Geschillencommissie passend onderwijs
107032 - Als de reguliere basisschool handelingsverlegen is en voldoende is aangetoond dat zij niet langer in in de ondersteuningsbehoefte kan voorzien, is de beslissing de leerling te verwijderen redelijk. ADVIES in het geding tussen: Mevrouw A en de heer B verzoekers gemachtigde: de heer mr. I.P.M. Boelens en het College van Bestuur van C, het bevoegd gezag van D, gevestigd te E, verweerder gemachtigde: mevrouw mr. R.D. Harteman
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij verzoekschrift van 16 oktober 2015 hebben verzoekers aan de Commissie een geschil voorgelegd over het besluit van verweerder van 12 oktober 2015 om hun zoon F van D te verwijderen. Verweerder heeft op 10 november 2015 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 24 november 2015 te Utrecht. Verzoekers waren ter zitting aanwezig en werden bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door G, lid van het College van Bestuur (CvB), H, secretaris CvB, vergezeld door J, directeur D, en K, intern begeleider van de school. Namens het samenwerkingsverband PO E 2601 was L, directeur, aanwezig.
2.
DE FEITEN 1. Verzoekers zijn de ouders van F, geboren op 13 september 2003. F is bekend met het syndroom van Down. Verweerder is aangesloten bij Samenwerkingsverband E PO 26-01. 2. F is vanaf schooljaar 2007-2008 leerling van D, een reguliere basisschool. Het schooljaar 2014-2015 zat F in groep 6, in een klas met 29 leerlingen. 3. Het schooljaar 2014-2015 kreeg F per week 14 uren individuele begeleiding, waarvan 8 uren uit het persoonsgebonden budget was gefinancierd en 6 uren door school. In schooljaar 2015-2016 is het aantal begeleidingsuren van school tijdelijk opgehoogd van 6 naar 10,5 uur. F werd buiten de klas één op één begeleid voor cognitieve activiteiten. De begeleiding werd deels verzorgd door de remedial teacher van school en deels door een externe begeleider van bureau Je Eigen Keus (JEK). 4. Er is een hulpplan opgesteld op 30 januari 2015. In dit plan zijn afspraken gemaakt over een dagrooster voor F, beloning met stickers, de begeleiding door de leerkracht en het vullen van de laatjes van F. 5. Het hulpplan is op 5 april 2015 geëvalueerd. De school heeft geconcludeerd handelingsverlegen te zijn.
107032/ advies d.d. 22 december 2015
pagina 1 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
6. In een gesprek op 2 juni 2015 tussen de school, klagers en het samenwerkingsverband heeft de school opnieuw aangegeven handelingsverlegen te zijn. De school heeft aangekondigd dat zij een toelaatbaarheidsverklaring zou aanvragen voor het speciaal onderwijs. 7. In juni 2015 heeft de school voor F het ontwikkelingsperspectief bijgesteld. 8. Op 14 juli 2015 heeft het samenwerkingsverband voor F een toelaatbaarheids-verklaring afgegeven voor het speciaal onderwijs. 9. Het bevoegd gezag heeft op 7 oktober 2015 verzoekers, de leerkrachten en de directeur gehoord over het voorgenomen verwijderingsbesluit. 10. Op 12 oktober 2015 heeft het bevoegd gezag een definitief verwijderingsbesluit genomen. 11. Op 16 oktober 2015 hebben verzoekers bezwaar aangetekend tegen het verwijderingsbesluit. Diezelfde dag hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend bij de Geschillencommissie Passend Onderwijs. 12. Vanaf 27 oktober 2015 heeft F D niet meer bezocht. Sinds 29 oktober 2015 bezoekt F de M te N, een democratische brede school. Hij staat daar niet ingeschreven.