2009 - 2010
EUROPEES PARLEMENT
AANGENOMEN TEKSTEN DEEL II van de vergadering van donderdag 23 april 2009
P6_TA-PROV(2009)04-23
NL
VOORLOPIGE UITGAVE
In verscheidenheid verenigd
PE 425.402
NL
INHOUDSOPGAVE AANGENOMEN TEKSTEN
P6_TA-PROV(2009)0275 Toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) ***II (A6-0215/2009 - Rapporteur: Mathieu Grosch) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) (11786/1/2008 – C6-0016/2009 – 2007/0097(COD))................ 1 P6_TA-PROV(2009)0276 Voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerder ***II (A6-0210/2009 - Rapporteur: Silvia-Adriana łicău) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (11783/1/2008 – C6-0015/2009 – 2007/0098(COD))............................................ 35 P6_TA-PROV(2009)0277 Toegang tot de markt voor het internationale goederenvervoer over de weg (herschikking) ***II (A6-0211/2009 - Rapporteur: Mathieu Grosch) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking) (11788/1/2008 – C6-0014/2009 – 2007/0099(COD)).................... 69 P6_TA-PROV(2009)0278 Energieprestaties van gebouwen (herschikking) ***I (A6-0254/2009 - Rapporteur: Silvia-Adriana łicău) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking) (COM(2008)0780 – C6-0413/2008 – 2008/0223(COD)) ............... 101 P6_TA-PROV(2009)0279 Ratingbureaus ***I (A6-0191/2009 - Rapporteur: Jean-Paul Gauzès)
PE 425.402\ I
NL
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus (COM(2008)0704 – C6-0397/2008 – 2008/0217(COD)) ......................................................... 164 P6_TA-PROV(2009)0280 Rechten van passagiers die over zee of binnewateren reizen ***I (A6-0209/2009 - Rapporteur: Michel Teychenné) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (COM(2008)0816 – C6-0476/2008 – 2008/0246(COD)) ......................................................... 217 P6_TA-PROV(2009)0281 Rechten van autobus- en touringcarpassagiers ***I (A6-0250/2009 - Rapporteur: Gabriele Albertini) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (COM(2008)0817 – C60469/2008 – 2008/0237(COD)) ................................................................................................ 242 P6_TA-PROV(2009)0282 Beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten ***I (A6-0070/2009 - Rapporteur: Brian Crowley) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (COM(2008)0464 – C6-0281/2008 – 2008/0157(COD)) .................................................................................................................. 269 P6_TA-PROV(2009)0283 Intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen ***I (A6-0226/2009 - Rapporteur: Anne E. Jensen) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (COM(2008)0887 – C6-0512/2008 – 2008/0263(COD)) ..................................................................................................................... 290 P6_TA-PROV(2009)0284 Programma Marco Polo II ***I (A6-0217/2009 - Rapporteur: Ulrich Stockmann)
II /PE 425.402
NL
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1692/2006 tot instelling van het tweede Marco Poloprogramma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren ("Marco Polo II") (COM(2008)0847 – C6-0482/2008 – 2008/0239(COD)) .................................................................................................................. 310 P6_TA-PROV(2009)0285 Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer ***I (A6-0220/2009 - Rapporteur: Petr Duchoň) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer (COM(2008)0852 – C6-0509/2008 – 2008/0247(COD)) ..................................................................................................................... 331 P6_TA-PROV(2009)0286 Rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg ***I (A6-0233/2009 - Rapporteur: John Bowis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (COM(2008)0414 – C60257/2008 – 2008/0142(COD)) ................................................................................................ 359 P6_TA-PROV(2009)0287 Patiëntveiligheid * (A6-0239/2009 - Rapporteur: Amalia Sartori) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties (COM(2008)0837 – C6-0032/2009 – 2009/0003(CNS)) ...... 424 P6_TA-PROV(2009)0288 Europees optreden op het gebied van zeldzame ziekten * (A6-0231/2009 - Rapporteur: Antonios Trakatellis) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende Europees optreden op het gebied van zeldzame ziekten (COM(2008)0726 – C6-0455/2008 – 2008/0218(CNS)) ............................................. 441
PE 425.402\ III
NL
P6_TA-PROV(2009)0275 Toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) ***II Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) (11786/1/2008 – C6-0016/2009 – 2007/0097(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (11786/1/2008 – C6-0016/2009)1, – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt2 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0264), – gelet op artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 62 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0215/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1 2
PB C 62 E van 17.3.2009, blz. 25. Aangenomen teksten van 5.6.2008, P6_TA(2008)0249.
PE 425.402/ 1
NL
P6_TC2-COD(2007)0097 Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Na raadpleging van het Comité van de Regio's, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen3 en Verordening (EG) nr. 12/98 van de Raad van 11 december 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands personenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn4 moeten op verscheidende punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en vereenvoudiging dient tot herschikking van deze verordeningen te worden overgegaan en dienen deze te worden opgenomen in één verordening.
(2)
De vaststelling van een gemeenschappelijk vervoersbeleid omvat met name ook de goedkeuring van gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen over de weg en de voorwaarden waaronder niet-ingezeten vervoerders tot binnenlands vervoer worden toegelaten.
(3)
Om te zorgen voor een coherent kader voor het internationale vervoer van personen met touringcars en autobussen in de hele Gemeenschap, moet deze verordening gelden voor alle internationaal vervoer op het grondgebied van de Gemeenschap. Vervoer van
1 2
3 4
PB C 10 van 15.1.2008, blz. 44. Standpunt van het Europees Parlement van 5 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 62 E van 17.3.2009, blz. 25), en standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009. PB L 74 van 20.3.1992, blz. 1. PB L 4 van 8.1.1998, blz. 4.
2 /PE 425.402
NL
lidstaten naar derde landen is nog steeds overwegend geregeld bij bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en die derde landen. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op het traject binnen het grondgebied van de lidstaat waarop personen worden opgenomen of afgezet, zolang niet de nodige overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen zijn gesloten. Zij dient echter wel van toepassing te zijn op het grondgebied van een transitlidstaat. (4)
De vrijheid van dienstverrichting is een grondbeginsel van het gemeenschappelijk vervoersbeleid en impliceert de toegankelijkheid van de internationale vervoersmarkten voor de vervoerders van alle lidstaten zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats.
(5)
Het internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen moet afhankelijk worden gesteld van het bezit van een communautaire vergunning. Vervoerders moeten worden verplicht een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning aan boord van elk van hun voertuigen mee te nemen, teneinde doeltreffende controles door de handhavingsinstanties mogelijk te maken, met name buiten de lidstaat van vestiging van de vervoerder. De voorwaarden voor de afgifte en de intrekking van communautaire vergunningen, de geldigheidsduur van die vergunningen en nadere regels voor het gebruik ervan moeten worden vastgesteld. Voorts moeten ook gedetailleerde specificaties voor de lay-out en andere kenmerken van de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften daarvan worden vastgesteld.
(6)
Controles langs de weg moeten worden uitgevoerd zonder directe of indirecte discriminatie op grond van de nationaliteit van de wegvervoeronderneming, diens het land van vestiging, of de registratie van het voertuig.
(7)
Onder bepaalde voorwaarden moet een soepele regeling voor bijzondere vormen van geregeld vervoer en sommige vormen van ongeregeld vervoer worden vastgesteld, teneinde aan de eisen van de markt te voldoen.
(8)
Voor geregeld vervoer moet een vergunningstelsel van toepassing blijven, hoewel een aantal voorschriften daarvan dienen te worden gewijzigd, met name wat betreft de procedure voor het toekennen van vergunningen.
(9)
Dit betekent dat na het voltooien van een vergunningsprocedure de vergunning voor geregelde diensten moet worden verleend, tenzij er duidelijke redenen zijn om deze te weigeren, welke toe te schrijven zijn aan de aanvrager zelf. Redenen voor weigering die te maken hebben met de markt zijn hetzij de omstandigheid dat de dienst waarvoor een vergunning wordt aangevraagd een ernstige bedreiging vormt voor de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst die wordt geëxploiteerd op basis van één of meer openbaredienstovereenkomsten voor de betrokken directe trajecten, hetzij de omstandigheid dat het hoofddoel van de dienst niet is om passagiers tussen haltes in verschillende lidstaten te vervoeren.
(10) De toegang van niet-ingezeten vervoerders tot vormen van nationaal personenvervoer over de weg moet worden gewaarborgd, rekening houdend met de speciale kenmerken van elke vervoersvorm. Wanneer dergelijke cabotageactiviteiten worden verricht, moeten zij onderworpen zijn aan de communautaire wetgeving zoals Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van
PE 425.402/ 3
NL
bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer1 en aan de nationale wetgeving die op specifieke gebieden van toepassing is in de lidstaat van ontvangst. (11) De bepalingen van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten2 zijn van toepassing op vervoersondernemingen die cabotage verrichten. (12) Alleen het geregeld vervoer dat wordt verricht in het kader van internationaal geregeld vervoer, met uitsluiting van stads- en voorstadsvervoer, dient onder bepaalde voorwaarden en met name met inachtneming van de wetgeving van de lidstaat van ontvangst te worden opengesteld voor niet-ingezeten vervoerders. (13) Lidstaten dienen elkaar bijstand te verlenen teneinde deze verordening op de juiste wijze toe te passen. (14) De administratieve formaliteiten moeten zoveel mogelijk worden beperkt, zonder dat hierbij wordt afgezien van de controles en sancties die een correcte toepassing en een doeltreffende handhaving van deze verordening mogelijk maken. Daartoe dienen de bestaande regels inzake de intrekking van de communautaire vergunning te worden verduidelijkt en aangescherpt. De huidige regels moeten worden aangepast om het opleggen van doeltreffende sancties op ernstige inbreuken die in een andere lidstaat dan de lidstaat van vestiging worden gepleegd, mogelijk te maken. De sancties moeten nietdiscriminerend zijn en in verhouding staan tot de ernst van de inbreuken. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid beroep in te stellen tegen de opgelegde sancties. (15) De lidstaten moeten alle ernstige inbreuken die aan vervoersondernemers zijn toe te schrijven en die hebben geleid tot het opleggen van een sanctie, in hun nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen opnemen. (16) Teneinde de uitwisseling van informatie tussen nationale instanties te vergemakkelijken en te versterken, moeten de lidstaten de desbetreffende gegevens uitwisselen via de overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen3* opgerichte nationale contactpunten. (17) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden4. (18) De Commissie moet met name de bevoegdheid worden verleend om het model vast te stellen van bepaalde documenten die moeten worden gebruikt voor aanvragen in het kader van deze verordening en om debijlagen I en II van deze verordening aan te passen 1 2 3 * 4
PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1. PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1. PB L PB: gelieve nummer en datum van de verordening in document 11783/08 in te vullen. PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
4 /PE 425.402
NL
aan de technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld. (19) De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen ter uitvoering van deze verordening, met name wat doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties betreft. (20) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk te zorgen voor een coherent kader voor het internationale vervoer van personen met touringcars en autobussen in de hele Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (21) Om het toerisme en het gebruik van milieuvriendelijke vervoerswijzen te bevorderen moet Verordening (EG) nr. 561/2006 worden gewijzigd zodat bestuurders die een internationale ongeregelde vervoersdienst verrichten met een bus of touringcar de wekelijkse rusttijd voor maximaal 12 opeenvolgende perioden van 24 uur mogen uitstellen als het gaat om personenvervoersactiviteiten die geen continue lange rijtijden inhouden. Deze mogelijkheid mag alleen worden toegestaan onder zeer strikte voorwaarden die de verkeersveiligheid waarborgen en rekening houden met de arbeidsomstandigheden van bestuurders, onder meer de verplichting om onmiddellijk voor en na deze dienst wekelijkse rusttijden te nemen. De Commissie moet nauwlettend volgen welk gebruik van deze mogelijkheid wordt gemaakt. Als de feitelijke situatie die deze afwijking rechtvaardigt aanzienlijk verandert, en de afwijking tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leidt, moet de Commissie adequate maatregelen nemen, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Toepassingsgebied 1.
Deze verordening is van toepassing op het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen op het grondgebied van de Gemeenschap voor rekening van derden of voor eigen rekening, verricht door vervoerders die in een lidstaat overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat zijn gevestigd, door middel van in die lidstaat ingeschreven voertuigen die naar constructie en uitrusting geschikt en bestemd zijn voor het vervoer van meer dan negen personen, de bestuurder inbegrepen, alsmede op de lege ritten van voertuigen in verband met dit vervoer.
PE 425.402/ 5
NL
De omstandigheid dat het vervoer over een deel van het traject met een ander vervoermiddel geschiedt, dan wel dat tijdens het vervoer van voertuig wordt gewisseld heeft geen invloed op de toepasselijkheid van deze verordening. 2.
In geval van vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, is deze verordening van toepassing op het traject over het grondgebied van iedere transitlidstaat. Zij is niet van toepassing op het traject binnen het grondgebied van de lidstaat waar reizigers worden opgenomen of afgezet, zolang niet de noodzakelijke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.
3.
In afwachting van de sluiting van de in lid 2 bedoelde overeenkomsten, doet deze verordening niet af aan de bepalingen inzake het vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, als opgenomen in de tussen lidstaten en deze derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten.
4.
Deze verordening is van toepassing op nationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden dat tijdelijk door een niet-ingezeten vervoerder wordt verricht, zoals bepaald in hoofdstuk V. Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1)
"internationaal vervoer": a)
de verplaatsingen van een voertuig, waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zich in twee verschillende lidstaten bevinden, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen;
b)
de verplaatsingen van een voertuig, waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zich in dezelfde lidstaat bevinden, waarbij passagiers worden opgenomen of afgezet in een andere lidstaat of een derde land;
c)
de verplaatsingen van een voertuig vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen;
d)
de verplaatsingen van een voertuig tussen derde landen, met doorvoer via een of meer lidstaten;
2)
"geregeld vervoer": vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opnomen of afgezet;
3)
"bijzondere vorm van geregeld vervoer": vervoer , ongeacht door wie het wordt georganiseerd, van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers;
4)
"ongeregeld vervoer": vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het vervoer van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf;
6 /PE 425.402
NL
5)
"vervoer voor eigen rekening": het vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden, met name door een natuurlijke of rechtspersoon wordt verricht, met dien verstande −
dat de vervoersactiviteit voor die natuurlijke of rechtspersoon slechts een bijkomstige activiteit vormt, en
−
dat de gebruikte voertuigen eigendom van die natuurlijke of rechtspersoon zijn of door hem op afbetaling zijn aangekocht dan wel dat daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en dat zij door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke persoon zelf of door personeel dat in dienst is van de onderneming of krachtens een contractuele verbintenis ter beschikking van de onderneming is gesteld, worden bestuurd;
6)
"lidstaat van ontvangst": een lidstaat waarin een vervoerder actief is, niet zijnde zijn lidstaat van vestiging;
7)
"cabotage":
8)
−
nationaal vervoer van personen over de weg voor rekening van derden dat tijdelijk door een vervoerder wordt verricht in een lidstaat van ontvangst, of
−
het opnemen en afzetten van passagiers binnen dezelfde lidstaat in de loop van internationaal geregeld vervoer, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, op voorwaarde dat dit niet het hoofddoel van de dienst is;
"ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg": een inbreuk die ertoe kan leiden dat de vervoerder niet langer als betrouwbaar wordt beschouwd, overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. …/2009* en/of dat de communautaire vergunning tijdelijk of definitief wordt ingetrokken. Artikel 3 Vrij verrichten van diensten
1.
*
Iedere vervoerder voor rekening van derden als bedoeld in artikel 1 mag zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats geregeld vervoer, inclusief de bijzondere vorm van geregeld vervoer, en ongeregeld vervoer met touringcars en autobussen verrichten, indien hij: a)
in de lidstaat van vestiging gemachtigd is tot het verrichten van vervoer met touringcars en met autobussen, meer bepaald geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, of ongeregeld vervoer, overeenkomstig de door de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden voor toegang tot de markt;
b)
voldoet aan de voorwaarden overeenkomstig de communautaire regelgeving inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg; en
PB: gelieve het nummer van de verordening in overweging (16) in te vullen.
PE 425.402/ 7
NL
c)
2.
voldoet aan de wettelijke voorschriften betreffende de normen voor bestuurders en voertuigen, zoals met name vastgesteld in Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen1, Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten2 en Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen3.
Iedere vervoerder voor eigen rekening als bedoeld in artikel 1 mag zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats vervoersdiensten verrichten overeenkomstig artikel 5, lid 5, indien hij: a)
in de lidstaat van vestiging gemachtigd is tot het verrichten van vervoer met touringcars en autobussen overeenkomstig de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden voor toegang tot de markt; en
b)
voldoet aan wettelijke voorschriften betreffende de normen voor bestuurders en voertuigen, zoals met name vastgesteld in de Richtlijnen 92/6/EEG, 96/53/EG en 2003/59/EG. HOOFDSTUK II COMMUNAUTAIRE VERGUNNING EN MARKTTOEGANG Artikel 4 Communitaire vergunning
1.
Internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen wordt verricht op grond van het bezit van een communautaire vergunning die door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging wordt afgegeven.
2.
De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging verstrekken de houder het origineel van de communautaire vergunning, dat door de vervoerder wordt bewaard, alsmede evenveel gewaarmerkte afschriften daarvan als er voertuigen zijn die voor het internationaal vervoer van personen worden gebruikt en waarover de houder van de communautaire vergunning hetzij in volle eigendom, hetzij anderszins aangehouden, met name in het kader van een afbetalings-, huur- of leasingovereenkomst, beschikt. De communautaire vergunning en de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan moeten volgens het in bijlage I opgenomen model worden opgesteld. Zij moet ten minste twee van de in bijlage I opgesomde veiligheidskenmerken bezitten.
1 2 3
PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27. PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59. PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4.
8 /PE 425.402
NL
De Commissie past bijlage I aan aan de technische vooruitgang. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Op de communautaire vergunning en de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan moet het zegel van de instantie van afgifte worden aangebracht, alsook een handtekening en een serienummer. Het serienummer van de communautaire vergunning en van de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan worden, als onderdeel van de gegevens met betrekking tot de vervoerder, opgeslagen in het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. …/…* bedoelde nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen. 3.
De communautaire vergunning wordt afgegeven op naam van de vervoerder. Zij kan door hem niet aan derden worden overgedragen. Een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning dient in ieder voertuig van de vervoerder te worden bewaard en moet op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd.
4.
De communautaire vergunning wordt afgegeven voor een hernieuwbare periode van maximaal tien jaar. De communautaire vergunningen en gewaarmerkte afschriften daarvan die vóór de toepassingsdatum van deze verordening zijn afgegeven, blijven geldig tot de datum waarop zij verstrijken.
5.
Wanneer een aanvraag voor een communautaire vergunning wordt ingediend of een communautaire vergunning wordt hernieuwd overeenkomstig het vierde lid van dit artikel, vergewissen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging zich ervan dat de vervoerder voldoet c.q. nog steeds voldoet aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde voorwaarden.
6.
Wanneer de in artikel 3, lid 1, bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, weigeren de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging de afgifte of de hernieuwing van de communautaire vergunning, of trekken zij de vergunning in, bij een met redenen omkleed besluit.
7.
De lidstaten zien erop toe dat de aanvrager of de houder van een communautaire vergunning tegen de beslissing tot weigering of intrekking van deze vergunning door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging in beroep kan gaan.
8.
De lidstaten kunnen bepalen dat de communautaire vergunning ook geldig is voor het verrichten van nationaal vervoer. Artikel 5 Toegang tot de markt
1.
*
Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.
PB: gelieve het nummer van de verordening in overweging (16) in te vullen.
PE 425.402/ 9
NL
Dergelijk vervoer is vergunningsplichtig overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III. Voor geregeld vervoer van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd is, zolang de noodzakelijke overeenkomst tussen de gemeenschap en het betrokken derde land niet is gesloten, een vergunning nodig die in overeenstemming is met de bilaterale overeenkomst tussen de lidstaat en het derde land en, in voorkomend geval, de lidstaat van doorreis. Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer. Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer, met dezelfde clientèle als bij het bestaande geregeld vervoer, het doorrijden op bepaalde stopplaatsen of het inlassen van extra stopplaatsen in het bestaande geregelde vervoer gelden dezelfde regels als die welke voor dat geregeld vervoer gelden. 2.
De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name: a)
vervoer naar en van het werk van werknemers,
b)
vervoer van scholieren en studenten naar en van de onderwijsinstelling.
Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker. Voor de bijzondere vorm van geregeld vervoer is geen enkele vergunning overeenkomstig hoofdstuk III vereist, mits met betrekking daartoe tussen de organisator en de vervoerder een overeenkomst is gesloten. 3.
Voor ongeregeld vervoer is geen vergunning overeenkomstig hoofdstuk III vereist. Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde clientèle is gericht, is echter wel een vergunning vereist, die wordt verkregen via de procedure van hoofdstuk III. Het ongeregelde karakter van ongeregeld vervoer gaat niet verloren doordat het vervoer met een zekere regelmaat geschiedt. Ongeregeld vervoer kan worden geëxploiteerd door een groep vervoerders die voor rekening van dezelfde opdrachtgever werken en de reizigers kunnen onderweg, op het grondgebied van een lidstaat, overstappen in een voertuig van een andere vervoerder van dezelfde groep. De Commissie stelt de procedure voor het meedelen van de namen van dergelijke vervoerders en van de overstapplaatsen onderweg aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten vast. Maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4.
Voor lege ritten van voertuigen in verband met het vervoer als bedoeld in lid 2, derde alinea, en lid 3, eerste alinea, is evenmin een vergunning vereist.
10 /PE 425.402
NL
5.
In plaats van vergunningen zijn attesten vereist voor vervoer voor eigen rekening. De attesten worden afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven; zij gelden voor het gehele traject, met inbegrip van het transittraject. De Commissie stelt het model van de attesten vast. Maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. HOOFDSTUK III AAN VERGUNNING ONDERWORPEN GEREGELD VERVOER Artikel 6 Aard van de vergunning
1.
Vergunningen worden gesteld op naam van de vervoerder. Zij kunnen door hem niet aan derden worden overgedragen. Een vervoerder die een vergunning heeft gekregen mag evenwel, met instemming van de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het punt van vertrek is gelegen, hierna "instantie van afgifte" te noemen, het vervoer door een onderaannemer laten verrichten. In dat geval moet de naam van de onderaannemer en de aard van zijn betrokkenheid op de vergunning worden vermeld. De onderaannemer moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1. Voor de toepassing van dit lid wordt onder "punt van vertrek" "één van de eindpunten van het vervoer" verstaan. In het geval van een associatie van ondernemingen voor de exploitatie van geregeld vervoer wordt de vergunning gesteld op naam van alle ondernemingen en worden de namen van alle exploitanten erop vermeld. Zij wordt afgegeven aan de onderneming die het vervoer beheert; de overige ondernemingen ontvangen een afschrift.
2.
De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt maximaal vijf jaar. Er kan een kortere geldigheidsduur worden vastgesteld, hetzij op verzoek van de aanvrager, hetzij in onderlinge overeenstemming met de bevoegde instanties van de lidstaten op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet.
3.
In de vergunning worden vermeld:
4.
a)
het soort vervoer;
b)
de reisweg, in het bijzonder het punt van vertrek en van bestemming;
c)
de geldigheidsduur van de vergunning,
d)
de stopplaatsen en de dienstregeling.
De Commissie stelt het model van de vergunningen vast. Deze maatregelen beogen nietessentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, en
PE 425.402/ 11
NL
worden vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 5.
De vergunningen geven de houder(s) het recht om in alle lidstaten over het grondgebied waarvan de reisweg loopt, geregeld vervoer te verrichten.
6.
De exploitant van geregeld vervoer mag extra voertuigen gebruiken om het hoofd te bieden aan tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden. Deze extra voertuigen mogen alleen worden gebruikt onder dezelfde voorwaarden als die welke worden vermeld in de in lid 3 bedoelde vergunning. In dat geval moet de vervoerder ervoor zorgen dat de volgende documenten zich in het voertuig bevinden: a)
een afschrift van de vergunning voor geregeld vervoer,
b)
een afschrift van de overeenkomst tussen de exploitant van het geregeld vervoer en het bedrijf dat de extra voertuigen ter beschikking stelt, of een daaraan gelijkwaardig document;
c)
een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning die aan de exploitant die de extra voertuigen voor de dienst ter beschikking stelt, is afgegeven. Artikel 7 Indiening van de vergunningaanvragen
1.
De vergunningsaanvragen voor geregeld vervoer worden ingediend bij de "instantie van afgifte".
2.
De Commissie stelt het model van de aanvragen vast. Deze maatregelen beogen nietessentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, en worden vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
3.
De aanvrager van de vergunning verstrekt aan de vergunningverlenende instantie alle aanvullende inlichtingen die hij dienstig acht of die hem door de vergunningverlenende instantie worden gevraagd en met name een rijschema aan de hand waarvan de toepassing van de communautaire regelgeving inzake rij- en rusttijden, kan worden gecontroleerd, alsmede een afschrift van de communautaire vergunning. Artikel 8 Vergunningsprocedure
1.
De vergunning wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instanties van alle lidstaten op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet. De vergunningverlenende instantie doet hun, alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, samen met haar beoordeling, een kopie van de aanvraag en van alle andere dienstige documenten toekomen.
12 /PE 425.402
NL
2.
De bevoegde instanties van de lidstaten waaraan instemming is gevraagd, geven de vergunningverlenende instantie uitsluitsel binnen twee maanden. Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek om instemming is ontvangen, die wordt vermeld in de ontvangstbevestiging. Indien de beslissing van de bevoegde instanties van de lidstaten waaraan instemming is gevraagd negatief is, bevat deze een adequate motivering Indien de vergunningverlenende instantie binnen twee maanden geen antwoord ontvangt, worden de geraadpleegde instanties geacht hun instemming te hebben gegeven en kan de vergunningverlenende instantie de vergunning verlenen. De instanties van de lidstaten over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, kunnen binnen de in de eerste alinea gestelde termijn hun opmerkingen kenbaar maken aan de vergunningverlenende instantie.
3.
De vergunningverlenende instantie neemt een besluit binnen vier maanden na de datum van indiening van de vergunningaanvraag door de vervoerder.
4.
De vergunning wordt verleend tenzij: a)
de aanvrager niet in staat is het vervoer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend, te verrichten met het materieel waarover hij rechtstreeks beschikt;
b)
de aanvrager niet heeft voldaan aan de nationale of internationale regels inzake het wegvervoer, meer bepaald aan de voorwaarden en vereisten betreffende de vergunningen voor internationaal personenvervoer over de weg, of ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg heeft gepleegd, onder meer ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders;
c)
in het geval van een aanvraag voor verlenging van de vergunning, de voorwaarden voor de vergunning niet zijn vervuld;
d)
een lidstaat, op basis van een gedetailleerde analyse, besluit dat dat vervoer de levensvatbaarheid van vergelijkbaar vervoer op de betrokken directe verbindingen, waarop een of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zijn die in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving, ernstig in het gedrang kan brengen. In dat geval stelt die lidstaat niet-discriminerende criteria vast aan de hand waarvan kan worden bepaald of het vervoer waarvoor een aanvraag is ingediend, de levensvatbaarheid van bovengenoemd vergelijkbaar vervoer ernstig in het gedrang zou brengen, en brengt de criteria op verzoek ter kennis van de Commissie;
e)
een lidstaat besluit op grond van een gedetailleerde analyse dat het hoofddoel van de vervoersdienst niet is om passagiers tussen haltes in verschillende lidstaten te vervoeren.
In de gevallen waarin een bestaande internationale vervoersdienst met touringcars en met autobussen de levensvatbaarheid van een vergelijkbare vervoersdienst op de betrokken directe trajecten waarop een of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zij die in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving ernstig in het gedrang brengt, om uitzonderlijke redenen die op het moment van de verlening van de vergunning niet konden worden voorzien, kan een lidstaat, met instemming van de
PE 425.402/ 13
NL
Commissie, de vergunning voor internationaal vervoer met touringcars en autobussen schorsen of intrekken nadat de vervoerder met 6 maanden is opgezegd. Het feit dat een vervoerder lagere prijzen biedt dan andere ondernemingen voor vervoer over de weg, of dat de verbinding in kwestie reeds door andere ondernemingen voor vervoer over de weg wordt geëxploiteerd, kan op zich geen rechtvaardiging vormen voor afwijzing van de aanvraag. 5.
De vergunningverlenende instantie en de bevoegde instanties van alle lidstaten die bij de procedure ter verlening van de in lid 1 bedoelde instemming betrokken zijn, mogen de aanvraag alleen om de in deze verordening vastgestelde redenen afwijzen.
6.
Nadat de in de leden 1 tot en met 5 vastgestelde procedure is afgewikkeld, verleent de vergunningverlenende instantie de vergunning of weigert zij deze formeel. Besluiten waarbij een vergunning wordt geweigerd, worden met redenen omkleed. De lidstaten zien erop toe dat de vervoerders de mogelijkheid krijgen om tegen een weigering in beroep te gaan. De vergunningverlenende instantie stelt alle in lid 1 bedoelde instanties in kennis van haar beslissing door hun een afschrift van de vergunning toe te zenden.
7.
Indien geen instemming kan worden bereikt als bedoeld in lid 1, kan de zaak binnen twee maanden, te rekenen vanaf de dag waarop een of meer overeenkomstig lid 1 geraadpleegde lidstaten hun negatieve beslissing hebben meegedeeld, bij de Commissie aanhangig worden gemaakt.
8.
De Commissie geeft, na de betrokken lidstaten te hebben geraadpleegd, binnen vier maanden na ontvangst van de mededeling van de vergunningverlenende instantie, een beschikking, die dertig dagen na kennisgeving aan de betrokken lidstaten van toepassing wordt.
9.
De beschikking van de Commissie blijft van toepassing totdat tussen de betrokken lidstaten overeenstemming is bereikt. Artikel 9 Hernieuwing en wijziging van de vergunning
Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de aanvragen voor hernieuwing van een vergunning of voor wijziging van de voorwaarden van het aan vergunning onderworpen vervoer. In geval van minder belangrijke wijzigingen van de exploitatievoorwaarden, zoals aanpassing van de frequenties, tarieven en dienstregelingen, volstaat het dat de vergunningverlenende instantie de andere betrokken lidstaten in kennis stelt van deze wijzigingen. De betrokken lidstaten mogen overeenkomen dat de vergunningverlenende instantie zelf een besluit neemt over wijzigingen van de exploitatievoorwaarden van het vervoer.
14 /PE 425.402
NL
Artikel 10 Verval van een vergunning 1.
Onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg1 vervalt de vergunning voor geregeld vervoer aan het eind van de geldigheidsperiode of drie maanden nadat de vergunningverlenende instantie van de houder mededeling heeft ontvangen van diens voornemen de exploitatie van die vervoersdienst te beëindigen. De mededeling dient met redenen te zijn omkleed.
2.
Indien de behoefte aan vervoer niet meer aanwezig is, wordt de in lid 1 voorgeschreven termijn vastgesteld op één maand.
3.
De vergunningverlenende instantie geeft de bevoegde instanties van de andere betrokken lidstaten kennis van het vervallen van de vergunning.
4.
De vergunninghouder dient de gebruikers van de vervoersdienst via passende publiciteit een maand van te voren in te lichten omtrent de beëindiging van de vervoersdienst. Artikel 11 Verplichtingen van de vervoerders
1.
De exploitant van geregeld vervoer moet, behalve in geval van overmacht, tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning, alle maatregelen nemen om een vervoerdienst te garanderen die voldoet aan de normen continuïteit, regelmaat en capaciteit alsook aan de overige door de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 6, lid 3, vastgestelde voorwaarden.
2.
De vervoerder zorgt ervoor dat de reisweg, de stopplaatsen, de dienstregeling, de tarieven en de overige vervoersvoorwaarden door alle gebruikers gemakkelijk kunnen worden geraadpleegd.
3.
Onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1370/2007, hebben de betrokken lidstaten de bevoegdheid om, in onderling overleg en in overleg met de houder van de vergunning, in de exploitatievoorwaarden van een geregelde vervoersdienst wijzigingen aan te brengen.
HOOFDSTUK IV ONGEREGELD VERVOER EN ANDER VERVOER WAARVOOR GEEN VERGUNNING IS VEREIST Artikel 12 Controledocumenten 1.
1
Voor ongeregeld vervoer is een reisblad vereist behalve voor de in artikel 5, lid 3, tweede alinea, bedoelde diensten. PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1.
PE 425.402/ 15
NL
2.
Vervoerders die ongeregeld vervoer verrichten, moeten het reisblad vóór elke reis invullen.
3.
Op het reisblad dienen ten minste de volgende gegevens te worden vermeld: a)
het soort vervoer;
b)
de belangrijkste reisweg;
c)
de betrokken vervoerder(s).
4.
Reisbladenboekjes worden afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder is gevestigd of door de door hen aangewezen organen.
5.
De Commissie stelt het model van het reisblad en van het reisbladenboekje en de wijze waarop deze worden gebruikt vast. Deze maatregelen beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, en worden vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
6.
In het geval van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, als bedoeld in artikel 5, lid 2, derde alinea, geldt de overeenkomst of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan als controledocument. Artikel 13 Plaatselijke excursies
In het kader van internationaal ongeregeld vervoer mag een vervoerder ongeregeld vervoer (plaatselijke excursies) in een andere lidstaat verrichten dan de lidstaat waar hij is gevestigd. Dit vervoer is bestemd voor niet-ingezeten reizigers die eerder door dezelfde vervoerder zijn vervoerd in het kader van internationaal vervoer als bedoeld in de eerste alinea, en moet geschieden met hetzelfde voertuig of een voertuig van dezelfde vervoerder of groep vervoerders. HOOFDSTUK V CABOTAGE Artikel 14 Algemeen beginsel Alle ondernemers van personenvervoer over de weg voor rekening van derden, die houder zijn van een communautaire vergunning , worden op de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden en zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats, toegelaten tot het in artikel 15 genoemde cabotagevervoer. Artikel 15 Toegestaan cabotagevervoer
16 /PE 425.402
NL
Cabotagevervoer is toegestaan voor de volgende vormen van vervoer: a)
bijzonder geregeld vervoer, mits dit onder een contract valt dat tussen de organisator en de vervoersondernemer is gesloten;
b)
ongeregeld vervoer;
c)
geregeld vervoer dat wordt uitgevoerd door een niet in de lidstaat van ontvangst gevestigde vervoerder, in het kader van een internationale geregelde dienst overeenkomstig deze Verordening, met uitzondering van vervoersdiensten die voorzien in de behoeften van een stedelijk centrum of een agglomeratie, alsook in de behoeften aan vervoer tussen dat centrum of die agglomeratie en de omliggende gebieden. Het cabotagevervoer mag niet onafhankelijk van deze internationale dienst worden uitgevoerd. Artikel 16 Regels die van toepassing zijn op cabotagevervoer
1.
Onder voorbehoud van de toepassing van de communautaire voorschriften, is het verrichten van het cabotagevervoer onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn op de volgende gebieden: a)
de contractuele voorwaarden van het vervoer;
b)
de afmetingen en gewichten van bedrijfsvoertuigen;
c)
de voorschriften inzake het vervoer van sommige categorieën personen, te weten scholieren, kinderen en personen met een beperkte mobiliteit;
d)
de rij- en rusttijden;
e)
de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) op vervoersdiensten.
De in de eerste alinea, onder b), bedoelde afmetingen en gewichten mogen eventueel groter zijn dan die welke in de lidstaat van vestiging van de vervoersondernemer gelden, doch mogen in geen geval groter zijn dan de maximumwaarden die door de lidstaat van ontvangst zijn vastgesteld voor nationaal verkeer of de technische kenmerken die in de in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/53/EG genoemde bewijzen zijn vermeld. 2.
Cabotagediensten voor het in artikel 15, onder c), bedoelde vervoer, zijn, onder voorbehoud van de toepassing van de communautaire voorschriften, onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn ten aanzien van de eisen die worden gesteld aan de machtigingen, de aanbestedingsprocedures, de te onderhouden verbindingen, de regelmaat, de continuïteit, de frequentie, alsmede de routes.
3.
De technische normen inzake fabricage en uitrusting waaraan voertuigen moeten voldoen die voor het verrichten van cabotagevervoer worden gebruikt, zijn die welke gelden voor voertuigen die tot het internationale vervoer worden toegelaten.
PE 425.402/ 17
NL
4.
De lidstaat van ontvangst past de in de leden 1 en 2 bedoelde nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen onder dezelfde voorwaarden toe op de niet op zijn grondgebied gevestigde vervoerders als op de op zijn grondgebied gevestigde vervoerders, zodat discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van vestiging wordt uitgesloten. Artikel 17 Controledocumenten voor cabotagevervoer
1.
Bij ongeregeld cabotagevervoer is een in artikel 12 bedoeld reisblad vereist, dat zich aan boord van het voertuig moet bevinden en op verzoek van iedere met de controle belaste persoon moet worden getoond.
2.
De volgende gegevens moeten op het reisblad worden ingevuld: a)
de punten van vertrek en bestemming van het vervoer;
b)
de datum van aanvang en van beëindiging van het vervoer.
3.
De reisbladen worden afgegeven in de vorm van door de bevoegde autoriteit of het bevoegde orgaan van de lidstaat van vestiging gewaarmerkte boekjes, zoals bedoeld in artikel 12.
4.
In het geval van bijzondere vormen van geregeld vervoer vervangt het contract, gesloten tussen de vervoerder en degene die het vervoer organiseert, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, het controleformulier. Ook in dat geval moet evenwel een reisblad worden ingevuld in de vorm van een maandoverzicht.
5.
De gebruikte reisbladen worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit of het bevoegde orgaan van de lidstaat van vestiging op een door deze autoriteit of orgaan vast te stellen wijze. HOOFDSTUK VI CONTROLE EN SANCTIES Artikel 18 Reisdocumenten
1.
Vervoerders die geregeld vervoer exploiteren, met uitzondering van een bijzondere vorm van geregeld vervoer, moeten persoonlijke of collectieve reisdocumenten afgeven, waarin de volgende gegevens worden vermeld: a)
de plaats van vertrek en bestemming en eventueel de terugreis;
b)
de geldigheidsduur van het document;
c)
het tarief van het vervoer.
18 /PE 425.402
NL
2.
De in lid 1 bedoelde reisdocumenten moeten op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd. Artikel 19 Controle op de weg en in de ondernemingen
1.
De vergunning of het controleformulier moeten in het voertuig aanwezig zijn en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden overgelegd.
2.
Vervoerders die internationaal personenvervoer verrichten met touringcars en autobussen, staan toe dat het correct verrichten van het vervoer wordt gecontroleerd met name ten aanzien van de rij- en rusttijden. In het kader van de toepassing van deze verordening hebben de met die controles belaste personen de bevoegdheid om: a)
de boeken en andere met betrekking tot de exploitatie van de onderneming relevante bescheiden te controleren;
b)
ter plaatse, in de gebouwen van de onderneming, kopieën van of uittreksels uit de boeken en bescheiden te maken;
c)
zich tot alle panden, terreinen en voertuigen van de onderneming toegang te verschaffen;
d)
alle informatie in de boeken, bescheiden en gegevensbestanden in te winnen. Artikel 20 Wederzijdse bijstand
De lidstaten verlenen elkaar bijstand met het oog op de toepassing van en het toezicht op deze verordening. Zij wisselen gegevens uit via de overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. …/…* opgerichte nationale contactpunten. Artikel 21 Intrekking van communautaire licenties en vergunningen 1.
2.
*
De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de vervoerder trekken de communautaire vergunning in, wanneer de houder: a)
de voorwaarden van artikel 3, lid 1, niet meer vervult;
b)
onjuiste informatie heeft verstrekt in verband met de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte van de communautaire vergunning.
De vergunningverlenende instantie trekt een vergunning in, wanneer de houder niet meer voldoet aan de vereisten op grond waarvan deze is afgegeven, en met name wanneer de lidstaat waar de vervoerder is gevestigd, daarom verzoekt. Zij stelt de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat hiervan onmiddellijk in kennis. PB: gelieve het nummer van de verordening in overweging (16) in te vullen.
PE 425.402/ 19
NL
Artikel 22 Sancties van de lidstaat van vestiging 1.
In geval van een ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving inzake wegvervoer die in een lidstaat wordt gepleegd of geconstateerd, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 5, lid 1, vijfde alinea, nemen de bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd is gevestigd, passende maatregelen, zoals bijvoorbeeld een waarschuwing, als hierin voorzien is in de nationale wetgeving, om gevolg aan de geconstateerde inbreuk te geven, hetgeen onder meer kan leiden tot het opleggen van de volgende bestuursrechtelijke sancties: a)
de tijdelijke of definitieve intrekking van enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning;
b)
de tijdelijke of definitieve intrekking van de communautaire vergunning.
Deze sancties kunnen bepaald worden nadat het definitieve besluit ter zake is genomen, en hangen af van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning heeft gepleegd en van het totale aantal gewaarmerkte afschriften van die vergunning waarover hij voor internationaal vervoer beschikt. 2.
De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging delen de bevoegde instanties van de lidstaat waarin de inbreuken zijn geconstateerd, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na hun definitieve besluit in de zaak mee welke van de in de lid 1 vastgestelde sancties zijn opgelegd. Indien dergelijke sancties niet zijn opgelegd, wordt dit door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging gemotiveerd.
3.
De bevoegde instanties vergewissen zich ervan dat de ten aanzien van de vervoerder getroffen sancties in hun geheel genomen in verhouding staan tot de inbreuk(en) die tot de sancties heeft (hebben) geleid en zij houden rekening met een eventuele sanctie voor dezelfde inbreuk die is opgelegd in de lidstaat waar de inbreuk is geconstateerd.
4.
Dit artikel laat onverlet dat de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging een procedure bij de nationale rechter kunnen instellen. Wordt die procedure ingesteld, dan stelt de betrokken bevoegde instantie de bevoegde instanties van de lidstaten waar de inbreuken zijn gepleegd hiervan in kennis.
5.
De lidstaten waarborgen dat de vervoerders beroep in rechte kunnen instellen tegen alle bestuursrechtelijke sancties die hun overeenkomstig dit artikel worden opgelegd. Artikel 23 Sancties van de lidstaat van ontvangst
1.
Wanneer de bevoegde instanties van een lidstaat kennis nemen van een ernstige inbreuk op deze verordening of op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg die aan een niet-ingezeten vervoerder toe te schrijven zijn, geeft de lidstaat op wiens
20 /PE 425.402
NL
grondgebied de inbreuk is vastgesteld, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na kennis te hebben genomen van de inbreuk de volgende informatie door aan de bevoegde instanties van de van de lidstaat van vestiging: a)
een beschrijving van de inbreuk en de datum en het tijdstip waarop deze werd gepleegd;
b)
de categorie, het type en de ernst van de inbreuk; en
c)
de opgelegde sancties en de uitgevoerde sancties.
De bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst kunnen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging verzoeken overeenkomstig artikel 22 bestuursrechtelijke sancties op te leggen. 2.
Onverminderd strafvervolgingen, mag de bevoegde instantie van de lidstaat van ontvangst sancties treffen tegen de niet aldaar gevestigde vervoerder die bij cabotagevervoer op het grondgebied van die lidstaat inbreuken op deze verordening of op de communautaire en nationale wegvervoersvoorschriften heeft gepleegd. De sancties worden op nietdiscriminerende basis opgelegd en kunnen met name bestaan in een waarschuwing of, in geval van een ernstige inbreuk, in een tijdelijk verbod op het verrichten van cabotage op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst waar de inbreuk is gepleegd.
3.
De lidstaten waarborgen dat de vervoerders beroep in rechte kunnen instellen tegen alle bestuursrechtelijke sancties die hun overeenkomstig dit artikel worden opgelegd. Artikel 24 Opneming in het nationale elektronische register
De lidstaten zien erop toe dat ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg, die toe te schrijven zijn aan op hun grondgebied gevestigde vervoerders en hebben geleid tot het opleggen van een sanctie door een lidstaat, alsook het feit dat de communautaire vergunning of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan tijdelijk of definitief is ingetrokken, worden opgenomen in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen. De aantekeningen in het register die betrekking hebben op de tijdelijke of definitieve intrekking van een communautaire vergunning, blijven in de gegevensbank aanwezig gedurende ten minste twee jaar te rekenen vanaf het verstrijken van de intrekkingstermijn, bij tijdelijke intrekking, of de datum van intrekking, bij definitieve intrekking. HOOFDSTUK VII UITVOERING Artikel 25 Overeenkomsten tussen lidstaten 1.
De lidstaten mogen bilaterale en multilaterale overeenkomsten sluiten met het oog op een ruimere liberalisering van het vervoer dat onder deze verordening valt, met name voor
PE 425.402/ 21
NL
wat betreft de vergunningregeling en de vereenvoudiging of de afschaffing van controledocumenten, met name in grensstreken. 2.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle krachtens lid 1 gesloten overeenkomsten. Artikel 26 Comitéprocedure
1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer opgerichte comité1.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en lid 5, onder b), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. Artikel 27 Sancties
De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de toepassing van die sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk …* van de getroffen maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee. De lidstaten zien erop toe dat al deze maatregelen zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats van de vervoerder genomen worden. Artikel 28 Rapportage 1.
De lidstaten delen de Commissie om de twee jaar mee hoeveel vergunningen voor geregelde diensten zij het voorbije jaar hebben afgegeven en hoeveel vergunningen voor geregelde diensten in totaal geldig waren aan het einde van de desbetreffende verslagperiode. Deze gegevens worden afzonderlijk verstrekt voor elk land van bestemming van de geregelde dienst. Elke lidstaat stelt de Commissie ook in kennis van de gegevens inzake cabotagevervoer, in de vorm van bijzondere geregelde diensten en van ongeregelde diensten, dat tijdens de verslagperiode door in die lidstaat gevestigde vervoerders is uitgevoerd.
2.
De bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst doen de Commissie om de twee jaar een statistisch overzicht toekomen van het aantal vergunningen dat is afgegeven voor cabotagevervoer in het kader van geregelde diensten, zoals bedoeld in artikel 15, onder c).
1 *
PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8. PB: gelieve datum twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen.
22 /PE 425.402
NL
3.
De Commissie stelt het model van de bij de mededeling van deze statistieken te gebruiken tabel vast. Deze maatregelen beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, en worden vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4.
Uiterlijk op 31 januari van ieder jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het aantal vervoerders dat op 31 december van het voorbije jaar houder was van een communautaire vergunning, alsmede van het aantal gewaarmerkte afschriften, overeenstemmend met het aantal op die datum in bedrijf zijnde voertuigen. Artikel 29 Wijziging van Verordening (EEG) nr. 561/2006
In artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 561/2006 wordt het volgende lid ingevoegd: "6 bis.In afwijking van lid 6 mag een bestuurder die een incidentele eenmalige dienst inzake het internationale vervoer van passagiers verricht, als omschreven in Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcaren autobusdiensten (herschikking)∗+, de wekelijkse rusttijd voor maximaal 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na een eerdere normale wekelijkse rusttijd uitstellen, mits a)
de dienst ten minste aaneensluitend 24 uur omvat in een andere lidstaat of ander derde land, waarop deze verordening van toepassing is, dan het land waar de vervoersdienst begon, en
b)
de bestuurder na gebruikmaking van de afwijking i)
of twee normale wekelijkse rusttijden neemt,
ii)
of één normale wekelijkse rusttijd en één verkorte wekelijkse rusttijd van ten minste 24 uur. De verkorting moet evenwel worden gecompenseerd door een equivalente periode van rust die voor het einde van de derde week na het einde van de afwijkende procedure in haar geheel moet worden genomen, en
c)
na 1 januari 2014 het betreffende voertuig is uitgerust met controleapparatuur die voldoet aan de eisen die worden genoemd in Bijlage I B van Verordening (EEG) nr. 3821/85, en
d)
na 1 januari 2014 het betreffende voertuig, ingeval de rit wordt afgelegd tussen 22.00-6.00 uur, dubbel bemand is, of de in artikel 7 bedoelde rijperiode beperkt is tot drie uur."
De Commissie volgt nauwlettend welk gebruik van deze afwijking wordt gemaakt om ervoor te zorgen dat zeer strikte voorwaarden inzake de verkeersveiligheid in acht ∗ +
PB L PB: gelieve nummer, datum en PB van de verordening in te vullen.
PE 425.402/ 23
NL
worden genomen, in het bijzonder door te controleren dat de totale bij elkaar opgetelde rijtijd gedurende deze periode die onder de afwijking valt niet buitensporig is. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening stelt de Commissie een verslag op waarin de gevolgen van de afwijking voor de verkeersveiligheid alsmede de sociale aspecten ervan worden geëvalueerd. Als de Commissie dit nodig acht stelt zij een wijziging van deze verordening voor.
HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN Artikel 29 Intrekkingen De Verordeningen (EEG) nr. 684/92 en (EG) nr. 12/98 worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III. Artikel 30 Inwerkingtreding en toepassing Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van …∗ met uitzondering van artikel 28 bis, dat van toepassing is zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te
Voor het Europees Parlement De voorzitter
∗
PB: gelieve datum twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen.
24 /PE 425.402
NL
Voor de Raad De voorzitter
BIJLAGE I Veiligheidskenmerken van de communautaire vergunning Het document moet zijn voorzien van ten minste twee van de volgende beveiligingskenmerken: een hologram; −
speciale in het papier verwerkte vezels die zichtbaar worden onder UV-licht;
−
ten minste één regel met microprint (die alleen met een vergrootglas zichtbaar is en niet met een fotokopieertoestel kan worden gereproduceerd);
−
voelbare karakters, symbolen of patronen;
−
een dubbele nummering: serienummer en afgiftenummer;
−
een beveiligingsondergrond met fijne guillochepatronen en irisdruk.
PE 425.402/ 25
NL
BIJLAGE II Model van de communautaire vergunning EUROPESE GEMEENSCHAP a) (Kleur: Pantone lichtblauw formaat DIN A4 cellulose papier, 100 g/m2 of meer) (Eerste blad van de vergunning) (Tekst in (één van) de officiële taal (talen) van de lidstaat die de vergunning afgeeft)
26 /PE 425.402
NL
Kenteken van de lidstaat vergunning afgeeft
(1)
die de
Naam van de bevoegde autoriteit of instantie
VERGUNNING NR. … (of) GEWAARMERKT AFSCHRIFT NR. voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden met touringcars en autobussen Aan de houder van deze vergunning (2) ……………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………. wordt toestemming verleend om op het grondgebied van de Gemeenschap internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden te verrichten overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking)*, en overeenkomstig de algemene voorwaarden van deze vergunning. Bijzondere opmerkingen: ………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… Deze vergunning is geldig van ……………………………….. tot ……….………………………… Afgegeven te ………………………………………………., ………………………………………. (3) (1)
De kentekens van de lidstaten zijn: (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (IRL) Ierland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (MT) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Portugal, (RO) Roemenië, (SLO) Slovenië, (SK) Slowakije, (FIN) Finland, (S) Zweden, (UK) Verenigd Koninkrijk.
(2)
Volledige naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.
(3)
Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.
*
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen. PE 425.402/ 27
NL
Algemene bepalingen 1.
Deze vergunning is afgegeven uit hoofde van Verordening (EG) nr. .../2009*.
2.
Deze vergunning wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging van de vervoerder voor rekening van derden:
3.
a)
die in de lidstaat van vestiging gemachtigd is vervoer met touringcars of met autobussen, meer bepaald geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, of ongeregeld vervoer te verrichten;
b)
die voldoet aan de voorwaarden overeenkomstig de communautaire regelgeving inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg;
c)
die voldoet aan de regelgeving inzake verkeersveiligheid ten aanzien van de normen voor bestuurders en voertuigen.
Deze vergunning machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal personenvervoer over de weg met touringcars en met autobussen voor rekening van derden: a)
waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zijn gelegen in twee verschillende lidstaten, met of zonder transit via één of meer lidstaten of derde landen;
b)
waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zijn gelegen in dezelfde lidstaat, terwijl het opnemen of afzetten van passagiers in een andere lidstaat of in een derde land gebeurt;
c)
van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder transit via één of meer lidstaten of derde landen;
d)
tussen derde landen met transit via het grondgebied van één of meer lidstaten,
alsmede lege ritten in verband met dit vervoer overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. …/…*. In geval van vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en terug is Verordening (EG) nr. .../2009* van toepassing op het traject dat wordt afgelegd op het grondgebied van de transitlidstaten. Zij is niet van toepassing op het traject dat wordt afgelegd binnen het grondgebied van de lidstaat van opneming en afzetting, zolang niet de vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten. 4.
Deze vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.
5.
Deze vergunning kan door de bevoegde autoriteit van de vergunningverlenende lidstaat worden ingetrokken, met name wanneer de vervoerder:
* *
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen. PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen.
28 /PE 425.402
NL
a)
niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. .../2009*;
b)
onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of de verlenging van de vergunning;
c)
in een lidstaat een ernstige inbreuk of inbreuken heeft gepleegd op de communautaire regelgeving inzake vervoer over de weg , met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 5, lid 1, vijfde alinea, van Verordening (EG) nr. …/2009*. De bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd, is gevestigd, kunnen met name overgaan tot tijdelijke of definitieve intrekking van of enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning.
Deze sancties worden bepaald naar gelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning heeft gepleegd, en naar gelang van het totaal aantal gewaarmerkte afschriften waarover hij beschikt voor zijn internationaal vervoer. 6.
Het origineel van de vergunning moet door de vervoerder worden bewaard. Een gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden dat internationaal vervoer verricht.
7.
Deze vergunning moet op verzoek van de met de controle belaste personen worden overgelegd.
8.
De houder is verplicht op het grondgebied van elke lidstaat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen.
9.
Onder geregeld vervoer wordt verstaan het vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet en dat voor iedereen toegankelijk is, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken. Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer. Voor het verrichten van geregeld vervoer is een vergunning vereist. Onder bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt verstaan het geregeld vervoer, door wie dit ook wordt georganiseerd wordt, van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet. De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:
*
a)
vervoer van werknemers van en naar het werk;
b)
vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstellingen.
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen. PE 425.402/ 29
NL
Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker. Voor het verrichten van de bijzondere vorm van geregeld vervoer is geen vergunning vereist mits dit geschiedt onder een overeenkomst tussen de organisator en de vervoersondernemer. Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer met dezelfde cliënteel als bij het bestaande geregeld vervoer, is een vergunning vereist. Onder ongeregeld vervoer wordt verstaan vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het vervoer van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoersondernemer zelf. Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde clientèle is gericht, is een vergunning vereist die wordt verkregen via de procedure van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. .../2009*. Dat dit vervoer met een zekere frequentie wordt verricht, doet niets aan zijn ongeregelde karakter af. Voor ongeregeld vervoer is geen vergunning vereist.
30 /PE 425.402 *
NL
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen.
BIJLAGE III CONCORDANTIETABEL Verordening (EEG) nr. 684/92
Verordening (EG) nr. 12/98
Artikel 1
Deze verordening Artikel 1
Artikel 2, punt 1,1
Artikel 2, lid 1
Artikel 2, lid 2, artikel 5, lid 1
Artikel 2, punt 1,2
Artikel 2, lid 2
Artikel 2, lid 3, artikel 5, lid 2
Artikel 2, punt 1,3 Artikel 2, punt 3,1
Artikel 5, lid 1, vijfde alinea Artikel 2, lid 3
Artikel 2, lid 4, artikel 5, lid 3
Artikel 2, punt 3,3
Artikel 5, lid 3
Artikel 2, punt 3.4
Artikel 5, lid 3
Artikel 2, punt 4
Artikel 2, lid 5, artikel 5, lid 5
−
Artikel 2, leden 5, 6,7 en 8
Artikel 3
Artikel 3
Artikel 3 bis
Artikel 4
PE 425.402/ 31
NL
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 13
Artikel 5, lid 5 Artikel 1
Artikel 14
Artikel 2, lid 4
32 /PE 425.402
NL
Artikel 3
Artikel 15
Artikel 4, lid 1
Artikel 16
Artikel 5
Artikel 4, lid 3
Artikel 6
Artikel 17
Artikel 7
Artikel 28, lid 3
Artikel 8
Artikel 26
Artikel 9
-
Artikel 14
Artikel 18
Artikel 15
Artikel 19 Artikel 11, lid 1
Artikel 20
Artikel 16, lid 1
Artikel 21, lid 1
Artikel 16, lid 2
Artikel 21, lid 2
Artikel 16, lid 3
Artikel 22, lid 1
Artikel 16, lid 4
Artikel 23, lid 1
Artikel 16, lid 5
Artikel 22, lid 2
Artikel 11, lid 2
Artikel 23, lid 2
Artikel 11, lid 3
Artikel 23, lid 2
PE 425.402/ 33
NL
Artikel 16 bis
Artikel 11, lid 4
-
Artikel 12
Artikel 22, lid 5, artikel 23, lid 3
Artikel 13
-
Artikel 10
Artikel 26
Artikel 17
-
Artikel 18
Artikel 25
Artikel 19
Artikel 14
Artikel 27
Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22
Bijlage
34 /PE 425.402
NL
Artikel 30 Artikel 15
Artikel 31
Bijlage II
P6_TA-PROV(2009)0276 Voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerder ***II Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (11783/1/2008 – C6-0015/2009 – 2007/0098(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (11783/1/2008 – C6-0015/2009)1, – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt2 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0263), – gelet op artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 62 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0210/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1 2
PB C 62 E van 17.3.2009, blz. 1. Aangenomen teksten van 21.5.2008, P6_TA(2008)0217. PE 425.402/ 35
NL
P6_TC2-COD(2007)0098 Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming2, Na raadpleging van het Comité van de Regio's, Handelende volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag3, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De totstandbrenging van een interne wegvervoersmarkt met eerlijke mededingingvoorwaarden vergt een eenvormige toepassing van de gemeenschappelijke regels inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen- of personenvervoer over de weg, (het "beroep van wegvervoerondernemer"). De gemeenschappelijke regels dragen bij tot het bereiken van een hoger niveau van vakbekwaamheid van de wegvervoerondernemers, tot een rationalisering van de markt, tot een betere kwaliteit van de geleverde diensten waarbij zowel de wegvervoerondernemers, hun klanten als de gehele economie baat hebben, en tot een toename van de verkeersveiligheid. Deze regels bevorderen tevens de daadwerkelijke uitoefening van het vestigingsrecht door de wegvervoerondernemers.
(2)
Bij Richtlijn 96/26/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers4 zowel in nationaal als internationaal vervoer, zijn de minimumvoorwaarden vastgesteld voor de
1 2 3
4
PB C 151 van 17.6.2008, blz. 16. PB C 14 van 19.1.2008, blz. 1. Standpunt van het Europees Parlement van 21 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 62 E van 17.3.2009, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009. PB L 124 van 23.5.1996, blz. 1.
36 /PE 425.402
NL
toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer alsmede voor de wederzijdse erkenning van de daartoe vereiste documenten. Uit de opgedane ervaring, een effectbeoordeling en diverse studies is echter gebleken dat die richtlijn door de lidstaten niet consistent ten uitvoer wordt gelegd. Dergelijke verschillen hebben verscheidene negatieve gevolgen, met name verstoringen van de mededinging, een gebrek aan doorzichtigheid van de markt en een ongelijk toezichtsniveau, alsmede het risico dat ondernemingen die personeel met beperkte beroepskwalificaties in dienst hebben het niet zo nauw nemen met de verkeersveiligheidsregels of de sociale regels, waardoor het aanzien van de sector kan worden geschaad. (3)
Deze gevolgen zijn des te negatiever, omdat zij de goede werking van de interne markt voor wegvervoer dreigen te verstoren. De markt voor internationaal goederenvervoer en bepaalde vormen van cabotagevervoer is immers toegankelijk voor ondernemingen uit de gehele Gemeenschap. De enige voorwaarde waaraan deze ondernemingen moeten voldoen, is dat zij beschikken over een communautaire vergunning, die verkregen kan worden wanneer zij voldoen aan de voorwaarden inzake de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer neergelegd in Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van …+ tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking)1 en Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van …+ tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationale autocar- en busdiensten (herschikking)2.
(4)
De bestaande regels inzake de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer moeten derhalve worden gemoderniseerd om een homogenere en doeltreffender toepassing te waarborgen. Daar de naleving van die regels de belangrijkste voorwaarde is om toegang tot de communautaire markt te krijgen, en de belangrijkste communautaire instrumenten inzake de toegang tot de markt verordeningen zijn, is een verordening het meest geschikte instrument om de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer te regelen.
(5)
De lidstaten moeten de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer in de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden uit te oefenen, kunnen aanpassen in het licht van de bijzondere kenmerken van en de beperkingen in die gebieden. In ultraperifere gebieden gevestigde ondernemingen die alleen als gevolg van een dergelijke aanpassing aan de voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer voldoen, zouden echter geen communautaire vergunning moeten kunnen krijgen. De aanpassing van de voorwaarden voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer mag wegvervoerondernemingen die toegang zouden hebben gekregen tot het beroep en die aan alle algemene in deze verordening neergelegde voorwaarden voldoen, niet beletten om in de ultraperifere gebieden vervoer te verrichten.
(6)
+ 1 2
Ter wille van een eerlijke mededinging dienen de gemeenschappelijke regels inzake deuitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer zoveel mogelijk van toepassing te zijn op alle ondernemingen. Het is evenwel niet nodig ook ondernemingen die uitsluitend PB: gelieve nummer en datum in te voegen ║. PB L PB L PE 425.402/ 37
NL
vervoer verrichten dat slechts een zeer geringe impact op de markt heeft, in het toepassingsgebied van deze verordening op te nemen. (7)
De lidstaat waar de onderneming is gevestigd, moet ervoor zorgen dat de onderneming steeds aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, opdat de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat, indien nodig, kunnen besluiten de vergunning op grond waarvan de onderneming toegang tot demarkt heeft, op te schorten of in te trekken. Een juiste naleving van en een betrouwbarecontrole op de voorwaarden inzake de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer vereisen, dat een onderneming over een werkelijke en duurzame vestiging beschikt.
(8)
Natuurlijke personen die over de vereiste betrouwbaarheid en vakbekwaamheid beschikken, moeten duidelijk worden geïdentificeerd en bij de bevoegde instanties worden aangemeld. Deze personen("vervoersmanagers") dienen in een lidstaat te zijn gevestigd en het werkelijke en permanente beheer te hebben over de vervoersactiviteiten van de wegvervoerondernemingen. Derhalve moet gepreciseerd worden onder welke voorwaarden een persoon wordt geacht het werkelijke en permanente beheer te voeren over de vervoersactiviteiten van een onderneming.
(9)
De betrouwbaarheid van een vervoersmanager hangt ervan af, of hij niet veroordeeld is geweest voor een ernstig strafbaar feit en of hem geen sanctie is opgelegd voor zware inbreuken, met name op de communautaire wetgeving inzake het wegvervoer. Wanneer een vervoersmanager of een wegvervoeronderneming in een of meer lidstaten voor zeer ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving wordt veroordeeld of een sanctie krijgt opgelegd, zou dat moeten leiden tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus, waarbij dient te worden aangetekend dat de bevoegde instantie zich ervan moet hebben vergewist dat een naar behoren afgewikkelde en gedocumenteerde onderzoeksprocedure met inachtneming van processuele grondrechten is gevolgd alvorens haar definitieve beslissing genomen wordt, en dat de nodige beroepsmogelijkheden geboden zijn.
(10) Wegvervoerondernemingen dienen over een minimale financiële draagkracht te beschikken om een goede aanvang en een degelijk beheer te verzekeren. Een bankgarantie of een beroepsaansprakelijkheidsverzekering kan een eenvoudige en kostenefficiënte methode zijn voor het aantonen van de financiële draagkracht van ondernemingen. (11) Een hoog niveau van vakbekwaamheid verhoogt de sociaal-economische efficiëntie van het wegvervoer. Daarom is het wenselijk dat kandidaat-vervoersmanagers beroepskennis van hoog niveau bezitten. Ter waarborging van een grotere eenvormigheid van de examenvoorwaarden en ter bevordering van een kwalitatief hoogwaardige opleiding moet worden bepaald dat de lidstaten vergunningen voor opleidings- en examencentra kunnen verlenen aan de hand van door hen vast te stellen criteria. Vervoersmanagers moeten over de nodige kennis beschikken om leiding te kunnen geven aan zowel binnenlandse als internationale vervoersoperaties. De lijst van onderwerpen waarvan kennis vereist is om een getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen alsmede de procedures voor de organisatie van de examens kunnen evolueren met de vooruitgang van de techniek en moeten kunnen worden geactualiseerd. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om personen die continue ervaring in het managen van vervoersactiviteiten kunnen staven, vrij te stellen van examens. (12) De eerlijke mededinging en wegvervoer dat de voorschriften volledig naleeft, maken een homogeen niveau van toezicht in de lidstaten noodzakelijk. De nationale autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de ondernemingen en de geldigheid van hun vergunningen, 38 /PE 425.402
NL
spelen in dit verband een wezenlijke rol en dienen indien nodig passende maatregelen te nemen, met name, in de ernstigste gevallen, door schorsing of intrekking van vergunningen of het ongeschikt verklaren van vervoersmanagers die herhaaldelijk nalatig zijn of die te kwader trouw handelen. Dit dient te worden voorafgegaan door een nauwkeurige toetsing van de maatregel aan het evenredigheidsbeginsel. Een onderneming moet echter van tevoren worden gewaarschuwd en moet een redelijke termijn krijgen om de situatie te herstellen, voordat haar een dergelijke sanctie wordt opgelegd. (13) Een beter georganiseerde bestuursrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten zou het toezicht op ondernemingen die actief zijn in verschillende lidstaten, verbeteren en zou in de toekomst de beheerskosten terugbrengen. Dankzij op Europees niveau gekoppelde elektronische ondernemingsregisters die in overeenstemming zijn met de communautaire regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, kan deze samenwerking worden vergemakkelijkt en kunnen de kosten van controles voor zowel de ondernemingen als de overheid worden teruggebracht. Verscheidene lidstaten beschikken reeds over een nationaal register. Er is ook infrastructuur aangelegd om de interconnectie tussen de lidstaten te bevorderen. Een systematischer gebruik van elektronische registers zou derhalve aanzienlijk kunnen bijdragen tot een vermindering van de administratieve kosten van controles en tot een grotere doeltreffendheid daarvan. (14) Bepaalde gegevens in de nationale elektronische registers met betrekking tot inbreuken en sancties zijn van persoonlijke aard. De lidstaten dienen derhalve de nodige maatregelen te nemen om te garanderen dat Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens1 wordt nageleefd, met name wat betreft de controle op de verwerking van persoonlijke gegevens door de overheid, het recht op informatie van de betrokkenen, hun recht van toegang en hun recht van verzet. Voor de toepassing van deze verordening is het noodzakelijk dergelijke gegevens tenminste twee jaar te bewaren om te voorkomen dat geschorste ondernemingen zich in andere lidstaten vestigen. (15) Ten einde de transparantie te verbeteren en de klant van een vervoeronderneming de mogelijkheid te bieden na te gaan of deze onderneming over de juiste vergunning beschikt, dienen bepaalde gegevens die in het nationale elektronische register zijn opgenomen algemeen toegankelijk worden gemaakt, mits de relevante bepalingen inzake gegevensbescherming worden nageleefd. (16) De geleidelijke onderlinge koppeling van de nationale elektronische registers is van wezenlijk belang om een snelle en doeltreffende uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat wegvervoerondernemingen niet in de verleiding komen of het risico nemen om ernstige inbreuken te plegen in een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij zijn gevestigd. Om deze interconnectie tot stand te brengen, moet een gemeenschappelijk gegevensformaat worden vastgesteld alsook een gemeenschappelijke technische procedure voor de uitwisseling van die gegevens. (17) Om een doeltreffende gegevensuitwisseling tussen de lidstaten tot stand te brengen, moeten nationale contactpunten worden aangewezen en moeten bepaalde gemeenschappelijke procedures die minimaal betrekking hebben op de termijnen en de aard van de uit te wisselen gegevens, worden vastgesteld. 1
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. PE 425.402/ 39
NL
(18) Ter vergemakkelijking van de vrijheid van vestiging moet de overlegging van de passende documenten die zijn afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat waar de wegvervoerondernemer zijn woonplaats had, als voldoende bewijs van betrouwbaarheid worden aanvaard om het beroep van wegvervoerondernemer te mogen uitoefenen in de lidstaat van vestiging, mits de betrokken personen in een andere lidstaat niet ongeschikt zijn verklaard voor de uitoefening van dat beroep. (19) Wat de vakbekwaamheid betreft moet, teneinde de vrijheid van vestiging te bevorderen, een eenvormig, overeenkomstig deze verordening afgegeven getuigschrift door de lidstaat van vestiging als voldoende bewijs worden erkend. (20) Op communautair vlak moet strenger worden toegezien op de uitvoering van deze verordening. Met het oog hierop dient op basis van gegevens uit de nationale registers regelmatig aan de Commissie verslag te worden uitgebracht over de betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid van de wegvervoerondernemingen. (21) De lidstaten dienen te voorzien in sancties die van toepassing zijn op schendingen van deze verordening. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. (22) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de modernisering van de regels inzake de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer, met het oog op een meer eenvormige en doeltreffende uitvoering van deze regels in de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (23) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.1 (24) De Commissie moet met name de bevoegdheid krijgen om een lijst op te stellen van de categorieën, de aard en de ernst van de inbreuken die tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers leiden, om de bijlagen I en III bij deze verordening met de omschrijving van de voor de erkenning van de vakbekwaamheid door de lidstaten vereiste kennis en met het modelgetuigschrift van vakbekwaamheid, aan te passen aan de technische vooruitgang, en om een lijst op te stellen van inbreuken die naast de in bijlage IV bij deze verordening vastgelegde inbreuken tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus kunnen leiden. Omdat het gaat om maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld. (25) Richtlijn 96/26/EG moet derhalve worden ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: 1
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
40 /PE 425.402
NL
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Voorwerp en toepassingsgebied 1.
Deze verordening regelt de toegang tot en de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer.
2.
Deze verordening is van toepassing op alle in de Gemeenschap gevestigde ondernemingen die het beroep van wegvervoerder uitoefenen. Zij is eveneens van toepassing op ondernemingen die het beroep van wegvervoerondernemer willen gaan uitoefenen. Verwijzingen naar ondernemingen die het beroep van wegvervoerondernemer uitoefenen worden geacht, in voorkomend geval, ook te verwijzen naar ondernemingen die dat beroep willen gaan uitoefenen.
3.
Met betrekking tot de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag bedoelde gebieden kunnen de betrokken lidstaten de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen aanpassen voor zover het vervoer volledig in die gebieden door aldaar gevestigde bedrijven wordt uitgevoerd.
4.
In afwijking van lid 2, is deze verordening, tenzij in de nationale wetgeving anders is bepaald, niet van toepassing op:
5.
a)
ondernemingen die het beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg uitsluitend uitoefenen met motorvoertuigen of samenstellen van voertuigen die een maximaal toegestaan gewicht van 3,5 ton niet overschrijden. De lidstaten kunnen deze drempel echter voor alle of voor sommige soorten wegvervoer verlagen;
b)
ondernemingen die personenvervoer over de weg uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden ▌verrichten, of die een ander hoofdberoep uitoefenen dan het personenvervoer over de weg;
c)
ondernemingen die het beroep van wegvervoerderondernemer uitsluitend uitoefenen met motorvoertuigen met een toegestane maximumsnelheid van 40 km per uur.
De lidstaten kunnen alleen vrijstelling van de toepassing van alle of van een gedeelte van de bepalingen van deze verordening verlenen aan wegvervoerondernemingen die uitsluitend nationaal vervoer verrichten dat slechts een geringe weerslag heeft op de vervoermarkt wegens a)
de aard van de vervoerde goederen; of
b)
de geringe afstanden die worden afgelegd. Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: PE 425.402/ 41
NL
1)
"beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg": de activiteit van elke onderneming die met een motorvoertuig of met een samenstel van voertuigen goederen voor rekening van derden vervoert;
2)
"beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg": de activiteit van elke onderneming die, met motorvoertuigen die door hun bouwtype en uitrusting geschikt en bestemd zijn om, met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren, voor het publiek of voor sommige categorieën gebruikers toegankelijk personenvervoer verricht tegen betaling door de vervoerde persoon of door degene die het vervoer organiseert;
3)
"beroep van wegvervoerondernemer": het beroep van vervoerder van personen dan wel goederen over de weg;
4)
"onderneming": elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon, met of zonder winstoogmerk, elke vereniging of groepering van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elk overheidslichaam, ongeacht of het zelf rechtspersoonlijkheid bezit of afhankelijk is van een autoriteit met rechtspersoonlijkheid die passagiers vervoert, dan wel elke natuurlijke persoon of rechtspersoon met winstoogmerk die goederen vervoert;
5)
"vervoersmanager": de door een onderneming tewerkgestelde natuurlijke persoon, of wanneer die onderneming een natuurlijke persoon is, die persoon, of een andere natuurlijke persoon die die onderneming op grond van een overeenkomst heeft aangesteld en die de werkelijke en permanente leiding voert over de vervoersactiviteiten van de onderneming;
6)
"vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer": een bestuursrechtelijk besluit waarbij aan een onderneming die aan de in deze verordening neergelegde voorwaarden voldoet, vergunning wordt verleend, het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen;
7)
"bevoegde instantie": een nationale, regionale of plaatselijke instantie in een lidstaat die, ten behoeve van de afgifte van vergunningen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, controleert of een onderneming aan de in deze verordening neergelegde voorwaarden voldoet en die bevoegd is voor de afgifte, schorsing of intrekking van de vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer;
8)
"lidstaat van vestiging": de lidstaat waar een onderneming gevestigd is, ongeacht het land van oorsprong van haar vervoersmanager. Artikel 3 Vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer
1.
Ondernemingen die het beroep van wegvervoerondernemer uitoefenen moeten: a)
werkelijk en op duurzame wijze in een lidstaat gevestigd zijn;
b)
betrouwbaar zijn;
c)
voldoende financiële draagkracht bezitten;
d)
de vereiste vakbekwaamheid bezitten.
42 /PE 425.402
NL
2.
De lidstaten kunnen besluiten de ondernemingen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer aanvullende voorwaarden op te leggen, die evenredig en nietdiscriminerend moeten zijn. Artikel 4 Vervoersmanager
1.
2.
3.
Een onderneming die het beroep van wegvervoerondernemer uitoefent, wijst ten minste één natuurlijke persoon aan, de vervoersmanager, die voldoet aan de eisen van artikel 3, lid 1, onder b) en d), en die: a)
de werkelijke en permanente leiding voert over de vervoersactiviteiten van de onderneming;
b)
een reële band heeft met de onderneming, bijvoorbeeld als werknemer, directeur, eigenaar of aandeelhouder, of de onderneming beheren, of, indien de onderneming een natuurlijke persoon is, die persoon is; en
c)
zijn woonplaats in de Gemeenschap heeft.
Wanneer de onderneming de in artikel 3, lid 1, onder d), vastgestelde vakbekwaamheid niet bezit, kan de bevoegde instantie toestemming geven om het beroep van wegvervoerondernemer zonder overeenkomstig lid 1 van dit artikel aangewezen vervoersmanager uit te oefenen op voorwaarde dat: a)
de onderneming een in de Gemeenschap wonende natuurlijke persoon die voldoet aan de eisen van artikel 3, lid 1, onder b) en d), en die op grond van een contract voor rekening van de onderneming gerechtigd is de functie van vervoersmanager uit te oefenen aanwijst;
b)
het contract tussen de onderneming en de onder a) bedoelde persoon de taken omschrijft die die persoon daadwerkelijk en op permanente wijze moet uitvoeren en zijn verantwoordelijkheden als vervoersmanager bepaalt. De te omschrijven taken bestaan met name in die betreffende het beheren van het voertuigonderhoud, de controle van de vervoerscontracten en vervoersdocumenten, de basisboekhouding, de toewijzing van ladingen of diensten aan de bestuurders en voertuigen en de controle van de veiligheidsprocedures;
c)
de onder a) bedoelde persoon, in zijn hoedanigheid van vervoersmanager, geen vervoersactiviteiten beheert van meer dan vier verschillende vervoersondernemingen met een totaal wagenpark van maximaal 50 voertuigen. De lidstaten mogen een lager aantal ondernemingen en/of kleiner wagenpark vaststellen dat die persoon mag beheren;
d)
de onder a) bedoelde persoon de vastgestelde taken alleen in het belang van de onderneming uitvoert en zijn verantwoordelijkheden onafhankelijk van andere ondernemingen voor welke de onderneming vervoer verricht uitoefent.
De lidstaten kunnen besluiten dat een overeenkomstig lid 1 aangewezen vervoersmanager niet daarenboven overeenkomstig lid 2 aangewezen wordt, of alleen aangewezen wordt met betrekking tot een beperkt aantal ondernemingen of een wagenpark dat kleiner is dan het in lid 2, onder c), bedoelde. PE 425.402/ 43
NL
4.
De onderneming deelt de bevoegde instantie mee wie als vervoersmanager(s) is/zijn aangewezen.
HOOFDSTUK II VOORWAARDEN WAARAAN MOET WORDEN VOLDAAN OM TE VOLDOEN AAN DE EISEN VAN ARTIKEL 3 Artikel 5 Voorwaarden inzake de vestigingsvereiste Om aan de in artikel 3, lid 1, onder a), vastgestelde eis te voldoen moet een onderneming in de betrokken lidstaat: a)
beschikken over een vestiging in die lidstaat met ruimten waarin zij de documenten inzake haar hoofdactiviteiten bewaart, met name de boekhoudkundige bescheiden, documenten inzake personeelsbeleid, documenten met gegevens over de rij- en rusttijden en alle andere documenten waartoe de bevoegde instantie toegang moet krijgen om te kunnen controleren of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan. de lidstaten kunnen verlangen dat vestigingen op hun grondgebied ook andere documenten te allen tijde in hun ruimten beschikbaar houden;
b)
zodra de vergunning is verleend, over een of meer voertuigen beschikken die zijn ingeschreven of anderszins in het verkeer toegelaten overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat, hetzij in volle eigendom, hetzij aangehouden uit hoofde van bijvoorbeeld een huurkoopovereenkomst of een huur- of leasingovereenkomst;
c)
▌daadwerkelijk en permanent met de nodige administratieve uitrusting haar activiteiten met betrekking tot de onder b) vermelde voertuigen verrichten, met de adequate technische uitrusting en faciliteiten, in een in die lidstaat gelegen exploitatievestiging. Artikel 6 Voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis
1.
Onverminderd lid 2 van het onderhavige artikel, bepalen de lidstaten de voorwaarden die een onderneming en een vervoersmanager uit hoofde van deze verordening moeten vervullen om te voldoen aan de in artikel 3, lid 1, onder b), vastgestelde betrouwbaarheidseis. Om na te gaan of een onderneming aan dieeis voldoet, houden de lidstaten rekening met het gedrag van de onderneming, haar vervoersmanagers en andere door de lidstaat vastgestelde relevante personen. De verwijzingen in dit artikel naar veroordelingen, sancties of inbreuken omvatten veroordelingen, sancties of inbreuken van de onderneming zelf, haar vervoersmanagers en andere door de lidstaat vastgestelde relevante personen. De in de eerste alinea bedoelde voorwaarden omvatten ten minste het volgende: a)
dat er geen dwingende redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vervoersmanager of de vervoersonderneming zoals veroordelingen of sancties in verband met ernstige inbreuken op de nationale voorschriften op het gebied van:
44 /PE 425.402
NL
b)
i)
handelsrecht;
ii)
insolventierecht;
iii)
de in het beroep geldende loon- en arbeidsvoorwaarden;
iv)
het wegverkeer;
v)
beroepsaansprakelijkheid;
vi)
mensen- of drugshandel; en
dat jegens de vervoersmanager of de vervoersonderneming niet, in een of meer lidstaten, een veroordeling voor een ernstig strafbaar feit of een sanctie wegens ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving is uitgesproken die met name betrekking hebben op: i)
de rij- en rusttijden van de bestuurders, de arbeidstijd en de installatie of het gebruik van controleapparatuur;
ii)
het maximaal toegestane gewicht en de maximaal toegestane afmetingen van de voor internationaal vervoer gebruikte bedrijfsvoertuigen;
iii)
de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders;
iv)
de technische staat van de bedrijfsvoertuigen, inclusief de verplichte technische keuring van motorvoertuigen;
v)
de toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg of tot de markt voor personenvervoer over de weg;
vi)
de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg;
vii) de installatie en het gebruik van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën voertuigen; viii) het rijbewijs;
2.
ix)
de toegang tot het beroep;
x)
vervoer van dieren.
Voor de toepassing van lid 1, tweede alinea, onder b), a)
voert de bevoegde instantie van de lidstaat van vestiging, indien jegens de vervoersmanager of de vervoeronderneming in een of meer lidstaten een veroordeling voor een ernstig strafbaar feit of een sanctie wegens een van de zeer ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als aangegeven in bijlage III, is uitgesproken, tijdig en op passende wijze een naar behoren afgewikkelde administratieve procedure uit waaronder, in voorkomend geval, een controle ter plaatse bij de betrokken onderneming.
PE 425.402/ 45
NL
De procedure strekt ertoe vast te stellen of het verlies van de betrouwbaarheidsstatus op grond van specifieke omstandigheden in het gegeven geval een onevenredig strenge sanctie is. Iedere conclusie in die zin wordt naar behoren gemotiveerd. Indien de bevoegde instantie oordeelt dat het verlies van de betrouwbaarheidstatus een onevenredig strenge sanctie is, kan zij besluiten dat de betrouwbaarheid niet aangetast is. In een dergelijk geval worden de redenen geregistreerd in het nationale register. Het aantal van dergelijke besluiten wordt aangegeven in het in artikel 26, lid 1, bedoelde verslag. Indien de bevoegde instantie niet oordeelt dat het verlies van de betrouwbaarheidsstatus een onevenredig strenge sanctie is heeft de veroordeling of de sanctie het verlies van betrouwbaarheid tot gevolg; b)
stelt de Commissie een lijst op van categorieën en soorten ernstige overtredingen van de communautaire wetgeving, met de ernst daarvan, die, naast die welke zijn vastgesteld in bijlage IV, kunnen leiden tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus. De lidstaten houden bij het stellen van prioriteiten voor controles uit hoofde van artikel 12, lid 1, rekening met de informatie over deze inbreuken, met inbegrip van de informatie hierover van andere lidstaten. Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen en die betrekking hebben op die lijst, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Hiertoe zal de Commissie:
3.
i)
de categorieën en de soorten inbreuken aangeven die het vaakst worden aangetroffen;
ii)
de ernst van de inbreuken vaststellen aan de hand van het eventuele risico van overlijden of ernstige verwondingen dat zij inhouden; en
iii)
vaststellen boven welke frequentie herhaalde inbreuken als ernstiger inbreuken worden beschouwd, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal bestuurders dat betrokken is bij de vervoersactiviteiten waarvoor de vervoersmanager de verantwoordelijkheid draagt.
Aan de in artikel 3, lid 1, vastgestelde eis wordt niet voldaan, zolang niet overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van nationaal recht, een rehabilitatie heeft plaatsgevonden of een andere maatregel van gelijke werking is getroffen. Artikel 7 Voorwaarden betreffende de eis inzake financiële draagkracht
1.
Om te voldoen aan artikel 3, lid 1, onder c), is een onderneming steeds in staat haar financiële verplichtingen in het lopende boekjaar na te komen. Hiertoe toont de onderneming aan de hand van haar door een accountant of een daartoe naar behoren gemachtigde persoon gecertificeerde jaarrekeningen aan, dat zij jaarlijks beschikt over kapitaal en reserves ter waarde van ten minste 9 000 EUR wanneer slechts één voertuig wordt gebruikt en 5 000 EUR per extra voertuig.
46 /PE 425.402
NL
Voor de toepassing van deze verordening wordt de waarde van de euro, uitgedrukt in de munteenheden van de lidstaten die niet aan de derde fase van de Europese Monetaire Unie deelnemen, ieder jaar vastgesteld. De toegepaste koersen zijn die welke van kracht zijn op de eerste werkdag in oktober, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze treden in werking op 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar. De in de eerste alinea bedoelde boekhoudkundige posten zijn de posten die gedefinieerd worden in de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen1. 2.
In afwijking van lid 1, kan de bevoegde instantie toestaan of vereisen dat een onderneming haar financiële draagkracht aantoont door middel van een attest, zoals een bankgarantie of een verzekering, inclusief een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, van een of meerdere banken of andere financiële instellingen, waaronder verzekeringsmaatschappijen, die zich borg stellen en hoofdelijk verbinden voor de in de eerste alinea van lid 1 vastgestelde bedragen. ▌
3.
De in lid 1 bedoelde jaarrekeningen of de in lid 2 bedoelde garantie welke moeten worden gecontroleerd, zijn respectievelijk de jaarrekeningen of bankgarantie van de economische entiteit die gevestigd is in de lidstaat waar de vergunning is gevraagd en niet die van eventuele andere, in andere lidstaten gevestigde entiteiten. Artikel 8 Voorwaarden betreffende het vakbekwaamheidsvereiste
1.
Om te voldoen aan artikel 3, lid 1, onder d), moet de betrokken persoon of moeten de betrokken personen de kennis bezitten die overeenstemt met het in bijlage I, deel I, omschreven opleidingsniveau met betrekking tot de genoemde onderwerpen. Die kennis wordt aangetoond door middel van een verplicht schriftelijk examen dat, indien een lidstaat daartoe besluit, kan worden aangevuld met een mondeling examen. Deze examens worden georganiseerd overeenkomstig bijlage I, deel II. Met het oog hierop kunnen de lidstaten de betrokkenen ertoe verplichten voor het examen een opleiding te volgen.
2.
De betrokken personen leggen het examen af in de lidstaat waar ze hun gewone verblijfplaats hebben of in de lidstaat waar ze werken. "Gewone verblijfplaats" betekent de plaats waar een persoon gewoonlijk leeft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke bindingen die aantonen dat de persoon nauw verbonden is met de plaats waar hij woont. De gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats heeft dan zijn persoonlijke bindingen en daardoor afwisselend verblijft op verschillende plaatsen gelegen in twee of meer lidstaten, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats te bevinden als zijn persoonlijke bindingen, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt wanneer de betrokkene in een lidstaat verblijft voor een opdracht van een bepaalde duur. Het feit dat een universiteit of een school wordt bezocht, houdt niet in dat de gewone verblijfplaats wordt verplaatst.
1
PB L 222 van 14.8.78, blz. 11. PE 425.402/ 47
NL
3.
Enkel daartoe door een lidstaat overeenkomstig de door hem vastgestelde criteria naar behoren gemachtigde autoriteiten of instanties zijn bevoegd voor de organisatie en certificering van de in lid 1 bedoelde schriftelijke en mondelinge examens. De lidstaten controleren geregeld of deze autoriteiten of instanties de examens organiseren overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde voorwaarden.
4.
De lidstaten kunnen, overeenkomstig door hen vastgestelde criteria, naar behoren instanties machtigen om een opleiding van hoge kwaliteit aan te bieden aan de kandidaten om hen doeltreffend voor te bereiden op de examens, alsmede nascholing aan vervoersmanagers zodat zij desgewenst hun kennis kunnen opfrissen. Deze lidstaten controleren geregeld of deze instanties nog steeds voldoen aan de criteria op grond waarvan zij zijn erkend.
5.
De lidstaten kunnen de houders van bepaalde, in die lidstaat uitgereikte en speciaal door de lidstaten daartoe aangewezen kwalificaties van hoger of technisch onderwijs betreffende de in de lijst van bijlage I genoemde onderwerpen, vrijstellen van de examens over de onderwerpen waarop deze kwalificaties betrekking hebben. Die vrijstelling geldt alleen voor de afdelingen van bijlage I, deel I, waarvoor de kwalificatie alle onderwerpen bestrijkt die genoemd worden onder de hoofing van elke afdeling. Een lidstaat kan de houders van getuigschriften van vakbekwaamheid geldig voor nationaal vervoer in die lidstaat vrijstellen van sommige onderdelen van de examens.
6.
De lidstaten kunnen met tussenpozen van 10 jaar periodieke bijscholing aanmoedigen met betrekking tot de in bijlage I genoemde onderwerpen, om te waarborgen dat vervoersmanagers op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de sector.
7.
De lidstaten kunnen eisen dat personen die over een getuigschrift van vakbekwaamheid beschikken maar gedurende de afgelopen vijf jaar geen onderneming in goederen- of personenvervoer over de weg hebben beheerd, een herscholing volgen om hun kennis over de actuele ontwikkelingen op het gebied van de in deel I van bijlage I vermelde wetgeving bij te werken.
8.
Als bewijs van vakbekwaamheid wordt een door de in lid 3 bedoelde autoriteit of instantie afgegeven getuigschrift overgelegd. Dit getuigschrift is niet overdraagbaar aan een andere persoon. Het wordt opgesteld overeenkomstig de veiligheidskenmerken en het modelgetuigschrift in bijlage II en III en draagt het stempel van de naar behoren gemachtigde autoriteit of instantie die het heeft afgegeven.
9.
De Commissie past de bijlagen I, II en III aan de technische vooruitgang aan. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
10.
De Commissie moedigt de uitwisseling van ervaringen en gegevens over opleidingen, examens en machtigingen tussen de lidstaten of via enig door haar aan te wijzen orgaan aan, en faciliteert deze uitwisseling. Artikel 9 Vrijstelling van examens
48 /PE 425.402
NL
De lidstaten kunnen besluiten personen die aantonen dat zij voor de periode van 10 jaar voorafgaand aan …* de inwerkingtreding van deze verordening in een of meerdere lidstaten ononderbroken een onderneming in goederen- of personenvervoer over de weg hebben beheerd, vrijstellen van de in artikel 8, lid 1, bedoelde examens. HOOFDSTUK III VERGUNNING EN TOEZICHT Artikel 10 Bevoegde instanties 1.
2.
Elke lidstaat wijst een of meer bevoegde instanties aan om te zorgen voor de juiste uitvoering van deze verordening. Deze instanties zijn bevoegd om: a)
de door ondernemingen ingediende aanvragen te behandelen;
b)
vergunningen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer te verlenen, en deze vergunningen te schorsen of in te trekken;
c)
een natuurlijk persoon ongeschikt te verklaren om als vervoersmanager de vervoersactiviteiten van een onderneming te leiden;
d)
de nodige controles uit te voeren om na te gaan of een onderneming aan de in artikel 3 vastgestelde vereisten voldoet.
De bevoegde instanties zorgen voor de bekendmaking van de krachtens deze verordening opgelegde voorwaarden, van eventuele aanvullende nationale bepalingen, van de door kandidaten te volgen procedures alsmede van de toelichting daarbij. Artikel 11 Beoordeling en registratie van aanvragen
1.
Een vervoersonderneming die voldoet aan de eisen van artikel 3, krijgt op aanvraag een vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer. De bevoegde instantie ziet erop toe dat een onderneming die een aanvraag indient, voldoet aan de in dat artikel vastgestelde eisen. ▌ ▌
2.
De bevoegde instantie vermeldt in het in artikel 16 bedoelde nationaal elektronisch register de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met d), bedoelde gegevens betreffende de ondernemingen waaraan zij een vergunning verstrekt.
3.
De bevoegde instantie behandelt een vergunningsaanvraag zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden na de datum van ontvangst van alle bescheiden die nodig zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. De bevoegde instantie kan deze periode in naar behoren gemotiveerde gevallen met een maand verlengen.
*
PB: gelieve de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te vullen. PE 425.402/ 49
NL
4.
Bij twijfel controleert de bevoegde instantie tot 31 december 2012 bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een onderneming, of de aangestelde vervoersmanager(s) op het moment van de aanvraag in een van de lidstaten krachtens artikel 14 ongeschikt is/zijn verklaard om de leiding te hebben over de vervoersactiviteiten van een onderneming. Vanaf 1 januari 2013 controleert de bevoegde instantie bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een onderneming, aan de hand van de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, onder f), bedoelde gegevens, door directe beveiligde toegang tot het desbetreffende gedeelte van de nationale registers dan wel op verzoek, of de aangestelde vervoersmanager(s) op het moment van de aanvraag in een van de lidstaten krachtens artikel 14 ongeschikt is/zijn verklaard om de leiding te hebben over de vervoersactiviteiten van een onderneming. De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening en in verband met het uitstellen met maximaal drie jaar van de in dit lid genoemde data worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
5.
De ondernemingen die over een vergunning beschikken voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, delen wijzigingen van de in lid 2 bedoelde gegevens binnen 28 dagen of een door de lidstaat van vestiging vastgestelde kortere termijn mee aan de bevoegde instantie die de vergunning heeft afgegeven. Artikel 12 Controles
1.
De bevoegde instanties controleren of de ondernemingen waaraan zij een vergunning hebben verleend voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerder, steeds aan de in artikel 3 vastgestelde vereisten voldoen. Daartoe voeren de bevoegde instanties gerichte controles uit bij die ondernemingen die als risicobedrijf zijn aangemerkt. Ten behoeve daarvan breiden de lidstaten het risicoclassificatiesysteem dat door hen werd ingesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer1, uit tot alle in artikel 6 van de onderhavige verordening bedoelde inbreuken.
2.
Tot 31 december 2014 voeren de lidstaten ten minste om de vijf jaar controles uit om na te gaan dat de ondernemingen aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen. De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening en in verband met het uitstellen van de in de eerste alinea bedoelde datum worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
3.
1
Wanneer de Commissie zulks in behoorlijk gemotiveerde gevallen vraagt, laten de lidstaten afzonderlijke controles uitvoeren om na te gaan of een onderneming voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer. Zij delen de Commissie de resultaten mee van dergelijke controles alsmede de maatregelen die zijn genomen wanneer is vastgesteld dat de onderneming niet meer aan de eisen van deze verordening voldoet.
PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35.
50 /PE 425.402
NL
Artikel 13 Procedure voor de schorsing en intrekking van vergunningen 1.
Indien de bevoegde instantie vaststelt dat een onderneming het risico loopt niet langer te voldoen aan de in artikel 3 vastgestelde vereisten, stelt zij de betrokken onderneming daarvan in kennis. Indien de bevoegde instantie vaststelt dat niet meer wordt voldaan aan één of meer van de vereisten, kan zij de onderneming een van de volgende termijnen verlenen waarbinnen de situatie moet worden geregulariseerd: a)
een termijn van zes maanden waarin een vervanger moet worden aangeworven voor de vervoersmanager indien de vervoersmanager niet langer voldoet aan de vereisten inzake betrouwbaarheid en vakbekwaamheid; deze termijn kan worden verlengd met drie maanden bij overlijden of lichamelijke ongeschiktheid van de vervoersmanager;
b)
een termijn van zes maanden waarin de onderneming moet kunnen aantonen dat zij over een werkelijke en duurzame vestiging beschikt;
c)
een termijn van zes maanden waarin de onderneming, indien niet is voldaan aan de vereiste inzake financiële draagkracht, moet aantonen dat zij opnieuw permanent aan die vereiste zal voldoen.
