43
Jaargang 27 28 november - 2 december 2011 nr. Wekelijks Verschijnt niet in juli Afgiftekantoor Antwerpen X P2A9464
inhoud special Invoering van “class actions” in België: welke gevolgen voor de verzekeringssector? 1
special Invoering van “class actions” in België: welke gevolgen voor de verzekeringssector? Inhoud Inleiding
Sandra Lodewijckx & Anne Catteau Advocaten aan de balie van Brussel
1. Wat is een collectieve vordering? - Welke voordelen? - Welke nadelen?
2. Huidige situatie en toekomst in België 2.1. Huidige situatie - Belang om op te treden - Vordering tot staking - Bescherming van het milieu - Antidiscriminatiewetten - Vertegenwoordiging bij een proces: de Deminor-casus 2.2. De toekomst in België A. Wetsontwerp betreffende procedures tot collectieve schadeafwikkeling - Procedure van collectieve vergoeding - Actie tot collectieve vergoeding - Oprichting van een openbaar fonds? B. Wetsontwerp betreffende de juridische aspecten van de procedures tot collectieve schadeafwikkeling C. Reacties op de wetsontwerpen
Nbvn .NN/Nbvnnn/KL-NN01
EXTRA VOORDEEL VOOR U ALS ABONNEE Als abonnee van deze nieuwsbrief heeft u gratis toegang tot het volledige online archief ervan op www.assuropolis.be. Handig als u een artikel uit een vorig nummer wil raadplegen. U logt gewoon in met uw gebruikersnaam en paswoord. Kent u deze niet meer? Bel gratis naar onze klantendienst op 0800 40 300 of mail naar
[email protected].
3. Vormen collectieve vorderingen een bedreiging of een opportuniteit voor verzekeraars? 3.1. De verzekeraar als dienstverlener - Mogelijkheid van collectieve vordering? 3.2. De verzekeraar als “risicodrager” - Verzekerbaarheid van collectieve vorderingen? - BA-producten of BA na levering - Professionele aansprakelijkheidsverzekering - Verzekering bestuurdersaansprakelijkheid - Rechtsbijstandsverzekering - Rechtstreekse vordering 3.3. Gevolgen en te overwegen maatregelen door ondernemingen en verzekeraars
Besluit
2 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
Inleiding De class actions zijn goed gekend in de Verenigde Staten waar ze zijn ontstaan. Momenteel doen ze een opmerkelijke intrede in verscheidene Europese landen. Wat verstaat men onder “class action”, soms ook “groepsacties”, “collectieve vorderingen”, “actio popularis”, “vordering met collectief belang” genoemd 1? We zullen proberen om een duidelijke definitie van het begrip te geven. Talrijke Europese landen hebben al een wetgevend arsenaal 2 opgezet waarmee deze collectieve vorderingen worden omkaderd. Ook de Europese Unie is actief. Andere landen, waaronder België, bestuderen momenteel de mogelijkheid om collectieve vorderingen in hun juridisch systeem te introduceren. We zullen nagaan welke hulpmiddelen ons rechtssysteem momenteel ter beschikking stelt aan slachtoffers van “massaschade” en welke middelen in de toekomst worden beoogd door de regering en de wetgever. Ten slotte bestuderen we wat de impact zal zijn van de invoering van collectieve vorderingen op de verzekeringssector: welke voor- en nadelen zullen de verzekerden ondervinden? Wat zal de rol zijn van de tussenpersonen? Hoe zullen de verzekeraars ertegenover staan?
1. Wat is een collectieve vordering? Collectieve vorderingen geven aan een groep personen die het slachtoffer zijn van een gelijkaardig schadegeval, “massaschade” genoemd, de mogelijkheid om hun vordering gemeenschappelijk te laten behartigen zonder dat elke persoon individueel formeel partij moet zijn bij het geschil, en dat tegen één of meerdere geïdentificeerde verantwoordelijken. Op algemene wijze zal de vertegenwoordiger in naam van de groep slachtoffers – die allen kunnen doch niet moeten worden geïdentificeerd – een rechtsvordering instellen, zonder daartoe noodzakelijk een mandaat te hebben verkregen van alle slachtoffers afzonderlijk. Het vonnis heeft dan gezag van gewijsde, niet enkel ten overstaan van die vertegenwoordiger en de verweerder(s), maar tevens ten overstaan van alle personen van de groep 3. Sommige rechtstakken, onder meer het consumentenrecht, het gezondheids- en milieurecht bieden een geschikt terrein om collectieve vorderingen in te stellen. Ze hebben immers als kenmerk dat ze een groot aantal personen betreffen die mogelijk slachtoffer kunnen worden van éénzelfde gebeurtenis, éénzelfde handelwijze, éénzelfde schadegeval en daarbij een veelheid van individuele belangen zullen hebben. Denken we recent in ons land 4 op menselijk en milieuvlak terug aan de gasexplosie in Gellingen. De diverse collectieve vorderingen door buurtbewoners tegen het schadelijk lawaai veroorzaakt door de luchthaven van Zaventem zijn een ander voorbeeld. Op financieel vlak zijn er de affaire van geldbeleggingen bij Lehman 1
Volgens sommigen mogen deze begrippen niet worden verward. Nochtans is geen enkel van deze begrippen gedefinieerd in de huidige Belgische wetgeving; ze hebben dus de betekenis die hun gebruiker ze wilt geven (zie K. WAGNER, “Collectieve acties in het Belgisch recht”, P&B 2001, p. 151, noten 8 en 9). In het belang van dit artikel en omwille van vereenvoudiging stellen we voor om steeds het begrip “collectieve actie” te gebruiken. Volgens B. De Vuyst is de class action een typisch Amerikaans fenomeen dat een belangrijke instelling is en blijft onder meer voor het afdwingen van de eerbiediging van de wetten betreffende rasdiscriminatie, milieubescherming, verantwoordelijkheid voor producten en belangen van de consumenten: B. DE VUYST, “Les possibilités d’actions de classe en droit belge”, RGAR 1997, nr. 12707. Wij zullen het woord class action gebruiken wanneer wij specifiek aan een Amerikaans begrip refereren. 2 Het is het geval voor Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Italië, Litouwen, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden. Zoals in België is ook in Frankrijk momenteel een studie aan de gang om collectieve acties te introduceren. 3 Toelichting bij wetsontwerp betreffende de procedures van collectieve vergoeding, beschikbaar op: http://economie.fgov.be. 4 In ons collectief geheugen zitten o.m. vervat de brand in de Innovation in 1967 (323 doden en 150 gekwetsten), het Heizeldrama in 1985 (39 doden en 450 gekwetsten), de brand in het Switel hotel in Antwerpen in 1995 (15 doden en 141 gekwetsten), de crash op het vliegveld in Oostende in 1997 (10 doden en 50 gekwetsten), of nog de gasexplosie in Gellingen in 2004 (24 doden en 132 gekwetsten); zie o.a. L. SCHUERMANS, “Het paard van Troje is niet opgetuigd”, RW 2005-06, 721.
VERZEKERINGSNIEUWS
KLUWER
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 3
Brothers verkocht door Citibank, de zaak Lernout & Hauspie of recent de verkoop van Fortis als voorbeelden waarbij handelingen van een vennootschap aan honderden of zelfs duizenden particulieren schade hebben berokkend en die allen, op één of andere manier, besloten hebben om zich te verenigen om vergoeding te vragen voor hun schade. Op het vlak van de gezondheid is het schandaal rond het DEShormoon in Nederland 5 een voorbeeld van collectieve actie op dat domein en men weet dat aanslagen op de gezondheid dikwijls aanleiding geven tot collectieve vorderingen.
Welke voordelen? Bij de invoering van een systeem van collectieve vordering wordt wat betreft de voordelen vaak aangehaald dat deze vorderingen de toegang tot justitie vergemakkelijken. Door zich te verenigen vergroten de slachtoffers hun middelen. Vooral op consumentenvlak heeft dit soort vordering tot gevolg dat er een nieuw evenwicht ontstaat tussen de consumenten, die dikwijls “zwakke partijen” zijn, en de mogelijke verantwoordelijke, de grote industriële ondernemingen. De consumenten, die dikwijls worden afgeremd omwille van de buitensporige kosten die een gerechtelijke procedure met zich meebrengt, kunnen op die manier de kosten te delen met de andere slachtoffers. In deze optiek zijn sommigen van mening dat collectieve vorderingen op effectieve wijze veelvoudige eisen zouden kunnen behartigen. Door meerdere slachtoffers toe te staan één enkele vordering in te stellen tegen één of meerdere verantwoordelijken, vermijdt men ook dat in gelijkaardige gevallen er tegenstrijdige vonnissen worden uitgesproken. Collectieve vorderingen hebben ook als doel is de kansen op een minnelijke regeling te vergroten, wat ook goedkoper zou zijn omdat op die manier de gerechtelijke procedure niet überhaupt tot haar einde moet worden gevoerd. Daar waar ze al bestaan, stelt men vast dat collectieve vorderingen ook een positief effect hebben op de markt, en dat ze deze markt ook reguleren. Het spreekt vanzelf dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen de consumenten, zijnde de “zwakke partijen” die via collectieve vordering een krachtig en bedreigend instrument tegen de verantwoordelijke(n) van massaschade in handen krijgen, en de grote industriële groepen die dikwijls van bij het begin beter gewapend zijn om gerechtelijke procedures van een zekere omvang te voeren. Omwille van diverse redenen is het duidelijk dat de consumentenverenigingen de collectieve vorderingen graag zien komen (zie infra).
