Dossier 370
AD V I E S VL AAM S E CO M M IS SI E VO O R R UIM T EL I JK E O R D EN ING Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Noord-Zuidverbinding N 74
A. Samenvatting van het dossier A. 1 . Sit u e ri n g De Vlaamse Regering stelde het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de ‘NoordZuidverbinding N74’ (verder ontwerp RUP) voorlopig vast op 5 februari 2010. De Limburgse Noord-Zuidverbinding vormt een belangrijke verbindingsroute tussen Eindhoven en de hoofdweg E314/A2 in Houthalen-Helchteren, tot in Hasselt. Het gedeelte tussen de Nederlandse grens en de hoofdweg E314/A2 is geselecteerd als een primaire weg type I. Sinds de jaren ‘60 werden delen van deze verbinding aangepast en opgewaardeerd of nieuw aangelegd om deze hoofdfunctie, met de bijhorende verkeersstromen, op te kunnen vangen. Na al deze aanpassingen om de verbinding te laten functioneren als een primaire weg type I dienen enkel binnen de gemeente Houthalen-Helchteren nog de nodige aanpassingen gerealiseerd te worden. Hier verloopt het noord-zuid-gerichte verkeer via een oude weg die dwars door de kernen van Houthalen en Helchteren loopt. Deze situatie wordt gekenmerkt door leefbaarheidsproblemen van de kernen, zware ongevallen en filevorming. Voor de aanpassing van het wegdeel op grondgebied van Houthalen-Helchteren werden twee mogelijke oplossingen uitgewerkt: - Een doortochttracé dat de bestaande zate volgt en in de twee dorpskernen in een tunnel verloopt. - Een nieuw omleidingstracé dat rond de kernen loopt. Vlacoro, opgericht conform artikel 1.3.1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, bracht op 8 september 2010 voorliggend advies uit betreffende het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de ‘Noord-Zuidverbinding N74’. A. 2 . O n t w e rp R UP Deelproject 1 ‘Weginfrastructuur Noord-Zuidverbinding’ Het tracédeel van de N74 dat is opgenomen in het ontwerp RUP is gesitueerd op grondgebied van de gemeenten Hechtel-Eksel, Houthalen-Helchteren en Zonhoven. Het tracédeel heeft een lengte van ongeveer 11 km. De huidige Noord-Zuidverbinding verloopt momenteel doorheen de kernen van Houthalen en Helchteren. Dit doorgaand verkeer heeft een zware impact op de leefbaarheid van beide kernen. De barrièrewerking van deze doortocht belemmert een kwaliteitsvolle inrichting van het centrumweefsel. De hoge verkeersintensiteit legt bovendien een zware hypotheek op de verkeersveiligheid en -leefbaarheid, onder meer omdat er geen scheiding is tussen doorgaand en lokaal verkeer. Er dienen ingrepen te gebeuren om de verbinding effectief als een primaire weg type I te laten functioneren zonder een hypotheek te leggen op de verkeersveiligheid en leefbaarheid van Houthalen en Helchteren. Vanuit ruimtelijk oogpunt kan de keuze voor het omleidingstracé verdedigd worden, voornamelijk vanuit de keuze om de kernen van Houthalen en Helchteren niet langer te doorsnijden door een primaire weg type I. Hierdoor worden betere mogelijkheden gecreëerd om de lokale doortocht her in te richten en de barrièrewerking op te heffen, wat duidelijk een ruimtelijke meerwaarde betekent voor het functioneren van deze kernen. Er komt door deze ingrepen ook ruimte vrij in de huidige doortocht, waarbinnen een aantal ruimtelijke doelstellingen kunnen gehaald worden: - de herinrichting naar een lokale weg met potenties voor andere vervoerswijzen,
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
1/56
Dossier 370
-
de herinrichting van openbare ruimten als drager voor de verbinding van de oostelijke en westelijke dorpskernen, - de mogelijkheden naar inbreiding en het herstellen van het centrumweefsel ter versterking van de kernen van Houthalen en Helchteren. De keuze voor een omleidingstracé impliceert anderzijds een doorsnijding van open ruimte en natuur. Uit het plan-MER is echter gebleken dat deze effecten gemilderd kunnen (en zullen) worden. Deelproject 2: Opheffen reservatiestrook Het tracé voor de omleidingsweg waarvoor op het gewestplan een reservatiestrook is ingetekend, is gesitueerd op grondgebied van de gemeenten Hechtel-Eksel, Houthalen-Helchteren en Heusden-Zolder. De reservatiestrook heeft een lengte van ongeveer 10,5 km. In de eerste fase van het plan-MER onderzoek is een zogenaamde trechteringsstudie uitgevoerd voor de verschillende mogelijke omleidingstracés. Uit dit onderzoek is duidelijk gebleken dat het omleidingstracé zoals wordt vastgelegd met het ontwerp RUP, op de verschillende milieuvlakken beter scoort dan het gewestplantracé. Gelet op deze beoordeling en vermits een nieuw tracé verordenend wordt vastgelegd, wordt de op het gewestplan aangeduide reservatiestrook voor de omleidingsweg N74 opgeheven. Deelproject 3: Ecologische verbinding De ecologische verbinding tussen het Militair Domein Kamp van Beverlo en het Militair Schietterrein Meeuwen-Helchteren vormt een essentieel onderdeel van het natuurontwikkelingsprogramma dat gepaard gaat met het omleidingstracé voor de Noord-Zuid. De ecologische verbinding werd in het plan-MER als noodzakelijk geacht om negatieve effecten op het Natura2000-netwerk te kunnen voorkomen en is als dusdanig opgenomen in het kader van de passende beoordeling. De realisatie van deze ecologische verbinding zal ervoor zorgen dat de huidige samenhang van het Natura 2000-netwerk wordt versterkt. De te realiseren ecologische verbinding maakt maximaal gebruik van de reeds bestemde natuurgebieden, resterende op te heffen zones industriegebied en de reeds aanwezige natuurwaarden in de diverse tussenliggende bestemmingen (militair gebied, gebied voor dagrecreatie). De te realiseren ecologische verbinding neemt een zo beperkt mogelijke ruimte in van gebieden met een huidige lage ecologische waarde (agrarisch gebied). De opzet van dit deelproject is de realisatie van een ecologische verbinding tussen het militair domein ten noordwesten van Helchteren en het militair domein ten oosten van Helchteren. Beide militaire domeinen zijn uiterst belangrijke heidegebieden. De ecologische verbinding dient dan ook te functioneren voor organismen die in schrale biotopen leven. A. 3 . R el at ie v an h et o n t w erp R U P met h et RS V en an d e r e ru imt el ij k e p la n n en De aanleg van de N74 tussen Hechtel-Eksel en de E314 wordt in uitvoering van het RSV in een RUP vastgelegd. Zowel het richtinggevend als het bindend gedeelte van het RSV bevatten relevante inhoudelijke elementen voor de opmaak van dit ontwerp RUP. In de bindende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen zijn de volgende selecties relevant voor dit ruimtelijk uitvoeringsplan opgenomen: de selectie van de E314 als hoofdweg, de selectie van de N74 van Nederland tot de E314 als primaire weg I, de selectie van de N74 van de E314 tot Hasselt (R71) als primaire weg II en de selectie van Houthalen-Helchteren als economisch knooppunt buiten de stedelijke gebieden en buiten het economisch netwerk Albertkanaal. De bindende bepalingen van het RSV stellen dat het Vlaams Gewest de wegvakken, die geselecteerd worden als primaire weg I en II, aanduidt in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
2/56
Dossier 370
Een ruimtelijke visie op mobiliteit voor Vlaanderen Uitgaande van de algemene visie op mobiliteit worden voor het geheel van de lijninfrastructuur op Vlaams niveau (de zogenaamde hoofdinfrastructuur) een drietal ruimtelijke principes vooropgesteld. De hoofdinfrastructuren zijn de fysieke drager van de belangrijkste vervoersstromen en zijn als dusdanig de uitdrukking en het gevolg van de mobiliteit van personen en goederen. Eén van de ruimtelijke principes voor de gewenste ruimtelijke structuur op Vlaams niveau is: ‘infrastructuren als bindteken en basis voor locatie van activiteiten’. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) wordt een optimalisering van het wegennet vooropgesteld. Deze optimalisering houdt een functionele categorisering van het wegennet (bestaande en nog te realiseren) in, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het hoofdwegennet, de primaire wegen, de secundaire wegen en de lokale wegen. De selectie van de E314/A2 als hoofdweg De E314/A2 Leuven-Lummen-Aachen neemt een strategische plaats in de wegeninfrastructuur van Vlaanderen in. Deze weg, die tevens onderdeel is van het ‘Trans-European Network’ (het Europees netwerk van transportassen), is in het RSV als hoofdweg geselecteerd. Hoofdwegen verzorgen de verbindingsfunctie (met rechtstreekse aansluiting) voor de grootstedelijke- en regionaalstedelijke gebieden met elkaar, met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en met de groot- en regionaalstedelijke gebieden in Wallonië en Frankrijk (Rijsel/Parijs en Metz/Nancy), Groot-Brittannië (via de Chunnel en de ferryverbindingen), Nederland (Randstad, Brabantse stedenrij, Maastricht) en Duitsland (Ruhrgebied). Tevens verzorgen de hoofdwegen de verbindingsfunctie (met rechtstreekse aansluiting) voor de zeehavens en de internationale luchthaven met elkaar en met het achterland van de zeehavens. De N74 ten noorden van E314, geselecteerd als primaire weg I De N74 is ten noorden van de E314/A2, tussen Zonhoven en Nederland, geselecteerd als primaire weg categorie I. Deze weg maakt tevens onderdeel uit van het ‘Trans-European Network’ (het Europees netwerk van transportassen). Primaire wegen categorie I zijn wegen met als hoofdfunctie verbinden op Vlaams niveau en het verzamelen op Vlaams niveau als aanvullende functie. Deze wegen zijn noodzakelijk om het net van hoofdwegen te complementeren, maar hebben geen functie als doorgaande, internationale verbinding. Een primaire weg categorie I vormt een schakel tussen hoofdwegen daar waar de omrijfactor voor drukke vervoersrelaties van gewestelijk belang te groot wordt. In bepaalde gevallen is de maaswijdte in het hoofdwegennet zo groot of is de omvang van de vervoersstromen zodanig dat er een behoefte aan een tussenschakel bestaat. Primaire wegen I mogen het doorgaand internationaal verkeer van het hoofdwegennet niet aantrekken en mogen aldus de functie van de hoofdwegen niet overnemen. De N74 vormt als primaire weg I een tussenschakel in de maas van het hoofdwegennet tussen de E313, E314, E25 en E34. De N74 vormt hierbij een verbinding tussen de E314 (te Houthalen) en de E34 (te Eindhoven). Gezien het primeren van de gewestelijke verbindingsfunctie zullen op de primaire wegen I alle mogelijke maatregelen en ingrepen moeten worden doorgevoerd die deze functie kunnen optimaliseren. De N74 ten zuiden van de E314: geselecteerd als primaire weg II Ten zuiden van de E314/A2, tussen Houthalen-Helchteren en Hasselt, is de N74 geselecteerd als primaire weg type II. Primaire wegen II zijn wegen die een verzamelfunctie hebben voor gebieden en/of concentraties van activiteiten van gewestelijk belang. In de grootstedelijke gebieden, de zeehavens, en de internationale luchthaven Zaventem verzorgen de primaire wegen II met meerdere aansluitpunten de verbinding met de hoofd- of primaire wegen I. Voor de regionaalstedelijke gebieden, de kleinstedelijke gebieden en de stedelijke en economische netwerken van ten minste Vlaams niveau verzorgen de primaire wegen II de verbindingen naar het hoofdwegennet of een primaire weg I.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
3/56
Dossier 370
Plan-MER sneltramlijn 3 (Spartacusplan) In een plan-MER worden de milieueffecten onderzocht van de verschillende tracé-alternatieven voor deze derde sneltramlijn tussen Hasselt en Noord-Limburg. In dat MER wordt voor het tracé van de N74 uitgegaan van het omleidingstracé en zullen onder meer de cumulatieve effecten van de sneltramlijn en de Noord-Zuidverbinding N74 besproken worden (op basis van het plan-MER voor de Noord-Zuidverbinding N74). Omwille van de interactie van de ruimtelijke en milieueffecten voor de sneltramlijn en de N74 zal afstemming gebeuren tussen het onderzoek van het plan-MER voor de sneltram en het lopende onderzoek voor de N74. A. 4 . M ili eu e f f e ct en v an h et p la n A. 4 . 1. Pl an - M ER N o o r d - Z u i d v e rb i n d i n g t e Ho u t h a len - H el ch t e re n Het plan-MER onderzoekt en beoordeelt op planniveau de belangrijkste milieueffecten en hieraan gekoppelde milderende maatregelen van zowel het doortochtscenario als het omleidingsscenario. Beide werden in het plan-MER volwaardig met elkaar vergeleken. Op 22 september 2008 werd het plan-MER goedgekeurd door de dienst MER van het departement LNE. In een eerste fase zijn binnen het plan-mer-proces twee afzonderlijke trechteringsstudies uitgevoerd: een trechteringsstudie voor het doortochttracé en een trechteringsstudie voor het omleidingstracé. Hierbij werden de bestaande tracévoorstellen onderling vergeleken en aangevuld met nieuwe ontwerpen om de tekortkomingen van de tracés te verhelpen. In een tweede stap werden uit elk van deze studies de beste tracés verder verfijnd en op milieuvlak afgewogen binnen de plan-mer-procedure. Passende beoordeling In het plan-MER werd de passende beoordeling opgenomen als een apart deel. Er werd uitgegaan van zeven hoofdvragen over de mogelijke effecten op de SBZ’s en over de wijze waarop het project afgestemd werd om effecten op de SBZ’s te vermijden. Watertoets In de watertoets wordt nagegaan of er een mogelijk negatief effect is op het watersysteem. Dit omvat o.a. een toename van het risico tot overstroming, het wijzigen van grondwaterstromen en het ontstaan van (vis)migratieknelpunten. De watertoets is opgenomen in een apart deel in het plan-MER. Als basis voor de beoordeling zijn de beoordelingsschema’s zoals opgenomen bij het Besluit van de Vlaamse Regering genomen. Enkel wanneer blijkt dat er sprake kan zijn van een schadelijk effect, worden de beoordelingsschema’s doorlopen. Dit is afzonderlijk uitgevoerd voor omleidings- en doortochttracé. Eerder dan concrete berekeningen toe te voegen met fictieve projectgegevens, zijn aan de hand van deze beoordelingskaders in hoofdzaak randvoorwaarden geformuleerd waarmee in het ontwerp RUP van het uiteindelijke tracé rekening zal gehouden moeten worden. Het doortochttracé is deels gelegen binnen mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Binnen zones die zeer gevoelig zijn voor grondwaterstroming worden geen ondergrondse constructies aangelegd. Het omleidingstracé is deels gelegen binnen mogelijk overstromingsgevoelig gebied en deels gelegen binnen (cartografisch gezien) effectief overstromingsgevoelig gebied. De overstromingen in deze effectief overstromingsgevoelige gebieden werden recent opgelost door de geplande aanleg van een bufferbekken en de geplande uitdieping van de Mangelbeek en de Engelbeek. Binnen zones die zeer gevoelig zijn voor grondwaterstroming worden geen ondergrondse constructies aangelegd. De randvoorwaarden om significant negatieve effecten te vermijden, zijn voor beide tracés: - infiltratie- en bufferbekkens om versnelde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem te vermijden, - streven naar maximale infiltratie vooraleer vertraagd af te voeren, - aanleg van de tunnels met technieken die geen grondwaterstandsdaling veroorzaken in grondwaterafhankelijke vegetaties,
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
4/56
Dossier 370
-
gebruik van KWS-afscheiders, voldoende grote, volgens de principes van natuurtechnische milieubouw uitgevoerde, kruisingen van waterlopen om vismigratieknelpunten en knelpunten bij migratie via de oever te vermijden.
Conclusie plan-MER In het plan-MER zijn op basis van de analyse milderende maatregelen voorgesteld. Afhankelijk van de detailleringgraad zijn de maatregelen op dit planniveau (i.c. vooral deze die een ruimtelijke vertaling behoeven in het RUP) ofwel reeds concreet uitgewerkt, ofwel betreft het een formulering van randvoorwaarden waaraan de uitwerking op projectniveau moet voldoen. In een aantal gevallen betreft het een voorstel van bijkomend onderzoek op projectniveau. Waar relevant zijn maatregelen die vanuit een bepaalde invalshoek werden voorgesteld, vanuit de andere disciplines gescreend op verenigbaarheid. De resulterende effecten zijn, voor zowel de abiotische disciplines als voor de receptoren, samengevat in overzichtstabellen waarbij de effecten voor het doortochttracé en het omleidingstracé naast elkaar geplaatst worden. In de toelichtingsnota (pag. 25) wordt op planniveau geconcludeerd dat beide tracés specifieke voor- en nadelen hebben op milieuvlak. Een globale conclusie over welk van beide tracés vanuit milieuoogpunt de voorkeur geniet, kon niet getrokken worden. A. 4 . 2. O n d e rz o e k t o t m. e. r. ‘ a an slu it i n g N 7 4 t e Z o n h o v en ’ Het bovenvermeld plan-MER (cf. A.4.1) onderzoekt de aanleg van de Noord-Zuidverbinding N74 van de aansluiting op het reeds als primaire weg I gerealiseerde deel van de N74 ten noorden van Helchteren tot en met het op- en afrittencomplex tussen de E314 en de N74. De aansluiting op het als primaire weg II geselecteerde deel van de N74 tussen de E314 en de R71 te Hasselt is niet mee beschouwd in het plan-MER. De opname van de aansluiting van dit zuidelijk deel van de N74 te Zonhoven op het op- en afrittencomplex tussen N74 en E314 biedt evenwel de opportuniteit om deze aansluiting op een verkeerskundig eenvoudigere en beter leesbare manier in te richten. Vermits dit niet mee onderzocht is in het plan-MER, wordt de procedure gevolgd van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ zoals bepaald in het decreet van 27 april 2007 ‘plan-m.e.r.-decreet’. De screeningsnota voor de aansluiting van de N74 te Zonhoven gaat na of voor de bestemmingswijzigingen voor de inrichting van de aansluiting van het zuidelijk deel van de N74 (richting Hasselt) op het op- en afrittencomplex E314/N74, met inbegrip van de aansluitende lokale wegenis, een plan-MER dient opgesteld. Dit onderzoek verloopt in twee stappen: - Nagaan of het voorgenomen plan voor de ingreep van rechtswege plan-MER-plichtig is. - Nagaan of het voorgenomen plan voor het project tot significant negatieve effecten kan leiden. In het streefbeeld N74 (tussen E314 en R71) werd voor de ‘Noordelijke aansluiting Zonhoven x N74’ volgende elementen voorzien: - Het opheffen van de aansluiting van de Houthalenseweg op de N74. Een fietsverbinding naar Houthalen blijft behouden. -
Het opheffen van het huidig kruispunt Eikenenweg met de N74.
-
De aanleg van een nieuwe aansluiting (lokale weg type II, gebiedsontsluitingsweg) ten noorden van de Eikenenweg.
Deze aanpassing leidt, samen met de andere gewenste aanpassingen verder zuidelijk, tot een veiligere primaire weg met een eenduidig wegbeeld. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan (het betreffende gedeelte van) het streefbeeld voor de N74 (tussen de E314 en de R71 te Hasselt). In het streefbeeld wordt als typeoplossing voor de nieuwe aansluiting een ongelijkgrondse kruising (Hollands complex) naar voor geschoven met rotondes voor de afwikkeling van het verkeer op het lokaal wegennet. Door te kiezen voor een ongelijkgrondse kruising wordt de doorstroming op de N74 optimaal gehouden.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
5/56
Dossier 370
In het kader van het ontwerp RUP is deze aansluiting verder geconcretiseerd, met als belangrijk aandachtspunt het maximaal vermijden van hinder (o.a. minimaal ruimtebeslag, vermijden van sluipverkeer). Het ontwerp werd hierbij omgevormd tot een zwevende rotonde boven de N74 (de N74 ligt hierbij half ingegraven om de hoogte van de rotonde te kunnen beperken) met enkel een aansluiting naar het oosten. De screeningsnota toont aan dat het voorgenomen plan voor deze ingreep, i.e. het RUP, niet zal leiden tot significant negatieve milieueffecten. De screeningsnota is voor advies overgemaakt aan een door de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen van het departement LNE opgemaakte selectie van adviesinstanties. Op basis van de screeningsnota, de uitgebrachte adviezen en de aanvullende nota in reactie op de adviezen, heeft de dienst MER op 20 augustus 2009 formeel bevestigd dat het deelplan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is. A. 4 . 3. R u i mt e li jk v e il i g h e id sr ap p o rt In het kader van de kennisgevingsfase voor het plan-MER werd door de dienst Veiligheidsrapportage van het departement LNE gevraagd om ook aandacht te besteden aan het te verwachten vervoer van gevaarlijke stoffen (ADR-transport) en de eventuele risico’s hiervan op de omgeving van de verbinding. Omwille van technische, economische en geografische factoren zijn met het project immers een aantal veiligheidsrisico’s geassocieerd die een invloed kunnen hebben op het veiligheidsniveau van zijn toekomstige gebruikers. Voor beide alternatieven werd het risico van ADR-transport voor gebieden met woonfunctie en gebieden met kwetsbare locaties in de omgeving bepaald. Uitgangspunt is immers dat de infrastructuur omwille van zijn economische functie het vervoer van gevaarlijke stoffen (cf. ADRregelgeving) moet toelaten. Op basis van het onderzoek en rekening houdend met de mogelijke gevolgen van een ongeval met ADR-transport is er vanuit het oogpunt van risico voor omwonenden een voorkeur voor het omleidingstracé. A. 4 . 4. M aat sc h a p p eli j ke ko s t en - b a t en an a l yse In een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) worden alle huidige en toekomstige voor– en nadelen (baten en kosten) van een project of beleidsmaatregel, tegen elkaar afgewogen door ze in monetaire eenheden uit te drukken. In bepaalde gevallen is het evenwel niet mogelijk om de verwachte effecten van het project in monetaire termen in te schatten. In dat geval is het kwalitatief benoemen van deze effecten noodzakelijk. Deze effecten worden dan kwalitatief (als pro memorie posten) opgenomen in het resultaatoverzicht. In de MKBA zijn zowel het doortocht- als het omleidingsscenario onderzocht en ten opzichte van het nulalternatief afgewogen. Op basis van de gemonetariseerde effecten in voorliggende MKBA kan gesteld worden dat beide projectalternatieven een positieve bijdrage aan de maatschappelijke welvaart kunnen leveren. Het omleidingtracé scoort, met name door de kortere aanlegperiode – en dus snellere ingebruikname, en de aanzienlijk beperktere hinder tijdens de aanlegperiode aanzienlijk beter in de MKBA. A. 5 . O p en b a ar o n d e r z o e k Het ontwerp RUP werd onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen van 15 maart 2010 tot 13 mei 2010. Conform de VCRO kunnen bezwaren worden bezorgd aan Vlacoro of aan de betrokken gemeente uiterlijk op de laatste dag van het openbaar onderzoek. De gemeente bezorgt de bij haar ingediende bezwaren aan Vlacoro binnen de drie werkdagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek. Alle bezwaarschriften worden opgenomen in een databank zodat in het advies van Vlacoro ieder bezwaar kan worden geïdentificeerd. Bij het openbaar onderzoek werden 563 bezwaarschriften ingediend.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
6/56
Dossier 370
Bezwaarschriften die niet tijdig aan Vlacoro werden bezorgd, worden conform art. 2.2.6 van de VCRO niet behandeld door Vlacoro. Er werden geen laattijdige bezwaren ingediend. Vlacoro dient over dit ontwerp RUP advies uit te brengen binnen de 90 dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, i.c. voor 10.09.2010 (termijnsverlenging toegestaan). A. 8 . Ad v iez en Er werden 5 adviezen tijdig aan Vlacoro overgemaakt. Adviezen die niet tijdig aan Vlacoro werden bezorgd, worden conform art. 2.2.6. van de VCRO niet behandeld door Vlacoro. Er werden geen laattijdige adviezen ontvangen.
