5
10
VERSLAG VAN DE 147e OVERLEGVERGADERING VAN COLLEGE VAN BESTUUR EN UNIVERSITEITSRAAD D.D. 23 MEI 2016 UR/16/25070 Aanwezig: Stolker, Te Beest, Buitendijk (CvB) en Van Slooten (Secretaris CvB). Bouterse, Van Diepen, Van Duijn, Fatah-Black, Hamelink, Jansen, De Kok, De Kort, Krol (Voorzitter), Moorlag, O'Neill, Poletiek, Pols, Reid, Tiggelaar, Weeda (Griffier), Westera en Wolters. Afwezig: 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om 15:30 uur en heet eenieder van harte welkom. Er is geen bericht van verhindering. Mw. Pols heeft aangegeven dat zij later aanschuift.
15
Na de vergadering is er een borrel bij het gebruikelijke etablissement. 2. Verslag vorige vergadering UR/16/21237 - Verslag 146e Overlegvergadering d.d. 4 april 2016.
20
25
30
De voorzitter meldt dat er een aantal redactionele opmerkingen zijn ontvangen. Op basis hiervan zal de tekst op een aantal punten worden aangepast. Voorts vraagt de voorzitter of er nog vragen of opmerkingen zijn naar aanleiding van het verslag. Naar aanleiding van de uitschrijfregeling van wanbetalende studenten op pagina zes en zeven van het verslag vraagt een Raadslid aan het College wat er exact wordt bedoeld met "Eventuele inschrijving vindt pas weer plaats als alle openstaande vorderingen zijn voldaan". Betekent dit dat de student dan meteen weer ingeschreven kan worden of dat de student eerst moet wachten tot het volgende instroommoment, in september dan wel februari? Het College antwoordt dat hij hier schriftelijk op terugkomt. Aangezien er verder geen vragen of opmerkingen zijn, wordt het verslag met hamerslag en met inachtneming van de eerdergenoemde tekstuele aanpassingen vastgesteld.
35
3. Jaarverslag 2015 UR/16/25050- definitief concept Jaarverslag 2015 inclusief aanbiedingsbrief d.d. 26 april 2016, -conceptreactie UR.
40
De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Financiën en Huisvesting om de reactie toe te lichten. De commissievoorzitter brengt naar voren dat de Raad graag een aantal zaken met het College wil bespreken.
45
50
De Raad merkt in zijn reactie op dat er in Den Haag bij het Leiden University College (LUC) een kostenpost van enkele tonnen wordt veroorzaakt door leegstand in het complex aan het Anna van Buerenplein. Hij vraagt of deze leegstand niet benut kan worden voor de huisvesting van buitenlandse studenten die op zoek zijn naar betrouwbare opties voor het huren van een kamer. Het College antwoordt dat dat mogelijk zou zijn als gedurende het hele jaar veel eenheden in dat complex leeg blijven staan. Maar de leegstand ontstaat pas in de zomermaanden, omdat studenten die na het tweede jaar het pand moeten verlaten dit vaak al een paar maanden van tevoren doen als zij een andere woning hebben gevonden. De leegstand in de zomermaanden is vrij omvangrijk. Mogelijkerwijs kan de leegstand worden opgevangen door de beschikbare ruimte in het Anna van Buerencomplex beschikbaar te stellen 1
voor ‘summer courses’. De deelnemers aan deze cursussen moeten dan geconcentreerd worden op bepaalde verdiepingen.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Voor het komende academische jaar wordt er een grotere instroom bij het LUC voorzien, waardoor het probleem uiteraard in omvang zal afnemen. De Raad vraagt of er geen mogelijkheid is om in het Anna van Buerencomplex een eerste opvang in de zomermaanden te realiseren voor studenten die nog op zoek zijn naar een kamer. Het College antwoordt dat dit inderdaad ook mogelijkheid is, dit vergt wel maatwerk. Hier zal het College nog op terugkomen. De Raad wijst erop dat niet alle 200 studenten die zich aanmelden voor LUC ook daadwerkelijk op komen dagen. Hierdoor ontstaat ook buiten die zomerperioden leegstand. Het College antwoordt dat sommige studenten ook in hun derde jaar in het Anna van Buerencomplex willen blijven wonen; deze leegstand wordt hierdoor opgevangen. Het College voegt toe dat in gebouw “De Klok” bepaalde kamers zo’n hoge huurprijs hebben dat studenten er geen belangstelling voor hebben. In sommige gevallen willen buitenlandse studenten