen te liggen. In cijfers: het aantal studenten per onderwijsondersteunende medewerker nam toe van 11,86 naar 14,88 studenten per medewerker. Conclusie is dat de docent-student ratio verbeterd is, maar dat is dus iets minder dan de cijfers aangeven. De ratio student-gastdocent is in de periode 2002-2006 van 46,9 naar 36,6 studenten per gastdocent gegaan: een aanmerkelijke verbetering. Omgerekend in fte’s is de formatie gastdocenten van 2002 tot 2006 toegenomen van 5,5 tot 7,7 fte. De komende jaren wordt getracht deze ratio tenminste op dit peil te houden. Per vakklas is een studieleider in vaste dienst die verantwoordelijk is voor het curriculum in het specifieke vakgebied, de begeleiding en studievoortgang van de studenten in die afstudeerrichting (het halen van competenties zoals beschreven in het beroepsprofiel) en met de collega’s verantwoordelijkheid draagt voor de (ontwikkeling van) gezamenlijke oefeningen en vakklas overstijgend onderwijs. De studieleider fungeert als afdelingshoofd en geeft leiding aan docenten en instructeur-begeleiders. Ook kiest en begeleidt hij gastdocenten. Ten aanzien van het niet-onderwijzend personeel (OOP's) geldt dat de efficiency goed in de gaten wordt gehouden en de formatie zodanig moet zijn dat werkprocessen effectief verlopen, maar dat taken die beter uitbesteed kunnen worden, worden uitbesteed. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor technische werkzaamheden als het installeren van nieuwe AV-apparatuur en reparaties en onderhoud aan gebouw en apparatuur. Hiervoor worden veelal tijdelijke krachten ingehuurd, dan wel opdrachten uitbesteed aan externe bedrijven. De veranderde ratio student-OOP ratio van 11,86 naar 14,88 studenten per medewerker heeft enerzijds te maken met een vergroot budget voor het inhuren van tijdelijke krachten en het uitbesteden van werk, en anderzijds met afvloeiing van enkele medewerkers in de technisch ondersteunende staf daar waar vraag en aanbod van werk niet meer goed op elkaar af te stemmen waren. Een onderwijsorganisatie mag niet verzanden in bureaucratie, het primaire proces heeft prioriteit. Er is in de afgelopen jaren succesvol gestreefd naar een verbetering in de verhouding tussen OP en OOP: van 0,82 (17,8 fte OP : 21,7 fte OOP) in 2002 naar 1,24 (23,5 fte OP: 18,9 fte OOP) in 2006. Er is dus de keuze gemaakt -en het auditteam ondersteunt die keuze met kracht- de formatie van docenten te verruimen ten koste van de formatie voor ondersteunend personeel. Daarnaast is het budget voor gastdocenten in de afgelopen jaren aanzienlijk verruimd. De NFTA laat op deze wijze zien dat het in de kern de docenten/professionals zijn waar het om draait als het gaat om de kwaliteit van haar opleiding!
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 32
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma (op hoog niveau) uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) en gelet op het in gang gezette beleid (zie facet 3.3.) om de deskundigheidsbevordering meer sturing te geven, met name daar waar het de met onderwijsvernieuwing samenhangende onderwijskundige scholing betreft, is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
Sterk punt is, dat de opleiding uitdrukkelijk (ook) in de kwantiteit van het onderwijzend personeel investeert.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 33
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Alle studieleiders en docenten met een aanstelling boven de 0,6 fte beschikken over een didactische aantekening, of halen deze gedurende de eerste twee jaar van hun aanstelling. Studieleiders vergewissen zich van de aanwezigheid van vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van gastdocenten. Eventueel compenseren ze problemen met de didactische kwaliteit door informatie en/of begeleiding te geven of voor te stellen werkvormen aan te passen teneinde de kennisoverdracht zo goed mogelijk te laten verlopen. In het tweewekelijkse bilateraal overleg van de directeur met alle leidinggevenden en alle stafmedewerkers wordt, naast inhoudelijke onderwerpen, ook aandacht besteed aan verbetering van managementvaardigheden, zoals leidinggevende kwaliteiten, coaching van medewerkers, deskundigheidsbevordering, timemanagement en budgetbewaking. Doel van de bilaterale overleggen is mede het voorkomen van een disbalans tussen wat medewerkers de opleiding kunnen en willen bieden en wat van hen wordt gevraagd. In de afgelopen jaren is minimaal eens per anderhalf jaar met alle vaste personeelsleden een functioneringsgesprek gevoerd. Aandachtspunten zijn ondermeer de ontwikkeling van de medewerker en hoe die aansluit bij ontwikkelingen binnen de opleiding en in het beroepsveld, de samenwerking van medewerker en leidinggevende en de samenwerking in het team (goede voorbeeld geven aan studenten, die immers opgeleid worden in een vak waarin samenwerking cruciaal is), en de bijdrage van de medewerker aan het dagelijks functioneren en de koers van de opleiding. Medio 2001 (NFTA-breed) en in 2006 (AHK-breed) hebben leidinggevenden een training in functioneringsgesprekken aangeboden gekregen. In de organisatie wordt voortdurend benadrukt dat er in het werk elke dag betracht moet worden open te communiceren, ook daar waar het aspecten van het functioneren betreft. Een functioneringsgesprek moet geen verrassingen bevatten, maar juist de mogelijkheid bieden op een iets abstracter niveau te bespreken wat medewerker en leidinggevende kunnen doen om elkaars functioneren, en daarmee dat van de organisatie, te verbeteren. In de organisatie ziet men het belang van de gesprekken en neemt men het onderwerp zeer serieus. In 2006 is gestart met het schrijven van een zelfevaluatie voorafgaand aan het gesprek; dit wordt met het gesprekverslag in het personeelsdossier bewaard. Dit laatste ook om de directie te informeren, zodat te ondernemen acties tijdig genomen kunnen worden en er toegezien wordt op de opvolging van die afspraken. En ook om toekomstige leidinggevenden van de betreffende medewerker op de hoogte te kunnen stellen van de geschiedenis en ontwikkeling van de betreffende persoon. Docenten hebben veelal parttime functies en werken daarnaast in de beroepspraktijk, studieleiders hebben vele jaren in het vakgebied gewerkt. Men wordt geacht kennis, inzichten en vaardigheden in de eerste plaats via een eigen netwerk in het beroepsveld op peil te houden. Het niveau daarvan is onderwerp van gesprek tijdens de 'bilateralen' tussen directie en een studieleider.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 34