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Standpunt verzoekers Er kleeft een formeel gebrek aan het verwijderingsbesluit, omdat niet gesteld kan worden dat er een andere school bereid is gevonden om F toe te laten vanwege de nog lopende bezwaarprocedure tegen de toelaatbaarheidsverklaring. Inhoudelijk zijn verzoekers van mening dat de school te snel heeft geconcludeerd tot handelingsverlegenheid. In de loop van schooljaar 2014-2015, toen F in groep 6 zat, zijn er problemen ontstaan. Nadat de problemen ontstaan zijn, is er een hulpplan opgesteld. Bij de evaluatie daarvan heeft de school al vrij snel tot handelingsverlegenheid geconcludeerd. F heeft nog veel mogelijkheden om verder te leren. De beschikbare extra ondersteuning is niet volledig benut. Verzoekers menen dat de afspraken in het hulpplan niet, althans niet consequent, zijn nagekomen. De dagroosters die F kreeg waren standaard en geen maatwerk, F werd niet consequent beloond met stickers en zijn laatjes waren regelmatig leeg. Daarom heeft verweerder de resterende begeleidingsmogelijkheden onvoldoende benut. Het bieden van structuur draagt bij aan een veilige omgeving voor F en zal zijn gedrag in positieve zin beïnvloeden. Verzoekers vragen niet om extra aanpassingen. Zij zouden ook liever zien dat F meer deelnam aan het klassikale onderwijs. De school heeft in het document waarin de handelingsverlegenheid beschreven is niet aangegeven waarom zij niet in staat is het dagprogramma met F te bespreken en hem structureel te belonen. De handelingsverlegenheid is niet concreet gemaakt. Ook heeft de school niet aangetoond dat de benodigde aanpassingen een onevenredige belasting voor de school betekenen. Verzoekers hebben concrete voorstellen gedaan voor het inschakelen van externe deskundigen van “In1school”( een project voor inclusief onderwijs) en de Stichting Down Syndroom. Verweerder is niet op deze voorstellen ingegaan. Verweerder is ook niet ingegaan op het voorstel in april 2015 om samen met het samenwerkingsverband en verzoekers over de ondersteuningsbehoefte van F te spreken. In het Schoolondersteuningsprofiel geeft de school aan open te staan voor een aantal benoemde stoornissen en handicaps, waaronder Down syndroom. De school geeft daarmee aan de benodigde extra ondersteuning te kunnen bieden. 107032/ advies d.d. 22 december 2015
pagina 2 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
Het ontwikkelingsperspectief (opp) is pas opgesteld in juni 2015 toen de school al besloten had om tot verwijdering over te gaan. Dit opp maakt niet duidelijk waarom sprake zou zijn van een negatieve tendens. Schooljaar 2015-2016 is de situatie ten opzichte van vorig schooljaar verbeterd. Verzoekers zien dan ook geen reden om de verwijdering door te zetten. Standpunt verweerder De school staat open voor leerlingen met het Downsyndroom en heeft F daarom acht jaar geleden toegelaten. F heeft de afgelopen acht jaar veel begeleiding gekregen. De school heeft regelmatig gesprekken gevoerd met verzoekers, afspraken gemaakt en geëvalueerd. Partijen hebben steeds gezocht naar de beste mogelijkheden voor F en de klas. Het schooljaar 2014-2015 bleek het verschil in cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling tussen F en zijn klasgenoten te groot te zijn geworden waardoor het niet meer mogelijk was om het onderwijsprogramma van F te integreren in het programma van de groep. De problemen in het functioneren van F op school werden hierdoor veroorzaakt en niet door het niet nakomen van afspraken in het hulpplan. F heeft onderwijs op maat nodig en het is steeds lastiger om een balans te vinden tussen de aandacht aan F en de groep. Omdat het met F niet goed ging, is een hulpplan opgesteld. Daarnaast is met de hulp van verzoekers ook een noodplan opgesteld bestaande uit een lijst met mensen die als achterwacht fungeerden om F in school te kalmeren als het niet meer ging met hem. Het hulpplan was een uiterste maatregel. Dit heeft echter niet geleid tot een gewenst resultaat. De school kan niet meer tegemoet komen aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van F. Voor F is een-op-een begeleiding noodzakelijk. Hij is veelal uit de klas en er is nauwelijks interactie met de andere leerlingen. Ondanks de extra begeleiding loopt school dagelijks tegen gedrags- en leerproblemen aan. F maakt storende geluiden, hij gaat schreeuwen en op de grond liggen als hij iets niet wil, hij loopt