2.
De bevoegde instanties kunnen een onderneming waarvan de vergunning is ingetrokken of geschorst, verplichten om, als voorwaarde voor een eventuele rehabilitatiemaatregel, ervoor te zorgen dat haar vervoersmanagers met goed gevolg de in artikel 8, lid 1, bedoelde examens afleggen.
3.
Indien de bevoegde instantie vaststelt dat een onderneming niet meer aan een of meer van de voorwaarden van artikel 3 voldoet, schorst zij binnen de in lid 1 van onderhavig artikel bedoelde termijn de vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer of trekt zij de vergunning in. Artikel 14 Ongeschiktverklaring van de vervoersmanager
1.
Indien een vervoersmanager overeenkomstig artikel 6 zijn betrouwbaarheid verliest, verklaart de bevoegde instantie hem ongeschikt om de leiding te hebben over de vervoersactiviteiten van een onderneming.
2.
Zolang overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van nationaal recht geen rehabilitatiemaatregelen zijn getroffen, is het in artikel 8, lid 5, bedoelde getuigschrift van vakbekwaamheid van een voor de leiding van vervoersactiviteiten ongeschikt verklaarde vervoersmanager, in geen enkele der lidstaten meer geldig. Artikel 15 Besluiten van de bevoegde instanties en beroepsmogelijkheden
1.
De door de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig deze verordening genomen negatieve besluiten met inbegrip van besluiten waarbij een aanvraag wordt afgewezen, een bestaande vergunning wordt geschorst of ingetrokken of een vervoersmanager ongeschikt wordt verklaard, worden met redenen omkleed. PE 425.402/ 51
NL
Bij deze besluiten wordt rekening gehouden met de beschikbare informatie over inbreuken die de betrokken onderneming of vervoersmanager heeft gepleegd en waardoor de betrouwbaarheid van de onderneming in het geding kan komen, alsmede met alle andere informatie waarover de bevoegde instantie beschikt. In deze besluiten wordt aangegeven, welke rehabilitatiemaatregelen moeten worden genomen in geval van schorsing van de vergunning of van verklaring van ongeschiktheid. 2.
De lidstaten zorgen ervoor, dat de betrokken ondernemingen en personen tegen de in lid 1 bedoelde besluiten beroep kunnen instellen bij ten minste één onafhankelijke, onpartijdige instantie of een rechtbank. HOOFDSTUK IV VEREENVOUDIGING EN BESTUURSRECHTELIJKE SAMENWERKING Artikel 16 Nationale elektronische registers
1.
Met het oog op de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening, en met name van de artikelen 11 tot 14 en 26, houdt elke lidstaat een nationaal elektronisch register bij van de wegvervoerondernemingen die van een bevoegde instantie een vergunning hebben gekregen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer. De verwerking van de gegevens in dat register staat onder toezicht van de daartoe aangewezen overheidsinstantie. De relevante gegevens in dit nationale elektronische register zijn toegankelijk voor alle bevoegde instanties van de betrokken lidstaat. De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2009 een besluit voor aangaande de minimumeisen inzake de gegevens die vanaf de oprichting in het nationale elektronische register ingevoerd moeten worden teneinde de toekomstige koppeling van de registers te vergemakkelijken. Zij kan aanbevelen om naast de in lid 2 bedoelde gegevens ook de voertuigregistratienummers op te nemen.
2.
In het nationale elektronische register zijn ten minste de volgende gegevens opgenomen: a)
de naam en de rechtsvorm van de onderneming;
b)
het adres van haar vestiging;
c)
de namen van de vervoersmanagers die zijn aangewezen om te voldoen aan de vereisten inzake betrouwbaarheid en vakbekwaamheid of, in voorkomend geval, de naam van een juridische vertegenwoordiger;
d)
de aard van de vergunning, het aantal voertuigen waarop de vergunning betrekking heeft en in voorkomend geval het serienummer van de communautaire vergunning en de voor echt gewaarmerkte afschriften;
e)
het aantal, de categorie en het type ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), die de afgelopen twee jaar hebben geleid tot een veroordeling of sanctie;
52 /PE 425.402
NL
f)
de namen van de personen die de afgelopen twee jaar ongeschikt zijn verklaard om de leiding te hebben over de vervoersactiviteiten van een onderneming zolang de betrouwbaarheidsstatus van deze personen niet is hersteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, alsmede de toepasselijke rehabilitatiemaatregelen.
Met betrekking tot punt e) kunnen de lidstaten besluiten tot uiterlijk 31 december 2015 alleen de in bijlage IV uiteengezette ernstigste inbreuken in het nationale elektronische register op te nemen. De lidstaten kunnen ervoor kiezen de gegevens als bedoeld in de eerste alinea, onder e) en f), op te nemen in afzonderlijke registers. In dat geval zullen de relevante gegevens op verzoek beschikbaar of rechtstreeks toegankelijk zijn voor alle bevoegde instanties van de betrokken lidstaat. De opgevraagde informatie zal binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek worden verschaft. De onder a) tot en met d) bedoelde gegevens zijn openbaar toegankelijk, overeenkomstig de relevante bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens. De gegevens als bedoeld in de eerste alinea, onder e) en f), is alleen toegankelijk voor andere dan de bevoegde instanties, indien eerstgenoemde instanties naar behoren beschikken over controle- en sanctiebevoegdheden met betrekking tot het wegvervoer en de ambtenaren daarvan beëdigd zijn of een andere formele geheimhoudingsplicht hebben. 3.
De gegevens betreffende een onderneming waarvan de vergunning is geschorst dan wel is ingetrokken, worden na het verstrijken van de schorsing of de intrekking van de vergunning gedurende twee jaar in het nationale elektronische register bewaard, en worden onmiddellijk daarna verwijderd. Gegevens betreffende personen die ongeschikt voor het beroep van wegvervoerondernemer zijn verklaard, blijven in het nationale elektronische register zolang de betrouwbaarheidsstatus van die personen niet is hersteld overeenkomstig artikel 6, lid 3. Wanneer een dergelijke rehabilitatiemaatregel of andere maatregelen met een gelijkwaardig effect genomen zijn, worden de gegevens onmiddellijk verwijderd. In de gegevens bedoeld in de eerste en tweede alinea's wordt naar behoren vermeld om welke redenen de vergunning is geschorst of ingetrokken of om welke reden de betrokken persoon ongeschikt is verklaard, alsmede voor welke duur.
4.
De lidstaten doen al het nodige om ervoor te zorgen, dat de in het nationale elektronische register opgenomen gegevens, in het bijzonder de in lid 2, eerste alinea, onder e) en f), bedoelde gegevens, bijgewerkt en juist zijn.
5.
Onverminderd lid 1 en lid 2 nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de nationale elektronische registers vanuit de gehele Gemeenschap via de nationale contactpunten als aangegeven in artikel 18 onderling gekoppeld en toegankelijk zijn. De toegankelijkheid via de nationale contactpunten en de onderlinge koppeling moeten uiterlijk op 31 december 2012 zijn gerealiseerd en wel zodanig, dat de bevoegde instanties uit alle lidstaten de nationale elektronische registers van alle andere lidstaten kunnen raadplegen.
6.
Gemeenschappelijke regels voor de uitvoering van lid 5, zoals het formaat van de uitgewisselde gegevens, de technische procedures voor de elektronische raadpleging van de nationale elektronische registers van andere lidstaten en de bevordering van de interoperabiliteit van deze registers met andere relevante databanken worden door de Commissie vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure, en wel PE 425.402/ 53
NL
voor het eerst vóór 31 december 2010. Deze gemeenschappelijke regels moeten bepalen welke instantie verantwoordelijk is voor de toegang tot, het verdere gebruik en de bijwerking van de gegevens na raadpleging en moeten derhalve voorschriften bevatten over registratie van en toezicht op de gegevens. 7.
Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening en in verband met het vooruitschuiven van de termijnen van lid 1 en lid 5 worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Artikel 17 Bescherming van persoonsgegevens
Met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 95/46/EG zorgen de lidstaten er met name voor dat: a)
elke persoon wordt ingelicht wanneer gegevens die op hem betrekking hebben, worden opgeslagen of wanneer het voornemen bestaat deze gegevens aan derden door te geven. In de verstrekte mededeling moet de identiteit van de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie worden gepreciseerd, alsook het type verwerkte gegevens en de redenen voor zulke verrichtingen;
b)
eenieder recht heeft op toegang tot de door de voor de verwerking van die gegevens verantwoordelijke instantie gehouden gegevens die op hem betrekking hebben. Dit recht kan vrijelijk en zonder beperking worden uitgeoefend, met redelijke tussenpozen en zonder bovenmatige vertraging of kosten voor de persoon die toegang vraagt;
c)
eenieder het recht heeft de rectificatie, de uitwissing of de afscherming te vragen van onvolledige of onjuiste gegevens die op hem betrekking hebben;
d)
eenieder het recht heeft zich, om zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen, ertegen te verzetten dat hem betreffende gegevens worden verwerkt. Ingeval van gerechtvaardigd verzet mag de verwerking niet langer op deze gegevens betrekking hebben;
e)
ondernemingen waar van toepassing de desbetreffende regels naleven. Artikel 18 Bestuursrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten
1.
De lidstaten wijzen een nationaal contactpunt aan, dat wordt belast met de uitwisseling van gegevens met de andere lidstaten, voor wat de toepassing van deze verordening betreft. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op…* in kennis van de naam en het adres van hun nationale contactpunt. De Commissie stelt een lijst op van alle contactpunten en zendt deze aan de lidstaten toe.
2.
De lidstaten die in het kader van deze verordening gegevens uitwisselen, gebruiken de overeenkomstig lid 1 aangewezen nationale contactpunten.
3.
De lidstaten die gegevens betreffende de in artikel 6, lid 2, bedoelde inbreuken of eventuele ongeschikt verklaarde vervoersmanagers uitwisselen, nemen de in artikel 13, lid 1, van
*
PB: gelieve datum twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen.
54 /PE 425.402
NL
Verordening (EG) nr. ../2009+ [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking)] of, in voorkomend geval, de in artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. ../2009+ [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking)] bedoelde procedure en termijnen in acht. Wanneer een lidstaat een melding ontvangt van een ernstige inbreuk die tot een veroordeling of een sanctie in een andere lidstaat heeft geleid, vermeldt hij deze inbreuk in zijn nationale elektronische register. HOOFDSTUK V ONDERLINGE ERKENNING VAN CERTIFICATEN EN ANDERE DOCUMENTEN Artikel 19 Getuigschriften betreffende de betrouwbaarheid en gelijkwaardige documenten 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 11, lid 4, aanvaardt de lidstaat van vestiging voor toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer als voldoende bewijs van betrouwbaarheid de overlegging van een uittreksel uit het strafregister of, bij het ontbreken daarvan, een door de bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van de lidstaat waar de vervoersmanager verbleef afgegeven gelijkwaardig document.
2.
Wanneer een lidstaat aan zijn onderdanen bepaalde eisen inzake betrouwbaarheid stelt en het bewijs dat aan die eisen is voldaan, niet door middel van het in lid 1 genoemde document kan worden geleverd, erkent deze lidstaat voor de onderdanen van de andere lidstaten als voldoende bewijs een door de bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van de lidstaat/lidstaten waar de vervoersmanager verbleef afgegeven getuigschrift, waaruit blijkt dat aan die eisen is voldaan. Een dergelijk getuigschrift heeft betrekking op de precieze informatie die in de lidstaat van vestiging in aanmerking worden genomen.
3.
Indien het in lid 1 bedoelde document of het in lid 2 bedoelde certificaat niet door de lidstaat waar de vervoersmanagerzijn woonplaats had, is afgegeven, kan dat document of certificaat worden vervangen door een door de vervoersmanager onder ede afgelegde verklaring of door diens plechtige verklaring ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie of, in voorkomend geval, ten overstaan van een notaris van de lidstaat waar de vervoersmanager woonde. Deze instantie of notaris geeft een getuigschrift af waarin de aflegging van deze eed of plechtige verklaring wordt bevestigd.
4.
Het in lid 1 bedoelde document en het in lid 2 bedoelde certificaat worden niet aanvaard indien zij meer dan drie maanden vóór de overlegging ervan zijn afgegeven. Deze voorwaarde geldt ook voor de overeenkomstig lid 3 afgelegde verklaringen. Artikel 20 Verklaringen in verband met de financiële draagkracht
Wanneer een lidstaat aan zijn onderdanen naast de in artikel 7 bedoelde voorwaarden aanvullende voorwaarden inzake financiële draagkracht oplegt, erkent deze lidstaat voor onderdanen van een andere lidstaat als voldoende bewijs een door een bevoegde instantie van de lidstaat/lidstaten waar +
PB: gelieve het nummer in te voegen. PE 425.402/ 55
NL
de vervoersmanager verbleef afgegeven verklaring waaruit blijkt dat aan deze voorwaarden is voldaan. Deze verklaringen hebben betrekking op de precieze informatie die in de nieuwe lidstaat van vestiging in aanmerking worden genomen. Artikel 21 Verklaringen inzake de vakbekwaamheid 1.
De lidstaten aanvaarden als voldoende bewijs van vakbekwaamheid een getuigschrift dat overeenkomt met het modelgetuigschrift in bijlage III en dat door de daarvoor naar behoren gemachtigde autoriteit of instantie is afgegeven.
2.
Een getuigschrift dat vóór…* als bewijs van vakbekwaamheid op grond van de tot die datum geldende bepalingen is afgegeven, wordt gelijkgesteld aan een getuigschrift dat overeenkomt met het modelgetuigschrift in bijlage III, en wordt in alle lidstaten erkend als bewijs van vakbekwaamheid. De lidstaten mogen eisen dat houders van een verklaring inzake de vakbekwaamheid die alleen geldig is voor het nationaal vervoer, de in artikel 8, lid 1, bedoelde examens of delen daarvan met goed gevolg afleggen. HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN Artikel 22 Sancties
1.
De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te bereiken dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk …* van de getroffen maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarop onverwijld mee. Zij zien erop toe dat al deze maatregelen zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats van de onderneming ten uitvoer worden gelegd.
2.
De in lid 1 bedoelde sancties omvatten met name de schorsing van de vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, de intrekking van deze vergunningen en het ongeschikt verklaren van de vervoersmanagers. Artikel 23 Overgangsbepalingen
Ondernemingen die voor…* over een vergunning voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer beschikken, dienen uiterlijk…** aan de bepalingen van deze verordening te voldoen.
* * * **
PB: gelieve de datum van toepassing van deze verordening in te vullen. PB: gelieve datum 2 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te vullen. PB: gelieve de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te vullen. PB: gelieve 2 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te vullen.
56 /PE 425.402
NL
Artikel 24 Wederzijdse bijstand De bevoegde instanties van de lidstaten werken nauw samen en verlenen elkaar wederzijdse bijstand met het oog op de toepassing van deze verordening. De bevoegde instanties wisselen gegevens uit betreffende veroordelingen en sancties wegens ernstige inbreuken, en andere specifieke informatie die gevolgen kan hebben voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, zulks met inachtneming van de bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens. Artikel 25 Comitéprocedure 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer1 ingestelde comité.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
3.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 daarvan. Artikel 26 Verslagen
1.
2.
1
De lidstaten stellen om de twee jaar een verslag op over de activiteiten van de bevoegde instanties en delen de Commissie dit verslag mede. Dit verslag omvat: a)
een overzicht van de sector op het gebied van de betrouwbaarheid, de financiële draagkracht en de vakbekwaamheid;
b)
het aantal uitgereikte vergunningen per jaar en per categorie, het aantal geschorste of ingetrokken vergunningen, het aantal personen dat ongeschikt is verklaard en de redenen voor deze beslissingen;
c)
het jaarlijkse aantal afgegeven getuigschriften van vakbekwaamheid;
d)
kernstatistieken betreffende de nationale elektronische registers en het gebruik ervan door de bevoegde autoriteiten; en
e)
een overzicht van de uitwisseling van gegevens met de andere lidstaten, met inbegrip van het jaarlijks aantal vastgestelde inbreuken dat aan andere lidstaten is gemeld en het jaarlijks aantal uit hoofde van artikel 18, lid 2, ontvangen antwoorden alsmede het jaarlijks aantal uit hoofde van artikel 18, lid 3, ontvangen verzoeken en antwoorden.
De Commissie dient op basis van de in lid 1 bedoelde verslagen elke twee jaar bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in betreffende de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer. In dit verslag wordt met name de uitwisseling van gegevens PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8. PE 425.402/ 57
NL
tussen de lidstaten geëvalueerd en worden de werking alsmede de in de nationale elektronische registers opgenomen gegevens getoetst. Dit verslag wordt op hetzelfde moment gepubliceerd als het in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer1 bedoelde verslag. Artikel 27 Lijst van bevoegde instanties Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk …* de lijst mee van de bevoegde instanties die hij heeft aangewezen voor de afgifte van vergunningen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, alsmede de lijst van de autoriteiten of instanties die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de in artikel 8, lid 1, bedoelde examens en de afgifte van de getuigschriften. De Commissie maakt een geconsolideerde lijst van al deze autoriteiten en instanties in de Gemeenschap bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 28 Mededeling van nationale uitvoeringsmaatregelen De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze verordening vallende gebied vaststellen, zulks binnen 30 dagen na aanneming van die bepalingen, en de eerste keer uiterlijk …. Artikel 29 Intrekking Richtlijn 96/26/EG wordt ingetrokken. Artikel 30 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van …∗. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Gedaan te
Voor het Europees Parlement 1 * ∗
PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1. PB: gelieve de datum van toepassing van deze verordening in te vullen. PB: gelieve twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen.
58 /PE 425.402
NL
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
PE 425.402/ 59
NL
BIJLAGE I I.
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 8 BEDOELDE ONDERWERPEN
De voor de vaststelling van de vakbekwaamheid door de lidstaten in aanmerking te nemen kennis moet ten minste betrekking hebben op de in de onderstaande lijst genoemde onderwerpen voor het goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg. Voor deze onderwerpen moeten de kandidaat-wegvervoerders het kennis- en vaardigheidsniveau hebben dat nodig is om een vervoersonderneming te leiden. Het hieronder beschreven minimumkennisniveau mag niet lager zijn dan niveau 3 van de structuur van de opleidingsniveaus als aangegeven in de bijlage bij Beschikking 85/368/EEG1, namelijk het kennisniveau dat is bereikt door verplicht onderwijs aangevuld met hetzij beroepsopleiding en aanvullende technische opleiding, hetzij schoolopleiding op secundair niveau of andere technische opleiding. A.
Burgerlijk recht De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg: (1)
kennis hebben van de belangrijkste contracten die in het wegvervoer worden gebruikt en van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen;
(2)
in staat zijn een rechtsgeldige vervoersovereenkomst te bedingen, met name wat de vervoervoorwaarden betreft;
met betrekking tot het vervoer van goederen over de weg: (3)
in staat zijn een klacht van zijn of haar opdrachtgever te onderzoeken in verband met schade ten gevolge van verlies of beschadiging van goederen tijdens het transport dan wel van vertraging bij de aflevering, en kunnen bepalen welke de gevolgen van de klacht zijn voor zijn contractuele aansprakelijkheid;
(4)
kennis hebben van de regels en verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR);
met betrekking tot het vervoer van personen over de weg: (5)
B. 1
in staat zijn een klacht van zijn opdrachtgever te onderzoeken in verband met door reizigers opgelopen letsel of in verband met schade aan hun bagage ten gevolge van een ongeval tijdens het transport of in verband met schade als gevolg van vertraging, en kunnen bepalen welke de gevolgen van de klacht zijn voor zijn contractuele aansprakelijkheid.
Handelsrecht Besluit 85/368/EEG van de Raad van 16 juli 1985 inzake de vergelijkbaarheid van de getuigschriften van vakbekwaamheid tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap (PB L 199 van 31.7.1985, blz. 56.).
60 /PE 425.402
NL
De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg:
C.
(1)
kennis hebben van de voorwaarden en de regels inzake de bedrijfsuitoefening en de algemene verplichtingen van ondernemers (inschrijving, boekhouding, enz.) en van de consequenties van een faillissement;
(2)
de vereiste kennis hebben omtrent de verschillende ondernemingsvormen en de daarmee verband houdende voorschriften inzake oprichting en functioneren.
Sociaal recht De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg, kennis hebben van:
D.
(1)
de rol en het functioneren van de verschillende sociale instellingen in de wegvervoersector (vakbonden, ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordiging, arbeidsinspectie, enz.);
(2)
de verplichtingen van de werkgever op het gebied van de sociale zekerheid;
(3)
de voorschriften inzake de arbeidsovereenkomsten voor de verschillende categorieën werknemers van wegvervoerondernemingen (vorm van de overeenkomst, verplichtingen van de partijen, arbeidsvoorwaarden en werktijden, vakanties, met behoud van loon, salaris, verbreking van het contract, enz.);
(4)
de voorschriften inzake rij- en rusttijden alsmede werktijden en met name van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3821/85, Verordening (EEG) nr. 561/2006 Richtlijn 2002/15/EG1 en Richtlijn 2006/22/EG, alsmede van de wijze waarop deze wetgeving in de praktijk wordt toegepast; en
(5)
de voorschriften, met name op grond van Richtlijn 2003/59/EG2, inzake de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders.
Belastingrecht De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg, kennis hebben van de voorschriften inzake: Vervoer van goederen en personen over de weg
1
2
(1)
de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) op vervoersdiensten;
(2)
de motorrijtuigenbelasting;
Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (P L 80 van 23.3.2002, blz. 35). Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4). PE 425.402/ 61
NL
E.
(3)
de heffingen op bepaalde voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg alsmede de tolgelden en gebruiksrechten voor het gebruik van bepaalde infrastructuur;
(4)
de inkomstenbelasting.
Commercieel en financieel beheer van de onderneming De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg: (1)
kennis hebben van de wettelijke bepalingen en de praktijken met betrekking tot het gebruik van cheques, wissels, promesses, creditcards en andere betaalmiddelen of -methoden;
(2)
kennis hebben van de verschillende kredietvormen (bankkrediet, documentair krediet, waarborgsommen, hypotheken, leasing, renting, factoring, enz.) en de daaruit voortvloeiende lasten en verplichtingen;
(3)
weten wat een balans is en hoe een balans is opgesteld en moet worden geïnterpreteerd;
(4)
een winst- en verliesrekening kunnen lezen en interpreteren;
(5)
een analyse kunnen maken van de financiële situatie en de rentabiliteit van de onderneming, met name op basis van de financiële ratio's;
(6)
een begroting kunnen opstellen;
(7)
weten hoe zijn kostprijs is samengesteld (vaste kosten, variabele kosten, bedrijfskosten, afschrijvingen, enz.) en berekeningen per voertuig, per kilometer, per reis of per ton kunnen maken;
(8)
een organisatieschema voor alle werknemers van de onderneming en werkplanningen enz. kunnen opstellen;
(9)
kennis hebben van de beginselen van het marktonderzoek (marketing), de verkoopbevordering voor vervoerdiensten, het opzetten van klantenbestanden, reclame, public relations, enz.;
(10) kennis hebben van de verschillende typen verzekeringen die voor vervoersactiviteiten van belang zijn (aansprakelijkheidsverzekering, verzekering van passagiers, goederen, bagage) en de daarmee verband houdende waarborgen en verplichtingen; (11) kennis hebben van telematicatoepassingen op het gebied van het wegvervoer. met betrekking tot het vervoer van goederen over de weg: (12) de regels betreffende de facturering van goederenvervoersdiensten over de weg kunnen toepassen en kennis hebben van de betekenis en de implicaties van de Incoterms; (13) kennis hebben van de verschillende categorieën tussenpersonen, hun rol, hun functie en eventueel hun status. 62 /PE 425.402
NL
met betrekking tot het vervoer van personen over de weg: (14) de regels met betrekking tot de tarieven en de prijsstelling in het openbaar en particulier personenvervoer kunnen toepassen; (15) de regels inzake de facturering van personenvervoerdiensten over de weg kunnen toepassen. F.
Toegang tot de markt De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg, kennis hebben van: (1)
de beroepsvoorschriften inzake het vervoer over de weg voor rekening van derden, het huren van bedrijfsvoertuigen, uitbesteding, met name de voorschriften betreffende de officiële beroepsorganisatie, de toegang tot het beroep, vergunningen voor intracommunautair en extracommunautair wegvervoer alsmede handhaving en sancties;
(2)
de voorschriften inzake de oprichting van een wegvervoeronderneming;
(3)
de verschillende documenten die vereist zijn voor de uitvoering van wegvervoerdiensten en de invoering van controleprocedures om ervoor te zorgen dat op het kantoor van de onderneming en aan boord van de voertuigen met elkaar overeenstemmende documenten aanwezig zijn met betrekking tot ieder uitgevoerd transport, met name de documenten inzake het voertuig, de bestuurder, de goederen en de bagage;
met betrekking tot het vervoer van goederen over de weg: (4)
de voorschriften inzake de marktordening voor het goederenvervoer over de weg, alsmede van de voorschriften inzake expeditiebedrijven en logistiek;
(5)
grensformaliteiten, de functie en betekenis van T-documenten en het carnet-TIR en van de verplichtingen en verantwoordelijkheden die aan het gebruik daarvan zijn verbonden;
met betrekking tot het vervoer van personen over de weg:
G.
(6)
de voorschriften betreffende de marktordening voor het personenvervoer over de weg;
(7)
de voorschriften inzake de invoering van nieuwe vervoersdiensten en het opstellen van vervoerplannen.
Technische normen en exploitatie De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg: (1)
kennis hebben van de voorschriften betreffende gewichten en afmetingen van voertuigen in de lidstaten en van de procedures met betrekking tot uitzonderlijke transporten waarbij van deze voorschriften wordt afgeweken;
(2)
afhankelijk van de behoefte van de onderneming de voertuigen en de onderdelen daarvan kunnen kiezen (chassis, motor, transmissiesystemen, remsystemen, enz.); PE 425.402/ 63
NL
(3)
kennis hebben van de formaliteiten inzake de goedkeuring, de registratie en de technische keuring van de voertuigen;
(4)
in staat zijn de nodige maatregelen te nemen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tegen geluidsoverlast;
(5)
periodieke onderhoudsplannen kunnen opstellen voor voertuigen en uitrusting;
met betrekking tot het vervoer van goederen over de weg (6)
kennis hebben van de diverse typen laad- en losmachines (laadkleppen, containers, pallets, enz.) en in staat zijn procedures en instructies te ontwikkelen voor het laden en lossen van goederen (belastingsverdeling, stapelen, beladen, vastzetten, enz.);
(7)
kennis hebben van de verschillende technieken voor gecombineerd vervoer in het railwegvervoer of ro-ro-vervoer;
(8)
in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen en afvalstoffen toe te passen, met name die welke zijn gebaseerd op Richtlijn 94/55/EG1, Richtlijn 96/35/EG2 en Verordening (EEG) nr. 259/933;
(9)
in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften betreffende het vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen toe te passen, met name die welke zijn gebaseerd op de Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (ATP);
(10) in staat zijn de procedures in het kader van de voorschriften inzake vervoer van levende dieren toe te passen. H.
Verkeersveiligheid De kandidaat moet met name, met betrekking tot het vervoer van goederen en personen over de weg:
1
2
3
(1)
weten over welke certificaten het rijdend personeel moet beschikken (rijbewijs, medische attesten, verklaring van geschiktheid, enz.);
(2)
maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat de bestuurders zich houden aan de in de verschillende lidstaten geldende verkeersvoorschriften en -verboden en -beperkingen (snelheidsbeperkingen, voorrangsregels, voorschriften inzake stoppen en parkeren, gebruik van lichten, verkeerssignalering, enz.);
Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7). Richtlijn 96/35/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (PB L 145 van 19.6.1996, blz. 10). Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1).
64 /PE 425.402
NL
(3)
in staat zijn voor de bestuurders instructies op te stellen met betrekking tot de controle op de veiligheidsnormen inzake de staat van het vervoermaterieel, de uitrusting, de lading en de te nemen preventieve maatregelen;
(4)
in staat zijn procedures op te stellen die moeten worden gevolgd bij een ongeval, en de nodige procedures toe te passen om herhaling van ongevallen of ernstige inbreuken te voorkomen;
(5)
in staat zijn procedures toe te passen om de goederen op een veilige manier vast te zetten en op de hoogte zijn van de technieken op dat gebied.
met betrekking tot het vervoer van personen over de weg: (6)
een elementaire kennis hebben van de structuur van het wegennet in de lidstaten.
II.
ORGANISATIE VAN HET EXAMEN
1.
De lidstaten zullen een verplicht schriftelijk examen organiseren, dat met een mondeling examen kan worden aangevuld, om na te gaan of de kandidaat-wegvervoerders beschikken over het in punt I vereiste kennisniveau omtrent de daar genoemde onderwerpen en met name in staat zijn om de met die onderwerpen verband houdende instrumenten en technieken te gebruiken en de voorgeschreven uitvoerende en coördinerende taken te verrichten. a)
Het verplicht schriftelijk examen zal bestaan uit twee onderdelen, namelijk: i)
schriftelijke vragen in de vorm van hetzij meerkeuzevragen (vier antwoordmogelijkheden), hetzij vragen met één antwoord, hetzij een combinatie van de twee systemen;
ii)
schriftelijke opdrachten/case studies.
Elk onderdeel duurt ten minste twee uur. b)
2.
Wanneer een mondeling examen wordt georganiseerd, kunnen de lidstaten het slagen voor het schriftelijk examen als voorwaarde stellen voor de toelating tot het mondeling examen.
Wanneer de lidstaten ook een mondeling examen organiseren, moeten zij voor elk onderdeel een weging van de punten toepassen, die echter niet minder dan 25% of meer dan 40% van het in totaal toe te kennen aantal punten mag bedragen. Wanneer de lidstaten alleen een schriftelijk examen organiseren, moeten zij voor elk onderdeel een weging van de punten toepassen, die echter niet minder dan 40% of meer dan 60% van het in totaal toe te kennen aantal punten mag bedragen.
3.
Voor alle onderdelen tezamen moeten de kandidaten een gemiddelde van ten minste 60% van het puntentotaal behalen, zonder dat het voor elk onderdeel behaalde percentage minder mag bedragen dan 50% van het totaal dat kan worden behaald. Een lidstaat mag voor één onderdeel het percentage van 50 terugbrengen tot 40.
PE 425.402/ 65
NL
BIJLAGE II Veiligheidskenmerken van het getuigschrift van vakbekwaamheid Het getuigschrift dient op zijn minst twee van de onderstaande beveiligingen te hebben: –
een hologram;
–
speciale vezels in het papier die onder UV-licht zichtbaar worden;
–
minstens één regel microdruk (druk die alleen met een vergrootglas zichtbaar is en niet door fotokopieermachines wordt gereproduceerd);
–
voelbare karakters, symbolen of patronen;
–
dubbele nummering: serienummer en nummer van afgifte;
–
beveiligingsondergrond met dunne guillochepatronen en irisdruk.
66 /PE 425.402
NL
BIJLAGE III Model van het getuigschrift van vakbekwaamheid EUROPESE GEMEENSCHAP (Pantone beige kraftpapier - formaat DIN A4 cellulose-papier van minimum 100 g/m2) (Opgesteld in de officiële taal (talen) van de lidstaat die het getuigschrift afgeeft) Kenteken van de betrokken lidstaat1
Naam van de bevoegde autoriteit of instantie2
GETUIGSCHRIFT VAN VAKBEKWAAMHEID VAN GOEDEREN [PERSONEN]3 OVER DE WEG
VOOR
HET
VERVOER
Nr.°… Wij………………………………………………………………………………………………………………………… verklaren dat4 geboren op……………………………………………..in………………………………………………. geslaagd is voor de onderdelen van het examen (jaar……; zitting…)5, zoals vereist voor het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor het vervoer van goederen [personen]6over de weg, overeenkomstig Verordening (EG) nr. …./2009 van het Europees Parlement en de Raad van …+ [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen]7. Dit document geldt als voldoende bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 21 van Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad. Afgegeven te ………………………………………………op............................................................8
1
2 3 4 5 6 + 7 8
De kentekens van de lidstaten zijn: (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (IRL) Ierland, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (M) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Portugal, (RO) Roemenië, (SLO) Slovenië, (SK) Slowakije, (FIN) Finland, (S) Zweden, (UK) Verenigd Koninkrijk. Daartoe vooraf door elke lidstaat van de Europese Gemeenschap aangewezen autoriteit of instantie die deze verklaring mag afgeven. Doorhalen wat niet van toepassing is. Naam en voornaam; geboorteplaats en -datum. Opgave van het examen Doorhalen wat niet van toepassing is. PB: gelieve de nummer en datum toe te voegen. ║ PB L PE 425.402/ 67 Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instelling die de verklaring afgeeft.
NL
BIJLAGE IV Ernstigste inbreuken voor de toepassing van artikel 6, lid 2, onder a) 1.
a)
overschrijding van de maximaal toegestane zesdaagse of tweewekelijkse rijtijden met 25% of meer;
b)
de maximaal toegestane dagelijkse rijtijden op één dag met een marge van 50% of meer overschrijden zonder een onderbreking of zonder een ononderbroken rusttijd van ten minste 4,5 uur in te lassen.
2.
Nalaten een tachograaf en/of snelheidsbegrenzer te installeren of een frauduleus apparaat gebruiken dat de geregistreerde gegevens van het controleapparaat en/of de snelheidsbegrenzer kanwijzigent, of de registratiebladen of de van de tachograaf en/of de bestuurderskaart overgebrachte gegevens vervalsen.
3.
Rijden zonder een geldig bewijs van technische keuring (indien vereist door de Gemeenschapswetgeving) en/of rijden met een zeer ernstig gebrek aan onder meer het remsysteem, het stangenstelsel van de stuurinrichting, de wielen/banden, de ophanging of het chassis dat een zodanig onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert dat het leidt tot een besluit het voertuig uit het verkeer te nemen.
4.
Vervoer van gevaarlijke goederen die niet vervoerd mogen worden of het vervoer van dergelijke goederen vervoerd worden in verboden of niet erkende middelen van omsluiting, of die niet op het voertuig vermeld zijn als gevaarlijke goederen zodat er gevaar dreigt voor mensenlevens of het milieu in een mate die leidt tot een besluit het voertuig uit het verkeer te nemen.
5.
Vervoer van passagiers of goederen zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs of vervoer door een onderneming die niet in het bezit van een geldige communautaire vergunning is.
6.
Rijden met een vervalst rijbewijs of met een rijbewijs waarvan de chauffeur niet de houder is of dat verkregen is op basis van valse verklaringen en/of nagemaakte documenten.
7.
Vervoer van goederen waarbij de maximaal toegestaan gewicht met 20% of meer wordt overschreden voor voertuigen met een toegestaan geladen gewicht van meer dan 12 ton, en met 25% of meer voor voertuigen met een toegestaan geladen gewicht van maximaal 12 ton.
68 /PE 425.402
NL
P6_TA-PROV(2009)0277 Toegang tot de markt voor het internationale goederenvervoer over de weg (herschikking) ***II Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking) (11788/1/2008 – C6-0014/2009 – 2007/0099(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (11788/1/2008 – C6-0014/2009)1, – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt2 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0265), – gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 62 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0211/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1 2
PB C 62 E van 17.3.2009, blz. 46. Aangenomen teksten van 21.5.2008, P6_TA(2008)0218. PE 425.402/ 69
NL
P6_TC2-COD(2007)0099 Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Na raadpleging van het Comité van de Regio's, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten3, Verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn4, en Richtlijn 2006/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer over de weg5 moeten op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en vereenvoudiging dient tot herschikking van deze besluiten te worden overgegaan en dienen deze te worden opgenomen in één verordening.
(2)
De totstandbrenging van een gemeenschappelijk vervoersbeleid houdt onder meer in dat er gemeenschappelijke voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de toegang tot de markt van het internationale vervoer van goederen over de weg op het grondgebied van de Gemeenschap, en dat de voorwaarden moeten worden vastgesteld waaronder niet-ingezeten vervoerders vervoersdiensten mogen exploiteren in een lidstaat. Deze voorschriften moeten tot de goede werking van de interne vervoersmarkt bijdragen.
1 2
3 4 5
PB C 204 van 9.8.2008, blz. 31. Standpunt van het Europees Parlement van 21 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB 62 E van 17.3.2009, blz. 46), en standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009. PB L 95 van 9.4.1992, blz. 1. PB L 279 van 12.11.1993, blz. 1. PB L 374 van 27.12.2006, blz. 5.
70 /PE 425.402
NL
(3)
Om te zorgen voor een coherent kader voor het internationale goederenvervoer over de weg in de hele Gemeenschap, dient deze verordening van toepassing te zijn op alle internationaal vervoer op het grondgebied van de Gemeenschap. Vervoer van lidstaten naar derde landen is nog steeds overwegend geregeld bij bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en die derde landen. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op het traject op het grondgebied van de lidstaat waar wordt geladen en gelost zolang niet de nodige overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen zijn gesloten. Zij moet echter wel van toepassing zijn op het grondgebied van een lidstaat van doorvoer.
(4)
De totstandbrenging van een gemeenschappelijk vervoersbeleid impliceert dat ten aanzien van degene die de vervoersdiensten verricht, elke beperking op grond van nationaliteit of vestiging in een andere lidstaat dan die waarin de dienst moet worden verricht, wordt opgeheven.
(5)
Met het oog op een vlotte en flexibele verwezenlijking hiervan, dient te worden voorzien in een tijdelijke cabotageregeling, zolang de harmonisering van de markt voor vervoer over de weg nog niet is voltooid.
(6)
De stapsgewijze integratie van de interne Europese markt moet leiden tot het verwijderen van beperkingen van de toegang tot de interne markt voor lidstaten. Niettemin moet hierbij rekening worden gehouden met de doeltreffendheid van de controles en met de ontwikkeling van de in het beroep geldende arbeidsvoorwaarden, alsmede met de harmonisering van de voorschriften op het gebied van onder meer handhaving en heffingen voor het gebruik van de wegeninfrastructuur, alsmede sociale wetgeving en wetgeving op het gebied van veiligheid. De Commissie moet de marktsituatie nauwlettend in het oog houden, alsmede de bovengenoemde harmonisering, en in voorkomend geval een verdere openstelling van de markten voor binnenlands wegvervoer, met inbegrip van cabotage, voorstellen.
(7)
Uit hoofde van Richtlijn 2006/94/EG zijn bepaalde soorten vervoer vrijgesteld van communautaire vergunningen en van ieder ander vergunningsstelsel. In het kader van de bij deze verordening geregelde marktordening moet een aantal van die soorten vervoer vanwege hun bijzondere karakter vrijgesteld blijven van de communautaire vergunning en van andere vervoersvergunningen.
(8)
Krachtens Richtlijn 2006/94/EG is voor goederenvervoer met voertuigen met een maximum geladen gewicht tussen 3,5 en 6 ton geen communautaire vergunning vereist. In het algemeen zijn de communautaire regels inzake vervoer van goederen en personen over de weg echter wel van toepassing op voertuigen met een maximum geladen gewicht van meer dan 3,5 ton. De bepalingen van deze verordening dienen derhalve in overeenstemming te worden gebracht met de algemene werkingssfeer van de communautaire regels inzake vervoer over de weg en alleen te voorzien in een vrijstelling voor voertuigen met een maximum geladen gewicht van niet meer dan 3,5 ton.
(9)
Het internationale goederenvervoer over de weg moet afhankelijk zijn van het bezit van een communautaire vergunning. Vervoerders moeten worden verplicht een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning aan boord van elk van hun voertuigen mee te nemen, teneinde effectieve controles door de handhavingsautoriteit mogelijk te maken, met name buiten de lidstaat van vestiging van de vervoerder. Daartoe moeten meer gedetailleerde specificaties worden vastgesteld met betrekking tot de lay-out en andere kenmerken van de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften. PE 425.402/ 71
NL
(10) Controles langs de weg moeten worden uitgevoerd zonder directe of indirecte discriminatie op grond van de nationaliteit van de wegvervoerondernemer, diens land van vestiging, of de registratie van het voertuig. (11) Het is noodzakelijk de voorwaarden voor de afgifte en intrekking van deze communautaire vergunningen, alsmede de soorten vervoer waarop zij betrekking hebben, de geldigheidsduur van en de gebruiksvoorschriften voor die vergunningen vast te stellen. (12) Er dient ook een bestuurdersattest te worden opgesteld om lidstaten in staat te stellen effectief te controleren of bestuurders uit derde landen op wettige wijze in dienst zijn bij of ter beschikking staan van de vervoerder die verantwoordelijk is voor een bepaalde vervoersactiviteit. (13) De vervoerders die houder zijn van de communautaire vergunning als omschreven in deze verordening, dan wel de vervoerders die gemachtigd zijn om bepaalde categorieën internationaal vervoer op tijdelijke basis te verrichten, moeten worden gemachtigd om nationale vervoersdiensten te verlenen in een lidstaat, overeenkomstig deze verordening, waar zij geen kantoor of andere vestiging hebben. Wanneer dergelijke cabotage wordt verricht, moet deze vallen onder communautaire wetgeving zoals Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer1 en onder het in de lidstaat van ontvangst vigerende nationaal recht op bepaalde gebieden. (14) Er moeten bepalingen worden aangenomen om te kunnen ingrijpen in geval van ernstige verstoringen op de markt voor het betrokken vervoer. Het is daartoe noodzakelijk een aangepaste besluitvormingsprocedure in te voeren en statistische gegevens te verzamelen. (15) Onverminderd de Verdragsbepalingen betreffende het recht van vestiging bestaat cabotagevervoer in het verlenen van diensten door vervoerders binnen een lidstaat waar deze niet zijn gevestigd en mag het niet worden verboden zolang het niet op zodanige wijze wordt verricht dat het een permanente of ononderbroken activiteit binnen die lidstaat wordt. Om bij te dragen tot de handhaving van dit voorschrift, moeten de frequentie van het cabotagevervoer en de periode waarbinnen het kan worden verricht, duidelijker worden omschreven. In het verleden waren dergelijke nationale vervoersdiensten toegestaan indien zij van tijdelijke aard waren. In de praktijk bleek het moeilijk om na te gaan welke diensten zijn toegestaan . Er is derhalve behoefte aan duidelijke en gemakkelijk toepasbare regels. (16) Deze verordening laat onverlet de bepalingen inzake het aan- of uitrijden van goederen over de weg in het kader van gecombineerd vervoer als vastgelegd in Richtlijn 92/106/EEG van de Raad van 7 december 1992 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen lidstaten2. Binnenlandse ritten binnen een lidstaat van ontvangst die geen deel uitmaken van gecombineerd vervoer zoals vastgelegd in Richtlijn 92/106/EEG van de Raad vallen onder de definitie van cabotage, om welke reden de vereisten van deze verordening op dergelijke ritten van toepassing zijn. (17) De bepalingen van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het 1 2
PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1. PB L 368 van 17.12.1992, blz. 38.
72 /PE 425.402
NL
verrichten van diensten1 zijn van toepassing op vervoerondernemingen die cabotage verrichten. (18) Met het oog op het verrichten van efficiënte controles op cabotagevervoer moeten de handhavingsautoriteiten van de lidstaten van ontvangst ten minste toegang hebben tot de gegevens uit de vrachtbrieven en uit het controleapparaat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer2. (19) De lidstaten dienen elkaar bijstand te verlenen met het oog op de juiste toepassing van deze verordening. (20) De administratieve formaliteiten moeten zoveel mogelijk worden beperkt, zonder dat hierbij wordt afgezien van de controles en sancties die een correcte toepassing en een doeltreffende handhaving van deze verordening mogelijk maken. Daartoe dienen de bestaande regels inzake de intrekking van de communautaire vergunning te worden verduidelijkt en aangescherpt. De huidige regels moeten worden aangepast om het opleggen van doeltreffende sancties op ernstige inbreuken gepleegd in een lidstaat van ontvangst, mogelijk te maken. De sancties dienen niet-discriminerend te zijn en in verhouding te staan tot de ernst van de inbreuken. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid beroep in te stellen tegen de opgelegde sancties. (21) De lidstaten moeten alle ernstige inbreuken die door vervoerders zijn gepleegd en die hebben geleid tot het opleggen van een sanctie, in hun nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen opnemen. (22) Teneinde de uitwisseling van informatie tussen nationale instanties te vergemakkelijken en te versterken, moeten de lidstaten de desbetreffende gegevens uitwisselen via de overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen3* opgerichte nationale contactpunten. (23) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden4. (24) De Commissie dient met name de bevoegdheid te worden verleend om de bijlagen I, II en III bij deze verordening aan te passen aan de technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld. (25) De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen ter uitvoering van deze verordening, met name wat doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties betreft. (26) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk te zorgen voor een coherent kader voor 1 2 3 * 4
PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1. PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8. PB L PB: gelieve nummer en datum van de verordening in document 11783/08 in te vullen. PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. PE 425.402/ 73
NL
het internationale goederenvervoer over de weg in de hele Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Toepassingsgebied 1.
Deze verordening is van toepassing op het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden voor trajecten op het grondgebied van de Gemeenschap.
2.
In geval van vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd is deze verordening van toepassing op het traject op het grondgebied van iedere lidstaat van doorvoer. Zij is niet van toepassing op het traject over het grondgebied van de lidstaat waar de goederen worden geladen of gelost, zolang niet de noodzakelijke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.
3.
In afwachting van de sluiting van de in lid 2 bedoelde overeenkomsten, laat deze verordening onverlet: a)
de bepalingen inzake vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd die zijn opgenomen in de tussen lidstaten en deze derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten;
b)
de bepalingen inzake vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd die zijn opgenomen in de tussen lidstaten gesloten bilaterale overeenkomsten, waarbij het vervoerders hetzij uit hoofde van bilaterale vergunningen, hetzij uit hoofde van een liberaliseringsregeling is toegestaan om in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn goederen te laden of te lossen.
4.
Deze verordening is van toepassing op binnenlands vervoer van goederen over de weg dat tijdelijk wordt verricht door een niet-ingezeten vervoerder, zoals bepaald in hoofdstuk III.
5.
▌De volgende soorten vervoer en lege ritten in het kader van dergelijk vervoer vereisen geen communautaire vergunning en zijn vrijgesteld van andere vervoersvergunningen: a)
postvervoer in het kader van een universele dienst;
b)
vervoer van beschadigde of onklare voertuigen;
c)
goederenvervoer met motorvoertuigen waarvan het toegestane gewicht in beladen toestand, met inbegrip van die van de aanhangwagen(s), niet meer dan 3,5 ton bedraagt;
74 /PE 425.402
NL
d)
e)
goederenvervoer met motorvoertuigen voor zover aan de volgende eisen wordt voldaan: i)
de vervoerde goederen zijn eigendom van de onderneming of zijn door haar verkocht of gekocht, verhuurd of gehuurd, voortgebracht, gedolven, bewerkt of hersteld;
ii)
het doel van het vervoer is de goederen naar de onderneming te brengen of deze vanuit de onderneming te verzenden, ofwel deze te verplaatsen binnen of buiten de onderneming voor haar eigen behoeften;
iii)
de voor dit vervoer gebruikte motorvoertuigen worden bestuurd door personeel dat in dienst is of ter beschikking gesteld is van de onderneming krachtens een contractuele verplichting;
iv)
de voertuigen die de goederen vervoeren, zijn eigendom van de onderneming, zijn door haar op krediet gekocht of zijn door haar gehuurd, in het laatste geval mits zij voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg1; en
v)
dergelijk vervoer is slechts een secundaire bedrijvigheid in het kader van de algemene werkzaamheden van de onderneming;
vervoer van geneesmiddelen, medische apparaten en uitrusting, alsmede van andere artikelen die nodig zijn voor eerstehulpverlening, met name in geval van natuurrampen.
De eerste alinea, onder d), iv), is niet van toepassing bij gebruik van een reservevoertuig bij een kortdurend defect aan het normaal gebruikte voertuig. 6.
Lid 5 brengt geen wijziging in de voorwaarden waaronder een lidstaat zijn onderdanen tot de in dat lid bedoelde werkzaamheden toelaat. Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1)
"voertuig": een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een lidstaat is geregistreerd, uitsluitend gebruikt voor vervoer van goederen;
2)
"vervoer":
1
a)
de verplaatsingen van een geladen voertuig, waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zich in twee verschillende lidstaten bevinden, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen;
b)
de verplaatsingen van een geladen voertuig vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen;
PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82. PE 425.402/ 75
NL
c)
de verplaatsingen van een geladen voertuig tussen derde landen met doorvoer via een of meer lidstaten; of
d)
de ledige ritten in verband met het onder a), b) en c) bedoelde vervoer;
3)
"lidstaat van ontvangst": een lidstaat waarin een vervoerder actief is, niet zijnde zijn lidstaat van vestiging;
4)
"niet-ingezeten vervoerder": een wegvervoeronderneming die actief is in een lidstaat van ontvangst;
5)
"bestuurder": iedere persoon die het voertuig bestuurt, zelfs voor een korte periode, of die in het kader van zijn werkzaamheden in een voertuig wordt vervoerd teneinde zo nodig beschikbaar te zijn om het te besturen;
6)
"cabotage": nationaal vervoer voor rekening van derden, dat tijdelijk wordt verricht in een lidstaat van ontvangst, overeenkomstig deze verordening;
7)
"ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving inzake wegvervoer": een inbreuk die ertoe kan leiden dat de vervoerder niet langer als betrouwbaar wordt beschouwd, overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. …/2009*, en/of dat de communautaire vergunning tijdelijk of definitief wordt ingetrokken. HOOFDSTUK II INTERNATIONAAL VERVOER Artikel 3 Algemeen beginsel
Het internationale vervoer wordt uitgevoerd onder dekking van een communautaire vergunning en, indien de bestuurder een onderdaan van een derde land is, in combinatie met een bestuurdersattest. Artikel 4 Communautaire vergunning 1.
*
De communautaire vergunning wordt door een lidstaat, overeenkomstig deze verordening, afgegeven aan alle vervoerders die goederenvervoer over de weg voor rekening van derden verrichten en die: a)
zijn gevestigd in die lidstaat overeenkomstig de communautaire wetgeving en de in die lidstaat geldende nationale wetgeving; en
b)
in de lidstaat van vestiging, overeenkomstig de communautaire wetgeving en de nationale wetgeving van die lidstaat inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg, gemachtigd zijn internationaal vervoer van goederen over de weg te verrichten.
PB: gelieve de datum van de verordening in overweging 22 in te vullen.
76 /PE 425.402
NL
2.
De communautaire vergunning wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging, voor een hernieuwbare periodes van ten hoogste tien jaar. Communautaire vergunningen en gewaarmerkte afschriften die vóór de toepassingsdatum van deze verordening zijn afgegeven, blijven geldig tot de datum waarop zij verstrijken. De Commissie past de geldigheidsduur van de communautaire vergunning aan aan de technische vooruitgang, met name de nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. …/2009*. Deze maatregelen beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen en worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
3.
De lidstaat van vestiging verstrekt de houder het origineel van de communautaire vergunning, dat door de vervoerder wordt bewaard, alsmede het aantal gewaarmerkte afschriften dat overeenkomt met het aantal voertuigen dat de houder van de communautaire vergunning in volle eigendom of aangehouden bijvoorbeeld uit hoofde van een huurkoop-, huur- of leasingovereenkomst, tot zijn beschikking heeft.
4.
De communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften moeten overeenstemmen met het in bijlage II opgenomen model. In deze bijlage zijn eveneens de voorwaarden voor het gebruik van de communautaire vergunning vastgesteld. De vergunning is uitgerust met ten minste twee van de in bijlage I vermelde beveiligingskenmerken. De Commissie past bijlagen I en II aan aan de technische vooruitgang. Deze maatregelen beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen en worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
5.
Op de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften daarvan worden het zegel van de instantie van afgifte, een handtekening en een serienummer aangebracht. De serienummers van de communautaire vergunning en van de gewaarmerkte afschriften worden, als onderdeel van de reeks gegevens met betrekking tot de vervoerder, opgeslagen in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen.
6.
De communautaire vergunning is op naam van de vervoerder afgegeven. Zij kan niet worden overgedragen. Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning bevindt zich aan boord van elk voertuig van de vervoerder en wordt op verzoek van de met de controle belaste personen getoond. In het geval van een samenstel van voertuigen moet het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift het trekkende voertuig vergezellen. Het geldt voor het samenstel van voertuigen, ook wanneer de aanhanger of oplegger niet op naam van de houder van de vergunning is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer of wanneer zij zijn geregistreerd of toegelaten tot het verkeer in een andere lidstaat. Artikel 5 Bestuurdersattest
1.
*
Het bestuurdersattest wordt met inachtneming van deze verordening door een lidstaat afgegeven aan elke vervoerder die:
PB: gelieve de datum van de verordening in overweging 22 in te vullen. PE 425.402/ 77
NL
a)
in het bezit is van een communautaire vergunning; en
b)
in deze lidstaat hetzij wettige wijze een bestuurder in dienst heeft die noch een onderdaan van een lidstaat, noch een langdurig ingezetene in de zin van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen1 is, hetzij op wettige wijze een bestuurder inzet die noch een onderdaan van een lidstaat, noch een langdurig ingezetene in de zin van die Richtlijn is en die ter beschikking van die vervoerder is gesteld met inachtneming van de arbeidsvoorwaarden en voorwaarden inzake beroepsopleiding voor bestuurders die in deze lidstaat zijn vastgesteld bij: i)
wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen en voor zover van toepassing;
ii)
bij collectieve overeenkomsten, volgens de voorschriften die van toepassing zijn in deze lidstaat.
2.
Het bestuurdersattest wordt door de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat van vestiging van de vervoerder op verzoek van de houder van de communautaire vergunning afgegeven voor iedere bestuurder die noch een onderdaan van een lidstaat, noch een langdurig ingezetene in de zin van Richtlijn 2003/109/EG is en die die vervoerder op wettige wijze in dienst heeft, of voor iedere bestuurder die te zijner beschikking is gesteld en die noch een onderdaan van een lidstaat, noch een langdurig ingezetene in de zin van die richtlijn is. Elk bestuurdersattest houdt de officiële bevestiging in dat de daarin genoemde bestuurder in dienst is onder de in lid 1 bedoelde voorwaarden.
3.
Het bestuurdersattest moet overeenstemmen met het in bijlage III opgenomen model. Het is uitgerust met ten minste twee van de in bijlage I vermelde beveiligingskenmerken.
4.
De Commissie past bijlage III aan aan de technische vooruitgang. Deze maatregelen beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen en worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
5.
Op het bestuurdersattest wordt het zegel van de instantie van afgifte, een handtekening en een serienummer aangebracht. Het serienummer van het bestuurdersattest kan, als onderdeel van de reeks gegevens met betrekking tot de vervoerder die dat attest ter beschikking van de daarin beschreven bestuurder stelt, worden opgeslagen in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen.
6.
Het bestuurdersattest behoort toe aan de vervoerder, die het ter beschikking stelt van de daarin beschreven bestuurder wanneer deze onder dekking van een aan deze vervoerder afgegeven communautaire vergunning een voertuig bestuurt waarmee vervoer wordt verricht. Een gewaarmerkt afschrift van het door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de vervoerder afgegeven bestuurdersattest wordt bewaard in de lokalen van de vervoerder. Het bestuurdersattest wordt op verzoek van de met de controle belaste personen getoond.
7.
Het bestuurdersattest wordt afgegeven voor een periode die wordt bepaald door de lidstaat die het afgeeft en die maximaal vijf jaar bedraagt. Bestuurdersattesten die vóór de toepassingsdatum van deze verordening zijn afgegeven, blijven geldig tot de datum waarop zij verstrijken.
1
PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44.
78 /PE 425.402
NL
Het bestuurdersattest blijft slechts geldig zolang aan de voorwaarden waaronder het is afgegeven, wordt voldaan. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat indien aan deze voorwaarden niet langer wordt voldaan deze attesten door de vervoerder onmiddellijk worden teruggezonden aan de instanties die deze hebben afgegeven. Artikel 6 Verificatie van de voorwaarden 1.
Bij de indiening van een aanvraag om een communautaire vergunning of van een aanvraag om de verlenging van een communautaire vergunning overeenkomstig artikel 4, lid 2, onderzoeken de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging of de vervoerder voldoet of nog steeds voldoet aan de in artikel 4, lid 1, bedoelde voorwaarden.
2.
De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging zien erop toe, door ieder jaar ten minste 20% van de in deze lidstaat afgegeven geldende bestuurdersattesten regelmatig te controleren, of nog wordt voldaan aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde voorwaarden voor de afgifte van een bestuurdersattest. Artikel 7 Intrekking en weigering tot afgifte van communautaire vergunningen en bestuurdersattesten
1.
Ingeval aan de in artikel 4, lid 1, of artikel 5, lid 1, bedoelde voorwaarden niet is voldaan, weigeren de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging bij een met redenen omkleed besluit de afgifte van de communautaire vergunning respectievelijk het bestuurdersattest of de hernieuwing van de communautaire vergunning.
2.
De bevoegde instanties trekken de communautaire vergunning respectievelijk het bestuurdersattest in, wanneer de houder: a)
niet meer voldoet aan de in artikel 4, lid 1; of artikel 5, lid 1, bedoelde voorwaarden, of
b)
onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot een aanvraag van een communautaire vergunning of een bestuurdersattest. HOOFDSTUK III CABOTAGE Artikel 8 Algemeen beginsel
1.
Vervoerders voor rekening van derden die houder zijn van een communautaire vergunning mogen, mits de bestuurder, indien deze onderdaan is van een derde land, houder is van een bestuurdersattest, onder de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden cabotagevervoer verrichten.
2.
Zodra de in het kader van het inkomende internationale vervoer vervoerde goederen zijn geleverd, wordt de in lid 1 bedoelde vervoerders toestemming verleend om, aansluitend op internationaal vervoer vanuit een andere lidstaat of vanuit een derde land naar de lidstaat van PE 425.402/ 79
NL
ontvangst, met hetzelfde voertuig of, in het geval van een samenstel van voertuigen, het trekkende voertuig van datzelfde voertuig, tot drie cabotageritten uit te voeren. De laatste lossing in het kader van een cabotagerit, alvorens de lidstaat van ontvangst te verlaten, vindt plaats binnen zeven dagen na de laatste lossing die in het kader van het inkomende internationale vervoer in de lidstaat van ontvangst heeft plaatsgevonden. Binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn mogen de vervoerders een aantal of alle van de in die alinea bedoelde cabotageritten in iedere lidstaat uitvoeren, op voorwaarde dat zij worden beperkt tot één cabotagerit per lidstaat binnen drie dagen na de binnenkomst zonder lading op het grondgebied van die lidstaat. 3.
Nationale wegvervoersdiensten die in de lidstaat van ontvangst worden verricht door een nietingezeten vervoerder worden slechts in overeenstemming met deze verordening geacht indien deze vervoerder duidelijke bewijzen kan overleggen van het inkomende internationale vervoer ▌en van elke daaropvolgende cabotagerit die ▌is uitgevoerd. De in de eerste alinea vermelde documenten moeten voor elke rit de volgende gegevens bevatten: a)
naam, adres en handtekening van de opdrachtgever;
b)
naam, adres en handtekening van de vervoerder;
c)
naam, adres en handtekening van de geadresseerde en de datum van levering, wanneer de goederen zijn geleverd;
d)
plaats en datum van overname van de goederen en plaats van levering;
e)
handelsbenaming van de goederen, verpakkingsmethode en, in het geval van gevaarlijke goederen, de algemeen erkende beschrijving ervan, het aantal verpakkingen en hun bijzondere merktekens en nummers;
f)
het brutogewicht of de anderszins uitgedrukte hoeveelheid van de goederen;
g)
de kentekenplaten van de motorvoertuigen en aanhangwagens.
4.
Er is geen aanvullend document vereist als bewijs dat aan de in dit artikel omschreven vereisten is voldaan.
5.
Alle vervoerders die in de lidstaat van vestiging, overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat gemachtigd zijn het in artikel 1, lid 5), onder a), b) en c), genoemde goederenvervoer over de weg voor rekening van derden te verrichten, worden onder de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden toegelaten tot het verrichten van, naar gelang van het geval, soortgelijk cabotagevervoer of cabotagevervoer met voertuigen van dezelfde categorie.
6.
Voor de toelating tot het verrichten van cabotagevervoer in het kader van het vervoer bedoeld in artikel 1, lid 5, onder d) en e), gelden geen beperkingen. Artikel 9 Regels die van toepassing zijn op cabotagevervoer
1.
Tenzij in de communautaire wetgeving anders is bepaald, gelden voor het verrichten van
80 /PE 425.402
NL
cabotagevervoer de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de lidstaat van ontvangst met betrekking tot het volgende: a)
de contractuele voorwaarden van het vervoer;
b)
de afmetingen en gewichten van voertuigen;
c)
de voorschriften inzake het vervoer van sommige categorieën goederen, met name gevaarlijke goederen, bederfelijke levensmiddelen en levende dieren;
d)
de rij- en rusttijden;
e)
de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) op vervoersdiensten.
De in de eerste alinea, onder b), genoemde afmetingen en gewichten mogen eventueel groter zijn dan die welke in de lidstaat van vestiging van de vervoerder gelden, doch zij mogen in geen geval groter zijn dan de door de lidstaat van ontvangst voor nationaal vervoer vastgestelde grenswaarden of de technische kenmerken die zijn genoemd in de in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten1 vermelde bewijzen . 2.
De in lid 1 bedoelde wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften moeten op niet-ingezeten vervoerders worden toegepast onder dezelfde voorwaarden als die welke aan de in de lidstaat van ontvangst gevestigde vervoerders worden opgelegd, zodat discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van vestiging wordt uitgesloten. Artikel 10 Vrijwaringsprocedure
1.
In geval van ernstige verstoring van de nationale vervoermarkt in een bepaalde geografische zone, veroorzaakt door de cabotageactiviteit of hierdoor verergerd, kunnen de lidstaten de kwestie bij de Commissie aanhangig maken zodat vrijwaringsmaatregelen kunnen worden genomen. De lidstaten verstrekken de Commissie daartoe de nodige gegevens en delen haar mee welke maatregelen zij overwegen ten aanzien van de op hun grondgebied gevestigde vervoerders.
2.
In lid 1 wordt verstaan onder:
1
–
"ernstige verstoring van de nationale vervoermarkt in een bepaalde geografische zone": het aan de dag treden van specifieke problemen op deze markt die kunnen leiden tot een ernstig en mogelijk langdurig overaanbod dat een ernstige bedreiging vormt voor het financiële evenwicht en het voortbestaan van een aanzienlijk aantal vervoerders;
–
"geografische zone": een zone die een deel of het geheel van het grondgebied van een lidstaat omvat of zich uitstrekt tot een deel of het geheel van het grondgebied van andere lidstaten.
PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59. PE 425.402/ 81
NL
3.
De Commissie onderzoekt de situatie en beslist, op basis van met name de relevante gegevens, en na raadpleging van het in artikel 15, lid 1, bedoelde comité, binnen een maand na ontvangst van het verzoek van de lidstaat of het al dan niet noodzakelijk is vrijwaringsmaatregelen te treffen, en in bevestigend geval stelt zij die maatregelen vast. Deze maatregelen kunnen behelzen dat de betrokken zone tijdelijk van het toepassingsgebied van deze verordening wordt uitgesloten. De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen blijven van kracht gedurende een periode van niet meer dan zes maanden, welke eenmaal met ten hoogste dezelfde geldigheidsduur kan worden verlengd. De Commissie stelt de lidstaten en de Raad onverwijld in kennis van elk krachtens dit lid genomen besluit.
4.
Indien de Commissie besluit vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van een of meer lidstaten te treffen, dienen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten maatregelen van gelijke strekking te treffen ten aanzien van de aldaar gevestigde vervoerders en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Laatstgenoemde maatregelen gaan uiterlijk in op de datum waarop de door de Commissie aangenomen vrijwaringsmaatregelen van toepassing worden.
5.
Elke lidstaat kan een door de commissie overeenkomstig lid 3 genomen besluit binnen 30 dagen na de kennisgeving ervan aan de Raad voorleggen. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen binnen een termijn van 30 dagen vanaf de datum waarop de zaak bij hem aanhangig is gemaakt of, als verscheidene lidstaten dat gedaan hebben, vanaf de datum van het eerste verzoek. De maximumperiodes bedoeld in lid 3, derde alinea, zijn van toepassing op het besluit van de Raad. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten dienen maatregelen van gelijke strekking te nemen ten aanzien van de aldaar gevestigde vervoerders, en stellen de Commissie daarvan in kennis. Indien de Raad binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn geen besluit neemt, wordt het besluit van de Commissie definitief.
6.
Indien de Commissie van oordeel is dat de in lid 3 genoemde maatregelen verlengd dienen te worden, dient zij daartoe een voorstel in bij de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. HOOFDSTUK IV WEDERZIJDSE BIJSTAND EN SANCTIES Artikel 11 Wederzijdse bijstand
De lidstaten verlenen elkaar bijstand bij de toepassing van en het toezicht op deze verordening. Zij wisselen gegevens uit via de overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. …/2009* opgerichte nationale contactpunten.
*
PB: gelieve het nummer van de verordening in overweging 22 in te vullen.
82 /PE 425.402
NL
Artikel 12 Sancties van de lidstaat van vestiging 1.
Wanneer in een lidstaat een ernstige inbreuk op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg wordt gepleegd of geconstateerd, nemen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd passende maatregelen, zoals bijvoorbeeld een waarschuwing, indien de nationale wetgeving dit toelaat, om hieraan gevolg te geven, hetgeen onder meer kan leiden tot het opleggen van de volgende bestuursrechtelijke sancties: a)
de tijdelijke of definitieve intrekking van enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning;
b)
de tijdelijke of definitieve intrekking van de communautaire vergunning.
Deze sancties kunnen worden bepaald nadat het definitieve besluit ter zake is genomen. Bij de vaststelling van deze sancties wordt rekening gehouden met de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning heeft gepleegd en met het totale aantal gewaarmerkte afschriften van de vergunning waarover hij voor internationaal vervoer beschikt. 2.
Wanneer ernstige inbreuken betreffende enigerlei misbruik van bestuurdersattesten worden geconstateerd, nemen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de vervoerder die dergelijke inbreuken heeft gepleegd passende sancties, en kunnen zij bijvoorbeeld: a)
de afgifte van bestuurdersattesten opschorten;
b)
bestuurdersattesten intrekken;
c)
de afgifte van bestuurdersattesten aan bijkomende voorwaarden onderwerpen, teneinde iedere vorm van misbruik te voorkomen;
d)
enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning tijdelijk of definitief intrekken;
e)
de communautaire vergunning tijdelijk of definitief intrekken.
Deze sancties kunnen worden bepaald nadat het definitieve besluit ter zake is genomen. Bij de vaststelling van deze sancties wordt rekening gehouden met de ernst van de door de houder van een communautaire vergunning gepleegde inbreuk. 3.
De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging delen de bevoegde instanties van de lidstaat op wiens grondgebied de inbreuk is geconstateerd, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na het definitieve besluit ter zake mee of en welke van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde sancties zijn opgelegd. Indien dergelijke sancties niet worden opgelegd , vermeldt de bevoegde instantie van de lidstaat van vestiging de redenen daarvoor.
4.
De bevoegde instanties vergewissen zich ervan dat de ten aanzien van de vervoerder getroffen sancties in hun geheel genomen in verhouding staan tot de inbreuk(en) die tot de sancties heeft (hebben) geleid, rekening houdend met een eventuele sanctie die voor dezelfde inbreuk PE 425.402/ 83
NL
is opgelegd in de lidstaat waar de inbreuken werd geconstateerd. 5.
Tevens kunnen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de vervoerder de vervoerder krachtens het nationale recht voor een bevoegde nationale rechterlijke instantie dagvaarden. Zij stellen de bevoegde instantie van de lidstaat van ontvangst in kennis van de hiertoe genomen besluiten.
6.
De lidstaten waarborgen dat vervoerders beroep kunnen instellen bestuursrechtelijke sancties die hun krachtens dit artikel worden opgelegd.
tegen
alle
Artikel 13 Sancties van de lidstaat van ontvangst 1.
Wanneer de bevoegde instanties van een lidstaat kennis nemen van een ernstige inbreuk op deze verordening of op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg die aan een niet-ingezeten vervoerder toe te schrijven is, geeft de lidstaat op wiens grondgebied de inbreuk is vastgesteld, zo snel mogelijk en uiterlijk zes weken na het definitieve besluit ter zake de volgende informatie door aan de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de vervoerder: a)
een beschrijving van de inbreuk en de datum en het tijdstip waarop deze werd gepleegd;
b)
de categorie, het type en de ernst van de inbreuk; en
c)
de opgelegde sancties en de uitgevoerde sancties.
De bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst kunnen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging verzoeken overeenkomstig artikel 12 bestuursrechtelijke sancties op te leggen. 2.
Onverminderd eventuele strafvervolging zijn de bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst gemachtigd sancties te treffen tegen de niet-ingezeten vervoerder die op hun grondgebied bij het verrichten van cabotagevervoer inbreuken op deze verordening of de nationale of communautaire voorschriften inzake vervoer over de weg heeft gepleegd. Zij treffen deze sancties op niet-discriminerende basis . Deze sancties kunnen met name bestaan in een waarschuwing of, in geval van een ernstige inbreuk, in een tijdelijk verbod op het verrichten van cabotagevervoer op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst waar de inbreuk is gepleegd.
3.
De lidstaten waarborgen dat vervoerders beroep kunnen instellen bestuursrechtelijke sancties die hun krachtens dit artikel worden opgelegd.
tegen
alle
Artikel 14 Opneming in het nationale elektronische register De lidstaten zien erop toe dat ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg, die worden gepleegd door op hun grondgebied gevestigde vervoerders en hebben geleid tot het opleggen van een sanctie door een lidstaat, alsook elke tijdelijke of definitieve intrekking van de communautaire vergunning of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, worden opgenomen in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen. 84 /PE 425.402
NL
De aantekeningen in het register die betrekking hebben op de tijdelijke of definitieve intrekking van een communautaire vergunning, blijven in de gegevensbank aanwezig gedurende twee jaar vanaf de datum van verstrijken van de intrekkingsperiode in geval van een tijdelijke intrekking, of vanaf de datum van intrekking in geval van een definitieve intrekking. HOOFDSTUK V UITVOERING Artikel 15 Comitéprocedure 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 opgerichte comité.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. Artikel 16 Sancties
De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de toepassing van die sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk …* van de desbetreffende bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee. De lidstaten zien erop toe dat al deze maatregelen zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats van de vervoerder genomen worden. Artikel 17 Rapportage 1.
Om de twee jaar delen de lidstaten de Commissie mee hoeveel vervoerders op 31 december van het voorafgaande jaar houder waren van een communautaire vergunning en hoeveel gewaarmerkte afschriften, die overeenkomen met de op die datum in het verkeer gebrachte voertuigen, zijn afgegeven.
2.
De lidstaten delen de Commissie ook mee hoeveel bestuurdersattesten in het voorafgaande kalenderjaar zijn afgegeven en hoeveel bestuurdersattesten op 31 december van datzelfde jaar in omloop waren.
3.
De Commissie stelt uiterlijk eind 2013 een verslag op over de stand van de communautaire markt voor vervoer over de weg. In dit verslag is een analyse van de marktsituatie, inclusief een evaluatie van de doeltreffendheid van de controles, alsmede van de ontwikkeling van de in het beroep geldende arbeidsvoorwaarden opgenomen en wordt nagegaan of de harmonisering van de voorschriften op het gebied van onder meer handhaving en heffingen
*
PB: gelieve datum 2 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen. PE 425.402/ 85
NL
voor het gebruik van de wegeninfrastructuur, alsmede sociale wetgeving en veiligheid zodanig is gevorderd dat de verdere openstelling van de markten voor binnenlands wegvervoer, met inbegrip van cabotage, in overweging kan worden genomen. HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN Artikel 18 Intrekkingen Verordeningen (EEG) nr. 881/92 en (EEG) nr. 3118/93 en Richtlijn 2006/94/EG worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen en de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV. Artikel 19 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf …*, uitgezonderd de artikelen 8 en 9 die in werking treden zes maanden na de bekendmaking van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te ║
Voor het Europees Parlement De voorzitter
86 /PE 425.402 *
NL
Voor de Raad De voorzitter
PB: gelieve datum 2 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen.
BIJLAGE I Veiligheidskenmerken van de communautaire vergunning en van het bestuurdersattest De communautaire vergunning en het bestuurdersattest moet worden uitgerust met ten minste twee van de volgende beveiligingskenmerken: –
een hologram;
–
speciale in het papier verwerkte vezels die zichtbaar worden onder UV-licht;
–
ten minste één regel met microprint (die alleen met een vergrootglas zichtbaar is en niet met een fotokopieertoestel kan worden gereproduceerd);
–
voelbare karakters, symbolen of patronen;
–
een dubbele nummering: serienummer van de communautaire vergunning, van het gewaarmerkt afschrift daarvan of van het bestuurdersattest alsmede telkens het afgiftenummer;
–
een beveiligingsondergrond met fijne guillochepatronen en irisdruk.
PE 425.402/ 87
NL
BIJLAGE II Model van communautaire vergunning EUROPESE GEMEENSCHAP a)
(Kleur: Pantone lichtblauw, formaat DIN A4 cellulose papier, 100 g/m2 of meer)
(Eerste blad van de vergunning) (Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft) Staat die de vergunning afgeeft Kenteken van de lidstaat die de vergunning afgeeft (1) Naam van de bevoegde autoriteit of instantie VERGUNNING Nr. (of) GEWAARMERKT AFSCHRIFT Nr. voor het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden Deze vergunning machtigt (2) ) ............................................................................................................................................... ................................................................................................................................................................................................ tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden als omschreven in Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad van … [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking)]* en volgens de algemene voorwaarden van deze vergunning. Bijzondere opmerkingen: ...................................................................................................................................................... Deze vergunning is geldig van ...............................tot .......................................................................................................... Afgegeven te …………………………………….…, …………………………………………………………………… (3)
.................................................................
*
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen.
88 /PE 425.402
NL
_______________________________ (1)
Kenteken van de lidstaten : (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (IRL) Ierland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (MT) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Portugal, (RO) Roemenië, (SLO) Slovenië, (SK) Slowakije, (FIN) Finland, (S) Zweden, (UK) Verenigd Koninkrijk.
(2)
Naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.
(3)
Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.
PE 425.402/ 89
NL
b) (Tweede blad van de vergunning) (Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft) ALGEMENE BEPALINGEN Deze vergunning is afgegeven uit hoofde van Verordening (EG) nr. …/2009*. Deze vergunning machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, en eventueel op de in deze vergunning gestelde voorwaarden, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden: –
waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst in twee verschillende lidstaten gelegen zijn, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen;
–
van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen;
–
tussen derde landen met doorvoer via het grondgebied van een of meer lidstaten,
alsmede ledige ritten in verband met dit vervoer. In geval van vervoer van een lidstaat naar een derde land of omgekeerd, is deze vergunning geldig voor het op het grondgebied van de Gemeenschap afgelegde traject. Zij is pas geldig in de lidstaat waar wordt geladen en gelost zodra de daartoe vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land overeenkomstig Verordening (EG) nr. .../2009* is gesloten. De vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.
*
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen.
90 /PE 425.402
NL
De vergunning kan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van afgifte worden ingetrokken, met name wanneer de houder : –
niet aan alle voorwaarden heeft voldaan waaraan het gebruik van de vergunning was onderworpen;
–
onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of verlenging van de vergunning.
Het origineel van de vergunning moet door de vervoeronderneming bewaard worden. Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden (1). In het geval van een samenstel van voertuigen moet zij het trekkende voertuig vergezellen; zij geldt voor het samenstel van voertuigen, ook als de aanhanger of oplegger niet op naam van de houder van de vergunning is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer of indien zij zijn geregistreerd of toegelaten tot het verkeer in een andere lidstaat. Deze vergunning moet op verzoek van de met de controle belaste personen worden getoond. De houder is verplicht op het grondgebied van elke lidstaat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen. __________________ (1)
Onder "voertuig" dient te worden verstaan een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig, of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een lidstaat is geregistreerd, uitsluitend bestemd voor het vervoer van goederen.
PE 425.402/ 91
NL
BIJLAGE III Model van bestuurdersattest EUROPESE GEMEENSCHAP a) (Kleur Pantone roze – formaat DIN A4; cellulose papier, 100 g/m2 of meer)
92 /PE 425.402
NL
(Eerste blad van het attest) (Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die het attest afgeeft) Kenteken van de lidstaat (1) die het attest afgeeft
Naam van de bevoegde autoriteit of instantie
BESTUURDERSATTEST NR. ............. voor het goederenvervoer over de weg voor rekening van derden onder dekking van de communautaire vergunning
Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad van … tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (herschikking)* Dit attest houdt de officiële bevestiging in dat gezien de stukken als ingediend door: (2)
………………………………………………………………………………………............................................................. ………..………………………………………………………….………………………………………………………………. de volgende bestuurder: Naam en voornaam………………………………………………………………………………………………………………. Geboortedatum en -plaats……………………………………………….Nationaliteit…………………………………………. Soort en nummer van het identiteitsdocument……………………………………………………………………………….…. Afgegeven op………………………………………………. te………………………………………………………………... Nummer van het rijbewijs:……………………………………………………………………………………………………… Afgegeven op………………………………………………. te……………………………………………………………….. Socialezekerheidsnr.:………………………………………………………………………………………………………. is aangeworven overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen en eventueel overeenkomstig de collectieve overeenkomsten, volgens de voorschriften die van toepassing zijn in hierna vermelde lidstaat, betreffende de arbeidsvoorwaarden en de voorwaarden inzake beroepsopleiding voor bestuurders, die in deze lidstaat gelden voor het verrichten van vervoer over de weg. …………………………………………………………………………………………………………………………………(3) Bijzondere opmerkingen: ……………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………….
*
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen. PE 425.402/ 93
NL
Dit attest is geldig van ………………………………………….. tot ………………………………………………………… Afgegeven te ………………………………………….., op……………..……………………………….. ………………..………………………………(4)
_______________ (1)
Kenteken van de lidstaten: (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (IRL) Ierland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (MT) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Portugal, (RO) Roemenië, (SLO) Slovenië, (SK) Slowakije, (FIN) Finland, (S) Zweden, (UK) Verenigd Koninkrijk.
(2)
Naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.
(3)
Naam van de lidstaat van vestiging van de vervoerder.
(4)
Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die het attest afgeeft.
94 /PE 425.402
NL
(Tweede bladzijde van het attest) (Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die het attest afgeeft) ALGEMENE BEPALINGEN Dit attest wordt afgegeven op grond van Verordening (EG) nr. …/2009*. Het houdt de officiële bevestiging in dat de hierin genoemde bestuurder is aangeworven overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen en eventueel overeenkomstig de collectieve overeenkomsten, volgens de voorschriften die van toepassing zijn in de op het attest vermelde lidstaat, betreffende de arbeidsvoorwaarden en de voorwaarden inzake beroepsopleiding voor bestuurders die in deze lidstaat gelden voor het verrichten van vervoer over de weg. Het bestuurdersattest behoort toe aan de vervoerder, die het ter beschikking stelt van de daarin beschreven bestuurder wanneer deze bestuurder onder dekking van een aan deze vervoerder afgegeven communautaire vergunning een voertuig (1) bestuurt waarmee vervoer wordt verricht. Het bestuurdersattest is niet overdraagbaar. Het bestuurdersattest blijft slechts geldig zolang aan de voorwaarden waaronder het is afgegeven wordt voldaan, en moet door de vervoerder onmiddellijk aan de instanties die het hebben afgegeven worden teruggezonden indien aan deze voorwaarden niet langer wordt voldaan. Het attest kan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van afgifte worden ingetrokken wanneer de houder met name: –
niet aan alle voorwaarden heeft voldaan waaraan het gebruik van het attest was onderworpen;
–
onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of verlenging van het attest;
Een gewaarmerkt afschrift van het attest moet door de vervoersonderneming worden bewaard. Het originele attest moet in het voertuig worden bewaard en moet op verzoek van de met de controle belaste personen door de bestuurder worden getoond. _____________________ (1)
*
Onder "voertuig" dient te worden verstaan een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig, of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een lidstaat is geregistreerd en uitsluitend gebruikt voor het vervoer van goederen.
PB: gelieve het nummer van deze verordening in te vullen.
PE 425.402/ 95
NL
BIJLAGE IV CONCORDANTIETABEL Verordening (EEG) nr. 881/92
Verordening (EEG) nr. 3118/93
Richtlijn 2006/94/EG
Deze verordening
Artikel 1, lid 1
Artikel 1, lid 1
Artikel 1, lid 2
Artikel 1, lid 2
Artikel 1, lid 3
Artikel 1, lid 3
Bijlage II
Artikel 1, leden 1 en 2, Bijlage I; Artikel 2
Artikel 1, lid 5
Artikel 2
Artikel 1, lid 6
Artikel 2
Artikel 2
Artikel 3, lid 1
Artikel 3
Artikel 3, lid 2
Artikel 4, lid 1
Artikel 3, lid 3
Artikel 5, lid 1
Artikel 4 Artikel 5, lid 1
Artikel 4, lid 2
Artikel 5, lid 2
Artikel 4, lid 3
Artikel 5, lid 3
Artikel 4, lid 4 Artikel 4, lid 5
96 /PE 425.402
NL
Verordening (EEG) nr. 881/92
Verordening (EEG) nr. 3118/93
Richtlijn 2006/94/EG
Deze verordening
Artikel 5, lid 4, Bijlage I
Artikel 4, lid 6
Artikel 5, lid 5
Artikel 4, lid 2
Artikel 6, lid 1
Artikel 5, lid 2
Artikel 6, lid 2
Artikel 5, lid 2
Artikel 6, lid 3
Artikel 5, lid 3
Artikel 6, lid 4
Artikel 5, lid 6
Artikel 6, lid 5
Artikel 5, lid 7
Artikel 7
Artikel 6
Artikel 8, lid 1
Artikel 7, lid 1
Artikel 8, lid 2
Artikel 7, lid 2
Artikel 8, lid 3
Artikel 12, lid 1
Artikel 8, lid 4
Artikel 12, lid 2
Artikel 9, leden 1 en 2
Artikel 12, lid 6
Artikel 1, lid 1
Artikel 8, lid 1
PE 425.402/ 97
NL
Verordening (EEG) nr. 881/92
Verordening (EEG) nr. 3118/93
Artikel 8, lid 5
Artikel 1, leden 3 en 4
Artikel 8, lid 6
Artikel 2
-
Artikel 3
-
Artikel 4
-
Artikel 5
-
Artikel 6, lid 1
Artikel 9, lid 1
Artikel 6, lid 2
-
Artikel 6, lid 3
Artikel 9, lid 2
Artikel 6, lid 4
-
Artikel 7
Artikel 10 Artikel 17, lid 1
Artikel 8, lid 1
Artikel 11
Artikel 11, lid 2
Artikel 13, lid 1
Artikel 11, lid 3
Artikel 12, lid 4
Artikel 11 bis
-
98 /PE 425.402
NL
Deze verordening
Artikel 1, lid 2
Artikel 10 Artikel 11, lid 1
Richtlijn 2006/94/EG
Verordening (EEG) nr. 881/92
Verordening (EEG) nr. 3118/93
Richtlijn 2006/94/EG
Deze verordening
Artikel 8, leden 2 en 3
Artikel 13, lid 2
Artikel 8, lid 4, punten 1 en 3
-
Artikel 8, lid 4, punt 2
Artikel 12, lid 4
Artikel 8, lid 4, punten 4 en 5
Artikel 12, lid 5
Artikel 9
Artikel 13, lid 3
Artikel 12
Artikel 18
Artikel 13 Artikel 14
Artikel 10 Artikel 11
Artikel 15
Artikel 12
Artikel 4
Artikel 19
Artikel 3
Artikel 5 Bijlage II, III
PE 425.402/ 99
NL
Verordening (EEG) nr. 881/92
Verordening (EEG) nr. 3118/93
Deze verordening
Bijlage I
Bijlage II
Bijlage III
Bijlage III Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV
100 /PE 425.402
NL
Richtlijn 2006/94/EG
P6_TA-PROV(2009)0278 Energieprestaties van gebouwen (herschikking) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking) (COM(2008)0780 – C6-0413/2008 – 2008/0223(COD))
(Medebeslissingsprocedure – herschikking) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0780), – gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0413/2008), – gezien het Interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten1, – gezien de brief d.d. 3 februari 2009 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie industrie, onderzoek en energie overeenkomstig artikel 80 bis, lid 3, van zijn Reglement, – gelet op de artikelen 80 bis en 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie juridische zaken (A6-0254/2009), A. overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen, 1. gaat akkoord met het voorstel van de Commissie zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en zoals dit hieronder is geamendeerd; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
1
PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1. PE 425.402/ 101
NL
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(3) Een vermindering van het energieverbruik in de bouwsector is een belangrijk onderdeel van de maatregelen die nodig zijn om de broeikasgasemissies te doen dalen en om te voldoen aan het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en aan de Europese en internationale verbintenissen om de broeikasgasemissies na 2012 verder te doen afnemen. Het speelt ook een belangrijke rol bij het versterken van de energievoorzieningszekerheid, het bevorderen van technologische ontwikkelingen en het scheppen van werkgelegenheid en kansen voor regionale ontwikkeling, met name in plattelandsgebieden.
(3) Aangezien 40% van het totale energieverbruik in de EU voor rekening van gebouwen komt, is een vermindering van het energieverbruik en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in de gebouwensector een belangrijk onderdeel van de maatregelen die nodig zijn om de energieafhankelijkheid en de broeikasgasemissies van de EU te doen dalen. Tezamen met een sterker gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen zullen de maatregelen ter vermindering van het energieverbruik in de EU de Unie in staat stellen om te voldoen aan het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en haar langetermijnstreven de aardopwarming onder de 2°C te houden, en tegen 2020 met ten minste 20% ten opzichte van 1990 te verlagen en met 30% in geval van een internationaal akkoord. Een vermindering van het energieverbruik en een sterker gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen spelen ook een belangrijke rol bij het versterken van de energievoorzieningszekerheid, het bevorderen van technologische ontwikkelingen en het scheppen van werkgelegenheid en kansen voor regionale ontwikkeling, met name in plattelandsgebieden.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 Door de Commissie voorgestelde tekst (5) Om de doelstelling van 20% minder energieverbruik in de Gemeenschap tegen 2020 te bereiken, is tijdens de Europese 102 /PE 425.402
NL
Amendement (5) Om de doelstelling van 20% minder energieverbruik in de Gemeenschap tegen 2020 te bereiken, is tijdens de Europese
Raad van maart 2007 gewezen op de behoefte om de energie-efficiëntie in de Gemeenschap te doen toenemen en is aangedrongen op een grondige en snelle tenuitvoerlegging van de prioriteiten uit de mededeling van de Commissie "Actieplan voor energie-efficiëntie - het potentieel realiseren". In dit actieplan is het significante potentieel voor kosteneffectieve energiebesparingen in de bouwsector geïdentificeerd. Het Europees Parlement heeft in haar resolutie van 31 januari 2008 opgeroepen tot een versterking van de bepalingen van Richtlijn 2002/91/EG.
Raad van maart 2007 gewezen op de behoefte om de energie-efficiëntie in de Gemeenschap te doen toenemen en is aangedrongen op een grondige en snelle tenuitvoerlegging van de prioriteiten uit de mededeling van de Commissie "Actieplan voor energie-efficiëntie - het potentieel realiseren". In dit actieplan is het significante potentieel voor kosteneffectieve energiebesparingen in de bouwsector geïdentificeerd. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 31 januari 2008 opgeroepen tot een versterking van de bepalingen van Richtlijn 2002/91/EG en heeft bij herhaling, laatstelijk in zijn resolutie over de tweede strategische toetsing van het energiebeleid, bepleit de doelstelling van een verhoging van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020 bindend te maken. Bovendien worden bij Besluit nr. .../2009/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake gezamenlijke inspanningen, waarvoor energie-efficiëntie in de bouw van doorslaggevend belang is, bindende nationale streefdoelen vastgesteld voor de vermindering van CO2-emissies en voorziet Richtlijn 2009/.../EG van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in de bevordering van energie-efficiëntie in het kader van de bindende doelstelling om in 2020 20 % van het totale energieverbruik van de EU te dekken met energie uit duurzame bronnen.
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 bis) De Europese Raad van maart 2007 bevestigde nogmaals dat de Gemeenschap zich ertoe verbindt om energie uit hernieuwbare bronnen in de hele EU te ontwikkelen. Te dien einde onderschreef de Raad een bindend streefcijfer van 20% PE 425.402/ 103
NL
voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen tegen 2020. Bij Richtlijn 2009/.../EG [ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen] wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor het bevorderen van energie uit hernieuwbare bronnen. De Raad onderstreept de noodzaak om een factor voor energie uit hernieuwbare bronnen op te nemen in het kader van de verplichting om te voldoen aan de minimumvereisten op het gebied van energieprestatie overeenkomstig Richtlijn 2002/91/EG teneinde de vaststelling van minimumniveaus voor het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in gebouwen te bespoedigen. Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 9 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(9) De energieprestaties van gebouwen dienen te worden berekend volgens een methode, die op nationaal en regionaal niveau mag worden gedifferentieerd, en die behalve thermische kenmerken ook andere factoren in aanmerking neemt welke een steeds belangrijkere rol spelen, zoals installaties voor verwarming en airconditioning, de toepassing van energie uit hernieuwbare bronnen, passieve verwarmings- en koelingselementen, zonwering, luchtkwaliteit in gesloten ruimten, geschikt daglicht en het ontwerp van het gebouw. De methodologie voor het berekenen van de energieprestaties mag niet enkel gebaseerd zijn op het seizoen waarin verwarming nodig is, maar moet uitgaan van de jaarlijkse energieprestaties van een gebouw.
(9) De energieprestaties van gebouwen dienen te worden berekend volgens een gemeenschappelijke methode met objectieve variabelen die rekening houden met regionale klimaatverschillen, en die behalve thermische kenmerken ook andere factoren in aanmerking neemt welke een steeds belangrijkere rol spelen, zoals verwarmings-, koel- en ventilatiesystemen, warmteterugwinning, zoneregeling, de toepassing van energie uit hernieuwbare bronnen, passieve verwarmings- en koelingselementen, zonwering, luchtkwaliteit in gesloten ruimten, geschikt daglicht, isolatie- en verlichtingsystemen, controle- en toezichtsystemen en het ontwerp van het gebouw. De methodologie voor het berekenen van de energieprestaties mag niet enkel gebaseerd zijn op het seizoen waarin verwarming nodig is, maar moet uitgaan van de jaarlijkse energieprestaties van een gebouw. De methode moet bovendien rekening houden met bestaande Europese normen.
104 /PE 425.402
NL
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 12 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(12) De Commissie werkt een vergelijkende methodologie uit voor de berekening van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties. De lidstaten maken van deze vergelijkende methodologie gebruik om de resultaten te vergelijken met de minimumeisen inzake energieprestaties die zij hebben vastgesteld. Zij delen de resultaten van deze vergelijking en de gegevens die werden gebruikt om tot deze resultaten te komen, regelmatig mee aan de Commissie. Dit zal de Commissie in staat stellen de vooruitgang van de lidstaten wat betreft het bereiken van de kostenoptimale niveaus van minimumeisen inzake energieprestaties te beoordelen en er verslag over uit te brengen. Na een overgangsperiode dienen de lidstaten deze vergelijkende methodologie te gebruiken wanneer zij hun minimumeisen inzake energieprestaties herzien.
(12) De Commissie werkt een gemeenschappelijke methodologie uit voor de berekening van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties. Deze methodologie moet aansluiten bij de methodologie die wordt gehanteerd in de Gemeenschapswetgeving die van toepassing is op de prestatievereisten voor de producten, bestanddelen en technische bouwsystemen waaruit het gebouw is samengesteld. De lidstaten maken van deze gemeenschappelijke methodologie gebruik om minimumeisen inzake energieprestaties vast te stellen. Zij delen de resultaten van deze berekening en de gegevens die werden gebruikt om tot deze resultaten te komen, regelmatig mee aan de Commissie. Dit zal de Commissie in staat stellen de vooruitgang van de lidstaten wat betreft het bereiken van de kostenoptimale niveaus van minimumeisen inzake energieprestaties te beoordelen en er verslag over uit te brengen. De lidstaten dienen deze methodologie toe te passen wanneer zij hun minimumeisen inzake energieprestaties herzien en bepalen.
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(13) Gebouwen zijn van invloed op het energieverbruik op lange termijn en nieuwe gebouwen zouden daarom moeten voldoen aan minimumeisen inzake energieprestaties die zijn aangepast aan het plaatselijke klimaat. Aangezien de mogelijke toepassing van alternatieve systemen van energievoorziening in het algemeen niet volledig wordt onderzocht, moet de
(13) Gebouwen zijn van grote invloed op het energieverbruik op lange termijn. Gezien de lange renovatiecyclus van bestaande gebouwen zouden nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd, daarom moeten voldoen aan minimumeisen inzake energieprestaties die zijn aangepast aan het plaatselijke klimaat. Aangezien de PE 425.402/ 105
NL
technische, ecologische en economische haalbaarheid van alternatieve systemen van energievoorziening worden nagegaan, ongeacht de grootte van het gebouw.
mogelijke toepassing van alternatieve systemen van energievoorziening in het algemeen niet volledig wordt onderzocht, moeten alternatieve systemen van energievoorziening worden overwogen voor nieuwe en bestaande gebouwen, ongeacht hun grootte volgens het beginsel dat er eerst voor moet worden gezorgd dat de energiebehoefte voor verwarming en koeling tot een minimaal kostenoptimaal niveau wordt teruggebracht.
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(14) Ingrijpende renovaties van bestaande gebouwen vormen, ongeacht hun omvang, een goede gelegenheid om kosteneffectieve maatregelen te nemen ter verbetering van de energieprestaties. Met het oog op de kosteneffectiviteit moet het mogelijk zijn de minimumeisen inzake energieprestaties te beperken tot de gerenoveerde delen, die het meest relevant zijn voor de energieprestaties van het gebouw.
(14) Ingrijpende renovaties van bestaande gebouwen vormen, ongeacht hun omvang, een goede gelegenheid om kosteneffectieve maatregelen te nemen ter verbetering van de energieprestaties van het gehele gebouw. Door eisen voor kosteneffectieve maatregelen vast te leggen wordt gewaarborgd dat er geen obstakels ontstaan waardoor ingrijpende renovaties onaantrekkelijk worden.
