Dossier 349/FDC
AD V I E S VL AAM S E CO M M IS SI E VO O R R UIM T EL I JK E O R D EN ING Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spartacus: lijn Hasselt – Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen
A. Samenvatting van het dossier
A. 1 . Sit u e ri n g Het voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd voorlopig vastgesteld door de Vlaamse regering op 18 juli 2008. Aanleiding voor voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is het Spartacusplan van De Lijn. Dit plan beoogt de uitbouw van een hoogwaardig netwerk van regionaal openbaar vervoer in Limburg tot een niveau waarop het een goed en waardevol alternatief biedt voor de personenwagen om tot een wijziging van de verplaatsingsgewoonten in Limburg te leiden. Daarnaast heeft het plan als doel het verhogen van de efficiëntie van het openbaar vervoer. De Lijn wil een regionaal netwerk van snelle verbindingen tussen de steden uitbouwen, waarin de trein samen met ander hoogwaardig railvervoer (sneltram) en snelbussen de ruggengraat vormt voor snelle verplaatsingen op grotere afstanden. Het bestaande ontsluitend busvervoer zal in een aantal knooppunten instaan voor de aan- en afvoer van reizigers. Er is vertrokken van de bestaande spoorverbindingen. In een aantal regio’s van Limburg volstaat dit evenwel niet en bestaat een duidelijke nood aan nieuwe regionale verbindingen, met name vanuit Hasselt naar Maastricht, Maasmechelen, campus Diepenbeek en Noord-Limburg (LommelOverpelt-Neerpelt). Voorliggend RUP betreft (een gedeelte van) het sneltramtracé Hasselt – campus Diepenbeek – Maastricht, met name het deel tussen de campus, via Diepenbeek tot in Bilzen, waar de aan te leggen verbinding de bedding van de voormalige spoorlijn 20 kan volgen tot aan de grens met Nederland. Deze lijn is van strategisch belang omwille van onder meer de uitbouw van de Transnationale Universiteit Limburg, het woon-werkverkeer tussen beide Limburgen en de aantakking in Maastricht op het Euregionaal openbaar vervoer in Zuid-Limburg en rond Aken. Daarnaast is de lijn ook essentieel gelet op de toeristische en economische aantrekkingskracht van Hasselt en Maastricht. In Lanaken is een belangrijke verknoping gepland met buslijnen in het Maasland. Het tracédeel dat is opgenomen in voorliggend RUP maakt deel uit van de sneltramlijn 1 van het Spartacuslijn, tussen Hasselt en Maastricht; het plangebied is gesitueerd op het grondgebied van de gemeenten Diepenbeek en Bilzen en heeft een lengte van een tiental km. Het gedeelte van het sneltramtracé Hasselt-Maastricht dat is opgenomen in voorliggend RUP start ter hoogte van de universitaire campus in Diepenbeek, waar het tracé richting spoorlijn 34 (Hasselt – Tongeren) loopt. Deze spoorlijn wordt gevolgd tot het punt waar spoorlijn 34 afbuigt richting Bilzen, vlak voor Munsterbilzen; het sneltramtracé volgt deze afbuiging niet, maar gaat over op het verlaten spoortracé van de voormalige spoorlijn 20 richting Lanaken – Maastricht. Het plangebied van voorliggend plan eindigt ter hoogte van de overgang op de voormalige spoorlijn 20. Op de universitaire campus in Diepenbeek is de Universiteit Hasselt gelegen, samen met gebouwen van de XIOS Hogeschool Limburg, de Katholieke Hogeschool Limburg en de Provinciale Hogeschool Limburg. Daarnaast is er ook een zone gesitueerd met onderzoeksinstellingen en spin offs van de onderwijsinstellingen. Wanneer het sneltramtracé de campus verlaat, wordt een vrij open gebied doorkruist, dat voornamelijk in landbouwgebruik is met veeteelt en graslanden.
