B
Advertentiebijlage die niet valt onder redactionele verantwoordelijkheid van de Volkskrant
uitengewoon oeren DUURZAME LANDBOUW
pag 2 Zorglandbouw rond Amsterdam • pag 3 Glastuinbouw op Biopark Terneuzen • pag 4 Recreatie in het Groene Woud pag 5 Experimenteren met stallen • pag 6 Grand Cru verleiding • pag 7 ‘Proefpolder’ Friese Wouden • pag 8 ‘boeren moeten blijven’
K
oeien moeten in de wei! Landbouw is voor gezinsbedrijven! Megastallen Nee! Aan duurzame landbouw valt niet te verdienen! En ga zo maar door. In het publieke debat over duurzame landbouw herhalen voormannen van boerenorganisaties, diehards van de milieubeweging, ambtenaren en onderzoekers vaak steeds dezelfde mantra’s. Ze betrekken hun stellingen vanuit loopgraven en als er niets verandert zullen de grammofoonplaten nog wel even doordraaien. Door deze vastgeroeste houding staan alle ontwikkelingen stil en komt de landbouw er steeds slechter voor te staan. Wie is moedig genoeg om uit zijn loopgraaf te komen en de open vraag te stellen: wat willen we nou eigenlijk met de landbouw? Dan zal blijken dat alle partijen ongeveer hetzelfde willen: genoeg voedsel, een schoner milieu, dieren die niet onnodig lijden voordat ze op ons bord belanden en natuur en landschap om lekker in te fietsen en te wandelen. Heel belangrijk: er moet ook een goed belegde boterham aan te verdienen zijn. TransForum is in 2004 opgezet om boeren en tuinders te helpen nieuwe markten te vinden. De voorwaarde was een duurzamere landbouw. Afgelopen zes jaar heeft TransForum 35 praktijkprojecten begeleid en 25 onderzoeken uitgezet naar innovatie. Morgen sluit TransForum zijn deuren.
Illustratie Henk van Ruitenbeek
In deze bijlage vindt u een aantal conclusies. Aan duurzame landbouw valt wel degelijk te verdienen. De boer en stedeling moeten vaker zaken met elkaar doen. Onderzoekers en ambtenaren moeten meer rekening houden met ondernemersbelangen. Maar het allerbelangrijkste is wel: we moeten oprecht voor oplossingen willen gaan. Dat betekent geen onnodige regels, stroperige juridische procedures en ondoordachte protestacties. Wel samen aan de slag gaan. Dat je hierdoor nieuwe wegen inslaat met verrassende uitkomsten heeft TransForum laten zien.
Het kan altijd weer duurzamer Is een industrieterrein met high tech tomatenkas en dito varkensstal duurzamer dan een biologische groentekwekerij met wroetende varkens? Die vraag is net zo min te beantwoorden als de vraag of een kind nu gelukkiger gaat worden als architect of als bakker. In 1992 concludeerde de adviesraad WRR dat duurzaamheid niet is te definiëren. Het ene eindbeeld is immers niet per definitie duurzamer dan het andere. Ook dat is net als met
geluk. Wat de ene persoon gelukkig kan maken – vijf kinderen en een baan als burgemeester – kan voor de ander een kwelling zijn. Duurzaamheid is veeleer een voortdurend streven naar verbetering. Het is nooit af, we moeten de problemen die op de loer liggen blijven monitoren. Hoe snel en open opduikende problemen worden aangepakt, zegt meer over de kans op duurzame ontwikkeling dan een eindbeeld op de tekentafel.
de organisatie die via innovatieve projecten werkt aan een duurzamer toekomstperspectief voor de landbouw www.transforum.nl
COLOFON Projectmanager: FRANSCÉ VERDEUZELDONK, TransForum. Teksten: RENÉ DIDDE, MARIANNE HESELMANS (eindredactie), YVONNE DE HILSTER en BROER SCHOLTENS. Vormgeving: BRINK & DE HOOP
Foto Landzijde
op hun grenzen. Ze maken teveel of juist te weinig reclame of het ontbreekt ze aan net dat beetje extra kennis van zorg en van cliënten.’ Jaap Hoek Spaans weet uit eigen ervaring hoe belangrijk samenwerking is. Hij is leraar Nederlands en aardrijkskunde en heeft veertig hectare land met zoogkoeien en schapen. Door contacten met een collegaboer leerde hij praktijkproblemen oplossen. Volgens Hoek Spaans melden zich bij Landzijde opmerkelijk veel mensen van boerenkomaf die hun heil eerst elders zochten. ‘Ze werken op een bank, zijn leraar of brandweerman. Als ze bij een zorgboerderij van Landzijde komen zeggen ze: ‘zo wil ik ook wel boer zijn’. Dan is een nieuwe zorgboer geboren.’
In Terneuzen
Logeerweekend
Lekker rustig Contact met vee draagt bij aan empowerment van mensen die extra zorg nodig hebben.
peterselie poten In de organisatie Landzijde werken meer dan honderd zorgboeren rond Amsterdam samen met gemeentes, zorgaanbieders en kennisinstellingen. Cliënten vinden in de kassen en tuinen een zinvolle dagbesteding die hen weer greep op het leven geeft. ‘En daar werkt Simon’, wijst Jeroen Klaassen van de Kwekerij in Amsterdam op een man die met engelengeduld kleine stekjes peterselie in potten poot. ‘Simon had een alcoholprobleem, maar hier in de kas krijgt hij werkritme en verricht hij zinvolle arbeid. Hij doet het zo goed dat we overwegen hem in vaste dienst te nemen.’ Het is amper negen uur ’s ochtends en behalve Simon zijn al een dertigtal mensen, meest mannen, ijverig aan het werk in de kas aan de uiterste westrand van Amsterdam. Ze poten peterselie en sla, plukken tomaten en augurkjes met een geel bloemetje en sorteren aubergines en komkommers. Ze hebben een psychisch probleem, zijn verslaafd of kennen een lichamelijke
stoornis. De minst mobiele medewerkers zitten aan een tafel spruitjes schoon te maken. Gemiddeld komen er dertig cliënten vijf dagen in de week. ‘Met busjes worden ze op verschillende plekken in de stad opgehaald’, zegt Klaassen. Anderhalf jaar geleden nam hij het initiatief om de vervallen kas van een failliete rozenteler tot zorgboerderij om te bouwen. Vandaag de dag is het een leer- en zorgboerderij. De verse groenten vinden aftrek in restaurants en winkels in en rond Amsterdam. ‘Sterrenrestaurant de Bokkendoorns in Overveen en de Kas in Amsterdam behoren tot onze afnemers’, zegt Klaassen trots. De Kwekerij is een van de meer dan honderd zorgboerderijen die in de wijde omtrek van Amsterdam een florerend bestaan leiden. Het is een soort proefbedrijf van Landzijde, een organisatie die de schakel vormt tussen de aangesloten boeren en de zorginstellingen, zorgkantoren en gemeenten die dagbesteding inkopen op de boerderij. Daarbij werkt Landzijde samen met Wageningen UR en de Vrije Universiteit. ‘Die samenwerking is nodig’, zegt Jaap Hoek Spaans (56), directeur van Landzijde, ‘want hoe inventief boeren ook zijn in het aanbieden van zorg, in hun eentje stuiten ze toch vaak
Extensieve boerderijen - in landschappen nabij steden vaak de enige mogelijkheid lijken bij uitstek geschikt om zorgbehoevenden werk te verschaffen. Uit onderzoek blijkt dat contact met de aarde of vee maakt dat mensen zich thuis voelen en eigen kracht ontwikkelen. Van kinderen die er een logeerweekend doorbrengen tot dementerende bejaarden en dakloze drugsverslaafden: zorgboerderijen dragen bij aan hun empowerment, zegt Jaap Hoek Spaans. ‘Het leidt ertoe dat mensen zichzelf leren beter te functioneren. Soms stromen ze door naar reguliere banen.’ Landzijde geldt als een voorbeeld voor andere regio’s. Alle aangesloten boeren zijn door de zorginstellingen AWBZ-erkend. Een dag op de zorgboerderij kost, afhankelijk van de zwaarte van de zorg, zestig tot honderd euro. Tachtig procent gaat naar de zorgboerderij, twaalf procent is voor intake, zorgplan en evaluatie; acht procent is overhead voor Landzijde. De zorgbudgetten staan onder druk. Maar Hoek Spaans denkt toch dat de zorglandbouw niet meer is weg te denken uit de zorgsector. ‘Gemeentes zullen mensen met een indicatie blijven plaatsen op zorgboerderijen. Ook al omdat boeren relatief goedkope zorg leveren.’ Bij zorgverzekeraar Agis heeft Anouk Mateijsen zojuist voor het derde jaar een contract afgesloten met Landzijde. ‘Cliënten ervaren een tuinderij of boerderij als een zinvolle dagbesteding’, zegt ze. ‘En als de boeren en Landzijde kwaliteit waarborgen, dan juichen wij dit soort zorginitiatieven toe.’ Landzijde grossiert in nog veel meer plannen. Winkels bij de boerderijen. Taallessen voor leerlingen op een Agrarisch Opleidingscentrum (AOC) met een taalachterstand die een baan op een zorgboerderij ambiëren. Voor die laatste doelgroep geven Klaassen en Hoek Spaans aan het einde van deze ochtend een rondleiding in de kas. Nog steeds staat Simon peterseliestekjes te poten.