'Onder elkaar', tijdens de dagelijkse omgang en in de onderwijspraktijk zou overigens een deficiëntie op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden direct zichtbaar zijn en aan de orde komen. Als nodig biedt de opleiding ruimte (in FTE), aanvullende mogelijkheden en budget. Daar waar een didactische aantekening ontbreekt, moet deze alsnog behaald worden. Scholing van het onderwijsgevend personeel op het gebied van ontwikkelingen in de film en het vakgebied bestaat met name uit studiebezoeken aan buitenlandse filmscholen en deskundigheidsbevorderende activiteiten als deelname aan (internationale) workshops en conferenties (ondermeer via de Europese vereniging van filmscholen GEECT). Ook zijn er contacten met andere opleidingen binnen Nederland en zijn er intensieve contacten met de AV-bedrijfstak. Met het oog op de snelle technologische ontwikkelingen wordt ruimte in tijd en geld alsmede ondersteuning van de afdeling AV Faciliteiten geboden om nieuwe apparatuur en software uit te proberen en om te onderzoeken of het bruikbaar is in het onderwijs. Aanvullende cursussen in het vakgebied zijn vaak gerelateerd aan het gaan beheersen van nieuwe technieken. Op dit laatste gebied wordt met name door het onderwijsondersteunend personeel scholing in de vorm van korte cursussen gevolgd. In bredere zin wordt gestimuleerd het eigen functioneren te verbeteren door coachingstrajecten aan te bieden. Veelal komen leidinggevenden met voorstellen voor enige vorm van deskundigheidsbevordering van medewerkers, soms geeft een medewerker zelf aan behoefte te hebben aan enige vorm van bijscholing. Op verzoek van de NFTA is de AHK aan het onderzoeken of het aanbod van didactische cursussen uitgebreid kan worden met aparte trajecten voor studieleiders, docenten en gastdocenten. Meer maatwerk. Van het personeelsbestand dat medio 2006 in dienst is heeft ongeveer 70 % in de voorafgaande jaren enige vorm van deskundigheidsbevordering genoten. De 30 % die nog niet in aanmerking kwamen voor deskundigheidsbevordering betreft vrijwel zonder uitzondering medewerkers die korter dan twee jaar in dienst zijn. Zij komen ongetwijfeld in het komende jaar op enigerlei manier in aanmerking voor een activiteit die onder deskundigheidbevordering valt. In de begroting 2007 is 10.000 euro opgenomen voor deskundigheidsbevordering en 20.000 euro voor buitenlandse dienstreizen die in het kader staan van deskundigheidsbevordering - gekoppeld aan de doelstelling om de internationale referentie voor de NFTA te verbeteren. In de voorafgaande jaren was dit respectievelijk 15.000 en 15.000 euro. Voor de komende jaren wordt gestreefd het bedrag iets te verruimen, zodat het actieve beleid op dit punt nog vaker gehonoreerd kan worden.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten zeer goed geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; het merendeel van de docenten is actief werkzaam in de praktijk en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid is een belangrijk instrument om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 35
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de opleiding op zeer hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.3.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 36
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Inleiding De Nederlandse Film en Televisie Opleiding is sinds 1999 gevestigd in het door architect Koen van Velsen, speciaal voor film- en televisie onderwijs, ontworpen gebouw in het centrum van Amsterdam. De centrale ligging in Amsterdam is ideaal gezien het culturele klimaat van de hoofdstad en de nabijheid van vele gerelateerde bedrijven en instellingen (het beroepenveld), alsmede door de nabijheid van andere opleidingen (binnen en buiten de AHK). Amsterdam levert ook een inspirerend 'werkveld' bij de realisatie van ongeveer 120 films jaarlijks; van kleine oefeningen tot eindexamenfilms van 24,5 minuten. Er is een zorgvuldig systeem van afspraken over het gebruik van werkruimtes, studio's en apparatuur dat daarbij in het algemeen goed functioneert. Het onderwijsbudget van NFTA is vergeleken met andere Europese opleidingen met een vergelijkbaar programma laag, toch zijn de faciliteiten, mede dankzij een aanmerkelijke verhoging van inkomsten vanaf 2002, uitstekend te noemen. Het voortdurend investeren in marktconforme apparatuur is ondergebracht in een strak begrotingsregime en een cyclus van meerjarige investeringsplannen, zodat de kwaliteit ook voor de nabije toekomst gewaarborgd is. De jaarlijkse facilitaire steun van bedrijven en goodwill van personen is daarbij onontbeerlijk en de opleiding leunt hier zwaar op. Marktconforme betaling voor apparatuur en voor het honorarium van de gastdocenten zou een verhoging van het budget vergen van 1,5 à 2 miljoen euro. Studenten en medewerkers geven in onderzoeken en onderwijsevaluaties aan tevreden te zijn met de materiële voorzieningen. De studiebegeleiding heeft van oudsher veel aandacht op de NFTA. Het decanaat werkt functioneel samen met de betrokkenen binnen de opleiding en er kan goed geanticipeerd worden op (individuele) problemen van studeerbaarheid. Ruimtelijke en materiële voorzieningen De opleiding kent ruime openingstijden, van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 21.00 uur (in de periode augustus tot december) of tot 23.00 uur (in de periode januari tot juli). Door het overvolle productieschema worden de openingstijden steeds meer verruimd naar het weekend. Dit gebeurt vooral in de periode maart-juni. Voor de realisatie van opleidingproducties (EFO, EDO, 2ejaars, Commercials en 3e/4e jaarsproducties) worden budgetten beschikbaar gesteld. De opleiding beschikt, verdeeld over twee verdiepingen, over 2 grote filmstudio’s van 250 m2, 1 grote oefenstudio van 150 m2, 4 kleine oefenstudio’s van 60 m2 en een groot aantal beeld- en geluidmontageruimtes. De productiestudenten hebben vanaf het 2e jaar productiekantoren met kantoorwerkplekken met telefoon en pc ter beschikking. De 14 kantoren zijn verdeeld over de 1e en 4e verdieping. Alle overige vakklassen beschikken over werkgroeplokalen, (waarvan vele met een AV installatie met een groot projectiescherm) en werkplekken voor de studenten. De overige studenten kunnen eventueel werken in het werkgroeplokaal van hun vakklas, in de mediatheek en op computers in de kantine.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 37
De infrastructuur van ICT is sterk verbeterd in de afgelopen 4 jaar. In januari 2007 wordt door de AHK een 1Gigabit verbinding met Surfnet gerealiseerd. Filmmateriaal in bewerking wordt sinds 2006 centraal opgeslagen op een server binnen de opleiding. Een zeer efficiënte oplossing, waardoor de vakklassen montage, IMVFX en geluid via het netwerk het materiaal kunnen benaderen en bewerken. De eerste twee vakklassen zullen in 2007 via een snelle glasvezelverbinding verbonden worden. Ook zal een verbinding naar de bioscoop gerealiseerd worden, zodat efficiënte projectie vanaf de server mogelijk wordt. Voor alle medewerkers zijn goede werkplekken, ruimschoots voorzien van daglicht, ingericht. De beschikbare ruimte in het gebouw blijft overigens een punt van aandacht. Sommigen ervaren een aantal voorzieningen, zoals productiekantoren, production design -werkgroeplokalen, -werkplaats en -opslag als krap.
Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet als excellent en wel op grond van de volgende observaties:
De materiële voorzieningen bestrijken alle aspecten van de beroepsuitoefening, zij zijn buitengewoon modern en uitzonderlijk professioneel. Daar kunnen -zo verklaarden de terzake deskundigen binnen het auditteam, professionals en menige buitenlandse collega-instelling alleen maar van dromen. Daar doet het feit, dat er op onderdelen sprake is van een zekere krapte niets aan af. Dat huisvesting (studio’s, filmzaal) en materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma van de opleiding te realiseren, is dan ook een fors understatement. De inrichting is in alle opzichten bijzonder functioneel en in de “aankleding” is de Film- en TV-praktijk duidelijk zichtbaar en overal voelbaar. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, ook in het perspectief van het ‘effectief en rechtstreeks gebruikmaken van externe deskundigen’. De mediatheek is zeer wel voorzien en van zeer hoge kwaliteit: als zelfstandige informatiebron (brede en diepe collectie) en als toegang tot externe bronnen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 38
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen Studenten en docenten werken tijdens de hele studie nauw met elkaar samen. De korte 'open' lijnen - tussen studenten, docenten, studieleiders, ondersteunend personeel en de directie - leiden tot veel direct en persoonlijk contact, waarbij elk probleem met de studievoortgang aan de orde kan komen. In de praktijk worden veel studieproblemen zo in een vroeg stadium opgelost. De voortgang is meer formeel onderwerp van gesprek in vergaderingen van studentenzaken, coördinatoren, de studieleiders en de studentendecaan. Zij houden structureel de voortgang en de resultaten van elke student in de gaten. Studenten krijgen regelmatig een overzicht toegestuurd van de studieresultaten en hebben zo inzicht in de studievoortgang. Studenten kunnen bij de decaan terecht voor voorlichting, informatie en begeleiding van zaken die te maken hebben met de studie. De decaan, heeft meer functies binnen de NFTA (waaronder kwaliteitszorgcoördinator) en is goed op de hoogte van de dagelijkse praktijk, de opzet van de studieprogramma’s (en het didactisch concept erachter), en is bekend met de klacht- en beroepsregelingen voor studenten. Zij koppelt (privé-)omstandigheden die haar bekend worden gemaakt als reden van studievertraging (als de student daar toestemming voor geeft) terug naar betrokken docenten, het bestemde overleg, de directie en examencommissie. Studenten worden gestimuleerd tijdig met problemen bij haar aan te kloppen. De taakverdeling op dit gebied tussen de studentenzaken, docenten, coördinatoren, studieleiders en de decaan worden in de studiegids voor de student duidelijk gemaakt. De tevredenheid van studenten over de begeleiding maakt onderdeel uit van de studentenevaluaties, daaruit blijken geen problemen op dit gebied. De NFTA hanteert streefgetallen voor de instroom, doorstroom en uitstroom, die jaarlijks op basis van een analyse van de evaluatieresultaten worden geactualiseerd (als dat nodig is). De OER is in 2004/5 uitgebreid met de bepaling dat studenten ook nog in het tweede jaar een bindend negatief studieadvies krijgen als de propedeuse niet voltooid is. Dit om te voorkomen dat studenten te lang studeren voordat ze vertrekken. De decaan onderzoekt als dat kan in samenwerking met de uitvallers of er naar een alternatieve opleiding verwezen kan worden. Sinds 2004 wordt er structureel (door middel van een exit-formulier) bijgehouden wat de reden is voor uitval. Uit analyse van de meest recente kwantitatieve en kwalitatieve rendementgegevens blijkt geen reden tot bijzonder ingrijpen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed wel op grond van de volgende observaties:
de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties; de stagebegeleiding is aanzienlijk verbeterd vergeleken met een aantal jaren geleden.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 39
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende.
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt één facet als ‘excellent’ en één facet als ‘goed’. Dit rechtvaardigt (zie § 1.3.2. onder E) een kwalificatie ‘excellent’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 40
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Inleiding De NFTA heeft de afgelopen jaren een grote inspanning geleverd om de interne kwaliteitszorg structureel op te zetten. Dat is ook gelukt. De evaluaties, de verslaglegging en de analyses gebeuren zorgvuldig en planmatig. Er is ook dankzij de betrokkenheid binnen de overlegstructuur een vanzelfsprekendheid ontstaan binnen de hele opleiding om de resultaten te betrekken bij de verbetering van de (eigen) werkzaamheden. Het heeft de implementatie van het competentiegerichte curriculum effectief ondersteund en menigmaal tot kleinere en middelgrote meetbare verbeteringen aanleiding gegeven. De focus voor verdere ontwikkeling van de kwaliteitszorg is gericht op consolidatie (processen op herhaling, specifieke kennis en ervaring borgen onafhankelijk van externe instituten als Kohnstamm), op afstemming met andere opleidingen binnen de AHK en op de vormgeving van een grote kwaliteitszorgcyclus (in Infoland) om de afstemming van de doelstellingen en eindkwalificaties met het veranderende beroepenveld en de veranderende maatschappelijke- en onderwijscontext uit te voeren. Evaluatie resultaten De interne kwaliteitszorg van de NFTA is een verantwoordelijkheid van de hele opleiding. De NFTA streeft naar een natuurlijke inbedding van de cyclische processen die de praktijk en het resultaat van de opleiding evalueren, analyseren, verbeteren of aanvullen, dan weer opnieuw evalueren, etc. De NFTA kent een systematiek voor onderwijsevaluaties, resultaatanalyse en alumni-, werkveld- en medewerkeronderzoeken. Er is een kwaliteitszorgplan geschreven dat een specificatie is van een AHK-breed plan - en gebaseerd is op de indeling van het NVAO-kader (inclusief verbeterplannen per onderwerp/facet). Ook instigeert het management specifieke verdiepende onderzoeken in samenwerking met een lector van de AHK. De reguliere uitvoering van de evaluaties, analyse en de terugkoppeling gebeurt aan de hand van een protocol en een jaarplanning door een speciaal daarmee belaste onderzoeksmedewerker, de kwaliteitszorgmedewerker, en een interne werkgroep van studieleiders en docenten. De NFTA ontwikkelt in samenwerking met het AHK-servicebureau een met de andere AHK-opleidingen afgestemde kwaliteitszorgsystematiek. Er wordt daartoe momenteel AHK-breed een digitale omgeving ingericht (Infoland) waarmee documenten online kunnen worden beheerd en voor derden beschikbaar kunnen worden gemaakt. Ook bewaking van interne processen en de externe kwaliteitszorg kunnen er mee gefaciliteerd worden. Alle opleidingen zullen in dat systeem voor de interne kwaliteitszorg het beoordelingskader van de NVAO gebruiken. De digitale 'veranderbare' vormgeving van (interen en externe) kwaliteitsrapporten, illustreert dat de AHK de opleidingen 'in flux' over het voetlicht wil brengen en de kwaliteitszorginspanning ook wil gebruiken om ontwikkelingsprocessen te faciliteren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 41