B. Advies van Vlacoro De nummers tussen [ ] verwijzen naar de bezwaarschriften en de adviezen zoals zij opgenomen zijn in de databank. B. 1. B e sp re ki n g v an d e b ez w a r en en o p m er k in g en
1. Diverse bezwaarindieners [B1 t.e.m. B 206] Bezwaarindieners stellen één of meerdere van volgende bezwaren: a. De wijk De Standaard in Houthalen is een sociale woonwijk in het groen. De wijk bevat 272 woningen waarvan 49 woningen rechtstreeks palen aan het tracé dat door het RUP wordt uitgetekend. 59 gezinnen kijken rechtstreeks uit op de geplande autostrade. Alle andere woningen liggen op een afstand van maximaal 400 m van deze geplande autostrade. Bezwaarindieners vragen het RUP aan te passen zodat voldoende groenschermen kunnen aangelegd worden zodat geen enkel huis op De Standaard/Lillo de autostrade kan zien. Ze vragen om verordenend in het RUP vast te leggen dat deze autostrade aan De Standaard/Lillo in een lange tunnel wordt aangelegd, dat deze autostrade over zijn volledige lengte voorzien wordt van geluidsschermen, dat de autostrade geen gezondheidseffecten op de bewoners mag hebben, dat deze autostrade niet meer lawaai maakt dan door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen (45dB) en dat de autostrade geen enkele van de woningen in de schaduw legt op geen enkel moment van de dag. b. Bezwaarindieners vragen verder in het RUP verordenend vast te leggen dat de autostrade geen sluipverkeer in de buurt mag genereren, geen bijkomende projecten in de toekomst in deze buurt opgestart kunnen worden (Spartacus, aansluiting naar De Schacht), de Brugstraat en de Meerstraat heraangelegd worden voor zwakke weggebruikers en fietsers, het wandel- en fietspad genaamd De Tramroute integraal behouden blijft en de doortocht ter hoogte van de Vijfeindestraat voor wandelaars, fietsers en andere zwakke weggebruikers behouden blijft. c. De keuze voor de omleidingsautostrade is niet gemaakt op basis van milieueffecten, maar op basis van een kosten-baten analyse. Gezien nu blijkt dat de omleiding meer gaat kosten en blijkt dat de tunnel doorheen het centrum sneller kan aangelegd worden, vragen ze deze analyse opnieuw en correct uit te voeren en de beslissing voor omleiding of doortocht opnieuw in vraag te stellen. 1a en b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1c, 2a, 2b, 2c en 2d en naar haar conclusie onder B3. 1c. Op 22 september 2008 werd het plan-MER goedgekeurd door de dienst MER van het departement LNE. Het plan-MER concludeerde dat beide tracés specifieke voor- en nadelen hebben op milieuvlak. Een globale conclusie over welk van beide tracés vanuit milieuoogpunt de voorkeur geniet, kon niet getrokken worden (zie plan-MER). Op basis van de gemonetariseerde effecten stelde de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) dat beide projectalternatieven een positieve bijdrage aan de maatschappelijke welvaart kunnen leveren. Het omleidingtracé scoort, met name door de kortere aanlegperiode (en dus snellere ingebruikname) en de aanzienlijk beperktere hinder tijdens de aanlegperiode aanzienlijk beter in de MKBA.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
7/56
Dossier 370
2. Diverse bezwaarindieners [B207 t.e.m. B353] Bezwaarindiener stellen één of meerdere van volgende bezwaren: a. Onzekerheid. De procedure van het RUP is opgestart voordat het project-MER definitief klaar is. Hierdoor is de impact van de omleidingsweg nog niet definitief onderzocht. De gevolgen van de geplande autostrade voor de bewoners van de aanpalende wijken zijn dan ook op heel veel vlakken onvoldoende gekend. De inspraakperiode van het RUP loopt af op 13 mei 2010, m.a.w. nog voor dat het project-MER klaar is. Het RUP biedt daarom te weinig informatie om efficiënt bezwaar in te dienen. Bezwaarindieners voelen zich benadeeld in hun rechten van inspraak en van verdediging, aangezien in een latere fase geen bezwaar meer mogelijk is in het kader van openbaar onderzoek. Dit bezwaar is van toepassing op alle mogelijke impacten van de autostrade zoals fijn stof, geluid, licht. b. Geluid. Deze geluidshinder is constant aanwezig en verstoort de nachtrust. Het RUP baseert zich op het plan-MER. In dit is de analyse van het geluidsniveau van een zwak niveau. Er wordt o.a. geen rekening gehouden met vegetatie en reliëf. Ze dringen er op aan om de plaatsing van geluidsmuren verordenend vast te leggen. De criteria waaraan deze geluidsmuren dienen te beantwoorden dienen eveneens duidelijk te worden omschreven, minimaal dient te worden bepaald dat bij het ontwerp en de constructie van deze geluidsmuren rekening moet worden gehouden met de modernste technieken en de meest recente onderzoeken hieromtrent. Het kan niet zijn dat door het doorschuiven van dit probleem naar een DBFM constructie de geluidschermen niet of zeer gebrekkig worden geplaatst enkel en alleen om kosten te besparen. c. Esthetische schade, visuele hinder. De geplande omleidingsautostrade zal belangrijke visuele hinder veroorzaken. Het RUP vermeldt niets om deze hinder te beperken. Verschillende huizen kijken rechtstreeks uit op de autostrade die boven het maaiveldniveau komt te liggen en op haar viaducten. Om deze visuele hinder te beperken zouden de viaducten van een beperkte omvang moeten zijn. Het RUP vermeldt niets over de exacte inplanting van de brug, noch over haar omvang en volume. Ze dringen er op aan om in het RUP aan te geven dat de snelweg in de hoogte dient beperkt te worden, dat er langs heel het tracé voldoende grote groenschermen dienen te worden aangebracht, dat de viaducten esthetisch verantwoord moeten zijn, waardoor de visuele vervuiling tot een minimum zal worden beperkt. d. Gezondheid. Recente studies wijzen uit dat mensen die op minder dan 300 m van een autostrade wonen gemiddeld drie jaar minder lang leven. Sommige Amerikaanse studies bewijzen deze verminderde levensduur al voor mensen die op minder dan 1800 m van een snelweg wonen. Dit betekent dat bijna alle inwoners van de wijken waarlangs de omleidingsautostrade loopt (ondermeer heel Lillo, heel De Standaard) door de aanleg van de omleidingsweg een ernstig gezondheidsrisico lopen en zelfs gemiddeld 3 jaar minder lang riskeren te leven. Dit is onaanvaardbaar temeer daar bij het eerder onderzochte alternatief (doortocht met ondertunneling van de grote baan) dit probleem zich niet stelt juist omwille van ondertunneling: het is bewezen dat dit alternatief perfect realiseerbaar is, maar het werd niet weerhouden puur omwille van een ondertussen volledig achterhaalde kosten- batenanalyse. e. Schaduw. De omleidingautostrade loopt op twee plaatsen over een viaduct. De combinatie van de hoogte van de brug samen met de geluidsmuren geeft belangrijke slagschaduw voor tientallen woningen. Deze slagschaduw zorgt er ondermeer voor dat een groot deel van deze woningen 2u zon/licht per dag dienen te ontberen. Een verschuiving van het tracé kan hier een oplossing bieden. f. Waarde. Door de grote hinder (o.a. geluid, visueel, gezondheid) zal een substantieel waardeverlies optreden voor woningen in de buurt van de omleidingsautostrade. Het vermoeden dat op korte termijn bijkomende infrastructuurwerken door deze omleidingsautostrade mogelijk worden (aansluiting De Schacht, uitbreiding Industrieterrein Centrum Zuid, Spartacus) zal nog extra bijdragen tot deze waardevermindering. Er is voor dit waardeverlies geen vergoeding voorzien.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
8/56
Dossier 370
g. Lillo. In het gemeentelijk structuurplan Houthalen wordt Lillo omschreven als een residentiële wijk, waar het rustig is om wonen, zonder industrie, of andere hinderlijke activiteiten. Heel wat mensen zijn omwille van deze groene rust in Lillo komen wonen, zeker nadat al sinds begin van de jaren negentig er een politieke consensus bestond om de omleidingsweg als niet realistisch af te voeren. In 2005 werd deze politieke consensus nogmaals bekrachtigd door unaniem voor de ondertunneling (doortochttracé) te kiezen. Het tracé is dan ook in strijd met het gemeentelijk structuurplan. In de toekomst zal van het residentiële karakter van Lillo niets meer overschieten doordat de autostrade de aanleg van andere projecten mogelijk alleszins gemakkelijker zal maken (bv. de aansluiting van De Schacht, uitbouw van industrieterrein De Schacht, lokaal vrachtverkeer, verder ontwikkeling van de Remo site). Het cumulatieve effect van al deze projecten zal het residentiële karakter van Lillo volledig teniet doen. h. Doorgang zwakke en recreatieve weggebruikers. Het tracé zoals omschreven in het RUP doorsnijdt de Vijfeindestraat in Lillo en het fietspad 'tramroute' in Heusden-Zolder. Deze wegen worden zeer frequent gebruikt door fietsers en voetgangers, niet alleen recreatief, maar ook als veilige verbindingsweg respectievelijk tussen Helchteren en Lillo (vijfeindestraat) en De Standaard en Heusden-Zolder (Tramroute). Er dient een passende oplossing te worden gezocht om deze verbindingen in stand te houden. i. Dwingende brug in Lillo. Het RUP stelt dat er aan Lillo een viaduct moet komen omdat de moeilijke en belangrijke waterhuishouding in gevaar zou komen de bij aanleg van een tunnel. Bezwaarindieners betwisten deze stelling. Voor de waterhuishouding baseert men zich op de onvolledige gegevens van het plan-MER. De definitieve onderzoeksresultaten over de waterhuishouding gaan in het project-MER vermeld staan, maar deze resultaten zijn nog niet gekend. Er is bovendien geen wetenschappelijke studie uitgevoerd over een alternatieve manier om ter plaatse een tunnel te bouwen. Men is enkel uitgegaan van het graven van een tunnel, terwijl bijvoorbeeld een alternatief zoals een geboorde tunnel niet is onderzocht. Voor de mensen van Lillo zou nochtans een tunnel in plaats van een viaduct een belangrijke verbetering betekenen op vlak van gezondheid, geluid, fijn stof, slagschaduw en visuele hinder. j. Bezwaarindieners besluiten dat het doortochttracé een betere oplossing is dan het omleidingstracé. Een doortochttracé komt immers alle inwoners van Houthalen-Helchteren ten goede. De mensen in Lillo, De Standaard kunnen blijven wonen in de groene en rustige omgeving, terwijl de mensen langs de grote baan door een ondertunneling, een verlaging van de geluidslast en een vermindering van het fijn stof bekomen. Een geactualiseerde MKBA zal trouwens aantonen dat het doortochttracé niet duurder hoeft te zijn dan het omleidingstracé. Rekening houdend met de nieuwste technieken van tunnelboringen zou daarenboven een doortochttracé sneller kunnen gerealiseerd worden in vergelijking met het omleidingstracé, temeer daar in 2005 het doortochttracé al volledig technisch werd uitgewerkt en er geen problemen te verwachten zijn op het vlak van habitat - en vogelrichtlijngebieden of andere problemen voor de natuur. 2a. Het plan-MER formuleert tal van milderende maatregelen. Deze milderende maatregelen moeten volwaardig worden doorvertaald naar (of gefaciliteerd door) het RUP (bestemmingen en/of stedenbouwkundige voorschriften). Vlacoro vraagt aan de ontwerper om na te gaan of dit ook effectief is gebeurd. Verschillende elementen zullen op projectniveau nog verder worden onderzocht of uitgewerkt (vb. project-MER, referentieontwerp en/of het detailontwerp). Alvorens de nodige vergunningen voor de realisatie van het project aangevraagd kunnen worden zal dan ook een project-MER opgesteld dienen te worden. Er is geen noodzaak om te wachten op de definitieve goedkeuring van het RUP om een project-MER op te starten. De project-MER is momenteel in opmaak. Vlacoro dringt er aldus op aan dat de resultaten van de project-MER volwaardig worden meegenomen bij de verdere invulling van het vergunningsproces. Vlacoro vraagt tevens aandacht voor de noodzakelijke monitoring van de beoogde effecten van deze milderende maatregelen. Ten slotte wijst Vlacoro er op dat er nog een openbaar onderzoek zal gebeuren in het kader van de vergunningverlening, waar de project-MER zal toegevoegd zijn.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
9/56
Dossier 370
2b. Vlacoro verwijst naar de resultaten in het plan-MER inzake geluidsverstoring: ‘Bij realisatie van het omleidingstracé stellen ze enerzijds een daling vast van het verkeersgeluid in de volledige woonkernen Helchteren en Houthalen. Het omgevingsgeluid kan hierdoor tot 6 dB(A) afnemen. In tegenstelling tot de doortocht behoort daartoe ook een merkbare verbetering voor de Kievitwijk. Anderzijds zal het verkeersgeluid buiten en aan de rand van de woonkernen Helchteren en Houthalen (westkant) toenemen. In de woonomgeving dicht langs het omleidingstracé, i.c. de dichtstbij gelegen delen van de Standaard (MP12, MPa20), kan het omgevingsgeluid plaatselijk tot 7 dB(A) toenemen. Weliswaar worden daardoor de richtwaarden niet overschreden. Daarbij is rekening gehouden met een standaardgeluidsafscherming van de rijweg. Vlakbij het doortochttracé blijft het verkeersgeluid overwegend boven de richtwaarden liggen.’ Deze conclusie is gebaseerd op de effectieve uitvoering van een reeks geluidsmilderende maatregelen (o.a. geluidsbermen, geluidsschermen). Vlacoro vraagt de ontwerper te onderzoeken in hoeverre alle milderende maatregelen van het plan-MER ook effectief zijn doorvertaald naar het ontwerp RUP. In latere studiefasen (project-MER, referentieontwerp en/of detailontwerp van de DBFMopdrachtnemer) zullen de voorgestelde maatregelen nog geoptimaliseerd moeten worden. Vlacoro dringt er op aan dat de resultaten volwaardig worden meegenomen bij de verdere uitvoering van het planproces. Ze wijst op de diverse vragen van de bezwaarindieners om hiertoe in het ontwerp RUP ‘hardere’ garanties op te nemen en verwijst naar haar standpunt 2a. 2c. Vlacoro verwijst naar de resultaten in het plan-MER inzake visuele verstoring: ‘Voor het omleidingstracé treden ernstige effecten op en dient het geheel als ernstig negatief beoordeeld te worden. Vanuit de receptor landschap is er dus een duidelijke voorkeur voor het doortochttracé.’ Vlacoro wijst op de diverse milderende maatregelen die worden voorgesteld in het plan-MER (o.a. inzake visuele afscherming). Vlacoro vraagt de ontwerper te onderzoeken in hoeverre alle milderende maatregelen van het plan-MER ook effectief zijn doorvertaald naar het ontwerp RUP. In latere studiefasen (project-MER, referentieontwerp en/of detailontwerp van de DBFMopdrachtnemer) zullen de voorgestelde maatregelen nog geoptimaliseerd moeten worden. Vlacoro dringt er op aan dat de resultaten volwaardig worden meegenomen bij de verdere uitvoering van het planproces. Ze wijst op de diverse vragen van de bezwaarindieners om hiertoe in het ontwerp RUP ‘hardere’ garanties op te nemen en verwijst naar haar standpunt 2a. 2d. Vlacoro verwijst naar de resultaten in het plan-MER inzake leefbaarheidseffecten: ‘Voor de leefbaarheid langsheen de Grote baan (exploitatiefase) is het uiteraard evident dat een sterke voorkeur uitgaat naar het omleidingstracé aangezien daarbij de volledige woonkern (ca 350 panden, ca 900 inwoners) een verbetering van de leefkwaliteit zullen kennen. Daar staat tegenover dat het omleidingstracé wel leidt tot een verminderde leefkwaliteit voor Lillo en Standaard die niet optreedt in geval van keuze voor een doortochttracé’ Vlacoro wijst op de diverse milderende maatregelen die worden voorgesteld in het plan-MER. Tevens verwijst Vlacoro naar de vaststelling in het plan-MER dat ‘zichtbaarheid, geluidsverstoring en luchtverontreiniging kunnen op dit planniveau niet exact worden gemodelleerd maar slechts bij benadering worden besproken en dit zowel in geval van doortocht als in geval van omleiding. Deze aspecten kunnen verfijnd worden op projectniveau in relatie tot het referentieontwerp en met verfijnde modellen.’ . In latere studiefasen (project-MER, referentieontwerp en/of detailontwerp van de DBFMopdrachtnemer) zullen de voorgestelde maatregelen nog geoptimaliseerd moeten worden. Vlacoro dringt er op aan dat de resultaten volwaardig worden meegenomen bij de verdere uitvoering van het planproces. Ze wijst op de diverse vragen van de bezwaarindieners om hiertoe in het ontwerp RUP ‘hardere’ garanties op te nemen en verwijst naar haar standpunt 2a. Tevens verwijst ze naar de suggestie opgenomen in het plan-MER om de ‘gehinderde actoren te betrekken bij de verdere uitwerking van maatregelen.’ 2e. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen inzake schaduw en verwijst verder naar haar standpunt 2d. 2f. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen inzake waardeverlies van eigendommen. Het is voor Vlacoro niet duidelijk in hoeverre dit aspect is meegenomen bij de opmaak van het plan-MER of de MKBA. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder toe te lichten. Vlacoro verwijst verder naar bijlage 4 met een overzicht van de percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
10/56
Dossier 370
2g. Vlacoro verwijst naar de subsidiariteit in de ruimtelijke planning en verwijst tevens naar het gunstig advies van de gemeente Houthalen-Helchteren [A2] en het gunstig advies van de provincieraad Limburg [A1]. 2h. Vlacoro ondersteunt deze bekommernis. Er moet een passende oplossing worden gezocht voor de diverse doorgangen (voor onder meer zwakke en recreatieve weggebruikers) en andere verkeertechnische aspecten. De verkeerstechnische aspecten zullen een verdere invulling krijgen in het vervolgproces (project-MER, inrichtingsstudie). Bij de opmaak van het plan-MER en het RUP was nog geen gedetailleerd ontwerp voor het project beschikbaar. Dit wordt parallel aan het project-MER opgemaakt. Bijzondere aandacht gaat uit naar de wijze waarop de milderende maatregelen uit het plan- en project-MER in het referentieontwerp worden ingepast. Vlacoro verwijst hieromtrent ook naar haar standpunt 2a. Om de (verkeers)hinder tijdens de aanleg van het project te reduceren wordt een afzonderlijk programma opgesteld met alle nodige maatregelen (vb. tijdelijke omleidingen). 2i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5a. 2j. Vlacoro verwijst naar haar eindconclusie onder B3. 3. Diverse bezwaarindieners [B354 t.e.m. B371] Bezwaarindiener stellen één of meerdere van volgende bezwaren: a. De jongeren van Lillo tekenen bezwaar aan tegen het RUP. Ze maken zich zorgen over de impact die de omleidingsweg zal hebben op de leefkwaliteit en de gezondheid. Hiervan zullen niet alleen de onmiddellijke buren last hebben, maar ook mensen die verder van de nieuw aan te leggen weg afwonen. De cijfers hierover in het RUP gaan voort op het plan-MER, maar daarin wordt het thema van geluidsoverlast allesbehalve grondig behandeld. Zo zal het voor iedereen duidelijk zijn dat het reliëf van een omgeving impact moet hebben op de verspreiding van geluid, maar dat wordt in het plan-MER niet onderzocht. Ze verwijzen naar studies over de impact van het wonen in de nabijheid van een autosnelweg op de levensduur. Het merendeel van die studies is het er over eens dat de levensduur vermindert met drie jaar voor mensen die op minder dan 300 m van een autostrade wonen. Volgens enkele Amerikaanse wetenschappers geldt die verkorting van het leven zelfs voor iedereen die binnen een straal van 1,8 kilometer van een autosnelweg woont. Dat houdt in dat de aanleg van de omleidingsweg een zeer grote negatieve impact zal hebben op de levens van zowat alle inwoners van Lillo, maar ook van de wijken De Standaard in Houthalen en delen van Helchteren (Kievitwijk). Als je dan weet dat op het huidige tracé van de N74 wel een oplossing mogelijk is met tunnels (die dit gezondheidsrisico aanzienlijk beperken), lijkt de aanleg van een omleidingsweg ons volkomen immoreel en onaanvaardbaar. b. Het tracé doorkruist in Lillo de Vijfeindestraat, in Heusden-Zolder het fietspad van de tramroute en tussen Lillo en Houthalen het 'Mispad'. Al deze wegen worden vaak gebruikt door recreatieve fietsers en voetgangers en als verbindingsweg tussen verschillende dorpen voor zachte weggebruikers. Ze worden vooral gebruikt door de jongeren, ondermeer om veilig naar de school te kunnen. Ze vragen dat het RUP duidelijk omschrijft hoe deze verbindingen er uit zullen zien als de omleidingsweg wordt aangelegd, en hoe het gebruik van deze wegen georganiseerd zal worden tijdens de duur van de werken. c. Bezwaarindieners stellen dat alle alternatieven moeten opnieuw bekeken worden, op een objectieve manier. Ze vragen dat de omleidingsweg wordt vervangen door het veel minder hinderlijke doortochttracé en dat bij eventuele realisatie van de omleidingsweg de hinder van de Noord-Zuid tot een absoluut minimum zal worden beperkt. Daarvoor moeten maatregelen genomen worden op vlak van geluids- en lichtoverlast, om sluikverkeer te vermijden, tegen fijn stof. Ze vragen dat deze maatregelen al in de planningen verrekend zullen worden, zodat er enige garantie is over de uitvoering ervan. 3a. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 1d, 2a, 2d en de conclusie B3. 3b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 3c. Vlacoro verwijst naar haar eindconclusie onder B3.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
11/56
Dossier 370
4. Diverse bezwaarindieners [B372 t.e.m. B393] Aangezien de bezwaarindieners in de onmiddellijke nabijheid wonen van de geplande omleidingsautostrade tekenen ze volgende bezwaren aan tegen het ontwerp RUP: a. Gezien de aard en de omvang van de snelweg, lijkt het niet meer dan normaal dat voorafgaand aan het ontwerp RUP een project-MER wordt afgesloten. De gegevens, onderzoeksresultaten en/of de informatie die in het project-MER zullen weergegeven worden, zijn immers van elementair belang om een passend RUP op te stellen. Aangezien het ontwerp RUP verwijst naar een zeer algemeen plan-MER, blijft het veel te vaag en te algemeen. Het kan niet de bedoeling zijn het inspraakrecht van de burgers te belemmeren door vage en algemene informatie te geven waartegen moeilijk bezwaar aan te tekenen is. b. Het is onduidelijk hoe de aanleg van de snelweg door natuurgebied kan voldoen aan het decretaal vastgeld maximum geluidsniveau van 45dBA. In het ontwerp RUP is niet beschreven hoe hieraan moet voldaan worden. Het respecteren van de maximum geluidsnorm is echter noodzakelijk om niet in overtreding te zijn met de eigen Vlaamse regelgeving. c. De omleidingssnelweg zal belangrijke visuele hinder veroorzaken. Het RUP vermeldt niets om deze hinder te beperken. Ze dringen er op aan om in het RUP aan te geven dat de autostrade in de hoogte dient beperkt te worden, dat er langs heel het tracé voldoende grote groenschermen dienen te worden aangebracht, dat de viaducten esthetisch verantwoord moeten zijn, waardoor de visuele vervuiling tot een minimum zal worden beperkt. Het kan niet zijn dat door het doorschuiven van dit probleem naar een DBFM constructie voor de goedkoopste (en dus waarschijnlijk lelijkste) oplossing wordt gekozen. d. Het RUP stelt dat er aan Lillo een viaduct moet komen omdat de moeilijke en belangrijke waterhuishouding in gevaar zou komen de bij aanleg van een tunnel. Bezwaarindieners betwisten deze stelling. Voor de waterhuishouding baseert men zich op de onvolledige gegevens van het plan-MER. De definitieve onderzoeksresultaten over de waterhuishouding gaan in het project-MER vermeld staan, maar deze resultaten zijn nog niet gekend. Er is bovendien geen wetenschappelijke studie uitgevoerd over een alternatieve manier om ter plaatse een tunnel te bouwen. Men is enkel uitgegaan van het graven van een tunnel, terwijl bijvoorbeeld een alternatief zoals een geboorde tunnel niet is onderzocht. Voor de mensen van Lillo zou nochtans een tunnel in plaats van een viaduct een belangrijke verbetering betekenen op vlak van gezondheid, geluid, fijn stof, slagschaduw en visuele hinder. e. De aanleg van het omleidingstracé beschadigt en vernielt waardevol natuurgebied. Om dit te compenseren wordt een natuurverbindingsgebied gecreëerd waarin het militair domein een belangrijke schakel vormt. Om deze reden wordt het militair domein dan ook in het RUP als natuurgebied beschouwd. Aangezien het militair domein als natuurgebied cruciaal is als compensatie voor het verlies aan natuur en als dusdanig één van de belangrijkste elementen vormt in de zogenaamde stapsteentheorie, dient men er op toe te zien dat het militair domein geenszins een andere bestemming kan krijgen en niet (zelfs niet ten dele) mag opgeofferd worden als industriegebied of recreatieve zone. In het RUP dient uitdrukkelijk te worden gestipuleerd dat een aantasting van het militair domein als 'natuurgebied' heel de stapsteentheorie en daarmee samenhangend het natuurverbindingsgebied op de helling zet. f. Een belangrijk deel van de zones die gereserveerd werden voor de aanleg van de voorziene omleidingsautostrade ligt in natuurgebied, VEN, Natura 2000 gebied. Voeg daarbij de vernielingen die zullen aangebracht worden door jarenlang werfverkeer met zware vrachtwagens, bulldozers en ander werfmateriaal. Niemand kan garanderen dat na de werken de natuur in zijn oorspronkelijk staat kan hersteld worden. In het RUP dienen dan ook maatregelen te worden opgenomen die moeten toelaten dat de kans op beschadigingen zo klein mogelijk is.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
12/56
Dossier 370
g. Bezwaarindieners stellen voor om alle alternatieven opnieuw en objectief te onderzoeken. Ze vragen dat al het mogelijke gedaan wordt om de hinder van de NZ tot het absolute minimum te beperken. De leefbaarheid in de betrokken wijken en de leefkwaliteit van de inwoners moet immers gegarandeerd blijven. Hiervoor zullen zowel tijdens als na de werken tal van milderende maatregelen moeten genomen worden: geluidswerende maatregelen, maatregelen ter beperking van de lichtoverlast, maatregelen ter beperking en ontrading van sluikverkeer, maatregelen tegen fijn stof... Om te garanderen dat al deze maatregelen zeker gerealiseerd zouden worden, vragen we dat deze steeds mee in de planningen verrekend zouden worden. 4a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2a. 4b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2b. 4c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2c. 4d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2i. 4e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5i. 4f. Vlacoro verwijst naar de passende beoordeling, die werd opgenomen in het plan-MER, en goedgekeurd door het Agentschap Natuur en Bos. Het plan-MER werd op 22 september 2008 goedgekeurd door de dienst MER van het departement LNE. De passende beoordeling stelt dat: ‘de realisatie van zowel het omleidingstracé als het doortochttracé tot significant negatieve effecten op verscheidene SBZ-gebieden en op het ‘Natura 2000’-netwerk zou leiden indien er geen milderende maatregelen zouden worden genomen. Indien geen milderende maatregelen zouden worden genomen, zou het project leiden tot significant negatieve effecten op verscheidene SBZgebieden en op het “Natura 2000”-netwerk. De naar voren geschoven natuurtechnische maatregelen (o.a. geluidsschermen, ecoduct) en het natuurontwikkelingsprogramma zullen negatieve effecten voorkomen en de bestaande ongunstige staat van instandhouding keren zodat kan worden besloten tot niet significantie van effecten van het plan.’ Vlacoro verwijst aldus op de noodzaak om de milderende maatregelen volwaardig uit te voeren om de negatief significante effecten van het omleidingstracé te keren. Vlacoro verwijst ook naar het besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het RUP ‘Noord-Zuidverbinding N74’ waar in de beslissing een bijkomend onderzoek naar een evenwicht tussen natuur en landbouw in de ruime omgeving van het wegtracé en de ecologische verbinding wordt opgenomen. Ten slotte verwijst Vlacoro ook naar haar eindconclusie onder B3. 4g. Vlacoro verwijst naar haar eindconclusie B3. 5. Diverse bezwaarindieners [B394 t.e.m. B499] Bezwaarindieners stellen één of meerdere van volgende bezwaren: a. Waterhuishouding. De omleidingsweg is uitgetekend doorheen enkele beekgebieden met een gevoelige waterhuishouding. Onvermijdelijk zal de aanleg van de autosnelweg en alle grondverzet dat hiermee gepaard gaat hierop een invloed hebben. Dit voorstel tot RUP gaat ervan uit dat de omleidingsweg geen belangrijke invloed zal hebben op de waterhuishouding, terwijl de resultaten van de watertoets momenteel niet eens beschikbaar zijn. Daarvoor is het wachten op het projectMER. Men kan dus niet dit voorstel tot RUP goedkeuren zonder te zondigen tegen de Vlaamse regels inzake de watertoets. b. Reservatiezones. Ook op ecologisch vlak veroorzaken de reservatiezones problemen. Zo reiken deze zones op bepaalde plaatsen tot aan de oevers van de Laambeek. Indien deze oevers werkelijk gebruikt zullen worden door werfverkeer, zal de natuur hier onherstelbare schade oplopen. Ze vragen dan ook om de reserveringszones in de buurt van natuurgebied zo klein als mogelijk te houden en het behoud van het leefmilieu te laten primeren op eventueel gebruiksgemak tijdens de werkzaamheden. c. Groenbuffers. Het ontwerp RUP stelt dat om de hinder van de omleidingsautostrade voor de omwonenden te beperken, groenbuffers aangelegd zullen worden. Hoe en waar dit moet gebeuren, staat echter niet duidelijker omschreven. Ze vragen dan ook dat de locatie en het type van de geplande groenbuffers nauwkeuriger omschreven worden.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
13/56
Dossier 370
d. Doorkruisen van fiets- en voetpaden. Het tracé doorkruist in Lillo de Vijfeindestraat, in HeusdenZolder het fietspad van de tramroute en tussen Lillo en Houthalen het 'Mispad'. Al deze wegen worden vaak gebruikt door recreatieve fietsers en voetgangers en als verbindingsweg tussen verschillende dorpen voor zachte weggebruikers. Ze vragen dat het RUP duidelijk omschrijft hoe deze verbindingen er uit zullen zien nadat de omleidingsweg wordt aangelegd, en hoe het gebruik van deze wegen georganiseerd zal worden tijdens de duur van de werken. e. Omleiding ook nuttig voor lokaal verkeer? Verkeerstellingen hebben uitgewezen dat de meerderheid van het verkeer op de Grote Baan (N74) ter hoogte van Houthalen-Helchteren lokaal verkeer is, met een bestemming in de gemeente zelf. Ook indien een omleidingsautostrade wordt aangelegd, zullen zij dus het huidige traject blijven gebruiken. De vraag rijst dus of het echt wel nodig is om zoveel overheidsgeld te investeren in een omleidingsweg, die slechts door een beperkt deel van het verkeer gebruikt zal kunnen worden. f. Carpoolparking. Carpoolen wordt door de overheden op alle mogelijke manieren aangemoedigd. De plannen voor het omleidingstracé sluiten echter niet aan op de huidige carpoolparking, waardoor extra verkeershinder veroorzaakt zal worden in het centrum van Houthalen. Ze vragen dat het RUP duidelijk maakt hoe de ontsluiting zal gebeuren van de carpoolparking op het omleidingstracé. g. Intekening van viaducten en ecoducten. Het RUP maakt duidelijk dat er in het traject viaducten en ecoducten aangelegd zullen worden. Nergens is de exacte locatie vermeld waar deze viaducten en ecoducten aangelegd zullen worden. Ze vragen meer duidelijkheid hierover, omdat de precieze inplanting uiteraard zijn gevolgen zal hebben op de leefomgeving. Ze vragen dan ook dat deze locaties in het RUP al vastgelegd worden. h. Impact op natuurgebieden. Het voorziene traject voor de omleidingsautostrades doorkruist enkele van Vlaanderen meest waardevolle natuurgebieden, die ook in die zin beschermd zijn door de overheden als VEN- gebied, Natuurgebied 2000 gebied of rakend aan Natura 2000 gebied. Deze gebieden zullen door de uitvoering van de werken en alle werfverkeer onherstelbare schade oplopen. Ze vragen dat het RUP voorwaarden oplegt die de aannemer(s) ertoe moeten dwingen om de werken uit te voeren met maximaal respect voor de natuurwaarde van de omgeving. i. Militair domein als natuurgebied. Het RUP beschouwt het militaire domein van Helchteren als natuurgebied. Dat moet compenseren dat de omleidingsautostrade waardevol natuurgebied doorkruist. Het militaire domein moet volgens het RUP een belangrijke functie krijgen als natuurverbindingsgebied. Tegelijk gaan her en der al stemmen op om (delen van) dat militaire domein een recreatieve of industriële functie te geven. Omwille van het grote belang dat het voorstel tot RUP zelf toeschrijft aan het militaire domein, vragen ze dat in het RUP uitdrukkelijk vermeld wordt dat het volledige militaire domein wordt ingekleurd als natuurgebied. j. Waarde van natuurcompensatie. Volgens het RUP wordt het vernielen van natuurgebied door de aanleg van de omleidingsautostrade voldoende gecompenseerd door het creëren van natuurverbindingsgebieden. Het RUP baseert zich hiervoor op de stapsteentheorie, die zegt dat zulke natuurverbindingsgebieden zeldzame diersoorten toelaten om zich te verplaatsen tussen natuurgebieden. Deze theorie kent in de praktijk echter nog geen succesvolle toepassingen. Zo zou de theorie enkel toegepast kunnen worden als deze verbindingsgebieden niet worden verstoord door verkeer, recreatie, landbouw, bebouwing, enz. In het natuurverbindingsgebied dat het RUP voorstelt zijn deze elementen echter wel aanwezig, waardoor heel de stapsteentheorie op de helling komt te staan. k. Beperkte informatie. Een belangrijke fout die wordt gemaakt, is dat de procedure van het RUP opgestart werd vooraleer dat het project-MER definitief werd afgerond. Zo loopt de RUPinspraakperiode af op 13 mei 2010, voordat het project-MER afgerond is. Men vraagt omwonenden dus al om bezwaren in te dienen voordat de impact van de omleidingsautostrade op hun omgeving volledig werd onderzocht, bijvoorbeeld met betrekking tot geluidshinder, licht, fijn stof, de watertoets.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