Op Biopark Terneuzen, een agropark in de kinderschoenen, krijgen de glastuinders restwarmte en CO2 van kunstmestfabriek Yara. Het plan is om ook centraal van groenafval biobrandstoffen te maken. ‘Hergebruik op deze schaal is uniek’.
T
uinder Jan van Duijn, afkomstig uit het Westland, pioniert sinds vorig jaar op een fonkelnieuw agropark bij Terneuzen. In november 2009 begon hij met kleine plantjes, in januari oogstte hij de eerste aubergines. De laatste oogst haalde hij binnen met hydraulische, uitschuifbare elektrowagens, vertelt hij in zijn vijf hectare grote kas. ‘De planten waren vier meter hoog.’ Twee keer per week maken zijn werknemers hun plukronde langs de zeventigduizend planten. Bijzonder aan de aubergines van Van Duijn is dat ze groeien op de restwarmte van kunst-
Open brief
Mijnheer de Minister, De combinatie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie in één ministerie is een geweldige kans. Dit ministerie kan investeren in zaken die ervoor zorgen dat we straks in een welvarend en mooi land kunnen leven. Nederland mag trots zijn op een agrarische sector van internationale allure. Die sterke concurrentiepositie is te danken aan 150 jaar lang effectief innoveren. Maar innoveren kan niet meer op dezelfde manier als in de vorige eeuw. Innovaties moeten nu rekening houden met de eisen die burgers en consumenten er aan stellen. Dat vereist vraagsturing en actieve deelname van alle betrokken partijen. Om daar ervaring mee op te doen is in 2005 TransForum van start gegaan. Nu, zes jaar later, weten we hoe we dat proces moeten aanpakken. We hebben gezien hoe het goed kan gaan en hoe het mis kan lopen. Door nu in te zetten op vernieuwing van de agrosector kan Nederland zich onderscheiden met een schone, zuinige, natuurvriendelijke en efficiënte productie. Daarmee krijgen we een exportproduct van wereldklasse in handen. Wij bezitten met elkaar de kennis, de mogelijkheden en de energie om die ambitie waar te maken. Maar wij hebben ook ervaren dat innovatieve ondernemers in de landbouwsector dat niet alleen kunnen. Duurzame investeringen betekenen voor hen een te groot financieel risico. Conclusie: hier faalt de markt. Uw ministerie kan alle belanghebbenden bij elkaar brengen via een bemiddelende partij die initiatieven neemt. Door dat aan te jagen heeft u de sleutel in handen. Zo kunt u laten zien hoe het kan en anderen uitdagen te volgen. Dat innovatie op die manier mogelijk is, heeft het TransForumprogramma laten zien. Nu de kans zich zo duidelijk aftekent, vertrouwen wij erop dat u die zult benutten. ir. ing. Herman de Boon Voorzitter Stichting TransForum Agro&Groen prof. dr. Rudy Rabbinge Voorzitter Raad van Toezicht
Metropolitane landbouw kan vele gezichten hebben:
agroparken, regionale zorglandbouw, streekproductie, stadslandbouw etcetera. We moeten er misschien nog even aan wennen, maar een tweedeling tussen stad (niet voor boeren) en platteland (wel voor boeren) is in het drukke Nederland niet handig meer. Dat blijkt uit de oplopende spanningen tussen boeren die willen uitbreiden en burgers die rust, natuur en een mooi landschap willen. Beter kunnen we wennen aan metropolitane landbouw, landbouw in verstedelijkte gebieden. Eigen aan metropolitane landbouw is dat de boeren producten en diensten leveren aan de stedelingen en dat de stedelingen bij de boer komen. Op zich is dat natuurlijk niet nieuw. Aan multifunctionele landbouw verdient nu al één op de negen boeren. Maar wel nieuw is het inzicht dat
voor een echte ‘sprong’ hierin, ondernemers op het platteland zich moeten organiseren met elkaar en met ‘stedelijke’ partijen zoals zorgaanbieders, supermarkten, universiteiten, VVV’s en maatschappelijke groeperingen. Er is geen andere weg. Door de verstedelijking worden stedelijke normen en waarden (natuur, diervriendelijkheid, mooi landschap) ook dominant op het platteland, zover dat nog bestaat. Boeren kunnen niet anders dan hier rekening mee houden. En veel stedelingen willen ook niet dat al het voedsel van honderden kilometers verderop moet komen. Want dan vinden zij het niet vers meer en moet er onnodig veel worden gereden.
groeien de aubergines op restwarmte Op Biopark Terneuzen is nog ruim 100 hectare vrij voor pioniers die een ‘groene’ kas willen beginnen. Kenmerk van het agropark is dat de bedrijven elkaars afvalstromen gebruiken.
Foto’s rechts en onder: warmtewisselaars geven de warmte van kunstmestfabriek Yara af aan de waterbuizen in de kas van Jan van Duijn.
