Ver. Uitg. Marc Thoulen - N°7317
Nieuwsbrief Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofdstad
Nr 2004/04 - 14 juni 2004
EDITO
Van 6 juni tot 1 mei
DE VERENIGING IN ACTIE
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog legden Jean Monnet, Robert Schuman en Konrad Adenauer in een verscheurd en geruïneerd continent de kiem voor de Europese eenmaking. Zestig jaar later is wat toen niet meer dan een politieke visie was, werkelijkheid geworden voor meer dan 500 miljoen Europeanen. En de vijfde uitbreiding die zopas doorgevoerd werd, zal zeker niet de laatste zijn. In principe zou iedere uitbreiding een verzwakking kunnen inhouden, meer bepaald een stap achteruit in de manier waarop Europa aanvankelijk opgebouwd werd, nl. economisch. Dat principe heeft de geschiedenis sindsdien evenwel stelselmatig weerlegd. Ten eerste, omdat het economische zelf de integratie van andere sectoren steunt en dat overigens vereist. Bovendien is het spel niet zonder resultaat, in die zin dat wat verloren kan gaan meer dan gecompenseerd wordt door de nieuwe mogelijkheden die de uitbreiding biedt. Er zijn vandaag heel wat uitdagingen: de latente desinteresse van de bevolking voor een ver Europa, opvallende economische verschillen en beleidslijnen die geharmoniseerd zouden moeten worden in uiteenlopende domeinen … Tegelijk sluiten duizenden steden en gemeenten, met hun geschiedenis en hun cultuur, zich bij de grote familie van de Europese lokale besturen aan. Maar wat betekent die uitbreiding voor de lokale besturen? In de eerste plaats een mogelijke verbetering van hun gebruiken door de vermeerdering van de uitwisselingen die een verruimd Europa met zich meebrengt, via jumelages, samenwerking, gezamenlijke projecten: omdat er steeds lessen te trekken zijn uit de uitwisselingen. In dat opzicht heeft ons land – ook al is het moeilijk om erin te blijven geloven – in vergelijking met andere landen het geluk te beschikken over lokale besturen die financieel en institutioneel zwaar doorwegen en een bepaalde verantwoordelijkheid inhouden. Een verantwoordelijkheid die ook het economische domein raakt, zou moeten raken of had moeten raken. De gemeenten stellen zich niet op als eersterangsactoren, maar toch weten we hoe ver het beleid inzake telecommunicatie, vervoer of overheidsdiensten zou staan als de lokale besturen – boven politieke meningsverschillen en allerlei soorten lobbying uit – hun werkelijke gewicht in de schaal gelegd zouden hebben in die materies waar we nu dagelijks mee te maken krijgen. Laten we een zucht van gelatenheid slaken en er niet te lang bij stilstaan … Het is uiteraard vooral in de zogenaamde non-profit sfeer dat de lokale besturen een belangrijke rol kunnen spelen in de Europese eenmaking. In de eerste plaats omdat zij als polyvalente besturen bezig zijn met de verschillende aspecten van het leven van de burger en dus met uiteenlopende domeinen zoals milieu, vervoer, veiligheid, overheidsdiensten, … waar zij het best de realiteit op het terrein kennen en dus ook hun stem zouden moeten laten horen. Maar vooral omdat hoe groter Europa wordt, hoe verder het van de burger staat, terwijl de lokale besturen door hun nabijheid tot de bevolking een onmisbare schakel vormen. De toegankelijkheid van verkozen bestuurders en verantwoordelijke instellingen is een waarborg voor democratie die de gemeenten meer dan wie ook kunnen bieden. In werkelijkheid zijn de lokale besturen de vectoren van de uitdieping van Europa. In heel wat opzichten zou het ontwerp van Europese Grondwet, die de doorslaggevende rol van de lokale en regionale besturen in de eenmaking erkent, het eerste baken moeten zijn in een geslaagde eenmaking. Het is aan de pas verkozen parlementsleden om die te verdedigen, maar ook aan de steden en gemeenten om de fakkel over te nemen!
Jean-Michel Reniers, Marc Thoulen
In de drukte van de verkiezingsperiode heeft de Vereniging ook intense activiteit gekend, hoewel van een ander type, voornamelijk toe te schrijven aan de talrijke vormingen die we organiseren. Alvorens daarop in te gaan, vermelden we het advies dat we gegeven hebben op de vraag die we op 1 april kregen van de minister van Middenstand en Landbouw, mevrouw Sabine Laruelle, over de aanpassingen die zouden moeten worden aangebracht aan de wetgeving betreffende de verplichte avondsluiting, de wekelijkse rustdag en zondagswerk. Uitgaande van een in principe gunstig standpunt voor alle projecten die de wettelijke en reglementaire beschikkingen vereenvoudigen, heeft de Vereniging de problemen van de gemeenten op een rijtje gezet, die te maken krijgen met samenscholingen, nachtlawaai, knokpartijen en afval op de openbare weg die voortgebracht kunnen worden door drankuitbatingen en nachtwinkels. Hoewel de wetgeving betreffende het werk en de toeristische centra niet de enige is die dit soort probleem kan regelen, is het advies van de Vereniging dat de aanpassing van die beschikkingen een nuttige bijdrage kan leveren tot een oplossing, voor zover dat de gemeentelijke bevoegdheden inzake politie niet in het gedrang brengt; ze heeft erop aangedrongen om die bevoegdheden te behouden, iedere wetgevende actie moet de actie van de gemeenten steunen en niet afzwakken. Wat de tijdelijke afwijkingen betreft, heeft ze tevens voorgesteld in de wet van 24 juli 1973 te voorzien dat de gemeenteraad afwijkingen kan toekennen "wanneer het algemeen belang dat vereist", zonder andere preciseringen, wat meer soepelheid zou bieden om rekening te houden met de lokale eigenheden. Deze eerste ideeën moeten nog besproken worden in het kader van het geplande overleg. In het kader van het Forum Mobiliteit-Verkeersveiligheid heeft de Vereniging in samenwerking met het BUV van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest twee bijeenkomsten georganiseerd rond de zonale actieplannen van de lokale politie en de plaatsing van verkeerstekens. De eerste vond plaats op 27 april en ging over de theoretische aspecten van de opmaak van een zonaal actieplan, geplaatst in het kader van een coherent beleid van controle en toezicht over de Vervolg pagina 2
INHOUDSTAFEL pagina Op de agenda . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Exodus uit en naar Brussel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Stedenbouwkundige verzegeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Partecipando, een stedelijk netwerk rond participatie . . . . . . 14 Visum voor de Tijdbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Voor u gelezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 10 jaar wijkcontracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
DE VERENIGING IN ACTIE
verkeersovertredingen, en in de context van een politie-instelling die steeds in evolutie is. Vervolgens werden de praktische acties besproken op basis van de ervaring van een plan, beschreven volgens de drie klassieke pijlers infrastructuur, informatie en opleiding, alsook controle en repressie. De tweede bijeenkomst, die op 13 mei georganiseerd werd op verzoek van verscheidene gemeenten, behandelde de specifieke problematiek van de plaatsing van de verkeerstekens en de opstelling van aanvullende reglementen. Het beheer van de verkeersmarkeringen verschuift immers steeds meer van de politiediensten naar de dienst werken. Na een schets van het verschil tussen de aanvullende reglementen betreffende de politie over het wegverkeer en het politiereglement, ging de uiteenzetting in op de voorwaarden voor de plaatsing van verkeersborden en markeringen. Het succes van de bijeenkomst bevestigt dat er nood is aan opleiding in dit vakgebied en er zullen wellicht nog vormingen daaromtrent op touw gezet worden. In de marge van deze problematiek werd de Vereniging tevens gevraagd een technische analyse te maken van de structuren van parkeerbeheer en haar knowhow te delen die verworven werd in de loop van de opdracht die haar destijds toevertrouwd werd door het Brussels Gewest. De depenalisering van bepaalde overtredingen betreffende het parkeren opent immers een nieuw gebied voor de toepassing van belastings- of retributiereglementen, terwijl de kennis van de werking van de politiezones een opfrissing van de analyse vergt. De gelegenheid voor deze update was een colloquium over het toezicht op het betaald parkeren, dat plaatsvond op 24 mei te Namen. De nieuwe normen van de Brusselse Huisvestingscode treden op 1 juli 2004 in werking. Het doel ervan is ieder in staat te stellen een degelijke woning te vinden, zowel bij het overheidsaanbod als op de privé-markt. De beschikbare middelen zijn gevarieerd: gaande van een reeks kwaliteitsnormen tot het openbaar beheersrecht, via de oprichting van een gewestelijke inspectiedienst en een solidariteitsfonds. Alle betrokken partijen bij het huisvestingsbeleid – het Gewest, de gemeenten, OCMW's, diensten SPI, sociale verhuurkantoren – zijn gemobiliseerd. Zo hoopt het Gewest doeltreffend te strijden tegen verkrotting en huisjesmelkerij. De vragen i.v.m. de toepassing van de nieuwe regels worden echter elke dag talrijker. Daarom hebben we op 5 mei 2004 een informatievoormiddag georganiseerd. Na een voorstelling van de materie vanuit het oogpunt van de lokale besturen, die van de nieuwe technische normen en de schets van gemeentelijke ervaringen op het terrein, heeft de vertegenwoordiger van staatssecretaris voor Huisvesting Alain Hutchinson geantwoord op de vele vragen uit het publiek. De zaal aan de Trierstraat, die Dexia ons ter beschikking stelde en plaats biedt voor 120 personen, zat nokvol en we hebben tientallen inschrijvingen moeten weigeren. In het kader van de aansluiting van de OCMW's op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid heeft de afdeling Maatschappelijk Welzijn van de Vereniging op 6 mei een vorming georganiseerd voor hun adviseurs inzake informaticaveiligheid. Na een voorstelling van de ideeën van een aantal OCMW's werd het werk van de adviseur besproken ten opzichte van de minimale veiligheidsnormen. Ook hier werd het debat gebaseerd op de aanbreng van ervaringen op het terrein betreffende de organisatorische en financiële implicaties van die normen. De OCMW's werden gesensibiliseerd om in een eerste fase een inventaris op te stellen die hen in staat stelt de behoeften te identificeren in functie van de normen, om ze uiteindelijk budgettair te becijferen. De groep heeft ook gewezen op het feit dat de normen toegepast moeten worden rekening houdend met de specifieke situatie van iedereen en het belang van de middelen die beveiligd moeten worden. In het kader van het project van begeleiding bij de installatie van de politiezones dat de Gemeentelijke Holding ondersteunt, organiseert de
2
Nieuwsbrief 2004/04
olg v r e V
Vereniging regelmatig themadagen over onderwerpen die nuttig zijn voor de politiezones. Eén ervan was de studievoormiddag van 12 mei jl. over de overheidsopdrachten waarvoor de politie voortaan zelf moet instaan. Nu de politie niet langer deel uitmaakt van de gemeente maar in zones ondergebracht is, moet ze voor al haar aankopen zelf procederen via de wetgeving op de overheidsopdrachten. Die is uitgebreid, ingewikkeld en steeds in beweging. Naast de moeilijkheden die inherent zijn aan de materie, zijn er ook nog die welke verband houden met de decentralisatie van de gemeente en de politiezone: hoe staat het dan met het toezicht op de beslissingen? Om die vragen te bespreken heeft de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest een vorming georganiseerd die specifiek bestemd was voor de zes politiezones van het Gewest, waar sprekers van de dienst Toezicht van het gewest en de Kanselarij van de Eerste Minister de uitdaging aangegaan zijn om bondig en duidelijk het ABC van de overheidsopdrachten voor te stellen: de basisbegrippen en de categorieën opdrachten; de gunningswijzen en de bekendmaking, de criteria voor selectie en toekenning van overheidsopdrachten; en tot slot de complexe mechanismen van toezicht waaraan de overheidsopdrachten van de politiezones onderworpen zijn. De vorming bracht veel volk op de been, niet enkel uit de Brusselse politiezones, maar ook uit diverse diensten van de federale politie. Uit de deelname aan het debat, dat door de studiedienst in goede banen geleid werd, en de commentaren bleek dat de deelnemers tevreden waren en bepaalde onderwerpen nog op volgende vormingen zouden willen uitdiepen. Op 25 mei heeft de afdeling Maatschappelijk Welzijn haar traditionele Lenteontmoeting georganiseerd, dit jaar gewijd aan de toepassing door de OCMW’s van de wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie. Die samenkomst vond plaats in het OCMW-rusthuis van WatermaalBosvoorde en trok meer dan 110 personen aan. Eerst werd een stand van zaken gegeven op basis van verschillende cijfergegevens over de evoluties tussen 2001 en 2003. Vervolgens kozen de aanwezigen tussen vijf workshops waar verschillende thema’s aan bod kwamen: de uitwerking van de geïndividualiseerde projecten voor maatschappelijke integratie; de toepassing van het recht op maatschappelijke integratie door ‘aangepast’ werk; de evolutie van de organisatie van het werk binnen het OCMW; vragen i.v.m. de evolutie van de categorieën, het formalisme van de procedures en de administratieve lasten. In de namiddag belichtten verschillende sprekers de uitdagingen voor de toekomst, ondermeer de evolutie in verband met de bekwaamheidsbalans en het partnership met de gewestelijke diensten voor tewerkstelling, alsook het project NetWerk Platform en de aansluiting van de OCMW’s op de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid. Een geslaagde Lenteontmoeting met heel wat uitwisselingen van ideeën en ervaringen. Last but not least heeft onze Vereniging op verzoek van de Conferentie van Burgemeesters een model van lastenboek opgesteld voor de opdrachten voor elektriciteit en gas, die voor de gemeenten vanaf 1 juli vrijgemaakt worden en ten vroegste op 31 december toegekend mogen worden. De werkzaamheden hebben betrekking op het administratieve gedeelte en gaan goed vooruit. Voor het technische gedeelte doet de Vereniging een beroep op het advies van gemeentebeambten en externe adviseurs. De diensten van het Toezicht zullen ook bij het project betrokken worden. Het geheel zal te gepasten tijde afgerond worden, zodat de offerteaanvragen of toewijzingen – de keuze zal gebeuren in functie van de diensten die erbij betrokken moeten worden en de mogelijkheid om de toekenningscriteria te objectiveren – binnen de vooropgestelde termijnen uitgeschreven kunnen worden. In een eerste fase werd aan de gemeenten gevraagd hun consumptieprofiel op te stellen of te doen opstellen om de procedure niet nutteloos uit te stellen.