14/56
Dossier 370
l. Besluit. Een ondertunneling van het doortochttracé moet de voorkeur genieten boven het omleidingstracé. De mensen uit Lillo, De Standaard en anderen die in de onmiddellijke nabijheid van de omleidingsautostrade wonen zouden dan in kunnen blijven wonen in de groene rust. Maar ook de inwoners van de Grote Baan (N74) zullen bevoordeeld worden door de aanleg van tunnels, onder meer wat betreft de vermindering van geluidshinder en fijn stof. Daarnaast speelt het doortochttracé ook in de kaart van het leefmilieu, en is een dergelijk scenario beter voor de verkeersafwikkeling van het lokale verkeer, dat toch de hoofdmoot uitmaakt op de huidige N74 ter hoogte van Houthalen-Helchteren. Een geactualiseerde MKBA zal trouwens aantonen dat het doortochttracé niet duurder hoeft te zijn dan het omleidingstracé. Bovendien maken de nieuwe technieken van tunnelboringen het mogelijk om het doortochttracé sneller uit te voeren dan het omleidingstracé. Het doortochttracé werd in 2005 immers al volledig technisch uitgewerkt, en zal geen vertragingen oplopen op vlak van hinder voor habitat- en vogelrichtlijngebieden. 5a. Vlacoro verwijst naar de resultaten van de watertoets, zoals opgenomen in het plan-MER. Het omleidingstracé is deel gelegen binnen mogelijks overstromingsgevoelig gebied en deels binnen effectief overstromingsgevoelig gebied. De overstromingen in deze zone werd volgens de nota recent opgelost door de geplande aanleg van een bufferbekken en de geplande uitdieping van de Mangelbeek. Binnen zones die zeer gevoelig zijn voor grondwaterstroming worden geen ondergrondse constructies aangelegd. Vlacoro verwijst naar de reeks randvoorwaarden die in het plan-MER opgenomen zijn om significant negatieve effecten te vermijden ((o.a. infiltratie- en bufferbekkens). In latere studiefasen (project-MER, referentieontwerp en/of detailontwerp van de DBFM-opdrachtnemer) zullen de voorgestelde maatregelen nog geoptimaliseerd moeten worden. Vlacoro dringt er op aan dat de resultaten volwaardig worden meegenomen bij de verdere uitvoering van het planproces en verwijst ook naar haar standpunt 2a. 5b. Vlacoro brengt deze bemerking inzake de reservatiezones onder de aandacht van de ontwerper en vraagt dit verder te onderzoeken. 5c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2c. 5d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 5e. Vlacoro verwijst naar het uitvoerig uitgevoerd verkeerskundig onderzoek, zoals opgenomen in hoofdstuk 10 van het plan-MER en naar de resultaten van de MKBA-analyse. 5f. Vlacoro vraagt om de concrete vraag naar toelichting betreffende de carpoolparking verder te onderzoeken. Ze verwijst tevens naar de vraag van de gemeente Houthalen-Helchteren [A2] voor herlokalisatie van de carpoolparking. 5g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2c. 5h. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4f. 5i. De toelichtingsnota stelt dat: ‘Vermits nog geen zicht is op het einde van de militaire activiteiten, is over het militair domein een overdruk van GENO gelegd. De huidige activiteiten kunnen daardoor verder plaats vinden, voor zover de ecologische waarde van het domein wordt behouden. Na stopzetting van de militaire activiteiten kunnen bepaalde recreatieve activiteiten plaatsvinden in de op het militair domein aanwezige bebouwing met erfgoedwaarde. Opnieuw dient ervoor gewaakt dat de recreatieve activiteiten in geen geval een hypotheek mogen leggen op het functioneren van de ecologische verbinding.’ Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 4f en de belangrijke rol van de milderende maatregelen om tot geen significante effecten voor natuur te komen. Ze verwijst verder naar haar standpunt 11a bij het bezwaarschrift van defensie. 5j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4e. 5k. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2a. 5l. Vlacoro verwijst naar haar eindconclusie B3.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
15/56
Dossier 370
6. Diverse bezwaarindieners [B500 t.e.m. B525] Aangezien ze in de onmiddellijke nabijheid wonen van de geplande omleidingsautostrade, wensen de bezwaarindieners volgende bezwaren in te dienen tegen het ontwerp RUP: a. De studie over het fijn stof ontbreekt. Fijn stof kan beperkt worden door afzuiging en filteren in tunnels. Dit is een belangrijke reden om te kiezen voor de ondertunnelde doortochtvariant. b. Omwille van de grote hinder (o.a. geluid, visueel, gezondheid) zal een substantieel waardeverlies optreden voor woningen in de buurt van de omleidingsautostrade. Het vermoeden dat op korte termijn bijkomende infrastructuurwerken door deze omleidingsautostrade mogelijk worden (aansluiting De Schacht, uitbreiding Industrieterrein Centrum-Zuid, Spartacus) zal nog extra bijdragen tot deze waardevermindering. Er is voor dit waardeverlies geen vergoeding voorzien. c. De omleidingautostrade loopt op twee plaatsen over een viaduct. De combinatie van de hoogte van de brug samen met de geluidsmuren geeft belangrijke slagschaduw voor tientallen woningen. Deze slagschaduw zorgt er ondermeer voor dat een groot deel van deze woningen 2u zon/licht per dag dienen te ontberen. Een verschuiving van het tracé kan hier een oplossing bieden. d. Het plan-MER doet geen uitspraak over de bouwwijze van de omleidingsautostrade en bijhorende viaducten waarmee men de te verwachten geluidsoverlast wenst te beperken. Het project-MER is nog niet voltooid en zal zelfs na voltooiing de verdere uitwerking vermoedelijk doorschuiven naar een DBFM constructie. Op dit niveau is dan geen bezwaar meer mogelijk. Aangezien we geen bezwaar kunnen indienen tegen iets waarvan we nog niet weten hoe de geluidsoverlast in de praktijk zal aangepakt worden, vragen we dat nu reeds in het RUP duidelijke, meetbare en afdwingbare criteria worden opgesteld om de geluidsoverlast voor iedereen tot een absoluut minimum te beperken. 6a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2d. 6b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2f. 6c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2e. 6d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2a. 7. Boerenbond [B526] a. Tijdens het openbaar onderzoek van het plan-MER nemen de Limburgse sociale partners een gemeenschappelijk standpunt in. Dit hield o.m. in dat er bij de inplanting van een omleidingsweg sprake was van een zeker verlies van landbouwgrond. De Limburgse sociale partners konden zich verzoenen met een bepaald verlies aan landbouwgrond veroorzaakt door de inplanting van de weg. Wat de Limburgse sociale partners wel zorgen baarde, waren de maatregelen die zouden ingeroepen worden om natuurcompensaties te realiseren. Er werd gevreesd dat de voorgestelde compensaties buiten proportie zouden zijn en bovendien zwaar ten koste van de landbouwsector. Hier werd aangedrongen op een redelijke compensatie, rekening houdend met zoveel mogelijk hinderbeperkende maatregelen of technieken. b. Ruimtebalans. De gebieden voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur behouden hun oorspronkelijke gewestplanbestemming. In feite geeft dit voor landbouw een vertekend beeld in de ruimtebalans, aangezien deze ongelijkvloerse ruimten landbouwkundig niet meer bruikbaar zijn. Indien gebieden in de ruimtebalans als agrarisch gebied worden behouden, mogen deze in de uitbating geen sterke hinder ondervinden van de aanwezigheid van de nieuwe verbinding en mag er bij de aanleg van de nieuwe verbinding geen ernstige schade berokkend worden. Wanneer deze niet meer in agrarisch gebruik kunnen blijven, dient dit ook als dusdanig aangepast te worden op het gewestplan en in de ruimtebalans.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
16/56
Dossier 370
c. Historisch passief. Zowel in het voorontwerp als in het ontwerp RUP is er geen sprake van de inrichting van het historisch passief. In het plan-MER wordt dit echter mee opgenomen als maatregel voor het opvangen van de historische verslechtering van de Natura 2000-gebieden. Gezien het feit dat het studiebureau erkent dat de grootte van het historisch passief niet wetenschappelijk onderbouwd is en gelet op het feit dat landbouw niet aanzien kan worden als de enige oorzaak, dient dit te worden geschrapt. d. Inzake de ecologische verbinding verwijzen ze naar de bepalingen in de gewenste ruimtelijke structuur en het uitgesproken landbouwkarakter van de Vlakte van Peer (pag. 11 t.e.m. pag. 13). Het ruimtelijk structuurplan Limburg heeft 80 natuurverbindingen aangeduid. Deze worden aangehaald in het proces van de afbakening agrarisch en natuurlijke structuur als ook in het ontwerp RUP. Ze verwijzen naar de definitie van natuurverbinding, zoals opgenomen in het RSV (pag. 386). Bezwaarindieners eisen dan ook dat deze definitie wordt aangehouden zoals geponeerd in het RSV en PRS Limburg. Afwijken van de definitie is afwijken van het eigen vooropgestelde kader. e. Inzake de ecologische verbinding stellen ze vast dat er enkele wezenlijke veranderingen aangebracht zijn tussen het voorontwerp en het ontwerp RUP. Zo wordt er in het ontwerp geen melding meer gemaakt van een nieuw aan te leggen ecoduct ter hoogte van de huidige KMO-zone. Vervolgens is als aanvulling t.o.v. het voorontwerp, in het ontwerp RUP opgenomen dat de te realiseren ecologische verbinding een zo beperkt mogelijke ruimte inneemt met een huidige lage ecologische waarde (agrarisch gebied). In het ontwerp RUP (pag. 45) is een passage toegevoegd over het lokaal bedrijventerrein Helchteren Watertoren. Door de mogelijkheid te laten voor het bedrijventerrein, wordt een verschuiving van de natuurverbinding doorgevoerd. Hierdoor worden nieuwe, bijkomende, landbouwpercelen opgeofferd. Op deze manier slaagt men er in om nogmaals extra agrarisch gebied in te nemen. Blijkbaar is het wel mogelijk om de verbinding te verleggen om zo een lokaal bedrijventerrein te lokaliseren met daarbij lokaal onderbrekingen. Dat doet vragen stellen over de functionaliteit van de verbinding. Aan de landbouwsector is daarbij echter steeds verteld dat onderbrekingen niet konden worden toegestaan omdat er reeds 2 zware knelpunten zaten bij de oversteek van de Kazernelaan en de Eikelbosstraat. In het ontwerp RUP wordt enkel nog de Kazernelaan als knelpunt gezien. De aanleg van een ecoduct zou dit kunnen verhelpen. Deze verschuiving, samen met de aanleg van een nieuwe, extra, ecoduct is geen beperkte verandering of verschuiving waar ze niet mee akkoord kunnen gaan. De passage over het lokaal bedrijventerrein Helchteren Watertoren op pag. 45 dient dan ook te worden geschrapt. De locatie die wordt opgenomen voor lokaal bedrijventerrein is voor landbouw een belangrijke en waardevolle zone. Het opnemen van deze zoekzone als bedrijventerrein dient genomen te worden op het Vlaams of het provinciaal niveau en hoeft niet mee genomen te worden in dit RUP. Tot slot wordt door de verschuiving nog een tweede bedrijf extra getroffen in zijn huiskavel. Voor landbouwbedrijven zijn huiskavels cruciaal zodanig dat het vee de mogelijkheid heeft de stal in en uit te lopen. Het gaat hier om perceelsnummers 349L, 349M, 376B, 379D, 380C, 391, 392, 396, 397, 403B, 404D en 406M. f. Inzake de natuurverbinding merken ze op dat volgens het ontwerp RUP de te realiseren ecologische verbinding een zo beperkt mogelijke ruimte inneemt van gebieden met een huidige lage ecologische waarde (agrarisch gebied). Door dit zo te formuleren wordt gesuggereerd dat agrarische gebieden vanzelfsprekend een lage ecologische waarde hebben. Dit is uiteraard niet het geval. Landbouwgronden zorgen voor een aantal vogels voor een uitstekende habitat (bv. akkervogels, weidevogels). g. Het plan-MER stelt twee belangrijke principes voorop. Enerzijds het ‘zuinig ruimtegebruik’ en anderzijds dat de oppervlakte van het natuurverbindingsgebied geen doel op zich is maar dat het doel het realiseren van een functionele natuurverbinding is. Geen van beiden zijn echter terug te vinden in het voorliggend voorstel. Zo bevinden zich binnen de SBZ’s enkele soorten in ongunstige staat van instandhouding. Om deze staat te verbeteren, wil men een verbindingsgebied instellen. De nood aan een verbindingsgebied tussen de twee SBZ’s is onvoldoende beargumenteerd vanuit de staat van de instandhouding van habitats en soorten en de negatieve effecten in de passende beoordeling. Door interne beheermaatregelen binnen de SBZ’s kunnen de effecten sterk worden teruggedrongen en een verbetering van de stand van instandhouding teweeg brengen. Ze verwijzen naar het principe van ‘zuinig ruimtegebruik’ zoals opgenomen in het plan-MER
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
17/56
Dossier 370
h. Breedte natuurverbinding. De studie zoals voorgesteld door ARCADIS is onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. We vragen dan ook de natuurverbinding te versmallen tot 250m en bijgevolg het principe van zuinig ruimtegebruik werkelijk toe te passen. De studie van Haskoning is lokaal verder verfijnd en aangevuld met de ervaringen vanuit de provincie Gelderland. Dit leidde ertoe dat een verbinding langs een beekvallei, van ca 250 m breed, geflankeerd door enkele droge wegbermen, een voldoende functionele verbinding is voor de Gladde slang. Wat de ecologische verbinding aangaat, is duidelijk dat de breedte niet klopt. Ze eisen dan ook de versmalling van de voorliggende natuurverbinding tot 250m breedte. Deze versmalde natuurverbinding functioneert even effectief voor de aangehaalde soorten dan wanneer hij 500 m breed is. i. Er is onvoldoende aangetoond dat de ecologische verbinding ook effectief is voor de doelsoorten die tussen beide militaire domeinen moeten kunnen migreren. De kortst mogelijke verbinding kan niet automatisch worden aangenomen als een principe van zuinig ruimtegebruik. Rekening houdend met de voorgaande argumenten, dient gezegd te worden dat de voorwaarden waar aan voldoen moet worden voor een verbinding van 500 m, ook gesteld kunnen worden voor een verbinding van 250 m breed. Als er vanuit het Vlaamse beleid wordt uitgegaan dat een robuuste ecologische verbinding noodzakelijk is tussen beide SBZ’s dan heeft deze actueel geen dwingend karakter. Als dan toch wordt vastgehouden aan het concept van de voorliggende verbinding vanuit het plan-MER en het ontwerp RUP, dan moet deze verbinding beduidend smaller worden opgemaakt (max. 250 m breedte). Deze smallere verbinding functioneert even effectief als verbinding voor de aangehaalde soorten dan de huidig voorliggende natuurverbinding. Ze eisen dat de verbinding maximum 250m breed is en dat er wordt overgegaan tot de schrapping van de waardevolle landbouwpercelen uit de voorliggende natuurverbinding. Het bezwaarschrift geeft toelichting bij het gemeenschappelijk (alternatief) voorstel van de sociale partners inzake de natuurverbinding. j. Er is geen onteigeningsplan bij het RUP toegevoegd. Wanneer men overgaat tot de inrichting van de natuurverbinding, dienen de eigenaars en de gebruikers van deze gronden op een degelijke manier onteigend te worden. k. Herlokalisatie bedrijventerrein. In het ontwerp RUP is op pag. 45 een nieuwe passage ingevoerd over het lokaal bedrijventerrein Helchteren Watertoren. Met deze passage wordt verwezen naar het ontwerp van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Houthalen Helchteren. Dit is echter nog een ontwerp, er is dus nog geen definitieve keuze gemaakt waar nieuwe bedrijventerreinen of uitbreidingen mogen of kunnen. Het is onduidelijk welke bedrijven in de huidige KMO-zone, al een andere bestemming hebben gevonden. Afhankelijk daarvan dient gekeken te worden, welk type van bedrijventerrein er dient aangelegd te worden en welke locatie hiervoor geschikt is. De aanleg van een bovenlokaal bedrijventerrein is een bevoegdheid van de provincie. De deputatie van de provincie Limburg heeft met het besluit van 23 december 2009 het GRSP goedgekeurd mits aan de opgenomen bemerkingen wordt tegemoet gekomen. Door dit besluit wordt de mogelijkheid omtrent Europark uitgesloten maar is de locatie van de kazerne Helchteren wel een mogelijkheid. Het kan daarbij niet zijn dat de natuurverbinding wel kan verschoven worden voor een lokaal bedrijventerrein terwijl er geen aanpassingen konden gebeuren voor landbouw. De aanleg van een ecoduct om de lokale onderbrekingen op te vangen, getuigen van geen toepassing van het ‘goede huisvader principe’. Dit verhoogt enkel de druk op agrarisch gebied in de regio daar er extra landbouwgrond wordt ontnomen. Het zorgt daarbij voor een tweede insnijding in een andere huiskavel. Voor landbouw omvat deze zoekzone belangrijke landbouwgronden die niet extra mogen opgeofferd worden. Daarnaast brengt het een extra financiële kost met zich mee waar de vraag moet gesteld worden of deze wel verantwoord is.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
18/56
Dossier 370
Ze kunnen niet akkoord gaan met de verschuiving van de natuurverbinding om zo de mogelijkheid te laten voor een lokaal bedrijventerrein. Gelet op voorgaande argumenten i.k.v. het ecoduct en de lokale onderbrekingen, dient rekening te houden met welke type van bedrijf nog geherlokaliseerd dient te worden. Daarbij is er slechts 1 suggestie mee opgenomen in het ontwerp RUP wat duidt op een zeer enge visie. De deputatie heeft op 23 december 2009 wel de ruimte gelaten om bedrijven te lokaliseren in de loodsen van de kazerne van Helchteren. De verschuiving van de natuurverbinding en de opname van het lokale bedrijventerrein Watertoren Helchteren dient dan ook geschrapt te worden. 7a. Vlacoro neemt akte van deze bemerking en verwijst naar haar conclusie onder B3. 7b. De ruimteboekhouding (toelichtingsnota pag. 48) geeft een overzicht van de oppervlakten van de bestemmingswijzigingen die door het plan van toepassing zijn. De gegevens hebben geen juridische waarde; ze worden ter informatie toegevoegd. Van de totale herbestemde oppervlakte in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (429 ha), wordt ca. 128 ha herbestemd ten behoeve van de wegeninfrastructuur. De toelichtingsnota stelt dat ‘vermits het gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en de overdruk voor landschappelijke inpassing beiden overdrukken zijn waarbij de oorspronkelijke gewestplanbestemming behouden blijft, worden deze niet weergegeven in bijgevoegde tabel van de toelichtingsnota. Het tunnelsegment (gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur) betreft een oppervlakte van ca. 13 ha waarvan 3,4 ha over ‘landbouw’ en 11,1 ha over ‘natuur en reservaat’. De overdruk voor landschappelijke inpassing betreft een oppervlakte van ca. 99 ha, waarvan 38 ha over ‘landbouw’, 41 ha over ‘natuur en reservaat’ en 4 ha over ‘overig groen’. Vlacoro ondersteunt de bekommernis dat indien gebieden in de ruimtebalans als agrarisch gebied worden behouden, er geen ernstige belemmering mag zijn van de uitoefening van de agrarische functie. Indien deze gronden niet meer in agrarisch gebruik kunnen blijven, dan moet dit ook als dusdanig aangepast te worden in de ruimtebalans en moet hier de bestemming ‘infrastructuur’ worden vermeld. 7c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4f. In het plan-MER zijn een hele reeks milderende maatregelen om de significant negatieve effecten op de SBZ-zones te keren. Ook de uitvoering van het natuurontwikkelingsprogramma - waaronder de aanzuivering van het historisch passief - is opgenomen als milderende maatregel. De nodige milderende maatregelen (incl. uitvoering van het natuurrichtplan) zullen volwaardig moeten uitgevoerd worden opdat het plan niet zou leiden tot significant negatieve effecten. Vlacoro verwijst tevens naar haar eindconclusie onder B3. 7d. Deelproject 3 ter realisatie van de ecologische verbinding tussen het militair domein Kamp van Beverlo en het militair schietterrein Meeuwen-Helchteren is een essentieel onderdeel van het natuurontwikkelingsprogramma. Met voorliggend ontwerp RUP wordt dit gebied aangeduid als natuurgebied. Artikel 5.1 voorziet dat het gebied bestemd is voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Vlacoro wijst er dus op dat de bepalingen inzake natuurverbindingsgebieden uit het provinciaal structuurplan Limburg hier niet van toepassing zijn, en kan het bezwaar aldus niet ondersteunen. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 4f en haar eindconclusie onder B3. 7e,k. Vlacoro verwijst naar de toelichtingsnota (pag.43) waar uitgegaan wordt van het verzoenen van de lokale bedrijvigheid met de ecologische verbinding: ‘Eén van de ruimtelijk goed gesitueerde locaties voor een lokaal bedrijventerrein is aansluitend bij het bestaande lokaal bedrijventerrein Helchteren Watertoren; deze locatie komt in aanmerking voor uitbreiding ten behoeve van lokale bedrijvigheid en/of voor herlokalisatie van bepaalde van de bedrijven die gesitueerd zijn op de KMO-zone Helchteren-Noord. Deze uitbreiding is mogelijk voor zover de activiteiten en inrichting van het terrein afgestemd wordt op de ecologische verbinding en een afdoende buffering wordt voorzien.’
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
19/56
Dossier 370
7f, g, h, i. Vlacoro brengt de bemerkingen van de bezwaarindiener onder de aandacht van de ontwerper en verwijst naar haar standpunt 4f. Vlacoro wijst op de impact van de ‘ecologische verbinding’ op de bestaande landbouwbedrijven. Deze impact is onvoldoende onderzocht. Vlacoro dringt aan op een landbouweffectenrapport. Tevens brengt ze het alternatief voorstel voor de natuurverbinding vanuit de sociale partners onder de aandacht van de ontwerper. Vlacoro verwijst naar het besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het RUP ‘NoordZuidverbinding N74’ waar in de beslissing een bijkomend onderzoek naar een evenwicht tussen natuur en landbouw in de ruime omgeving van het wegtracé en de ecologische verbinding wordt opgenomen. De aangehaalde elementen (landbouweffectenrapport, alternatief voorstel) dienen hierbij meegenomen te worden alsook de bezorgdheden vanwege de milieuorganisaties (cf. bezwaren onder kader 9). Dit met het oog op het realiseren van alle milderende maatregelen die nodig zijn om de significant negatieve effecten van het omleidingstracé te keren. 7j. De gronden die nodig zijn om de weg (inclusief landschappelijke inpassing en natuurontwikkelingsprogramma) te kunnen realiseren zijn niet in eigendom van de Vlaamse overheid. Deze zullen moeten worden aangekocht en waar nodig zullen onteigeningen volgens de sectorale wetgevingen gebeuren. Vlacoro vindt het aldus een gemiste kans dat het onteigeningsplan niet werd toegevoegd aan het RUP. Vlacoro dringt er dan ook op aan dat snel duidelijkheid wordt gecreëerd over de noodzakelijke onteigeningen. 8. De Schanshof vzw, bezwaarindieners [B527], [B528, B529] De Schanshof vzw heeft als doelstelling de bevordering van sport, cultuur en ontmoeting tussen de buurtbewoners van de wijk De Standaard en de omliggende straten. Het bezwaarschrift is zeer uitvoerig (44 blz.) en bevat tal van illustraties en foto’s ter onderbouwing van volgende bezwaren: a. Het project-MER. De inspraakprocedure van het RUP is opgestart voor het project-MER en de kennisgeving van het project-MER definitief klaar is. Hierdoor is de impact van de autostrade o.a. voor de bewoners nog niet definitief onderzocht en is de impact op vele vlakken onvoldoende gekend. Ze tekenen daarom bezwaar aan omdat ze in deze openbare procedure niet de juiste bezwaren kunnen indienen aangezien ze over onvoldoende informatie beschikken. Ze vragen daarom het RUP op te schorten, aan te passen aan de bevindingen van het project-MER en opnieuw ter kennisgeving te leggen. Het Vlaams Gewest heeft gekozen voor de aanleg van de autostrade onder de vorm van een DBFM constructie. Gezien de aard, de omvang en de impact van de omleidingsautostrade, vragen ze in het RUP verordenend aspecten op te nemen zodat de eisen, die aan de aannemersconstructie worden opgelegd voor de bouw van de autostrade, ook juridisch afgedwongen kunnen worden. Het plan-MER onderzoekt de alternatieven voor de NoordZuid tussen Helchteren-Noord en Houthalen-Zuid. De uitbreiding van Noord-Zuidverbinding in Zonhoven is niet in het plan-MER opgenomen. Het project heeft grote invloed op de Oost-West verkeersstromen in Zonhoven vermits kruispunten van o.a. de Eikenenweg en de Houthalenseweg worden afgesloten. Vele kleine straten in Zonhoven zijn niet aangepast aan deze gewijzigde verkeersstromen. Gezien de onzekerheid over de impact van de autostrade op Zonhoven, lijkt het logisch en normaal dat voorafgaand aan het RUP de project-MER fase wordt afgesloten waarin Zonhoven is opgenomen. Ze vragen daarom het RUP op te schorten, aan te passen aan de bevindingen van het project-MER en opnieuw ter kennisgeving te leggen.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
20/56
Dossier 370
b. Impact op de wijk De Standaard: geluidoverlast. De omleidingsautostrade veroorzaakt een belangrijke geluidsoverlast. Deze geluidshinder is constant aanwezig, verstoort de nachtrust en leidt direct tot gezondheidsproblemen. Het plan-MER toont geluidsniveaus die aan de wijk De Standaard overdag boven de 70 dB(A) liggen, ver boven het door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen niveau van LAeq=50 dB(A). Het plan-MER toont geluidsniveaus die aan de Standaard ’s nachts boven de 50 dB(A) liggen. Ook dit is ver boven de aanbevolen 40 dB Lnight, outside. Deze analyses houden geen rekening met het reliëf (de autostrade ligt op een brug), zodat de geluidsoverlast verder zal dragen dan in het plan-MER is aangegeven. Het plan-MER geeft geen uitspraken over de exacte bouwwijze en uitwerking van deze geluidsschermen. Het project-MER is nog niet voltooid en zal een uitwerking van de geluidsschermen naar een DBFM constructie doorschuiven. Aan de overzijde van de spoorweg Hasselt-Beringen ligt een Natura2000 gebied. Het is onduidelijk hoe de aanleg van de autostrade palende aan dit natuurgebied kan voldoen aan het per decreet vastgelegd maximum geluidsniveau van 45dBA. In het RUP is niet beschreven hoe hieraan moet worden voldaan. Het verwachte geluidsniveau voor de huizen in de Hoolvenstraat, tegen de autostrade ligt tot 15 dB(A) hoger dan door de WHO aangeraden niveaus zowel overdag als ’s nachts. Vanuit het oogpunt van een goede leefkwaliteit van de omwonenden en voor het behoud van de door de autostrade aangesneden natuurgebieden, dringen ze aan om de plaatsing van afdoende geluidsmuren verordenend vast te leggen (artikel 1, artikel 2). Ze vragen de normen waaraan deze geluidswerende maatregelen dienen te voldoen verordenend in het RUP vast te leggen (Lnight=40 dB(A), Lden=50dB(A)). Ze vragen voor de bewoners onschadelijke geluidsniveaus op verordenende wijze in het RUP vast te leggen zodat de aannemer in de DBFM constructie gedwongen is zich aan deze niveaus te houden. Ze dringen aan om aan de wijk De Standaard dwingend een lange tunnel aan te leggen die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute. c. Impact op de wijk De Standaard: visuele hinder. De omleidingsautostrade veroorzaakt een belangrijke visuele hinder voor de omwonenden. De huizen in De Hoolvenstraat in de wijk De Standaard en de huizen in de Stationsstraat kijken aan tegen een lang en hoog viaduct. Het is onvoldoende duidelijk hoe voldoende grote groenschermen aangelegd kunnen worden om de visuele hinder van een brug van ca. 14 meter hoogte te vermijden of hoe deze brug op een landschappelijk aanvaardbare wijze kan aangelegd worden. De huizen aan de westzijde van de Tramstraat en de Motmansstraat kijken rechtstreeks uit op de autostrade die boven het maaiveldniveau komt. De visuele hinder kan volledig vermeden worden door het aanleggen van een tunnel. Ze vragen daarom verordenend in het RUP vast te leggen dat een lange tunnel aan de wijk De Standaard gebouwd wordt die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute. Ze vragen verordenend vast te leggen dat voldoende groenschermen kunnen aangelegd worden zodat geen enkel huis op de wijk De Standaard en zijn omgeving de autostrade kan zien. d. Impact op de wijk De Standaard: slagschaduw. De omleidingautostrade ligt in Lillo en aan de woonwijk De Standaard op een viaduct, in noord-zuidelijke richting. De combinatie van een brug met geluidsmuren geeft De Standaard een slagschaduw die voor ca. 70 woningen twee uur per dag het invallende zonlicht wegneemt (o.a. in de huizen in de Hoolvenstraat, de Stationsstraat en ook de tuinen). De slagschaduw kan volledig vermeden worden door het aanleggen van een lange tunnel aan de wijk De Standaard. Ze vragen in het RUP verordenend vast te leggen dat een lange tunnel aan De Standaard gebouwd wordt, die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute (artikels 1, 2 en 3). Het bezwaarschrift bevat een aantal figuren die de impact aantonen.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
21/56
Dossier 370
e. Lange tunnel aan De Standaard. De toelichtingsnota (pag. 35) vermeldt dat de autostrade achter de wijk De Standaard vermoedelijk als brugconstructie aangelegd wordt. Ze stellen vast dat de maatschappelijke consensus groeit dat tunnels de juiste oplossing zijn om woonwijken te ontzien. Het Agentschap Wegen en Verkeer communiceert naar de inwoners van Houthalen en Helchteren via een website en via de Noord-Zuid krant. In editie 3 van deze krant van maart 2010 staat een kaderstuk rond een tunnel voor De Standaard. Er staat: ‘De mogelijkheid om een tunnel aan te leggen aan De Standaard is ook al gedetailleerd onderzocht, maar verder onderzoek is nodig’. Door te kiezen voor een lange tunnel, vanaf de Stationsstraat tot achter eco-verbinding aan het fietspad ‘De Tramroute’ worden alle nadelige aspecten van de korte tunnel weggewerkt. Er is plaats om deze lange tunnel aan te leggen. Doordat bovenop de tunnel geen bebouwing is kan de tunnel zonder tunnelboormachine gebouwd worden. Ze vragen in het RUP verordenend vast te leggen dat een lange tunnel aan De Standaard gebouwd wordt die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute (artikels 1, 2 en 3). f. Gezondheidshinder door fijn stof. Recente studies wijzen uit dat de effectieve levensduur voor omwonenden in een afstand van 300m van een autostrade kan verminderen met 3 jaar. Sommige Amerikaanse studies wijzen op een invloedszone tot 1800 m. De omleidingsautostrade veroorzaakt de verspreiding van een belangrijke hoeveelheid fijn stof. Een grondige studie over het fijn stof ontbreekt in de plan-MER. Verder bevat het plan-MER geen studie over de effecten van fijn stof. Er zijn zelfs geen metingen voor dit type van fijn stof uitgevoerd. Ze vragen het RUP verordenend aan te passen zodat voorafgaandelijk aan de DBFM procedure objectief meetbare en afdwingbare criteria worden vastgelegd die in overeenstemming zijn met de recente strenge Europese normeringen voor de impact van fijn stof op bewoners. Ze vragen het argument van het fijn stof in overweging te nemen om dwingend een lange tunnel aan de wijk De Standaard in het RUP op te nemen (artikels 1, 2 en 3). g. Cumulatieve effecten van andere projecten. Er wordt in het plan-MER en dus in het RUP geen rekening gehouden met de cumulatieve effecten van verschillende geplande infrastructuurwerken. Aan de wijk De Standaard komen vijf dossiers samen: de omleidingsautostrade die deel uitmaakt van het RUP, de aansluiting van een ontsluitingsweg voor het industrieterrein De Schacht in Heusden, een tracé van de light-rail Spartacus op de oude spoorwegzate door De Lijn, de uitbouw van een spoorlijn Hasselt-Weert-Eindhoven op de oude spoorwegzate Lijn 18 en de bouw van een verbrandingsoven van 290.000 ton aan Centrum-Zuid. Ze vragen dat alle instanties (Spoorwegen, De Lijn, Agentschap Wegen en Verkeer) tot overleg komen om op deze wijze een volledig beeld te krijgen van alle werken die in de rand van de omleidingsautostrade komen. Ze vragen in het ontwerp RUP verordenend vast te leggen dat de cumulatieve effecten op een gepaste wijze in het landschap ingepast kunnen worden en dat de cumulatieve effecten voor geluid en fijn stof voor de omwonenden draaglijk zijn (artikels 1, 2 en 3). h. Waardeverlies. Door de grote hinder van de omleidingsautostrade zal een substantieel waardeverlies optreden voor woningen in de buurt van de omleidingsautostrade. De aanleg van de omleidingsautostrade laat toe dat op termijn bijkomende infrastructuurwerken uitgevoerd worden (aansluiting De Schacht, uitbreiding Industrieterrein Centrum-Zuid, Spartacus) wat nog extra zal bijdragen tot deze waardevermindering. Ze vragen een compensatie voor het waardeverlies van de woningen die naast de autostrade komen te liggen en vragen verder het RUP zo aan te passen dat geen toekomstige projecten die nadelig zijn voor de wijk kunnen ingepland worden. i. Het fietscafé Postiljon ligt onder een autostradebrug. Op de oude spoorwegzate van de spoorweg Hasselt-Eindhoven ligt een belangrijke tak van het Limburgs fietsenroutenetwerk. Het café Postiljon aan de Stationsstraat in Houthalen ligt aan dit fietsenroutenetwerk en is uitgebouwd tot fietscafé. De brug van de omleidingsautostrade komt tot op 30 m van dit café. Het terras ligt binnen de 30 m van de autostrade. Ze vragen dit argument in rekening te nemen en in het RUP verordenend vast te leggen dat een lange tunnel aan De Standaard gebouwd wordt, die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute (artikels 1, 2 en 3).