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 bis) Uit studies is gebleken dat de bouwsector inefficiënt is, waardoor de kosten voor de eindgebruiker duidelijk boven het optimale kostenniveau liggen. Er is berekend dat de bouwkosten met 30 à 35% zouden kunnen worden verminderd door de verspilling die in de meeste bouwprocessen en bij de meeste producten plaatsvindt, terug te dringen. De inefficiëntie in de bouwsector ondermijnt het doel en de opzet van deze richtlijn, aangezien de ongerechtvaardigd hoge kosten van bouw en renovatie de
106 /PE 425.402
NL
kosteneffectiviteit, en daarmee ook de energie-efficiëntie van de sector, verminderen. Met het oog op een goede werking van deze richtlijn dient de Commissie het functioneren van de bouwmarkt te evalueren en aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen van haar bevindingen en aanbevelingen. De lidstaten dienen zich in te spannen om een transparant prijsbeleid in de bouw- en renovatiesector te waarborgen en dienen passende maatregelen te treffen om belemmeringen voor de toegang van nieuwe marktdeelnemers, met name KMO's, tot de markt en tot relevante faciliteiten en infrastructuur weg te nemen. Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 ter) Ter verhoging van de energieefficiëntie van huishoudelijke apparaten, verwarming en koeling moeten informatietechnologieën worden ontwikkeld en in gebruik worden genomen - met als doel een "intelligent gebouw".
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(15) Er zijn maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat een groter aantal gebouwen niet alleen voldoet aan de huidige minimumeisen inzake energieprestaties, maar ook energie-efficiënter is. Daartoe moeten de lidstaten nationale plannen opstellen, om te zorgen voor een toename van het aantal gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik; zij brengen
(15) Er zijn maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat een groter aantal gebouwen niet alleen voldoet aan de huidige minimumeisen inzake energieprestaties, maar op zijn minst een zo hoog mogelijke energieprestatie waarborgt. Daartoe moeten de lidstaten nationale plannen opstellen, om te zorgen voor een toename van het aantal energieneutrale gebouwen; zij brengen daarover regelmatig verslag uit PE 425.402/ 107
NL
daarover regelmatig verslag uit bij de Commissie.
bij de Commissie.
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (16 bis) De lidstaten moeten worden aangemoedigd om naast de in deze richtlijn vastgestelde acties aanvullende maatregelen te treffen ter bevordering van een hogere energieprestatie van gebouwen. Dergelijke maatregelen kunnen financiële en fiscale prikkels omvatten voor ondernemingen, huiseigenaren en huurders, waaronder ook verlaagde Btw-tarieven voor renovatiediensten.
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (16 ter) De lidstaten moeten erop toezien dat de regulering van de energieprijzen voor de consument geen verstorend effect heeft waardoor prikkels tot energiebesparing uitblijven.
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(17) De toekomstige koper of huurder van een gebouw of delen daarvan moet via het energieprestatiecertificaat correcte informatie krijgen over de energieprestaties van het gebouw, alsmede praktisch advies over hoe die kunnen worden verbeterd. In het certificaat moet ook informatie worden verstrekt over de eigenlijke effecten van
(17) De toekomstige koper of huurder van een gebouw of delen daarvan moet via het energieprestatiecertificaat correcte informatie krijgen over de energieprestaties van het gebouw, alsmede praktisch advies over hoe die kunnen worden verbeterd. Eigenaren en huurders van bedrijfspanden moeten tevens worden
108 /PE 425.402
NL
verwarming en koeling op de energiebehoeften van het gebouw, over het primaire energieverbruik en over de kooldioxide-uitstoot.
verplicht informatie uit te wisselen over het daadwerkelijke energieverbruik, teneinde te waarborgen dat alle gegevens beschikbaar zijn om een geïnformeerde keuze te kunnen maken over de nodige verbeteringen. In het certificaat moet ook informatie worden verstrekt over de eigenlijke effecten van verwarming en koeling op de energiebehoeften van het gebouw, over het primaire energieverbruik en over de kooldioxide-uitstoot. De eigenaars van gebouwen moeten te allen tijde certificatie of een bewijs van actualisering kunnen aanvragen, en niet alleen als gebouwen worden verhuurd, verkocht of gerenoveerd.
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (17 bis) De overheid moet het goede voorbeeld geven en de aanbevelingen in het energieprestatiecertificaat binnen de geldigheidsperiode ervan uitvoeren. De lidstaten moeten in hun nationale plannen maatregelen opnemen om overheidsdiensten te stimuleren verbeteringen op het gebied van energieefficiëntie in een vroeg stadium over te nemen en de aanbevelingen in het energieprestatiecertificaat binnen de geldigheidsperiode ervan uit te voeren. Bij het opstellen van de nationale plannen moeten de lidstaten de vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden raadplegen.
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (17 ter) In overeenstemming met de vereisten inzake de installatie van slimme meters, zoals vastgesteld bij Richtlijn PE 425.402/ 109
NL
2006/32/EG, dienen eigenaren en huurders te worden voorzien van nauwkeurige real-time informatie over het energieverbruik in de door hen gebruikte gebouwen. Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Overweging 18 Door de Commissie voorgestelde tekst (18) Gebouwen die door de overheid worden gebruikt en gebouwen die veelvuldig door het publiek worden bezocht, kunnen een voorbeeldfunctie vervullen op het gebied van zorg voor het milieu en energiegebruik en daarom dient voor die gebouwen regelmatig energiecertificering plaats te vinden. De verspreiding van informatie over die energieprestaties onder het publiek kan worden verbeterd door die energiecertificaten op een opvallende plaats aan te brengen.
Amendement (18) Gebouwen die door de overheid worden gebruikt en gebouwen die veelvuldig door het publiek worden bezocht, dienen een voorbeeldfunctie te vervullen op het gebied van zorg voor het milieu en energiegebruik en daarom dient voor die gebouwen regelmatig energiecertificering plaats te vinden. De verspreiding van informatie over die energieprestaties onder het publiek kan worden verbeterd door die energiecertificaten op een opvallende plaats aan te brengen. Indien lidstaten besluiten het gebruik van energie op te nemen in de certificeringvereisten voor energie, kan voor een locatiegebaseerde aanpak worden gekozen waarbij een groep in dezelfde buurt gelegen gebouwen die door dezelfde organisatie worden gebruikt, op dezelfde energiemeters is aangesloten.
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Overweging 18 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (18 bis) Als wordt gezorgd voor wederzijdse erkenning van energieprestatiecertificaten die zijn afgegeven door andere lidstaten, kan waarschijnlijk een grensoverschrijdende markt voor financiële en andere diensten voor de ondersteuning van energieefficiëntie ontstaan. Om dit mogelijk te
110 /PE 425.402
NL
maken moet de Commissie minimumvoorschriften voor de inhoud en vorm van de certificaten en voor de accreditering als deskundige vaststellen. Elk energieprestatiecertificaat moet zowel in de taal van de eigenaar als in de taal van de huurder beschikbaar zijn, zodat de aanbevelingen makkelijk te begrijpen zijn. Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(19) De laatste jaren is het aantal airconditioningsystemen in de Europese landen toegenomen. Dit veroorzaakt in deze landen aanzienlijke problemen op het gebied van piekbelasting, waardoor de kostprijs voor elektrische energie stijgt en de energiebalans in het gedrang komt.
(19) De laatste jaren is het aantal airconditioningsystemen in de Europese landen toegenomen. Dit veroorzaakt in alle lidstaten aanzienlijke problemen op het gebied van piekbelasting, waardoor de kostprijs voor elektrische energie stijgt en de energiebalans in het gedrang komt. Er moet prioriteit worden verleend aan strategieën die bijdragen tot betere thermische prestaties van gebouwen tijdens de zomer. Met name technieken voor passieve koeling en in het bijzonder technieken die bijdragen tot het verbeteren van de kwaliteit van het binnenklimaat en van het microklimaat rond gebouwen moeten verder worden ontwikkeld.
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Overweging 20 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(20) Regelmatige controle van verwarmingsketels en airconditioningsystemen door gekwalificeerd personeel draagt bij tot handhaving van de correcte afstelling ervan in overeenstemming met de productspecificatie en leidt tot optimale prestaties uit milieu-, veiligheids- en energieoogpunt. Een onafhankelijke
(20) Regelmatige controle van verwarmingsketels en airconditioningsystemen door gekwalificeerd personeel draagt bij tot handhaving van de correcte afstelling ervan in overeenstemming met de productspecificatie en leidt tot optimale prestaties uit milieu-, veiligheids- en energieoogpunt. Een onafhankelijke PE 425.402/ 111
NL
beoordeling van het gehele verwarmingsen airconditioningsysteem moet regelmatig plaatsvinden gedurende de levensduur van deze systemen, vooral vóór installatie of verbetering.
beoordeling van het gehele verwarmingsen airconditioningsysteem moet regelmatig plaatsvinden gedurende de levensduur van deze systemen, vooral vóór installatie of verbetering. Om de administratieve lasten voor eigenaars en huurders van gebouwen te beperken moeten de lidstaten ervoor zorgen dat bij de afgifte van energieprestatiecertificaten ook de verwarmings- en airconditioningsystemen worden gekeurd en dat beide keuringen zo veel mogelijk gelijktijdig gebeuren.
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Overweging 21 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (21 bis) De lokale en regionale overheden zijn van cruciaal belang voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Met hun vertegenwoordigers moet overleg plaatsvinden over elk aspect van de tenuitvoerlegging op nationaal of regionaal niveau. Lokale stedenbouwkundigen en bouwinspecteurs moeten geschikte richtsnoeren en middelen krijgen om de nodige taken uit te voeren.
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Overweging 21 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (21 ter) Indien de toegang tot of de uitoefening van het beroep van installateur gereglementeerd is, gelden de voorwaarden voor de erkenning van beroepskwalificaties zoals vastgelegd in Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. De toepassing van deze richtlijn laat derhalve Richtlijn 2005/36/EG onverlet. In Richtlijn 2005/36/EG zijn eisen vastgesteld voor de wederzijdse erkenning
112 /PE 425.402
NL
van beroepskwalificaties, onder meer voor architecten, maar voorts moet ook worden gegarandeerd dat architecten en planologen in hun plannen en ontwerpen voldoende rekening houden met bijzonder energie-efficiënte technologieën. De lidstaten moeten ter zake duidelijke richtsnoeren opstellen, onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2005/36/EG en met name de artikelen 46 en 49. Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Overweging 23 Door de Commissie voorgestelde tekst (23) De Commissie moet met name de bevoegdheid krijgen om bepaalde delen van het in bijlage I bedoelde algemene kader aan te passen aan de technische vooruitgang, om een methodologie vast te stellen voor het berekenen van de kostenoptimale minimumeisen inzake energieprestaties en om gemeenschappelijke principes vast te stellen voor het definiëren van de gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
Amendement (23) De Commissie moet met name de bevoegdheid krijgen om bepaalde delen van het in bijlage I bedoelde algemene kader aan te passen aan de technische vooruitgang, om een gemeenschappelijke methodologie vast te stellen voor het berekenen van de kostenoptimale minimumeisen inzake energieprestaties en om een definitie voor energieneutrale gebouwen vast te stellen, rekening houdend met de normale weersomstandigheden ter plaatse en de verwachte veranderingen daarin na verloop van tijd. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Overweging 23 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (23 bis) Aangezien 14% van het energieverbruik in de EU voor rekening komt van verlichting en gezien het feit dat met de modernste verlichtingssystemen PE 425.402/ 113
NL
een energiebesparing van 80% kan worden bereikt onder verlichtingsomstandigheden die in overeenstemming zijn met de Europese normen, wat een nog niet ten volle benutte mogelijkheid is om bij te dragen tot de verwezenlijking van de streefdoelen van de EU voor 2020, dient de Commissie de nodige stappen te nemen voor de goedkeuring van een richtlijn betreffende verlichtingontwerp die een aanvulling vormt op de maatregelen en doelstellingen van deze richtlijn. De verhoging van de energie-efficiëntie door een beter ontwerp van verlichting en de toepassing van energie-efficiënte lichtbronnen in overeenstemming met de richtlijn energieverbruik van producten vormt een significante bijdrage tot een betere energieprestatie van gebouwen. Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Overweging 24 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(24) Aangezien de doelstellingen om de energie-efficiëntie van gebouwen te bevorderen niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd gezien de complexiteit van de bouwsector en aangezien de uitdagingen inzake energie-efficiëntie niet voldoende kunnen worden aangepakt via de nationale woningmarkt en dit, gelet op de omvang en de effecten van de acties, derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, als vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel vastgelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat voor de verwezenlijking van die doelstellingen nodig is.
(24) Aangezien de doelstellingen om de energie-efficiëntie van gebouwen te bevorderen niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd gezien de complexiteit van de gebouwensector en aangezien de uitdagingen inzake energieprestaties niet voldoende kunnen worden aangepakt via de nationale woningmarkt en dit, gelet op de omvang en de effecten van de acties, derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, als vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel vastgelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat voor de verwezenlijking van die doelstellingen nodig is.
Amendement 25 114 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Deze richtlijn stimuleert verbeterde energieprestaties van gebouwen in de Gemeenschap, rekening houdend met zowel de klimatologische en plaatselijke omstandigheden buiten het gebouw als met de eisen voor het binnenklimaat en de kosteneffectiviteit.
Deze richtlijn stimuleert verbeterde energieprestaties van gebouwen in de Gemeenschap, rekening houdend met zowel de klimatologische en plaatselijke omstandigheden buiten het gebouw als met de eisen voor het binnenklimaat en kostenoptimale niveaus van energieprestaties.
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst (a) het algemeen kader voor een methode voor de berekening van de geïntegreerde energieprestaties van gebouwen en delen van gebouwen,
Amendement (a) een methode voor de berekening van de geïntegreerde energieprestaties van gebouwen en delen van gebouwen, van bestanddelen van gebouwen en van technische bouwsystemen;
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst (c) de toepassing van minimumeisen voor de energieprestaties van bestaande gebouwen en delen van gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan,
Amendement (c) de toepassing van minimumeisen voor de energieprestaties van bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan en van bestanddelen van gebouwen en technische bouwsystemen wanneer deze worden vervangen of vernieuwd;
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – letter d Door de Commissie voorgestelde tekst (d) nationale plannen om te zorgen voor een toename van het aantal gebouwen met
Amendement (d) nationale plannen en streefdoelen om te zorgen voor een toename van het aantal PE 425.402/ 115
NL
een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik;
energieneutrale gebouwen;
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – letter g bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (g bis) opleiding, scholing en wederzijdse erkenning door de lidstaten van personen die de energieprestaties van gebouwen certificeren en verwarmings- en airconditioningsystemen keuren.
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – letter g ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (g ter) nationale plannen voor het opheffen van belemmeringen in de bouw-, huur- en monumentenwetgeving en voor het scheppen van financiële prikkels.
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 bis) nieuw gebouw: een gebouw waarvoor de bouwvergunning is verkregen na de inwerkingtreding van deze richtlijn;
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 ter) delen van gebouwen: appartementen of voor apart gebruik ontwikkelde eenheden die deel uitmaken
116 /PE 425.402
NL
van een bouwblok; Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 1 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 quater) energieneutraal gebouw: een gebouw waarvan het totale jaarlijkse verbruik van primaire energie als gevolg van een zeer hoog niveau van energieefficiëntie niet groter is dan de productie van energie ter plaatse uit hernieuwbare bronnen;
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst (2) technische bouwsystemen: technisch materiaal voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening, verlichting en elektriciteitsproductie of een combinatie daarvan;
Amendement (2) technische bouwsystemen: technisch materiaal voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening, verlichting en elektriciteitsproductie, meet-, toezicht- en controlesystemen of een combinatie daarvan;
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(3) energieprestaties van een gebouw: de berekende of gemeten hoeveelheid energie die nodig is voor de vraag naar energie die verband houdt met een normaal gebruik van een gebouw, waaronder de energie die wordt gebruikt voor verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting;
(3) energieprestaties van een gebouw: de berekende of gemeten hoeveelheid primaire energie die nodig is voor de vraag naar energie die verband houdt met een normaal gebruik van een gebouw, uitgedrukt in kWh/m2 per jaar, waaronder de energie die wordt gebruikt voor verwarming, warmwatervoorziening, koeling, ventilatie en ingebouwde verlichting rekening houdend met passieve zonne-energie, zonwering en natuurlijke verlichting; PE 425.402/ 117
NL
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst (4) primaire energie: hernieuwbare en niethernieuwbare energie die geen omzetting of transformatie heeft ondergaan;
Amendement (4) primaire energie: energie uit hernieuwbare en niet-hernieuwbare bronnen die geen omzetting of transformatie heeft ondergaan;
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 bis) energie uit hernieuwbare bronnen: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen: wind, zon, aardwarmte, aerothermische en hydrothermische energie en energie uit de zee, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen;
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst (5) bouwschil: de elementen die de binnenzijde van een gebouw scheiden van de buitenzijde, waaronder de vensters, de muren, de fundering, de kelderplaat, het plafond, het dak en de isolatie;
Amendement (5) bouwschil: de geïntegreerde elementen die de binnenzijde van een gebouw scheiden van de buitenzijde;
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 bis) bestanddeel van een gebouw: een afzonderlijk deel van een gebouw dat van invloed is op de energieprestaties van het gebouw en dat niet onder de definitie van
118 /PE 425.402
NL
technische bouwsystemen valt, waaronder de vensters, de buitendeuren, de markiezen, de muren, de fundering, de kelderplaat, het plafond, het dak en isolatiesystemen; Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(6) ingrijpende renovatie: de renovatie van een gebouw, waarbij
(6) ingrijpende renovatie: de renovatie van een gebouw, waarbij
(a) de totale kosten van de renovatie met betrekking tot de bouwschil of de technische bouwsystemen hoger zijn dan 25% van de waarde van het gebouw, exclusief de grond, of
(a) de totale kosten van de renovatie met betrekking tot de bouwschil of de technische bouwsystemen hoger zijn dan 20% van de waarde van het gebouw, berekend op basis van de actuele bouwkosten in de betreffende lidstaat, exclusief de grond, of
(b) meer dan 25% van de oppervlakte van de bouwschil een renovatie ondergaat;
(b) meer dan 25% van de oppervlakte van de bouwschil een renovatie ondergaat die een direct effect heeft op de energieprestaties van het gebouw;
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 10 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(10) kostenoptimaal niveau: het laagst mogelijke kostenniveau tijdens de levensduur van een gebouw, dat wordt bepaald aan de hand van de investeringskosten, de onderhouds- en bedrijfskosten (inclusief kosten voor energie), inkomsten van geproduceerde energie, waar van toepassing, en verwijderingskosten, waar van toepassing;
(10) kostenoptimaal niveau: het niveau waarbij de berekende kosten-batenanalyse over de levensduur van een gebouw positief is, ten minste rekening houdend met de actuele netto waarde van de investering en de bedrijfskosten (inclusief kosten voor energie), het onderhoud, inkomsten van geproduceerde energie en verwijderingskosten, waar van toepassing;
Amendement 42
PE 425.402/ 119
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 14 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(14) warmtepomp: een toestel/installatie dat/die bij lage temperatuur warmte aan de lucht, het water of de bodem onttrekt en deze warmte aan het gebouw afgeeft.
(14) warmtepomp: een machine, toestel of installatie dat/die warmte van de natuurlijke omgeving zoals de lucht, het water of de bodem overdraagt aan gebouwen of industriële installaties door de natuurlijke warmtestroming om te keren van een lagere naar een hogere temperatuur. De hoeveelheid energie die een warmtepomp aan de omgeving moet onttrekken om als hernieuwbare energie in de zin van deze richtlijn te kunnen worden beschouwd, is vastgesteld bij Richtlijn 2009/.../EG [ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen];
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 14 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 bis) energiearmoede: de toestand dat een huishouden meer dan 10% van het inkomen aan energie moet besteden om het huis te verwarmen tot een niveau dat volgens de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie aanvaardbaar is;
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 14 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 ter) verlichtingssysteem: een combinatie van onderdelen die vereist zijn om in een bepaald lichtniveau te voorzien;
Amendement 45
120 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 14 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 quater) stadsverwarming of -koeling: de distributie van thermale energie in de vorm van stoom, warm water of gekoelde vloeistoffen vanuit een centrale productieinstallatie via een netwerk dat verbonden is met meerdere gebouwen, voor het verwarmen of koelen van ruimtes of processen of voor warmwaterproductie;
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 14 quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 quinquies) verlichtingsontwerp: een plan of tekening met een nauwkeurige beschrijving van de samenstelling en indeling van verlichtingsarmaturen, met inbegrip van bijbehorende regelingsapparatuur.
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaten passen voor de berekening van de energieprestaties van gebouwen een geharmoniseerde methodiek toe overeenkomstig het algemene kader in bijlage I.
1. De Commissie stelt, na raadpleging van de relevante belanghebbenden en met name vertegenwoordigers van de plaatselijke, regionale en nationale autoriteiten uiterlijk op 31 maart 2010 voor de berekening van de energieprestaties van gebouwen een gemeenschappelijke methodiek vast overeenkomstig het algemene kader in bijlage I. Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure PE 425.402/ 121
NL
met toetsing van artikel 21, lid 2. Deze methode wordt vastgesteld op nationaal of op regionaal niveau.
2. De lidstaten voeren deze gemeenschappelijke methodiek uit.
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De energieprestaties van gebouwen worden op transparante wijze uitgedrukt en omvatten een indicator voor de vraag naar primaire energie.
Amendement 100 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen opdat minimumeisen voor de energieprestaties van gebouwen worden vastgesteld met het oog op het bereiken van de kostenoptimale niveaus, en worden berekend volgens de in artikel 3 bedoelde methodiek.
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen opdat minimumeisen voor de energieprestaties van gebouwen en van bestanddelen van gebouwen en technische bouwsystemen en delen daarvan worden vastgesteld om ten minste kostenoptimale niveaus te bereiken, en worden berekend volgens de in artikel 3 bedoelde gemeenschappelijke methodiek.
Bij het vaststellen van de eisen kunnen de lidstaten onderscheid maken tussen nieuwe en bestaande gebouwen alsmede tussen verschillende categorieën gebouwen.
Bij het vaststellen van de eisen raadplegen de lidstaten de overheid en andere belanghebbenden en kunnen zij onderscheid maken tussen nieuwe en bestaande gebouwen alsmede tussen verschillende categorieën gebouwen.
In de eisen wordt rekening gehouden met de algemene binnenklimaatsituatie - om eventuele negatieve neveneffecten zoals onvoldoende ventilatie te voorkomen -, met de plaatselijke omstandigheden, met de gebruiksbestemming en met de ouderdom van het gebouw.
De eisen moeten consistent zijn met andere toepasselijke communautaire wetgeving en rekening houden met de algemene binnenklimaatsituatie en binnenen buitenlicht - om eventuele negatieve neveneffecten zoals onvoldoende ventilatie of onvoldoende natuurlijk licht te voorkomen -, met de plaatselijke omstandigheden, met de gebruiksbestemming en met de ouderdom van het gebouw.
122 /PE 425.402
NL
De eisen dienen regelmatig en ten minste om de vijf jaar te worden getoetst, en zo nodig aan de technische vooruitgang in de bouwsector te worden aangepast.
De eisen dienen regelmatig en ten minste om de vier jaar te worden getoetst, en aan de technische vooruitgang in de bouwsector te worden aangepast. Het bepaalde in dit artikel belet de lidstaten steun te geven voor de bouw van nieuwe gebouwen, ingrijpende renovaties en verbetering van bestanddelen en technische systemen die verder gaan dan de minimumvereisten van deze richtlijn.
Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De lidstaten kunnen beslissen om ten aanzien van de volgende categorieën gebouwen geen eisen als bedoeld in lid 1 vast te stellen of toe te passen:
2. De lidstaten kunnen beslissen om ten aanzien van de volgende categorieën gebouwen geen eisen als bedoeld in lid 1 vast te stellen of toe te passen:
(a) gebouwen die officieel beschermd zijn als onderdeel van een daartoe aangewezen omgeving, dan wel vanwege hun bijzondere architectonische of historische waarde, indien de toepassing van de minimumeisen inzake energieprestaties hun karakter of aanzicht op onaanvaardbare wijze zou veranderen;
(a) gebouwen die officieel beschermd zijn als onderdeel van een daartoe aangewezen omgeving, dan wel vanwege hun bijzondere architectonische of historische waarde, voor zover de toepassing van een specifieke minimumeis inzake energieprestaties hun karakter of aanzicht op onaanvaardbare wijze zou veranderen;
(b) gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten;
(b) gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten;
(c) tijdelijke gebouwen die in principe niet langer dan twee jaar gebruikt worden, industriepanden, werkplaatsen en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven met een lage energiebehoefte en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven die in gebruik zijn bij een sector die onder een nationale sectorovereenkomst inzake energieprestaties valt;
(c) tijdelijke gebouwen die in principe minder dan achttien maanden gebruikt worden, industriepanden, werkplaatsen en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven met een lage energiebehoefte en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven die in gebruik zijn bij een sector die onder een nationale sectorovereenkomst inzake energieprestaties valt;
(d) woongebouwen die in principe minder dan vier maanden per jaar gebruikt worden; (e) alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan
(e) alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan PE 425.402/ 123
NL
50 m2.
50 m2.
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Vanaf 30 juni 2014 verstrekken de lidstaten geen stimulansen meer voor de bouw of renovatie van gebouwen of delen van gebouwen die niet voldoen aan de minimumeisen inzake energieprestaties volgens de resultaten van de in artikel 5, lid 2, bedoelde berekening.
Amendement 3. Vanaf 30 juni 2012 verstrekken de lidstaten nog slechts stimulansen voor de bouw of ingrijpende renovatie van gebouwen of delen van gebouwen, met inbegrip van bestanddelen van gebouwen, als de resultaten daarvan ten minste voldoen aan de minimumeisen inzake energieprestaties volgens de resultaten van de in artikel 5, lid 2, bedoelde berekening.
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. Vanaf 30 juni 2017 zorgen de lidstaten ervoor dat, bij het herzien van de overeenkomstig lid 1 vastgestelde minimumeisen inzake energieprestaties, deze vereisten voldoen aan de resultaten van de in artikel 5, lid 2, bedoelde berekening.
Amendement 4. De lidstaten herzien de overeenkomstig lid 1 vastgestelde minimumeisen inzake energieprestaties en zorgen ervoor dat deze vereisten uiterlijk op 30 juni 2015 ten minste voldoen aan de resultaten van de in artikel 5, lid 2, bedoelde berekening.
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. De lidstaten verlenen subsidie en technische advies voor specifieke programma's voor de aanpassing van historische gebouwen of centra aan energie-efficiëntie.
Amendement 54
124 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 4 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 ter. Energieproductiesystemen en isolatiemaatregelen in historische centra worden aan een visuelehinderbeoordeling onderworpen;
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De Commissie werkt tegen 31 december 2010 een vergelijkende methodologie uit voor de berekening van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties voor gebouwen of delen van gebouwen. De vergelijkende methodologie dient een onderscheid te maken tussen nieuwe en bestaande gebouwen en tussen verschillende categorieën van gebouwen.
1. De Commissie werkt, na raadpleging van de relevante belanghebbenden, met name vertegenwoordigers van de plaatselijke, regionale en nationale autoriteiten, en op basis van de in bijlage III bis genoemde beginselen uiterlijk op 31 maart 2010 een gemeenschappelijke methodologie uit voor de berekening van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties voor gebouwen of delen van gebouwen. Deze gemeenschappelijke methodologie kan verwijzen naar relevante Europese normen en dient: - een onderscheid te maken tussen nieuwe en bestaande gebouwen en tussen verschillende categorieën van gebouwen, - de verschillende klimaatomstandigheden in de lidstaten en de waarschijnlijke verandering daarin tijdens de levensduur van het betrokken gebouw te weerspiegelen, en - gemeenschappelijke aannamen of berekeningsmethoden voor energiekosten vast te stellen. De Commissie toetst de gemeenschappelijke methodologie om de vijf jaar en actualiseert deze indien nodig.
Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden
Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, worden PE 425.402/ 125
NL
vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
2. De lidstaten berekenen de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties aan de hand van de in lid 1 bedoelde vergelijkende methodologie en de relevante parameters, zoals de klimatologische omstandigheden, en vergelijken de resultaten van deze berekening met de door hen vastgestelde minimumeisen inzake energieprestaties.
2. De lidstaten berekenen de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties aan de hand van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke methodologie en de relevante parameters, zoals de klimatologische omstandigheden.
Zij brengen bij de Commissie verslag uit over alle inputgegevens en veronderstellingen die zij voor deze berekeningen en de resultaten daarvan hebben gebruikt. Dit verslag mag worden opgenomen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energie-efficiëntie. De lidstaten brengen om de drie jaar verslag uit bij de Commissie. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 30 juni 2011 ingediend.
Zij brengen bij de Commissie verslag uit over alle inputgegevens en veronderstellingen die zij voor deze berekeningen en de resultaten daarvan hebben gebruikt. Dit verslag wordt opgenomen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energie-efficiëntie. De lidstaten brengen om de drie jaar verslag uit bij de Commissie. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 30 juni 2011 ingediend.
3. De Commissie publiceert een verslag over de voortgang van de lidstaten bij het bereiken van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties.
3. De Commissie publiceert een verslag over de voortgang van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van dit artikel.
Amendementen 105 en 116 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat nieuwe gebouwen aan de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde minimumeisen voor de energieprestaties voldoen.
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat nieuwe gebouwen aan de overeenkomstig artikel 4 en het bepaalde in artikel 9 vastgestelde minimumeisen voor de energieprestaties voldoen.
Waar het gaat om nieuwe gebouwen zorgen de lidstaten ervoor dat, alvorens met de bouw wordt begonnen, de technische, milieutechnische en economische haalbaarheid van de 126 /PE 425.402
NL
Waar het gaat om nieuwe gebouwen bevorderen de lidstaten het gebruik van alternatieve systemen met een hoog rendement. Deze alternatieve systemen
volgende alternatieve systemen in aanmerking worden genomen:
kunnen onder meer bestaan in:
a) gedecentraliseerde systemen voor energievoorziening gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen;
a) gedecentraliseerde systemen voor energievoorziening gebaseerd op energie uit hernieuwbare bronnen;
b) warmtekrachtkoppeling;
b) warmtekrachtkoppeling;
c) stads/blokverwarming of -koeling, indien beschikbaar;
c) stads/blokverwarming of -koeling, indien beschikbaar, in het bijzonder systemen die geheel of gedeeltelijk zijn gebaseerd op energie uit hernieuwbare bronnen;
d) warmtepompen;
d) warmtepompen; d bis) ICT-apparatuur voor toezicht- en controledoeleinden.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde analyse van alternatieve systemen op een transparante manier wordt gestaafd in de aanvraag van de bouwvergunning of van de definitieve goedkeuring voor de bouwwerken. Amendementen 106,117 en 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer bestaande gebouwen een ingrijpende renovatie ondergaan, de energieprestaties ervan tot het niveau van de minimumeisen inzake energieprestaties worden opgevoerd, voor zover dit technisch, functioneel en economisch haalbaar is. Zij stellen deze minimumeisen voor de energieprestaties vast overeenkomstig artikel 4. De eisen kunnen worden vastgesteld hetzij voor het gerenoveerde gebouw in zijn geheel, hetzij voor de gerenoveerde systemen of bestanddelen, wanneer deze deel uitmaken van een renovatie die binnen een bepaald tijdsbestek moet worden uitgevoerd, met het doel de totale energieprestaties van het gebouw of delen daarvan te verbeteren.
De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer bestaande gebouwen een ingrijpende renovatie ondergaan of bestanddelen van gebouwen en technische bouwsystemen of onderdelen daarvan worden vernieuwd of vervangen, de energieprestaties ervan tot het niveau van de minimumeisen inzake energieprestaties worden opgevoerd, voor zover dit technisch, functioneel en economisch haalbaar is. Zij stellen deze minimumeisen voor de energieprestaties vast overeenkomstig artikel 4 en rekening houdend met de bepalingen in artikel 9. De eisen worden vastgesteld voor zowel de gerenoveerde systemen als de bestanddelen van gebouwen, wanneer deze vernieuwd of vervangen worden, alsook voor het gerenoveerde gebouw in zijn geheel, PE 425.402/ 127
NL
wanneer het om een ingrijpende renovatie gaat. Als het gaat om gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd, stimuleren de lidstaten dat de volgende alternatieve systemen met een hoog rendement worden bekeken en in aanmerking genomen: (a) gedecentraliseerde systemen voor energievoorziening gebaseerd op energie uit hernieuwbare bronnen; (b) warmtekrachtkoppeling; (c) stads/blokverwarming of -koeling, indien beschikbaar, in het bijzonder systemen die geheel of gedeeltelijk zijn gebaseerd op energie uit hernieuwbare bronnen; (d) warmtepompen; (d bis) ICT-apparatuur voor toezichts- en controledoeleinden. Amendement 58 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Technische bouwsystemen
Technische bouwsystemen en bestanddelen van gebouwen
1. De lidstaten stellen minimumeisen inzake energieprestaties vast met betrekking tot de technische bouwsystemen die in de gebouwen zijn geïnstalleerd. Er worden eisen vastgesteld voor nieuwe technische bouwsystemen en voor de vervanging of het herstel van technische bouwsystemen en onderdelen daarvan.
1. De lidstaten stellen minimumeisen inzake energieprestaties vast met betrekking tot de bestanddelen van gebouwen en technische bouwsystemen die in de gebouwen zijn geïnstalleerd en in bedrijf gesteld en die niet vallen onder Richtlijn 2009/…/EG [houdende invoering van een kader voor de vaststelling van eisen met betrekking tot milieuvriendelijkheid en zuinig energiegebruik van producten] en de maatregelen ter uitvoering daarvan. Er worden eisen vastgesteld voor nieuwe bedrijfstechnische installaties, technische bouwsystemen en bestanddelen van gebouwen en onderdelen daarvan en voor de vervanging of het herstel daarvan, en die eisen worden toegepast voor zover zij
128 /PE 425.402
NL
technisch en functioneel haalbaar zijn. De eisen hebben met name betrekking op:
De eisen hebben met name betrekking op:
(a) c.v.-ketels of andere warmtegeneratoren van verwarmingssystemen;
(a) c.v.-ketels, andere warmtegeneratoren en warmtewisselaars van verwarmingssystemen, met inbegrip van stads/blokverwarming of -koeling;
(b) waterverwarmers in warmwatersystemen;
(b) waterverwarmers in warmwatersystemen;
(c) centrale airconditioningseenheid of koudegenerator in airconditioningsystemen.
(c) centrale airconditioningseenheid of koudegenerator in airconditioningsystemen; (c bis) geïnstalleerde verlichting;
2. De overeenkomstig lid 1 vastgestelde minimumeisen inzake energieprestaties moeten in overeenstemming zijn met de wetgeving die van toepassing is op de producten waaruit het systeem bestaat en moeten gebaseerd zijn op de behoorlijke installatie van de producten en de geschikte aanpassing en controle van het technische bouwsysteem. De eisen moeten er met name voor zorgen dat er een geschikt hydraulisch evenwicht wordt bereikt in de hydraulische "natte" verwarmingssystemen en dat de geschikte grootte en het geschikte type van product wordt gebruikt voor de installatie, gelet op het beoogde gebruik van het technische bouwsysteem.
(c ter) bestanddelen van gebouwen zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 5 bis. 2. De overeenkomstig lid 1 vastgestelde minimumeisen inzake energieprestaties moeten in overeenstemming zijn met alle wetgeving die van toepassing is op de producten waaruit het systeem en de bestanddelen van gebouwen bestaan en moeten gebaseerd zijn op de behoorlijke installatie van de producten en de geschikte aanpassing en controle van het technische bouwsysteem. Als het gaat om technische bouwsystemen moeten de eisen ervoor zorgen dat de technische installaties bij de ingebruikneming goed worden afgesteld, dat er een geschikt hydraulisch evenwicht wordt bereikt in de hydraulische "natte" verwarmingssystemen en dat de geschikte grootte en het geschikte type van product wordt gebruikt voor de installatie, gelet op het beoogde gebruik van het technische bouwsysteem.
Amendementen 107 en 119 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 2 bis (nieuw) door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Overeenkomstig bijlage I van Richtlijn 2009/../EG van het Europees Parlement en de Raad [ betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit]. De lidstaten zorgen ervoor dat er “smart meters” PE 425.402/ 129
NL
worden geïnstalleerd in alle nieuwe gebouwen en gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd en wanneer een meter wordt vervangen, en stimuleren de plaatsing, waar nodig, van actieve controlesystemen, zoals systemen voor automatisering, controle en toezicht. Amendementen 60 en 102 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik
Energieneutrale gebouwen
1. De lidstaten stellen nationale plannen op om te zorgen voor een toename van het aantal gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik.
1. De lidstaten stellen nationale plannen op om te zorgen voor een toename van het aantal energieneutrale gebouwen als gedefinieerd in artikel 2, lid 1 quater. De lidstaten zien erop toe dat alle nieuwe gebouwen uiterlijk 31 december 2018 een nette energieverbruik van ten minste nul hebben.
Zij stellen streefcijfers vast voor het minimale percentage dat deze gebouwen in 2020 moeten uitmaken van het totaal aantal gebouwen en van de totale bruikbare vloeroppervlakte.
De lidstaten stellen streefcijfers vast voor het minimale percentage gebouwen die in respectievelijk 2015 en 2020 energieneutrale gebouwen zijn, gemeten als percentage van het totaal aantal gebouwen en als percentage van de totale bruikbare vloeroppervlakte.
Er worden afzonderlijke streefcijfers vastgesteld voor:
Er worden afzonderlijke streefcijfers vastgesteld voor:
(a) nieuwe en gerenoveerde residentiële gebouwen;
(a) nieuwe en gerenoveerde residentiële gebouwen;
(b) nieuwe en gerenoveerde nietresidentiële gebouwen;
(b) nieuwe en gerenoveerde nietresidentiële gebouwen;
(c) gebouwen waarin overheidsdiensten zijn gevestigd.
(c) gebouwen waarin overheidsdiensten zijn gevestigd.
De lidstaten houden bij het vaststellen van de onder c) bedoelde streefcijfers rekening met de leidende rol die overheden dienen te vervullen op het gebied van energieprestaties van gebouwen.
De lidstaten stellen ten minste drie jaar voor de in dit artikel vastgestelde streefcijfers afzonderlijke streefcijfers vast voor nieuwe en bestaande gebouwen als bedoeld onder c) en houden daarbij
130 /PE 425.402
NL
rekening met de leidende rol die overheden dienen te vervullen op het gebied van energieprestaties van gebouwen. 2. Het in lid 1 bedoelde nationale plan omvat onder meer de volgende elementen:
2. Het in lid 1 bedoelde nationale plan wordt opgesteld in overleg met alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van de plaatselijke en regionale overheden, en omvat onder meer de volgende elementen:
(a) de door de lidstaten gehanteerde definitie van gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik; (b) tussentijdse streefcijfers, uitgedrukt in het minimale percentage dat deze gebouwen in 2015 moeten uitmaken van het totaal aantal gebouwen en van de totale bruikbare vloeroppervlakte;
(b) tussentijdse streefcijfers, uitgedrukt in het minimale percentage dat deze gebouwen in 2015 en 2020 moeten uitmaken van het totaal aantal gebouwen en van de totale bruikbare vloeroppervlakte; (b bis) nadere informatie over de eisen van de lidstaat inzake minimale niveaus voor energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd, zoals bepaald in Richtlijn 2009/.../EG inzake de bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en de artikelen 6 en 7 van deze richtlijn;
(c) informatie over de genomen maatregelen ter bevordering van dergelijke gebouwen.
(c) een overzicht van het hele beleid en alle informatie over genomen maatregelen ter bevordering van dergelijke gebouwen. (c bis) nationale, regionale of lokale programma's ter ondersteuning van energieprestatiemaatregelen, zoals fiscale stimulansen, financiële instrumenten of een verlaagd BTW-tarief.
3. De lidstaten delen de in lid 1 bedoelde nationale plannen tegen ten laatste 30 juni 2011 aan de Commissie mee en brengen om de drie jaar bij de Commissie verslag uit over de voortgang in de tenuitvoerlegging van hun nationale plannen. De nationale plannen en voortgangsverslagen mogen worden opgenomen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energie-efficiëntie.
3. De lidstaten delen de in lid 1 bedoelde nationale plannen tegen ten laatste 30 juni 2011 aan de Commissie mee en brengen om de drie jaar bij de Commissie verslag uit over de voortgang in de tenuitvoerlegging van hun nationale plannen. De nationale plannen en voortgangsverslagen worden opgenomen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energie-efficiëntie. PE 425.402/ 131
NL
3 bis. Binnen twee maanden na de bekendmaking van een nationaal plan door een lidstaat volgens lid 3 kan de Commissie, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, dat plan of een aspect ervan verwerpen als zij meent dat het niet voldoet aan alle eisen van dit artikel. In dat geval stelt de lidstaat wijzigingen voor. Binnen een maand na ontvangst van deze voorstellen aanvaardt de Commissie het plan of verzoekt zij om verdere specifieke wijzigingen. De Commissie en de betrokken lidstaat zetten alle redelijke stappen om het nationale plan binnen vijf maanden na de eerste bekendmaking ervan goed te keuren. 4. De Commissie stelt gemeenschappelijke principes op voor de definitie van gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik.
4. De Commissie stelt overeenkomstig de definitie in artikel 2, uiterlijk op 31 december 2010 een gedetailleerde gemeenschappelijke definitie voor energieneutrale gebouwen vast.
Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
5. De Commissie publiceert een verslag over de voortgang van de lidstaten bij het bevorderen van de toename van het aantal gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik. Op basis van dit verslag werkt zij een strategie uit en stelt, indien nodig, maatregelen voor om het aantal dergelijke gebouwen te doen toenemen.
5. De Commissie publiceert uiterlijk op 30 juni 2012 en vervolgens om de drie jaar een verslag over de voortgang van de lidstaten bij het bevorderen van de toename van het aantal energieneutrale gebouwen. Op basis van dit verslag werkt zij een actieplan uit en stelt, indien nodig, maatregelen voor om het aantal dergelijke gebouwen te doen toenemen.
Amendementen 95, 110 en 120 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Financiële stimulansen en marktbelemmeringen 1. De lidstaten stellen uiterlijk 30 juni 2011 nationale actieplannen op waarin
132 /PE 425.402
NL
maatregelen worden voorgesteld om aan de in deze richtlijn vastgelegde eisen te voldoen door beperking van de wettelijke en marktbelemmeringen en de ontwikkeling van bestaande en nieuwe financiële en fiscale instrumenten om de energie-efficiëntie van nieuwe en bestaande gebouwen te verbeteren. Deze voorgestelde maatregelen moeten toereikend, doeltreffend, transparant en niet-discriminerend zijn, de uitvoering van de aanbevelingen in het energieprestatiecertificaat schragen, gericht zijn op bevordering van forse verbeteringen van de energieprestatie van gebouwen wanneer een verbetering anders economisch niet haalbaar zou zijn, en steunmaatregelen omvatten voor huishoudens die gevaar lopen tot energiearmoede te vervallen. De lidstaten vergelijken hun financiële en fiscale instrumenten met de instrumenten die vermeld staan in bijlage III ter en voeren, onverminderd de nationale wetgeving, ten minste twee maatregelen van die bijlage uit. 2. De lidstaten doen deze nationale actieplannen als onderdeel van de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energieefficiëntie toekomen aan de Commissie en actualiseren ze eens in de drie jaar. 3. De Commissie dient uiterlijk op 30 juni 2010 na een effectbeoordeling wetgevingsvoorstellen in om de bestaande communautaire financiële instrumenten te versterken en nieuwe instrumenten voor te stellen ter ondersteuning van de uitvoering van deze richtlijn. Deze voorstellen behelzen de volgende maatregelen: (a) in het kader van de herziening van de EFRO-verordening voor de volgende programmeringsperiode, een aanzienlijke verhoging van het maximumbedrag voor steunverlening uit het EFRO ter PE 425.402/ 133
NL
bevordering van energie-efficiëntie, zoals stadsverwarming en -koeling en investeringen in hernieuwbare energie in de woningsector alsmede verruiming van de mogelijkheden om dit soort projecten te subsidiëren; (b) de aanwending van andere communautaire fondsen ter ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling, voorlichtingscampagnes en opleiding in verband met energieefficiëntie; (c) de oprichting van een fonds voor energie-efficiëntie met bijdragen uit de communautaire begroting, van de Europese Investeringsbank en van de lidstaten, dat ten doel heeft ervoor te zorgen dat er tot 2020 meer particuliere en openbare investeringen worden gedaan in projecten voor verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen en hernieuwbare energie in gebouwen of bestanddelen van gebouwen. Dit fonds voor energie-efficiëntie moet worden opgenomen in de andere communautaire structuursteunprogramma’s. De criteria voor de toekenning ervan worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1083/2006 en het fonds moet uiterlijk in 2014 een feit zijn; (d) een verlaagd btw-tarief voor diensten en producten, met inbegrip van energie uit hernieuwbare bronnen in gebouwen en bestanddelen van gebouwen, die dienen ter verbetering van de energieefficiëntie. Amendement 122,103 en 62 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 - lid 1 door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een systeem van energieprestatiecertificaten voor gebouwen op touw te zetten. Het
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om een systeem van energieprestatiecertificaten voor gebouwen op touw te zetten. Het
134 /PE 425.402
NL
energieprestatiecertificaat voor gebouwen bevat de energieprestaties van een gebouw en referentiewaarden, zoals geldende wettelijke normen en benchmarks minimumeisen inzake energieprestaties, waarmee de eigenaars of huurders van het gebouw of delen daarvan consumenten de energieprestaties van gebouwen kunnen vergelijken en beoordelen.
energieprestatiecertificaat bevat de energieprestaties van een gebouw en referentiewaarden, zoals minimumeisen inzake energieprestaties, waarmee de eigenaars of huurders van het gebouw of delen daarvan de energieprestaties kunnen beoordelen en deze gemakkelijk kunnen vergelijken met andere, al dan niet voor bewoning bestemde gebouwen. Het certificaat kan voor gebouwen die niet voor bewoning bestemd zijn, indien nodig, ook het bestaande jaarlijkse energieverbruik vermelden, als bedoeld in bijlage I. Wanneer een gebouw voorafgaand aan de bouw wordt verkocht of verhuurd, zal de verkoper (verhuurder) een nauwkeurige schriftelijke raming overleggen van de verwachte energieprestaties.
2. Het certificaat bevat aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestaties van een gebouw of delen daarvan.
2. Het certificaat bevat aanbevelingen voor de kostenoptimale verbetering van de energieprestaties van een gebouw of delen daarvan.
De in het energieprestatiecertificaat opgenomen aanbevelingen omvatten:
De in het energieprestatiecertificaat opgenomen aanbevelingen omvatten:
(a) maatregelen die verband houden met een ingrijpende renovatie van de bouwschil of technische bouwsystemen; alsmede
(a) maatregelen die verband houden met een ingrijpende renovatie van de bouwschil, met inbegrip van de isolatiesystemen, of technische bouwsystemen;
(b) maatregelen voor individuele onderdelen of elementen van een gebouw, losstaand van een ingrijpende renovatie van de bouwschil of technische bouwsystemen.
(b) maatregelen voor individuele onderdelen of elementen van een gebouw, losstaand van een ingrijpende renovatie van de bouwschil, met inbegrip van de isolatiesystemen, of technische bouwsystemen.
3. De in het energieprestatiecertificaat opgenomen aanbevelingen moeten technisch haalbaar zijn voor het gebouw in kwestie en moeten transparante informatie verschaffen over de kosteneffectiviteit ervan. De beoordeling van de kosteneffectiviteit is gebaseerd op een reeks standaardvoorwaarden, bijvoorbeeld voor de beoordeling van energiebesparingen en de onderliggende energieprijzen en rentevoeten voor investeringen die nodig zijn om de
3. De in het energieprestatiecertificaat opgenomen aanbevelingen moeten technisch haalbaar zijn voor het gebouw in kwestie en moeten transparante informatie verschaffen, met inbegrip van ten minste een duidelijke opgave van het berekende energiebesparingspotentieel van de maatregel, de huidige nettowaarde en de investeringskosten voor het specifieke gebouw of soort gebouw. De beoordeling van de kosten is gebaseerd op een reeks standaardvoorwaarden, waartoe ten minste PE 425.402/ 135
NL
aanbevelingen ten uitvoer te leggen.
behoren de beoordeling van energiebesparingen en de onderliggende energieprijzen, de financiële of fiscale stimulansen en rentevoeten voor investeringen die nodig zijn om de aanbevelingen ten uitvoer te leggen. 3 bis. De lidstaten zien erop toe dat de overheidsinstanties en andere instellingen die de aankoop of renovatie van gebouwen financieren, bij het vaststellen van de hoogte van en de voorwaarden voor financiële stimulansen, fiscale maatregelen en leningen rekening houden met de opgegeven energieprestaties en de aanbevelingen in de energieprestatiecertificaten.
4. Het energieprestatiecertificaat geeft aan of de eigenaar of huurder meer informatie kan verkrijgen over de in het certificaat verstrekte aanbevelingen. Daarnaast bevat het informatie over de stappen die moeten worden ondernomen om de aanbevelingen ten uitvoer te leggen.
4. Het energieprestatiecertificaat geeft aan of de eigenaar of huurder meer informatie kan verkrijgen over de in het certificaat verstrekte aanbevelingen. Daarnaast bevat het informatie over de stappen die moeten worden ondernomen om de aanbevelingen ten uitvoer te leggen, met inbegrip van informatie over beschikbare fiscale en financiële stimulansen en financieringsmogelijkheden. 4 bis. Gezien de voortrekkersrol die zij moeten spelen op het gebied van de energieprestaties van gebouwen dienen overheidsinstanties de aanbevelingen in het energieprestatiecertificaat dat is uitgegeven voor gebouwen waarzij werken, binnen de geldigheidsperiode ervan uit te voeren.
5. De certificering van appartementen of van voor apart gebruik ontwikkelde eenheden die deel uitmaken van een bouwblok is mogelijk op basis van:
5. De certificering van appartementen of van voor apart gebruik ontwikkelde eenheden die deel uitmaken van een bouwblok is mogelijk op basis van:
(a) een gemeenschappelijke certificering voor het gehele gebouw, wanneer het gaat om een blok met een gemeenschappelijk verwarmingssysteem; of
(a) een gemeenschappelijke certificering voor het gehele gebouw, wanneer het gaat om een blok met een gemeenschappelijk verwarmingssysteem; of
(b) keuring van een ander representatief appartement in hetzelfde bouwblok.
(b) keuring van de energieprestaties van dat appartement of die eenheid.
6. De certificering van eengezinswoningen mag gebaseerd zijn op de beoordeling van een ander representatief gebouw met een soortgelijk ontwerp, soortgelijke omvang
6. De certificering van eengezinswoningen mag gebaseerd zijn op de beoordeling van een ander representatief gebouw met een soortgelijk ontwerp, soortgelijke omvang
136 /PE 425.402
NL
en soortgelijke eigenlijke energieprestaties, indien deze overeenstemming kan worden gegarandeerd door de deskundige die het energieprestatiecertificaat afgeeft.
en soortgelijke eigenlijke energieprestaties, indien deze overeenstemming kan worden gegarandeerd door de deskundige die het energieprestatiecertificaat afgeeft.
7. Het energieprestatiecertificaat is niet langer dan tien jaar geldig.
7. Het energieprestatiecertificaat is niet langer dan tien jaar geldig. 7 bis. De Commissie neemt uiterlijk op 30 juni 2010 richtsnoeren aan waarin minimumnormen voor de inhoud, taal en vorm van energieprestatiecertificaten worden gegeven. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 7 ter. Elke lidstaat erkent de in een andere lidstaat overeenkomstig deze richtsnoeren afgegeven certificaten en legt geen beperkingen op aan de vrijheid om financiële diensten te verlenen of de vrije vestiging om redenen die verband houden met het in een andere lidstaat afgegeven certificaat.
Amendement 94 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 7 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 7 ter. Uiterlijk in 2011 wordt op basis van informatie van de lidstaten en in overleg met de betrokken sectoren een vrijwillige gemeenschappelijke EU-certificering voor de energieprestatie van niet-residentiële gebouwen ontwikkeld middels de in artikel 21 genoemde comitologieprocedure. Uiterlijk in 2012 voert elke lidstaat de in lid 1 bedoelde vrijwillige EU-certificering in, die naast de nationale certificeringsregeling zal functioneren.
PE 425.402/ 137
NL
Amendement 63 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten zorgen ervoor dat een energieprestatiecertificaat wordt afgegeven voor gebouwen of delen daarvan die worden gebouwd, verkocht of verhuurd en voor gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2 die door de overheid worden gebruikt.
1. De lidstaten zorgen ervoor dat een energieprestatiecertificaat wordt afgegeven voor gebouwen of delen daarvan die worden gebouwd, verkocht of verhuurd en voor gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2 die veelvuldig door het publiek worden bezocht en voor gebouwen die door de overheid worden gebruikt.
Amendement 64 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. De eigenaar van een gebouw kan te allen tijde een erkend deskundige verzoeken om een energieprestatiecertificaat op te stellen, opnieuw te berekenen of te actualiseren, ongeacht de vraag of het gebouw nieuw is gebouwd of gerenoveerd en of het wordt verhuurd of verkocht.
Amendement 65 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat in gebouwen waar een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 205m2 door overheidsdiensten wordt gebruikt, het energieprestatiecertificaat wordt geafficheerd op een opvallende plaats die duidelijk zichtbaar is voor het publiek.
De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat in gebouwen die door overheidsdiensten worden gebruikt of gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 205 m2 die veelvuldig door het publiek worden bezocht, het energieprestatiecertificaat wordt geafficheerd op een opvallende plaats die duidelijk zichtbaar is voor het publiek.
138 /PE 425.402
NL
2. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat bij gebouwen waarvoor overeenkomstig artikel 11, lid 1, een energieprestatiecertificaat is verstrekt en waar een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2 frequent door het publiek wordt bezocht, het energieprestatiecertificaat wordt geafficheerd op een opvallende plaats die duidelijk zichtbaar is voor het publiek. Amendement 66 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen voor het instellen van een regelmatige keuring van c.v.-ketels met een nominaal vermogen van meer dan 20 kW. De keuring omvat een beoordeling van het rendement van de ketel en van de ketelgrootte ten opzichte van de verwarmingsbehoeften van het gebouw.
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen voor het instellen van een regelmatige keuring van met niethernieuwbare vloeibare of vaste brandstoffen gestookte c.v.-ketels met een nominaal vermogen van meer dan 20 kW. De keuring omvat een beoordeling van het rendement van de ketel en van de ketelgrootte ten opzichte van de verwarmingsbehoeften van het gebouw. De lidstaten mogen deze keuringen opschorten, wanneer een elektronisch toezicht- en controlesysteem is ingevoerd.
Amendement 67 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De lidstaten kunnen de frequentie van de keuringen laten variëren naargelang het type en het nominaal vermogen van de ketel van het verwarmingssysteem. Bij het bepalen van de frequentie houden de lidstaten rekening met de kosten voor de keuring van het verwarmingssysteem en de geraamde besparingen van energiekosten die uit de keuring kunnen voortvloeien.
2. De lidstaten kunnen de frequentie van de keuringen laten variëren naargelang het type en het nominaal vermogen van het verwarmingssysteem. Bij het bepalen van de frequentie houden de lidstaten rekening met de kosten voor de keuring van het verwarmingssysteem en de geraamde besparingen van energiekosten die uit de keuring kunnen voortvloeien.
PE 425.402/ 139
NL
Amendement 68 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 4 – alinea 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Indien de Commissie van oordeel is dat het in de tweede alinea bedoelde verslag van een lidstaat niet aantoont dat met deze aanpak hetzelfde resultaat wordt bereikt, zoals bepaald in de eerste alinea, dan kan zij binnen zes maanden na het verslag ontvangen te hebben eisen dat de lidstaat ofwel nadere informatie verstrekt of specifieke aanvullende maatregelen neemt. Als de Commissie een jaar na haar verzoek niet tevreden is met de verstrekte informatie of de genomen aanvullende maatregelen, dan kan zij de afwijking intrekken.
Amendementen 108, 123 en 69 Voorstel voor een besluit Artikel 14 – lid 1 door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen voor het instellen van een regelmatige keuring van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW. De keuring omvat een beoordeling van het rendement van de airconditioning en van de dimensionering ervan gelet op de koelingsbehoefte van het gebouw.
1. De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen voor het instellen van een regelmatige keuring van airconditioningen ventilatiesystemen en omkeerbare warmtepompen met een nominaal koelvermogen van meer dan 5 kW. De keuring omvat een beoordeling van het rendement van de airconditioning en van de dimensionering ervan gelet op de koelingsbehoefte van het gebouw. Tot de keuring van de ventilatiesystemen behoort ook een beoordeling van de luchtstromen. De lidstaten mogen deze keuringen opschorten, wanneer een elektronisch toezicht- en controlesysteem is ingevoerd dat toezicht op afstand op de doelmatigheid en veiligheid van de systemen mogelijk maakt.
2. De lidstaten kunnen de frequentie van de keuringen laten variëren naargelang het type en het nominaal vermogen van het 140 /PE 425.402
NL
2. De lidstaten kunnen de frequentie van de keuringen laten variëren naargelang het type en het nominaal vermogen van het
airconditioningsysteem. Bij het bepalen van de frequentie houden de lidstaten rekening met de kosten voor de keuring van het airconditioningsysteem en de geraamde besparingen van energiekosten die uit de keuring kunnen voortvloeien.
airconditioningsysteem, het ventilatiesysteem of de omkeerbare warmtepompen. Bij het bepalen van de frequentie houden de lidstaten rekening met de kosten voor de keuring en de geraamde besparingen van energiekosten die uit de keuring kunnen voortvloeien. 2 bis. Bij het vastleggen van de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen zorgen de lidstaten, voor zover dit economisch en technisch haalbaar is, ervoor dat de keuringen worden uitgevoerd overeenkomstig de keuringen van verwarmingssystemen en andere technische systemen als bedoeld in artikel 13 van deze richtlijn en de inspecties op lekkages als vastgelegd in Verordening (EG) nr. 842/2006. 2 ter. In afwijking van de leden 1 en 2
mogen de lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de gebruikers geadviseerd worden over de vervanging of andere wijzigingen van het airconditioningsysteem, onder meer keuringen om de doeltreffendheid en de juiste grootte van het airconditioningsysteem te beoordelen. Deze aanpak dient bij benadering hetzelfde resultaat op te leveren als het bepaalde in de leden 1 en 2. De lidstaten die de in de eerste alinea van dit lid bedoelde maatregelen toepassen, brengen uiterlijk op 30 juni 2011 bij de Commissie verslag uit over de gelijkwaardigheid van die maatregelen met de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen. De lidstaten brengen om de drie jaar verslag uit bij de Commissie. De verslagen mogen worden opgenomen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energie-efficiëntie. Indien de Commissie van oordeel is dat het in de tweede alinea bedoelde verslag van een lidstaat niet aantoont dat met deze aanpak hetzelfde resultaat wordt bereikt, zoals bepaald in de eerste alinea, dan kan zij binnen zes maanden na het verslag ontvangen te hebben eisen dat de lidstaat ofwel nadere informatie verstrekt ofwel PE 425.402/ 141
NL
specifieke aanvullende maatregelen neemt. Als de Commissie een jaar na haar verzoek niet tevreden is met de verstrekte informatie of de genomen aanvullende maatregelen, dan kan zij de afwijking intrekken. Amendement 70 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaten zorgen ervoor dat de energieprestatiecertificering van gebouwen en de keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen op onafhankelijke wijze worden uitgevoerd door gekwalificeerde of erkende deskundigen die hetzij zelfstandig hetzij in dienst van een openbaar orgaan of particuliere onderneming optreden.
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de energieprestatiecertificering van gebouwen en de keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen op onafhankelijke wijze worden uitgevoerd door gekwalificeerde of erkende deskundigen die hetzij zelfstandig hetzij in dienst van een openbaar orgaan of particuliere onderneming optreden.
De deskundigen worden geaccrediteerd naargelang hun competenties en hun onafhankelijkheid.
De deskundigen worden geaccrediteerd naargelang hun competenties en hun onafhankelijkheid. 2. De lidstaten zorgen voor de wederzijdse erkenning van de nationale kwalificatie en accreditatie. 3. De Commissie stelt uiterlijk in 2011 richtsnoeren op met onder meer aanbevelingen voor minimumnormen voor de reguliere opleiding van deskundigen. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 4. De lidstaten maken informatie over opleiding en accreditering openbaar toegankelijk. De lidstaten stellen ook een lijst met geaccrediteerde deskundigen op
142 /PE 425.402
NL
en maken deze bekend. Amendement 71 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De lidstaten stellen overeenkomstig bijlage II een onafhankelijk controlesysteem vast voor de energieprestatiecertificaten en voor de keuringsverslagen van verwarmings- en airconditioningsystemen.
Amendement 1. De lidstaten stellen overeenkomstig bijlage II een onafhankelijk controlesysteem vast voor de energieprestatiecertificaten en voor de keuringsverslagen van verwarmings- en airconditioningsystemen. De lidstaten roepen gesplitste handhavingsmechanismen in het leven voor organisaties die verantwoordelijk zijn voor het opleggen van energieprestatiecertificaten en verslagen over de keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen.
Amendement 72 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst De Commissie, bijgestaan door het bij artikel 21 ingestelde comité, voert een evaluatie van deze richtlijn uit in het licht van de ervaring die is opgedaan met de toepassing ervan en doet zo nodig voorstellen voor onder andere:
Amendement De Commissie, bijgestaan door het bij artikel 21 ingestelde comité, voert een evaluatie van deze richtlijn uit en herziet deze eventueel uiterlijk in 2015 in het licht van de ervaring die is opgedaan met en de vorderingen die zijn gemaakt bij de toepassing ervan en doet zo nodig voorstellen voor onder andere:
Amendement 73 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) vaststelling van een voor de hele Gemeenschap geldende eis dat bestaande gebouwen energieneutraal zijn.
PE 425.402/ 143
NL
Amendement 74 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de eigenaars of huurders van gebouwen of delen daarvan te informeren over de verschillende methoden en praktijken om de energieprestaties te verbeteren.
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de eigenaars en huurders van gebouwen of delen daarvan te informeren over de verschillende methoden en praktijken om de energieprestaties te verbeteren.
Meer bepaald verstrekken de lidstaten de eigenaars of huurders van gebouwen informatie over de energieprestatiecertificaten en keuringsverslagen en het doel ervan, over kosteneffectieve manieren om de energieprestaties van het gebouw te verbeteren en over de financiële gevolgen op middellange en lange termijn indien er geen actie wordt ondernomen om de energieprestaties van het gebouw te verbeteren.
2. Meer bepaald verstrekken de lidstaten de eigenaars en huurders van gebouwen informatie over de energieprestatiecertificaten en keuringsverslagen en het doel ervan, over kosteneffectieve manieren om de energieprestaties van het gebouw te verbeteren en over de financiële gevolgen op middellange en lange termijn indien er geen actie wordt ondernomen, alsmede over financiële instrumenten die beschikbaar zijn om de energieprestaties van het gebouw te verbeteren. Middels voorlichtingscampagnes moeten eigenaars en huurders worden aangemoedigd om ten minste te voldoen aan de in de artikelen 4 en 9 genoemde minimumeisen. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de plaatselijke en regionale overheden betrokken worden bij het opstellen van programma's voor voorlichting, opleiding en bewustmaking.
Amendement 75 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. De lidstaten moeten tevens met de medewerking van lokale en regionale overheden zorgen voor passende richtsnoeren en opleiding voor personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze richtlijn door
144 /PE 425.402
NL
planning en het opleggen van bouwvoorschriften. Deze richtsnoeren en opleiding moeten vooral de nadruk leggen op het belang van betere energieprestaties en een optimale combinatie mogelijk maken van verbeteringen in energieefficiëntie en gebruikmaking van energie uit hernieuwbare bronnen en stadsverwarming en -koeling bij het plannen, ontwerpen, bouwen en renoveren van industrie- en woongebieden. Amendement 76 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 ter. Eigenaars en huurders van commerciële gebouwen worden verplicht informatie uit te wisselen over het werkelijke energieverbruik.
Amendement 77 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 quater. De lidstaten geven de Commissie informatie over: (a) steunregelingen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau ter bevordering van de energie-efficiëntie en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in gebouwen; (b) het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen dat in gebouwen op nationaal en regionaal niveau wordt gebruikt, met inbegrip van specifieke informatie over de vraag of de energie uit hernieuwbare bronnen afkomstig is van een installatie ter plaatse, stadsverwarming en -koeling of warmtekrachtkoppeling. Deze informatie wordt opgenomen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor PE 425.402/ 145
NL
energie-efficiëntie. Amendement 78 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3 quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 quinquies. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om meer installateurs op te leiden en te zorgen voor een hoger opleidingsniveau op het gebied van het plaatsen en inbouwen van de vereiste energie-efficiënte en hernieuwbare technologie, zodat zij de belangrijke rol kunnen spelen die hun toekomt bij het verbeteren van de energie-efficiëntie van gebouwen.
Amendement 79 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3 sexies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 sexies. Uiterlijk in 2010 creëert de Commissie een website met de volgende informatie: (a) de meest recente versie van elk actieplan voor energie-efficiëntie als bedoeld in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG; (b) gedetailleerde informatie over bestaande maatregelen op communautair niveau voor verbetering van de energieprestaties van gebouwen, met inbegrip van alle toepasselijke financiële/fiscale instrumenten en bijzonderheden betreffende aanvragen en contactpunten; (c) gedetailleerde informatie over nationale actieplannen en nationale, regionale en lokale maatregelen die in elke lidstaat gelden voor verbetering van de energieprestaties van gebouwen, met inbegrip van alle toepasselijke financiële/fiscale instrumenten en bijzonderheden betreffende wijze van
146 /PE 425.402
NL
aanvragen en contactpunten; (d) voorbeelden van beste praktijken op het nationale, regionale en lokale vlak ter verbetering van de energieprestaties van gebouwen. De in alinea 1 bedoelde informatie wordt verstrekt in een makkelijk toegankelijke vorm die begrijpelijk is voor normale huurders, eigenaars en bedrijven uit alle lidstaten en alle lokale, regionale en nationale overheden. De vorm is zodanig dat deze individuen en organisaties de voor hen beschikbare steun makkelijk opnemen om de energieprestaties van gebouwen te verbeteren en de steunmaatregelen van de verschillende lidstaten te vergelijken. Amendement 80 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 december 2010 datum in kennis van die bepalingen en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen daarop.
De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 december 2010 datum in kennis van die bepalingen en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen daarop. De lidstaten verstrekken gegevens waaruit blijkt dat de sanctiebepalingen in de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2006/32/EG bedoelde actieplannen voor energieefficiëntie doeltreffend zijn.
Amendement 81
PE 425.402/ 147
NL
Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De energieprestaties van een gebouw worden bepaald op basis van de berekende of eigenlijke jaarlijkse energie die wordt verbruikt om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften die gepaard gaan met het normale gebruik ervan en geeft aan welke verwarmingsenergie en koelingsenergie (energie om oververhitting te voorkomen) vereist is om de beoogde temperatuur van het gebouw in stand te houden.
1. De energieprestaties van een gebouw worden bepaald op basis van de berekende of eigenlijke jaarlijkse primaire energie die wordt verbruikt om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften die gepaard gaan met het gangbare gebruik ervan en geeft aan welke verwarmingsenergie en koelingsenergie (energie om oververhitting te voorkomen) vereist is om de beoogde temperatuur van het gebouw in stand te houden. Het verbruik wordt, waar van toepassing, afgewogen tegen de energie uit hernieuwbare bronnen die ter plaatse wordt geproduceerd.
Amendement 82 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De energieprestaties van een gebouw worden op een transparante manier aangegeven en bevatten ook een numerieke indicator van de kooldioxide-uitstoot en het primaire energieverbruik.
2. De energieprestaties van een gebouw worden op een transparante manier aangegeven en bevatten ook een numerieke indicator van het primaire energieverbruik, uitgedrukt in kWh/m2 per jaar.
Bij de methode voor de berekening van de energieprestaties van gebouwen dient rekening te worden gehouden met de Europese normen.
Bij de methode voor de berekening van de energieprestaties van gebouwen dient gebruik te worden gemaakt van de Europese normen en relevante communautaire wetgeving, met inbegrip van Richtlijn 2009/.../EG [ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen].
Amendement 83 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 2 – alinea 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Bij de evaluatie van de energieprestatie van het elektriciteitsgebruik in een
148 /PE 425.402
NL
gebouw wordt bij de omrekeningsfactor van eind- naar primaire energie rekening gehouden met het gewogen jaarlijkse gemiddelde van het passende elektriciteitsbrandstoffenmengsel. Amendement 84 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 3 – letter a – punt ii Door de Commissie voorgestelde tekst (ii) isolatie;
Amendement (ii) isolatie, als bereikt met de minst warmtegeleidende materialen die beschikbaar zijn;
Amendement 85 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 3 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst (c) airconditioningsystemen ;
Amendement (c) airconditioningsystemen, met inbegrip van koelsystemen;
Amendement 86 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 3 – letter e Door de Commissie voorgestelde tekst (e) ingebouwde lichtinstallatie (vooral buiten de woonsector);
Amendement (e) ingebouwde lichtsystemen die worden bepaald door een belichtingontwerp waarbij rekening wordt gehouden met de juiste lichtintensiteit voor de functies waarvoor de ruimte wordt gebruikt, de aanwezigheid van personen, de beschikbaarheid van de juiste hoeveelheid natuurlijk licht, de flexibele aanpassing aan de lichtintensiteit met betrekking tot de verschillende functies en de vraag of de installatie al dan niet voor woningen bedoeld is.
Amendement 87
PE 425.402/ 149
NL
Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – punt 5 – letter h bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (h bis) groothandels- en logistieke gebouwen;
Amendement 88 Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – punt 1 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De bevoegde instanties of organen waaraan de tenuitvoerlegging van het onafhankelijke controlesysteem door de bevoegde instanties is gedelegeerd, maken een willekeurige selectie van ten minste 0,5% van alle keuringsverslagen die jaarlijks worden verstrekt en onderwerpen deze aan een controle. De controle wordt uitgevoerd op een van de onderstaande niveaus en elk controleniveau wordt uitgevoerd voor ten minste een statistisch relevant aandeel van de geselecteerde keuringsverslagen:
1. De bevoegde instanties of organen waaraan de tenuitvoerlegging van het onafhankelijke controlesysteem door de bevoegde instanties is gedelegeerd, maken een willekeurige selectie van ten minste 0,5% van alle keuringsverslagen die jaarlijks door elke deskundige worden verstrekt en onderwerpen deze aan een controle. Indien een onafhankelijke deskundige slechts een paar keuringscertificaten afgeeft, maken de bevoegde instanties of organen een willekeurige selectie van ten minste één certificaat en onderwerpen zij dit aan een controle. De controle wordt uitgevoerd op een van de onderstaande niveaus en elk controleniveau wordt uitgevoerd voor ten minste een statistisch relevant aandeel van de geselecteerde keuringsverslagen:
Amendement 89 Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – punt 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Indien uit de controles blijkt dat niet aan de eisen is voldaan, maken de bevoegde instanties en organen een willekeurige selectie uit vijf extra keuringscertificaten die door dezelfde deskundige zijn afgegeven en onderwerpen zij deze aan een controle. De bevoegde instanties en organen leggen sancties op aan de deskundige, indien uit
150 /PE 425.402
NL
de bijkomende controles blijkt dat niet aan de eisen is voldaan. De ernstigste inbreuken kunnen worden gestraft met het intrekken van de erkenning van de deskundige. Amendement 90 Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – punt 2 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De bevoegde instanties of organen waaraan de tenuitvoerlegging van het onafhankelijke controlesysteem door de bevoegde instanties is gedelegeerd, maken een willekeurige selectie van ten minste 0,1% van alle keuringsverslagen die jaarlijks worden afgegeven en onderwerpen deze aan een controle. De controle wordt uitgevoerd op een van de onderstaande niveaus en elk controleniveau wordt uitgevoerd voor ten minste een statistisch relevant aandeel van de geselecteerde keuringsverslagen:
2. De bevoegde instanties of organen waaraan de tenuitvoerlegging van het onafhankelijke controlesysteem door de bevoegde instanties is gedelegeerd, maken een willekeurige selectie van ten minste 0,1% van alle keuringsverslagen die jaarlijks door elke deskundige worden afgegeven en onderwerpen deze aan een controle. Indien een onafhankelijke deskundige slechts een paar keuringscertificaten afgeeft, maken de bevoegde instanties of organen een willekeurige selectie van ten minste één certificaat en onderwerpen zij dit aan een controle. De controle wordt uitgevoerd op een van de onderstaande niveaus en elk controleniveau wordt uitgevoerd voor ten minste een statistisch relevant aandeel van de geselecteerde keuringsverslagen:
Amendement 91 Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – punt 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Indien uit de controles blijkt dat niet aan de eisen is voldaan, maken de bevoegde instanties en organen een willekeurige selectie uit vijf extra inspectieverslagen die door dezelfde deskundige zijn afgegeven en onderwerpen zij deze aan een controle. De bevoegde instanties en organen leggen sancties op aan de deskundige, indien uit de bijkomende controles blijkt dat niet PE 425.402/ 151
NL
aan de eisen is voldaan. De ernstigste inbreuken kunnen worden gestraft met het intrekken van de erkenning van de deskundige. Amendementen 104, 109 en 124 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Bijlage III bis Principes voor een gemeenschappelijke methodiek voor de berekening van kostenoptimale niveaus Bij de vaststelling van een gemeenschappelijke methodiek voor de berekening van de kostenoptimale niveaus houdt de Commissie zich ten minste aan de volgende principes: - zij leggen referentiegebouwen vast die worden gekenmerkt door en representatief zijn voor hun functionaliteit en geografische ligging, met inbegrip van interne en externe klimaatomstandigheden. Tot de referentiegebouwen behoren zowel nieuwe als bestaande residentiële en nietresidentiële gebouwen; - zij leggen technische pakketten (bijv. isolatie van de schil of delen van het gebouw of energie-efficiëntere technische bouwsystemen) van maatregelen inzake energie-efficiëntie en energieleverantie vast die moeten worden geëvalueerd; - zij leggen volledige technische pakketten voor energieneutrale gebouwen vast; - zij beoordelen de behoefte aan energie voor verwarming en koeling, de geleverde energie, de ter plaatse geproduceerde hernieuwbare energie, de gebruikte primaire energie en de CO2-emissies van de referentiegebouwen (met inbegrip van de vastgelegde technische pakketten die zijn toegepast); - zij evalueren de overeenkomstige
152 /PE 425.402
NL
energiegerelateerde investeringskosten, energiekosten en andere lopende kosten van de technische pakketten die op de referentiegebouwen toegepast zijn vanuit maatschappelijk gezichtspunt als vanuit het gezichtspunt van de eigenaar of investeerder. Door de levenscycluskosten van een gebouw te berekenen op basis van de technische pakketten maatregelen die op een referentiegebouw worden toegepast, en deze af te zetten tegen de energieprestatie en/of CO2-emissies, wordt de kostenefficiëntie van verschillende niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties beoordeeld. Amendement 93 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Bijlage III ter Financiële instrumenten ter verbetering van de energieprestaties van gebouwen Onverminderd de nationale wetgeving voeren de lidstaten ten minste twee financiële instrumenten van de volgende lijst uit: (a) een verlaagd BTW-tarief voor goederen en diensten voor energiebesparing, goede energieprestaties en energie uit hernieuwbare bronnen; (b) andere belastingverlagingen voor goederen en diensten voor energiebesparing of energie-efficiënte gebouwen, met inbegrip van belastingverlagingen voor de inkomensof onroerendgoedbelasting; (c) rechtstreekse subsidies; (d) gesubsidieerde leningen en leningen met een lage rente; (e) subsidieregelingen; (f) garantieregelingen voor leningen; (g) eisen aan of afspraken met energieleveranciers om financiële bijstand PE 425.402/ 153
NL
te bieden aan alle categorieën consumenten.
154 /PE 425.402
NL
BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN
EUROPEES PARLEMENT
2004
2009
Commissie juridische zaken De voorzitter
1.4.2009 Mevrouw Angelika Niebler Voorzitter Commissie industrie, onderzoek en energie BRUSSEL
Betreft: Advies inzake de rechtsgrondslag van een voorstel tot herschikking van een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (COM(2008)0780 – C6-0413/2008 – 2008/0223(COD)) Geachte mevrouw Niebler, Bij schrijven van 6 maart 2009 hebt u, overeenkomstig artikel 35, lid 2, van het Reglement, de Commissie juridische zaken verzocht de geldigheid van de rechtsgrondslag van bovengenoemd Commissievoorstel na te gaan. De commissie behandelde dit punt op haar vergadering van 30-31 maart 2009. Achtergrond Op 15 januari 2009 werd bovengenoemd herschikkingsvoorstel voor advies doorverwezen naar de Commissie juridische zaken, in overeenstemming met artikel 80 bis van het Reglement1. Na het advies van de Juridische Dienst, waarvan vertegenwoordigers hebben deelgenomen aan de vergaderingen van de adviesgroep tijdens welke het herschikte voorstel is behandeld, en overeenkomstig de aanbevelingen van de rapporteur voor advies, is de Commissie juridische zaken van oordeel dat het voorstel in kwestie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke 1
De herschikking bestaat in de aanneming van een nieuw besluit, waarbij de materiële wijzigingen van een vorig besluit en de ongewijzigde bepalingen van dat besluit in één enkele tekst worden samengebracht. Het vorige besluit wordt door het nieuwe besluit vervangen en ingetrokken. Herschikking wordt geregeld bij het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 (PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.) en artikel 80 bis van het Reglement (zie hierna). PE 425.402/ 155
NL
als zodanig in het voorstel of in het advies van de adviesgroep zijn aangegeven en dat, ten aanzien van de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere wetsbesluiten met deze wijzigingen, het voorstel louter en alleen beperkt is tot een codificatie zonder wijziging van de inhoud van de bestaande wetsbesluiten. Overeenkomstig artikel 80 bis, lid 2, en artikel 80, lid 3, is de Commissie juridische zaken bovendien van mening dat de in het advies van de voornoemde Adviesgroep voorgestelde technische aanpassingen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het voorstel in overeenstemming is met de herschikkingsregels. De Commissie juridische zaken, die deze kwestie behandeld heeft op haar vergadering van 9 maart 2009, beveelt met 16 stemmen vóór en geen onthoudingen1 aan dat de Commissie industrie, onderzoek en energie als commissie ten principale overgaat tot behandeling van genoemd voorstel, rekening houdend met de suggesties van de Commissie juridische zaken en conform artikel 80 bis. Op 6 maart 2009 heeft u een brief aan de Commissie juridische zaken verzonden waarin u meedeelt dat de door u voorgezeten commissie momenteel het voorstel behandelt voor een richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking) (COM(2008)0780). Het voorstel, een herschikking van richtlijn 2002/91/EG, is gebaseerd op artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag. Verschillende leden hebben amendementen ingediend tot wijziging van de voorgestelde rechtsgrondslag. Deze amendementen zijn, kort samengevat: • Amendement van de heer Reul, betreffende toevoeging van artikel 95 aan de voorgestelde rechtsgrondslag; • Amendementen van de heer Hudacky, de heer Vidal Quadras, mevrouw Vlasto, de heren Chatzimarkakis en Liese, van de heer Rübig en van de heer Gierek, betreffende toevoeging van artikel 95 aan de voorgestelde rechtsgrondslag, in samenhang met de artikelen 3 en 4 en bijlage I en II. Gezien bovenstaande en onder verwijzing naar artikel 35, lid 2 van het Reglement, verzocht u onze commissie om een advies over de juistheid van de rechtsgrondslag van genoemde twee voorstellen en verzocht u ons dit advies tijdig voor de stemming door de Commissie ITRE over de ontwerpverslagen, die op 31 maart 2009 gepland is, beschikbaar te stellen. Rechtsgrondslagen Artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag luidt als volgt: "1. De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's de activiteiten vast die de Gemeenschap moet ondernemen om de doelstellingen van artikel 174 te verwezenlijken." In artikel 174 van het EG-Verdrag zijn de doelstellingen van het communautaire beleid inzake milieu vastgelegd. 1
De volgende leden waren bij de stemming aanwezig: Giuseppe Gargani (voorzitter), Klaus-Heiner Lehne, Eva-Riitta Siitonen, Tadeusz Zwiefka, Neena Gill, Manuel Medina Ortega, Diana Wallis, Francesco Enrico Speroni, Monica Frassoni, Jean-Paul Gauzès, Kurt Lechner, Georgios Papastamkos, Gabriele Stauner, Ieke van den Burg, Vicente Miguel Garcés Ramón, Bill Newton Dunn.
156 /PE 425.402
NL
Artikel 95 van het EG-Verdrag luidt als volgt: "1. In afwijking van artikel 94 en tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, zijn de volgende bepalingen van toepassing voor de verwezenlijking van de doeleinden van artikel 14. De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. 2. Lid 1 is niet van toepassing op de fiscale bepalingen, op de bepalingen inzake het vrije verkeer van personen en op de bepalingen inzake de rechten en belangen van werknemers. 3. De Commissie zal bij haar in lid 1 bedoelde voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad zullen binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling trachten te verwezenlijken. 4. Wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie. 5. Wanneer een lidstaat het na het nemen van een harmonisatiemaatregel door de Raad of de Commissie noodzakelijk acht, nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan. 6. Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen. Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd. Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd. 7. Indien een lidstaat krachtens lid 6 gemachtigd is om nationale bepalingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld. 8. Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen aan de Raad moet voorstellen. PE 425.402/ 157
NL
9. In afwijking van de procedure van de artikelen 226 en 227 kan de Commissie of een lidstaat zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden indien zij/hij meent dat een andere lidstaat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden. 10. Bovenbedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van één of meer van de in artikel 30 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige maatregelen te treffen die aan een communautaire toetsingsprocedure worden onderworpen". Beoordeling Algemeen Alle communautaire wetgeving moet gebaseerd zijn op een in het Verdrag (of in een andere wetstekst waarvan de tenuitvoerlegging wordt beoogd) vastgestelde rechtsgrondslag. De rechtsgrondslag bakent de bevoegdheid van de Gemeenschap ratione materiae af en bepaalt hoe die bevoegdheid moet worden uitgeoefend, meer in het bijzonder welke wetgevingsinstrumenten mogen worden gebruikt en de besluitvormingsprocedure. De keuze van de rechtsgrondslag is, gezien de daaraan verbonden gevolgen, met name voor het Parlement van wezenlijk belang, omdat daarvan afhangt hoeveel zeggenschap het Parlement eventueel in de wetgevende procedure heeft. Volgens het Europees Hof van Justitie is de keuze van de rechtsgrondslag niet subjectief, maar "moet zij berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn"1, zoals doel en inhoud van de maatregel in kwestie2. Bovendien dient het hoofddoel van een maatregel de doorslag te geven3. Volgens de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie vormt een algemeen Verdragsartikel een voldoende rechtsgrondslag, zelfs wanneer met de maatregel in kwestie ook op ondergeschikte wijze een doel wordt nagestreefd dat in een specifiek Verdragsartikel is vastgelegd4. Maar als een maatregel meerdere doelstellingen tegelijk heeft die onderling onverbrekelijk verbonden zijn zonder dat er één aan de andere ondergeschikt is of er indirect uit volgt, dan moet de maatregel op de verschillende overeenkomstige verdragsbepalingen berusten5, tenzij dat onmogelijk is door onderlinge onverenigbaarheid van de besluitvormingsprocedures die de bepalingen vastleggen6. Het onderhavige voorstel van de Commissie is uitsluitend gebaseerd op artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag. De vraag is of een verwijzing naar artikel 95 als aanvullende rechtsgrondslag 1 2 3 4
5 6
Zaak 45/86, Commissie tegen Raad, Jurispr. 1987, overweging 5, Zaak C-300/89, Commissie tegen Raad, Jurispr. 1991, blz. I-0287, overweging 10 Zaak C-377/98, Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie, Jurispr. 2001, blz. I-07079, overweging 27 Zaak C-377/98, Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie, Jurispr. 2001, blz. I-07079, overwegingen 27 en 28; Zaak C-491/01, British American Tobacco (Investments) Ltd en Imperial Tobacco Ltd, Jurispr. 2002, blz. I-11453, overwegingen 93 en 94. Zaak 165/87, Commissie tegen Raad, Jurispr. 1988, blz. 05545, overweging 11. Zaak C-300/89, Commissie tegen Raad, Jurispr. 1991, blz. I-02867, overwegingen 17-21 (Titaandioxydeafval), Zaak C-388/01, Commissie tegen Raad, Jurispr. 2004, blz. I-04829, overweging 58 en Zaak C-491/01, British American Tobacco, Jurispr. 2002, blz. I-11453, overwegingen 103-111.
158 /PE 425.402
NL
toelaatbaar is. Ontvankelijkheid van amendementen in een herschikkingsprocedure Eerst en vooral moet rekening worden gehouden met het feit dat het voorstel in kwestie een herschikkingsvoorstel is, dat enerzijds inhoudelijke wijzigingen aanbrengt aan de bestaande regelgeving, en anderzijds de bepalingen codificeert waarvan het de bedoeling is dat ze ongewijzigd blijven. Daarnaast worden de te vervangen besluiten ingetrokken. Ten gevolge hiervan is op onderhavig voorstel artikel 80 van het Reglement van het Europees Parlement van toepassing, dat luidt: "1. Wanneer een voorstel van de Commissie tot herschikking van de communautaire wetgeving aan het Parlement wordt voorgelegd, wordt het verwezen naar de voor juridische zaken bevoegde commissie en naar de ten principale bevoegde commissie. 2. Volgens op interinstitutioneel niveau overeengekomen modaliteiten gaat de voor juridische zaken bevoegde commissie na of het voorstel geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn aangegeven. In het kader van dit onderzoek zijn amendementen op de tekst van het voorstel niet ontvankelijk. Artikel 80, lid 3, tweede alinea is evenwel van toepassing op de bepalingen die in het herschikkingsvoorstel ongewijzigd zijn gebleven. 3. Als de voor juridische zaken bevoegde commissie van oordeel is dat het voorstel geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn aangegeven, stelt zij de ten principale bevoegde commissie hiervan in kennis. In dat geval en onverminderd de in de artikelen 150 en 151 vastgelegde voorwaarden zijn amendementen in de bevoegde commissie alleen ontvankelijk, als zij betrekking hebben op onderdelen van het voorstel die wijzigingen bevatten. Amendementen op ongewijzigd gebleven onderdelen kunnen evenwel in uitzonderlijke en individuele gevallen door de voorzitter van die commissie worden toegestaan, als deze van oordeel is dat daarvoor dwingende redenen bestaan in verband met de interne coherentie van de tekst of de samenhang met andere ontvankelijke amendementen. Deze redenen dienen in een schriftelijke motivering bij de amendementen te worden vermeld. 4. Als de voor juridische zaken bevoegde commissie van oordeel is dat het voorstel andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn aangegeven, stelt zij het Parlement voor het voorstel te verwerpen en stelt zij de ten principale bevoegde commissie hiervan in kennis. In dat geval verzoekt de Voorzitter de Commissie haar voorstel in te trekken. Als de Commissie haar voorstel intrekt, stelt de Voorzitter vast dat de procedure overbodig is geworden en stelt hij de Raad hiervan in kennis. Indien de Commissie haar voorstel niet intrekt, verwijst het Parlement het naar de ten principale bevoegde commissie, die het volgens de gebruikelijke procedure behandelt". Hieruit valt met betrekking tot de amenderingsbevoegdheid van de bevoegde commissie af te leiden dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen amendementen met betrekking tot nieuwe onderdelen (meestal gemarkeerd met grijze schaduwletter) en amendementen met betrekking tot PE 425.402/ 159
NL
onderdelen van het voorstel die geen wijzigingen bevatten (meestal normale letter). Op amendementen met betrekking tot nieuwe onderdelen zijn de gebruikelijke regels inzake de ontvankelijkheid van amendementen van toepassing, terwijl amendementen met betrekking tot ongewijzigde onderdelen in uitzonderlijke en individuele gevallen slechts zijn toegestaan indien de voorzitter van de bevoegde commissie van oordeel is dat daarvoor dringende redenen bestaan in verband met de interne coherentie van de tekst of omdat zij onlosmakelijk samenhangen met andere ontvankelijke amendementen. In deze samenhang kan pas worden onderzocht of toevoeging van artikel 95 als aanvullende rechtsgrondslag opportuun is, nadat in het kader van de herschikkingsprocedure de ontvankelijkheid van de samenhangende amendementen is beoordeeld. Aangezien een dergelijke beoordeling evenwel uitsluitend valt onder de bevoegdheid van de voorzitter van de ten principale bevoegde commissie, kan de Commissie juridische zaken slechts enkele opmerkingen ter overweging naar voren brengen. Tijdens haar vergadering op 9 maart 2009 oordeelde de Commissie juridische zaken, in overeenstemming met het advies van de Juridische Dienst, dat de rechtsgrondslag van het voorstel niet ingrijpend wordt gewijzigd en dat om die reden de daarop betrekking hebbende overweging louter een codificatie inhoudt van bestaande wetsbesluiten Ten gevolge daarvan zijn de amendementen daarop niet automatisch ontvankelijk, maar dienen eerst te worden onderzocht. Uit de op het ontwerpverslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie ingediende amendementen lijkt af te leiden dat de amendementen die beogen artikel 95 toe te voegen aan het bestaande artikel 175, lid 1, in overeenstemming zijn met de amendementen die wijzigingen aanbrengen in de artikelen 3, 4 en 5, juncto bijlage I en II. Er dient evenwel te worden benadrukt dat slechts de amendementen met betrekking tot artikel 5 en bijlage II apert ontvankelijk zijn, aangezien zij betrekking hebben op nieuwe onderdelen van het voorstel, terwijl de amendementen met betrekking tot artikel 3 en 4 en bijlage I wellicht slechts ontvankelijk zijn omdat zij een nauwe samenhang vertonen met de ontvankelijke amendementen. Analyse van het voorstel Een analyse van het voorstel maakt duidelijk dat de prioriteit van de milieudoelstellingen onbetwistbaar is. Ten eerste staat in overweging 3 dat "een vermindering van het energieverbruik in de bouwsector [...] een belangrijk onderdeel [is] van de maatregelen die nodig zijn om de broeikasgasemissies te doen dalen en om te voldoen aan het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en aan de Europese en internationale verbintenissen om de broeikasgasemissies na 2012 verder te doen afnemen"1. Ten tweede, en dit punt is nog verhelderender, bepaalt artikel 1, waarin het onderwerp van het voorstel wordt uiteengezet: "Deze richtlijn stimuleert verbeterde energieprestaties van gebouwen in de Gemeenschap, rekening 1
Overweging 3 stelt tevens: "Het speelt ook een belangrijke rol bij het versterken van de energievoorzieningszekerheid, het bevorderen van technologische ontwikkelingen en het scheppen van werkgelegenheid en kansen voor regionale ontwikkeling, met name in plattelandsgebieden". Dit zijn echter, zoals later blijkt, slechts ondergeschikte doelstellingen van het voorstel.
160 /PE 425.402
NL
houdend met zowel de klimatologische en plaatselijke omstandigheden buiten het gebouw als met de eisen voor het binnenklimaat, en de kosteneffectiviteit. Deze richtlijn voorziet in eisen met betrekking tot: a) het algemeen kader voor een methode voor de berekening van de geïntegreerde energieprestaties van gebouwen en delen van gebouwen; b) de toepassing van minimumeisen voor de energieprestaties van nieuwe gebouwen en delen van gebouwen; c) de toepassing van minimumeisen voor de energieprestaties van bestaande gebouwen en delen van gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan; d) nationale plannen om te zorgen voor een toename van het aantal gebouwen met een lage of geen kooldioxide-uitstoot en een laag of geen primair energieverbruik; e) de energiecertificering van gebouwen of delen van gebouwen; f) de regelmatige keuring van verwarmings- en airconditioningsystemen in gebouwen; g) onafhankelijke systemen voor de controle van energieprestatiecertificaten en keuringsverslagen". Ten derde houdt artikel 4 van het voorstel, dat minimumeisen vaststelt voor energieprestaties, rekening met het feit dat er momenteel grote verschillen zijn in de ambities die de lidstaten nastreven met hun energieprestatie-eisen en dat sommige van deze eisen verre van kostenoptimaal zijn, hetgeen betekent dat bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie vaak een kans wordt gemist om de energieprestaties van het gebouw op economisch verantwoorde wijze te verbeteren en de toekomstige energiefactuur te verlagen. De tekst is gewijzigd om te garanderen dat de door de lidstaten vastgestelde minimumeisen inzake energieprestaties van gebouwen geleidelijk in overeenstemming worden gebracht met het kostenoptimale niveau. Ten vierde introduceert artikel 5 een vergelijkende methode voor de berekening van kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestaties. De methode bestaat uit een door de Commissie ontwikkelde berekeningsmethode die op basis van variabelen (zoals investeringskosten, exploitatie- en onderhoudskosten, inclusief energiekosten) rekening houdt met kostenoptimale criteria. De lidstaten moeten deze methode toepassen om de kostenoptimale eisen te berekenen, waarbij zij gebruik moeten maken van de door hen vastgestelde variabelen. De resultaten moeten dan worden vergeleken met de in de lidstaat geldende eisen; uit die vergelijking blijkt duidelijk hoe dicht de nationale eisen het kostenoptimale niveau benaderen. De lidstaten moeten de gespecificeerde variabelen, de vergelijkende berekeningsresultaten en de vergelijking met de vastgestelde eisen meedelen aan de Commissie, die voortgangsverslagen zal publiceren. Zoals blijkt uit de hierboven vermelde bepalingen (en tevens uit de meeste overige bepalingen, die kortheidshalve zijn weggelaten) beperkt het voorstel zich tot het vaststellen van minimumeisen inzake energieprestaties die door de lidstaten kunnen worden verbeterd. Deze benadering sluit naadloos aan op artikel 176 van het EG-Verdrag dat bepaalt: "De beschermende maatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 175, beletten niet dat een lidstaat verdergaande beschermingsmaatregelen handhaaft en treft. Zulke maatregelen moeten verenigbaar zijn met dit Verdrag. Zij worden ter kennis van de Commissie gebracht". Artikel 175 is derhalve voor het voorstel zoals dat door de Commissie is ingediend, de enige passende rechtsgrondslag. PE 425.402/ 161
NL
De vraag is thans of artikel 95 in verband met enkele door de ten principale bevoegde commissie te behandelen wijzigingsvoorstellen als aanvullende rechtsgrond kan worden toegevoegd; het gaat dan met name om de amendementen met betrekking tot de overwegingen 9 en 12, de artikelen 3, 4 en 5 en de bijlagen I en II. Deze amendementen hebben een ruimere strekking dan uitsluitend minimumeisen en beogen duidelijk de vervanging van de vergelijkende berekeningsmethode door één geharmoniseerde methode. De motivering van deze amendementen is gebaseerd op het idee dat de huidige richtlijn afzonderlijke markten toestaat waar verschillende berekeningsmethoden en inspectie-eisen gelden, waardoor het voor fabrikanten onmogelijk is producten te maken die in de hele EU aan de eisen voldoen. Er moet dus in de hele EU een gemeenschappelijke berekeningsmethode worden ingevoerd, gebaseerd op een internemarktaanpak en met gebruikmaking van de bestaande Europese normen (CEN). Vanuit het gezichtspunt van bovengenoemde amendementen staat buiten twijfel dat zowel artikel 175, lid 1, als artikel 95 van het EG-Verdrag aan de richtlijn ten grondslag dienen te liggen, om profijt te kunnen trekken uit moderne technologieën en deze op grotere schaal te gaan of blijven toepassen. Zoals ook het Europees Hof van Justitie stelt in zijn uitspraak in de tabaksreclamezaak1, kunnen slechts die maatregelen die werkelijk ten doel hebben de voorwaarden voor de instelling en de werking van de interne markt te verbeteren op basis van artikel 95 worden vastgesteld. Voor toepassing van artikel 95 geldt met andere woorden als voorwaarde dat de voorgestelde maatregel voor de interne markt een zekere "toegevoegde waarde" moet hebben. Bij de onderhavige amendementen lijkt dat nu precies het geval te zijn, aangezien zij zich richten op het voorkomen van een gefragmenteerde markt op het gebied van belangrijke energiezuinige producten en zodoende een ruimte zonder binnengrenzen creëren waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het EG-Verdrag (met name de artikelen 3, lid 1, sub c en 14). Bijgevolg zou artikel 95 van het EG-Verdrag als logische rechtsgrondslag moeten worden toegevoegd, indien de amendementen zouden worden aangenomen. Daarnaast zou de bestaande verwijzing naar artikel 175, lid 1 gehandhaafd moeten blijven, aangezien dat artikel de algemene uit het milieubeleid voortvloeiende doelstelling van het voorstel dekt. Men dient echter te beseffen dat de combinatie van artikel 175 en artikel 95 kan leiden tot enige rechtsonzekerheid, aangezien artikel 95 bepaalt dat lidstaten wanneer zij strengere maatregelen handhaven of treffen dan die waarin het communautair recht voorziet, daarvoor toestemming van de Commissie nodig hebben, terwijl artikel 176 bepaalt dat lidstaten bij toepassing van artikel 175 strengere maatregelen kunnen handhaven of treffen mits deze in overeenstemming zijn met het Verdrag en ter kennis van de Commissie zijn gebracht. In dit concrete geval zouden beide bepalingen als volgt kunnen worden uitgelegd. Gezien het feit dat de te behandelen amendementen niet volledig in strijd zijn met de oorspronkelijke doelstelling van het voorstel, te weten het vaststellen van minimumeisen voor energieprestaties, kunnen strengere nationale maatregelen door de Commissie automatisch worden goedgekeurd als zij haar ter kennis zijn gebracht, tenzij zij de werking van de interne markt belemmeren. 1
Zaak C-376/98 Bondsrepubliek Duitsland tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie, Jurispr. 2000, blz. I-08419, overwegingen 81-83.