Er zijn meer plannen. Groenten kunnen straks niet alleen per vrachtwagen, maar ook per koelschip worden afgevoerd via het kanaal van Gent naar Terneuzen en verder. ‘Binnen tien jaar is het Schelde-Seinekanaal verbreed en komt Parijs in het vizier’, aldus Van der Hart. GFT-afval van de kassen kan worden vergist waardoor energie en compost ontstaat; afvalwater kan worden hergebruikt en er zijn plannen voor productie van biobrandstoffen. Pal naast de kas van aubergineteler Van Duijn staat een kleinere kas. Het is een voorlichtings- en opleidingscentrum. Daar worden cursussen gegeven aan mensen die willen werken in een energievriendelijke glastuinbouw. Van der Hart: ‘In het eerste jaar zijn vijftig mensen opgeleid; dertig vonden direct werk in de drie kassen van de pioniers.’
Waterbuizen De restwarmte van de kunstmestfabriek komt als heet water van 95 graden naar het kassencomplex. Daar geeft een warmtewisselaar de warmte af aan de waterbuizen van de kassen. Water van veertig graden gaat terug naar de kunstmestfabriek, waar het weer opnieuw wordt verwarmd. De zuivere CO2 van Yara wordt gemengd met perslucht en in de kassen geblazen. Volgens Uilenreef is een dergelijk vergaande vorm van hergebruik op deze schaal uniek in de wereld. ‘Alleen in Duitsland vinden experimenten plaats.’ Tuinder Jan van Duijn betaalt nu evenveel voor zijn energie als in een conventionele gasgestookte kas. Op het terrein is ook al een tomatenteler uit België en een paprikateler gevestigd. De drie pioniers hebben samen zo’n 25 hectare bebouwd en een optie genomen op verdubbeling van hun areaal. Om de totale ruimte van 168 hectare glas vol te krijgen, moeten er nog heel wat Nederlandse en
Foto’s WarmCO2
mestfabriek Yara, twee kilometer verderop in Sluiskil. Bij deze fabriek - in zijn eentje goed voor drie procent van het Nederlandse aardgasgebruik – komen enorme hoeveelheden laagwaardige restwarmte vrij. En CO2 heeft de kunstmestfabriek ook, een afvalproduct dat hem vanwege klimaatprobleem en emissierechten steeds meer geld kost. Voor tuinders is CO2 een essentiele meststof die aubergines, tomaten en paprika’s harder doet groeien. ‘Tot voor kort ging alle warmte en CO2 het kanaal of de lucht in’, zegt Jan Uilenreef, directeur van WarmCO2. ‘Nu besparen de tuinders in Terneuzen 90 procent op het fossiele brandstofverbruik.’ Het bedrijf WarmCO2, met havenautoriteit Zeeland Seaports en Yara als aandeelhouders, heeft tachtig miljoen euro geïnvesteerd in een industrieel warmtenet. Circa twaalf miljoen is betaald uit overheidssubsidies, 25 miljoen is geleend van een laagrentend groenfonds.
Belgische tuinders over de dam. Uilenreef bevestigt dat de economische crisis de instroom niet bespoedigt. Toch is hij niet pessimistisch. ‘Anders dan in traditionele gebieden, het Westland voorop, is in Terneuzen ruimte voor expansie’, zegt hij. ‘En waar krijg je vandaag de dag nog een contract met een vaste energieprijs voor vijftien jaar en zijn logistiek en gekoelde opslag geregeld?’ Bij grootaandeelhouder Zeeland Seaports, waarin gemeenten Terneuzen, Vlissingen en Borssele en provincie Zeeland participeren, is directeur Hans van der Hart evenmin somber gestemd. Crises komen en gaan, zegt hij. Zeeland Seaports is gewend te denken in termijnen van minstens tien jaar. En duurzame plannen als deze hebben de toekomst, stelt Van der Hart. Zeeland Seaports heeft op het kassenterrein vijftig hectare gereserveerd voor natuurontwikkeling, waterberging en ruiteren wandelpaden. En een cultureel historisch fenomeen als de Zwartenhoekse Zeesluis uit de achttiende eeuw heeft het agropark laten restaureren. ‘Ik denk dat dit duurzame glastuinbouwgebied in vijf jaar is volgeboekt’, zegt Van der Hart zelfverzekerd. ‘Dat deze kassen als groen labelkas kunnen worden geclassificeerd, brengt extra kredietwaardigheid met zich mee.’
In Nederland liggen verschillende agroparken op de tekentafel. Met varkens erbij liggen die ontwerpen gevoelig. Zo waren er drie jaar geleden al bijna investeerders gevonden voor een ‘Agrocentrum Westpoort’ in het Amsterdamse havengebied. Daar zouden, aldus het ontwerp van Wageningen UR, drie lage flats moeten komen van vier hectare: de onderste verdiepingen voor champignons, daar bovenop twee lagen stallen voor samen zo’n 114.000 varkens en op de daken een groentekas. Op het terrein verder nog een slachterij en een mest- en compostverwerkingsinstallatie die biogas, schoon water en mestkorrels produceert. Er bleek te veel maatschappelijk verzet tegen deze ‘varkensflats’. De tegenstanders willen geen intensieve veehouderij in Nederland (of bij hen in de buurt). Maar de voorstanders van agroparken met varkens, waaronder TransForum, blijven op de voordelen wijzen: varkens produceren kostbare warmte en kooldioxide, en ze eten GFT-afval dat anders zou moeten worden verbrand of gecomposteerd. Varkens bij de stad houden - met ook een slachterij erbij - betekent minder transport van varkens en voer. In opdracht van het InnovatieNetwerk
heeft architectenbureau MVRDV met ontwerpers van The Why Factory (TU Delft) glazen varkenstorens ontworpen voor Den Haag. De ontwerpers van deze City Pig hebben uitgerekend dat Hagenaars jaarlijks zo’n 300.000 varkens eten en dat er 0,6 vierkante kilometer nodig zou zijn om ze met voldoende leefruimte te huisvesten als de stallen niet worden gestapeld. Het Nieuw Gemengd Bedrijf in Grubbenvorst nabij Venlo is een gepland agropark met stallen voor 1,2 miljoen kippen en 35.000 varkens, een kippenslachterij en een biogascentrale die nu op een bouwvergunning wacht (zie pag 6). De initiatiefnemers hopen dat het nabijgelegen kassengebied Californië zich ermee verbindt. Daarmee zou het eerste goedwerkende agropark in Nederland een feit zijn.
Deze ‘ecologische varkensboerderij’ is een artist impression van architectenbureau MVRDV. ij is bedoeld voor industrieterrein De Binckhorst in Den Haag. De grote glazen koepel voorkomt stankoverlast. Bekijk op www.youtube.com de film ‘City Pig’ voor meer ecologische varkensboerderijen.
Illustratie architectenbureau MVRDV
Agroparken met dieren liggen gevoelig
Dit zijn koeien in de Integrale Duurzame Vrijloopstal de Klaverhof van Marc en Ingrid Havermans in Moerdijk. Deze stal heeft een zachte natuurlijke bodem van gedroogde mest en een bovenbouw die zeer ruim, licht en goed ventilerend is. De koeien hebben geen klauw- en pootproblemen omdat ze niet op beton hoeven lopen. Ze hebben meer dan de dubbele staloppervlakte ter beschikking ten opzichte van de ‘traditionele’ ligboxenstal. Zo kunnen de koeien hun natuurlijke gedrag (kuddegedrag) weer uitoefenen.
