Aan het College van burgemeester en wethouders van Zoetermeer Postbus 15 2700 AA Zoetermeer
Betreft: advies over concept verordening Jeugdhulp 2015
Zoetermeer, 8 september 2014
Geacht college, Hierbij bieden wij u aan ons advies over het ambtelijk concept van de Verordening Jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015. Bij de beoordeling van dit concept hebben wij gebruik gemaakt van de checklijst die ministerie en VNG over de inrichting van de jeugdhulp hebben opgesteld (bijlage). Daarin staan de meest essentiële zaken die de gemeente per 1 januari 2015 geregeld en werkend moet hebben. Ons advies richt op de concept verordening maar evenzeer op belangrijke beleidsmatige punten die naar onze mening nog onduidelijk zijn. Verordening zonder Zoetermeerse kleur? De verordening is een juridisch-technisch document waarin wij helaas niets aantreffen van de ‘vlaggendragers’ in de gemeentelijke beleidsstukken. Waar voor Zoetermeer de uitdaging ligt bij een gedecentraliseerde aanpak van de jeugdhulp, daarop zou het regelgevende instrumentarium toch moeten aansluiten. Wij doelen op • de veiligheid van het opgroeiende kind, • preventie/voorkomen van erger, • één gezin-één plan-één regisseur, • het plan om verschuivingen teweeg te brengen van specialistische zorg naar informele en algemene zorg, tenzij de situatie de directe inzet van specialistische zorg (diagnose, hulp, begeleiding, opvang, enz) vereist • de ruimte die u de professionals (jeugdhulpverlener en –aanbieder) wil geven bij de indicatiestelling en levering van noodzakelijke jeugdhulp in het zgn. vrijwillige kader • de beslissing van de colleges van de gemeenten in deze regio in het kader van een verlengd overgangsrecht om via de inkoopcontacten te regelen dat huidige cliënten voor een periode van maximaal 3 jaren aanspraak houden op de hulp waarvoor zij nu een indicatie hebben. • ook is voor de jeugdhulp van belang de wijkgerichte eerstelijnssamenwerking die in Zoetermeer al jaren functioneert. In de considerans staat alleen het uitgangspunt dat ouders en jeugdige allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor een gezond en veilig opgroeien van de jeugdige. Dat lijkt ons te mager, hoe belangrijk ook dit uitgangspunt op zich is. 1
Wij adviseren u de pijlers van uw beleid ook in de considerans op te nemen. “Gelezen het advies van de Wmo-raad” Het is een verrassende, formele zinsnede die wij zelfs bij de concept verordening Wmo niet hebben mogen aantreffen. Wij adviseren u in ieder geval te vermelden “gelezen en afgewogen het advies van de Wmo-raad”. Evenals bij de concept verordening Wmo adviseren wij u een inspraakperiode te houden waarin betrokken cliënten, cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, beroepsbeoefenaren, zorgverzekeraar(s) en ook de Wmo-raad in de gelegenheid worden gesteld kennis te nemen van en te reageren op het officiële, door uw College vastgestelde voorstel van verordening aan de raad van Zoetermeer. Wij menen dat een adviesaanvraag aan de Wmo-raad over een ambtelijk concept niet zonder meer in de plaats kan treden van het organiseren van een inspraakperiode over een beleidsstuk van uw college. Indien u dat model wel zou willen invoeren, dan treden wij graag in overleg met u over doel, opzet en voorwaarden. Preventie Preventie is een speerpunt van beleid. Wij vinden dat niet zozeer terug in de verordening. Preventieve handelingen zouden integraal deel moeten uitmaken van jeugdhulpvoorzieningen. Preventie c.q. de preventieve werking dienen een kwaliteit van een jeugdhulpvoorziening te zijn. Dit zal ook bij de inkoop van aanbod en aanbieders een criterium van handelen moeten zijn. Wil preventie een substantiële betekenis krijgen in de beleidsuitvoering dan is de rol van andere voorzieningen als de consultatiebureaus, de JGZ, peuterspeelzalen en kinderopvangvoorzieningen, scholen maar ook zorgverzekeraars e.d. belangrijk. Proactief en preventief handelen van de hulpverlener zou waardering moeten krijgen. Preventie dient ook