Marc Thoulen
OP DE AGENDA Europese programma's op www.vsgb.be 28/06 : e-learning - 30/06 et 30/07 : Daphnée II - 30/06 : handicap - 30/06 : Equal - 15/07 : Interact - 20/07 : Tacis - 15-9 : Prijs Europa Nostra 2004 – 15/9 : Specifieke maatregelen ter bevordering van de internationale samenwerking – 4/10: Asia Pro-Eco – 1/11 : Prijs van het restauratiefonds Europa Nostra
Datum/plaats
Wat ?
Uw IFE-seminaries 22-23/6 Panorama des marchés publics - Actualité 2004 Comment passer vos contrats d'achat d'électricité ? 23/9
☞
28-29/9 29-30/9
Panorama van de overheidsopdrachten Urbanisme Bruxellois : comment optimiser vos pratiques
30/9
L’actualité des financements de projets
17-6 Brussel BROH – CCN
Overzicht van het kantorenpark – Balans 2003
Inlichtingen IFE - Laurence Carbone of Annabelle Béjenne of Nathalie Minne Charleroisesteenweg 51 B - 1060 Brussel Tel. 02 533 10 15 Fax 02 534 89 81
[email protected] http://www.ifebenelux.com Bestuur ruimtelijke ordening en huisvesting - Dienst Studies en planning - Katya Delacroix - CCN – Vooruitgangsstraat 80 - 1035 Brussel - Tel. 02 204 23 56 - Fax 02 204 15 24
[email protected] -
[email protected]
17/06/04 18/06 Périphérie des villes européennes Parijs - La Défense - Toit de la Grande Arche
Programma COST (actie C 10) & Ministère français de l'Equipement - Martine Vernier (Chargée de communication) / Geneviève Dubois-Taine Tel. 00 33 1 40 81 63 82 of 00 33 1 40 81 24 55 - Fax 00 33 1 40 81 63 78
[email protected] -
[email protected] - http://www.cost.cordis.lu
22/6
Transitwoningen
BBRoW 2/1 Grootsermentstraat - 1000 Brussel Tel. : 02 205 84 63 - Fax : 02 503 49 05 -
[email protected] - 8 €
23/6
Internationale dag van de overheidsdiensten
Resolutie A/RES/57/277 van de Verenigde Naties
23/6 VSGB
Algemene Vergadering van de Vereniging
VSGB – Aarlenstraat 53 bus 4 – 1040 Brussel Tel. 02 233 20 04 – Fax 02 280 60 90
[email protected]
24-25/6 Edinburgh
Maximising the potential - Citizens and modern governance
Demos project management office - The city of Edinburgh council 12 St Giles street - Edinburgh EHI 1PT - Scotland - UK Tel. 0044 (0)131 469 38 97 - Fax 0044 (0)131 469 39 33
[email protected] http://www.demosprojectconference.org/
30/6 Deadline
EUROCITIES-Award 2004 – Oproep tot bijdragen – Bewustmaking en promotie van de sociale dimensie in de steden en in Europa
Eurocities - Europaforum Wien - Rahlgasse 3/2 - 1060 Wien Osterreich - Tel. 0043/1/585 85 10-22 - Fax 0043/1/585 85 10-30
[email protected] http://www.eurocities2004-vienna.at
01-02/7 Stuttgart
Europese conferentie van de gemeentelijke beleidsvoerders bevoegd voor energie City of Stuttgart
Stad Stuttgart - Office for Environmental Protection Department for Energy Management - Gaisburgstrasse 4 - 70182 Stuttgart Deutschland - Tel. 00 49 711 216 2241 - Fax 00 49 711 216 2413
[email protected] - http://www.klimabuendnis.org
11/7
Werelddag van de bevolking
Verenigde Naties
11/7
Feest van de Vlaamse Gemeenschap
12/8
Werelddag van de jeugd
Verenigde Naties
08/9
Internationale dag van de alfabetisering
Verenigde Naties
15/9 Deadline
Buiten gewone buurt
Koning Boudewijnstichting - Dany Doublet & Guy Redig Tel. 02 549 02 57 of 97 - Fax 02 511 52 21
[email protected] -
[email protected] - http://www.kbs-frb.be Deze oproep staat ook open voor gemeenten.
15/9 Deadline
Europa Nostra - Erfgoedprijs
Laurie Neale - Coördinatrice van de Erfgoedprijzen Lange Voorhout 35 - 2514 EC Den Haag - Nederland Tel. 00 31 70 302 40 52 - Fax 00 31 70 361 78 65
[email protected] - http://www.europanostra.org
16-22/9
Mobiliteitsweek – Brussels en Europees thema: veilige straten voor kinderen – Waals thema: de nieuwe straatcode
Coördinatie door Inter-Environnement Bruxelles - Zuidstraat 165 1000 Brussel - Tel. 02 223 01 01 - Fax 02 223 12 96
[email protected] - http://www.ieb.be - http://www.mobilityweek-europe.org
Nieuwsbrief 2004/04
3
ONDER DE LOEP
Exodus naar en uit Brussel
"LAAT ME NU TOCH NIET ALLEEN" Waarom gaan mensen naar de stad wonen en waarom verlaten anderen de stad? Elementen voor antwoord op die vragen werden eind 2003 aangebracht door een studie over de migratiebewegingen naar of van grote steden. Eén van die luiken, waarop we in dit nummer ingaan, analyseerde een bevraging naar de motivaties van mensen die naar de stad of naar het platteland trokken.
We hebben vroeger reeds gekeken naar de migratiebewegingen, in de eerste plaats naar aanleiding van een studie van de bevolking van steden in België 1, waar we tot het besluit kwamen dat hoewel Brussel nog steeds lijdt onder een ongunstig krachtverhouding met zijn periferie en de banlieue, de situatie toch verbetert en er beter uitziet dan voor andere steden. Vervolgens hebben we de schijnwerpers gericht op de bewegingen tussen gemeenten van het Brussels Gewest die teweeggebracht worden door initiatieven van stadsvernieuwing 2. Deze nieuwe studie werd in opdracht van de VUB uitgevoerd door de POD Maatschappelijke Integratie en bestaat uit twee grote delen: het eerste gaat over het migratiemodel van de stedelijke regio's in de loop van de jaren negentig. Het sluit aan bij de conclusies van de studie van Van Hecke die reeds als basis gediend had voor een van onze artikels 3 en gaat op enkele elementen dieper in. Vervolgens analyseren de auteurs de resultaten van een telefonische rondvraag bij 1.500 gezinnen die voor de helft een grote stad verlaten hebben en voor de andere helft er in 2002 naartoe getrokken zijn 4. Het doel van de enquête was te peilen naar de motivatie voor verhuizen. De auteurs nemen niet alleen Brussel onder de loep, maar evalueren ook de problematiek in Antwerpen, Gent, Luik en Charleroi. Door die vergelijkingen komen de specifiek Brusselse tendensen beter naar voren.
Typologie van de migraties 5 Als we voor Brussel archetypes opstellen van de inwijkeling en de uitwijkeling, is de eerste een universitair geschoolde alleenstaande die bij zijn ouders of zijn partners weggaat. Hij verlaat een eengezinswoning voor een appartement. Hij is vaak huurder, ook al was hij vroeger eigenaar. De tweede vertrekt om te gaan samenwonen of bij de geboorte van een kind. Proportioneel zijn er meer laaggeschoolde uitwijkelingen dan laaggeschoolde inwijkelingen, ook al blijven de universitairen in beide gevallen in de meerderheid. De uitwijkeling verlaat een appartement om in een huis te gaan wonen. Wat ook zijn vorig statuut is, hij koopt vaker zijn nieuwe verblijf dan de inwijkeling.
"Ik wil zo graag de wereld zien": verhuismotieven De belangrijkste factor is de levenscyclus, die sterk verbonden is met de leeftijd: jongeren verlaten het ouderlijk huis, mensen gaan samenwonen of scheiden, en tot slot de gepensioneerden, wier woning te groot geworden is en te duur in onderhoud.
