Dossier 075
ADVIES VL AAM SE COM M ISSIE VOOR RUIM T EL IJKE ORDENING
Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Zone voor windturbines Gistel
A. Samenvatting van het dossier A.1 Sit u erin g De Europese Commissie nam in haar witboek van 1997 met betrekking tot duurzame energie de doelstelling op om tegen 2010 12% van het bruto binnenlands verbruik te halen uit hernieuwbare energiebronnen. De Vlaamse regering heeft dit overgenomen in haar regeerakkoord en uitgewerkt in het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. De Europese doelstelling werd vertaald naar 2% tegen 2004 tot 6% tegen 2010 (werd gewijzigd in het decreet van 20 december 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003). Als afwegingskader wordt de omzendbrief EME/2000.01 (afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines) gehanteerd, waarin het hoofdstuk duurzame ruimtelijke ontwikkeling gebaseerd is op de principes van het RSV. Naar locaties voor windturbines toe wordt vooral rekening gehouden met het behoud en de versterking van het buitengebied, een bundeling met infrastructuren en de draagkracht van het gebied. De windturbines oefenen een gemeenschapsfunctie uit, daarom worden ze vooral geconcentreerd bij kernen in het buitengebied of bij stedelijke gebieden (bij bedrijventerreinen, bestaande nutsvoorzieningen, grootschalige recreatie…) waarbij de omvang van de zone steeds afhankelijk is van het niveau van de bestaande kern of gebundeld met (lijn)infrastructuren en/of bedrijventerreinen. Om de beschikbare ruimte voor windenergie te inventariseren, werd het Windplan Vlaanderen opgemaakt, dat tevens een beleidsinstrument is voor een verantwoorde toepassing van windenergie in Vlaanderen. Het is een kaart met een aanduiding van de bij voorbaat geschikte, de voorwaardelijke en de uit te sluiten gebieden, vastgesteld op basis van technische en economische aspecten en de gewestplanbestemmingen. Gebieden die volgens het windplan in aanmerking komen voor de inplanting van windturbines kunnen volgens het gewestplan evenwel in een bestemmingszone liggen waar het niet zonder meer mogelijk is een stedenbouwkundige vergunning te krijgen voor windturbines. In dit geval is een bestemmingswijziging via een RUP noodzakelijk. Een RUP dient ook om de verspreide inplanting van windturbines tegen te gaan omdat men zich, vooral bij gewestelijke RUP’s, concentreert op grootschalige projecten. A.2 O n t w erp Het plangebied vormt een strook zuidelijk van de naastliggende hoofdweg (A18-E40) en 200m uit de as van die weg en dit over een lengte van ca. 2,7 km ter hoogte van het centrum van Gistel. Aan de westzijde wordt de strook begrensd door een lijn loodrecht op de A18-E40 (samenvallend met een perceelsgrens) op 300m uit de as van de N33. Aan de oostzijde valt de begrenzing samen met een perceelsgrens die overeenkomt met de oostelijke begrenzing van het woongebied van Gistel en op nog voldoende afstand van een geïsoleerd gelegen hoeve en van de Moerdijkvaart die iets verder de A18/E40 kruist. De zone voor windturbines is beperkt tot de zuidzijde van de A18/E40 (kant kern Gistel) vanwege de ligging van vogelpleister- en rustgebieden van internationaal belang (tussen oude spoorbedding en de Vaartstraat) noordelijk van de A18/E40.
