10
TIJDSCHRIFT "BUSINESS MEDIA" december 2014 nr. Jaargang 19 Maandelijks Verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor Brussel X P309357
aanvullende sociale voordelen
inhoud aanvullende sociale voordelen Welke rechtbank is voortaan bevoegd? schuldsaldoverzekeringen Vlottere toegang voor personen met verhoogd gezondheidsrisico
Welke rechtbank is voortaan bevoegd? 1
geschillen over aanvullende sociale voordelen en aanvullende pensioenen in het bijzonder, enorm versnipperd. Sinds 1 september 2014 gelden er nieuwe regels 3
pensioendatabank Pensioenbeloften zijn vóór 1/1/2015 te registreren in DB2P-databank 6 Context
Tot voor kort was de bevoegdheid van de rechtbanken om kennis te nemen van
om de bevoegde rechtbank in deze materies te bepalen. Deze bevoegdheid wordt voortaan zo veel mogelijk gecentraliseerd bij de arbeidsrechtbank. Een woordje uitleg. Vóór de wijziging van de wetgeving had die versnipperde bevoegdheid tot gevolg dat afhankelijk van het voorwerp, het bedrag van het geschil en de hoedanigheid van de betrokken partijen, verschillende rechtbanken bevoegd konden zijn. In tegenstelling tot wat vaak werd gedacht, had de arbeidsrechtbank geen algemene bevoegdheid om over deze materies uitspraak te doen. De arbeidsrechtbank is immers enkel bevoegd voor de geschillen die uitdrukkelijk aan haar zijn toegewezen door de wetgever (artikelen 578 t.e.m. 583 Gerechtelijk Wetboek). Bij elk geschil moest men aan de hand van het voorwerp en de hoedanigheid van de partijen bepalen of de arbeidsrechtbank al dan niet bevoegd was.
LNB
.NN/Lnbnn/KL-NN01
Zo was de arbeidsrechtbank wel bevoegd voor een geschil tussen een werknemer en een werkgever over de inhoud van een clausule uit het pensioenreglement, of voor een vordering van een werknemer tegen zijn werkgever wegens een beweerde discriminatie in het pensioenplan. Had de werknemer echter een vordering ingesteld tegen de pensioeninstelling (de verzekeringsmaatschappij of het pensioenfonds (IBP)) omdat deze het pensioenreglement verkeerd had toegepast en bijvoorbeeld een fout had gemaakt in de berekening van het aanvullend pensioen, dan was de arbeidsrechtbank niet bevoegd om over deze vordering te oordelen. De arbeidsrechtbank kon ook geen uitspraak doen over een geschil tussen een begunstigde van een aanvullend overlijdenskapitaal en de pensioeninstelling (zie in die zin: Arbrb. Antwerpen 17 september 2013) of de werkgever-inrichter. Er is namelijk geen sprake van een arbeidsrelatie tussen de begunstigde en de pensioeninstelling of de werkgever-inrichter. Om dezelfde reden kon ook de werkgever-inrichter zich niet tot de arbeidsrechtbank wenden om een betwisting met de pensioeninstelling te laten beslechten. Het was daarentegen de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of mogelijk zelfs de vrederechter die, afhankelijk van het voorwerp en de hoedanigheid van de procespartijen, bevoegd was voor dergelijke vorderingen. Ook voor de andere aanvullende sociale voordelen (zoals aanvullende ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, hospitalisatieverzekeringen) waren verschillende rechtbanken mogelijk bevoegd. Bij een geschil over een aanvullende invaliditeitsrente
2 LIFE & BENEFITS
NR 10
DECEMBER 2014
WOLTERS KLUWER
moest de werknemer de verzekeraar of de IBP dagvaarden voor de rechtbank van koophandel of de rechtbank van eerste aanleg. Was hij het daarentegen niet eens met zijn werkgever over het bedrag van de aanvullende invaliditeitsrente, dan had hij zijn werkgever moeten dagvaarden voor de arbeidsrechtbank. Veralgemeende bevoegdheid van de arbeidsrechtbank
