Dossier 128
ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING
Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Onderdelen van de Grote Eenheid Natuur Provincie Oost-Vlaanderen – Gemeente Oosterzele Oosterzeelse Bossen
A.
Samenvatting van het dossier
A.1
Situering
De meest kwetsbare boskernen van de grote eenheid natuur (GEN) “Oosterzeelse bossen” zijn op dit moment reeds bestemd als natuur- of bosgebied op de gewestplannen. Concreet wordt in dit ruimtelijk uitvoeringsplan een gebied ten zuiden van het Moortelbos als onderdeel van deze grote eenheid natuur opgenomen en herbestemd van landschappelijk waardevol agrarisch gebied naar natuurgebied. Plan 1 - Gebied 1. “Kwaadbeek” (Oosterzele) De opname van dit gebied als grote eenheid natuur is noodzakelijk voor het beschermen en het ruimtelijk aaneenschakelen van de alluviale bossen en vochtige graslanden in de Hooimeersbeekvallei en de Kwaadbeekvallei, voor het vormen van een ecologische verbinding tussen beide beken en met de waardevolle bossen tussen de beken. De aanwezige bosvegetaties en enkele graslandtypes zijn beschermd volgens het decreet op natuurbehoud en de uitvoeringsbesluiten. Door de herbestemming wordt een groter ruimtelijk aaneengesloten geheel gevormd, van belang voor het realiseren van een gebiedsgerichte ruimtelijk-ecologische kwaliteit. Natuur is hoofdfunctie, landbouw kan als een ondergeschikte functie in evenwicht met de ruimtelijkecologische draagkracht van het gebied. A.2
Ruimteboekhouding
Bestemmingscategorie
Huidige gewestplanbestemmingen in het plangebied
Reservaatennatuur
Bestemmingen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Verschil
0ha
13,3ha
+13,3ha
Bos
4,9ha
0ha
-4,9ha
Landbouw
8,4ha
0ha
-8,4ha
A.3
Openbaar onderzoek
Het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan werd onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen van 1 april 2003 tot 30 mei 2003. Dit openbaar onderzoek resulteerde in 3 bezwaarschriften, die alle aan de vormvereisten en de vereiste van tijdigheid voldoen. De bezwaren worden opgenomen in een databank waarvan uittreksel in bijlage. A.4
A d vie z e n
Geen
1
Dossier 128
B.
Advies van Vlacoro
B. 1
A n t w o o r d o p d e a d vie z e n
Vlacoro ontving geen adviezen. B. 2
Antwoord op de bezwaren en opmerkingen
De nummers tussen [ ] verwijzen naar de bezwaarschriften zoals zij opgenomen zijn in de databank. 1. De bedrijfsgilde Oosterzele-Melle [128B1] formuleert eerst de volgende algemene bezwaren: - het waardeverlies van de grond wordt niet vergoed; dit is onaanvaardbaar; - de concrete gevolgen van de VEN-afbakeningen zijn nog niet gekend; - alle door de landbouw gebruikte percelen mogen niet opgenomen worden in dit GRUP; enkel een strikte selectie van gebieden die niet in gebruik zijn door landbouw en geen belang hebben voor landbouwstructuur in een ruimte context. Vervolgens heeft de bedrijfsgilde opmerkingen bij de toelichtingsnota. - de natuurlijke en agrarische structuur zouden tegelijk moeten afgebakend worden, pas dan kunnen gebieden die effectief in gebruik zijn door de landbouw herbestemd; geïsoleerde innames zijn onaanvaardbaar; het RUP dient doorgeschoven te worden naar de 2de fase; - de consensus waarvan sprake is een administratieve; de economische gebruikers werden niet betrokken bij de opmaak van dit ontwerp - de begrippen “oud” en “permanent” bos dienen concreet beschreven te worden en vervangen door bosexploitatie - de visie inzake ecologische bosuitbreiding en ontwikkeling van mantel- en zoomvegetatie moet vooreerst verduidelijkt worden; er vervolgens geschrapt; er is nood aan overleg; - deze vise inzake ruimtelijke kwaliteit getuigt van het uitsluiten van de economische gebruikers; de eigenheid van een landschap is een samenhang van economisch gebruik door o.a. de landbouw, van de fysische drager en van de aanwezige natuur; eenzijdige functiewijzigingen zonder met de economische factor rekening te houden, is afbraak van duurzame ruimtelijke kwaliteit; er dient verduidelijkt wat “aangepaste landbouw” aan de randen is en de visie inzake het vermijden van vertuining dient verduidelijkt; - de visie inzake het bufferen van natuurfunctie is onaanvaardbaar en dient geschrapt; - de mate dat het gebied een functioneel samenhangend geheel vormt wordt in vraag gesteld; ook