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
22/56
Dossier 370
j. Aantrekken van drugsdealers. De wijk De Standaard heeft in het verleden met hangjongeren en drugsdealers kunnen afrekenen door gerichte wijkwerking, sensibilisering en acties om op elk ogenblik afval op te ruimen. De ruimte onder de brug van de autostrade vormt de ideale plaats om deze hangjongeren opnieuw aan te trekken. Ze vragen met deze argumenten rekening te houden en in het RUP verordenend vast te leggen dat een lange tunnel aan De Standaard gebouwd wordt, die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute (artikels1, 2 en 3). k. Samenvatting voor de wijk De Standaard. Gezien het feit dat deze autostrade tot op 30m van deze sociale woonwijk staat ingekleurd op het RUP, gezien het feit dat de autostrade over meer dan 400m parallel met deze wijk loopt, gezien het feit dat in de toelichtingsnota van het RUP beschreven staat dat deze autostrade vermoedelijk als een brugconstructie wordt aangelegd, vragen ze het RUP aan te passen en in het RUP op verordenende wijze vast te leggen dat deze autostrade aan De Standaard in een lange tunnel wordt aangelegd, die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute, dat de autostrade geen gezondheidseffecten op de bewoners mag hebben, dat deze autostrade niet meer lawaai maakt dan door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen voor elke woning van de wijk De Standaard, dat de autostrade geen enkele van de woningen in de schaduw legt op geen enkel moment van de dag en het RUP aan te passen zodat voldoende groenschermen kunnen aangelegd worden zodat geen enkel huis op De Standaard en omgeving de autostrade kan zien. Ze vragen ten slotte verordenend vast te leggen dat de ‘aantoonbaar best beschikbare technieken’ worden aangewend op ‘de best beschikbare plaatsen’ en dat de autostrade volgens de ‘aantoonbaar beste technieken’ in het landschap wordt ingepast. l. Impact op omgeving van de wijk De Standaard: veiligheid zwakke en recreatieve weggebruikers. Het wandel- en fietspad, genaamd De Tramroute, dat loopt vanaf de wijk De Standaard naar Heusden-Zolder en dat deel uitmaakt van het fietsenroutenetwerk Limburg tussen knooppunt 316 en 311 staat niet ingetekend op het RUP. Ze vragen dat deze verbinding ‘De Tramroute’ verordenend in het RUP opgenomen wordt (artikel 4) en voegen enkele foto’s bij ter illustratie. Ze vragen tevens dat verordenend in het RUP opgenomen wordt dat de oversteekplaats van het fietspad met de Stationsstraat onder de mogelijke brug van de autostrade op een veilige manier voor fietsers wordt aangelegd. Ze vragen dat in het RUP verordenend wordt vastgelegd dat de geluidsoverlast door de autostrade op dit fietspad over de volledige lengte onder de 55 dB ligt. Ze vragen dat in het RUP verordenend wordt vastgelegd dat de visuele hinder door de autostrade van op dit fietspad maximaal geminimaliseerd wordt door de aanleg van groene geluidschermen, zodat de invulling van dit aspect in de DBFM constructie afgedwongen kan worden en geen dode letter blijft. Ze vragen dat de oversteek van dit fietspad met de Stationsstraat in een tunnel wordt aangelegd, gecombineerd met de bouw van de lange tunnel voor de autostrade aan de wijk De Standaard (artikel 1). Ze verzoeken de verbinding Stationsstraat, Grote Baan en Koolmijnlaan via de Brugstraat, Centrum-Zuid en de Meerstraat verordenend op te nemen als een verbinding voor zwakke weggebruikers en verzoeken dat de alle voorzieningen genomen worden zodat het fietsverkeer op zowel De Brugstraat als op de Meerstraat als op zijn kruispunten veilig verloopt (artikel 1). m. Veiligheid uitgang bedrijven grenzend aan Meerstraat/Centrum-Zuid. Verschillende bedrijven hebben een rechtstreekse uitgang op de Meerstraat en op het verlengde van de Meerstraat op Centrum-Zuid. Deze uitgang wordt zowel voor vrachtverkeer als voor personenverkeer gebruikt. Het bezwaarschrift bevat een foto om dit te illustreren. Ze vragen in het RUP verordenend op te nemen dat deze weg volledig heraangelegd wordt door de aannemersconstructie in de DBFM structuur (artikel 1). Ze vragen verordenend op te nemen dat al deze bedrijven zonder afgifte van gronden steeds zonder tijdsvertraging bediend kunnen worden.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
23/56
Dossier 370
n. Wegnemen van afrittencomplex Centrum-Zuid. De geplande afslag op de autostrade aan Centrum-Zuid zorgt voor sluipverkeer in de buurt. Verder is de buurt, en voornamelijk de Brugstraat, Centrum-Zuid en de Meerstraat niet aangepast aan dit bijkomend verkeer. Het bezwaarschrift van de gemeente Houthalen-Helchteren stelt: ‘Daarnaast lijkt ons tevens evident dat naar aanleiding van dit op- en afrittencomplex de Meerstraat en de Brugstraat tegelijkertijd mee heringericht worden, respectievelijk tot aan de Stationsstraat en de Grote Baan, vermits deze straten bijkomend verkeer te verwerken krijgen.’ Voor artikel 1 en 2 vragen ze een alternatievenstudie voor dit afrittencomplex uit te voeren en de verkeersafwikkeling in het zuiden van Houthalen voor de verschillende alternatieven te onderzoeken. o. De huidige carpoolparking is gelegen aan de Grote Baan in Houthalen. Door het afsluiten van de directe verbinding van de E314 vanuit Genk of vanuit Lummen naar de Grote Baan en naar Houthalen centrum wordt de huidige carpoolparking moeilijk bereikbaar. Verder zal er meer lokaal verkeer ontstaan dat vanaf de autostrade via omwegen toch naar deze carpoolparking wenst te rijden. De gemeente Houthalen-Helchteren stelt voor om de carpoolparking te herlokaliseren ter hoogte van het op- en afrittencomplex aan de Brugstraat. Hierdoor wordt deze parking voor bewoners vanuit Zonhoven extreem moeilijk bereikbaar. Ze vragen dat het RUP aangepast wordt zodat de carpoolparking zowel verkeerstechnisch opgelost wordt als landschappelijk ingepland wordt en dat de carpoolparking niet aan de Meerstraat aangelegd wordt. p. Het ontwerp RUP voorziet een eco-verbinding ten zuiden van de E314 om het gebied Tenhaagdorenheide in Zonhoven te verbinden met het gebied Kolveren. Echter, ten noorden van de E314 loopt de Rodebeek. Hiervoor is geen eco-verbinding voorzien. Ze vragen deze ontbrekende natuurverbindingen voor de Rodebeek in het RUP toe te voegen. Een eco-verbinding voor de Echelbeek staat niet ingetekend op de plannen van het RUP. Ze vragen deze ecoverbinding op te nemen en in het RUP verordenend vast te leggen dat een lange tunnel aan De Standaard gebouwd wordt die minimaal start aan de Stationsstraat en minimaal eindigt achter de eco-verbinding aan de Tramroute (artikel 2, artikel 5). q. Vernieling open landschap. De ruimte achteraan de wijk De Standaard, tussen het fietspad ‘De Tramroute’ en het fietspad Helchteren-Zonhoven is een open landschap. Deze open ruimte wordt volledig doorsneden door de geplande autostrade. Ze vragen dit argument in rekening te nemen en in het RUP verordenend vast te leggen dat een lange tunnel achteraan de wijk De Standaard gebouwd wordt dat men deze open ruimte maximaal ontziet (artikel 1, artikel 2 en artikel 3). r. De voorziene autostrade zal een aanzienlijke oppervlakte innemen en kan een belangrijke invloed innemen op de waterhuishouding. De autostrade doorkruist verschillende gevoelige beekgebieden. De resultaten van de watertoets zijn pas klaar in het project-MER. Een goedkeuring van dit ontwerp RUP betekent daarom een inbreuk op de Vlaamse regelgeving. s. Lillo: aantasting bestemming groene wijk. Het gemeentelijk structuurplan van HouthalenHelchteren omschrijft de deelruimte Lillo als: ‘Lillo is een kleinschalig woondorp met een beperkt aantal voorzieningen, maar in de nabijheid van de commerciële centra van Houthalen en Berkenbos. De kern vormt één geheel met Voort (Heusden-Zolder). Typerend is het groene karakter door de visuele relaties met de beekvallei, de bossen en de niet-bebouwde binnengebieden’. De visie is: ‘De gewenste ontwikkeling van Lillo is gericht op het behoud van de compacte woonkern met een sterk landelijk karakter. De (zicht)relaties met de natuurlijke omgevingen worden behouden en versterkt. De bouwdichtheid van de kern blijft laag. Nieuwe woonontwikkelingen worden beperkt. Een beperkte bebouwing van de binnengebieden kan enkel overwogen worden wanneer een groot aandeel aan (publieke) groene ruimte behouden blijft of gerealiseerd wordt’. De aanleg van de omleidingsautostrade hypothekeert deze visie. De zichtrelatie van Lillo met de omgeving en de beekvallei wordt volledig verstoord. Het tracé is in strijd met het gemeentelijk structuurplan. Ze vragen het ontwerp RUP aan te passen zodat de doelstellingen die door het gemeentelijk structuurplan vooropgesteld worden, gehandhaafd kunnen blijven worden (artikel 1, artikel 2 en artikel 3).
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
24/56
Dossier 370
t. Lillo: veiligheid zwakke en recreatieve weggebruikers. De verbindingsweg Vijfeindestraat tussen Lillo en Helchteren staat niet ingetekend op het RUP. Deze weg wordt door fietsers gebruikt om vanuit Lillo naar Helchteren te fietsen, maar ook om vanuit Lillo naar het fietspad HelchterenZonhoven te fietsen. Ze vragen het RUP aan te passen zodat de verbinding Vijfeindestraat verordenend wordt opgenomen (artikel 4). u. Dwingende tunnel in Lillo. Het RUP stelt dat er aan Lillo een viaduct moet komen omdat de moeilijke en belangrijke waterhuishouding in gevaar zou komen de bij aanleg van een tunnel. Bezwaarindieners betwisten deze stelling. Voor de waterhuishouding baseert men zich op de onvolledige gegevens van het plan-MER. De definitieve onderzoeksresultaten over de waterhuishouding gaan in het project-MER vermeld staan, maar deze resultaten zijn nog niet gekend. Er is bovendien geen wetenschappelijke studie uitgevoerd over een alternatieve manier om ter plaatse een tunnel te bouwen. Men is enkel uitgegaan van het graven van een tunnel, terwijl bijvoorbeeld een alternatief zoals een geboorde tunnel niet is onderzocht. Voor de mensen van Lillo zou nochtans een tunnel in plaats van een viaduct een belangrijke verbetering betekenen op vlak van gezondheid, geluid, fijn stof, slagschaduw en visuele hinder. v. Lillo: intekening van viaduct. Er staat in het RUP dat er in Lillo boven de Mangelbeekvallei een brug dient te komen. De plaats van deze brug staat niet ingetekend. Het is dus niet mogelijk om de nadelige effecten van deze brug op een correcte manier te kunnen schatten. Wij tekenen bezwaar aan tegen deze onduidelijkheid. Ze vragen het RUP op te schorten, het project-MER af te wachten, het ontwerp van RUP aan te passen en de tunnel of het viaduct en zijn aanrijstroken in te tekenen en vervolgens het RUP opnieuw ter kennis in te dienen (artikels 1, 2, 3 en 5). w. Lillo: onduidelijkheid van zones in overdruk. De reservatiezones zijn in Lillo niet logisch opgebouwd. De woningen langs de Guldensporenlaan vallen allen in zone, terwijl woningen in Lillo aan Lillosesteenweg, die dichter t.o.v. het viaduct liggen niet in de reservatiezone liggen. Bijkomend is niet duidelijk gespecificeerd of deze woningen onteigend worden, wat bij de eigenaars voor onzekerheid zorgt. Ze vragen artikel 3 te verduidelijken. x. Zonhoven: ongekende resulterende verkeersstromen. De uitbreiding van de Noord-Zuid tot Zonhoven loopt vanaf de grens van Houthalen meer dan 1 km inwaarts in Zonhoven. Het project heeft grote invloed op de oost-west verkeersstromen in Zonhoven omdat de kruispunten van o.a. de Eikenenweg en de Houthalenseweg worden afgesloten. Vele kleine straten in Zonhoven zijn niet aangepast aan deze gewijzigde verkeersstromen. Ze tekenen bezwaar aan tegen deze onduidelijkheid en vragen een duidelijke verkeersstudie gecombineerd met een studie naar alternatieven voor de herinrichting van de N74 in Zonhoven, vanaf de E314 tot aan het kruispunt met de Beringersteenweg. y. Veiligheid zwakke en recreatieve weggebruikers. De oost-west-verbinding voor zwakke en recreatieve weggebruikers via de Eikenenweg wordt afgesloten. Het uitwijkalternatief via de Koningshofweg is niet aangepast om het voldoende autoverkeer te verwerken vanaf Zonhoven West naar Zonhoven Oost. Ze vragen verordenend een oost-west-verbinding in Zonhoven voor zwakke en recreatieve weggebruikers vast te leggen in het RUP ter hoogte van de Eikenenweg en vragen verordenend in het RUP vast te leggen dat de Koningshofweg heraangelegd wordt voor lokaal verkeer en afgesloten wordt voor doorgaand verkeer (artikel 1 en 4). z. Impact gemeente Zonhoven: geluid en fijn stof. Dezelfde bezwaren gelden als hierboven beschreven in het punt ‘Impact op de wijk De Standaard’. Hierbij komt nog dat voor Zonhoven geen plan-MER is uitgewerkt, zodat ze de impact van de aanleg van de rotonde en de nieuwe wegen niet kunnen schatten. aa. Ontsluiting industrieterrein Europark. Ten Oosten van Houthalen ligt de industriezone Europark. De nu ingeplande westelijke omleiding houdt geen rekening met de ontsluiting van Europark. Ze verzoeken het RUP aan te passen zodat dit industriegebied op een juiste manier ontsloten wordt, zonder dat de milieuverbinding die in het noorden van Houthalen-Helchteren is uitgetekend, wordt gehypothekeerd. Ze verzoeken de waarde van de in het RUP voorgesteld natuurverbinding te toetsen aan de plannen in het gemeentelijk RUP en, indien nodig, de natuurverbinding te versterken (artikels 1, 5 en 6).
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
25/56
Dossier 370
bb. Veilige verkeersverbinding fietspad met N74. Het fietspad Lommel-Helchteren-HouthalenZonhoven kruist de N74 tussen knooppunt 05 en knooppunt 309. Ze vragen in het RUP verordenend een ongelijkgrondse kruising tussen dit onderdeel van het fietsenroutenetwerk en de N74 op te nemen (artikel 4). cc. Inname van gronden tijdens en na de werken. Ze vragen verordenend vast te leggen dat in de kwetsbare natuurgebieden in de Mangelbeekvallei, Hoeverheide en Kraanberg de ‘aantoonbaar beste technieken’ gebruikt worden bij de aanleg van de autostrade. Ze vragen de zones met overdruk voor landschappelijke en functionele inpassing van wegenstructuur in de valleizones te optimaliseren en kleiner te maken om de impact op de natuur te verminderen tijdens de bouwwerken (artikel 3). In het ontwerp RUP staat een zeer algemene beschrijving tot groenbuffer. Ze vragen een nauwkeurige beschrijving van groenbuffer aan te geven. dd. Impact op natuurgebieden. De zone gereserveerd voor omleidingsautostrade ligt in natuurgebied, VEN, Natuurgebied 2000 gebied, en raakt aan Natura 2000 gebied. Ze vragen verordenend vast te leggen dat de autostrade enkel kan aangelegd worden als kan aangetoond worden dat zowel tijdens de bouw van de autostrade als er na de populatie aan amfibieën ongewijzigd blijft of er op vooruit gaat. Dezelfde opmerking geldt over de populatie nachtzwaluwen en vleermuizen. Ze vragen verordenend vast te leggen dat de best beschikbare technieken aangewend worden voor de exploitatie van de tunnels door een natuurgebied (artikels 5 en 6). ee. Intekening van ecoduct en tunnels. In het RUP werd enkel de zone gearceerd waar er ondertunnelingen zijn voorzien ter hoogte van Hoeverheide. Voor de weergave van de viaducten noch voor de voorziene ecoducten, werd geen speciale arcering gebruikt in het ontwerp RUP. Nochtans is het van belang te weten waar exact deze viaducten en/of ecoducten komen te liggen. Ze vragen het RUP aan deze onzekerheid aan te passen en opnieuw ter kennisgeving in te dienen (artikel 2). ff. De heraanleg Helchteren-Noord en de aansluiting N74 met de autostrade. In het midden van de huidige KMO-zone wordt het lokaal verkeer gescheiden van het doorgaand verkeer. Het noordelijk stuk van de huidige Grote Baan wordt natuur. Tegelijkertijd is een ontsluiting voor het stort Remo voorzien. Deze aftakking ligt midden in een gepland natuurgebied en midden een geplande natuurverbinding met een ‘robuust’ karakter. Vermits de heraanleg van Helchteren-Noord een wezenlijk bestanddeel vormt van de natuurverbinding en uitdrukkelijk in de passende beoordeling vermeldt wordt, vragen ze in het RUP verordenend vast te leggen dat de autostrade en zijn aansluitingen volledig in sleuven in het landschap worden ingepast en dat de lawaaidruk op het natuurgebied maximaal 45 dB(A) is (artikels 1, 2 en 3). gg. Doorschuiven van studies naar project-MER en naar DBFM. Het plan-MER geeft duidelijk aan dat de studies in het plan-MER onvoldoende zijn en verder in het project-MER dienen uitgewerkt te worden. Omwille van de onzekerheid vragen ze het RUP op te schorten, het project-MER af te wachten, en vervolgens het RUP opnieuw ter kennis in te dienen. Het plan-MER geeft toe dat de voorafgaande studies voor de geluidsniveaus en de gesuggereerde geluidsbufferende maatregelen onvoldoende zijn. Omwille van de onzekerheid vragen ze het RUP op te schorten, het project-MER af te wachten, verordende criteria in het RUP op te nemen en vervolgens het RUP opnieuw ter kennis in te dienen. hh. Het belang van de ecologische verbinding. Het RUP onderkent het belang van een ecologische verbinding of een noordelijke natuurverbinding. De onzekerheid over de bestemming van de kazerne van Helchteren. Het plan-MER is duidelijk over de noodzaak van deze natuurverbinding en de grootte van de natuurverbinding. Het Plan-MER en het RUP zijn echter niet duidelijk over de effectieve omzetting van o.a. de kazerne naar natuurgebied. Ze tekenen bezwaar aan tegen de onduidelijkheden over de waarde van de natuurverbinding. De initiatiefnemer geeft zelf aan dat de noodzakelijke maatregelen buiten zijn bevoegdheid liggen (artikels 5 en 6). De waarde van de natuurverbinding bij een voorlopig functionerende militaire kazerne met dergelijke bebouwde oppervlakte en een dergelijke ligging van de gebouwen ten opzichte van de ecologische verbinding is onduidelijk en dient in het RUP verder gespecificeerd te worden. Ze wensen duidelijkheid in het verordend gedeelte over deze onzekerheid (artikel 6.2).