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
1/9
Dossier 349/FDC
De weilanden worden afgeboord door voornamelijk populierenrijen. In dit gebied kruist het tracé de Demervallei waarna het parallel ermee verder loopt. Ook de percelen in de Demervallei zijn voornamelijk in landbouwgebruik (akker- en grasland). Richting Rooi wordt de vallei verlaten en gaan de weilanden over in een kleine zone met bebouwing, enkele bosjes en akkers. Ter hoogte van Rooi sluit het tracé aan op de bestaande spoorlijn 34 Hasselt – Tongeren. Het gebied ten zuiden van de spoorlijn is hier overwegend bebouwd. Ten noorden van de spoorlijn is een vrij open gebied gesitueerd, van een zone met paardenweides naar een gebied met vochtige graslanden en natte bosjes (zowel wilgenbosjes als een kasteelpark). Ter hoogte van de kern van Diepenbeek is ten noorden van de spoorlijn een industriezone gelegen; de ontsluitende weg van deze zone is gesitueerd tegen het huidige spoorwegtracé. Ten noorden van deze industriezone, op een 100-tal meter (bebouwd) van de spoorlijn, is het natuurgebied Pomperik-Dorpsbeemden gesitueerd (VEN en SBZ). Dit natuurgebied bestaat uit een complex van vochtige en natte graslanden, met historische hooilanden. De kern van Diepenbeek paalt aan de spoorlijn in het zuiden; deze kern bevat geen belangrijke regionale publiekstrekkende functies, maar heeft voornamelijk een woonfunctie met lokale horeca en winkels. Centraal ter hoogte van de kern van Diepenbeek is op de spoorlijn 34 een station gesitueerd. Voorbij de kern van Diepenbeek kruist het tracé van de sneltramlijn de als primaire weg type II gecategoriseerde N76. Verder tussen de kern van Diepenbeek en de RWZI van Bilzen blijft het sneltramtracé gebundeld aan de spoorlijn en parallel met de Demer lopen. Het tracé raakt hier aan een laaggelegen zone van de Demervallei en loopt door een complex van natte graslanden, ruigtes en bosjes. Aan de zuidzijde van de spoorlijn is op een iets grotere afstand bebouwing gesitueerd; de spoorlijn heeft daardoor een vrij natuurlijk karakter aan beide zijden. Vervolgens loopt het sneltramtracé gebundeld aan de spoorlijn langsheen de kern Beverst. De bebouwing van deze kern is ten zuiden van de spoorlijn gelegen. Aan de overzijde van de spoorlijn is een natuurgebied gelegen rond de meanderende loop van de Winterbeek en de Marebeek. Het bestaat uit een afwisseling van (al dan niet verruigde) graslanden met hier en daar bomenrijen en populierenbossen met wilg. Nog aan de noordzijde van de spoorlijn is palend aan de spoorlijn het bedrijf DW Plastics gelegen. Verder ten oosten van de kern van Beverst raakt het sneltramtracé aan de bebouwing van het woonlint Laarstraat; het sneltramtracé loopt doorheen een reeks tuinen en een woning. Tussen de Laarstraat en de aansluiting op de oude spoorwegzate is de lijn gesitueerd in een hoger landbouwgebied, waar het landschap uit weiden en akkers met enkele populierenbosjes bestaat. A. 2 . O n t w e rp Het eerste gedeelte van de sneltramlijn, met name tot de universitaire campus in Diepenbeek, kan worden gerealiseerd binnen de geldende plannen van aanleg en wordt bovendien in een eerste fase gerealiseerd. Voorliggend RUP voorziet dan ook een zone voor lijninfrastructuur voor de sneltramlijn vanaf de universitaire campus in Diepenbeek, meer bepaald vanaf de Ginderoverstraat. De kruising van de Ginderoverstraat verloopt gelijkvloers. Het verdere verloop in de vallei van de Demer verloopt in een lichte ophoging tot aan de kruising met het fietspad; de Demer zelf wordt met een brugconstructie gekruist. Vervolgens dient de sneltramlijn sterk te stijgen, in eerste instantie in ophoging tot de Peperstraat en vervolgens in een ingraving tot aan de aansluiting op lijn 34. Ter hoogte van de Peperstraat/Nierstraat worden geluidsabsorberende geluidsschermen voorzien tot een hoogte van 1m boven de bovenkant van het spoor Waar de sneltramlijn gebundeld verloopt (op gelijke hoogte) met de bestaande spoorlijn 34, is het spoorwegdomein zelf eveneens opgenomen in de zone voor lijninfrastructuur om onduidelijkheid met de symbolische aanduiding van de spoorlijn op het gewestplan te vermijden. De bestaande overwegen van de spoorlijn 34 worden behouden en verbreed. Aan de noordzijde van de spoorlijn is een zone van 10 meter vanuit de nieuwe spooras aangehouden, met een aantal uitzonderingen:
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
2/9
Dossier 349/FDC
•
de halte in Diepenbeek is voorzien aan de Industrielaan; doordat er slechts 1 perron wordt voorzien dat beide rijrichtingen bedient, is een inname van het noordelijk gelegen bedrijventerrein niet nodig. Wel wordt de Industrielaan geraakt; om de herinrichting van deze straat te faciliteren en strijdigheden met het bestaande BPA te vermijden, is de volledige weg opgenomen binnen voorliggend RUP.