Naast Infoland streeft de AHK naar afstemming van de diverse evaluatie-instrumenten die binnen de hogeschool gehanteerd worden. In 2003 en 2004 zijn er AHK-breed middelen en uren vrijgemaakt om de evaluatiesystematiek (meestal in samenwerking met het Kohnstamm Instituut) te organiseren. Het AHKservicebureau heeft in 2006 een quick scan uitgevoerd bij alle AHK opleidingen om de uitvoering onderling te vergelijken. Het is de bedoeling dat er in de toekomst op elkaar afgestemde enquêtes (met ruimte voor eigen invulling) kunnen worden gehouden, waarbij de verwerking met gebruik van eigen software onafhankelijk van het Kohnstamm Instituut kan gebeuren. Binnenkort start een eerste AHK-brede uitvoering van een studenttevredenheidmonitor.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (meetbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 42
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De resultaten worden geanalyseerd en becommentarieerd door de stafmedewerkers onderwijsontwikkeling en vervolgens gecommuniceerd naar de verschillende overlegorganen - zoals de werkgroep onderwijsevaluaties, of ook (direct) naar het studieleidersoverleg en/of de directie. Daar worden als dat nodig is besluiten genomen om aspecten te verbeteren, aan te vullen, anders te structureren, of eventueel nader te onderzoeken (bijvoorbeeld door middel van een peiling in het beroepenveld). Het zijn cyclische processen (Plan Do Check Act) waarbij in een volgende evaluatie op de resultaten van verbeteringsacties wordt gelet. In het NFTA-kwaliteitszorgplan is een lijst met verbeteracties, doelen en planning te vinden. Studenten en medewerkers worden zo nodig (mondeling en/of via intranet) van de motivatie achter verbeteringsprocessen op de hoogte gesteld - waarbij ook gerefereerd wordt aan evaluatieresultaten. Kleinere cycli als deze leiden in de bedding van curriculum- en bilateraal overleg tot directe aanpassingen op vak- of programmaniveau, zoals die zichtbaar zijn in de opeenvolgende studiegidsen - of tot aanpassingen in de procedures en de organisatiestructuur. Zoals bijvoorbeeld recent in de regeling bindend studieadvies, in de OER, de formuleringen van de leerdoelen (deelcompetenties) en de afstemming tussen de vakklassen. Deze opzet wordt gekoppeld aan andere processen van onderwijsontwikkeling/verbetering die het gevolg zijn van een geactualiseerde visie op het werkveld, het implementatieproces van het nieuwe curriculum, veranderingen in het onderwijs en in AHK- of OCW-beleid. De opportuniteit van aanpassingen en de beoogde uitvoering wordt als dat nodig is ook besproken met vertegenwoordigers uit het beroepenveld en/of met facultaire medezeggenschapsraad. De NFTA zal in 2007-8 met de voltooiing van een 'grote cyclus' van kwaliteitszorg inhoud geven aan het voornemen om de resultaten van het hele proces van onderwijsvernieuwing (de bijna voltooide implementatie van het programma in competentietermen) met een helikopterblik te analyseren, en de brondocumenten van de opleiding (de beroepsprofielen, de definiëring van het werkveld, de eindkwalificaties, het opleidingsprofiel) zo nodig aan te passen. Verbetermaatregelen n.a.v. Visitatie rapport 2002 1. Programma De NFTA kreeg het advies het spanningsveld ‘kunst’ versus ‘ambacht’ te verhelderen. Dit is o.a. gebeurd door de in de matrixen zichtbaar gemaakte aandacht voor de diverse competenties in alle curricula waaruit blijkt dat de ontwikkeling van het creërend vermogen allerminst onderdoet voor die van het ambachtelijk vermogen. Het documentaireprogramma is sinds 2001 sterk geïntensiveerd. Waar eerder werd geklaagd over een te klein aantal studenten dat afstudeerde in dit genre en de pers weinig te spreken was over de eindresultaten, trokken de documentaire eindexamenfilms van 2005 en 2006 grote positieve aandacht. Inmiddels studeren gemiddeld 6 studenten per jaar af in deze regiespecialisatie. Aan de hand van de bevindingen van studieleider en documentaristen uit de praktijk toen in 2006 het opleidingsprofiel opnieuw werd beoordeeld, wordt in 2007 o.a. in curriculumvergaderingen onderzocht of de ontwikkeling van documentaires niet om verdere aanpassingen van het productieplanningsschema vragen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 43
2. Toetsen en beoordelen In het implementatieplan ‘Toetsen en Beoordelen’ staat de betere omschrijving van leerdoelen als een van de te ondernemen acties. Aangezien jaarlijks aan de aanscherping van de leerdoelen wordt gewerkt bij het vervaardigen van de studiegids zijn er verbeteringen bereikt. In het voorjaar van 2007 wordt de definitieve slag gemaakt om ze nog beter te koppelen aan de competenties. Na 2001 is het aantal oefeningen uitgebreid om zo studenten meer ervaring te laten opbouwen en meer gelegenheid te geven te experimenteren: alle tweedejaars maken de eendaagse fictie en documentaire oefeningen, het begin van het derde jaar kent het commercialblok en het aantal oefeningen binnen de vakklassen is ook gegroeid. Overigens werd aan deze uitbreiding al gewerkt alvorens de visitatiecommissie met haar adviezen kwam. In 2005/2006 is naar aanleiding van ‘Toetsen en Beoordelen’ onderzocht of een aangepast planningsschema de garantie zou bieden dat studenten zich minder lang voorbereiden op de derdejaars oefening en zich daardoor minder ‘blindstaren’ op de oefening. Evaluatie volgt in aanstaande curriculumvergaderingen over het derde jaar. 3. Stages In 2003 is een stagehandleiding gemaakt voor alle studenten die jaarlijks wordt aangepast en gepubliceerd in de studiegids. Studenten en studieleiders bespreken de leerdoelen die worden beoogd. Er wordt met stage-overeenkomsten gewerkt zodat student, studieleider en stagegever van elkaar weten welke afspraken gelden. Studenten zijn in de loop der jaren tevredener geworden over wat zij opsteken op hun stageadressen. Over de stagebegeleiding vanuit de opleiding zijn niet alle studenten te spreken. De veelheid aan kortlopende stageprojecten maken het helaas zelden mogelijk een studieleider de stage van dichtbij te laten begeleiden. Een stagecoördinator is niet aangesteld, aangezien stageverleners graag direct contact wensen met studieleiders van de betreffende vakklas en de studieleiders het best op de hoogte zijn van de ontwikkeling van hun studenten. Voor zover mogelijk zijn binnen de vakklassen (zoals regie) docenten verantwoordelijk gemaakt voor de uitvoering van het stagebeleid. 4. Kwalificaties van afgestudeerden Voor de constatering dat het theoretisch niveau achterblijft bij het technisch/ambachtelijk niveau wordt verwezen naar de opvolging van de adviezen van Peter Delpeut (koppeling theorie aan praktijk: vgl. Genius Loci in derde jaar) en de notitie over lectoraten en onderzoek. 5. Het onderwijsproces De propedeuse is in de loop der jaren veranderd en tegemoet gekomen aan de wens het programma uitdagender te maken. Zo is binnen het RPS-blok van januari de monologue intérieur oefening ontwikkeld en biedt de uitbreiding van de specialisatieperiode (14 EC’s) mogelijkheden studenten meer op hun persoonlijke voorkeuren aan te spreken. Naar aanleiding van de kritiek van de commissie op de praktijk van toetsen en beoordelen werd vanaf 2002 gewerkt met onderwijs(des)kundigen die met docenten en medewerkers kwaliteitszorg plannen smeedden en uitvoerden om het niveau van toetsen en beoordelen sterk te verhogen. Zie notitie kwaliteitszorg. 6. Instroom en aansluiting op de vooropleiding De NFTA heeft er niet voor gekozen om deficiëntiecursussen aan te bieden aan studenten in de propedeuse. De resultaten van de jaarlijks uitgevoerde programma-evaluaties onder de propedeusestudenten hebben hier ook geen aanleiding voor gegeven. Voor wat betreft de instroom van allochtone studenten, wordt verwezen naar het inmiddels uitgevoerde project ‘Meer Kleur’.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 44