deel uit te maken van het kwaliteitssysteem dat de gemeente hanteert bij de inkoop van voorzieningen en de manier waarop zij (gaan) samenwerken. Wij adviseren u kortom om preventie wel op te nemen in deze verordening. Verordening in plaats van recht op hulp Naast de regels in de Jeugdwet zelf treedt voor Zoetermeerse inwoners die hulp nodig hebben (en zij die zich in Zoetermeer vestigen), deze verordening in plaats van het recht op hulp op basis van een afgegeven indicatie. Het wettelijk recht wordt vervangen door een voorzieningenplicht. Maatwerk wordt nu het sleutelbegrip. En bij de vraag of iets maatwerk is, zouden wij de cliënt zoveel als mogelijk zelf het voortouw willen geven. Verhuist een gezin of een jeugdige naar Zoetermeer, dan zal deze gedecentraliseerde uitvoering uitmonden in een geheel nieuwe aanvraag, toewijzing en levering van hulp. Wij adviseren u in ieder geval te bevorderen dat inwoners van andere gemeenten die naar Zoetermeer verhuizen de noodzakelijke hulp kunnen krijgen met zo min mogelijke ballast aan nieuwe intakes, onderzoeken en administratieve rompslomp. Gelet op uw samenwerking met de gemeenten in deze regio zal dat in ieder geval kunnen gelden voor de inwoners van die gemeenten die naar Zoetermeer verhuizen.
2
In de concept verordening treffen wij niets aan over het domiciliebeginsel dat bepaalt of iemand toegang kan krijgen tot de jeugdhulp die Zoetermeer heeft geregeld. Wij adviseren u dit beginsel wel op te nemen. Toegang tot de jeugdhulp Verschillende artikelen in dit concept hebben betrekking op de toegang tot de jeugdhulp. Bij wie of waar kan men een melding zoals bedoeld in artikel 4 doen? En wie gaat wat beoordelen? De toegang inclusief (v/h) indicatiestelling is ons niet duidelijk. Wij vermoeden dat ook de burger door de bomen het bos niet meer zal zien. Op grond van artikel 2.6 van de Jeugdwet is het college er verantwoordelijk voor (…) dat jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier wordt aangeboden en te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is in situaties waar onmiddellijke uitvoering van taken is geboden. In dit concept is niets opgenomen over de organisatie van de 7x 24 uur bereikbaarheid c.q. de crisisinterventie. Wij adviseren u deze belangrijke kwaliteitscriteria van de toegang tot de jeugdhulp in de verordening op te nemen. Op grond van de verordening komen wij tot 3 loketten: de gemeente zelf, de (of: een) jeugdhulpaanbieder en de huisarts/medische specialist/jeugdarts. Is dat juist? In navolging van ons advies over de concept Wmo-verordening adviseren wij u hier ook een stroomschema op te stellen en te publiceren met daarin de weg(en) die het gezin of jeugdige met ingang van 1//12015 ter beschikking staat (c.q. staan) om jeugdhulp te verkrijgen. Wij adviseren u voorafgaande aan de invoeringsdatum een communicatieplan op te stellen voor zowel inwoners als betrokken professionals en jeugdhulporganisaties. 18 jaar of ouder Probleemsituaties eindigen niet automatisch als de jeugdige 18 jaar wordt. In het algemeen maar zeer zeker ook bij bepaalde groepen (i.c. jeugdigen met een verstandelijke handicap of ggz-stoornis) is het noodzakelijk om verder te kijken dan het bereik van de Jeugdwet. Wij hebben daar geen enkele uitlating in dit concept over aangetroffen. Wij adviseren u, in aansluiting op wat daarover in de wet staat (bv. artikel 1.1), wel de mogelijkheden van verlenging van jeugdhulp na het bereiken van de 18-jarige leeftijd op te nemen. Artikelsgewijs Artikel 1 Begripsbepalingen In de toelichting op artikel 1 van het concept wordt duidelijk gemaakt wat wordt bedoeld. Daarbij wordt verwezen naar artikel 2.9 onder b in de Jeugdwet. D.w.z.: de verplichting om te regelen dat de jeugdhulp wordt afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen. Er is in de verordening niet aangegeven hoe de toegang en de toekenning van jeugdhulp wordt afgestemd met zorg, onderwijs, etc. Wij adviseren u de beoogde werkwijze(n) alsnog in deze verordening op te nemen.