•
tussen Diepenbeek en Beverst bestaat de potentie om een vrijliggend fietspad aan te leggen, dat zowel in Diepenbeek als in Beverst aantakt op het bestaande fietsroutenetwerk. Het fietspad zal ter hoogte van de Molenstraat in Diepenbeek aan de noordzijde van het nieuwe tramtracé gelegen zijn, tot aan de Molenstraat in Beverst (ter hoogte van het waterzuiveringsstation); daar zal de Molenstraat even worden gevolgd die parallel ligt aan het sneltramtracé; vervolgens loopt het fietspad verder de sneltramlijn tot aan de Nijverheidsstraat. In voorliggend plan is voldoende ruimte voorzien voor de potentiële aanleg van dit fietspad, waar het gebundeld is aan de sneltramlijn. Ter hoogte van de Molenstraat in Diepenbeek zal het fietspad tevens als servitudeweg gebruikt worden (ter ontsluiting vaneen bedrijfsloods); andere servitudewegen kunnen voor zover nodig eveneens aangelegd worden binnen de zone voor lijninfrastructuur.
in Beverst bestaat de mogelijkheid dat een halte wordt voorzien. De parking van het bedrijf DW Plastics is momenteel gesitueerd op het domein van de NMBS; deze parking wordt gedeeltelijk ingenomen door de sneltramlijn. Op het bedrijfsterrein zelf wordt de bufferzone van het bedrijf ingenomen (BPA St. Martensgracht). Een aantal gebouwen wordt geraakt door de zone voor lijninfrastructuur. Afhankelijk van het technisch ontwerp en de technische mogelijkheid om te werken met keermuren bestaat de kans dat deze gebouwen toch kunnen worden gevrijwaard. Indien mogelijk wordt de zone voor lijninfrastructuur verder verfijnd (beperkt) in de loop van de officiële procedure van voorliggend RUP en wordt hieromtrent meer duidelijkheid verschaft voor de voorlopige vaststelling. Het gaat om de silo van een boerderij in de zone tussen de universitaire campus en spoorlijn 34; 3 woningen in Diepenbeek; een loods aan Kolfshof; 8 woningen met/of aanhorigheden en een elektriciteitscabine in de Laarstraat in Bilzen. Wanneer de sneltramlijn overgaat op de bedding van de voormalige spoorlijn 20 is een bestemmingswijziging niet nodig. Het RUP eindigt dan ook ter hoogte van de eerste kruising op lijn 20, met name ter hoogte van de Spurkerweg. •
A. 3 . O v e r ee n st em mi n g m et h et R u i mt e li j k St ru ct u u rp la n V la an d er en De aanleg van de sneltramlijn tussen Diepenbeek en Bilzen, als onderdeel van de sneltramlijn tussen Hasselt en Maastricht wordt in uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen in een ruimtelijk uitvoeringsplan vastgelegd. Geïntegreerde benadering van ruimtelijke ordening, mobiliteit en infrastructuur Het beleid gaat uit van een geïntegreerde benadering van ruimtelijke ordening, mobiliteit en infrastructuur. Het mobiliteitsbeleid waarvoor hier geopteerd wordt, staat voor het vrijwaren van de verplaatsingsbehoeften binnen de samenleving. Een selectieve verbetering en uitbouw van de verplaatsingsmogelijkheden met openbaar, collectief en niet-gemotoriseerd vervoer is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Ten aanzien van dit mobiliteitsbeleid zijn de vooropgestelde ruimtelijke principes sterk sturend. Zo leidt het ruimtelijk principe van de gedeconcentreerde bundeling tot een ruimtelijke bundeling van de verplaatsingsbehoefte, hetgeen leidt tot een verruiming van de individuele verplaatsingsmogelijkheden. De ruimtelijke bundeling is daarbij een noodzakelijke voorwaarde voor collectief vervoer. Door de ruimtelijke concentratie van herkomst en bestemming is een totale inperking van het verkeersvolume eveneens mogelijk. De gedeconcentreerde bundeling gaat gepaard met een ruimtelijke concentratie van het verkeersvolume. De omgevingseffecten kunnen beperkt blijven wanneer de verplaatsingsmogelijkheden te voet, per (brom)fiets en met collectief vervoer het grootst zijn en wanneer ze afgestemd blijven op de kenmerken van herkomst- en bestemmingslocaties.