1
Dossier 075
Volgens het Windplan Vlaanderen is de locatie aangeduid als een klasse 2-gebied dat in aanmerking komt voor windenergie, maar waar toch eerder een beperking kan optreden. In tegenstelling tot de omliggende gebieden is deze locatie echter interessant voor de mogelijkheden tot aansluiting bij een kern, de inplanting van een relatief groot windturbinepark in lijnopstelling langsheen de A18/E40, de afwezigheid in de omgeving van gebieden met een (potentieel) belang voor het functioneren van de natuurlijke structuur en uiteraard het gunstig windaanbod (gemiddeld 7-7.5m/s op 75m hoogte). Door de zone te beperken tot het langgerekte woongebied van Gistel vormen de windturbines ook een bakenfunctie, te meer daar Gistel landschappelijk een scharnierfunctie vervult als overgangsgebied tussen verschillende landschappelijke eenheden. De zone voor windturbines is een zone in overdruk waarbinnen de inplanting van windturbines mogelijk is. De onderliggende bestemming blijft behouden voor zover ze de bestemming zone voor windturbines niet onmogelijk maakt en omgekeerd. De inrichting kan gefaseerd gebeuren, waarbij het eerste project bepalend is voor het uitzicht van het totaalbeeld. Bij elke aanvraag hoort een verantwoording die aantoont dat het project kadert in een visueel samenhangend totaalbeeld (op basis van afstand, ritmiek, hoogte, vorm…). Binnen de zone dienen minimum 5 turbines met elk een vermogen van 1,5 MegaWatt te worden gerealiseerd. Het eerste project dient minimum 4 windturbines te omvatten, die dienen opgesteld te worden in een enkele lijnvormige opstelling, evenwijdig aan de naastliggende hoofdweg. A.3 Openbaar onderz oek Het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan is voorlopig vastgesteld bij besluit van de Vlaamse regering van 27 september 2002 en is onderworpen aan een openbaar onderzoek dat liep van 12 november 2002 tot en met 10 januari 2003. Er zijn vier ontvankelijke bezwaarschriften ingediend: 75/B1 Vinck W. 75/B2 Vinck W. (vervangt eerste bezwaarschrift) 75/B3 Internationale Luchthaven Oostende 75/B4 Elia S De volgende vijf bezwaarschriften zijn laattijdig aan Vlacoro bezorgd: 75/B5 Bedrijfsgilde Gistel 75/B6 Osaer Raf 75/B7 Logghe Urbain 75/B8 Houthoofd Charlotte 75/B9 Ramon Hugo Met toepassing van artikel 42, §4 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening houdt Vlacoro geen rekening met bezwaren en opmerkingen die haar laattijdig werden bezorgd. A.4 Ad v iez en Er is één advies ontvankelijk advies ingediend: 75/A1 Provincieraad van West-Vlaanderen (voorwaardelijk gunstig)
2
Dossier 075
B. Advies van VLACORO B.1 An tw oord op de adv iez en 1. De provincieraad van West-Vlaanderen heeft op 19 december 2002 een voorwaardelijk gunstig advies verleend. Gunstig omdat de provincieraad in het kader van een duurzaam energiegebruik de mogelijkheid tot het realiseren van hernieuwbare energiebronnen ondersteunt en omdat de voorgestelde locatie ter hoogte van de kern Gistel en gebundeld aan een hoofdweg positief wordt geëvalueerd en geen noemenswaardige bedreiging vormt ten aanzien van de natuurlijke structuur, de grondgebonden landbouwproductiestructuur en de cultuurhistorische waarde van het landschap. Voorwaardelijk omwille van het ontbreken van voldoende garanties ten behoeve van de realisatie van het totaalbeeld in het planningsgebied. De provincieraad betreurt tenslotte ook het ontbreken van een totaal overzicht van de op korte en middenlange termijn geplande zones in de ruime omgeving. Vlacoro treedt de provincieraad bij waar die stelt dat de voorgestelde locatie ter hoogte van de kern Gistel en gebundeld aan een hoofdweg positief wordt geëvalueerd en geen noemenswaardige bedreiging vormt ten aanzien van de natuurlijke structuur, de grondgebonden landbouwproductiestructuur en de cultuurhistorische waarde van het landschap. Vlacoro meent verder dat de realisatie van een totaalbeeld binnen het planningsgebied niet in het gedrang komt. Vlacoro verwijst in dat verband naar de toelichtingsnota bij het RUP, meer bepaald punt D. “Uitgangspunten bij de uitwerking van een voorschrift zone voor windturbines” (blz. 9 e.v.). Daarin wordt gesteld dat het enkel gaat om een zone die de plaatsing van windturbines mogelijk maakt. De keuze van de exacte inplantingsplaats van de turbines is afhankelijk van verschillende factoren die onmogelijk op voorhand kunnen vastgelegd worden. Zonder de kennis van die factoren is het voor het Vlaams gewest onmogelijk om reeds in het ruimtelijk uitvoeringsplan een visueel samenhangend totaalbeeld vast te leggen. Dit visueel samenhangend totaalbeeld wordt vastgesteld op basis van de eerste aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning waarbij een inplantingsvoorstel wordt gedaan op basis van deze factoren en op basis van de gebiedsgebonden bepalingen. Dit visueel samenhangend totaalbeeld zal nadien het toetsingskader vormen voor latere aanvragen. Vlacoro wenst hier te benadrukken dat het voorstander is van een ‘flexibel RUP’ waarin zo weinig mogelijk wordt vastgelegd en waarin enkel een kader wordt geschetst als handleiding voor de vergunningsprocedure. Vlacoro sluit zich tenslotte aan bij de provincieraad inzoverre die het ontbreken van een totaal overzicht van de op korte en middenlange termijn geplande zones in de ruime omgeving betreurt. Het is immers zo dat wanneer elders windturbines ingeplant worden en die een impact hebben op de turbines van dit ruimtelijke uitvoeringsplan, deze op elkaar moeten afgestemd worden. B.2 An tw oord op de bezw aren en opmerkingen 2. Een bezwaarindiener [75/B2] heeft bezwaren op diverse vlakken. a. Op het vlak van de ruimtelijke ordening en de milieu-effecten wijst betrokkene op de visuele hinder en op de ongevalsproblematiek. Visuele hinder zou er zijn voor Gistel en aanliggende gemeenten, voor natuur of natuurontwikkelingsgebieden, voor het polderlandschap en voor beschermde monumenten en landschappen in de omgeving. Betrokkene verwijst naar andere overheidsbeslissingen waarin gesteld wordt dat windturbines binnen een straal van 5 à 6 km visuele hinder meebrengen. Wat de ongevalsproblematiek betreft, betreft het enerzijds het gevaar voor wiek- of rotorbladejecties en anderzijds het risico van visuele aandachtsafleiding voor het verkeer.