Met de wet van 8 mei 2014 betreffende de aanvullende pensioenen, andere aanvullingen van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid en de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank heeft de wetgever de geschillen inzake aanvullende sociale voordelen en aanvullende pensioenen in het bijzonder zoveel mogelijk geconcentreerd bij de arbeidsrechtbank. Voor de rechtzoekende vergemakkelijkt dit de toegang tot de rechter. Bovendien kan de arbeidsrechtbank daardoor de vereiste gespecialiseerde kennis inzake aanvullende pensioenen en andere aanvullende voordelen opbouwen en zal men een meer coherente rechtspraak inzake aanvullende pensioenen ontwikkelen. Met ingang van 1 september 2014 is de arbeidsrechtbank bevoegd voor alle geschillen tussen een werknemer, een aangeslotene of een begunstigde enerzijds en een inrichter en/of een pensioeninstelling anderzijds die o.m. betrekking hebben op: • aanvullende pensioenen in de zin van de wet van 28 april 2003 op de aan-
vullende pensioenen (WAP). Hiermee doelt men niet alleen op geschillen inzake ondernemings- en sectorale pensioenstelsels, maar ook op geschillen over individuele pensioentoezeggingen, de individuele voortzetting na uittreding of over aanvullende pensioenen in een onthaalstructuur; • aanvullende pensioenen die niet vallen onder de WAP, zoals geschillen m.b.t. individuele pensioenbeloftes die werden gedaan voor 16 november 2003; • een aanvulling van de voordelen die worden toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid, zoals aanvullende invaliditeitsverzekeringen of een verzekering medische kosten. Het begrip ‘begunstigde’ moet in de ruimst mogelijke zin worden beschouwd, met name de persoon aan wie een aanvullende prestatie is beloofd, ongeacht of het een aanvullende prestatie bij overlijden of leven is. En de zelfstandigen?
De wetgever wil ook zoveel mogelijk geschillen van zelfstandigen inzake aanvullende pensioenen aan de arbeidsrechtbank toevertrouwen. Zo is de arbeidsrechtbank voortaan o.m. bevoegd voor alle geschillen tussen: • een zelfstandige, aangeslotene of begunstigde enerzijds en een pensioeninstelling anderzijds inzake een aanvullend pensioen in de zin van het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) of deze bedoeld in artikel 54, §1 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (dit zijn de zogenaamde RIZIV-contracten voor ‘geconventioneerde’ artsen, tandartsen, apothekers en kinesisten); • een zelfstandige bedrijfsleider, een aangeslotene of een begunstigde enerzijds en een inrichter en/of pensioeninstelling anderzijds inzake aanvullende pensioenen die al dan niet vallen onder de ‘WAP-bedrijfsleider’; • een zelfstandige bedrijfsleider, een aangeslotene of een begunstigde enerzijds en de rechtspersoon die een toezegging doet en/of pensioeninstelling anderzijds inzake andere aanvullende sociale voordelen.
Waarvoor is de arbeidsrechtbank niet bevoegd?
De rechtbank van eerste aanleg blijft bevoegd voor geschillen in het kader van een echtscheidingsprocedure. Ook de geschillen tussen de werkgevers, inrichters of rechtspersonen die een pensioentoezegging aanbieden aan zelfstandige bedrijfsleiders enerzijds en de pensioeninstelling anderzijds blijven buiten de be-
LIFE & BENEFITS
WOLTERS KLUWER
NR 10
DECEMBER 2014 3
voegdheid van de arbeidsrechtbank. Daarvoor blijven naar gelang het geval de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of desgevallend de vrederechter bevoegd (behalve bijvoorbeeld in geval van samenhang met een geschil waarvoor de arbeidsrechtbank bevoegd is). Ook een vastbenoemde ambtenaar zal zich niet op de nieuwe wet kunnen beroepen om een geschil inzake aanvullende pensioenen door de arbeidsrechtbank te laten beslechten. En wat met lopende rechtszaken?