1 Philippe Delvaux, "De stedelijke bevolking in België – Brussel draait zich handig uit de zaak", Nieuwsbrief-Brussel 2002-8, blz. 4-9. 2 Mathieu Van Criekingen, "Sociale impact van de stadsrenovatie in Brussel", Nieuwsbrief-Brussel 2003-3, blz. 4-8. Een uitgebreidere versie van het artikel (enkel in het Frans) is beschikbaar op www.vsgb.be > Materies > Bevolking. 3 Philippe Delvaux, "De stedelijke bevolking in België", op.cit. 4 Op de 1.500 enquêtes hadden er 354 betrekking op Brussel, zijnde 177 inwijkelingen en 177 uitwijkelingen. Een wegingscoëfficiënt werd opgesteld per migratierichting, stad en leeftijdscategorie. Hoe fijner de steekproef geanalyseerd wordt, hoe groter de foutmarge. Voor Brussel genereert de steekproef van 177 antwoorden een foutmarge van 3,2 % maar die marge stijgt tot 7,4 % als men overgaat naar een categorie gebaseerd op de helft van die steekproef. De enquête richt zich tot de gezinshoofden, wat de minderjarigen elimineert, de categorie jongeren vermindert (maar er wordt een wegingscoëfficiënt per leeftijd toegevoegd) en het aantal antwoorden van vrouwen. We preciseren ook dat de rondvraag onvoldoende beantwoord werd door vreemdelingen die pas in België wonen, om die categorie te kunnen gebruiken … terwijl die in Brussel, meer dan elders, in de resultaten zou kunnen doorwegen. 5 - In dit artikel verstaan we onder inwijking het in een stad gaan wonen en onder uitwijking het buiten de stad gaan wonen. De studie laat echter enkele twijfels bestaan. Komt de inwijkeling van buiten de stad die onder de loep genomen wordt of de vijf grote steden (of komt hij uit de periferie zoals het schema op blz. 87 doet veronderstellen)? Een soortgelijke redenering kan gevolgd worden voor de uitwijking. De kwestie heeft belang omdat we ons een uitwijking van Luik naar Brussel kunnen voorstellen, dus van stad naar stad, en in dit geval maken inwijking en uitwijking geven inschatting mogelijk van de factoren van afstoting/aantrekkingskracht van de stad. - Het rapport preciseert daarentegen (blz. 88) dat de 19 Brusselse gemeenten als een eenheid beschouwd werden. Er wordt dus geen rekening gehouden met de migraties tussen gemeenten van het gewest.
4
Nieuwsbrief 2004/04
olg Verv
ONDER DE LOEP
Deels verbonden met de levenscyclus speelt de gezinsvorming of –ontbinding. Iedere verandering in de gezinssituatie brengt bijna altijd een verhuisbeweging met zich mee. Huwen en samenwonen betekent vaak een verhuisbeweging die zowel naar of uit de stad kan leiden. Echtscheiding betekent meestal dat minstens één van de partners kleiner gaat wonen en dit vaak in de stad. Een derde factor is de sociaal-economische positie en daarmee gepaard gaande de positie op de woningmarkt. Zo verhuizen hooggeschoolden veel meer omwille van het werk dan lager geschoolden. Alleenstaande ouders hebben vaker te maken met een gedwongen verhuizing en zijn meer aangewezen op huren. De arbeidsmobiliteit gaat sterk gepaard met het vinden van een nieuwe job (vooral jongeren verhuizen om deze reden, voornamelijk richting stad) en het dichter bij het werk gaan wonen (bereikbaarheidsfactor). Tot slot is er een toenemend belang van de woonomgeving als verhuisreden. Dat speelt in twee richtingen: enerzijds richting stad, door voornamelijk jongeren, die bewust kiezen voor een stedelijke leefwijze en cultuur (en daarbij ook de nabijheid van de voorzieningen appreciëren), anderzijds, door voornamelijk ouders met kinderen en ouderen, uit de stad omwille van de fysische en sociale woonomgevingsfactoren (lawaai, te weinig groen, geen tuin, een gevoel van onveiligheid, ...).
steden, maar preciseren doorgaans de Brusselse situatie waarvan we hierboven de tabel geven. De vermelde criteria maken het daarentegen niet mogelijk de factoren van afstoting goed van die van aantrekking te scheiden: zo kan men ervoor kiezen de stad te verlaten en zich op het platteland te vestigen omwille van het lawaai in de stad (factor van afstoting) of omwille van de aantrekkingskracht van de rust op het platteland … Aantrekking- en afstotingsfactoren lokken specifieke politieke antwoorden uit.
"Mijn Brussel, 'k zit in je binnenzak": motieven voor inwijking Werk als magneet 6 Veruit de belangrijkste reden om naar de stad te komen wonen, is werk. Voor de vijf bestudeerde steden is dat het geval voor één vierde van de verhuizers. Voor 32 % speelt de te grote afstand tot het werk een grote rol om in de stad te komen wonen, voor 22 % speelde het vinden van een nieuwe job een grote rol en voor 20 % speelde de slechte bereikbaarheid van de vroegere woonplaats een grote rol.
Voornaamste verhuismotieven in Brussel (in %) Inwijking Uitwijking Werk Onafhankelijkheid
37.3 10.2
Aantrekkingskracht van de stad – 9 nabijheid van allerlei voorzieningen Scheiding 7.9
Eigenaar worden 26.1 Groene ruimten & rust – hinder in de stad + 17 pro-platteland / anti-stad Problemen met allochtonen 11.4 + onveiligheid Te kleine woning/tuin + 8.5 kinderen/uitbreiding van het gezin Te hoge huisvestingskosten – 5.1 financiële redenen Terugkeer naar geboortestreek 4.5
In de vijf grote steden is werk de belangrijkste reden, maar er zijn wel verschillen. Deze reden speelt meer mee om naar Brussel (37 %) en Gent (30 %) te komen wonen dan naar Charleroi (21 %), Antwerpen (15 %) of Luik (15 %).
Verhuizen naar de stad omwille van het werk komt vooral voor bij de jongere leeftijdsgroepen en kan beschouwd worden als een stap in de levenscyclus: 28 % voor de Eigenaar worden 6.8 18-24-jarigen en 32 % voor de 25-34jarigen, maar opvallend toch ook nog voor Samenwonen – trouwen 5.1 18 % bij de 35-49-jarigen). Dit hangt Te grote woning–ouderdom– 4 Werk 3.4 samen met de toegenomen mobiliteit en gezondheid flexibiliteit van de arbeidsloopbaan. Voor de Dichter bij familie 3.4 Samenwonen – trouwen 3.4 50-plussers speelt deze reden amper een rol Persoonlijke reden 3.4 Dichter bij familie 3.4 om naar de stad te komen wonen. Enkele Problemen met allochtonen 2.3 Te grote woning – ouderdom – gezondheid 2.8 pas gepensioneerden (2 à 3 %) zegden wel + onveiligheid verhuisd te zijn naar de stad na de Nu gaan we kijken naar de motieven om naar de stad te gaan beëindiging van hun loopbaan. of eruit weg te trekken. De studie maakt een opdeling volgens hoofdreden en de motieven die niet aan de basis liggen van de Ingedeeld naar gezinstypologie blijkt dat deze arbeidsflexibiliteit keuze maar toch een grote rol gespeeld hebben. De richting stad vooral aanwezig is bij de alleenstaanden, enerzijds commentaren gaan uit van de gemiddelden voor de vijf grote de jongeren die nog thuis bij de ouders woonden (37 %) en in 6 De studie biedt alle tabellen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de problematiek. Zo zijn wij voor onze analyse van de motivatie van werk voornamelijk gaan kijken naar de tabellen 85, 86, 93, 94, 96 en 99.
Nieuwsbrief 2004/04
5
ONDER DE LOEP
de tweede plaats bij alleenstaanden (21 %). Samenwonenden met partner (14 %) en eventueel kinderen (11 %) verhuizen opmerkelijk minder richting stad omwille van het werk. Verder is het zo dat hoe hoger de scholingsgraad, hoe meer men verhuist omwille van het werk. Zo verhuisde 32 % van de universitairen omwille van het werk richting stad, tegenover slechts 8 % van diegenen met enkel een diploma lager onderwijs.
olg Verv
voor 28 % van de respondenten, vooral bij de jongeren die nog thuis of alleen woonden. Het gaat duidelijk om een fase in de levenscyclus, die vaak een eerste zelfstandige stap betekent in de wooncarrière.
Gezinsvorming of –ontbinding, stedelijkheid of aankoop van een woning
10 % van de nieuwe Brusselaars (in dit geval evenveel als het gemiddelde van de 5 steden, maar dat gemiddelde verhult sterke verschillen) komt naar de stad om zelfstandig te kunnen wonen 9 en voor liefst 40% van de inwijkelingen speelt dit een grote rol om naar de stad te verhuizen, zonder doorslaggevend te zijn. Aangezien het vaak de eerste stap is in de wooncarrière is deze sterk verbonden met de leeftijd. Het gaat voornamelijk om jongeren: voor 22 % van de 18-24jarigen en 12 % van de 25-34-jarigen is dit de belangrijkste reden en voor 58 % van de 18-24-jarigen speelt het een grote rol, uit alle onderwijsniveaus die zich omwille van de studies of na afstuderen officieel in de stad vestigen in een huurappartement.
Vijf redenen werden vaak aangestipt als hoofdreden, hoewel ze zeer duidelijk na het werk komen. De volgorde en verhoudingen liggen soms ver van het gemiddelde voor de vijf grote steden en wijken radicaal af van het patroon dat aan de basis van uitwijking ligt. Drie redenen hebben betrekking op de gezinsvorm: scheiding of gezinsvorming en zelfstandig wonen.
Naast de motieven die verband houden met het gezin, zien we in Brussel als derde reden voor de keuze (9 %) de stedelijkheid en de stedelijke voorzieningen (basisvoorzieningen, nabijheid van scholen, culturele en recreatieve voorzieningen). Deze reden woog bovendien door op de beslissing van 34 % van de Brusselse inwijkelingen en komt in alle leeftijdscategorieën gelijkmatig voor.
Bijna 8 % 7 van de nieuwe Brusselaars vlucht naar de hoofdstad na een echtscheiding 8. Dat deze reden op de derde plaats staat heeft te maken met het toegenomen aantal echtscheidingen en de beschikbaarheid van kleinere en betaalbare woningen in de stad. Het gaat vooral om de volwassenen groep tussen 35 en 49 jaar, waaruit maar liefst één vijfde (22 %) naar de stad verhuisde omwille van echtscheiding en om ex-partners met kinderen die eigenaar waren van een eengezinswoning buiten de stad. Voor 30 % van de 35-49-jarigen speelde echtscheiding een grote rol om naar de stad te verhuizen.
Een andere reden om naar de stad te komen wonen is het kopen van een woning in de stad (9 % geeft dit als belangrijkste reden op en voor 21 % speelde dit een grote rol). Het is logisch dat deze reden meer wordt opgegeven door gezinnen met kinderen (18 %). Men zou verwachten dat het eerder de hogere inkomensgroepen zijn die zich de aankoop van een woning in de stad kunnen veroorloven, maar dit is niet het geval in onze steekproef. De lagere inkomensgroepen (of onderwijsniveaus) zijn er zelfs lichtjes oververtegenwoordigd. Het gaat voornamelijk over gezinnen die eerder huurder waren van een appartement en die nu eigenaar worden van een woning of appartement in de stad 10. Er zijn weinig verschillen tussen de vijf steden, met uitzondering van Charleroi waar deze reden door 14 % van de ondervraagde inwijkelingen als belangrijkste wordt aangegeven… wat het gemiddelde naar boven trekt. Voor Brussel wordt deze reden slechts door 7 % van de respondenten als voornaamste motief aangegeven. Dit criterium kan beter beoordeeld worden als we kijken naar de
Huurders of inwonenden zonder huur (bijna allemaal thuiswonende jongeren) verhuizen gemakkelijker omwille van het werk.