3
Dossier 075
b. Op “procedureel” vlak wijst de bezwaarindiener op het gebrek aan coherentie tussen diverse ruimtelijke plannen, beleidsplannen, milieubeleidsplannen, milieueffectenrapporten, studies, enz. van gewestelijke, provinciale, gemeentelijke en Europese overheden. Betrokkene wijst daarbij ook op inconsistenties binnen dergelijke teksten. Hij meent ook dat de inspraakmogelijkheden van de bevolking beperkt worden door het openbaar onderzoek omtrent voorliggend RUP te situeren rond de kerst- en nieuwjaarsperiode. c. Een onderdeel van het bezwaarschrift bevat argumentatie tegen windenergie in het algemeen. Deze zou noch economisch, noch wat bijdrage en zekerheid in energievoorziening betreft, noch ecologisch verantwoord zijn. d. Betrokkene stoffeert zijn bezwaren via een uitgebreide en veeltalige bijlage met informatie en illustratief materiaal over de nadelen van windenergie en windturbines. Vlacoro kan bij de onderscheiden onderdelen van het bezwaar het volgende opmerken. a. Visuele hinder is een subjectief begrip. Vlacoro verwijst in dat verband naar de genoemde omzendbief EME/2000.01 over het afwegingskader en de randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines. In dat rondschrijven wordt opgemerkt dat een windturbine een nieuw landschapsbeeld kan scheppen dat een meerwaarde oplevert en positieve effecten in het licht stelt. Meest opvallend is volgens de omzendbrief de verticale verschijningsvorm met tegenwoordig een eerder technologische en zelfs design uitstraling in het open landschap ten opzichte van de windturbine van weleer. Wat de windturbine-zone te Gistel betreft zal het positief visueel effect dienen bewaakt te worden bij het verlenen van de stedenbouwkundige vergunningen voor de eerste turbines (zie hoger de opmerkingen van Vlacoro bij kader 1). Met betrekking tot het eventuele ongevalsrisico van windturbines is Vlacoro van mening dat zo nodig restricties voor de bouw- en de gebruiksmogelijkheden van windturbines dienen te worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Wat de verkeersproblematiek betreft, meent Vlacoro dat het risico van aandachtsafleiding geen voldoende tegenargument kan zijn voor de bouw van windturbines in de omgeving van autosnelwegen. Na verloop van tijd worden dergelijke windturbines een vertrouwd beeld. b. Vlacoro merkt op dat men onmogelijk kan wachten tot alle plannen af zijn vooraleer men een nieuw proces opstart. Planning is trouwens erg dynamisch en steeds in verandering. Het RUP geeft een kader aan. Alle bevoegde instanties die bij de opmaak van het voorliggend RUP betrokken zijn, werden om advies gevraagd tijdens de plenaire vergadering. Bij de uitwerking van de concrete details worden deze afgestemd op het in opmaak zijnde plan. Vlacoro is van oordeel dat het dossier omtrent het voorliggend RUP goed in elkaar zit. De gekozen locatie is een geschikte plek voor windturbines. Door de bundeling met de plaatselijke lijninfrastructuren sluit het RUP aan bij de principes van het RSV. Wat het openbaar onderzoek betreft, dat liep van 12 november 2002 tot en met 10 januari 2003, meent Vlacoro dat de inspraakmogelijkheid van de bevolking niet kan geschaad zijn door het feit dat het onderzoek plaats greep in een periode die gedeeltelijk samenviel met de kerst- en nieuwjaarsperiode. Uiteindelijk gaat het over een openbaar onderzoek van 60 dagen waarbinnen de kerst-en nieuwjaarsperiode hooguit één week inneemt. Bovendien werd de periode van het openbaar onderzoek aangekondigd binnen de 30 dagen volgend op de beslissing