‘W
e streven naar een leuk gebied waar de fietser bij iedere afslag wat anders ziet: koeien in de wei, knotwilgen, een bloemrijke akkerrand….’ Het is de visie van aardbeienteler Frans van Beerendonk uit Best, initiatiefnemer van het ‘Groene Woud’. Het Groene Woud is de naam voor het platteland tussen Tilburg, Den Bosch en Eindhoven. Zo’n tien jaar geleden realiseerde Van Beerendonk - ook LTO-bestuurder - zich dat de meeste agrariërs in zijn regio niet meer kunnen uitbreiden; iets wat het Wageningse instituut Alterra ook keihard had aangetoond. Stedelingen willen geen maïsakkers en varkensstallen. Ze willen een afwisselend landschap. Van Beerendonk wilde die onvermijdelijk nieuwe invulling niet alleen over laten aan politici en beleidsmakers: hij nam, met nog wat ondernemers, de gebiedsontwikkeling in eigen handen. Inmiddels behoort het Groene Woud, samen met Cork (Ierland), de Eifel en Toscane, tot de beste voorbeelden in Europa van gebiedsbranding (het in de markt zetten van een streek). Zo’n 80 Brabantse bedrijven verkopen nu Groene Woudproducten en arrangementen, uiteenlopend van streekeigen melk, brood en aardbeien tot een meerdaags fietsarrangement en een dagje kanoën met frietjes. De bedrijven krijgen
alleen een Groene Woudlicentie als ze iets voor het landschap doen. Op het zogeheten Streekfonds – opgezet met hulp van de Rabobank - komt al geld genoeg binnen om projecten jaarlijks met 200.000 euro te ondersteunen. ‘Ik heb altijd uitgedragen dat natuur, economie en cultuur hand in hand kunnen gaan’, verklaart Van Beerendonk het succes. ‘En ook dat we naar elkaar moeten luisteren, dat we eigenlijk allemaal hetzelfde doel hebben, namelijk als ondernemer markten vinden. Enkele boeren in onze regio kunnen nog wel voor de wereldmarkt produceren. Maar voor de meesten geldt toch dat ze een keus moeten maken: zich elders vestigen of nieuwe markten vinden. Ik heb ook altijd benadrukt dat de stedelingen het idee moeten krijgen dat het ommeland hun achtertuin is. Een goed onderhouden buitengebied waar we samen verantwoordelijk voor zijn.’ Het Groene Woud staat model voor soortgelijke initiatieven in Nederland, zoals MijnBoer en de Noordelijke Friese Wouden. Ook landbouwambtenaren van de EU zijn komen kijken om inspiratie op te doen. Maar Van Beerendonk verwacht niet dat veel kan worden gekopieerd. ‘Elke streek heeft toch zijn eigen kenmerken.’ www.groenewoud.com
Foto Gijs Ooms
Afwisselend fietsen in het Groene Woud
MET 1000 KOEIEN
Foto Marc Havermans
Bouke Durk en Berend Jan Wilms uit Schoonebeek (Drenthe) hebben momenteel 220 koeien. De broers willen uitbreiden, maar niet door het bouwen van nog meer of nog grotere ligboxstallen. Ze willen, met hulp van omwonenden en Wageningen UR, een zogenoemde KoeLanderij beginnen. Op hun perceel van twintig hectare willen ze over tien jaar zo’n 1000 koeien in vrijloopstallen hebben gehuisvest, het type stal zoals hiernaast op de foto. Kuddes van 60 koeien krijgen onder ‘vliegende’ daken eigen ruimtes met natuurlijke bodems. Per koe is er 20 vierkante meter gepland in plaats van de gebruikelijke vijf. De broers willen het geïmporteerde voer, waaronder soja, zoveel mogelijk vervangen door in Drenthe geteelde granen en bijvoorbeeld luzerne of lupine. De gebruikte bodems willen ze weer aan akkerbouwers in de buurt verkopen als bodemverbeteraar. ‘Ook het dorp willen we nauw bij de KoeLanderij betrekken’, vertelt Berend Jan Wilms. ‘We gaan de mensen verschillende ontwerpen voorleggen. Willen ze wandelpaden? Mogen de stallen zichtbaar zijn? Omwonenden gaan in workshops ook zelf een KoeLanderij ontwerpen en meedenken over activiteiten.’ De loodsen voor voeropslag komen elders in de regio, zodat die het uitzicht niet verpesten. Desgewenst kunnen de broers een wei met koeien leveren. Maar twintig hectare is niet genoeg om 1000 koeien te weiden, dus de meeste dieren zullen toch jaarrond in de stal leven. De Dierenbescherming houdt vast aan beweiding voor elke koe, laat een woordvoerder weten. Maar voor de koe zelf is jaarrond in een vrijloopstal leven geen probleem, verzekert Bouke Durk Wilms. ‘Zo’n natuurlijke stalbodem is even comfortabel als een weidebodem. En in een stal is het ook nooit te heet of te koud.’ De Wilmsen hebben tijdens een excursie in Israël met eigen ogen gezien hoe tevreden koeien in zo’n vrijloopstal liggen. Uiterlijk in 2012 willen de Drentse melkveehouders een stal bijbouwen voor 220 stuks jongvee. Ze zetten zich in voor een speciale vergunning voor een experimentele vrijloopstal. Dit is waarschijnlijk nodig, want de ontwerpen kunnen dan wellicht nog niet voldoen aan alle milieuregels die gelden voor ligboxstallen. Berend Jan: ‘Ik ga ervan uit dat we voor zo’n vrijloopstal toestemming gaan krijgen.’
‘OM DE TAFEL MET BURGERS’ Boeren en burgers staan nu in de discussie rond de intensieve veehouderij tegenover elkaar. Volgens Gerard van Oosten, directeur van de zuidelijke boeren- en tuindersorganisatie ZLTO, komt dit doordat de relatie tussen burgers en boeren en tuinders verloren is gegaan. Hij steekt hiervoor ook een hand in eigen boezem. ‘De agrarische sector heeft lange tijd vooral aandacht gehad voor technologische verbeteringen. En burgers weten niet goed wat de waarde is van agrarische productie.’ Een boer moet dus weer een naam en gezicht krijgen. Met een open dag bijvoorbeeld. ‘Ik sprak laatst een pluimveehouder die zonder veel problemen had uitgebreid. Hij heeft voor de bouw een open dag gehouden en toen zijn stal klaar was nog weer eentje. Er waren 350 mensen geweest.’ ‘We moeten met burgers om de tafel over de betekenis van een gezonde landbouw voor de omgeving, het landschap en de biodiversiteit. Dan kan de agrarische sector zich inspannen om die waarden te leveren. Als mensen welzijn, productieomstandigheden en C02-afdruk echt belangrijk vinden, zullen we ons voedsel in Noord-West Europa moeten produceren en
samen moeten kijken hoe deze landbouw is in te passen in onze dichtbevolkte omgeving.’ Van Oosten kan zich goed vinden in het pleidooi voor experimenteerruimte. ‘Met die ruimte kunnen we inspiratie opdoen en duurzame concepten uitproberen. Anders komen we niet tot doorbraken.’
De Rotterdamse RDM Campus is een mooi voorbeeld van hoe verschillende bedrijven, met studenten van een kennisinstelling, in een open omgeving - experimenteerruimte - samenwerken aan duurzame en innovatieve oplossingen in bouw, mobiliteit en energie.