samen deze woningen betrekken. Bepaalde buitenlandse studenten zijn hier meer aan gewend. Ook voor deze leegstand wordt naar een oplossing toegewerkt. In de aanpak van leegstand wordt gebruik gemaakt van de informatie van het Housing Office, die beschikt over informatie inzake de bezetting van de diverse woningen. De Raad wil blijkens zijn reactie graag op de hoogte gebracht worden van de stand van zaken op het gebied van de informatiebeveiliging van de Universiteit. Dit met het oog op de ontwikkelingen op het gebied van massale dataopslag en mede gezien de incidenten van het afgelopen jaar. Het College zegt toe dat hij een notitie inzake dataprotectie die onlangs in het College is besproken aan de Raad zal doen toekomen. Daarnaast wordt er een data protection / privacy officer aangetrokken. Met betrekking tot de vragen in de reactie omtrent het dalende marktaandeel van de Universiteit geeft het College aan dat als men uitgaat van de vooraanmeldingen het er inderdaad op lijkt dat de instroom wat daalt. Echter, het dalend marktaandeel wordt op dit moment met name veroorzaakt door het achterblijven van het aantal promoties en niet door afnemende studentaantallen. Het College verwacht met het ontwikkelen van nieuwe activiteiten in Den Haag te voorkomen dat het marktaandeel uiteindelijk daalt. Vanuit de Raad wordt naar aanleiding hiervan gevraagd of het College heeft gesignaleerd dat het aandeel buitenlandse studenten toeneemt ten opzichte van het aandeel Nederlandse studenten en of er beleid wordt ontwikkeld om hiermee om te gaan. Het College antwoordt dat uit de cijfers van het Ministerie van OC&W blijkt dat het aantal aanmeldingen in het HBO daalt en in het WO stijgt. In het WO stijgt het aantal Nederlandse studenten met 5% en het aantal internationale studenten met 28%. De afname van het aantal aanmeldingen in het HBO zou veroorzaakt worden door het wegvallen van de studiefinanciering en het daardoor afnemen van de doorstroom van MBO naar HBO. De referentieramingen zijn hierdoor in het HBO zijn naar beneden bijgesteld en voor het WO naar boven. De Raad vraagt in zijn conceptreactie naar het oordeel van het College over de promotieduur en het promotierendement. Het College antwoordt dat deze onderwerpen voortdurend zijn aandacht hebben. Het blijft een hardnekkig onderwerp. De verschillen zijn daarnaast erg groot tussen de faculteiten Sociale Wetenschappen, Geesteswetenschappen en Rechtsgeleerdheid enerzijds en Wiskunde en Natuurwetenschappen en Leids Universitair Medisch Centrum anderzijds. 2
Het College stelt voor om dit onderwerp mee te nemen als de rapportage van de Werkgroep Promovendibeleid wordt besproken.
5
In de aansluitende vergadering zal er door de Universiteitsraad een definitieve reactie worden geconcipieerd. 4. Jaarrekening 2015 UR/16/25052- Jaarrekening 2015, -conceptreactie UR.
10
15
20
25
De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Financiën en Huisvesting om de reactie toe te lichten. De commissievoorzitter licht toe dat de Raad buitengewoon kritisch is op wat de catering van UFB aanbiedt en vraagt zich af wat er met de winst van UFB gebeurt. Het College antwoordt dat het UFB met een relatief kleine winstmarge begroot om eventuele tegenvallers op te kunnen vangen. Het UFB mag een reserve aanhouden van zeven ton. Het meerdere resultaat wordt toegevoegd aan de algemene reserve van de Universiteit. Hiermee wordt rekening gehouden in de jaarlijks vast te stellen tarieven van UFB: als er positief resultaat is, is er geen reden om de tarieven te verhogen. Als er structureel positief resultaat is, zou dit ook eventueel kunnen leiden tot een tariefverlaging. Een raadslid stelt daarop voor om in het kader van duurzaamheidsbeleid een tariefverlaging voor het vegetarische aanbod te realiseren. Het College zegt toe dat hij deze suggestie in overweging zal nemen. Als de Raad het wenst, kan de Raad op de hoogte worden gesteld van de vastgestelde tarieven. In de aansluitende vergadering zal er door de Universiteitsraad een definitieve reactie worden geconcipieerd.