3
Wij adviseren u hierbij eveneens artikel 1.2 van de wet te vermelden en vooral toe te lichten hoe de gemeente wenst om te gaan met probleemsituaties waarin “andere voorzieningen” voorliggend zijn en de gemeente zelf op basis daarvan geen voorzieningenplicht heeft maar het gezin of jeugdige wel in Zoetermeer woont. Het risico van nieuwe schotten in de praktijk als gevolg van wetgeving ligt hier op de loer. Bij meerdere oorzaken is de gemeente gehouden wel jeugdhulpvoorzieningen in te zetten (artikel 1.2 lid 2). Artikel 2 Vormen van jeugdhulp Daar de vormen van jeugdhulp niet exact gedefinieerd zijn, is overlap tussen de beschreven vormen niet uitgesloten. Wij adviseren u vast te stellen dat de opgesomde voorzieningen substantieel onderscheidend zijn ten opzichte van elkaar. Opname in deze verordening betekent immers ook dat de financiering van voorziening via het budget jeugdhulp gaat lopen. Wat is bijv. een jongerentraject ten opzichte van bijv. jongerencoaching? En wat wordt bedoeld met gebiedsgerichte hulp bij jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast? De opsomming lijkt limitatief bedoeld. Wij adviseren u aan lid 1 toe te voegen: • Waakvlamcontacten (w.o. nazorg) • Casemanagement En aan lid 2 toe te voegen: • Residentiële hulp met maatregel • Begeleiding en opvang van tienermoeders • Behandeling van verstandelijk beperkte jeugdigen Artikel 2 lid 3 staat tussen haakjes. Het is daardoor niet geheel duidelijk of lid 3 nu wel of niet wordt voorgesteld. Wanneer gaat het college dat doen? Vanwege de slagvaardigheid in de uitvoering is het wel wenselijk dat voor de inzet van geheel nieuwe ontwikkelde vormen van jeugdhulp niet steeds de verordening gewijzigd behoeft te worden. Een uitvoeringsregeling heeft dan de voorkeur. Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts Geregeld is dat de huisarts c.s. kan verwijzen naar een jeugdhulpaanbieder. Deze jeugdhulpaanbieder brengt vervolgens (opnieuw) de problematiek in kaart, analyseert en stelt diagnoses en bepaalt welke hulp of begeleiding in welke omvang en duur nodig is (of niet). Daarna volgt er nog een gemeentelijk verleningsbesluit door een gemeenteambtenaar. Hoe dat precies volgtijdelijk is ingericht, is ons niet duidelijk. Met de verwijzende huisarts is er geen ruggespraak meer. De huisarts zal o.i. een belangrijk loket zijn tot de jeugdhulp. Welke jeugdhulpaanbieder(s) voor de huisarts als verwijsstation kunnen optreden, is afhankelijk van welke aanbieders de gemeente zal contracteren. Wij adviseren u hierover werkbare afspraken te (laten) maken tussen aanbieder(s) en huisartsen c.q. eerstelijn. Deze afspraken zullen o.i. evenzeer moeten betreffen ruggespraak en terugkoppeling, de aanpak in geval dat de jeugdhulpaanbieder het gezin op een wachtlijst plaatst of inzet van hulp niet nodig vindt. Wij vragen ons wel af of uitsluitend verwijzing in de betekenis van “u mag naar het jeugdhulploket” een voor de huisarts begaanbare weg zal zijn. Wij menen dat van de samenwerking met de huisartsen meer mag worden verwacht. Bij de gekozen werkwijze kan er sprake zijn van dubbel werk. Eerst beoordeelt de huisarts een probleemsituatie, vervolgens gaat een jeugdhulpaanbieder dit nogmaals doen. Wij menen 4