Foto Pieter Magielsen © NFP Photograpy
‘De nieuwste filter ontbrak op de lijst’ Foto Ineke Key
KOELANDERIJ
Er moet meer ruimte komen om met duurzamere kassen en stallen te experimenteren, vindt Henk van Latesteijn, directeur van TransForum. ‘Begin nu in Brabant eens met vijf experimentele varkenshouderijen, dan zit er vast eentje bij die goed is.’
V
ergunningen die niet worden verleend, gemeenteafdelingen met eigen agenda’s of wantrouwen in de keten. Innovatieve projecten kunnen de wind flink tegen hebben, zo heeft TransForum gemerkt. Als het aan directeur Henk van Latesteijn ligt, worden de impasses opgelost met een speciale ‘experimenteerruimte’ voor duurzame landbouw. ‘In die experimenteerruimte zijn vier partijen actief’, schetst hij. ‘Kennisinstellingen, overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Alle vier moeten ze hun dagelijkse oordelen opschorten om de experimenteerruimte te laten functioneren.’ Van Latesteijn is zes jaar directeur geweest van TransForum. Daarvoor werkte hij bij de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) en het ministerie van LNV. Voordat TransForum in 2004 werd opgericht, vertelt hij, was er twintig jaar lang vooral gepráát over duurzame landbouw. Een aantal prominenten uit de wetenschap, het bedrijfsleven en de overheid vonden toen dat er iets moest gebeuren. ‘Zij zeiden: we moeten ophouden met praten en wat gaan doen. Al doende kun je kijken wat echt werkt.’ Waar is nu te weinig experimenteerruimte? ‘In Grubbenvorst bij Venlo willen nu bijvoorbeeld al een aantal jaren twee varkenshouders en een kippenboer samen met een installatiebedrijf het agropark ‘Nieuw Gemengd Bedrijf’ beginnen (zie ook pag 3 red.). Voor de stallen met filters die de lucht beter zuiveren, kregen ze geen vergunning omdat ze niet op de lijst met toegestane filters stonden. Logisch, want ze waren nieuw. Een geplande ondergrondse pijplijn voor mesttransport kon ook niet, omdat dit niet onder de bestaande regelgeving viel. In ons land moet mest namelijk in tankwagens vervoerd worden. En er bleken meer belemmeringen. Actiegroepen verzamelden handtekeningen tegen megastallen, terwijl de grootte van een bedrijf niks zegt over duurzaamheid. Maar de hakken staan in het zand.’ Hoe stelt u zich een ideale experimenteerruimte voor? ‘Ondernemers, onderzoekers, overheden en maatschappelijke organisaties bedenken samen meerdere typen kassen, stallen of ketens en proberen tegelijkertijd uit welke werkt. In die zoektocht zijn de ondernemers tijdelijk vrijgesteld van de bestaande regelgeving. Dat is geen vrijbrief. In de experimenteerruimte maken ze afspraken over
het gebied, de periode en de einddoelen. Bijvoorbeeld dat er over vier jaar in Brabant vijf nieuwe, milieu- en diervriendelijker varkenshouderijen zijn. Dan zit er vast eentje bij die echt goed is. Daarop kan dan de nieuwe regelgeving worden gebaseerd. Kiest tijdens die experimenteerfase één van de ondernemers toch voor business as usual, iets waar maatschappelijke groeperingen vaak bang voor zijn, dan valt zijn bedrijf alsnog onder de bestaande regelgeving.’ Wat vraagt dat van de deelnemende partijen? ‘De overheid moet onder voorwaarden de regels tijdelijk opschorten. Maatschappelijke organisaties moeten hun bezwaren omzetten in ontwerpeisen en vooral zeggen wat ze wél willen. Onderzoekers moeten meer samenwerken met ondernemers; alleen dan komen ze erachter welke kennis echt nodig is voor innovatie. Maar daarvoor is het weer nodig dat de universitaire wereld zijn afrekenmechanismen moderniseert en onderzoekers niet alleen meer afrekent op het aantal artikelen dat ze publiceren.’ En de ondernemers? ‘Die moeten voor hun pionierschap worden beloond. Agrarische bedrijven zijn veelal midden- en kleinbedrijven. Als zij hun nek uitsteken voor vernieuwingen en het mislukt, gaat het bedrijf kapot. Lukt het wel, dan hebben anderen binnen een jaar hun succes gekopieerd. Dat bovenmatige risico moet niet alleen op de schouders van ondernemers rusten.’ Wie financiert hun innovatieve bedrijven dan? ‘De experimenten hebben een fonds nodig waar bedrijfsleven, banken en overheid gezamenlijk geld in stoppen. Is een innovatie succesvol, dan krijgen ze een deel van hun geld weer terug. De overheid kan dus in plaats van subsidies geven, participeren en zo veel effectiever omspringen met de beperkte hoeveelheid geld die voor innovatie beschikbaar is.’ Wat maakt een experiment geslaagd? ‘Als ondernemers er bovenop springen en de innovatie reguliere praktijk wordt. Aan kippenhouderij het Rondeel hebben we vier jaar hard moeten trekken. Er was bij alle partijen veel lef nodig en ook die stal paste aanvankelijk in geen enkel hokje. Maar inmiddels is er een stal gerealiseerd, is een tweede in aanbouw en zijn nummer drie, vier en vijf onderweg. De volgende stap is export van het hele systeem.’
Boer kan op allerlei manieren extra verdienen
Foto Ruud Zanders
IN DE RONDEEL
Boeren en tuinders kunnen op drie manieren aan extra inkomsten komen, stelt Taco van Someren, hoogleraar Strategische innovatie en duurzaamheid aan Beijing Normal University en managing partner bij Ynnovate. Met André Nijhof van Nyenrode Business Universiteit bekeek hij wat boeren extra kunnen verdienen in negen projecten die TransForum ondersteunde.
V
an Someren: ‘Boeren kunnen aanvullende diensten gaan leveren, bijvoorbeeld zorg of onderwijs. Ze kunnen geld verdienen aan het vermarkten van dierenwelzijn en milieu, wat met het kipvriendelijke Rondeelei is gedaan. Of bijvoorbeeld een nieuwe, kortere keten organiseren en zo een hogere marge op hun producten krijgen.’ Voorbeelden van dat laatste zijn de nieuwe winkelketen Landmarkt en de organisatie MijnBoer. Daar verkopen boeren hun melk, tomaten of vlees aan mensen in de omgeving. In alle gevallen kunnen boeren hun businessidee ook nog aan het buitenland verkopen. Dat laatste is bij de negen onderzochte projecten nog niet van de grond gekomen. Maar met de andere manieren bleek zeker rendement te halen. Sommige zorgboeren rond Amsterdam hebben hun inkomen zien verdubbelen. Ook dankzij de samenwerking die ze zochten, zegt Nijhof: ‘De oprichting van Landzijde (zie pag 2, red.) was voor de zorgboeren echt nodig. Omdat die organisatie voor hen de contac-
ten onderhoudt met zorgaanbieders en gemeenten, kunnen de zorgboeren zich op hun bedrijf richten. En dat zagen we steeds: ketens moet worden afgestemd op de nieuwe diensten of producten, anders lukt het niet ze te verkopen.’ Daarbij is timing volgens Van Someren één van de moeilijkste punten. ‘Begin je te vroeg, dan heb je geen business. Begin je te laat, dan zijn de kansen voorbij. Wel blijkt vaak te gelden dat de pionier een voorsprong houdt.’ Van Someren en Nijhof stellen enerzijds dat er onvoldoende ruimte is in Nederland om aan de potentiële voedselvraag van 16 miljoen mensen te kunnen voldoen. Anderzijds is het ook afwachten of consumenten straks nog zoveel extra willen betalen voor streekproducten als er meer aanbieders komen en ze gewoner worden. ‘Maar met duurzamere landbouwproducten zijn zeker nieuwe, duurdere merken in de markt te zetten’, verzekert Van Someren. Het Rondeel laat dat ook zien. De iets duurdere eieren zijn bij AH bijna altijd uitverkocht.