Welke nadelen? Bij de nadelen die aan collectieve vorderingen zijn verbonden, bestaat het risico dat ze misbruikt zouden worden als drukkingsmiddel tegen mogelijke verantwoordelijken. Soms is dit gunstig voor de slachtoffers voor zover dat de mogelijke verantwoordelijken geneigd zijn om vlugger een minnelijke schaderegeling te treffen omwille van een mogelijke juridische procedure die tegen hen wordt ingesteld en door de media in de verf gezet. Op deze wijze zouden de rechtbanken ook kunnen worden ontlast. In de Verenigde Staten werd nochtans vastgesteld dat door het gebruik van deze procedure soms een inflatie van gerechtelijke procedures uitlokt. Op deze wijze mondt de dreiging met een collectieve vordering soms uit in chantage omtrent een
5
Diethylstilbestrol of DES is een synthetisch hormoon. Het werd veelvuldig in Nederland tussen 1947 en 1976 aan zwangere vrouwen voorgeschreven. Later bleek dat de kinderen die uit die zwangerschappen werden geboren – meestal meisjes – ernstige gezondheidsproblemen kenden, o.m. gevaarlijke kankers.
4 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
minnelijke regeling, na manipulatie van de soms desastreuze geruchten over ondernemingen, hun merken en hun producten. De rechten van de verdediging moeten gewaarborgd worden. Het vergemakkelijken van de toegang tot justitie voor de zwakke partijen mag immers niet leiden tot het fnuiken van de fundamentele rechten van de zogenaamd “sterkeren”. In een recente zaak in de Verenigde Staten waarbij de supermarktketen Wal-Mart werd geconfronteerd met een groepering van werknemers, heeft Wal-Mart inderdaad gesteld dat het groeperen van de vorderingen haar verhinderde om een doelgerichte verdediging te voeren. De vorderingen, die van bij de aanvang collectief waren, hadden elk hun eigen karakteristieken waarvoor Wal-Mart een genuanceerd antwoord moest bieden in elk afzonderlijk geval, zelfs met behulp van mini-class actions 6. Uiteraard is het ook evident dat de rechter zijn beoordelingsmacht en zijn volkomen onafhankelijkheid ten opzichte van de aanwezige partijen moet kunnen behouden. De collectieve vorderingen vormen bovendien een niet te verwaarlozen bedreiging voor de ondernemingen (en zelfs voor de overheid, omdat het niet uitgesloten is dat deze laatste verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld voor een eventueel geval van massaschade). De dreiging met collectieve gerechtelijke vorderingen, die in sommige sectoren wel talrijk zouden kunnen zijn, mag immers niet te gemakkelijk worden opgenomen. Ondernemingen moeten er rekening mee houden in hun politiek van schadebeheer en het kan ook een zekere invloed hebben op de verzekeringspremies voor deze ondernemingen, omdat zij het risico vaak naar een verzekeraar zullen laten overdragen. Ook de rol van de media in het kader van collectieve vorderingen is niet te onderschatten, omdat zij dikwijls het reputatie van een onderneming kunnen beschadigen. Daarom is het ook te begrijpen dat private ondernemingen maar ook de federaties die hen vertegenwoordigen dikwijls sceptisch staan tegenover het invoeren van collectieve vorderingen in het rechtssysteem. Continentaal Europa heeft zijn eigen culturele verworvenheden die dikwijls onverenigbaar blijken met de principes en gebruiken van de Noord-Amerikanen. Of het nu in de Verenigde Staten is of in de Europese landen waar dergelijke vorderingen ook al bestaan, collectieve vorderingen zijn gekenmerkt door een specifiek chronologisch stramien. Collectieve vorderingen worden eerst onderworpen aan een “verificatie-” of “certificatie”-procedure: een rechter onderzoekt eerst hun ontvankelijkheid en gegrondheid. Alvorens hij zich kan buigen over de grond van het geschil zal hij eerst de vorm analyseren. In de Verenigde Staten zal hij enkel een class action certificeren als deze nuttig is voor de partijen of voor het rechtssysteem7. Deze certificatie zal slechts worden toegestaan na een in twee fasen gevoerd onderzoek: in een eerste fase zal/zullen de vertegenwoordiger(s) van de groep moeten bewijzen dat hun vordering beantwoordt aan vier cumulatieve voorwaarden; in een tweede fase zal de rechter nagaan of de class action gerechtvaardigd of nuttig blijkt te zijn. Dat zal het geval zijn – en het gaat hier om één van de gekende voordelen van class actions – als het instellen van afzonderlijke parallelle vorderingen zou leiden tot tegengestelde gerechtelijke uitspraken.
2. Huidige situatie en toekomst in België 2.1. Huidige situatie Momenteel bestaan er rechtsmiddelen voor particulieren die collectief een gerechtelijke vordering wensen te ondernemen tegen eenzelfde verantwoordelijke. Denk 6
Voor een degelijk overzicht van deze zaak, zie M. PIERS, “Class actions. Verenigde Staten vs. Europa. Rechtsvergelijkende beschouwingen naar aanleiding van de Wal-Martzaak”, NJW, nr. 171, november 2007, 825-837. De redenering van Wal-Mart werd evenwel niet gevolgd door de Amerikaanse rechters, noch in eerste aanleg noch in graad van beroep. 7 M. PIERS, “Class actions. Verenigde Staten vs. Europa. …”, op.cit., 827.
VERZEKERINGSNIEUWS
KLUWER
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 5
daarbij aan de verschillende processen in de financiële wereld van de voorbije jaren, waarbij kan worden vastgesteld dat het vandaag in België mogelijk is om de belangen te bundelen met het oog op een collectieve actie. De consumentenverenigingen en de verschillende professionele federaties die per definitie tientallen of zelfs honderden individuen vertegenwoordigen, zijn ook in ons land zeer actief op gerechtelijk vlak. Het Belgisch recht heeft een arsenaal van rechtsregels ter beschikking, waarvan er enkele toelaten om in een zekere mate een collectieve vordering in te stellen.
Belang om op te treden De Belgische burgerlijke rechtsplegingsprocedure heeft een individualistische of atomistische visie op de rechtsvordering. Volgens artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek moet elke persoon die in rechte wil optreden, beschikken over de hiervoor gepaste hoedanigheid en een belang. Dit belang moet overigens concreet, legitiem, persoonlijk en rechtstreeks, verworven en dadelijk 8 zijn. Het Belgisch recht heeft dus een individualistisch visie omtrent de gerechtelijke procedure 9. Het belang wordt gedefinieerd als “elk materieel of moreel voordeel, effectief maar niet theoretisch, dat de eiser zou kunnen bekomen van zijn vordering op het ogenblik waarop hij ze instelt” 10. Deze voorwaarde van artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek verwoordt het adagium “sans intérêt pas d’action”. Vorderingen die geen individueel of sociaal nut hebben, zijn dus verboden door het Belgisch Gerechtelijk Wetboek. Volgens het adagium “nul ne plaide par procureur”, verkondigd door het Hof van Cassatie 11, geeft het loutere feit dat een (fysieke of rechts-) persoon een doel nastreeft niet automatisch aanleiding tot het ontstaan van een belang. Een rechtspersoon kan niet opkomen voor de vergoeding van de schade die werd veroorzaakt aan al zijn leden of die het doel waarvoor hij werd opgericht, aantast. Dit principe van onontvankelijkheid van een vordering ingesteld door een groep in het persoonlijk belang van de leden of in een collectief belang kent nochtans vele uitzonderingen. Het Belgisch recht kent inderdaad aan groeperingen of particulieren, mits ze voldoen aan bepaalde voorwaarden, en in sommige gevallen 12, het recht toe een vordering van collectief belang in te stellen. Eén van de belangrijkste voorbeelden is het recht van verenigingen die opkomen voor de verdediging van de consumentenbelangen en die rechtspersoonlijkheid genieten om, in afwijking van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek, in rechte op te treden door middel van een vordering tot staking van een welbepaalde commerciële praktijk teneinde hun statutair bepaalde collectieve belangen te verdedigen 13. Op deze manier hebben TestAankoop en o.a. beroepsverenigingen van verzekeringsmakelaars zoals FVF of Febrabel de laatste jaren verscheidene vorderingen gevoerd.
Vordering tot staking De wet van 6 april 2010 op de marktpraktijken14 en de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet 15 staan beide aan consumentenorganisaties toe om onder be8
Voor een goede analyse van deze karakteristieken, zie H. REGHIF, “L'action en justice”, in X, Droit judiciaire. Commentaire pratique, I.1-1 tot I.3-5, p. 2-5. 9 W. EYSKENS en N. KALUNA, “La class action et le droit belge. Va-et-vient de part et d’autre de l’Atlantique”, JT 2008, 484.10 Ch. VAN REEPINGHEN, “Rapport sur la réforme judiciaire”, Parl.St. Senaat 1963-1964, nr. 60, p. 23. 11 Zie de referenties aangehaald door J.-P. BUYLE en M. MAIRLOT, “Le droit des actions collectives”, in X, Les 25 marchés émergents du droit, Brussel, Bruylant, 2006, p. 184, noot 592. 12 Voor een niet-exhaustieve opsomming, zie H. REGHIF, “L'action en justice”, op.cit., p. 4. 13 Art. 2, lid 2 wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010. 14 Art. 2, lid 2 wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010. 15 Art. 109 wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, BS 9 juli 1991.