dat met behulp van een deskundig praktijkondersteuner de huisarts meer kan doen dan alleen verwijsbriefjes verstrekken. In ons advies over de Wmo-verordening hebben wij er voor gepleit om het sociaal wijkteam een rol te geven bij verwijzing door een huisarts. Dit met als oogmerk om de samenhang in de te regelen jeugdhulp te organiseren en de individuele huisarts niet in de positie te brengen van het regelen van een bypass voor specialistische vormen van jeugdhulp. Hoe stemt de huisarts bijv. een verwijzing naar specialistische zorg of behandeling in het kader van de Zorgverzekeringswet af op de jeugdhulp die via de Jeugdwet is/wordt ingezet? De afspraken die met de huisartsen c.q. eerstelijn zijn of worden gemaakt, zullen essentieel zijn voor het functioneren van de gehele jeugdhulpketen. Wij adviseren u inwoners en cliënten te informeren over de gemaakte afspraken met de huisartsen in Zoetermeer. Hetzelfde kan gelden voor de afspraken die gemaakt worden of zijn met de zorgverzekeraars, scholen en schoolbesturen. De opdracht om de jeugdhulp af te stemmen met voorkomende voorzieningen of maatregelen in andere wetgeving zoals de Zorgverzekeringswet, het (ontwerp) Wet langdurige zorg, Wmo ( in het bijzonder ook het hoofdstuk in deze wet over het AMHK), Participatiewet en de Wet op het passend onderwijs ontbreekt in dit concept. Om een zo integraal mogelijke hulp- en dienstverlening te kunnen ontwikkelen zou zo’n artikel over deze ambitie niet mogen ontbreken. Artikel 3 lid 2 Wij stellen u voor in dit lid te schrappen de zinsnede “als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken”,…. Een verlenings- of afwijzingsbesluit is een rechtshandeling met rechtsgevolgen voor belanghebbende waarbij het niet in het belang van de cliënt is om daarvan af te zien bijv. omdat men in de emotie er even niets meer mee te maken wil hebben. Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag Bij artikel 4 vragen wij ons hoe het college het gemeentelijk loket heeft geregeld. Wie maakt daarvan deel uit en welke deskundigheid is beschikbaar om vragen en meldingen te kunnen ontvangen en duiden. Naar analogie van ons advies over de Wmo-verordening adviseren wij u in dit stadium reeds op te nemen welke informatie en gegevens de cliënt moet aanleveren voor het te voeren gesprek. Artikel 5 Vooronderzoek U onderscheidt vooronderzoek, zijnde uw voorbereiding op het gesprek met degene die zich heeft gemeld, en het onderzoek dat plaatsvindt in een mondeling gesprek tussen ouders of jeugdige die zich hebben gemeld en een deskundige namens de gemeente. Ons is niet duidelijk wie de deskundige in dit verband is. Blijkens de toelichting op het artikel gaat het om gemeenteambtenaren (‘ondergeschikten’) maar ook om functionarissen buiten de gemeente. Voor het onderzoek en de uitkomsten ervan spreekt ons de term deskundige wel aan, maar het is niet gedefinieerd en ook de Jeugdwet zelf kent dit begrip niet.