weg en hij opent de deuren van de balkons in de klas en gaat op het balkon staan. F loopt dagelijks weg en doet dit niet alleen bij zelfstandig werken, maar ook tijdens het buiten spelen, gymmen en in een een-op-een situatie. F volgt zijn lessen buiten de klas en laat bijna geen ontwikkeling zien. De druk om te presteren belet F in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Bovendien is het niet haalbaar het aantal uren individuele begeleiding dat F nu krijgt, voort te zetten. Omdat F een-op-een begeleiding nodig heeft, is hij niet langer geschikt voor het reguliere onderwijs. Meer begeleiding bieden dan in het plan van aanpak is opgenomen, is voor de school een onevenredige belasting. Er is deugdelijk onderzoek gedaan naar het opp van F. In het opp is beschreven dat het niveau van F overeenkomt met het niveau van leerlingen in de beginfase van het regulier onderwijs. Hij heeft onderwijs op maat nodig en een omgeving die hem stimuleert. Daarnaast heeft F aansturing nodig in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Zowel D als bureau JEK hebben kennis over en ervaring met kinderen met het syndroom van Down. Het aanbod van verzoekers om nog meer deskundigheid in te schakelen zal niet baten, omdat het probleem is dat de school niet tegemoet kan komen aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van F. Verweerder heeft een passende andere school gevonden die bereid is F toe te laten, waarmee verweerder heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Dat verzoekers bezwaar hebben gemaakt tegen de toelaatbaarheidsverklaring doet hier niet aan af. Inbreng Samenwerkingsverband Aan het besluit om tot verwijdering over te gaan, is veel vooraf gegaan. Het streven was om F zo lang mogelijk te laten deelnemen aan het reguliere onderwijs. Vooraf is lastig te bepalen wanneer het punt bereikt wordt dat regulier onderwijs niet meer passend is. Daarom kan dan plotseling toch blijken dat de verschillen in cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling in de groep teveel uiteen gaan lopen.
107032/ advies d.d. 22 december 2015
pagina 3 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
De formele eisen van de verwijdering Overeenkomstig het gestelde in artikel 40 lid 11 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) vindt definitieve verwijdering van een leerling niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Gebleken is dat O, een school voor speciaal onderwijs, bereid is F toe te laten. Daarmee heeft verweerder voldaan aan de hiervoor genoemde wettelijke voorwaarde. Dat F alleen zal worden toegelaten als een toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven, doet aan de bereidheid tot toelating niet af. Ook het advies van verweerder aan verzoekers om plaatsing op een school voor voortgezet speciaal onderwijs in overweging te nemen, verandert niets aan het feit dat er een school bereid is om F toe te laten. Andere formele gebreken aan het verwijderingsbesluit hebben verzoekers niet aangevoerd en zijn de Commissie ook niet gebleken. De inhoudelijke beoordeling van de verwijdering Bij een definitieve verwijdering van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte, waarvan in de situatie van F sprake is, toetst de Commissie of ook deugdelijk onderzoek is gedaan naar het ontwikkelingsperspectief en naar de voor de school nog resterende begeleidingsmogelijkheden. Ontwikkelingsperspectief De Commissie stelt vast dat het opp laatstelijk is bijgesteld in juni 2015. De Commissie heeft niet kunnen vaststellen dat er op dat moment al een voornemen bestond om over te gaan tot verwijdering. Op hoofdlijnen blijkt uit het opp dat F eigen leerroutes en -methodes nodig heeft, individuele begeleiding, afbakening en structuur, een rustige omgeving, een klassensetting waar hij zich veilig voelt, complimenten en momenten van ontspanning. De verwachting is dat F uitstroomt naar een vso-school voor zml-leerlingen of naar het