Huwelijk of samenwonen daarentegen brengt 5 % van de koppels naar Brussel (in tegenstelling tot de echtscheiding gaat het om 2 % minder dan het gemiddelde van de vijf steden) … en nauwelijks 3,4 % van de ex-Brusselaars hebben dat motief aangehaald om hun uitwijking te verklaren. We wijzen er ook op dat de trek naar de stad om te huwen of samen te wonen een grote rol gespeeld heeft
7 Wat overeenkomt met 9 % van het gemiddelde van de vijf steden. In tegenstelling met de Brusselse situatie scoort de echtscheiding echter hoger in de trek naar de stad als we dat gemiddelde van de vijf steden nemen. 8 De studie vermeldt uitdrukkelijk de term "echtscheiding". We weten niet hoe het uiteengaan van niet-gehuwde koppels behandeld werd (dat motief staat er niet als dusdanig bij). Wellicht hebben de antwoorders diverse motieven aangehaald: vergelijking van hun situatie met echtscheiding, zelfstandig gaan wonen, gedwongen verhuizing, te hoge woonkosten. 9 We stippen aan dat voor de bevraging enkel contact werd opgenomen met gezinshoofden, die aan de basis liggen van de keuze van de woonplaats van het gezin. Zelfstandig gaan wonen gebeurt wanneer de inwijkeling een woning verlaat waar hij geen gezinshoofd was … het klassiekste geval is dat van de jongere die het ouderlijk huis verlaat. 10 De studie geeft geen segmentering van die kwestie per stad. Wij hebben die kwestie echter gedeeltelijk kunnen bespreken in het artikel van Mathieu Van Criekingen, op.cit.
6
Nieuwsbrief 2004/04
ONDER DE LOEP
tegenhanger voor de uitwijking, waar het de eerste plaats bekleedt.
olg Verv
Deze 6 motieven beslaan 76 % van de redenen voor inwijking naar Brussel. De rest zijn een heleboel weinig of minder significante categorieën 11.
fysische woonomgeving: het gebrek aan rust en groen, het lawaai, het drukke verkeer en de vervuiling in de stad en in het algemeen ook door een “echte afkeer van de stad” en juist een “liefde voor het platteland”. Die belangrijkste reden staat in alle steden op de eerste of de tweede plaats (zoals in Brussel) en er zijn weinig verschillen tussen de steden.
"Ja, daar gaat ze": motieven voor uitwijking
Deze categorie bundelt specifieke positieve factoren waartegen de steden niet op kunnen (het verlangen om op het platteland te wonen bij voorbeeld) en andere, vaak negatieve (vormen van hinder in steden).
Wat zet de Brusselaars ertoe aan om hun stad te verlaten? De redenen die opgegeven worden, verschillen radicaal in volgorde en verhouding van die van inwijking … en soms ook die van uitwijking uit andere steden.
Het zijn vooral de 50-64-jarigen (26 %) en de 35-49-jarigen (23 %) die omwille van deze redenen uit de stad verhuizen, evenals de gezinnen met kinderen. Naar onderwijsniveau is er geen verschil. Opvallend is wel dat er verhoudingsgewijze meer eigenaars die uit de stad weg verhuizen (23 %) deze reden opgeven dan huurders (15 %).
De graal van eigendom Een kwart van de ex-Brusselaars zegt in de eerste plaats de stad te verlaten om eigenaar te worden van een woning. Dat is het hoogste cijfer van de vijf steden: Luik 21 %, Charleroi 17 % (het gemiddelde), Gent 14 % en Antwerpen 7 %. Zijn de woningen in Brussel zo duur? Moet Brussel het afleggen voor de vastgoedmarkt in de periferie? We hebben reeds gezien dat 7 % van de nieuwe Brusselaars er een woning gekocht heeft. De aankoop van een woning is dus een belangrijke verhuisfactor in beide richtingen 12, maar uitwijking heeft een overduidelijk overwicht, en in Brussel nog meer uitgesproken dan elders. Het zijn vooral de 25-34-jarigen (24 %) en de 35-49-jarigen (19 %) en quasi niet de oudere leeftijdsgroepen die omwille van de aankoop van een eigendom (woning of appartement) de stad verlaten. Het gaat vooral over partnergezinnen die in de stad huurden met een hoog sociaal-economisch niveau. Bij de hypothese van de dure woningen die we net aanhaalden, komt het vijfde motief voor uitwijking dat duidelijk wijst op de hoge huisvestingskosten en financiële redenen (5,1 % voor Brussel), zonder onderscheid tussen aankoop of huur. Dat motief is onbeduidend voor de andere steden. Bovendien is bijna niemand zich in Brussel komen vestigen omwille van de woningprijs buiten de stad (1,7 %).
De eigenheid van het platteland Eveneens 17 % van de respondenten zegt in de eerste plaats verhuisd te zijn naar een plaats buiten de stad omwille van de
Voor liefst 52 % van de uitwijkelingen speelde het meer rustig willen wonen een grote rol om uit de stad weg te verhuizen. Deze reden komt meer voor in Luik (64 %), Charleroi (61 %) en Brussel (57 %) dan in Gent (39 %) en Antwerpen (36%). Voor 39 % speelde het gebrek aan groen in de vroegere buurt een grote rol. Ook hier zijn er opvallende verschillen tussen de steden: in Charleroi (55 %) en Luik (52 %) is dit de tweede meest vermelde reden, maar in Antwerpen en Gent (beide 24 %) ligt dit veel lager. Brussel scoort gemiddeld 13.
Ruimte, ook voor het gezin Voor de gezinnen met kinderen geldt de kinderwens, gezinsuitbreiding, een te kleine woning of het ontbreken van een tuin 14 als belangrijke reden om de stad te verlaten: 9 % in totaal (en Brussel zit in het gemiddelde), 14 % voor de koppels met kinderen. Er is geen verschil naar onderwijsniveau. Deze reden geldt meer voor appartementsbewoners (13 %). Voor 37 % speelde een te kleine woning een grote rol om uit de stad te verhuizen.
Bang voor de stad De sociale omgevingsproblematiek zoals het onveiligheidsgevoel of problemen met allochtonen zijn de derde oorzaak van uitwijking uit Brussel (11,4 %), veruit de hoogste score van de 5 steden en het dubbele van hun gemiddelde.
11 Wij verwijzen naar de studie, die soms opvallende verschillen tussen steden aanstipt. 12 De toegang tot eigendom heeft bovendien een grote rol gespeeld voor 33 % van de uitwijkelingen. 13 Hoewel Brussel in vergelijking tot andere Europese hoofdsteden vaak als een zeer groene stad beschouwd wordt, is de vergelijking met andere Belgische steden delicater. Bovendien is de aanwezigheid van groene ruimten niet in alle buurten dezelfde. 14 Voor 44 % van de uitwijkelingen heeft het ontbreken van een tuin of een te kleine tuin bovendien een grote rol gespeeld (geldig voor alle steden, meer voor Brussel met 54 % en minder voor Antwerpen met 34 %).
Nieuwsbrief 2004/04
7
olg v r e V
ONDER DE LOEP
Dit geldt meer bij de oudere leeftijdsgroepen (16 % bij de 65-79jarigen en de 80-plussers) en bij de lagere inkomensgroepen (10 % bij diegenen met enkel een diploma lager onderwijs).
bijzonder samenlevingsproblemen) zijn de belangrijkste redenen om Brussel te verlaten. Het gaat dan voornamelijk om koppels met kinderen.
Wat de Brusselaars niet doet weglopen
Besluit
Bovenstaande redenen zijn goed voor 68 % van het totaal. De andere 32 % van de respondenten gaf nog andere redenen op. Bepaalde motieven die de uitwijkelingen uit de vijf steden opgaven, worden heel weinig aangehaald als we de uitwijkelingen uit Brussel apart bekijken. Het eerste heeft betrekking op het werk, dat – hoewel het 10 % van de uitwijkelingen uit steden doet vertrekken – slechts in aanmerking komt voor 3,4 % van de Brusselaars. En dat terwijl 37 % van de inwijkelingen Brussel kiest om redenen die verband houden met werk … Wellicht kunnen we daar een rol toeschrijven aan het belang van Brussel als tewerkstellingspool, in tegenstelling tot de banlieue waar voornamelijk woonwijken zijn (ook al komen er stilaan ook tewerkstellingspolen tot ontwikkeling). Terwijl 6 % van de bevraagden huwelijk of samenwonen vermeldt als hoofdreden om de stad te verlaten, wordt dat slechts aangehaald door 3,4 % van de Brusselse uitwijkelingen. Mensen gaan zelden of nooit buiten de stad (en Brussel) wonen om zelfstandig te gaan wonen of na een echtscheiding.
Samengevat In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest speelt het hoge tewerkstellingsaanbod duidelijk een belangrijke rol als reden waarom men naar de stad verhuist. Werk is hier immers veruit de belangrijkste verhuisreden. Verder vormen ook het hoge voorzieningenniveau en het grootstedelijk karakter bijkomende aantrekkingselementen. Brussel scoort ook goed voor zij die zelfstandig willen gaan wonen, al dan niet na echtscheiding. Het is duidelijk dat het hoge tewerkstellingsaanbod in het Brussels Gewest er ook voor zorgt dat verhuizen omwille van het werk absoluut geen reden is om uit Brussel te verhuizen. Vooral de beperkte mogelijkheden om er eigenaar te worden (de hoge vastgoedprijs) van een voldoende ruime gezinswoning en een aantal fysische maar ook sociale omgevingsfactoren (in het
We zien sterk verschillende patronen voor inwijking en uitwijking, zowel in de volgorde van de voornaamste motieven als in de verhoudingen die ieder motief inneemt. Als we onze analyse globaal bekijken, zien we vier bewegingen die invloed hebben op het politiek antwoord dat gegeven moet worden op de migratieproblematiek: - de meeste motivaties die aangehaald worden voor een verhuizing in een bepaalde richting, worden niet aangehaald voor een verhuizing in de andere richting, of worden wel aangehaald maar in veel mindere mate (vergelijk de rol van werk of nog de wil om eigenaar te worden); - bepaalde motieven zijn elkaars tegenpool, d.w.z. aan het motief van inwijking beantwoordt een tegengesteld motief (of aanvullend) voor uitwijking en vice-versa: zo vindt men tegenover de aantrekkingskracht van de stad de aantrekkingskracht van het platteland, tegenover echtscheiding gezinsuitbreiding, en tegenover de te grote woning de te kleine; - een vierde van de inwijkelingen en een derde van de uitwijkelingen halen tal van redenen aan waarvan er geen enkele uitspringt. Er zijn dus veel redenen om te verhuizen. Ook al hebben die redenen slechts betrekking op weinig mensen, komen we - als we ze allemaal samen bekijken - toch tot een aanzienlijk geheel: de factor "diverse redenen" vormt uiteindelijk de tweede reden voor inwijking en de eerste voor uitwijking; - de verschillen tussen steden zijn soms heel uitgesproken. Het is dus ook op lokaal vlak dat de problematiek bekeken moet worden. Mensen gaan niet in Brussel wonen of verlaten Brussel niet om dezelfde redenen als bijvoorbeeld Antwerpen. Door een onderscheid te maken tussen de hoofdreden om te verhuizen en de redenen die meegespeeld hebben zonder doorslaggevend te zijn, toont de studie hoe complex het beslissingsproces van de inwoners wel is. Ze kan ook bijdragen tot de verfijning van de instrumenten die de politieke wereld zal uitwerken om die mensen naar de stad (terug) te brengen. Philippe Delvaux Op basis van de studie
Stefan De Corte, Peter Raymaekers, Karen Thaens, Brecht Vandekerckhove, Goedele François, "Onderzoek naar de migratiebewegingen van de grote steden in de drie gewesten van België. Eindrapport.", POD maatschappelijke integratie, cel grootstedenbeleid, Brussel, 31 oktober 2003, 188 blz. + bijlagen De studie is beschikbaar in pdf-formaat op http://www.grootstedenbeleid.be > Documenten en publicaties
8
Nieuwsbrief 2004/04
ONDER DE LOEP
DE STEDENBOUWKUNDIGE VERZEGELING ONDER DE LOEP Zonder stedenbouwkundige vergunning wordt er een aanbouw geplaatst bij een bestaand gebouw. Een persoon van de dienst stedenbouw geeft het bevel de werken te onderbreken, maar er wordt toch voortgewerkt. De eigenaar gaat niet in op de oproeping van de gemeente. Er wordt beslist het gebouw te verzegelen om een einde te stellen aan de overtreding. Na een aanvraag voor een regularisatievergunning te hebben ingediend, dagvaardt de eigenaar de gemeente in kort geding om te vragen de verzegeling te verbreken. Welke houding zal de Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aannemen? Zal hij de eis van de eigenaar afwijzen of zal hij de gemeente veroordelen voor feitelijkheden?