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
3/9
Dossier 349/FDC
Duurzame mobiliteit vanuit een duurzame ruimtelijke ontwikkeling Voor een duurzame mobiliteit wordt een duurzame ruimtelijke ontwikkeling beoogd, waarbij de economische, de sociale en de ecologische componenten ten volle worden onderkend. Deze 3 basiscomponenten worden geïntegreerd benaderd. De belangrijkste uitgangspunten om een duurzame mobiliteit te bewerkstelligen, worden als volgt omschreven: •
het garanderen van de noodzakelijke bereikbaarheid van en in Vlaanderen, omwille van de belangrijke impact ervan op de economische ontwikkeling ;
•
het garanderen van de beoogde leefbaarheid ;
•
het vergroten van de verkeersveiligheid ;
•
het afremmen van de groei van de automobiliteit door het verbeteren van de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtelijke condities voor de alternatieve vervoerswijzen (= grotere multimodaliteit);
•
het optimaliseren van de grotendeels bestaande infrastructuur.
Fijnmazige ontsluiting van de stedelijke gebieden en economische knooppunten naar het samenhangend netwerk van hoofdinfrastructuren De ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden en de overige economische knooppunten is gericht op het samenhangend netwerk van hoofdinfrastructuren. Deze ontsluiting wordt multimodaal verzorgd met specifieke systemen van collectief personenvervoer en goederenvervoer. Deze complementaire ontsluitende infrastructuren zijn beperkt van omvang. Activiteiten die veel personen- en/of goederenmobiliteit veroorzaken worden gelokaliseerd in de stedelijke gebieden en economische knooppunten nabij het samenhangend netwerk van de hoofdinfrastructuur. Versterking van alternatieven voor het autoverkeer Er wordt in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen voor geopteerd om de alternatieven voor het auto- en vrachtwagenverkeer te versterken. Voor het personenverkeer zijn die alternatieven voor de kortere afstand te voet en per fiets, voor de langere afstanden het openbaar en collectief vervoer. Voor het goederenvervoer zijn dat het spoor en het water. Het gecombineerd goederenvervoer als “complementaire” vervoerswijze moet uitgebouwd en versterkt worden. Zowel de mogelijkheden voor de uitbouw van noodzakelijke infrastructuren als de ruimtelijke condities (verdichting bij stations, locatiebeleid, …) moeten worden voorzien. De stedelijke gebieden In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen zijn stedelijke gebieden geselecteerd; Hasselt-Genk (delen van de gemeenten Diepenbeek, Hasselt, Genk en Zonhoven) is geselecteerd als regionaalstedelijk gebied. Het ruimtelijk beleid in de regionaalstedelijke gebieden is erop gericht de bestaande en toekomstige stedelijke potenties maximaal te benutten. Omwille van het verzorgingsniveau, de stedelijke voorzieningen en de economische structuur nemen de regionaalstedelijke gebieden een belangrijke plaats in de ruimtelijke structuur van Vlaanderen in. Een regionaalstedelijk gebied heeft op kwantitatief en kwalitatief vlak grote potenties om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. Maastricht-Heerlen-Hasselt/Genk-Aken-Luik is geselecteerd als een grensoverschrijdend stedelijk netwerk dat potentieel structuurbepalend is op Vlaams niveau omwille van de versterking van de stedelijke ontwikkelingen uitgaande van Hasselt/Genk, Maastricht, Heerlen, Aken en Luik en omwille van de complementariteit inzake economische structuur en stedelijke voorzieningen. A. 4 . O p en b a ar o n d e r z o e k Het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen van 02/03/09 tot 30/04/09. Conform het DRO art. 42 kunnen bezwaren worden bezorgd aan Vlacoro of aan de betrokken gemeente uiterlijk op de laatste dag van het openbaar onderzoek. De gemeente bezorgt de bij haar ingediende bezwaren aan Vlacoro binnen de drie werkdagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek.