30
35
40
45
50
5. Kadernota 2017-2020 UR/16/25052- Concept-Kadernota 2017-2020, -conceptadvies UR. De voorzitter vraagt de voorzitter van commissie Financiën en Huisvesting om de conceptreactie toe te lichten. De commissievoorzitter brengt naar voren dat er door de overheid een maximum gesteld wordt aan de promotiebonus per proefschrift. De maximering zou geen consequenties hebben voor de interne verdeling naar de faculteit. Het bedrag dat de faculteit als gevolg van deze maatregel minder per promotie ontvangt zal hij via de ‘voorziening onderzoek’ ontvangen en is bedoeld ter ondersteuning van de profilering op onderzoek dat bijdraagt aan de Nationale Wetenschapsagenda. De Raad verneemt graag op welke manier het College van plan is om gehoor te geven aan de opdracht van OCW. Het College antwoordt dat het nu volstrekt onduidelijk is hoe Universiteiten hier gehoor aan zouden moeten geven. De Universiteiten zijn het niet met elkaar eens over de reeks jaren welke als referentiekader zou moet dienen. Mede door de onenigheid hierover binnen VSNU-verband is er nog geen nadere instructie door het Ministerie OC&W gegeven. Al het onderzoek bij Universiteit Leiden, behalve dat van Sinologie, correspondeert met de (inmiddels) 21 voorbeeldroutes van de Nationale Wetenschapsagenda. De maatregel brengt niet met zich mee dat er minder promoties zullen plaatsvinden. Omdat de
3
premie die door wordt gegeven aan de faculteit toch de afgelopen jaren al kleiner was geworden, zal de Universiteit geen last hebben van deze maatregel.
5
10
15
20
25
Uit de documentaire ‘Hokjesman’ over Universiteit Leiden kon worden opgemaakt dat vanwege de gunstigere bekostiging er bij Faculteit W&N per medewerker minder tijd aan onderwijs diende te worden besteed dan bij andere Faculteiten zoals Geesteswetenschappen. De commissievoorzitter geeft aan dat de Raad graag hoort hoe het College hier tegenover staat. Het College antwoordt dat de bètafaculteit, net als bij alle andere Universiteiten in Nederland, een hogere vergoeding ontvangt vanwege het feit dat de voorzieningen bij een bètafaculteit over het algemeen duurder zijn dan bij een alfa- of gammafaculteit. Hierbij moet gedacht worden aan dure laboratoria en apparatuur. Er is binnen de faculteit W&N geen verschil gemaakt tussen de opleidingen. Wiskunde heeft inderdaad minder dure voorzieningen nodig. W&N heeft een enorme onderzoeksomzet, vertelt het College voorts. Dat is de belangrijkste reden voor het kleinere aandeel onderwijs en niet de wijze van bekostiging. Thans is ook bij deze faculteit de verhouding onderwijs - onderzoek aan het verschuiven richting onderwijs. Dit is met name het gevolg van de grote instroom aan studenten. Het aantal is de afgelopen 6 jaar bijna verdubbeld. Het onderzoekbudget stijgt niet automatisch mee met het onderwijsbudget. Het College geeft aan dat het overkomelijk is dat er op dit vlak verschillen bestaan tussen, maar ook binnen faculteiten. Er wordt niet gestreefd naar een gelijke ratio onderwijs - onderzoek over de gehele universiteit. De Raad vraagt aandacht voor de indruk die gewekt is door de documentaire. Het College antwoordt dat het bijzonder is om naar aanleiding van de opmerkingen van één medewerker deze discussie te voeren maar het is het College duidelijk dat dit punt aandacht vergt. De Raad vraagt of de bekostiging van de faculteiten nog heroverwogen wordt. Het College antwoordt dat dit niet aan de orde is.