I. Wat de wet zegt Volgens de ordonnantie houdende organisatie van de planning en de stedenbouw (OPS) geldt als misdrijf: zonder stedenbouwkundige vergunning bepaalde handelingen en werken uitvoeren of handelingen voortzetten en werken in stand houden die zonder vergunning werden uitgevoerd (artikel 182). Een eigenaar mag bij voorbeeld het volume van zijn onroerend goed niet uitbreiden zonder daar een stedenbouwkundige vergunning voor te hebben verkregen. Hij mag ook geen bijgebouw gebruiken dat door een vorige eigenaar zonder vergunning gebouwd is. De door de Regering aangewezen ambtenaren en beambten van de gemeenten zijn bevoegd om misdrijven op te sporen en bij proces-verbaal vast te stellen 1. Zij hebben toegang tot de bouwplaats en de gebouwen om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten. Een huiszoeking mag enkel worden uitgevoerd indien er aanwijzingen voor het bestaan van een misdrijf zijn en op voorwaarde dat de politierechter hen daartoe heeft gemachtigd (artikel 183). De ambtenaren en beambten kunnen ter plaatse mondeling de onmiddellijke staking van de werken of van de uitvoering van handelingen gelasten als zij vaststellen dat die een misdrijf vormen. Dat bevel moet op straffe van verval, volgens de in artikel 184 van de OPS vastgelegde vorm, door de burgemeester of de gemachtigde ambtenaar bekrachtigd worden (artikel 184). De opheffing van het stakingsbevel kan in kort geding gevorderd worden bij de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan de werken en de handelingen werden uitgevoerd 2 (artikel 184).
Om te voorzien in de toepassing van het stakingsbevel kunnen allerlei maatregelen getroffen worden, verzegeling inbegrepen (artikel 185). Die maatregelen moeten niet noodzakelijk gelijktijdig genomen worden als het bevel tot staking of de bekrachtigingsbeslissing. In de praktijk kunnen die maatregelen ook achteraf getroffen worden, wanneer de gerechtigde ambtenaren en beambten vaststellen dat het bevel tot staking of de bekrachtigingsbeslissing geschonden werd 3. Geen enkele beschikking van de OPS preciseert in welke vorm de zegels aangebracht dienen te worden 4. Het verbreken van de verzegeling wordt strafrechtelijk vervolgd bij artikel 284 van het Strafwetboek. Wie een zegel verbreekt, wordt bestraft met een gevangenisstraf van 6 maanden tot 2 jaar. De poging tot dit wanbedrijf wordt bestraft met een gevangenisstraf van 3 maanden tot 1 jaar. De schuldige kan bovendien veroordeeld worden tot een geldboete (artikel 288 van het Strafwetboek).
II. Wat de rechtbanken beslissen 5 Welke overheid is bevoegd om de verzegeling aan te brengen? Volgens artikel 185 van de OPS zijn enkel de in artikel 183 bedoelde ambtenaren, beambten en agenten gerechtigd tot het treffen van alle maatregelen, verzegeling inbegrepen, om te voorzien in de toepassing van het bevel tot staking of van de bekrachtigingsbeslissing. Daaruit volgt dat het College van Burgemeester en Schepenen niet bevoegd is om de beslissing tot verzegeling te nemen. Als het een dergelijke maatregel beveelt, zou het een feitelijkheid 6 begaan die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in de
1 Andere personen zijn daar ook bevoegd voor (zie de exhaustieve lijst van artikel 183 OPS). De processen-verbaal die opgesteld zijn door de door de Regering aangewezen ambtenaren en beambten zijn rechtsgeldig tot bewijs van het tegendeel. 2 Tegen die beslissing kan ook beroep aangetekend worden. 3 Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de OPS, Brusselse Hoofdstedelijke Raad, G.Z. 2001-2002, A-284/1, Commentaar bij de artikelen, blz. 27. 4 In de praktijk stellen we vast dat iedere gemeente haar eigen zegels gebruikt, doorgaans zelfklevende. Er bestaat geen officiële leverancier. 5 Een kopie van de in de voetnoten geciteerde beslissingen kan verkregen worden bij de documentatiedienst van onze Vereniging. 6 Een feitelijkheid is een materiële handeling of gedrag zonder juridische verantwoording, die gekenmerkt wordt door geweld of verrassing.
Nieuwsbrief 2004/04
9
ONDER DE LOEP
mogelijkheid stelt de onmiddellijke opheffing van de verzegeling te bevelen 7. In zijn hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie lijkt het daarentegen dat de burgemeester het voornoemde artikel 185 kan toepassen 8. Is er een termijn waarbinnen de overheid moet optreden? Een onwettige situatie – ook al is die gedurende een aantal jaren door de overheid getolereerd – kan niet leiden tot de verwerving van het recht om een onrechtmatige bestemming in stand te houden 9. Degene die de overtreding begaat, kan zich niet beroepen op het feit dat er enkele maanden verstreken zijn tussen het ogenblik waarop de overtreding aan de overheid ter kennis werd gebracht en het bevel tot staking, noch geldig beweren dat zijn wettig vertrouwen geschonden werd. Niets verplicht het bestuur dat op de hoogte is van een onwettige situatie, om onmiddellijk op te treden teneinde er een eind aan te stellen, op straffe van ontzetting uit zijn recht om de onwettige handelingen of werken te onderbreken. Degene die de overtreding begaat, mag bij voorbeeld niet klagen dat de gemeente gewacht heeft tot een ongunstige beslissing genomen werd aangaande diens aanvraag voor regularisatievergunning om het stakingsbevel uit te vaardigen 10. Welke handelingen en werken kunnen onderbroken worden? Het bevel tot staking kan zowel betrekking hebben op de uitvoering van werken als dusdanig als op handelingen die niets met bouwwerken te maken hebben, zoals de onregelmatige bestemming van een goed 11. Volgens een deel van de rechtspraak is dat bevel gerechtvaardigd, ook al zijn de werken bijna beëindigd 12, maar het zou geen rechtsgrond hebben als de onregelmatige bouw op het ogenblik waarop het uitgevaardigd wordt, volledig afgewerkt is 13, tenzij het een onregelmatige bestemming betreft.
olg v r e V
Volgens een andere stroming in de rechtspraak 14 (waar wij ons bij aansluiten) integendeel ontneemt de omstandigheid dat het stakingsbevel betrekking heeft op beëindigde werken, niets aan de waarde ervan. Artikel 184 van de OPS maakt het immers mogelijk een dergelijk bevel te betekenen ten aanzien van alle handelingen of werken "wanneer zij vaststellen dat deze een misdrijf vormen in toepassing van artikel 182". Ter herinnering: deze beschikking beschouwt niet alleen als overtreding het verrichten van handelingen en werken zonder vergunning, maar ook de "voortzeting" of "instandhouding" van dergelijke handelingen of werken. Kan de Raad van State processen-verbaal van vaststelling vernietigen? De Raad van State is niet bevoegd als het gaat om processenverbaal die opgesteld zijn door gemeentelijke ambtenaren en beambten. Dat zijn geen administratieve handelingen waartegen een vordering bij de Raad van State ingesteld kan worden 15. Heeft het verval van het stakingsbevel een weerslag op de verzegeling? Als het stakingsbevel niet bevestigd wordt binnen de bij de OPS voorgeschreven termijnen, moet het als vervallen beschouwd worden en dient de verzegeling opgeheven te worden, zonder dat dit betekent dat de door de gemeentebeambte vastgestelde overtredingen niet bestaan 16. Er dient dan een nieuw stakingsbevel uitgevaardigd te worden om een nieuwe verzegeling te rechtvaardigen. Kan de verzegeling betrekking hebben op andere delen van een gebouw dan die welke in overtreding zijn? Het aanbrengen van een verzegeling op een reclamebord dat zonder stedenbouwkundige vergunning geplaatst werd, kan niet leiden tot het verbod om de plaats te betreden waar het zich bevindt, noch om een exploitatie voort te zetten. De onwettige plaatsing van een reclamebord geeft het bestuur dus niet de toelating om de deuren van het gebouw waarop het bord aangebracht is, te verzegelen 17.
7 Vgl. Luik, 26 juni 2002, www.juridat.be. 8 In die zin, zie B. DELTOUR et Ph. NICODEME, op.cit. 9 Vgl. Luik, 26 juni 2002, www.juridat.be. 10 Rb. Brussel (kort ged.), 19 februari 1998, www.juridat.be. 11 B. LOUVEAUX en de geciteerde referenties, Le droit de l’urbanisme, De Boeck Université, 1999, p. 446. Zie ook Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven. 12 Cass., 14 februari 1997, Pas., 1997, I, p. 227. 13 Luik, 16 november 1995, J.T., 1996, p. 174. Burg. Rb. Bruxelles (kort ged.), 19 februari 1998, www.juridat.be en J.L.M.B., 1999, p. 1301 ; Rb. Brussel (kort ged.), 21 januari 2003, RG nr. 2002/13919/A, Hardy c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven; Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven. 14 Luik, 16 november 1995, J.T., 1996, p. 174. Deze beslissing betreft de interpretatie die gegeven dient te worden aan artikel 70 van de Waalse Code voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en erfgoed. De beslissing verwijst naar de voorbereidende werken van de wet van 22 december 1970 tot wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, waarop voorvermeld artikel 70 geïnspireerd is. 15 R.v.S. nr. 20.438 van 23 juni 1980, Vanlangenhove; R.v.S. nr. 21.386 van 14 september 1981, Rothschild & crts.; R.v.S. nr. 73.685 van 14 mei 1998, Motte; R.v.S. nr. 127.066 van 13 januari 2004, Geurten. 16 Rb. Brussel (kort ged.), 11 maart 1994, www.juridat.be. 17 Rb. Brusel (kort ged.), 5 februari 1993, J.L.M.B., 1993, p. 456.