de gevolgen voor functioneel samenhangende landbouwgebieden moet tegelijkertijd afgewogen worden; de gebieden dienen gedifferentieerd te worden naargelang het belang van samenhangende landbouwstructuren waarbij enkel die gebieden van ondergeschikt belang voor de landbouw kunnen weerhouden worden; ook op landschappelijk vlak kan uitsluitend in de resterende gebieden een herbestemming overwogen worden; - wat de voldoende omvangrijke gebieden betreft moet de samenhang eerst aangetoond worden en het is niet aanvaardbaar dat andere functies worden geschrapt; Omtrent het gebied Kwaadbeek wordt het volgende gesteld: - het patrimoniumverlies van de percelen die definitief opgenomen worden moet sluitend en correct vergoed worden in overleg met betrokkenen; er is ook patrimonium verlies voor de pachters; - de huiskavel en ook de weiden en akkerbouwpercelen, die van belang zijn voor de economische exploitatie van de landbouwbedrijven, dienen geschrapt te worden - het gebied is geen habitatgebied en er is geen speciale indicatie om het op te nemen in de groenstructuur; - bosontwikkeling is niet gewenst in het gebied omwille van de doorkijken en de landschappelijke waarde. Vlacoro kan de bezwaarindiener niet bijtreden en is van oordeel dat alle percelen binnen de afbakening dienen behouden te worden (met bestemming natuurgebied). De gebieden in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan maken immers deel uit van een groter geheel dat functioneert als een ruimtelijk-functioneel samenhangend natuur- of bosgebied. In die zin wordt inderdaad gesproken over "onderdelen van een grote eenheid natuur" (GEN). De herbestemming draagt dus bij tot het realiseren van voldoende omvangrijke en samenhangende gebieden, het met elkaar verbinden van deze gebieden en het bufferen van deze gebieden tegen externe invloeden, doelstellingen die ook vooropgesteld zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
2
Dossier 128
Wat de rechtszekerheid omtrent de agrarische bedrijfsvoering betreft, verwijst Vlacoro naar punt 2.2.5 van haar algemeen advies.. Wat de vraag naar een totaaloverzicht betreft, verwijst Vlacoro naar punt 2.2.4 van haar algemeen advies en beaamt dus dat het inderdaad voor een goed begrip aangeraden zou zijn de RUP's, ook cartografisch te plaatsen binnen het grotere geheel van de VEN-afbakening (Vlaams Ecologisch Netwerk) omdat dan duidelijker wordt dat huidig RUP deel uitmaakt van een groter geheel van natuuren andere gebieden. Overigens kan in het algemeen gesteld worden dat binnen het in het RUP aangeduide natuurgebied onder meer landbouw een ondergeschikte functie is, weliswaar voor zover de hoofdfunctie natuur niet in het gedrang wordt gebracht (artikel 1.2). In voorkomend geval is een natuurrichtplan, zoals bedoeld in het decreet Natuurbehoud, bepalend voor de inrichting van het gebied, hetwelk gehanteerd wordt bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor onder meer werken die met landbouw te maken hebben. Een totaal uitsluiten van het gebruik als landbouwgrond binnen alle in het RUP aangeduide natuurgebieden is vermoedelijk dus niet aan de orde. In de bedoelde natuurrichtplannen en de beheersovereenkomsten, afgesloten in het kader van het decreet Natuurbehoud, kan bepaald worden dat landbouw mogelijk blijft, zij het onder bepaalde voorwaarden. Wat de informatieverstrekking en overleg verwijst Vlacoro naar putn 2.2.3 van haar algemeen advies. Vlacoro treedt het bezwaar niet bij waar het betrekking heeft op de termen "oud bos", "permanent bos" en "bosexploitatie" en waar tegenstrijdigheden worden vastgesteld tussen visie en werkelijkheid en draagvlak. Het gaat hier in het RUP om de duidelijke optie in functie van het beschermen en het ruimtelijk aaneenschakelen van de alluviale bossen en vochtige graslanden in de Hooimeersbeekvallei en de Kwaadbeekvallei, voor het vormen van een ecologische verbinding tussen beide beken en met de waardevolle bossen tussen de beken. Binnen de aangegeven hoofdfunctie natuur is de discussie omtrent termen voorkomend in de toelichtingsnota die aldaar de bestaande structuurbepalende natuurelementen en -processen aangeven, niet relevant. Bosbouw blijft overigens overeenkomstig artikel 1.2 van de stedenbouwkundige voorschriften, zij het onder voorwaarden, mogelijk.