De voorheen bevoegde rechtbanken blijven bevoegd om uitspraak te doen over de zaken die op 1 september 2014 voor hen aanhangig zijn. Wanneer er echter nadien hoger beroep wordt aangetekend tegen een beslissing van deze rechtbanken, zal dit hoger beroep wel moeten worden ingesteld bij de arbeidshoven (art. 3 Gerechtelijk Wetboek). Voortaan zal de arbeidsrechtbank bevoegd zijn voor de meeste geschilen inzake aanvullende pensioenen en aanvullende sociale voordelen, behalve voor geschillen tussen de werkgevers/inrichters en de pensioeninstelling en in echtscheidingsprocedures. Barbara Heylen (Claeys & Engels)
schuldsaldoverzekeringen
Vlottere toegang voor personen met verhoogd gezondheidsrisico In het verleden kregen mensen met een verhoogd gezondheidsrisico soms niet de kans om een hypothecaire lening te onderschrijven voor de aankoop van een woning. Reden ervan was dat de kredietinstelling een schuldsaldoverzekering eiste, mocht de onderschrijver van een hypothecaire lening komen te overlijden. Omwille van een verhoogd gezondheidsrisico besliste de verzekeraar soms tot een weigering van de aangevraagde schuldsaldoverzekering en kon de lening niet doorgaan. Andere personen kregen een forse premieverhoging aangerekend. In sommige gevallen was de premie zo hoog dat de verzekeringnemer dit financieel niet aankon en zo de kans ontnomen werd om een woning te verwerven. Daar komt verandering in. Wet Partyka
Begin 2010 werd in het parlement de zogenaamde Wet Partyka aangenomen om de schuldsaldoverzekering toegankelijker en transparanter te maken. Tal van reacties, hoofdzakelijk vanwege de verzekeringssector, maakte dat de wet dode letter bleef. De nieuwe Verzekeringswet van 4 april 2014 en twee koninklijke besluiten van 10 en 24 april 2014 (allebei gepubliceerd in het Staatsblad van 10 juni 2014) zetten de Wet Partyka nu echt op de rails. Bedoeling van de wet is een omkadering te geven aan de verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling waarborgen van het kapitaal van een hypothecair krediet dat wordt aangegaan voor de verbouwing of verwerving van de eigen en enige gezinswoning van de verzekeringnemer.
Medische vragenlijsten
Er gaat veel aandacht uit naar de medische vragenlijsten en de bijkomende medische onderzoeken. Daarbij krijgt de Koning de bevoegdheid voor de invulling
4 LIFE & BENEFITS
NR 10
DECEMBER 2014
WOLTERS KLUWER
van de medische vragenlijsten in functie van de soorten kredieten. Ook de inhoud van de medische vragenlijsten kan verder gespecificeerd worden. De verzekeraars moeten de medische vragenlijsten die ze gebruiken voor hun schuldsaldoverzekeringen zoals beschreven in de wet ter goedkeuring voorleggen aan het Opvolgingsbureau voor de tarifering (zie ook verder). De nieuwe wetgeving legt ook een aantal termijnen op. Zo geldt er een maximumtermijn waarbinnen de verzekeraars hun beslissing over de aanvraag tot verzekering aan de kandidaat-verzekerde moeten meedelen, met dien verstande dat de totale duur van de behandeling door de kredietinstellingen en de verzekeraars van de aanvraagdossiers voor een woonkrediet niet meer dan vijf weken mag bedragen, te rekenen van de ontvangst van het volledige dossier. Motivatieplicht
Ook hebben de verzekeraars voortaan een motivatieplicht voor in geval van een weigering, een uitsluiting van een risico of een bijpremie voor medische redenen. De motivatie naar de kandidaat-verzekeringnemer wordt verwoord op een ondubbelzinnige en begrijpelijke wijze, uitgaande van de specifieke situatie van de verzekerde. Deze motivering bevat onder meer: • de medische redenen waarop de beslissing is gesteund; • de hoogte van de eventuele medische bijpremie als een percentage van de
basispremie; • de persoonsgegevens van de raadsgeneesheer van de verzekeraar tot wie