6 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
paalde voorwaarden een vordering in te stellen tot stopzetting van praktijken die strijdig zijn met deze wetgeving. Deze organisaties moeten zetelen in de Raad voor het Verbruik of minstens bij koninklijk besluit erkend zijn door het ministerie van Economische Zaken. Bovendien moeten zij de rechtspersoonlijkheid genieten; feitelijke vennootschappen zijn dus uitgesloten. Hun vordering kan enkel worden ingesteld voor een collectief doel zoals voorzien in hun statuten. In het kader van een vordering tot staking zal de rechter zich niet uitspreken over de gronden van de zaak; hij zal enkel bepaalde praktijken verbieden, eventueel met opleggen van een dwangsom. Als recente voorbeelden van dergelijke stakingsprocedures, kunnen we de acties aanhalen die recent werden gevoerd door Test-Aankoop tegen verscheidene banken, luchtvaartmaatschappijen, hospitalisatieverzekeraars… De beroepsverenigingen, waaronder op de eerste plaats de verzekeringsmakelaarsverenigingen, blijven evenmin achter en aarzelen niet om zaken voor het gerecht te brengen zodra zij een gedrag vaststellen die strijdig is met de marktpraktijken. Volgens Test-Aankoop hebben dergelijke vorderingen als voordeel: (i) dat zij een ruime actiegebied hebben omdat men de stopzetting kan vragen van verschillende gedragen, en (ii) dat ze ook de stopzetting van illegale praktijken kunnen bekomen inzake contracten die voor een redelijk lange termijn zijn afgesloten, zoals onder meer verzekeringscontracten, bankcontracten, van energievoorziening of van telecommunicatiediensten, … 16 Als nadeel kan men vermelden dat dit soort procedure geen enkel dwingend effect heeft, maar enkel een “voorbeeldeffect”. Bovendien laten ze enkel de stopzetting toe van de afgekeurde praktijk zonder dat daarbij enige financiële compensatie mogelijk is.
Bescherming van het milieu Naast de vordering tot staking kunnen sinds de wet van 12 januari 199317 verenigingen voor de bescherming van het leefmilieu onder dezelfde titel als de Procureur des Konings of een administratieve overheid aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg vragen om het bestaan vast te stellen van een handeling die het leefmilieu bedreigt. De voorzitter kan de stopzetting bevelen van dergelijke handelingen, preventieve maatregelen treffen en/of een dwangsom opleggen. Hij is echter niet bevoegd om vergoedende maatregelen te nemen of een schadevergoeding toe te kennen. Om dergelijke actie te kunnen instellen moeten de verenigingen voor de bescherming van het leefmilieu de hoedanigheid hebben van een vzw. Tevens moet hun maatschappelijk doel de bescherming van het leefmilieu nastreven en moeten hun statuten de gebiedsomschrijving bepalen waarin zij hun activiteiten kunnen ontplooien. Bovendien moeten zij op het ogenblik van het instellen van de vordering tot staking ten minste gedurende één jaar over de rechtspersoonlijkheid beschikken 18.
16 Zie. I. MECHELS, “Consumer collective redress for Belgian and European consumers”, seminarie AIA, 25 maart 2011. 17 Wet 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu, BS 19 februari 1993. 18 Art. 2 wet 12 januari 1993.
VERZEKERINGSNIEUWS
KLUWER
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 7
Antidiscriminatiewetten In het kader van de diverse antidiscriminatiewetten beschikken ook het Centrum voor de gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding 19 en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen20 over het recht om een vordering in te stellen tot stopzetting van een handeling die discriminatie teweegbrengt en dit zonder dat het Centrum of het Instituut een eigen belang moet aantonen. Bepaalde belangenverenigingen zijn op basis van dezelfde reden gemachtigd om in rechte op te treden21.
Vertegenwoordiging bij een proces: de Deminor-casus Niemand zal ontkennen dat de financiële wereld de laatste jaren danig door elkaar werd geschud en het toneel is geworden van gerechtelijke procedures die op een ruime publieke belangstelling kunnen rekenen. De zaak Fortis is daarvan wellicht de meest bekende. Op een moment dat een echte collectieve vordering in België nog niet mogelijk was, heeft de organisatie Deminor (de vereniging die instaat voor de verdediging van minderheidsaandeelhouders van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen), een alternatieve oplossing gezocht om talrijke klachten te verzamelen. Door middel van een proceduremandaat gaven verschillende slachtoffers aan Deminor een opdracht zodat de associatie een vordering voor de rechtbank heeft kunnen instellen voor rekening van de slachtoffers. Materieel gezien waren deze slachtoffers partij bij het proces omdat ze een vorderingsrecht hadden (subjectief recht), maar door het mandaat was enkel de organisatie Deminor aangeduid als formele partij in het proces. In dit precieze geval moest Deminor niet in haar hoofde het bestaan bewijzen van een belang, want de voorwaarde van een belang om te kunnen optreden werd onderzocht in hoofde van elk individueel slachtoffer. Op basis van een volmacht kan een partij immers “verborgen” blijven achter een vertegenwoordiger22. De lastgever handelt door middel van zijn lasthebber zonder daarbij formeel zijn identiteit aan de verdediging kenbaar te maken. De enige vereiste is dat het op deze wijze handelen geen nadeel met zich meebrengt voor de verdediging. Het verzamelen en organiseren van de diverse mandaten kost natuurlijk veel tijd en geld. Deze oplossing is dus niet efficiënt in elke situatie. Bovendien blijven tegenstrijdige vonnissen in dit geval onvermijdelijk. 2.2. De toekomst in België De laatste jaren werden, gelet op het steeds groter wordend belang van class actions in het buitenland, maar ook als gevolg van initiatieven van de Verenigde Staten en 19
Art. 20, § 1 wet 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, BS 30 mei 2007 en art. 18 wet 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, BS 8 augustus 1981. 20 Art. 25, § 1 wet 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, BS 30 mei 2007. 21 Deze verenigingen zijn vermeld in artikel 30 Antidiscriminatiewet, artikel 35 Genderwet en artikel 32 Racismewet. Het betreft volgende groeperingen: 1° instellingen van openbaar nut en alle verenigingen die op de datum van de feiten sedert ten minste vijf jaar rechtspersoonlijkheid genieten en die zich in hun statuten tot doel hebben gesteld de mensenrechten te verdedigen of discriminatie te bestrijden; 2° de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, zoals zij zijn bepaald in artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; 3° de representatieve organisaties in de zin van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel; 4° de representatieve vakorganisaties in het aangewezen orgaan van vakbondsoverleg voor de administraties, diensten of instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot de regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel niet van toepassing is; 5° de representatieve organisaties van zelfstandigen. 22 K. BROECKX, “Vertegenwoordiging in rechte en naamlening in het geding”, RW 1994-95, 248.
8 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
de Europese Commissie, talrijke wetsvoorstellen23 ingediend in het parlement om in ons rechtssysteem een procedure in te voeren die collectieve vorderingen mogelijk zou maken. Er is momenteel eensgezindheid binnen de politieke gemeenschap over de noodzaak van een wetgevend initiatief. Het is daarbij evident dat de groeiende activiteit van consumentenverenigingen daar niet vreemd aan is. Onze regering is ook aan de slag gegaan. Minister van Justitie Stefaan De Clerck en minister van Klimaat en Energie Paul Magnette hebben in september 2009 twee wetsontwerpen ingediend. Na vruchtbaar werk van de afdelingen economisch recht en gerechtelijk recht van de ULB werden deze ontwerpen voor advies overgemaakt aan de Raad voor het Verbruik, die zijn advies verstrekte op 29 april 2010. De val van de regering in de lente van 2010 bracht echter een (voorlopig) einde aan dit proces, doch wellicht zullen beide ontwerpen de basis blijven voor toekomstige discussies.
A. Wetsontwerp betreffende procedures tot collectieve schadeafwikkeling Het eerste Belgisch wetsontwerp is geïnspireerd op twee reeds bestaande systemen, nl. deze van Nederland en van Québec. Voor de zgn. niet-geschilprocedure (in dit ontwerp “procedure tot collectieve schadeafwikkeling” genoemd, zie infra) is het ontwerp geïnspireerd op het huidige Nederlandse systeem die de mogelijkheid voorziet om over te gaan tot bekrachtiging van een “akkoord van collectieve schadeafwikkeling” dat wordt afgesloten tussen een vertegenwoordiger en de aansprakelijken (of hun verzekeraars) 24. Voor de zgn. geschilprocedures stond het systeem van Québec als model want men voorziet voor de vertegenwoordiger de mogelijkheid om een vordering in te stellen in naam en voor rekening van de groep. Het systeem van Québec, dat zelf gebaseerd is op dat van de VS, biedt inderdaad het voordeel dat het gebaseerd is op een civil law-systeem. Daarenboven dateert de wet van 1978; de Belgische wetgever kon zich dus baseren op meer dan 30 jaar ervaring met dat systeem. De belangrijkste bijdrage van het Québec-systeem tot het Belgisch wetsontwerp is de procedure in twee stappen, namelijk vooreerst een autorisatiefase en vervolgens een beoordelingsfase. In het beoogde systeem is het op elk ogenblik mogelijk om de geschilprocedure op te schorten en over te gaan naar een niet-geschilprocedure, om op deze wijze een minnelijke regeling te bereiken die dan ter bekrachtiging wordt voorgelegd aan de rechter.