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
4/9
Dossier 349/FDC
Bij het openbaar onderzoek werden 14 bezwaarschriften ingediend. Bezwaarschriften die niet tijdig aan Vlacoro werden bezorgd, worden conform art. 42 §4 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening niet behandeld door Vlacoro. Gelet op de toegestane termijnsverlenging dient Vlacoro over dit ontwerp van RUP advies uit te brengen binnen de 120 dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, i.e. 28.08.2009. A. 5 . Ad v iez en Er werden 2 adviezen aan Vlacoro overgemaakt.
B. Advies van Vlacoro
B. 1. Be sp r ek in g v an d e b ez w a r en en o p m er k in g en De nummers tussen [] verwijzen naar de bezwaarschriften zoals zij opgenomen zijn in de bundel. 1. Bezwaarindiener [B1] [Agentschap Wonen] heeft geen bezwaren of opmerkingen. Vlacoro neemt akte van dit bezwaar. 2. Bezwaarindiener [B2] [Agentschap Wegen en Verkeer] heeft geen bezwaar tegen het tracé. Vlacoro neemt akte van dit bezwaar. 3. Bezwaarindiener [B3] [NMBS] heeft geen bezwaar tegen het tracé maar merkt op dat in het besluit van de Vlaamse regering verkeerdelijk gesproken wordt van spoorlijn 36 i.p.v spoorlijn 34. Vlacoro neemt akte van dit bezwaar en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper. 4. Bezwaarindiener [B4] stelt dat de Spartacuslijn over zijn eigendom loopt, terwijl hij niet op de hoogte is van een onteigening. Dit RUP bevat geen onteigeningsplan aangezien De Lijn sectorale onteigeningsbevoegdheid heeft, waardoor De Lijn eigen procedures zal ontwikkelen voor de eventuele onteigeningen. Vlacoro vraagt de ontwerper om deze verduidelijking ook in de toelichtingsnota te vermelden. Vlacoro stelt verder dat een aantal gebouwen geraakt worden door de zone voor lijninfrastructuur. Het gaat om de silo van een boerderij in de zone tussen de universitaire campus en spoorlijn 34; 3 woningen in Diepenbeek; een loods aan Kolfshof; 8 woningen met/of aanhorigheden en een elektriciteitscabine in de Laarstraat in Bilzen. Afhankelijk van het technisch ontwerp en de technische mogelijkheid om te werken met keermuren bestaat de kans dat deze gebouwen toch kunnen worden gevrijwaard. 5. Bezwaarindiener [B5] stelt dat de toegangsweg naar haar landbouwperceel mogelijk versperd wordt door het tracé van de sneltramlijn. Vlacoro neemt akte van dit bezwaar en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper. 6. Bezwaarindieners [B6] [B7] [B8] hebben bezwaar tegen het tracé aangezien hun woning met aanhorigheden mogelijk onteigend wordt. Ze wijzen ook op de zinloosheid van het project, hun emotionele en financiële schade, de hinder inzake lawaai en milieu. Vlacoro neemt akte van dit bezwaar en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper.