de verzekerde zich kan wenden om bijkomende informatie over de medische grond van de genomen beslissing; • de gegevens van het Opvolgingsbureau alsook de vermelding dat de kandidaat-verzekeringnemer het recht heeft zijn dossier voor te leggen aan het Opvolgingsbureau. De kandidaat-verzekeringnemer die niet akkoord gaat met de voorgestelde premie brengt hiervan de verzekeraar op de hoogte. De verzekeraar maakt onverwijld het hele dossier over aan de herverzekeraar met het verzoek het dossier opnieuw te beoordelen. Wanneer de herverzekeraar tot een bijpremie besluit die lager is dan de oorspronkelijk door de verzekeraar voorgestelde bijpremie, past de verzekeraar in die zin zijn voorstel aan. Ook hier werd een termijn vastgelegd van 15 dagen tussen het ‘protest’ van de verzekeringnemer en de beslissing van de herverzekeraar. Opvolgingsbureau
De Koning richt een Opvolgingsbureau voor de tarifering op dat tot taak heeft de voorstellen tot bijpremie van meer dan 75% of de weigeringen van de verzekeringen te onderzoeken. Het Opvolgingsbureau is samengesteld uit twee leden die de verzekeraars vertegenwoordigen, een lid dat de consumenten vertegenwoordigt en een lid dat de patiënten vertegenwoordigt. Het Opvolgingsbureau wordt voorgezeten door een onafhankelijk magistraat. Het Opvolgingsbureau kan zich laten bijstaan door deskundigen, die geen stemrecht hebben. Het Opvolgingsbureau gaat na of de voorgestelde bijpremie dan wel de weigering van de verzekering medisch en verzekeringstechnisch objectief en redelijk verantwoord is. Het kan rechtstreeks worden aangezocht door de kandidaatverzekeringnemer, de Ombudsman van de verzekeringen of een van de leden van het Opvolgingsbureau. De verzekeraar bezorgt het Opvolgingsbureau alle informatie waarover hij beschikt en die nodig is opdat het Opvolgingsbureau de hem voorgelegde verzoeken kan onderzoeken. Deze informatie bevat onder meer:
WOLTERS KLUWER
LIFE & BENEFITS
NR 10
DECEMBER 2014 5
• de beslissing van de verzekeraar, met inbegrip van de motivering; • het medisch dossier dat alle relevante medische gegevens over de kandi-
daat-verzekerde bevat; • de studies en statistieken waardoor hij zich heeft laten leiden bij zijn beslissingen om een schuldsaldoverzekering te weigeren of een bijpremie te vragen omwille van het verhoogd gezondheidsrisico van de kandidaatverzekerde. Het Opvolgingsbureau doet binnen 15 werkdagen, te rekenen van de ontvangst van het dossier, een ‘bindend voorstel’. Het deelt dit schriftelijk mee aan de kandidaat-verzekeringnemer, de verzekerde en de verzekeraar. Het Opvolgingsbureau geeft desgevallend in zijn beslissing een gedetailleerde weergave van de inhoud van zijn bindend voorstel. Op zijn beurt zal de verzekeraar de kandidaatverzekeringnemer en het Opvolgingsbureau binnen een redelijke termijn in kennis stellen van zijn beslissing betreffende het sluiten van een contract dat is opgesteld onder de voorwaarden bepaald in het bindend voorstel van het Opvolgingsbureau. Het ‘bindend’ karakter van het voorstel van het Opvolgingsbureau is relatief in die zin dat de verzekeraar ultiem niet verplicht is het voorstel te aanvaarden. Compensatiekas
Er komt ook een Compensatiekas die tot taak heeft de last van de bijpremies te verdelen. De verzekeraars alsook de hypothecaire kredietverleners zijn hoofdelijk gehouden aan de Compensatiekas de stortingen te doen die nodig zijn voor het volbrengen van haar opdracht en om haar werkingskosten te dragen. Ook zijn de verzekeraars ertoe gehouden aan de Compensatiekas alle nodige inlichtingen mede te delen ter vervulling van diens wettelijke opdracht onder de vorm, de termijnen en volgens de periodiciteit die zij bepaalt. De tussenkomsten van de Compensatiekas worden voor 50% gedragen door de kredietinstellingen en hypotheekondernemingen en voor de andere 50% door de verzekeraars. De Compensatiekas komt tussen indien de gevraagde bijpremie meer bedraagt dan 125% van de basispremie, zonder dat haar tussenkomst 800% van de basispremie kan overschrijden. De tussenkomst van de Compensatiekas komt verhoudingsgewijs in mindering van het totale bedrag dat de verzekeraar van de kandidaat-verzekeringnemer eist zonder dat