23
Zie o.m. volgende wetsvoorstellen: wetsvoorstel 16 augustus 2007 tot aanvulling van artikel 17 Gerechtelijk Wetboek en van artikel 3 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering met het oog op de instelling ten voordele van de verenigingen van een rechtsvordering ter verdediging van collectieve belangen, Parl.St. Kamer 2007 (buitengewone zitting), nr. 52/0109; - wetsvoorstel 12 november 2007 tot aanvulling van artikel 17 Gerechtelijk Wetboek en van artikel 3 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering met het oog op de instelling ten voordele van de verenigingen van een rechtsvordering ter verdediging van collectieve belangen, Parl.St. Kamer 2007-2008, nr. 4/385; - wetsvoorstel 22 februari 2008 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek teneinde aan verenigingen een vorderingsrecht toe te kennen ter verdediging van collectieve belangen, Parl.St. Kamer 2007-2008, nr. 52/0872; - wetsvoorstel 17 maart 2008 tot wijziging van de Gecoördineerde Wetten Raad van State met het oog op de toekenning aan verenigingen van een vorderingsrecht ter verdediging van collectieve belangen, Parl.St. Kamer 2007-2008, nr. 52/0978; - wetsvoorstel 29 mei 2009 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzake de invoering van een collectieve rechtsvordering, Parl.St. Kamer 2008-2009, nr. 52/2019. 24 H. BOULARBAH, “Projet de procédure de réparation collective: vers une class actions à la belge?”, presentatie ter gelegenheid van de ontbijtdiscussie van de Verzekering der verzekeringsjuristen, 29 april 2010, slide 10. -
VERZEKERINGSNIEUWS
KLUWER
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 9
Het ene ontwerp betreft procedures van collectieve schadeafwikkeling, het andere betreft de juridische aspecten van deze procedures 25. Deze ontwerpen hebben een dubbel doel: (i) trachten een minnelijke schikking te bereiken inzake geschillen die aan groot aantal slachtoffers aanbelangen, ofwel via een akkoord van collectieve schadeafwikkeling ofwel via een procedure, en (ii) in ons rechtssysteem een echte collectieve vordering in te voeren, “de actie tot collectieve schadeafwikkeling”.
De procedure van collectieve schadeafwikkeling Het betreft een minnelijke procedure voor het herstellen van een massaschade door het afsluiten tussen partijen van een akkoord tot collectieve schadeafwikkeling en dit zonder gerechtelijke procedure. Het Belgisch wetsontwerp maakt geen onderscheid naar gelang de oorsprong van de massaschade (schade als gevolg van het gebruiken van consumptieartikelen, van medicatie, of door de verplichtingen in financiële contracten, schade aan het leefmilieu, …) of naar gelang de soort schade (materieel, fysiek, emotioneel, …). Alle soorten van massaschade worden hier geviseerd. Ter vergelijking, het wetsontwerp dat momenteel in Frankrijk in behandeling is 26 is beperkt tot collectieve vorderingen tot materiële schade en sluit dus de aantasting van de fysieke integriteit uit. Het is ook beperkt tot schade die consumenten hebben opgelopen. Verschillende soorten schade moeten doorgaans ook verschillend worden behandeld. Om die reden kreeg het Belgisch wetsontwerp toen nogal wat kritiek (van verzekeraars en ondernemingen). De procedure van collectieve schadeafwikkeling zal in vijf etappes verlopen. Alles begint met een onderhandeling tussen partijen teneinde een akkoord te bereiken. Als dat wordt bereikt, wordt het ter bekrachtiging voorgelegd aan een rechter, die zal nagaan of het akkoord beantwoordt aan de wettelijke voorwaarden. Als het akkoord is bekrachtigd, krijgt deze de waarde van een akkoordvonnis en zal het bindend zijn voor de volledige groep. Het veronderstelt nochtans geen enkele erkenning van aansprakelijkheid of fout in hoofde van enige partij. Ondernemingen die dergelijk akkoord zouden afsluiten, moeten dus vooraf goed de draagwijdte nagaan van hun verzekeringswaarborg inzake aansprakelijkheid: sommige polissen verlenen immers slechts dekking als de aansprakelijkheid van de verzekerde wettelijk is bewezen. Ze zullen dus niet tussenkomen in het geval van een akkoord over collectieve schadeafwikkeling dat werd bekrachtigd door een rechter. Dan komt de optionele fase. Men moet beseffen dat de meeste procedures van collectieve schadeafwikkeling die in het buitenland bestaan, een optiemechanisme aanwenden. Er zijn twee systemen: (i) het uitsluitend optiesysteem of opt out, waarbij de slachtoffers expliciet moeten te kennen geven niet tot de groep te willen behoren, en (ii) het insluitend optiesysteem of opt in, waarbij de slachtoffers te kennen geven tot de groep te willen behoren. Het Belgisch wetsontwerp bepaalt dat tijdens de optiefase (minimum 30 dagen en maximum 6 maanden) de slachtoffers zullen kunnen kiezen om al dan niet deel uit te maken van de groep en van het akkoord te kunnen genieten. Het wetsontwerp weerhoudt dus het opt out-principe als basis. Het opt in-principe is ook toegelaten: (i) als het opt out-principe in een bepaald geval niet kan worden toegepast en (ii) ten opzichte van personen die in het buitenland wonen. Ten slotte wordt het bekrachtigingsvonnis gepubliceerd en uitgevoerd. De gekende slachtoffers worden persoonlijk van het vonnis op de hoogte gebracht en het zal worden gepubliceerd op een website alsmede in diverse kranten. Het bekrachtigde 25
Beide ontwerpen kunnen worden geraadpleegd op: http://economie.fgov.be. Art. 12 “projet de loi en faveur des consommateurs”, nr. 3430, 14 november 2006, raadpleegbaar op: www.assemblee-nationale.fr. 26
10 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
akkoord zal ook worden bekendgemaakt in het “register van procedures van collectieve schadeafwikkeling”.
Actie tot collectieve schadeafwikkeling Het gaat hier om de gerechtelijke procedure die beoogt de massaschade te vergoeden en die is onderworpen aan een autorisatiebeslissing. Ze verloopt in zes fases. De vordering tot collectieve schadeafwikkeling wordt eerst ingesteld bij verzoekschrift. Dit kan slechts gebeuren door een verzoek van een representatieve organisatie (ofwel een groepering van slachtoffers, een feitelijke of wettelijke vennootschap, ofwel een vereniging met een sociaal oogmerk die in naam van de slachtoffers handelt). Het weze herhaald dat de enige bevoegde rechtbank in het voorontwerp van wet de rechtbank van eerste aanleg te Brussel is 27. Verder zal bij de griffie van elk hof van beroep een register worden bijgehouden dat alle op basis van die wet ingediende verzoekschriften zal oplijsten 28. Vervolgens beslist de rechter, na enkele juridische punten te hebben nagegaan, of hij de vordering al dan niet toestaat. Zo moet de collectieve actie merkelijk voordelen opleveren in vergelijking tot individuele vorderingen. Als hij de vordering toestaat, omschrijft hij nauwkeurig de massaschade alsook de groep slachtoffers. Zijn beslissing zal bepalen welk optiesysteem (opt in of opt out) toepasselijk is alsmede de termijn voor de optie en de wijze van uitoefening. Elke partij kan vervolgens de opheffing vragen van de procedure om een akkoord van collectieve schadeafwikkeling (buitenwettelijk minnelijk akkoord, cf. supra) te onderhandelen. Hierdoor worden de procedure en de optietermijnen opgeschort. Als de poging succesvol wordt afgerond, zal het akkoord van collectieve schadeafwikkeling het voorwerp uitmaken van een bekrachtiging door de rechter en komen we terecht in de akkoordprocedure van collectieve schadeafwikkeling, zoals hoger werd beschreven. Als de poging mislukt, beginnen de optietermijnen te lopen. Vervolgens spreekt de rechter een vonnis uit over de gronden van de zaak. Hiertegen is beroep en eventueel voorziening in cassatie mogelijk. Ten slotte wordt het vonnis gepubliceerd en zal het moeten worden uitgevoerd. Dezelfde rechter blijft bevoegd om te vonnissen over elk geschil dat zou kunnen voortvloeien uit de uitvoering van zijn vonnis over de gronden van de zaak of over de bekrachtiging van een akkoord.
Oprichting van een openbaar fonds? De vraag naar de oprichting van een openbaar fonds, gefinancierd met nietopgeëiste en niet-betaalde geldsommen, is nog steeds aan de orde. Dergelijk fonds zou vooral dienen voor het verstrekken van informatie omtrent de collectieve procedure en voor de vergoeding van benadeelde personen die niet zouden zijn vergoed door een onderneming die intussen insolvabel zou zijn geworden 29.