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
26/56
Dossier 370
Ze vragen verordenend dit ecoduct in te tekenen, samen met de aanloopstroken en de flankerende zones voor dit ecoduct. Ze vragen de doeltreffendheid van dit ecoduct te bekijken onder de veronderstelling dat vier woningen in de onmiddellijke nabijheid van dit ecoduct liggen. Bijkomend dient de druk van de uitbreiding van de industriezone Helchteren Watertoren op dit ecoduct onderzocht te worden (artikel 6). ii. De eco-verbinding ter hoogte van de kazerne. Er zijn 8 punten waar de stapsteen Kazerne en de verbinding van deze stapsteen met de naburige stapstenen onder druk komt te staan. De stapsteen kazerne komt zelf voor 66% van zijn oppervlak onder druk door plannen van de gemeente Houthalen-Helchteren die in het gemeentelijk RUP staan. Zowel in de uitbouw van de stapsteen de Kazerne als in de verbindingen wordt afgeweken van de doelstellingen van het handboek en kan gesteld worden dat geen robuuste verbinding gecreëerd wordt. Bij het niet volwaardig kunnen vervullen van deze robuuste natuurverbinding vragen ze de beslissing voor de keuze omleidingsautostrade ten voordele van het doortochttracé volledig te herzien. jj. Lokaal bedrijventerrein Helchteren Watertoren. Er is er geen duidelijkheid over wat een afdoende buffering is, en hoe deze landschappelijk ingepast kan worden. Ook worden er geen zones voorzien voor deze buffering. Ze verzoeken het RUP verordenend aan te passen en deze onduidelijkheid weg te nemen. kk. Hoogspanningsleiding. In het RUP staat ter hoogte van de natuurverbindingszone HelchterenNoord een hoogspanningsleiding als artikel 8 aangegeven. Ze vragen verordenend in het RUP op te nemen dat de hoogspanningsleiding doorheen de natuurverbindingszone ondergronds wordt (her)aangelegd. ll. Ze vragen verordenend in het RUP op te nemen dat geen straatverlichting wordt aangelegd op elk gebied waar de autostrade natuurgebieden snijdt of raakt. Ze vragen verordenend op te nemen dat de lichten van de wagens op de autostrade de biotoop van o.a. de nachtzwaluw niet mogen verstoren (artikels 1 en 5). Vermits de huidige KMO zone in Helchteren-Noord door de passende beoordeling als een restruimte gekenmerkt wordt om de populatie van de nachtzwaluw in stand te houden, vragen ze ook voor deze KMO zone verordenend vast te leggen dat hier geen verlichting geplaatst wordt. mm. De keuze voor de omleidingsautostrade is niet gemaakt op basis van milieueffecten, maar op basis van een maatschappelijke kosten-baten analyse. Gezien nu blijkt dat de omleiding meer gaat kosten en uit andere projecten blijkt dat de tunnel doorheen het centrum sneller kan aangelegd worden, vragen ze deze analyse opnieuw en correct uit te voeren en de beslissing voor omleiding of doortocht opnieuw in vraag te stellen. nn. Ter voorbereiding en als onderbouwing van het RUP diende een plan-MER de effecten van de aanpassing of omleiding op het milieu te onderzoeken evenals een verantwoording in te houden voor de schrapping van de reservatiestrook die nu op het gewestplan staat, indien voor een ander tracé zou worden gekozen. Het kennisgevingsdossier is door de dienst MER volledig verklaard op 19 december 2007. Het plan-MER werd door de dienst MER goedgekeurd op 22 september 2008. Op 3 oktober 2008 besliste de Vlaamse Regering definitief voor de aanleg van het omleidingstraject. Dit gebeurde op basis van het plan-MER en de MKBA. De Vlaamse Regering heeft daarbij tevens een omvangrijk programma met milderende maatregelen goedgekeurd. Dit bezwaarschrift stelt verschillende flagrante inbreuken tegen de doelstellingen van de milderende maatregelen vast. Voornamelijk de robuuste natuurverbinding, als compensatie voor de schade aan de natuur, wordt betwist. Verder wordt de beslissing voor de keuze van het omleidingstracé op basis van de MKBA analyse betwist. Er werd niet voor de beste oplossingen voor elk van de deelzones gekozen. Ze besluiten dat de omleidingsautostrade met de huidige kennis niet de beste oplossing voor de mensen en de natuur is. Ze stellen ook dat deze autostrade voor Vlaanderen evenmin de beste oplossing is. Ze vragen het RUP op te schorten en de resultaten van het projectMER af te wachten. Ze vragen een alternatieve project-MER studie van het doortochttracé om daarna de beide studies met elkaar te vergelijken. 8a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2a. 8b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2b. 8c,j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2c.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
27/56
Dossier 370
8d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2e. 8e. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2i. 8f,j. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2d en 2i. 8g. Vlacoro ondersteunt de bezorgdheid dat er aandacht moet gaan naar de samenhang met andere lopende projecten en de vraag naar volwaardig overleg. Ze verwijst naar de opmaak van de project-MER en het onderzoek tot m.e.r. ’aansluiting N74 te Zonhoven’. 8h. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen inzake waardeverlies van eigendommen. Het is voor Vlacoro niet duidelijk in hoeverre dit aspect is meegenomen bij de opmaak van het plan-MER of de MKBA. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder toe te lichten. De toelichtingsnota benadrukt het belang van doelgroepenoverleg: ‘In functie van de opmaak van het ontwerp en de verdere ontwikkeling van de milderende maatregelen wordt overleg gepleegd met de diverse betrokkenen. Dit omvat o.a. natuurverenigingen, omwonenden, landbouworganisaties, overheden van federaal niveau tot gemeentelijk niveau. Tevens zal bilateraal overleg gevoerd worden om afstemming te verzekeren met lopende of geplande projecten in de onmiddellijke nabijheid van de N74; het gaat dan onder meer om de geplande sneltramlijn tussen Hasselt en Noord-Limburg (Spartacusproject).’ 8i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 8j. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2d. 8k,z. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 8e, 8f, 8g en 8h. 8l, m,n. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2h en 2i. 8o. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5f. 8p. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5i. 8q. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4f. 8r. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5a. 8s. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2g. 8t. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 8u,v. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2i. 8w. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5b. 8x,y,aa, bb, cc, Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2h en 5e. 8dd, ee. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5i en naar zijn eindconclusie onder B3. 8ff. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 8gg. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2a. 8hh,ii. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5i. 8jj. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7e. 8kk. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper. 8ll. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2a en 4f. 8mm, nn. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2a. 9. Limburgse Milieukoepel, Limburgs Landschap, Natuurpunt, Natuurpunt Limburg, BBL, vzw Milieugroep de Mangelbeek [B530, B351, B532] a. De keuze voor het omleidingstraject. Ze verwijzen naar de toelichtingsnota en de opgenomen conclusie inzake plan-MER en MKBA. Bezwaarindieners stellen vast dat de beslissing van de minister van 3 oktober 2008 is gebaseerd op de conclusies uit de MKBA en niet op milieuoverwegingen, noch op de doelstellingen van het RSV. Ze wensen in dit bezwaarschrift onder meer duidelijk te maken dat de keuze van de minister gestoeld is op foute en vooral onvolledige gegevens en veronderstellingen.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
28/56
Dossier 370
b. Algemene doelstellingen van het RSV. Ze stellen vast dat het ontwerp RUP indruist tegen het principes van het RSV (gedeconcentreerde bundeling, bescherming open ruimte, herwaardering stedelijk weefsel) en van duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de ruimteboekhouding wordt 127,8 ha ingenomen door weginfrastructuur. De twee zones, ter hoogte van Hoeverheide en Kraanberg, waar men tunnels wenst te realiseren (en een 13 ha bedraagt) zijn in deze 127,8 ha niet opgenomen. Als motivatie stelt men dat in deze zones de oorspronkelijke gewestplanbestemming (natuurgebied/ landbouwgebied), ondanks de geplande infrastructuur, kan behouden blijven. Ze verwijzen verder naar de bindende bepalingen inzake wegeninfrastructuur in het RSV. Ook de richtlijnen milieueffectrapportage (14 mei 2008) stellen ondubbelzinnig: ‘Ook moet specifiek worden aangegeven waar en waarom van het principe bundeling van infrastructuren wordt afgeweken.’ Noch het plan-MER, noch de toelichtingsnota geeft hierop een antwoord. Rekening houdend met het feit dat er een volledig zinloze omleidingsweg wordt aangelegd omheen de woonkernen van Houthalen en Helchteren, waardoor er niet minder dan 127 ha rechtstreeks wordt omgezet in wegeninfrastructuur, nog een 110 ha zwaar wordt aangetast en een grote zone langsheen het omleidingstraject door de infrastructuur belast wordt. Dit terwijl, en dit wordt bevestigd in het planMER en de MKBA, er een alternatief mogelijk is, met name de doortocht met ondertunneling. Het traject zoals op ontwerp RUP aangegeven is niet opgenomen op de kaart in het RSV, noch als bestaande traject, noch als uit te voeren traject. c. De ruimteboekhouding. De toelichtingsnota (pag. 48) geeft de ruimteboekhouding weer. Het voorziene omleidingstraject zal 127 ha innemen. Landbouw moet 137 ha inleveren, vooral om de natuurverbinding te realiseren op ecologisch minderwaardige gronden. Er zal ongeveer 52 ha bedrijventerrein ingenomen worden. Ook hier zal de druk op andere gebieden verhogen om nieuwe bedrijventerreinen aan te duiden, onder meer om de vastgelegde hoeveelheden bedrijventerreinen en industriegebieden in de omgeving te kunnen aanhouden. Maar ook de cijfers die in de ruimtebalans worden gehanteerd zijn niet de juiste weergave van de feiten. Zo stelt de ruimteboekhouding dat er dus 128 ha wordt ingenomen door de wegeninfrastructuur ‘vermits echter het gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en de overdruk voor landschappelijke inpassing beide overdrukken zijn waarbij de oorspronkelijke gewestplanbestemming behouden blijft, worden deze niet opgenomen in de ruimtebalans. De zone met overdruk voor ‘landschappelijke inpassing’ is blijkbaar niet opgenomen in de ruimtebalans. Het betreft een oppervlakte van circa 99 ha. Nochtans zullen ook deze zones bij de aanleg van de weg vernield worden (door werfverkeer en opslag materialen) en zal herstel van de aanwezige kwetsbare biotopen quasi onmogelijk zijn. Daarenboven zijn een aantal van deze gebieden opgenomen in de VEN fase I afbakening. Hier gelden specifieke regels die niet kunnen gerespecteerd worden door de mogelijkheden die de opdruk biedt. In de ruimtebalans wordt gesteld dat de bestaande 85 ha reservaat en natuurgebieden via het RUP vergroot wordt met een 213 ha. Dit zegt niets over de kwaliteit van deze gebieden. Zoals reeds aangehaald zijn de meeste gebieden die bij opgenomen worden van slechts een zeer beperkte ecologische kwaliteit. Het tunnelsegment betreft 13 ha, de overdruk voor landschappelijke inpassing ongeveer 99 ha. Dit brengt de totale oppervlakte aan rechtstreeks bedreigde gronden door de aanleg van de omleidingsweg op 246 ha, naast de oppervlakte die verloren gaat door verschuiving van bestemmingen (zoals de KMO-zone) en door de nood aan bijkomende grondstoffen (voor aanvulgronden). Een belangrijk bijkomend aspect is grondstoffenbalans. In de ruimteboekhouding zou dus ook moeten rekening gehouden worden met de nodige grondstoffen (vooral aanvulzand). Volgens het plan-MER zal men wellicht 1.002.000 m³ tot 1.800.000 m³ zand nodig hebben. Bij de realisatie van het doortochtentraject met tunnels, zou er een overschot zijn aan zanden (voornamelijk aanvulzand) van ongeveer 500.000 m³
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
29/56
Dossier 370
d. De natuurgebieden. Het omleidingstraject doorsnijdt over bijna de volledige lengte open ruimte. Het betreft waarde-elementen zoals bosgebieden, beekvalleien en een landduinencomplex. In de toelichtingsnota zijn noch de erkende reservaten, noch het Vlaams reservaat vermeld. De toelichtingsnota geeft wel aan: ‘De keuze voor een omleidingstracé impliceert anderzijds een doorsnijding van open ruimte en natuur, uit het plan-MER is evenwel gebleken dat deze effecten gemilderd kunnen (en zullen) worden.’ De toelichtingsnota stelt dat de effecten kunnen gemilderd worden als al de milderende maatregelen, inclusief het natuurontwikkelingsplan worden uitgevoerd. Maar de toelichtingsnota, noch het plan-MER, geven aan dat deze milderende maatregelen voldoende zijn om de milieuschade aan de SBZ-zones, de VEN-gebieden en aan de landschappelijke kwaliteit tot een aanvaardbaar niveau te reduceren. Er zal onder meer 37 ha waardevolle ecotopen verdwijnen (tegenover 7,3 ha voor het doortochtentraject). e. De bedreigde soorten. Op het tracé komen soorten voor die een integrale bescherming genieten, dus zowel binnen als buiten de aangemelde Habitat- en Vogelrichtlijngebieden. Deze soortenbescherming werd oorspronkelijk opgelegd door de Conventie van Bern en nadien opgenomen in artikel 12 van de Habitatrichtlijn. Artikel 12 van de Habitatlijn verplicht de lidstaten om een strikte bescherming van die diersoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in te stellen. In eerste instantie werd in België de strikte bescherming van deze diersoorten reeds ingevoerd door het KB van 22 september 1980 dat uitvoering gaf aan de Conventie van Bern. Ze verwijzen naar de soortenbescherming. Het plan-MER haalt wel aan dat er reptielen en amfibieën in het betrokken gebied voorkomen, maar geeft onvoldoende aan in hoeverre de infrastructuur, al dan niet in combinatie met andere aanwezige of geplande infrastructuren, een negatieve invloed kan hebben op deze soorten. De conclusie is volgens de bezwaarindieners niet onderbouwd. Er is onvoldoende kennis van de aanwezigheid van de beschermde soorten in het betrokken gebied. Er worden milderende maatregelen voorgesteld die bij nader inzien helemaal geen milderende maatregelen zijn. Men hecht onvoldoende waarde aan andere delen van het omleidingstraject waar ook beschermde soorten voorkomen. f. Het compensatiegebied. Een deel van het gebied Hoeverheide-Kraanberg werd opgenomen als compensatiegebied voor een vergunning voor een aanvraag (zandontginning en uitbating als stortplaats) in kader van het Remo-dossier. Dit gebied werd omwille van de potentiële en actuele waarde ingeschakeld als compensatiegebied. Nu men er een weg doorheen voorziet houdt men plotseling geen rekening meer met deze doelstelling. Ook in de inventarisatie van de waardevolle SBZ-gebieden die verloren dreigen te gaan worden deze gebieden niet opgenomen. g. Het bosgebied en de reservaten. Het gebied Hoeverheide-Kraanberg is een 60 ha groot gebied dat gekenmerkt wordt door het voorkomen van onder andere stuifduinen. Het gebied wordt uitgebaat als bosgebied met diverse soorten bomen. Opvallend is dat over de waarde en de kwaliteit van dit bosgebied niets te lezen staat in het plan-MER. Ook over de reservaten (Vlaamse en erkende) lezen ze niets in het plan-MER. h. De ecologische waarde. Het plan-MER gaat niet in op de instandhoudingsdoelstellingen die voor de SBZ-gebieden dienden opgesteld te worden door de bevoegde overheid. Ook worden de natuurbeheerplannen van de erkende natuurreservaten niet aangehaald of onderzocht om na te gaan of deze doelstellingen nog kunnen behaald worden na realisatie van het omleidingstraject. Nochtans lezen ze in de toelichtingsnota (pag. 36) dat het omleidingstracé zal aanleiding geven tot een verlies van 37 ha waardevolle biotopen. Dit wordt evenzo bevestigd in het plan-MER. Doordat men zich bij de opmaak van het plan-MER uitsluitend heeft toegespitst op de SBZ-gebieden en niet op de VEN-gebieden en de verbindingsgebieden, heeft men de waarde van deze gebieden niet in de kijker geplaatst. De opstellers van het plan-MER geven dus op onvoldoende wijze de kwaliteit en de ecologische waarde van deze gebieden weer.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
30/56
Dossier 370
i. Landduinen. Ze merken op dat het omleidingstraject een zeer belangrijk landduinengebied doorsnijdt (Helchterenbos-Kraanberg). Het direct verlies betreft hier niet minder dan 7,5 ha. Deze landduinen zijn momenteel (nog) overwegend bebost, maar in kader van een mitigatiepakket in een ander dossier (Remo-ontginning) met impact op SBZ-gebied, werden enkele duinen ontbost en gedund. Dit diende te kaderen in de compensatie voor het verlies aan SBZ-gebieden op de Remo-site. Alleszins dienen deze gebieden dezelfde bescherming te genieten dan aangemelde SBZ-gebieden. De passende beoordeling stelt dat een negatieve impact op de populatie van deze soorten niet verwacht wordt gezien boven en naast de voorziene tunnelsegmenten nieuw habitat (7,5 ha) gecreëerd zal worden. j. Een eerste belangrijke onduidelijkheid is het knooppunt Houthalen Noord. Los van de eventuele bijkomende doortocht van de Spartacuslijn moeten hier een aantal belangrijke infrastructuren gerealiseerd worden. Wel voorziet het ontwerp RUP hier een zeer breed ‘gebied voor wegeninfrastructuur’ (tussen de 100 en 200 m breed) maar is er geen nadere invulling opgenomen in het ontwerp. Dit is nochtans van groot belang, ondermeer om te kunnen nagaan of het ecoduct wel effectief kan zijn is het van groot belang of dit ecoduct ook overheen al de andere infrastructuren (o.a. plaatselijke weg, fietspad, Spartacuslijn) heen wordt gerealiseerd. Ook het traject en de aansluiting van de toevoerweg naar de Remo-site is van belang om te weten welke afstand er zal behouden blijven tussen de Kiewitwijk en de weg. k. Het ‘gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur’ is alleen ter hoogte van de gebieden Helchterenbos-Kraanberg aangegeven. Maar hier ontbreekt dan weer een aanduiding van de zone waar de tunnel in ‘open traject’ wordt voorzien. Fundamenteel echter ontbreekt de aanduiding ter hoogte van het gehucht ‘Lillo’. Daar zou de weg (volgens de toelichtingsnota) voorzien worden op een viaduct. Door dit aspect niet op plan aan te geven is het onduidelijk waar het viaduct zal gerealiseerd worden. Dit is van groot belang om een inschatting te kunnen maken inzake de gevolgen voor de omgeving. Het gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur’ is ook niet aangeduid ter hoogte van de Standaardwijk-Stationstraat. Nu wordt de bevolking telkens met een deelaspect geconfronteerd zodat men geen volledig overzicht krijgt van de voorziene infrastructuren. Dit komt de duidelijkheid van het ontwerp RUP voor de bevolking niet ten goede. l. Het knooppunt Houthalen-Zuid is zeer belangrijk omdat hier een selectie van het verkeer dient te gebeuren. Voor de afwikkeling van al dit verkeer zijn bijkomende infrastructuren nodig, ook buiten het gebied dat als in te nemen zone is aangegeven op het ontwerp RUP. l. De aansluiting op de E 314. Het knooppunt Houthalen-Zuid op de Grote Baan zal worden ‘opengetrokken’ naar twee deelcomplexen. Een gevolg van deze ‘opentrekking’ zal zijn, en dit blijkt niet uit het plan maar wel summier uit de toelichtingsnota, dat het verkeer op de Grote Baan ofwel via de omleidingsweg en de Meerstraat, ofwel via een nieuwe rotonde en de Houthalense weg zich naar de bestemming Houthalen of Hasselt zal moeten bewegen. Om zich een goed beeld te geven van deze nieuwe infrastructuur dienen de betrokkenen te weten hoe de nieuwe verkeersafwikkeling zal verlopen. Dit is met het ontwerp RUP duidelijk niet het geval.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
31/56
Dossier 370
m. Verkeerstechnische aspecten. Hoewel strikt genomen de verkeerstechnische aspecten, met uitzondering van de infrastructuren die direct gelinkt zijn met het ontwerp RUP, niet moeten behandeld worden in het RUP is het van groot belang dat ook hier de nodige aandacht aan geschonken wordt. (1) De toevoer naar Remo. De aansluiting van de toevoerweg op de bestaande Grote Baan ter hoogte van de KMO-zone zal verdwijnen en er zal elders een aantakking op de bestaande Grote Baan worden gerealiseerd om aansluiting te geven op de Koerselse Dijk (verbindingsweg naar de Remo-site). Om echter de omleidingsweg te kruisen zal ofwel een brug moeten gebouwd worden ofwel zal gebruik moeten gemaakt worden van de tunnel die in het gebied Hoeverheide wordt voorzien. Beide mogelijkheden hebben zeer grote negatieve effecten voor de omgeving. (2).Het verkeer tussen de omleidingsweg en Houthalen. Om al dit verkeer te kunnen afwikkelen zullen dus ongetwijfeld de lokale wegen fundamenteel moeten aangepast worden. Ook in het mobiliteitsplan van de gemeente Houthalen-Helchteren wordt met deze toekomstige situatie geen rekening gehouden. Zelfs het recentelijk goedgekeurde Ruimtelijk Structuurplan van de gemeente Houthalen-Helchteren houdt geen rekening met deze toekomstige situatie. (3). Het verkeer van het industriegebied Europark. Dit industriegebied is gelegen ten oosten van de Grote Baan en de dorpskern van Houthalen. Door de realisatie van de omleidingsweg ten westen van de gemeente zal het verkeer dus een langere afstand doorheen woongebied moeten afleggen om aan te sluiten op het nieuwe traject, ofwel zal dit verkeer nog steeds gebruik moeten maken van het traject Herebaan-Oost-Grote Baan, om dan via de Houthalense weg in Zonhoven aansluiting te vinden op de E 314 in richting Hasselt. (4). Het verkeer richting ‘de Schacht’ Heusden-Zolder. Voor het verkeer van en naar het industriegebied ‘De Schacht’ in Heusden-Zolder is in het Ruimtelijk Structuurplan van de provincie Limburg een ‘onderzoeksvenster’ vastgelegd. Dit houdt in dat onderzocht zal worden of er een nieuwe verbindingsweg moet worden gerealiseerd en hoe dan het traject eventueel moet verlopen. n. Onteigeningen. Ze stellen vast dat er geen onteigeningsplan is gevoegd bij het ontwerp RUP. Noch bij het deelplan omleidingstraject, noch bij het deelplan natuurinrichting. Juridisch gezien kan men natuurlijk de onteigeningsplannen indienen nadat de ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn goedgekeurd, maar dit systeem maakt het voor een aantal eigenaars onmogelijk om een inschatting te maken van de gronden die hen zullen onteigend worden. Vooral de overdruk voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur (art. 3) is in deze zeer onduidelijk. Ook inzake de realisatie van het natuurverbindingsgebied is het niet duidelijk wat er gaat gebeuren. Inzake verwervingen (pag. 7) wordt gesteld: ‘Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan wordt niet vergezeld van een onteigeningsplan, vermits de initiatiefnemers van het project over eigen onteigeningsbevoegdheden beschikken in functie van concrete projecten’. o. Aanduiding verbindingen voor langzaam verkeer (art. 1.4). Op enkele plaatsen op het plan is een verbinding voorzien. Echter ter hoogte van onder meer de Vijfeindestraat, de Loerstraat, de oude tramzate (ter hoogte van de Standaardwijk) wordt er geen trage verbinding aangeduid. Deze verbindingen zijn eveneens zeer belangrijk voor de omwonenden. p. Viaducten. Ter hoogte van het gehucht Lillo en de Standaardwijk wordt de omleidingsweg op viaduct voorzien. Ter hoogte van de Standaardwijk wordt eveneens nog een tunnelvariant onderzocht. Deze twee opties zijn niet zijn weergegeven op het plan. q. Tunnelsegmenten. Voor de tunnelsegmenten die ter hoogte van het gebied HoeverheideKraanberg voorzien zijn bepaalt art. 2.2: ‘De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de inpassing van de wegeninfrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht’. Deze zone wordt eveneens niet ingebracht in de oppervlakte die verloren gaat door de aanleg van de omleidingsweg. Ze merken op dat een gebied waar een tunnel wordt aangelegd, ongeacht hoe men nadien deze tunnel inkleedt, behoort tot de weginfrastructuur en als zodanig dient opgenomen als onderdeel van de weginfrastructuur. r. Juridische toestand. Bij de weergave van de bestaande juridische toestand in de toelichtingsnota worden wel de VEN-gebieden aangemeld. Deze gebieden zijn echter gelegen op ruim 3 km afstand van het omleidingstraject. Anderzijds worden de Vlaamse en/of erkende natuurreservaten die gelegen zijn op het traject of in de omgeving ervan niet aangemeld.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
32/56
Dossier 370
s. Artikel 1. Het gebied voor wegeninfrastructuur zal over de gehele breedte (en lengte) kunnen gebruikt worden, maar de effectieve breedte van de wegzate en de exacte ligging binnen de zone zijn niet duidelijk. Dit kan echter van zeer groot belang zijn voor de omwonenden, al is het maar om te weten hoe ver hun woning en eigendom af ligt van de wegzate. t. Artikel 2. Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Op de plaatsen waar deze overdruk is aangebracht is de grondkleur ‘grijs’ dus wegeninfrastructuur. Nochtans bepaalt art. 2.2. ‘De in grondkleur uitgevoerde bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van wegeninfrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.’ Men moet art. 2.2. aanpassen zodat het duidelijk is dat als grondkleur hier beschouwd wordt als art. 1 gebied voor wegeninfrastructuur. Artikel 2 wordt ter hoogte van het gebied Hoeverheide-Kraanberg wel op het RUP aangegeven, maar niet op andere plaatsen zoals ter hoogte van het gehucht Lillo, de wijk Standaard, het knooppunt N715/4314, omleidingsweg Zonhoven. In de toelichtingsnota staat wel genoteerd dat ter hoogte van het gehucht Lillo de omleidingsweg op een viaduct wordt gelegd, maar de toelichtingsnota is niet bindend. Hetzelfde probleem stelt zich ter hoogte van de wijk de Standaard. Ook hier is het niet duidelijk waar juist de viaduct wordt gerealiseerd, noch de lengte van de viaduct. Enigszins anders is het complex dat op de E314 dient gerealiseerd. Hier is het tevens belangrijk dat de hinder van de infrastructuur kan worden ingeschat op de aangrenzende natuur. Samenvattend kan dus gesteld worden dat deze opdruk (art.2) niet is aangegeven op bepaalde plaatsen waardoor de rechtszekerheid, die men van zulk plan mag verwachten, volledig ontbreekt. u. Artikel 3. Deze overdruk ‘landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur’ is op het verordend plan aangeduid buiten de zone voor wegeninfrastructuur (artikel 3). Artikel 3 heft de gebieden, aangeduid als VEN, niet op. Ook blijft er het juridisch probleem bestaan dat de opdruk van art. 3 niet combineerbaar is met de grondkleur noch met de bijkomende afgebakende perimeters. Niet alleen het omleidingstraject zelf, maar ook de zones die opgenomen zijn in art. 3, situeren zich vaak in of op de rand van onder meer Habitatgebied, VEN-gebied, erkend natuurreservaat, Vlaams natuurreservaat. Als de bestemming van de grondkleur blijft dan geldt eveneens de geëigende regelgeving en mag er geen verstoring plaatsvinden die niet eigen zijn aan het beheer van het gebied. Als de bestemming, zij het dan ook maar tijdelijk, ondergeschikt wordt aan het gebruik als werfzone, dan moet dit duidelijk blijken uit grondbalans en uit het plan-MER. v. Bij artikel 4 merken ze op dat enkele belangrijke verbindingen niet opgenomen zijn in het ontwerp nl. de Vijfeindestraat ter hoogte van Lillo en de fietsverbinding via de oude tramzate ter hoogte van de Standaard. Het is niet duidelijk of deze verbindingen behouden blijven. w. Artikel 5.2 bepaalt dat ter hoogte van de kruising met de weginfrastructuur zoals bepaald in art. 1 een ecoduct wordt aangelegd. De kruising van het (nieuwe) natuurgebied met de nieuwe weg is 1800 m lang. Op het plan is niet juist aangeduid waar het ecoduct voorzien wordt. Dit is echter van zeer groot belang omdat onder meer ook de Spartacuslijn zal moeten uitgerust worden met een ecoduct (een lange of twee korte). Het is ook niet duidelijk of de nieuwe verbinding tussen het knooppunt Noord en Hechtel, overbrugd zal worden door het ecoduct. x. Artikel 5.3 bepaalt onder meer dat heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen, spoorwegen en nutsleidingen onder bepaalde voorwaarden moet mogelijk zijn. Het is algemeen bekend dat dit soort werken zeer nadelig kunnen zijn voor het natuurgebied en voor de aanwezige dier- en plantensoorten.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
33/56
Dossier 370