5
Wij adviseren te definiëren wat u onder een deskundige verstaat, gerelateerd bijv. aan begrippen als jeugdhulpaanbieder, jeugdhulpverlener, huisarts c.s. Voorts adviseren wij u dit artikel zo te redigeren dat het verzamelen van de u bekende gegevens van de cliënt en het maken van een afspraak voor een gesprek niet volgtijdelijk moeten plaatsvinden maar parallel aan elkaar. In het kader van de artikelen 4 tot en met 8 adviseren wij een duidelijk beleid ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer te ontwikkelen en vast te leggen. Waar gaan dossiers met gegevens en informatie over het betrokken gezin of jeugdige ontstaan, wie beheert deze dossiers en wie heeft daar wel of geen toegang toe. Ontwikkelt de gemeente zelf bijvoorbeeld een dossier van degene die zich heeft gemeld of blijft dat bij de betrokken deskundige en/of jeugdhulpverlener? Daarbij komt nog dat een dossier over één gezin-één plan over de jeugdige kan gaan maar evenzeer over andere gezinsleden. Dat maakt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nog urgenter. Hoewel het uitgangspunt is één gezin-één plan, vrezen wij een alsmaar groeiende uitwisseling en dossiervorming op uiteenlopende plekken waarvan de belanghebbende steeds minder weet heeft en waarvan het beheer voor hem niet transparant is geregeld. Een goede regeling van de persoonlijke levenssfeer is geboden, uiteraard met inachtneming van de veiligheid van kind en/of volwassenen. Artikel 6 Gesprek In de gehele intake- en aanvraagprocedure is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen uw college c.q. een gemeentelijk medewerker en de deskundige niet duidelijk. Uit de toelichting begrijpen wij dat de deskundige namens het college het gesprek voert, daarvan een verslag maakt (art. 7), de uitkomsten of resultaten verwoordt en vervolgens zijn conclusie over de benodigde jeugdhulp presenteert aan de gemeente. Is dat nu een voorstel aan de gemeente of een indicatie of zelfs een beslissing om meteen hulp te contracteren en in te zetten? Hoe verhoudt zich dat tot de beschikking die naar wij aannemen door uw college wordt afgegeven naar aanleiding van de uitkomsten van het gesprek en de ingediende aanvraag. Wij zien nl. in de verordening niet geregeld dat uw college beslissingen over de inzet van jeugdhulp (duur, omvang en kwaliteit) mandateert aan derden zoals bv. jeugdhulpverleners die in de rol van deskundige het gesprek hebben gevoerd. Dat betekent o.i. een overdracht – met toestemming van het gezin - van verslag, gemaakte afspraken en conclusies door de deskundige aan uw college, een gemeentelijke beoordeling van aanvraag en door de deskundige voorgestelde voorziening en vervolgens een besluit over de in te zetten jeugdhulp (beschikking van de gemeente). Het spreekt daarbij welhaast vanzelf dat bij de professionaliteit van de deskundige hoort dat hij de cliënt c.q. het gezin informeert over de conclusies die hij heeft getrokken en de jeugdhulp die hij al dan niet nodig acht om het probleem aan te pakken. Wij adviseren u dit toe te voegen aan lid 3. Eerder dan in het gesprek zelf kan het college de jeugdige of ouders informeren over de gang van zaken bij het gesprek, bijvoorbeeld al bij de bevestiging van de melding. Artikel 6 lid 4 lijkt overbodig. Immers, bij lid 1 is reeds geregeld dat een gesprek plaatsvindt (….) voor zover nodig.