27
Art. 6 wetsontwerp betreffende de juridische aspecten van procedures tot collectieve schadeafwikkeling. Art. 16 wetsontwerp betreffende procedures tot collectieve schadeafwikkeling. 29 In X, “Position de Test-Achats. L’instauration d’une procédure d’action de groupe en droit belge: une nécessité pour les consommateurs”, conferentie georganiseerd door Test-Aankoop samen met BEUC, 15 november 2010. 28
KLUWER
VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 11
B. Wetsontwerp betreffende de juridische aspecten van procedures van collectieve schadeafwikkeling Dit tweede wetsontwerp, dat kleine wijzigingen bevat voor ons Gerechtelijk Wetboek, regelt de territoriale bevoegdheid van hoven en rechtbanken inzake procedures van collectieve schadeafwikkeling. Het voorziet inderdaad dat enkel de rechtbank van eerste aanleg van Brussel bevoegd zal zijn om kennis te nemen van procedures van collectieve schadeafwikkeling. Daartoe zal ze ambtshalve samengesteld zijn uit drie rechters, die een specifieke opleiding moeten volgen op het vlak van procedures van collectieve schadeafwikkeling. In graad van beroep zal enkel het hof van beroep van Brussel bevoegd zijn om kennis te nemen van geschillen van collectieve schadeafwikkeling. Volgens de Memorie van Toelichting is de toekenning van exclusieve bevoegdheid aan het arrondissement Brussel de uitdrukking van de wil tot “professionalisering” van de behandeling: de procedures van collectieve schadeafwikkeling zullen ingewikkelde procedures zijn, zowel op juridisch vlak als qua uitwerking ervan. Er zal dus een specialisatie moeten worden doorgevoerd bij de rechters die dergelijke dossiers zullen behandelen. De afhandeling van de procedures in één en hetzelfde gerechtelijk arrondissement zal ook een centraliserende rol spelen: gezamenlijke schadegevallen vallen slechts zelden onder de bevoegdheid van een enkele rechtbank; het bijhouden van en de toegang tot het register dat de procedures van collectieve schadeafwikkeling zal bijhouden, zullen erdoor worden vergemakkelijkt. Volgens de Raad voor het Verbruik is het concentreren van dit soort geschillen bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel en bij het hof van beroep van hetzelfde rechtsgebied nochtans niet de ideale oplossing. De leden van de Raad zijn van mening dat een partiële concentratie door het creëren van een gespecialiseerde kamer bij de rechtbanken van eerste aanleg wel beter is (of andere rechtbanken), met één rechtbank van eerste aanleg die bevoegd zou zijn per jurisdictie van een hof van beroep. De Hoge Raad voor Justitie 30 (HRJ) oordeelde eveneens dat die oplossing niet de beste is omdat enerzijds de Duitstalige rechtsonderhorigen niet de mogelijkheid zouden hebben om hun proces te volgen in de Duitse taal en anderzijds omdat het ontwerp voorziet dat de rechters een specifieke opleiding zullen moeten volgen. Volgens de Hoge Raad moet de klemtoon worden gelegd op de competentie en kennis van de rechter omtrent de materie die het voorwerp van de vraag is en niet op de procedure zelf. In dezelfde gedachtegang denkt de Hoge Raad dat dit type van dossier niet systematisch moet worden toevertrouwd aan een kamer met drie rechters.
C. Reacties op de wetsontwerpen Als gevolg van de publicatie van deze voorontwerpen van wet kwamen er vlug reacties van verschillende organisaties. Het VBO (Verbond van Belgische Ondernemingen) was eerder bezorgd omtrent de invoering van een systeem van collectieve vorderingen in België. De Belgische werkgevers willen in geen geval dat in België het Amerikaans systeem zou worden ingevoerd, dat volgens hen meer nadelen dan voordelen heeft. Naar aanleiding van de publicatie van het nieuwe reglement van de NOAB (Nederlandse Orde van Advocaten bij de Balie te Brussel) verbaasde 31 het VBO zich ook over het feit dat het aan de advocaten voortaan zou worden toegestaan om een belangrijk deel van hun honoraria te laten afhangen van het resultaat van het geschil. Verder zou volgens het VBO “het wetsontwerp een aanzienlijke vertraging teweegbrengen voor de ondernemingen omwille van de risico’s dat het met zich meebrengt: onmogelijkheid tot afsluiting en becijfering van de gevolgen van dergelijke vordering, de kans dat 30 Hoge Raad voor Justitie, “Advies over het wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzake de invoering van een collectieve rechtsvordering”, goedgekeurd in algemene vergadering 16 december 2009. 31 L.B., “VBO verzet zich tegen ‘class actions’ in Brussel”, De Tijd 19 juni 2009.
12 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
zeer aanzienlijke sommen zullen moeten worden geprovisioneerd, een aangroei van het aantal vorderingen dat niet zal beantwoorden aan reële noden, aanmoediging om processen te voeren, niet-verzekerbaarheid van bepaalde risico’s, schade en buitensporige interesten…” 32. Het VBO is van mening dat het Belgisch juridisch systeem aan de slachtoffers van massaschade al de mogelijkheid biedt om op niet te dure en vrij eenvoudige wijze hun schade te regelen. Rekening houdend met de op Europees vlak in behandeling zijnde ontwerpen, meent het VBO dat het Belgisch initiatief in elk geval nogal voorbarig was. Tijdens het onderzoek van het voorontwerp van wet door de Raad voor het Verbruik 33 toonden de vertegenwoordigers van de ondernemingen eveneens eenzelfde ongerustheid en vroegen ze aan de regering om geen wetsontwerp aan te nemen dat de economische en sociale vooruitgang zou belemmeren, en bovendien de ondernemingsgeest zou verlammen. In die context zou het volgens de vertegenwoordigers van de productie- en distributiesector en volgens de middenstand normaal zijn dat een verzekeringscontract Burgerlijke Aansprakelijkheid in een limiet zou voorzien qua dekking. De verzekeraars, die zich in de frontlijn (maar ook in de tweede lijn…, zie infra) zullen bevinden als dergelijk systeem wordt ingevoerd in ons rechtssysteem, hebben via hun professionele groepering Assuralia laten weten dat zij geen vragende partij waren voor dergelijke procedure34. De beroepsorganisatie stelt zich wel begripvol en positief op tegenover het aannemen van een collectief systeem in de plaats van de individuele dossiers. Zo zouden de buitengerechtelijke regelingsmethodes, zoals het beroep op ombudsmannen of op geschillencommissies, verder moeten worden aangemoedigd. Als er toch een procedure van collectieve schadeafwikkeling in België zou moeten worden ingevoerd, stelt Assuralia dat zij deze procedure wenst beperkt te zien tot materiële schadegevallen, met uitsluiting dus van lichamelijke schade. Zoals het VBO wenst ook Assuralia dat de Belgische wetgever niet het Europees kader overschrijdt. Dat zou immers tot gevolg hebben dat het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen zou worden afgezwakt 35. De vrees voor een invasie van het Amerikaans systeem van class action laat zich dus eveneens bij Assuralia voelen. De idee van een fonds, gefinancierd door niet-opgevraagde schadevergoedingen, teneinde toekomstige vorderingen te financieren, wordt door Assuralia resoluut verworpen. Wat ten slotte het systeem betreft dat moet worden uitgebouwd in het geval van een collectieve actie, meer bepaald een systeem van opt in of opt out, pleiten de verzekeraars omwille van praktische overwegingen maar ook in het kader van de verzekerbaarheid voor het opt in-systeem, terwijl het voorontwerp van Belgische wet eerder het opt out-systeem blijkt voor te staan36. Inderdaad, in een systeem waar alle personen die blijkbaar tot de groep behoren effectief deel zullen uitmaken van die groep als ze niet uitdrukkelijk de wil hebben te kennen gegeven om er zich buiten te houden vóór de datum vastgesteld in het vonnis betreffende de ontvankelijkheid van de vordering, zal er tot de toekenning van schadevergoeding onzekerheid bestaan omtrent het aantal slachtoffers die dergelijke schadevergoeding zouden kunnen eisen. Dat zou betekenen dat er voor de verzekeraars tot het einde onzekerheid zou heersen omtrent het totaal bedrag dat aan de slachtoffers zal moeten worden toegekend, met enorme problemen qua provisionering als gevolg…
32 “Veut-on introduire la ‘class action’ en Belgique? La FEB tire la sonnette d'alarme”, perscommuniqué VBO, 16 september 2009. 33 Advies nr. CC-426 van de Raad voor het Verbruik betreffende een voorontwerp van wet inzake procedures van collectieve schadeafwikkeling, 29 april 2010, p. 7. 34 Assurinfo nr. 30, 1 oktober 2009, p. 4. 35 C.-A. VAN OLDENEEL, “Class actions op z’n Belgisch?”, Assurinfo nr. 17, 20 mei 2010. 36 Naar het voorbeeld van de Amerikaanse wetgeving inzake class action.