2. De bezwaarindieners [128B2] zijn uitbaters van een rundveebedrijf (12 ha) dat binnenkort verder gezet wordt door de kinderen. Zij hebben in de afbakening een perceel van 88 aren liggen (de percelen kadastraal bekend 1e afdeling, sectie A, nrs. 1311, 1312, 1313 en 1314). Dit is ingepast in de bedrijfsvoering en kan niet worden gemist. Door de afbakening is er het risico dat de gebruiksmogelijkheden verminderd worden. De bewaarindieners vragen het perceel uit de afbakening te halen. Het bezwaarschrift wordt verder ondersteund met dezelfde argumenten als deze van bezwaarschrift 128B1. Vlacoro kan de bezwaarindiener niet bijtreden op grond van de overwegingen aangehaald in het antwoord bij kader 1. Dit is des te meer het geval omdat de betrokken grond deel uitmaakt van het in het RUP aangeduide, waardevolle gebied, gelegen tussenin andere bosgebieden, en derhalve een ontegensprekelijk belang heeft bij het ruimtelijk en ecologisch functioneren van die verschillende onderdelen en dus uiteraard vereist is voor de functionele en ruimtelijke samenhang ervan. De bewuste percelen uit de afbakening halen zou net de verbinding tussen die gebieden, althans functioneel, kunnen hypothekeren.
3. Het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen [128B3] merkt op dat in de stedenbouwkundige voorschriften die aan de plenaire vergadering zijn voorgelegd, een bepaling over het oprichten van schuilhokken voor dieren was opgenomen. Deze bepaling is niet weerhouden. De provincie beveelt aan om duidelijk te vermelden waarom deze aanpassing gebeurd is. In de stedenbouwkundige voorschriften die aan de plenaire vergadering zijn voorgelegd, was een bepaling opgenomen over het uitbreiden van bestaande woningen in natuurgebied. Deze bepaling is niet weerhouden. De provincie beveelt aan om duidelijk te vermelden waarom deze aanpassing gebeurd is.