laatstgenoemde hierom uitdrukkelijk moet vragen. De verzekeraar richt zich rechtstreeks tot de Compensatiekas teneinde het bedrag terug te vorderen van de tussenkomst die aldus aan de kandidaat verzekeringnemer is toegekend. De Compensatiekas draagt de werkingskosten van het Opvolgingsbureau voor de tarifering, volgens de door de Koning vastgestelde modaliteiten. Het opstarten en het behandelen van de eerste dossiers door het Opvolgingsbureau wordt voorzien voor begin 2015. Verder zal er een jaarlijks verslag opgemaakt worden met een evaluatie van het aantal onderzoeken, in hoeveel gevallen de beslissingen van de verzekeraars werden bevestigd dan wel een afwijkend bindend voorstel werd geformuleerd, de motivering van de beslissingen en in hoeveel gevallen de verzekeraar bereid was om met de kandidaat-verzekeringnemer te contracteren onder de voorwaarden bepaald in het bindend voorstel van het Opvolgingsbureau. Verder is de Commissie voor Verzekeringen ermee belast de toepassing van deze nieuwe wetgeving te evalueren met als doel een tweejaarlijks verslag te bezorgen aan de Koning en aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Jean-Claude De Pooter - IABE Qualified actuary
6 LIFE & BENEFITS
NR 10
DECEMBER 2014
WOLTERS KLUWER
pensioendatabank
Pensioenbeloften zijn vóór 1/1/2015 te registreren in DB2P-databank Geen enkel tweedepijlerpensioenplan ontsnapt aan de aangifteverplichting in de pensioendatabank (‘DB2P’). Normaal zorgen de verzekeraars en pensioenfondsen (IBP’s) er voor dat alle gegevens over die tweedepijlerpensioenen worden opgeladen in de pensioendatabank. Maar inzake de intern gefinancierde pensioentoezeggingen moet de betrokken vennootschap hiervoor zelf zorgen. Er is dus werk aan de winkel voor deze vennootschappen. Álle tweedepijlerpensioenen
De opbouw van de DB2P-pensioendatabank is een omvangrijk project en wordt sinds enkele jaren in opeenvolgende fases gerealiseerd. Het is de bedoeling dat deze overheidsdatabank uiteindelijk alle kerngegevens zal integreren over alle tweedepijlerpensioenregelingen van alle werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Het gaat dus over de groepsverzekeringen, IPT-verzekeringen, VAPZ- en RIZIV-pensioenregelingen, interne pensioenregelingen… maar niet over het pensioensparen of het langetermijnsparen, want dit behoort niet tot de tweede pensioenpijler. Heel wat types van tweedepijlerpensioenplannen worden vandaag al opgeladen in de DB2P-pensioendatabank door de levensverzekeraars en de pensioenfondsen. Uiterlijk op 31 december 2014 worden de intern gefinancierde pensioentoezeggingen aan zelfstandige bedrijfsleiders mee in het bad getrokken.
Grote ambities
In eerste instantie was het de bedoeling dat vanuit DB2P de pensioenregelingen efficiënt zouden kunnen gecontroleerd worden door de verschillende overheidsdiensten (80%-grens, FSMA-controle, 8,86%-RSZ-bijdrage voor werknemersregelingen, Wyninckxbijdrage…). Voor een deel is dat nu reeds operationeel, maar voor een groot deel zullen die controlefunctionaliteiten in de toekomst nog verder uitgebouwd worden. Vanaf 31 december 2016 zal iedere burger via een beveiligde webtoepassing ook al zijn tweedepijlerpensioenen kunnen raadplegen en wordt DB2P naast een controle-instrument ook een communicatie-instrument. Vele burgers hebben immers meerdere regelingen bij meerdere pensioeninstellingen en krijgen op deze wijze via die centrale DB2P-pensioendatabank een totaaloverzicht van al hun pensioenregelingen. Vanaf 2016 zou elke burger vanaf zijn 45ste in principe om de 5 jaar ook een brief ontvangen met gegevens van zijn wettelijke en aanvullende pensioenrechten. Ook deze communicatie zal mee gevoed worden door gegevens die afkomstig zijn van de DB2P-pensioendatabank. En naast de rechthebbende burgers zullen ook de ondernemingen die de pensioenen toegezegd hebben informatie uit de DB2P-pensioendatabank kunnen consulteren, o.a. om het vervullen van hun administratieve verplichtingen te ondersteunen.