VERZEKERINGSNIEUWS
KLUWER
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 13
Teneinde een oplossing te bespoedigen had Assuralia ten overstaan van de Raad voor het Verbruik 37 de idee gelanceerd om bij uitzonderlijke schadegevallen een “versnelde en totale” schadevergoeding van de slachtoffers te bewerkstelligen door middel van voorschotten voor rekening van wie het aanbelangt (d.w.z. van de nog niet bepaalde aansprakelijke). Dit mechanisme van versnelde schadevergoeding zou worden verzekerd door alle BA-verzekeraars van het land, die, in vergelijking met het bestaande RDR-systeem, de reeds gestorte schadevergoedingen later zouden kunnen recupereren bij de aansprakelijke (en/of diens verzekeraar) wanneer de rechter het geschilpunt inzake de aansprakelijkheid zou hebben beslecht. De consumentenverenigingen integendeel waren enthousiast over het wetgevend initiatief. Het Nederlands voorbeeld had immers, volgens deze verenigingen, genoegzaam het nut en de waarde van dergelijk systeem bewezen. Bovendien heeft Test-Aankoop zich op zijn beurt duidelijk uitgesproken voor het opt out-systeem als basissysteem38. Dit systeem zal, volgens deze vereniging, meer de consumenten beschermen omdat iedere benadeelde persoon ambtshalve partij zal zijn bij de actie, behalve wanneer er hij uitdrukkelijk wenst van af te zien. Voor de Hoge Raad voor Justitie ten slotte werden bepaalde vragen niet beantwoord in het voorontwerp van wet. Inderdaad, het voorontwerp zwijgt over de vergoeding van procedurekosten. Sinds de wet van 21 april 200739 kan de bij een proces in het gelijk gestelde partij ten laste van de verliezende partij immers een forfaitaire vergoeding bekomen voor de kosten en erelonen van haar advocaat. Bij een procedure van collectieve schadeafwikkeling kunnen de kosten echter zeer hoog oplopen, onder meer de kosten van expertise en technisch advies. De HRJ zal erover waken dat de verdedigende partij niet overdreven hierdoor wordt afgestraft. Tegenover het opt out-systeem dat werd weerhouden in het voorontwerp van wet, staat de HRJ gunstig. Het systeem biedt volgens de Raad meer waarborgen omdat de benadeelde personen in principe geen speciale inspanningen zullen moeten doen om van de groep deel uit te maken.
3. Vormen collectieve vorderingen een bedreiging of een opportuniteit voor verzekeraars? Nu dat de idee van een mogelijke invoering van een collectieve vordering in ons rechtssysteem aanvaard lijkt te zijn – we moeten enkel nog weten wanneer die mogelijkheid zich zal voordoen – moeten de verzekeraars zich bijgevolg beginnen voor te bereiden op deze nieuwe soort vordering. Men kan de omstandigheden die aanleiding geven voor vorderingen van consumenten, onderverdelen in verschillende categorieën 40: (i) producten of diensten die niet beantwoorden aan de basisvereisten en de redelijke verwachtingen van de consument (elektro-huishoudelijke producten, hifi, video, kledij, bouwsector…), (ii) producten of diensten die niet beantwoorden aan specifieke vereisten van de consument en die nochtans door hem duidelijk waren omschreven (reizen, financiële diensten, telecommunicatie, energiesector…), en (iii) foutieve gedragingen van de verkoper van een product of van de dienstverlener. In het licht van deze diverse voorbeelden kunnen we gemakkelijk begrijpen dat de verzekeraars twee keer zouden kunnen worden aangesproken als gevolg van het 37
Advies nr. CC-426 van de Raad voor het Verbruik, op.cit., p. 11. In X, “Position de Test-Achats. L’instauration …”, op.cit., p. 2. Wet 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, BS 31 mei 2007. De vergoeding inzake procedure kan variëren van 150 EUR tot 30.000 EUR (KB 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, BS 9 november 2007). 40 X, “Consumer redress in the European Union: consumer experiences, perceptions and choices. Aggregated report August 2009”, Qualitative Study, European Commission, p. 21-24. 38 39
14 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
invoeren van een systeem van collectieve vordering. Aan de ene kant en net zoals andere dienstverleners zouden hun eigen cliënten, de verzekerden, die ontevreden zouden zijn over de onderschreven verzekering, een collectieve vordering kunnen instellen tegen hun verzekeraar. Aan de andere kant en gezien hun core business, zijnde het dekken van risico’s, zullen ze vervolgens moeten tussenkomen voor hun verzekerden die zelf geconfronteerd worden met een collectieve vordering en die, om deze op te vangen, beroep zouden doen op hun verzekeraar (om het even of deze verzekerden slachtoffer zouden zijn van een massaschade, en dus eisende partij, of dat ze mogelijk aansprakelijk zijn voor dergelijke schade, en dus verwerende partij). 3.1. De verzekeraar dienstverlener Mogelijkheid van collectieve vordering? Voor elk type van product dat een verzekeraar aanbiedt op de markt (verzekering leven of niet-leven, brandverzekering, verzekering BA-auto) heeft hij een algemene informatieplicht. Deze informatieplicht is nog strenger wanneer men spreekt over de “massarisico’s” noemt, d.i; vooral wanneer de verzekeringsnemers consumenten zijn. De advies- en informatieplicht van de verzekeraar bestaat zowel in de precontractuele fase als bij de uitvoering zelf van het contract. De meeste collectieve vorderingen zullen vooral doch niet uitsluitend gevoerd kunnen worden op basis van het niet-vervullen van deze advies- of informatieverplichting. De recente financiële zaken die de laatste maanden de krantenkoppen hebben gehaald, betroffen weliswaar bankproducten. Nochtans blijft, gelet op de procedures die reeds in Nederland tegen tak 23-verzekeraars werden ingesteld, de mogelijkheid van een collectieve vordering tegen een verzekeraar wegens gebrek aan informatie of advies zeker niet te verwaarlozen. Als er in België een collectieve actie zou mogelijk zijn, mogen we aannemen dat een groep individuen die eenzelfde type verzekeringscontract hebben onderschreven en die zich om één of andere reden op eenzelfde wijze benadeeld voelen door een verzekeraarspraktijk, zich kan verenigen en vergoeding vragen voor hun schade. De procedures die in het buitenland al tegen verzekeraars worden gevoerd, vooral dan in Nederland, betreffen hoofdzakelijk levensverzekeringen, waarbij men aan de verzekeraar verwijt de consument niet of niet goed te hebben geïnformeerd over het type product, over de aangerekende kosten, enz. Naast deze advies- en informatieplicht is het mogelijk dat ook de werkwijze van onderschrijving, het bepalen van een specifiek tarief of nog een reclame rond een specifiek verzekeringsproduct aanleiding zou geven tot een collectieve vordering door verzekerden die zich benadeeld zouden voelen door deze werkwijze, tarief of reclame. Bovendien gebruiken verzekeraars ook dikwijls dezelfde praktijken voor nochtans verschillende contracten of gebruiken ze standaarddekkingen. Men kan zich dan ook voorstellen dat een praktijk die door alle verzekeraars wordt gebruikt, aanleiding zou kunnen geven tot talrijke individuele schadegevallen en dan zou kunnen leiden tot een collectieve vordering. Het risico dat op een dag collectieve vorderingen zullen worden ingesteld tegen verzekeraars is dus helemaal niet denkbeeldig. De weerslag van dergelijke actie zal dan ook financiële gevolgen hebben voor de verzekeraars, maar ook voor hun reputatie. Het is dus van belang dat zij niet enkel de risico’s evalueren die ze lopen, maar ook dat zij deze per type product classificeren, ze berekenen en uiteraard provisioneren.
KLUWER
VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 15
3.2. De verzekeraar als “risicodrager” Verzekerbaarheid van collectieve vorderingen? De invoering van de collectieve vordering in ons rechtssysteem zou nog een tweede gevolg kunnen hebben voor de verzekeringssector. Dit gevolg zal wel eigen zijn aan de verzekeringssector. De core business van een verzekeraar is inderdaad de tenlasteneming van de risico’s die zijn verzekerde cliënten lopen bij hun dagelijkse activiteiten. De invoering van collectieve vorderingen zou inderdaad een algemene stijging teweegbrengen van het aantal maar ook van de frequentie van de schadegevallen. Massaschades zullen inderdaad onder de definitie van “serieschade” 41 vallen. De dekkingslimieten en de premies zouden mogelijks moeten kunnen worden herzien in de mate dat de verzekeraars zouden moeten bijdragen tot de kosten voortkomend van collectieve vorderingen. In deze context en rekening houdend met het feit dat de meeste collectieve vorderingen worden ingesteld door consumenten tegen ondernemingen die goederen verkopen of diensten leveren, zullen zeker niet de BOAR (brand, ongevallen en allerlei risico’s) verzekeraars worden getroffen door collectieve vorderingen. Inderdaad, de verzekerden die mogelijk de invloed zullen ondervinden van collectieve vorderingen zijn immers de ondernemingen, zowel kmo’s als grote industriële ondernemingen. Deze ondernemingen zullen bepaalde specifieke verzekeringen hebben afgesloten bij hun verzekeraars zoals BA-producten, professionele aansprakelijkheidsverzekering, BA-bestuurdersverzekering of rechtsbijstandsverzekering. Hierna zullen we zien waarom deze waarborgen vandaag niet aangepast zijn in het kader van collectieve vorderingen.
BA-producten of BA na levering Het omgaan met een mogelijk risico is bij de ondernemingen de laatste jaren steeds belangrijker geworden. De preventie op het gebied van mogelijke risico’s die zich voordoen bij het commercialiseren van producten of diensten en het herstel van de gerealiseerde risico’s zijn sinds enkele jaren wettelijk duidelijk omschreven 42. Het door de Belgische wetgever ingestelde vergoedingssysteem – door middel van het systeem van objectieve aansprakelijkheid – poogt de bezwaren van de consument op te vangen die geen fout in hoofde van de producent moet aantonen doch enkel een gebrek van het product. Het preventieregime brengt ook veel verplichtingen met zich mee voor de ondernemingen. De producenten moeten inderdaad twee soorten verplichtingen nakomen: (i) een algemene veiligheidsverplichting, volgens welke de producenten in staat moeten zijn om hun producten te volgen doorheen het hele productie- en commercialiseringsproces, en (ii) een informatieplicht ten overstaan van de consumenten en een onmiddellijke signalering aan de bevoegde autoriteiten wanneer zich een risico heeft voorgedaan dat niet verenigbaar is met de algemene veiligheidsverplichting. Deze verplichtingen zijn gepaard met omvangrijke acties ten opzichte de consumenten: waarschuwingen, terugroeping of terugname van producten. Alle gefabriceerde of verwerkte goederen met inbegrip van landbouwproducten of producten van veeteelt, visvangst of jacht kunnen daarbij betrokken zijn. 41 Deze worden algemeen gedefinieerd als “de volledige schade die door toedoen van hetzelfde oorzakelijk feit of van een serie identieke oorzakelijke feiten werd veroorzaakt”. Ze worden beschouwd als één en hetzelfde schadegeval dat zich voordeed op datum van de eerste schade. Het schadegeval zal dus betrekking hebben op het verzekeringsjaar tijdens hetwelk zich de eerste schade voordeed. 42 Wet 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, BS 1 april 1994, inzake preventie, en wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991, inzake het herstel.