3
Dossier 128
Een absoluut verbod op het bouwen van schuilhokken in natuurgebieden is voor de provincie niet aangewezen omdat het niet te stroken is met de mogelijkheid om in natuurgebieden nog aan landbouw te doen. Al dan niet gekoppeld aan specifieke stedenbouwkundige voorschriften (materiaal, grootte, enz.) zouden schuilhokken wel mogelijk moeten zijn. Vlacoro is van oordeel dat het hier, gelet op de vrij geringe omvang van de aangeduide stukken natuurgebied, het uit ruimtelijk oogpunt - en vermoedelijk ook uit oogpunt natuur - weinig of niet te verantwoorden is de mogelijkheid open te laten om schuilhokken op te richten. Vlacoro steunt derhalve de schrapping van dergelijk voorschrift en verwerpt daarmee ook het derde bezwaar dat die optie opnieuw mogelijk zou maken. Het provinciebestuur verwijst naar een niet opgenomen bepaling over het uitbreiden van bestaande woningen. Vlacoro wijst er op dat de in artikel 1.2 van de stedenbouwkundige opgenomen bepalingen omtrent bestaande woningen binnen de begrenzingen van het RUP gelijkaardig zijn als de decretale bepalingen. Artikel 145bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening bepaalt dat de in dat artikel vermelde mogelijkheden 2° tot 6° zijn uitgesloten in ruimtelijk kwetsbare gebieden zoals natuurgebieden. In natuurgebieden zijn enkel de bepalingen van artikel 145 (heirkrachtgevallen), 145bis, 1° (verbouwen binnen het bestaande bouwvolume) en 195bis (inzake onder andere monumenten en "structurele" instandhoudings- en onderhoudswerken) mogelijk. Het RUP voorziet dat kan worden verbouwd binnen het bestaande bouwvolume of herbouwd binnen het bestaande bouwvolume in heirkrachtgevallen. Uitbreiden lijkt, gelet op de bijzondere waarde van het gebied en de mogelijke ruimtelijke hypotheek van zo'n uitbreiding daarop, weinig te verantwoorden. Bijgevolg kan Vlacoro dit bezwaar niet bijtreden waar het betrekking heeft op de bepalingen zelf. Anderzijds wenst Vlacoro vragen te stellen bij de opportuniteit van de opname van de met woningen bebouwde percelen. Vermoedelijk gaat het enkel om de meest noordoostelijk gelegen perceeltjes van het RUP en zal het RUP in zijn huidige vorm en bepalingen weinig impact hebben op de vrijgave van die percelen of verdere binding met een noordelijker gelegen bosgebied op die plaats. Dat noordelijker gelegen bosgebied is immers van het zuidelijker gescheiden door het perceel nr.1307. Het opnemen van de met woningen bebouwde percelen heeft dus geen meerwaarde binnen de optie om de grotere gehelen met elkaar te verbinden. Ook de bepalingen aangaande die bestaande woningen dragen daar dus niet toe bij. Vandaar dat Vlacoro voorstelt de bewuste bebouwde percelen uit de afbakening te halen. B. 3
O p m e r k i n g e n va n V l a c o r o
B.3.1 Algemene opmerkingen Vlacoro verwijst hier naar haar algemeen advies over 17 ontwerpen van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in het kader van de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur. B . 3 . 2 O p m e r k i n g e n o ve r h e t d o s s i e r Vlacoro stelt zich, vanuit haar bezorgdheid geuit in punt 2.2.4 van haar algemeen advies vragen bij het niet opnemen van het perceel nr. 1307 omdat op die manier een groter geheel van groen bestemde gebieden (bos- en natuurgebied) zou kunnen worden bekomen. Vlacoro beseft ook wel dat dit momenteel, nadat het openbaar onderzoek is afgelopen, slechts mogelijk zou zijn via een hernieuwde procedure, maar betreurt dat die optie blijkbaar niet is overwogen (of althans niet is aangegeven waarom dit niet mogelijk was).
4
Dossier 128
B.4
Besluit
VLACORO geeft gunstig advies over het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Onderdeel GEN "Oosterzeelse Bossen" mits: −
schrapping van de aan de rand van het RUP opgenomen, met vergunde woningen bebouwde percelen en gebeurlijke schrapping van het op die percelen betrekking hebbende stedenbouwkundig voorschrift 1.2.2 (tenzij er binnen het RUP op andere plaatsen nog woningen voorkomen)
maar merkt op dat: −
het aan te raden is te motvieren waarom het perceel nr. 1307, dat de groen bestemde gebieden tot een groter geheel zou omvormen, niet in het RUP is opgenomen.
Verleend te Brussel op 16 september 2003, De vaste secretaris,
De voorzitter,
Lieve Reenaers
Prof. dr. Boudewijn Bouckaert
Bijlage: overzicht van de bezwaarschriften
5