Intern gefinancierde pensioentoezeggingen
Zoals gezegd heeft de wetgever er voor gekozen om zoveel als mogelijk de pensioeninstellingen (verzekeraars en pensioenfondsen) te belasten met het opladen en actualiseren van de gegevens in de DB2P-pensioendatabank. Dat is logisch, want zij beschikken over alle informatie en kunnen omwille van hun schaal-
WOLTERS KLUWER
LIFE & BENEFITS
NR 10
DECEMBER 2014 7
grootte en pensioentechnische kennis dit wellicht ook het meest efficiënt uitvoeren. Maar bij intern gefinancierde pensioentoezeggingen, waarbij een vennootschap een aanvullend pensioen heeft toegezegd zonder de tussenkomst van een pensioenstelling, moet deze de klus zelf klaren. Het gaat hier over pensioentoezeggingen waarbij de vennootschap op basis van een onderhandse pensioenbelofte aan de bedrijfsleider, ofwel binnen de vennootschap in haar boekhouding een pensioenvoorziening aanlegde, ofwel een zogenaamde bedrijfsleidersverzekering sloot. Zo’n bedrijfsleidersverzekering is vanuit juridisch oogpunt ook intern gefinancierd, omdat het verzekerde pensioenkapitaal wordt uitgekeerd aan de vennootschap, die het dan op haar beurt in uitvoering van de pensioenbelofte doorstort aan de betrokken bedrijfsleider. Pensioentoezeggingen in bevroren toestand
Ter herinnering: vandaag kan een vennootschap geen intern gefinancierd pensioen meer toezeggen. Dat is al sinds 2003 verboden voor werknemers en het werd in 2012 ook verboden voor pensioentoezeggingen aan zelfstandige bedrijfsleiders. Vanaf 2012 mochten de toen bestaande intern gefinancierde pensioentoezeggingen aan bedrijfsleiders behouden blijven, maar dit maximaal ten belope van het nominale bedrag van de pensioenvoorziening zoals dat geboekt was op de laatst in 2011 afgesloten balans (zie Life & Benefits, 2012, nr. 7, p. 1). Bijgevolg zijn er vandaag nog heel wat vennootschappen die op het passief van hun balans een bevroren pensioenvoorziening hebben in het voordeel van hun bedrijfsleider. Zoals gezegd mag het bedrag van die pensioenvoorziening niet meer verhoogd worden, maar het mag nog wel verminderd worden. Een vermindering van de pensioenvoorziening moet geboekt worden in de mate dat de pensioenregeling geëxternaliseerd wordt en dus ondergebracht wordt bij een pensioeninstelling.
Bijkomend argument om te externaliseren
In het verleden waren er al heel wat goede redenen om die interne regelingen te externaliseren (zie Life & Benefits, 2012, nr. 7, p. 3), en waarschijnlijk zullen de nieuwe DB2P-aangifteverplichtingen in de praktijk een bijkomend argument vormen om een externalisering te overwegen. Niet dat die DB2Paangifteverplichtingen zeer complex zijn (de levensverzekeraars en pensioenfondsen moeten overigens heel wat meer gegevens opladen in DB2P), maar het gaat alweer om een bijkomende administratieve verplichting waarmee men al gauw een tijdje zoet is, zeker als men dit een eerste keer moet uitvoeren. Omdat die intern gefinancierde pensioentoezeggingen een uitstervend ras uitmaken, is het wellicht ook voor de meeste accountants en boekhouders niet bepaald een beloftevolle business om zich hierin te specialiseren. Wellicht blijft een gebrek aan voldoende cash de belangrijkste hindernis voor een vennootschap om effectief de interne gevormde pensioenvoorzieningen over te dragen aan een levensverzekeraar. Een boekhoudkundige voorziening op het passief van de balans impliceert immers absoluut nog niet dat er op het actief van de balans ook voldoende cash beschikbaar is. En in zo’n situaties is het dan wellicht de beste optie om de interne pensioenvoorziening in bevroren toestand aan te houden en tegen 31 december 2014 te zorgen voor de DB2P-aangifte ervan. De interne pensioentoezeggingen die onderliggend via een bedrijfsleidersverzekering gefinancierd worden, kunnen nog tot uiterlijk 30 juni 2015 omgezet worden in een IPT-verzekering. Maar dit belet niet dat deze in principe ook tegen 31 december 2014 moeten aangegeven worden.