6
Artikel 7 - Verslag van het gesprek Naar analogie van ons advies over de Wmo-verordening adviseren wij op te nemen dat de cliënt het verslag voor akkoord dan wel voor gezien tekent. Hieraan voorafgaande licht de deskundige die namens de gemeente het gesprek voert , belanghebbende cliënt voor over de betekenis van beide handtekeningen. Tevens ontvangt de cliënt altijd een afschrift van dit verslag. Wij adviseren u te schrappen bij lid 2 de zinsnede ”tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen”. Wij achten deze redactie niet in het belang van de cliënt. Artikel 8 Aanvraag Wij verwijzen hierbij naar ons advies over de aanvraag zoals opgenomen in de Wmoverordening (advies d.d. 4-8-2014). Voor beslistermijnen verwijst u naar de Algemene wet bestuursrecht waar wordt gesproken van een redelijke termijn van 8 weken. Ons is niet duidelijk waarom de aanvraagprocedure voor een individuele Wmo-voorziening en die voor jeugdhulp niet gelijk kunnen zijn. Artikel 9 Inhoud beschikking De beschikking handelt over de toekenning (of afwijzing) van jeugdhulp aan gezin of jeugdige. Het gaat om soort hulp, duur, ingangsdatum, afstemming op andere benodigde voorzieningen,e.d. Wat gebeurt er met bv. de ingangsdatum als de toegekende soort hulp niet wordt geleverd doordat de aanbieder een wachtlijst heeft (ingesteld)? Over de informatie die in de beschikking over een verschuldigde eigen bijdrage wordt gegeven, hebben wij bij de Wmo-verordening reeds advies uitgebracht. Wij vrezen dat het hier om uiterst summiere informatie zal gaan waarbij pas veel later via het CAK zal blijken wat de eigen bijdrage exact zal zijn. Wij adviseren u een werkwijze te ontwikkelen waarbij de belanghebbende(n) een indicatie kan worden gegeven van de hoogte van de verschuldigde eigen bijdrage voor de ingezette jeugdhulp en met inachtneming van hetgeen daarover in de Jeugdwet en de Algemene maatregel van bestuur is vastgelegd. Artikel 10 Regels voor PGB De Jeugdwet hanteert net weer andere regels dan de Wmo voor het toekennen van een PGB Wij adviseren overigens de term persoonsvolgend budget te gebruiken. Het zou eenvoudiger zijn als een in beginsel identiek systeem van criteria, voorwaarden en verantwoording zou worden gehanteerd. Dat lijkt nu niet het geval te zijn. Wij vragen ons af hoe artikel 10 lid 3 zich verhoudt tot wat er in artikel 2.9 onder c in de Jeugdwet staat? Kan en mag het college nadere regels vaststellen? Ook na lezing van de toelichting is ons niet duidelijk waar artikel 10 lid 4 onder a nu precies voor staat. Graag toelichten. Hoe verhoudt de inhoud van lid 4c (geen PGB voor tussenpersonen of belangenbehartigers) zich tot hetgeen in de Jeugdwet is opgenomen bij artikel 8.1.1. lid 3a? Daar wordt gesproken van “….met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde….”. Zijn tussenpersonen of belangenbehartigers andere personen dan die in dit artikel in de Jeugdwet worden bedoeld?