‘De Rondeeleieren zijn niet aan te slepen‘.
Foto: Karin Andeweg
Inkomen nieuwe stijl: vijf voorbeelden 1
2
3
4
5
ONDERWIJS
WARMTE
LEISURE EN VOORLICHTING
Tropisch plantenkweker Stef Huisman uit Bergerden liet als eerste een energieproducerende kas bouwen. Hierin wordt ’s zomers de warmte opgevangen en opgeslagen, om hem ’s winters weer te gebruiken. De kas produceert nu meer warmte dan hij gebruikt. Markt: warmteafnemers zoals woningcorporaties en verzorgingshuizen in de buurt. Uitdaging: glastuinders moeten onderhandelen met woningcorporaties over de prijs van warmte en het aanleggen van leidingen.
VLEES MET MINDER TRANSPORTKILOMETERS
OT EN SIENSFEER
Vijf scholen voor bijzonder onderwijs rond Zaandam geven kinderen ook op boerderijen les. Met zulke Boerderijscholen zijn goede ervaringen opgedaan in Noorwegen (Levande skule) en Duitsland (Bauernschule). Markt: speciaal lager en voortgezet onderwijs. Uitdaging: de boeren moeten zich regionaal met basisscholen en docentopleidingen organiseren en een ‘groene pedagogie’ ontwikkelen.
De Noordelijke Friese Wouden kenmerken zich door stilte, houtwallen, weilanden met koeien en oude kerkjes. De 700 melkveehouders en horecaondernemers kunnen die Ot en Siensfeer versterken met wandelpaden of herstel van cultuurelementen. Ze kunnen toeristen trekken en Woudenproducten verkopen. Markt: rustzoekende stedelingen. Uitdaging: melkveehouders en horecaondernemers moeten zich regionaal organiseren om de regiobranding van de grond te tillen.
In het nieuwe landschapspark Lingezegen tussen Arnhem, Elst en Bemmel willen aannemersbedrijven, tuinders, energiebedrijven, architecten en onderzoeksinstellingen een Cristal Palace bouwen. Dit is een glaskas met de meest innovatieve snufjes op gebied van energie en tuinbouw; high tech die de mensen trots maakt op de Nederlandse glastuinbouw. Met tentoonstellingen, horeca en vergaderruimte. Markt: gezinnen met kinderen, bedrijven die vergaderruimte zoeken, scholen. Uitdaging: met vele partijen overeenstemming bereiken over de verdeling van kosten en baten.
Het Nieuw Gemengd Bedrijf dat is gepland bij Grubbenvorst nabij Venlo wil een grootschalig dier- en milieuvriendelijker productieproces realiseren, onder andere door de hele keten van ei tot kippenvlees op één terrein te zetten. Daardoor is veel minder transport van kippen nodig. Markt: wereldmarkt voor kip. Uitdaging: actiegroepen denken mee en ontwerpen duurzame vleesketens.
KOFFIELIEFHEBBERS VERLEIDEN MET GRAND CRU
K
lik op www.nespresso.com en laat u meeslepen door de prachtige teksten en filmpjes. Ze verhalen over de Nespresso koffiemachines, de accessoires, de Club en de Grand Crus: de kuipjes met koffie voor een kopje. Nestlé heeft begrepen hoe consumenten te verleiden zijn. De Grand Crus kosten 0,33 cent per kuipje en de koffiemachines tegen de 200 euro. ‘We hebben al 10 miljoen machines verkocht’, vertelt Hans Jöhr, directeur bij Nestlé en ook lid van de internationale Raad van Advies van TransForum. Nespresso wordt - zoals steeds meer producten van de grote voedingsbedrijven - niet in de eerste plaats in de markt gezet als fair trade of milieuvriendelijk, terwijl Nestlé hier wel aan werkt. ‘De consumenten willen voor Nespresso extra betalen vanwege de gegarandeerde kwaliteit en het gemak’, verklaart Jöhr. ‘Milieuvriendelijk produceren en een goede prijs voor de boeren is onderdeel van die hoge kwaliteit.’ Zijn bedrijf heeft, onder andere met natuurorganisatie Rainforest Alliance, een zogeheten Triple A programma in het leven geroepen (duurzame koffie, recycling kuipjes en groene machines). In 2013 wil het dat 80 procent van de koffie volgens de standaarden van dat programma wordt geproduceerd. Nu is dat meer dan 50 procent. Die eigen standaarden zijn volgens Jöhr hoger dan die van veel van de huidige fair trade- of milieukeurmerken.
STAL IS HET KIPPENGELUK GEREGELD Maatschappelijke organisaties en supermarkten zijn nodig, wil een duurzamere stal kans van slagen hebben. Dat blijkt uit het succes van de Rondeeleieren die sinds juni te koop zijn.
D
e eieren van de kipvriendelijke Rondeelstal zijn niet aan te slepen. Albert Heijn neemt bijna alle eieren af die de dertigduizend hennen in Barneveld leggen. Rondeeleieren zijn opvallend verpakt: in ronde eierdozen van kokos, zeven stuks, voor elke dag een ei. ‘De afgelopen weken leverden we meer dan was afgesproken, vanwege de gestegen vraag’, zegt Ruud Zanders van Rondeel BV.
De Dierenbescherming is sinds 2003 betrokken bij het ontwerp van de Rondeelstal. Marijke de Jong van de Dierenbescherming is enthousiast over de buitenruimte en de mogelijkheden tot scharrelen. Als kippen zich ongelukkig voelen gaan ze elkaar pikken. Reden waarom in gangbare stallen de snavels worden gekapt. In deze Rondeelstal zijn, bij wijze van proef, de snavels van zesduizend van de dertigduizend kippen niet gekapt. ‘Dit geeft geen extra veerschade’, zegt De Jong. ‘De leghennen blijven goed in de veren, er is geen agressiviteit, de kippen hebben het goed.’ In de tweede Rondeelstal gaan straks alle kippen ongekapt door het leven, voorspelt De Jong. De Dierenbescherming heeft het ei vooralsnog drie sterren gegeven. Definitief beslist de organisatie op basis van gedragsonderzoek van Wageningse kippenonderzoekers in Barneveld. ‘De onderzoeksresultaten zien er goed uit’, zegt De Jong.