10
Nieuwsbrief 2004/04
ONDER DE LOEP
Welke zijn de effecten en de grenzen van de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg? De bevoegdheid die speciaal aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg toegekend is, sluit de mogelijkheid uit een vordering tot opschorting of tot vernietiging van een stakingsbevel in te stellen bij de Raad van State 18. Ook al vertoont het stakingsbevel onregelmatigheden, toch weigert de rechtbank meestal de toelating te geven om de werkzaamheden voort te zetten als ze vaststelt dat de werkzaamheden effectief illegaal zijn, omdat dat zou neerkomen op het verschaffen van de toelating tot het verrichten van handelingen die een overtreding vormen en strafrechtelijk vervolgd kunnen worden 19. Er zijn echter enkele beslissingen waar aanvaard geweest is de opheffing van de verzegeling te bevelen omdat een regularisatie mogelijk en te verwachten was en de onmiddellijke opheffing van de verzegeling een failliet kon voorkomen 20. Deze "belangenbalans" is niet aanvaard door de Raad van State, die duidelijk het wettigheidsbeginsel vooropstelt 21. Kan de gemeente van de vordering gebruik maken om een reconventionele eis in te dienen? De stad Brussel heeft het lumineuze idee gehad om gebruik te maken van de vorderingen tegen bepaalde van haar stakingsbevelen om de volgende reconventionele eis 22 te formuleren: horen vaststellen dat de bestrafte handelingen of werken handelingen zijn die een schending vormen van een of meer beschikkingen, decreten, ordonnanties, reglementen of besluiten betreffende de milieubescherming in de zin van artikel 1 van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake milieubescherming, en het herstel van de orde te bevelen op straffe van dwangsom. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel heeft zich niet alleen bevoegd verklaard op grond van artikel 587, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek, maar heeft de stad zelfs reeds twee maal gelijk gegeven 23.
olg Verv
Aangezien het om onuitgegeven beslissingen gaat, menen wij dat het nuttig is hier de voornaamste passages over te nemen [eigen vertaling]: "Overwegende dat krachtens artikel 1 van de [voorvermelde] wet van 12 januari de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die het bestaan vaststelt van een handeling die een duidelijke schending of een ernstige dreiging van schending vormt van een of meer beschikkingen van wetten, decreten, ordonnanties, reglementen of besluiten betreffende milieubescherming, de stopzetting van die handelingen kan bevelen of maatregelen kan opleggen ter voorkoming van de verrichting van die handelingen of ter voorkoming van schade aan het leefmilieu; Overwegende dat krachtens de wet van 12 januari 1993 de normen waarvan de schending kan leiden tot de indiening van een vordering tot stopzetting, betrekking moeten hebben op de milieubescherming; Dat dit concept de wetgeving betreffende de stedenbouw en de ruimtelijke ordening inhoudt (D. Van Gerven, Le droit d'action en matière de protection de l'environnement, J.T., 93, p. 619; M.C. Coppieters, L’action en cessation en matière d'environnement, Mouv. Comm., 1993, p. 410); Dat uit de formulering van de wet blijkt dat de schending van de wettelijke norm die duidelijk moet zijn, d.w.z. dat ze niet mag leiden tot een ernstige twijfel (Rb. Dinant (kort ged.), 12.1.1994, Aménagement-Environnement, 1993/4, p. 271); Overwegende dat in voorkomend geval (…) de overtreding vastgesteld dient te worden en een verbod dient opgelegd te worden [aan degene die ze begaan heeft], op straffe van dwangsom, om [de betwiste handelingen en werken] voort te zetten." 24 Wat is zegelverbreking? Volgens het Hof van Cassatie 25 volstaat het verwijderen van de aangebrachte zegels, de toebehoren of de verzegelde omheining als materiële element van zegelverbreking in de zin van artikel 284 van het Strafwetboek. Françoise Lambotte
18 R.v.S. nr. 17.254 van 31 oktober 1975, S.A. Carrières et fours à chaux Brison et Cie ; R.v.S. nr. 18.561 van 18 november 1977, S.A. Immobilière de la place Stéphanie ; R.v.S. nr. 26.885 van 11 september 1986, Disco Profi ; R.v.S. nr. 37.175 du 11 juin 1991, S.P.R.L. Entreprises générales J. Mathieu. 19 Rb. Brussel (kort ged.), 15 mei 1985, Amén., 1985, p. 27 ; Rb. Nijvel (kort ged.), 26 mei 1987, Amén., 1987, p. 88, obs. M. PQUES ; Luik, 4 december 1987, J.L.M.B., 1988, p. 91 20 Luik, 1e kamer, 28 juin 2000, RF 129/2000, onuitgegeven, cité par Liège, 26 juin 2002, www.juridat.be 21 Zie meer bepaald R.v.S. nr. 106.329 van 3 mei 2002, S.A. Syed Petroleum. 22 Een reconventionele eis is een vraag die gevormd wordt in het kader van een proces door de verweerder die zich niet tevreden stelt met de voorstelling van zijn middelen van verdediging maar op zijn beurt aanvalt en de rechtbank een vraag voorlegt. 23 Zie Rb. Brussel (kort ged.), 21 januari 2003, RG nr. 2002/13919/A, Hardy c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven ; Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven. 24 Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven. 25 Cass., 10 maart 1992, Pas., 1992, I, p. 615. Nieuwsbrief 2004/04
11
WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23.04.2004 t/m 26.05.2004 VERKIEZINGEN Wet van 19.03.2004 tot toekenning van het actief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen aan vreemdelingen. B.S. 23.04.2004 – 194010
SOCIALE ZAKEN Ordonnantie van 01.04.2004 tot verruiming van de nationaliteitsvoorwaarden voor de toegang tot betrekkingen bij de diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, alsook bij de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de plaatselijke verenigingen die zij oprichten en de koepelvereniging hiervan. B.S. 23.04.2004 – 194017 Omz. van 19.04.2004 betr. de plaatsing onder de hoede van de dienst Voogdij en de identificatie van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. B.S. 29.04.2004 – 194196 Omz. van 23.04.2004 van de Dienst vreemdelingenzaken betr. de fiche 'niet-begeleide minderjarige vreemdeling'. B.S. 30.04.2004 – 194225 KB van 25.04.2004 tot vaststelling van het statuut van het zakgeld van sommige rusthuisbewoners en tot bepaling van de kosten die niet op dit zakgeld mogen worden aangerekend in uitvoering van art. 98, par. 1, derde lid, van de organieke wet van 08.07.1976 betr. de OCMW's. B.S. 30.04.2004 – 194216 KB van 01.04.2004 wijz. KB 11.07.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het OCMW in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan - KB van 01.04.2004 wijz. KB 14.11.2002 toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp - KB van 01.04.2004 wijz. KB 14.11.2002 tot vaststelling van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de omkadering en opleiding van rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp die bij overeenkomst worden tewerkgesteld bij een privé-onderneming - KB van 01.04.2004 wijz. KB 14.11.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het OCMW voor een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp in het kader van de invoeginterim - KB van 01.04.2004 wijz. KB 14.11.2002 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de toelage, verstrekt aan de OCMW's, voor een tewerkstelling met toepassing van art. 60, par. 7, van de organieke wet 08.07.1976 betreffende de OCMW's, van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die ter beschikking wordt gesteld van een privéonderneming - KB van 01.04.2004 wijz. KB 14.11.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het OCMW in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociaal inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen - KB van 01.04.2004 wijz. KB 14.11.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het OCMW in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma en tot vaststelling van de tijdelijke vermindering of vrijstelling van werkgeversbijdragen - KB van 01.04.2004 wijz. KB
12
Nieuwsbrief 2004/04
14.11.2002 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de toelage, verstrekt aan de OCMW's, voor een deeltijdse tewerkstelling met toepassing van art. 60, par. 7, van de organieke wet 08.07.1976 betreffende de OCMW's, van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp. - KB van 01.04.2004 wijz. KB 11.07.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het OCMW in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma en tot vaststelling van de tijdelijke vermindering of vrijstelling van werkgeversbijdragen - KB van 01.04.2004 wijz. KB 11.07.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het OCMW in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen - KB van 01.04.2004 tot opheffing van het KB 07.05.1999 tot uitvoering van art. 2, par. 5bis, van de wet 07.08.1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van art. 57quater, par. 3, van de organieke wet 08.07.1976 betr. de OCMW's - KB van 01.04.2004 wijz. KB 14.11.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het OCMW in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan. B.S. 06.05.2004 – 194383, 194382, 194379, 194378, 194375, 194374, 194371, 194369, 194368, 194365, 194363, 194361 BBHR van 11.03.2004 wijz. art. 53 tot 58 van het KB 20.12.1963 betr. arbeidsvoorziening en werkloosheid. B.S. 14.05.04 – 194632 BVCGG van 11.12.2003 tot vaststelling van het aandeel voor het jaar 2003 van ieder OCMW van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn en de modaliteiten van de betaling. B.S. 18.05.2004 – 87083
ECONOMIE / TEWERKSTELLING Ordonnantie van 01.04.2004 betreffende de gewestelijke steun voor de algemene investeringen ten gunste van de micro-, kleine of middelgrote ondernemingen. B.S. 26.04.2004
BURGERLIJKE STAND / BEVOLKING KB van 25.04.2004 wijz. KB 08.10.1981 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. B.S. 17.05.2004 – 194661 Omz. van 30.04.2004 betr. het verblijf en de vestiging van de onderdanen van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie, met name: Cyprus, Malta, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland, en van hun familieleden, vanaf 01.05.2004, met name voor de overgangsperiode die door het Toetredingsverdrag wordt voorzien. B.S. 17.05.2004 – 194445
FINANCIËN / BELASTINGEN Ordonnantie van 01.04.2004 betr. de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betr. wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en wijz. ordonnantie 19.07.2001 betr. de organisatie van de elek-
triciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. B.S. 26.04.2004 – 194064 Omz. van 06.02.2004 betr. afsluiting jaarrekeningen dienstjaar 2003 - Ref. CIRC/2004/01B.S. 28.04.2004 – 192331 MB van 19.03.2004 wijz. MB 30.10.1990 tot uitvoering van art. 44 van KB 02.08.1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit. B.S. 04.05.2004 – 194299 Ordonnantie van 29.04.2004 wijz. ordonnantie 23.07.1992 betr. de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen. B.S. 04.05.2004 – 194296 Arbitragehof - Arrest nr. 32/2004 van 10.03.2004 De prejudiciële vraag betr. art. 25 van de wet 19.07.1930 tot oprichting van de Regie van Telegraaf en Telefoon. B.S. 10.05.04 – 194448 KB van 25.04.2004 tot verlenging van de financiële hulp van de Staat aan bepaalde gemeenten op het vlak van de veiligheid en de inbraakpreventie. B.S. 25.05.2004 – 194841
PERSONEEL KB van 25.04.2004 wijz. van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de competentiemetingen. B.S. 30.04.2004 – 194221 BBHR van 19.02.2004 tot vaststelling van het aantal punten toegekend aan de lokale besturen voor het jaar 2001 in toepassing van art. 15 van het BBHR 05.02.1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen, zoals gewijzigd door het BBHR 14.01.1999. B.S. 14.05.2004 – 133571
POLITIE / VEILIGHEID Berricht MFO2-bis van 23.04.2004. Gehypothekeerde capaciteit Kredietlijn. SAT/Ops/AL/2004/1006/ D-134 – 1509. B.S. 23.04.2004 – inforum 194025 [De voorschriften van de richtlijn MFO2-bis betr. het personeel capaciteitsbeheer en het verlenen van versterking door de lokale politie bij opdrachten van bestuurlijke politie worden verlengd] KB van 02.04.2004 houdende de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke dotaties in de schoot van een meergemeentenpolitiezone. B.S. 28.04.2004 – 194156 Omz. van 23.04.2004 [fiche 'niet-begeleide minderjarige vreemdeling'] ➡ Sociale Zaken MB van 26.04.2004 wijz. MB 11.10.1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald. B.S. 30.04.2004 – 194212 KB van 26.04.2004 wijz. KB 22.12.2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de alge-
olg Verv
WETGEVING
mene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en KB 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. B.S. 30.04.2004 – 194208
overheid die bevoegd is om deze kaart uit te reiken, worden aangewezen en waarbij het model ervan alsmede de nadere regels voor uitreiking en gebruik worden bepaald. B.S. 21.05.2004 – 194790
KB van 26.04.2004 tot vaststelling van de lijst van de automatische kansspelen waarvan de exploitatie is toegestaan in de kansspelinrichtingen klasse II. B.S. 04.05.2004 – 167213
KB van 02.04.2004 wijz. KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. B.S. 05.05.2004 – 194318
INTERCOMMUNALES
BBHR van 15.04.2004 tot bepaling van bijkomende verplichtingen inzake brandvoorkoming in de te huur gestelde woningen. B.S. 05.05.2004 – 194322
MB van 02.04.2004 wijz. MB 28.12.2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. B.S. 05.05.2004 – 194315 KB van 22.03.2004 wijz. KB betr. het rijbewijs en van het KB 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. B.S. 11.05.2004 – 194483 KB van 03.05.2004 betr. de overeenkomsten tussen de federale overheid en de politiezones inzake verkeersveiligheid. B.S. 12.05.2004 – 194530 KB van 25.04.2004 wijz. KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. B.S. 13.05.2004 – 194603 KB van 25.04.2004 wijz. KB 05.09.2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie. B.S. 17.05.2004 – 194659 MB van 03.05.2004 wijz. MB 18.12.1991 waarbij de personen die de bewonerskaart kunnen bekomen en de
Arbitragehof - Uittreksel uit arrest nr. 8/2004 van 21.01.2004 - De prejudiciële vraag over art. 26 van de wet 22.12.1986 betr. de intercommunales – Arbitragehof - Uittreksel uit arrest nr. 14/2004 van 21.01.2004 - De prejudiciële vraag over art. 26 van de wet van 22.12.1986 betr. de intercommunales. B.S. 26.04.2004
STEDENBOUW / LEEFOMGEVING BBHR van 19.02.2004 tot uitvoering van de Huisvestingscode. B.S. 23.04.2004, 18.05.2004, err. – 194022 Ordonnantie van 01.04.2004 wijz. ordonnantie 17.07.1997 betr. de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving B.S. 26.04.2004 – 194071 Ordonnantie van 01.04.2004 tot beperking van het gebruik van pesticiden door de beheerders van openbare ruimten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest B.S. 26.04.2004 – 194062 Ordonnantie van 01.04.2004 tot aanvulling van de ordonnantie 17.07.2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode. B.S. 29.04.2004 – 194193
BBHR van 08.01.2004 wijz. BBHR 08.03.2001 betr. de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. B.S. 11.05.2004 – 194494 Ordonnantie van 18.03.2004 betr. de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's. B.S. 30.03.2004, 18.05.2004, addendum – 193374 BBHR van 09.04.2004 houdende vaststelling van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening. Ordonnantie van 13.05.2004 houdende ratificatie van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening. B.S. 26.05.2004 – 194885, 194891
INTERNATIONAAL KB van 26.01.2004 wijz. KB 26.06.2000 tot uitvoering van art. 6, par. 1 van de wet 25.05.1999 betr. de Belgische internationale samenwerking. B.S. 19.05.2004 – 94752
Nieuw op onze website Financiën
Duurzame ontwikkeling
De Vereniging heeft een Excel-blad uitgewerkt dat, per maand en voor Zoals we in onze vorige Nieuwsbrief beloofden, is de de opcentiemen op de onroerende voorheffing, de door het ministerie actiegids met goede voorbeelden van duurzame ontwikvan Financiën vastgestelde rechten en de door de gemeenten ontvankeling on-line. Momenteel is hij er enkel beschikbaar in gen inkomsten weergeeft. Het maakt de vergelijking mogelijk van het pdf-formaat, met dezelfde presentatie als de papieren verresultaat van verschillende boekingsmethodes en kan ook dienen om sie. Op termijn zou iedere gemeentelijke fiche afzonderde alternatieven te evalueren voor het boeken van de opbrengst van de lijk toegankelijk moeten zijn, ook die welke niet opgenoaanvullende belastingen op de onroerende voorheffing. Het wordt men zijn in het repertorium van de ACDUS. Een maandelijks bijgewerkt op basis van de nieuwe gegegedrukte versie van de gids kan tevens vens die we ontvangen. besteld worden bij de Vereniging. WWW.VSGB.BE (Materies > Financiën > Documenten) (Diensten > Publicaties) Help ons beide documenten up-to-date te houden door eventuele wijzigingen te melden.