16 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
Een verzekering BA-producten dekt meestal niet de schade die het product zelf heeft ondergaan 43, maar enkel de aansprakelijkheid die de verzekerde na het op de markt brengen van de producten zou kunnen oplopen inzake lichamelijke, materiële en immateriële schade aan derden als gevolg van een gebrek aan het product met als oorzaak de fabricage, de gebruikte grondstof, de dosering, de verpakking, de bewaring, de opslag of het onderhoud, of als gevolg van een fout die werd begaan tijdens de werkzaamheden van montage, plaatsing, herstel of onderhoud. Een verzekering BA-producten dekt meestal ook niet het gebrek inzake conformiteit of prestatie van het product. De immateriële schade als gevolg van onvoldoende prestatievermogen of de “zuivere” immateriële schade (ook immateriële niet-gevolgschade genoemd omdat ze niet het gevolg is van een gedekte schade) zou dus niet worden vergoed. Worden hier geviseerd de genotsstoornis, de winstderving, aantasting van reputatie, enz. Omdat een verzekering BA-producten enkel de zuivere immateriële schade dekt 44, is ze slechts toepasselijk wanneer de schade het gevolg is van precieze gebeurtenissen (brand, explosie, kortsluiting); de dekking is meestal volledig onderhevig aan een zeer strikte verzekerbare limiet. De contracten voor grote risico’s voorzien doorgaans niet in een complementaire begrenzing. Nochtans is het mogelijk dat type van schade meestal het voorwerp zal zijn van collectieve vorderingen. De kosten van terugtrekking (of “recall kosten”) zijn meestal het voorwerp van een complementaire dekking bij de verzekering BA-producten, dikwijls bij wijze van uitbreiding. Deze waarborg zal de de kosten terugbetalen die door de verzekerde of een derde werden gedaan om reeds in de markt gebrachte goederen terug te halen, zo onder meer de kosten voor tracering en opsporing van de producten, de zuivere terugtrekkingskosten, en de onderzoekskosten (opgraving, afbraak, transport, …), de kosten van vernietiging van de producten en tot slot nog de kosten voor heropbouw van de reputatie. Als gevolg van de stijgende juridisering in onze maatschappij is er de laatste jaren een enorme stijging van het aantal gerechtszaken tegen leveranciers van aangetaste producten. Er moet dus niet aan worden getwijfeld dat het invoeren van collectieve vorderingen in het Belgisch recht een niet te verwaarlozen impact zal hebben op de ondernemingen, en dus ook op hun BA-verzekeringen. De BA-verzekeraars, ook al zouden ze niet de totaliteit van het “risico collectieve vordering” dekken omdat altijd een niet verwaarloosbaar deel ten laste zal blijven van de verzekerde ondernemingen, zullen dus toch waarschijnlijk dit verhoogd risico doorrekenen op het vlak van de premies voor hun BA-producten.
Professionele aansprakelijkheidsverzekering De professionele aansprakelijkheidsverzekering dekt de materiële en morele schade aan derden als gevolg van vergissingen, fouten of nalatigheid begaan door sommige beroepsbeoefenaars (bv. in de gezondheidssector, advocaten, architecten, maar ook andere beroepen zoals reisagentschappen en touroperatoren, vastgoedmakelaars, financiële tussenpersonen, …) in het kader van de uitoefening van hun beroep. De waarborg is meestal aangepast aan elk type van beroep. Deze contracten dekken niet de niet-uitvoering van de contractueel bepaalde prestaties, maar kunnen wel de gevolgen van de niet-uitvoering dekken, zoals bv. de genotsderving. Opnieuw zal de zuivere immateriële schade het meest voorkomen. Sommige beroepen, zoals bv. in de medische sector, vormen meer dan andere een goed voorbeeld voor collectieve vorderingen. De invoering van collectieve vorderingen zou dit alleen maar versterken, ook al omdat het voorontwerp van Belgische 43 H. KEULERS, A. CATTEAU en H. FOSTIERS, “L’assurance R.C. après livraison ou R.C. produits”, in X, Les assurances de responsabilité de l'entreprise: questions choisies, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2010, p. 122. 44 H. KEULERS, A. CATTEAU en H. FOSTIERS, op.cit., p. 120.
VERZEKERINGSNIEUWS
KLUWER
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 17
wet in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Frankrijk, lichamelijke schade niet zou uitsluiten.
Verzekering bestuurdersaansprakelijkheid De bestuurders, zowel feitelijke als wettelijke bedrijfsleiders van een onderneming, kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor een inbreuk door de onderneming die ze besturen op basis van wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, maar ook voor een eenvoudige bestuursfout. Deze aansprakelijkheid kan zowel worden opgeworpen door de onderneming zelf45 als door de aandeelhouders, de werknemers of elke benadeelde persoon. De bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering beoogt dus de gevolgen te dekken van de fouten die werden begaan door bestuurders tijdens de uitoefening van hun mandaat. Ze beschermt dus het persoonlijk patrimonium van de bestuurders tegen hun aansprakelijkheidsverplichtingen als gevolg van hun activiteit. De gedekte fout is de “managementfout” of bestuursfout. In de praktijk kan het gebeuren dat dergelijke bestuursfout aanleiding geeft tot schade aan derden, en mogelijk (afhankelijk van de bedrijfsactiviteit) tot collectieve schade. Traditioneel bieden bestuurdersaansprakelijkheidspolissen twee onderscheiden dekkingen: (i) deze van de burgerlijke aansprakelijkheid van de bestuurders, en (ii) deze inzake de burgerlijke en strafrechtelijke verdediging van de bestuurders. Soms is daar een dekking aan toegevoegd inzake terugbetaling door de verzekerde onderneming 46. Vandaar de relevantie van dit type product bij een collectieve actie: de bestuurders zouden inderdaad kunnen beroep doen op hun verzekeraar bestuurdersaansprakelijkheid zowel voor de tenlasteneming van de kosten van de verdediging in rechte – zowel bij een gerechtelijke als buitengerechtelijke procedure omdat de meeste polissen meestal beide soorten geschil dekken – als voor de schadevergoeding die ze zouden moeten betalen aan de slachtoffers van massaschade wanneer ze in het geval van een akkoord van collectieve schadeafwikkeling of als gevolg van een gerechtelijke procedure daartoe zouden worden veroordeeld. De verzekeringen bestuurdersaansprakelijkheid bevatten dikwijls verval- (waaronder natuurlijk de opzettelijke fout) en uitsluitingsclausules, waaronder dikwijls lichamelijke schade, schade als gevolg van milieuverontreiniging, fiscale, administratieve en/of disciplinaire boeten47. De diverse grenzen van deze dekking, verbonden aan bepaalde limietplafonds, zouden het gebruik van dit soort verzekering kunnen beperken bij collectieve vorderingen.
Rechtsbijstandverzekering Deze waarborg zal zeker worden getroffen door de invoering van een systeem van collectieve vorderingen. Dat zou het geval kunnen zijn op twee vlakken: zodra een gerechtelijke vordering is ingesteld tegen zijn verzekerde, zal de rechtsbijstandverzekeraar hem zijn dekking moeten verlenen en in zijn verdediging voorzien; de verzekeraar zal bovendien de leiding van het proces hebben. De verzekeraar kan zich op deze wijze aan beide kanten in de rechtbank bevinden. Het kan gaan om slachtoffers die beslissen een collectieve vordering in te stellen en, 45
Dit kan ook het voorwerp uitmaken van een uitbreiding van de polis. V. CALLEWAERT, “L’assurance de la responsabilité civile des dirigeants d’entreprise”, in X, La responsabilité des dirigeants des personnes morales, Brussel, La Charte, 2007, p. 209. 47 V. CALLEWAERT, op.cit., p. 219-222. 46
18 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
als zij over een rechtsbijstandsverzekering beschikken zal er een rechtsbijstandverzekeraar moeten tussenkomen in de financiering van de gerechtelijke procedure. Van de kant van de verdediging is er dikwijls ook een rechtsbijstandverzekeraar, omdat dit type van verzekeringen meestal ook deel uitmaakt van verzekeringen BAondernemingen. Met een rechtsbijstandsverzekering heeft de verzekerde het recht om een advocaat te kiezen die hem zal vertegenwoordigen48. Deze bepaling vloeit voort uit een Europese richtlijn. Ze krijgt haar volle betekenis eens er een collectieve vordering is gestart, en meer bepaald voor de rechtsbijstandsverzekeraar die de gerechtskosten van de verdediging van de slachtoffers, eisers van een collectieve actie, zal moeten dragen. Het arrest van 10 september 2009 van het Europees Hof van Justitie is een recente en flagrante illustratie van welbepaalde tegenstellingen 49. De Oostenrijkse rechtsbijstandsverzekeraar van de heer Eschig had hem geweigerd vrij een advocaat te kiezen, zich daarbij steunend op de algemene voorwaarden die bepaalden, althans volgens hem, dat hij als verzekeraar de advocaat mocht kiezen wanneer meerdere van zijn verzekerden een gelijksoortige schade hadden geleden als gevolg van eenzelfde feitelijke oorzaak. Het Hof van Justitie stelde de heer Eschig echter in het gelijk omdat het zich voordoen van collectieve vorderingen op generlei wijze afbreuk kan doen aan het fundamentele recht van de vrije keuze van een advocaat inzake rechtsbijstand.