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
5/9
Dossier 349/FDC
Aanleiding voor voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is het Spartacusplan van De Lijn. Dit plan beoogt de uitbouw van een hoogwaardig netwerk van regionaal openbaar vervoer in Limburg tot een niveau waarop het een goed en waardevol alternatief biedt voor de personenwagen om tot een wijziging van de verplaatsingsgewoonten in Limburg te leiden. Dit RUP bevat geen onteigeningsplan aangezien De Lijn sectorale onteigeningsbevoegdheid heeft, waardoor De Lijn eigen procedures zal ontwikkelen voor de eventuele onteigeningen. M.b.t. de mogelijke onteigeningen stelt Vlacoro dat een aantal gebouwen geraakt worden door de zone voor lijninfrastructuur. Het gaat om de silo van een boerderij in de zone tussen de universitaire campus en spoorlijn 34; 3 woningen in Diepenbeek; een loods aan Kolfshof; 8 woningen met/of aanhorigheden en een elektriciteitscabine in de Laarstraat in Bilzen. Afhankelijk van het technisch ontwerp en de technische mogelijkheid om te werken met keermuren bestaat de kans dat deze gebouwen toch kunnen worden gevrijwaard. Voor de aanleg en exploitatie van een sneltramlijn van het station van Hasselt tot in Lanaken is een milieueffectenrapport opgemaakt. Vermits de aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of meer is opgenomen in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004, is het project onderworpen aan een milieubeoordeling. Het MER is dus opgemaakt ten behoeve van het project, maar geeft – zoals ook opgenomen in de kennisgevingsnota en de richtlijnen – elementen voor de milieubeoordeling bij het voor tracédeel langs spoorlijn 34 op te maken RUP. Voor het tracédeel tussen de grensovergang en Maastricht zal door de bevoegde Nederlandse overheden een tracéonderzoek opgestart worden. In de studie wordt ervan uitgegaan dat het knooppunt in Lanaken zal fungeren als voorlopig eindpunt; het gedeelte tot de grens zal worden gerealiseerd in samenhang met het tracédeel op Nederlands grondgebied. Het MER is door de bevoegde dienst MER van het Departement LNE goedgekeurd op 5 juni 2008. In het goedkeuringsbesluit wordt expliciet verwezen naar de afzonderlijke paragraaf uit het MER waarin een tracé-afweging wordt gemaakt in functie van het vast te stellen en goed te keuren RUP. Tevens wordt aangegeven dat de informatie uit het projectMER kan gebruikt worden als milieubeoordeling bij het RUP overeenkomstig artikel 49 van het decreet van 25 mei 2007 houdende diverse bepalingen inzake Leefmilieu, Natuur en Openbare Werken, dat voor RUP’s waarvan de plenaire vergadering voor 1 juni 2008 wordt gehouden het wijzigingsdecreet inzake 1 planmer van 27 april 2007 (nog) niet van toepassing stelt . In het MER is een paragraaf opgenomen omtrent de tracé-afweging in functie van het RUP. Er wordt uitgegaan van de beslissing van de Vlaamse regering in het kader van het Limburgplan om Hasselt, via de universitaire campus, met Maastricht te verbinden en van de haltes die in functie van de goede werking van het gehele Spartacusconcept moeten worden aangedaan, met name de universitaire campus te Diepenbeek en de halte Lanaken. Deze uitgangspunten, gecombineerd met de principes van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het streven naar minimale negatieve milieueffecten, beperken de mogelijke tracés. Het MER concludeert dat omwille van de ligging van de te verbinden haltes, de aanwezigheid van de bestaande spoorlijn en van de oude spoorwegbedding er geen alternatief tracé is dat een lagere ruimtelijke en milieuimpact zou kunnen hebben.
7. Bezwaarindiener [B9 - Limburgse Milieukoepel] stelt dat het Spartacusplan niet voorzien was in het eerste RSV (pas toegevoegd in de herziening van het RSV); stelt dat het GRUP onvolledig is (de tramlijn Hasselt station –Campus Diepenbeek en de tramlijn Bilzen-Maastricht zijn niet opgenomen), waardoor eventuele milderende of flankerende maatregelen moeten worden genomen op het niveau van de bouwvergunning.
1
De plenaire vergadering over het voorontwerp van RUP “Spartacus: lijn Hasselt-Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen” is doorgegaan op 21 mei 2008.