Leefmilieu
Mobilité
Wij hebben een handig overzicht gemaakt van de contactgegevens van de milieucoördinatoren van de 19 Brusselse gemeenten. (Materies > Leefmilieu > Documenten)
We bieden tevens de lijst van de mobiliteitsambtenaren van de 19 gemeenten aan. (Mobiliteitscel > Artikels en documenten > Documenten) Opgelet, de structuur van de rubriek mobiliteit zal wellicht spoedig wijzigen.
Nieuwsbrief 2004/04
13
NIEUWS VAN HET GEWEST
" PARTECIPANDO " een stedelijk netwerk rond participatie Het netwerk Partecipando, waarin de stad Rome het voortouw neemt, stelt zich als doel de inwonersparticipatie binnen geïntegreerde stadsvernieuwingsprocessen te promoten om zo de samenlevingsopbouw te versterken. Meer dan twintig steden en stedelijke entiteiten maken er deel van uit. Thema’s als economische en sociale inclusie en de nood naar een nieuw “burgerpact” voor een beter stedelijk beleid vormen het hart van het project, dat participatie niet enkel ziet als een intentieverklaring. Op het einde van het traject, midden-2006, na onderzoeken en werkgroepen, zal het project uitmonden in de publicatie van een Europees handboek voor de participatie. Het netwerk wordt ondersteund door URBACT, dat de ontwikkeling beoogt van transnationale uitwisselingen tussen actoren, steden en partners, gefinancierd in het kader van URBAN-programma’s. Een eerste bijeenkomst vond plaats in Rome, van 29 tot 31 januari 2004. Die ontmoeting was er vooral om de werkingsmodaliteiten van het netwerk en de werkthema’s vast te leggen. Het Brussels Gewest was er vertegenwoordigd door de adviseur van minister Tomas, belast met de stadsvernieuwing. Met de ondersteuning van het GSSO maakt het Gewest deel uit van de stuurgroep van het netwerk samen met Bordeaux, Cosenza, Grenoble, Napels, Newcastle, Pamplona, Reggio Calabria en Rome.
De planning van het netwerk In een eerste fase zullen externe deskundigen lokale onderzoeken uitvoeren in de partnersteden om een overzicht van de bestaande participatieprocessen op te stellen. Die zijn reeds gestart en bestaan uit discussies met sleutelfiguren uit de participatie en vragenlijsten die onder een steekproef inwoners verspreid worden. In het Brussels Gewest is het de socioloog Bernard Francq, hoogleraar bij de ‘Unité d’Anthropologie et de Sociologie’ (ANSO) van de UCL, die de lokale onderzoeken leidt. Ze hebben betrekking op de participatie in het kader van wijkcontracten. Inwoners die lid zijn van de PCGO (plaatselijke commissie voor geïntegreerde ontwikkeling), coördinatoren en projectverantwoordelijken, beleidsverant woordelijken, studiebureaus, ... die deelgenomen hebben aan een tiental programma’s in de wijkcontracten, kregen vragen voorgelegd die door B. Francq en zijn team opgesteld waren. Bij het ter perse gaan van dit nummer zou de laatste hand aan hun rapport gelegd worden.
14
Nieuwsbrief 2004/04
Vervolgens zullen grensoverschrijdende thematische werk groepen een omschrijving trachten te geven van de succesfactoren voor participatieprocessen en informatie- en opleidingssystemen die de verbetering van de project capaciteit van lokale actoren en burgers beogen. Zo zal het Brussels Gewest in oktober 2004 gaststad zijn voor een werkgroep over de vorming van inwoners en technici, gezien haar ervaring in het Four-Cities-project. Werkgroepen met plaatselijke actoren, inwoners verenigingen of erkende onderzoekers zullen zich gelijktijdig buigen over de voorgestelde thema’s. Een brede verspreiding van de resultaten van de werkzaamheden is voorzien op Europees niveau, teneinde tegenstrijdige standpunten en meningen in kaart te brengen met het oog op de vervolmaking van de oriënteringen in de laatste fase. Tot slot zal een Europees handboek voor de participatie opgesteld worden voor verkozenen en technici. Dat handboek zal meer zijn dan een catalogus met goede praktijkvoorbeelden en zou de nadruk moeten leggen op de lessen die toegepast kunnen worden en op zeer uiteenlopende situaties geprojecteerd kunnen worden. Verschillende deskundigen zullen een bijdrage leveren om de kennis die tijdens de voorafgaande fasen vergaard werd, optimaal te benutten. De werkzaamheden en het handboek zullen toegankelijk zijn op de website www.urbact.org; een open internet forum zal de betrokkenen uitnodigen om hun standpunt te uiten en zo aan de lopende onderzoeken bij te dragen. Contactpersoon Luc Maufroy – GSSO (Gewestelijk Secretariaat voor Stedelijke Ontwikkeling) – Tel. 02 500 36 36 Fax 02 500 36 39 –
[email protected] Op internet http://www.urbact.org http://www.wijken.irisnet.be > Instrumenten > Europese fondsen > Urban http://www.fourcitiesproject.org
IN ONZE GEMEENTEN
Woluwe herstelt het sociaal weefsel
Visum voor de Tijdbank Sint-Lambrechts-Woluwe heeft in februari jongstleden een Tijdbank in het leven geroepen. Dat organisme wil de sociale banden in de stad herstellen door buren opnieuw met elkaar in contact te brengen en door het begrip uitwisseling van diensten te herstructureren. Voorstelling van de Bank door de initiatiefneemster, schepen Isabelle Molenberg. Steeds vaker worden nieuwe instrumenten gecreëerd om de uitdovende sociale contacten te herstellen in een samenleving die steeds meer naar individualisme afvloeit en waar men soms de naam van zijn buur niet kent. Omdat burgerschap ook door sociaal contact bevorderd wordt, pakt Sint-Lambrechts-Woluwe het probleem aan met een originele oplossing, afkomstig uit Italië: de "Tijdbank".
Hoe werkt dat? Het principe is vrij eenvoudig: de tijdbank organiseert uitwisselingen van diensten en tijd in domeinen van het dagelijks leven en heeft voornamelijk betrekking op de levenskwaliteit van de mensen. Ze stelt haar leden een vraag en aanbod aan kleine diensten ter beschikking naar gelang van de smaak, de bekwaamheid en de beschikbaarheid van de deelnemers. Die prestaties vallen onder de non-profit-sector en mogen niet door bestaande structuren aangeboden worden: de aangeboden of gevraagde dienst mag geen concurrentie aandoen aan een bestaande betalende dienst (die bij voorbeeld aan de sociale wetgeving onderworpen is). Om diezelfde reden moeten de diensten eenmalig zijn: ze mogen wel meermaals verricht worden, maar mogen niet recurrent zijn (iedere week de hond uitlaten). De precieze identificatie van wat voorgesteld kan worden, heeft dus belang. De bank is de tussenschakel, de plaats waar de vraag en het aanbod georganiseerd worden … een beetje zoals de BGDA voor de tewerkstelling doet. Ze levert de dienst niet zelf en waarborgt ook de goede uitvoering niet. Maar in tegenstelling tot de BGDA of het mechanisme van de dienstencheques is het doel hier niet iemand opnieuw aan werk te helpen maar wel de sociale contacten te herstellen. De tijdbank regelt echter niet alleen bipolaire betrekkingen, tussen één vrager en één verstrekker van diensten. Het kan ook om een "driehoeksrelatie" gaan of er kunnen zelfs nog meer personen bij betrokken zijn: zo kan de heer Dupont letten op de kinderen van mevrouw Durant, die op haar beurt de brievenbus gaat leegmaken bij de heer Vanderlinden die op vakantie is, deze laatste geeft pianoles aan mevrouw Jonas die de hond van de heer Dupont uitlaat.