Aangifteprocedure in DB2P
Op de DB2P-website kan men een gebruikershandleiding terugvinden (zie http://www.db2p.be/resources/df157de9-26fa-4eca-9477f678ece8132e/Handleiding_VN%20_NL.pdf). De basisfunctionaliteiten van de DB2P-onlinetoepassing worden er beschreven en geïllustreerd aan de hand van de schermen die men bij het aangeven moet doorlopen. Kort samengevat omvat
8 LIFE & BENEFITS
NR 10
DECEMBER 2014
WOLTERS KLUWER
de DB2P-aangifte van een intern gefinancierde pensioentoezegging het volgende. ste • 1 stap: ervoor zorgen dat men over een beveiligde toegang beschikt van de DB2P-toepassing. De vennootschap kan via een procedure ook derden toegang geven (bv. boekhouder of verzekeringsmakelaar). de • 2 stap: registratie van de pensioentoezegging, waarbij de volgende velden dienen aangegeven te worden: ‘Referentie voor de toezegging’, ‘Datum van inwerkingtreding van de toezegging’, ‘Document’ (hier moet een elektronische versie van de pensioenbelofte worden opgeladen), ‘Betrokken aangeslotene (INSZ-nummer), ‘Bedrag van de initiële pensioenbelofte’, ‘Bedrag van de overlijdensdekking’, ‘Gefinancierd via’ (hier moet de financieringswijze, via een balansvoorziening of via een bedrijfsleidersverzekering, aangegeven worden, waarbij naargelang het geval de voorziene of verzekerde bedragen dienen opgegeven te worden), ‘Aantal maanden in de onderneming’ (van belang voor de 80%-grensberekening), ‘Geldigheidsdatum’. Het is mogelijk dat die DB2P-aangifte jaarlijks moet geactualiseerd worden. Dat zal het geval zijn indien het bedrag van de pensioenvoorziening vermindert bij een gehele of gedeeltelijke externalisatie van de interne pensioenbelofte. In het geval van een financiering met een bedrijfsleidersverzekering zal zo’n jaarlijkse actualisatie structureel nodig zijn, omdat daar het verzekerd kapitaal inclusief verworven winstdeling moet gerapporteerd worden. En die verworven winstdeling zal normalerwijze jaarlijks verhogen. Sanctie
Als de DB2P-aangifte niet wordt uitgevoerd, dan mag de vennootschap het later uitgekeerde pensioenkapitaal niet aftrekken als beroepskost. Zo’n latere beroepskost is nodig ter neutralisering van de op dat ogenblik in de belastbare winst op te nemen pensioenvoorziening, of ter neutralisering van het op dat ogenblik krachtens de bedrijfsleidersverzekering ontvangen pensioenkapitaal. Mogelijk kan er zelfs discussie zijn over de vraag of de destijds aangelegde pensioenvoorziening niet meteen moet worden belast.
■
Tip: De vennootschappen die verlost willen worden van de DB2P-aangifteadministratie, kunnen er voor kiezen om hun interne pensioenregelingen over te dragen aan een levensverzekeraar. Dat moet dan wel snel geregeld worden. Wannes Bellens (Vereycken & Vereycken)
Redactiecomité: Isabelle De Somviele, Paul Roels, Paul Van Eesbeeck, Luc Vereycken. Hoofdredactie: Paul Van Eesbeeck -
[email protected]. Eindredactie: Anne Sterckx - Erik Roelants–
[email protected]. De nieuwsbrief Life & Benefits is een uitgave van Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be. Verantwoordelijke uitgever: Hans Suijkerbuijk, Ragheno Business Park, Motstraat 30, B-2800 Mechelen. Kluwer klantenservice: tel. 0800 40 300 (gratis oproep) - +32 15 78 76 00 (vanuit het buitenland), fax 0800 17 529, e-mail:
[email protected]. © 2014 Wolters Kluwer Belgium NV. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.