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
6/9
Dossier 349/FDC
Bezwaarindiener stelt dat het project-MER niet beschikbaar was bij het openbaar onderzoek en dat de studies waarnaar verwezen wordt in het RUP, eveneens niet beschikbaar waren. Tot slot zijn de ecologische en maatschappelijke hinder onvoldoende onderzocht (mogelijke onteigeningen, invloed op landschap, water,…) . De aanleg van de sneltramlijn tussen Diepenbeek en Bilzen, als onderdeel van de sneltramlijn tussen Hasselt en Maastricht, geeft mee uitvoering aan het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen door de realisatie van volgende principes : - geïntegreerde benadering van ruimtelijke ordening, mobiliteit en infrastructuur - duurzame mobiliteit vanuit een duurzame ruimtelijke ontwikkeling - versterking van alternatieven voor het autoverkeer Het eerste gedeelte van de sneltramlijn, met name tot de universitaire campus in Diepenbeek, kan worden gerealiseerd binnen de geldende plannen van aanleg en wordt bovendien in een eerste fase gerealiseerd. Voorliggend RUP voorziet dan ook een zone voor lijninfrastructuur voor de sneltramlijn vanaf de universitaire campus in Diepenbeek, meer bepaald vanaf de Ginderoverstraat. Wanneer de sneltramlijn overgaat op de bedding van de voormalige spoorlijn 20 is een bestemmingswijziging niet nodig. Het RUP eindigt dan ook ter hoogte van de eerste kruising op lijn 20, met name ter hoogte van de Spurkerweg. Dit RUP bevat geen onteigeningsplan aangezien De Lijn zelf sectorale onteigeningsbevoegdheid heeft, waardoor De Lijn eigen procedures zal ontwikkelen voor de eventuele onteigeningen. M.b.t. de mogelijke onteigeningen stelt Vlacoro dat een aantal gebouwen geraakt worden door de zone voor lijninfrastructuur. Afhankelijk van het technisch ontwerp en de technische mogelijkheid om te werken met keermuren bestaat de kans dat deze gebouwen toch kunnen worden gevrijwaard. Voor de aanleg en exploitatie van een sneltramlijn van het station van Hasselt tot in Lanaken is een milieueffectenrapport opgemaakt. Vermits de aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of meer is opgenomen in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004, is het project onderworpen aan een milieubeoordeling. Het MER is dus opgemaakt ten behoeve van het project, maar geeft – zoals ook opgenomen in de kennisgevingsnota en de richtlijnen – elementen voor de milieubeoordeling bij het voor tracédeel langs spoorlijn 34 op te maken RUP. Voor het tracédeel tussen de grensovergang en Maastricht zal door de bevoegde Nederlandse overheden een tracéonderzoek opgestart worden. In de studie wordt ervan uitgegaan dat het knooppunt in Lanaken zal fungeren als voorlopig eindpunt; het gedeelte tot de grens zal worden gerealiseerd in samenhang met het tracédeel op Nederlands grondgebied. Aangezien er in deze procedure (RUP) geen bouwaanvraag loopt, is er geen project-MER nodig. Anderzijds wijzen alle gegevens erop dat het plan-MER ter inzage lag tijdens het openbaar onderzoek. Het MER is door de bevoegde dienst MER van het Departement LNE goedgekeurd op 5 juni 2008. In het goedkeuringsbesluit wordt expliciet verwezen naar de afzonderlijke paragraaf uit het MER waarin een tracé-afweging wordt gemaakt in functie van het vast te stellen en goed te keuren RUP. Tevens wordt aangegeven dat de informatie uit het projectMER kan gebruikt worden als milieubeoordeling bij het RUP overeenkomstig artikel 49 van het decreet van 25 mei 2007 houdende diverse bepalingen inzake Leefmilieu, Natuur en Openbare Werken, dat voor RUP’s waarvan de plenaire vergadering voor 1 juni 2008 wordt gehouden het wijzigingsdecreet inzake planmer van 27 april 2007 (nog) niet van toepassing stelt. In het MER is een paragraaf opgenomen omtrent de tracé-afweging in functie van het RUP. Er wordt uitgegaan van de beslissing van de Vlaamse regering in het kader van het Limburgplan om Hasselt, via de universitaire campus, met Maastricht te verbinden en van de haltes die in functie van de goede werking van het gehele Spartacusconcept moeten worden aangedaan, met name de universitaire campus te Diepenbeek en de halte Lanaken. Deze uitgangspunten, gecombineerd met de principes van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het streven naar minimale negatieve milieueffecten, beperken de mogelijke tracés.
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
7/9
Dossier 349/FDC
Het MER concludeert dat omwille van de ligging van de te verbinden haltes, de aanwezigheid van de bestaande spoorlijn en van de oude spoorwegbedding er geen alternatief tracé is dat een lagere ruimtelijke en milieuimpact zou kunnen hebben.