7. Doorstroom Studenten gaven in het verleden aan door een te grote werkdruk bij praktijkoefeningen niet altijd in staat te zijn hun theorie-onderdelen tijdig af te ronden. In verreweg de meeste gevallen wordt dit veroorzaakt door de voorkeur van de gemiddelde opleidingstudent liever met praktisch werk dan met theoretisch werk bezig te zijn. In de huidige OER wordt voorkomen dat de student zichzelf met uitstelgedrag in de problemen brengt. Voor wat betreft studiebegeleiding zijn studenten, zo blijkt uit evaluaties, tevredener geworden: er wordt inmiddels in een aantal vakklassen met vaste docenten voor het tweede en derde jaar gewerkt (scenario, regie en productie). In AHK-verband is inmiddels gestart met een geautomatiseerd registratiesysteem waarin de studievoortgang van de studenten wordt vastgelegd. De ontwikkeltijd is langer dan voorzien, wat te maken heeft met de wens het systeem te laten aansluiten bij de dagelijkse onderwijspraktijk. 8. Externe contacten De werkveldcontacten van vaste docenten en studieleiders zijn goed te noemen. Dat kan ook niet anders: veelal zijn zij werkzaam in de beroepspraktijk of waren zij recent voordat zij aan de slag gingen aan de opleiding als gewaardeerd professional in het veld bezig. Voor wat betreft de internationale uitstraling wordt verwezen naar het prijzenoverzicht van de studentenfilms en de notitie internationalisering waaruit blijkt dat de NFTA zich inmiddels een duidelijke plek verworven heeft. 9. Opleidingscultuur Vanaf 2000 bij de indiensttreding van de huidige directie is veel aandacht uitgegaan naar de te bewerkstelligen eenheid. Noch uit studentenevaluaties noch uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek blijkt dat het hokjesdenken en de eilandencultuur nog hoogtij vieren. Dat neemt niet weg dat elke studieleider met hart en ziel de belangen van de ‘eigen’ studenten najaagt wat regelmatig tot aanvaringen leidt. Die aanvaringen zijn inmiddels wel bespreekbaar en dus oplosbaar geworden. De bereidheid rekening te houden met ieders belangen is fors toegenomen. 10. Kwaliteitszorg In de loop der jaren is het werk gesystematiseerd, en zijn dankzij samenwerking met externe deskundigen diverse instrumenten ontwikkeld en beproefd om studenten het onderwijs te laten evalueren, een goed toetsbeleid te ontwikkelen en volgens plan te werk te gaan.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de uitkomsten van de visitatie 2002 en van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie wordt gemonitord.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 45
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Er worden door de NFTA de volgende instrumenten gehanteerd om inzicht te krijgen in werkzaamheid van documenten en processen, en om vast te stellen of met het opleidingsprogramma aan de eigen en aan NVAO normen voor afstemming van de doelstellingen en de opleidingspraktijk met de beroepspraktijk wordt voldaan: vergaren en analyse 'resultaat': receptie van de NFTA, de producties en alumni in de pers en het discours (jaarlijks); onderzoek curriculum (competentiesets) door studieleiders, per vakklas, in samenwerking met vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk (tweejaarlijks); werkgeversonderzoek, (driejaarlijks); alumnionderzoek, (tweejaarlijks); curriculumevaluaties 4e jaars, (jaarlijks); vakevaluaties, (elk vakonderdeel komt periodiek aan de orde); jaarevaluaties (in curriculumvergaderingen); propedeuse-evaluaties (jaarlijks); onderzoek lector (incidenteel); medewerkerstevredenheidsonderzoek (AHK-breed, tweejaarlijks). Diverse medewerkers in verschillende functies zijn medeverantwoordelijk voor de resultaten van de kwaliteitszorg, zoals tot uiting komt in de overlegstructuur. Studieleiders voeren naar aanleiding van de analyse van de resultaten van het curriculumonderzoek (in samenhang met de analyses van vak- en jaarevaluaties) een verdiepend onderzoek uit naar de werkzaamheid van de competentiesets (en de vertaling naar het programma). Hierbij lopen zij het hele programma met een aantal vertegenwoordigers van het beroepsveld door. De aanbevelingen hieruit worden weer naar het studieleideroverleg teruggekoppeld en geven aanleiding tot verbeteracties. Het werkveld (vaak alumni) is, behalve via de 'praktijk' van het (gast)docentschap en stages, ook betrokken bij de opleiding door middel van het alumnien werkveldonderzoek en zitting in de commissie van advies. Het alumni- en werkgeversonderzoek is ondermeer gericht op specifieke vragen over de afstemming van de NFTA met de beroepspraktijk. Personeel wordt bevraagd over de kwaliteit van de opleiding en de werkomstandigheden door middel van het AHK-brede werknemersonderzoek, tijdens functioneringsgesprekken, docentenoverleg, brainstormsessies, studiedagen, (zitting in) de facultaire medezeggenschapsraad tevens opleidingscommissie, enzovoort. Het personeel wordt op de hoogte gehouden (kan zich op de hoogte houden) van het resultaat van besprekingen in de overlegorganen, alsmede van eventuele verbeteracties via persoonlijk contact, notulen, mededelingen op het intranet, enzovoort. Studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg via programma- en vakevaluaties, het vierde jaar wordt afgesloten met een curriculumevaluatie en via (zitting in) de facultaire medezeggenschapsraad tevens opleidingscommissie. Door het decanaat komen ervaringen van studenten ook terecht in de overlegstructuur.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 46
Ook worden de studenten op de hoogte gehouden (kunnen zich op de hoogte houden) van het resultaat van besprekingen in de overlegorganen, alsmede van eventuele verbeteracties - via persoonlijk contact (met name vakevaluaties in contact met betrokken docenten), notulen, mededelingen op het intranet, enzovoort.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende. De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam reden om tot dit oordeel te komen.
Studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en op hogeschoolniveau en (ii) externe onderzoeken en enquêtes.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende.
Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatiemechanismen die aantoonbaar leiden tot specifieke, en daardoor meetbare, verbeterdoelstellingen, die worden voorgelegd aan docenten en studenten. Studenten, docenten, alumni en het beroepenveld worden geïnformeerd over de verbetermaatregelen. De uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 47
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Inleiding De NFTA houdt (en naar het oordeel van het auditteam, terecht) met trots de resultaten van haar studenten bij. De opleiding is één van de beeldbepalende factoren in het beroepenveld en regelmatig duikt het werk van studenten (of samenwerkingsverbanden van studenten) op als prijswinnend en/of spraakmakend. Elk jaar is er een uitgebreid programma dat de nieuwe lichting voor het voetlicht brengt. Het belangrijkste is het eigen eindexamenfestival. Op de eerste dag wordt een persvoorstelling georganiseerd voor de filmjournalisten van dagbladen (o.a. De Volkskrant, NRC, Parool, Trouw) en publicaties als Skrien en De Filmkrant), de tweede dag wordt speciaal belegd voor het werkveld. Studenten worden bij die gelegenheid regelmatig voor een baan of een productie gespot. Daarna volgen vier dagen van drukbezochte vertoningen voor algemeen publiek in NFTA-zalen. Na de zomer worden de eindexamenfilms vertoond tijdens het Nederlands Filmfestival Utrecht, en worden films ingezonden naar andere festival- en bioscooplocaties in Nederland en het buitenland (zoals Cannes en IDFA). Er wordt een verzamel-dvd en promotiemateriaal (eindexamenboek, speciale website, brochures en affiches) geproduceerd en gedistribueerd naar pers, sponsors en bedrijven. Het is de NFTA als enige kunstopleiding in Nederland (en in het buitenland) zeker dat ál het eindexamenwerk op de nationale televisie wordt vertoond in het speciaal voor de opleiding gecreëerde Filmlab. Studenten blijven betrokken bij de NFTA en komen vaak terug als docent of gastdocent, of om lezingen of debatten te volgen. Vaak zijn zij later stage- of werkgever voor een volgende generatie. Er worden interviews met oud-studenten over nieuwe projecten en bijvoorbeeld de carrièreontwikkeling geplaatst in Dutch Angle, het blad van de opleiding of op de website van de NFTA. Docenten houden ook zelf via hun netwerk bij hoe het hun studenten vergaat, en bemiddelen als de gelegenheid zich voordoet. Studenten vinden gemakkelijk de weg naar werk op HBO-niveau (zelfstandig en leidinggevend). Vaak gaat dat heel snel na de opleiding bijvoorbeeld als gevolg van contacten tijdens de stageperiode of via het netwerk van de opleiding (als gevolg van contacten met gastdocenten). De informatie uit alumni- en werkveldonderzoek geeft positieve resultaten over de afstemming met de beroepspraktijk en de competentie. Afgestudeerd zijn aan de NFTA is voor werkgevers in het algemeen een pré. Gerealiseerd niveau Het eindexamen is een presentatie aan de buitenwereld. Het werken aan het sluitstuk van de opleiding, de eindexamenproductie, gebeurt in de culminatie van het programma in een zeer realistische afspiegeling van de beroepspraktijk. Aan het eind van het derde jaar wordt door de eindexamencommissie besloten welke projectvoorstellen (RPS) verder kunnen worden uitgewerkt. Studieleiders in hun betrokken en coachende rol zijn op de hoogte van de bijdrage, de voortgang en het ontwikkelend niveau van de individuele student. Hierbij worden de te behalen competenties en het niveau in aanmerking genomen. Verbetering in de systematiek hiervan is het doel van de laatste fase van het implementatieplan Toetsen en Beoordelen 20052007. Het gezamenlijke werk (de productie) wordt tijdens draai-evaluaties, postproductie-evaluaties en evaluaties van het eindproduct voorgelegd aan vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk en staf en docenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 48
Het behaalde niveau van het resultaat (en van de NFTA) wordt uiteindelijk bepaald aan de hand van reële respons uit het veld (vakpubliek, regulier publiek en filmpers) op het werk van de studenten. Regelmatig ontvangt de NFTA bezoek van geïnteresseerde directie- en stafleden van ander buitenlandse opleidingen die daarbij hun waardering voor de werkwijze en het niveau van de NFTA en haar studenten uitspreken. De NFTA verkiest een redelijk lange periode van gemiddeld drie jaar na het afstuderen aan te houden om alumni voor het eerst te benaderen over hun wederwaardigheden. Om zo, behalve een percentage dat een baan krijgt én de mate van aansluiting bij de beroepspraktijk, ook vast te kunnen stellen of ze 'succes' hebben - daarvoor zijn nu eenmaal enkele jaren nodig. Daarnaast voert NFTA werkveldonderzoeken uit die ingaan op het niveau van de alumni. Het auditteam heeft enkele afstudeerproducties/films beoordeeld en is over het niveau ervan zeer te spreken. Zijn van uitzonderlijke kwaliteit. Naar het oordeel van de vakdeskundigen binnen het auditteam, is de kwaliteit van het werk van de afstudeerders (en dat zijn dus bachelors) tenminste van een niveau dat in het buitenland bij master opleidingen wordt bereikt. Pas afgestudeerden zijn met hun eindexamenfilms op toonaangevende (buitenlandse) festivals prijswinnaars. Enkele voorbeelden: Films als De Laatste Dag Van Alfred Maassen (2001), Untertage (2003), Nasi (2004) en Een ingewikkeld verhaal, eenvoudig verteld (2005) mogen gerust festivalkrakers worden genoemd en zo opende Jiska Rickels’ NFTA-eindexamenfilm Untertage (in het vierluik 4Elements) in 2006 het prestigieuze Internationaal Documentaire Festival in Amsterdam. Nadat Mike van Diem in 1990 de studentenoscar (Student Academy Award) won met de eindexamenfilm Alaska, werd de academie maar liefst acht maal genomineerd voor deze Oscar, waar wereldwijd films voor worden ingezonden. 2007: Liefde, Dood & Luchtgitaar – Lourens Blok 2005: Over Rozen – Remy van Heugten 2002: The Champ – Tim Oliehoek 2000: Ahmed was hier – Hanro Smitsman 1999: Blanche en Marie – Boele Weemhoff 1996: De Betekenis van de Nacht – Shoresh Mostafa Kalantari 1995: Djinn – Dana Nechushtan 1994: De Marionettenwereld – Elbert van Strien In 2002 resp. 2006 werden eindexamenfilms De Laatste Dag van Alfred Maassen (David Lammers, 2001) en Een ingewikkeld Verhaal, eenvoudig verteld (Jaap van Heusden, 2005) vertoond op het festival der festivals in Cannes (Cinéfondation). Deze films werden geselecteerd uit circa 1700 inzendingen, waaruit er uiteindelijk vijftien worden gekozen. De Laatste Dag van Alfred Maassen (David Lammers, 2001) won tijdens het Nederlands Filmfestival het Gouden Kalf voor beste korte film in 2001. Untertage (Jiska Rickels, 2003) werd in 2003 genomineerd voor het Gouden Kalf voor de beste korte documentaire. Door met regelmaat te worden genomineerd of in de prijzen te vallen op belangrijke festivals, bewijst de NFTA al jaren een constante (hoge) kwaliteit. Examenfilms die de competitie aankunnen met professionele producties, zijn een bewijs van uitzonderlijk niveau.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 49
Oordeel: excellent Het auditteam kwalificeert dit facet als excellent.
Eigen waarneming van de afstudeerwerken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie (op de kwaliteit van de stagiaires en afgestudeerden) van het beroepenveld en andere van experts hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 50
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Er zijn geen opleidingen in Nederland waarmee het zinvol is streefcijfers te vergelijken. De NFTA maakt jaarlijks een verslag en een analyse van de (ontwikkeling van de) kengetallen, instroom, doorstroom en uitstroom en legt de resultaten naast geformuleerde streefgetallen. Er komen nauwelijks schommelingen voor in die cijfers en het rendement, soms zijn er kleine bewegingen die de opleiding goed kan verklaren (als incidenteel). Het afstudeerrendement voldoet jaarlijks aan het streefcijfer dat sinds 1996 op minimaal 75% (na 4 jaar) gesteld is.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
Gelet op de hoge maatstaven die de opleiding en het werkveld aanleggen, is het rendement zeer aanvaardbaar.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt overeen met het zeer hoge niveau dat door de opleiding wordt nagestreefd en door het werkveld wordt verlangd. Het opleidingsrendement is constant en op een zeer acceptabel niveau.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt één facet van het onderwerp “Resultaten” als excellent en één als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.3.2. onder E) een kwalificatie ‘excellent’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 51
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Film en Televisie, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Film en Televisie, voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V4
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
G V4
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V5
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
E
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V5
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
E
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: excellent.