162 /PE 425.402
NL
Conclusie Met het oog op het bovenstaande wordt overwogen dat artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag de meest aangewezen rechtsgrondslag is voor het voorstel zoals dat door de Commissie is ingediend. Het is niet noodzakelijk daarnaast ook te verwijzen naar artikel 95, tenzij amendementen waarvoor dit artikel als juistere rechtsgrondslag noodzakelijk is eerst door de voorzitter van de Commissie industrie, onderzoek en energie ontvankelijk worden verklaard en vervolgens door deze commissie worden goedgekeurd. Op haar vergadering van 30-31 maart 2007 besloot de Commissie juridische zaken met 18 stemmen voor, 1 stem tegen, bij 0 onthoudingen1 u aan te bevelen dat het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van gebouwen (herschikking) gebaseerd moet zijn op artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag en dat toevoeging van artikel 95 EGVerdrag uitsluitend noodzakelijk is indien amendementen die een toevoeging noodzakelijk maken, ontvankelijk worden verklaard en worden goedgekeurd. Hoogachtend,
Giuseppe Gargani
1
Bij de eindstemming waren aanwezig: Giuseppe Gargani (voorzitter), Rainer Wieland (ondervoorzitter), Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (ondervoorzitter), Francesco Enrico Speroni (ondervoorzitter), Monica Frassoni (rapporteur voor advies), Carlo Casini, Bert Doorn, Nicole Fontaine, Neena Gill, Klaus-Heiner Lehne, Véronique Mathieu, Hans-Peter Mayer, Manuel Medina Ortega, Hartmut Nassauer, Aloyzas Sakalas, Eva-Riitta Siitonen, Jacques Toubon, Diana Wallis, Jaroslav Zvěřina, Tadeusz Zwiefka. PE 425.402/ 163
NL
P6_TA-PROV(2009)0279 Ratingbureaus ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus (COM(2008)0704 – C6-0397/2008 – 2008/0217(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0704), – gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0397/2008), − gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 23 april 2009 om het voorstel als geamendeerd goed te keuren overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, eerste streepje van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie juridische zaken (A6-0191/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of het door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
164 /PE 425.402
NL
P6_TC1-COD(2008)0217 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake ratingbureaus (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité1, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Ratingbureaus spelen een belangrijke rol op de mondiale bancaire en effectenmarkten omdat hun ratings door beleggers, leningnemers, uitgevende instellingen en overheden worden gebruikt als een van de middelen om met kennis van zaken beleggings- en financieringsbeslissingen te kunnen nemen. Kredietinstellingen, beleggingsonder-nemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen kunnen deze ratings gebruiken als referentiepunt voor de berekening van hun kapitaalvereisten voor solvabiliteitsdoeleinden of voor de berekening van de risico's op hun beleggingsactiviteiten. Bijgevolg hebben ratings aanmerkelijke gevolgen voor de werking van de markten en het vertrouwen van beleggers en consumenten. Daarom is het van essentieel belang dat bij ratingactiviteiten de beginselen van integriteit, transparantie, verantwoordelijkheid en goed bestuur in acht worden genomen, zodat de ratings die in de Gemeenschap ▌worden gebruikt onafhankelijk, objectief en van toereikende kwaliteit zijn.
(2)
Momenteel hebben de meeste ratingbureaus hun hoofdkantoor buiten de Gemeenschap. De activiteiten van ratingbureaus of de voorwaarden voor de afgifte van ratings zijn in de meeste lidstaten niet gereglementeerd. Ook al zijn ratingbureaus voor de werking van de financiële markten van wezenlijk belang, toch zijn ze slechts op bepaalde terreinen onderworpen aan Gemeenschapswetgeving, en dan met name Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie3. Voorts wordt in Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en in Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en
1 2 3
PB C […] van […], blz. […]. Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2008. PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16. PE 425.402/ 165
NL
kredietinstellingen1 verwezen naar ratingbureaus. Daarom is het van belang om regels vast te stellen die ervoor zorgen dat alle ratings die door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven van toereikende kwaliteit zijn en afgegeven zijn door ratingbureaus die aan strenge vereisten zijn onderworpen. De Commissie zal blijven samenwerken met haar internationale partners om te zorgen voor convergentie van de regels voor ratingbureaus. Het moet mogelijk zijn dat bepaalde centrale banken die ratings afgeven, worden vrijgesteld van naleving van deze verordening, mits zij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen die de onafhankelijkheid en integriteit van hun ratingactiviteiten waarborgen en die even streng zijn als de vereisten van deze verordening. (2 bis) Deze verordening mag geen algemene verplichting in het leven roepen om financiële instrumenten of financiële verplichtingen krachtens deze verordening te beoordelen. In het bijzonder mag de verordening instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) als omschreven in Richtlijn [2009/XX/EG] van het Europees Parlement en de Raad en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad niet verplichten om, in het kader van de naleving van deze richtlijnen, uitsluitend te investeren in krachtens deze verordening beoordeelde financiële instrumenten. (2 ter.) De bepalingen van deze verordening mogen niet leiden tot een algemene verplichting voor financiële instellingen of beleggers om alleen te beleggen in effecten waarvoor een prospectus is gepubliceerd overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie en die overeenkomstig deze verordening zijn beoordeeld; evenmin mag deze verordening de uitgevende instellingen of de aanbieders of personen die verzoeken om tot de handel op een gereglementeerde markt te worden toegelaten, verplichten ratings te verkrijgen voor effecten die krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie zijn onderworpen aan de verplichte publicatie van een prospectus. (2 quater) De krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004/EG van de Commissie gepubliceerde prospectussen moeten duidelijke en opvallende informatie bevatten over de vraag of de rating voor de betroffen effecten al dan niet is afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd en overeenkomstig deze verordening geregistreerd ratingbureau. Niets in deze verordening mag echter de personen die verantwoordelijk zijn voor het publiceren van een prospectus krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr.809/2004/EG van de Commissie ervan weerhouden om in het prospectus enige relevante informatie op te nemen, met inbegrip van informatie over in derde landen afgegeven ratings en daarop betrekking hebbende gegevens. (2 quinquies) Ratingbureaus moeten ratings afgeven en ratingactiviteiten uitoefenen en kunnen nevenactiviteiten verrichten op beroepsmatige grondslag. Het verrichten van nevenactiviteiten mag de onafhankelijkheid of integriteit van hun ratingactiviteiten niet in gevaar brengen. (2 sexies) Deze verordening moet van toepassing zijn op ratings die worden afgegeven door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus. Het hoofddoel van de verordening is de stabiliteit van de financiële markten en de investeerders te beschermen. Kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke
1
PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.
166 /PE 425.402
NL
voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen moeten worden uitgezonderd van de toepassingssfeer van deze verordening. (3)
Ratingbureaus moeten op vrijwillige basis ▌door de International Organisation of Securities Commissions uitgebrachte gedragscode, de Code of Conduct Fundamentals for credit rating agencies (hierna de "IOSCO-code" te noemen), kunnen toepassen. In 2006 is het Comité van Europese effectenregelgevers (║CEER║) in de Mededeling van de Commissie over kredietbeoordelaars verzocht te controleren of de IOSCO-code in acht wordt genomen, en jaarlijks daarover verslag uit te brengen aan de Commissie.
(4)
De Europese Raad van 13 en 14 maart 2008 is het eens geworden over een reeks conclusies over de voornaamste zwakke punten in het financiële stelsel. Een van de doelstellingen was verbetering van de marktwerking en stimulansstructuren, onder meer ten aanzien van de rol van ratingbureaus.
(5)
Over ratingbureaus wordt geoordeeld dat zij enerzijds de verslechtering van de marktomstandigheden niet vroeg genoeg tot uiting hebben laten komen in hun ratings, en anderzijds hun ratings niet op tijd hebben aangepast toen de marktcrisis erger werd. Dit falen kan het best worden gecorrigeerd met maatregelen op het gebied van belangenconflicten, de kwaliteit van ratings, de transparantie van de ratingbureaus, hun interne governance en het toezicht op de activiteiten van de ratingbureaus. De gebruikers van ratings mogen niet blindelings op ratings vertrouwen. Zij moeten bij het gebruik van dergelijke ratings hun eigen analyse verrichten en te allen tijde voldoende "due-dilligence"onderzoek uitvoeren.
(6)
Er moet een gemeenschappelijk regelgevingskader worden vastgesteld voor de verbetering van de kwaliteit van ratings. Dit betreft met name de kwaliteit van ratings die moeten worden gebruikt door respectieve financiële instellingen en personen waarvoor in de Gemeenschap geharmoniseerde voorschriften gelden. Anders bestaat het gevaar dat de lidstaten op nationaal niveau uiteenlopende maatregelen treffen. Dit zou een rechtstreekse negatieve weerslag hebben op en belemmeringen opwerpen voor een goede werking van de interne markt, aangezien de ratingbureaus die ratings afgeven waarvan financiële instellingen in de Gemeenschap gebruikmaken, dan zouden worden onderworpen aan regels die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Voorts kunnen, als aan ratings uiteenlopende kwaliteitseisen worden gesteld, uiteenlopende niveaus van beleggers- en consumentenbescherming ontstaan. Bovendien moeten gebruikers de in de Gemeenschap afgegeven ratings kunnen vergelijken met internationaal afgegeven ratings.
(6 bis) Deze verordening mag op generlei wijze gevolgen hebben voor het gebruik van ratings door andere personen dan die op welke deze verordening betrekking heeft. (6 ter) Het is wenselijk te bepalen dat in derde landen afgegeven ratings kunnen worden gebruikt voor regelgevingsdoeleinden in de Gemeenschap, mits deze voldoen aan even strenge vereisten als die van deze verordening. Bij deze verordening wordt een bekrachtigingsregeling ingevoerd waarmee in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd, in derde landen afgegeven ratings kunnen bekrachtigen. Wanneer een ratingbureau een in derde landen afgegeven rating bekrachtigt, moet het doorlopend vaststellen en controleren of ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van die rating in een derde land, voldoen aan vereisten inzake de afgifte van ratings die even streng zijn als die van deze verordening en in de praktijk dezelfde regelgevingsdoeleinden en -effecten verwezenlijken. PE 425.402/ 167
NL
(6 quater) Om te voorkomen dat het feit dat een ratingbureau niet in de Gemeenschap gevestigd is een serieuze belemmering zal vormen voor effectief toezicht in het belang van de financiële markten in de Gemeenschap, moet zo’n bekrachtigingsregeling worden ingevoerd voor ratingbureaus die geaffilieerd zijn of nauw samenwerken met in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus. Niettemin kan het noodzakelijk zijn het vereiste van fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap in bepaalde gevallen bij te stellen, met name wanneer het gaat om kleine ratingbureaus uit derde landen die geen aanwezigheid of affiliatie in de Gemeenschap hebben. Daarom moet voor dergelijke gevallen een specifiek certificatiestelsel worden opgezet, mits dergelijke bureaus niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten. (6 quinquies) Certificatie moet mogelijk zijn nadat de Commissie heeft vastgesteld dat het juridische en toezichtkader van een derde land gelijkwaardig is aan de vereisten van deze verordening. Het beoogde equivalentiemechanisme moet niet automatisch toegang verlenen tot de Gemeenschap, maar moet de mogelijkheid bieden om ratingbureaus uit derde landen van geval tot geval te beoordelen en een ontheffing te verlenen van bepaalde organisatorische vereisten welke gelden voor ratingbureaus die in de Gemeenschap werkzaam zijn, waaronder de vereiste fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap. (6 sexies) Deze verordening moet tevens voorschrijven dat ratingbureaus van derde landen voldoen aan criteria die algemene vereisten vormen voor de integriteit van de ratingactiviteiten die zij uitoefenen, teneinde te voorkomen dat de bevoegde autoriteiten of andere overheden van dat derde land zich bemoeien met de inhoud van de kredietratings, alsook dat zij een goed beleid voeren op punten als belangenconflicten, het rouleren van analisten en periodieke en doorlopende informatievoorziening. (6 septies) Een belangrijk vereiste voor een goed bekrachtigingsmechanisme en een equivalentiestelsel is ook het bestaan van goede samenwerkingsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en de betrokken bevoegde autoriteiten van de ratingbureaus van derde landen. (6 octies) Ratingbureaus die in een derde land afgegeven ratings bekrachtigen, moeten volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk zijn voor de bekrachtigde ratings en voor de naleving van de desbetreffende voorwaarden van deze verordening. (6 nonies) Deze verordening moet niet van toepassing zijn op ratings die het ratingbureau opstelt naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen afgeeft aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement. (6 decies) Onderzoek op beleggingsgebied, investeringsaanbevelingen en andere adviezen over een waarde of een prijs voor een financieel instrument of een financiële verplichting dienen niet als ratings te worden beschouwd. (6 undecies) Onder ongevraagde rating moet een rating worden verstaan die niet op verzoek van de uitgevende instelling of de beoordeelde entiteit is geïnitieerd. Een dergelijke rating moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn en moet met passende middelen worden onderscheiden van gevraagde ratings. (7)
Om mogelijke belangenconflicten te vermijden, moeten ratingbureaus zich in hun beroepsactiviteit concentreren op de afgifte van ratings. Het mag een ratingbureau niet
168 /PE 425.402
NL
worden toegestaan zich bezig te houden met consultancy of adviesverlening. Met name mag een ratingbureau geen voorstellen of aanbevelingen doen voor de constructie van een gestructureerd financieringsinstrument. Wel zou een ratingbureau in de gelegenheid moeten zijn nevendiensten te verrichten mits daardoor geen mogelijke belangenconflicten met de afgifte van ratings ontstaan. (7 bis) Ratingbureaus moeten ratingmethoden hanteren die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en onder op basis van passende historische ervaring en door testen achteraf worden gevalideerd. Deze eis mag echter in geen geval voor de bevoegde autoriteiten en de lidstaten een reden zijn om zich te bemoeien met de inhoud van ratings en de methodes. Evenmin mag de eis dat ratings minstens eenmaal per jaar door ratingbureaus worden getoetst, afdoen aan de verplichting voor ratingbureaus om ratings doorlopend te bewaken en zo nodig bij te stellen. Deze eisen moeten niet zodanig worden gehanteerd dat nieuwe ratingbureaus ervan worden weerhouden de markt te betreden. (7 ter) De ratings moeten goed onderbouwd en gemotiveerd zijn, ten einde gecompromitteerde ratings te vermijden. (7 quater) De ratingbureaus moeten informatie openbaar maken over de methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die zij bij hun ratingactiviteiten gebruiken. De openbaar gemaakte informatie over modellen moet voldoende gedetailleerd zijn om de gebruikers van ratings in staat te stellen hun eigen "due-diligence"-onderzoek te verrichten teneinde te beoordelen of zij al dan niet op deze ratings zullen vertrouwen. Ook moet bij de openbaarmaking van informatie over modellen worden belet dat gevoelige bedrijfsinformatie wordt vrijgegeven of innovatie ernstig wordt belemmerd. (8)
║Ratingbureaus moeten deugdelijke interne gedragslijnen en procedures vaststellen voor werknemers en andere personen die bij het rating- en toetsingsproces zijn betrokken, teneinde belangenconflicten op te sporen, weg te nemen of te beheersen en openbaar te maken en de kwaliteit, integriteit en degelijkheid van het rating- en toetsingsproces te allen tijde te waarborgen. Die gedragslijnen en procedures moeten in het bijzonder het internecontrolesysteem en de compliancefunctie omvatten.
(9)
Om hun onafhankelijkheid te waarborgen, moeten ratingbureaus belangenconflictsituaties vermijden en deze conflicten adequaat beheren als ze niet te vermijden zijn. Zij moeten belangenconflicten tijdig openbaar maken. Ook moeten zij gegevens bewaren over alle wezenlijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid van het ratingbureau en zijn werknemers en andere personen die bij het ratingproces zijn betrokken, en over de veiligheidsmaatregelen om deze bedreigingen te ondervangen.
(9 bis) Ratingbureaus of groepen ratingbureaus dienen regelingen voor een goed ondernemingsbestuur te hebben. Bij het vaststellen van zijn regelingen voor een goed ondernemingsbestuur houdt het ratingbureau of de groep ratingbureaus zich aan de noodzaak voor ratings te zorgen die onafhankelijk, objectief en van toereikende kwaliteit zijn. (10) Om te waarborgen dat het ratingproces onafhankelijk blijft van het bedrijfsbelang van het ratingbureau als onderneming, moeten ratingbureaus ervoor zorgen dat ten minste een derde van de leden en in geen geval minder dan twee leden van het toezichthoudend of het PE 425.402/ 169
NL
bestuursorgaan onafhankelijk is/zijn in de zin van afdeling III, punt 13, van Aanbeveling 2005/162/EG van de Commissie betreffende de taak van niet bij het dagelijks bestuur betrokken bestuurders of commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen en betreffende de comités van de raad van bestuur of van de raad van commissarissen1. Voorts moet de hoogste leiding, met inbegrip van alle onafhankelijke leden, over voldoende deskundigheid op ter zake doende terreinen van financiële diensten beschikken. De compliance officer moet op gezette tijden verslag uitbrengen over de uitoefening van zijn taken aan de hoogste leiding en aan de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan. (11) Om belangenconflicten te vermijden, mag de vergoeding van onafhankelijke leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan niet afhangen van de bedrijfsresultaten van het ratingbureau. (12) Een ratingbureau moet voldoende werknemers met een passende kennis en ervaring inzetten voor zijn ratingactiviteit. Met name moet het bureau ervoor zorgen dat voldoende personele en financiële middelen worden uitgetrokken voor de afgifte van ratings en voor de monitoring en bijwerking ervan. (12 bis) Gezien de specifieke omstandigheden van ratingbureaus met minder dan 50 werknemers moeten de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid hebben deze ratingbureaus te ontheffen van een aantal van de verplichtingen in deze verordening met betrekking tot de rol van de onafhankelijke leden van het bestuur, de compliance functie en het rouleringssysteem, voor zover deze ratingbureaus kunnen aantonen dat ze voldoen aan specifieke voorwaarden. De bevoegde autoriteiten moeten met name onderzoeken of de omvang van het ratingbureau niet opzettelijk zodanig is berekend dat een ratingbureau of een groep ratingbureaus niet aan de eisen van deze verordening hoeft te voldoen. De ontheffing moet door de bevoegde autoriteiten van lidstaten zodanig worden toegepast dat het gevaar van fragmentatie van de interne markt wordt voorkomen en dat de eenduidige toepassing van het Gemeenschapsrecht wordt gewaarborgd. (13) Langdurige relaties met dezelfde beoordeelde entiteiten of met aan deze entiteiten gelieerde derden kunnen de onafhankelijkheid van analisten en personen die ratings goedkeuren, in gevaar brengen. Daarom moeten deze analisten en personen aan een passend rouleringssysteem worden onderworpen dat ervoor moet zorgen dat analyseteams en ratingcomités geleidelijk van samenstelling veranderen. (14) ▌Ratingbureaus moeten ervoor zorgen dat de methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen, die gebruikt worden om ratings vast te stellen, goed worden bijgehouden, actueel zijn en periodiek uitgebreid worden getoetst en dat beschrijvingen ervan op zodanige wijze worden gepubliceerd dat uitgebreide toetsing mogelijk is. Wanneer door een gebrek aan betrouwbare gegevens of door de complexiteit van de structuur van een nieuw type instrument, en met name een gestructureerd financieringsinstrument, ernstige twijfel ontstaat of het ratingbureau wel een geloofwaardige rating kan opstellen, mag het ratingbureau geen rating afgeven of moet het een bestaande rating intrekken. Veranderingen in de kwaliteit van de informatie die beschikbaar is om een bestaande rating te toetsen, moeten samen met die toetsing openbaar worden gemaakt en de rating moet zo nodig worden herzien.
1
PB L 52 van 25.2.2005, blz. 51.
170 /PE 425.402
NL
(15) Om de kwaliteit van ratings te waarborgen, moet het ratingbureau maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het bij de toekenning van een rating gebruikmaakt van betrouwbare informatie. Daartoe kan een bureau zich onder meer baseren op van onafhankelijke zijde gecontroleerde jaarrekeningen en openbaargemaakte informatie, op verificaties door een gereputeerde derde en op aselect onderzoek door het ratingbureau van de ontvangen informatie, dan wel gebruikmaken van contractuele bepalingen die ondubbelzinnig bepalen dat de beoordeelde entiteit of aan haar verbonden derden aansprakelijk zijn indien in het kader van het contract welbewust wezenlijk onjuiste of misleidende informatie wordt verstrekt of indien de beoordeelde entiteit of aan haar verbonden derden niet de nodige zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de nauwkeurigheid van de in de contractuele voorwaarden van het contract gespecificeerde informatie. (15 bis) Deze verordening doet niet af aan de verplichting van de ratingbureaus om het recht op privacy te beschermen van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens1. (16) Ratingbureaus moeten goede procedures vaststellen voor de periodieke toetsing van de gebruikte methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen opdat veranderingen in de omstandigheden op de onderliggende markten voor activa daarin tot uiting kunnen komen. Omwille van de transparantie moeten wezenlijke wijzigingen in de methoden en werkwijzen, procedures en processen van ratingbureaus openbaar worden gemaakt voordat deze van kracht worden, tenzij extreme marktomstandigheden een onmiddellijke wijziging van de rating noodzakelijk maken. (17) Het ratingbureau moet een passende risicowaarschuwing geven die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aannamen omvat. In deze analyse moet worden uitgelegd op welke wijze diverse marktontwikkelingen die de in het model ingebouwde parameters (bijv. de volatiliteit) in beweging brengen, wijzigingen in de ratings kunnen beïnvloeden. Het ratingbureau moet ervoor zorgen dat de informatie over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën verifieerbaar en kwantificeerbaar is en voor belanghebbende partijen een toereikende basis vormt om inzicht te krijgen in de historische resultaten van elke ratingcategorie en in de vraag of en hoe deze ratingcategorieën zijn gewijzigd. Indien een historische wanbetalingsgraad vanwege de aard van de rating of vanwege andere omstandigheden niet adequaat is, statistisch niet-valide is of anderszins misleidend kan zijn voor de gebruikers van de rating, moet het ratingbureau een passende toelichting geven. Deze informatie moet zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met bestaande, in de sector gangbare patronen zodat beleggers de prestaties van de verschillende ratingbureaus gemakkelijker met elkaar kunnen vergelijken. (17 bis) Met het oog op meer transparantie van ratings en om bij te dragen tot de bescherming van beleggers moet het CEER een centraal depot bijhouden waarin informatie over de historische prestatiegegevens van ratingbureaus en informatie over in het verleden afgegeven ratings wordt bewaard. De ratingbureaus moeten informatie in gestandaardiseerde vorm aan dit depot verstrekken. Het CEER moet deze informatie beschikbaar maken voor het publiek en beknopte informatie publiceren over de belangrijkste op jaarbasis waargenomen ontwikkelingen. 1
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. PE 425.402/ 171
NL
(18) Onder bepaalde omstandigheden kunnen gestructureerde financieringsinstrumenten andere gevolgen teweegbrengen dan het geval is bij het traditionele schuldpapier van bedrijven. Beleggers kunnen een verkeerd beeld krijgen indien voor beide soorten instrumenten zonder verdere uitleg dezelfde ratingcategorieën worden gehanteerd. Ratingbureaus moeten er in belangrijke mate toe bijdragen dat de gebruikers van ratings zich bewust worden van de bijzondere kenmerken van de gestructureerde financieringsproducten. Daarom moeten de ratingbureaus duidelijk onderscheid maken tussen ratingcategorieën die zij gebruiken voor de beoordeling van gestructureerde financieringsinstrumenten en ratingcategorieën die zij gebruiken voor andere financiële instrumenten of financiële verplichtingen, door de ratingcategorie van een passend symbool te voorzien. (19) Ratingbureaus moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat uitgevende instellingen bij verschillende ratingbureaus een aanvraag indienen voor een voorlopige beoordeling van het betrokken gestructureerde financieringsinstrument om na te gaan welk bureau de beste rating voor de voorgestelde structuur biedt. Uitgevende instellingen moeten zelf ook dergelijke handelswijzen vermijden. (20) Een ratingbureau moet gegevens bewaren over de ratingmethoden en deze regelmatig bijwerken in verband met wijzigingen daarin, alsook gegevens bewaren over de wezenlijke onderdelen van de dialoog tussen de analist en de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden. (21) Om een hoge mate van beleggers- en consumentenvertrouwen op de interne markt te waarborgen, is registratie wenselijk van ratingbureaus die ratings afgeven die door financiële instellingen ▌in de Gemeenschap worden gebruikt. Een dergelijke registratie is de voornaamste voorwaarde waaraan ratingbureaus moeten voldoen om ratings te mogen afgeven die bedoeld zijn om in de Gemeenschap voor regelgevingsdoeleinden te worden gebruikt. Daarom moeten de geharmoniseerde voorwaarden en de procedure voor het verlenen, opschorten en intrekken van de registratie worden vastgesteld. (21 bis) Deze verordening komt niet in de plaats van de vastgestelde procedure voor de erkenning van externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI's) overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG. De reeds in de Gemeenschap erkende EKBI's moeten een registratie overeenkomstig deze verordening aanvragen. (22) Het moet een ratingbureau dat door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat is geregistreerd, worden toegestaan in de gehele Gemeenschap ratings af te geven. Daarom moet worden voorzien in één registratieprocedure voor elk ratingbureau die voor de gehele Gemeenschap geldt. De registratie van een ratingbureau moet in de gehele Gemeenschap effectief worden zodra het registratiebesluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst krachtens het nationale recht van kracht is geworden. (23) Sommige ratingbureaus bestaan uit diverse rechtspersonen die samen een groep ratingbureaus vormen. Bij de registratie van elk van de ratingbureaus die van een dergelijke groep deel uitmaken, moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de beoordeling van de aanvragen van tot dezelfde groep behorende ratingbureaus, evenals de besluitvorming over het verlenen van de registratie, coördineren. Het moet evenwel mogelijk zijn om de registratie van één van de ratingbureaus in een groep ratingbureaus te weigeren indien dat ratingbureau niet voldoet aan de voorwaarden voor registratie terwijl andere leden van de groep wel voldoen aan alle voorwaarden voor registratie overeenkomstig deze verordening. Aangezien het college van bevoegde autoriteiten niet de bevoegdheid heeft om juridisch 172 /PE 425.402
NL
bindende besluiten te nemen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van de leden van de groep ratingbureaus elk een afzonderlijk besluit nemen over het ratingbureau dat gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat in kwestie. (24) Er moet één centraal punt voor de indiening van registratieaanvragen worden vastgesteld. Het CEER moet registratieaanvragen in ontvangst ║ nemen en de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten in kennis ║ stellen van de aanvragen. Het CEER moet ook advies uitbrengen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over de volledigheid van een aanvraag. De registratieaanvragen moeten op nationaal niveau worden beoordeeld door de desbetreffende bevoegde autoriteit. Voor een efficiënte behandeling van ratingbureaus is het nodig dat de bevoegde autoriteiten ▌een operationeel netwerk (een college) met een efficiënte informatietechnologie opzetten. Het CEER moet een subcomité oprichten dat gespecialiseerd is in ratings van alle door ratingbureaus beoordeelde activaklassen. (24 bis) Een college van bevoegde autoriteiten moet het daadwerkelijk platform vormen waar bevoegde autoriteiten informatie over toezicht uitwisselen, hun activiteiten op elkaar afstemmen en toezichtmaatregelen nemen die nodig zijn voor daadwerkelijk toezicht op ratingbureaus. Meer bepaald moet het college van bevoegde autoriteiten de gelegenheid bieden te controleren of de voorwaarden voor bekrachtiging van in derde landen afgegeven ratings en of de certificatie, de uitbestedingsovereenkomst en de ontheffing van een ratingbureau als bedoeld in deze verordening, in orde zijn. De activiteiten van de colleges van bevoegde autoriteiten moeten bijdragen aan een geharmoniseerde toepassing van de regels volgens deze verordening en aan de convergentie van de toezichtpraktijken. (24 ter) Om de praktische coördinatie van de activiteiten van het college te verbeteren moeten de leden van het college uit hun midden een facilitator kiezen. De facilitator moet de vergadering van het college voorzitten, schriftelijke coördinatieregelingen voor het college opstellen en het optreden van het college coördineren. Tijdens de registratie moet de facilitator beoordelen of de periode voor het onderzoeken van een aanvraag moet worden verlengd, het onderzoeken van een aanvraag coördineren en contact houden met het CEER. (25) De Commissie heeft in november 2008 een groep op hoog niveau opgericht die zal kijken naar de toekomstige Europese toezichtarchitectuur op het gebied van financiële diensten, met inbegrip van de rol van het CEER. (25 bis) De huidige toezichtarchitectuur moet niet worden gezien als de langetermijnoplossing voor het toezicht op ratingbureaus. Colleges van toezichthouders, die geacht worden de samenwerking op het gebied van het toezicht op dit terrein in de Gemeenschap in goede banen te leiden, zijn een belangrijke stap vooruit, maar kunnen waarschijnlijk niet alle voordelen bieden die een meer geconsolideerd toezicht op de ratingindustrie oplevert. De crisis in de internationale financiële markten heeft duidelijk aangetoond dat de behoefte aan grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector nader moet worden onderzocht. Om het noodzakelijke niveau van communautaire convergentie van en samenwerking bij het toezicht te verwezenlijken en de stabiliteit van het financiële stelsel te ondersteunen, zijn verdere grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector hoogst noodzakelijk, en moet de Commissie daar met spoed voor zorgen, daarbij naar behoren rekening houdend met de conclusies van 25 februari 2009 van de door Jacques de Larosière voorgezeten groep van deskundigen. De Commissie moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 juli 2010 aan het Europees PE 425.402/ 173
NL
Parlement, de Raad en de andere betrokken instellingen verslag uitbrengen van alle bevindingen ter zake en de nodige wetgevingsvoorstellen indienen om de geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot de coördinatie van het toezicht en de samenwerkingsregelingen te verhelpen. (25 ter) Als belangrijke wijzigingen in de voorwaarden voor de initiële registratie van een ratingbureau moeten onder meer worden beschouwd significante wijzigingen in de bekrachtigingsregeling, de uitbestedingsovereenkomsten en het openen of sluiten van bijkantoren. (26) Het toezicht op een ratingbureau moet worden uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ▌in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten waarbij het college wordt ingeschakeld en het CEER steeds volledig wordt betrokken. (26 bis) Het vermogen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en andere leden van het college om te beoordelen en te controleren of een ratingbureau voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen moet niet worden beperkt door uitbestedingsovereenkomsten waarbij het ratingbureau partij is. Wanneer een ratingbureau gebruik maakt van uitbestedingsovereenkomsten, moet het verantwoordelijk blijven voor alle verplichtingen die krachtens deze verordening op hem rusten. (27) Om het beleggers- en consumentenvertrouwen op een hoog niveau te houden en een doorlopend toezicht op ▌in de Gemeenschap afgegeven ratings mogelijk te maken, moeten ratingbureaus met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap verplicht worden om een dochteronderneming in de Gemeenschap op te richten, zodat een efficiënt toezicht op hun activiteiten in de Gemeenschap en een daadwerkelijk gebruik van het bekrachtigingsstelsel mogelijk worden. Ook moet het verschijnen van nieuwe actoren op de markt van de ratingbureaus gestimuleerd worden. (27 bis) De bevoegde autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben in deze verordening omschreven bevoegdheden ten aanzien van ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en aan die entiteiten gelieerde derden, derden waaraan de ratingbureaus bepaalde functies of activiteiten hebben uitbesteed of andere personen die op een andere wijze te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten, aan te wenden. Zulke personen moeten onder andere aandeelhouders kunnen zijn of leden van de toezichthoudende of bestuursorganen van de ratingbureaus en de beoordeelde entiteiten. (27 ter) De bepalingen van deze verordening over vergoedingen voor toezicht mogen niet afdoen aan de toepasselijke bepalingen van het nationale recht betreffende vergoedingen voor toezicht of andere vergoedingen. (28) Er moet een mechanisme worden opgezet om deze verordening effectief te kunnen handhaven. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten over de nodige middelen beschikken om ervoor te zorgen dat de ratings in de Gemeenschap worden afgegeven overeenkomstig deze verordening. Het gebruik van deze toezichtmaatregelen moet altijd binnen het college worden gecoördineerd. Maatregelen als intrekking van een registratie of opschorting van het gebruik van ratings voor regelgevingsdoeleinden moeten worden opgelegd wanneer zij evenredig worden geacht aan de ernst van de inbreuk op de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen. Bij de uitoefening van toezichtbevoegdheden 174 /PE 425.402
NL
moeten de bevoegde autoriteiten naar behoren rekening houden met de belangen van beleggers en met de marktstabiliteit. Aangezien een ratingbureau bij de opstelling van zijn ratings onafhankelijk moet blijven, mogen de bevoegde autoriteiten noch de lidstaten zich ▌ bemoeien met de inhoud van ratings en met de methoden waarmee een bureau ratings vaststelt, ten einde te voorkomen dat ratings gecompromitteerd zijn. Ingeval er druk wordt uitgeoefend op een ratingbureau, moet dit bureau de Commissie en het CEER daarvan in kennis stellen. De Commissie moet van geval tot geval beoordelen of er verdere maatregelen moeten worden genomen tegen de betrokken lidstaat wegens niet-naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. (28 bis) Het is wenselijk ervoor te zorgen dat de in deze verordening bedoelde besluitvorming stoelt op nauwe samenwerking tussen bevoegde autoriteiten van de lidstaten en dus moeten registratiebesluiten op basis van onderlinge overeenstemming worden genomen. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed verloop van de registratie en van het toezicht. De besluitvorming moet doeltreffend zijn, vlot verlopen en op consensus berusten. (29) Omwille van de efficiëntie van het toezicht en om dubbel werk te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten samenwerken. (29 bis) Ook moet worden gezorgd voor uitwisseling van informatie onder de bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening belast zijn met het toezicht op ratingbureaus en de bevoegde autoriteiten die toezien op financiële instellingen als omschreven in deze verordening, in het bijzonder met de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het bedrijfseconomisch toezicht of verantwoordelijk zijn voor de financiële stabiliteit in de lidstaten. (30) ▌Bevoegde autoriteiten van lidstaten die niet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst zijn, moeten kunnen ingrijpen en passende toezichtmaatregelen kunnen treffen nadat ze de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op de hoogte hebben gebracht en het college hebben geraadpleegd in gevallen waarin ze hebben vastgesteld dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op hun grondgebied worden gebruikt, niet voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen. (30 bis) Tenzij deze verordening voorziet in een specifieke procedure inzake registratie of certificatie of intrekking daarvan, het nemen van toezichtmaatregelen en de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden, moet het nationale recht gelden dat de procedures in kwestie beheerst, met inbegrip van taalregelingen, beroepsgeheim en wettelijk privilege, en mogen de rechten van de onder dat recht ressorterende ratingbureaus en personen niet worden geschonden. (31) De convergentie van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten moet in de hand worden gewerkt om ervoor te zorgen dat overal op de interne markt even intensief toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorschriften. (32) Het CEER moet zorgen voor samenhang in de toepassing van deze verordening. Het moet de samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten bij het toezicht versterken en vergemakkelijken en waar nodig sturend optreden. Om de samenhang in de aanpak van de bevoegde autoriteiten te bevorderen, moet het CEER daarom een bemiddelingsmechanisme en intercollegiale toetsing instellen. PE 425.402/ 175
NL
(33) De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en moeten ten minste betrekking hebben op gevallen waarin ernstige fouten zijn begaan bij de beroepsuitoefening en waarin niet de nodige zorgvuldigheid is betracht. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties op te leggen. Het CEER moet richtsnoeren opstellen voor de convergentie van praktijken in verband met die sancties. (34) Het uitwisselen of doorgeven van informatie tussen bevoegde autoriteiten, andere autoriteiten, instanties of personen moet in overeenstemming zijn met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens1. (34 bis) De verordening moet ook regels geven voor de uitwisseling van informatie met bevoegde autoriteiten in derde landen, in het bijzonder met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de ratingbureaus die betrokken zijn bij de bekrachtiging en de certificatie. (35) Onverminderd de toepassing van dit Gemeenschapsrecht moeten vorderingen tegen ratingbureaus in verband met inbreuken op de bepalingen van deze verordening worden gesteld overeenkomstig het toepasselijke nationale recht inzake wettelijke aansprakelijkheid. (36) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden2. (37) Met name moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, rekening houdend met internationale ontwikkelingen, de bijlagen I en II bij de verordening, waarin de concrete criteria zijn opgenomen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of een ratingbureau zijn verplichtingen op het gebied van interne organisatie, operationele regelingen, werknemersvoorschriften, de presentatie van ratings en de openbaarmaking nakomt, te wijzigen en de criteria voor het vaststellen van gelijkwaardigheid van de bepalingen van deze verordening met het regelgevings- en toezichtkader van derde landen, te specificeren of te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van nietessentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe nietessentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. (37 bis) Om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op de financiële markten, moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de toepassing van deze verordening beoordeelt, en met name in welke mate voor regelgevingsdoeleinden op ratings is vertrouwd en of de beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit passend is. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen. 1 2
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. PB L 184 van 17.7.1999, blz 23.
176 /PE 425.402
NL
(37 ter) De Commissie moet ook een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij een oordeel geeft over maatregelen om uitgevende instellingen aan te sporen om voor een deel van hun ratings gebruik te maken van Europese ratingbureaus, over mogelijke alternatieven voor het "de uitgevende instelling betaalt"-model, met inbegrip van het opzetten van een openbaar communautair ratingbureau, en over de convergentie van nationale voorschriften met betrekking tot inbreuken op de bepalingen van deze verordening. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen. (37 quater) Ook moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de ontwikkelingen in het regelgevings- en toezichtkader voor ratingbureaus in derde landen evalueert, alsook de gevolgen van deze ontwikkelingen en van overgangsbepalingen van deze verordening voor de stabiliteit van de financiële markten in de Gemeenschap. (38) Aangezien de doelstellingen van het vereiste optreden, namelijk waarborging van een goede bescherming van consument en belegger door vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de kwaliteit van ratings die ▌op de interne markt worden afgegeven, verder gaan dan hetgeen de lidstaten, gezien het huidige gebrek aan nationale regelgeving en gezien het feit dat een meerderheid van de bestaande ratingbureaus buiten de Gemeenschap is gevestigd, kunnen verwezenlijken en derhalve beter op Gemeenschapsniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen goedkeuren overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: TITEL I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1 Onderwerp Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijke regelgevingsbenadering die moet zorgen voor verbetering van de integriteit, de transparantie, de verantwoordelijkheid, de governance en de betrouwbaarheid van ratingactiviteiten en draagt aldus bij tot de kwaliteit van in de Gemeenschap afgegeven rating en daarmee tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus om hun onafhankelijkheid te bevorderen en belangenconflicten te vermijden. Artikel 2 Toepassingsgebied
PE 425.402/ 177
NL
1.
Deze verordening is van toepassing op ratings die door in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus worden afgegeven en die openbaar worden gemaakt of op basis van abonnement worden verspreid.
2.
Deze verordening is niet van toepassing op: a)
niet-openbare ratings die worden opgesteld naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen worden afgegeven aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement;
b)
kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen;
c)
ratings die worden opgesteld door exportkredietagentschappen zoals beschreven in bijlage VI, deel 1, van Richtlijn 2006/48/EG; of
d)
ratings die door de centrale banken worden opgesteld en die: i)
niet door de beoordeelde entiteit worden betaald;
ii)
niet openbaar worden gemaakt;
iii)
worden afgegeven overeenkomstig de beginselen, normen en procedures die zorgen voor voldoende integriteit en onafhankelijkheid van ratingactiviteiten overeenkomstig deze verordening; en
iv)
geen betrekking hebben op door de respectieve centrale banken van de lidstaten uitgegeven financiële instrumenten.
2 bis. Een ratingbureau vraagt registratie aan volgens deze verordening, hetgeen een voorwaarde is voor erkenning als de externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG, tenzij het bureau alleen de in lid 2 bedoelde ratings afgeeft. 2 ter. Om te eenduidige toepassing van lid 2, onder d) te waarborgen, kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig de in artikel 33, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure en overeenkomstig de in lid 2, onder d) vermelde criteria, een besluit vaststellen waarin wordt verklaard dat een centrale bank voldoet aan de voorwaarden van lid 2, onder d) en derhalve is ontheven van de toepassing van deze verordening. De Commissie publiceert op haar website de lijst van centrale banken die aan die voorwaarden voldoen. Artikel 3 Definities 1.
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities: a)
"rating": een oordeel over de kredietwaardigheid van een entiteit ▌, een schuldinstrument of financiële verplichting, obligaties, preferente aandelen en andere financiële instrumenten, dan wel van een uitgevende instelling van een dergelijke schuldinstrumenten, financiële verplichtingen of financiële instrumenten, voor het
178 /PE 425.402
NL
afgeven waarvan wordt gebruikgemaakt rangordesysteem van ratingcategorieën;
van
een
vast
en
welomschreven
b)
"ratingbureau": een rechtspersoon tot wiens activiteit de afgifte van ratings op beroepsmatige grondslag behoort;
c)
"lidstaat van herkomst": de lidstaat waar het ratingbureau zijn statutaire zetel heeft;
d)
"ratinganalist": een persoon die analyserende taken verricht die noodzakelijk zijn voor de afgifte van een rating;
d bis) "hoofdratinganalist": een persoon die eerstverantwoordelijk is voor het opstellen van een rating of voor de communicatie met de uitgevende instelling in verband met een bepaalde rating of in het algemeen in verband met de kredietwaardigheidsbeoordeling van instrumenten die afkomstig zijn van die uitgevende instelling, alsook, indien toepasselijk, voor het opstellen van aanbevelingen voor het ratingcomité met betrekking daartoe; e)
"beoordeelde entiteit": een rechtspersoon wiens kredietwaardigheid expliciet of impliciet wordt beoordeeld in de rating, ongeacht of hij om die rating ║heeft gevraagd of informatie heeft verstrekt voor de opstelling ervan;
e bis) "regelgevingsdoeleinden": het gebruik van ratings specifiek met het oog op de naleving van het Gemeenschapsrecht, zoals dat ten uitvoer wordt gelegd door de nationale wetgeving van de lidstaten;
1
f)
"ratingcategorie": ratingsymbool, zoals een lettersymbool of een nummersymbool dat vergezeld kan gaan van identificerende lettertekens, dat in een rating wordt gebruikt als relatieve risicomaatstaf ter onderscheiding van de verschillende risicokenmerken van de ▌soorten beoordeelde entiteiten, uitgevende instellingen of andere activa;
g)
"gelieerde derde║": de initiator, bemiddelaar, sponsor, beheerder of enigerlei andere partij die namens een beoordeelde entiteit contacten heeft met een ratingbureau, met inbegrip van een persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband;
h)
"zeggenschapsband": de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, als bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad1, of een nauwe band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;
i)
"financiële instrumenten": de instrumenten bedoeld in afdeling C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EEG;
j)
"gestructureerd financieringsinstrument": een financieel instrument of andere activa, resulterend uit een securitisatietransactie of -regeling als bedoeld in artikel 4, punt ║36) van Richtlijn 2006/48/EG;
k)
"groep ratingbureaus": een in de Gemeenschap gevestigde groep ondernemingen bestaande uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, alsook ondernemingen die met
PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. PE 425.402/ 179
NL
elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG en tot wier activiteit de afgifte van ratings behoort. Voor de toepassing van artikel 4, lid 4, onder a), behelst een groep ratingbureaus ook in derde landen gevestigde ratingbureaus; k bis) "hoogste leiding": de persoon of de personen die de daadwerkelijke leiding hebben over het ratingbureau en het lid of de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan ervan; k ter) "ratingactiviteiten": analyse van gegevens en informatie, evaluatie, goedkeuring, afgifte en toetsing van ratings. 2.
Voor de toepassing van punt a) van lid 1, worden niet als ratings beschouwd: a)
aanbevelingen in de zin van artikel 1, punt 3 van Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie1;
b)
onderzoek op beleggingsgebied zoals omschreven in artikel 24, lid 1 van Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie en andere vormen van algemene aanbevelingen zoals "kopen", "verkopen" of "aanhouden" in verband met transacties in financiële instrumenten of financiële verplichtingen; of
c)
adviezen over de waarde van financiële verplichting of een financieel instrument. Artikel 4 Gebruikmaking van ratings
1.
▌Kredietinstellingen als gedefinieerd in Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad, beleggingsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad, verzekeringsondernemingen die onder Richtlijn 73/239/EEG van de Raad vallen, verzekeringsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad, herverzekeringsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) als gedefinieerd in Richtlijn [2009/XX/EG] van het Europees Parlement en de Raad,en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad mogen voor regelgevingsdoeleinden alleen gebruikmaken van ratings die zijn afgegeven door in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd. Wanneer in een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening nr.809/2004/EG van de Commissie gepubliceerd prospectus wordt verwezen naar een of meerdere ratings, draagt de uitgevende instelling, de aanbieder of de persoon die om toelating tot de handel op een gereglementeerde markt verzoekt, er zorg voor dat het prospectus ook duidelijke en opvallende informatie bevat over de vraag of die ratings zijn afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.
1
PB L 339 van 24.12.2003, blz. 73.
180 /PE 425.402
NL
2.
Een krachtens lid 4 bekrachtigde rating wordt geacht een rating te zijn die is afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd. Een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd gebruikt deze bekrachtiging niet met de bedoeling de voorschriften van deze verordening te ontlopen.
3.
Een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd, wordt geacht een rating te hebben afgegeven wanneer de rating op de website van het ratingbureau of anderszins is bekendgemaakt of per abonnement is verspreid en overeenkomstig artikel 8 is gepresenteerd en openbaar gemaakt, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat de rating is bekrachtigd.
4.
In de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd, kunnen een in een derde land afgegeven rating alleen bekrachtigen wanneer ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van een dergelijke rating, voldoen aan onderstaande voorwaarden: a)
de ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de te bekrachtigen rating worden geheel of gedeeltelijk uitgevoerd door het bekrachtigend ratingbureau of door ratingbureaus die tot dezelfde groep behoren;
b)
het ratingbureau heeft geverifieerd of en kan te allen tijde tegenover de bevoegde autoriteit aantonen dat de door het ratingbureau van het derde land uitgevoerde ratingactiviteiten die tot de afgifte van de te bekrachtigen rating hebben geleid, voldoen aan vereisten die minstens even streng zijn als de vereisten van de artikelen 5 tot en 10;
c)
het vermogen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau, of van het college van bevoegde autoriteiten, om te controleren of het in het derde land gevestigde ratingbureau voldoet aan de vereisten van punt b) is niet beperkt;
d)
het ratingbureau verstrekt de bevoegde autoriteit op verzoek alle informatie die deze autoriteit nodig heeft om doorlopend te kunnen toezien op de naleving van de vereisten van deze verordening;
e)
er is een objectieve reden waarom de rating in een derde land is opgesteld;
f)
het in het derde land gevestigde ratingbureau is toegelaten of geregistreerd en staat onder toezicht in dat derde land;
g)
de regelgeving in het derde land maakt bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat land met de inhoud van ratings en de methoden onmogelijk; en
h)
er bestaat een goede samenwerkingsafspraak tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau en de bevoegde autoriteit van het in een derde land gevestigd ratingbureau. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zorgen ervoor dat deze samenwerkingsafspraken in elk geval onderstaande elementen expliciet vermelden: PE 425.402/ 181
NL
i)
het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in kwestie; en
ii)
de procedures voor het coördineren van toezichtactiviteiten, zodat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau doorlopend controle kan uitoefenen op ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de bekrachtigde rating.
5.
Het ratingbureau dat in derde landen afgegeven ratings heeft bekrachtigd overeenkomstig lid 4 blijft volledig verantwoordelijk voor die rating en voor de naleving van de voorwaarden van dat lid.
6.
Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 4 bis,lid 3 het juridisch en toezichtkader van een derde land heeft erkend als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening en indien de in artikel 4 bis, lid 4 bedoelde afspraken operationeel zijn, wordt van een ratingbureau dat in dat derde land afgegeven ratings bekrachtigt niet langer geëist dat het verifieert of aantoont dat aan de voorwaarde van lid 4, onder g) is voldaan. Artikel 4 bis Gelijkwaardigheid en certificatie op basis van gelijkwaardigheid
1.
2.
Ratings in verband met entiteiten die gevestigd zijn of financiële instrumenten die uitgegeven zijn in derde landen door een in een derde land gevestigd ratingbureau, kunnen in de Gemeenschap worden gebruikt overeenkomstig artikel 4, lid 1, zonder overeenkomstig artikel 4, lid 4 te zijn bekrachtigd, op voorwaarde dat: a)
het ratingbureau toegelaten of geregistreerd is en in dat derde land onder toezicht staat ;
b)
de Commissie een gelijkwaardigheidbesluit heeft genomen overeenkomstig lid 3 van dit artikel, waarin zij het juridische en toezichtkader van een derde land erkent als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening;
c)
de in lid 4 van dit artikel bedoelde samenwerkingsafspraken operationeel zijn;
d)
de door het ratingbureau afgegeven ratings en zijn ratingactiviteiten niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten; en
e)
het ratingbureau overeenkomstig lid 2 van dit artikel is gecertificeerd.
Het in lid 1 bedoelde ratingbureau kan een certificatieaanvraag indienen. De aanvraag wordt bij het CEER ingediend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel 13. Uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag zendt het CEER deze door naar de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten en verzoekt het deze te overwegen lid te worden van het college overeenkomstig de criteria van artikel 25, lid 3, onder b). De bevoegde autoriteiten die besloten hebben lid te worden van het college, stellen het CEER uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de uitnodiging van het CEER hiervan in kennis. Uiterlijk twintig werkdagen na ontvangst van de certificatieaanvraag stelt het CEER een lijst op van de bevoegde autoriteiten die lid zijn van het college, en publiceert het deze lijst op zijn website. De leden van het college zijn de bevoegde autoriteiten die positief hebben
182 /PE 425.402
NL
geantwoord op de uitnodiging van het CEER. Uiterlijk tien werkdagen na publicatie van de lijst, kiezen de leden van het college uit hun midden een facilitator. Na de instelling van het college worden de samenstelling en werking ervan beheerst door de desbetreffende bepalingen van artikel 25. De behandeling van de aanvraag is onderworpen aan de desbetreffende bepalingen en procedures van artikel 14. Het besluit inzake de certificatie is gebaseerd op de criteria van lid 1, onder a) tot en met d). Voor de kennisgeving en publicatie van het besluit inzake de certificatie geldt het bepaalde in artikel 15. Het ratingbureau kan ook een afzonderlijke aanvraag indienen tot ontheffing van de vereisten van de vijfde alinea, onder a) en b). Bij de behandeling van die aanvraag houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten rekening met de omvang van het aanvragende ratingbureau, in het licht van de aard, de schaal en de complexiteit van zijn bedrijf, de aard en het gamma van de af te geven ratings en de impact van de door het ratingbureau afgegeven ratings op de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten. Op grond van die overwegingen: a)
kan het ratingbureau per geval worden ontheven van de naleving van sommige of alle vereisten van bijlage I, afdeling A en artikel 6, lid 4, indien het kan aantonen dat de vereisten gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de af te geven ratings niet evenredig zijn;
b)
kunnen de bevoegde autoriteiten het ratingbureau ontheffen van de verplichting tot fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap, indien een dergelijk vereiste een te zware last zou betekenen en niet evenredig is aan gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de af te geven ratings.
Besluiten inzake de ontheffingen als bedoeld in de vijfde alinea, onder a) en b) zijn onderworpen aan de desbetreffende bepalingen en procedures van artikel 14, met uitzondering van de uitzondering van lid 7, tweede alinea. Indien overeenstemming onder de leden van het college over het al dan niet verlenen van een ontheffing aan het ratingbureau uitblijft, neemt de facilitator een volledig met redenen omkleed besluit. Voor de doeleinden van certificatie, met inbegrip van het verlenen van ontheffingen, en toezicht, vervult de facilitator in voorkomende gevallen de taken van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst. 3.
De Commissie kan overeenkomstig de procedure van artikel 33, lid 3 een gelijkwaardigheidbesluit nemen waarin zij verklaart dat het juridische en toezichtkader van een derde land waarborgt dat in dat derde land toegelaten of geregistreerde ratingbureaus voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de uit deze verordening voortvloeiende vereisten en dat zij onderworpen zijn aan daadwerkelijk toezicht en daadwerkelijke handhaving in dat derde land. Het juridische en toezichtkader van een derde land kan als gelijkwaardig aan deze verordening worden beschouwd indien het derde land ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet: PE 425.402/ 183
NL
a)
ratingbureaus in het derde land zijn onderworpen aan toelating of registratie en zijn doorlopend onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving;
b)
ratingbureaus zijn onderworpen aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van de artikelen 5 tot en met 10 en bijlage I van deze verordening; en
c)
de regelgeving in het derde land maakt bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat land met de inhoud van ratings en de methoden onmogelijk.
De Commissie specificeert nader of wijzigt de criteria van de tweede alinea, punten a) tot en met c), teneinde rekening te houden met ontwikkelingen op de financiële markten. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 4.
De facilitator sluit samenwerkingsovereenkomsten met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het juridische en toezichtkader overeenkomstig lid 3 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening. In deze overeenkomsten wordt ten minste het volgende gespecificeerd: i)
het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in kwestie; en
ii)
de procedures in verband met de samenwerking bij toezichtactiviteiten.
Het CEER coördineert de totstandbrenging van samenwerkingsovereenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten van lidstaten en de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het juridische en toezichtkader overeenkomstig lid 3 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening. 5.
De desbetreffende bepalingen van de artikelen 17, 21 en 22 zijn van overeenkomstige toepassing op gecertificeerde ratingbureaus en op de door deze bureaus afgegeven ratings.
TITEL II AFGIFTE VAN RATINGS
Artikel 5 Onafhankelijkheid en vermijden van belangenconflicten 1.
Een ratingbureau neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afgifte van een rating niet wordt beïnvloed door een bestaand of mogelijk belangenconflict, dan wel een bestaande of mogelijke zakelijke relatie waarbij het ratingbureau dat de rating afgeeft, zijn bestuurders, zijn ratinganalisten, zijn werknemers of elke andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking of onder toezicht van het ratingbureau worden gesteld of enigerlei persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband, betrokken zijn.
184 /PE 425.402
NL
2.
Om zich te voegen naar lid 1 nemen ratingbureaus de vereisten van bijlage I, afdelingen A en B, in acht.
2 bis. Op verzoek van een ratingbureau kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een ratingbureau ontheffen van naleving van de vereisten van bijlage I, afdeling A, punten 2, 4 bis en 4 ter en artikel 6, lid 4, indien het ratingbureau kan aantonen dat deze vereisten, gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de af te geven ratings, niet evenredig zijn en dat: a)
het minder dan 50 werknemers heeft;
b)
het maatregelen en procedures heeft ingevoerd, in het bijzonder een internecontrolesysteem, rapportageregelingen en maatregelen om ervoor te zorgen dat de analisten en personen die de ratings goedkeuren onafhankelijk zijn en te waarborgen dat de regelgevingsdoeleinden van deze verordening effectief worden nageleefd; en
c)
de omvang van het ratingbureau niet op zodanige wijze is vastgesteld dat een ratingbureau of een groep ratingbureaus de naleving van de voorwaarden in deze verordening kan ontlopen.
In het geval van een groep ratingbureaus zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat ten minste één van de ratingbureaus in de groep geen ontheffing krijgt van de naleving van de vereisten van bijlage I, afdeling A, punten 2, 4 bis en 4 ter en artikel 6, lid 4. Artikel 6 Ratinganalisten, werknemers en andere personen die bij de afgifte van ratings betrokken zijn 1.
Een ratingbureau draagt er zorg voor dat ratinganalisten, werknemers van het ratingbureau en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks bij ratingactiviteiten zijn betrokken, over passende kennis en ervaring beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken.
2.
Een ratingbureau zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde personen niet ▌overgaan tot de opening van noch deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een aan haar gelieerde derde ║ of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband.
3.
Een ratingbureau zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde personen voldoen aan de vereisten vervat in bijlage I, afdeling C.
4.
Een ratingbureau zet een passend systeem van geleidelijke roulering op voor de ratinganalisten en de personen die ratings goedkeuren, zoals omschreven in bijlage I. Dit rouleringsmechanisme wordt in fasen uitgevoerd op basis van individuele personen en niet van een compleet team.
5.
De beloning en prestatiebeoordeling van ratinganalisten en personen die ratings goedkeuren, worden niet afhankelijk gesteld van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau ontvangt van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden.
▌ PE 425.402/ 185
NL
Methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen 1.
De methoden, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waarvan het ratingbureau bij zijn ratingactiviteiten zoals omschreven in bijlage I, afdeling E, gebruikmaakt, worden door het ratingbureau openbaar gemaakt.
2.
Een ratingbureau treft passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de ratings die het afgeeft, gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie die beschikbaar is en die relevant is voor zijn analyse volgens de bij de ratingactiviteiten gebruikte methoden, en legt die maatregelen ten uitvoer en handhaaft die. Het treft alle nodige maatregelen opdat de informatie waarvan het voor de toekenning van een rating gebruikmaakt, van voldoende kwaliteit is en uit betrouwbare bron afkomstig is.
2 bis. Ratingbureaus hanteren methoden die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van historische ervaring kunnen worden gevalideerd, onder meer door testen achteraf. 3.
Indien een ratingbureau gebruikmaakt van een ▌ bestaande rating die door een ander ratingbureau is opgesteld met betrekking tot onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten║, weigert het niet een rating voor een entiteit of een financieel instrument af te geven omdat een ander ratingbureau reeds eerder een rating aan een deel van de entiteit of het financiële instrument heeft toegekend. Een ratingbureau bewaart gegevens over alle gevallen waarin het in het kader van zijn ratingproces afwijkt van bestaande ratings die door een ander ratingbureau voor onderliggende activa of gestructureerde financieringsinstrumenten zijn opgesteld, en motiveert deze afwijkende beoordeling.
4.
Een ratingbureau bewaakt de ratings en stelt zijn ratings en ratingmethoden doorlopend en ten minste eenmaal per jaar bij, in het bijzonder wanneer er zich materiële veranderingen voordoen die een impact zouden kunnen hebben op een rating. Een ratingbureau treft interne regelingen om de gevolgen voor ratings van veranderingen in het macro-economische klimaat of de omstandigheden op de financiële markten te monitoren.
5.
Bij een wijziging van de methoden, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt, gaat een ratingbureau over tot: a)
║onmiddellijke openbaarmaking van het gamma aan ratings waarop die wijzigingen van invloed kunnen zijn, met gebruikmaking van dezelfde communicatiemiddelen als bij de verspreiding van de betrokken ratings werden gebruikt;
b)
toetsing van de betrokken ratings, en dit zo spoedig mogelijk en uiterlijk 6 maanden na de wijziging, waarbij het deze ratings in de tussentijd observeert; en
c)
een heropstelling van alle ratings die op deze methoden, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen waren gebaseerd indien de totale, gecombineerde weerslag van de wijzigingen na de toetsing van invloed op deze ratings blijkt te zijn. Artikel 7 bis Uitbesteding
186 /PE 425.402
NL
Uitbesteding van belangrijke operationele taken mag niet wezenlijk afbreuk doen aan de kwaliteit van de interne controle van het ratingbureau en aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om te controleren of het ratingbureau de verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomt. Artikel 8 Openbaarmaking en presentatie van ratings 1.
Een ratingbureau maakt alle ratings, alsook alle besluiten om een rating niet langer op te stellen op niet-selectieve basis en tijdig openbaar. Indien een ratingbureau besluit een rating niet langer op te stellen, worden de redenen voor dat besluit in de openbaargemaakte informatie. De eerste alinea is eveneens van toepassing op ratings die op basis van abonnement worden verspreid.
2.
Ratingbureaus zorgen ervoor dat ratings worden overeenkomstig de vereisten van bijlage I, afdeling D
gepresenteerd
3.
Wanneer een ratingbureau ratings voor gestructureerde financieringsinstrumenten afgeeft, draagt het er zorg voor dat ▌ratingcategorieën die aan gestructureerde financieringsinstrumenten ▌worden toegekend, duidelijk worden gedifferentieerd door een extra symbool te gebruiken dat deze categorieën onderscheidt van de ratingcategorieën die voor andere entiteiten, financiële instrumenten of financiële verplichtingen worden gebruikt.
en
behandeld
▌ 4.
Een ratingbureau maakt zijn gedragslijnen en procedures ten aanzien van ongevraagde ratings openbaar.
5.
Wanneer een ratingbureau een ongevraagde rating afgeeft, deelt het in de rating op duidelijke wijze mee of de beoordeelde entiteit of gelieerde derde ║ al dan niet aan het ratingproces heeft deelgenomen en of het ratingbureau ▌toegang had tot de rekeningen en andere relevante interne documenten van de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde║. ▌Ongevraagde ratings zijn als zodanig herkenbaar.
5 bis. Een ratingbureau draagt er zorg voor dat de naam van geen enkele bevoegde autoriteit wordt gebruikt op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat die autoriteit de ratings of ratingactiviteiten van het ratingbureau bekrachtigt of goedkeurt. Artikel 9 Algemene en periodieke openbaarmaking van informatie 1.
Een ratingbureau gaat over tot de volledige, algemene openbaarmaking en tot onmiddellijke actualisering van de in bijlage I, afdeling E, deel I, vermelde gegevens.
2.
Ratingbureaus stellen informatie over hun historische prestatiegegevens, met inbegrip van de overgangsperiode van ratings, en over in het verleden afgegeven ratings en de wijzigingen daarvan, beschikbaar in een centraal depot dat door het CEER is opgezet. De ratingbureaus verstrekken informatie aan dit depot in een door het CEER voorgeschreven PE 425.402/ 187
NL
gestandaardiseerde vorm. Het CEER maakt deze informatie beschikbaar maken voor het publiek en publiceert beknopte informatie over de belangrijkste op jaarbasis waargenomen ontwikkelingen. 3.
Een ratingbureau verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en het CEER jaarlijks alle in bijlage I, afdeling E, deel II, punt 2, vermelde gegevens. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst maken deze gegevens ▌ openbaar voor de leden van het in artikel 25 bedoelde college. Artikel 10 Transparantieverslag
Een ratingbureau publiceert jaarlijks een transparantieverslag dat de in bijlage I, afdeling E, deel III, vermelde gegevens bevat. Het ratingbureau publiceert zijn transparantieverslag uiterlijk drie maanden na het einde van elk boekjaar en draagt er zorg voor dat dit verslag gedurende ten minste vijf jaar op zijn website beschikbaar blijft. Artikel 11 Openbaarmakingsvergoedingen Een ratingbureau rekent geen vergoeding aan voor de informatie die overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 10 wordt verstrekt. TITEL III TOEZICHT OP DE RATINGACTIVITEIT
HOOFDSTUK I REGISTRATIEPROCEDURE
Artikel 12 Registratievereiste 1.
Een ratingbureau dient een registratieaanvraag in voor de toepassing van artikel 2, lid 1, mits het een in de Gemeenschap gevestigde rechtspersoon betreft.
2.
De registratie geldt effectief voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap zodra het registratiebesluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, bedoeld in artikel 14, lid 7 of in artikel 14 bis, lid 7, krachtens het toepasselijke nationale recht van kracht is.
3.
Een geregistreerd ratingbureau voldoet doorlopend aan de voorwaarden voor de initiële registratie.
188 /PE 425.402
NL
Ratingbureaus stellen het CEER, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de facilitator onverwijld in kennis van alle wijzigingen van betekenis in de voorwaarden voor de initiële registratie. 4.
Onverminderd de artikelen 14 en 14 bis registreert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ▌ het ratingbureau indien zij na bestudering van de aanvraag tot de slotsom komt dat het ratingbureau voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor de afgifte van ratings, met inachtneming van de artikelen 4 en 5.
5.
De bevoegde autoriteiten mogen voor registratie geen andere eisen opleggen dan die waarin deze verordening voorziet. Artikel 13 Registratieaanvraag
1.
Het ratingbureau dient een registratieaanvraag in bij het CEER. De aanvraag bevat de in bijlage II vermelde gegevens.
2.
Ook een groep ratingbureaus kan een registratieaanvraag indienen. In dat geval machtigen de leden van de groep een van de groepsleden om de aanvraag namens de groep bij het CEER in te dienen. Het aldus gemachtigde ratingbureau verstrekt voor elk groepslid de in bijlage II vermelde gegevens.
2 bis. Ratingbureaus dienen hun registratieaanvraag in in de taal die is vereist overeenkomstig het recht van hun respectieve lidstaat van herkomst, alsook in een taal die gangbaar is in de internationale financiële kringen. Aanvragen die de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst ontvangen van het CEER, worden beschouwd als door ratingbureaus ingediende aanvragen. 3.
Uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag zendt het CEER afschriften van de aanvraag door naar de ▌bevoegde autoriteiten van alle lidstaten▌. Uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag verstrekt het CEER advies aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over de volledigheid van de aanvraag.
4.
Uiterlijk 25 werkdagen na ontvangst van de registratieaanvraag verifiëren de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de leden van het college of de aanvraag volledig is, daarbij rekening houdend met het in lid 3 bedoelde advies van het CEER. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een termijn vast waarbinnen het ratingbureau aanvullende informatie moet verstrekken aan de autoriteit en het CEER en stelt ze de leden van het college en het CEER daarvan in kennis. Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zich ervan heeft vergewist dat de aanvraag volledig is, stelt zij het ratingbureau, de leden van het college en het CEER daarvan in kennis.
5.
Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de in lid 4 bedoelde aanvullende informatie, stuurt het CEER de aanvullende informatie toe aan de bevoegde autoriteiten die geen bevoegde autoriteit van een van de lidstaten van herkomst zijn. PE 425.402/ 189
NL
Artikel 14 Onderzoek van de aanvraag van een ratingbureau door de bevoegde autoriteiten 1.
2.
3.
▌De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten die lid zijn van het in artikel 25 bedoelde college gaan binnen 60 werkdagen na de kennisgeving, bedoeld in artikel 13, lid 4, tweede alinea over tot: a)
het gezamenlijk onderzoeken van de registratieaanvraag; en
b)
alle redelijke inspanningen om overeenstemming te bereiken over het verlenen of weigeren van de registratie van het ratingbureau op basis van de vraag of het voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden.
De facilitator kan de duur van het onderzoek met 30 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien het ratingbureau: a)
voornemens is ratings als bedoeld in artikel 4, lid 4, te bekrachtigen;
b)
voornemens is tot uitbesteding over te gaan; of
c)
ontheffing van naleving vraagt overeenkomstig artikel 5, lid 3.
De facilitator coördineert het onderzoek van de door het ratingbureau ingediende aanvraag en ziet erop toe dat alle voor het onderzoek van de aanvraag benodigde informatie wordt gedeeld door de leden van het college. ▌
4.
Wanneer de in lid 1, onder b) bedoelde overeenstemming is bereikt, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een volledig met redenen omkleed ontwerpbesluit op dat zij aan de facilitator voorlegt. Indien de leden van het college geen overeenstemming bereiken, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een volledig met redenen omkleed ontwerp van weigeringsbesluit op aan de hand van de schriftelijke standpunten van de leden van het college die van mening zijn dat registratie niet kan worden verleend, en legt zij dit voor aan de facilitator. De leden van het college die menen dat registratie moet worden verleend, stellen een uitvoerige toelichting van de aard en de redenen van hun standpunten op en leggen die aan de facilitator voor.
5.
Binnen 60 werkdagen na de in artikel 13, lid 4, tweede alinea bedoelde kennisgeving en in elk geval binnen 90 werkdagen wanneer lid 2 van toepassing is, stelt de facilitator het CEER in kennis van het volledig met redenen omklede ontwerp van registratiebesluit of weigeringsbesluit, vergezeld van de in lid 4, tweede alinea bedoelde toelichting. ▌
6.
Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de in lid 5 bedoelde mededeling stelt het CEER de leden van het college in kennis van zijn standpunt inzake de naleving van de eisen voor registratie door het ratingbureau. Na ontvangst van het advies van het CEER bezien de leden van het college het ontwerpbesluit nogmaals.
190 /PE 425.402
NL
7.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst neemt binnen 15 werkdagen na ontvangst van het advies van het CEER een volledig met redenen omkleed registratie- dan wel weigeringsbesluit. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst afwijkt van de standpunten van het CEER, omkleedt zij die afwijking volledig met redenen. Indien het CEER geen advies uitbrengt, nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst hun besluiten binnen 30 werkdagen na de in lid 5 bedoelde kennisgeving van het ontwerpbesluit aan het CEER. Indien overeenstemming onder de leden van het college uitblijft, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een volledig met redenen omkleed weigeringsbesluit waarin wordt vermeld welke bevoegde autoriteiten een afwijkend standpunt innamen en wat hun standpunten waren. Artikel 14 bis Onderzoek van de aanvraag van een groep ratingbureaus door de bevoegde autoriteiten
1.
2.
De facilitator en de bevoegde autoriteiten die lid zijn van het in artikel 25 bedoelde college gaan binnen 60 werkdagen na de kennisgeving, bedoeld in artikel 13, lid 4, tweede alinea over tot: a)
het gezamenlijk onderzoeken van de registratieaanvraag; en
b)
alle redelijke inspanningen om overeenstemming te bereiken over het verlenen of weigeren van de registratie van de leden van de groep ratingbureaus op basis van de vraag of deze ratingbureaus de in deze verordening gestelde voorwaarden naleven.
De facilitator kan de duur van het onderzoek met 30 werkdagen verlengen, in het bijzonder indien een van de ratingbureaus in de groep: a)
voornemens is ratings als bedoeld in artikel 4, lid 4, te bekrachtigen;
b)
voornemens is tot uitbesteding over te gaan; of
c)
ontheffing van naleving vraagt overeenkomstig artikel 5, lid 3.
3.
De facilitator coördineert het onderzoek van de door de groep ratingbureaus ingediende aanvragen en ziet erop toe dat alle voor het onderzoek van de aanvragen benodigde informatie door de leden van het college wordt gedeeld.
4.
Wanneer de in lid 1, onder b) bedoelde overeenstemming is bereikt, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst voor elk ratingbureau van de groep afzonderlijke, volledig met redenen omklede ontwerpbesluiten op die zij aan de facilitator voorleggen. Indien de leden van het college geen overeenstemming bereiken, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst op basis van de schriftelijke standpunten van de leden van het college die menen dat geen registratie kan worden verleend, volledig met redenen omklede ontwerpen van weigeringsbesluiten op en leggen die aan de facilitator voor. De leden van het college die menen dat registratie moet worden verleend, stellen een uitvoerige toelichting van de aard en de redenen van hun standpunten op en leggen die aan de facilitator voor. PE 425.402/ 191
NL
5.
Binnen 60 werkdagen na de in artikel 13, lid 4, tweede alinea bedoelde kennisgeving en in elk geval binnen 90 werkdagen wanneer lid 2 van toepassing is, stelt de facilitator het CEER in kennis van het volledig met redenen omklede ontwerp van registratiebesluit of weigeringsbesluit, vergezeld van de in lid 4, tweede alinea bedoelde uitvoerige toelichting.
6.
Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de in lid 5 bedoelde mededeling stelt het CEER de leden van het college in kennis van zijn standpunt inzake de naleving van de eisen voor registratie door het ratingbureau. Na ontvangst van het advies van het CEER bezien de leden van het college het ontwerpbesluit nogmaals.
7.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst neemt binnen 15 werkdagen nadat zij in kennis is gesteld van het standpunt van het CEER een volledig met redenen omkleed registratie- of weigeringsbesluit. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst afwijkt van de standpunten van het CEER, omkleedt zij die afwijking volledig met redenen. Indien het CEER geen advies uitbrengt, nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst hun besluiten binnen 30 werkdagen na de in lid 5 bedoelde kennisgeving van het ontwerpbesluit aan het CEER. Indien overeenstemming onder de leden van het college over het al dan niet registreren van een afzonderlijk ratingbureau uitblijft, nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst volledig met redenen omklede weigeringsbesluiten waarin wordt vermeld welke bevoegde autoriteiten een afwijkend standpunt innamen en wat hun standpunten waren.
Artikel 15 Kennisgeving van het besluit tot registratie, tot weigering van registratie of tot intrekking van de registratie van een ratingbureau ▌ 1.
Uiterlijk vijf werkdagen na het nemen van het in artikel 14 of 14 bis bedoelde besluit worden de betrokken ratingbureaus er door de bevoegde autoriteit van de lidstaten van herkomst van in kennis gesteld of zij ║ geregistreerd zijn. Ingeval de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert het ratingbureau te registreren, deelt zij in het besluit de redenen voor haar weigering aan het betrokken ratingbureau mee.
2.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de ║Commissie, het CEER en de overige bevoegde autoriteiten in kennis van de besluiten uit hoofde van artikel 14 of 14 bis en artikel 17.
3.
▌De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website een ▌lijst bekend van alle ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd (…). Die lijst wordt binnen 30 dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving bijgewerkt. Artikel 16 Registratierecht en vergoeding voor toezicht
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan het ratingbureau een registratierecht of een vergoeding voor toezicht in rekening brengen. Het registratierecht en de vergoeding voor toezicht staan in verhouding tot de kosten die de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst heeft gemaakt. 192 /PE 425.402
NL
Artikel 17 Intrekking van een registratie 1.
2.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst trekt de registratie van een ratingbureau in wanneer het ratingbureau: a)
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de registratie te zullen maken of de voorgaande zes maanden geen ratings heeft afgegeven;
b)
de registratie heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;
c)
niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop het is geregistreerd; of
d)
de bepalingen van deze verordening betreffende de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening door ratingbureaus in ernstige mate of herhaaldelijk heeft overtreden.
Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van oordeel is dat de voorwaarden van lid 1 vervuld zijn, stelt zij de facilitator in kennis en werkt zij nauw samen met de leden van het in artikel 25 bedoelde college teneinde te besluiten of de registratie van het ratingbureau wordt ingetrokken. De leden van het college voeren een gezamenlijke beoordeling uit en doen alle redelijke inspanningen om tot overeenstemming te komen over de noodzaak ║de registratie van het ratingbureau in te trekken. Bij gebreke van overeenstemming raadpleegt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, op verzoek van een van de overige leden van het college of op eigen initiatief, het CEER, dat binnen 15 werkdagen zijn standpunt kenbaar kan maken. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat van herkomst neemt een afzonderlijk besluit tot intrekking op basis van de in het college bereikte overeenstemming. Indien de leden van het college niet binnen 30 werkdagen nadat de facilitator in kennis is gesteld van de zaak als bedoeld in de eerste alinea, overeenstemming hebben bereikt, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een afzonderlijk besluit tot intrekking nemen. Ieder punt waarop haar besluit afwijkt van de standpunten van de overige leden van het college en, in voorkomend geval, van het advies van het CEER, wordt volledig met redenen omkleed.
3.
Wanneer een bevoegde autoriteit van een ▌lidstaat waar door het betrokken ratingbureau afgegeven ratings worden gebruikt, van oordeel is dat de voorwaarden van lid 1 vervuld zijn, kan zij het in artikel 25 bedoelde college verzoeken na te gaan of ║de voorwaarden voor intrekking van de registratie vervuld zijn. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst besluit de registratie van het betrokken ratingbureau niet in te trekken, wordt haar besluit volledig met redenen omkleed.
4.
Het besluit tot intrekking van de registratie wordt onmiddellijk in de gehele Gemeenschap van kracht, onverminderd de overgangsperiode voor het gebruik van ratings, bedoeld in artikel 21, lid 1 bis. PE 425.402/ 193
NL
▌ HOOFDSTUK II CEER EN BEVOEGDE AUTORITEITEN
Artikel 18 Comité van Europese effectenregelgevers 1.
In de gevallen waarin deze verordening zulks voorschrijft, verstrekt het CEER advies ║ aan de bevoegde autoriteiten. De bevoegde autoriteiten nemen dit advies in aanmerking voordat zij een definitief besluit uit hoofde van deze verordening nemen.
2.
Uiterlijk op ...∗ verstrekt het CEER richtsnoeren betreffende: a)
het registratieproces en de coördinatieafspraken tussen de bevoegde autoriteiten onderling en met het CEER, onder meer over de in Bijlage II vermelde gegevens en de voorschriften inzake de taal of talen waarin aanvragen bij het CEER moeten worden ingediend;
a bis) de operationele werking van het in artikel 25 bedoelde college, onder meer over de wijze waarop wordt bepaald wie de leden van deze colleges zijn, de toepassing van de in artikel 25, lid 5, punten a) tot en met d), bedoelde criteria voor het kiezen van de facilitator, de schriftelijke regelingen voor het functioneren van de colleges en de regelingen voor de coördinatie tussen colleges; b)
de toepassing van de bekrachtigingsregeling overeenkomstig artikel 4, lid 4, door de bevoegde autoriteiten en en
c)
gemeenschappelijke normen voor de presentatie van de gegevens, waaronder de structuur, het formaat, de methode en de rapportageperiode, die ratingbureaus openbaar maken overeenkomstig artikel 9, lid 2, en bijlage I, afdeling E, deel II, Punt 1.
2 bis. Binnen negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt het CEER richtsnoeren betreffende:
∗
a)
handhavingspraktijken en -activiteiten die de bevoegde autoriteiten krachtens deze verordening moeten uitvoeren;
b)
gemeenschappelijke normen waarmee kan worden beoordeeld of ratingsmethodes stroken met de vereisten van artikel 7, lid 2 ter;
c)
de soorten in artikel 21, lid 1, onder d) bedoelde maatregelen die moeten bewerkstelligen dat ratingbureaus de wettelijke voorschriften blijven naleven; en
d)
gegevens die het ratingbureau moet verstrekken voor de certificatieaanvraag en voor de beoordeling van de vraag of het bureau van systemisch belang is voor de financiële stabiliteit of integriteit van financiële markten als bedoeld in artikel 4 bis.
PB: Datum invoegen: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
194 /PE 425.402
NL
3.
Het CEER publiceert uiterlijk op ...∗ en vervolgens elk jaar een verslag over de toepassing van deze verordening. Dat verslag bevat in het bijzonder een evaluatie van de uitvoering van bijlage I door de overeenkomstig deze verordening geregistreerde ratingbureaus.
4.
Het CEER werkt ▌ samen met het bij Besluit 2004/5/EG van de Commissie1 ingestelde Comité van Europese bankentoezichthouders en met het bij Besluit 2004/6/EG van de Commissie2 ingestelde Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.
5.
Het CEER raadpleegt het Comité van Europese bankentoezichthouders en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen alvorens richtsnoeren uit hoofde van de leden 2 en 2 bis te verstrekken. Artikel 19 Bevoegde autoriteiten
1.
Elke lidstaat wijst uiterlijk op ... een bevoegde autoriteit aan voor de toepassing van deze verordening.
2
Bevoegde autoriteiten beschikken over voldoende personeel dat over voldoende capaciteit en deskundigheid beschikt om deze verordening te kunnen toepassen. Artikel 20 Bevoegdheden van bevoegde autoriteiten
1.
Bij de vervulling van hun taken in het kader van deze verordening bemoeien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten noch enige andere overheid van de lidstaten zich ▌met de inhoud van ratings of de methodes.
2.
De bevoegde autoriteiten hebben, overeenkomstig het nationale recht, alle toezicht- en onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Zij oefenen hun bevoegdheden als volgt uit:
3.
a)
rechtstreeks;
b)
in samenwerking met andere autoriteiten; of
c)
middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.
Om de hun bij deze verordening toevertrouwde taken te kunnen uitvoeren hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, overeenkomstig het nationale recht, de bevoegdheid om a)
∗∗ 1 2
∗
toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift hiervan te ontvangen;
PB: Datum invoegen: één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening. PB L 3 van 7.1.2004, blz. 28. PB L 3 van 7.1.2004, blz. 30. PB: Datum invoegen: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening. PE 425.402/ 195
NL
b)
inlichtingen te verlangen van iedere persoon en zo nodig een persoon op te roepen en te ondervragen om inlichtingen te verkrijgen;
c)
aangekondigde en onaangekondigde inspecties ter plaatse te verrichten; en
d)
overzichten van telefoon- en dataverkeer te verlangen.
De bevoegde autoriteiten kunnen deze bevoegdheden alleen gebruiken ten aanzien van ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en aan die entiteiten gelieerde derden, derden waaraan ratingbureaus bepaalde functies of activiteiten hebben uitbesteed of andere personen die op een andere wijze gelieerd zijn aan of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten. Artikel 21 Toezichtmaatregelen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst 1.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan, indien zij heeft geconstateerd dat een geregistreerd ratingbureau de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen niet naleeft, de volgende maatregelen nemen: a)
de registratie overeenkomstig artikel 17 intrekken;
b)
een in de gehele Gemeenschap geldend, tijdelijk verbod tot het afgeven van ratings opleggen;
c)
een in de gehele Gemeenschap geldende opschorting van het gebruik van ratings voor regelgevingsdoeleinden bevelen;
d)
passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ratingbureaus de wettelijke voorschriften blijven naleven;
e)
berichten publiceren wanneer een ratingbureau inbreuk maakt op de bij deze verordening opgelegde verplichtingen;
f)
strafrechtelijke vervolgingsprocedures inleiden bij de relevante nationale autoriteiten.
1 bis. Ratings mogen voor regelgevingsdoeleinden gebruikt blijven worden nadat in lid 1, onder a) en c) bedoelde maatregelen zijn genomen, gedurende een periode van ten hoogste:
2.
a)
tien werkdagen indien er ratings bestaan van hetzelfde instrument of dezelfde entiteit, afgegeven door andere krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus; of
b)
drie maanden indien er geen ratings bestaan van hetzelfde financiële instrument of dezelfde entiteit, afgegeven door andere krachtens deze verordening geregistreerde ratingbureaus. In uitzonderlijk omstandigheden in verband met potentiële marktverstoring of financiële stabiliteit kunnen de bevoegde autoriteiten deze termijn met nog eens drie maanden verlengen.
Alvorens de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst maatregelen neemt als bedoeld in lid 1, stelt zij de facilitator in kennis en raadpleegt zij de leden van het college als bedoeld in artikel 25. De leden van het college doen alle redelijke inspanningen om
196 /PE 425.402
NL
overeenstemming te bereiken over de noodzaak tot het nemen van maatregelen als bedoeld in lid 1. Bij gebreke van overeenstemming tussen de leden van het college raadpleegt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, op verzoek van een van de leden van het college of op eigen initiatief, het CEER. Het CEER verstrekt binnen 10 werkdagen advies. Indien de leden van het college niet binnen 15 werkdagen nadat de facilitator overeenkomstig de eerste alinea van de kwestie in kennis is gesteld, overeenstemming bereiken over de vraag of er maatregelen als bedoeld in lid 1 moeten worden genomen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst haar besluit nemen. Ieder punt waarop haar besluit afwijkt van de standpunten van de overige leden van het college en, in voorkomend geval, van het advies van het CEER, wordt volledig met redenen omkleed. De bevoegde autoriteit van de lidstaat in kwestie stelt de facilitator en het CEER onverwijld in kennis van haar besluit. Dit lid geldt onverminderd het bepaalde in artikel 17. Artikel 22 Toezichtsmaatregelen van ║bevoegde autoriteiten die niet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zijn 1.
2.
▌De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, indien zij heeft vastgesteld dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op haar grondgebied worden gebruikt, de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, de volgende maatregelen nemen: a)
alle in artikel 21, lid 1 bedoelde toezichtmaatregelen nemen met uitzondering van de onder a), b) en c) bedoelde maatregelen;
b)
in haar rechtsgebied de in artikel 21, lid 1, onder d) bedoelde maatregelen nemen; bij het in haar rechtsgebied nemen van een van de in artikel 21, lid 1, onder d), bedoelde maatregelen neemt de bevoegde autoriteit de reeds door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst genomen of voorgenomen maatregelen naar behoren in aanmerking;
c)
het gebruik van ratings voor regelgevingsdoeleinden, overeenkomstig artikel 21, lid 1 bis, door in artikel 4, lid 1 bedoelde instellingen met statutaire zetel in haar rechtsgebied opschorten;
d)
het in artikel 25 bedoelde college verzoeken na te gaan of de in artikel 21, lid 1, onder b), c) en d) bedoelde maatregelen noodzakelijk zijn.
Alvorens de bevoegde autoriteit de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde maatregelen neemt, stelt zij de facilitator in kennis en raadpleegt zij de leden van het in artikel 25 bedoelde college. De leden van het college doen alle redelijke inspanningen om overeenstemming te bereiken over de noodzaak tot het nemen van de in lid 1, onder a) en b) bedoelde maatregelen. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, raadpleegt de facilitator, op verzoek van een van de leden van het college of op eigen initiatief, het CEER. Het CEER verstrekt binnen tien werkdagen advies. PE 425.402/ 197
NL
3.
Indien de leden van het college niet binnen 15 werkdagen nadat de facilitator overeenkomstig de eerste alinea van de kwestie in kennis is gesteld, overeenstemming bereiken, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst haar besluit nemen. Ieder punt waarop haar besluit afwijkt van de standpunten van de overige leden van het college en, in voorkomend geval, van het advies van het CEER, wordt volledig met redenen omkleed. De bevoegde autoriteit van de lidstaat in kwestie stelt de facilitator en het CEER onverwijld in kennis van haar besluit.
4.
Dit artikel geldt onverminderd het bepaalde in artikel 17.
HOOFDSTUK III SAMENWERKING TUSSEN BEVOEGDE AUTORITEITEN
Artikel 23 Verplichting tot samenwerking 1.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken samen wanneer zulks voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk is, ook in gevallen waarin de onderzochte gedraging niet strijdig is met in de betrokken lidstaat van kracht zijnde regelgeving.
2.
De bevoegde autoriteiten werken ook nauw samen met de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in artikel 4, lid 1 bedoelde instellingen. Artikel 23 bis Informatie-uitwisseling
1.
Bevoegde autoriteiten voorzien elkaar onverwijld van de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze verordening.
2.
De bevoegde autoriteiten kunnen de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de in artikel 4, lid 1 vermelde instellingen, de centrale banken, het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, alsook, in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn, voor de uitoefening van hun taak dienstige vertrouwelijke gegevens meedelen. Evenzo wordt het die autoriteiten of organen niet belet om aan de bevoegde autoriteiten de informatie te doen toekomen die deze voor het vervullen van de hun bij deze verordening opgelegde taken nodig kunnen hebben. Artikel 24 Samenwerking in het geval van een verzoek met betrekking tot inspecties of onderzoeken ter plaatse▌
1.
De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat om bijstand verzoeken met betrekking tot inspecties of onderzoeken ter plaatse. De bevoegde autoriteit stelt het CEER in kennis van elk in de eerste alinea bedoelde verzoek. In het geval van een onderzoek of inspectie met grensoverschrijdende draagwijdte kunnen de
198 /PE 425.402
NL
bevoegde autoriteiten het CEER verzoeken de coördinatie van het onderzoek of de inspectie op zich te nemen. 2.
Indien een bevoegde autoriteit een verzoek van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ontvangt om een inspectie of een onderzoek ter plaatse te verrichten, onderneemt zij een van de volgende acties: a)
de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf verrichten;
b)
de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om aan de inspectie of het onderzoek ter plaatse deel te nemen;
c)
de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf te verrichten;
d)
auditors of deskundigen aanwijzen om de inspectie of het onderzoek ter plaatse te verrichten;
e)
specifieke taken die met toezichtactiviteiten verband houden, met de andere bevoegde autoriteiten delen. Artikel 25 College van bevoegde autoriteiten ▌
1.
Binnen tien werkdagen na ontvangst van een registratieaanvraag als bedoeld in artikel 13, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of, in het geval van een groep ratingbureaus, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het ratingbureau dat krachtens artikel 13, lid 2, gemachtigd is, een college van bevoegde autoriteiten samen teneinde de uitoefening van de in de artikelen 4, 4 bis, 5, 14, 14 bis, 17, 21, 22 en 24 bedoelde taken te faciliteren.
2.
Het college bestaat uit de bevoegde autoriteiten van lidstaten van herkomst en in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteiten.
3.
Een bevoegde autoriteit die niet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is, kan te allen tijde besluiten lid van het college te worden, op voorwaarde dat a)
een bijkantoor dat onderdeel is van het ratingbureau of één van de ondernemingen in de groep ratingbureaus, in haar rechtsgebied is gevestigd; of
b)
het gebruik voor regelgevingsdoeleinden van ratings, afgegeven door het ratingbureau of de groep ratingbureaus in kwestie, in haar rechtsgebied wijdverbreid is of een aanzienlijke impact heeft of kan hebben.
3 bis. Bevoegde autoriteiten die geen lid zijn van het in lid 3 bedoelde college, in wier rechtsgebieden de door het ratingbureau of de groep ratingbureaus in kwestie afgegeven ratings worden gebruikt, kunnen aan een vergadering of een activiteit van het college deelnemen. 3 ter. Binnen 15 werkdagen na de samenstelling van het college kiezen de leden van het college een facilitator; bij gebreke van overeenstemming wordt daartoe het CEER geraadpleegd. Hiertoe worden ten minste de volgende criteria in aanmerking genomen: PE 425.402/ 199
NL
a)
de relatie tussen de bevoegde autoriteit en het ratingbureau of de groep ratingbureaus;
b)
de mate waarin de ratings op een bepaald grondgebied of op bepaalde grondgebieden voor regelgevingsdoeleinden zullen worden gebruikt;
c)
de plaats in de Gemeenschap waar het ratingbureau of de groep ratingbureaus het merendeel van zijn activiteiten uitoefent of voornemens is uit te oefenen; en
d)
administratief gemak, optimale spreiding van de lasten en een passende verdeling van de werkdruk.
De leden van het college toetsen de keuze van de facilitator ten minste eens in de vijf jaar om na te gaan of de gekozen facilitator nog steeds de meest geschikte is volgens de criteria van de eerste alinea. 3 quater. De facilitator zit de vergaderingen van het college voor, coördineert de acties van het college en zorgt voor een doeltreffende uitwisseling van informatie onder de leden van het college. 3 quinquies. Met het oog op nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten binnen het college stelt de facilitator binnen tien werkdagen schriftelijke regelingen op voor de coördinatie binnen het kader van het college, met betrekking tot onderstaande onderwerpen: a)
de tussen bevoegde autoriteiten uit te wisselen informatie;
b)
het besluitvormingsproces onder de bevoegde autoriteiten, onverminderd de artikelen 14, 14 bis en 17;
c)
de gevallen waarin bevoegde autoriteiten met elkaar moeten overleggen;
d)
de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten het bemiddelingsmechanisme van artikel 27 inschakelen; en
e)
de gevallen waarin bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 26 toezichthoudende taken delegeren.
3 sexies. Bij gebreke van overeenstemming over de in lid 7 bedoelde schriftelijke coördinatieregelingen kan elk lid van het college de zaak doorverwijzen naar het CEER. De facilitator neemt een advies van het CEER over de schriftelijke coördinatieregelingen naar behoren in aanmerking alvorens tot overeenstemming te komen over de definitieve tekst. De schriftelijke regelingen worden neergelegd in een document dat ook een volledig met redenen omklede toelichting bevat van ieder punt waarop in belangrijke mate wordt afgeweken van een advies van het CEER betreffende de schriftelijke coördinatieregelingen. De facilitator doet dit document toekomen aan de leden van het college en aan het CEER. Artikel 26 Delegatie van taken tussen bevoegde autoriteiten De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan eender welke taak aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat delegeren, mits deze bevoegde autoriteit daarmee instemt. Het 200 /PE 425.402
NL
delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van de aangewezen bevoegde autoriteit onverlet. Artikel 27 Bemiddeling 1.
Het CEER stelt een bemiddelingsmechanisme in dat bijdraagt tot het ontstaan van een gemeenschappelijke visie onder de betrokken bevoegde autoriteiten.
2.
Bij verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten van lidstaten over een beoordeling of actie uit hoofde van deze verordening leggen de bevoegde autoriteiten de zaak ter bemiddeling voor aan het CEER. De bevoegde autoriteiten nemen het advies van het CEER naar behoren in aanmerking. Indien de bevoegde autoriteiten afwijken van het advies van het CEER, omkleden zij die afwijking volledig met redenen. Artikel 28 Beroepsgeheim
1.
Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij het CEER, de bevoegde autoriteit of bij iedere autoriteit of persoon aan wie de bevoegde autoriteit taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van de door de bevoegde autoriteit aangetrokken auditors en deskundigen. Onder het beroepsgeheim vallende informatie wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit ▌verstrekt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijk procedures noodzakelijk is.
2.
Alle informatie die uit hoofde van deze verordening tussen het CEER en de bevoegde autoriteiten en tussen de bevoegde autoriteiten onderling wordt uitgewisseld, wordt als vertrouwelijk beschouwd, behalve wanneer het CEER of de bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop de mededeling plaatsvindt, verklaart dat deze informatie openbaar mag worden gemaakt, dan wel wanneer openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is. Artikel 28 bis Openbaarmaking van informatie uit een andere lidstaat
De bevoegde autoriteit van een lidstaat maakt de van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ontvangen informatie alleen openbaar indien de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en mits, indien van toepassing, de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee deze bevoegde autoriteit heeft ingestemd, onverminderd de noodzaak van openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures.
HOOFDSTUK IV SAMENWERKING MET DERDE LANDEN
PE 425.402/ 201
NL
Artikel 29 Overeenkomst over uitwisseling van informatie De bevoegde autoriteiten mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie sluiten als met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 28 bedoelde. Een dergelijke uitwisseling van gegevens moet bestemd zijn voor de vervulling van de taken van die bevoegde autoriteiten. Met betrekking tot de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land passen de lidstaten Richtlijn 95/46/EG toe. Artikel 30 Openbaarmaking van informatie uit derde landen De bevoegde autoriteit van een lidstaat maakt de van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ▌ontvangen informatie alleen openbaar indien de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en mits, indien van toepassing, de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee deze bevoegde autoriteit heeft ingestemd, onverminderd de noodzaak van openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures.
TITEL IV SANCTIES, COMITÉPROCEDURE, VERSLAG EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
HOOFDSTUK I SANCTIES, COMITÉPROCEDURE EN VERSLAG
Artikel 31 Sancties De lidstaten stellen de voorschriften vast met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze ║ worden toegepast. ▌De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend║. De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteit iedere sanctie die is opgelegd voor schending van de ter uitvoering van deze verordening aangenomen bepalingen openbaar maakt, tenzij deze openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op …∗ van deze bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarvan onverwijld mee.
∗
PB: Datum invoegen: 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
202 /PE 425.402
NL
Artikel 32 Wijzigingen in bijlagen De Commissie kan de bijlagen wijzigen om rekening te houden met ontwikkelingen, ook internationaal, op de financiële markten, met name in verband met nieuwe financiële instrumenten en ten aanzien van de convergentie van toezichtpraktijken. Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Artikel 33 Comitéprocedure 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie1 ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
2 bis. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. Artikel 34 Verslagen 1.
Uiterlijk op …∗ beoordeelt de Commissie ║de toepassing van deze verordening, inclusief een beoordeling van de mate waarin in de Gemeenschap op ratings wordt vertrouwd, de mate waarin zich op de ratingmarkt concentratie heeft voorgedaan en de kosten en baten van de weerslag van de verordening; ook gaat zij na of beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit passend is ("uitgevende instelling betaalt"). Zij dient een verslag daarover in bij het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.
2.
Uiterlijk op …+ beoordeelt de Commissie, in het licht van de discussies met bevoegde autoriteiten, de toepassing van Titel III van deze verordening, in het bijzonder op het stuk van de samenwerking van toezichtautoriteiten, de rechtspositie van het CEER en de toezichtpraktijken krachtens deze verordening. Zij dient daarover een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, indien nodig vergezeld van voorstellen voor herziening van de verordening. In dit verslag wordt een verwijzing opgenomen naar COM(2008)0704 en naar het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken van 23 april 2009 over dit voorstel (A60191/2009).
3.
1
∗ +
Uiterlijk op ...* dient de Commissie, in het licht van de ontwikkelingen in het regelgevingsen toezichtkader voor ratingbureaus in derde landen, een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van deze ontwikkelingen en van de PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45. PB: Datum invoegen: Drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening. PB: Datum invoegen: Eén jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. PE 425.402/ 203
NL
overgangsbepaling van artikel 36 inzake stabiliteit van financiële markten in de Gemeenschap.
HOOFDSTUK II OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 35 Overgangsbepaling Ratingbureaus die vóór ...∗ in de Gemeenschap werkzaam zijn (bestaande ratingbureaus) en die voornemens zijn in het kader van deze verordening een registratieaanvraag in te dienen, nemen alle nodige maatregelen om ║uiterlijk op ...+ aan de bepalingen ervan te voldoen. Ratingbureaus dienen hun registratieaanvraag niet vóór … in *. Bestaande ratingbureaus dienen hun registratieaanvraag in elk geval vóór ... + in. De in de eerste alinea bedoelde ratingbureaus kunnen ratings blijven afgeven die voor regelgevingsdoeleinden kunnen worden gebruikt door de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële instellingen, tenzij de registratie wordt geweigerd Indien registratie wordt geweigerd, is artikel 21, lid 1 bis, van toepassing. Artikel 36 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding, met uitzondering van artikel 4, lid 1, waarvan de toepassing ingaat twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding en met uitzondering van artikel 4, lid 4, onder f), g) en h), waarvan de toepassing vierentwintig maanden na de inwerkingtreding ingaat. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te ║
Voor het Europees Parlement De voorzitter
∗ +
Voor de Raad De voorzitter
PB: Datum invoegen: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening. PB: Datum invoegen: negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
204 /PE 425.402
NL
BIJLAGE I ONAFHANKELIJKHEID EN VERMIJDEN VAN BELANGENCONFLICTEN Afdeling A Organisatorische vereisten 1.
2.
Het ratingbureau heeft een bestuurs- of toezichthoudend orgaan. De hoogste leiding ervan zorgt ervoor: a)
dat de ratingactiviteiten onafhankelijk worden uitgeoefend en onder meer gevrijwaard zijn van alle politieke beïnvloeding of dwang en van economische druk;
b)
dat belangenconflicten naar behoren worden onderkend, beheerd en openbaar gemaakt;
c)
dat het ratingbureau ▌de overige vereisten van deze verordening naleeft.
Een ratingbureau is zodanig georganiseerd dat zijn bedrijfsbelang ▌geen afbreuk doet aan de onafhankelijkheid en accuratesse van de ratingactiviteiten. De hoogste leiding ▌ van een ratingbureau staat als betrouwbaar bekend en beschikt over voldoende beroepskwalificaties en -ervaring; zij draagt zorg voor een gezonde en prudente bedrijfsvoering van het ratingbureau. Ten minste een derde en in geen geval minder dan twee van de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van een ratingbureau zijn onafhankelijke leden, die niet betrokken zijn bij de ratingactiviteiten. De vergoeding van de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan is niet gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau en is zodanig geregeld dat de onafhankelijkheid van hun oordeel is gewaarborgd. Het mandaat van de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan heeft een ║ tevoren overeengekomen vaste duur van ten hoogste vijf jaar en is niet hernieuwbaar. Onafhankelijke leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan worden alleen in geval van ernstige fouten of ondermaats functioneren bij de beroepsuitoefening uit hun functie ontheven. De meerderheid van de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan, met inbegrip van zijn onafhankelijke leden, beschikt over voldoende deskundigheid op het gebied van financiële diensten. Indien het ratingbureau ratings afgeeft met betrekking tot gestructureerde financieringsinstrumenten, hebben ten minste één onafhankelijk lid en één ander lid van het toezichthoudend of het bestuursorgaan een grondige kennis van en ervaring op het hoogste niveau ▌met markten voor gestructureerde financieringsinstrumenten. Naast hun algemene verantwoordelijkheid als lid van het orgaan, hebben de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan als specifieke taak het bewaken van ▌: a)
de ontwikkeling van het ratingbeleid en van de methoden die ratingbureaus bij hun ratingactiviteiten gebruiken;
PE 425.402/ 205
NL
b)
de doeltreffendheid van het interne systeem van het ratingbureau voor de beheersing van de kwaliteit met betrekking tot ratingactiviteiten;
c)
de doeltreffendheid van de maatregelen en procedures die zijn ingevoerd om elk belangenconflict te onderkennen, weg te nemen of adequaat te beheren en openbaar te maken;
d)
de compliance- en governanceprocessen, met inbegrip van de efficiëntie van de in punt 8 van deze afdeling bedoelde toetsingsfunctie.
De adviezen die de onafhankelijke leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan over deze aangelegenheden hebben uitgebracht, worden periodiek gepresenteerd aan het orgaan en ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit telkens als deze daarom verzoekt. 3.
Een ratingbureau stelt adequate gedragsregels en procedures vast die garanderen dat zijn uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen.
4.
Een ratingbureau beschikt over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, adequate interne controleprocedures, effectieve risicobeoordelings-procedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen. Er worden interne controleprocedures opgezet die moeten garanderen dat besluiten en procedures op alle niveaus van het ratingbureau in acht worden genomen. Een ratingbureau volgt en handhaaft besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur die op duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapportagelijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden toewijzen.
4 bis. Een ratingbureau zorgt voor instelling en instandhouding van een permanente en effectieve compliancefunctie die onafhankelijk werkt. De compliancefunctie bewaakt de naleving door het ratingbureau en zijn medewerkers van de verplichtingen die krachtens deze verordening op het ratingbureau rusten, en brengt daarover verslag uit. De compliancefunctie is verantwoordelijk voor: a)
het bewaken en periodiek beoordelen van de deugdelijkheid en effectiviteit van de overeenkomstig punt 3 ingevoerde maatregelen en procedures, alsook de actie die is ondernomen om eventuele onvolkomenheden bij het nakomen van zijn verplichtingen door het ratingbureau te verhelpen;
b)
het adviseren en bijstaan van managers, ratinganalisten, werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan alsook rechtstreeks of onrechtstreeks door een zeggenschapsband met het ratingbureau verbonden personen die belast zijn met het uitvoeren van ratingactiviteiten, ten einde de verplichtingen van het ratingbureau uit hoofde van deze verordening na te komen.
4 ter. Om de compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgt een ratingbureau ervoor dat de volgende voorwaarden vervuld zijn:
206 /PE 425.402
NL
a)
de compliancefunctie beschikt over de nodige autoriteit, middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle dienstige informatie;
b)
er wordt een compliance officer aangesteld die belast is met de compliancefunctie alsmede met de verslaglegging inzake de in punt 3 voorgeschreven compliance;
c)
de managers, ratinganalisten, werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan alsook de rechtstreeks of onrechtstreeks door een zeggenschapsband met het ratingbureau verbonden personen die belast zijn met het uitvoeren van ratingactiviteiten, mogen niet worden betrokken bij de uitoefening van door hen bewaakte ratingactiviteiten. De compliance officer zorgt ervoor dat belangenconflicten van de personen die ter beschikking van de compliancefunctie zijn gesteld, naar behoren worden onderkend en weggenomen;
d)
de vergoeding van de compliancefuntie is niet gekoppeld aan de bedrijfsresultaten van het ratingbureau en is zodanig geregeld dat de onafhankelijkheid van hun oordeel is gewaarborgd.
De compliance officer brengt op gezette tijden over de uitoefening van zijn taken verslag uit aan de hoogste leiding en aan de onafhankelijke leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan. 5.
Een ratingbureau treft passende en doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen om de in Afdeling B, punt 1, bedoelde belangenconflicten te voorkomen, op te sporen, weg te nemen of te beheersen en openbaar te maken. Ook zorgt het ratingbureau ervoor dat gegevens worden bijgehouden over alle wezenlijke bedreigingen van de onafhankelijkheid van de ratingactiviteiten, ook met betrekking tot de in Afdeling C bedoelde voorschriften voor ratinganalisten, alsmede over de veiligheidsmaatregelen die worden genomen om deze bedreigingen te ondervangen.
6.
Een ratingbureau maakt gebruik van passende systemen, middelen en procedures om de continuïteit en regelmatigheid bij het uitoefenen van zijn ratingactiviteiten te waarborgen.
7.
Een ratingbureau zorgt voor instelling van een toetsingsfunctie die belast is met de periodieke toetsing van ║ methoden║, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen of van aanzienlijke wijzigingen daarin, alsook met de toetsing van de geschiktheid van deze methoden, ▌modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen wanneer deze gebruikt worden of zullen worden voor het beoordelen van nieuwe financiële instrumenten. Deze toetsingsfunctie moet onafhankelijk zijn van de met de ratingactiviteiten belaste bedrijfslijnen ║ en verslag uitbrengen aan de leden van het in punt 2 van deze afdeling bedoelde toezichthoudend of bestuursorgaan.
8.
Een ratingbureau bewaakt en beoordeelt de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de systemen, internecontroleprocedures en regelingen die ║ overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld en neemt passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
Afdeling B Operationele vereisten PE 425.402/ 207
NL
1.
Een ratingbureau zorgt voor het opsporen, wegnemen of ▌beheren en op duidelijke en opvallende wijze openbaarmaken van feitelijke of potentiële belangenconflicten die van invloed kunnen zijn op de analyses en oordelen van zijn ratinganalisten, zijn werknemers, natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks bij de afgifte van ratings betrokken zijn en personen die ratings goedkeuren.
2.
Een ratingbureau maakt de namen openbaar van de beoordeelde entiteiten of aan die entiteiten gelieerde derden waaraan het meer dan 5% van zijn jaarlijkse inkomsten ontleent.
3.
Een ratingbureau geeft geen rating af of laat, in het geval van een bestaande rating, in de volgende gevallen onmiddellijk weten dat de rating mogelijkerwijs is gecompromitteerd: a)
het ratingbureau of de in punt 1 bedoelde personen is/zijn direct of indirect eigenaar van financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde ║ of heeft/hebben in deze entiteit of gelieerde derde een ander direct of indirect eigendomsbelang, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging of beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen en levensverzekeringen;
b)
de rating wordt afgegeven met betrekking tot een beoordeelde entiteit of een gelieerde derde ║ die direct of indirect met het ratingbureau verbonden is door een zeggenschapsband;
c)
▌een in punt 1 genoemde persoon is lid van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde║; of
d)
een analist die aan de bepaling van de rating heeft meegewerkt of een persoon die de rating heeft goedgekeurd, heeft een relatie gehad met de beoordeelde entiteit of een daaraan gelieerde derde, die de oorzaak van een belangenconflict kan vormen.
Voor een bestaande rating wordt ook onmiddellijk beoordeeld of er redenen zijn van hernieuwde rating of intrekking van de bestaande rating. 4.
Een ratingbureau verleent geen consultancy- of adviesdiensten aan de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde ║ met betrekking tot de juridische of bedrijfsstructuur, de activa, de verplichtingen of de activiteiten van de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde ║. Een ratingbureau mag andere diensten dan de afgifte van ratings verlenen, hierna "nevendiensten" genoemd. Nevendiensten maken geen deel uit van de ratingactiviteit maar compromitteren marktvooruitzichten, inschattingen van economische trends, prijsanalyses en andere algemene gegevensanalyses alsook gerelateerde verpreidingsdiensten. Het ratingbureau draagt er zorg voor dat er geen belangenconflicten ontstaan tussen de verlening van nevendiensten en zijn ratingactiviteit en maakt in het eindrapport van een rating bekend welke nevendiensten aan de beoordeelde entiteit of een daarmee gelieerde derde zijn verleend.
5.
Een ratingbureau ziet erop toe dat ratinganalisten of personen die ratings goedkeuren geen formele noch informele voorstellen of aanbevelingen doen met betrekking tot de opzet van gestructureerde financieringsinstrumenten waarvoor het ratingbureau geacht wordt een rating af te geven.
208 /PE 425.402
NL
6.
Een ratingbureau richt zijn rapportage- en communicatiekanalen zodanig in dat is gewaarborgd dat de in punt 1 bedoelde personen onafhankelijk zijn ten opzichte van de andere activiteiten die het ratingbureau op commerciële basis uitoefent.
7.
Een ratingbureau draagt zorg voor adequate bewaring van gegevens over en, in voorkomend geval, van audittrajecten van al zijn ratingactiviteiten. De bewaarde gegevens omvatten:
8.
a)
voor elk ratingbesluit, de namen van de ratinganalisten die aan de bepaling van de rating hebben meegewerkt, de namen van de personen die de rating hebben goedgekeurd, vermelding of de rating al dan niet was aangevraagd en de datum waarop de rating heeft plaatsgevonden;
b)
de boekhoudkundige bescheiden in verband met vergoedingen die zijn ontvangen van beoordeelde entiteiten of gelieerde derden of andere gebruikers van ratings;
c)
de boekhoudkundige bescheiden voor iedere abonnee van ratings of gerelateerde diensten;
d)
de documentatie van de gevestigde procedures en methoden die door het ratingbureau voor de bepaling van de ratings worden gebruikt;
e)
de interne documenten en dossiers, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten, die gebruikt zijn als grondslag voor elk genomen ratingbesluit;
f)
kredietanalyseverslagen, kredietbeoordelingsverslagen en interne documenten, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten die gebruikt zijn als grondslag voor de opinies die in die verslagen zijn verwoord;
g)
gegevens over de procedures en maatregelen die het ratingbureau heeft uitgevoerd om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen; en
h)
afschriften van interne en externe communicaties, met inbegrip van elektronische communicaties, die het ratingbureau en zijn medewerkers hebben verstuurd of ontvangen en die betrekking hebben op ratingactiviteiten.
De in punt 7 bedoelde gegevens en audittrajecten worden gedurende ten minste vijf jaar in de lokalen van het geregistreerde ratingbureau bewaard en ter beschikking van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gesteld indien deze daarom verzoeken. Wanneer de registratie van een ratingbureau wordt ingetrokken, worden de gegevens ten minste nog eens drie jaar bewaard.
9.
Gegevens over de respectieve rechten en plichten van het ratingbureau en de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden in het kader van een ratingdienstverleningscontract worden voor ten minste de duur van de relatie met de betrokken beoordeelde entiteit of met de aan haar gelieerde derden bewaard.
Afdeling C Voorschriften voor ratinganalisten en andere rechtstreeks bij ratingactiviteiten betrokken personen PE 425.402/ 209
NL
1.
Ratinganalisten en ▌werknemers van het ratingbureau en andere natuurlijke personen van wie de diensten ter beschikking of onder controle van het ratingbureau staan en die rechtstreeks betrokken zijn bij ratingactiviteiten, alsook de ║in artikel 1, punt 2, onder a) tot en met d), van Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie1 vermelde personen die nauw met hen gelieerd zijn, verrichten geen aan- of verkopen ║ van en sluiten geen transacties ║ in financiële instrumenten welke worden uitgegeven, gegarandeerd of anderszins ondersteund door een beoordeelde entiteit die actief is op het analyseterrein dat tot de primaire verantwoordelijkheid van de personen in kwestie behoort, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging of beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen en levensverzekeringen.
2.
Een in punt 1 genoemde persoon mag niet meewerken aan noch anderszins invloed uitoefenen op de bepaling van een rating van een specifieke beoordeelde entiteit indien die ▌persoon:
3.
4.
1
a)
eigenaar is van andere financiële instrumenten van de beoordeelde entiteit dan rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;
b)
eigenaar is van financiële instrumenten van een aan een beoordeelde entiteit gelieerde entiteit, waarvan de eigendom de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;
c)
een recente arbeidsverhouding of andere zakelijke relatie, dan wel enigerlei andere relatie met de beoordeelde entiteit heeft gehad die de oorzaak van een belangenconflict kan vormen of over het algemeen als dusdanig kan worden beschouwd.
Ratingbureaus dragen er zorg voor dat in punt 1 bedoelde personen: a)
alle redelijke maatregelen nemen om eigendommen en gegevens in het bezit van het ratingbureau tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen, gelet op de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de ratingactiviteiten;
b)
geen informatie over ratings of mogelijke toekomstige ratings van het ratingbureau openbaar maken, behalve aan de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde ║;
c)
geen vertrouwelijke informatie die aan het ratingbureau is toevertrouwd, meedelen aan ratinganalisten en werknemers van personen die er direct of indirect mee verbonden zijn door een zeggenschapsband, noch aan natuurlijke personen wier diensten ter beschikking of onder controle staan van een persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband en die rechtstreeks betrokken is bij de ratingactiviteiten;
d)
geen vertrouwelijke informatie gebruiken of bekendmaken met het oog op het verhandelen van financiële instrumenten of voor enigerlei andere doeleinden, behalve in het kader van ratingactiviteiten.
In punt 1 genoemde personen mogen van niemand met wie het ratingbureau zaken doet geld, geschenken of gunsten vragen of aannemen.
PB L 162 van 30.4.2004, blz. 70.
210 /PE 425.402
NL
5.
Indien een in lid 1 bedoelde persoon van oordeel is dat iemand anders zich gedraagt op een wijze die hij of zij illegaal acht, meldt hij dat onmiddellijk aan de compliance officer, zonder dat die melding voor de meldende persoon nadelige gevolgen heeft.
6.
Wanneer een ratinganalist zijn arbeidsverhouding beëindigt en gaat werken voor een beoordeelde entiteit waarvoor hij de rating heeft helpen opstellen, of voor een financiële instelling waarmee hij in het kader van de uitoefening van zijn taken bij het ratingbureau contacten heeft gehad, toetst het ratingbureau de desbetreffende werkzaamheden die de ratinganalist gedurende twee jaar voor zijn vertrek heeft verricht.
7.
Een in lid 1 bedoelde persoon mag pas een essentiële leidinggevende functie bij de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde ║ aanvaarden nadat zes maanden zijn verstreken sinds de rating is afgegeven.
8.
Voor de toepassing van artikel 6, lid 4, zorgen ratingbureaus ervoor dat: a)
de hoofdratinganalisten minstens vier jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden;
b)
de ratinganalisten minstens vijf jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden;
c)
de personen die ratings goedkeuren minstens zeven jaar lang niet betrokken worden bij ratingactiviteiten met betrekking tot eenzelfde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden.
De periode waarna de onder a), b) en c) bedoelde personen mogen worden betrokken bij ratingactiviteiten met betrekking tot de in de eerste alinea onder a) bedoelde beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden, mag niet korter zijn dan twee jaar. Afdeling D Regels voor de presentatie van ratings I.
Algemene verplichtingen
1.
Een ratingbureau draagt er zorg voor dat in een rating duidelijk en opvallend melding wordt gemaakt van de naam en functie van de hoofdratinganalist in een gegeven ratingactiviteit, evenals de naam en positie van de persoon die de primaire verantwoordelijkheid voor het goedkeuren van de rating.
2.
Een ratingbureau zorgt ten minste voor het volgende: a)
alle wezenlijke inhoudelijke bronnen die voor de opstelling van de rating zijn gebruikt, worden vermeld, met inbegrip van de beoordeelde entiteit of, in voorkomend geval, de aan haar gelieerde derde║; ook wordt vermeld of de rating, alvorens te worden verspreid, aan de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde ║ is bekendgemaakt ║ en naar aanleiding daarvan is gewijzigd;
b)
de voornaamste methode of versie van de methode waarvan bij de bepaling van de rating is gebruikgemaakt, duidelijk wordt vermeld, met een verwijzing naar de volledige PE 425.402/ 211
NL
beschrijving ervan; wanneer de rating op meer dan één methode is gebaseerd, of wanneer een verwijzing naar de voornaamste methode alleen ertoe zou kunnen leiden dat beleggers andere belangrijke aspecten van de rating, zoals onder meer belangrijke aanpassingen en afwijkingen, over het hoofd zien, licht het ratingbureau dit in de rating toe en geeft het tevens aan hoe met de verschillende methoden of deze andere aspecten in de rating rekening is gehouden; c)
de betekenis van elke ratingcategorie en de definitie van de begrippen wanbetaling en herstel worden uitgelegd en er wordt een passende risicowaarschuwing ║gegeven, die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen, omvat en vergezeld gaat van zowel ratings volgens het ongunstigste scenario als ratings volgens het gunstigste scenario;
d)
de datum waarop de rating voor het eerst voor verspreiding werd vrijgegeven en de datum waarop deze voor het laatst is bijgesteld, worden duidelijk en opvallend ║ vermeld; en
e)
informatie over de vraag of de rating betrekking heeft op recentelijk uitgegeven financiële instrumenten en of het ratingbureau het financiële instrument voor het eerst beoordeelt.
2 bis. Het ratingbureau stelt de entiteit onder beoordeling 12 uur vóór de openbaarmaking van de rating in kennis van het resultaat van de beoordeling, alsook van de hoofdoverwegingen die aan de rating ten grondslag liggen, om de betrokken entiteit de mogelijkheid te geven de aandacht van het ratingbureau te vestigen op eventuele inhoudelijke fouten. 3.
Een ratingbureau vermeldt bij de openbaarmaking van ratings duidelijk en opvallend alle kenmerken en beperkingen van de rating. Meer bepaald vermeldt een ratingbureau bij de openbaarmaking van een rating opvallend of het de over de beoordeelde entiteit beschikbare informatie van bevredigende kwaliteit acht en tot op welke hoogte het de informatie die het van de beoordeelde entiteit of de aan haar gelieerde derde ║ heeft ontvangen, heeft geverifieerd. Indien een rating betrekking heeft op een type entiteit of financieel instrument waarover weinig historische gegevens bestaan, maakt het ratingbureau op een opvallende plaats duidelijk melding van de beperkingen van de rating. Indien het gebrek aan betrouwbare gegevens, de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument of de onbevredigende kwaliteit van de beschikbare informatie ernstige vragen doen rijzen omtrent het vermogen van het ratingbureau om een geloofwaardige rating op te stellen, ziet het ratingbureau af van de afgifte van een rating of trekt het een bestaande rating in.
4.
Wanneer een ratingbureau een rating bekendmaakt, zet het in zijn perscommuniqués of persberichten de hoofdelementen uiteen die aan de rating ten grondslag liggen. Indien de in de punten 1, 2 en 3 neergelegde informatievereisten onevenredig zijn in verhouding tot de lengte van de verspreide rating, kan ermee worden volstaan in de rating zelf een duidelijke en opvallende verwijzing op te nemen naar de plaats waar de vereiste informatie direct en gemakkelijk toegankelijk is, zoals een directe weblink naar deze informatie op een passende website van het ratingbureau.
212 /PE 425.402
NL
II.
Aanvullende verplichtingen met betrekking tot ratings van gestructureerde financieringsinstrumenten
1.
Wanneer een ratingbureau een rating aan een gestructureerd financieringsinstrument toekent, verstrekt het in de rating alle informatie over de verlies- en kasstroomanalyse die het heeft verricht of waarop het zich baseert, alsook elke verwachte verandering van de rating.
2.
Een ratingbureau vermeldt in hoeverre het de "due diligence"-processen heeft doorgelicht die op het niveau van de onderliggende financiële instrumenten of andere activa van gestructureerde financieringsinstrumenten hebben plaatsgevonden. Het ratingbureau deelt mee of het deze "due diligence"-processen zelf heeft doorgelicht, dan wel op de doorlichting van een derde partij is afgegaan, en vermeldt hoe de uitkomst van deze doorlichting de rating heeft beïnvloed.
3.
Indien een ratingbureau ratings afgeeft van gestructureerde financiële instrumenten, voegt het bij de gepubliceerde informatie over de methodes, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen richtsnoeren waarin de aannamen, parameters, beperkingen en onzekerheden van de in die ratings gebruikte modellen en methoden toelicht, met inbegrip van simulaties van stressscenario’s die het ratingbureau bij het opstellen van de ratings heeft verricht. Die richtsnoeren moeten duidelijk zijn en eenvoudig te begrijpen.
4.
Een ratingbureau maakt doorlopend informatie openbaar over alle gestructureerde financiële producten die hun met het oog op een initiële toetsing of een voorlopige rating worden voorgelegd. Deze informatie wordt openbaargemaakt ongeacht of de uitgevende instellingen al dan niet een overeenkomst sluiten met het ratingbureau voor een definitieve rating.
Afdeling E Openbaarmaking van informatie I.
Algemene openbaarmaking van informatie
Een ratingbureau maakt het feit dat het overeenkomstig deze verordening is geregistreerd en de volgende informatie algemeen openbaar: 1.
alle in afdeling B, punt 1, bedoelde feitelijke en mogelijke belangenconflicten;
2.
een lijst van nevendiensten;
3.
het beleid van het ratingbureau ten aanzien van de bekendmaking van ratings en andere daarmee verband houdende communicatie;
4.
het algemene karakter van zijn beloningsregelingen;
5.
de methoden en de beschrijving van modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige en correlatieve aannamen die voor ratingactiviteiten worden gebruikt, alsook alle wijzigingen van betekenis daarin;
6.
alle wijzigingen van betekenis in zijn systemen, middelen of procedures ▌; en
7.
indien van toepassing, zijn gedragscode. PE 425.402/ 213
NL
II.
Periodieke openbaarmaking van informatie
Een ratingbureau maakt periodiek de volgende informatie openbaar: 1.
om de zes maanden, gegevens over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de belangrijkste geografische gebieden van de uitgevende instellingen, en of de wanbetalingsgraden van deze categorieën veranderingen in de tijd hebben ondergaan;
2.
Op jaarbasis: a)
een lijst van de grootste 20 cliënten van het ratingbureau op basis van de uit hen gegenereerde inkomsten; en
b)
een lijst van de cliënten van het ratingbureau wier bijdrage tot het stijgingstempo van de generering van inkomsten van het ratingbureau in het voorgaande boekjaar meer dan anderhalve keer groter was dan het stijgingstempo van de totale inkomsten van het ratingbureau in dat jaar; een dergelijke cliënt wordt pas in deze lijst opgenomen indien in het desbetreffende jaar meer dan 0,25% van de wereldwijde totale inkomsten van het ratingbureau op mondiaal niveau voor zijn rekening kwam.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder "cliënt" ▌verstaan een entiteit, haar dochterondernemingen en de met haar verbonden entiteiten waarin de entiteit een deelneming van meer dan 20% heeft, alsook alle andere entiteiten ten aanzien waarvan het ratingbureau namens een cliënt als onderhandelaar is opgetreden bij de structurering van een schuldemissie en waarbij, direct of indirect, een vergoeding aan het ratingbureau is betaald voor het afgeven van een rating voor deze schuldemissie. III.
Transparantieverslag
Een ratingbureau stelt jaarlijks de volgende informatie beschikbaar: 1.
gedetailleerde informatie over de juridische en de eigendomsstructuur van het ratingbureau, met inbegrip van informatie over deelnemingen in de zin van de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad1;
2.
een beschrijving van het ratingactiviteiten waarborgt;
3.
statistieken over het personeel dat is toegewezen aan de opstelling van nieuwe ratings, de herziening van ratings, de evaluatie van methoden en modellen, en de hoogste leiding;
4.
een beschrijving van het beleid op het gebied van de bewaring van gegevens;
5.
de uitkomst van de jaarlijkse interne toetsing van de compliancefunctie voor onafhankelijkheid;
6.
een beschrijving van het rouleringsbeleid voor het management en de ratinganalisten;
7.
financiële informatie over de inkomsten van het ratingbureau, uitgesplitst naar vergoedingen voor rating- en niet-ratingactiviteiten met een uitvoerige beschrijving van elke categorie; en
1
PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.
214 /PE 425.402
NL
internecontrolemechanisme
dat
de
kwaliteit
van
de
8.
1 2
een verklaring inzake corporate governance in de zin van artikel 46 bis, lid 1, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad1; in het kader van deze verklaring wordt de in artikel 46 bis, lid 1, onder d), van genoemde richtlijn bedoelde informatie door het ratingbureau verstrekt, ongeacht of het bureau al dan niet onder Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad2 valt.
PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12. PE 425.402/ 215
NL
BIJLAGE II In de registratieaanvraag te verstrekken informatie 1.
volledige naam van het ratingbureau en adres van zijn statutaire zetel in de Gemeenschap;
2.
naam en contactgegevens van een contactpersoon en van de compliance officer;
3.
rechtspositie;
4.
ratingklassen waarvoor het ratingbureau een registratieaanvraag heeft ingediend;
4 bis. eigendomsstructuur; 4 ter. organisatiestructuur en corporate governance; 4 quater.
financiële middelen voor het uitoefenen van ratingactiviteiten;
4 quinquies. personeel van het ratingbureau en de deskundigheid van dat personeel; 4 sexies.
informatie over de dochterondernemingen van het ratingbureau;
5.
beschrijving van de ║ procedures en methoden om ratings af te geven en te toetsen;
6.
gedragslijnen en procedures om belangenconflicten te onderkennen ▌, te beheren en openbaar te maken;
7.
informatie over ratinganalisten;
8.
regelingen voor vergoedingen en prestatiebeoordelingen;
9.
andere diensten dan ratingactiviteiten die het ratingbureau voornemens is te verrichten;
10.
programma van werkzaamheden, waarin onder meer wordt aangegeven waar de belangrijkste bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen worden verricht, welke bijkantoren zullen worden opgericht en van welke aard de voorgenomen bedrijfsactiviteiten zijn;
11.
documenten en uitvoerige informatie over het verwachte gebruik van bekrachtigingen;
12.
documenten en uitvoerige informatie in verband met de verwachte uitbestedingsovereenkomsten, met informatie over entiteiten die uitbestedingstaken vervullen.
216 /PE 425.402
NL
P6_TA-PROV(2009)0280 Rechten van passagiers die over zee of binnewateren reizen ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (COM(2008)0816 – C60476/2008 – 2008/0246(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)08169), – gelet op artikel 251, lid 2, artikel 71, lid 1 en artikel 80, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0476/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie juridische zaken (A6-0209/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 425.402/ 217
NL
Amendement 1 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(4) In het licht van artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap en teneinde personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit mogelijkheden te bieden om over zee en binnenwateren te reizen, die vergelijkbaar zijn met die van andere burgers, moeten er regels worden vastgesteld voor nondiscriminatie en bijstand tijdens hun reis. Het vervoer van die personen moet daarom worden aanvaard en niet geweigerd op grond van hun handicap of gebrek aan mobiliteit, behalve om wettelijk voorgeschreven en omwille van de veiligheid gerechtvaardigde redenen. Zij moeten aanspraak kunnen maken op bijstand in havens, op inschepings- / ontschepingsplaatsen waar er geen haven is en aan boord van passagiersschepen. In het belang van de sociale integratie moeten de betreffende personen die bijstand kosteloos krijgen. Vervoerders moeten regels voor toegankelijkheid bepalen, bij voorkeur op basis van het Europese normalisatiesysteem.
(4) In het licht van artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap en teneinde personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit mogelijkheden te bieden om over zee en binnenwateren te reizen, die vergelijkbaar zijn met die van andere burgers, moeten er regels worden vastgesteld voor nondiscriminatie en bijstand tijdens hun reis. Het vervoer van die personen moet daarom worden aanvaard en niet geweigerd op grond van hun handicap of gebrek aan mobiliteit. Zij moeten aanspraak kunnen maken op bijstand in havens, op inschepings- / ontschepingsplaatsen waar er geen haven is en aan boord van passagiersschepen. In het belang van de sociale integratie moeten de betreffende personen die bijstand kosteloos krijgen. Vervoerders moeten regels voor toegankelijkheid bepalen, bij voorkeur op basis van het Europese normalisatiesysteem.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(5) Bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe havens en terminals, en als onderdeel van grootschalige verbouwingen, moeten beheersorganen van havens en vervoerders die er werken, waar mogelijk, rekening houden met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Evenzo moeten vervoerders, waar nodig, rekening houden
(5) Bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe havens en terminals, en als onderdeel van grootschalige verbouwingen, moeten beheersorganen van havens en vervoerders die er werken rekening houden met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Evenzo moeten vervoerders rekening houden met dergelijke behoeften
218 /PE 425.402
NL
met dergelijke behoeften bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe en te renoveren passagiersschepen in overeenstemming met Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen.
bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe en te renoveren passagiersschepen in overeenstemming met Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen.
Amendement 3 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 8 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 bis) De bepalingen betreffende het inschepen van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit mogen geen afbreuk doen aan de algemene regels betreffende het inschepen van passagiers, die zijn verankerd in de vigerende internationale, communautaire of nationale regelingen.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 14 Door de Commissie voorgestelde tekst (14) Passagiers moeten volledig op de hoogte zijn van hun rechten op grond van deze verordening, zodat ze die rechten effectief kunnen uitoefenen. De rechten van passagiers die over zee en binnenwateren reizen, moeten het ontvangen van informatie over de dienst vóór en tijdens de reis omvatten. Alle essentiële informatie verstrekt aan passagiers die over zee en binnenwateren reizen, moet tevens worden verstrekt in alternatieve formaten die toegankelijk zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement (14) Passagiers moeten volledig op de hoogte zijn van hun rechten op grond van deze verordening, zodat ze die rechten effectief kunnen uitoefenen. De rechten van passagiers die over zee en binnenwateren reizen, moeten het ontvangen van informatie over de dienst vóór en tijdens de reis omvatten. Alle essentiële informatie verstrekt aan passagiers die over zee en binnenwateren reizen, moet tevens worden verstrekt in formaten die toegankelijk zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement 5
PE 425.402/ 219
NL
Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 15 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(15) Passagiers moeten hun rechten kunnen uitoefenen middels gepaste, door de vervoerders ingestelde procedures voor het indienen van klachten of, in voorkomend geval, door het indienen van klachten bij de daartoe door de relevante lidstaat aangewezen instantie(s).
(15) Passagiers moeten hun rechten kunnen uitoefenen middels gepaste, door de vervoerders ingestelde procedures voor het indienen van klachten of, in voorkomend geval, door het indienen van klachten bij de daartoe door de relevante lidstaat aangewezen instantie.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 16 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(16) Klachten met betrekking tot bijstand in een haven of op een inschepings- / ontschepingsplaats dienen te worden gericht aan de instantie(s) die door de lidstaat waarin de haven is gevestigd, is (zijn) aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van deze verordening. Klachten met betrekking tot bijstand door een vervoerder op zee dienen te worden gericht aan de nationale instantie(s) die hiertoe door de lidstaat die de vergunning aan de vervoerder heeft afgegeven, is (zijn) aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van deze verordening. De voor de handhaving van deze verordening aangestelde instantie moet de macht en bevoegdheid hebben om afzonderlijke klachten te onderzoeken en een minnelijke schikking van het geschil te bevorderen.
(16) Klachten met betrekking tot bijstand in een haven of op een inschepings- / ontschepingsplaats dienen te worden gericht aan de instantie die door de lidstaat waarin de haven is gevestigd, is aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van deze verordening. Klachten met betrekking tot bijstand door een vervoerder op zee dienen te worden gericht aan de nationale instantie die hiertoe door de lidstaat die de vergunning aan de vervoerder heeft afgegeven, is aangewezen als verantwoordelijk voor de handhaving van deze verordening. De voor de handhaving van deze verordening aangestelde instantie moet de macht en bevoegdheid hebben om afzonderlijke klachten te onderzoeken en een minnelijke schikking van het geschil te bevorderen.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 16 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (16 bis) De Commissie moet duidelijke regels voorstellen voor de rechten van de passagiers in verband met verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid,
220 /PE 425.402
NL
toegankelijkheid, rechten van personen met handicaps of met een beperkte mobiliteit op de punten waar de passagiers van vervoer over land worden overgebracht naar vervoer over zee of over binnenwateren. Amendement 8 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Overweging 19 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (19 bis) Bij een toekomstig wetgevingsinitiatief inzake passagiersrechten zou het zinvol zijn een horizontale wetgevende benadering te volgen waarbij alle vervoersmiddelen worden gedekt, gezien de noodzaak om gecombineerd vervoer te gebruiken.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Deze verordening is van toepassing op het commerciële vervoer van passagiers over zee en binnenwateren, met inbegrip van cruises, tussen of in havens of elke inschepings- / ontschepingsplaats op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is.
Amendement 1. Deze verordening is van toepassing op het commerciële vervoer van passagiers over zee en binnenwateren door passagiersschepen, met inbegrip van cruises, tussen of in havens of elke inschepings- / ontschepingsplaats op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De lidstaten kunnen stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten vrijstellen van deze verordening wanneer zij waarborgen dat de doelstellingen ervan door alternatieve PE 425.402/ 221
NL
regelgevingsmaatregelen kunnen worden verwezenlijkt en een niveau van bescherming van de passagiersrechten garanderen dat vergelijkbaar is met dat van de onderhavige verordening. Amendement 11 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) "gehandicapten" of "personen met beperkte mobiliteit": personen wier mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt is ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, permanente of tijdelijke) handicap, een verstandelijke handicap of stoornis, of enige andere oorzaak van handicap, of ten gevolge van leeftijd, en wier situatie vereist dat zij passende aandacht krijgen en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan hen worden aangepast;
(a) "gehandicapten" of "personen met beperkte mobiliteit": personen wier mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt is ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, permanente of tijdelijke) handicap, een verstandelijke of psychosociale handicap of stoornis, of enige andere oorzaak van handicap, of ten gevolge van leeftijd, en wier situatie vereist dat zij passende aandacht krijgen en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan hen worden aangepast;
Amendement 14 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter j Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(j) "vervoersovereenkomst": een overeenkomst tussen een vervoerder of zijn bevoegde verkoper van vervoerbewijzen en een passagier voor de verstrekking van een of meer vervoersdiensten;
(j) "vervoersovereenkomst": een overeenkomst tussen een vervoerder en een passagier voor de verstrekking van een of meer vervoersdiensten ongeacht of het vervoersbewijs gekocht werd bij een vervoerder, een tour operator, een verkoper van vervoersbewijzen of op het internet;
Amendement 15 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter l Door de Commissie voorgestelde tekst (l) "verkoper van vervoerbewijzen": een 222 /PE 425.402
NL
Amendement (l) "verkoper van vervoerbewijzen": een
doorverkoper van vervoersdiensten over zee die namens de vervoerder of voor eigen rekening vervoersovereenkomsten sluit en vervoerbewijzen verkoopt;
tussenpersoon die vervoersdiensten over zee verkoopt, waaronder vervoerdiensten in het kader van een pakketreis voor rekening van een vervoerder of een touroperator;
Amendement 16 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter m Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(m) "touroperator": een organisator of doorverkoper, maar geen vervoerder, zoals bedoeld in artikel 2, leden 2 en 3, van Richtlijn 90/314/EEG;
(m) "touroperator": een organisator, maar geen vervoerder, zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, van Richtlijn 90/314/EEG;
Amendement 17 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter p Door de Commissie voorgestelde tekst (p) "ro-ro passenger ship" means a ship carrying more than 12 passengers, having roll-on/roll-off cargo spaces or special category spaces, as defined in regulation II-2/A/2of the 1974 International Convention for the Safety of Life at Sea, as amended;
Amendement Schrappen
Amendement 18 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter r bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (r bis) "toegankelijke formaten": toegang van alle passagiers tot dezelfde informatie door gebruikmaking van tekst, brailleschrift, audio, video en/of elektronische formaten. Voorbeelden van toegankelijke formaten zijn onder meer pictogrammen, omgeroepen mededelingen en ondertitels, maar zij beperken zich hiertoe niet en kunnen variëren afhankelijk van de technische PE 425.402/ 223
NL
ontwikkelingen. Amendement 19 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter r ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (r ter) "passagier": iedere persoon die op grond van een vervoersovereenkomst reist en die geen voertuig, oplegger of goederen die als vracht of handelsgoederen vervoerd worden, begeleidt.
Amendement 20 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter r quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (r quater) "aankomst": het werkelijke tijdstip waarop het vaartuig aan de aanlegplaats waar het aankomt wordt vastgelegd.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter r quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (r quinquies) "vertrek": het werkelijke tijdstip waarop het vaartuig voor het vertrek naar zee gereed is gemaakt.
Amendement 22 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter r sexies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (r sexies) "prijs van het vervoersbewijs": de kosten die voor het vervoer en de accommodatie aan boord worden betaald. Niet inbegrepen zijn de kosten van maaltijden, andere activiteiten en
224 /PE 425.402
NL
eventuele aankopen aan boord. Amendement 23 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 3 – letter r septies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (r septies) "Overmacht": een gebeurtenis of omstandigheid die niet te voorkomen was geweest, zelfs indien alle redelijke maatregelen zouden zijn genomen, zoals oorlog, invasie, maatregelen van buitenlandse vijanden, vijandelijkheden (al dan niet na een oorlogsverklaring), burgeroorlog, rebellie, revolutie, opstand, militaire macht of machtsmisbruik dan wel confiscatie, terroristische activiteiten, nationalisering, overheidssancties, blokkering, embargo, arbeidsconflict, staking, uitsluiting of onderbreking of storing van elektriciteitsvoorziening dan wel onvoorziene gebeurtenissen in de natuur, waaronder branden, overstromingen, aardbevingen, stormen, wervelstromen of andere natuurrampen. Gevallen van overmacht kunnen ook het gevolg zijn van extreme getijstromingen, sterke winden, uitzonderlijk hoge golven en ijsgang.
Amendement 25 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 7 – lid 1 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 6 mogen vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen of touroperators om reden van handicap of beperkte mobiliteit weigeren de boeking van een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit te aanvaarden, een vervoerbewijs aan een dergelijke persoon uit te geven of een dergelijke persoon te laten inschepen:
1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 6 mogen vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen of touroperators weigeren de boeking van een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit te aanvaarden, een vervoerbewijs aan een dergelijke persoon uit te geven of een dergelijke persoon te laten inschepen:
PE 425.402/ 225
NL
Amendement 26 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 7 – lid 1 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst (a) wanneer dit noodzakelijk is om te voldoen aan de veiligheidseisen die in de internationale, communautaire of nationale wetgeving zijn vastgesteld of om te voldoen aan de veiligheidseisen die zijn vastgesteld door de autoriteit die het bewijs van exploitant aan de betrokken vervoerder heeft afgegeven;
Amendement Schrappen
Amendement 27 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 7 – lid 1 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) wanneer de structuur van het passagiersschip het inschepen of vervoeren van de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit fysiek onmogelijk maakt.
(b) wanneer de structuur van het passagiersschip het inschepen of vervoeren van de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit fysiek onmogelijk maakt en wanneer hun niet het normale serviceniveau kan worden geboden op een veilige, waardige en in de praktijk haalbare manier.
Amendement 28 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 7 – lid 1 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Indien een boeking wordt geweigerd op grond van de eerste alinea, onder a) of b), getroosten vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen of touroperators zich redelijke inspanningen om de persoon in kwestie een aanvaardbaar alternatief aan te bieden.
Indien een boeking wordt geweigerd op grond van de eerste alinea, getroosten vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen of touroperators zich redelijke inspanningen om de persoon in kwestie een aanvaardbaar alternatief aan te bieden.
226 /PE 425.402
NL
Amendement 29 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 7 – lid 1 – alinea 3 Door de Commissie voorgestelde tekst Een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit die in geval van een vroegtijdige boeking als passagier is geweigerd op grond van zijn/haar handicap of beperkte mobiliteit, en de persoon die deze persoon begeleidt overeenkomstig lid 2, hebben recht op terugbetaling of een andere vaart overeenkomstig bijlage I. Het recht op de mogelijkheid van een terugreis of een andere vaart is afhankelijk van de vraag of aan alle veiligheidseisen wordt voldaan.
Amendement Een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit die in geval van een vroegtijdige boeking als passagier is geweigerd, en de persoon die deze persoon begeleidt overeenkomstig lid 2, hebben recht op terugbetaling of een andere vaart overeenkomstig bijlage I.
Amendement 30 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 7 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Onder dezelfde omstandigheden als die waarnaar in lid 1, onder a), wordt verwezen, kan een vervoerder, verkoper van vervoerbewijzen of touroperator eisen dat een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit wordt begeleid door een andere persoon, die in staat is de bijstand te bieden die de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit nodig heeft, voor zover dat strikt noodzakelijk is.
2. 2. Een vervoerder, verkoper van vervoerbewijzen of touroperator kan eisen dat een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit wordt begeleid door een andere persoon, die in staat is de bijstand te bieden die de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit nodig heeft, voor zover dat strikt noodzakelijk is.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 8 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Vervoerders bepalen, met de actieve medewerking van vertegenwoordigers van organisaties voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit en handhavingsinstanties als bedoeld in artikel
1. Onder toezicht van de nationale handhavingsinstanties bepalen de vervoerders, met de actieve medewerking van de organisaties die de havens, de gehandicapten en de personen met beperkte PE 425.402/ 227
NL
26, niet-discriminerende toegangsregels voor het vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, alsook alle beperkingen op het vervoer van deze personen of van mobiliteitsuitrusting ten gevolge van de structuur van passagiersschepen, teneinde aan de toepasselijke veiligheidsvereisten te voldoen. Die regels bevatten alle voorwaarden voor de toegang tot de zeevervoersdienst in kwestie, met inbegrip van de toegankelijkheid van de schepen en hun voorzieningen aan boord.
mobiliteit vertegenwoordigen, nietdiscriminerende toegangsregels voor het vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit en hun begeleiders, alsook alle beperkingen op het vervoer van deze personen of van mobiliteitsuitrusting ten gevolge van de structuur van passagiersschepen, teneinde aan de toepasselijke veiligheidsvereisten te voldoen. Die regels bevatten alle voorwaarden voor de toegang tot de zeevervoersdienst in kwestie, met inbegrip van de toegankelijkheid van de schepen en hun voorzieningen aan boord en van de gemonteerde hulpuitrusting.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 8 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De in lid 1 vermelde regels moeten door vervoerders of verkopers van vervoerbewijzen ten minste op het moment van de boeking op passende manier en ten minste in dezelfde talen als voor andere passagiers aan het publiek worden meegedeeld. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
2. De in lid 1 vermelde regels moeten door vervoerders of verkopers van vervoerbewijzen, fysiek dan wel virtueel, ten minste op het moment van de boeking op passende manier, in toegankelijk formaat en ten minste in dezelfde talen als voor andere passagiers aan het publiek worden meegedeeld. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 8 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Op verzoek stellen vervoerders de internationale, communautaire of nationale wetgeving ter beschikking waarin de veiligheidsvereisten zijn bepaald waarop de niet-discriminerende toegangsregels zijn gebaseerd.
3. Op verzoek stellen vervoerders de internationale, communautaire of nationale wetgeving in toegankelijke formaten ter beschikking waarin de veiligheidsvereisten zijn bepaald waarop de nietdiscriminerende toegangsregels zijn gebaseerd.
228 /PE 425.402
NL
Amendement 34 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 8 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst 5. Vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen of touroperators garanderen dat alle relevante informatie betreffende de vervoersvoorwaarden, reisinformatie en informatie over de toegankelijkheid van de diensten in passende en toegankelijke formaten beschikbaar is voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, ook bij onlineboeking en raadpleging van informatie op het internet.
Amendement 5. Vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen of touroperators garanderen dat alle relevante informatie betreffende de vervoersvoorwaarden, reisinformatie en informatie over de toegankelijkheid van de diensten, alsook een schriftelijke bevestiging van de bijstandverlening, in toegankelijke formaten beschikbaar is voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, ook bij onlineboeking en raadpleging van informatie op het internet.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 9 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Bij vertrek uit, doorvoer door of aankomst in een haven is de vervoerder verantwoordelijk voor het verzekeren van de in bijlage II vermelde kosteloze bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit op zodanige wijze dat de persoon in staat is aan boord of van boord te gaan van het schip waarvoor hij een vervoerbewijs heeft, onverminderd de toegangsregels als bedoeld in artikel 8, lid 1.
1. Bij vertrek uit, doorvoer door of aankomst in een haven is de vervoerder verantwoordelijk voor het verzekeren van de in bijlage II vermelde kosteloze bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit op zodanige wijze dat de persoon in staat is aan boord of van boord te gaan van het schip waarvoor hij een vervoerbewijs heeft, onverminderd de toegangsregels als bedoeld in artikel 8, lid 1. De bijstand wordt aangepast aan de individuele behoeften van de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 9 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. Vervoerders voeren overeenkomstig de gebruikelijke handelspraktijk gescheiden
Amendement Schrappen PE 425.402/ 229
NL
boekhoudingen voor hun activiteiten op het gebied van bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit en voor hun overige activiteiten. Amendement 37 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 9 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. Conform artikel 12 dient de havenbeheerder zo nodig de haven toegankelijk te maken voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 12 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) de bijstand wordt verleend op voorwaarde dat de vervoerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator waarbij het vervoerbewijs is gekocht, ten minste 48 uur voordat de bijstand nodig is, in kennis wordt gesteld van de behoefte van de persoon aan deze bijstand. Wanneer het vervoerbewijs recht geeft op meerdere reizen is één kennisgeving voldoende, mits er adequate informatie over de tijdstippen van de vervolgreizen wordt verstrekt;
(a) de bijstand wordt verleend op voorwaarde dat de vervoerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator waarbij het vervoerbewijs is gekocht, op het moment van de reservering of ten minste 48 uur voordat de bijstand nodig is, tenzij de bijstandverlener en de passagier een kortere kennisgevingsperiode overeenkomen, in kennis wordt gesteld van de behoefte van de persoon aan deze bijstand, met uitzondering van cruisereizen, waarbij de behoefte aan bijstand bij de reservering bekend moet worden gemaakt. Wanneer het vervoerbewijs recht geeft op meerdere reizen is één kennisgeving voldoende, mits er adequate informatie over de tijdstippen van de vervolgreizen wordt verstrekt;
Amendement 39
230 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 12 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst (b) vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators treffen alle nodige maatregelen om kennisgevingen over de behoefte aan bijstand door gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit te kunnen ontvangen. Deze verplichting is van toepassing op al hun verkooppunten, inclusief verkoop via telefoon en internet;
Amendement (b) vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators treffen alle nodige maatregelen om kennisgevingen over de behoefte aan bijstand door gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit te kunnen aanvragen en te ontvangen. De passagier ontvangt een bevestiging waarin vermeld staat dat er nota is genomen van de behoefte aan bijstand. Deze verplichtingen zijn van toepassing op al hun verkooppunten, inclusief verkoop via telefoon en internet;
Amendement 41 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 12 – letter e – streepje 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
– indien geen tijdstip is meegedeeld, uiterlijk 30 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd.
– indien geen tijdstip is meegedeeld, uiterlijk 30 minuten voor de gepubliceerde inschepingstijd, tenzij de passagier en degene die de bijstand verleent iets anders overeengekomen zijn.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 12 – letter e – streepje 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
− in het geval van een cruise, op een door de vervoerder meegedeeld tijdstip, uiterlijk 60 minuten voor de check-intijd. Amendement 43 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 12 – letter f Door de Commissie voorgestelde tekst (f) wanneer een gehandicapte of persoon
Amendement (f) wanneer een gehandicapte of persoon PE 425.402/ 231
NL
met beperkte mobiliteit een hulpdier nodig heeft, wordt de accommodatie van het dier verzorgd mits de vervoerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator daarvan in kennis werd gesteld overeenkomstig de geldende nationale regels inzake het vervoer van erkende hulpdieren aan boord van passagiersschepen, indien zulke regels bestaan.
met beperkte mobiliteit de hulp van een hond nodig heeft, wordt de accommodatie van die hond verzorgd mits de vervoerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator daarvan in kennis werd gesteld overeenkomstig de geldende nationale regels inzake het vervoer van erkende hulphonden aan boord van passagiersschepen, indien zulke regels bestaan.
Amendementen 44 en 45 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 13 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Indien de verlening van bijstand werd uitbesteed en de vervoerder, verkoper van vervoerbewijzen of touroperator uiterlijk 48 uur vóór de aangekondigde vertrektijd van het schip een kennisgeving van behoefte aan bijstand ontvangt, zendt hij de betrokken informatie uiterlijk 36 uur vóór de aangekondigde vertrektijd van het schip door naar de onderaannemer.
1. Indien de verlening van bijstand werd uitbesteed en de vervoerder uiterlijk 48 uur vóór de aangekondigde vertrektijd van het schip een kennisgeving van behoefte aan bijstand ontvangt, zendt de vervoerder de betrokken informatie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 36 uur vóór de aangekondigde vertrektijd van het schip door naar de onderaannemer.
2. Indien de verlening van bijstand werd uitbesteed en de vervoerder, verkoper van vervoerbewijzen of touroperator de kennisgeving van behoefte aan bijstand later dan 48 uur vóór de aangekondigde vertrektijd van het schip ontvangt, zendt de vervoerder, verkoper van vervoerbewijzen of touroperator de betrokken informatie zo snel mogelijk door naar de onderaannemer.
2. Indien de verlening van bijstand werd uitbesteed en de vervoerder de kennisgeving van behoefte aan bijstand later dan 48 uur vóór de aangekondigde vertrektijd van het schip ontvangt, zendt de vervoerder de betrokken informatie zo snel mogelijk door naar de onderaannemer.
Amendement 46 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 14 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Vervoerders moeten hun kwaliteitsnormen bekendmaken.
232 /PE 425.402
NL
Amendement 3. Vervoerders moeten hun kwaliteitsnormen in toegankelijke formaten bekendmaken.
Amendement 48 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 15 - letter c Door de Commissie voorgestelde tekst (c) alle nieuwe personeelsleden bij hun indiensttreding een cursus over de gehandicaptenproblematiek volgen en dat personeelsleden, waar nodig, bijscholing krijgen.
Amendement (c) alle nieuwe personeelsleden die in direct contact komen met de reizigers bij hun indiensttreding een cursus over de problematiek van gehandicapten volgen en dat personeelsleden, waar nodig, bijscholing ontvangen.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 16 – lid 1 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Wanneer rolstoelen of andere mobiliteitsmiddelen of onderdelen ervan verloren gaan of worden beschadigd tijdens de afhandeling in de haven of tijdens het vervoer aan boord van het schip, vóór, tijdens en na de reis, ontvangt de passagier aan wie deze middelen toebehoren een compensatie van de vervoerder of de havenbeheerder, afhankelijk van wie op het moment van het verlies of de beschadiging voor de middelen verantwoordelijk was.
1. Wanneer rolstoelen of andere mobiliteitsmiddelen of onderdelen ervan verloren gaan of worden beschadigd tijdens de afhandeling in de haven of tijdens het vervoer aan boord van het schip, vóór, tijdens en na de reis, ontvangt de passagier aan wie deze middelen toebehoren een compensatie van de vervoerder of de havenbeheerder, afhankelijk van wie op het moment van het verlies of de beschadiging voor de middelen verantwoordelijk was, behalve indien de passagier die eigenaar is van het mobiliteitsmiddel al schadeloos is gesteld uit hoofde van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad, van 22 april 2009, betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen1. _________________ 1
PB L ..., blz. ....
Amendement 50
PE 425.402/ 233
NL
Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 16 – lid 1 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst Zo nodig worden alle inspanningen geleverd om snel voor vervanging te zorgen.
Amendement Zo nodig worden alle inspanningen geleverd om snel voor vervanging te zorgen die geschikt is met het oog op de behoeften van de betrokken passagier.
Amendement 51 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 17 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. In geval van vertraging moet de vervoerder of, in voorkomend geval, de havenbeheerder de passagiers op de hoogte brengen van de verwachte vertrek- en aankomsttijden zodra die informatie beschikbaar is, maar uiterlijk 30 minuten na een geplande vertrektijd of één uur vóór een geplande aankomsttijd.
Amendement 1. In geval van vertraging moet de vervoerder of, in voorkomend geval, de havenbeheerder uiterlijk 30 minuten na een geplande vertrektijd of één uur vóór een geplande aankomsttijd de passagiers op de hoogte brengen. Indien de informatie beschikbaar is, moet de vervoerder de passagiers op de hoogte brengen van de verwachte vertrek- en aankomsttijden.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 17 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De vervoerder of het beheersorgaan van de haven zorgen ervoor dat passagiers met handicaps of een mobiliteitsbeperking de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie in toegankelijke formaten ontvangen.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 18 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. In geval van een vertraging waarbij een verblijf van één of meer nachten of een langer verblijf dan het door de passagier 234 /PE 425.402
NL
Amendement 2. In geval van een vertraging waarbij een verblijf van één of meer nachten of een langer verblijf dan het door de passagier
geplande verblijf noodzakelijk wordt, worden aan de passagiers niet alleen de in lid 1 bepaalde maaltijden en verfrissingen gratis aangeboden, maar ook een hotel- of ander verblijf en vervoer tussen de haven en de plaats van het verblijf, voor zover en indien zulks fysiek mogelijk is.
geplande verblijf noodzakelijk wordt, worden aan de passagiers niet alleen de in lid 1 bepaalde maaltijden en verfrissingen gratis aangeboden, maar ook een hotel- of ander verblijf en vervoer tussen de haven en de plaats van het verblijf. De extra kosten van verblijf en vervoer die voor rekening komen van de vervoerder mogen niet meer bedragen dan tweemaal de prijs van het vervoerbewijs.
Amendement 54 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 19 – lid 1 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) een terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs krijgen, tenzij hij de onder a) bedoelde alternatieve vervoersdiensten aanvaardt.
(b) een terugbetaling van de prijs van het vervoersbewijs aangeboden krijgen als hij besluit niet met de vervoerder te reizen.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 19 – lid 1 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst De betaling van de onder b) bedoelde vergoeding gebeurt onder dezelfde voorwaarden als de betaling van de in artikel 20 bedoelde compensatie.
Amendement De betaling van de onder b) bedoelde vergoeding gebeurt onder dezelfde voorwaarden als de betaling van de in artikel 20, leden 3, 4 en 4 bis, bedoelde compensatie.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 19 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Het recht op vergoeding overeenkomstig dit artikel is niet van toepassing op passagiers van een cruise, tenzij dergelijke rechten voortvloeien uit Richtlijn 90/314/EEG.
Amendement 2. In afwijking van lid 1, wordt de passagiers van een cruise een alternatieve vervoerdienst of een vergoeding aangeboden overeenkomstig Richtlijn 90/314/EEG.
PE 425.402/ 235
NL
Amendement 57 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 20 – lid 1 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Zonder het recht op vervoer te verliezen, kan een passagier de vervoerder om schadevergoeding verzoeken indien hij bij aankomst vertraging oploopt door een annulering of vertraging bij vertrek. De minimumbedragen van de vergoeding zijn als volgt:
1. Zonder het recht op vervoer te verliezen, kan een passagier de vervoerder om schadevergoeding verzoeken indien hij bij aankomst vertraging oploopt. De minimumbedragen van de vergoeding zijn als volgt:
Amendement 58 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 20 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Het recht op vergoeding overeenkomstig dit artikel is niet van toepassing op passagiers van een cruise, tenzij dergelijke rechten voortvloeien uit Richtlijn 90/314/EEG.
Amendement 2. Lid 1 is niet van toepassing op passagiers van een cruise. Deze hebben recht op schadevergoeding overeenkomstig Richtlijn 90/314/EEG.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 20 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. Indien de vervoerder uiterlijk 3 dagen voor de geplande afvaart de annulering of het uitstel van de overtocht, dan wel de verlenging van de reistijd aankondigt, vervalt het recht op schadeloosstelling.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 20 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 20 bis
236 /PE 425.402
NL
Overmacht De verplichtingen bepaald in de artikelen 18, 19 en 20 zijn niet van toepassing in gevallen van overmacht die de uitvoering van de vervoerdienst verhinderen. Amendement 61 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 21 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Niets in deze verordening zal passagiers beletten om voor nationale rechtbanken een schadevergoeding te vorderen voor het uit de annulering of vertraging van vervoersdiensten voortvloeiende verlies.
Niets in deze verordening zal passagiers beletten om voor nationale rechtbanken een schadevergoeding te vorderen voor het uit de annulering of vertraging van vervoersdiensten voortvloeiende verlies. De krachtens deze verordening toegekende compensatie kan op eventuele verdere compensatie in mindering worden gebracht.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 22 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Vervoerders ontwikkelen samen en in samenspraak met de belanghebbenden, brancheorganisaties, consumentenverenigingen en verenigingen van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit nationale en Europese regelingen. Die maatregelen moeten de zorg voor passagiers bevorderen, met name in geval van langdurige vertragingen en de onderbreking of annulering van een reis.
Onder toezicht van de nationale handhavingsinstanties treffen de vervoerders samen met de belanghebbenden, beroepsorganisaties, consumenten-, passagiers-, haven- en gehandicaptenorganisaties maatregelen op nationaal of Europees niveau. Die maatregelen moeten de zorg voor passagiers bevorderen, met name in geval van langdurige vertragingen en de onderbreking of annulering van een reis.
PE 425.402/ 237
NL
Amendement 63 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 23 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Havenbeheerders en vervoerders verstrekken passagiers gedurende hun reis voldoende informatie in de meest geschikte vorm. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Havenbeheerders en vervoerders verstrekken passagiers gedurende hun reis voldoende informatie in toegankelijke formaten en in de gebruikelijke talen. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 24 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Vervoerders moeten ervoor zorgen dat de passagiers uiterlijk bij de afvaart passende en begrijpelijke informatie wordt verstrekt over hun rechten uit hoofde van deze verordening. Voor zover de informatie door de vervoerder of de feitelijke vervoerder werd verstrekt, is de ander niet verplicht diezelfde informatie te verstrekken. De informatie wordt verstrekt in de meest geschikte vorm. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
1. Vervoerders moeten ervoor zorgen dat de passagiers uiterlijk bij de afvaart passende en begrijpelijke informatie wordt verstrekt over hun rechten uit hoofde van deze verordening. Voor zover de informatie door de vervoerder of de feitelijke vervoerder werd verstrekt, is de ander niet verplicht diezelfde informatie te verstrekken. De informatie wordt verstrekt in toegankelijke formaten en in de gebruikelijke talen. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 25 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Vervoerders zetten een klachtenbehandelingsmechanisme op voor de onder deze verordening vallende rechten en verplichtingen.
238 /PE 425.402
NL
Amendement 1. De autoriteiten van de lidstaten zetten voor de onder deze verordening vallende rechten en verplichtingen een onafhankelijk klachtenbehandelingsmechnisme op, dat voor alle passagiers toegankelijk is, met
inbegrip van personen met een handicap of een mobiliteitsbeperking. Amendement 66 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 26 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Elke lidstaat wijst een of meer instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze verordening. Elke instantie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de rechten van de reizigers worden gerespecteerd, met inbegrip van de in artikel 8 bedoelde regels inzake toegankelijkheid. Elke instantie is in haar organisatie, financieringsbeslissingen, rechtsstructuur en besluitvorming onafhankelijk van vervoerders.
1. Elke lidstaat wijst een instantie aan die verantwoordelijk is voor de handhaving van deze verordening. Elke instantie ziet erop toe dat de in artikel 8 genoemde toegankelijkheidsregels worden opgesteld en zorgt ervoor dat deze regels en de rechten van de passagiers worden nageleefd. Elke instantie is in haar organisatie, financieringsbeslissingen, rechtsstructuur en besluitvorming onafhankelijk van commerciële belangen.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 26 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in overeenstemming met dit artikel aangestelde instantie(s), alsook van haar/hun respectieve verantwoordelijkheden.
2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in overeenstemming met dit artikel aangestelde instantie, alsook van haar verantwoordelijkheden.
Amendement 68 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 26 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Elke passagier kan bij de krachtens lid 1 aangewezen passende instantie of bij enige andere door een lidstaat aangewezen passende instantie een klacht indienen over een vermeende overtreding van deze verordening.
3. Elke passagier kan bij de krachtens lid 1 door een lidstaat aangewezen instantie een klacht indienen over een vermeende overtreding van deze verordening.
Amendement 69 PE 425.402/ 239
NL
Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 27 – lid 1 – letter d Door de Commissie voorgestelde tekst (d) samengevoegde gegevens over klachten;
Amendement (d) samengevoegde gegevens over klachten, waaronder over hun resultaat en de perioden waarin een oplossing werd gevonden;
Amendement 70 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Artikel 29 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaten stellen regels vast met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat deze regels worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. De lidstaten delen deze bepalingen inzake sancties aan de Commissie mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle wijzigingen van deze bepalingen.
De lidstaten stellen regels vast met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat deze regels worden toegepast. De vastgestelde sancties, die de opdracht tot betaling van compensatie aan de betrokken persoon kunnen omvatten, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten delen deze bepalingen inzake sancties aan de Commissie mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle wijzigingen van deze bepalingen.
Amendement 71 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Bijlage II – punt 1 – streepje 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
– aan boord te gaan van het schip; hiervoor moeten, waar nodig, liften, rolstoelen of andere voorzieningen ter beschikking worden gesteld;
– aan boord te gaan van het schip; hiervoor moeten de nodige voorzieningen ter beschikking worden gesteld,
Amendement 72
240 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Bijlage II – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst Tijdelijke vervanging van verloren of beschadigde mobiliteitshulpmiddelen, zij het niet noodzakelijkerwijze door identieke hulpmiddelen.
Amendement Tijdelijke vervanging van verloren of beschadigde mobiliteitshulpmiddelen, niet noodzakelijkerwijze door identieke hulpmiddelen, maar door middelen met soortgelijke technische en functionele eigenschappen.
Amendement 73 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Bijlage II – punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst Indien nodig, grondafhandeling van erkende hulpdieren.
Amendement Indien nodig, grondafhandeling van erkende hulphonden.
Amendement 74 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Bijlage IV – deel 2 – streepje 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
– vaardigheden om bijstand te verlenen aan personen met beperkte mobiliteit die met een erkend hulpdier reizen, waaronder de rol en behoeften van die dieren;
– vaardigheden om bijstand te verlenen aan personen met beperkte mobiliteit die met een hulphond reizen, waaronder de rol en behoeften van die honden;
Amendement 75 Voorstel voor een verordening –wijzigingsbesluit Bijlage IV – deel 2 – streepje 2 Door de Commissie voorgestelde tekst – technieken voor de begeleiding van blinde en slechtziende passagiers en voor de behandeling en het vervoer van erkende hulpdieren;
Amendement – technieken voor de begeleiding van blinde en slechtziende passagiers;
PE 425.402/ 241
NL
P6_TA-PROV(2009)0281 Rechten van autobus- en touringcarpassagiers ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (COM(2008)0817 – C6-0469/2008 – 2008/0237(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0817), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0469/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0250/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
242 /PE 425.402
NL
Amendement 1 Voorstel voor een verordening - wijzigingsbesluit Overweging 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om stedelijke, voorstedelijke en regionale vervoersdiensten vrij te stellen van deze verordening indien zij voor een vergelijkbare bescherming van de passagiersrechten zorgen door alternatieve regelgevingsmaatregelen. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met passagiershandvesten voor multimodale openbaarvervoersnetwerken die de in artikel 1 van deze verordening genoemde kwesties omvatten. De Commissie moet onderzoeken of een reeks gemeenschappelijke passagiersrechten voor stedelijk, voorstedelijk en regionaal vervoer kan worden vastgesteld die alle vervoerswijzen omvat, en moet een verslag indienen bij het Parlement, zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 2 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 ter) De lidstaten moeten de ontwikkeling van passagiershandvesten voor stedelijke, voorstedelijke en regionale autobus- en/of touringcardiensten aanmoedigen waarin autobus- en/of touringcarondernemingen zich ertoe verbinden om de kwaliteit van hun dienstverlening te verbeteren en beter op de behoeften van hun passagiers in te spelen.
Amendement 3
PE 425.402/ 243
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 2 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 quater) Bij maatregelen van de EU ter verbetering van passagiersrechten in het autobus- en touringcarvervoer moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van deze sector, die vooral uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 bis) Passagiers die schade geleden hebben ten gevolge van een ongeval dat door een verzekeringsgarantie wordt gedekt, moeten in eerste instantie schadevergoeding als bedoeld in deze verordening eisen van de autobus- en/of touringcaronderneming en mogen slechts een beroep doen op de verzekeringsmaatschappij indien die onderneming in gebreke blijft.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening - wijzigingsbesluit Overweging 7 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (7 bis) Autobus- en touringcarondernemingen moeten hun personeel een specifieke opleiding geven zodat zij gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit de nodige bijstand kunnen verlenen. Deze opleiding moet worden verstrekt in het kader van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen. De lidstaten moeten de autobus- en
244 /PE 425.402
NL
touringcarondernemingen voor zover mogelijk steunen bij het opzetten en uitvoeren van passende opleidingsprogramma's. Amendement 6 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 8 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(8) Bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe terminals, en als onderdeel van grootschalige verbouwingen, moeten beheersorganen van terminals, waar mogelijk rekening houden met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Beheersinstanties van autobus- en touringcarterminals dienen plaatsen te voorzien waar deze personen zich kunnen aanmelden en bijstand kunnen vragen.
(8) Bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe terminals, en als onderdeel van grootschalige verbouwingen, moeten beheersorganen van terminals zonder uitzondering rekening houden met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Beheersinstanties van autobus- en touringcarterminals dienen plaatsen te voorzien waar deze personen zich kunnen aanmelden en bijstand kunnen vragen.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 8 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 bis) Ook autobus- en/of touringcarondernemingen moeten met deze behoeften rekening houden wanneer zij beslissen over het ontwerp van nieuwe en gemoderniseerde voertuigen.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening - wijzigingsbesluit Overweging 8 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 ter) De lidstaten moeten de bestaande infrastructuur verbeteren wanneer dat nodig is om autobus- en touringcarondernemingen in staat te stellen de toegankelijkheid voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te garanderen en hun de nodige PE 425.402/ 245
NL
bijstand te verlenen. Amendement 9 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 8 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 quater) Maatregelen van de EU ter verbetering van onbelemmerde mobiliteit moeten prioritair een onbelemmerde toegang tot autobus- en touringcarterminals en -haltes bevorderen.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Overweging 8 quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 quinquies) Overeenkomstig de conclusies van het COST 349-project inzake de toegankelijkheid van touringcars en lange-afstandsbussen moet de Commissie maatregelen voor toegankelijke en in de gehele EU interoperabele infrastructuur in autobusen touringcarterminals en -haltes voorstellen.
Amendement 81 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De lidstaten kunnen stedelijke, voorstedelijke en regionale vervoersdiensten die het voorwerp uitmaken van openbaredienstcontracten, vrijstellen van deze verordening wanneer die contracten een met deze verordening vergelijkbare bescherming van de passagiersrechten waarborgen.
246 /PE 425.402
NL
Amendement 2. De lidstaten kunnen stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten die het voorwerp uitmaken van openbaredienstcontracten, vrijstellen van deze verordening wanneer die contracten een met deze verordening vergelijkbare bescherming van de passagiersrechten waarborgen.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 3 – punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst (4) "vervoersovereenkomst": een overeenkomst tussen een autobus- en/of touringcaronderneming of een door haar erkende verkoper van vervoerbewijzen en de passagier voor de levering van een of meer vervoerdiensten;
Amendement (4) "vervoersovereenkomst": een overeenkomst tussen een autobus- en/of touringcaronderneming en de passagier voor de levering van een of meer vervoerdiensten, ongeacht of het vervoerbewijs bij een vervoerder, touroperator of verkoper van vervoerbewijzen is gekocht;
Amendement 14 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 3 – punt 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(6) "verkoper van vervoerbewijzen": wederverkoper van autobus- en touringcardiensten die namens de autobusen/of touringcaronderneming of voor eigen rekening vervoersovereenkomsten sluit en vervoerbewijzen verkoopt;
(6) "verkoper van vervoerbewijzen": tussenpersoon die autobus- of touringcardiensten, met inbegrip van diensten die als onderdeel van een pakket worden verkocht, verkoopt namens een autobus- en/of touringcaronderneming of een touroperator;
Amendement 15 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 3 – punt 7 Door de Commissie voorgestelde tekst (7) "touroperator": een organisator of doorverkoper in de zin van artikel 2, leden 2 en 3, van Richtlijn 90/314/EEG;
Amendement (7) "touroperator": een organisator in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 90/314/EEG;
Amendement 16 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 3 – punt 11 Door de Commissie voorgestelde tekst (11) "annulering": het niet uitvoeren van een geregelde dienst waarop ten minste één
Amendement (11) "annulering": het niet uitvoeren van een bepaalde geregelde dienst waarop ten PE 425.402/ 247
NL
plaats was geboekt.
minste daadwerkelijk één plaats was geboekt.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 3 – punt 12 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (12 bis) "toegankelijke vormen": passagiers hebben toegang tot dezelfde informatie door middel van bijvoorbeeld tekst, braille, audio, video en/of elektronische vormen.
Amendement 18 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 6 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Overeenkomstig dit hoofdstuk zijn autobus- en/of touringcarondernemingen aansprakelijk voor de schade ten gevolge van het overlijden, dan wel lichamelijk of geestelijk letsel van de reiziger, veroorzaakt door een ongeval dat de reiziger is overkomen terwijl hij zich in de bus of de touringcar bevond of bij het inen uitstappen van het voertuig en dat voortvloeit uit de exploitatie van het autobus- en touringcarvervoer.
1. Overeenkomstig dit hoofdstuk zijn autobus- en/of touringcarondernemingen aansprakelijk voor de schade ten gevolge van het overlijden of letsel van de reiziger, veroorzaakt door een ongeval dat de reiziger is overkomen terwijl hij zich in de bus of de touringcar bevond of bij het inen uitstappen van het voertuig en dat voortvloeit uit de exploitatie van het autobus- en touringcarvervoer.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 6 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De aansprakelijkheid van autobus- en/of touringcarondernemingen is financieel niet begrensd door de wet, een overeenkomst of een contract.
2. De aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad van autobus- en/of touringcarondernemingen is financieel niet begrensd door de wet, een overeenkomst of een contract.
Amendement 82 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 6 – lid 3 248 /PE 425.402
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Voor schadevergoedingen tot 220 000 euro kan een autobus- en/of touringcaronderneming haar aansprakelijkheid niet uitsluiten of beperken door te bewijzen dat het de in lid 4, onder a), vereiste zorgvuldigheid aan de dag heeft gelegd.
3. Voor schadevergoedingen tot 220 000 EUR per passagier kan een autobus- en/of touringcaronderneming haar aansprakelijkheid niet uitsluiten of beperken door te bewijzen dat zij de in lid 4, onder a) vereiste zorgvuldigheid aan de dag heeft gelegd, tenzij het totale bedrag van de vordering hoger is dan het bedrag dat overeenkomstig Richtlijn 84/5/EEG verplicht verzekerd is op grond van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de autobus of touringcar gewoonlijk is gestald. In zo'n geval blijft de aansprakelijkheid beperkt tot dat bedrag.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 6 – lid 4 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) indien het ongeval is veroorzaakt door omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten en die de autobusen/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;
(a) indien het ongeval is veroorzaakt door omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten of die de vervoerder, ondanks het feit dat hij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden of waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;
Amendement 22 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 8 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. In geval van overlijden, verwonding of elk ander lichamelijk of geestelijk letsel van de passagiers, dat is veroorzaakt door een ongeval in verband met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten, betaalt de autobus- en/of touringcaronderneming onverwijld, en ieder geval uiterlijk vijftien dagen nadat de
1. In geval van overlijden of letsel van de passagiers, dat is veroorzaakt door een ongeval in verband met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten, en indien de passagier niet door enige andere reisverzekeringspolis is gedekt, betaalt de autobus- en/of touringcaronderneming onverwijld, en ieder geval binnen vijftien PE 425.402/ 249
NL
identiteit van de schadevergoedingsgerechtigde natuurlijke persoon is vastgesteld, een voorschot dat toereikend moet zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen en dat evenredig is aan het geleden nadeel.
dagen nadat de identiteit van de schadevergoedingsgerechtigde natuurlijke persoon is vastgesteld, een voorschot dat toereikend moet zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen en dat evenredig is aan het geleden nadeel, mits er voldoende aanwijzingen zijn voor causaliteit die aan de vervoersonderneming te wijten is.
Amendement 23 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 8 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Een voorschot impliceert niet dat de aansprakelijkheid wordt erkend en mag worden verrekend met elk bedrag dat later op basis van deze verordening wordt uitgekeerd, maar behoeft niet te worden terugbetaald, tenzij de schade werd veroorzaakt door nalatigheid of schuld van de passagier, of wanneer degene die het voorschot ontvangen heeft, niet schadevergoedingsgerechtigd was.
3. Een voorschot impliceert niet dat de aansprakelijkheid wordt erkend en mag worden verrekend met elk bedrag dat later op basis van deze verordening wordt uitgekeerd, maar behoeft niet te worden terugbetaald, tenzij de schade werd veroorzaakt door nalatigheid of schuld van de passagier, wanneer degene die het voorschot ontvangen heeft, niet schadevergoedingsgerechtigd was of wanneer de daadwerkelijk geleden schade lager was dan het betaalde voorschot.
Amendement 24 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 9 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Indien een autobus- en/of touringcaronderneming kan bewijzen dat de schade (mede) is veroorzaakt door de schuld of nalatigheid van de passagier, wordt zij volledig of gedeeltelijk ontheven van haar aansprakelijkheid ten aanzien van de klager voor zover die fout of nalatigheid de schade heeft veroorzaakt of daartoe heeft bijgedragen.
Amendement 3. Een autobus- en/of touringcaronderneming wordt niet aansprakelijk gesteld voor verlies of schade overeenkomstig de leden 1 en 2:
(a) indien het verlies of de schade is veroorzaakt door omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten en 250 /PE 425.402
NL
die de autobus- en/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen; (b) indien het verlies of de schade de schuld is van de passagier of door diens nalatigheid is veroorzaakt. Amendement 25 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 11 – lid 1 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst (a) wanneer dit noodzakelijk is om te voldoen aan de veiligheidseisen die in internationaal, communautair of nationaal verband zijn vastgesteld of om te voldoen aan de veiligheidseisen die zijn vastgesteld door de autoriteit die de exploitatievergunning aan de betrokken autobus- en/of touringcaronderneming heeft afgegeven;
Amendement Schrappen
Amendement 26 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 11 – lid 1 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst (b) wanneer de afmetingen van het voertuig het instappen of vervoeren van de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit fysiek onmogelijk maken.
Amendement (b) wanneer het ontwerp van het voertuig het instappen of vervoeren van de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit fysiek of feitelijk onmogelijk maken.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 11 – lid 1 – letter b bis (nieuw) en alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) indien het voertuig of de infrastructuur op de plaats van vertrek of aankomst of onderweg niet adequaat uitgerust is om het veilige vervoer van PE 425.402/ 251
NL
gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te garanderen. Indien een boeking wordt geweigerd op grond van de punten a) of b) van het eerste lid, doet de vervoerder, zijn verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator redelijke inspanningen om de persoon in kwestie een aanvaardbaar alternatief aan te bieden.
Indien een boeking wordt geweigerd op grond van de punten b) of b bis) van het eerste lid, doet de vervoerder, zijn verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator redelijke inspanningen om de persoon in kwestie een aanvaardbaar alternatief aan te bieden.
Amendement 73 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 11 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit aan wie de toegang tot het voertuig op grond van zijn handicap of mobiliteitsbeperking is geweigerd, heeft recht op terugbetaling en op een redelijk vervoersalternatief naar zijn bestemming binnen een vergelijkbare tijdsspanne.
2. Een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit aan wie de toegang tot het voertuig op grond van zijn handicap of mobiliteitsbeperking is geweigerd, moet kunnen kiezen tussen het recht op terugbetaling en een redelijk vervoersalternatief naar zijn bestemming binnen een vergelijkbare tijdsspanne.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 11 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Onder dezelfde omstandigheden als die waarnaar in lid 1, onder a), wordt verwezen en wanneer dat strikt noodzakelijk is, kan een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator verlangen dat een gehandicapte persoon of een persoon met beperkte mobiliteit wordt begeleid door een andere persoon die hem of haar de nodige bijstand kan verlenen.
3. Wanneer dat strikt noodzakelijk is, kan een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator verlangen dat een gehandicapte persoon of een persoon met beperkte mobiliteit wordt begeleid door een andere persoon die hem of haar de nodige bijstand kan verlenen indien:
a) de in lid 1, onder b) of b bis) genoemde voorwaarden van toepassing zijn; of b) de bemanning van het voertuig in kwestie slechts uit één persoon bestaat die het voertuig bestuurt en niet in de mogelijkheid verkeert om de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit de in 252 /PE 425.402
NL
bijlage I genoemde bijstand te verlenen. Amendement 30 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 11 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Wanneer een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of een touroperator de in lid 1 bedoelde afwijking inroept, stelt hij of zij de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit onverwijld in kennis van de redenen daarvoor, of stelt deze hem of haar op verzoek binnen vijf dagen schriftelijk in kennis van de weigering een boeking te maken.
4. Wanneer een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of een touroperator de in lid 1 bedoelde afwijking inroept, stelt hij of zij de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit onverwijld in kennis van de redenen daarvoor, of stelt deze hem of haar op verzoek binnen vijf dagen na het verzoek schriftelijk in kennis.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 12 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Autobus- en touringcarondernemingen stellen, met de actieve betrokkenheid van de in artikel 27 bedoelde representatieve organisaties van gehandicapte personen en personen met beperkte mobiliteit, nietdiscriminerende toegangsregels vast voor het vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit teneinde aan de toepasselijke wettelijke veiligheidseisen te voldoen. Deze regels omvatten alle voorwaarden voor de toegang tot de betrokken autobus- en touringcardiensten, met inbegrip van de toegang tot de gebruikte voertuigen en de faciliteiten aan boord van het voertuig.
1. Autobus- en touringcarondernemingen stellen, in samenwerking met de in artikel 27 bedoelde representatieve organisaties van gehandicapte personen en personen met beperkte mobiliteit, nietdiscriminerende toegangsregels vast voor het vervoer van gehandicapten, personen met beperkte mobiliteit en begeleiders teneinde aan de toepasselijke wettelijke veiligheidseisen te voldoen. Deze regels omvatten alle voorwaarden voor de toegang tot de betrokken autobus- en touringcardiensten, met inbegrip van de toegang tot de gebruikte voertuigen, de faciliteiten aan boord van het voertuig en de hulpmiddelen waarmee het is uitgerust.
PE 425.402/ 253
NL
Amendement 32 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 12 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De in lid 1 bedoelde regels worden door autobus- en/of touringcarondernemingen of hun verkopers van vervoerbewijzen minstens op het moment waarop de boeking wordt gemaakt op passende wijze en in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld, bekendgemaakt. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
2. De in lid 1 bedoelde regels worden door autobus- en/of touringcarondernemingen of hun verkopers van vervoerbewijzen minstens op het moment waarop de boeking wordt gemaakt in toegankelijke vormen en in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld, bekendgemaakt. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 12 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Op verzoek maken autobus- en/of touringcarondernemingen de internationale, communautaire of nationale wetgeving waarin de veiligheidsvoorschriften zijn vastgesteld en waarop de niet-discriminerende toegangsregels zijn gebaseerd, openbaar.
3. Op verzoek maken autobus- en/of touringcarondernemingen onmiddellijk de internationale, communautaire of nationale wetgeving waarin de veiligheidsvoorschriften zijn vastgesteld en waarop de niet-discriminerende toegangsregels zijn gebaseerd, openbaar. Deze moet in toegankelijke vormen worden verstrekt.
Amendement 34 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 12 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Autobus- en/of touringcarondernemingen, hun verkopers van vervoerbewijzen of touroperators zorgen ervoor dat alle relevante informatie betreffende de reisvoorwaarden, het traject en de toegankelijkheid van de diensten in
5. Autobus- en/of touringcarondernemingen, hun verkopers van vervoerbewijzen of touroperators zorgen ervoor dat alle relevante informatie betreffende de reisvoorwaarden, het traject en de toegankelijkheid van de diensten,
254 /PE 425.402
NL
passende en toegankelijke vorm beschikbaar is voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, met inbegrip van online boekingen en informatie.
met inbegrip van online boekingen en informatie, in toegankelijke vormen beschikbaar is voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit en bij uitbreiding ook voor personen die door hun ouderdom of jonge leeftijd niet zonder bijstand kunnen reizen, alsook voor begeleiders.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 13 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Terminalbeheerders en autobus- en of touringcarondernemingen leveren voor, tijdens en na de reis gratis passende bijstand aan gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit als bedoeld in bijlage I.
Amendement 1. Terminalbeheerders en autobus- en of touringcarondernemingen leveren voor, na en zo mogelijk tijdens de reis gratis passende bijstand aan gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit als bedoeld in bijlage I. De bijstand wordt aangepast aan de individuele behoeften van de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit.
Amendement 36 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 14 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, bepalen de lidstaten in welke autobus- en touringcarterminals aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit bijstand moet worden verleend, rekening houdend met de behoefte aan een geografisch gespreide toegankelijkheid van het autobus- en touringcarvervoer. De lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis.
1. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, bepalen de lidstaten in welke autobus- en touringcarterminals aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit bijstand moet worden verleend, rekening houdend met de behoefte aan een geografisch gespreide toegankelijkheid van het autobus- en touringcarvervoer. De lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis. De Commissie stelt een lijst van de aangewezen autobus- en touringcarterminals beschikbaar op internet.
Amendement 37
PE 425.402/ 255
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 14 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Indien het gebruik van een erkende geleidehond noodzakelijk is, wordt dit toegestaan mits de autobus- en/of touringcaronderneming, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator hiervan overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften voor het vervoer van geleidehonden op de hoogte is gebracht.
Amendement 38 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 15 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Aan boord van het voertuig of bij het inen uitstappen van de autobus of touringcar bieden autobus- en/of touringcarondernemingen aan gehandicapte personen of personen met beperkte mobiliteit kosteloos minstens de in deel b) van bijlage I bedoelde bijstand wanneer de betrokken persoon voldoet aan de in artikel 16 vastgestelde voorwaarden.
Bij het in- en uitstappen van de autobus of touringcar bieden autobus- en/of touringcarondernemingen aan gehandicapte personen of personen met beperkte mobiliteit kosteloos minstens de in deel b) van bijlage I bedoelde bijstand wanneer de betrokken persoon voldoet aan de in artikel 16 vastgestelde voorwaarden.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 16 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Autobus- en/of touringcarondernemingen, terminalbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators werken samen om ervoor te zorgen dat bijstand wordt verleend aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, op voorwaarde dat de autobus- en/of touringcaronderneming, de terminalbeheerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator minstens 48 uur voor het ogenblik waarop
1. Autobus- en/of touringcarondernemingen, terminalbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators werken samen om ervoor te zorgen dat bijstand wordt verleend aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, op voorwaarde dat de autobus- en/of touringcaronderneming, de terminalbeheerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator minstens 24 uur voor het ogenblik waarop
256 /PE 425.402
NL
de bijstand moet worden verleend, in kennis wordt gesteld van de behoefte aan bijstand van de betrokkene.
de bijstand moet worden verleend, in kennis wordt gesteld van de behoefte aan bijstand van de betrokkene, tenzij een kortere termijn wordt voorgesteld door degene die de bijstand verleent of wordt overeengekomen tussen degene die de bijstand verleent en de passagier.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 16 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Autobus- en/of touringcarondernemingen, terminalbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators nemen alle nodige maatregelen om de indiening van aanvragen om bijstand door gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te faciliteren. Deze verplichting geldt voor al hun verkoopskanalen, met inbegrip van verkoop via telefoon en het internet.
2. Autobus- en/of touringcarondernemingen, terminalbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators nemen alle nodige maatregelen om de indiening van aanvragen om bijstand door gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te faciliteren. De passagier ontvangt een bevestiging dat zijn behoefte aan bijstand is gemeld. Deze verplichtingen gelden voor al hun verkoopskanalen, met inbegrip van verkoop via telefoon en het internet.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 16 – lid 4 – streepje 2 Door de Commissie voorgestelde tekst – uiterlijk 30 minuten voor de aangekondigde vertrektijd, indien geen tijdstip is meegedeeld.
Amendement – indien geen tijdstip is meegedeeld, uiterlijk 30 minuten voor de aangekondigde vertrektijd, tenzij een ander tijdstip wordt voorgesteld door degene die de bijstand verleent of wordt overeengekomen tussen de passagier en degene die de bijstand verleent.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 16 – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst 6. De in lid 5 bedoelde punten moeten
Amendement 6. De in lid 5 bedoelde aangewezen punten PE 425.402/ 257
NL
duidelijk zijn aangeduid en op die plaatsen dient de belangrijkste informatie over de terminal en de geboden bijstand op een toegankelijke manier beschikbaar te zijn.
moeten duidelijk bewegwijzerd, toegankelijk en herkenbaar zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, en op die plaatsen dient de nodige informatie over de terminal en de geboden bijstand in toegankelijke vormen beschikbaar te zijn.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 17 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Wanneer de verlening van bijstand is uitbesteed en een autobus- en/of touringcaronderneming, terminalbeheerder, verkoper van vervoerbewijzen of touroperator minstens 48 uur voor de aangekondigde vertrektijd een aanvraag om bijstand ontvangt, deelt hij of zij de relevante informatie uiterlijk 36 uur voor het aangekondigde tijdstip van vertrek van de autobus of touringcar mee aan de betrokken onderaannemer.
1. Wanneer de verlening van bijstand is uitbesteed en een autobus- en/of touringcaronderneming, terminalbeheerder, verkoper van vervoerbewijzen of touroperator minstens 48 uur voor de aangekondigde vertrektijd een aanvraag om bijstand ontvangt, deelt hij of zij de relevante informatie op dusdanige wijze mee dat de betrokken onderaannemer de kennisgeving uiterlijk 36 uur voor het aangekondigde tijdstip van vertrek van de autobus of touringcar ontvangt.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 17 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Wanneer de verlening van bijstand is uitbesteed en bij een autobus- en/of touringcaronderneming, terminalbeheerder, verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator minder dan 48 uur voor de aangekondigde vertrektijd van de autobus of touringcar een aanvraag om bijstand wordt ingediend, deelt deze de relevante informatie zo snel mogelijk mee aan de betrokken onderaannemer.
2. Wanneer de verlening van bijstand is uitbesteed en bij een autobus- en/of touringcaronderneming, terminalbeheerder, verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator minder dan 48 uur voor de aangekondigde vertrektijd van de autobus of touringcar een aanvraag om bijstand wordt ingediend, deelt deze de relevante informatie op dusdanige wijze mee dat de betrokken onderaannemer de kennisgeving zo snel mogelijk ontvangt.
Amendement 45
258 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 18 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst Autobus- en/of touringcarondernemingen zorgen ervoor dat:
Amendement Autobus- en/of touringcarondernemingen en terminalbeheerders zorgen ervoor dat:
Amendement 46 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 19 – lid 1 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Zo nodig wordt al het mogelijke gedaan om zo snel mogelijk vervanguitrusting aan te bieden.
Zo nodig wordt al het mogelijke gedaan om zo snel mogelijk vervanguitrusting aan te bieden met dezelfde technische en functionele kenmerken als de verloren of beschadigde uitrusting.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 19 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Een autobus- en/of touringcaronderneming is niet aansprakelijk overeenkomstig lid 1: (a) indien het verlies of de schade is veroorzaakt door omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten en die de autobus- en/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen; (b) indien het verlies of de schade de schuld is van de passagier of door diens nalatigheid is veroorzaakt.
Amendement 48
PE 425.402/ 259
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 19 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Het bedrag van de op grond van dit artikel te betalen compensatie is niet begrensd.