Praktijkonderwijs met extra ondersteuning. De Commissie concludeert dat de ondersteuningsbehoefte in het opp voldoende adequaat in beeld is gebracht. Begeleiding De school heeft F acht jaar intensief begeleid met inzet van extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband. Bij die ondersteuning is ook kennis van externe deskundigen op het terrein van begeleiding van leerlingen met het syndroom van Down betrokken. Er was een begeleider van JEK en voldoende aannemelijk is geworden dat in de afgelopen jaren herhaaldelijk kennis over de aansturing van leerlingen met het syndroom van Down in de school is ingebracht. Vastgesteld kan worden dat het functioneren van F zich in schooljaar 2014-2015 zodanig heeft ontwikkeld dat hij niet meer mee kon komen met zijn groep en met de dynamiek van de school in het algemeen. Verzoekers hebben de problematiek herkend en medewerking verleend aan oplossingen om het functioneren van F op school te reguleren en verbeteren. De school heeft naast intensivering van begeleiding getracht met een hulpplan verbetering te bewerkstelligen in het functioneren van F. De Commissie stelt vast dat de begeleiding van F in uren intensief is geweest en dat zowel de leerkrachten, remedial teacher, de ambulant begeleider van het samenwerkingsverband als de extern deskundige van JEK daarbij nauw betrokken waren. Daarmee heeft de school de haar ten dienste staande interne en externe mogelijkheden aan ondersteuning voldoende benut. Met behulp van de aanwezige kennis is de ondersteuningsbehoefte van F adequaat in beeld gebracht. Die ondersteuningsbehoefte bestaat, kort gezegd, uit een gespecialiseerde onderwijsomgeving waarin aan F adequate zorg kan worden geboden. Ondanks de inzet van alle partijen is thans een situatie ontstaan waarbij het functioneren van F dagelijks voor problemen zorgt, zijn veiligheid in het gedrang is, hij in de klassikale omgeving niet meer is te handhaven en de individuele begeleiding geen oplossing meer bereikt. De Commissie acht het niet aannemelijk dat, gezien de veelomvattendheid van de 107032/ advies d.d. 22 december 2015
pagina 4 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
ondersteuningsbehoefte van F zijn functioneren, zoals verzoekers stellen, enkel een gevolg is van het niet of gedeeltelijk niet nakomen van het hulpplan. Verzoekers hebben ingebracht dat verweerder in had moeten gaan op het aanbod van het samenwerkingsverband om de ondersteuningsbehoefte van F te bespreken. Zoals al is opgemerkt is de ondersteuningsbehoefte van F voldoende adequaat in beeld gebracht. Bovendien was de ambulant begeleider van het samenwerkingsverband niet alleen bij het groot overleg, maar ook bij de gesprekken over het hulpplan aanwezig. Daarmee is het samenwerkingsverband al ruim betrokken geweest bij de ondersteuning. Voldoende is aangetoond dat de school handelingsverlegen is en dat de ondersteuningsbehoefte van F veelomvattend is. Alhoewel nader onderzoek van F aanvullende inzichten kan opleveren voor zijn begeleiding, zal het geen ander beeld geven van zijn ondersteuningsbehoefte. Nu de school in voldoende mate heeft aangetoond dat zij niet in die ondersteuningsbehoefte kan voorzien acht de Commissie een verplichting voor verweerder tot het opnieuw (laten) uitvoeren van nog een extra onderzoek onredelijk belastend en dat hoeft daarom niet meer van verweerder te worden verlangd Alles overziend is het verwijderingsbesluit van verweerder redelijk te achten. De Commissie zal daarom het verzoek ongegrond verklaren.
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek ongegrond.
Aldus gedaan te E op 22 december 2015 door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, voorzitter, drs. J.P.M. Wichers-Bots, drs. W.A.J.J. Willems, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Ende, secretaris.
mr. J.P.L.C. Dijkgraaf voorzitter
107032/ advies d.d. 22 december 2015
mr. H.J. van der Ende secretaris
pagina 5 van 5