30
35
40
45
De Raad verneemt graag wanneer de onderhandelingen met de faculteiten over de besteding van de vernieuwingsmiddelen zullen worden afgerond en wat voor uitkomst het College hiervan verwacht. Het College begrijpt in eerste instantie de vraag niet. Vanuit de Raad wordt daarop toegelicht dat deze vraag ontstond naar aanleiding van een tabel waarin vanaf 2017 een groot deel van de vernieuwingsmiddelen nog op ‘te alloceren’ stond. De ambtenaar vertelde de commissie F&H dat de wijze van alloceren nog besproken werd met de faculteiten. De vraag van de Raad is wanneer dit overleg is afgerond en wanneer er duidelijkheid komt voor de faculteiten hoeveel vernieuwingsmiddelen er vanaf 2017 beschikbaar zijn. Het College antwoordt dat deze middelen eerder al toegekend waren maar dat het College zich nu herbezint op de wijze van toekennen. De middelen zijn daarom nog niet gealloceerd. Voor het begrotingsproces begint voor begrotingsjaar 2017, zal besloten moeten worden hoe de middelen verdeeld moeten worden over de faculteiten. Dit betekent dat hierover uiterlijk voor de zomer een beslissing moet worden genomen. In de aansluitende vergadering zal er door de Raad een definitief advies en definitieve reactie worden geconcipieerd. Tevens zal de raad besluiten al dan niet in te stemmen met de begroting op hoofdlijnen voor het jaar 2017.
50
4
6. Instemming begroting hoofdlijnen faculteitsraden UR/16/22467- Voorstel kader instemming begroting op hoofdlijnen faculteitsraden d.d. 25 april 2016, -conceptreactie UR. 5
10
15
20
25
30
35
40
De voorzitter vraagt de voorzitter van commissie Financiën en Huisvesting om de conceptreactie toe te lichten. De commissievoorzitter geeft aan dat de Raad graag met het College bespreekt wat een faculteitsraad nu precies aan invloed wint door de inwerkingtreding van dit voorstel. Het College brengt naar voren dat de instemmingsbevoegdheid overeenkomt met de bevoegdheid die is opgenomen in de afspraak met de Universiteitsraad ten aanzien van instemming op de begroting. Als er een wijziging plaatsvindt in het interne verdeelmodel heeft de Raad hierop instemming. Voor de faculteitsraad is er in het geval van verschuiving in de financiering tussen de instituten instemmingsrecht aan de orde. Vervolgens is de verdeling tussen de faculteiten enerzijds en anderzijds centrale diensten onderwerp voor instemming van de Universiteitsraad. Voor de faculteiten is de verdeling naar de instituten enerzijds en de overige budgetten anderzijds ook een onderwerp voor instemming. Daarnaast wijst het College erop dat het adviesrecht geen “lege huls” is. Instemming vormt daarbij een extra moment dat het bestuur ertoe dwingt om de Universiteitsraad en nu dus ook de faculteitsraden in een vroeg stadium te betrekken bij het voorgenomen begrotingsbeleid. De Raad geeft aan dat, om dit instemmingsrecht echt geldend te maken de faculteitsraad ook zeggenschap zou moeten hebben over wat er onder het niveau van de tabel werkbudgetten plaatsvindt. Het College antwoordt dat dit laatste onder het adviesrecht valt, want er is uitsluitend instemmingsrecht op de begroting in hoofdlijnen. De Raad vraagt of de verdeling naar de verschillende instituten binnen een faculteit ook ter discussie gesteld kan worden binnen de instemmingsprocedure. Het College antwoordt dat dit niet het geval is. Met de Universiteitsraad is afgesproken dat hij instemmingsbevoegdheid heeft met betrekking tot de middelen die naar huisvesting gaan ten opzichte van de middelen voor het primaire proces. Ieder belangrijk huisvestingsproject wordt om die reden voorgelegd aan de Raad. In het theoretische geval dat het huisvestingsbudget gedecentraliseerd zou worden, zou deze bevoegdheid meeverplaatsen naar de faculteiten. Ook hier is de regeling met de faculteitsraden dus een afspiegeling van de instemmingsbevoegdheden van de Universiteitsraad. De Raad vraagt of de faculteiten ook een AEG-model hanteren in de verdeling van de middelen over de instituten. Het College antwoordt dat alle faculteiten een model hanteren dat op het AEG-model lijkt. De faculteiten hebben de mogelijkheid om bepaalde instituten additionele middelen te verstrekken. Sommige faculteiten geven de middelen niet in geld door, maar in de vorm van formatieplaatsen.