van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling zoals vereist in artikel 42 van het stedenbouwdecreet. De aankondiging gebeurde door aanplakking bij de betrokken gemeenten, door een bericht in het Belgisch Staatsblad, 3 dagbladen en door een bericht dat driemaal door de openbare radio (radio 1 en radio 2) en televisie werd uitgezonden. c. Vlacoro is van oordeel dat de bezwaren tegen windenergie niet in relatie staan tot het onderwerp van het openbaar onderzoek. Het RUP windturbines Gistel duidt een locatie aan waarin de plaatsing van windturbines mogelijk is. Dit RUP is een ruimtelijk instrument. Vlacoro is niet bevoegd voor het energiebeleid. Overigens heeft de Vlaamse regering uitdrukkelijk geopteerd voor windenergie als één van de mogelijkheden om te voldoen aan internationale doelstellingen inzake duurzame energie en hiervoor gewestelijke RUP’s op te maken. .
4
Dossier 075
d. Behoudens waar dit wettelijk verplicht is, kan Vlacoro niet ingaan op de teksten die niet in de Nederlandse taal gesteld zijn en die de bezwaarindiener insluit zonder vertaling. Wat de argumentatie tegen windenergie en windturbines betreft, kan verwezen worden naar het vorige punt c.
3. De Internationale Luchthaven Oostende [75/B3] merkt op dat stedenbouwkundig voorschrift C.4. onvolledig is. Het voorschrift legt de maximale tiphoogte van de windturbines op 125m, doch bepaalt niet ten opzichte van welk niveau. De Luchthaven stelt voor de bepaling als volgt te wijzigen: de maximale tiphoogte van de windturbines bedraagt 125m boven de zeespiegel. Vlacoro treedt het bezwaar principieel bij omdat het is ingegeven vanuit evidente hoogtebeperkingen, ingegeven vanuit de zorg voor een goede uitbating van de nabijgelegen luchthaven, maar wijst er op dat een hoogtepeil relateren aan het zeespiegelniveau niet gebruikelijk is in de ruimtelijke ordening en het daarom aangewezen is om de toegelaten hoogte in het RUP te relateren aan het maaiveldniveau.
4. Elia System Operator n.v. [75/B4] merkt op dat grote windturbineparken moeten worden aangesloten op het hoogspanningsnet en gaat er vanuit dat de hoogspanningsverbindingen vallen onder wat in stedenbouwkundig voorschrift B "bijhorende noodzakelijke infrastructuur met het oog op het optimaal winnen van hernieuwbare energie" wordt genoemd. Mocht dat niet het geval zijn dan verzoekt Elia om uitdrukkelijk te vermelden dat ook de hoogspanningsverbindingen voor de afvoer van de er opgewekte elektrische energie noodzakelijke infrastructuur zijn. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften niet moeten worden aangepast met een vermelding over hoogspanningsverbindingen. Het voorliggend RUP geeft inderdaad enkel een locatie aan voor windturbines en legt slechts basisrichtlijnen vast.
B.3 Besluit Vlacoro geeft gunstig advies over het ontwerp gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan “Zone voor windturbines – Gistel” mits −
in stedenbouwkundig voorschrift C.4. de maximale tiphoogte van windturbines wordt vastgelegd op een hoogte ten opzichte van het maaiveld die overeenkomt met 125m boven de zeespiegel;
maar merkt op −
dat een globaal afwegingskader voor de inplanting van zones voor windturbines ontbreekt zodat de optimaliteit van dit RUP niet kan getoetst worden;
−
dat het aan te bevelen is dat een totaal overzicht van de op korte en middenlange termijn geplande zones in de ruime omgeving wordt ter beschikking gesteld van de betrokken provincies en gemeenten.
Verleend te Brussel op 8 april 2003,
De vaste secretaris,
De voorzitter,
Lieve Reenaers
Prof. dr. Boudewijn Bouckaert
5