Wakker Dier roept consumenten op ‘Een kip die lekker scharrelt en een goed leven heeft’, meldt een sonore mannenstem in het radiospotje van Stichting Wakker Dier over de Rondeelstal. De prijzende tekst staat in schril contrast met de recente radiospotjes van de stichting die oproepen geen kiloknallers te kopen (‘Kattenvoer is nog goedkoper.’). ‘Terecht’, zegt woordvoerder Sjoerd van de Wouw, op de universiteit in Wageningen afgestudeerd op kippenwelzijn. ‘De Rondeelstal is uniek: wat de kip belangrijk vindt, is er goed geregeld. Het radiospotje hebben we gemaakt om AH te prijzen en om andere supermarkten aan te moedigen meer te doen aan diervriendelijke eieren. In Nederland zitten miljoenen hennen in legbatterijen, opgesloten op een A4tje gaas. Pas vanaf 2012 mag dit niet meer. Het is dan goed dat supermarkten hier al eerder wat aan doen. Consumenten zijn best bereid extra te betalen.’
Foto Mugmedia Wageningen
In de nu een half jaar oude Rondeelstal – ontworpen op basis van kippenonderzoek van Wageningen UR – staat het kippengeluk zoveel mogelijk centraal. De hennen kunnen er gemakkelijk heen en weer lopen, van nacht- naar dagverblijf. Alles is dichtbij, het gebouw is immers rond. De dieren kunnen scharrelen op een groene kunststofgrasmat, bezaaid met graan, ze kunnen stofbaden en zandschuren om de veren schoon te houden. Het metersbrede bosranddeel buiten is met een hek afgesloten, zodat roofvogels en vossen er niet in kunnen. De kippen leven dus in een beschermde leefomgeving, net als vroeger de ridders in de rondelen van hun kasteel. De stallucht is schoon en de ammoniakuitstoot is de laagste in Nederland. In het mestverblijf, waar de hennen poepen, blaast er lucht. Dat droogt de mest waardoor er minder ammoniak vervluchtigt. Wind van buiten gaat de kippenren door om via een schoorsteen in het midden de stal te verlaten. Dit schoorsteeneffect zorgt voor natuurlijke ventilatie. Zanders: ‘Een
Rondeelstal gebruikt minstens 20 procent minder energie dan andere kippenstallen, gerekend per ei.’ Het is geen biologische stal. ‘Nee’, verklaart Zanders. ‘Onze kippen krijgen geen biologisch voer, dat is te duur. Dit maakt niet uit, kippen hebben zelf geen voordeel bij biologisch voer.’ De uitloopruimte in de Rondeelstal is ook kleiner dan de EU eist voor biologische kippen. Maar volgens Zanders is ook dit voor de kip geen probleem. Zanders: ‘Kippen zoeken beschutting. In veel uitlooprennen zie je op het overgrote deel geen kip. Zo ver van de stal gaan past niet in het kippengedrag.’ De welzijnsonderzoekers van Wageningen UR, de ontwerpers van de Rondeelstal, en de Dierenbescherming delen deze visie. De Dierenbescherming heeft de Rondeelstal dan ook haar Beter Leven-keurmerk gegeven, met drie sterren. En Wakker Dier maakt reclame in een radiospotje. Ook de Stichting Milieukeur heeft haar keurmerk aan de stal gegeven. Die keurmerken zijn belangrijk, zegt Zanders. ‘De consument let hier op. Rondeeleieren zijn namelijk wel iets duurder.’ De meeste eieren uit de Rondeelstal worden exclusief verspreid door Albert Heijn; de boer in Barneveld zet een klein deel af in de regio. In het Brabante Wintelre komt maart volgend jaar een tweede Rondeelstal in bedrijf. En er zijn vergunningaanvragen in voorbereiding voor nog twee kippenstallen. In 2012 staan er vijf Rondeelstallen, verwacht Zanders.
Dierenbescherming ontwerpt mee
Het bestuur van de Noordelijke Friese Wouden. Vlnr: Foppe Nijboer, Gjalt Benedictus, Dick Zeinstra, Jan Brandsma, Douwe Hoogland, Folkert Algra. Op de foto ontbreekt Jan de Boer.
‘Proefpolder’ Noordelijke Friese Wouden ‘V
eel Europese regels zijn achterhaald’, zegt Cees Veerman, akkerbouwer en hoogleraar Duurzame plattelandsontwikkeling op de Universiteit Tilburg. ‘Daar kun je je natuurlijk bij neerleggen.’ Maar dat deed Veerman niet, toen hij tussen 2002 en 2007 landbouwminister was. Hij gaf een natuurorganisatie van melkveehouders in Noord Friesland - de Noordelijke Friese Wouden genoemd - een uitzonderingsstatus voor de Europese nitraatrichtlijn. Volgens die nu 20 jaar oude richtlijn mogen boeren maar een bepaalde, vastgestelde hoeveelheid mest uitrijden; de rest moeten ze in de grond brengen (injecteren) om ammoniakuitstoot naar de lucht te voorkomen. Maar volgens de Friese melkveehouders en een paar gedreven Wagen-
ingse onderzoekers, schaadt dat injecteren van mest het bodemleven. Dat gold volgens hen zeker voor de ‘kringlooplandbouw’ die ze ontwikkelden: een melkveehouderij met onder andere ruwvoer uit de eigen regio, laat maaien van gras (ook beter voor weidevogels) en eiwitarme voeding (waardoor hun mest ook minder ammoniak vormt). Veerman vond dat de boeren goede redenen aandroegen. Van hem hoefden ze hun mest niet meer te injecteren, mits ecologen en bodemkundigen hun kringlooplandbouw en de effecten ervan zouden blijven monitoren. Ging het fout, dan zouden ze weer onder de richtlijn vallen. ‘Onze eigen juristen en mijn collega’s van VROM en Justitie trokken aanvankelijk hun wenkbrauwen op’, vertelt Veerman. ‘Hoe controleer je of deze boeren zich aan de af-
spraken houden?’, vroegen ze zich af. En zal het Europees gerechtshof zo’n uitzonderingsstatus accepteren?’ Veerman sprak met alle betrokkenen. Boeren die boos waren omdat zij géén uitzonderingsstatus hadden, zei hij dat hij niet van heel Nederland een proefpolder kon maken. De oud-minister heeft er geen spijt van. Tot nog toe (de Friese melkveehouders hebben nog steeds een voorwaardelijke uitzonderingsstatus) blijkt deze kringlooplandbouw ecologisch gunstig. Door in proefgebieden bepaalde regels op te schorten kun je echt vooruit komen, vindt Veerman. ‘We leren daar veel van. En als de voorwaarden duidelijk zijn en Nederland zich verder goed aan de EU regels houdt, zullen de andere lidstaten er minder snel problemen mee hebben.’