45
De Raad vraagt of een faculteitsraad (in het kader van de instemmingsprocedure) mag vragen naar onderliggende gegevens. Het College antwoordt dat het vanzelfsprekend is dat een faculteitsraad daar informatie over krijgt, ongeacht de geldende bevoegdheid. De Raad geeft aan dat leden van faculteitsraden hier vaak niet van op de hoogte zijn. Zij zouden hierover moeten worden geïnformeerd.
50
In de aansluitende vergadering zal er door de Raad een definitieve reactie worden geconcipieerd.
5
5
7. VGM-onderwerpen UR/16/18062- jaarrapportage Veiligheid, Gezondheid en Milieu 2015, UR/16/18064- evaluatie VGM-plan 2015, UR/16/18065- inventarisatie gebouwtoegankelijkheid Universiteit Leiden, UR/16/18066- aanbiedingsbrief d.d. 13 april 2016,, -conceptreactie UR. De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Personeel, Studentenzaken en Internationalisering om het advies toe te lichten.
10
15
20
25
30
35
40
De Raad bespreekt graag met het College de beschikbaarheid van de diensten van de bedrijfsarts voor personen die werkzaam zijn aan de Universiteit, maar hier niet in dienst zijn, zoals contract- en buitenpromovendi. Het College antwoordt dat er op dit vlak vooral een hiaat bestaat voor wat betreft beurspromovendi. Dit probleem moet zo snel mogelijk worden opgelost. Als de bevindingen van de Werkgroep Promovendibeleid worden besproken met de Raad zal dit onderwerp mee worden genomen. Veelal heeft de buitenpromovendus een werkgever. Daar ziet het College minder een probleem. De Raad reageert met het argument dat een bedrijfsarts bij een dergelijke werkgever vaak niets van promoveren afweet. Eventueel moet er later gesproken over een promovendipsycholoog. Dit met het oog op zorgelijke berichten uit België en de resultaten van een onderzoek van de UvA. Daarnaast vraagt de Raad in zijn conceptreactie om aandacht voor de grenzen van het BHVbeleid. Hoe wordt ervoor gezorgd dat er voldoende BHV’ers bevoegd en aanwezig zijn? Het College antwoordt dat er per gebouw een BHV-coördinator is die de beschikbare capaciteit in de gaten houdt. Ook zorgt de coördinator dat er voldoende geoefend wordt. Er is maar een organisatieonderdeel waar het wat moeilijker ligt. Soms moeten er extern BHV’ers worden betrokken. Een raadslid antwoordt dat er per groep mensen (onduidelijk hoe groot precies) tenminste één BHV’er aanwezig moet zijn. Er lijkt een risicomijdende cultuur te ontstaan waar mensen gedwongen worden om BHV’er te worden. Het College antwoordt dat dit niet aan de orde is. Receptionisten en secretaresses zijn vaak BHV’er. Zo wordt ervoor gezorgd dat er altijd voldoende BHV’ers aanwezig zijn in het geval van een calamiteit. De regels maakt het College niet op dit vlak. De commissievoorzitter licht toe dat niet bij iedere bijeenkomst een BHV’er aanwezig moet zijn, er moet een BHV’er in het gebouw zijn. In de aansluitende vergadering zal er door de Raad een definitieve reactie worden geconcipieerd. 8. ICT-projectenkalender 2016 UR/16/18049- ICT Projectenkalender2016 inclusief de aanbiedingsbrief d.d. 14 april 2016, -conceptadvies UR.