Amendement 2. Het bedrag van de op grond van dit artikel te betalen compensatie komt overeen met de daadwerkelijk geleden schade.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Autobus- en/of touringcarondernemingen zijn aansprakelijk voor annuleringen en, voor reizen met een geplande duur van meer dan drie uur, vertragingen van meer dan twee uur bij vertrek. In die gevallen wordt aan de passagier ten minste:
Autobus- en/of touringcarondernemingen zijn aansprakelijk voor annuleringen, overboekingen en vertragingen van meer dan twee uur bij vertrek. Autobus- en/of touringcarondernemingen zijn alleen aansprakelijk voor annuleringen en vertragingen ten gevolge van omstandigheden waarover zij controle hebben. Zij zijn niet aansprakelijk voor vertragingen ten gevolge van files, grenscontroles en voertuigcontroles. In alle gevallen waarin ondernemingen aansprakelijk zijn, wordt aan de passagier ten minste:
Amendement 50 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) alternatief vervoer geboden in redelijke omstandigheden of, wanneer zulks niet haalbaar is, informatie geboden over passende alternatieven van andere vervoersondernemingen;
(a) zonder extra kosten alternatief vervoer geboden in redelijke omstandigheden of, wanneer zulks niet haalbaar is, informatie geboden over passende alternatieven van andere vervoersondernemingen;
260 /PE 425.402
NL
Amendement 51 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – letter c Verordening Door de Commissie voorgestelde tekst (c) het recht toegekend op een compensatie van 100% van de prijs van het vervoerbewijs indien de autobus- en/of touringcaronderneming geen alternatief vervoer of informatie biedt als bedoeld in punt a). De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de indiening van het verzoek om schadevergoeding.
Amendement (c) bovenop de terugbetaling als bedoeld in punt b), het recht toegekend op een compensatie van 50% van de prijs van het vervoerbewijs indien de autobus- en/of touringcaronderneming geen alternatief vervoer of informatie biedt als bedoeld in punt a). De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de indiening van het verzoek om schadevergoeding.
Amendement 52 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – letter c bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (c bis) indien hij het aangeboden alternatieve vervoer aanvaardt, het recht toegekend op een compensatie van 50% van de prijs van het vervoerbewijs, zonder dat hij het recht op vervoer verliest. Onder de prijs van het vervoerbewijs worden de volledige kosten verstaan die de passagier betaalt voor het vertraagde deel van de reis. De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de indiening van het verzoek om schadevergoeding;
Amendement 53 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – letter c ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (c ter) maaltijden en dranken aangeboden die in verhouding staan tot de wachttijd, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is;
Amendement 54
PE 425.402/ 261
NL
Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – letter c quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (c quater) hotel- of ander verblijf en vervoer tussen de terminal en de plaats van het verblijf indien een overnachting nodig is voordat de reis kan worden voortgezet;
Amendement 55 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – letter c quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (c quinquies) indien de autobus of touringcar buiten gebruik is, vervoer aangeboden tussen de plaats waar het onbruikbare voertuig staat en een geschikte wachtplaats of terminal vanwaar de reis kan worden voortgezet.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. In andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen zijn autobus- en/of touringcarondernemingen aansprakelijk voor vertragingen van meer dan twee uur bij aankomst indien de vertraging te wijten is aan: – de nalatigheid en de schuld van de bestuurder; of – een technisch defect van het voertuig. In die gevallen wordt aan de passagier ten minste: (a) het recht toegekend op een compensatie van 50% van de prijs van het vervoerbewijs. Onder de prijs van het vervoerbewijs worden de volledige kosten verstaan die de passagier betaalt voor het vertraagde deel van de reis. De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de
262 /PE 425.402
NL
indiening van het verzoek om schadevergoeding; (b) bijstand geboden als bedoeld in lid 1, onder e), f) en g), van dit artikel. Amendement 57 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 20 – lid 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 ter. Een autobus- en/of touringcaronderneming wordt van deze aansprakelijkheid vrijgesteld indien de annulering of vertraging aan een van de volgende oorzaken te wijten is: (a) omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobusen touringcardiensten en die de autobusen/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen; (b) nalatigheid van de passagier; of (c) het handelen van een derde dat de autobus- en/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 21 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Bij vertraging brengen autobus- en/of touringcarondernemingen of, desgevallend, de terminalbeheerders, zodra die informatie beschikbaar is, de passagiers op de hoogte van de verwachte vertrektijd en de verwachte aankomsttijd, doch uiterlijk 30 minuten na de geplande vertrektijd of één
1. Bij vertraging brengen autobus- en/of touringcarondernemingen of, desgevallend, de terminalbeheerders, zodra die informatie beschikbaar is, de passagiers op de hoogte van de verwachte vertrektijd en de verwachte aankomsttijd, doch uiterlijk 30 minuten na de geplande vertrektijd of één uur voor de voorziene aankomsttijd. Deze PE 425.402/ 263
NL
uur voor de voorziene aankomsttijd.
informatie wordt ook verstrekt in vormen die toegankelijk zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 22 Door de Commissie voorgestelde tekst Deze verordening mag passagiers er geenszins van weerhouden via de nationale gerechtelijke instanties een eis tot schadevergoeding in te dienen voor verliezen die het gevolg zijn van de annulering of de vertraging van een vervoersdienst.
Amendement Deze verordening is van toepassing onverminderd de rechten van een passagier op verdere compensatie. De uit hoofde van deze verordening toegekende compensatie kan op eventuele verdere compensatie in mindering worden gebracht.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 23 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Autobus- en/of touringcarondernemingen ontwikkelen samen en in samenspraak met de belanghebbenden, brancheorganisaties, consumentenverenigingen en verenigingen van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit nationale en Europese regelingen. Deze maatregelen hebben tot doel de dienstverlening aan de passagiers te verbeteren, met name bij grote vertragingen en onderbreking of annulering van de reis.
Vervoerders ontwikkelen samen en in samenspraak met de belanghebbenden, brancheorganisaties, consumentenverenigingen en verenigingen van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit nationale en Europese regelingen. Deze maatregelen hebben tot doel de dienstverlening aan de passagiers te verbeteren, met name bij grote vertragingen en onderbreking of annulering van de reis, met prioriteit voor bijstand aan passagiers die bijzondere behoeften hebben ten gevolge van hun handicap, beperkte mobiliteit, ziekte, hoge leeftijd of zwangerschap, en bij uitbreiding ook jonge kinderen en begeleiders. Bij lange vertragingen en onderbreking of annulering van de reis moet de bijstand er vooral in bestaan dat de passagiers zo nodig medische verzorging, eten en drinken wordt verstrekt, regelmatig de meest recente informatie wordt verschaft en eventueel alternatief vervoer of logies wordt aangeboden.
264 /PE 425.402
NL
Amendement 61 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 24 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Terminalbeheerders en autobus- en/of touringcarondernemingen verstrekken hun passagiers gedurende de volledige reis de nodige informatie in de meest geschikt vorm. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.
Terminalbeheerders en autobus- en/of touringcarondernemingen verstrekken hun passagiers gedurende de volledige reis de nodige informatie in toegankelijke vormen.
Amendement 62 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 25 Door de Commissie voorgestelde tekst Autobus- en/of touringcarondernemingen en terminalbeheerders moeten ervoor zorgen dat aan de passagiers uiterlijk bij het vertrek en tijdens de reis passende en begrijpelijke informatie wordt verstrekt over hun rechten uit hoofde van deze verordening. Deze informatie wordt meegedeeld in de meest geschikte vorm. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. In deze informatie worden de contactgegevens vermeld van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 27, lid 1, aangewezen handhavingsinstantie.
Amendement Autobus- en/of touringcarondernemingen en terminalbeheerders moeten ervoor zorgen dat aan de passagiers uiterlijk bij het vertrek en tijdens de reis passende en begrijpelijke informatie wordt verstrekt over hun rechten uit hoofde van deze verordening. Deze informatie wordt meegedeeld in toegankelijke vormen. In deze informatie worden de contactgegevens vermeld van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 27, lid 1, aangewezen handhavingsinstantie.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 26 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Autobus- en/of touringcarondernemingen zetten een mechanisme op voor de behandeling van klachten met betrekking tot de onder deze verordening vallende rechten en
Amendement 1. Autobus- en/of touringcarondernemingen zetten, voor zover dit nog niet bestaat, een voor alle passagiers, met inbegrip van gehandicapten en personen met beperkte PE 425.402/ 265
NL
verplichtingen.
mobiliteit, toegankelijk mechanisme op voor de behandeling van klachten met betrekking tot de onder deze verordening vallende rechten en verplichtingen.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 26 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. Autobus- en/of touringcarondernemingen brengen jaarlijks verslag uit over het aantal en het onderwerp van de ontvangen klachten, het gemiddelde aantal dagen waarbinnen deze zijn beantwoord en de corrigerende maatregelen die zijn genomen.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 27 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Elke lidstaat wijst een of meer instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze verordening. Elke instantie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de rechten van de reizigers worden gerespecteerd, met inbegrip van de in artikel 12 bedoelde regels inzake toegankelijkheid. Elke instantie is in haar organisatie, financieringsbeslissingen, rechtsstructuur en besluitvorming onafhankelijk van enige autobus- en/of touringcaronderneming.
1. Elke lidstaat wijst een of meer instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze verordening. Elke instantie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de rechten van de reizigers worden gerespecteerd, met inbegrip van de in artikel 12 bedoelde regels inzake toegankelijkheid. Elke instantie is in haar organisatie, financieringsbeslissingen, rechtsstructuur en besluitvorming onafhankelijk.
Amendement 66 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 27 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Deze instanties werken samen met representatieve organisaties van autobusen touringcarondernemingen en consumenten, met inbegrip van
266 /PE 425.402
NL
representatieve organisaties van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Amendement 67 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 28 – lid 1 – letter d Door de Commissie voorgestelde tekst (d) geaggregeerde gegevens betreffende klachten;
Amendement (d) geaggregeerde gegevens betreffende klachten, met inbegrip van het gevolg dat daaraan is gegeven en de afhandelingstermijnen;
Amendement 68 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 30 Door de Commissie voorgestelde tekst De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die regels worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen zo spoedig mogelijk mee.
Amendement De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die regels worden toegepast. De vastgestelde sancties, waaronder eventueel een bevel tot betaling van compensatie aan de betrokkene, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen zo spoedig mogelijk mee.
Amendement 69 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Artikel 33 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Zij wordt van toepassing [één jaar na haar inwerkingtreding].
Amendement 2. Zij wordt van toepassing [twee jaar na haar inwerkingtreding].
PE 425.402/ 267
NL
Amendement 70 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage I – letter b – streepje 5 Door de Commissie voorgestelde tekst – indien nodig, naar het toilet te gaan;
Amendement – indien mogelijk, naar het toilet te gaan;
Amendement 71 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage I – letter b – streepje 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
– een erkend geleidedier mee te nemen aan boord van de autobus of touringcar;
– voor zover mogelijk, een erkend geleidedier mee te nemen aan boord van de autobus of touringcar;
Amendement 72 Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit Bijlage II – deel b – streepje 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
– technieken voor de begeleiding van blinde en slechtziende passagiers en voor de omgang met en het vervoer van erkende hulpdieren;
– technieken voor de begeleiding van blinde en slechtziende passagiers en voor de omgang met en het vervoer van erkende geleidehonden, in het besef dat geleidehonden zijn opgeleid om uitsluitend de bevelen van hun baas te gehoorzamen en dat het niet aan het dienstdoende personeel is om met deze honden om te gaan;
268 /PE 425.402
NL
P6_TA-PROV(2009)0282 Beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (COM(2008)0464 – C6-0281/2008 – 2008/0157(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0464), – gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 47, lid 2, 55 en 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0281/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie cultuur en onderwijs (A6-0070/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 425.402/ 269
NL
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 2 Tekst van de Commissie
Amendement
(2) Voor uitvoerende kunstenaars vangt deze periode aan met de uitvoering of, indien de vastlegging van de uitvoering binnen een termijn van 50 jaar na de uitvoering is gepubliceerd of medegedeeld aan het publiek, beloopt zij 50 jaar gerekend vanaf die eerste publicatie of die eerste mededeling aan het publiek, afhankelijk van wat het eerst gebeurt.
(2) Voor uitvoerende kunstenaars vangt deze periode aan met de uitvoering of, indien de vastlegging van de uitvoering binnen een termijn van 50 jaar na de uitvoering is gepubliceerd of medegedeeld aan het publiek, met die eerste publicatie of die eerste mededeling aan het publiek, afhankelijk van wat het eerst gebeurt.
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 5 Tekst van de Commissie
Amendement
(5) Uitvoerende kunstenaars beginnen hun carrière gewoonlijk op jonge leeftijd, zodat de huidige beschermingstermijn van 50 jaar voor op fonogrammen vastgelegde uitvoeringen en fonogrammen, hun uitvoeringen vaak niet gedurende hun gehele leven beschermt. Daarom worden uitvoerende kunstenaars aan het eind van hun leven geconfronteerd met een inkomensgat. Bovendien kunnen zij vaak geen beroep doen op hun rechten om ongewenst gebruik van hun uitvoeringen tijdens hun leven te voorkomen of te beperken.
(5) Uitvoerende kunstenaars beginnen hun carrière gewoonlijk op jonge leeftijd, zodat de huidige beschermingstermijn van 50 jaar voor de vastlegging van uitvoeringen veelal niet volstaat om hun uitvoeringen gedurende hun gehele leven te beschermen. Daarom worden sommige uitvoerende kunstenaars aan het eind van hun leven geconfronteerd met een inkomensgat. Bovendien kunnen zij vaak geen beroep doen op hun rechten om eventueel ongewenst gebruik van hun uitvoeringen tijdens hun leven te voorkomen of te beperken.
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 7 Tekst van de Commissie
Amendement
(7) Daarom moet de beschermingstermijn voor vastleggingen van uitvoeringen en voor fonogrammen verlengd worden tot 95 jaar, te rekenen vanaf de publicatie van
(7) Daarom moet de beschermingstermijn voor vastleggingen van uitvoeringen en voor fonogrammen verlengd worden tot 70
270 /PE 425.402
NL
het fonogram en de daarin vastgelegde uitvoering. Indien het fonogram of de daarin vastgelegde uitvoering niet gepubliceerd worden binnen een termijn van 50 jaar, moet de beschermingstermijn van 95 jaar ingaan op het tijdstip van de eerste mededeling aan het publiek.
jaar na het desbetreffende feit.
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 8 Tekst van de Commissie
Amendement
(8) Bij het aangaan van een contractuele relatie met een producent van fonogrammen moeten uitvoerende kunstenaars hun uitsluitende rechten op de verspreiding, verhuur, reproductie en beschikbaarstelling van vastleggingen van hun uitvoeringen gewoonlijk overdragen aan de producent. In ruil daarvoor wordt aan de uitvoerende kunstenaars een voorschot op de royalty’s betaald. Zij ontvangen slechts royalty’s wanneer de producent van fonogrammen het oorspronkelijke voorschot heeft terugverdiend en na aftrek van de bij contract vastgestelde bedragen. Uitvoerende kunstenaars die achtergrondmuziek verzorgen en niet in de aftiteling vermeld worden (“onbekende artiesten”), dragen doorgaans hun uitsluitende rechten over in ruil voor een eenmalige vergoeding (niet-periodieke betaling).
(8) Bij het aangaan van een contractuele relatie met een producent van fonogrammen moeten uitvoerende kunstenaars hun uitsluitende rechten op de verspreiding, verhuur, reproductie en beschikbaarstelling van vastleggingen van hun uitvoeringen gewoonlijk overdragen aan de producent. In ruil daarvoor wordt aan sommige uitvoerende kunstenaars een voorschot op de royalty’s betaald. Zij ontvangen slechts royalty’s wanneer de producent van fonogrammen het oorspronkelijke voorschot heeft terugverdiend en na aftrek van de bij contract vastgestelde bedragen. Andere kunstenaars dragen hun uitsluitende rechten tegen een eenmalige vergoeding (niet-periodieke betaling) over of staan deze af. Dit geldt met name voor uitvoerende kunstenaars die achtergrondmuziek verzorgen en niet in de aftiteling vermeld worden ("onbekende artiesten"), maar soms ook voor artiesten die wel in de aftiteling vermeld worden ("uitvoerende artiesten").
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 9 Tekst van de Commissie (9) Ter wille van de rechtszekerheid moet worden bepaald dat contractuele overdrachten of toekenningen van rechten
Amendement (15) Ter wille van de rechtszekerheid moet worden bepaald dat contractuele overdrachten of toekenningen van rechten PE 425.402/ 271
NL
op vastleggingen van uitvoeringen voorafgaande aan de datum waarop de lidstaten geacht worden de nodige maatregelen te nemen om de richtlijn ten uitvoer te leggen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, van kracht blijven gedurende de verlengingsperiode.
op vastleggingen van uitvoeringen voorafgaande aan de datum waarop de lidstaten geacht worden de nodige maatregelen te nemen om de richtlijn ten uitvoer te leggen, tenzij in de overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, van kracht blijven gedurende de verlengingsperiode.
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 10 Tekst van de Commissie (10) Teneinde te waarborgen dat uitvoerende kunstenaars die hun uitsluitende rechten hebben overgedragen aan producenten van fonogrammen voordat de verlenging van de beschermingstermijn in werking treedt, daadwerkelijk baat vinden bij die verlenging, dient een reeks begeleidende overgangsmaatregelen te worden ingevoerd. Die maatregelen moeten van toepassing zijn op contracten tussen uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen die van kracht blijven gedurende de verlengingsperiode.
Amendement (10) Teneinde te waarborgen dat uitvoerende kunstenaars die hun uitsluitende rechten hebben overgedragen aan producenten van fonogrammen daadwerkelijk baat vinden bij die verlenging, dient een reeks begeleidende maatregelen te worden ingevoerd.
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 11 Tekst van de Commissie
Amendement
(11) De eerste begeleidende overgangsmaatregel moet producenten van fonogrammen ertoe verplichten om minstens eenmaal per jaar een bepaalde som opzij te leggen, namelijk minimaal 20 procent van de inkomsten uit de uitsluitende rechten op de verspreiding, reproductie en beschikbaarstelling van fonogrammen die, bij gebreke van de verlenging van de beschermingstermijn ten gevolge van geoorloofde publicatie of geoorloofde mededeling, in het publiek
(11) De eerste begeleidende maatregel moet producenten van fonogrammen ertoe verplichten om minstens eenmaal per jaar een som opzij te leggen, die overeenkomt met 20% van de inkomsten uit de uitsluitende rechten op de verspreiding, reproductie en beschikbaarstelling van fonogrammen. Met "inkomsten" worden bedoeld de inkomsten van de producent van fonogrammen vóór aftrek van de kosten.
272 /PE 425.402
NL
domein zouden vallen. Amendementen 43 en 7 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 12 Door de Commissie voorgestelde tekst (12) Deze eerste begeleidende overgangsmaatregel mag niet tot administratieve overlast voor middelgrote en kleine producenten van fonogrammen leiden. De lidstaten moeten derhalve de bevoegdheid krijgen om bepaalde producenten van fonogrammen die op grond van hun jaarlijkse inkomsten uit de commerciële exploitatie van fonogrammen tot het midden- en kleinbedrijf worden gerekend, van de bepalingen vrij te stellen.
Amendement Schrappen
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 13 Tekst van de Commissie
Amendement
(13) De opzijgelegde bedragen mogen uitsluitend worden gebruikt ten gunste van uitvoerende kunstenaars van wie de uitvoeringen zijn vastgelegd op een fonogram en die hun rechten hebben overgedragen aan de producent in ruil voor een eenmalige vergoeding. De op deze manier verkregen middelen moeten minstens eenmaal per jaar op individuele basis worden verdeeld onder de onbekende uitvoerende kunstenaars. De lidstaten kunnen verlangen dat de verdeling van deze bedragen wordt toevertrouwd aan maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging die de uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen. Als de verdeling van deze bedragen wordt toevertrouwd aan maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging, mogen nationale voorschriften inzake nietverdeelbare gelden worden toegepast.
(13) De opzij gelegde uitkeringen mogen uitsluitend worden gebruikt ten gunste van uitvoerende kunstenaars van wie de uitvoeringen zijn vastgelegd op een fonogram en die hun rechten hebben overgedragen of afgestaan aan de producent in ruil voor een eenmalige vergoeding. De op deze manier verkregen uitkeringen moeten minstens eenmaal per jaar op individuele basis worden verdeeld onder de onbekende uitvoerende kunstenaars. Deze verdeling moet worden toevertrouwd aan maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging en nationale voorschriften inzake nietverdeelbare gelden , mogen worden toegepast Om te voorkomen dat de verzameling en administratie van deze inkomsten een buitensporige belasting vormen, kunnen de lidstaten de mate reguleren waarin micro-ondernemingen PE 425.402/ 273
NL
verplicht zijn bij te dragen, indien deze betalingen onredelijk zijn in verhouding tot de daarmee samenhangende kosten van verzameling en administratie. Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 14 Tekst van de Commissie
Amendement
(14) Artikel 5 van Richtlijn 2006/115/EG betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom kent echter aan uitvoerende kunstenaars reeds een niet voor afstand vatbaar recht op een billijke vergoeding voor de verhuur van onder andere fonogrammen toe. Evenzo is het niet gebruikelijk dat uitvoerende kunstenaars bij contract hun rechten op een enkele billijke vergoeding voor uitzending en mededeling aan het publiek overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2006/115/EG en hun rechten op een billijke compensatie voor reproductie voor privégebruik overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG overdragen aan producenten van fonogrammen. Daarom hoeft bij de berekening van het totaalbedrag dat de producent van fonogrammen opzij moet leggen voor het bekostigen van de aanvullende vergoeding, geen rekening te worden gehouden met inkomsten die de producent van fonogrammen heeft verkregen uit de verhuur van fonogrammen en uit de enkele billijke vergoeding voor uitzending en mededeling aan het publiek en de billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik.
(14) Artikel 5 van Richtlijn 2006/115/EG betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom kent echter aan uitvoerende kunstenaars reeds een niet voor afstand vatbaar recht op een billijke vergoeding voor de verhuur van onder andere fonogrammen toe. Evenzo is het niet gebruikelijk dat uitvoerende kunstenaars bij contract hun rechten op een enkele billijke vergoeding voor uitzending en mededeling aan het publiek overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2006/115/EG en hun rechten op een billijke compensatie voor reproductie voor privégebruik overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG overdragen aan producenten van fonogrammen. Daarom hoeft bij de berekening van het totaalbedrag dat de producent van fonogrammen opzij moet leggen voor het bekostigen van de aanvullende vergoeding, geen rekening te worden gehouden met inkomsten die de producent van fonogrammen heeft verkregen uit de verhuur van fonogrammen en van de enkele billijke vergoeding voor uitzending en mededeling aan het publiek of van de billijke compensatie die is ontvangen voor het kopiëren voor privégebruik.
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 14 bis (nieuw)
274 /PE 425.402
NL
Tekst van de Commissie
Amendement (14 bis) Een bijkomende voorwaarde om overeenkomsten weer in evenwicht te brengen in het kader waarvan artiesten hun uitsluitende rechten op royaltybasis overdragen aan een producent van fonogrammen, dient te bestaan uit de "schone lei" voor kunstenaars die hun bovengenoemde uitsluitende rechten hebben overgedragen aan producenten van fonogrammen met als tegenprestatie royalty's of een vergoeding. Om ervoor te zorgen dat kunstenaars ten volle kunnen profiteren van de verlenging van de beschermingstermijn dienen de lidstaten erop toe te zien dat, in het kader van de overeenkomsten tussen producenten van fonogrammen en kunstenaars, een percentage royalty's of vergoeding, onbezwaard met voorschotten of contractueel vastgelegde verlagingen, aan de kunstenaars wordt uitbetaald gedurende de verlengde termijn.
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 15 Tekst van de Commissie
Amendement
(15) De tweede begeleidende overgangsmaatregel moet waarborgen dat de rechten op de vastlegging van de uitvoering terugkeren naar de uitvoerende kunstenaar indien de producent van fonogrammen ervan afziet om voldoende exemplaren voor verkoop aan te bieden van een fonogram dat zonder de termijnverlenging in het publiek domein zou vallen, of ervan afziet om dat fonogram toegankelijk te maken voor het publiek. Gevolg hiervan is dat de rechten van de producent op het fonogram moeten vervallen om te voorkomen dat deze rechten co-existeren met de rechten van de uitvoerende kunstenaar op de vastlegging van de uitvoering, wanneer deze laatste rechten niet langer zijn
(7 bis) De rechten op de vastlegging van de uitvoering dienen terug te keren naar de uitvoerende kunstenaar indien de producent van fonogrammen ervan afziet om voldoende (in de zin van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties) exemplaren voor verkoop aan te bieden van een fonogram dat zonder de termijnverlenging in het publiek domein zou vallen, of ervan afziet om dat fonogram toegankelijk te maken voor het publiek. Van deze mogelijkheid moet gebruik kunnen worden gemaakt nadat de producent van fonogrammen een redelijke tijd is gelaten voor deze twee PE 425.402/ 275
NL
overgedragen of toegekend aan de producent van het fonogram.
exploitatiemogelijkheden. De rechten van de producent op het fonogram moeten bijgevolg vervallen om te voorkomen dat deze rechten co-existeren met de rechten van de uitvoerende kunstenaar op de vastlegging van de uitvoering, wanneer deze laatste rechten niet langer zijn overgedragen of toegekend aan de producent van het fonogram. (Indien aangenomen, wordt dit amendement meteen achter overweging 76 geplaatst)
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 15 bis (nieuw) Tekst van de Commissie
Amendement (15 bis) De lidstaten moeten ervoor kunnen zorgen dat over bepaalde voorwaarden van contracten die voorzien in periodieke betaling opnieuw kan worden onderhandeld. De lidstaten moeten procedures ter beschikking hebben voor het geval dat de onderhandelingen mislukken.
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 16 Tekst van de Commissie (16) Met deze begeleidende maatregel moet ook worden bereikt dat een fonogram niet langer beschermd is wanneer het niet binnen een bepaalde periode na de termijnverlening voor het publiek toegankelijk is gemaakt, doordat de rechthebbenden het niet exploiteren of de producent van het fonogram of de uitvoerende kunstenaars niet kunnen worden achterhaald. Indien de uitvoerende kunstenaar, nadat hij zijn rechten heeft teruggekregen, een redelijke tijd heeft gehad om het fonogram dat 276 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
zonder de termijnverlenging niet langer beschermd zou zijn, voor het publiek toegankelijk te maken, maar dat niet gedaan heeft, moeten de rechten op het fonogram en op de vastlegging van de uitvoering vervallen. Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 17 bis (nieuw) Tekst van de Commissie
Amendement (17 bis) Deze richtlijn doet geen afbreuk aan nationale regels en overeenkomsten die in overeenstemming zijn met haar bepalingen, bijvoorbeeld collectieve overeenkomsten in de lidstaten tussen organisaties die de uitvoerend kunstenaars vertegenwoordigen en andere die de producenten vertegenwoordigen.
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 18 Tekst van de Commissie
Amendement
(18) In sommige lidstaten geldt voor muziekwerken met tekst één beschermingstermijn, die wordt berekend vanaf de dag van overlijden van de langstlevende auteur, terwijl in andere lidstaten de muziek en de tekst een verschillende beschermingstermijn hebben. Muziekwerken met tekst worden vrijwel altijd door meerdere auteurs tot stand gebracht. Zo worden bij opera’s tekst en muziek vaak niet door dezelfde persoon geschreven. En in genres als jazz, rock en popmuziek komen de werken vaak in samenwerking tot stand.
(18) In sommige lidstaten geldt voor muziekwerken met tekst één beschermingstermijn, die wordt berekend vanaf de dag van overlijden van de langstlevende auteur, terwijl in andere lidstaten de muziek en de tekst een verschillende beschermingstermijn hebben. Muziekwerken met tekst worden vrijwel altijd door meerdere auteurs tot stand gebracht. Zo zijn opera’s vaak het werk van een librettist en een componist. En in genres als jazz, rock en popmuziek komen de werken vaak in samenwerking tot stand.
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 19 PE 425.402/ 277
NL
Tekst van de Commissie
Amendement
(19) De beschermingstermijn van muziekwerken met tekst is derhalve onvoldoende geharmoniseerd, wat leidt tot belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en diensten, zoals grensoverschrijdende diensten voor collectief beheer.
(19) De beschermingstermijn van muziekwerken met tekst, waarvan tekst en muziek zijn geschreven om samen te worden gebruikt, is derhalve onvoldoende geharmoniseerd, wat leidt tot belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en diensten, zoals grensoverschrijdende diensten voor collectief beheer. Om de verwijdering van dergelijke belemmeringen te waarborgen, moet voor al dergelijke beschermde werken op de datum waarop alle lidstaten deze richtlijn moeten hebben omgezet dezelfde geharmoniseerde beschermingstermijn gelden.
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Overweging 21 (nieuw) Tekst van de Commissie
Amendement (21) Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven", worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,
Amendement 72 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 5 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 1 – lid 7 Door de Commissie voorgestelde tekst De beschermingstermijn van een muziekwerk met tekst bedraagt 70 jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen, ongeacht of zij al dan niet als coauteur zijn aangewezen: de 278 /PE 425.402
NL
Amendement De beschermingstermijn van een muziekwerk met tekst bedraagt 70 jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen, ongeacht of zij al dan niet als coauteur zijn aangewezen: de
tekstschrijver en de componist.
tekstschrijver en de componist van het muziekwerk, mits beide bijdragen specifiek zijn gecreëerd voor bedoeld muziekwerk met tekst.
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 – lid 1 – zin 2 Tekst van de Commissie
Amendement
Indien echter
Indien echter
− binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering anders dan op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek;
− binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering anders dan op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek;
− binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten 95 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek.".
− binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten 70 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek.".
Amendement 56 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 2 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 − zinnen 2 en 3 Door de Commissie voorgestelde tekst (2) In de tweede en derde zin van artikel 3, lid 2, wordt het getal "50" vervangen door "95".
Amendement (2) In de tweede en de derde zin van artikel 3, lid 2, wordt het getal "50" vervangen door "70".
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw) − inleidende formule PE 425.402/ 279
NL
Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) In artikel 3 worden de volgende leden 2 bis tot en met 2 sexies ingevoegd:
Amendement 58 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw) Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
COM-tekst art 1, punt 4, lid 6. Indien de producent van fonogrammen, na het tijdstip waarop de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen]/EG, niet langer beschermd zijn voor respectievelijk de vastlegging van de uitvoering en het fonogram, ervan afziet om voldoende exemplaren van het fonogram voor verkoop aan te bieden of toegankelijk te maken voor het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op de door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, kan de uitvoerende kunstenaar het contract voor overdracht of toekenning beëindigen. Wanneer een fonogram de vastlegging van uitvoeringen van meerdere uitvoerende kunstenaars bevat, kunnen de uitvoerende kunstenaars hun contracten voor overdracht of toekenning slechts gezamenlijk beëindigen. Indien het contract voor overdracht of toekenning overeenkomstig de eerste en tweede zin beëindigd wordt, vervallen de rechten van de producent van fonogrammen op het fonogram. Indien het fonogram één jaar na het tijdstip waarop de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn
2 bis. Indien de producent van fonogrammen 50 jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, 50 jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, verzuimt voldoende exemplaren van het fonogram voor verkoop aan te bieden of het aan het publiek mede te delen, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op de door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, kan de uitvoerende kunstenaar het contract voor overdracht of toekenning van zijn rechten aan een producent van fonogrammen (hierna "contract betreffende overdracht of toekenning") beëindigen. Het recht om het contract te beëindigen mag worden uitgeoefend indien de producent, binnen een jaar na de kennisgeving door de uitvoerende kunstenaar van zijn voornemen om het contract te beëindigen zoals bedoeld in de voorgaande zin, geen uitvoering geeft aan beide exploitatiehandelingen zoals vermeld in die zin. De uitvoerende kunstenaar kan geen afstand doen van zijn recht op deze beëindigingsmogelijkheid. Wanneer een fonogram de vastlegging van uitvoeringen van meerdere uitvoerende kunstenaars bevat, kunnen de uitvoerende kunstenaars hun contracten voor overdracht of
280 /PE 425.402
NL
invoegen]/EG, niet langer beschermd zijn voor respectievelijk de vastlegging van de uitvoering en het fonogram, niet voor het publiek toegankelijk is gemaakt, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat het voor leden van het publiek op de door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk is, vervallen de rechten van de producenten van fonogrammen op het fonogram en de rechten van de uitvoerende kunstenaars ten aanzien van de vastlegging van hun uitvoering
toekenning overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving beëindigen. Indien het contract voor overdracht of toekenning overeenkomstig dit lid beëindigd wordt, vervallen de rechten van de producent van fonogrammen op het fonogram.
Amendement 59 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw) Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 – lid 2 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 ter. Wanneer in een contract voor overdracht of toekenning aan de uitvoerende kunstenaar het recht op een niet-periodieke vergoeding wordt toegekend, heeft de uitvoerende kunstenaar recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding van de producent van fonogrammen voor ieder volledig jaar direct volgend op het 50-ste jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, het 50ste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld. Dit recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding mag niet tot gevolg hebben dat de uitvoerende kunstenaar zijn rechten opgeeft.
Amendement 60 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw) Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 – lid 2 quater (nieuw)
PE 425.402/ 281
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 quater. Het totaalbedrag dat de producent van fonogrammen opzij moet leggen voor het bekostigen van de in lid 2 ter genoemde aanvullende vergoeding komt overeen met 20% van de inkomsten die hij tijdens het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de genoemde vergoeding wordt betaald, heeft verkregen uit de reproductie, verspreiding en toegankelijkmaking van die fonogrammen, volgend op het 50ste jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, het 50ste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld.
Amendement 61 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw) Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 – lid 2 quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 quinquies. De lidstaten zorgen ervoor dat het recht op ontvangst van de in lid 2 ter genoemde jaarlijkse aanvullende vergoeding wordt beheerd door maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging.
Amendement 62 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 2 bis (nieuw) Richtlijn 2006/116/EG Artikel 3 – lid 2 sexies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 sexies. Indien een uitvoerende artiest recht heeft op periodieke betalingen, worden er geen voorschotten of contractueel vastgelegde verminderingen afgetrokken van de betalingen aan de artiest het 50ste jaar nadat het fonogram
282 /PE 425.402
NL
op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, het 50ste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is bekendgemaakt. Amendement 63 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Artikel 3, leden 1 en 2, zoals gewijzigd bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen] blijft uitsluitend van toepassing op vastleggingen van uitvoeringen en fonogrammen waarvoor de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens die bepalingen, nog beschermd zijn op [datum invoegen vóór welke de lidstaten de wijzigingsrichtlijn moeten omzetten, zoals hieronder vermeld in artikel 2].
5. Artikel 3, lid 1, en lid 2, sexies, zoals gewijzigd bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen] is van toepassing op vastleggingen van uitvoeringen en fonogrammen waarvoor de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens die bepalingen, nog beschermd zijn op ... [de datum in de wijzigingsrichtlijn invoegen] en op vastleggingen van uitvoeringen en fonogrammen die na die datum ontstaan.
Amendement 73 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 bis Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 – lid 6 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) In artikel 10 wordt het volgende lid 6 ingevoegd: "6. Artikel 1, lid 7, geldt in de bij Richtlijn [nummer van de wijzigingsrichtlijn invoegen] gewijzigde versie voor muziekwerken met tekst waarvan ten minste het muziekwerk of de tekst vóór [datum in artikel 2, lid 1, van de wijzigingsrichtlijn invoegen] in ten minste een lidstaat beschermd is, en voor muziekwerken met tekst die na die datum ontstaan. PE 425.402/ 283
NL
De vorige alinea laat exploitatiehandelingen die vóór [datum in artikel 2, lid 1, van de wijzigingsrichtlijn invoegen] zijn verricht, onverlet. De lidstaten stellen de nodige bepalingen vast om met name de verworven rechten van derden te beschermen." Amendement 65 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 4 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 bis – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald wordt een contract dat is gesloten vóór [datum invoegen vóór welke de lidstaten de wijzigingsrichtlijn moeten omzetten, zoals hieronder vermeld in artikel 2] en waarbij een uitvoerende kunstenaar zijn rechten op de vastlegging van zijn uitvoering heeft overgedragen of toegekend aan een producent van fonogrammen (hierna: "contract voor overdracht of toekenning") geacht van kracht te blijven na het tijdstip waarop de uitvoerende kunstenaar en de producent, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen], niet langer beschermd zijn voor respectievelijk de vastlegging van de uitvoering en het fonogram.
1. Tenzij contractueel uitdrukkelijk anders is bepaald, wordt een contract voor overdracht of toekenning dat is gesloten vóór [datum invoegen, zoals hieronder vermeld in artikel 2, lid 1] geacht van kracht te blijven na het tijdstip waarop de uitvoerende kunstenaar, krachtens artikel 3, lid 1, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen], niet langer beschermd is.
Amendement 66 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 4 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 bis – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De leden 3 tot en met 6 van dit artikel zijn van toepassing op contracten voor overdracht of toekenning die van kracht blijven na het tijdstip waarop de 284 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen] /EG, niet langer beschermd zijn voor respectievelijk de vastlegging van de uitvoering en het fonogram. Amendement 67 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 4 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 bis – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Wanneer in een contract voor overdracht of toekenning aan de uitvoerende kunstenaar het recht op een niet-periodieke vergoeding wordt toegekend, heeft de uitvoerende kunstenaar recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding van de producent van fonogrammen voor ieder volledig jaar waarin de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen] /EG, niet langer beschermd zijn voor respectievelijk de vastlegging van de uitvoering en het fonogram.
Amendement Schrappen
Amendement 68 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 4 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 bis – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. Het totaalbedrag dat de producent van fonogrammen opzij moet leggen voor het bekostigen van de in lid 3 genoemde aanvullende vergoeding, bedraagt minstens 20 procent van de inkomsten die hij tijdens het jaar voorafgaande aan het
Amendement Schrappen
PE 425.402/ 285
NL
jaar waarvoor de genoemde vergoeding wordt betaald, heeft verkregen uit de reproductie, verspreiding en toegankelijkmaking van de fonogrammen waarvoor de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen] /EG, niet langer beschermd zijn op 31 december van het bedoelde jaar. De lidstaten kunnen bepalen dat de verplichting om minstens 20 procent van de inkomsten die een producent van fonogrammen tijdens het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de genoemde vergoeding wordt betaald, heeft verkregen uit de reproductie, verspreiding en toegankelijkmaking van de fonogrammen waarvoor de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen] /EG, niet langer beschermd zijn op 31 december van het bedoelde jaar, niet geldt voor producenten van fonogrammen wier totale inkomsten in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de genoemde vergoeding wordt betaald, een minimumbedrag van 2 miljoen euro niet te boven gaan. Amendementen 23, 28 en 69 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 4 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 bis – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst 5. De lidstaten kunnen bepalen of en in welke mate het recht op ontvangst van de in lid 3 genoemde jaarlijkse aanvullende vergoeding beheerd moet worden door maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging. Amendementen 23, 28 en 70 286 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 4 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 bis – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst 6. Indien de producent van fonogrammen, na het tijdstip waarop de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen, krachtens artikel 3, leden 1 en 2, in de versie vóór wijziging bij Richtlijn [//nr. van de wijzigingsrichtlijn invoegen] /EG, niet langer beschermd zijn voor respectievelijk de vastlegging van de uitvoering en het fonogram, ervan afziet om voldoende exemplaren van het fonogram voor verkoop aan te bieden of toegankelijk te maken voor het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op de door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, kan de uitvoerende kunstenaar het contract voor overdracht of toekenning beëindigen. Wanneer een fonogram de vastlegging van uitvoeringen van meerdere uitvoerende kunstenaars bevat, kunnen de uitvoerende kunstenaars hun contracten voor overdracht of toekenning slechts gezamenlijk beëindigen. Indien het contract voor overdracht of toekenning overeenkomstig de eerste en tweede zin beëindigd wordt, vervallen de rechten van de producent van fonogrammen op het fonogram.
Amendement Schrappen
Amendement 71 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 − punt 4 Richtlijn 2006/116/EG Artikel 10 bis – lid 6 bis Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 6 bis. De lidstaten kunnen bepalen dat contracten voor overdracht of toekenning op grond waarvan een uitvoerende kunstenaar recht heeft op periodieke betalingen en die gesloten zijn vóór [datum in artikel 2, lid 1, van de PE 425.402/ 287
NL
wijzigingsrichtlijn invoegen], na een termijn van 50 jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, bij ontstentenis van publicatie, op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, kunnen worden gewijzigd. Amendement 74 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 1 bis De Commissie dient binnen een periode van [3] jaar, te rekenen vanaf [datum in artikel 2, lid 1, invoegen], bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze richtlijn in het licht van de ontwikkeling van de digitale markt en, zo nodig, een voorstel voor verdere wijziging van Richtlijn 2006/116/EG.
Amendement 75 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 1 ter De Commissie evalueert de eventuele behoefte aan een verlenging van de beschermingstermijn voor de rechten van uitvoerende kunstenaars en producenten in de audiovisuele sector en zij brengt uiterlijk op 1 januari 2010 aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de uitkomst van deze evaluatie. Zo nodig, dient de Commissie een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG in.
Amendement 76 288 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 2 – lid 1 – alinea's 1 en 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten dienen uiterlijk op […] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van deze bepalingen mee alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
1. De lidstaten doen uiterlijk op [2 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van deze bepalingen mee.
Zij passen die bepalingen toe vanaf […]. Amendement 78 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 3 Door de Commissie voorgestelde tekst Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Amendement Deze richtlijn treedt in werking 20 dagen na de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
PE 425.402/ 289
NL
P6_TA-PROV(2009)0283 Intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (COM(2008)0887 – C6-0512/2008 – 2008/0263(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0887), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0512/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0226/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
290 /PE 425.402
NL
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) Intelligente vervoerssystemen ITS) zijn geavanceerde toepassingen die, zonder intelligentie als zodanig te belichamen, gericht zijn op het aanbieden van innovatieve diensten inzake soorten vervoer en verkeersbeheer, en die uiteenlopende gebruikers in staat stellen zich beter te informeren en veiliger, meer gecoördineerd en "slimmer" gebruik te maken van vervoersnetwerken.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) Er is een aantal geavanceerde toepassingen en communautaire mechanismen ontwikkeld voor uiteenlopende soorten vervoer, zoals spoorwegvervoer (ERTMS en TAF-TSI), open zee en binnenwateren (LRITS, SafeSeaNet, VTMIS, RIS), luchtvervoer (SESAR) en vervoer over land, bij voorbeeld van levende dieren.
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 7 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (7 bis) Voertuigen die voornamelijk wegens hun historische betekenis worden gebruikt en die oorspronkelijk geregistreerd waren, en /of waarvoor typegoedkeuring is verleend en/of die in gebruik zijn genomen voordat deze richtlijn en de daarbij behorende uitvoeringsmaatregelen van kracht PE 425.402/ 291
NL
werden, vallen niet onder de in onderhavige richtlijn bepaalde voorschriften en procedures. Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (8 bis) In de toekomst moet de interoperabiliteit worden gewaarborgd van toepassingen en diensten die worden aangeboden door ITS-inzet, die er zo nodig eveneens voor zorgt dat ITStoepassingen en -diensten te combineren zijn met voorgaande versies.
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 12 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(12) Voor ITS-toepassingen en -diensten die een accurate en tijds- en plaatsbepaling vergen, moet een beroep worden gedaan op satellietinfrastructuur of een andere technologie die eenzelfde mate van precisie waarborgt.
(12) Voor ITS-toepassingen en -diensten die een accurate en tijds- en plaatsbepaling vergen, moet een beroep worden gedaan op satellietinfrastructuur of een andere technologie die eenzelfde mate van precisie waarborgt, zoals specifieke communicatie over geringe afstand (DSRC).
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst Deze richtlijn stelt een kader vast voor de gecoördineerde invoering en gebruik van intelligente vervoerssystemen binnen de Gemeenschap en de ontwikkeling van de daarvoor benodigde specificaties.
292 /PE 425.402
NL
Amendement Deze richtlijn stelt een kader vast voor de gecoördineerde en samenhangende invoering en gebruik van intelligente vervoerssystemen, waar onder interoperabele ITS, binnen de Gemeenschap en de ontwikkeling van de daarvoor benodigde specificaties.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst Zij is van toepassing op alle intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegtransport en de interfaces met andere vervoerswijzen.
Amendement Zij is van toepassing op alle intelligente vervoerssystemen voor reizigers, voertuigen en infrastructuur en de interactie daarvan op het gebied van wegtransport met inbegrip van stedelijk vervoer, en de interfaces met andere vervoerswijzen.
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – alinea 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement De toepassing van de onderhavige richtlijn en de in artikel 4 bedoelde maatregelen laat de eisen van de lidstaten ten aanzien van openbare orde en veiligheid onverlet.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) "Intelligente vervoerssystemen (Intelligent Transport Systems, ITS)": systemen waarin informatie- en communicatietechnologie wordt toegepast, ter ondersteuning van het wegvervoer (met inbegrip van infrastructuur, voertuigen en gebruikers) en voor de interfaces met andere vervoerswijzen;
(a) "Intelligente vervoerssystemen (Intelligent Transport Systems, ITS)": systemen waarin informatie- en communicatietechnologie wordt toegepast, ter ondersteuning van het wegvervoer (met inbegrip van infrastructuur, voertuigen en gebruikers) en het verkeer- en mobiliteitsbeheersbeheer en voor de interfaces met andere vervoerswijzen, onder meer de mogelijkheid van multimodale interoperabele kaartverkoop;
PE 425.402/ 293
NL
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – letter f Door de Commissie voorgestelde tekst (f) "ITS-gebruiker": elke willekeurige gebruiker van ITS-toepassingen of diensten met inbegrip van reizigers, gebruikers en beheerders van weginfrastructuur, beheerders van wagenparken en noodhulpdiensten;
Amendement (f) "ITS-gebruiker": elke willekeurige gebruiker van ITS-toepassingen of diensten met inbegrip van reizigers, kwetsbare vervoersgebruikers, gebruikers en beheerders van weginfrastructuur, beheerders van wagenparken en noodhulpdiensten;
Amendementen 11 en 59 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – letter h bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (h bis) "kwetsbare vervoersgebruikers": niet gemotoriseerde weggebruikers zoals voetgangers, fietsers, motorrijders en gehandicapten of mensen met beperkte mobiliteit.
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter h bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (h bis) "Minimumniveau van ITStoepassingen en -diensten": het basisniveau van ITS-toepassingen en diensten die onontbeerlijke bestanddelen van de TEN-T vormen;
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de gecoördineerde invoering en gebruik van interoperabele 294 /PE 425.402
NL
Amendement 1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de gecoördineerde invoering en gebruik van doelmatige
ITS-toepassingen en -diensten binnen de Gemeenschap te verzekeren.
interoperabele ITS-toepassingen en diensten binnen de Gemeenschap te verzekeren.
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Indien mogelijke zien de lidstaten erop toe dat ITS-toepassingen en -diensten in de Gemeenschap te combineren zijn met voorgaande versies.
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) ITS toepassen op alle vormen van vervoer en de aansluitpunten daartussen, waardoor een hoog integratiepeil tussen alle soorten vervoer wordt gewaarborgd;
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 – letter d bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (d bis) geografische versplintering en ontbreken van continuïteit voorkomen;
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Voor ITS-toepassingen en -diensten die een wereldwijde, continue, accurate en gegarandeerde tijds- en plaatsbepaling vergen, moet gebruik worden gemaakt van een infrastructuur op basis van satellieten, of van een andere technologie met een
3. Voor ITS-toepassingen en -diensten die een wereldwijde, continue, accurate en gegarandeerde tijds- en plaatsbepaling vergen, moet gebruik worden gemaakt van een infrastructuur op basis van satellieten, of van een andere technologie met een PE 425.402/ 295
NL
gelijk precisieniveau.
gelijk precisieniveau zoals DSRC.
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Bij de goedkeuring van de maatregelen de in de punten 1 en 2 bedoelde maatregelen, moeten de lidstaten rekening houden met de in bijlage I genoemde beginsels.
4. Bij de goedkeuring van de in leden 1 en 2 bedoelde maatregelen, moeten de lidstaten eisen dat de in bijlage I genoemde beginsels worden geëerbiedigd.
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. De lidstaten houden rekening met de morfologische eigenaardigheden van de geografisch ver afgelegen gebieden en de afstanden die moeten worden afgelegd om hen te bereiken, en zij maken indien nodig uitzondering op het in bijlage I geformuleerde beginsel dat de kosten in verhouding moeten staan tot de doelmatigheid.
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De Commissie moet specificaties definiëren voor de invoering en het gebruik van ITS, met name voor de volgende prioriteitsgebieden:
1. De Commissie moet specificaties definiëren voor de invoering en het gebruik van ITS, voor de volgende prioriteitsgebieden:
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 1 bis (nieuw)
296 /PE 425.402
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. De Commissie stelt specificaties vast voor de verplichte inzet en toepassing van het minimumniveau van ITStoepassingen en -diensten, met name in onderstaande sectoren: (a) het aanbieden van diensten die EU-dekkende real-time verkeers- en reisinformatie verstrekken, (b) gegevens en procedures voor het verstrekken van kosteloze minimale universele verkeersinformatiediensten, (c) de geharmoniseerde invoering van eCall (automatische noodberichten) in heel Europa, (d) adequate maatregelen inzake veilige parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen en inzake telematisch gestuurde parkeer- en boekingssystemen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 ter. De Commissie moet specificaties bepalen voor de noodzakelijke inzet en toepassing van ITS die uitstijgen boven het minimale peil van ITS-toepassingen en -diensten in geval van aanleg of onderhoud van TERN die door de Gemeenschap worden gecofinancierd.
PE 425.402/ 297
NL
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De specificaties moeten worden gebaseerd op de beginselen die worden genoemd in bijlage I en moeten ten minste de in bijlage II genoemde kernelementen omvatten.
Amendement 2. De specificaties moeten overeenkomen met de beginselen die worden genoemd in bijlage I en moeten ten minste de in bijlage II genoemde kernelementen omvatten.
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Ter waarborging van interoperabiliteit en verdeling van verantwoordelijkheden vult de Commissie waar nodig de in bijlage II opgesomde kernelementen aan met specificaties voor planning, tenuitvoerlegging en operationeel gebruik van ITS-diensten, en bepaalt zij de inhoud van diensten en de verplichtingen van aanbieders van diensten.
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 2 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 ter. In de specificaties worden eveneens de voorwaarden vastgelegd waarop de lidstaten in samenspraak met de Commissie aanvullende regels kunnen opleggen voor de verlening van deze diensten op hun gehele grondgebied of delen daarvan.
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 2 quater (nieuw) 298 /PE 425.402
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 quater. Aanvullende beginselen en/of kernelementen van specificaties waarin de onderhavige richtlijn niet voorziet, moeten overeenkomstig de in artikel 251 van het Verdrag bedoelde procedure worden toegevoegd aan de bijlagen I en/of II.
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 2 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 quater. De Commissie voert, voordat de in leden 2 bis en 2 ter bedoelde specificaties worden aangenomen, een geëigende effectbeoordeling uit.
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Voor de in lid 1 bedoelde ITS-apparatuur en softwaretoepassingen moeten de desbetreffende specificaties inzake betrouwbaarheid worden medegedeeld aan de nationale organen die verantwoordelijk zijn voor de typegoedkeuring van ITS-apparatuur en softwaretoepassingen waarop deze richtlijn van toepassing is.
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de typegoedkeuring van ITS-apparatuur en softwaretoepassingen, als bedoeld in deze
2. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de typegoedkeuring van ITS-apparatuur en softwaretoepassingen onder meer voor PE 425.402/ 299
NL
richtlijn. De Commissie deelt die informatie mee aan de andere lidstaten.
erkenning van de leveranciers van ITS-softwaretoepassingen, als bedoeld in deze richtlijn. De Commissie deelt die informatie mee aan de andere lidstaten.
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. ITS-apparatuur en -software kunnen uitsluitend op de markt worden gebracht en in gebruik genomen, indien zij, wanneer zij naar behoren zijn geïnstalleerd en onderhouden en gebruikt worden voor het doel waarvoor zij bestemd zijn, de gezondheid en veiligheid van mensen en het milieu overeenkomstig de desbetreffende Gemeenschapswetgeving, en, indien van toepassing, eigendom niet in gevaar brengen.
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 ter. ITS-apparatuur en -software worden geacht te voldoen aan de aangenomen specificaties uit hoofde van artikel 4, indien zij voldoen aan de eventuele desbetreffende nationale of Europese normen overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften inzake informatiemaatschappijdiensten1. ________________________________ 1
Amendement 31 300 /PE 425.402
NL
PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 5 bis Comité technische normen en regelgeving Indien een lidstaat of de Commissie van mening is dat de in artikel 5, lid 3 ter bedoelde normen niet geheel in overeenstemming zijn met de aangenomen specificaties uit hoofde van artikel 4, stelt de betrokken lidstaat of de Commissie aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde permanente comité daarvan gemotiveerd in kennis. Het comité brengt met spoed een advies uit. In het licht van het advies van dit comité deelt de Commissie de lidstaten mede of de betrokken normen al dan niet moeten worden geschrapt uit de in artikel 5 van de onderhavige richtlijn bedoelde mededelingen.
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens in de context van de werking van ITS wordt uitgevoerd overeenkomstig de communautaire regelgeving ter bescherming van de vrijheden en fundamentele rechten van het individu, met name Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.
1. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de verzameling, opslag en verwerking van persoonsgegevens in de context van de werking van ITS wordt uitgevoerd overeenkomstig de communautaire regelgeving ter bescherming van de vrijheden en fundamentele rechten van het individu, met name Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.
PE 425.402/ 301
NL
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Ter waarborging van bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt het gebruik van anonieme gegevens voor de ITS-toepassing en/of -dienst, waar dit mogelijk is, aangemoedigd:
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 ter. Persoonlijke gegevens worden uitsluitend verwerkt indien verwerking noodzakelijk is voor de ITS-toepassing en/of -dienst.
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 quater. Bijzondere categorieën van gegevens als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG mogen alleen worden verwerkt wanneer de persoon waarop de gegevens betrekking hebben daartoe op basis van goede informatie toestemming heeft verleend.
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Met name moeten lidstaten erop toezien dat ITS-gegevens en verslaglegging worden beschermd tegen misbruik, met inbegrip van onrechtmatige toegang, 302 /PE 425.402
NL
Amendement 2. De lidstaten zien erop toe dat ITS-gegevens en verslaglegging worden beschermd tegen misbruik, met inbegrip van onrechtmatige toegang, wijziging of
wijziging of verlies.
verlies en dat zij niet mogen worden gebruikt voor andere doelen dan in deze richtlijn worden genoemd.
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 Door de Commissie voorgestelde tekst Artikel 7
Amendement Schrappen
Wijzigingsprocedure De Commissie kan de bijlagen wijzigen op basis van de ervaring die is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en kan de bijlagen verder aanpassen aan de technische vooruitgang. Deze maatregelen van algemene strekking, die bedoeld zijn om nietessentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen, onder meer door nieuwe elementen toe te voegen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel als bedoeld in artikel 8, lid 2. Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw) – lid 1 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 7 bis 1. De Commissie stelt op de grondslag van de in bijlage II bij de richtlijn opgesomde kernelementen, voor het eerst ten hoogste drie maanden na inwerkingtreding van deze richtlijn een jaarlijks werkprogramma op.
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw) – lid 2 (nieuw)
PE 425.402/ 303
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2. De Commissie houdt rekening met de resultaten van de werkzaamheden die worden uitgevoerd door comités die zijn opgericht overeenkomstig andere wetsbesluiten van de Gemeenschap die betrekking hebben op uiteenlopende sectoren van ITS, onder meer de in artikel 9 bedoelde Europese ITS-adviesgroep.
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw) – lid 3 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3. De Commissie ziet er, in nauwe samenwerking met de lidstaten, op toe dat de inzet van ITS over het geheel genomen consistent is met en een aanvulling vormt op andere betrokken communautaire beleidsterreinen, programma's en acties.
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw) – lid 4 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4. De Commissie werkt met betrekking tot de in bijlagen I en II opgenomen bepalingen actief samen met Europese en internationale normeringsorganen.
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw) – lid 5 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5. De Commissie neemt volgens de in artikel 8, lid 1 bis, bedoelde procedure een besluit over: (a) aanneming en aanpassing van de
304 /PE 425.402
NL
jaarlijkse werkprogramma's; (b) bepaling van de sectoren van internationale samenwerking die voorrang hebben. Het jaarlijkse werkprogramma en de voorrangssectoren voor internationale samenwerking worden bekend gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw) – lid 6 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 6. Overeenkomstig de in artikel 8, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, stelt de Commissie uiterlijk binnen zes maanden na inwerkingtreding van de onderhavige richtlijn een werkprogramma vast met doelen en termijnen voor de tenuitvoerlegging van bijlage II.
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. De Commissie zorgt ervoor dat de vertegenwoordigers van de Europese PE 425.402/ 305
NL
ITS-Adviesgroep vakbekwaam zijn en dat de bedrijfssectoren en gebruikers die de gevolgen ondervinden van maatregelen die de Commissie eventueel uit hoofde van onderhavige richtlijn voorstelt, naar behoren in de Groep vertegenwoordigd zijn. Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 ter. De Europese ITS-Adviesgroep heeft tot taak een technisch advies op te stellen over de formulering van de in artikel 4 bedoelde specificaties.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 quater. De werkzaamheden van de Europese ITS-Adviesgroep worden op doorzichtige wijze uitgevoerd.
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De Commissie brengt om het half jaar verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad.
Amendement 4. De Commissie brengt aan het Europees Parlement en aan de Raad om het half jaar verslag uit over de voortgang die is geboekt met de tenuitvoerlegging van onderhavige richtlijn, vergezeld van een analyse van het functioneren van de in bijlagen I en II uiteengezette voorschriften, en zij beoordeelt in hoeverre het noodzakelijk is deze richtlijn te wijzigen. Met name brengt de Commissie halfjaarlijks aan het Europees Parlement
306 /PE 425.402
NL
en de Raad verslaag uit over de stand van de financiering en zo nodig stelt zij de financiële grondslag voor voor de tenuitvoerlegging van het minimumniveau van ITS-toepassingen en -diensten. Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om ten laatste [24 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van deze bepalingen mee alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om ten laatste [12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van deze bepalingen mee alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Bijlage I - letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) Effectiviteit: het vermogen een tastbare bijdrage te leveren tot het oplossen van de belangrijkste uitdagingen aangaande wegvervoer in Europa (bv. het reduceren van congestie, verlagen van uitstoot, verbeteren van energie-efficiëntie, het tot stand brengen van een grotere veiligheid en betere beveiliging);
(a) Effectiviteit: het vermogen een tastbare bijdrage te leveren tot het oplossen van de belangrijkste uitdagingen aangaande wegvervoer in Europa (bv. het reduceren van congestie, verlagen van uitstoot, verbeteren van energie-efficiëntie, het tot stand brengen van een grotere veiligheid en betere beveiliging, het aanpakken van problemen in verband met kwetsbare vervoersgebruikers);
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I - letter c
PE 425.402/ 307
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst (c) Geografische continuïteit: het vermogen naadloze diensten te leveren in de hele Gemeenschap, met name op het trans-Europese vervoersnetwerk;
Amendement (c) Geografische continuïteit: het vermogen naadloze diensten te leveren in de hele Gemeenschap en aan haar buitengrenzen, met name op het transEuropese vervoersnetwerk;
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – letter e bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (e bis) Intermodaliteit − overheveling van vracht van het wegvervoer naar de korte vaart, spoorwegvervoer, binnenscheepvaart of een combinatie van soorten vervoer waarbij het traject over de weg zo doelmatig mogelijk is.
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – deel 2 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) De definitie van de nodige maatregelen om innovatieve ITS-technologieën (radiofrequentie-identificatie (RFID) of Galileo/Egnos) te gebruiken bij het tot stand brengen van ITS-toepassingen (met name het volgen en traceren van vracht onderweg en voor verschillende vervoerswijzen) voor de goederenlogistiek (eFreight), met name:
(b) De definitie van de nodige maatregelen om innovatieve ITS-technologieën (radiofrequentie-identificatie (RFID) DSRC of Galileo/Egnos) te gebruiken bij het tot stand brengen van ITS-toepassingen (met name het volgen en traceren van vracht onderweg en voor verschillende vervoerswijzen) voor de goederenlogistiek (eFreight), met name:
- de beschikbaarheid van relevante TStechnologieën voor en het gebruik ervan door ontwikkelaars van ITS-toepassingen,
− de beschikbaarheid van relevante ITStechnologieën voor en het gebruik ervan door ontwikkelaars van ITS-toepassingen,
- de integratie van de resultaten van lokalisatie (door bv. RFID en/of Galileo/EGNOS) in hulpmiddelen en centra voor verkeersbeheer;
− de integratie van de resultaten van lokalisatie (door bv. RFID, DSRC en/of Galileo/EGNOS) in hulpmiddelen en centra voor verkeersbeheer;
Amendement 54
308 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – deel 2 – letter c bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (c bis) Bepaling van de maatregelen die noodzakelijk zijn om te zorgen voor naadloze ITS-diensten in de Gemeenschap en aan haar buitengrenzen.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Bijlage II – deel 3 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) Bepaling van maatregelen tot waarborging van de veiligheid van kwetsbare vervoersgebruikers door middel van systemen voor mobiliteitsbeheer voor aanbieders en gebruikers van diensten, met betrekking tot de inzet van hulpsystemen voor bestuurders (Advanced Driver Assistance Systems, (ADAS)) en HMI.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Bijlage II – deel 4 – letter b – streepje 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Bepaling van een raamwerk van regelgeving over de HMI om aansprakelijkheidsproblemen aan te pakken en met het oog op een betrouwbaarder aanpassing van functionele ITS-veiligheidsaspecten aan het menselijk gedrag
PE 425.402/ 309
NL
P6_TA-PROV(2009)0284 Programma Marco Polo II ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1692/2006 tot instelling van het tweede Marco Poloprogramma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren ("Marco Polo II") (COM(2008)0847 – C6-0482/2008 – 2008/0239(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0847), – gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 71, lid 1 en 80, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0482/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0217/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
310 /PE 425.402
NL
P6_TC1-COD(2008)0239 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1692/2006 tot instelling van het tweede Marco Poloprogramma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren ("Marco Polo II") (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1, en artikel 80, lid 2, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité89, Gezien het advies van het Comité van de Regio’s90, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag91, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Mededeling92 van de Commissie "Europa duurzaam in beweging: duurzame mobiliteit voor ons continent" – "Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Europese Commissie" legt de nadruk op de mogelijkheden van het tweede Marco Poloprogramma als financieringsbron om exploitanten op overbelaste wegen alternatieven te bieden door het gebruik van andere vervoerswijzen. Het tweede Marco Poloprogramma is daarom één basiselement van het huidige vervoersbeleid.
(2)
Als er geen ingrijpende maatregelen worden genomen, zal het totale vrachtvervoer over de weg in Europa in 2013 met 60% zijn gegroeid. Dit komt overeen met een groei van het internationale goederenvervoer over de weg van naar schatting 20,5 miljard tonkilometer per jaar in 2013 in de Europese Unie, met alle negatieve gevolgen van dien, zoals bijkomende kosten voor de wegeninfrastructuur, ongevallen, congestie, plaatselijke en wereldwijde verontreiniging, milieuschade, een onbetrouwbare voorzieningsketen en onbetrouwbare logistieke processen.
(3)
Om deze groei het hoofd te kunnen bieden, moet nog meer dan nu het geval is, gebruik worden gemaakt van de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart en moeten
89 90 91 92
PB PB … Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009. COM(2006)0314 definitief. PE 425.402/ 311
NL
verdere krachtige initiatieven uit de vervoers- en de logistieke sector, met inbegrip van inlandterminals en andere platforms ter facilitering van de intermodaliteit, worden gestimuleerd om nieuwe benaderingen en het gebruik van technische innovaties van onze vervoersmodaliteiten en het beheer ervan te bevorderen. (4)
De Europese Unie heeft tot taak milieuvriendelijker vormen van vervoer te bevorderen, ongeacht of deze een specifiek overhevelings- of ontwijkingseffect in het goederenvervoer over de weg tot gevolg hebben.
(5)
Overeenkomstig artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 1692/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot instelling van het tweede Marco Poloprogramma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren ("Marco Polo II") en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1382/200393 dient de Commissie het Marco Polo II-programma te evalueren en indien nodig voorstellen in te dienen om het programma te wijzigen.
(6)
In een externe evaluatie van de resultaten van het eerste Marco Poloprogramma werd verwacht dat het programma zijn doelstellingen op het gebied van modal shift niet zou halen en werd een aantal aanbevelingen gedaan om de effectiviteit ervan te verbeteren.
(7)
De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd van de door de externe evaluatie voorgestelde maatregelen en andere maatregelen die de efficiency van het programma trachten te verbeteren. Deze beoordeling toonde aan dat er behoefte was aan een aantal wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1692/2006 om de deelname van kleine bedrijven te vergemakkelijken, de drempels van het project om in aanmerking te komen voor steun te verlagen, de steunintensiteit te verhogen en de administratieve en uitvoeringsprocedures van het programma te vereenvoudigen.
(8)
De deelname van kleine bedrijven in het programma moet verhoogd worden door toe te staan dat afzonderlijke bedrijven steun aanvragen en door de drempels om in aanmerking te komen voor steun te verlagen voor voorstellen die ingediend worden door binnenvaartbedrijven.
(9)
De drempels voor voorstellen om in aanmerking te komen voor steun moeten verlaagd worden en uitgedrukt worden in overgehevelde tonkilometers per jaar, behalve voor gemeenschappelijke leeracties. Deze drempels moeten worden berekend over de gehele periode van uitvoering van het project, zonder dat er een jaarlijks uitvoeringspercentage wordt vastgesteld. Er is geen verdere behoefte aan een speciale drempel voor verkeersvermijdingsacties en er wordt een minimale projectlooptijd vastgesteld voor dit soort projecten, alsmede katalysator- en "Snelwegen op zee"projecten.
(10) De steunintensiteit moet verhoogd worden door de invoering van een definitie voor "vracht" om het vervoerselement te betrekken in de berekening van de modal shift en door uitzonderlijke verlengingen van de maximale projectlooptijd voor projecten die vertragingen in de startfase hebben opgelopen toe te staan. De verhoging van de steunintensiteit van 1 euro naar 2 euro volgens de procedure van bijlage I, punt 2, letter d), moet duidelijk tot uiting komen. 93
PB L 328 van 24.11.2006, blz. 1.
312 /PE 425.402
NL
(11) Om de uitvoering van het programma te vereenvoudigen, moet bijlage II van Verordening (EG) nr. 1692/2006 betreffende de financieringsvoorwaarden voor aanvullende infrastructuur worden geschrapt. Voorts moet de comitéprocedure voor de jaarlijkse selectie van de te steunen projecten geschrapt worden ▌. (12) Er moet een gedetailleerder verband gelegd worden tussen het programma en het kader van het trans-Europese vervoersnetwerk voor de snelwegen op zee en de milieuoverwegingen moeten zodanig uitgebreid worden dat ze de volledige externe kosten van de acties omvatten. (13) Verordening (EG) nr. 1692/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. (14) Om te waarborgen dat de maatregelen van deze verordening op de meest doelmatige en snelle wijze kunnen worden toegepast, dient deze verordening zo spoedig mogelijk nadat zij is vastgesteld, in werking te treden. HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 1692/2006 wordt als volgt gewijzigd: 1.
In artikel 2 wordt punt (p) toegevoegd: ""vracht" betekent, ten behoeve van de berekening van "tonkilometer" die van het wegennet wordt overgeheveld, de vervoerde goederen plus de intermodale vervoerseenheid plus het wegvoertuig, met inbegrip van lege intermodale vervoerseenheden en lege wegvoertuigen, indien deze van het wegennet worden overgeheveld."
2.
In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door het volgende: "1.
3.
Acties moeten worden ingediend door ondernemingen of consortia die gevestigd zijn in de lidstaten of in deelnemende landen, zoals vermeld in artikel 3, leden 3 en 4."
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: (a)
In lid 1 wordt punt (b) vervangen door het volgende: "Snelwegen-op-zee-acties; binnen de Europese Unie moeten dergelijke acties beantwoorden aan de kenmerken van het prioritair project "Snelwegen op zee", zoals omschreven in Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnetwerk94."
(b)
In lid 2 wordt de tweede zin geschrapt."
▌ 94
PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1. PE 425.402/ 313
NL
4.
In artikel 7 wordt de tweede zin geschrapt.
5.
Artikel 8 wordt vervangen door het volgende: "Acties worden aan de Commissie voorgesteld overeenkomstig de ingevolge artikel 6 vastgestelde nadere voorschriften. Het voorstel bevat alle elementen waarover de Commissie moet beschikken om een selectie overeenkomstig artikel 9 te maken. Indien nodig verleent de Commissie aanvragers bijstand om de te doorlopen aanvraagprocedure te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door middel van een online helpdesk."
6.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: (-a) In alinea 1 wordt punt (b) vervangen door het volgende: "(b) de in de desbetreffende kolom van bijlage I opgenomen voorwaarden;" (a)
In het eerste lid, punt (d), wordt de zinsnede "de milieuverdiensten uit de voorgestelde acties" als volgt gewijzigd: "de relatieve milieuverdiensten uit de acties en de relatieve verdiensten uit de acties in termen van vermindering van externe kosten".
(b)
Alinea 2, wordt vervangen door het volgende: "De Commissie neemt, na het in artikel 10 bedoelde comité daarvan in kennis te hebben gesteld, het besluit tot verlening van financiële bijstand."
7.
Artikel 14, lid 2, wordt vervangen door het volgende: "De Commissie doet het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een mededeling toekomen over de resultaten van het Marco Poloprogramma in de periode 2003-2010. Zij komt met deze mededeling voordat zij een voorstel voor een derde Marco Poloprogramma uitwerkt en houdt bij de formulering van dit voorstel rekening met de in de mededeling gedane constateringen."
8.
Aan artikel 14 wordt een lid 2 bis toegevoegd:
"2 bis.De in lid 2 bedoelde mededeling heeft met name betrekking op het volgende: −
+
PB: gelieve de nummer en de datum in te voegen.
314 /PE 425.402
NL
de effecten van Verordening (EG) nr. .../2008 van het Europees Parlement en de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1692/2006 tot instelling van het tweede Marco Poloprogramma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren ("Marco Polo II")+,
9.
−
de ervaring die met het programmabeheer is opgedaan door het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (EACI),
−
de noodzaak om bij de vaststelling van de financieringsvoorwaarden naar gebruikt vervoermiddel te differentiëren op basis van veiligheid, milieuprestaties en energie-efficiëntie,
−
de effectiviteit van verkeersvermijdingsacties,
−
de noodzaak om in de toepassingsfase vraaggestuurde bijstand te organiseren onder inachtneming van de behoeften van kleine en microbedrijven in de transportsector,
−
de erkenning van economische recessies als een bijzondere reden om de looptijd van projecten te verlengen,
−
de productspecifieke verlaging van de drempels om voor steun in aanmerking te komen,
−
de mogelijkheid om de referentiewaarden voor de minimale subsidiedrempels voor ingediende projecten naast overgehevelde aantallen tonkilometer ook uit te drukken in termen van energie-efficiëntie en milieuvoordelen,
−
de wenselijkheid tot het betrekken van de vervoerseenheid bij de definitie van het begrip"vracht",
−
de beschikbaarheid van complete jaaroverzichten van gecofinancierde projecten,
−
de mogelijkheid om de samenhang tussen het Marco Poloprogramma, het logistieke actieplan en het TEN-T-programma te waarborgen door middel van passende maatregelen voor de coördinatie van de toewijzing van communautaire middelen, in het bijzonder voor de snelwegen op zee,
−
de mogelijkheid om in een derde land gemaakte kosten voor subsidiëring in aanmerking te laten komen, voor zover de actie is opgezet door bedrijven uit een lidstaat,
−
de noodzaak rekening te houden met de specifieke kenmerken van de binnenvaartsector en van de kleine en middelgrote ondernemingen die daarin actief zijn, bijvoorbeeld door middel van een specifiek programma voor de binnenvaartsector,
−
de mogelijkheid om het programma uit te breiden tot de buurlanden,
−
de mogelijkheid om het programma verder aan te passen voor de eilanden archipellidstaten."
In het tweede lid van artikel 15 wordt de tweede zin geschrapt. PE 425.402/ 315
NL
Artikel 2 1.
Bijlage I van Verordening (EG) nr. 1692/2006 wordt vervangen door de tekst in de bijlage van deze verordening.
2.
Bijlage II van Verordening 1692/2006 wordt geschrapt. Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te ║ Voor het Europees Parlement De voorzitter
316 /PE 425.402
NL
Voor de Raad De voorzitter
BIJLAGE I Financieringsvoorwaarden en -eisen overeenkomstig artikel 5, lid 2 Type actie 1. Financieringsvoorwaarden
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee:
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) a) volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de katalysatoractie binnen ten hoogste 60 maanden bereikt, waarna de katalysatoractie levensvatbaar blijft;
Art. 5, lid 1, onder b) a) volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de actie Snelwegen op zee (Motorways of the sea – MoS) binnen ten hoogste 60 maanden bereikt, waarna de actie levensvatbaar blijft;
Art. 5, lid 1, onder c) a) volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de modal-shiftactie binnen ten hoogste 36 maanden bereikt, waarna de modal-shiftactie levensvatbaar blijft;
Art. 5, lid 1, onder d) a) volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de verkeersvermijdingsact ie binnen ten hoogste 60 maanden bereikt, waarna de verkeersvermijdingsact ie levensvatbaar blijft;
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e) a) de gemeenschappelijke leeractie leidt tot verbetering van commerciële diensten op de markt, met name door het bevorderen en/of vergemakkelijken van vermijding van wegverkeer of van modal shift van het wegvervoer naar de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart, via een betere samenwerking en het delen van knowhow; en duurt ten hoogste 24 maanden;
PE 425.402/ 317
NL
Type actie
318 /PE 425.402
NL
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) b) de katalysatoractie is innovatief op Europees niveau in termen van logistiek, technologie, methodes, materieel, producten, infrastructuur of verleende diensten;
Art. 5, lid 1, onder b) b) de MoS-actie is innovatief op Europees niveau in termen van logistiek, technologie, methodes, materieel, producten, infrastructuur of verleende diensten; eveneens wordt de hoge kwaliteit van de dienstverlening, vereenvoudigde procedures en inspecties, naleving van veiligheids- en beveiligingsnormen, goede toegang tot havens, efficiënte verbindingen met het achterland, en flexibele en efficiënte havendiensten in overweging genomen;
Art. 5, lid 1, onder c) b) de modal-shiftactie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten – met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer alleen en binnen elk van die vervoerswijzen – dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad;
Art. 5, lid 1, onder d) b) de verkeersvermijdingsactie is innovatief op Europees niveau in termen van integratie van de productielogistiek in de vervoerslogistiek;
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e) b) de actie is innovatief op Europees niveau;
Type actie
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) c) naar verwachting zal de katalysatoractie leiden tot een werkelijke en duurzame modal shift van het wegvervoer naar de korte vaart, de binnenvaart of het spoorvervoer;
Art. 5, lid 1, onder b) c) de MoS-actie beoogt een impuls te geven aan zeer grootschalige, hoogfrequente intermodale diensten voor goederenvervoer, zo nodig met inbegrip van gemengd goederenpassagiersvervoer, via de korte vaart, of een combinatie van de korte vaart met andere vervoerswijzen waarbij de trajecten over de weg binnen de vervoersketen tot een minimum worden beperkt; de actie omvat bij voorkeur ook geïntegreerde vrachtvervoersdiensten met het achterland via het spoor en/of de binnenwateren;
Art. 5, lid 1, onder c) c) voor de modal-shiftactie wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappes voor het verwezenlijken van de doelstellingen;
Art. 5, lid 1, onder d) c) de verkeersvermijdingsactie beoogt een grotere efficiëntie in het internationale goederenvervoer binnen de Europese markten te bevorderen zonder de economische groei af te remmen, door de aandacht te concentreren op wijziging van de productie- en/of distributieprocessen, om zodoende te komen tot kortere afstanden, hogere laadfactoren, minder lege ritten, vermindering van afvalstromen, vermindering van het volume en/of het gewicht of enig ander effect dat leidt tot een aanzienlijke vermindering van het goederenvervoer over de weg, zonder een negatief effect te hebben op de productie en het productiepersoneel;
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e) c) de actie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten – met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer en binnen elk van die vervoerswijzen – dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad;
PE 425.402/ 319
NL
Type actie
320 /PE 425.402
NL
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) d) voor de katalysatoractie wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappes voor het verwezenlijken van de doelstellingen en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie;
Art. 5, lid 1, onder b) d) naar verwachting zal de MoS-actie leiden tot een werkelijke, meetbare en duurzame modal shift van het wegvervoer naar de korte vaart, de binnenvaart of het spoor die de voorspelde groei van het goederenvervoer over de weg overtreft;
Art. 5, lid 1, onder c) d) wanneer de actie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.
Art. 5, lid 1, onder d)
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e) d) voor de gemeenschappelijke leeractie wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappes voor het verwezenlijken van de doelstellingen en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie.
Type actie
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) e) de katalysatoractie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten – met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer alleen en binnen elk van die vervoerswijzen – dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad;
Art. 5, lid 1, onder b) e) voor de MoS-actie wordt een realistisch plan met concrete etappes voor het verwezenlijken van de doelstellingen voorgesteld en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie;
Art. 5, lid 1, onder c)
Art. 5, lid 1, onder d) d) voor de verkeersvermijdingsacti e wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappes voor het verwezenlijken van de doelstellingen en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie;
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e)
PE 425.402/ 321
NL
Type actie
322 /PE 425.402
NL
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) f) wanneer de actie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.
Art. 5, lid 1, onder b) f) de MoS-actie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten – met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer en binnen elk van die vervoerswijzen – dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad;
Art. 5, lid 1, onder c)
Art. 5, lid 1, onder d) e) de verkeersvermijdingsact ie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten – met name wat betreft vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer – dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad;
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e)
Type actie
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a)
Art. 5, lid 1, onder b) g) wanneer de MoS-actie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.
Art. 5, lid 1, onder c)
Art. 5, lid 1, onder d) f) Wanneer de verkeersvermijdingsact ie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e)
PE 425.402/ 323
NL
Type actie 2. Intensiteit en reikwijdt e van de financieri ng
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
E. Gemeenschappelijk leren
Art. 5, lid 1, onder a) a) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor katalysatoracties is beperkt tot maximaal 35% van het totaalbedrag van de uitgaven die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de actie en voor de uitgaven die voortvloeien uit de actie. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20% van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor het project.
Art. 5, lid 1, onder b) a) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor MoS-acties is beperkt tot maximaal 35% van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20% van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor het project.
Art. 5, lid 1, onder c) a) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor modalshiftacties is beperkt tot maximaal 35% van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen voor financiële bijstand van de Gemeenschap in aanmerking, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20% van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor het project.
Art. 5, lid 1, onder d) a) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor verkeersvermijdingsacties is beperkt tot maximaal 35% van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20% van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor het project.
Art. 5, lid 1, onder e) a) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor gemeenschappelijke leeracties is beperkt tot maximaal 50% van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie.
324 /PE 425.402
NL
Type actie
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
E. Gemeenschappelijk leren
Art. 5, lid 1, onder a) Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.
Art. 5, lid 1, onder b) Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.
Art. 5, lid 1, onder c) Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.
Art. 5, lid 1, onder d) Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.
Art. 5, lid 1, onder e) Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering.
PE 425.402/ 325
NL
Type actie
326 /PE 425.402
NL
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a)
Art. 5, lid 1, onder b)
Art. 5, lid 1, onder c)
b) De financiële bijstand van de Gemeenschap die door de Commissie wordt bepaald op basis van het aantal tonkilometers dat van het wegvervoer wordt overgeheveld naar de korte vaart, het spoorvervoer of de binnenvaart, wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 euro voor elke overheveling van 500 tonkilometer goederenvervoer over de weg. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van het project of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.
b) De financiële bijstand van de Gemeenschap die door de Commissie wordt bepaald op basis van het aantal tonkilometers dat van het wegvervoer wordt overgeheveld naar de korte vaart, het spoorvervoer of de binnenvaart, wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 euro voor elke overheveling van 500 tonkilometer goederenvervoer over de weg. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van het project of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.
b) De financiële bijstand van de Gemeenschap die door de Commissie wordt bepaald op basis van het aantal tonkilometers dat van het wegvervoer wordt overgeheveld naar de korte vaart, het spoorvervoer of de binnenvaart, wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 euro voor elke overheveling van 500 tonkilometer goederenvervoer over de weg. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van het project of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.
Art. 5, lid 1, onder d) b) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor verkeersvermijdingsacties mag niet worden gebruikt ter ondersteuning van bedrijfs- of productieactiviteiten die geen rechtstreeks verband houden met vervoer of distributie. c) De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 euro voor elke 500 tonkilometer of 25 voertuigkilometer goederenvervoer over de weg die wordt vermeden. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van het project of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e)
Type actie
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) c) Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.
Art. 5, lid 1, onder b) c) Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.
Art. 5, lid 1, onder c) c) Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.
Art. 5, lid 1, onder d) d) Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e)
PE 425.402/ 327
NL
Type actie 3. Vorm en duur van de subsidieovereenk omst
328 /PE 425.402
NL
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor katalysatoracties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 62 maanden en de minimale looptijd 36 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering – bij voorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang – die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden.
Art. 5, lid 1, onder b) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor MoS-acties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 62 maanden en de minimale looptijd 36 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering – bijvoorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang – die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden.
Art. 5, lid 1, onder c) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor modalshiftacties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 38 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering – bijvoorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang – die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden.
De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 62 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 68 maanden, niet worden vernieuwd.
De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 62 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 68 maanden, niet worden vernieuwd.
De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 38 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 44 maanden, niet worden vernieuwd.
Art. 5, lid 1, onder d) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor verkeersvermijdingsacties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 62 maanden en de minimale looptijd 36 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering – bijvoorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang – die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden. De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 62 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 68 maanden, niet worden vernieuwd.
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e) De financiële bijstand van de Gemeenschap voor gemeenschappelijke leeracties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomste n met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 26 maanden, welke verlengd kan worden op verzoek van de begunstigde, binnen de oorspronkelijke begroting voor een aanvullende periode van 26 maanden, indien er positieve resultaten zijn bereikt tijdens de eerste 12 maanden van het project. De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 52 maanden niet worden vernieuwd.
Type actie 4. Contractwaardedr empel
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) De indicatieve minimale subsidiedrempel per katalysatoractie komt overeen met 30 miljoen tonkilometer of het volume-equivalent modal shift of verkeersvermijding daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst;
Art. 5, lid 1, onder b) De indicatieve minimale subsidiedrempel per MoS-actie komt overeen met 200 miljoen tonkilometer of het volumeequivalent modal shift daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst
Art. 5, lid 1, onder c) De indicatieve minimale subsidiedrempel per modalshiftactie komt overeen met 60 miljoen tonkilometer of het volume-equivalent modal shift daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst. Modal-shiftacties die beogen een verschuiving naar de binnenvaart te bewerkstelligen, zijn onderworpen aan een speciale drempel van 13 miljoen tonkilometer of het volumeequivalent modal shift daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst.
Art. 5, lid 1, onder d) De indicatieve minimale subsidiedrempel per verkeersvermijdingsactie komt overeen met 80 miljoen tonkilometer of 4 miljoen voertuigkilometer goederenvervoer over de weg die wordt vermeden per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e) De indicatieve minimale subsidiedrempel per gemeenschappelijke leeractie is 250.000 euro.
PE 425.402/ 329
NL
Type actie 5. Verspreiding
330 /PE 425.402
NL
A. Katalysator
B. Snelwegen op zee
C. Modal shift
D. Verkeersvermijding
Art. 5, lid 1, onder a) De resultaten en methoden van katalysatoracties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.
Art. 5, lid 1, onder b) De resultaten en methoden van MoS-acties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.
Art. 5, lid 1, onder c) Specifieke verspreidingsacties voor modal-shiftacties zijn niet gepland.
Art. 5, lid 1, onder d) De resultaten en methoden van verkeersvermijdingsacties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.
E. Gemeenschappelijk leren Art. 5, lid 1, onder e) De resultaten en methoden van gemeenschappelijke leeracties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.
P6_TA-PROV(2009)0285 Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer (COM(2008)0852 – C6-0509/2008 – 2008/0247(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0852), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0509/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0220/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 425.402/ 331
NL
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) De liberalisering van het goederenverkeer per spoor heeft de intrede van nieuwe exploitanten in het spoorwegnetwerk mogelijk gemaakt, maar de marktmechanismen zijn ontoereikend om dit verkeer te organiseren, te reguleren en te beveiligen. De optimale inzet en de betrouwbaarheid van deze exploitanten kunnen alleen worden gegarandeerd indien de procedures voor samenwerking en toewijzing van rijpaden, met name tussen infrastructuurbeheerders, worden versterkt.
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 7 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(7) Het spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer moet in samenhang met het trans-Europees vervoersnetwerk ("TEN-V") worden opgezet. Daartoe is de gecoördineerde ontwikkeling van de twee netten noodzakelijk, en in het bijzonder de integratie van de internationale goederencorridors in het bestaande TEN-V. Bovendien moeten op communautair niveau uniforme regels worden vastgesteld voor deze goederencorridors. In voorkomend geval zou de totstandbrenging van deze corridors financieel ondersteund kunnen worden in het kader van het TENV-programma.
(7) Het Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer moet in samenhang met het trans-Europees vervoersnetwerk ("TEN-V") en het Europees signaleringssysteem voor spoorwegen ("ERTMS") worden opgezet. Daartoe is de gecoördineerde ontwikkeling van de netten noodzakelijk, en in het bijzonder de integratie van de internationale goederencorridors in het bestaande TEN-V en de ERTMScorridors. Bovendien moeten op communautair niveau harmoniseringsregels worden vastgesteld voor deze goederencorridors. In voorkomend geval moet de totstandbrenging van deze corridors financieel ondersteund worden in het kader van het TEN-V-programma, het onderzoeksprogramma, het Marco Poloprogramma, en andere communautaire
332 /PE 425.402
NL
beleidsvormen en fondsen zoals het Cohesiefonds; Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (7 bis) Bij de creatie van een goederencorridor moet rekening worden gehouden met het bijzondere belang van de geplande uitbreiding van het TEN-Vnetwerk naar de landen van het Europese Nabuurschapsbeleid, om te zorgen voor betere verbindingen met de spoorinfrastructuur van derde landen.
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 8 Door de Commissie voorgestelde tekst (8) In het kader van een goederencorridor moet gezorgd worden voor een goede coördinatie tussen de betrokken lidstaten en infrastructuurbeheerders, moet voldoende prioriteit worden gegeven aan het goederenverkeer, moeten efficiënte en voldoende verbindingen met de andere vervoersmodaliteiten tot stand worden gebracht, en moeten voorwaarden worden geschapen die de ontwikkeling van concurrentie tussen de aanbieders van goederenvervoersdiensten per spoor bevorderen.
Amendement (8) In het kader van een goederencorridor moet gezorgd worden voor een goede coördinatie tussen de betrokken lidstaten en infrastructuurbeheerders, moet het goederenverkeer beter en voldoende worden gefaciliteerd, moeten efficiënte en voldoende verbindingen met de andere vervoersmodaliteiten tot stand worden gebracht om een efficiënt en geïntegreerd netwerk voor het goederenvervoer te ontwikkelen, en moeten voorwaarden worden geschapen die de ontwikkeling van concurrentie tussen de aanbieders van goederenvervoersdiensten per spoor bevorderen.
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 9 Door de Commissie voorgestelde tekst (9) De totstandbrenging van een
Amendement (9) De totstandbrenging van een PE 425.402/ 333
NL
goederencorridor zou op communautair niveau moeten worden onderzocht en goedgekeurd volgens criteria en een procedure die transparant en duidelijk omschreven zijn en die de lidstaten en de infrastructuurbeheerders voldoende besluitvormings- en beheersruimte laten om maatregelen te nemen die zijn afgestemd op hun specifieke behoeften.
goederencorridor moet worden gebaseerd op voorstellen van de lidstaten in overleg met de infrastructuurbeheerders. In tweede instantie moet een en ander op Europees niveau worden goedgekeurd volgens een procedure die transparant en duidelijk omschreven is. De criteria voor de totstandbrenging van de goederencorridors moeten worden vastgesteld op een wijze die is aangepast aan de specifieke behoeften van de lidstaten en de infrastructuurbeheerders en die hen voldoende besluitvormings- en beheersruimte laten.
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 10 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(10) Om de coördinatie tussen de lidstaten en de infrastructuurbeheerders te bevorderen, zou voor elke goederencorridor een bestuursorgaan moeten worden ingesteld dat bestaat uit de verschillende bij die goederencorridor betrokken infrastructuurbeheerders.
(10) Om de coördinatie tussen de lidstaten, de infrastructuurbeheerders en de spoorwegondernemingen te bevorderen, zou voor elke goederencorridor een bestuursorgaan moeten worden ingesteld dat bestaat uit de verschillende bij die goederencorridor betrokken infrastructuurbeheerders.
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 11 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(11) Om aan de behoeften van de markt te voldoen zouden de voorwaarden voor de verwezenlijking van een goederencorridor moeten worden gepresenteerd in een uitvoeringsplan, met daarin de acties om de prestaties van het goederenvervoer per spoor te verbeteren en het tijdschema voor de uitvoering daarvan. Om te zorgen dat de geplande of uitgevoerde acties voor de totstandbrenging van een goederencorridor voorzien in de behoeften of verwachtingen van alle gebruikers van de
(11) Om aan de behoeften van de markt te voldoen zouden de voorwaarden voor de verwezenlijking van een goederencorridor moeten worden gepresenteerd in een uitvoeringsplan, met daarin de acties om de prestaties van het goederenvervoer per spoor te verbeteren en het tijdschema voor de uitvoering daarvan. Om te zorgen dat de geplande of uitgevoerde acties voor de totstandbrenging van een goederencorridor voorzien in de behoeften of verwachtingen van de markt, moeten alle
334 /PE 425.402
NL
goederencorridor, moeten deze gebruikers voorts regelmatig worden geraadpleegd volgens duidelijk vastgestelde procedures.
spoorwegondernemingen die gebruik maken van de goederencorridor voorts regelmatig worden geraadpleegd volgens geëigende procedures die door het bestuursorgaan zijn vastgesteld.
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 12 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(12) Om de samenhang en de continuïteit van de infrastructuurcapaciteit die beschikbaar is langs de goederencorridor te waarborgen, moeten de investeringen in de goederencorridor worden gecoördineerd tussen de lidstaten en de betrokken infrastructuurbeheerders en worden afgestemd op de behoeften van de goederencorridor. Het programma voor de uitvoering van deze investeringen zou moeten worden gepubliceerd met het oog op informatieverstrekking aan de aanvragers die op de corridor kunnen opereren. Er moet ook worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van interoperabele systemen en de capaciteitsverhoging van de treinen.
(12) Om de samenhang en de continuïteit van de infrastructuurcapaciteit die beschikbaar is langs de goederencorridor te waarborgen, moeten de investeringen in de goederencorridor worden gecoördineerd tussen de lidstaten, de betrokken infrastructuurbeheerders en de betrokken spoorwegondernemingen, alsmede, indien van toepassing, tussen de lidstaten en derde landen, en worden afgestemd op de behoeften van de goederencorridor. Het programma voor de uitvoering van deze investeringen zou moeten worden gepubliceerd met het oog op informatieverstrekking aan de spoorwegondernemingen die op de corridor kunnen opereren. Er moet ook worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van interoperabele systemen en de capaciteitsverhoging van de treinen.
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 17 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(17) Gelet op de verschillende tijdschema’s voor de programmering van de dienstregelingen voor de diverse soorten verkeer is het wenselijk dat erop wordt toegezien dat aanvragen van infrastructuurcapaciteit voor het goederenvervoer niet onnodig worden beperkt door aanvragen voor het personenvervoer, gezien met name de
(17) Gelet op de verschillende tijdschema’s voor de programmering van de dienstregelingen voor de diverse soorten verkeer is het wenselijk dat erop wordt toegezien dat aanvragen van infrastructuurcapaciteit voor het goederenvervoer compatibel zijn met de aanvragen voor het personenvervoer, gezien met name de respectieve sociaalPE 425.402/ 335
NL
respectieve sociaal-economische waarde ervan. De infrastructuurvergoeding varieert naar gelang de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het toegewezen rijpad.
economische waarde ervan. De infrastructuurvergoeding varieert naar gelang de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het toegewezen treinpad.
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 18 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(18) Treinen die goederen vervoeren waarvoor een tijdige en stipte verzending van cruciaal belang is, zouden voldoende voorrang moeten krijgen bij een stremming van het spoorverkeer.
(18) Treinen die goederen vervoeren waarvoor een tijdige en stipte verzending van cruciaal belang is, zoals gedefinieerd door het bestuursorgaan, zouden voldoende voorrang moeten krijgen bij een stremming van het spoorverkeer.
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 19 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(19) Met het oog op meer concurrentie tussen aanbieders van goederenvervoersdiensten per spoor op de goederencorridor is het wenselijk dat aan andere aanvragers dan spoorwegondernemingen of hun samenwerkingsverbanden wordt toegestaan infrastructuurcapaciteit aan te vragen.
(19) Met het oog op meer concurrentie tussen aanbieders van goederenvervoersdiensten per spoor op de goederencorridor moeten andere aanvragers dan spoorwegondernemingen of hun samenwerkingsverbanden infrastructuurcapaciteit kunnen aanvragen.
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 22 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(22) Om de voordelen van de acties voor de totstandbrenging van de goederencorridor objectief te kunnen meten en teneinde voor een efficiënt toezicht op deze acties te kunnen zorgen, dienen prestatie-indicatoren voor de dienst
(22) Om de voordelen van de acties voor de totstandbrenging van de goederencorridor objectief te kunnen meten en teneinde voor een efficiënt toezicht op deze acties te kunnen zorgen, dienen prestatie-indicatoren voor de dienst
336 /PE 425.402
NL
langs de goederencorridor te worden vastgesteld en regelmatig te worden bekendgemaakt.
langs de goederencorridor te worden vastgesteld en regelmatig te worden bekendgemaakt. De prestatie-indicatoren moeten in overleg met de belanghebbende verstrekkers en gebruikers van diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor worden vastgesteld.
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 23 Door de Commissie voorgestelde tekst (23) Voor een betere verbreiding van goede praktijken en met het oog op een efficiënt toezicht op het beheer van het Europese spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer dient de samenwerking tussen alle infrastructuurbeheerders van de Gemeenschap met ondersteuning van de Commissie te worden versterkt.