8. Bezwaarindieners [B10] hebben een bezwaar tegen de onduidelijkheid van de reservatiestrook die over hun eigendom loopt (juiste afmetingen; behoud van bestemming zelfs bij niet benutting, quid de constructies die op deze reservatiestrook staan?) Vlacoro neemt akte van dit bezwaar en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper. Vlacoro stelt dat de volgende bepaling in de stedenbouwkundige voorschriften voldoende zekerheid geeft. (§1.2 Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.) Anderzijds vraagt Vlacoro aan de ontwerper om in de toelichtingsnota meer duidelijkheid te geven omtrent de interpretatie van dit voorschrift. Verder stelt Vlacoro dat tijdens de vergunningenprocedure de juiste afmetingen van de reservatiestrook en de infrastructuur zullen weergegeven worden in de technische plannen, wat de rechtszekerheid van de burgers ten goede komt. In afwachting hiervan kunnen de ontwerper en De Lijn reeds richtinggevende cijfers vermelden in de toelichtingsnota. 9. Bezwaarindieners [B11] uit de Nierstraat wensen geen aansluiting (voor autoverkeer) tussen de Ginderoverstraat en de Nierstraat zodat hun straat een soort woonerf wordt Vlacoro neemt akte van dit bezwaar en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper. 10. Bezwaarindieners [B12] [B13] hebben bezwaar tegen het feit dat de Peperstraat doodlopend wordt (quid bereikbaarheid?, quid waardeverlies van de woningen?) en tegen de brug over de spoorweg aan de Rooistraat. Ze vragen een mobiliteitstudie. Anderzijds zijn er vragen bij de verkeersveiligheid van de oversteek van de sneltram t.o.v. de Peperstraat, Ginderoverstraat en het fietspad. Vlacoro neemt akte van dit bezwaar en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper. Verder verwijst naar het antwoord bij B.1. kader 6 op pag. 6. 11. Bezwaarindiener [B14] stelt dat aan dit GRUP geen onteigeningsplan is gekoppeld en dat geen gedetailleerde schets is gegeven van de toekomstige inrichting over hun eigendommen (bedding van de tram, tunnels, perron, langs wegen,..). In geval van onteigening wensen zij geen waardeverlies te lijden. Vlacoro neemt akte van dit bezwaar en brengt dit onder de aandacht van de ontwerper. Dit RUP bevat geen onteigeningsplan aangezien De Lijn zelf sectorale onteigeningsbevoegdheid heeft, waardoor De Lijn eigen procedures zal ontwikkelen voor de eventuele onteigeningen. M.b.t. de mogelijke onteigeningen stelt Vlacoro dat een aantal gebouwen geraakt worden door de zone voor lijninfrastructuur. Afhankelijk van het technisch ontwerp en de technische mogelijkheid om te werken met keermuren bestaat de kans dat deze gebouwen toch kunnen worden gevrijwaard. B. 2. Be sp r ek in g v an d e ad v iez en
1. De Provincieraad van Limburg [A1] geeft een gunstig advies voor dit RUP met opmerkingen over - het behoud van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF) - het feit dat het parallelle fietspad naast de lightrail de functionele fietsroute op de N2 niet mag vervangen (hoogstens als alternatieve route)
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
8/9
Dossier 349/FDC
- de respectering van de minimumafstand van 5 m naast de waterlopen voor het oprichten van gebouwen, beplantingen etc… - de opname van de waterloop met zone non-aedificandi als apart artikel in de voorschriften als indicatief element Vlacoro neemt akte van dit advies en kan akkoord gaan met de gemaakte opmerkingen. 2. De gemeenteraad van Diepenbeek [A2] geeft een gunstig advies voor dit RUP. Vlacoro neemt akte van dit advies.
B. 3. O p me r kin g e n Vl ac o r o Geen opmerkingen
B. 4. B e slu it Vlacoro geeft gunstig advies over het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor Spartacus : lijn Hasselt – Maastricht tussen Diepenbeek en Bilzen mits - rekening wordt gehouden met de hierboven vermelde bemerkingen.
Verleend te Brussel op 01 september 2009,
Bea Kayaerts, secretaris
Roel Vanhaeren, ondervoorzitter
Bijlage: bundel van de ingediende bezwaren en adviezen
Vlacoro - Advies RUP Spartacus lijn Hasselt – Maastricht
01.09.2009
9/9