y. Artikel 6. Dit artikel wordt toegepast op een onderdeel van het gebied dat als natuurverbindingsgebied is ontwikkeld om de schade aan de natuur door de omleidingsweg te compenseren. Het betreft hier het gebied waar de militaire kazerne is gelegen. Het artikel wordt planologisch uitgevoerd als overdruk en heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Ze vestigen de aandacht op de verordenende stedenbouwkundige bepalingen waarin de militaire domeinen zijn opgenomen zonder kleur. Er is dus geen bestemmingscategorie vastgelegd. Daarenboven bepaalt art. 2a van het natuurdecreet onder meer dat binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) de gebiedscategorieën GEN en GENO kunnen aangeduid worden. Om dus een gebied als GENO aan te duiden moet het voorafgaandelijk of gelijktijdig worden aangeduid als VEN-gebied. Dit is voor het betrokken gebied echter niet gebeurd en er wordt in art. 6 ook niet verwezen naar een VEN-afbakening. Trouwens, om als VEN-gebied te worden afgebakend moet het gebied ‘een samenhangend en georganiseerd geheel van gebieden van open ruimte zijn’ (art. 17 natuurdecreet). De GEN en GENO omvatten gebieden met een duidelijke samenhang en een voldoende aaneengesloten oppervlakte. Dus we moeten vaststellen dat men hier de opdruk GENO toepast zonder dat het betrokken gebied is ingekleurd als natuurgebied en/of het gebied werd aangemeld als VEN-gebied. Op het ontwerp RUP wordt het gebied wel ingekleurd als natuurgebied, maar volgens art. 6.2 van de verordende voorschriften mogen de bestaande militaire activiteiten doorgaan totdat de natuurfunctie met inbegrip van ecologisch beheerd bos gerealiseerd is. z. Artikel 7. Werfzone (overdruk). ‘Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorieën van de grondkleur.’ Deze overdruk wordt toegepast op de bestaande KMO-zone in Houthalen-Noord. Dit houdt in dat dit gebied, met uitzondering van de zone voor weginfrastructuur, pas na afloop van alle werkzaamheden kan geschikt gemaakt worden als natuurgebied. De vraag stelt zich dan ook of dit gebied wel voldoende potenties bezit om het geschikt te maken als natuurgebied. aa. De milderende maatregelen. Ze verwijzen naar de toelichtingsnota: ‘Ten eerste is het tracé van de omleiding zodanig gekozen dat een minimale aansnijding van SBZ-gebieden plaatsvindt. Daar waar dit niet kan worden vermeden is ervoor gezorgd dat Europese Habitats en leefgebieden van soorten zoveel mogelijk worden gevrijwaard. Zo wordt de basisvariant van het omleidingstracé gekenmerkt door een bocht doorheen de KMO-zone. Op die manier worden de aanpalende habitats en leefgebieden van het militair domein Leopoldsburg in hoge mate gevrijwaard en wordt een grotere afstand gecreëerd tussen het verkeer en de kwetsbare habitats. Ter hoogte van het gebied Kraanberg-Hoeverheide dwarst het omleidingstraject een naaldhoutcomplex dat potentieel kan evolueren naar zuur eikenbos. In het ontwerp is hiermee rekening gehouden door het traject hier te ondertunnelen, hetgeen verstoring, blijvend ruimteverlies en barrièrewerking sterk beperkt.’ Hieruit blijkt onder meer dat een verkeersweg wel degelijk een negatieve invloed heeft op habitats en leefgebieden, waarom zou men anders een grote afstand nastreven tussen de omleidingsweg en de kwetsbare habitats ‘Achter de Witte Bergen’. Ze merken tevens op dat op het tunneldak geen bos mag ontwikkeld worden. Op vlak van verstoring worden in het plan-MER enkele maatregelen voorzien, waaronder de plaatsing van geluidschermen of -bermen ter hoogte van het militair Domein Leopoldsburg vooral ter hoogte van de Witte Bergen. bb. Verbindingen. Ze verwijzen naar de maatregelen die voorgesteld worden in het plan-MER op vlak van de ecologisch belangrijke verbindingen. Inzake de brug over de Mangelbeekvallei merken ze op dat dit inderdaad de faunapassage zal vergemakkelijken maar anderzijds de hinder (o.a. visuele hinder, licht, lawaai) verder in de omgeving verspreiden. Inzake de voorgestelde verbetering van het hydrografisch netwerk ter hoogte van Lillo stellen ze dit de verspreiding van de aquatische fauna verhoogt (waaronder bijlage II en bijlage IV soorten van de habitatrichtlijn, langsheen de Mangelbeekvallei). Een andere maatregel die het plan-MER voorziet is het afsluiten van beheerovereenkomsten, in de omgeving van het natuurreservaat Kolveren (Zonhoven). Dit kan absoluut niet aanvaard worden als milderende maatregel. Het plan-MER is zelfs niet duidelijk of deze maatregel in of buiten het reservaat zal worden ingezet, tevens worden geen noodzakelijke oppervlakten naar voren geschoven.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
34/56
Dossier 370
cc. Historisch passief. Door afspoeling van nutriënten in de richting van het vennencomplex achter de Witte Bergen is sprake van een historische verslechtering van dit gebied. Natuurontwikkeling op het aanpalend landbouwgebied wordt hiermee beschouwd als de aanzuivering van historisch passief. Dit houdt in dat deze maatregelen (in dit gebied) reeds hadden moeten genomen en dat ze niet mogen gerekend worden tot de milderende maatregelen in voorliggend dossier. dd. De ecologische verbinding. De passende beoordeling besluit tot ‘niet significantie van effecten van het plan’, mits een reeks milderende maatregelen. Om te kunnen komen tot ‘niet-significantie’ stelt het plan-MER dat een robuuste verbinding die beide militaire domeinen verbindt en die de robuustheid van het Natura 2000-netwerk versterkt, moet worden gecreëerd. De ecologische verbinding tussen het Militair Domein Kamp van Beverlo en het Militair Schietterrein MeeuwenHelchteren vormt een essentieel onderdeel van het natuurontwikkelingsprogramma dat gepaard gaat met het omleidingstracé voor de Noord-Zuid. De ecologische verbinding werd in het plan-MER noodzakelijk geacht om negatieve effecten ten opzichte van het Natura-2000 netwerk te kunnen voorkomen en is als zodanig opgenomen in het kader van de passende beoordeling. De te realiseren ecologische verbinding neemt een zo beperkt mogelijke ruimte in van gebieden met een huidige ecologische waarde (agrarisch gebied)’. Ze merken op dat dit niet als milderende maatregelen kan beschouwd worden en verwijzen naar de richtlijnen van de Europese Commissie en het onderscheid tussen milderende (verzachtende) maatregelen en compenserende maatregelen. ‘Verzachtende maatregelen zijn maatregelen die erop gericht zijn de negatieve gevolgen van een plan of project hetzij tijdens de uitvoering daarvan, hetzij achteraf, te beperken of zelfs te neutraliseren. Verzachtende maatregelen vormen een integrerend onderdeel van het lastenboek van een plan of project. Ze kunnen door de indiener van het plan worden voorgesteld en/of door de bevoegde (nationale) instanties worden voorgeschreven. Verzachtende maatregelen dienen te worden onderscheiden van compenserende maatregelen sensu stricto.’ Een natuurontwikkelingsprogramma dat tot doel heeft om een ecologische verbinding te realiseren over een afstand van 3 à 3,5 km in een gebied dat in het geheel niet wordt aangesneden door het omleidingstraject waarvoor het plan wordt opgesteld, kan in redelijkheid niet worden beschouwd als een ‘integrerend onderdeel van het plan’, maar is overduidelijk een compensatie voor het significante schadelijk effect (verminderde netwerkrelatie) dat een ander gebied ten gevolge van het plan ondergaat. De aangeduide ecologische verbinding kan dus helemaal niet als een natuurverbinding worden beschouwd. Het ecoduct dat ten noorden van de KMO-zone wordt voorzien zal geen of slechts een beperkt effect hebben op de natuurwaarden. ee. Ook de natuurverbinding is niet optimaal te noemen, zelfs nog afgezien van het gebrek aan ecologische kwaliteit. Zo is de natuurverbinding op sommige plaatsen, zoals ter hoogte van de Eikelbosstraat, slechts beperkt tot een smalle zone, die dan nog aansluiting moet geven op de militaire kazerne. Ter hoogte van de Kazernelaan zou eveneens een ecoduct moeten gerealiseerd worden, maar zou het gebruik als kazerne kunnen behouden blijven. Hoe kan men redelijke inrichtingsmaatregelen nemen indien het gebruik als kazerne mag worden behouden (artikel 6). Tenslotte is het niet duidelijk welke overheid zal onteigenen of aankopen. Ook hier moeten we vaststellen dat door het ontbreken van een onteigeningsplan in de lopende procedure er voor de eigenaars en belanghebbenden zeer veel onduidelijkheid blijft. De overheid is zeker niet verplicht om deze gronden te onteigenen, maar wie garandeert dan dat deze gronden op een volwaardige wijze beheerd worden. Anderzijds kunnen de eigenaars niet verplicht worden om mee te doen aan een beheerplan voor het betrokken compensatiegebied.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
35/56
Dossier 370
ff. Milderende maatregelen. Ze verwijzen naar de voorgestelde milderende maatregelen voor het omleidingstracé en stellen bij een aantal van deze milderende maatregelen het resultaat in vraag. Overhoeken zijn meestal kleine oppervlakten die onder directe invloed van de weg blijven liggen. Vaak zijn dit ook nog verstoorde gebieden en worden daarenboven ook nog gebruikt voor milieutechnische ingrepen. De natuurbouw op het restant van de KMO-zone kan pas uitgevoerd worden nadat het omleidingstracé is aangelegd en eventueel gesaneerd is. Daarenboven zal de hele restant onder invloed van het verkeer blijven en zal de eventuele herinrichting als natuurgebied van nul af moeten beginnen. Inzake de Vallei van de Mangelbeek-Winterbeek merken ze op dat het gaat over landschappelijke inpassing, dus over boompjes planten zodat er een houtkant kan ontwikkeld worden. Ook deze landschappelijke zone is zeer sterk onderhevig aan directe negatieve invloed van de weg. De dwarsing van de Mangelbeek op viaduct is geen milderende maatregel voor natuur: de hinder blijft en kan zelfs nog versterkt en verder verspreid worden. Wat betreft de voorgestelde verbetering van het hydrografisch netwerk ter hoogte van Lillo is het is volstrekt onduidelijk welke maatregelen men hier zal voorstellen. De ombouw van de N715 (t.h.v. de Mangelbeek) tot een brug heeft als voordeel dat de faunapassage mogelijks beter kan verlopen, maar heeft als nadeel dat de verkeershinder verder in de omgeving verspreid wordt en dat de bodem zwaar kan verstoord worden door het bouwen van de pijlers. De maatregel om in de Laambeekvallei akkers om te zetten in graslanden, is niet ernstig te nemen. Men geeft niet aan hoeveel ha het streefcijfer moet zijn; men geeft niet aan waar dit dient te gebeuren. gg. Besluit. Zowel de passende beoordeling als het plan-MER doen uitschijnen dat de milderende maatregelen die zijn voorgesteld voldoende zullen zijn om de negatieve invloed van het omleidingstraject tot ‘niet significantie’ te beoordelen. Ze stellen dat er in het flankerend natuurontwikkelingsplan zeer veel onduidelijkheden zijn, terwijl het ontwikkelingsplan voorgesteld wordt als ideale situatie. Dit is dus niet juist. Om een definitieve beslissing voor het project te ondersteunen, is naast de MER-studie en veiligheidsstudie ook een MKBA nodig. Aan het MKBA wordt een groot gewicht toebedeeld inzake de afweging van de keuze tussen de verschillende trajecten. Het is dan ook van het grootste belang om op een correcte basis cijfers en getallen voor te stellen en de juiste elementen te vergelijken. Ze hebben de indruk dat dit in het voorliggend MKBA niet (of alleszins veel te weinig) is gebeurd. De keuze voor de omleidingsautostrade is niet gemaakt op basis van milieueffecten, maar op basis van een kosten-baten analyse. hh. Het plan-MER bevat een passende beoordeling. Aangezien het plan-MER definitief werd afgerond en door de MER-cel volledig werd bevonden, en de passende beoordeling er een onderdeel van uitmaakt gaan ze er van uit dat deze passende beoordeling zal gebruikt worden in kader van de totstandkomingsprocedure van het RUP, met name voor de opmaak van het projectMER in functie van de vergunningen. Om evidente redenen stelt het plan-MER dat de omleidingsweg betekenisvolle effecten zal hebben voor het leefmilieu indien er geen milderende maatregelen worden genomen. De voorgestelde milderende maatregelen zouden volgens het planMER echter tot gevolg hebben dat de effecten van de omleidingsweg voor het leefmilieu niet langer betekenisvol (significant) zouden zijn. De aanleg van de omleidingsweg is enkel in rechte verantwoord indien een en ander met voldoende wetenschappelijke zekerheid kan worden aangetoond. De milderende maatregelen worden opgesomd in hoofdstuk 16 van het plan-MER. De milderende maatregelen worden opgesomd, maar dat er geen normen of waarden worden vastgelegd. Daarvoor wordt in het plan-MER doorverwezen naar het project-MER. ii. Milderende maatregelen: de technische maatregelen. In het plan-MER is niet één verwijzing terug te vinden naar wetenschappelijke bronnen, die de efficiëntie van de voorgestelde milderende maatregelen aantonen. Het vermeende effect van deze maatregelen wordt eenvoudigweg geponeerd. Voor een project waarvan de mogelijke uitvoering juridisch staat of valt met de vraag of deze milderende maatregelen toereikend zullen zijn om de milieueffecten van de aanleg van een omleidingsweg te neutraliseren, mag dit op zijn minst verwondering wekken. De belangrijkste technische maatregelen die in het plan-MER worden voorgesteld zijn: de aanleg van viaducten, de aanleg van een viaduct (boven de Mangelbeek), de constructie van geluidschermen, de aanleg van een geluiddempend wegdek, het aanbrengen van aangepaste verlichting, het afsluiten van beheerovereenkomsten. Deze maatregelen kunnen bepaalde hinder milderen, maar er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat deze maatregelen alle potentiële negatieve effecten (op vogels, amfibieën, vleermuizen) zouden kunnen teniet doen.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
36/56
Dossier 370
jj. Milderende maatregelen: de ruimtelijke maatregelen. Recente monitoring van het ecoduct Kikbeek over de E 314 in Maasmechelen, door studiebureel Aeolus, geeft aan dat sommige, vooral algemene diersoorten hier inderdaad gebruik van maken. Voor de meeste diersoorten (insecten, amfibieën, reptielen…) kon alleen worden vastgesteld dat sporadisch exemplaren ‘in de buurt van het ecoduct’ gesignaleerd worden. Het ecoduct dat ter hoogte van de Witte Bergen (in het noorden van Helchteren) wordt voorzien zou onderdeel moeten uitmaken van een verbinding die zich uitstrekt over een afstand van 2,5 km om de twee militaire domeinen te verbinden. Het ecoduct zal daarenboven als een brug over de infrastructuren moeten gerealiseerd worden en zal een respectabele lengte moeten hebben aangezien niet alleen de N715, maar tevens de verbindingsweg naar Hechtel, het nieuw aan te leggen fietspad en de voorziene Spartacuslijn moeten overbrugd worden. Ze twijfelen zeer sterk aan het functioneren van dit ecoduct, rekening houdend met onder meer de slechte ecologische kwaliteit ten oosten van de KMO-zone, meer speciaal de gebieden die in het ontwerp RUP in natuurgebied worden omgezet. Zelfs al wordt in deze gebieden spoedig een einde gesteld aan de landbouwuitbating en maatregelen genomen om de ecologische en landschappelijke kwaliteit te verbeteren dan zal het nog een hele tijd duren voordat deze gebieden effectief gebruikt worden als migratiegebied. Het is duidelijk dat de realisatie van het voorziene ecoduct helemaal niet opweegt tegen de versnippering van ecologisch zeer belangrijke gebieden in de valleien van de Broekbeek, de Mangelbeek en de Echelbeek. kk. De inrichtingsmaatregelen. Een belangrijk bezwaar tegen het oordeel van ‘niet-significantie’ heeft te maken met de zogenaamde barrièrewerking. Zoals bekend loopt het omleidingstraject door, net langs en tussen verschillende habitat- en vogelrichtlijngebieden. Naast de directe impact van de weg op het gebied zelf heeft de weg ook een impact op de connectiviteit tussen de gebieden en tussen de verschillende onderdelen van een gebied. Het plan-MER erkent dit ook uitdrukkelijk. Dit betekent dat een passende beoordeling in dergelijke situaties niet beperkt kan worden tot een beoordeling van de directe verliezen en de directe verstoring van leefgebieden of habitats in SBZ-gebieden. Anderzijds betekent dit evenzeer dat, indien effecten op netwerkniveau worden aangetoond, milderende maatregelen moeten worden gedimensioneerd om de effecten op populatieniveau te milderen. ll. De ecologische verbindingen. Het plan-MER onderscheidt de mogelijke impact op een aantal ecologische verbindingen. Voor deze ecologische verbindingen voorziet het plan-MER dus in een reeks milderende maatregelen. Het plan-MER beoordeelt de effecten van het omleidingstraject zonder bijkomende maatregelen tegen de achtergrond van onder meer, de suboptimale samenhang binnen het Natura-2000-netwerk, als ‘significant negatief’. Om toch te kunnen komen tot ‘niet-significantie’ stelt het plan-MER dat een ‘robuuste verbinding’ die beide militaire domeinen verbindt en die de robuustheid van het ‘Natura-2000’-netwerk versterkt, moet worden gecreëerd. Dit is precies het natuurontwikkelingsprogramma waarvan de passende beoordeling stelt dat het de significant negatieve maatregelen zal voorkomen, om zo tot effecten van het plan als ‘nietsignificant’ te komen. mm. Compenserende maatregelen. Dit natuurontwikkelingsplan dat door het plan-MER en de passende beoordeling wordt voorgesteld als een ‘milderende maatregel’ voor het significant effect op de netwerkrelaties tussen de verschillende Natura 2000-gebieden is in werkelijkheid een ‘compenserende maatregel’. Een natuurontwikkelingsprogramma dat tot doel heeft om een ecologische verbinding te realiseren over een afstand van ongeveer 2,5 km in een gebied dat in het geheel niet wordt doorsneden door het wegtraject waarvoor het plan wordt opgesteld, kan in redelijkheid niet worden beschouwd als een ‘integrerend onderdeel van het plan’, maar is overduidelijk een compensatie voor het significante schadelijk effect dat een ander gebied ten gevolge van het plan ondergaat. Compenserende maatregelen mogen slechts een rol spelen in het kader van de toepassing van art. 6§4 van de Habitatrichtlijn. Compenserende maatregelen zijn bijgevolg niet relevant om in de passende beoordeling tot het besluit te komen dat er geen sprake is van significante effecten op de natuurlijke kenmerken van een gebied.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
37/56
Dossier 370
nn. Schending van de regelgeving: het Natuurdecreet. Ze verwijzen naar artikel 26 bis §1 van het Natuurdecreet en de opmaak van een passende beoordeling, gebaseerd op het plan-MER. Ze stellen vast dat de voorliggende passende beoordeling niet ingaat op de invloed van het voorliggend plan op de als VEN afgebakende gebieden terwijl het omleidingstraject doorkruist of raakt aan een aantal VEN-gebieden. Over een totale afstand van ongeveerd 3,5 km loopt het traject door de verschillende VEN-gebieden. De opmaak van het RUP zal gedeeltelijk een einde maken aan deze afbakening (nl. voor de zone die wordt aangeduid als gebied voor wegeninfrastructuur). Dit heeft tot gevolg dat hierdoor automatisch de aanwijzing als VEN zal komt te vervallen (art. 17 van het decreet). Dit RUP zal evenwel de aanduiding als VEN niet teniet doen voor de delen van het betrokken gebied en die op het ontwerp RUP zijn aangeduid als artikel 3 Voor de overdruk voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur kan niet alleen landschappelijke en functionele inpassing, maar deze zones mogen tevens gebruikt worden als tijdelijke werfzones. Ondanks het feit dat de bestaande afbakening als VEN-gebied hier niet opgeheven wordt, kan niet ontkend worden dat het gebruik als werfzone voor onherstelbare schade zal aanleiding geven. Dit RUP zal eveneens de aanduiding als VEN niet teniet doen voor de delen van de gebieden die buiten de bestemmingszone gelegen zijn. Ook daar zal er schade zijn. Men kan bezwaarlijk aannemen dat de aanleg van wegenis doorheen 3,5 km VEN-gebieden, waarvan sommige delen zeer kwetsbaar zijn, geen enkele schade zal veroorzaken buiten de wegzate waarop de weg zal worden gerealiseerd. Deze delen zullen wel degelijk een invloed ondervinden, al is die mogelijk, althans volgens de plan-MER, niet significant in de zin van de Habitatlijn. oo. Schending van de regelgeving: het soortenbesluit. Het besluit Vlaamse Regering inzake de soortenbescherming en het soortenbeheer van 13 mei 2009 is genomen in het kader van het Natuurdecreet en geeft vanaf 1 september 2009 uitvoering aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Artikel 14 van dit besluit stelt dat het verboden is om de nesten van beschermde vogelsoorten of de voortplantingsplaatsen of de rustplaatsen van andere beschermde diersoorten dan vogels opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen. Ten aanzien van de diersoorten waarbij categorie 3 is aangekruist in bijlage I is evenwel ook het onopzettelijk vernielen of beschadigen van de voortplantingsplaatsen of de rustplaatsen verboden. Hoewel in het planMER, noch in de passende beoordeling, duidelijk wordt aangegeven welke soorten uit de categorie 3 van bijlage 1 van het besluit aanwezig zijn en dus rechtstreeks bedreigd zijn (door onder andere verstoring of wijziging van het habitat) zijn er toch indicaties in het plan-MER waaruit blijkt dat een aantal van deze diersoorten voorkomen in de gevarenzone. De bevoegde overheid dient bij eventuele twijfel over het voorkomen van beschermde soorten zelf een onderzoek uit te voeren. Het gebrek aan informatie kan hier niet worden ingeroepen. Het is duidelijk dat zowel het planMER als de passende beoordeling onvoldoende informatie met betrekking tot de beschermde soorten heeft opgenomen. Ook het doorschuiven van het onderzoek naar het project-MER is niet toegelaten. Daarenboven zijn de maatregelen die voorgesteld worden in het plan-MER niet als ernstig te beschouwen. Voor de amfibieën (kikkers, padden, salamanders) heeft het plan-MER een leefbaarheidskaart opgesteld. Hierin worden de amfibieën opgedeeld in twee soorten: de heidegroep en de valleigroep. Op basis hiervan wordt de oppervlakte berekend van de inname door het wegtraject van elk van die gebieden om het effect van het omleidingstraject op die leefgebieden te duiden. Op die wijze komt het plan-MER tot het verlies aan leefgebied beperkt is tot 3,2 ha, wat niet significant zou zijn. Dit is wetenschappelijk niet aanvaardbaar. pp. Schending van de regelgeving: afbakening SBZ-gebieden. Het traject van de omleidingsweg loopt doorheen of raakt enkele aangemelde SBZ-gebieden. De aanwijzing als Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied heeft belangrijke gevolgen voor de goedkeuring van plannen en projecten binnen die gebieden of in de omgeving ervan. Door de Europese Commissie werd daarenboven een toelichting opgesteld voor de toepassing van artikel 6 (Habitatrichtlijn). Deze toelichting wordt als een zeer gezaghebbende bron gebruikt door, onder meer, de Raad van State. De regeling van art. 6 is niet enkel van toepassing op plannen of projecten binnen een SBZ. De voorzorgsmaatregelen van art. 6 dienen eveneens te worden toegepast ten aanzien van de ecologische druk die wordt veroorzaakt door projecten die buiten SBZ worden uitgevoerd voor zover deze significante effecten kunnen hebben binnen een SBZ.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
38/56
Dossier 370
Er geldt dus een principieel verbod om een plan of project goed te keuren dat een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een SBZ kan veroorzaken, wat het geval is indien de passende beoordeling de mogelijkheid van significante effecten niet uitsluit. qq. Schending van de regelgeving: goedgekeurde beheerplannen van bossen en private natuurreservaten. Voor zowel het Vlaams natuurreservaat als voor de erkende natuurreservaten zijn er natuurbeheerplannen opgesteld. Door de aanleg van de omleidingsweg zullen delen van de reservaten ingenomen worden of zodanig hinder ondervinden van de aanleg van de weg en het gebruik van de weg dat de realisatie van de doelstellingen van het beheerplan onmogelijk wordt en de kwaliteit van deze gebieden ondermaats zal blijven. Zelfs in een plan-MER moet voldoende aandacht geschonken worden aan de negatieve invloed die ongetwijfeld uitgeoefend wordt op deze gebieden die afgebakend en erkend werden omwille van hun ecologisch belang en biologische waarde. rr. Schending van de regelgeving: VCRO. De VCRO (art. 2.2.6 §2) bepaalt dat gewestelijke RUP’s worden opgemaakt ter uitvoering van het RSV. Het omleidingstraject niet opgenomen in het RSV. Er kan dus voor het omleidingstraject geen RUP worden opgemaakt. ss. Onteigeningen. De overheid kan ook na het vaststellen van het RUP een onteigeningsplan opmaken, maar dan belet men wel dat betrokkenen, bij de behandeling van het ontwerp RUP in openbaar onderzoek, een duidelijk beeld heeft van zijn eigendommen die zullen onteigend worden. Specifiek voor dit dossier komt daar nog bij dat voor de gebieden, die zijn aangeduid met artikel 3 van de verordenende stedenbouwkundige voorschriften (overdruk voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur), de toestand nog onduidelijker is. Uit de bepalingen kan worden afgeleid dat gronden die gevat zijn door dit artikel, maar niet zullen gebruikt worden, ook niet zullen onteigend worden. Ofwel worden al de percelen die gevat zijn toch onteigend, maar waarom bestaat dan nog de mogelijkheid voor het aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning door de eigenaar/bezitter? Dit schept voor betrokkene grote onzekerheid. tt. Impact op woonwijken. Door de aanleg van het omleidingstraject worden twee belangrijke wijken belast: het gehucht Lillo en de Standaardwijk. Het gehucht Lillo. Door de aanleg van het omleidingstraject wordt het meest noordelijk deel van het gehucht doorsneden. Hiervoor moeten een achttal huizen onteigend worden. Daarenboven zal het omleidingstraject ter hoogte van Lillo over een afstand van ongeveer 400 meter op viaduct worden aangelegd. Dit heeft zware negatieve gevolgen voor het gehucht waar de gewenste ontwikkeling gericht is op het behoud van de compacte woonkern met een sterk landelijk karakter en waar de zichtrelaties met de natuurlijke omgevingen worden behouden en versterkt. De vraag stelt zich natuurlijk op welke wijze dit ‘landelijk karakter’ kan behouden blijven onder een viaduct van 400 meter lang en een 6 tot 10 meter hoogte. Inzake geluid merken ze op dat het omleidingstraject voor belangrijke geluidsoverlast zorgt. Inzake visuele hinder stellen ze vast dat de omwonenden geconfronteerd worden met een viaduct van een 400 meter lang en een 6 tot 10 meter hoogte. Dit geeft niet alleen nadelen voor het private karakter van de woningen, maar zal tevens door verlichting (wegverlichting en wagenverlichting) voor verstoring van de omwonenden leiden. Deze viaduct zal ook landschappelijk niet kunnen ingekleed worden. Het zal alleszins veel jaren duren voordat eventuele groenaanplanting voldoende afscherming van de viaduct zal bieden. Wel stelt het plan-MER dat het viaduct ‘visueel aanvaardbaar’ dient te zijn. Inzake fijn stof merken ze op dat het gebruik van het omleidingstraject de bijkomende verspreiding van fijn stof in de omgeving veroorzaakt. In het plan-MER ontbreken hier de noodzakelijke gegevens over. Het is belangrijk om op te merken dat één van de voordelen van de ondertunneling in de centra van Houthalen en Helchteren juist zou zijn dat veel hinder (zoals lawaai, lichthinder) niet verspreid wordt en dat andere verontreiniging zoals uitlaatgassen die (veel) fijn stof bevatten, kunnen gezuiverd worden.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
39/56
Dossier 370
Het omleidingstraject zal de Standaardwijk passeren op een viaduct van 6 tot 11 meter hoogte op een afstand van ongeveer 30 m. Inzake geluid stellen ze dat het omleidingstraject voor belangrijke geluidsoverlast zal zorgen. Deze geluidshinder is constant aanwezig, verstoort de nachtrust en kan leiden tot gezondheidsproblemen. Het plan-MER toont geluidsniveaus aan de Standaard die overdag boven de 70 d(B)A liggen. Dit is ver boven het door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen niveau van 60 d(B)A. Het plan-MER toont geluidsniveaus die aan de Standaard ’s nachts boven de 50 d(B)A liggen. Ook dit is ver boven de aanbevolen 40 d(B)A. Opmerkelijk is dat deze analyse in het plan-MER geen rekening houdt met het reliëf (omleidingstraject op viaduct), zodat de geluidsoverlast nog verder zal dragen dan in het plan-MER is aangegeven. Het plan-MER doet geen uitspraak over de bouwwijze van het viaduct om de geluidsoverlast te beperken, maar schuift deze problematiek door naar het project-MER. Ook inzake visuele hinder veroorzaakt het omleidingstraject een belangrijk aandachtspunt voor de omwonenden. Het ontwerp RUP geeft echter niet aan over welke lengte het viaduct hier wordt aangelegd. Het is tevens onvoldoende duidelijk op welke wijze voldoende grote groenschermen aangelegd kunnen worden om de visuele hinder van een brug van quasi 11 meter hoogte te vermijden of hoe deze viaduct op een landschappelijke wijze kan ingekleed worden. Inzake cumulatieve effecten door andere projecten. Er wordt in het plan-MER opvallend weinig rekening gehouden met de mogelijke cumulatieve effecten van twee projecten, namelijk de verbindingsweg tussen de N75 en het industriegebied De Schacht in Zolder en de Spartacuslijn Hasselt-Neerpelt. 9a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1c. 9b. Vlacoro verwijst naar de toelichtingsnota waarin de relatie met het RSV uitvoerig wordt toegelicht (deel 2.1). 9c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7b. 9d,e,f,g,h,i,o, p,q. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 4f en 5i. 9j,k,l,m. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2a, 2h en 2i. 9n. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7j. 9r. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper en verwijst naar haar standpunt 1c. 9s. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 9t. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2g en 7b. 9u. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper. 9v,w,x. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 9y,z. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5i. 9aa,bb. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 4f en 5i. 9cc. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7c. 9dd t.e.m. qq. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 4f en 5i en naar de eindconclusie onder B3. 9rr. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 9b. 9ss. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7j. 9vv. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2a, 2b, 2c, 2d en 2e.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