Amendement Schrappen
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 27 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Deze verordening heeft tot doel de efficiency van het goederenvervoer per spoor ten opzichte van andere vervoerswijzen te verbeteren, maar deze doelstelling moet ook worden nagestreefd via politieke maatregelen en de financiële betrokkenheid van de lidstaten. Er moet worden gezorgd voor coördinatie tussen de lidstaten op het hoogste niveau om de meest efficiënte werking van de goederencorridors te waarborgen. De financiële betrokkenheid bij infrastructuur en technische uitrusting zoals ERTMS dient, in aansluiting op de doelstellingen van deze verordening, gericht te zijn op vergroting van de capaciteit van het goederenvervoer en op efficiency. PE 425.402/ 337
NL
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Deze verordening stelt de regels vast voor de totstandbrenging en de organisatie van het Europese spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer, bestaande uit internationale spoorwegcorridors voor een concurrerend goederenvervoer (hierna "goederencorridors" genoemd). In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de selectie en organisatie van de goederencorridors, evenals geharmoniseerde beginselen voor de planning van de investeringen en voor het beheer van de capaciteit en het verkeer.
1. Deze verordening stelt de regels vast voor de totstandbrenging en de organisatie van het Europese spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer in internationale spoorwegcorridors voor een concurrerend goederenvervoer (hierna "goederencorridors" genoemd). In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de selectie en organisatie van de goederencorridors, evenals samenwerkingsbeginselen voor de planning van de investeringen en voor het beheer van de capaciteit en het verkeer.
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter a) Door de Commissie voorgestelde tekst a) autonome plaatselijke en regionale netwerken voor personenvervoersdiensten op spoorweginfrastructuur;
Amendement a) autonome plaatselijke en regionale netwerken voor personenvervoersdiensten op spoorweginfrastructuur, behalve als de diensten worden verstrekt in een deel van een goederencorridor;
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 2 – letter a) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
a) "goederencorridor": het geheel van spoorlijnen die zich op het grondgebied van de lidstaten en, in voorkomend geval, van Europese derde landen bevinden en die een of meer strategische terminals verbinden met een of meer andere strategische terminals, en die bestaan uit een hoofdas, alternatieve routes en sporen die deze verbinden, alsmede de spoorweginfrastructuur en de uitrusting
a) "goederencorridor": het geheel van spoorlijnen die zich op het grondgebied van de lidstaten en, in voorkomend geval, van Europese derde landen bevinden en die twee of meer strategische terminals verbinden, en die bestaan uit een hoofdas, alternatieve routes en sporen die deze verbinden, alsmede de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan in de goederenterminals, de
338 /PE 425.402
NL
daarvan in de goederenterminals, de rangeerstations en de aansluitingen daartussen;
rangeerstations evenals de aansluitingen daartussen, inclusief alle met het spoor verband houdende diensten die zijn opgenomen in bijlage II bij Richtlijn 2001/14/EG;
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 2 – letter c) Door de Commissie voorgestelde tekst (c) "zware onderhoudswerkzaamheden": elke werkzaamheid of reparatie aan de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan die nodig is om treinen over de goederencorridor te laten rijden waarvoor reservering van infrastructuurcapaciteit overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 2001/14/EG is vereist;
Amendement (c) "zware onderhoudswerkzaamheden": elke werkzaamheid of reparatie aan de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan die nodig is om treinen over de goederencorridor te laten rijden, die minimum een jaar op voorhand is gepland en waarvoor reservering van infrastructuurcapaciteit overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 2001/14/EG is vereist;
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 2 – letter e) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(e) "strategische terminal": een terminal van de goederencorridor die opengesteld is voor alle aanvragers en die een belangrijke rol speelt bij het goederenvervoer per spoor over de goederencorridor;
(e) "strategische terminal": een terminal van de goederencorridor die opengesteld is voor alle aanvragers en die al een belangrijke rol speelt, of moet spelen, bij het goederenvervoer per spoor over de goederencorridor;
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 2 - lid 2 - letter f) Door de Commissie voorgestelde tekst f) "één loket": door de infrastructuurbeheerders van de goederencorridor opgerichte gemeenschappelijke instantie die aanvragers in staat stelt op één enkele
Amendement f) "één loket": door elke infrastructuurbeheerder van de goederencorridor opgerichte gemeenschappelijke instantie die aanvragers in staat stelt een treinpad aan te PE 425.402/ 339
NL
plaats en in één enkele handeling een rijpad aan te vragen voor een traject dat minimaal één grens overschrijdt.
vragen voor een traject dat minimaal één grens overschrijdt.
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De goederencorridor beoogt de exploitatie mogelijk te maken van internationale en binnenlandse goederenvervoersdiensten per spoor op het grondgebied van ten minste twee lidstaten. De corridor bezit de volgende kenmerken:
1. De goederencorridor verbindt ten minste twee lidstaten en beoogt de exploitatie mogelijk te maken van internationale en binnenlandse goederenvervoersdiensten per spoor. De corridor bezit de volgende kenmerken:
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 – letter a) Door de Commissie voorgestelde tekst a) hij maakt deel uit van TEN-V;
Amendement a) hij maakt deel uit van, of is ten minste compatibel met, TEN-V of, in voorkomend geval, met de ERTMScorridors. Zo nodig kunnen sommige niet in TEN-V opgenomen segmenten met veel of potentieel veel goederenverkeer deel uitmaken van de corridor;
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 – letter b) Door de Commissie voorgestelde tekst b) hij maakt een aanzienlijk ontwikkeling van het goederenvervoer per spoor mogelijk;
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 – letter c bis) (nieuw) 340 /PE 425.402
NL
Amendement b) hij maakt een aanzienlijke ontwikkeling van het goederenvervoer per spoor mogelijk en houdt rekening met de grote handels- en verkeersstromen van het goederenvervoer;
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement c bis) hij maakt betere verbindingen tussen aangrenzende lidstaten en derde landen mogelijk;
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De totstandbrenging of wijziging van een goederencorridor wordt voorgesteld door de betrokken lidstaten. Zij dienen daartoe bij de Commissie een voorstel in dat samen met de betrokken infrastructuurbeheerders is opgesteld, rekening houdend met de in de bijlage vastgestelde criteria.
Amendement 2. De totstandbrenging of wijziging van een goederencorridor wordt besloten door de betrokken lidstaten. Zij delen van tevoren hun voornemens aan de Commissie mee en voegen een voorstel bij dat samen met de betrokken infrastructuurbeheerders is opgesteld, rekening houdend met de initiatieven en standpunten van de spoorwegondernemingen die de corridor gebruiken of daarvoor belangstelling hebben en met de in de bijlage vastgestelde criteria. Belanghebbende spoorwegondernemingen kunnen aan het proces deelnemen, als er voor hen aanzienlijke investeringen aan verbonden zijn.
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 – letter a) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
a) uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet voor het grondgebied van elke lidstaat die ten minste twee landsgrenzen met andere lidstaten heeft, ten minste één voorstel voor een goederencorridor worden ingediend;
(a) uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet voor het grondgebied van elke lidstaat die ten minste twee directe spoorverbindingen met andere lidstaten heeft, ten minste één voorstel voor een goederencorridor worden ingediend;
Amendement 27
PE 425.402/ 341
NL
Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 – letter b) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(b) uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet het grondgebied van elke lidstaat ten minste beschikken over:
(b) uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet het grondgebied van elke lidstaat ten minste beschikken over één goederencorridor:
i) een goederencorridor; ii) twee goederencorridors indien de jaarlijkse prestaties van het goederenvervoer per spoor in de betrokken lidstaat hoger zijn dan of gelijk zijn aan 30 miljard tonkilometer; iii) drie goederencorridors indien de jaarlijkse prestaties van het goederenvervoer per spoor in de betrokken lidstaat hoger zijn dan of gelijk zijn aan 70 miljard tonkilometer. Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. De Commissie onderzoekt de in lid 2 bedoelde voorstellen voor de totstandbrenging van goederencorridors en stelt, in overeenstemming met de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure, uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een besluit vast inzake een eerste reeks goederencorridors. In het kader van dat onderzoek dienen de in de bijlage genoemde criteria in aanmerking te worden genomen.
4. De Commissie neemt kennis van de in lid 2 bedoelde voorstellen voor de totstandbrenging van goederencorridors en onderzoekt de samenhang ervan met de in de bijlage opgenomen beoordelingscriteria. Zij kan door haar passend geachte bezwaren of voorstellen tot wijziging indienen.
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst 6. De in lid 4 bedoelde lijst van 342 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
goederencorridors wordt geleidelijk gewijzigd en aangevuld op basis van de voorstellen voor de totstandbrenging of wijziging van een goederencorridor, en na een besluit van de Commissie dat is vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure. De voorstellen van de lidstaten worden onderzocht met inachtneming van de in de bijlage opgenomen criteria. Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Voor elke goederencorridor richten de betrokken infrastructuurbeheerders, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2001/14/EG, een bestuursorgaan op dat belast is met de vaststelling, de aansturing van de verwezenlijking en de actualisering van het uitvoeringsplan voor de goederencorridor. Het bestuursorgaan brengt regelmatig verslag uit van zijn activiteiten aan de betrokken lidstaten, en in voorkomend geval aan de in artikel 17 bis van Beschikking 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad[10] bedoelde Europese coördinatoren voor prioritaire TEN-V-projecten die in de goederencorridor zijn geïntegreerd.
2. Voor elke goederencorridor richten de betrokken infrastructuurbeheerders, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2001/14/EG, een bestuursorgaan op dat belast is met de vaststelling, de aansturing van de verwezenlijking en de actualisering van het uitvoeringsplan voor de goederencorridor. De belanghebbende spoorwegondernemingen of samenwerkingsverbanden van spoorwegondernemingen die geregeld van de corridor gebruik maken, hebben in dit orgaan een adviserende rol. Het bestuursorgaan brengt regelmatig verslag uit van zijn activiteiten aan de betrokken lidstaten, en in voorkomend geval aan de Commissie en de in artikel 17 bis van Beschikking 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad[10] bedoelde Europese coördinatoren voor prioritaire TEN-V-projecten die in de goederencorridor zijn geïntegreerd.
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De betrokken lidstaten kunnen een PE 425.402/ 343
NL
raad van bestuur opzetten die bevoegd is om toestemming te verlenen voor het door het bestuursorgaan opgestelde uitvoeringsplan voor de corridor en op de uitvoering hiervan toe te zien. In dat geval worden de afzonderlijke leden van de raad van bestuur door de bevoegde autoriteiten gemandateerd. Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Er wordt een werkgroep opgericht, bestaande uit de beheerders en eigenaars van de in artikel 9 bedoelde strategische terminals van de goederencorridor. Deze werkgroep kan advies uitbrengen over elk voorstel van het bestuursorgaan dat rechtstreekse gevolgen heeft voor de investeringen in en het beheer van de strategische terminals. Het bestuursorgaan kan geen met dat advies strijdige besluiten nemen.
5. Er wordt een werkgroep opgericht, bestaande uit de beheerders en eigenaars van de in artikel 9 bedoelde strategische terminals van de goederencorridor, inclusief zee- en binnenhavens. Deze werkgroep kan advies uitbrengen over elk voorstel van het bestuursorgaan dat rechtstreekse gevolgen heeft voor de investeringen in en het beheer van de strategische terminals. Het bestuursorgaan kan geen met dat advies strijdige besluiten nemen.
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Het door het bestuursorgaan goedgekeurde uitvoeringsplan bevat:
Amendement 1. Het door het bestuursorgaan goedgekeurde en regelmatig aangepaste uitvoeringsplan bevat ten minste:
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – letter a) Door de Commissie voorgestelde tekst a) een beschrijving van de kenmerken van de goederencorridor, alsook het programma voor de uitvoering van de 344 /PE 425.402
NL
Amendement a) een beschrijving van de kenmerken van de goederencorridor, met inbegrip van mogelijke knelpunten, alsook het
maatregelen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de goederencorridor;
programma voor de uitvoering van de maatregelen die noodzakelijk zijn om de verwezenlijking van de goederencorridor te vergemakkelijken;
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – letter c) Door de Commissie voorgestelde tekst (c) de doelstellingen van het bestuursorgaan op het gebied van de prestatie van de goederencorridor, uitgedrukt in kwaliteit van de dienstverlening en capaciteit van de goederencorridor volgens de bepalingen van artikel 16;
Amendement (c) c) de doelstellingen van het bestuursorgaan en zijn programma ter verbetering van de prestatie van de goederencorridor volgens de bepalingen van artikel 16;
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – letter d Door de Commissie voorgestelde tekst d) het in lid 4 van dit artikel bedoelde programma voor de verwezenlijking en verbetering van de prestaties van de goederencorridor.
Amendement Schrappen
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Het uitvoeringsplan wordt regelmatig aangepast, rekening houdend met de ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering van de erin vervatte maatregelen, de markt voor goederenvervoer per spoor op de goederencorridor en de prestaties die worden gemeten overeenkomstig artikel 16, lid 2.
Amendement Schrappen
Amendement 38 PE 425.402/ 345
NL
Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Er wordt een marktstudie uitgevoerd. Deze studie heeft betrekking op de geconstateerde en verwachte ontwikkelingen van het verkeer op de goederencorridor en de elementen van het vervoerssysteem die daaraan zijn gekoppeld. Hierbij worden de verschillende goederen- en personenverkeersstromen onderzocht. In de studie komen de belangrijkste elementen aan bod van de sociaaleconomische analyse als bedoeld in artikel 3, onder c). De studie wordt ten minste één keer per jaar geactualiseerd. De resultaten van deze studie worden gebruikt om het uitvoeringsplan voor de goederencorridor aan te passen.
3. Er wordt een marktstudie uitgevoerd en op gezette tijden geactualiseerd. Deze studie heeft betrekking op de geconstateerde en verwachte ontwikkelingen van het verkeer op de goederencorridor en de elementen van het vervoerssysteem die daaraan zijn gekoppeld, een en ander met het oog op de ontwikkeling of eventuele aanpassing van het uitvoeringsplan voor de goederencorridor. Hierin worden de veranderingen in de verschillende verkeersstromen onderzocht en komen ook de belangrijkste elementen aan bod van de sociaaleconomische analyse als bedoeld in artikel 3, onder c) alsook de mogelijke kosten-batenscenario's en de financiële gevolgen op lange termijn.
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Er wordt een programma opgesteld voor de verwezenlijking van de goederencorridor en de verbetering van de prestaties daarvan. Dit programma omvat met name de gemeenschappelijke doelstellingen, de technische keuzes en het tijdschema van de voor de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan noodzakelijke acties ter uitvoering van alle in de artikelen 7 tot en met 16 bedoelde maatregelen.
4. Er wordt een programma opgesteld voor de verwezenlijking van de goederencorridor en de verbetering van de prestaties daarvan. Dit programma omvat met name de gemeenschappelijke doelstellingen, de technische keuzes en het tijdschema van de voor de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan noodzakelijke acties ter uitvoering van alle in de artikelen 7 tot en met 16 bedoelde maatregelen die de eventuele beperkingen van de capaciteit van de spoorwegen moeten voorkomen of tot een minimum beperken.
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 346 /PE 425.402
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De aanvragers voor het gebruik van de goederencorridor worden vóór de goedkeuring van het uitvoeringsplan en bij de actualisering ervan geraadpleegd door het bestuursorgaan. Wanneer het bestuursorgaan en de aanvragers geen overeenstemming bereiken, kunnen laatstgenoemden zich tot de Commissie wenden, die het in artikel 18, lid 1, bedoelde comité overeenkomstig de procedure van artikel 18, lid 2, hierover raadpleegt.
2. De aanvragers voor het gebruik van de goederencorridor, inclusief aanbieders van diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor, aanbieders van diensten op het gebied van personenvervoer, bevrachters, expediteurs en de organen die hen vertegenwoordigen, worden vóór de goedkeuring van het uitvoeringsplan en bij de actualisering ervan geraadpleegd door het bestuursorgaan. Wanneer het bestuursorgaan en de aanvragers geen overeenstemming bereiken, kunnen laatstgenoemden zich wenden tot de bevoegde toezichthoudende instanties als bedoeld in artikel 17.
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De investeringsplannen bevatten een lijst van geplande projecten voor de uitbreiding, vernieuwing of aanpassing van de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan langs de corridor en van de desbetreffende financiële behoeften.
De investeringsplannen bevatten een lijst van geplande projecten voor de uitbreiding, vernieuwing of aanpassing van de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan langs de corridor, de desbetreffende financiële behoeften en de financieringsbronnen.
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De in lid 1 bedoelde investeringsplannen bevatten een strategie voor de invoering van interoperabele systemen langs de goederencorridor die aan alle essentiële eisen en technische specificaties voldoet die overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van toepassing zijn op de spoorwegnetten. Deze strategie is gebaseerd op een kostenbatenanalyse van de invoering van deze
2. De in lid 1 bedoelde investeringsplannen bevatten een strategie voor de invoering van interoperabele systemen langs de goederencorridor die aan alle essentiële eisen en technische specificaties voldoet die overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van toepassing zijn op de spoorwegnetten. Deze strategie is gebaseerd op een kostenbatenanalyse van de invoering van deze PE 425.402/ 347
NL
systemen. Zij moet coherent zijn met de nationale en Europese plannen voor de invoering van interoperabele systemen, met name het plan voor invoering van het Europees signaleringssysteem voor spoorwegen (ERTMS).
systemen. Zij moet coherent zijn met de nationale en Europese plannen voor de invoering van interoperabele systemen, met name het plan voor invoering van het Europees signaleringssysteem voor spoorwegen (ERTMS), alsmede met grensoverschrijdende verbindingen en interoperabele systemen met derde landen, indien van toepassing.
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. In voorkomend geval wordt in de investeringsplannen melding gemaakt van de geplande Europese bijdrage uit hoofde van het TEN-V-programma, en wordt daarin de strategische samenhang daarmee gemotiveerd.
3. In voorkomend geval wordt in de investeringsplannen melding gemaakt van de geplande Europese bijdrage uit hoofde van het TEN-V-programma of andere beleidsvormen, fondsen en programma's, en wordt daarin de strategische samenhang daarmee gemotiveerd.
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. De in lid 1 bedoelde investeringsplannen bevatten tevens een strategie voor de capaciteitsverhoging van goederentreinen die op de goederencorridor kunnen rijden. De strategie kan gebaseerd zijn op een grotere lengte, een ruimer profiel of een grotere asbelasting voor treinen die op de goederencorridor rijden.
4. De in lid 1 bedoelde investeringsplannen bevatten een strategie voor de capaciteitsverhoging van goederentreinen die op de goederencorridor kunnen rijden, in andere woorden voor de verwijdering van de vastgestelde knelpunten, de verbetering van de bestaande infrastructuur en de bouw van nieuwe infrastructuur. De strategie kan maatregelen omvatten voor een toename van de lengte, de spoorwijdte, het profiel, het snelheidsbeheer, de vervoerde lading of de asbelasting voor treinen die op de goederencorridor rijden.
Amendement 45
348 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een verordening Artikel 8 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Zware onderhoudswerkzaamheden
Coördineren van de werkzaamheden
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 8 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor coördineren ten minste één keer per jaar hun programma's voor zware onderhoudswerkzaamheden aan de infrastructuur en de uitrusting ervan.
De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor coördineren op passende wijze, volgens een passend tijdschema en overeenkomsitg hun respectieve overeenkomsten als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2001/14/EG hun programma's voor alle werkzaamheden aan de infrastructuur en de uitrusting ervan die de beschikbare capaciteit van het netwerk zouden beperken.
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Het bestuursorgaan stelt in overleg met de in artikel 4, lid 5, bedoelde werkgroep een strategie vast voor de ontwikkeling van de strategische terminals om te zorgen dat deze voldoen aan de behoeften van het goederenverkeer per spoor dat op de goederencorridor rijdt.
1. Het bestuursorgaan stelt in overleg met de in artikel 4, lid 5, bedoelde werkgroep een geïntegreerde strategie vast voor de ontwikkeling van de strategische terminals om te zorgen dat deze voldoen aan de behoeften van het goederenverkeer per spoor dat op de goederencorridor rijdt, met name als intermodale knooppunten langs de goederencorridors. Begrepen hierin is samenwerking met de regionale, lokale en nationale autoriteiten; het aanwijzen van grond om terminals voor goederenvervoer per spoor te ontwikkelen en de beschikbaarstelling van middelen om deze ontwikkeling te bevorderen. Het bestuursorgaan zorgt ervoor dat voldoende terminals op strategische locaties worden gecreëerd, op basis van PE 425.402/ 349
NL
het verwachte verkeersvolume. Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Het bestuursorgaan voert één loket in voor de aanvraag van rijpaden voor een goederentrein die ten minste één grens overschrijdt via de goederencorridor.
Amendement 1. Het bestuursorgaan voert één loket in voor het behandelen van de aanvraag van treinpaden voor een goederentrein die ten minste één grens overschrijdt via de goederencorridor of gebruik maakt van verschillende netten.
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. Afzonderlijke infrastructuurbeheerders van een goederencorridor kunnen worden aangesteld om te fungeren als front office van het ene loket voor de gegadigden die treinpaden aanvragen.
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. Elke aanvraag voor een treinpad voor een goederentrein die ten minste één grens overschrijdt of gebruik maakt van verschillende netten langs de goederencorridor moet worden ingediend bij het in lid 1 bedoelde loket.
350 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Prioritair goederenvervoer
Categorieën van treinpaden in de goederencorridors
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. Het bestuursorgaan stelt categorieën goederenvervoer vast die voor de hele goederencorridor gelden. Ten minste één van deze categorieën (hierna "prioritair goederenvervoer" genoemd) omvat goederen waarvan het vervoer zeer tijdgevoelig is en die dus snel en gegarandeerd stipt vervoerd moeten worden.
Amendement 1. Het bestuursorgaan stelt categorieën van voor het goederenvervoer bestemde treinpaden vast die voor de hele goederencorridor gelden en werkt deze periodiek bij. Ten minste één van deze categorieën (hierna "gefaciliteerd goederenvervoer" genoemd) omvat onder deze categorieën van paden, een treinpad met snel en gegarandeerd stipt vervoer.
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De criteria voor de vaststelling van de categorieën goederenverkeerstypen worden, in voorkomend geval, in overeenstemming met de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure vastgesteld.
2. De criteria voor de vaststelling van de categorieën goederenverkeerstypen worden door het bestuursorgaan vastgesteld na raadpleging van de aanvragers als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2001/14/EG die waarschijnlijk van de goederencorridor gebruik zullen maken.
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. In afwijking van artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2001/14/EG reserveren de
Amendement 1. Naast de gevallen als bedoeld in artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2001/14/EG PE 425.402/ 351
NL
infrastructuurbeheerders van de goederencorridor, vóór de jaarlijkse bepaling van de dienstregeling als bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2001/14/EG op basis van het geobserveerde goederenvervoer en de marktstudie als bedoeld in artikel 5, lid 1, de nodige rijpaden voor toekomstig prioritair goederenvervoer.
reserveren de betrokken infrastructuurbeheerders, vóór de jaarlijkse bepaling van de dienstregeling als bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2001/14/EG op basis van het geobserveerde goederenvervoer en de marktstudie als bedoeld in artikel 5, lid 1, de nodige rijpaden op basis van de evaluatie van de marktbehoeften voor reservecapaciteit, en publiceren de dienstregeling van de route die nodig is om te beantwoorden aan de vereisten van toekomstig internationaal gefaciliteerd goederenvervoer.
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De infrastructuurbeheerders houden binnen de definitieve dienstregeling een reservecapaciteit aan om snel en adequaat te kunnen reageren op de in artikel 23 van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde adhocaanvragen voor capaciteit. Deze capaciteit moet voldoende zijn om de aanvragen voor rijpaden te kunnen honoreren, waarbij een voldoende kwaliteitsniveau van het toegewezen rijpad wordt gewaarborgd, wat de trajecttijd op het rijpad en de aan het goederenvervoer aangepaste dienstregeling betreft.
2. De infrastructuurbeheerders houden, na de voorlopige evaluatie van de passende behoefte om een reservecapaciteit voor ad hocaanvragen te vormen, binnen de definitieve dienstregeling een reserve aan, waarbij een voldoende kwaliteitsniveau van het toegewezen treinpad wordt gewaarborgd wat betreft trajecttijd en aan het internationaal gefaciliteerd goederenvervoer aangepaste dienstregelingen, om snel en adequaat te kunnen reageren op de in artikel 23 van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde adhocaanvragen voor capaciteit.
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De kwaliteit en de reistijd van aan goederenvervoersactiviteiten toegewezen rijpaden kunnen verschillen. De infrastructuurvergoeding voor deze rijpaden kan naar gelang het voorgestelde kwaliteitsniveau variëren overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 352 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
2001/14/EG. Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Behalve in geval van overmacht kan een rijpad dat is toegewezen aan een prioritaire goederenvervoersactiviteit niet minder dan 3 maanden voor de geplande dienstregeling worden ingetrokken zonder instemming van de betrokken aanvrager.
5. Behalve in geval van overmacht kan een treinpad dat overeenkomstig het onderhavige artikel is toegewezen aan een gefaciliteerde goederenvervoersactiviteit niet minder dan één maand voor de geplande dienstregeling worden ingetrokken zonder instemming van de betrokken aanvrager. De aanvrager kan de zaak aanhangig maken bij de toezichthoudende instantie. Overeenkomstig de bepaling van artikel 27 van Richtlijn 2001/14/EG, kunnen infrastructuurbeheerders in hun netverklaring vastleggen op welke wijze bij het vaststellen van de bij de toewijzingsprocedure te hanteren prioriteiten rekening zal worden gehouden met vroegere benuttingsgraden van treinpaden voor gefaciliteerd goederenvervoer.
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor en de in artikel 4, lid 5, bedoelde werkgroep stellen procedures op voor een optimale onderlinge afstemming van de exploitatie van de spoorweginfrastructuur en die van de in artikel 9 bedoelde strategische terminals.
6. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor en de in artikel 4, lid 5, bedoelde werkgroep voeren procedures in met het oog op een optimale coördinatie van de toewijzing van capaciteit overeenkomstig het onderhavige artikel, rekening houdend met de toegang tot de in artikel 9 bedoelde strategische terminals.
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 6 bis (nieuw) PE 425.402/ 353
NL
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De infrastructuurbeheerders nemen in hun netverklaringen een vergoeding op voor toegewezen maar uiteindelijk toch niet gebruikte rijpaden. De hoogte van deze vergoeding is adequaat, ontradend en doeltreffend.
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 13 Door de Commissie voorgestelde tekst In afwijking van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2001/14/EG kunnen andere aanvragers dan spoorwegondernemingen en hun internationale samenwerkingsverbanden rijpaden aanvragen voor het vervoer van goederen wanneer die betrekking hebben op een of meer segmenten van de goederencorridor.
Amendement In afwijking van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2001/14/EG kunnen andere aanvragers dan spoorwegondernemingen en hun internationale samenwerkingsverbanden treinpaden aanvragen voor het vervoer van goederen wanneer die betrekking hebben op verscheidene segmenten van de goederencorridor.
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor stellen voor de verschillende soorten verkeer op de goederencorridor de voorrangsregels vast bij stremming van het verkeer als bedoeld in de in artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde netverklaring, en maken deze bekend.
Amendement 71 354 /PE 425.402
NL
Amendement 1. Op voorstel van het bestuursorgaan van de goederencorridor en met inachtneming van de in lid 2 genoemde beginselen en plannen, stellen de infrastructuurbeheerders van de goederencorridor voor de verschillende soorten treinpaden, met name voor de voor vertraagde treinen toegewezen treinpaden, op elk deel van de goederencorridor de voorrangsregels vast bij stremming van het verkeer als bedoeld in de in artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde netverklaring, en maken zij deze bekend.
Voorstel voor een verordening Artikel 14 − lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De in lid 1 bedoelde voorrangsregels moeten ten minste bepalen dat het rijpad dat is toegewezen aan een prioritaire goederentrein die de oorspronkelijke bepalingen voor zijn rijpad in acht neemt, noch opnieuw kan worden toegewezen aan een andere trein, noch kan worden gewijzigd, tenzij de eerste houder van het rijpad instemt met de nieuwe toewijzing ervan aan een andere trein of met de wijziging.
Amendement 2. De in lid 1 bedoelde voorrangsregels moeten ten minste bepalen dat het rijpad dat is toegewezen aan een gefaciliteerde goederentrein die de oorspronkelijke bepalingen voor zijn rijpad in acht neemt, met uitzondering van de spitsuren wanneer dit lid niet van toepassing is, zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd, of er althans op gericht zijn de totale vertraging tot een minimum te beperken met vooral aandacht voor de vertraging van treinen met gefaciliteerd goederenvervoer. Het bestuursorgaan zorgt samen met de aanvragers voor de opstelling en bekendmaking van: a) principes voor de regeling van de treinen om ervoor te zorgen dat treinen met gefaciliteerd goederenvervoer de best mogelijke behandeling krijgen wat de toewijzing van de beperkte capaciteit betreft, b) noodplannen in geval van stremming van het verkeer op de corridor die op de genoemde principes zijn gebaseerd. Via de beheerder van de infrastructuur bepaalt iedere lidstaat in de netverklaring wat de spitsuren zijn. Spitsuren komen uitsluitend voor op werkdagen en beslaan een periode van ten hoogste drie uur in de ochtend en drie uur in de middag. Bij de omschrijving van spitsuren wordt rekening gehouden met passagiersvervoer op regionale en lange-afstandslijnen.
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor waarborgen de samenhang tussen de vigerende prestatieregelingen op de goederencorridor, als bedoeld in artikel 11 van Richtlijn
1. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor waarborgen de samenhang tussen de vigerende prestatieregelingen op de goederencorridor, als bedoeld in artikel 11 van Richtlijn PE 425.402/ 355
NL
2001/14/EG.
2001/14/EG. Op deze samenhang wordt toezicht gehouden door door de toezichthoudende instanties, die met betrekking tot dit toezicht samenwerken overeenkomstig artikel 17, lid 1.
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 2 – alinea 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Om de kwaliteit van de dienstverlening en de capaciteit van de internationale en binnenlandse diensten voor goederenvervoer op de goederencorridor te meten, stelt het bestuursorgaan prestatieindicatoren voor de goederencorridor vast, die het ten minste één keer per jaar bekend maakt.
2. Om de kwaliteit van de dienstverlening en de capaciteit van de internationale en binnenlandse diensten voor goederenvervoer op de goederencorridor te meten, pleegt het bestuursorgaan met de aanvragers die de corridors waarschijnlijk zullen gebruiken en met de gebruikers voor de diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor over de prestatie-indicatoren voor de goederencorridor overleg. Na dit overleg stelt het bestuursorgaan de indicatoren vast en maakt het deze ten minste één keer per jaar bekend.
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 2 – alinea 2 Door de Commissie voorgestelde tekst De uitvoeringsbepalingen inzake deze indicatoren worden in voorkomend geval vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure.
Amendement Schrappen
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De in artikel 30 van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde voor de 356 /PE 425.402
NL
Amendement 1. De in artikel 30 van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde voor de
goederencorridor bevoegde toezichthoudende instanties werken samen voor het toezicht op de internationale activiteiten van de infrastructuurbeheerders en op de aanvragers van rijpaden op de goederencorridor. Zij plegen overleg en wisselen informatie uit. In voorkomend geval vragen zij de nodige informatie aan de infrastructuurbeheerders van de lidstaat waarvoor zij bevoegd zijn.
goederencorridor bevoegde toezichthoudende instanties werken samen voor het toezicht op de internationale activiteiten van de infrastructuurbeheerders en op de aanvragers van rijpaden op de goederencorridor. Zij plegen overleg en wisselen informatie uit. In voorkomend geval vragen zij de nodige informatie aan de infrastructuurbeheerders van de lidstaat waarvoor zij bevoegd zijn. Infrastructuurbeheerders en andere derden die bij de internationale capaciteitstoewijzing zijn betrokken, zijn verplicht de bevoegde toezichthoudende instanties onverwijld alle nodige informatie over de internationale treinpaden en capaciteit waarvoor zij verantwoordelijk zijn, te verstrekken.
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Bij een klacht van een aanvrager over internationale goederenvervoersdiensten per spoor of in het kader van een ambtshalve ingesteld onderzoek raadpleegt de betrokken toezichthoudende instantie de toezichthoudende instantie van elke andere lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken goederencorridor loopt en vraagt zij deze om de nodige informatie alvorens een beslissing te nemen. De andere toezichthoudende instanties verstrekken alle informatie die zij zelf krachtens hun nationale wetgeving mogen vragen. In voorkomend geval doet de toezichthoudende instantie waarbij de klacht is ingediend of die het ambtshalve ingestelde onderzoek heeft geïnitieerd, het dossier toekomen aan de bevoegde toezichthoudende instantie om op te treden tegen de betrokken partijen.
2. Bij een klacht van een aanvrager over internationale goederenvervoersdiensten per spoor of in het kader van een ambtshalve ingesteld onderzoek raadpleegt de betrokken toezichthoudende instantie de toezichthoudende instantie van elke andere lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken goederencorridor loopt en vraagt zij deze om de nodige informatie alvorens een beslissing te nemen. De andere toezichthoudende instanties verstrekken alle informatie die zij zelf krachtens hun nationale wetgeving mogen vragen. In voorkomend geval doet de toezichthoudende instantie waarbij de klacht is ingediend of die het ambtshalve ingestelde onderzoek heeft geïnitieerd, het dossier toekomen aan de bevoegde toezichthoudende instantie om op te treden tegen de betrokken partijen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 5 en 6 van Richtlijn 2001/14/EG. PE 425.402/ 357
NL
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 19 Door de Commissie voorgestelde tekst De infrastructuurbeheerders werken samen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening. Zij wisselen informatie uit over goede praktijken met het oog op het coördineren ervan in de gehele Gemeenschap. De Commissie helpt hen hierbij. Zij stelt daartoe een werkgroep van infrastructuurbeheerders in, die zij voorzit.
Amendement Schrappen
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 23 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Indien de Commissie in geval van herziening van de TEN-V-richtsnoeren, overeenkomstig de voorwaarden in artikel 18, lid 3, van Beschikking 1692/96/EG, concludeert dat het dienstig is deze verordening aan te passen aan die richtsnoeren, dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een dienovereenkomstige wijziging van deze verordening.
Indien de Commissie in geval van herziening van de TEN-V-richtsnoeren, overeenkomstig de voorwaarden in artikel 18, lid 3, van Beschikking 1692/96/EG, concludeert dat het dienstig is deze verordening aan te passen aan die richtsnoeren, dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een dienovereenkomstige wijziging van deze verordening. Evenzo kunnen sommige besluiten in het kader van deze verordening nopen tot herziening van de TEN-V-richtsnoeren.
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Bijlage – letter (b) Door de Commissie voorgestelde tekst (b) De goederencorridor maakt deel uit van de TEN-V.
358 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
P6_TA-PROV(2009)0286 Rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (COM(2008)0414 – C6-0257/2008 – 2008/0142(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0414), – gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0257/2008), – gelet op het advies van de Commissie juridische zaken over de voorgestelde rechtsgrondslag, – gelet op de artikelen 51 en 35 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, Commissie economische en monetaire zaken, Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie juridische zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0233/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 425.402/ 359
NL
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 Voorstel voor een richtlijn
Amendement
(2) Omdat aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 95 van het Verdrag als rechtsgrondslag wordt voldaan, moet de Gemeenschapswetgever die rechtsgrondslag zelfs gebruiken wanneer de bescherming van de volksgezondheid een doorslaggevende factor is voor de gemaakte keuzen; artikel 95, lid 3, van het Verdrag verlangt in dit verband expliciet dat bij harmonisering wordt uitgegaan van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd.
(2) Omdat aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 95 van het Verdrag als rechtsgrondslag wordt voldaan, moet de Gemeenschapswetgever die rechtsgrondslag zelfs gebruiken wanneer de bescherming van de volksgezondheid een doorslaggevende factor is voor de gemaakte keuzen; artikel 95, lid 3, van het Verdrag verlangt in dit verband expliciet dat wordt uitgegaan van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) Op 9 juni 2005 heeft het Europees Parlement met 554 stemmen tegen 12 een resolutie over de mobiliteit van patiënten en ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese Unie1 aangenomen, waarin het verzoekt om rechtszekerheid en duidelijkheid over rechten en procedures voor patiënten, gezondheidswerkers en lidstaten. _______________ 1
Amendement 4
360 /PE 425.402
NL
PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 543.
Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 bis) Deze richtlijn eerbiedigt de vrijheid van elke lidstaat om te beslissen welke soort gezondheidszorg hij passend acht en laat deze vrijheid onverlet. Geen van de bepalingen van deze richtlijn mag op dergelijke wijze worden uitgelegd dat de fundamentele ethische keuzes van de lidstaten worden ondermijnd.
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(6) Over bepaalde vraagstukken in verband met grensoverschrijdende gezondheidszorg, zoals de vergoeding van de kosten van gezondheidszorg die wordt verstrekt in een andere lidstaat dan die waar de ontvanger van de zorg woonachtig is, heeft het Hof van Justitie zich al uitgesproken. Omdat de gezondheidszorg van het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt is uitgesloten, is het belangrijk deze vraagstukken in een specifiek communautair rechtsinstrument te behandelen met het oog op een algemenere en doeltreffendere toepassing van de door het Hof van Justitie in afzonderlijke zaken ontwikkelde beginselen.
(6) Over bepaalde vraagstukken in verband met grensoverschrijdende gezondheidszorg, zoals de vergoeding van de kosten van gezondheidszorg die wordt verstrekt in een andere lidstaat dan die waar de ontvanger van de zorg woonachtig is, heeft het Hof van Justitie zich al uitgesproken. Het is belangrijk deze vraagstukken in een specifiek communautair rechtsinstrument te behandelen met het oog op een algemenere en doeltreffendere toepassing van de door het Hof van Justitie in afzonderlijke zaken ontwikkelde beginselen.
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 8 Door de Commissie voorgestelde tekst (8) Deze richtlijn is bedoeld om een algemeen kader voor de verlening van
Amendement (8) Deze richtlijn is bedoeld om een algemeen kader voor de verlening van PE 425.402/ 361
NL
veilige, hoogwaardige en efficiënte grensoverschrijdende gezondheidszorg in de Gemeenschap tot stand te brengen en patiëntenmobiliteit en de vrijheid om gezondheidszorg te verlenen, alsmede een hoog niveau van bescherming van de gezondheid, te waarborgen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de vaststelling van de socialezekerheidsvoorzieningen in verband met gezondheid en voor de organisatie en verstrekking van gezondheidszorg en geneeskundige verzorging, alsmede socialezekerheidsvoorzieningen, in het bijzonder in verband met ziekte.
veilige, hoogwaardige en efficiënte grensoverschrijdende gezondheidszorg in de Gemeenschap tot stand te brengen met betrekking tot patiëntenmobiliteit alsmede een hoog niveau van bescherming van de gezondheid, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de vaststelling van de socialezekerheidsvoorzieningen in verband met gezondheid en voor de organisatie en verstrekking van gezondheidszorg en geneeskundige verzorging, alsmede socialezekerheidsvoorzieningen, in het bijzonder in verband met ziekte.
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 9 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(9) Deze richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg is van toepassing op alle soorten gezondheidszorg. Zoals het Hof van Justitie heeft bevestigd, wordt de gezondheidszorg noch door de bijzondere aard ervan, noch door de wijze waarop zij wordt georganiseerd of gefinancierd, aan het grondbeginsel van vrij verkeer onttrokken. De richtlijn is niet van toepassing op bijstand en ondersteuning van gezinnen of individuen met een bepaalde langdurige zorgbehoefte. Zij is bijvoorbeeld niet van toepassing op verzorgingshuizen of huisvesting of op ondersteuning van ouderen of kinderen door sociaal werkers, vrijwilligers of andere professionele dienstverleners dan gezondheidswerkers.
(9) Deze richtlijn betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg is van toepassing op alle soorten gezondheidszorg. Zoals het Hof van Justitie heeft bevestigd, wordt de gezondheidszorg noch door de bijzondere aard ervan, noch door de wijze waarop zij wordt georganiseerd of gefinancierd, aan het grondbeginsel van vrij verkeer onttrokken. Deze richtlijn is niet van toepassing op bijstand en ondersteuning van gezinnen en individuen met een bepaalde langdurige zorg-, ondersteunings- , verzorgings- of hulpbehoefte, voor zover het gaat om specifieke behandeling of hulp in het kader van een sociaalzekerheidsstelsel. Dit zijn vooral diensten op het gebied van langdurige zorg die noodzakelijk worden geacht om de hulpbehoevende een zo volwaardig en onafhankelijk mogelijk leven te bieden. Deze richtlijn is bijvoorbeeld niet van toepassing op verzorgingshuizen of huisvesting of op ondersteuning van ouderen of kinderen door sociaal werkers, vrijwilligers of andere professionele dienstverleners dan
362 /PE 425.402
NL
gezondheidswerkers. Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 9 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (9 bis) Deze richtlijn is niet van toepassing op orgaantransplantaties. Wegens hun specifieke karakter zullen deze worden geregeld bij een afzonderlijke richtlijn.
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 Door de Commissie voorgestelde tekst (10) Voor de toepassing van deze richtlijn worden onder "grensoverschrijdende gezondheidszorg" de volgende wijzen van verlening van gezondheidszorg verstaan:
Amendement (10) Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "grensoverschrijdende gezondheidszorg" alleen het gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat dan degene waar de patiënt verzekerd is, verstaan. Deze situatie wordt bedoeld met "mobiliteit van patiënten".
– gebruik van gezondheidszorg in het buitenland (de patiënt gaat naar een zorgaanbieder in een andere lidstaat om behandeld te worden); deze situatie wordt bedoeld met "mobiliteit van patiënten"; – grensoverschrijdende verstrekking van gezondheidszorg (vanuit het grondgebied van een lidstaat worden diensten op het grondgebied van een andere lidstaat verricht), zoals telegeneeskunde, diagnose en receptverstrekking op afstand, laboratoriumdiensten; – permanente aanwezigheid van een zorgaanbieder (een zorgaanbieder heeft zich in een andere lidstaat gevestigd); en – tijdelijke aanwezigheid van personen (mobiliteit van gezondheidswerkers, die bijvoorbeeld tijdelijk naar de lidstaat van de patiënt gaan om diensten te verlenen). PE 425.402/ 363
NL
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(11) Zoals de lidstaten in de conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie erkend hebben, is er een reeks operationele beginselen die door de gezondheidsstelsels in de hele Gemeenschap worden gedeeld. Tot deze operationele beginselen behoren kwaliteit, veiligheid, zorg die gebaseerd is op feiten en ethiek, betrokkenheid van de patiënt, verhaal, het grondrecht op privacy ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, en vertrouwelijkheid. Patiënten, gezondheidswerkers en autoriteiten die voor de zorgstelsels verantwoordelijk zijn, moeten erop kunnen vertrouwen dat in de hele Gemeenschap deze gedeelde beginselen worden nageleefd en wordt gezorgd voor de daarvoor benodigde structuren. Daarom is het passend dat de autoriteiten van de lidstaat waar de gezondheidszorg wordt verleend, verantwoordelijk worden voor het waarborgen van de naleving van deze operationele beginselen. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat patiënten vertrouwen krijgen in grensoverschrijdende gezondheidszorg, hetgeen onontbeerlijk is om op de interne markt patiëntenmobiliteit en vrij verkeer van gezondheidzorgverlening, alsmede een hoog niveau van gezondheidsbescherming tot stand te brengen.
(11) Zoals de lidstaten in de conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie erkend hebben, is er een reeks operationele beginselen die door de gezondheidsstelsels in de hele Gemeenschap worden gedeeld. Tot deze operationele beginselen behoren kwaliteit, veiligheid, zorg die gebaseerd is op feiten en ethiek, betrokkenheid van de patiënt, verhaal, het grondrecht op privacy ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, en vertrouwelijkheid. Patiënten, gezondheidswerkers en autoriteiten die voor de zorgstelsels verantwoordelijk zijn, moeten erop kunnen vertrouwen dat in de hele Gemeenschap deze gedeelde beginselen worden nageleefd en wordt gezorgd voor de daarvoor benodigde structuren. Daarom is het passend dat de autoriteiten van de lidstaat waar de gezondheidszorg wordt verleend, verantwoordelijk worden voor het waarborgen van de naleving van deze operationele beginselen. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat patiënten vertrouwen krijgen in grensoverschrijdende gezondheidszorg, hetgeen onontbeerlijk is om patiëntenmobiliteit en een hoog niveau van gezondheidsbescherming tot stand te brengen. Ondanks deze gemeenschappelijke waarden wordt aanvaard dat lidstaten om ethische redenen verschillende beslissingen nemen over de beschikbaarheid van bepaalde behandelingen en de concrete voorwaarden voor toegang daartoe. Deze richtlijn laat ethische diversiteit onverlet.
364 /PE 425.402
NL
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 12 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(12) Omdat van tevoren niet bekend is of een bepaalde zorgaanbieder gezondheidszorg aan een patiënt uit een andere lidstaat of aan een patiënt uit zijn eigen lidstaat zal verlenen, moeten de voorschriften waarmee gewaarborgd wordt dat gezondheidszorg volgens gemeenschappelijke beginselen en duidelijke kwaliteits- en veiligheidsnormen wordt verleend, op alle soorten gezondheidszorg van toepassing zijn teneinde de vrijheid om grensoverschrijdende gezondheidszorg te verlenen en te ontvangen te verzekeren, hetgeen de doelstelling van deze richtlijn is. De autoriteiten van de lidstaten moeten de gemeenschappelijke overkoepelende waarden universaliteit, toegang tot hoogwaardige zorg, rechtvaardigheid en solidariteit in acht nemen, die reeds door de instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten algemeen zijn omarmd als reeks waarden die door de gezondheidsstelsels in heel Europa worden gedeeld. De lidstaten moeten tevens waarborgen dat deze waarden jegens patiënten en burgers uit andere lidstaten in acht worden genomen en dat alle patiënten een rechtvaardige behandeling krijgen op basis hun zorgbehoefte, en niet op basis van de lidstaat waar zij bij het socialezekerheidsstelsel zijn aangesloten. Daarbij moeten de lidstaten de beginselen van het vrije verkeer op de interne markt, non-discriminatie op grond van onder meer nationaliteit (of, voor rechtspersonen, op grond van lidstaat van vestiging), en de noodzakelijkheid en evenredigheid van eventuele beperkingen op het vrije verkeer naleven. Deze richtlijn verplicht zorgaanbieders echter geenszins patiënten uit andere lidstaten voor geplande behandelingen te aanvaarden of voorrang te geven ten koste van andere patiënten met
(12) Omdat van tevoren niet bekend is of een bepaalde zorgaanbieder gezondheidszorg aan een patiënt uit een andere lidstaat of aan een patiënt uit zijn eigen lidstaat zal verlenen, moeten de voorschriften waarmee gewaarborgd wordt dat gezondheidszorg volgens gemeenschappelijke beginselen en duidelijke kwaliteits- en veiligheidsnormen wordt verleend, op alle soorten gezondheidszorg van toepassing zijn teneinde de vrijheid om grensoverschrijdende gezondheidszorg te verlenen en te ontvangen te verzekeren, hetgeen de doelstelling van deze richtlijn is. De autoriteiten van de lidstaten moeten de gemeenschappelijke overkoepelende waarden universaliteit, toegang tot hoogwaardige zorg, rechtvaardigheid en solidariteit in acht nemen, die reeds door de instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten algemeen zijn omarmd als reeks waarden die door de gezondheidsstelsels in heel Europa worden gedeeld. De lidstaten moeten tevens waarborgen dat deze waarden jegens patiënten en burgers uit andere lidstaten in acht worden genomen en dat alle patiënten een rechtvaardige behandeling krijgen op basis hun zorgbehoefte, en niet op basis van de lidstaat waar zij bij het socialezekerheidsstelsel zijn aangesloten. Daarbij moeten de lidstaten de beginselen van het vrije verkeer van personen op de interne markt, non-discriminatie op grond van onder meer nationaliteit, en de noodzakelijkheid en evenredigheid van eventuele beperkingen op het vrije verkeer naleven. Deze richtlijn verplicht zorgaanbieders echter geenszins patiënten uit andere lidstaten voor geplande behandelingen te aanvaarden of voorrang te geven ten koste van andere patiënten met soortgelijke zorgbehoeften, die hierdoor PE 425.402/ 365
NL
soortgelijke zorgbehoeften, die hierdoor bijvoorbeeld langer op een behandeling zouden moeten wachten.
bijvoorbeeld langer op een behandeling zouden moeten wachten. Om patiënten in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken wanneer zij in een andere lidstaat gezondheidszorg wensen te ontvangen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat patiënten de nodige informatie krijgen over de gezondheids- en kwaliteitsnormen die gelden in de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, alsook over de kenmerken van de gezondheidszorg die door een bepaalde zorgaanbieder wordt verstrekt. Deze informatie moet ook beschikbaar worden gesteld in vormen die toegankelijk zijn voor mensen met een handicap.
Amendement 136 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(13) Bovendien moeten patiënten uit andere lidstaten op dezelfde manier worden behandeld als onderdanen van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt en mogen zij overeenkomstig de algemene beginselen van rechtvaardigheid en non-discriminatie, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Handvest, op generlei wijze worden gediscrimineerd op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. De lidstaten mogen bij behandelingen alleen onderscheid maken naar verschillende groepen patiënten wanneer zij kunnen aantonen dat dit om legitieme medische redenen gerechtvaardigd is, zoals bij specifieke maatregelen voor vrouwen of bepaalde leeftijdsgroepen (bv. gratis vaccinatie van kinderen of ouderen). Voorts moet deze richtlijn, omdat zij de grondrechten eerbiedigt en uitgaat van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
(13) Bovendien moeten patiënten uit andere lidstaten op dezelfde manier worden behandeld als onderdanen van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt en mogen zij overeenkomstig de algemene beginselen van rechtvaardigheid en non-discriminatie, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Handvest, op generlei wijze worden gediscrimineerd op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. De lidstaten mogen bij behandelingen alleen onderscheid maken naar verschillende groepen patiënten wanneer zij kunnen aantonen dat dit om legitieme medische redenen gerechtvaardigd is, zoals bij specifieke maatregelen voor vrouwen of bepaalde leeftijdsgroepen (bv. gratis vaccinatie van kinderen of ouderen). Voorts moet deze richtlijn, omdat zij de grondrechten eerbiedigt en uitgaat van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
366 /PE 425.402
NL
zijn vastgelegd, ten uitvoer worden gelegd en worden toegepast met inachtneming van het recht op gelijkheid voor de wet en het beginsel van non-discriminatie, overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen die zijn neergelegd in de artikelen 20 en 21 van het Handvest. Deze richtlijn is van toepassing onverminderd Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming en andere richtlijnen ter uitvoering van artikel 13 van het Verdrag. Daarom is in de richtlijn bepaald dat patiënten op dezelfde manier moeten worden behandeld als onderdanen van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, en onder meer recht hebben op bescherming tegen discriminatie overeenkomstig het Gemeenschapsrecht en kunnen gebruikmaken van de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt.
zijn vastgelegd, ten uitvoer worden gelegd en worden toegepast met inachtneming van het recht op gelijkheid voor de wet en het beginsel van non-discriminatie, overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen die zijn neergelegd in de artikelen 20 en 21 van het Handvest. Deze richtlijn is van toepassing onverminderd Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten1, Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep2, en het voorstel voor een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008)0426) ter uitvoering van artikel 13 van het Verdrag. Daarom is in de richtlijn bepaald dat patiënten op dezelfde manier moeten worden behandeld als onderdanen van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, en onder meer recht hebben op bescherming tegen discriminatie overeenkomstig het Gemeenschapsrecht en kunnen gebruikmaken van de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt. ______________________ 1 PB L 373 van 21.1220.04, blz. 37. 2 PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (13 bis) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat patiënten er bij de toepassing van deze richtlijn niet tegen hun wil toe worden PE 425.402/ 367
NL
aangezet om te worden behandeld buiten hun lidstaat van aansluiting. Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (13 ter) Er moeten maatregelen worden genomen om vrouwen een gelijkwaardige toegang tot de gezondheidszorg, en tot specifieke zorg voor vrouwen te garanderen, met name gynaecologische en verloskundige zorg.
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 14 bis) Er moet stelselmatig en permanent worden gewerkt aan verbetering van de kwaliteits- en veiligheidsnormen overeenkomstig de conclusies van de Raad van 1-2 juni 2006 betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie, met inachtneming van de vooruitgang van de internationale medische wetenschap en de algemeen erkende goede medische praktijken, alsmede nieuwe medische technologie;
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(15) Onderzoek wijst erop dat gezondheidszorg in 10% van de gevallen schade oplevert. De invoering van duidelijke gemeenschappelijke verplichtingen voor de omgang met schade als gevolg van gezondheidszorg is dan ook
(15) Onderzoek wijst erop dat gezondheidszorg in 10% van de gevallen schade oplevert. Ervoor zorgen dat de lidstaten waar de behandeling plaatsvindt, beschikken over een systeem (met inbegrip van de verlening van nazorg)
368 /PE 425.402
NL
essentieel om te voorkomen dat een gebrek aan vertrouwen in deze mechanismen een belemmering voor de verbreiding van grensoverschrijdende gezondheidszorg vormt. De dekking van schade en de vergoeding door de stelsels van het land waar de behandeling plaatsvindt, mag de lidstaten niet beletten de dekking van hun binnenlandse stelsels uit te breiden tot patiënten uit hun land die zich in het buitenland willen laten behandelen wanneer dit in het belang van de patiënt is, in het bijzonder voor patiënten voor wie het gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat noodzakelijk is.
voor de omgang met veronderstelde schade als gevolg van gezondheidszorg, zoals gedefinieerd door de lidstaat van aansluiting, is dan ook essentieel om te voorkomen dat een gebrek aan vertrouwen in deze mechanismen een belemmering voor de verbreiding van grensoverschrijdende gezondheidszorg vormt. De dekking van schade en de vergoeding door de stelsels van het land waar de behandeling plaatsvindt, mag de lidstaten niet beletten de dekking van hun binnenlandse stelsels uit te breiden tot patiënten uit hun land die zich in het buitenland willen laten behandelen wanneer dit in het belang van de patiënt is, in het bijzonder voor patiënten voor wie het gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat noodzakelijk is.
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(17) Het recht op bescherming van persoonsgegevens is een grondrecht dat is vastgelegd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Om de continuïteit van grensoverschrijdende gezondheidszorg te kunnen waarborgen, moeten persoonsgegevens over de gezondheid van patiënten worden doorgegeven. Deze persoonsgegevens moeten vrij van de ene naar de andere lidstaat kunnen worden doorgegeven, maar tegelijkertijd moeten de grondrechten van personen worden gewaarborgd. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geeft personen recht op toegang tot de persoonsgegevens die hun gezondheid betreffen, bijvoorbeeld tot medische patiëntendossiers waarin onder meer informatie over diagnosen,
(17) Het recht op bescherming van persoonsgegevens is een grondrecht dat is vastgelegd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Om de continuïteit van grensoverschrijdende gezondheidszorg te kunnen waarborgen, moeten persoonsgegevens over de gezondheid van patiënten worden doorgegeven. Deze persoonsgegevens moeten vrij van de ene naar de andere lidstaat kunnen worden doorgegeven, maar tegelijkertijd moeten de grondrechten van personen worden gewaarborgd. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geeft personen recht op toegang tot de persoonsgegevens die hun gezondheid betreffen, bijvoorbeeld tot medische patiëntendossiers waarin onder meer informatie over diagnosen, PE 425.402/ 369
NL
onderzoeksresultaten, beoordelingen door behandeld artsen en verrichte behandelingen en ingrepen wordt opgenomen. Deze bepalingen zijn ook van toepassing in het kader van de grensoverschrijdende gezondheidszorg waarop deze richtlijn betrekking heeft.
onderzoeksresultaten, beoordelingen door behandeld artsen en verrichte behandelingen en ingrepen wordt opgenomen. Deze bepalingen zijn ook van toepassing in het kader van de grensoverschrijdende gezondheidszorg waarop deze richtlijn betrekking heeft. De patiënt moet de vrijgave van zijn persoonsgegevens om het even wanneer kunnen herroepen en moet bevestiging krijgen dat zijn gegevens gewist zijn.
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Overweging 18 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(18) Het recht op vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg door het wettelijk socialezekerheidsstelsel waarbij patiënten verzekerd zijn, is door het Hof van Justitie in diverse arresten erkend. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de Verdragsbepalingen betreffende de vrijheid van dienstverrichting de vrijheid impliceren van ontvangers van gezondheidszorg, waaronder zij die geneeskundige behandeling behoeven, om zich met het oog daarop naar een andere lidstaat te begeven. Hetzelfde geldt voor ontvangers van gezondheidszorg die op een andere wijze, bijvoorbeeld via diensten op het gebied van egezondheidszorg, gezondheidszorg willen ontvangen die in een andere lidstaat wordt verleend. Hoewel het Gemeenschapsrecht de bevoegdheid van de lidstaten om hun stelsels van gezondheidszorg en sociale zekerheid in te richten onverlet laat, moeten zij bij de uitoefening van die bevoegdheid het Gemeenschapsrecht, en in het bijzonder de Verdragsbepalingen betreffende het vrij verrichten van diensten, naleven. Volgens die bepalingen mogen de lidstaten geen ongerechtvaardigde beperkingen op de uitoefening van die vrijheid in de gezondheidszorgsector
(18) Het recht op vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg door het wettelijk socialezekerheidsstelsel waarbij patiënten verzekerd zijn, is door het Hof van Justitie in diverse arresten erkend. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de Verdragsbepalingen de vrijheid impliceren van ontvangers van gezondheidszorg, waaronder zij die geneeskundige behandeling behoeven, om zich met het oog daarop naar een andere lidstaat te begeven. Het Gemeenschapsrecht laat de bevoegdheid van de lidstaten om hun stelsels van gezondheidszorg en sociale zekerheid in te richten onverlet.
370 /PE 425.402
NL
invoeren of handhaven. Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Overweging 21 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(21) Het is passend te bepalen dat ook patiënten die zich in andere omstandigheden dan die waarop de coördinatie van de socialezekerheidsregelingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van toepassing is, voor gezondheidszorg naar een andere lidstaat begeven, van de beginselen van het vrije verkeer van diensten overeenkomstig het Verdrag en de bepalingen van deze richtlijn moeten kunnen profiteren. Patiënten moeten erop kunnen rekenen dat de kosten van die gezondheidszorg ten minste tot hetzelfde niveau worden vergoed als wanneer dezelfde of soortgelijke gezondheidszorg in de lidstaat van aansluiting zou zijn verleend. Hiermee wordt niets afgedaan aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten om de hoogte van de ziektekostendekking van hun burgers vast te stellen en worden grote gevolgen voor de financiering van de nationale gezondheidszorgstelsels voorkomen. Indien dit gunstiger is voor de patiënt, mogen de lidstaten in hun nationale wetgeving bepalen dat de kosten van de behandeling worden vergoed volgens het tarief dat geldt in de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt. Dit kan in het bijzonder het geval zijn voor behandelingen die via de in artikel 15 van deze richtlijn genoemde Europese referentienetwerken worden verleend.
(21) Patiënten moeten erop kunnen rekenen dat de kosten van in een andere lidstaat verstrekte gezondheidszorg en met gezondheidszorg verband houdende goederen ten minste tot hetzelfde niveau worden vergoed als wanneer dezelfde of een even efficiënte behandeling in de lidstaat van aansluiting zou zijn toegediend of gekocht. Hiermee wordt niets afgedaan aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten om de hoogte van de ziektekostendekking van hun burgers vast te stellen en worden grote gevolgen voor de financiering van de nationale gezondheidszorgstelsels voorkomen. Indien dit gunstiger is voor de patiënt, mogen de lidstaten in hun nationale wetgeving bepalen dat de kosten van de behandeling worden vergoed volgens het tarief dat geldt in de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt. Dit kan in het bijzonder het geval zijn voor behandelingen die via de in artikel 15 van deze richtlijn genoemde Europese referentienetwerken worden verleend.
Amendement 19
PE 425.402/ 371
NL
Voorstel voor een richtlijn Overweging 24 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(24) De patiënt mag in geen geval financieel voordeel hebben van de in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg en de vergoeding van de kosten moet bijgevolg beperkt zijn tot de feitelijke kosten van de ontvangen gezondheidszorg.
(24) De patiënt mag in geen geval financieel voordeel hebben van de in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg of aangekochte goederen. Bijgevolg moet de vergoeding van de kosten beperkt zijn tot de feitelijke kosten. De lidstaten kunnen beslissen om andere, daarmee samenhangende kosten, zoals therapeutische behandeling, te vergoeden, mits de totale kosten het bedrag dat in lidstaat van aansluiting zou worden vergoed, niet overschrijden.
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Overweging 25 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(25) Deze richtlijn heeft evenmin tot doel patiënten recht te geven op vergoeding van de kosten van behandeling in een andere lidstaat wanneer de wetgeving van de lidstaat van aansluiting van de patiënt niet in een dergelijke behandeling voorziet. Ook belet deze richtlijn de lidstaten niet hun regeling voor verstrekkingen overeenkomstig de bepalingen ervan uit te breiden tot in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg.
(25) Deze richtlijn heeft evenmin tot doel patiënten recht te geven op vergoeding van de kosten van behandeling of aankoop van een goed in een andere lidstaat wanneer de wetgeving van de lidstaat van aansluiting van de patiënt niet in een dergelijke behandeling of dergelijk goed voorziet. Ook belet deze richtlijn de lidstaten niet hun regeling voor verstrekkingen en goederen overeenkomstig de bepalingen ervan uit te breiden tot in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg of goed. In deze richtlijn wordt erkend dat het recht op behandeling niet altijd op nationaal niveau door de lidstaten wordt vastgesteld en dat lidstaten hun eigen stelsels van gezondheidszorg en sociale zekerheid zodanig mogen inrichten dat het recht op behandeling op het regionale of lokale niveau wordt bepaald.
Amendement 21
372 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn Overweging 25 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (25 bis) Indien er verschillende methoden beschikbaar zijn om een bepaalde ziekte of een bepaald letsel te behandelen, heeft de patiënt recht op vergoeding van alle behandelingsmethoden die voldoende door de internationale medische wetenschap beproefd zijn, zelfs indien deze niet voorhanden zijn in de lidstaat van aansluiting van de patiënt.
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Overweging 27 Door de Commissie voorgestelde tekst (27) Uit hoofde van deze richtlijn hebben patiënten recht op alle geneesmiddelen waarvoor in de lidstaat waar de gezondheidszorg wordt verleend een vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven, ook als in de lidstaat van aansluiting voor dat geneesmiddel geen vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven, aangezien dit een onmisbaar aspect is om in een andere lidstaat een doeltreffende behandeling te kunnen krijgen.
Amendement (27) Uit hoofde van deze richtlijn hebben patiënten in de lidstaat waar de gezondheidszorg wordt verleend, recht op alle geneesmiddelen of medische hulpmiddelen waarvoor in die lidstaat een vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven, ook als in de lidstaat van aansluiting voor dat geneesmiddel of dat medische hulpmiddel geen vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven, aangezien dit een onmisbaar aspect is om in een andere lidstaat een specifieke doeltreffende behandeling voor de patiënt te kunnen krijgen.
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Overweging 30 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(30) Er is geen voor alle gezondheidsstelsels van de Gemeenschap geldende definitie van “intramurale zorg”, en de uiteenlopende interpretaties van dit begrip kunnen dan ook een hinderpaal vormen voor de vrijheid van patiënten om gezondheidszorg te ontvangen. Om die
(30) Er is geen voor alle gezondheidsstelsels van de Gemeenschap geldende definitie van “intramurale zorg”, en de uiteenlopende interpretaties van dit begrip kunnen dan ook een hinderpaal vormen voor de vrijheid van patiënten om gezondheidszorg te ontvangen. Om die PE 425.402/ 373
NL
hinderpaal weg te nemen moet een communautaire definitie van intramurale zorg worden vastgesteld. Intramurale zorg is over het algemeen zorg waarbij de patiënt overnachtingsaccommodatie moet worden geboden. Het kan echter passend zijn bepaalde andere soorten gezondheidszorg ook onder de regeling voor intramurale zorg te laten vallen, indien voor die gezondheidszorg zeer gespecialiseerde en kostenintensieve medische infrastructuur of apparatuur vereist is (bv. technologisch geavanceerde scanners voor diagnostiek) of indien aan de behandeling een bijzonder risico voor de patiënt of voor de bevolking verbonden is (bv. behandeling van ernstige infectieziekten). De Commissie moet via de comitéprocedure een specifieke lijst van dergelijke behandelingen vaststellen, die regelmatig wordt bijgewerkt.
hinderpaal weg te nemen moet een communautaire definitie van intramurale zorg worden vastgesteld. Intramurale zorg is over het algemeen zorg waarbij de patiënt overnachtingsaccommodatie moet worden geboden. Het kan echter passend zijn bepaalde andere soorten gezondheidszorg ook onder de regeling voor intramurale zorg te laten vallen, indien voor die gezondheidszorg zeer gespecialiseerde en kostenintensieve medische infrastructuur of apparatuur vereist is (bv. technologisch geavanceerde scanners voor diagnostiek) of indien aan de behandeling een bijzonder risico voor de patiënt of voor de bevolking verbonden is (bv. behandeling van ernstige infectieziekten).
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Overweging 32 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(32) Als een lidstaat besluit overeenkomstig deze richtlijn een systeem van voorafgaande toestemming voor de vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende intramurale of gespecialiseerde zorg in te voeren, moeten de kosten van dergelijke in een andere lidstaat verleende zorg door de lidstaat van aansluiting in ieder geval worden vergoed tot ten minste het bedrag dat vergoed zou worden indien dezelfde of soortgelijke gezondheidszorg in de lidstaat van aansluiting zou zijn verleend; het vergoede bedrag mag echter niet hoger zijn dan de feitelijke kosten van de ontvangen gezondheidszorg. Als aan de voorwaarden in artikel 22, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt voldaan, moet deze toestemming echter worden verleend en moeten de prestaties overeenkomstig die verordening worden verstrekt. Dit geldt in het bijzonder wanneer de toestemming is
(32) Als een lidstaat besluit overeenkomstig deze richtlijn een systeem van voorafgaande toestemming voor de vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende intramurale of gespecialiseerde zorg in te voeren, moeten de kosten van dergelijke in een andere lidstaat verleende zorg door de lidstaat van aansluiting in ieder geval worden vergoed tot ten minste het bedrag dat vergoed zou worden indien dezelfde of een voor de patiënt even doeltreffende behandeling in de lidstaat van aansluiting zou zijn uitgevoerd; het vergoede bedrag mag echter niet hoger zijn dan de feitelijke kosten van de ontvangen gezondheidszorg. Als aan de voorwaarden in artikel 22, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt voldaan, moet deze toestemming echter worden verleend en moeten de prestaties overeenkomstig die verordening worden verstrekt. Dit geldt in het bijzonder
374 /PE 425.402
NL
verleend nadat het verzoek administratief of rechterlijk is getoetst en de betrokken persoon de behandeling in een andere lidstaat heeft ontvangen. In dat geval zijn de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze richtlijn niet van toepassing. Dit is in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie waarin geoordeeld is dat patiënten aan wie, naar later is gebleken, ten onrechte toestemming is geweigerd, recht hebben op volledige vergoeding van de kosten van de in een andere lidstaat ondergane behandeling overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling heeft plaatsgevonden.
wanneer de toestemming is verleend nadat het verzoek administratief of rechterlijk is getoetst en de betrokken persoon de behandeling in een andere lidstaat heeft ontvangen. In dat geval zijn de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze richtlijn niet van toepassing. Dit is in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie waarin geoordeeld is dat patiënten aan wie, naar later is gebleken, ten onrechte toestemming is geweigerd, recht hebben op volledige vergoeding van de kosten van de in een andere lidstaat ondergane behandeling overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling heeft plaatsgevonden.
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Overweging 32 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (32 bis) De voorafgaande toestemming kan slechts worden geweigerd in het kader van een eerlijke en transparante procedure. De door de lidstaten ingestelde regels voor het indienen van een aanvraag om toestemming en de mogelijke gronden voor weigering worden op voorhand bekendgemaakt. Weigeringen moeten beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke en moeten in verhouding zijn met de doelstellingen die aan de invoering van het systeem van voorafgaande toestemming ten grondslag hebben gelegen.
Amendement 145 Voorstel voor een richtlijn Overweging 32 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (32 ter) Patiënten met een levensbedreigende aandoening die op een wachtlijst staan voor medische behandeling in hun eigen land en PE 425.402/ 375
NL
dringend behandeling nodig hebben, hoeven geen voorafgaande toestemming te vragen, aangezien een dergelijke procedure er toe zou kunnen leiden dat patiënten niet tijdig in een andere lidstaat behandeld worden. Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Overweging 34 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(34) Passende voorlichting over alle essentiële aspecten van grensoverschrijdende gezondheidszorg is nodig om patiënten in staat te stellen hun rechten op grensoverschrijdende gezondheidszorg in de praktijk uit te oefenen. De meest efficiënte manier om dergelijke voorlichting voor grensoverschrijdende gezondheidszorg te geven, is de instelling van centrale contactpunten voor patiënten in elke lidstaat, die voorlichting over grensoverschrijdende gezondheidszorg kunnen geven met aandacht voor de context van het nationale gezondheidsstelsel. Omdat voor vragen over aspecten van grensoverschrijdende gezondheidszorg overleg tussen de autoriteiten in verschillende lidstaten nodig is, moeten deze centrale contactpunten ook een netwerk vormen om dergelijke vragen op de meest efficiënte wijze te beantwoorden. De contactpunten moeten met elkaar samenwerken en patiënten in staat stellen met kennis van zaken beslissingen over grensoverschrijdende gezondheidszorg te nemen. Ook moeten zij informatie verstrekken over de mogelijkheden om problemen met grensoverschrijdende gezondheidszorg op te lossen, in het bijzonder over buitengerechtelijke regelingen voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen.
(34) Passende voorlichting over alle essentiële aspecten van grensoverschrijdende gezondheidszorg is nodig om patiënten in staat te stellen hun rechten op grensoverschrijdende gezondheidszorg in de praktijk uit te oefenen. De meest efficiënte manier om dergelijke voorlichting voor grensoverschrijdende gezondheidszorg te geven, is de instelling van centrale contactpunten voor patiënten in elke lidstaat, die voorlichting over grensoverschrijdende gezondheidszorg kunnen geven met aandacht voor de context van het nationale gezondheidsstelsel. Omdat voor vragen over aspecten van grensoverschrijdende gezondheidszorg overleg tussen de autoriteiten in verschillende lidstaten nodig is, moeten deze centrale contactpunten ook een netwerk vormen om dergelijke vragen op de meest efficiënte wijze te beantwoorden. De contactpunten moeten met elkaar samenwerken en patiënten in staat stellen met kennis van zaken beslissingen over grensoverschrijdende gezondheidszorg te nemen. Ook moeten zij informatie verstrekken over de mogelijkheden om problemen met grensoverschrijdende gezondheidszorg op te lossen, in het bijzonder over buitengerechtelijke regelingen voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen. Wanneer zij regelingen voor voorlichting over grensoverschrijdende gezondheidszorg treffen, moeten de lidstaten er rekening mee houden dat er
376 /PE 425.402
NL
ten behoeve van kwetsbare patiënten, mensen met een handicap en mensen met complexe behoeften voorlichting in toegankelijke vormen moet worden gegeven en mogelijke bronnen van extra bijstand moeten worden vermeld. Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Overweging 35 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(35) Wanneer een patiënt gezondheidszorg ontvangt in een lidstaat die niet het land is waar hij verzekerd is, is het cruciaal dat hij van tevoren van de geldende voorschriften op de hoogte is. Een soortgelijke duidelijkheid is vereist wanneer zorgverleners tijdelijk naar een andere lidstaat gaan om hun medische diensten daar te verlenen of wanneer grensoverschrijdende gezondheidszorg wordt verleend. In die gevallen is volgens de algemene beginselen in artikel 5 de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt van toepassing, aangezien de lidstaten uit hoofde van artikel 152, lid 5, van het Verdrag verantwoordelijk zijn voor de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. Dit zal de patiënt helpen met kennis van zaken beslissingen te nemen en zal misverstanden en misvattingen voorkomen. Bovendien zal hierdoor veel vertrouwen tussen de patiënt en de zorgverlener ontstaan.
(35) Wanneer een patiënt gezondheidszorg ontvangt in een lidstaat die niet het land is waar hij verzekerd is, is het cruciaal dat hij van tevoren van de geldende voorschriften op de hoogte is. Een soortgelijke duidelijkheid is vereist wanneer grensoverschrijdende gezondheidszorg, zoals telegeneeskunde, wordt verleend. In die gevallen is volgens de algemene beginselen in artikel 5 de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt van toepassing, aangezien de lidstaten uit hoofde van artikel 152, lid 5, van het Verdrag verantwoordelijk zijn voor de organisatie en verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. Dit zal de patiënt helpen met kennis van zaken beslissingen te nemen en zal misverstanden en misvattingen voorkomen. Bovendien zal hierdoor veel vertrouwen tussen de patiënt en de zorgverlener ontstaan.
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Overweging 32 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(36) De lidstaten moeten beslissen over de vorm van deze nationale contactpunten, evenals over hun aantal. De nationale contactpunten mogen ook in bestaande informatiecentra worden opgenomen of op
(36) De lidstaten moeten beslissen over de vorm van deze nationale contactpunten, evenals over hun aantal. De nationale contactpunten mogen ook in bestaande informatiecentra worden opgenomen of op PE 425.402/ 377
NL
de activiteiten daarvan voortbouwen, mits duidelijk wordt aangegeven dat zij tevens nationale contactpunten voor grensoverschrijdende gezondheidszorg zijn. De nationale contactpunten moeten over de nodige middelen beschikken om informatie over de belangrijkste aspecten van grensoverschrijdende gezondheidszorg te kunnen geven en patiënten zo nodig praktische hulp te kunnen bieden. De Commissie moet samen met de lidstaten de samenwerking betreffende de nationale contactpunten voor grensoverschrijdende gezondheidszorg bevorderen, en onder meer relevante informatie op Gemeenschapsniveau beschikbaar stellen, bijvoorbeeld via het Europese Gezondheidsportaal. Het bestaan van nationale contactpunten mag de lidstaten niet beletten overeenkomstig de specifieke inrichting van hun gezondheidszorgstelsel op regionaal of plaatselijk niveau andere met elkaar verbonden contactpunten op te richten.
de activiteiten daarvan voortbouwen, mits duidelijk wordt aangegeven dat zij tevens nationale contactpunten voor grensoverschrijdende gezondheidszorg zijn. De nationale contactpunten moeten over de nodige middelen beschikken om informatie over de belangrijkste aspecten van grensoverschrijdende gezondheidszorg te kunnen geven en patiënten zo nodig praktische hulp te kunnen bieden. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat organen die de gezondheidswerkers vertegenwoordigen aan deze activiteiten deelnemen. Het bestaan van nationale contactpunten mag de lidstaten niet beletten overeenkomstig de specifieke inrichting van hun gezondheidszorgstelsel op regionaal of plaatselijk niveau andere met elkaar verbonden contactpunten op te richten. De nationale contactpunten moeten in staat zijn de patiënten relevante informatie over grensoverschrijdende gezondheidszorg te verstrekken en hun hulp te bieden. Dit mag geen rechtshulp omvatten.
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Overweging 37 Door de Commissie voorgestelde tekst (37) Om het potentieel van de interne markt voor grensoverschrijdende gezondheidszorg te kunnen benutten, is samenwerking tussen de zorgaanbieders, zorginkopers en regelgevers van verschillende lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau nodig, zodat veilige, hoogwaardige en efficiënte grensoverschrijdende zorg kan worden gewaarborgd. Dit geldt in het bijzonder voor grensregio’s, waar grensoverschrijdende dienstverlening de meest efficiënte wijze kan zijn om de gezondheidsdiensten voor de plaatselijke bevolking te organiseren, maar waar samenwerking tussen de gezondheidsstelsels van verschillende lidstaten nodig is om dergelijke 378 /PE 425.402
NL
Amendement (37) Er is samenwerking tussen de zorgaanbieders, zorginkopers en regelgevers van verschillende lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau nodig, zodat veilige, hoogwaardige en efficiënte grensoverschrijdende zorg kan worden gewaarborgd. Dit geldt in het bijzonder voor grensregio’s, waar grensoverschrijdende gezondheidszorg de meest efficiënte wijze kan zijn om de gezondheidszorg voor de plaatselijke bevolking te organiseren, maar waar samenwerking tussen de gezondheidsstelsels van verschillende lidstaten nodig is om dergelijke grensoverschrijdende gezondheidsdiensten blijvend tot stand te kunnen brengen. Deze samenwerking kan bestaan in gezamenlijke
grensoverschrijdende gezondheidsdiensten blijvend tot stand te kunnen brengen. Deze samenwerking kan bestaan in gezamenlijke planning, wederzijdse erkenning of aanpassing van procedures of normen, interoperabiliteit van de nationale informatie- en communicatietechnologiesystemen, praktische mechanismen om de continuïteit van de zorg te waarborgen of praktische bevordering van tijdelijke of incidentele verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg door gezondheidswerkers. In Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties is bepaald dat het vrij verrichten van tijdelijke of incidentele diensten in een andere lidstaat, waaronder diensten van gezondheidswerkers, behoudens specifieke bepalingen van het communautaire recht, niet om redenen van beroepskwalificatie mag worden beperkt. Deze richtlijn moet die bepalingen van Richtlijn 2005/36/EG onverlet laten.
planning, wederzijdse erkenning of aanpassing van procedures of normen, interoperabiliteit van de nationale informatie- en communicatietechnologiesystemen, praktische mechanismen om de continuïteit van de zorg te waarborgen of praktische bevordering van tijdelijke of incidentele verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg door gezondheidswerkers.
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Overweging 39 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(39) Wanneer geneesmiddelen in de lidstaat van de patiënt overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik zijn toegelaten en in een andere lidstaat voor een bepaalde patiënt zijn voorgeschreven, moet een dergelijk recept in principe in de eigen lidstaat van de patiënt medisch erkend en gebruikt kunnen worden. De opheffing van de wettelijke en bestuursrechtelijke belemmeringen voor een dergelijke erkenning doet niet af aan de noodzaak van passende instemming door de behandelend arts of apotheker van de
(39) Wanneer geneesmiddelen in de lidstaat van de patiënt overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik zijn toegelaten, inclusief de toekomstige wetgeving over vervalste geneesmiddelen (Richtlijn XXXX/XX/EG) en geneesmiddelenbewaking (Richtlijn ZZZZ/ZZ/EG), en in een andere lidstaat voor een bepaalde patiënt zijn voorgeschreven, moet een dergelijk recept in principe in de eigen lidstaat van de patiënt medisch of in apotheken erkend en gebruikt kunnen worden. De opheffing van PE 425.402/ 379
NL
patiënt in elk afzonderlijk geval indien dit uit hoofde van de bescherming van de menselijke gezondheid gerechtvaardigd is, noodzakelijk is en evenredig is met die doelstelling. Een dergelijke medische erkenning moet bovendien de beslissing van de lidstaat van aansluiting over de opname van dergelijke geneesmiddelen in het vergoedingenpakket van het socialezekerheidsstelsel waarbij de patiënt is aangesloten, onverlet laten. De toepassing van het erkenningsbeginsel zal worden bevorderd door de nodige maatregelen goed te keuren om de veiligheid van de patiënt te waarborgen en misbruik van of verwarring over geneesmiddelen te voorkomen.
de wettelijke en bestuursrechtelijke belemmeringen voor een dergelijke erkenning doet niet af aan de noodzaak van passende instemming door de behandelend arts of apotheker van de patiënt in elk afzonderlijk geval indien dit uit hoofde van de bescherming van de menselijke gezondheid gerechtvaardigd is, noodzakelijk is en evenredig is met die doelstelling. Een dergelijke medische erkenning moet bovendien de beslissing van de lidstaat van aansluiting over de opname van dergelijke geneesmiddelen in het vergoedingenpakket van het socialezekerheidsstelsel waarbij de patiënt is aangesloten, en de geldigheid van nationale bepalingen inzake prijzen en bij betaling, onverlet laten. De toepassing van het erkenningsbeginsel zal worden bevorderd door de nodige maatregelen goed te keuren om de veiligheid van de patiënt te waarborgen en misbruik van of verwarring over geneesmiddelen te voorkomen.
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Overweging 41 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (41 bis) De interoperabiliteit van egezondheidszorgoplossingen moet worden bereikt met naleving van het nationale recht inzake gezondheidsdiensten dat is aangenomen om de patiënt te beschermen, met inbegrip van wetgeving inzake internetapotheken, in het bijzonder nationale verboden op de verzending per post van receptplichtige geneesmiddelen overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie en Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten1. ____________________ 1
380 /PE 425.402
NL
PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Overweging 43 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(43) De voortdurende ontwikkeling van de medische wetenschap en de gezondheidstechnologieën biedt de gezondheidsstelsels van de lidstaten kansen, maar stelt deze ook voor zware opgaven. Samenwerking bij de evaluatie van nieuwe gezondheidstechnologieën kan de lidstaten helpen doordat schaalvoordelen worden behaald en dubbel werk wordt voorkomen, en een betere kennisbasis opleveren voor een optimaal gebruik van nieuwe technologieën teneinde te waarborgen dat veilige, hoogwaardige en efficiënte gezondheidszorg wordt verleend. Dit zal ook bijdragen tot de werking van de interne markt, doordat innovaties op het gebied van de medische wetenschap en de gezondheidstechnologieën sneller en op ruimere schaal worden verspreid. Voor een dergelijke samenwerking zijn duurzame structuren nodig, waaraan alle relevante autoriteiten van de lidstaten deelnemen en die op de bestaande proefprojecten moeten voortbouwen.
(43) De voortdurende ontwikkeling van de medische wetenschap en de gezondheidstechnologieën biedt de gezondheidsstelsels van de lidstaten kansen, maar stelt deze ook voor zware opgaven. De evaluatie van gezondheidstechnologieën en de mogelijke beperking van de toegang tot nieuwe technologieën als gevolg van bepaalde besluiten van bestuursorganen werpen echter een aantal fundamentele sociale vragen op, die de deelneming van een groot aantal belanghebbenden en de totstandbrenging van een levensvatbaar bestuursmodel vereisen. Daarom is niet alleen de medewerking gewenst van de bevoegde instanties van alle lidstaten, maar ook van alle andere betrokkenen, met inbegrip van de gezondheidswerkers en vertegenwoordigers van de patiënten en de industrie. Bovendien moet de samenwerking berusten op uitvoerbare beginselen van goed bestuur, zoals transparantie, openheid, objectiviteit en onpartijdigheid van de procedures.
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Overweging 45 Door de Commissie voorgestelde tekst (45) In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid krijgen de volgende maatregelen vast te stellen: een lijst van behandelingen die onder dezelfde regeling als intramurale zorg moeten vallen, maar waarvoor geen overnachtingsaccommodatie nodig is; begeleidende maatregelen om specifieke categorieën geneesmiddelen of stoffen van de in deze richtlijn bedoelde erkenning van in een andere lidstaat
Amendement Schrappen
PE 425.402/ 381
NL
verstrekte recepten uit te sluiten; een lijst van specifieke criteria en voorwaarden waaraan Europese referentienetwerken moeten voldoen; de procedure voor de oprichting van Europese referentienetwerken. Aangezien het gaat om maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn of tot aanvulling van deze richtlijn met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Overweging 46 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (46 bis) De lidstaat van aansluiting en de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt moeten er via voorafgaande bilaterale samenwerking en in overleg met de patiënt voor zorgen dat in elke lidstaat passende nazorg en ondersteuning na de toegestane geneeskundige behandeling aanwezig is en dat de patiënten duidelijk worden voorgelicht over nazorgopties en kosten. Hiertoe moeten de lidstaten maatregelen nemen om te zorgen dat: a) de nodige medische en sociale zorggegevens van de patiënt worden doorgegeven met inachtneming van de vertrouwelijkheid ervan; en b) medische en sociale zorgverleners in de twee landen elkaar kunnen raadplegen om te zorgen voor de hoogste kwaliteit van behandeling en nazorg (met inbegrip van sociale ondersteuning) voor de patiënt.
382 /PE 425.402
NL
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Overweging 46 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (46 ter) Doordat deze richtlijn het vrij verkeer van patiënten binnen de Europese Unie vergemakkelijkt, zal waarschijnlijk concurrentie ontstaan tussen de zorgaanbieders. Dergelijke concurrentie zal waarschijnlijk bijdragen tot een verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg voor iedereen in het algemeen en tot de oprichting van expertisecentra.
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Deze richtlijn brengt een algemeen kader voor de verlening van veilige, hoogwaardige en efficiënte grensoverschrijdende gezondheidszorg tot stand.
Deze richtlijn bepaalt regels voor toegang tot veilige en hoogwaardige gezondheidszorg in een andere lidstaat en stelt samenwerkingsmechanismen tussen de lidstaten op het gebied van gezondheidszorg vast, waarbij de nationale bevoegdheden op het gebied van organisatie en verstrekking van gezondheidszorg ten volle worden geëerbiedigd. Bij de toepassing van deze richtlijn eerbiedigen de lidstaten de principes van hoogwaardige zorg en billijkheid.
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 Door de Commissie voorgestelde tekst Deze richtlijn is van toepassing op de verlening van gezondheidszorg, ongeacht de wijze van organisatie, verstrekking of financiering, en onafhankelijk van de vraag
Amendement Deze richtlijn is van toepassing op de verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg, ongeacht de wijze van organisatie, verstrekking of financiering, en onafhankelijk van de vraag of het PE 425.402/ 383
NL
of het publieke of private zorg betreft.
publieke of private zorg betreft. Zij laat het bestaande kader voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 en de opvolger hiervan, Verordening (EG) nr. 883/2004, onverlet. Deze richtlijn is niet van toepassing op gezondheidsdiensten waarbij vooral wordt gefocust op langetermijnverzorging, inclusief diensten die worden verleend over een lange tijdsspanne, met als doel hulpbehoevenden te ondersteunen bij de uitvoering van routinematige taken van elke dag. Deze richtlijn is evenmin van toepassing op orgaantransplantaties.
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 – letters -a bis en -a ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -a bis) Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties; -a ter) Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt.
Amendement 137 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 – letter e bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement e bis) Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten;
Amendement 138 384 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 – letter e ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement e ter) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep;
Amendement 139 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 – letter e quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement e quater) Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008)0426);
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 – letter g bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement g bis) Richtlijn 2002/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong1; ______________ 1
PB L 33 van 8.2.2003, blz. 30.
PE 425.402/ 385
NL
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 – letter g ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement g ter) Richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van kwaliteitsen veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen1; ______________ 1
PB L 102 van 7.4.2004, blz. 48.
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1 – letter g quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement g quater) Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche1, voor wat betreft de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden; ______________ 1
PB L 228 van 118.8.1992, blz. 1.
Amendementen 117 en 128 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden waaronder krachtens artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 toestemming moet worden verleend om zich naar een andere lidstaat te begeven teneinde een passende behandeling te ondergaan, zijn de bepalingen van die verordening van
2. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de vergoeding van de kosten van gezondheidszorg die tijdens een tijdelijk verblijf van verzekerden in een andere lidstaat medisch noodzakelijk wordt. Evemin is deze richtlijn van invloed op de rechten van de patiënten om toestemming te verkrijgen tot behandeling in een
386 /PE 425.402
NL
toepassing; de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze richtlijn zijn dan niet van toepassing. Wanneer een verzekerde zich daarentegen in andere omstandigheden in een andere lidstaat wil laten behandelen, zijn de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze richtlijn wel van toepassing; artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 is dan niet van toepassing. Wanneer aan de voorwaarden voor de verlening van toestemming in artikel 22, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt voldaan, wordt deze toestemming altijd verleend en worden de prestaties overeenkomstig die verordening verstrekt. In dat geval zijn de artikelen 6, 7, 8 en 9 van deze richtlijn niet van toepassing.
andere lidstaat indien voldaan wordt aan de voorwaarden die gesteld worden in de verordeningen inzake de coördinatie van de stelsels van sociale zekerheid, en met name aan artikel artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 1408/71.
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. Wanneer de bepalingen van deze richtlijn strijdig zijn met een bepaling van een ander communautair besluit dat betrekking heeft op specifieke aspecten van de gezondheidszorg, heeft de bepaling van het andere communautaire besluit voorrang en is die op die specifieke situaties van toepassing. Deze communautaire besluiten omvatten:
Amendement Schrappen
(a) Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties; (b) Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt. Amendement 45
PE 425.402/ 387
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
a) "gezondheidszorg": een gezondheidsdienst die in het kader van de uitoefening van zijn beroep door of onder toezicht van een gezondheidswerker wordt verleend, ongeacht de wijze van organisatie, verstrekking of financiering op nationaal niveau, en onafhankelijk van de vraag of het een publieke of private dienst betreft;
a) "gezondheidszorg": gezondheidsdiensten of goederen, zoals geneesmiddelen en medische apparaten, die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt of voorgeschreven om de gezondheidstoestand van deze laatsten te beoordelen, te behouden of te herstellen of om te voorkomen dat deze laatsten ziek worden, ongeacht de wijze van organisatie, verstrekking of financiering op nationaal niveau, en onafhankelijk van de vraag of het een publieke of private verzorging betreft;
Amendement 141 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter a bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (a bis) "gezondheidsgegevens": informatie over de fysieke of mentale gezondheid van een persoon, of over de verlening van een gezondheidsdienst aan een persoon, waaronder: informatie over de registratie van het individu voor de verlening van gezondheidsdiensten; informatie over betalingen of voorwaarden voor gezondheidszorg met betrekking tot het individu; een aan een persoon toegekend cijfer, symbool of kenmerk dat als unieke identificatie geldt voor gezondheidsdoeleinden van het individu; informatie over het individu die tijdens de verstrekking van gezondheidszorg aan het individu is verzameld; informatie die uit het testen of onderzoeken van een lichaamsdeel of lichaamseigen stof voortkomt; en de identificatie van een persoon (gezondheidswerker) als verstrekker van gezondheidszorg aan het individu;
388 /PE 425.402
NL
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter b Door de Commissie voorgestelde tekst b) "grensoverschrijdende gezondheidszorg": gezondheidszorg die wordt verleend in een andere lidstaat dan die waar de patiënt verzekerd is, of gezondheidszorg die wordt verleend in een andere lidstaat dan die waar de zorgaanbieder woonachtig, ingeschreven of gevestigd is;
Amendement b) "grensoverschrijdende gezondheidszorg": gezondheidszorg die wordt verleend in een andere lidstaat dan die waar de patiënt verzekerd is;
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst c) "gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat": gezondheidszorg die wordt verleend in een andere lidstaat dan die waar de patiënt verzekerd is;
Amendement Schrappen
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter d Door de Commissie voorgestelde tekst d) "gezondheidswerker": een arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde (tandarts), verloskundige of apotheker in de zin van Richtlijn 2005/36/EG of een andere beroepsbeoefenaar die werkzaamheden in de gezondheidszorg verricht die behoren tot een gereglementeerd beroep, als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG;
Amendement d) "gezondheidswerker": een arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde (tandarts), verloskundige of apotheker in de zin van Richtlijn 2005/36/EG of een andere beroepsbeoefenaar die werkzaamheden in de gezondheidszorg verricht die behoren tot een gereglementeerd beroep, als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG, of een persoon die in de lidstaat van behandeling rechtmatig werkzaamheden in de gezondheidszorg verricht;
PE 425.402/ 389
NL
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter e Door de Commissie voorgestelde tekst e) "zorgaanbieder": een natuurlijk of rechtspersoon die op het grondgebied van een lidstaat rechtmatig gezondheidszorg verstrekt;
Amendement e) "zorgaanbieder": een gezondheidswerker, zoals gedefinieerd onder d), of rechtspersoon die op het grondgebied van een lidstaat rechtmatig gezondheidszorg verstrekt;
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter g Door de Commissie voorgestelde tekst g) "verzekerde":
Amendement g) "verzekerde": een verzekerde als gedefinieerd in artikel 1, letter c), van Verordening (EG) nr. 883/2004 of als gedefinieerd in de polisvoorwaarden van particuliere ziektekostenverzekeringen;
i) tot de datum waarop Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing wordt: een persoon die overeenkomstig de artikelen 1, 2 en 4 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 verzekerd is, ii) vanaf de datum waarop Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing wordt: een verzekerde als gedefinieerd in artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 883/2004; Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter h Door de Commissie voorgestelde tekst h) "lidstaat van aansluiting": de lidstaat waar de patiënt verzekerd is;
390 /PE 425.402
NL
Amendement h) "lidstaat van aansluiting": de lidstaat waar de patiënt verzekerd is of de lidstaat waar de patiënt woont als dit een andere lidstaat is;
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter h − alinea 2 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Indien de ziektekostenverzekeringsinstantie van de lidstaat waar de patiënt woont, in toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, respectievelijk Verordening (EG) nr. 883/2004 verantwoordelijk is voor het verlenen van prestaties overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat, wordt die lidstaat voor de toepassing van deze richtlijn beschouwd als de lidstaat van aansluiting.
Amendement 54 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter i bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement i bis) "medisch hulpmiddel": een medisch hulpmiddel als gedefinieerd in Richtlijn 93/42/EEG, Richtlijn 90/385/EEG of Richtlijn 98/79/EG;
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter i ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement i ter) "goed dat kadert in de gezondheidszorg": goed dat aangewend wordt met het oog op het behoud of het verbeteren van iemands gezondheidstoestand, zoals onder meer medische hulpmiddelen en geneesmiddelen;
Amendement 56
PE 425.402/ 391
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter k bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement k bis) "gezondheidstechnologie": een geneesmiddel of een medisch hulpmiddel of medische en chirurgische procedures alsmede maatregelen voor ziektepreventie, diagnose of behandeling waarvan in de gezondheidszorg gebruik wordt gemaakt;
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter l Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
l) "schade": nadelige resultaten of verwondingen als gevolg van de verlening van gezondheidszorg.
l) "schade" wordt in grensoverschrijdende gezondheidszorg gedefinieerd onder verwijzing naar het bestaande rechtskader in de lidstaat van behandeling, waarbij het per lidstaat kan verschillen wat onder schade wordt verstaan.
Amendement 58 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – letter l bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement l bis) "medisch dossier van de patiënt": alle documenten met gegevens, beoordelingen en informatie van enigerlei aard over de situatie en klinische ontwikkeling van een patiënt gedurende het zorgproces.