45
50
De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Personeel, Studentenzaken en Internationalisering. Bij de bespreking over de digitalisering van studentgegevens kwam naar voren dat het grootste deel van de studentgegevens uitsluitend in papieren vorm in de archieven staan, en dat er hierdoor niet aan de Archiefwet en/of Wet Bescherming Persoonsgegevens wordt voldaan. De Raad vraagt zich af of het College hier wel van op de hoogte is en of er niet meer prioriteit gegeven moet worden aan het voldoen aan wetgeving. Het College antwoordt dat hij hiervan op de hoogte is. Hij heeft zelf recentelijk een audit laten 6
5
10
15
uitvoeren op de mate waarin aan de Archiefwet wordt voldaan. Hieruit bleek dat er in de corporate systems zoals UsIs en Blackboard niet geheel wordt voldaan aan de Archiefwet. Er is besloten om de aanpak van UsIS prioriteit te geven. Er vindt nu een eerste analyse plaats. Maar voor het overige is het niet mogelijk om stappen te zetten. Dat komt omdat de archiefprocessen binnen de universiteit niet geharmoniseerd zijn. Als het niet geharmoniseerd is, kan er ook niet worden gedigitaliseerd. De Raad vraagt op welke termijn er voldaan zal worden aan de wettelijke vereisten. Het College antwoordt dat dit nog lang zal duren. Harmonisering is een kwestie van een lange adem. De Raad vraagt of het papieren archief voldoet aan de Archiefwet. Het College geeft dat er in het papieren archief evenmin wordt voldaan aan de wet. De archivering zou gecentraliseerd moeten plaatsvinden maar het is heel lastig om alle eenheden binnen de Universiteit op een lijn te brengen. Wat wel gebeurt is dat er voorlichtingsbijeenkomsten zijn door het DIA. Maar het is de vraag in hoeverre dit landt bij de verschillende instituten en faculteiten. Het College vermoedt dat er veelal wordt volhard in de eigen werkwijze. De Raad vraagt of het mogelijk is om op de hoogte gehouden te worden van voortgang in dit proces. Het College antwoordt dat dit uiteraard mogelijk is, maar een snelle voortgang in dit proces valt niet te verwachten.
20
Voor wat betreft het punt in de conceptreactie omtrent Converis is de reactie van het College dat er voor het volgsysteem nu het voorstel wordt uitgewerkt door een stuurgroep met een vertegenwoordiging van de faculteiten. Trainingen en communicatie zullen natuurlijk onderdeel zijn van het plan.
25
In de aansluitende vergadering zal er door de Raad een definitieve reactie worden geconcipieerd.
30
9. Evaluatie Bindend Studieadvies in Tweede Jaar UR/16/18074- Het rapport eerste kwantitatieve rapportage voltijders, UR/16/18075- De memo resultaten evaluatie BSA 2, UR/16/18076- De aanbiedingsbrief d.d. 14 april 2016, -conceptreactie UR.
35
40
Het College geeft aan dat hij besloten heeft om per onmiddellijk te stoppen met het experiment met het BSA in het tweede jaar. Dit mede gezien een uitspraak van het College van Beroep voor het hoger onderwijs (CBHO). Deze uitspraak komt er kort gezegd op neer dat de wijze waarop het BSA2 bij Universiteit Leiden is vormgegeven niet kan. Er kan volgens de desbetreffende rechter maar één Bindend Studieadvies worden afgegeven. Er is besloten om niet te wachten op een volgende uitspraak, omdat dit te veel onzekerheid mee zou brengen. Mede met het oog op de zeer kritische houding van de Raad is er besloten om het experiment met het BSA in het tweede jaar stop te zetten. Alle studenten die thans te maken hebben met BSA2 worden op korte termijn geïnformeerd. Ook de studieadviseurs en coördinatoren zullen op korte termijn de nodige informatie krijgen.
45
De uitspraak van het CBHO heeft ook invloed op het BSA1. Een student die een positief studieadvies op grond van 45 behaalde studiepunten in het eerste jaar heeft gekregen, kan niet in zijn tweede jaar uit de opleiding worden gezet omdat hij zijn propedeuse niet heeft gehaald. Ook deze regeling zal moeten worden aangepast.
50
Het enige dat nu overblijft van de BSA-regelingen is dat de student in zijn eerste jaar 45 studiepunten dient te halen. Het College betreurt dat hij dit besluit moet nemen. In het verleden besloot de Universiteit deel te nemen aan het experiment met het BSA in het tweede jaar met het doel om een ambitieuzere studiecultuur neer te zetten. De indruk is dat de BSA2regeling een positief effect had op de studieresultaten, maar niet in de mate waarin er gehoopt 7
was.