40/56
Dossier 370
10. VLM [B533] a. Er worden een aantal essentiële principes uit het RSV niet vermeld en/of er ontbreekt de afweging van deze principes aan de inhoud van het ontwerp RUP. Er wordt slechts één ruimtelijke principe uit het RSV aangehaald, namelijk infrastructuur als bindteken en als basis voor locatie van activiteiten. Het principe van het fysisch systeem als ruimtelijk structurerend vermogen ontbreekt volledig. Dit is nochtans een belangrijk sturend principe, zeker voor het buitengebied. Bij de verkeersmodellering is enkel rekening gehouden met het gemotoriseerd verkeer (auto en zwaar verkeer). Dit resulteert in aanzienlijke verkeersintensiteiten op de omleidingsweg, maar ook op het bestaande traject van de N74. Een duurzame benadering via een multimodale modellering ontbreekt. Nochtans heeft de Vlaamse overheid concrete plannen om een hoogwaardig openbaar vervoer verbinding te realiseren tussen Hasselt en Neerpelt (Spartacuslijn 3). Een geïntegreerde multimodale modelberekening kan het effect van een hoogwaardige openbaarvervoersverbinding op de verkeersintensiteiten bepalen. Vooral de shift van auto naar openbaar vervoer kan gevolgen hebben op de verhouding intensiteit versus capaciteit en bijgevolg ook op de kostprijs, de milieueffecten en op het uiteindelijke ontwerp van de weg. Ten slotte is er het principe van bundeling. Het ontbreken van een geïntegreerde aanpak van de infrastructuur voor de auto (N74) en het openbaar vervoer (Spartacuslijn 3) kan bovendien een negatief effect hebben op de ontwikkelingsperspectieven voor sneltram. Het RSV gaat uit van een bundeling van infrastructuur. Er wordt enkel vermeld dat de MER-studie voor het Spartacus-sneltramlijn zal worden opgemaakt via een integratiespoor. Er wordt niet verduidelijkt hoe dit integratiespoor concreet zal worden aangepakt. De VLM is bezorgd over een verdere versnippering van de open ruimte indien beide planningsprocessen niet geïntegreerd worden aangepakt met het oog op het vermijden van bijkomende versnippering van de openbare ruimte. b. Ontbreken ruimtelijk afwegingskader. Voor de onderbouwing van de keuze tot omleidingstracé wordt volledig verwezen naar het plan-MER. De conclusie op pag. 22 toont aan dat er vanuit milieuoogpunt geen voorkeur kon worden getrokken tussen het omleidingstracé en het doortochttracé. De logische volgende stap is een fundamentele ruimtelijke afweging van beide scenario’s in het RUP. Deze afweging ontbreekt. Er zal een aanzienlijke oppervlakte landbouwbestemming worden opgeheven (135 ha). Een uitvoerig landbouwgevoeligheidsanalyse en landbouweffectenrapport zijn wenselijk om een inschatting te maken welke landbouweconomische gevolgen dit RUP heeft voor de aanwezige landbouwbedrijven. Op pag. 11 worden de provinciale natuurverbindingen vermeld. Ook hier ontbreekt een ruimtelijk onderbouwing van het planvoorstel met de gewenste ruimtelijke structuur van deze natuurverbindingen. Een bijkomende aanvulling hoe dit planvoorstel anticipeert op deze natuurverbindingen is wenselijk. Tevens ontbreekt er een ruimtelijke toetsing t.o.v. Ruimtelijke Structuurplan Limburg en de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen van Houthalen-Helchteren en Zonhoven. c. Ontbrekende elementen. Op pag. 25 wordt een zeer summier overzicht gegeven van de bestaande feitelijke toestand. Voornamelijk de beschrijving van de fysieke verschijningsvorm van de natuurlijke structuur is onvoldoende gedetailleerd. Op pag. 27 wordt een tabel met relevante juridische elementen aangehaald. Voor de Vlaamse of erkende natuurreservaten ontbreekt het natuurreservaat ten noorden van de nieuwe verkeerswisselaar. Het betreft een natuurgebied Kolveren in beheer bij natuurvereniging Limburgs Landschap. Op pag. 40 wordt het ecologische flankerend beleid toegelicht. Het is echter onduidelijk hoe deze ecologische afbakening concreet is gebeurd en hoe dit luik ecologie zal worden gerealiseerd. Uit het RUP blijkt dat enkel de bestemming van de percelen worden gewijzigd naar natuurgebied. Er wordt niet aangetoond hoe deze natuurgebieden worden gerealiseerd. In de opsomming van relevante plan-MER's ontbreekt de vermelding van de project-MER voor de uitbreiding van de activiteiten van het gebied Remo-Helchteren. Deze project-MER is relevant omdat de ontsluiting van de site zal verlopen via de nieuwe omleidingsweg N74. Bijkomende uitleg betreffende de heraanleg van de bestaande Noord-Zuidverbinding ontbreekt (N715) hoewel dit relevant is bij de bestaande uitvoering van de omleidingsweg.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
41/56
Dossier 370
d. De VLM is verder bezorgd over een aantal aspecten met betrekking tot de leefbaarheid in de omgeving van de Stationsstraat en de wijk De Standaard. De geplande omleidingsweg tesamen met de cumulatieve milieueffecten van de Spartacuslijn zal van grote invloed zijn op de locale leefbaarheid van de omgeving. e. Daarnaast wijst de VLM op de inbreng van expertise op het vervolgtraject van de NoordZuidverbinding. De VLM beschikt immers over een instrumentarium om het ruimtegebruik rond de problematiek van de Noord- Zuid verbinding te optimaliseren. 10a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 9b. 10b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1c. 10c. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om deze bemerkingen verder te onderzoeken en de toelichtingsnota eventueel aan te vullen. 10d. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2a t.e.m. 2f. 10e. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper. 11. Defensie [B534, B535] a. Bezwaarindiener heeft bezwaar tegen het feit dat het militair domein (kwartier Helchteren) quasi volledig als natuurcompensatie wordt ingeschakeld. Defensie beschikt nog over andere domeinen die als natuurcompensatie kunnen worden ingeschakeld. b. Defensie wenst de beperkte industriezone (3 ha) aan de Kazernelaan vergroot te zien tot ongeveer 9 ha. c. Ook dient overwogen te worden om ter hoogte van de Eikelbosstraat een uitbreiding te voorzien van de woonzone. d. Er zijn er in het plangebied nog mogelijkheden voor zachte recreatie in natuurgebied. e. Tot slot merken ze op dat er in het gebied geen ondergrondse militaire kabels zijn. 11a. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 11b. Vlacoro merkt op dat dit niet het voorwerp uitmaakt van voorliggend ontwerp RUP. 11c. Vlacoro merkt op dat dit niet het voorwerp uitmaakt van voorliggend ontwerp RUP. 11d, e. Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper. 12. Aquafin [B536] Bezwaarindiener wenst een vlotte bereikbaarheid van haar site (gelegen Centrum-Zuid 2097) voor vracht- en personenvervoer; alsook een doorsteek onder de weg voor nutsleidingen. 12. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 13. NMBS [B537] Ze stellen dat rekening moet worden gehouden met de bestaande spoorlijn 15 met dubbel geëlektrificeerd spoor en met het behoud van de buitendienstgestelde spoorlijn 18 over het volledige tracé (dubbel geëlektrificeerd spoor). Ze stellen dat contact moet worden genomen voor de inname of aankoop van spoorweggronden (onteigening is van rechtswege onmogelijk). 13. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
42/56
Dossier 370
14. Elia [B538] Bezwaarindiener exploiteert twee bovengrondse hoogspanningsleidingen in de omgeving van het plangebied. Ze zijn tevreden over artikel 8 maar stellen vast dat de betrokken leidingen niet zijn weergegeven op het grafisch plan. Bezwaarindiener vraagt om alle hoogspanningslijnen in overdruk op alle plannen aan te brengen (conform art. 8 stedenbouwkundige voorschriften). Ze wijzen tevens op alle na te leven wettelijke en andere veiligheidsvoorzieningen, richtlijnen en afstandsregels. 14. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 15. SERR Limburg [B539] a. Herlokalisatie KMO-zone Helchteren. De omleidingsweg leidt tot een verlies aan KMO-zone in de gemeente Helchteren (28 ha). De sluiting van de kazerne in Helchteren geeft kansen en mogelijkheden tot herlokalisatie van enkele bedrijven. Ze dienen dan ook bezwaar in tegen de inkleuring als natuurgebied van het bebouwde gedeelte van het militaire domein van Helchteren langs de Kazernelaan ter hoogte van de watertoren. Het betreft hier onder meer de percelen 584, 575, 576A, 576B, 573A, 57A, 564A. b. Ontsluiting Europark. Ze stellen vast dat het RUP langs de oostelijke zijde van de natuurverbinding een gedeelte van de weg Het Smolder en de percelen tegenover de eerste bebouwing inkleurt als natuurgebied, waardoor een mogelijk gebruik van deze zone als ontsluiting voor Europark gehypothekeerd wordt. Ze dienen bezwaar in tegen de inkleuring van een gedeelte van Het Smolder en de aangrenzende percelen als natuurgebied waardoor een ontsluiting van Europark langs deze weg onmogelijk wordt. Het betreft hier de percelen 523G, 531, 529C, 527A, E 516, 537H,K,L,M,N,R,S,P,T, 535K,H,G,F,E, 539 2,P,D2,R,S,T,F2,V,W, 539Z, 542D. c. Natuurverbinding. Ze dienen bezwaar in tegen de huidig voorgestelde invulling van de natuurverbinding omwille van de bijzonder negatieve impact op het bestaand landbouwareaal en vraagt hierover een constructief overleg om te komen tot een compromis tussen de verschillende betrokken sectoren, zoals door de Vlaamse regering werd afgesproken bij de voorlopige vaststelling van het RUP. Bezwaarindiener voegt als bijlage het advies van de Boerenbond toe. 15a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5i. 15b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2h. 15c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten geformuleerd bij het betreffende bezwaarschrift [B526]. 16. Wegen en Verkeer Limburg [B540] Bezwaarindiener stelt dat door optimalisatie van het referentieontwerp op grondgebied Zonhoven de ruimte vereist voor de aanleg van de Noord-Zuid kan beperkt worden. Wegen en Verkeer voegt de aangepaste RUP-contouren voor art.1 en art. 3. toe in bijlage van het bezwaarschrift, waardoor de interferentie met de nabijgelegen woningen vermeden wordt. De contouren kunnen dan ook beperkt worden t.o.v. het grafisch plan van het ontwerp RUP. 16. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 17. Gecoro Hechtel-Eksel [B541] Gecoro Hechtel-Eksel geeft een gunstig advies. Het RUP bevat geen concrete bouwplannen, zodat beoordeling moeilijk is. De verkeerssituatie aan de aansluiting van de N175 met de N74 is gevaarlijk. De milieu- en natuurverenigingen zijn geen vragende partij voor de ruime natuurcompensatie die leidt tot extra verlies aan goede landbouwgronden. 17. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. Ze verwijst tevens naar haar eindconclusies onder B3.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
43/56
Dossier 370
18. Bezwaarindiener [B542] Het bedrijf Bionerga stelt vast dat er geen gronden benomen worden van de huidige plant. Ze vragen een goede bereikbaarheid van het bedrijf ten allen tijde te behouden, dat geen gronden van het bedrijf worden ingenomen en als de nodige kokers onder of boven het traject worden voorzien voor nutsvoorzieningen. 18. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 19. Bezwaarindiener [B543] Het bedrijf Proscan CVBA tekent bezwaar aan tegen de gedeeltelijke inkleuring van het handelspand in de grijze zone (te onteigenen). Bezwaarindiener wenst duidelijkheid omtrent de mogelijke (gedeeltelijke) onteigening van het bedrijfsterrein en stelt dat ofwel niets onteigend wordt (zou technisch kunnen) ofwel het ganse terrein. 19. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar haar standpunt 7j inzake onteigeningen. Verder verwijst ze naar het bezwaarschrift van Wegen en Verkeer Limburg [B540] met een voorstel tot beperktere RUP-contouren. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder te onderzoeken. 20. Bezwaarindiener [B544] De raadsman van het bedrijf Q8 Belgium nv tekent bezwaar aan tegen het ontwerp RUP. a. Het openbaar onderzoek is onregelmatig gevoerd. Er waren geen detail plannen aanwezig bij het openbaar onderzoek (noch van het afrittencomplex, noch van de concrete verbinding, noch van de aansluiting van de omleidingsweg op de oude bestaande weg. b. Door het ontwerp RUP wordt al het verkeer onttrokken aan de plaats van het servicestation. Dit zal leiden tot belangrijke economische verliezen voor zijn handelszaak en andere bedrijven zal veroorzaken en veel hinder geeft voor de woonwijken. Ook op het vlak van natuurbehoud en mobiliteit is het nadelig t.o.v. de huidige situatie. Het bevat geen concrete plannen en het openbaar onderzoek is dus onregelmatig. Het is stedenbouwkundig en landschappelijk erg nefast. De bestaande carpoolparking komt in het gedrang en de problemen worden gewoon verschoven. 20a. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2a. 20b. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar haar eindconclusies onder B3. Inzake de carpoolparking verwijst ze naar haar standpunt 5f. 21. Bezwaarindiener [B545] Bezwaarindieners zijn sinds jaar en dag eigenaar van het domein Kraanberg, gelegen aan de Heerkensweg 2 te Houthalen-Helchteren. Het bezwaarschrift gaat uitvoerig in op de historiek van het planproces. a. Bezwaarindiener stelt dat het RUP geen rekening houdt met de milderende maatregelen die in het plan-MER worden verbonden aan het omleidingstracé (zonder deze mildering is het doortochttracé te verkiezen). Uit het grafisch plan blijkt dat het gekozen omleidingstracé het landgoed van de bezwaarindieners middendoor snijdt. Artikel 2.1. van de verordenende stedenbouwkundige voorschriften stelt dat in een gebied met dergelijke overdruk alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten zijn voor de aanleg, het functioneren van (de) ongelijkvloerse weginfrastructuur en aanhorigheden. Wat precies met een ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur wordt bedoeld, wordt in dit bestemmingsvoorschrift helemaal niet gedefinieerd. Het kan dus gaan om een tunnel, maar ook om een weg op een talud, een weg in open sleuf of om een viaduct.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
44/56
Dossier 370
Tevens rijst de vraag waarom artikel 2 geen zelfstandig verordenend stedenbouwkundig voorschrift is. Het voorzien van het verordenend stedenbouwkundig voorschrift voor ongelijkvloerse weginfrastructuur als overdruk, waarbij de grondbestemming gehandhaafd blijft, doet immers de indruk ontstaan dat het voorzien van een ongelijkvloerse weginfrastructuur op deze plaats is voorzien als loutere mogelijkheid, maar dat deze overdruk geen afbreuk doet aan de toepasselijkheid van de grondbestemming. Ook buiten hun landgoed komen de verordenende stedenbouwkundige voorschriften van het ontwerp RUP helemaal niet overeen met de gegevens waarop de opstellers van het plan-MER hun besluiten hebben gebaseerd, en zelfs niet met de gegevens zoals voorgesteld in de toelichtende nota bij het ontwerp. b. Het RUP opteert voor het omleidingstracé zonder dat deze keuze gebaseerd is op motieven die op ruimtelijke ordening betrekking hebben. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening had men moeten kiezen voor het doortochttracé (o.a. artikel 1.1.4 VCRO). De Vlaamse Regering kiest in zijn besluit dd. 5 februari 2010 voor het omleidingstracé op basis van het motief dat vanuit het risico voor omwonenden van ADR-transporten er een voorkeur zou zijn voor dit tracé. c. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet worden gekozen voor het doortochttracé. Ze gaan verder in op de negatieve effecten van de omleidingsweg alsook naar de milderende maatregelen die worden voorgesteld in het plan-MER. Bovendien zijn de consoorten Coolens er sterk van overtuigd dat de milieueffecten van de aanleg van het omleidingstracé zwaar worden onderschat qua verlies aan open ruimte als qua verstoring en versnippering van de bestaande natuurwaarden. d. Op basis van de gegevens van het plan-MER kan niet worden besloten dat de milieueffecten van een omleidingstracé minder ingrijpend zijn dan de milieueffecten van het doortochttracé, wel in tegendeel. Bij de vergelijking van de milieueffecten mag er niet aan voorbij worden gegaan dat een groot gedeelte van de effecten van het doortochttracé reeds nu bestaan en dus geen verzwarende effecten zijn (cf. de niet-technische samenvatting plan-MER p. 20/8). Het optreden van de milieueffecten in het omleidingstracé wil niet wil zeggen dat deze milieueffecten in dezelfde mate verdwijnen op de bestaande N 74. Daarenboven is het duidelijk dat de milderende maatregelen die moeten worden in acht genomen om ook de milieueffecten van het omleidingstracé tot een aanvaardbaar niveau te herleiden veel zwaarder zijn dan de milderende maatregelen die in acht moeten genomen worden bij het doortochttracé. Zonder in acht name van milderende maatregelen is het dus duidelijk - en overigens evident- dat de milieueffecten van een nieuwe, bijkomende, weg ingrijpender zijn dan de milieueffecten van de efficiëntieverhoging van een bestaande weg. Op het vlak van de goede ruimtelijke ordening is het duidelijk dat een nieuwe bijkomende weg, en de aanslag op de open ruimte die dit met zich brengt niet verkieslijk is. Vanuit een welbegrepen bekommernis voor de goede ruimtelijke ordening en vanuit het respect voor de in artikel 1.1.4. VCRO opgenomen missiebepaling is het duidelijk dat de keuze voor het omleidingstracé ‘nonsensikaal’ is. In de motivering van het bestreden besluit gaat de Vlaamse Regering deze beoordeling dan ook onhandig uit de weg. De Vlaamse Regering verwijst naar de toelichtingsnota. De toelichtingsnota bevat geen enkele passage waarin, op het vlak van de goede ruimtelijke ordening het doortochttracé tegen het omleidingstracé wordt afgewogen. Teneinde de keuze voor het omleidingstracé (die voorafgaand aan de studie van het plan-MER lijkt te zijn genomen) toch te kunnen verantwoorden wordt -als enig motief- teruggegrepen naar een blijkbaar uitgevoerde studie met betrekking tot het risico van ADR-transporten voor omwonenden en kwetsbare gebieden langs beide tracés. Deze studie zou uitgevoerd zijn in het kader van het Plan-MER maar is er nergens in terug te vinden. In ieder geval maakt ze geen deel uit van de niettechnische samenvatting van het plan-MER. Bovendien wordt het besluit enkel gemotiveerd vanuit een gunstiger risicoanalyse voor omwonenden, maar wordt in alle talen gezwegen over het resultaat van de risicoanalyse voor kwetsbare gebieden. Dit motief is dus niet alleen onjuist en ongefundeerd maar houdt bovendien geen verband met de ruimtelijke ordening die in uitvoering van artikel 1.1.4. VCRO het enige motief hoort te zijn.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
45/56
Dossier 370
Ten slotte blijkt ook uit de wijze waarop de Vlaamse Regering het plan heeft opgevat, uit de wijze waarop de verordenende stedenbouwkundige voorschriften zijn opgesteld en uit de wijze waarop de naar voor geschoven milderende maatregelen doelbewust uit de voorschriften worden geweerd, dat de Vlaamse Regering middels het RUP kiest voor het omleidingstracé, doch zonder de milderende maatregelen erbij te nemen. Dit zal tot gevolg hebben dat de milieueffecten van het gekozen tracé en zeker de wijze waarop dit tracé zal worden gerealiseerd dramatisch zal zijn, en niet in het minst voor de wijze waarop hierdoor het landgoed van de consoorten Coolens onherroepelijk zal worden beschadigd. Ze vragen de goedkeuring van het RUP wordt onthouden. 21a,d. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1c en 2a en naar haar eindconclusie B3. 21b. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 9b. 21c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2a, 2b, 2c en 2d. 22. Bezwaarindiener [B546] Het bedrijf Euro Fun stelt dat hij op zijn verworven grond (kruispunt N74 met Eikenenweg) zijn actuele bouwplannen voor de uitbreiding van zijn bedrijf niet kan realiseren. Bezwaarindiener stelt dat de aanleg van de ontsluitingsweg (rotonde N74 met Houthalenseweg) op de achterkant van zijn perceel moet verschoven worden tot op de grens van zijn perceel (continuïteit van het bedrijf). Bezwaarindiener gaat niet akkoord met de onteigening van zijn bouwperceel op de splitsing N74 met de Houthalense weg. In bijlage van het bezwaarschrift wordt een gedetailleerde kaart toegevoegd. 22. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar het bezwaarschrift van Wegen en Verkeer Limburg [B540]. Dit bevat een voorstel tot beperktere RUP-contouren. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder te onderzoeken. 23. Kempisch Tehuis cvba [B547] Bezwaarindiener tekent bezwaar aan. Ze verwijzen uitvoerig naar de diverse resultaten van het plan-MER (o.a. geluidsoverlast voor de bewoners van de wijk De Standaard en voor de directe buurt). Bezwaarindiener sluit zich dan ook aan bij de bezwaren die door de bewoners van de Standaard zelf werden ingediend. Bezwaarindiener dringt aan op aanpassingen aan het RUP om de toekomstige geluidsniveaus terug te brengen tot een leefbaar niveau. 23. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar haar standpunten bij bezwaarschrift [B527]. 24. Bezwaarindiener [B548] Bezwaarindiener is gevestigd op de industriezone centrum-Zuid te Houthalen. Op het grafisch plan van het RUP is een zone voor landschappelijke en functionele inpassing op zijn perceel ingekleurd over een breedte van ongeveer 80 m. Hierdoor worden de groei- en uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf beknot. Bezwaarindiener vraagt een versmalling van deze zone en geeft diverse argumenten (verdichting, groenschermen, doorverkoop grondoverschotten, zuinig omspringen). 24. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar het bezwaarschrift van Wegen en Verkeer Limburg [B540]. Dit bevat een voorstel tot beperktere RUP-contouren. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder te onderzoeken.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
46/56
Dossier 370
25. Bezwaarindieners [B549, B550] Bezwaarindieners (eigenaars van percelen grond in de voorgestelde natuurverbinding) hebben bezwaren bij het ontbreken van de principes van zuinig ruimtegebruik en van functionaliteit van de natuurverbinding. Ook de breedte en de effectiviteit van de natuurverbinding is volgens hen fors overdreven (zie ook bezwaren 7f, 7g en 7h). Ze eisen dat de verbinding maximaal 250 m breed is. Ze eisen ook de schrapping van waardevolle landbouwgronden uit de voorgestelde natuurverbinding. 25. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 5i. 26. Bezwaarindiener [B551] Bezwaarindiener protesteert tegen de geplande onteigening van zijn bedrijfsperceel te Helchteren. Aangezien er geen mogelijkheden zijn van herlokalisatie (groot ruimtegebruik i.f.v. de tewerkstelling) is dit voor de betrokkene onaanvaardbaar. 26. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar het bezwaarschrift van Wegen en Verkeer Limburg [B540]. Dit bevat een voorstel tot beperktere RUP-contouren. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder te onderzoeken. 27. Bezwaarindieners [B552, B553] Bezwaarindieners wensen behoorlijk vergoed te worden voor alle schade en mogelijke minwaarden van hun perceel bouwgrond. 27. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 2f. 28. Bezwaarindiener [B554] Bezwaarindiener wenst zijn onbebouwd perceel bouwgrond (482D) eveneens te laten opnemen in het RUP, nl. zone van overdruk (landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur). Anders dreigt hij de rechtmatige wettelijke schadevergoedingen te mislopen. 28. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 29. Bezwaarindiener [B555] Bezwaarindiener wenst zijn woning met naastliggend onbebouwd perceel bouwgrond ( kadastraal sectie A 1009/H en 1005/a) gelegen Houthalenseweg 159, te onttrekken uit de grijze contour (art. 1 zone voor weginfrastructuur) van het RUP. 29. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar het bezwaarschrift van Wegen en Verkeer Limburg [B540]. Dit bevat een voorstel tot beperktere RUP-contouren. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om dit verder te onderzoeken. 30. Bezwaarindieners [B556, B557] Bezwaarindieners zijn eigenaars en mede-eigenaars van gronden, weilanden en een boerderij gelegen aan de Eikelbosstraat 250 te Helchteren. Deze eigendommen dreigen gedeeltelijk onteigend te worden (opname in de natuurverbinding). Wat met de leefbaarheid van de boerderij? Wat met eventuele gebruiksbeperkingen van de landbouwgronden omwille van naastliggende nieuwe natuurgebieden (ontwerp RUP)? Kan dit vergoed worden? 30. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. Ze verwijst naar haar eindconclusie onder B3.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
47/56
Dossier 370
31. Bezwaarindiener [B558] Bezwaarindiener protesteert tegen de bestemmingswijziging van zijn huiskavel 379D (Houthalen) van landbouw naar natuur. Hierdoor wordt zijn dierenartspraktijk met paardenfokkerij (erkend KIstation) alle werkings- en uitbreidingsmogelijkheden ontnomen. 31. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 32. Bezwaarindiener [B559] Ze wensen dat de bereikbaarheid naar hun percelen (Zonhoven) altijd gegarandeerd blijven. 32. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. 33. Bezwaarindiener [B560] Ze wensen de volledige onteigening van de woning en grond (gelegen Eikenenweg 54 te Zonhoven), aangezien ze protesteren tegen de te grote overlast van geluid, stof, geur, zwerfvuil, sluipverkeer. Volgens het ontwerp RUP zou er een gedeeltelijke onteigening komen. 33. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren. 34. Bezwaarindieners [B561, B562] Bezwaarindieners tekenen bezwaar aan tegen de superrotonde op de N74 ter hoogte van ten Eikenen te Zonhoven omwille van de verkeerde locatie van de rotonde, van de te grote ruimteinname, de enorme kostprijs, van het gebrek aan inspraak, van de problematiek van de verkeersveiligheid, van de grote verkeersdruk, van het ontbreken van de nodige studies, van de negatieve effecten op de leefbaarheid in Zonhoven, van de negatieve effecten op de handelsactiviteiten in Zonhoven. Bezwaarindieners vragen een verkeersstudie voor Zonhoven en een MER voor de impact op Zonhoven. 34. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar haar standpunten 2d en 2h. 35. Bezwaarindiener [B 563] Bezwaarindiener (die dicht tegen de nieuwe weg/viaduct woont) protesteert tegen de te grote overlast van geluid, stof, sluipverkeer, visuele overlast. Bezwaarindiener protesteert tegen het verlies aan natuurzones en van de fauna en flora. Bezwaarindiener stelt dat het omleidingstracé fout is. Bezwaarindiener wenst ruimere onteigeningen ten westen van de noord-zuid in Lillo. Hierdoor kan de noord-zuid beter ingekleed worden en minder overlast bezorgen. Ook hebben mensen die net niet onteigend worden wel de lasten van de nieuwe weg, maar geen vergoeding voor deze overlast. 34. Vlacoro neemt akte van deze bezwaren en verwijst naar haar standpunten 2d en 2h.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
48/56
Dossier 370
B. 2. B e sp re ki n g v an d e ad v iez en