Rechtstreekse vordering Laten we ten slotte enige aandacht schenken aan één van de bijzonderheden van het Belgisch recht, vervat in artikel 86 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, die aan een benadeeld persoon het recht verleent om rechtstreeks schadevergoeding te eisen bij de aansprakelijkheidsverzekeraar van de verantwoordelijke. De door de verzekeraar verschuldigde vergoeding zal aan de benadeelde toekomen bij uitsluiting van de andere schuldeisers van de verzekerde. Deze bepaling wijkt af van het algemeen beginsel van burgerlijk recht inzake de relativiteit van overeenkomsten en geldt bovendien slechts voor de aansprakelijkheidsverzekeringen. Wanneer er verscheidene benadeelde personen zijn en als het totaal van de door de verzekeraar verschuldigde vergoedingen voor al die personen de verzekerde som overtreft, worden de rechten van de benadeelde personen tegenover de verzekeraar verhoudingsgewijze gereduceerd ten overstaan van die som. Nochtans, als de verzekeraar te goeder trouw reeds aan een benadeelde persoon een som zou hebben uitgekeerd die hoger is dan hetgeen die persoon toekwam, omdat hij niet wist van andere schade-eisen, is hij tegenover die andere personen slechts gehouden voor wat het resterend gedeelte van de verzekerde som betreft. In het kader van deze rechtstreekse vordering en in de mate dat een verzekerde onderneming verantwoordelijk zou zijn voor een massaschade, zouden de verzekeraars kunnen worden geconfronteerd met een veelheid van rechtstreekse vorderingen, die men zou kunnen vergelijken met “rechtstreekse collectieve vorderingen”. Volgens sommigen is het Belgisch procedurerecht niet aangepast om dergelijke rechtstreekse collectieve vorderingen op te vangen 50. Het spreekt nochtans voor zich dat als de collectieve vorderingen worden ingevoerd in het Belgisch recht, de aansprakelijkheidsverzekeraars zich toch zullen moeten voorbereiden op een mogelijke golf van “rechtstreekse collectieve vorderingen”. 48
Art. 92 wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. HvJ (2e k.) 10 september 2009, nr. C-199/08 (Eschig), RDC 2010, 1, 32, noot C. VERDURE, “Arrêt Eschig: assurance protection juridique, choix de l’avocat et sinistre collectif”. 50 L. SCHUERMANS, op.cit., p. 727. 49
KLUWER
VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011 19
3.3. Gevolgen en te overwegen maatregelen door ondernemingen en verzekeraars De diverse op de markt actieve ondernemingen in goederen en diensten, waaronder maar niet exclusief de verzekeraars, zullen dus geconfronteerd kunnen worden met een collectieve vordering. Ze zullen er zich dus moeten op voorbereiden en voorzien in bepaalde mechanismen. Er zou een aantal alarmsignalen moeten worden gecreëerd (waarschuwingsmechanisme bij het bereiken van een bepaald aantal klachten; de soort van producten of diensten waarover het gaat; de frequentie waarop de klachten zich voordoen en op welke gronden; …). In de ondernemingen zal de rol van de risk manager belangrijker worden omdat hij de graad van kwetsbaarheid van de onderneming zal moeten bepalen en deze zo goed mogelijk zal moeten beschermen. Hij zal in zekere zin “de sinistraliteit collectieve vorderingen” moeten inschatten. De ondernemingen zullen ook moeten voorzien in een “crisisplanning” om zo goed mogelijk te kunnen reageren op een collectieve vordering. Ze zullen daartoe best beroep doen op enkele crisisspecialisten, die met dergelijke situatie kunnen omgaan. Er zal ook vooraf binnen de onderneming een verantwoordelijke voor de crisisequipe moeten worden aangeduid. Kortom, de ondernemingen zullen zeer nauwgezet moeten omgaan met het afhandelen van conflicten zodra deze zich voordoen, vooral op het vlak van onderhandelingen die tot een overeenkomst kunnen leiden. Op het vlak van communicatie zullen alle ondernemingen moeten waken over hun imago. De ervaring opgedaan in het buitenland leert wel dat de media soms een zeer belangrijke rol kunnen spelen. Er zullen strategieën moeten worden uitgewerkt voor elk procedurestadium, vanaf de ontdekking van het bestaan van een collectieve vordering tot een eventuele veroordeling of schadevergoeding. Daarbij zal de communicatie met consumentenverenigingen en het aankopen van reclamebijlagen zeker belangrijk zijn. De voor de communicatie verantwoordelijke personen moeten zorgvuldig worden uitgekozen en voorbereid zijn op dergelijke schok. Daar waar een slecht mediabeleid het probleem nog maar erger kan maken, kan een goed beheer van het imago van de onderneming in de diverse media veel goedmaken. Wat de verzekeraars betreft, vooral op het vlak van de te verwachten omzet zal de invoering van collectieve vorderingen een niet te verwaarlozen impact hebben. Inderdaad zouden de verzekeraars nieuwe garanties kunnen aanbieden en bijvoorbeeld een specifieke dekking “collectieve vorderingen” kunnen uitwerken, met bepaalde waarborgen, dekkingsplafonds en aangepaste vrijstellingen. Ze zouden ook de BA-verzekeringen kunnen aanpassen door het herschikken van bestaande waarborgen (mits bijpremie). Naast de mogelijkheid voor ondernemingen om beroep te doen op de financiële waarborg van hun verzekeraar, zullen zij in de toekomst andere diensten van hun verzekeraar verwachten wanneer ze met collectieve vorderingen worden geconfronteerd. De verzekerde ondernemingen zullen inderdaad een nauwere samenwerking met hun verzekeraar nastreven en eventueel verwachten dat hun verzekeraar een soort “crisiscel” ter beschikking stelt, die over de nodige technische competenties zal beschikken maar vooral ervaring zal hebben met collectieve vorderingen, die de onderneming zelf misschien niet zal hebben. De verzekerde onderneming zal het bijvoorbeeld op prijs stellen dat ze beroep kan doen op professionele raadgevers, vooral op het vlak van reputatie, teneinde de impact van een collectieve vordering op de publieke opinie zoveel mogelijk te kunnen beperken…
20 VERZEKERINGSNIEUWS
NR 43
28 NOVEMBER - 2 DECEMBER 2011
KLUWER
Besluit Gelet op de diverse initiatieven die recent door andere Europese landen maar ook door de Europese Commissie werden genomen, lijkt de invoering van collectieve vorderingen in het Belgisch recht slechts een kwestie van tijd. Voor de particulieren en in het bijzonder voor consumenten lijkt dit een buitenkans omdat collectieve vorderingen voor hen deuren zullen openen die tot nu toe voor hen gesloten bleven. Ondernemingen die goederen verdelen of diensten verlenen zullen daar niet meteen bij aansluiten. Ook al wil iedereen in Europa en in België de risico’s en gevaren van Amerikaanse class actions vermijden, is het toch minder zeker dat de ondernemingen de collectieve vorderingen echt zullen beschouwen als een mogelijke bedreiging voor hun business: op de spits gedreven rechtszaken, verhoogde mediadruk… de inzet zal groot zijn. De ondernemingen zullen zich voortaan moeten voorbereiden, al dan niet in samenspraak met hun verzekeraar, op de komst van deze potentiele bedreiging voor hun business. Van hun kant zullen de verzekeraars als verleners van verzekeringsdiensten wellicht onvermijdelijk geconfronteerd worden met collectieve vorderingen die rechtstreeks door hun cliënten tegen hen zullen worden gevoerd. Zij kunnen er mogelijk ook een kans in zien om zich te profileren als onmisbare hulp voor hun cliënten-ondernemingen die worden getroffen door een collectieve vordering. Dat zal vooral door middel van financiële steun gebeuren die ze aan hun verzekerden zullen bieden (via het creëren van nieuwe producten en nieuwe waarborgen), maar ook via eventuele logistieke steun waardoor ze zelf meer expansiemogelijkheden zullen krijgen. Niemand zal er dus aan twijfelen dat de toekomstige wetgevende initiatieven van zeer nabij zullen worden gevolgd door meer dan één specialist uit de sector…
Coördinatie: Magali Soenens –
[email protected]. De nieuwsbrief Verzekeringsnieuws is een uitgave van Kluwer – www.kluwer.be. Verantwoordelijke uitgever: Hans Suijkerbuijk, Ragheno Business Park, Motstraat 30, B-2800 Mechelen. Kluwer klantenservice: tel. 0800 40 300 (gratis oproep) - +32 15 78 76 00 (vanuit het buitenland), fax 0800 17 529, e-mail:
[email protected]. © 2011 Wolters Kluwer Belgium NV. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.