V
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 52
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, in casu de NFTA, verzorgde voltijd HBO bachelor opleiding Film en Televisie in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Aan de onderwerpen “Doelstellingen Opleiding”, “Programma” en “Inzet Personeel”, verleent het auditteam de extra aantekening “goed’. Aan de onderwerpen “Voorzieningen”en “Resultaat” verleent het auditteam de extra aantekening “excellent’.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 53
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatieadvies, marktonderzoek en certificering. B. Beyens Bert Beyens volgde filmregie aan het Rits, en studeerde af met een film over kunstenaar Vic Gentils (Triptiek, 1978). Hij volgde de scenariocursussen en workshops met American Film Institute-docenten Bloch, Peyser en Fadiman (1979) en Syd Field, Root en Lamb (1980). Workshop acteursregie met Actor’s Studio Los Angelesdocente Delia Salvi in 1995. Zijn langspeelfilm scenario De Witte Snede behaalde een Eerste Vermelding in de Scenariowedstrijd Ministerie van Cultuur, 1983. Hij werkte als scriptdoctor (o.a. voor Falling, het langspeelfilmdebuut van Hans Herbots, 2000). Vooraleer hij in 1993 docent werd aan het Rits werkte Beyens als filmregisseur. Films zijn o.a. Tussen 8 en 9 (1980); De Keten, (1981); De Laatste Dagen van Brood en Wijn (1983); Lignes et Mouvements (1991) en A la rencontre de Marcel Hanoun (1994). Deze laatste film is een portret van de bekende Franse avant-garde cineast Marcel Hanoun voor wie Beyens meermaals als assistent werkte (o.a. L’Arbre qui gémit, 1980; Les Amants de Sarajevo, 1993 ; Jeanne Aujourd’hui, 2000; L’être à l’Autre, 2002). Beyens’ bekendste film is Jan Cox A Painter’s Odyssey, een lange film over deze schilder gerealiseerd samen met Pierre De Clercq (1988). De film werd in 1989 in Canada op het Festival International du Film sur L’Art Montréal bekroond met de Prix de la Meilleure Biographie, en was in dat jaar ook de Belgische inzending voor de Europese Filmprijzen, categorie documentaire Tussen 1987 en 1992 werkte hij ook voor de BRT, o.a. als realisator voor het modemagazine Blikvanger en het kinderprogramma TV-Tamtam, en gedurende twee jaar aan de voorbereiding van een lange reeks over beeldgeschiedenis onder de titel Inside The Mask. Beyens gaf les aan het UFSIA (History of European Cinema), en voor AMARANT, en schreef artikels voor o.a. Andere Sinema, Kunst en Cultuur, Film en Televisie. Hij werd in 2001 gekozen tot departementshoofd Rits, belast met de algemene leiding. Hij vertegenwoordigt het Rits in CILECT, de wereldorganisatie van Film-en Televisiescholen. In het kader van het CILECT-project “Lessons in Film” realiseerde hij een anderhalf uur durende productie onder de titel La Brosse et le Pinceau (met de gebroeders Dardenne en Stijn Coninx). In 2003 kreeg hij een Fonske van de Vlaamse Film. In 2004 werd hij genomineerd voor de Vlaamse Cultuurprijzen Film. Beyens is sinds 2005 lid van de Raad van Bestuur van VAF (Vlaams Audiovisueel Fonds).
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 54
E. Lammers Esmé Lammers studeerde wis- en natuurkunde aan de UvA (1978-1982) en aan de Hogeschool voor de Kunsten (1985-1989). Speelfilms: Lang Leve de Koningin (1995, scenario en regie), Tom and Thomas (2001, scenario en regie), Amazones (2003, regie). Korte film: De schaker en de dame (1989, scenario en regie). Televisie Drama: Wet & Waan (AVRO 1999, scenario van 2 afleveringen), Baantjesr (RTL4, 1998, scenario een aflevering), Keerzijde (AVRO, 1997, scenario “Nooit Nee’), Flodder TV-serie (1994, scenario), Stappen met Angela (1993, scenario), 12 Steden, 13 Ongelukken (1993, scenario), Earthtales (Channel Four, 1993, scenario), Vrouwenvleugel (1992, scenariobewerking 1e serie), Achter het Scherm (1991, scenario), Studio Trappelzak (1992, scenario, regie), Ko de Boswachtershow (1991, regie), Mc Power (1990, scenario) Scenario’s Speelfilm (in ontwikkeling): Maria, Persoonlijke Assistent, ’n Zomerzotheid (regie). Boek: Lang Leve de Koningin (Leopold, 1997), Thom en Thomas (Leopold 2002). Boek in ontwikkeling: Mijn Dag (Foto dagboek van een kind in Amsterdam), Lang Leve de Koningin (voor peuters). Lammers was voorzitter Nederlands Filmfestival Utrecht 2006. Sinds oktober 2005 werkt zij als Intendant voor de Commerciële film bij het Nederlands Fonds voor de Film. G. Poppelaars Ger Poppelaars behaalde zijn kandidaatsgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en studeerde van 1976 tot 1980 aan de Nederlandse Filmacademie scenario, regie en montage. Zijn eindexamenfilm ‘Emballage’ werd door de AVRO uitgezonden. Hij werkte voor de VPRO bij programma's als VPRO-EXTRA, BG-TV, en DIOGENES. Voor het Humanistisch Verbond schreef en regisseerde hij vele sketches. Hij was jarenlang werkzaam voor de NOS, afdeling cultuur, waar hij oa. de documentaires over danseres Anne-Teresa de Keersmaeker, schilder Rob Scholte, theatermaker Bartabas en vele jazzportretten maakte. Voor de AVRO schreef en regisseerde hij de vijfdelige serie ‘Verhalen van Vogelenzang”, voor de NCRV oa. de zesdelige serie Bach cantates. Tevens regisseerde hij drie delen uit de dramaserie De Aanklacht voor de AVRO en vier delen uit de veelgeprezen theaterdocumentaire-serie ‘Allemaal Theater”, eveneens voor de AVRO. Films: De Drie Beste Dingen in het Leven (1992, scenario en regie: o.a. Publieksprijs Moskou - 1993; Prix Libération Frankrijk - 1994). Missing Link (1998, scenario en regie: Gouden Kalf beste scenario en nominatie regie – 1999) Bronzen Giffoni, Salerno – 1999), Guaracha (1999, scenario: EBU scenario prijs - 1998). Het Grootste van het Grootste (2001, scenario en regie: Juryprijs Kalamata Documentaire Festival – 2002).Paranaribo Papers (2002, scenario en regie: Nominatie Gouden Kalf bste scenario – 2002). Sloophamer (2003, regie: Gouden Beeld voor Beste Acteur – 2003), Allemaal Theater (2004, vier afleveringen i.s.m. AVRO. Sorrywood (2004, scenario). Verschillende afleveringen van ‘Baantjer’ en ‘Grijptra en de Gier’(2004, regie). Nieuwjaar (2006, regie) Activiteiten filmorganisaties: 1987-1992 vice-voorzitter NBF 1992-1996 voorzitter NBF 1992-1997 kroonlid Raad voor de Kunst 1994 oprichter van SFO, Samenwerkende Film Organisaties. 1993 medeoprichter Netwerk van Scenarioschrijvers 1994 -1996 bestuurslid Netwerk Scenarioschrijvers 1997 medeoprichter Dutch Directors Guild 1999 bestuurslid Dutch Directors Guild 2001-2004 voorzitter Netwerk Scenarioschrijvers 2001-2004 bestuurslid Federatie Filmbelangen 2001-2004 bestuurslid Vereniging van Schrijvers en Vertalers Vanaf 2005 bestuurslid Scriptschool Vanaf 2006 voorzitter Dutch Directors Guild
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 55