7
Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Wij verwijzen hier naar onze adviezen over het soortgelijke artikel in de concept verordening Wmo. Voorts schrijft artikel 8.1.3 van de Jeugdwet voor dat het college periodiek onderzoekt of een PGB-beslissing moet worden heroverwogen. Is artikel 11 lid 5 in het concept hiervan een uitwerking? Artikel 12 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering De Jeugdwet schrijft voor bij verordening regels vast te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of (die van) de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering en de kwaliteitseisen daarvan. (artikel 2.12 Jeugdwet). Uit de toelichting op artikel 12 blijkt dat uw college met meer factoren rekening wil houden dan de wet voorschrijft. Wij adviseren in de toelichting een concreet voorbeeld op te nemen op basis van (voorbeeld)tarieven van de jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering. Mogelijk kan daarmee duidelijker worden wat hiermee nu precies wordt geregeld en welke besluiten op basis van deze regel wel en welke niet mogelijk zijn. Artikel 13 Vertrouwenspersoon Wij ondersteunen de opname van dit artikel in de verordening. De cliënt moet wel in de gelegenheid worden gesteld om op basis van duidelijke voorlichting een vertrouwenspersoon te kiezen. Overigens onderscheiden wij de hier bedoelde vertrouwenspersoon nadrukkelijk van de persoon die gezin of jeugdige als belangenbehartiger of pleitbezorger en in wie het gezin vertrouwen heeft, kan ondersteunen bij een aanvraagprocedure of bij een bezwaar tegen een genomen besluit en/of het gezin ondersteunt bij het oplossen van de probleemsituatie. Artikel 14 Klachtregeling Wij verwijzen hiervoor naar het advies daarover in de concept verordening Wmo. Wij adviseren hierbij wel duidelijker vast te leggen wat de reikwijdte van de bedoelde klachtregeling is. Gaat het alleen om handelwijzen van de gemeente of betreft het (ook) uitvoering van toegekende jeugdhulp door gecontracteerde aanbieders? In het laatste geval zal een klachtregeling eerder deel moeten uitmaken van het contract met de aanbieder. Ook verdient het aanbeveling een onafhankelijke regeling te hanteren dan wel aan te sluiten bij wetgeving die daarover voor de zorg in de maak is. Artikel 15 Inspraak en medezeggenschap Wij verwijzen in dit verband naar ons advies over de noodzaak om over een zulke belangrijke stukken als de concept verordening Wmo en dit concept een inspraakprocedure te houden. Overige punten en adviezen • Wij adviseren u in dit concept een evaluatieartikel op te nemen. De verordening sluit dan beter aan op het beleidsplan Wmo en Jeugdzorg 2015. • Gelet op de beleidsvoornemens missen wij in dit concept een artikel over innovatie, bijvoorbeeld de noodzaak om een innovatieplan op te stellen. Nu lopen innovatieinitiatieven het risico te worden opgehangen aan de noodzaak om te bezuinigen. De vraag is of dat voldoende impulsen zal geven om echt te innoveren.
8
•
•
•
•
Onze opmerkingen in het advies over concept verordening Wmo over onderwerpen als sociale wijkteams, vrij- en niet vrij toegankelijke hulp, ambulante begeleiding < 50 uur per jaar en PGB zijn naar onze mening evenzeer van belang in het kader van dit concept. Wie gaat of gaan vanuit het college de bevoegdheid krijgen om meldingen te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming? Dit zal vóór 1 januari 2015 duidelijk moeten zijn en gecommuniceerd moeten worden naar alle betrokken professionals en jeugdhulpaanbieders. Ook zal de werkwijze met de zgn. jeugdtafel in het vrijwillige kadermoeten worden beschreven. Het gaat hierbij om samenwerking tussen het vrijwillig kader en het justitiële kader in de vorm van de Raad voor de Kinderbescherming die vroegtijdig wordt betrokken met als inzet de vrijwillige jeugdhulp te (kunnen) continueren en waar mogelijk een ondertoezichtstelling (OTS) te voorkomen. Omdat betrokkenheid van de RvdK door gezin of jeugdige als bedreigend kan worden ervaren, is een goede voorlichting ter voorbereiding geboden. Enigszins buiten de reikwijdte van deze adviesaanvraag over de verordening pleiten wij er voor dat u de uiteenlopende kosten van de uitvoering van de gedecentraliseerde jeugdhulp (kosten uitvoering, kosten bieden jeugdhulp, (algemene voorzieningen, vrijwillige jeugdhulp en justitieel kader, crisisinterventie, coördinatiekosten), kosten van toezicht, evaluatie, e.d. nu in kaart brengt zodat na verloop van tijd inhoudelijk en ook financieel kan worden geëvalueerd.
Wij zien uw reactie op ons advies graag tegemoet. Met vriendelijke groeten, namens de Wmo-raad Zoetermeer,
drs. J.J. Ramekers, voorzitter
Bijlage: checklijst inrichting jeugdhulp van Ministerie van VWS en VNG
9