36. Provincieraad Limburg [A1] VOORWAARDELIJK GUNSTIG De provincieraad beslist om gunstig advies uit te brengen over het ontwerp RUP mits voldaan wordt aan de volgende bemerkingen: a. In de diverse artikels van het verordenend gedeelte zijn mogelijkheden opgenomen om ruimte in te richten voor waterberging en buffering. Deze ruimte zal gevraagd worden bij het uitvoeren van de watertoets in het kader van de bouwvergunningsaanvraag. Het RUP zelf bevat geen concrete gegevens over de bijkomende te ontwikkelen verharde oppervlakte per lozing. Bij de beoordeling van de uitvoeringsdossiers in het kader van de watertoets zal uitgegaan worden van berging in open structuren. b. Voor de inrichting van de waterlopen moeten de nodige voorzorgen genomen worden om de toekomstige ruiming niet te hypothekeren. Dit vergt onder meer het vrijhouden van de 5 m-zone links en rechts van de waterloop. Langere duikers moeten als toegankelijke duikers worden uitgevoerd. c. De gebieden voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur behouden hun oorspronkelijke gewestplanbestemming. In feite geeft dit voor landbouw een vertekend beeld in de ruimtebalans aangezien deze ongelijkvloerse ruimten landbouwkundig niet meer bruikbaar zijn. d. Naast de aanleg van de omleidingsweg waar landbouwgrond verloren gaat, gaat er ook agrarisch gebied verloren door de aanleg van de natuurverbinding. We wensen aandacht te vragen dat deze natuurverbinding zo efficiënt mogelijk wordt ingericht met het principe van efficiënt ruimtegebruik, temeer omdat deze agrarische gebieden verbonden zijn met het gebied dat is aangeduid als agrarisch gebied van provinciaal belang. 36a,b. Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper en verwijst naar haar standpunt 2a. 36c. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7b. 36d. Vlacoro verwijst naar haar eindconclusie onder B3. 37. Gemeenteraad Houthalen-Helchteren [A2] a. Artikel 1: Gebied voor wegeninfrastructuur. De aantakking van het op- en afrittencomplex ter hoogte van Centrum-Zuid tot aan het Brugstraat en tot aan de Rooten moet opgenomen worden in het RUP, om duidelijkheid te bieden op welke wijze deze weg aantakt op het lokale wegennet. Bovendien vormt het RUP een basis tot grondverwerving voor de aanleg van de weg en moeten voor dit deel ook gronden in eigendom verworven worden. Ook de carpoolparking dient geherlokaliseerd te worden naar aanleiding van het nieuwe knooppunt met de E314. Een carpool ter hoogte van het op- en afrittencomplex aan de Brugstraat is hiervoor de oplossing en dient mee geïntegreerd te worden in het RUP. b. In de voorschriften moet gesteld worden dat de aanleg van de weg dient te gebeuren volgens innovatieve en beeldbepalende uitvoerings- en inrichtingsprincipes. Maximale eisen tot vermindering van zowel geluidsoverlast als de overlast van fijn stof zijn absoluut noodzakelijk. Bij afwezigheid van deze kwaliteitseisen zou geen stedenbouwkundige vergunning afgeleverd mogen worden. Wanneer de Vlaamse Regering kiest voor een omleidingsweg moeten er maximale beschermende maatregelen voor mens en natuur worden voorzien. Gezien de nabijheid van woningen ter hoogte van de Standaard en Lillo gaat het gemeentebestuur voor tunnelconstructies ter hoogte van beide woonkernen, indien deze tunnels geen significante schade veroorzaken voor mens en natuur. De gemeente gaat ook voluit voor de inzet van de best beschikbare technieken (BBT) op de best beschikbare plaatsen (BBP). In beide scenario’s dient maximaal rekening te worden gehouden met de aangrenzende woningen.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
49/56
Dossier 370
c. Artikel 4. De fiets- en wandelverbinding Vijfeindestraat tussen Lillo en Helchteren zou ook moeten behouden blijven (weg nr. 77 in de atlas der buurtwegen of pad nr.43). Ook de oude tramroute tussen Zolder en Houthalen is een trage verbinding die gegarandeerd moet blijven. Het gemeentebestuur vraagt beide verbindingen binnen artikel 4 mee op te nemen. d. Artikel 6: Overdruk grote eenheid natuur in ontwikkeling. Er wordt geen enkel antwoord geboden voor de herlokalisatie van de grote regionale bedrijven van Helchteren-noord. Het wild- en wandelpark Molenheide wordt binnen het RUP volledig omgezet naar natuurgebied. Binnen deze bestemming is recreatief medegebruik mogelijk via o.a. paden. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voorziet een behoud van dit wild- en wandelpark op de site, doch met als duidelijke opdracht om een betere integratie in de natuurlijke omgeving te bekomen. Het gemeentebestuur vraagt dan ook om binnen de voorschriften van de bestemming natuurgebied te voorzien dat een beperkte onthaalinfrastructuur tevens binnen deze bestemmingszone gerealiseerd mag worden. Het gemeentebestuur is er zich van bewust dat de ruime omheining rond de rand van het wild- en wandelpark zal moeten verdwijnen maar kleine weiden voor herten en everzwijnen moeten kunnen behouden blijven. De inkleuring van de groene bestemming op het gebied van de kazerne betekent een hypotheek voor de huidige bestemming en toekomstige bestemming van het terrein. De huidige bestemming is volgens strijdig met de wetgeving om een militair domein dat nog steeds actief is als bestemming om te zetten naar natuurgebied met een overdruk GENO. In 6.2. wordt gevraagd om de natuurwaarden in het gebied niet enkel te bewaren, maar eveneens te ontwikkelen. Na ontwikkeling van de natuurwaarden mogen de militaire activiteiten niet meer plaatsvinden. Dit is strijdig. De toekomstige bestemming moet worden aangepast zonder de waarde als natuurverbinding te hypothekeren. Het gemeentebestuur zal daarom een MER-screening over de kazerne opmaken. In het gemeentelijk structuurplanningsproces is vanaf de start onderzoek gevoerd naar herbestemmingen bij een mogelijke sluiting van de kazerne. Het gebied biedt potenties om enerzijds het lokale bedrijventerrein Helchteren Watertoren te versterken en anderzijds een belangrijke stapsteen te worden in het recreatief netwerk van verblijfsrecreatie. Zonder veel extra investeringen in het gebied kunnen beide nieuwe bestemmingen gemakkelijk geïntegreerd worden in de bestaande infrastructuur. Naast de gebouwen met erfgoedwaarde staan er een aantal functionele gebouwen op het kazerneterrein, zoals een volledig uitgeruste sporthal, die op termijn dient te verdwijnen i.f.v. het geplande natuurgebied. De bestemming als natuurgebied met overdruk GENO legt een hypotheek op deze nieuwe ontwikkelingen die zeer waardevol zijn binnen het lokaal en bovenlokaal ruimtelijk systeem en vormen een zeer grote bedreiging voor de verdwijning van het erfgoed op het terrein. De locatie van de nieuwe natuurverbinding raakt quasi alle lokale landbouwers in de gemeente. Dit brengt de bedrijfszekerheid van deze ondernemingen grondig in gevaar. In dit plan wordt op geen enkele wijze gezocht naar een oplossing voor deze landbouwbedrijven. Reeds bij de opmaak van het PRS Limburg werd de noodzaak van de aanduiding van een secundaire weg voor de ontsluiting van Europark kenbaar gemaakt. Met de keuze van de omleidingsweg is deze vraag nog veel pertinenter. Net zoals gezocht wordt naar een degelijke oplossing voor de ontsluiting van het nog te ontwikkelen regionaal bedrijventerrein De Schacht in Heusden-Zolder, dient dit evenzeer te gebeuren voor het bestaande regionaal bedrijventerrein Europark. Het meest gewenste traject hiervoor is de aanleg van de missing link tussen de betonbaan naar de kazerne vanaf de Peerse Dijk en de Europarklaan. De inkleuring van de natuurverbinding hypothekeert deze ontsluiting en zorgt daarom voor een nieuw bovenlokaal ontsluitingsprobleem in de gemeente. e. Toelichtingsnota: pag. 8-13: Beleidsmatige context en andere relevante planningsprocessen. Het bestuderen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan is vergeten en leidt daarom ook tot onverenigbaarheden in het plan, nl. locaties lokale bedrijventerrein, recreatief netwerk, ontsluiting Europark, toekomstvisie kazerne. Pag. 11: Volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt het wild- en wandelpark niet uitgedoofd tot een beperkt recreatief medegebruik, zoals in de tekst vermeld, maar wordt er in het GRS ingeschreven dat een betere natuurlijke integratie van de bestaande activiteit dient te gebeuren. Het is daarom geen uitdoofscenario en dient zo ook in de tekst aangepast te worden.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
50/56
Dossier 370
f. Toelichtingsnota: pag. 13: De figuren van de natuurverbindingen op provinciaal niveau moeten toegevoegd worden en de relatie met de in het RUP voorgestelde natuurverbinding moet geduid worden, zodat de discrepantie veroorzaakt in dit RUP, via het provinciaal ruimtelijk structuurplan kan rechtgezet worden. Met andere woorden er moeten in dit document garanties gesteld worden dat het hier niet om een nog bijkomende natuurverbinding gaat, maar dat deze natuurverbinding één van de natuurverbindingen van het provinciaal ruimtelijk structuurplan is. Het feit dat de Provinciale natuurverbinding nu zal samen vallen met de natuurverbinding over de kazerne mag deze laatste natuurverbinding niet in waarde verminderen. g. Pag. 22: Synthesekaarten: Als belangrijk aandachtspunt moet meegegeven worden dat in de vergadering met de cel MER over het plan-MER duidelijk aangegeven werd dat de natuurverbinding op de synthesekaart indicatief was, terwijl ze tijdens het volledige vervolgtraject hebben moeten vaststellen dat de ligging van deze natuurverbinding nauwelijks bespreekbaar was. h. Deelproject 1 ‘Weginfrastructuur Noord-Zuidverbinding’. Pag. 29: Relatie met aansluiting Zolder, spoorlijn 18 en Spartacus. De aansluiting naar de mijnen en de koppeling met het Spartacusplan zijn slechts beperkt besproken in het plan MER. De beslissing of het Spartacusplan via de dorpskern of oude spoorlijn gaat is nog niet genomen. Hoe de afwikkeling gebeurt in verband met de aansluiting op het nieuwe tracé is nog niet bekend. Het is onvoldoende onderzocht wat het effect is op sommige straten. Het is onlogisch om een project van deze schaal aan te leggen zonder rekening te houden met andere belangrijke aantakkingen zoals aansluiting Zolder of zonder rekening te houden met de mogelijke heropening van spoorlijn 18 of Spartacus. Pag. 29: Bovenlokale doorgaande bewegingen primeren: bij het onderdeel van verzamelen dient de aansluiting via secundaire wegen van alle regionale bedrijventerreinen vermeld worden, nl. Centrum-Zuid, Europark en De Schacht. Pag. 29: Langzame verkeersrelaties: Vijfeindestraat (verbinding Lillo-Helchteren) en oude tramroute toevoegen i. Deelproject 3 ‘Ecologische verbinding’. In dit hoofdstuk moet uitgeklaard worden wat de relatie is van de voorgestelde natuurverbinding met de geselecteerde natuurverbindingen op provinciaal niveau. Het kan niet de bedoeling zijn in de zone Helchteren-Sonnis nog een extra natuurverbinding over het landbouwgebied wordt gelegd, bovenop de geselecteerde in het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Het feit dat de provinciale natuurverbinding nu zal samen vallen met de natuurverbinding over de kazerne mag enkel zonder verlies van vereiste habitat kwaliteit en natuurverbinding. De krachtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling (pag. 42-43) houden rekening met de door het gemeentebestuur geformuleerde opmerkingen over het Molenheide, kazerne en lokale bedrijventerreinen. Deze krachtlijnen worden evenwel niet correct omgezet in stedenbouwkundige voorschriften (zie opmerkingen over artikel 5 en 6). j. Het is noodzakelijk dat het RUP vergezeld wordt van een onteigeningsplan om de juridische onzekerheden tot een minimum te beperken. Door de afwezigheid van een onteigeningsplan krijgen eigenaars niet dezelfde bevoorrechte positie op informatie zoals voorzien in de wetgeving. Los van het traject dat AWV opstart in het kader van de onteigeningen leidt de afwezigheid van het onteigeningsplan tot onzekerheid. Bepaalde eigenaars die moeten onteigend worden komen in een bizarre situatie terecht omdat ze opgenomen zijn in het plan over de planschade. Deze planschade zullen ze nooit verkrijgen omdat ze onteigend moeten worden, doch de planschade is het enige wat in dit document opgenomen is. Dit leidt tot verwarring. In het charter Noord-Zuid is letterlijk het volgende opgenomen: ‘De impact van de onteigeningen moet een essentieel gewicht krijgen in de afweging van de alternatieven. Alle alternatieven dienen aan volgende voorwaarden te voldoen: Mensen dienen een voldoende vergoeding te ontvangen om zich binnen een redelijke termijn en met een gelijkwaardige kwaliteit te kunnen herlokaliseren. De sociaal zwakkeren dienen van bijkomende bescherming te genieten. Er kunnen geen effectieve onteigeningen doorgevoerd worden zonder duidelijkheid over het gekozen traject of project, in concreto fase 1. Om een efficiënte projectplanning en de geplande termijnen van uitvoering niet in het gedrang te brengen zijn voorstudies of voorafgaandelijke bevragingen inzake eigendomsverwerving wel mogelijk.‘
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
51/56
Dossier 370
k. Pag. 50: Het lijkt niet zinvol in dit document reeds te spreken over concrete hoogten van geluidsschermen. Het referentieontwerp, waarbij o.a. de werkgroep ruimtelijke kwaliteit waakt over de kwaliteitsnormen van het inrichtingsconcept gaat juist, op basis van de beoogde geluidsbuffering en de landschappelijke inpassing, zoeken naar de meest geschikte geluidsbuffering. In functie van deze keuze kunnen de hoogtes ook anders zijn. Ook fijn stof verdient dezelfde aandacht. 37a. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2h en 5f. 37b. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2a t.e.m. 2c. 37c. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper en verwijst naar haar standpunt 2h. 37d,e. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 4f, 5i en 7e en naar haar eindconclusie onder B3. 37f,i. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 7d. 37g. Vlacoro verwijst naar haar standpunt 1c. 37h. Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper en verwijst naar haar standpunt 2h. 37j. Inzake onteigeningen verwijst Vlacoro naar haar standpunt 7j. 37k. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 2a, 2b, 2c en 2d. 38. Gemeenteraad Zonhoven [A3] a. De afwikkeling van het verkeer dat vanuit het noorden van de provincie een bestemming zoekt voorbij Hasselt (o.a. Sint-Truiden, Tongeren) dient te gebeuren via de E314 en niet via de N74 over grondgebied Zonhoven. De gemeente Zonhoven mag niet dienen als aantakking van en naar de Noord-Zuid verbinding N74 voor verkeer dat niet specifiek de bestemming Zonhoven en HasseltKiewit heeft. Dit kan door duidelijke signalisatie zowel op de N74 (verkeer komende vanuit het noorden) als op de E314 (verkeer komende vanuit het oosten en westen). b. Het verordenend grafisch plan is een doorvertaling van de gewenste ruimtelijk-verkeerskundige structuur. Voor de aansluiting te Zonhoven stelt de screening ‘Noordelijke aansluiting Zonhoven op de N74 te Zonhoven’ (pag. 19-20): ‘Om de aansluiting naar het lokale verkeer (zowel naar Zonhoven als naar Houthalen) op een veilige manier te kunnen laten verlopen is een op- en afrittencomplex ontworpen waarbij een rotonde boven de N74 aangelegd wordt. Een fietsverbinding wordt voorzien langs de N74 (primaire weg type II) en sluit via de nieuwe verbindingsweg aan op de fietspaden langs de Houthalenseweg.’ De voorziene verbinding voor het lokale verkeer tussen de centra van Houthalen en Zonhoven zal volgens de recente gegevens en plannen verlopen via de bestaande Houthalenseweg-N715. Een uitwisseling met de N74 werd hierin niet voorzien. De fietsverbinding zal eveneens verlopen via de Houthalenseweg-N715. Dit werd in de toelichtingsnota reeds weergegeven op het plan, niet in de tekst (pag. 37). Dit betekent dat de voorziene ruimte voor wegeninfrastructuur niet nodig zal zijn. Er wordt immers ca. 15 meter (breedte van 2 x 1 rijstrook, kantstroken, afscherming, gescheiden dubbelrichting fietspad) minder aan wegenis voorzien. c. De toelichtingsnota (pag. 46) gaat voor het bepalen van het gebied voor wegeninfrastructuur uit van een middenberm, 2 x 2 rijstroken en pechstroken; met inbegrip van een tolerantiemarge van 10 m voor de optimalisatie van het wegprofiel en het tracé betekent dit een zone van 27,5 m aan weerszijden van de aslijn. In principe zijn de aarden bermen, met niet alleen een technische maar ook een landschappelijke functie, opgenomen binnen de overdruk voor landschappelijke en functionele inpassing. Dit betekent dat voor de aanleg van de N74 een ruimtebeslag van 55 m nodig is (inclusief 2 x 10 m tolerantiemarge). Het gemeentebestuur stelt dan vast dat op het grafisch plan de zone voor wegeninfrastructuur (artikel 1) ingekleurd wordt tussen een minimum van 55 m en op sommige plaatsen tot op ca. 95 m. De huidige breedte van het openbaar domein bedraagt op het grootste gedeelte 40 m. Een extra ruimtebeslag van maximum 15 m lijkt dan ook zeer realistisch aangezien er 2 x 10 m tolerantiemarge wordt voorzien.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
52/56
Dossier 370
d. De effectbespreking van de screening noordelijke aansluiting Zonhoven op de N74 te Zonhoven (pag. 47) stelt: Het project kan gerealiseerd worden zonder dat woningen onteigend dienen te worden. Wel zal voor de aansluiting van de oostelijke verbinding op de Houthalenseweg een perceel binnen woongebied met landschappelijk karakter ingenomen worden door wegeninfrastructuur. De inname van ruimte in tuinen is uiterst beperkt en leidt niet tot een beduidende afname van de tuinen. Daar waar de voorgestelde RUP-contour op de kaarten ruimte inneemt in tuinen, dient de contour aangepast te worden i.f.v. het behoud van de woonactiviteiten. De eventuele aanleg van geluidswallen dient op die locaties vervangen te worden door de eventuele aanleg van geluidsschermen. Visuele buffering langs de N74, rotonde en verbindingswegen wordt door de herbestemming in het RUP mogelijk gemaakt via de overdruk ‘zone voor landschappelijke inpassing’. Indien er vanuit gegaan wordt dat de percelen of gedeeltes van percelen die gelegen zijn in het gebied voor wegeninfrastructuur (artikel 1) zeker zullen worden onteigend, spreken we niet meer over een onteigening die beperkt is tot één onbebouwd perceel en enkele smalle stroken tuin. Zoals de zone voor wegeninfrastructuur binnen het RUP nu ingekleurd is betekent dit dat onder andere de volgende percelen en gedeeltes van percelen zullen onteigend worden: Perceel 986G: bedrijf (woongebied landelijk karakter) wordt voor de helft onteigend. Leefbaarheid van het bedrijf wordt hierdoor nihil. Perceel 16E: onbebouwd perceel (woongebied landelijk karakter) wordt gedeeltelijk onteigend. Is gelegen in goedgekeurde verkaveling 7204.V.85/2 (lot 5). Bebouwbaarheid wordt serieus gehypothekeerd. Perceel 60E: onbebouwd perceel (woongebied landelijk karakter) wordt gedeeltelijk onteigend. Perceel 63G: tuinzone (gelegen in bufferzone en agrarisch gebied) wordt onteigend. Woonkwaliteit wordt serieus gehypothekeerd. Perceel 1017S: bebouwd perceel (woongebied landelijk karakter) wordt in de voortuinstrook gedeeltelijk onteigend. Perceel 852F: onbebouwd perceel (woongebied landelijk karakter en bufferzone) wordt geheel onteigend. Perceel 1005A: onbebouwd perceel (woongebied landelijk karakter en bufferzone) wordt geheel onteigend. Momenteel loopt er een stedenbouwkundige aanvraag tot het bijbouwen aan de linker woning van een ontbijtruimte van 30 m² en parking. Dit dossier werd negatief beoordeeld gezien er tegenstrijdigheden zijn vastgesteld met de vigerende onderrichtingen i.v.m. de aanleg van de Noord-Zuid verbinding. Perceel 1009H: bebouwd perceel (woongebied landelijk karakter en bufferzone) wordt gedeeltelijk onteigend. De onteigening loopt tot tegen de achtergevel van de woning. Hierdoor wordt de leefbaarheid voor deze woning nihil. Perceel 1008L: bebouwd perceel (woongebied landelijk karakter, bufferzone en agrarisch gebied) wordt gedeeltelijk (tuinzone) onteigend. Het perceel wordt voor de helft onteigend. Als gevolg van een vermindering van het ruimtebeslag zoals reeds aangehaald onder punt A. en voortgaande op de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt (screeningsnota) dient dan ook de contour van het RUP aangepast te worden in functie van zowel de woonkwaliteit alsook de economische leefbaarheid op de percelen. Er dient gezorgd te worden dat voor de percelen een nuttige tuinzone van minimum 10,00 meter gevrijwaard wordt alsook dat de mogelijkheid tot parkeren op het eigen terrein behouden blijft. De vermindering van ruimtebeslag genereert enkele bijkomende positieve effecten: De benodigde ruimte voor onteigeningen zal verminderen in oppervlakte. Dit geeft zowel voordelen naar de eigenaars (woon- en leefkwaliteit, zekerheid) van de percelen als naar de onteigenende instantie (financieel voordeel). De totale oppervlakte van aangetaste biologisch waardevolle ecotopen zal verminderen. Deze vermindering heeft op zijn beurt weer positieve gevolgen voor de natuurbalans die in het project-MER zal opgesteld worden. e. De samenvattende presentatie voor projectgroep ruimtelijke kwaliteit Noord-Zuid van 19 oktober 2009 geeft weer dat ter hoogte van de infrastructuurknoop op- en afrittencomplex E314 een ontbrekende schakel in het recreatief fietsnetwerk wordt voorzien langsheen de Laambeek. Het betreft een ontbrekende verbinding tussen Vijvergebied Midden-Limburg en natuurgebieden De Teut en Tenhaagdoornheide. Het is hiervoor misschien nodig om binnen het RUP een verbinding voor langzaam verkeer (artikel 4) mee op te nemen.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
53/56
Dossier 370
f. De samenvattende presentatie voor projectgroep ruimtelijke kwaliteit Noord-Zuid van 19 oktober 2009 geeft weer dat de aansluiting van de nieuwe ontsluitingsweg op de Houthalenseweg-N715 eventueel met een rotonde zal worden uitgevoerd. In het ontwerp RUP werd hier echter nog geen rekening gehouden en zo ook geen ruimte voorzien. Het is hiervoor misschien nodig om binnen het RUP het gebied voor wegeninfrastructuur (artikel 1) uit te breiden met de mogelijke contour van een eventuele rotonde. g. Vanuit de voorgaande punten is het niet realistisch dat de op het grafisch plan voorziene gebied voor wegeninfrastructuur blijft weerhouden. Het gemeentebestuur wenst dan ook dat het voorziene gebied voor wegeninfrastructuur wordt teruggebracht tot realistische proporties. Het gemeentebestuur wenst dat binnen het ontwerp RUP een verbinding voor langzaam verkeer (artikel 4) wordt opgenomen voor de recreatieve fietsverbinding in de Laambeekvallei. Door het afsluiten van de Eikenenweg ter hoogte van de N74 zullen uiteraard ook de verkeerslichten op dit punt verdwijnen. Hiermee verdwijnt ook de mogelijkheid voor voetgangers en fietsers om op deze plaats de N74 over te steken. Daarom zal de mogelijkheid moeten onderzocht worden om op deze plaats een fiets- en voetgangerstunnel of een fiets- en voetgangersbrug aan te leggen. Binnen dit RUP moet dan ook onderzocht worden of er ruimtelijk voldoende plaats is voor ofwel de aanleg van een fiets- en voetgangerstunnel tussen de 2 gedeeltes van de afgesloten Eikenenweg ofwel een fiets- en voetgangersbrug. Het gemeentebestuur wenst binnen het ontwerp RUP het gebied voor wegeninfrastructuur (artikel 1) uit te breiden om de aansluiting van de nieuwe ontsluitingsweg op de Houthalenseweg-N715 eventueel met een rotonde te kunnen uitvoeren. Het gemeentebestuur wenst dat voldoende maatregelen worden genomen opdat de geluidsoverlast met de toekomstige ontwikkelingen zal worden gereduceerd ten opzichte van het huidige geluidsniveau. h. Bespreking van de toelichtingsnota. De inrichtingsschets i.k.v. RUP werd aangepast naar aanleiding van de opmerkingen geformuleerd door het gemeentebestuur in het kader van de plenaire vergadering. Tekstueel werd deze rechtzetting echter niet doorvertaald. Er wordt nog omschreven: ‘Het ontwerp werd hierbij omgevormd tot een zwevende rotonde boven de N74 (de N74 ligt hierbij half ingegraven om de hoogte van de rotonde te kunnen beperken) met enkel een aansluiting naar het oosten’. De toelichtingsnota dient aangepast te worden als volgt: ‘Het ontwerp werd hierbij omgevormd tot een zwevende rotonde boven de N74 (de N74 ligt hierbij half ingegraven om de hoogte van de rotonde te kunnen beperken) met een aansluiting zowel naar het oosten (Houthalenseweg) als naar het westen (Eikenenweg)’. 38a,b,c,e,f. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen en brengt ze onder de aandacht van de ontwerper. Vlacoro verwijst ook naar haar standpunt 2h. 38d. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunten 2a, 2c en 2h. Inzake de onteigeningen verwijst ze naar haar standpunt 7j. 38g.Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper. Ze verwijst tevens naar haat standpunten 2b en 2h. Vlacoro merkt op dat een uitbreiding van de perimeter van het ontwerp RUP niet mogelijk is. 38h. Vlacoro brengt deze bemerking onder de aandacht van de ontwerper en vraagt om de toelichtingsnota desgewenst aan te passen. 39. Gemeenteraad Heusden - Zolder [A4] GUNSTIG Het ontwerp RUP wordt gunstig geadviseerd. De gevraagde aanknoopmogelijkheid voor de ontsluitingsweg naar De Schacht is opgenomen in het ontwerp RUP. De gemeenteraad wenst enkele randvoorwaarden op te nemen. Bij de technische uitwerking van de Noord-Zuid-verbinding dient de hinder voor de omgeving tot een minimum beperkt te blijven. Het gemeentebestuur is van oordeel dat er adequate flankerende maatregelen dienen genomen te worden: zodat de Noord-Zuid-verbinding geen aanzuigeffect voor het verkeer veroorzaakt over de M. Scheperslaan en zodat de visuele hinder en de geluidshinder voor de omwonenden tot een minimum beperkt blijven. 39. Vlacoro neemt akte van dit advies en brengt het onder de aandacht van de ontwerper. Vlacoro verwijst verder naar haar standpunt 2h.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
54/56
Dossier 370
40. Gemeenteraad Hechtel-Eksel [A5] GUNSTIG a. De lokale ontsluiting van Hechtel door middel van het uitwisselingscomplex N74-N715 ter hoogte van de huidige KMO-zone te Helchteren en het garanderen van de fietsverbinding tussen Hechtel en Helchteren, gescheiden van het autoverkeer worden positief beoordeeld. b. Ten aanzien van wegeninfrastructuur vragen ze hoe de aansluiting zal gebeuren van de Heikantdreef (er bevindt zich hier geen brug of tunnel). De bestaande brug N74 ligt ter hoogte van de weg Bungalowpark, momenteel verbonden met Heikantdreef via parallelweg N74 en op/afrit N74. Inzake de fietsverbinding Hechtel-Helchteren vragen ze welke optie de schets op pag. 32 weer geeft. Parallelweg N74 vanaf op/afrit naar weg Bungalowpark is voorzien van een vrijliggend fietspad. De aansluiting op de weg Bungalowpark en Hasseltsebaan wordt nog aangepast. ZE vragen wat hiermee gaat gebeuren. c. Voor het grondgebied van Hechtel-Eksel worden de ruimtelijke concepten zoals beschreven in het eindvoorstel gewenste ruimtelijke structuur regio Limburgse Kempen en Maasland niet vermeld: (1) behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor natuurlijke waterberging, (2) vrijwaren en versterken van waardevolle landschappen en erfgoedwaarden en (3) ruimtelijk-functioneel samenhangende gebieden vrijwaren voor de land- en tuinbouw. In het uitvoeringsprogramma staat vermeld dat voor het gebied 54 verder onderzoek en overleg nodig is i.f.v. het gedetailleerd in kaart brengen van het landbouwgebruik en de landbouwbedrijfszetels, concrete mogelijkheden voor uitbreiden van natuur- of bosgebieden en mogelijkheden voor waterberging. Ze vragen of dit onderzoek of overleg reeds is gevoerd. Met dit RUP wordt de bestemming van het meest zuidelijke gedeelte van Hechtel-Eksel (ten zuiden van Heikantdreef) van agrarisch gebied gewijzigd naar natuurgebied. Het betreft hier percelen in landbouwgebruik. Adviesverlener kan niet akkoord gaan met deze bestemmingswijziging naar natuurgebied. 40a. Vlacoro neemt akte van deze bemerkingen en verwijst naar haar standpunt 2h. 40b. Vlacoro brengt deze bemerkingen onder de aandacht van de ontwerper en verwijst naar haar standpunt 2h. 40c. Vlacoro verwijst naar haar standpunten 4f en 5i en naar de eindconclusie onder B3.
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
55/56
Dossier 370
B. 3. B e slu it Vlacoro geeft een voorwaardelijk gunstig advies over het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Noord-Zuid verbinding N74‘ mits rekening wordt gehouden met de in dit advies geformuleerde voorwaarden. Specifiek legt Vlacoro de nadruk op volgende voorwaarden: 1° Vlacoro vraagt de effectieve uitvoering van de nodige milderende maatregelen, zoals voorgesteld in het plan-MER. Deze milderende maatregelen moeten volwaardig worden doorvertaald naar het RUP of gefaciliteerd door het RUP. Vlacoro vraagt aan de ontwerper om na te gaan of dit ook effectief is gebeurd. Voor de specifieke maatregelen inzake de ecologische verbinding verwijst Vlacoro naar onderstaand punt ‘3°’. 2° Verschillende elementen zullen op projectniveau nog verder worden onderzocht of uitgewerkt (vb. project-MER, referentieontwerp en/of het detailontwerp). Alvorens de nodige vergunningen voor de realisatie van het project aangevraagd kunnen worden zal dan ook een project-MER opgesteld dienen te worden. De project-MER is momenteel in opmaak. Vlacoro dringt er aldus op aan dat de resultaten van de project-MER volwaardig worden meegenomen bij de verdere invulling van het vergunningsproces. Vlacoro vraagt tevens aandacht voor de noodzakelijke monitoring van de beoogde effecten van deze milderende maatregelen. 3° In het besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het RUP ‘NoordZuidverbinding N74’ besliste de Vlaamse Regering om een bijkomend onderzoek uit te voeren naar een evenwicht tussen natuur en landbouw in de ruime omgeving van het wegtracé en de ecologische verbinding uit te voeren. Vlacoro wijst op de impact van de ‘ecologische verbinding op de bestaande landbouwbedrijven. Deze impact is onvoldoende onderzocht. Vlacoro dringt aan op een onderzoek naar de impact op de landbouw en de noodzakelijke flankerende maatregelen. Vlacoro dringt aan op een onderzoek naar alternatieve ecologische verbindingen (door de sociale partners is voorstel gedaan) die ecologisch en ruimtelijk efficiënt zijn (d.w.z. zo beperkt mogelijk ruimte inneemt van gebieden met lage ecologische waarden) en die de significant negatieve effecten van het omleidingstracé zullen keren. Verleend te Brussel op 8 september 2010,
Bea Kayaerts, Vaste secretaris
Stijn Heremans, Voorzitter
Vlacoro 8 september 2010 - advies RUP Noord-Zuidverbinding N 74
Annita Stevens, Ondervoorzitter
56/56