M. Goyens Marc Goyens studeert sinds 2002 aan de Audiovisuele Kunsten Afdeling Film-Video-Televisie, atelier Fictieregie van het Sint-Lukas Instituut Brussel Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert is afgestudeerd aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen: Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen. Van 1976 tot 1981 was hij als docent (Lerarenopleiding en Athenaeum) werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Nederlands HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term resident technical advisor de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 56
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 57
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 58
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 59
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 60
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 61
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 62
BIJLAGE II: Programma Visitatie Nederlandse Film & Televisie Academie – Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten: 21 - 22 maart 2007 Woensdag 21 maart 2007 Tijd
Gesprekspartners
08.30 – 08.45
Opleiding
Onderwerpen
Auditteam*
Inloop & Ontvangst
Auditteam*
Voorbespreking
Directie / Management
Auditteam:
Kennismaking
Brouwer
Van Raaijen
Definitieve vaststelling programma
Schoenmakers
Beyens
08.45 – 09.30 09.30 – 09.45
Auditoren
Lammers Poppelaars Goyens Stapert 09.45 – 10.45
Directie / Management
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie
Brouwer
Marktpositie en instroom
Schoenmakers
Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Minorenbeleid Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid
10.45 – 11.00 11.00 – 12.00
Studieleiders – 1e ronde
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
Curriculum
Arends (scenario)
Samenhang programma
Muller (productie)
Toetsen en beoordelen / bezwaar en beroep
Van Doornik (regie)
/ vrijstellingen
Teenstra (camera/licht)
Instroom / Assessmentsystematiek /
De Graaf (production design)
aansluiting op programma
Van Uffelen (montage)
Studeerbaarheid / studielast
Schreurs (im/vfx)
Relatie beroepenveld Internationalisering /
Zijlstra (geluid)
Lectoraat Stage en afstuderen Minorenbeleid Studie(loopbaan)begeleiding Resultaten / rendementen Deskundigheidsbevordering Onderwijsontwikkeling
12.00 – 12.45 12.45 – 13.15
e
Filmvertoning – 1 ronde
Verificatie Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 63
13.15 – 14.15
Studieleiders – 2e ronde
Auditteam
Curriculum
Arends (scenario)
Samenhang programma
Muller (productie)
Toetsen en beoordelen / bezwaar en beroep
Van Doornik (regie)
/ vrijstellingen
Teenstra (camera/licht)
Instroom / aansluiting op programma
De Graaf (production design)
Studeerbaarheid / studielast
Van Uffelen (montage)
Relatie beroepenveld Internationalisering
Schreurs (im/vfx)
Stage en afstuderen
Zijlstra (geluid)
Minorenbeleid Studie(loopbaan)begeleiding Resultaten / rendementen Deskundigheidsbevordering Onderwijsontwikkeling
14.15 – 15.00
Rondleiding voorzieningen
Auditteam
Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Bloemendal (F&F) Tiemissen (AV) Schoenmakers 15.00 – 16.00
Docenten
Auditteam
Relatie beroepenveld
Dominicus (regie)
Instroom / assessment / propedeuse
Van Gorp (productie)
Samenhang programma
Epskamp (scenario)
Toetsen en beoordelen
Kok (im/vfx)
Praktijkcomponent / stages
Smit (camera/licht, production
Internationalisering
design, onderwijscoördinator)
Deskundigheidsbevordering
Tee (filmgeschiedenis, filmanalyse,
Studiebegeleiding
propedeuse- coördinator) 16.00 – 16.45
Filmvertoning – 2e ronde
Auditteam
Verificatie
16.45 – 17.30
Lectoraat
Auditteam
Lectoraat / kenniskring / onderzoek
Van Uffelen
Internationalisering
Capteyn
Innovatie
Hoogenboom
Opbrengst
Schoenmakers
Continuïteit
17.30 – 18.00
Auditteam
Nabespreking
Auditoren
Onderwerpen
Donderdag 22 maart 2007 Tijd
Gesprekspartners
08.00 – 08.15
Opleiding
Auditteam*
Inloop & Ontvangst
08.15 – 09.00
Kwaliteitszorg
Van Raaijen
Evaluatie resultaten
Van Daal (onderwijsontwikkeling)
Stapert
Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,
Kok (O&O)
alumni, werkveld
Prins (O&O) 08.15 – 09.00
Verificatie documenten en
Beyens
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
producten
Lammers
gesprekken
Poppelaars Goyens
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 64
09.00 – 09.45
Studenten – propedeuse en 2e jaar Auditteam e
Informatievoorziening
Vogels (1 jr. im/vfx)
Toetsen en beoordelen
Wijdeveld (1e jr. montage)
Studiebegeleiding (incl. stages)
e
Van de Ven (1 jr. camera/licht)
Studeerbaarheid, studielast
Koop (2e jr. documentaire)
Materiële voorzieningen
e
Praktijkcomponent
Van Panhuys (2 jr. productie) Van der Molen (2e jr. geluid) Hey (2e jr. production design) De Wit (2e jr. scenario) 09.45 – 10.00
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie, bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
10.00 – 10.45
Studenten – 3e en 4e jaar
Auditteam
Informatievoorziening
Hofstee (3e jr. productie)
Toetsen en beoordelen
Bambang Oetomo (3e jr. im/vfx)
Studiebegeleiding (incl. stages)
e
Shalmashi (3 jr. scenario)
Studeerbaarheid, studielast
Noordzij (3e jr. montage)
Materiële voorzieningen
e
Praktijkcomponent
Schippers (4 jr. camera/licht) López Núñez (4e jr. regie fictie) Van Wieringen (4e jr. geluid) Tabouret (4e jr. production design) 10.45 – 11.45
Filmvertoning – 3e ronde
Deel auditteam
Verificatie
10.45 – 11.45
Verificatie documenten en
Deel auditteam
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
producten 11.45 – 12.00
gesprekken
Nader te bepalen
(Deel) Auditteam Pending issues
gesprekspartners (iedereen beschikbaar) 11.45 – 12.00
Verificatie documenten en
(Deel)
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
producten
Auditteam
gesprekken
12.00 – 12.45
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling, lunch
12.45 – 13.00
Alle gesprekspartners &
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
genodigden
* Auditteam: W.G. van Raaijen (Willem): Lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering E. Lammers (Esmé):
Werkvelddeskundige Fictie / intendant commerciële film bij Nederlands Fonds voor de Film
G. Poppelaars (Ger):
Werkvelddeskundige Documentaire / Voorzitter Dutch Directors Guild
B. Beyens (Bert);
Vakdeskundige / Head of School Audiovisual & Performing Arts School ‘Rits’, Erasmus Hogeschool Brussel
M. Goyens (Marc)
Studentlid / 4e jaars student audiovisuele kunsten afdeling Film-Video-Televisie, atelier Fictieregie, Sint-Lukas Instituut Brussel
R.F.H.M. Stapert (Rob):
Secretaris / senior-adviseur Hobéon Certificering
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Film en Televisie – AHK 65