5
10
Het College zal in de toekomst aan een nieuwe regeling willen werken. Het liefst ziet het College de propedeuse-eis op een andere manier terugkomen. Graag wil het College ook dat de Raad meedenkt over mogelijkheden waarop er een ambitieuzere studiecultuur kan worden gerealiseerd. Niet omdat er zo snel mogelijk moet worden afgestudeerd maar omdat het College graag ziet dat studenten in een steeds competitiever wordende omgeving het meeste uit hun opleiding halen. De Secretaris van het College geeft aan, mede voor de publieke tribune, dat het bericht over het stopzetten van BSA2 op de website wordt gepubliceerd. De voorzitter maakt een ronde langs de raadsleden om te reageren op de mededeling van het College.
15
Een raadslid vraagt of studenten die aan het BSA1-vereiste hebben voldaan maar zijn weggestuurd vanwege BSA2, nu weer ingeschreven kunnen worden. Het College geeft aan dat als studenten zich melden die in deze situatie zitten, hiernaar zal worden gekeken.
20
Een ander raadslid vraagt wanneer de regeling die hiervoor in de plaats komt zal worden vastgesteld. Het College antwoordt dat dit niet vandaag kan, maar dit zal wel op korte termijn moeten plaatsvinden.
25
30
De Raad vraagt of het propedeusediploma behouden blijft. Een faculteit heeft aangegeven dat hij wil stoppen met het uitreiken van het propedeusediploma. Het College antwoordt dat hij hecht aan het voortbestaan van de propedeuse. Een ander raadslid voegt toe dat het voor de geldigheid van de cijfers van belang is dat de propedeuse blijft bestaan. Een raadslid roept het College op om manieren te bedenken om een ambitieuzere studiecultuur te realiseren door middel van prikkeling in plaats van bestraffing. In de aansluitende vergadering zal er door de Raad een schriftelijke reactie worden geconcipieerd.
35
40
45
50
10. Voorinvestering middelen studievoorschot UR/16/17666- reactie van het College van Bestuur op brieven van de UR inzake de besteding van middelen studievoorschot d.d. 1 april 2016, -conceptreactie UR. De voorzitter vraagt de voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek om de conceptreactie toe te lichten. De commissievoorzitter geeft aan dat de Raad zich heeft gebogen over de laatste drie miljoen euro waar nog geen bestemming voor was gevonden. Wat de Raad betreft moet het uitgangspunt zijn dat ook deze middelen worden doorgespeeld naar de faculteiten, hiertoe zal de Raad nog wel een aantal kaders stellen voor waar deze middelen aan besteed kunnen worden. Er zijn drie projecten die wat de Raad betreft wel op centraal niveau belegd zouden mogen worden: het aanbieden van taalcursussen Engels en Nederlands, de voorbereiding op de arbeidsmarkt en een verruiming van het aantal werkplekken in de UB. De Raad wil van het College horen in hoeverre hij mogelijkheden ziet om een deel van de drie miljoen euro hieraan te besteden. 8
Het College gaat met het voorstel van de Raad akkoord. Het enige voorbehoud heeft het College bij de realisatie van de extra werkplekken in de UB. Het is vooral de vraag of dit binnen een redelijke termijn gerealiseerd kan worden. Hier komt het College dus nog op terug. 5
10
15
20
25
30
De Raad stelt voor om de drie miljoen euro niet via het AEG-model te verdelen. De Raad heeft begrepen dat de eerdere zeven miljoen euro wel via dit model zijn verdeeld. Het College antwoordt dat de eerdere zeven miljoen euro niet via het AEG-model zijn verdeeld maar dat het bedrag verdeeld is naar het aantal ‘onderwijsvragende’ studenten, i.e. het aantal bachelorstudenten binnen de nominale studieduur. De Raad brengt naar voren dat het wellicht beter is om daar waar het nodig is aan kleinschalig onderwijs te werken. Sommige faculteiten bieden al kleinschalig onderwijs terwijl bij andere faculteiten soms juist schaalvergroting wordt toegepast. Het College geeft aan dat het niet zo kan zijn dat faculteiten die met de beschikbare middelen erin geslaagd zijn om kleinschalig onderwijs te realiseren hiervoor bestraft worden. In de aansluitende vergadering zal er door de Universiteitsraad een definitieve reactie worden geconcipieerd. 11. Numerus Fixus-Decentrale selectie UR/16/18083- adviesaanvraag met bijlagen d.d. 12 april 2015 inzake de decentrale selectie in academisch jaar 2017-2018, -conceptadvies UR. De voorzitter vraagt de voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek om de conceptreactie toe te lichten. De Raad is benieuwd naar de rol die motivatie en ambitie spelen in de decentrale selectie. Het College antwoordt dat uitsluitend de op het VWO behaalde cijfers nooit doorslaggevend mogen zijn in het selectieproces. Het is van belang om studenten te selecteren waarvan mag worden verwacht dat zij succesvol de opleiding kunnen afronden, hierbij spelen meer factoren dan schoolcijfers. In de aansluitende vergadering zal er door de Universiteitsraad een definitieve reactie worden geconcipieerd.