Amendementen 59 en 140 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De lidstaat waar de behandeling plaatsvindt is verantwoordelijk voor de organisatie en verstrekking van de gezondheidszorg. Deze lidstaat stelt in dit 392 /PE 425.402
NL
Amendement 1. De lidstaat waar de behandeling plaatsvindt is verantwoordelijk voor de organisatie en verstrekking van de gezondheidszorg. Deze lidstaat stelt in dit
verband, rekening houdend met de beginselen van universaliteit, toegang tot hoogwaardige zorg, rechtvaardigheid en solidariteit, duidelijke kwaliteits- en veiligheidsnormen voor de op zijn grondgebied verleende gezondheidszorg vast, en waarborgt dat:
verband, rekening houdend met de beginselen van universaliteit, toegang tot hoogwaardige zorg, rechtvaardigheid en solidariteit, duidelijke kwaliteitsnormen voor de op zijn grondgebied verleende gezondheidszorg vast, zorgt ervoor dat de bestaande EU-wetgeving over veiligheidsnormen worden nageleefd en waarborgt dat:
a) mechanismen zijn ingesteld om ervoor te zorgen dat de zorgaanbieders aan die normen kunnen voldoen, met inachtneming van de internationale medische wetenschap en de algemeen erkende goede medische praktijken;
a) wanneer gezondheidszorg wordt verleend in een andere lidstaat dan die waar de patiënt verzekerd is, de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, van toepassing is;
b) regelmatig toezicht wordt gehouden op de praktische toepassing van die normen door de zorgaanbieders en corrigerende maatregelen worden genomen wanneer de toepasselijke normen niet worden nageleefd, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de medische wetenschap en de gezondheidstechnologie;
b) de onder a) bedoelde gezondheidszorg wordt verstrekt volgens kwaliteitsnormen en -richtsnoeren die door de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, zijn vastgesteld;
b bis) patiënten en zorgaanbieders uit andere lidstaten door het nationale contactpunt van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, onder meer met elektronische middelen informatie wordt verstrekt over de kwaliteitsnormen en richtsnoeren, inclusief de bepalingen over toezicht en over beschikbaarheid, kwaliteit en veiligheid, behandelingsopties, prijzen, resultaten van de verleende gezondheidszorg, toegankelijkheid voor personen met een handicap en de gegevens betreffende de registratiestatus en verzekeringsdekking van de zorgaanbieder of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid; c) de zorgaanbieders alle relevante informatie verstrekken om patiënten in staat te stellen met kennis van zaken beslissingen te nemen, in het bijzonder over de beschikbaarheid, de prijzen en de resultaten van de verleende gezondheidszorg, en de gegevens betreffende hun eventuele
c) de zorgaanbieders alle relevante informatie verstrekken om patiënten in staat te stellen met kennis van zaken beslissingen te nemen;
PE 425.402/ 393
NL
verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid; d) de patiënten over klachtenprocedures en rechtsmiddelen beschikken en schadeloosgesteld kunnen worden ingeval zij schade ondervinden als gevolg van de ontvangen gezondheidszorg;
d) de patiënten over klachtenprocedures beschikken en over het recht schadeloosstelling te vragen ingeval zij schade ondervinden als gevolg van de ontvangen gezondheidszorg, en dat er mechanismen bestaan om verhaal te garanderen;
e) er voor de behandeling die op hun grondgebied plaatsvindt op de aard en omvang van het risico afgestemde systemen van beroepsaansprakelijkheidsverzekering zijn ingesteld, dan wel een waarborg of een soortgelijke regeling die gelijkwaardig is of met betrekking tot het doel in wezen vergelijkbaar is;
e) er voor de behandeling die op hun grondgebied plaatsvindt op de aard en omvang van het risico afgestemde systemen van beroepsaansprakelijkheidsverzekering zijn ingesteld, dan wel een waarborg of een soortgelijke regeling;
f) het grondrecht op privacy ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor de communautaire bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG, wordt beschermd;
f) het grondrecht op privacy ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor de communautaire bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG, wordt beschermd;
g) patiënten uit andere lidstaten gelijk worden behandeld als onderdanen van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt en overeenkomstig het Gemeenschapsrecht en de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt tegen discriminatie worden beschermd.
g) patiënten uit andere lidstaten gelijk worden behandeld als onderdanen van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt en overeenkomstig het Gemeenschapsrecht en de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt tegen directe of indirecte discriminatie op grond van ras, etnische afkomst, geslacht, religie of geloof, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid worden beschermd. Deze richtlijn verplicht zorgaanbieders in een lidstaat evenwel niet om gezondheidszorg te verlenen aan een verzekerd persoon uit een andere lidstaat of om de verlening van gezondheidszorg aan een verzekerd persoon uit een andere lidstaat prioriteit te geven in het nadeel van een persoon met soortgelijke gezondheidsbehoeften die verzekerd is in de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt;
394 /PE 425.402
NL
g bis) patiënten die een behandeling hebben ondergaan, recht hebben op een schriftelijk of elektronisch dossier over die behandeling en eventueel medisch advies, met het oog op de continuïteit van de zorg. 1 bis. De autoriteiten van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, houden aan de hand van de overeenkomstig artikel 18 verzamelde gegevens regelmatig toezicht op de toegankelijkheid, kwaliteit en financiële situatie van hun gezondheidszorgstelsels. Amendement 60 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 - lid 1 ter en 1 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 ter. Om de veiligheid van de patiënten zo goed mogelijk te waarborgen zien de lidstaten van behandeling en van aansluiting erop toe dat: a) patiënten klachten kunnen richten en genoegdoening en schadevergoeding verkrijgen wanneer zij door een ontvangen gezondheidsbehandeling schade ondervinden; b) de kwaliteits- en veiligheidsnormen van de lidstaat van behandeling bekend worden gemaakt in een voor de burgers begrijpelijke en toegankelijke vorm; c) er een recht is op continuïteit van zorg via doorgifte van relevante medische gegevens met betrekking tot de patiënt, met inachtneming van het bepaalde in lid 1, punt (e) en overeenkomstig artikel 13, en patiënten na de ontvangen behandeling recht hebben op een schriftelijk of elektronisch bijgehouden dossier van die behandeling en van eventueel medisch advies, met het oog op de continuïteit van de zorg; d) de lidstaat van aansluiting, in het geval van complicaties als gevolg van een in het buitenland verstrekte medische behandeling, of indien een bijzondere PE 425.402/ 395
NL
medische nabehandeling nodig blijkt, een vergoeding waarborgt die even hoog is als voor een op zijn grondgebied verstrekte medische behandeling is geregeld. e) de lidstaten elkaar onmiddellijk en op proactieve wijze informatie verstrekken over zorgaanbieders of gezondheidswerkers, indien reguleringsmaatregelen zijn getroffen tegen hun registratie of tegen hun recht van dienstverlening. 1 quater. Overeenkomstig de regelgevingsprocedure bedoeld in artikel 19, lid 2, stelt de Commissie de nodige maatregelen vast voor totstandbrenging van een gemeenschappelijk beveiligingsniveau voor medische gegevens, rekening houdend met bestaande technische normen op dit gebied. Amendement 61 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst 2. De maatregelen die de lidstaten nemen om dit artikel toe te passen, zijn in overeenstemming met Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Richtlijn 2000/31/EG betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt.
Amendement Schrappen
Amendement 62 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. Voor zover dit nodig is om de verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg te bevorderen, ontwikkelt de Commissie samen met de lidstaten richtsnoeren om de
3. Voor zover dit nodig is om de verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg te bevorderen, kan de Commissie samen met de lidstaten richtsnoeren ontwikkelen
396 /PE 425.402
NL
toepassing van lid 1 te vergemakkelijken; daarbij wordt uitgegaan van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid.
om de toepassing van lid 1 te vergemakkelijken; daarbij wordt uitgegaan van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid.
Amendement 63 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. Voor de toepassing van dit artikel beschikken de lidstaten over een transparant mechanisme voor de berekening van de kosten die voor de verleende gezondheidszorg moeten worden aangerekend. Dit berekeningsmechanisme is gebaseerd op objectieve, niet-discriminerende criteria die vooraf bekend zijn en wordt op het passende administratieve niveau toegepast in gevallen waar de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, over een gedecentraliseerde gezondheidszorg beschikt.
Amendement 64 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 ter. Gezien het grote belang dat de waarborging van kwaliteit en veiligheid van de grensoverschrijdende zorg heeft voor met name de patiënt, worden bij het ontwerpen van normen en richtsnoeren als bedoeld in lid 1 en 3 in ieder geval de (grensoverschrijdende) patiëntenorganisaties betrokken.
Amendement 65
PE 425.402/ 397
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Artikel 6
Artikel 6
In een andere lidstaat verleende gezondheidszorg
Verantwoordelijkheden van de autoriteiten van de lidstaat van aansluiting
Amendement 66 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Behoudens de bepalingen in deze richtlijn, in het bijzonder de artikelen 7, 8 en 9, waarborgt de lidstaat van aansluiting dat verzekerden die naar een andere lidstaat reizen om daar tijdens hun verblijf gezondheidszorg te ontvangen of die in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg willen ontvangen, niet belet worden in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg te ontvangen wanneer de desbetreffende behandeling deel uitmaakt van de prestaties waarop de verzekerde uit hoofde van de wetgeving van de lidstaat van aansluiting recht heeft. De lidstaat van aansluiting vergoedt de verzekerde de kosten die door zijn wettelijke socialezekerheidsstelsel zouden zijn vergoed indien dezelfde of soortgelijke gezondheidszorg op zijn grondgebied zou zijn verleend. In alle gevallen bepaalt de lidstaat van aansluiting welke gezondheidszorg wordt vergoed, ongeacht waar deze wordt verleend.
1. Behoudens de bepalingen in deze richtlijn, in het bijzonder de artikelen 7, 8 en 9, waarborgt de lidstaat van aansluiting dat verzekerden die naar een andere lidstaat reizen om daar tijdens hun verblijf gezondheidszorg te ontvangen of die in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg willen ontvangen, niet belet worden in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg te ontvangen wanneer de desbetreffende behandeling deel uitmaakt van de prestaties waarop de verzekerde uit hoofde van de wetgeving, administratieve regels, richtsnoeren en gedragsodes van de medische beroepen van de lidstaat van aansluiting recht heeft. Onverminderd Verordening (EEG) nr. 1408/71 en, vanaf de datum van inwerkingtreding ervan, Verordening (EG) 883/2004 vergoedt de lidstaat van aansluiting de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt of de verzekerde de kosten die door zijn wettelijke socialezekerheidsstelsel zouden zijn vergoed indien even doeltreffende gezondheidszorg op zijn grondgebied zou zijn verleend. Als een lidstaat van aansluiting weigert de behandeling te vergoeden, moet deze lidstaat een medische verantwoording voor dit besluit verstrekken. In alle gevallen bepaalt de lidstaat van aansluiting welke gezondheidszorg wordt vergoed, ongeacht waar deze wordt verleend.
398 /PE 425.402
NL
Patiënten met een zeldzame ziekte moeten het recht hebben een beroep op de gezondheidszorg in een andere lidstaat te doen en vergoeding te krijgen, zelfs wanneer de behandeling in kwestie niet behoort tot de prestaties waarin in de wetgeving van de lidstaat van aansluiting is voorzien. Amendement 68 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. De kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg worden door de lidstaat van aansluiting overeenkomstig deze richtlijn vergoed tot het bedrag dat vergoed zou worden indien dezelfde of soortgelijke gezondheidszorg in de lidstaat van aansluiting zou zijn verleend; het vergoede bedrag is echter niet hoger dan de feitelijke kosten van de ontvangen gezondheidszorg.
2. De kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg worden door de lidstaat van aansluiting overeenkomstig deze richtlijn vergoed of rechtstreeks betaald tot het bedrag dat vergoed zou worden voor dezelfde ziekte, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in lid 1, in de lidstaat van aansluiting zou zijn verleend; het vergoede bedrag is echter niet hoger dan de feitelijke kosten van de ontvangen gezondheidszorg. De lidstaten kunnen beslissen om andere, daarmee samenhangende kosten, zoals therapeutische behandeling en verblijfsen reiskosten, te vergoeden. 2 bis. De extra kosten die personen met een handicap wellicht moeten maken bij behandeling in een andere lidstaat als gevolg van een of meer handicaps worden door de lidstaat van aansluiting overeenkomstig de nationale wetgeving vergoed, mits de extra uitgaven voldoende met bewijzen gestaafd zijn.
Amendement 69 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 6 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. De lidstaat van aansluiting kan aan een patiënt die in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg wil
Amendement 3. De lidstaat van aansluiting kan aan een patiënt die in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg wil ontvangen, dezelfde PE 425.402/ 399
NL
ontvangen, dezelfde voorwaarden, behandelingscriteria en wettelijke en administratieve formele eisen stellen om de gezondheidszorg te kunnen ontvangen en de kosten daarvan vergoed te krijgen als hij zou stellen indien dezelfde of soortgelijke gezondheidszorg op zijn grondgebied zou zijn verleend, mits deze niet discriminerend zijn en geen belemmering voor het vrije verkeer van personen vormen.
voorwaarden, behandelingscriteria en wettelijke en administratieve formele, op lokaal, nationaal of regionaal niveau vastgestelde eisen stellen om de gezondheidszorg te kunnen ontvangen en de kosten daarvan vergoed te krijgen als hij zou stellen indien deze gezondheidszorg op zijn grondgebied zou zijn verleend, mits deze niet discriminerend zijn, geen belemmering vormen voor het vrije verkeer van patiënten en goederen, zoals geneesmiddelen en medische apparaten en vooraf bekend zijn. Daarbij mag worden vereist dat de verzekerde met het oog op de toepassing van deze voorwaarden, criteria of formele eisen wordt onderzocht door een gezondheidswerker of ambtenaar die diensten verricht voor het wettelijke socialezekerheidsstelsel van de lidstaat van aansluiting, voor zover een dergelijk onderzoek ook vereist zou zijn om toegang tot gezondheidszorg in de lidstaat van aansluiting te krijgen.
Amendement 70 Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit Artikel 6 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst 4. De lidstaten beschikken over een mechanisme voor de berekening van de door het wettelijk socialezekerheidsstelsel aan de verzekerde vergoede kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg. Dit mechanisme berust op objectieve, niet-discriminerende en vooraf bekende criteria en de volgens dit mechanisme vergoede kosten zijn niet lager dan die welke vergoed zouden worden indien dezelfde of soortgelijke gezondheidszorg op het grondgebied van de lidstaat van aansluiting zou zijn verleend.
400 /PE 425.402
NL
Amendement 4. Voor de toepassing van dit artikel beschikken de lidstaten over een transparant mechanisme voor de berekening van de door het wettelijk socialezekerheidsstelsel of andere wettelijke publieke stelsels vergoede kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg. Dit mechanisme berust op objectieve, niet-discriminerende en vooraf bekende criteria en de volgens dit mechanisme vergoede kosten zijn niet lager dan die welke vergoed zouden worden indien deze gezondheidszorg op het grondgebied van de lidstaat van aansluiting zou zijn verleend. Het mechanisme wordt op het passende administratieve niveau toegepast in gevallen waar de lidstaat van aansluiting over een gedecentraliseerde
gezondheidszorg beschikt. Amendement 71 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. Patiënten die naar een andere lidstaat reizen om daar tijdens hun verblijf gezondheidszorg te ontvangen of die in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg willen ontvangen, wordt overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor de communautaire bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG, toegang gegeven tot hun medische dossiers.
5. Patiënten die zich in een andere lidstaat dan hun lidstaat van aansluiting bevinden of die in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg willen ontvangen, wordt overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor de communautaire bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG, toegang gegeven tot hun medische dossiers. Indien de medische dossiers in elektronische vorm worden bijgehouden, moeten de patiënten gegarandeerd recht hebben op een kopie van deze dossiers of op afstand toegang krijgen tot deze dossiers. Gegevens worden alleen met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de patiënt of de familieleden van de patiënt overgedragen.
Amendement 72 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. De bepalingen van dit hoofdstuk laten de sluiting van grensoverschrijdende contractuele regelingen voor geplande gezondheidszorg onverlet.
Amendement 73
PE 425.402/ 401
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De lidstaat van aansluiting stelt de vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende extramurale zorg niet afhankelijk van voorafgaande toestemming als de kosten van die zorg door zijn socialezekerheidsstelsel vergoed zouden worden indien de zorg op zijn grondgebied zou zijn verleend.
De lidstaat van aansluiting stelt de vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende extramurale zorg of de aankoop van een in een andere lidstaat aangekocht goed dat kadert in de gezondheidszorg niet afhankelijk van voorafgaande toestemming als de kosten van die zorg of dat goed door zijn socialezekerheidsstelsel vergoed zouden worden indien de zorg op zijn grondgebied zou zijn verleend of het goed op zijn grondgebied zou zijn aangekocht.
Amendement 74 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Intramurale en gespecialiseerde zorg
Intramurale zorg
Amendement 75 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – leden 1 en 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Met het oog op de vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg overeenkomstig deze richtlijn wordt onder "intramurale zorg" verstaan:
1. Met het oog op de vergoeding van de kosten van in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg overeenkomstig deze richtlijn is de definitie van "intramurale zorg", die door de lidstaat van aansluiting wordt gehanteerd, beperkt tot:
a) gezondheidszorg waarvoor ten minste voor één nacht overnachtingsaccommodatie voor de patiënt nodig is;
a) gezondheidszorg waarvoor ten minste voor één nacht overnachtingsaccommodatie voor de patiënt nodig is; of
b) op een specifieke lijst opgenomen gezondheidszorg waarvoor geen overnachtingsaccommodatie voor de patiënt voor ten minste één nacht nodig is. De lijst wordt beperkt tot:
b) gezondheidszorg die zeer gespecialiseerd is en/of waarvoor zeer gespecialiseerde en kostenintensieve medische infrastructuur of apparatuur vereist is; of
402 /PE 425.402
NL
- gezondheidszorg waarvoor zeer gespecialiseerde en kostenintensieve medische infrastructuur of apparatuur vereist is; of - gezondheidszorg die behandelingen omvat waaraan een bijzonder risico voor de patiënt of voor de bevolking verbonden is.
b bis) gezondheidszorg die behandelingen omvat waaraan een bijzonder risico voor de patiënt of voor de bevolking verbonden is.
2. De Commissie stelt deze lijst op en kan haar regelmatig bijwerken. Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Amendement 76 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
3. De lidstaat van aansluiting mag voor de vergoeding door zijn socialezekerheidsstelsel van de kosten van in een andere lidstaat verleende intramurale zorg een systeem van voorafgaande toestemming hanteren als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
3. De lidstaat van aansluiting mag voor de vergoeding door zijn socialezekerheidsstelsel van de kosten van in een andere lidstaat verleende intramurale zorg een systeem van voorafgaande toestemming hanteren als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
(a) als de gezondheidszorg op zijn grondgebied zou zijn verleend, zou zij door het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat zijn vergoed; en tevens
(a) als de gezondheidszorg op zijn grondgebied zou zijn verleend, zou zij door het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat zijn vergoed; en tevens
(b) het systeem is bedoeld om de uitstroom van patiënten als gevolg van de toepassing van dit artikel aan te pakken en te voorkomen dat deze leidt, of waarschijnlijk zal leiden, tot ernstige aantasting van:
(b) ontbreken van voorafgaande toestemming kan leiden of zal waarschijnlijk leiden tot ernstige aantasting van:
(i) het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat; en/of
(i) het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat; en/of
(ii) de planning en rationalisering die in de ziekenhuissector plaatsvinden om overcapaciteit van ziekenhuizen, ongelijkheden bij de verlening van intramurale zorg en logistieke en financiële
(ii) de planning en rationalisering die in de ziekenhuissector plaatsvinden om overcapaciteit van ziekenhuizen, ongelijkheden bij de verlening van intramurale zorg en logistieke en financiële PE 425.402/ 403
NL
verspilling te voorkomen, de instandhouding van een evenwichtige en voor eenieder toegankelijke verzorging door artsen en ziekenhuizen of de instandhouding van behandelingscapaciteit of medische deskundigheid op het grondgebied van de lidstaat.
verspilling te voorkomen, de instandhouding van een evenwichtige en voor eenieder toegankelijke verzorging door artsen en ziekenhuizen of de instandhouding van behandelingscapaciteit of medische deskundigheid op het grondgebied van de lidstaat. Dit systeem laat Verordening (EEG) nr. 1408/71 en, vanaf de datum van inwerkingtreding ervan, Verordening (EG) 883/2004 onverlet.
Amendementen 77, 149 en 157 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. Het systeem van voorafgaande toestemming is beperkt tot hetgeen noodzakelijk en evenredig is om dergelijke gevolgen te voorkomen, en vormt geen middel tot willekeurige discriminatie.
4. Het systeem van voorafgaande toestemming geldt onverminderd artikel 3, lid 2 en is beperkt tot hetgeen noodzakelijk en evenredig is, is gebaseerd op duidelijke en transparante criteria en vormt geen middel tot willekeurige discriminatie of belemmering voor het vrije verkeer van personen.
Amendement 78 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. Wanneer voorafgaande toestemming is gevraagd en gegeven, zorgt de lidstaat van aansluiting ervoor dat de patiënt alleen kosten vooraf hoeft te betalen die ook vooraf te betalen geweest waren als de zorg in het gezondheidsstelsel van zijn lidstaat van aansluiting zou zijn verstrekt. Voor eventuele andere kosten streven de lidstaten ernaar het geld rechtstreeks te laten overmaken tussen de zorgfinanciers en de zorgaanbieders.
404 /PE 425.402
NL
Amendement 79 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 4 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 ter. Er moeten systemen voor het aanvragen van voorafgaande toestemming beschikbaar worden gesteld op lokaal/regionaal niveau en deze moeten toegankelijk en transparant zijn voor de patiënten. De voorschriften voor het aanvragen en weigeren van voorafgaande toestemming moeten vóór het indienen van een aanvraag beschikbaar zijn, zodat de aanvraag op eerlijke en transparante wijze kan worden gedaan.
Amendement 80 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 4 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 quater. Patiënten die in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg wensen te ontvangen, wordt het recht gegarandeerd om in hun lidstaat van aansluiting om voorafgaande toestemming te vragen.
Amendement 81 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. De lidstaat stelt alle relevante informatie over de krachtens lid 3 ingevoerde systemen van voorafgaande toestemming ter beschikking van het publiek.
5. De lidstaat stelt alle relevante informatie over de krachtens lid 3 ingevoerde systemen van voorafgaande toestemming, met inbegrip van de beroepsprocedures in geval van weigering van toestemming, ter beschikking van het publiek.
Amendement 82
PE 425.402/ 405
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. Bij een verzoek om toestemming van een verzekerde om gezondheidszorg in een andere lidstaat te verkrijgen gaat de lidstaat van aansluiting na of is voldaan aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr.883/2004 en verleent, indien dit zo is, de voorafgaande toestemming overeenkomstig deze verordening.
Amendement 83 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 5 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 ter. Patiënten met zeldzame ziekten hebben geen voorafgaande toestemming nodig.
Amendement 84 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Dergelijke procedures zijn gemakkelijk toegankelijk en kunnen waarborgen dat de ingediende verzoeken binnen vooraf door de lidstaten vastgestelde en bekendgemaakte termijnen objectief en onpartijdig behandeld worden.
2. Dergelijke procedures zijn gemakkelijk toegankelijk en kunnen waarborgen dat de ingediende verzoeken binnen vooraf door de lidstaten vastgestelde en bekendgemaakte redelijke termijnen objectief en onpartijdig behandeld worden.
Amendement 85 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. De criteria voor weigering van de in artikel 8, lid 3, bedoelde voorafgaande toestemming worden door de lidstaten van tevoren en op transparante wijze 406 /PE 425.402
NL
Amendement Schrappen
vastgesteld. Amendement 86 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 3 bis. De lidstaat van aansluiting zorgt ervoor dat patiënten die voorafgaande toestemming hebben verkregen voor zorg in het buitenland, alleen voorafgaande of bijkomende betalingen aan het zorgstelsel en/of de zorgaanbieders in de lidstaat van behandeling hoeven te betalen voor zover betalingen deze in de lidstaat van aansluiting ook vereist zijn.
Amendement 87 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
4. De lidstaten houden bij de vaststelling van de termijnen waarbinnen verzoeken om gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat moeten worden behandeld rekening met:
4. De lidstaten houden bij de vaststelling van de termijnen waarbinnen verzoeken om gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat moeten worden behandeld en bij de behandeling van deze verzoeken rekening met:
a) de specifieke ziekte,
a) de specifieke ziekte, a bis) individuele omstandigheden
(b) de hoeveelheid pijn die de patiënt heeft,
(b) de hoeveelheid pijn die de patiënt heeft,
c) de aard van zijn handicap, en
c) de aard van zijn handicap, en
d) de vraag of hij beroepswerkzaamheden kan verrichten.
d) de vraag of hij beroepswerkzaamheden kan verrichten.
Amendement 88 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 4 bis. Systemen voor het aanvragen van voorafgaande toestemming zijn PE 425.402/ 407
NL
beschikbaar op het adequate niveau voor de uitvoering van de gezondheidszorg van de lidstaat en zijn toegankelijk en transparant voor de patiënt. De voorschriften voor het aanvragen en weigeren van voorafgaande toestemming moeten vóór het indienen van een aanvraag beschikbaar zijn, zodat de aanvraag op eerlijke en transparante wijze kan worden gedaan. Amendement 89 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
5. De lidstaten waarborgen dat alle administratieve beslissingen over het gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat bestuursrechtelijk getoetst kunnen worden en tevens in rechte kunnen worden betwist, waarbij ook tijdelijke maatregelen kunnen worden genomen.
5. De lidstaten waarborgen dat alle administratieve of medische beslissingen over het gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat per geval medisch of bestuursrechtelijk getoetst kunnen worden, en tevens in rechte kunnen worden betwist, waarbij ook tijdelijke maatregelen kunnen worden genomen.
Amendement 90 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 5 bis. De Commissie verricht binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn een haalbaarheidsstudie naar de oprichting van een clearinginstelling om de vergoeding van kosten in het kader van deze richtlijn tussen verschillende landen, gezondheidszorgstelsels en muntzones te vergemakkelijken, brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad en dient zo nodig een wetgevingsvoorstel in.
Amendement 91
408 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 9 bis Voorafgaande toestemming De lidstaten kunnen de patiënten een vrijwillig systeem van voorafgaande toestemming aanbieden waarbij de patiënt, in ruil voor deze toestemming, een schriftelijke bevestiging krijgt waarop het maximumbedrag vermeld staat dat zal worden betaald. De patiënt kan deze schriftelijke bevestiging dan meenemen naar het ziekenhuis waar hij wordt behandeld en de kosten worden dan rechtstreeks door de lidstaat van aansluiting aan dit ziekenhuis vergoed.
Amendement 92 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 9 ter Europese Ombudsman voor patiënten De Commissie dient binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn een wetgevingsvoorstel in om een Europese Ombudsman voor patiënten in te stellen. De Europese Ombudsman voor patiënten behandelt en, indien nodig, bemiddelt in zaken waar patiënten een klacht indienen met betrekking tot voorafgaande toestemming, terugbetaling van kosten of schade. Op de Europese Ombudsman voor patiënten wordt pas een beroep gedaan, wanneer alle klachtenmogelijkheden binnen de lidstaat in kwestie zijn uitgeput.
PE 425.402/ 409
NL
Amendement 93 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – leden 1 en 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaat van aansluiting waarborgt dat mechanismen zijn ingesteld om patiënten op verzoek informatie te geven over het ontvangen van gezondheidszorg in een andere lidstaat en de voorwaarden die daarop van toepassing zijn, onder meer in geval van schade als gevolg van in een andere lidstaat ontvangen gezondheidszorg.
1. De lidstaat van aansluiting waarborgt dat er, onder meer met elektronische middelen, gemakkelijk toegankelijke mechanismen zijn ingesteld om patiënten op verzoek snel informatie te geven over het ontvangen van gezondheidszorg in een andere lidstaat en de voorwaarden die daarop van toepassing zijn, alsook over de rechten van patiënten, de procedures voor de toegang tot die rechten en de beroepsen verhaalmiddelen waarover de patiënt beschikt als dergelijke rechten hem worden onthouden, onder meer in geval van schade als gevolg van in een andere lidstaat ontvangen gezondheidszorg. Deze informatie wordt zo gepubliceerd dat zij toegankelijk is voor personen met een handicap. De lidstaten raadplegen de belanghebbenden, onder andere patiëntenorganisaties, om te garanderen dat de informatie duidelijk en toegankelijk is. In de informatie over grensoverschrijdende gezondheidszorg wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen rechten die patiënten hebben op grond van deze richtlijn en rechten die voortvloeien uit de verordeningen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsregelingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder f).
2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt, ook met elektronische middelen, gemakkelijk toegankelijk gemaakt en betreft onder meer de rechten van patiënten, de procedures voor de toegang tot die rechten en de rechtsmiddelen waarover de patiënt beschikt als dergelijke rechten hem worden onthouden.
410 /PE 425.402
NL
Amendement 94 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. Naast de in lid 1 genoemde informatie wordt ook informatie over gezondheidswerkers en zorgaanbieders met elektronische middelen gemakkelijk toegankelijk gemaakt door de lidstaten waar de gezondheidswerkers en zorgaanbieders geregistreerd zijn; deze informatie omvat naam, registratienummer en praktijkadres van de gezondheidswerkers en eventuele beperkingen die hun in de uitoefening van hun beroep zijn opgelegd.
Amendement 95 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst 3. De Commissie kan volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure een communautaire standaardindeling voor de in lid 1 bedoelde voorafgaande informatie ontwikkelen.
Amendement Schrappen
Amendement 96 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. Wanneer gezondheidszorg wordt verleend in een andere lidstaat dan die waar de patiënt verzekerd is, of in een andere lidstaat dan die waar de zorgaanbieder woonachtig, ingeschreven of gevestigd is, is overeenkomstig artikel 5 de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt van toepassing.
1. Wanneer gezondheidszorg wordt verleend in een andere lidstaat dan die waar de patiënt verzekerd is, is overeenkomstig artikel 5 de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt van toepassing.
Amendement 97 PE 425.402/ 411
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst 1. De lidstaten wijzen nationale contactpunten voor grensoverschrijdende gezondheidszorg aan en stellen de Commissie in kennis van de naam en contactgegevens daarvan.
Amendement 1. De lidstaten wijzen nationale contactpunten voor grensoverschrijdende gezondheidszorg aan en stellen de Commissie in kennis van de naam en contactgegevens daarvan. De lidstaten waarborgen dat patiëntenorganisaties, ziekenfondsen en zorgaanbieders bij de nationale contactpunten betrokken worden. De nationale contactpunten worden op een efficiënte en transparante wijze ingericht. In alle lidstaten moet informatie worden verspreid over het bestaan van de nationale contactpunten, zodat patiënten gemakkelijk toegang krijgen tot informatie.
Amendement 98 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1 bis. De nationale contactpunten voor grensoverschrijdende gezondheidszorg mogen ook in bestaande informatiecentra in de lidstaten worden ondergebracht.
Amendement 99 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Het nationale contactpunt in de lidstaat van aansluiting verricht, in nauwe samenwerking met de andere bevoegde nationale autoriteiten, de nationale contactpunten in andere lidstaten, in het bijzonder die waar de behandeling plaatsvindt, en de Commissie, de volgende taken:
2. Het nationale contactpunt in de lidstaat van aansluiting verstrekt en verspreidt informatie ten behoeve van patiënten en gezondheidswerkers, indien nodig op een website, over het ontvangen van gezondheidszorg in een andere lidstaat en over de voorwaarden die van toepassing zijn, in het bijzonder over de in artikel 6 bepaalde rechten van patiënten in verband
412 /PE 425.402
NL
met grensoverschrijdende gezondheidszorg. Het nationale contactpunt helpt patiënten bij de bescherming van hun rechten en bij het eisen van een passende schadevergoeding in geval van schade als gevolg van het gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat. a) het verstrekt en verspreidt informatie ten behoeve van patiënten, in het bijzonder over hun rechten in verband met grensoverschrijdende gezondheidszorg, kwaliteits- en veiligheidswaarborgen, bescherming van persoonsgegevens, klachtenprocedures en rechtsmiddelen voor in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg, en de toepasselijke voorwaarden; b) het helpt patiënten bij de bescherming van hun rechten en bij het eisen van een passende schadevergoeding in geval van schade als gevolg van het gebruik van gezondheidszorg in een andere lidstaat; in het bijzonder informeert het nationale contactpunt patiënten over de beschikbare mogelijkheden om geschillen te beslechten, helpt het bij het vaststellen welke buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsregeling in een specifiek geval kan worden gebruikt en helpt het patiënten zo nodig bij het volgen van hun geschil;
2 bis. Het nationale contactpunt in de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, verstrekt en verspreidt informatie ten behoeve van patiënten, indien nodig op een website, over de in artikel 5, lid 1, onder b bis), bedoelde kwesties en over de bescherming van persoonsgegevens, de toegankelijkheid van gezondheidsvoorzieningen voor personen met een handicap, klachtenprocedures en rechtsmiddelen voor in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg. Het informeert patiënten en gezondheidswerkers, indien nodig, in het bijzonder over de instrumenten waarmee gezondheidswerkers en dienstverleners zijn gereguleerd en de instrumenten waarmee administratieve actie kan worden ondernomen en over de beschikbare mogelijkheden om geschillen te beslechten en helpt het bij het vaststellen welke buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsregeling in een specifiek geval kan worden gebruikt.
c) het verzamelt gedetailleerde informatie over de nationale instanties die actief zijn op het gebied van buitengerechtelijke geschillenbeslechting en bevordert de samenwerking met die instanties; d) het bevordert de ontwikkeling van internationale buitengerechtelijke PE 425.402/ 413
NL
regelingen voor het beslechten van geschillen als gevolg van grensoverschrijdende gezondheidszorg. 2 ter. Het nationale contactpunt in een lidstaat werkt nauw samen met andere bevoegde autoriteiten, met de nationale contactpunten in de andere lidstaten, met patiëntenorganisaties en met de Commissie. 2 quater. De nationale contactpunten verstrekken de in lid 2 en 2 bis bedoelde informatie zo dat zij gemakkelijk toegankelijk is voor personen met een handicap. Amendement 100 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 − leden 2 bis, 2 ter en 2 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 2 bis. De lidstaten, met name buurlanden, kunnen met elkaar akkoorden over de voortzetting of eventuele verdere ontwikkeling van samenwerkingsovereenkomsten sluiten. 2 ter. De lidstaten garanderen dat registers waarin gezondheidswerkers zijn opgenomen, door bevoegde autoriteiten van andere lidstaten kunnen worden geraadpleegd. 2 quater. De lidstaten wisselen onmiddellijk en pro-actief informatie uit over tucht- en strafrechtelijke vaststellingen ten laste van gezondheidswerkers, wanneer deze gevolgen hebben voor hun registratie of hun recht om hun beroep uit te oefenen.
Amendementen 101 en 144 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 − leden 1, 2 en 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Erkenning van in een andere lidstaat verstrekte recepten
Erkenning van in een andere lidstaat verstrekte recepten
414 /PE 425.402
NL
1. Wanneer overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2001/83/EG een vergunning is verleend om een geneesmiddel op hun grondgebied in de handel te brengen, waarborgen de lidstaten dat recepten die door een gemachtigde persoon in een andere lidstaat voor een bepaalde patiënt zijn verstrekt, op hun grondgebied kunnen worden gebruikt en dat eventuele beperkingen op de erkenning van individuele recepten verboden zijn, tenzij deze:
1. Wanneer overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2001/83/EG een vergunning is verleend om een geneesmiddel op hun grondgebied in de handel te brengen, waarborgen de lidstaten dat recepten voor dat geneesmiddel die door een gemachtigde persoon in een andere lidstaat voor een bepaalde patiënt zijn verstrekt, op hun grondgebied kunnen worden gebruikt en dat eventuele beperkingen op de erkenning van individuele recepten verboden zijn, tenzij deze:
a) beperkt zijn tot hetgeen noodzakelijk en evenredig is om de menselijke gezondheid te beschermen en zij niet discriminerend zijn, of
a) beperkt zijn tot hetgeen noodzakelijk en evenredig is om de menselijke gezondheid te beschermen en zij niet discriminerend zijn, of
b) op gegronde en gerechtvaardigde twijfel omtrent de echtheid of de inhoud van een individueel recept berusten.
b) op gegronde en gerechtvaardigde twijfel omtrent de echtheid of de inhoud van een individueel recept of de status van de voorschrijver berusten. De erkenning van een recept als hierboven bedoeld laat het volgende onverlet: i) de nationale regels betreffende voorschrijving en verstrekking, met inbegrip van generieke vervanging; ii) de nationale regels betreffende de terugbetaling van communautaire grensoverschrijdende recepten; iii) welke beroeps- of ethische plicht ook op grond waarvan de apotheker moet weigeren het middel te verstrekken, als het recept zou zijn verstrekt in de lidstaat van aansluiting.
2. Om de toepassing van lid 1 te vergemakkelijken stelt de Commissie het volgende vast:
2. Om de toepassing van lid 1 te vergemakkelijken stelt de Commissie het volgende vast:
a) maatregelen die een apotheker of andere gezondheidswerker in staat stellen te controleren of een recept echt is en in een andere lidstaat door een gemachtigde persoon is verstrekt, door de ontwikkeling van een communautair model voor recepten en de bevordering van de interoperabiliteit van elektronische recepten;
a) maatregelen die een apotheker of andere gezondheidswerker in staat stellen te controleren of een recept echt is en in een andere lidstaat door een gemachtigde persoon is verstrekt, door de ontwikkeling van een communautair model voor recepten en de bevordering van de interoperabiliteit van elektronische recepten; garanties inzake gegevensbescherming worden in PE 425.402/ 415
NL
aanmerking genomen en geïntegreerd vanaf de beginfase van dit ontwikkelingsproces; b) maatregelen waarmee wordt gewaarborgd dat geneesmiddelen die in de ene lidstaat worden voorgeschreven en in de andere worden verstrekt, correct geïdentificeerd worden en dat de patiënteninformatie over geneesmiddelen begrijpelijk is;
b) maatregelen waarmee wordt gewaarborgd dat geneesmiddelen die in de ene lidstaat worden voorgeschreven en in de andere worden verstrekt, correct geïdentificeerd worden en dat de patiënteninformatie over geneesmiddelen begrijpelijk is, inclusief duidelijkheid met betrekking tot verschillende namen die worden gebruikt voor hetzelfde geneesmiddel; b bis) maatregelen waarmee, indien nodig, contact wordt gewaarborgd tussen de partij die het geneesmiddel voorschrijft en de partij die het verstrekt, om een volledig begrip van de behandeling te garanderen, met eerbiediging van het vertrouwelijke karakter van de patiëntgegevens.
c) maatregelen om specifieke categorieën geneesmiddelen van de in dit artikel bedoelde erkenning van recepten uit te sluiten wanneer dit nodig is om de volksgezondheid te beschermen. 2 bis. Als in de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt, een recept wordt verstrekt voor geneesmiddelen die in de lidstaat van aansluiting normaal niet tegen recept verkrijgbaar zijn, behoort het deze laatste toe te besluiten of hij uitzonderlijk toestemming verleent dan wel een alternatief geneesmiddel verstrekt dat even doeltreffend wordt geacht. 3. De in lid 2, onder a) en b), bedoelde maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure. De in lid 2, onder c), bedoelde maatregelen, die nietessentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Amendement 102 416 /PE 425.402
NL
3. De in lid 2, onder a), b) en b bis), bedoelde maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.
Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 - lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten bevorderen de ontwikkeling van Europese referentienetwerken van zorgaanbieders. Die netwerken staan voortdurend open voor nieuwe orgaanbieders die eraan willen deelnemen, mits deze zorgaanbieders aan alle vereiste voorwaarden en criteria voldoen.
1. De lidstaten bevorderen de ontwikkeling van Europese referentienetwerken van zorgaanbieders, met name op het gebied van zeldzame ziekten, waarbij zij de ervaringen benutten die de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS) hebben opgedaan op het gebied van samenwerking op het gebied van gezondheid. Die netwerken staan voortdurend open voor nieuwe orgaanbieders die eraan willen deelnemen, mits deze zorgaanbieders aan alle vereiste voorwaarden en criteria voldoen.
Amendement 103 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 - lid 2 - punt b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement b bis) bijdragen aan de bundeling van kennis op het gebied van ziektegerelateerde preventie en behandeling van belangrijke en veel voorkomende ziekten;
Amendement 104 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 - lid 2 - letter f bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement f bis) invoeren van instrumenten waarmee in geval van ernstige ongelukken de bestaande middelen op het gebied van gezondheidszorg beter kunnen worden gebruikt, met name in grensoverschrijdende gebieden.
Amendement 105
PE 425.402/ 417
NL
Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 - lid 3 - inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst 3. De Commissie stelt het volgende vast:
Amendement 3. De Commissie stelt in samenwerking met deskundigen en belanghebbenden het volgende vast:
Amendement 106 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 - lid 3 - letter a - inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
a) een lijst van specifieke criteria en voorwaarden waaraan de Europese referentienetwerken moeten voldoen, waaronder de voorwaarden en criteria voor zorgaanbieders die aan de Europese referentienetwerken willen deelnemen, teneinde in het bijzonder te waarborgen dat de Europese referentienetwerken:
a) een lijst van specifieke criteria en voorwaarden waaraan de Europese referentienetwerken moeten voldoen, waaronder ook een lijst van op te nemen zeldzame ziekteterreinen en de voorwaarden en criteria voor zorgaanbieders die aan de Europese referentienetwerken willen deelnemen, teneinde in het bijzonder te waarborgen dat de Europese referentienetwerken:
Amendement 107 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 3 – letter a – punt ix bis) (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement ix bis) passende en effectieve betrekkingen met technologieleveranciers hebben.
Amendement 108 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement Artikel 15 bis Proefgebieden De Commissie kan in samenwerking met de lidstaten grensregio´s aanwijzen als proefgebieden waar innovatieve
418 /PE 425.402
NL
initiatieven met betrekking tot grensoverschrijdende zorg getest, geanalyseerd en geëvalueerd kunnen worden. Amendement 109 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
De Commissie stelt volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure de nodige specifieke maatregelen vast om informatie- en communicatietechnologiesystemen op het gebied van de gezondheidszorg interoperabel te maken; die maatregelen zijn van toepassing wanneer lidstaten besluiten deze systemen in te voeren. De maatregelen sluiten aan bij de ontwikkelingen van de gezondheidstechnologieën en de medische wetenschap en eerbiedigen het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig de toepasselijke wetgeving. In het bijzonder worden de nodige normen en begrippen voor de interoperabiliteit van de desbetreffende informatie- en communicatietechnologiesystemen gespecificeerd om een veilige, hoogwaardige en efficiënte verlening van grensoverschrijdende gezondheidsdiensten te waarborgen.
De Commissie stelt volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure de nodige specifieke maatregelen vast om informatie- en communicatietechnologiesystemen op het gebied van de gezondheidszorg interoperabel te maken; die maatregelen zijn van toepassing wanneer lidstaten besluiten deze systemen in te voeren. De maatregelen voldoen aan de toepasselijke gegevensbeschermingswetgeving in elke lidstaat en sluiten ook aan bij de ontwikkelingen van de gezondheidstechnologieën en de medische wetenschap, met inbegrip van telegeneeskunde en telepsychiatrie, en eerbiedigen het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens. In het bijzonder worden de nodige normen en begrippen voor de interoperabiliteit van de desbetreffende informatie- en communicatietechnologiesystemen gespecificeerd om een veilige, hoogwaardige en efficiënte verlening van grensoverschrijdende gezondheidsdiensten te waarborgen.
Amendement 110 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement De lidstaten verzekeren dat het gebruik van e-Gezondheid en andere telemedische diensten: a) beantwoordt aan dezelfde professionele PE 425.402/ 419
NL
medische kwaliteits- en veiligheidsnormen als die gelden voor niet-elektronische verstrekking van gezondheidzorg; b) patiënten adequate bescherming biedt met name via de invoering van gepaste regelgevingsvereisten overeenkomstig hetgeen geldt voor niet-elektronische gezondheidszorg. Amendement 135 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Samenwerking op het gebied van het beheer van nieuwe gezondheidstechnologieën
Samenwerking op het gebied van het beheer van gezondheidstechnologieën
1. De lidstaten bevorderen de ontwikkeling en werking van een netwerk waarin de nationale autoriteiten of instanties die verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van gezondheidstechnologie met elkaar worden verbonden.
1. De Commissie vergemakkelijkt, in overleg met het Europees Parlement, de invoering van een netwerk waarin de nationale autoriteiten of instanties die verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van gezondheidstechnologie met elkaar worden verbonden. Dit netwerk is gestoeld op de beginselen van goed bestuur, waaronder transparantie, objectiviteit, eerlijke procedures en brede en volledige betrokkenheid van alle belanghebbende groepen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, gezondheidswerkers, patiëntenvertegenwoordigers, sociale partners, wetenschappers en bedrijfsleven, waarbij de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van de evaluatie van gezondheidstechnologie wordt gerespecteerd.
2. Het netwerk voor de evaluatie van gezondheidstechnologie heeft de volgende doelstellingen:
2. Het netwerk voor de evaluatie van gezondheidstechnologie heeft de volgende doelstellingen:
a) ondersteunen van de samenwerking tussen de nationale autoriteiten of instanties;
a) ondersteunen van de samenwerking tussen de nationale autoriteiten of instanties; a bis) vinden van duurzame manieren om een evenwicht te bewerkstelligen tussen de doelstellingen van toegang tot geneesmiddelen, beloning voor innovatie en beheer van de
420 /PE 425.402
NL
gezondheidszorgbegroting; b) ondersteunen van de verstrekking van objectieve, betrouwbare, tijdige, transparante en overdraagbare informatie over de doeltreffendheid van gezondheidstechnologieën op korte en lange termijn en een effectieve uitwisseling van deze informatie tussen de nationale autoriteiten of instanties mogelijk maken.
b) ondersteunen van de verstrekking van objectieve, betrouwbare, tijdige, transparante en overdraagbare informatie over de doeltreffendheid van gezondheidstechnologieën op korte en lange termijn en een effectieve uitwisseling van deze informatie tussen de nationale autoriteiten of instanties mogelijk maken. b bis) analyseren van de aard en het type van de uit te wisselen informatie.
3. De lidstaten wijzen de autoriteiten of instanties aan die aan het in lid 1 bedoelde netwerk deelnemen en stellen de Commissie in kennis van de naam en contactgegevens van die autoriteiten of instanties.
3. De lidstaten wijzen de autoriteiten of instanties aan die aan het in lid 1 bedoelde netwerk deelnemen en stellen de Commissie in kennis van de naam en contactgegevens van die autoriteiten of instanties.
4. De Commissie stelt volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure de nodige maatregelen voor de oprichting en het beheer van dit netwerk vast, waarbij ook de aard en het type van de uit te wisselen informatie wordt gespecificeerd.
4. De Commissie stelt volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure de nodige maatregelen voor de oprichting, het beheer en de transparante werking van dit netwerk vast. 4 bis. De Commissie staat alleen autoriteiten die de in lid 1 omschreven beginselen van good governance in acht nemen, toe aan het netwerk deel te nemen.
Amendement 112 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De lidstaten verzamelen voor toezichtsdoeleinden benodigde statistische gegevens en overige aanvullende gegevens over de verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg, de verleende zorg, de betrokken zorgaanbieders en patiënten, de kosten en de resultaten. Deze gegevens verzamelen zij, overeenkomstig de nationale en communautaire wetgeving inzake de productie van statistieken en de bescherming van persoonsgegevens, in het
1. De lidstaten verzamelen voor toezichtsdoeleinden benodigde statistische gegevens over de verlening van grensoverschrijdende gezondheidszorg, de verleende zorg, de betrokken zorgaanbieders en patiënten, de kosten en de resultaten. Deze gegevens verzamelen zij, overeenkomstig de nationale en communautaire wetgeving inzake de productie van statistieken en de bescherming van persoonsgegevens, en met name artikel 8, lid 4, van Richtlijn PE 425.402/ 421
NL
kader van hun algemene systemen voor het verzamelen van gegevens over de gezondheidszorg.
95/46/EG, in het kader van hun algemene systemen voor het verzamelen van gegevens over de gezondheidszorg.
Amendement 113 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten, voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten, voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. Zij verzekert daarbij dat de deskundigen van de relevante patiënten- en beroepsgroepen op gepaste manier worden geraadpleegd, met name bij de implementatie van onderhavige richtlijn, en stelt een met redenen omkleed verslag op over deze raadpleging.
Amendement 143 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. Wanneer uitvoeringsmaatregelen betreffende de verwerking van persoonsgegevens worden vastgesteld, wordt de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd.
422 /PE 425.402
NL
Amendement 115 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20 – lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst Binnen vijf jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde termijn stelt de Commissie een verslag over de werking van deze richtlijn op en dient dit bij het Europees Parlement en de Raad in.
Amendement Binnen vijf jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde termijn stelt de Commissie een verslag over de werking van deze richtlijn op, met statistieken over de patiëntenuitstromen en -instromen die deze richtlijn tot gevolg heeft, en dient dit bij het Europees Parlement en de Raad in.
PE 425.402/ 423
NL
P6_TA-PROV(2009)0287 Patiëntveiligheid * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties (COM(2008)0837 – C6-0032/2009 – 2009/0003(CNS))
(Raadplegingsprocedure) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2008)0837), – gelet op artikel 152, lid 4, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0032/2009), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0000/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen; 3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; 4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie; 5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
424 /PE 425.402
NL
Amendement 1 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 2 Door de Commissie voorgestelde tekst (2) Geschat wordt dat in de EU-lidstaten tussen 8 en 12% van de ziekenhuispatiënten bij de ontvangst van gezondheidszorg te maken krijgt met ongewenste voorvallen.
Amendement (2) Geschat wordt dat in de EU-lidstaten tussen 8 en 12% van de ziekenhuispatiënten bij de ontvangst van gezondheidszorg te maken krijgt met ongewenste voorvallen, hetgeen neerkomt op 6,7 tot 15 miljoen ziekenhuispatiënten en meer dan 37 miljoen patiënten die een beroep doen op de eerstelijns gezondheidszorg.
Amendement 2 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) Geschat wordt dat gemiddeld een op de twintig patiënten een zorginfectie oploopt, wat in de Europese Unie neerkomt op 4,1 miljoen patiënten per jaar, en dat jaarlijks ongeveer 37 000 sterfgevallen aan de gevolgen van een dergelijke infectie toe te schrijven zijn.
Amendement 3 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 3 Door de Commissie voorgestelde tekst (3) Gebrekkige patiëntveiligheid is een ernstig volksgezondheidsprobleem en legt een groot beslag op de beperkte middelen voor gezondheid. Een groot deel van de ongewenste voorvallen, zowel in de intramurale als in de primaire zorg, kan worden voorkomen, en systemische factoren spelen een zeer grote rol.
Amendement (3) Gebrekkige patiëntveiligheid is een ernstig volksgezondheidsprobleem en legt een groot beslag op de beperkte middelen voor gezondheid. Een groot deel van de ongewenste voorvallen, zowel in de intramurale als in de primaire zorg, met inbegrip van de voorvallen als gevolg van een verkeerde diagnose of behandeling, kan worden voorkomen, en beperkte financiële middelen alsmede systemische PE 425.402/ 425
NL
factoren spelen een zeer grote rol. Amendement 4 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 6 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (6 bis) Aangenomen wordt dat van alle ongewenste voorvallen die verband houden met de gezondheidszorg, de zorginfecties gemakkelijk kunnen worden vermeden. De lidstaten moeten instrumenten invoeren om het aantal mensen dat in de Europese Unie jaarlijks door ongewenste voorvallen wordt getroffen, met 20% te verminderen.
Amendement 5 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 7 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(7) Er zijn aanwijzingen dat de ontwikkeling en implementatie van effectieve en allesomvattende patiëntveiligheidsstrategieën niet in alle EU-lidstaten even ver gevorderd zijn. Daarom is het de bedoeling dat dit initiatief een kader schept voor het stimuleren van beleidsontwikkeling en toekomstig optreden in en tussen de lidstaten om de belangrijkste problemen in verband met patiëntveiligheid waarmee de EU wordt geconfronteerd, aan te pakken.
(7) Er zijn aanwijzingen dat de ontwikkeling en implementatie van effectieve en allesomvattende patiëntveiligheidsstrategieën niet in alle EU-lidstaten even ver gevorderd zijn. Daarom is het de bedoeling dat dit initiatief een kader schept voor het stimuleren van beleidsontwikkeling en toekomstig optreden in en tussen de lidstaten om de belangrijkste problemen in verband met patiëntveiligheid waarmee de EU wordt geconfronteerd, waaronder met name de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen voor de gezondheid van de mensen, aan te pakken. Er mag evenwel, overeenkomstig artikel 152 van het EG-Verdrag, niet worden getornd aan de bevoegdheid van de lidstaten.
Amendement 6
426 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een aanbeveling Overweging 8 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(8) Patiënten moeten worden geïnformeerd en moeten zeggenschap krijgen door hen bij het proces van patiëntveiligheid te betrekken; zij moeten op de hoogte zijn van de mate van veiligheid en weten hoe zij toegankelijke en begrijpelijke informatie in verband met klachten- en verhaalsystemen kunnen vinden.
(8) Patiënten moeten worden geïnformeerd en moeten zeggenschap krijgen door hen bij het proces van patiëntveiligheid te betrekken; zij moeten op de hoogte zijn van de mate van veiligheid en weten hoe zij toegankelijke en begrijpelijke informatie in verband met klachten- en verhaalsystemen kunnen vinden. Het soort compensatie en de compensatieprocedure vallen echter onder de bevoegdheid van de lidstaat.
Amendement 7 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 10 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(10) Op Gemeenschapsniveau moeten vergelijkbare en geaggregeerde gegevens worden verzameld met het oog op de totstandbrenging van efficiënte en transparante programma's, structuren en beleidsmaatregelen voor patiëntveiligheid, en de beste praktijken moeten onder de lidstaten worden verspreid. Om van elkaar te kunnen leren, moeten de lidstaten en de Europese Commissie samen een gemeenschappelijke terminologie in verband met patiëntveiligheid en gemeenschappelijke indicatoren ontwikkelen, rekening houdend met het werk van de relevante internationale organisaties.
(10) Op Gemeenschapsniveau moeten vergelijkbare en geaggregeerde gegevens worden verzameld met het oog op de totstandbrenging van efficiënte en transparante programma's, structuren en beleidsmaatregelen voor patiëntveiligheid, en de beste praktijken moeten onder de lidstaten worden verspreid. Deze gegevens mogen uitsluitend ten behoeve van de veiligheid van de patiënt met het oog op de beheersing van zorginfecties worden gebruikt. Om van elkaar te kunnen leren, moeten de lidstaten en de Europese Commissie samen een gemeenschappelijke terminologie in verband met patiëntveiligheid en gemeenschappelijke indicatoren ontwikkelen, rekening houdend met het werk van de relevante internationale organisaties.
PE 425.402/ 427
NL
Amendement 8 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 11 Door de Commissie voorgestelde tekst (11) Hulpmiddelen op basis van informatie- en communicatietechnologie, zoals elektronische patiëntendossiers of elektronische recepten, kunnen bijdragen aan verbeterde patiëntveiligheid, bijvoorbeeld door het systematisch screenen op mogelijke wisselwerking van geneesmiddelen of allergieën voor geneesmiddelen.
Amendement (11) Hulpmiddelen op basis van informatie- en communicatietechnologie, zoals elektronische patiëntendossiers of elektronische recepten, kunnen bijdragen aan verbeterde patiëntveiligheid, bijvoorbeeld door het systematisch screenen op mogelijke wisselwerking van geneesmiddelen of allergieën voor geneesmiddelen, zoals de Commissie heeft erkend in haar Aanbeveling 2008/594/EG van 2 juli 2008 inzake grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers1 --------------------------1 PB L 190 van 18.7.2008, blz. 37.
Amendement 9 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 12 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (12 bis) Omdat ouderen bij een verblijf in het ziekenhuis gemakkelijker het slachtoffer kunnen worden van infectieziekten, moet onderzoek worden gedaan naar de behoeften van deze specifieke groep en moeten maatregelen worden genomen om hun herstel en revalidatie te bevorderen.
Amendement 10 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 15 Door de Commissie voorgestelde tekst (15) Er zijn onvoldoende gegevens over zorginfecties beschikbaar om surveillancenetwerken in staat te stellen 428 /PE 425.402
NL
Amendement (15) Er zijn onvoldoende gegevens over zorginfecties beschikbaar om surveillancenetwerken in staat te stellen
zinnige vergelijkingen te maken tussen instellingen, de epidemiologie van aan gezondheidszorg gerelateerde pathogenen te volgen en het preventie- en bestrijdingsbeleid voor zorginfecties te evalueren en begeleiden. Derhalve moeten surveillancesystemen worden opgezet of versterkt, zowel op het niveau van de zorginstellingen als op regionaal en nationaal niveau.
zinnige vergelijkingen te maken tussen instellingen, de epidemiologie van aan gezondheidszorg gerelateerde pathogenen te volgen en het preventie- en bestrijdingsbeleid voor zorginfecties te evalueren en begeleiden. Derhalve moeten surveillancesystemen worden opgezet of versterkt, zowel op het niveau van de zorginstellingen als op regionaal en nationaal niveau. Door betere informatievergaring op regionaal, nationaal en Europees niveau moeten de directe verbanden tussen beleid, systemen en regelingen op gebied van patiëntveiligheid en de op dat gebied behaalde resultaten gemakkelijker kunnen worden aangetoond.
Amendement 11 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 15 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (15 bis) Het is noodzakelijk dat de lidstaten het aantal mensen dat een zorginfectie oploopt, kunnen terugdringen. Naast andere mogelijke instrumenten, is de aanwerving van een groter aantal verpleegsters of verplegers, die gespecialiseerd zijn in het tegengaan van infecties, van belang.
Amendement 12 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 15 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (15 ter) Voorts zouden de lidstaten en hun zorginstellingen moeten overwegen verbindingspersonen in te zetten, om de gespecialiseerde verpleegkundigen in de klinische afdeling van zorginstellingen bij spoedeisende medische zorg en in gemeentelijke ziekenhuizen te ondersteunen. PE 425.402/ 429
NL
Amendement 13 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 15 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (15 ter) Om het aantal voorvallen in de gezondheidszorg terug te dringen, moeten de lidstaten worden aangemoedigd lokale en nationale doeleinden vast te stellen voor de aanwerving van zorgpersoneel dat gespecialiseerd is in het tegengaan van infecties, met inachtneming van de aanbevolen verhouding van één verpleegster of verpleger per 250 ziekenhuisbedden in 2015.
Amendement 14 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 16 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (16 bis) De Commissie dient voorstellen in te dienen over de wijze waarop de verspreiding van vervalste geneesmiddelen en gezondheidsschade van patiënten en personeel in de gezondheidszorg als gevolg van verwondingen met injectienaalden voorkomen kunnen worden.
Amendement 15 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk I bis (nieuw) – titel Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement I bis. DOELSTELLINGEN VOOR VERMINDERING
430 /PE 425.402
NL
Amendement 16 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk I bis (nieuw) – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement 1) De lidstaten moeten maatregelen nemen om het aantal personen dat jaarlijks in de Europese Unie met ongewenste voorvallen in de gezondeheidszorg te maken krijgt met 20% te verminderen, hetgeen neerkomt op een vermindering met 900 000 gevallen per jaar tussen nu en 2015.
Amendement 17 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 1 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst (a) de bevoegde autoriteit of autoriteiten aan te wijzen die op hun grondgebied verantwoordelijk zijn voor patiëntveiligheid;
Amendement (a) de op de verschillende niveaus van nationaal en lokaal bestuur bevoegde autoriteiten aan te wijzen die op hun grondgebied verantwoordelijk zijn voor patiëntveiligheid en voor het toezicht op en de coördinatie van de maatregelen ter verbetering van de volksgezondheid;
Amendement 18 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 1 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst (c) steun te verlenen aan de ontwikkeling van veiliger systemen, processen en hulpmiddelen, met inbegrip van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie.
Amendement (c) steun te verlenen aan de ontwikkeling van veiliger en gebruiksvriendelijker systemen, processen en hulpmiddelen, met inbegrip van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie.
Amendement 19 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 2 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement PE 425.402/ 431
NL
(b bis) patiënten te informeren over het risico van de behandeling en juridische mechanismen in te voeren, die het instellen van vorderingen wegens gezondheidsschade, ook tegen producenten van geneesmiddelen, gemakkelijker maken. Amendement 20 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 3 – letter a Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(a) relevante informatie verschaffen over de omvang, typen en oorzaken van fouten, ongewenste voorvallen en bijnaongelukken;
(a) relevante informatie verschaffen over de omvang, typen en oorzaken van fouten, ongewenste voorvallen en bijnaongelukken en de daarvoor verantwoordelijke personen vermelden;
Amendement 21 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 3 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) waarborgen dat tussen de instanties voor gezondheidszorg van de lidstaten een vertrouwelijke informatieuitwisseling over beoefenaars van zorgberoepen die schuldig zijn bevonden aan nalatigheid of behandelingsfouten, plaatsvindt.
Amendement 22 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 4 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) adequate opleiding en scholing van alle gezondheidswerkers te bieden, zodat zij in staat zijn medische apparatuur correct en conform hun functie en gebruiksaanwijzing te gebruiken, teneinde gezondheidsrisico's en ongewenste effecten, onder meer veroorzaakt door
432 /PE 425.402
NL
oneigenlijk hergebruik van medische hulpmiddelen, te voorkomen; Amendement 23 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 5 – letter c Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(c) op EU-niveau naar type en aantal uitgesplitste, vergelijkbare gegevens en informatie over de patiëntveiligheidsresultaten te verzamelen en met elkaar te delen, teneinde te bevorderen dat de lidstaten van elkaar leren en informatie te verzamelen om prioriteiten te kunnen stellen.
(c) op EU-niveau naar type en aantal uitgesplitste, vergelijkbare gegevens en informatie over de patiëntveiligheidsresultaten te verzamelen en met elkaar te delen, teneinde te bevorderen dat de lidstaten van elkaar leren en informatie te verzamelen om prioriteiten te kunnen stellen. De omvang en de kosten van de gegevensverzameling, alsmede het gebruik van de gegevens mogen niet in wanverhouding staan tot het verwachte nut. De gegevens mogen uitsluitend voor het verwezenlijken van de doelstelling (vermindering van zorginfecties door gemeenschappelijke leerervaring) worden verzameld.
Amendement 24 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk II – punt 6 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) de mogelijkheden te bevorderen voor samenwerking en voor de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken tussen ziekenhuismanagers, verplegend personeel en patiëntgroepen overal in de Europese Unie op het gebied van initiatieven voor patiëntveiligheid op lokaal niveau;
Amendement 25 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk III – punt 1 – letter -a (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement PE 425.402/ 433
NL
(-a) invoering van doeltreffende mechanismen voor risicobeoordeling, waaronder een diagnostisch onderzoek van de patiënt vóór de ziekenhuisopname, om snel te kunnen vaststellen of er omstandigheden zijn die extra voorzorgsmaatregelen vereisen; Amendement 26 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk III – punt 1 – letter -a bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a bis) adequate bescherming van het personeel in de gezondheidszorg door vaccinaties, profylaxe na blootstelling, diagnostisch routineonderzoek, persoonlijke beschermingsuitrusting en het gebruik van medische apparatuur die het risico van door bloed overgedragen infecties verkleint;
Amendement 27 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk III – punt 1 – letter -a ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (-a ter) doeltreffende preventie en beheersing van infecties in instellingen voor langdurige zorg en revalidatie;
Amendement 28 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – Hoofdstuk III – punt 1 – letter b) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
b) verbetering van de infectiepreventie en bestrijding op het niveau van de zorginstellingen;
b) verbetering van de infectiepreventie en bestrijding op het niveau van de zorginstellingen en waarborging van het hoogst mogelijke niveau van reinheid, hygiëne en, indien nodig, asepsie, met betrekking tot: i) materiaal voor de ontvangst en het
434 /PE 425.402
NL
verblijf van de patiënten; ii) medisch en paramedisch materiaal, elektro-medische apparatuur dat voor patiënten wordt gebruikt, en het verstrekken van geneesmiddelen; iii) faciliteiten voor patiëntenzorg; Amendement 29 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk III – punt 1 – letter b – streepje (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement - bevordering van handhygiëne onder gezondheidswerkers;
Amendement 30 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk III – punt 1 – letter b – streepje (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement - verbetering van de preventie en beheersing van de verspreiding van ziekten onder medisch en paramedisch personeel, waartoe de nodige preventiemaatregelen worden genomen, zoals de noodzakelijke vaccinatieprogramma's voor het personeel;
Amendement 31 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – Hoofdstuk III – punt 1 – letter d) Door de Commissie voorgestelde tekst d) bevordering van de opleiding en scholing van gezondheidswerkers op het niveau van de lidstaten en op het niveau van de zorginstellingen;
Amendement d) bevordering van de opleiding en scholing van gezondheidswerkers en paramedisch personeel op het niveau van de lidstaten en op het niveau van de zorginstellingen, met bijzondere aandacht voor ziekenhuisinfecties en de resistentie PE 425.402/ 435
NL
van virussen tegen antibiotica; Amendement 32 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – Hoofdstuk III – punt 1 – letter e) Door de Commissie voorgestelde tekst e) betere voorlichting van patiënten;
Amendement e) betere voorlichting van patiënten via het sociale- en gezondheidsnetwerk, maar ook via periodieke voorlichtingscampagnes in de kranten, op de radio, de televisie en het internet;
Amendement 33 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – Hoofdstuk III – punt 1 – letter f) Door de Commissie voorgestelde tekst f) ondersteuning van onderzoek.
Amendement f) ondersteuning van onderzoek, onder andere op het gebied van de mogelijke medische toepassingen van nanotechnologieën en nanomaterialen.
Amendement 34 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk III – punt 1 – letter f bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (f bis) melding van elke uitbraak van zorginfecties die een significant aantal patiënten raakt, aan het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding;
Amendement 35 Voorstel voor een aanbeveling Deel I – hoofdstuk III – punt 1 – letter f ter) (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (f ter) het houden van voorlichtingscampagnes voor het publiek en voor gezondheidswerkers met het doel
436 /PE 425.402
NL
praktijken terug te dringen die leiden tot antimicrobiële resistentie. Amendement 36 Voorstel voor een aanbeveling Deel II – titel Door de Commissie voorgestelde tekst DEEL II: VERSLAG VAN DE COMMISSIE
Amendement DEEL II: ACTIES VAN DE COMMISSIE
Amendement 37 Voorstel voor een aanbeveling Deel II – punt 1 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 bis) De Commissie dient te overwegen, waar bestaande communautaire wettelijke voorschriften aangescherpt kunnen worden om de patiëntveiligheid te verbeteren, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de regelgevingsautoriteiten voor beroepen in de gezondheidszorg bij grensoverschrijding van gezondheidswerkers binnen Europa informatie uitwisselen over eventuele disciplinaire procedures die tegen individuele personen zijn gevoerd of nog aanhangig zijn, en niet alleen over hun oorspronkelijke kwalificaties.
Amendement 38 Voorstel voor een aanbeveling Deel II – punt 1 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (1 ter) De Commissie wordt verzocht aan de hand van de in 2002 door de Wereldgezondheidsorganisatie uitgegeven praktijkgids voor preventie van ziekenhuisinfecties1 een document voor de patiënten op te stellen over preventie van ziekenhuisinfecties. 1
WGO, Praktijkgids voor preventie van PE 425.402/ 437
NL
ziekenhuisinfecties, eerste druk, december 2002 (tweede druk uitgegeven in 2008) Amendement 39 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 1 – lijn 4 – kolom 2 Door de Commissie voorgestelde tekst Een incident dat een patiënt schade berokkent. Onder schade wordt verstaan een verslechtering van de structuur of functie van het lichaam en/of enig schadelijk gevolg daarvan.
Amendement Een incident dat een patiënt schade berokkent tijdens het verlenen van medische zorg. Onder schade wordt verstaan een tijdelijke of permanente verslechtering van de structuur of functie van het lichaam en/of enig schadelijk gevolg daarvan.
Amendement 40 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 1 – lijn 15 – kolom 2 Door de Commissie voorgestelde tekst Een instelling waar gezondheidswerkers secundaire of tertiaire zorg verlenen.
Amendement Een publieke, niet-publieke of charitatieve instelling van de gezondheidszorg, waar gezondheidswerkers of vrijwilligers secundaire of tertiaire zorg verlenen.
Amendement 41 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 1 – lijn 5 – kolom 2 Door de Commissie voorgestelde tekst Het vrij zijn van een patiënt van onnodige schade of potentiële schade die verband houdt met gezondheidszorg.
Amendement 42 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 1 – lijn 13 – kolom 2 438 /PE 425.402
NL
Amendement Het ontbreken van ongewenste voorvallen, waarbij een ongewenst voorval omschreven wordt als een schadelijk voorval dat veeleer het gevolg is van de behandeling dan van de ziekte. Dit ongewenste voorval kan vermijdbaar of onvermijdbaar zijn.
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die op een klinische afdeling werkt en als verbindingspersoon tussen zijn of haar afdeling en het team voor infectiepreventie en –bestrijding optreedt. Verbindingspersonen voor infectiebestrijding helpen de preventie en bestrijding van infecties in hun afdeling te bevorderen en geven feedback aan het team voor infectiepreventie en –bestrijding.
Een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die op de desbetreffende terreinen werkt en als verbindingspersoon tussen zijn of haar werkterrein en het team voor infectiepreventie en –bestrijding optreedt. Verbindingspersonen voor infectiebestrijding helpen de preventie en bestrijding van infecties op hun terrein te bevorderen en geven feedback aan het team voor infectiepreventie en –bestrijding.
Amendement 43 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 2 – hoofdstuk 1 – punt 1 – letter b bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (b bis) het gebruik van instrumenten van informatie- en communicatietechnologie, zoals elektronische handleidingen, te accepteren en te bevorderen, om de kennis van medische producten bij de gebruikers ervan te verbeteren.
Amendement 44 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 2 – hoofdstuk 1 – punt 4 – letter c bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (c bis) adequate opleiding en scholing van alle gezondheidswerkers te bieden, zodat zij in staat zijn medische apparatuur correct en conform hun functie en gebruiksaanwijzing te gebruiken, teneinde gezondheidsrisico's en ongewenste effecten, onder meer veroorzaakt door oneigenlijk hergebruik van medische hulpmiddelen, te voorkomen.
PE 425.402/ 439
NL
Amendement 45 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 2 – deel 1 – punt 7 – letter a bis) (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement a bis) en bevordering van onderzoek, onder andere op het gebied van medische toepassingen van nanotechnologieën en nanomaterialen.
Amendement 46 Voorstel voor een aanbeveling Bijlage 2 – hoofdstuk 2 – punt 1 – letter a – streepje 2 Door de Commissie voorgestelde tekst – preventie- en bestrijdingsmaatregelen voor infecties in plannen voor patiëntzorg op te nemen;
440 /PE 425.402
NL
Amendement – preventie- en bestrijdingsmaatregelen voor infecties in plannen voor patiëntzorg op te nemen, met inbegrip van de noodzakelijke vaccinatiecampagnes voor het personeel;
P6_TA-PROV(2009)0288 Europees optreden op het gebied van zeldzame ziekten * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende Europees optreden op het gebied van zeldzame ziekten (COM(2008)0726 – C6-0455/2008 – 2008/0218(CNS))
(Raadplegingsprocedure) Het Europees Parlement, – gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2008)0726), – gelet op artikel 152, lid 4 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0455/2008), – gelet op artikel 51 van zijn Reglement, – gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A6-0231/2009), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; 2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen; 3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen; 4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie; 5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
PE 425.402/ 441
NL
Amendement 1 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 1 Door de Commissie voorgestelde tekst (1) Zeldzame ziekten zijn levensbedreigende of chronisch invaliderende ziekten met een geringe prevalentie en een grote complexiteit, en vormen als zodanig een gezondheidsbedreiging voor de Europese burgers.
Amendement (1) Zeldzame ziekten zijn levensbedreigende of chronisch invaliderende ziekten met een geringe prevalentie en een grote complexiteit, en vormen als zodanig een gezondheidsbedreiging voor de Europese burgers, maar het aantal zieken is, aangezien er zo veel verschillende soorten zeldzame ziekten zijn, relatief hoog.
Amendement 2 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 2 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(2) Voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003 is een communautair actieprogramma inzake zeldzame ziekten, met inbegrip van ziekten van genetische oorsprong, vastgesteld. In dat programma werden zeldzame ziekten gedefinieerd als ziekten waaraan minder dan 5 op de 10 000 mensen in de Europese Unie lijden.
(2) Voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003 is een communautair actieprogramma inzake zeldzame ziekten, met inbegrip van ziekten van genetische oorsprong, vastgesteld. In dat programma werden zeldzame ziekten gedefinieerd als ziekten waaraan minder dan 5 op de 10 000 mensen in de Europese Unie lijden; dit aantal moet op statistische grondslag na wetenschappelijk onderzoek worden beoordeeld.
Amendement 3 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 2 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (2 bis) Op basis van deze statistische gegevens moeten zeldzame ziekten nauwkeurig in kaart worden gebracht en regelmatig door een wetenschappelijk comité opnieuw bezien om vast te stellen of er eventuele toevoegingen noodzakelijk zijn.
442 /PE 425.402
NL
Amendement 4 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(4) Er zijn momenteel naar schatting 5 000 tot 8 000 verschillende zeldzame ziekten, waaraan 6 tot 8% van de bevolking in de loop van zijn leven lijdt. Voor de Europese Unie betekent dit dat 27 tot 36 miljoen mensen een zeldzame ziekte hebben of krijgen. Hiervan lijden de meeste mensen aan een ziekte die bij 1 op de 100 000 mensen of minder voorkomt.
(4) Er zijn momenteel naar schatting 5 000 tot 8 000 verschillende zeldzame ziekten, waaraan 6 tot 8% van de bevolking in de loop van zijn leven lijdt. Voor de Europese Unie betekent dit met andere woorden dat iedere zeldzame ziekte op zich een geringe prevalentie heeft, maar dat het totaal aantal zieken vrij hoog is en ligt tussen de 27 en 36 miljoen mensen. Hiervan lijden de meeste mensen aan een ziekte die bij 1 op de 100 000 mensen of minder voorkomt.
Amendement 5 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(5) Vanwege de geringe prevalentie en de specifieke kenmerken van zeldzame ziekten vereisen deze ziekten een algemene aanpak, gebaseerd op bijzondere gebundelde inspanningen om een grote morbiditeit of vermijdbare vroegtijdige mortaliteit te voorkomen en de levenskwaliteit en het sociaaleconomisch potentieel van de getroffen personen te verbeteren.
(5) Vanwege de geringe prevalentie, de specifieke kenmerken en het hoge totaalaantal gevallen van zeldzame ziekten vereisen deze ziekten een algemene aanpak, gebaseerd op bijzondere gebundelde inspanningen, ook in samenwerking met derde landen als de Verenigde Staten, om een grote morbiditeit of vermijdbare vroegtijdige mortaliteit te voorkomen en de levenskwaliteit en het sociaaleconomisch potentieel van de getroffen personen in industrie- en ontwikkelingslanden te verbeteren.
Amendement 6 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 8 Door de Commissie voorgestelde tekst (8) Om de nationale, regionale en plaatselijke initiatieven op het gebied van zeldzame ziekten beter te coördineren en
Amendement (8) Om de nationale, regionale en plaatselijke initiatieven op het gebied van zeldzame ziekten beter te coördineren en PE 425.402/ 443
NL
meer samenhang te geven, moeten alle nationale maatregelen op dit gebied in nationale plannen voor zeldzame ziekten worden opgenomen.
meer samenhang te geven en om te komen tot betere samenwerking tussen de onderzoekscentra, moeten alle nationale maatregelen op dit gebied in nationale plannen voor zeldzame ziekten worden opgenomen.
Amendement 7 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 13 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(13) Europese referentienetwerken voor zeldzame ziekten hebben een bijzonder grote communautaire toegevoegde waarde doordat deze aandoeningen maar weinig voorkomen, zodat er in de afzonderlijke landen een gering aantal patiënten en beperkte deskundigheid is. Om patiënten met een zeldzame ziekte gelijke toegang tot hoogwaardige zorg te kunnen bieden, is het daarom cruciaal dat op Europees niveau expertise bijeengebracht wordt.
(13) Europese referentienetwerken voor zeldzame ziekten hebben een bijzonder grote communautaire toegevoegde waarde doordat deze aandoeningen maar weinig voorkomen, zodat er in de afzonderlijke landen een gering aantal patiënten en beperkte deskundigheid is. Om patiënten met een zeldzame ziekte gelijke toegang tot betrouwbare informatie, een gepaste en tijdige diagnose en hoogwaardige zorg te kunnen bieden, is het daarom cruciaal dat op Europees niveau expertise bijeengebracht wordt.
Amendement 8 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 14 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (14 bis) Het farmaceutisch forum heeft op 12 oktober 2008 zijn eindrapport aangenomen, dat beleidslijnen uitzet zodat lidstaten, belanghebbende partijen en de Commissie hun werkzaamheden kunnen uitbreiden om weesgeneesmiddelen in de Europese Unie gemakkelijker en sneller beschikbaar te maken.
Amendement 9 Voorstel voor een aanbeveling Overweging 20 Door de Commissie voorgestelde tekst (20) Patiënten en 444 /PE 425.402
NL
Amendement (20) Patiënten en
patiëntenvertegenwoordigers moeten daarom bij alle stappen van de beleids- en besluitvorming worden betrokken. Hun activiteiten moeten in elke lidstaat actief worden bevorderd en, onder meer financieel, worden gesteund.
patiëntenvertegenwoordigers moeten daarom bij alle stappen van de beleids- en besluitvorming worden betrokken. Hun activiteiten moeten in elke lidstaat actief worden bevorderd en, onder meer financieel, worden gesteund, maar ook op EU-niveau in de vorm van pan-Europese netwerken ter ondersteuning van patiënten met een specifieke zeldzame ziekte.
Amendement 10 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 1 - inleidende formule Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. nationale plannen voor zeldzame ziekten op te stellen, om voor alle patiënten met een zeldzame ziekte op hun nationale grondgebied universele toegang tot hoogwaardige zorg, inclusief diagnostiek, behandeling en weesgeneesmiddelen, te waarborgen, op basis van rechtvaardigheid en solidariteit in de hele EU, en met name:
1. nationale plannen voor zeldzame ziekten op te stellen, om voor alle patiënten met een zeldzame ziekte op hun nationale grondgebied universele toegang tot hoogwaardige zorg, inclusief diagnostiek, behandeling en weesgeneesmiddelen, evenals revalidatie en therapie om te leren leven met de ziekte te waarborgen, op basis van rechtvaardigheid en solidariteit in de hele EU, en met name:
Amendement 11 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten – lid 1 – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(1) uiterlijk eind 2011 een algemene geïntegreerde strategie in de vorm van een nationaal plan voor zeldzame ziekten op te stellen en goed te keuren, die als leidraad dient voor en structuur aanbrengt in alle relevante maatregelen op het gebied van zeldzame ziekten;
(1) uiterlijk eind 2010 een algemene geïntegreerde strategie in de vorm van een nationaal plan voor zeldzame ziekten op te stellen en goed te keuren, die als leidraad dient voor en structuur aanbrengt in alle relevante maatregelen op het gebied van zeldzame ziekten;
Amendement 12 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 1 - punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst (3) in het nationale plan voor zeldzame
Amendement (3) in het nationale plan voor zeldzame PE 425.402/ 445
NL
ziekten een beperkt aantal prioritaire acties te definiëren met concrete doelstellingen, duidelijke termijnen, beheersstructuren en regelmatige verslagen;
ziekten een beperkt aantal prioritaire acties te definiëren met concrete doelstellingen, duidelijke termijnen, betekenisvolle en goed omschreven financieringsvormen, beheersstructuren en regelmatige verslagen;
Amendement 13 Voorstel voor een aanbeveling Aanbeveling aan de lidstaten − lid 1 – punt 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) te verklaren of zij beschikken over gespecialiseerde centra en een catalogus van deskundigen op te stellen;
Amendement 14 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 1 - punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(5) in de nationale plannen bepalingen op te nemen om voor alle patiënten met een zeldzame ziekte op hun nationale grondgebied gelijke toegang tot hoogwaardige zorg, inclusief diagnostiek, behandeling en weesgeneesmiddelen, te waarborgen, teneinde gelijke toegang tot hoogwaardige zorg te waarborgen op basis van rechtvaardigheid en solidariteit in de hele Europese Unie;
(5) in de nationale plannen bepalingen op te nemen om voor alle patiënten met een zeldzame ziekte op hun nationale grondgebied gelijke toegang tot hoogwaardige zorg, inclusief diagnostiek, primaire preventiemaatregelen, behandeling en weesgeneesmiddelen, evenals revalidatie en therapie om te leren leven met de ziekte, te waarborgen, teneinde gelijke toegang tot hoogwaardige zorg te waarborgen op basis van rechtvaardigheid en solidariteit in de hele Europese Unie overeenkomstig de beginselen van het document "Improving access to orphan medicines for all affected EU citizens", dat door het Farmaceuticaforum is uitgebracht;
Amendement 15 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 1 - punt 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 bis) inspanningen aan te moedigen om
446 /PE 425.402
NL
zeldzame erfelijke ziekten te voorkomen,
wat uiteindelijk moet leiden tot de uitroeiing van deze zeldzame ziekten, via: a) erfelijkheidsadvisering voor ouders die drager zijn van een dergelijke ziekte; en b) indien passend en niet in strijd met de nationale wetgeving en altijd op vrijwillige basis, via aan implantatie voorafgaande selectie van gezonde embryo's. Amendement 16 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten – lid 1 – punt 5 ter (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 ter) in de nationale plannen uitzonderingsmaatregelen op te nemen om geneesmiddelen ter beschikking te stellen die niet voor verhandeling vrijgegeven zijn, als er zich een reële behoefte in de volksgezondheid voordoet. Bij ontstentenis van geschikt therapeutisch alternatief dat in een lidstaat beschikbaar is, en als de verhouding tussen voordeel en risico als positief te beschouwen is, worden de geneesmiddelen patiënten die aan een zeldzame ziekte lijden ter beschikking gesteld.
Amendement 17 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 1 - punt 5 quater (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 quater) op nationaal niveau adviesgroepen van diverse belanghebbenden op te richten, met inbegrip van alle belanghebbenden, om hun regeringen bij te staan bij de opstelling en uitvoering van nationale actieplannen voor zeldzame ziekten. Deze moeten ervoor zorgen dat de regeringen goed geïnformeerd zijn en dat de besluiten PE 425.402/ 447
NL
die op nationaal niveau worden genomen, een weerspiegeling zijn van de standpunten en behoeften van de samenleving. Amendement 18 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 1 - punt 5 quinquies (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 quinquies) aan te moedigen dat de behandeling van zeldzame ziekten op nationaal niveau wordt gefinancierd. Indien een lidstaat geen eigen expertisecentra ("centres of excellence") wil of kan hebben, moet dit centrale nationale fonds worden gebruikt om ervoor te zorgen dat patiënten naar zo'n centrum in een andere lidstaat kunnen gaan. Daarnaast is het van vitaal belang dat deze afzonderlijke begroting jaarlijks wordt herzien en aangepast op grond van het gekende aantal patiënten dat in dat specifieke jaar een behandeling nodig heeft, en van eventuele nieuwe therapieën die moeten worden toegevoegd. Dit moet gebeuren in samenspraak met de adviesgroepen van diverse belanghebbenden.
Amendement 19 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 2 - punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(1) de gemeenschappelijke definitie van de Europese Unie voor zeldzame ziekten als ziekten waaraan niet meer dan 5 op de 10 000 mensen lijden, te hanteren;
(1) de gemeenschappelijke definitie van de Europese Unie voor zeldzame ziekten als ziekten waaraan niet meer dan 5 op de 10 000 mensen lijden, te hanteren als cijfer voor de Europese Unie als geheel; het is echter uiterst belangrijk de exacte verdeling per lidstaat te kennen;
Amendement 20
448 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 2 - punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst (4) op nationaal of regionaal niveau steun te verlenen aan informatienetwerken, registers en databanken voor specifieke ziekten;
Amendement (4) op Europees, nationaal of regionaal niveau steun te verlenen, vooral in de vorm van financiële middelen, aan informatienetwerken, registers en databanken voor specifieke ziekten, met inbegrip van regelmatig bijgewerkte informatie, die voor het publiek via het internet toegankelijk is;
Amendement 21 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 3 - punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(3) nationale onderzoekers en laboratoria aan te moedigen deel te nemen aan door de Gemeenschap gefinancierde onderzoeksprojecten voor zeldzame ziekten;
(3) nationale onderzoekers en laboratoria aan te moedigen deel te nemen aan door de Gemeenschap gefinancierde onderzoeksprojecten voor zeldzame ziekten en gebruik te maken van de mogelijkheden die Verordening (EG) nr. 141/2000 betreffende weesgeneesmiddelen biedt;
Amendement 22 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten – lid 3 – punt 3 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (3 bis) uitwisseling van kennis en samenwerking onder onderzoekers, laboratoriums en onderzoeksprojecten in de Europese Unie en vergelijkbare instanties in derde landen stimuleren om ruimere voordelen te verkrijgen, niet alleen voor de Europese Unie maar ook voor armere en ontwikkelingslanden, die het zich niet zo goed kunnen veroorloven om middelen aan onderzoek naar zeldzame ziekten te besteden;
Amendement 23
PE 425.402/ 449
NL
Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 3 - punt 4 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(4) in de nationale plannen voor zeldzame ziekten bepalingen op te nemen om onderzoek naar zeldzame ziekten, waaronder volksgezondheids- en sociaal onderzoek, te bevorderen, in het bijzonder met het oog op de ontwikkeling van hulpmiddelen als transversale infrastructuur en projecten voor specifieke ziekten;
(4) in de nationale plannen voor zeldzame ziekten bepalingen op te nemen om onderzoek naar zeldzame ziekten, waaronder volksgezondheids- en sociaal onderzoek, te bevorderen, in het bijzonder met het oog op de ontwikkeling van hulpmiddelen als transversale infrastructuur en projecten voor specifieke ziekten, revalidatieprogramma's en programma's om te leren leven met de zeldzame ziekte, alsmede onderzoek op het gebied van diagnostische tests en hulpmiddelen;
Amendement 24 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 3 - punt 4 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (4 bis) een degelijke financiering op de lange termijn in te voeren, met name in de vorm van partnerschappen tussen de overheid en de privé-sector, om de onderzoeksinspanningen op nationaal en Europees niveau te steunen zodat hun uitvoerbaarheid verzekerd is;
Amendement 25 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten − lid 4 – punt 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(1) uiterlijk eind 2011 op hun hele nationale grondgebied nationale of regionale expertisecentra te identificeren en wanneer deze nog niet bestaan, de oprichting van expertisecentra te bevorderen, met name door in hun nationale plan voor zeldzame ziekten bepalingen betreffende de oprichting van nationale of regionale expertisecentra op te nemen;
(1) uiterlijk eind 2011 op hun hele nationale grondgebied nationale of regionale expertisecentra te identificeren en wanneer deze nog niet bestaan, de oprichting van expertisecentra te bevorderen, met name door in hun nationale plan voor zeldzame ziekten bepalingen betreffende de oprichting van nationale of regionale expertisecentra op te nemen; bijstand te verlenen bij de
450 /PE 425.402
NL
samenstelling van catalogi van zeldzame ziektes en deskundigen op het gebied zeldzame ziektes; Amendement 26 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 4 - punt 3 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(3) zorgtrajecten voor patiënten tot stand te brengen door zo nodig samenwerking met relevante deskundigen in binnen- en buitenland op te zetten; wanneer dit nodig is om universele toegang tot specifieke benodigde gezondheidszorg te waarborgen, moet steun worden verleend aan grensoverschrijdende gezondheidszorg, waaronder mobiliteit van patiënten, gezondheidswerkers en zorgaanbieders, en de verlening van diensten met behulp van informatie- en communicatietechnologie;
(3) Europese zorgtrajecten voor patiënten tot stand te brengen die aan zeldzame ziekten lijden, door zo nodig samenwerking met relevante deskundigen in binnen- en buitenland op te zetten; wanneer dit nodig is om universele toegang tot specifieke benodigde gezondheidszorg te waarborgen, moet steun worden verleend aan grensoverschrijdende gezondheidszorg, waaronder mobiliteit van patiënten en van expertise via ondersteuning van mobiliteit van gegevens van gezondheidswerkers en zorgaanbieders, en de verlening van diensten met behulp van informatie- en communicatietechnologie;
Amendement 27 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 4 - punt 5 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
(5) te waarborgen dat de nationale of regionale expertisecentra zich houden aan de door de Europese referentiecentra voor zeldzame ziekten gedefinieerde normen en daarbij terdege rekening houden met de behoeften en verwachtingen van patiënten en gezondheidswerkers;
(5) te waarborgen dat de nationale of regionale expertisecentra zich houden aan de door de Europese referentiecentra voor zeldzame ziekten gedefinieerde normen, en daarbij terdege rekening houden met de behoeften en verwachtingen van patiënten en gezondheidswerkers alsook de patiënten betrekken bij de activiteiten van de centra;
PE 425.402/ 451
NL
Amendement 28 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten − lid 4 – punt 5 bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement (5 bis) zo mogelijk met behulp van financiering of cofinanciering van de Europese Unie expertisecentra of ziekenhuizen aan te moedigen specifieke opleidingen op te zetten voor specialisten op het gebied van bepaalde zeldzame ziektes en hen in staat te stellen de desbetreffende deskundigheid op te doen;
Amendement 29 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 5 - punt 1 - letter b Door de Commissie voorgestelde tekst b) Europese richtsnoeren voor bevolkingsonderzoek en diagnostische tests;
Amendement b) Europese richtsnoeren voor bevolkingsonderzoek en diagnostische tests, met inbegrip van genetische tests zoals heterozygotetests en diagnose van poollichaampjes, waarbij tests van hoge kwaliteit en passende erfelijkheidsadvisering worden gewaarborgd en de ethische diversiteit van de lidstaten wordt gewaarborgd;
Amendement 30 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 5 - punt 1 - letter c Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
c) uitwisseling op EU-niveau van verslagen van beoordelingen van de lidstaten betreffende de therapeutische toegevoegde waarde van weesgeneesmiddelen, om weesgeneesmiddelen sneller toegankelijk te maken voor patiënten met een zeldzame ziekte;
c) opstelling op EU-niveau van verslagen van beoordelingen van de lidstaten betreffende de klinische toegevoegde waarde van weesgeneesmiddelen binnen het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) waar de relevante Europese kennis en expertise wordt verzameld, om weesgeneesmiddelen sneller toegankelijk te maken voor patiënten met een zeldzame ziekte;
Amendement 31 452 /PE 425.402
NL
Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 5 - punt 1 - letter c bis (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement c bis) structurele ondersteuning van en investering in de Orphanet database zodat kennis over zeldzame ziekten makkelijk toegankelijk is;
Amendement 32 Voorstel voor een aanbeveling Aanbevelingen aan de lidstaten - lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
6. Zeggenschap van patiëntenorganisaties
6. Zeggenschap van onafhankelijke patiëntenorganisaties
(1) maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat patiënten en patiëntenvertegenwoordigers naar behoren worden geraadpleegd bij alle stappen van de beleids- en besluitvorming op het gebied van zeldzame ziekten, met inbegrip van de oprichting en het beheer van expertisecentra en Europese referentienetwerken en de opstelling van nationale plannen;
(1) maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat patiënten en onafhankelijke patiëntenvertegenwoordigers naar behoren worden geraadpleegd bij alle stappen van de beleids- en besluitvorming op het gebied van zeldzame ziekten, met inbegrip van de oprichting en het beheer van expertisecentra en Europese referentienetwerken en de opstelling van nationale plannen;
(2) de activiteiten van patiëntenorganisaties te ondersteunen, bijvoorbeeld op het gebied van bewustmaking, capaciteitsvorming en opleiding, uitwisseling van informatie en beste praktijken, netwerkvorming en hulpverlening aan zeer geïsoleerde patiënten;
(2) de activiteiten van onafhankelijke patiëntenorganisaties te ondersteunen, bijvoorbeeld op het gebied van bewustmaking, capaciteitsvorming en opleiding, uitwisseling van informatie en beste praktijken, netwerkvorming en hulpverlening aan zeer geïsoleerde patiënten; (2 bis) ervoor te zorgen dat wordt voorzien in financiering van patiëntenorganisaties, die niet rechtstreeks aan afzonderlijke farmaceutische bedrijven is gekoppeld; (2 ter) de patiënten gemakkelijker toegang tot de informatie geven die op Europees niveau beschikbaar is, over geneesmiddelen, behandelingen of behandelingscentra in lidstaten of derde landen, die medische verzorging aanbieden die goed aan hun ziekte beantwoordt; PE 425.402/ 453
NL
(3) in de nationale plannen voor zeldzame ziekten bepalingen op te nemen over de ondersteuning en raadpleging van patiëntenorganisaties, zoals bedoeld onder 1) en 2);
(3) in de nationale plannen voor zeldzame ziekten bepalingen op te nemen over de ondersteuning en raadpleging van onafhankelijke patiëntenorganisaties, zoals bedoeld onder 1) en 2); erop toe te zien dat in nationale plannen wordt bepaald dat er nationale of regionale expertisecentra worden aangewezen en dat er catalogi van deskundigen op het gebied van zeldzame ziektes worden samengesteld;
Amendement 33 Voorstel voor een aanbeveling Verzoekt de Commissie – lid -1 (nieuw) Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement -1. op duurzame wijze steun verlenen voor "Orphanet", een Europese weblocatie en centraal aanspreekpunt, die de volgende informatie verschaft: a) specifiek onderzoek naar zeldzame ziekten, onderzoeksresultaten en in hoever ze de patiënten ter beschikking staan; b) beschikbare geneesmiddelen voor elk van de zeldzame ziekten; c) behandeling die in elke lidstaat voor elk van de zeldzame ziekten voorhanden is; d) gespecialiseerde medische centrums in de lidstaten of derde landen voor elk van de zeldzame ziekten.
Amendement 34 Voorstel voor een aanbeveling Verzoekt de Commissie - lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
1. uiterlijk aan het eind van het vijfde jaar na de datum van goedkeuring van deze aanbeveling aan de hand van de door de lidstaten verstrekte informatie een aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s gericht uitvoeringsverslag over deze aanbeveling op te stellen, waarin wordt beoordeeld in
1. aan de hand van de door de lidstaten verstrekte informatie een aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s gericht uitvoeringsverslag over deze aanbeveling, en wel uiterlijk eind 2012, het jaar waarin zij de uitvoeringsmaatregelen zal voorstellen, o.m.: a) de
454 /PE 425.402
NL
hoeverre de voorgestelde maatregelen doeltreffend zijn en of nadere maatregelen noodzakelijk zijn;
begrotingsmaatregelen die noodzakelijk zijn voor de daadwerkelijke uitvoering van het Programma van de Gemeenschap voor zeldzame ziekten; b) het opzetten van desbetreffende netwerken van expertisecentra; c) de verzameling van epidemiologische gegevens over zeldzame ziektes; d) de mobiliteit van deskundigen en vakmensen; e) de mobiliteit van patiënten; en f) overweging van de noodzaak van andere maatregelen ter verbetering van de levenskwaliteit van patiënten met een zeldzame ziekte en hun gezinsleden.
PE 425.402/ 455
NL