‘ ONDERNEMERSVRAGEN OOK VOOR HBO’ Onderzoekers en innovatieve ondernemers werken niet altijd even gemakkelijk samen, blijkt uit innovatieprojecten. Ondernemers willen winst maken en snel antwoord hebben op hun praktische vragen. Onderzoekers willen internationaal publiceren en antwoord op hun onderzoeksvragen. Aan Martin Kropff, rector magnificus van Wageningen UR, de vraag wat hier aan te doen is. Herkent u de kritiek dat onderzoekers geen tijd hebben voor innovatie omdat ze internationaal moeten publiceren? ‘Ik weet dat dit gezegd wordt. En het is inderdaad intensief voor een universitair docent of hoogleraar om én internationaal te publiceren én onderwijs te verzorgen én bij te dragen aan innovatieprocessen met ondernemers. Maar de besten van onze wetenschappers weten dit juist goed te combineren. Samenwerken met innovatieve ondernemers inspireert enorm en in geval van hooglereraren die bijvoorbeeld waterzuiveringstechnieken of innovatieprocessen onderzoeken, moeten ze dit zelfs doen. Steeds meer universitair onderzoekers werken met bedrijven samen. Zoals veredelaars in het Topinstituut Groene Genetica met zaadbedrijven en voedingsonderzoekers in het topinstituut Food and Nutrition met voedingsbedrijven. Wat zegt u tegen een onderzoeker die uitstekend participeert in een innovatieproces, maar internationaal niet publiceert? Voor universitair onderzoekers blijft internationaal publiceren een vereiste. Maar Wageningen UR heeft ook DLO, Praktijkonderzoek en Van Hall Larenstein (een HBO red.) onder zijn dak. Daar staat de bijdrage aan beleid of innovatie voorop. De praktijkonderzoekers bijvoorbeeld werken in praktijknetwerken met boeren en tuinders. Hun prestaties worden niet alleen afgemeten aan de onderzoekskwaliteit, maar ook aan de klanttevredenheid. Die meten we met enquêtes. De bijdrage van innovaties aan de maatschappij evalueren is lastiger, maar methodieken hiervoor zijn we aan het verfijnen. Je zou bijvoorbeeld aan verschillende stakeholders kunnen vragen wat ze van een innovatie vinden. Verder zijn praktische vragen van het MKB bij uitstek ook iets voor HBO-instellingen, zeker nu ook zij steeds meer toegepast onderzoek doen.’
‘Nederland heeft enorme naam in efficiënt produceren’ (l) Leverancier van klimaatbeheersing en procesbeheer Priva uit de Lier experimenteert met een kringloopsys-
Foto’s Priva BV
teem waar tilapia’s en tomaten samen in één kas groeien. (r) Meiny Prins
Meiny Prins was zakenvrouw van het jaar 2009 en winnaar van de Clean Tech Star van het Wereld Natuur Fonds. Ze is directeur van Priva, een toonaangevend tuinbouwbedrijf in klimaatbeheersing en utiliteitsbouw waar 400 mensen werken. Priva was onder meer betrokken bij de ontwikkeling van de kas die energie opwekt in plaats van opslorpt. Aan Prins vier vragen.
Is het een probleem dat zoveel boeren en tuinders stoppen? ‘Nederland heeft een enorme naam opgebouwd in het efficiënt produceren van voedsel. Wij produceren tot tachtig kilogram tomaten per vierkante meter met vijf liter water terwijl elders in Europa in de open lucht honderd liter water nodig is voor tien kilo tomaten. Het is zonder meer zorgwekkend dat de praktische en dagelijkse innovatie verloren gaat als zoveel ondernemers stoppen.’ Grootschalige landbouw is goed, want innovatief? ‘Dat kun je zo niet zeggen. Voor een ondernemer die vooral kostenefficiënt wil telen, is grootschaligheid een must. Er zijn echter ook kleinschalige ondernemers die zich met succes hebben toegelegd op een innovatieve ni-
HET VOLGENDE WERELDWONDER Nederland Transportland, Nederland Kennisland en Nederland Waterland kennen we al langer. Daar moet zo snel mogelijk Nederland Landbouwland bij komen. Honderden buitenlandse delegaties hadden de afgelopen jaren een dringend verzoek aan hun Nederlandse gastheren: over de Deltawerken gevlogen worden om dat wereldwonder te aanschouwen dat de polders erachter droog houdt. Nederland moet ervoor zorgen dat wanneer er in 2020 hoge Chinese en Arabische delegaties op bezoek komen, zij erop staan over de uitgestrekte Noord-Brabantse velden of Zuid-Hollandse kassen te vliegen. Dat moet het volgende wereldwonder worden dat Nederland aan de wereld schenkt. In mijn boek Het inflatiespook leg ik uit waarom de wereld de komende tien jaar overspoeld zal worden door een hoge inflatiegolf. Een belangrijke bron ervan zal de landbouwsector zijn. De Wereldvoedsel Organisatie FAO voorspelt dat veel landbouwproducten tientallen procenten duurder zullen worden. Dit komt door de stijgende vraag naar voedsel en water. Het aantal mensen op de wereld neemt toe en landen als China, India en Latijns-Amerika worden steeds welvarender. Tegelijkertijd blijft het aanbod achter. Enerzijds omdat het landbouwareaal afneemt door onder andere verstedelijking. Anderzijds is er klimaatverandering, waardoor tegenvallende oogsten eerder regel dan uitzondering zullen worden. Die inflatiegolf zorgt ook voor goed nieuws: boeren krijgen betere prijzen. De voedselprijzen zullen immers harder stijgen dan de prijzen van andere producten. Wat ook goed is voor Nederland, dat veel landbouwproducten exporteert. Al die monden blijven voeden vraagt productiviteitsstijging in de landbouwsector. En laat Nederland daar nou net tot de wereldtop behoren. De overheid moet dus de Nederlandse landbouwsector internationaal promoten. Maar dat niet alleen. Elk jaar verdwijnen weer veel boeren. Met elke boer die vaarwel zegt tegen de vruchtbare poldergrond, verdwijnt ook door de eeuwen heen opgebouwde en zeer waardevolle kennis. De overheid moet daarom zo snel mogelijk bekijken hoe we Nederland weer aantrekkelijk kunnen maken voor boeren. Dat is onmisbaar menselijk kapitaal waarin we moeten blijven investeren om ook in de toekomst toneel van een wereldwonder te kunnen zijn. Edin Mujagic is macro-econoom, auteur van onder meer ‘Het inflatiespook’ en oprichter van www.inflatieblog.nl
chemarkt. Denk aan sommige kwekers van sierbloemen. Ook de combinatie van traditionele producten gecombineerd met nieuwe diensten zoals zorglandbouw, recreatie of waterberging is een interessante trend. Ik denk dat duurzaam geproduceerde land- en tuinbouwproducten een blijvertje worden.’
Duurzame landbouwproducten moeten ‘normaal’ worden en niet duurder dan de huidige producten.’
Alleen als de consument ervoor wenst te betalen en dat wil de Hollander nu eenmaal niet.
‘Nog beter was geweest Internationaal Ondernemen en Innovatie. Maar dit is al een verbetering. Land- en tuinbouw zijn namelijk een economische sector, net zoals de Rotterdamse haven. Blij ben ik ook met de toevoeging ‘innovatie’. Innovatie hoort namelijk bij ondernemerschap. Ik hoop dat de overheid bereid is wet- en regelgeving aan te passen om innovaties te stimuleren, zoals de vissen die we kweken op warm afvalwater in tomatenkassen en koeien die vrij rondlopen in kassen. Zulke experimenten moeten de ruimte krijgen.’
‘Ik zit nu toevallig in Frankrijk en tref hier in de Alpen overal in de supermarkt lokaal geproduceerde producten die iets duurder lijken. Het klopt dat we in Nederland van oudsher geen cultuur hebben waarin we veel geld over hebben voor goed eten en drinken. Maar je ziet wel een kentering. Traceerbaar vlees, eieren van kippen met voldoende loopruimte en duurzame koffie en cacao worden belangrijker gevonden.
Is het nieuwe Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) een kans of juist een bedreiging?