35
40
45
50
12. Mededelingen en informatie UR/16/18084- conclusies van de CvB-vergaderingen van 1 maart 2016 tot en met 5 april 2016, UR/16/25062- het protocol genotsmiddelen inclusief aanbiedingsbrief d.d. 11 april 2016. De voorzitter meldt dat er geen vragen zijn binnengekomen naar aanleiding van de ingekomen stukken. Hij verzoekt of het College nog mededelingen doen. Het College deelt mede dat de Universiteit van de organisatie rond SustainaBul een Gold Award heeft ontvangen. De Universiteit behoort nu tot de top 5 en is de snelste stijger binnen SustainaBul. Het College deelt verder mee dat er een kaderdocument aangaande de uitbreiding van de activiteiten van Universiteit Leiden in Den Haag wordt besproken met Gemeente Den Haag. Het onderwerp zal in de aankomende cyclus worden besproken met de Universiteitsraad. Het College deelt mee dat de voormalige pedel kort na zijn pensionering is overleden. Woensdag wordt hij in Katwijk begraven. De rector zal hierbij aanwezig zijn.
9
5
13. Rondvragen De eerste rondvraag betreft de vraag over medezeggenschap inzake Platform Den Haag. Het College antwoordt dat als het beleid een specifieke faculteit betreft, de medezeggenschap dan aan de faculteitsraad toekomt. Voor faculteitsoverschrijdend beleid is de Universiteitsraad het aangewezen medezeggenschapsorgaan. De tweede rondvraag betreft WA-verzekeringen voor studenten. Het College reageert dat het heel onverstandig is als studenten niet verzekerd zijn.
10
15
20
25
30
De derde rondvraag betreft de structurele toets macrodoelmatigheid. Het College antwoordt dat hij hier niets voor voelt. Dit zou de nodige bureaucratie en werkdruk met zich meebrengen. De vierde rondvraag betreft de Ombudsfunctionaris voor promovendi. Het College antwoordt dat dit onderwerp besproken zal worden naar aanleiding van het rapport van de Werkgroep Promovendibeleid. De vijfde rondvraag betreft het Professional PhD-program. Het College antwoordt dat dit onderwerp eveneens besproken zal worden naar aanleiding van het rapport van de Werkgroep Promovendibeleid. De zesde rondvraag betreft de arbeidsomstandigheden van de schoonmaakmedewerkers. Het College wijst er in zijn antwoord allereerst op dat deze vraag bij het Lokaal Overleg behoort. Voorts antwoordt het College dat personele perikelen 14-daags gemeld en besproken worden met de schoonmaakbedrijven in het overleg dat met hen wordt gepleegd. Bij de aanbesteding van de schoonmaakbedrijven hebben de arbeidsvoorwaarden voor de medewerkers een belangrijkere rol gespeeld dan rendement. De Raad vraagt of de Universiteit de mogelijkheid heeft om de overeenkomst te ontbinden indien de werkgever niet aan de voorwaarden van de (schoonmaak-)CAO voldoet. Het College antwoordt dat de Universiteit deze mogelijkheid heeft. 14. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 17:26.
35
De reacties, adviezen e.d. worden in een aansluitende vergadering vastgesteld en zo spoedig mogelijk naar het CvB gestuurd. De voorzitter verzoekt de raadsleden in de zaal te blijven voor deze korte aansluitende vergadering.
10