Het mechanisme werkt op basis van wederkerigheid: men mag zich niet beperken tot het aanvragen van diensten of enkel diensten aanbieden: als men iets aanbiedt, moet men tevens op zijn beurt een dienst vragen. De bank biedt dus geen diensten aan zonder dat er een tegenprestatie is. Het is ook geen plek voor vrijwilligerswerk. De onderliggende filosofie aan dit evenwicht berust op het idee van de sociale band: personen die diensten vragen, zoeken wat zij zelf te bieden hebben en mensen die diensten aanbieden, leren er ook andere te aanvaarden. Dat alles creëert of herstelt het contact tussen mensen en versterkt de sociale banden van de gemeenschap. Zo nemen de mensen hun leven opnieuw actief in handen. De uitwisselingen van diensten hoeven niet gelijktijdig plaats te vinden: als men een dienst ontvangt, ontstaat er een "schuld" die de betrokkene misschien pas enkele maanden later "terugbetaalt" (eventueel ten gunste van een derde zoals we reeds uitgelegd hebben). En daar treedt de bank op: zij beheert de rekening van iedere deelnemer. Praktisch gezien ontvangt iedere ingeschrevene 10 tijdcheques: met zo'n cheque kan een ontvangen prestatie betaald worden. Zo krijgt men ook een cheque van de persoon aan wie men een dienst levert. Tijd is de referentie: iedere prestatie wordt geëvalueerd volgens de tijd die men eraan besteed heeft. De deelnemers verbinden zich ertoe het evenwicht te bewaren tussen wat ze ontvangen hebben en wat ze verstrekt hebben na zes maanden. In de tussentijd kunnen ze een negatief of een positief saldo hebben. Uiteraard wordt het systeem soepel beheerd: het is uit den boze een persoon uit te sluiten als die te goeder trouw diensten aanbiedt die niemand vraagt (het aanbod in dat domein is te groot, de vraag onbestaande, …) en zo een "tekort" krijgt. Alles is een kwestie van gezond verstand. Terwijl het project zijn plaats tracht te veroveren zonder de economische sector concurrentie aan te doen, wil de formalisering van de uitwisselingen ook niet de plaats innemen van vrijwilligerswerk of van de spontane dienstverlening in familieverband of onder buren of vrienden. Het gaat hier om een bijkomend instrument met een sociale dimensie. De bank zoekt leden, om hun behoeften en hun bekwaamheden te omschrijven, om de gegevensbank bij te werken, alsook de rekening van de deelnemers te beheren, om
Nieuwsbrief 2004/04
15
IN ONZE GEMEENTEN
de geïnteresseerden de lijst van de mogelijke diensten te verschaffen. Ze levert daarentegen niet de dienst, maar beperkt zich tot het in contact brengen van de aanvrager en de aanbieder van diensten. Ze waarborgt er niet de goede uitvoering van … maar kan maatregelen nemen als ze misbruik vaststelt.
Testgemeente "Op gemeentelijk niveau lijkt onze Tijdbank een nationale première, ook al kent men andere soortgelijke projecten van systemen van lokale uitwisselingen. De dienst werd opgericht in februari, na enkele maanden voorbereiding. Momenteel is hij beperkt tot de buurt "Steenbok-Plejaden-Sterrebeelden", langs de autosnelweg naar Luik, op de grens met Evere," verklaart mevr. Isabelle Molenberg. Door te beginnen met een geografisch beperkte basis kan het project rustig van start gaan, zijn tempo vinden, de follow-up vergemakkelijken, … Op een ander niveau functioneert het concept van een tijdbank beter op een klein grondgebied, omdat het de sociale dimensie versterkt: de diensten worden verstrekt aan bijna-buren, de sociale band wordt versterkt. De keuze viel niet toevallig op die buurt. Steenbok-PlejadenSterrebeelden is een microkosmos van de gemeente omdat de bevolking er zeer gevarieerd is: er wonen bejaarden en jongeren, men vindt er sociale woningen en grote villa's, … Bovendien is het verenigingsleven, dat noodzakelijk is voor de groei en het welslagen van het initiatief, er goed verankerd. De wijk telt tussen de 600 en 1.000 gezinnen, van uiteenlopende grootte. Een archetypische buurt dus. Er is niet één welbepaalde doelgroep: de tijdbank richt zich tot de hele bevolking en slaat bruggen tussen generaties, sociale kringen, … door de band die ze tussen hen creëert. Wie testproject zegt, denkt kinderziekten. Aangezien het project nog zeer jong is, heeft het nog geen kinderziektes doorgemaakt maar we zien al enkele symptomen. Terwijl de initiatiefnemers zich verwachtten aan een toevloed aan aanvragen, kregen ze echter een toevloed aan binnenkomende aanbiedingen van vrijwilligers die niets in ruil vroegen. De voornaamste moeilijkheid van de eerste fase is dus de vraag en het aanbod in evenwicht te brengen. Prijs van het succes: mensen die niet in de uitgekozen buurt wonen, willen ook deelnemen. Ook hier wil men soepel te werk gaan en als de dienst in de buurt verricht wordt, worden die personen aanvaard. "Dit type projecten kan niet opgelegd worden. Integendeel, het project kan slechts bestaan door de betrokkenheid van de bevolking en heeft de inzet van de gemeente en de buurt nodig. Daarom heeft de gemeente gezorgd voor contacten met het buurtcomité, de Gezinsbond, het centrum Les Pléiades, het
16
Nieuwsbrief 2004/04
olg v r e V
centrum voor globale sociale actie, Wolu-psycho-social en Habitation moderne. Die kunnen verschillende rollen spelen: ze staan in voor de verspreiding van de informatie, zorgen voor de bekendheid van de Bank, geven informatie door voor de followup van het project, maar dienen ook als filter om personen die niet passen in het project door te verwijzen: het project tracht het sociaal weefsel te herstellen, maar kan geen pathologische gevallen behandelen. Het is belangrijk de kandidaten te ontmoeten om in een gesprek hun behoeften en mogelijkheden aan te stippen, maar ook om bij te sturen als de betrokkene een dienst wil aanbieden die blijkbaar niet binnen zijn capaciteiten ligt. Dankzij die identificatiefase kan men overigens attent gemaakt worden op bepaalde kwaliteiten die men zelf nog niet ontdekt of gebruikt had." De evaluatie zal pas over enkele maanden gebeuren. Voor het ogenblik zijn we nog in de startfase: "Er zijn sinds februari een dertigtal deelnemers ingeschreven en enkele tientallen uren zijn reeds uitgewisseld. We hebben geen doelstellingen in cijfers vooropgesteld, maar het is duidelijk dat we nog wachten op de inschrijving van andere personen. Om goed te functioneren moet de dienst voldoende leden hebben om gevarieerde diensten te kunnen aanbieden en beschikken over verschillende aanbieders van eenzelfde dienst (om een flexibelere uurverdeling te hebben)." Met andere woorden, de uitdaging van het project is de gegevensbank zo snel mogelijk uit te breiden om tot die omvang te komen waarbij ze kan overleven en draaiende blijven. In de eerste plaats moet de aandacht dus gaan naar de communicatie en de bekendmaking van de Tijdbank bij het publiek. Communicatie gaat via partners, media maar ook informatievergaderingen voor inwoners, de verspreiding van een folder in de brievenbussen en uiteraard mond-tot-mond-reclame … "In de praktijk wordt de Bank beheerd door een gemeentebediende, bijgestaan door vrijwilligers en partners. De leden kunnen naar de permanentie gaan (momenteel twee uur per week) of telefonisch contact opnemen met de Bank of een afspraak maken op een ander moment. Het persoonlijk contact, de ontmoeting is een belangrijk element. Daarom werken we niet per e-mail." Hoewel het project door de gemeente op het getouw gezet is, is het niet uitgesloten dat zij zich in een nabije of verre toekomst terugtrekt of naar de achtergrond verschuift, zodra het systeem goed draait. Als het project in die richting evolueert, moeten er andere financieringsbronnen gevonden worden voor de Bank (telefoon, personeel, lokalen, administratie). Het beheer zou bij voorbeeld toevertrouwd kunnen worden aan de leden zelf en zou hun als geleverde prestaties aangerekend kunnen worden. Aan de inschrijving kan ook een bijdrage gekoppeld worden. Voor het ogenblik is de betrokkenheid van de gemeente naast de oprichting van het project en de terbeschikkingstelling van personeel en een lokaal, ook voelbaar in de tenlasteneming van de
olg v r e V
IN ONZE GEMEENTEN
administratieve kosten maar ook een verzekering die ongevallen bij de uitvoering van een dienst dekt. Als het initiatief slaagt, zou de Bank zich elders moeten vestigen … met de vraag of de actieradius uitgereid moet worden, dan wel of er meerdere banken moeten opgericht worden, telkens voor een bepaalde buurt. Die tweede mogelijkheid heeft als nadeel dat buurten in hermetisch afgesloten eenheden opgedeeld worden, met het risico dat aanvragen uit buurt A waaraan bank A niet kan tegemoetkomen, zich niet kunnen richten tot bank B die op dat gebied een uitgebreid aanbod kan hebben. Kleine banken
voor goed afgebakende buurten beantwoorden daarentegen beter aan het streven naar cohesie, sociaal leven. Dat is momenteel de invalshoek waarvoor mevrouw Isabelle Molenberg opteert. Interview door Philippe Delvaux
Voor nadere inlichtingen Schepen van Sociale Actie van Sint-Lambrechts-Woluwe – Isabelle Molenberg Permanentie van de Tijdbank: woensdag van 9 tot 11 uur – mevr. De Keyser – tel. 02 762 61 03
VOOR U GELEZEN
De strijd tegen ongezonde woningen in Brussel Het Brussels Gewest is in de greep van een huisvestingscrisis. De woningprijzen stijgen buitensporig, de kwaliteit van de woningen gaat er in verhouding zeker niet op vooruit en het aantal gevallen van 'huisjesmelkerij' neemt toe. Als reactie hierop hebben verschillende Brusselse gemeenten zelf een reglement opgesteld ter bestraffing van de verhuur van ongezonde en onveilige woningen. Tegelijk heeft het Brusselse parlement de Brusselse wooncode goedgekeurd die minimumcriteria en een gewestelijke inspectiedienst wil invoeren. De bestrijding van ongezonde en onveilige woningen in Brussel kan pas
succesvol verlopen als alle betrokkenen zich rond de tafel zetten en samen willen werk maken van een gecoördineerde aanpak. Daarom heeft de vzw Brusselse Bond voor het Recht op Wonen (BBRoW) op 29 september 2003 een studiedag georganiseerd over de strijd tegen ongezonde woningen in het Brusselse Gewest. De handelingen van dat colloquium zijn nu beschikbaar bij de uitgeverij Bruylant en bevatten de uiteenzettingen over de hiërarchie tussen de federale, gewestelijke en gemeentelijke regelgeving, de rol van de gemeentereglementen tegen insalubriteit, de bewegingsruimte van de gemeente, de gevolgen zowel op administratief als burgerlijk vlak van een besluit tot onbewoonbaarheid, enz. Enkele uiteenzettingen stonden reeds op onze website (Materies > Huisvesting). BERNARD N. & DE PAUW G. (dir.) , "La lutte contre les logements insalubres à Bruxelles - De strijd tegen ongezonde woningen in Brussel", Brussel, Bruylant, 2004, 146 blz. - 25 euro – ISBN 2-8027-1861-4 www.bruylant.be
Permis de lotir, d’urbanisme et d’environnement
De auteur, een advocaat gespecialiseerd in milieurecht, analyseert de verschillende stelsels van vergunningen (bouw- en verkavelingsvergunning, milieuvergunning en gemengde projecten) op basis van de wetgeving, de voorbereidende werkzaamheden en de rechtspraak.
Het Brussels en het Waals stedenbouwkundig en milieurecht is de voorbije maanden ingrijpend hervormd. Meer bepaald de ordonnantie tot organisatie van de planning en de stedenbouw heeft aanzienlijke wijzigingen ondergaan naar aanleiding van de goedkeuring van de ordonnantie van 18 juli 2002.
Het tweede deel van het werk behandelt gemeenschappelijke aspecten van de verschillende vergunningen: inschatting van de gevolgen, wijziging van de vraag en dekking van de gebreken tijdens het onderzoek, procedure, motivering en effecten van de beslissingen aangaande de vergunningsaanvragen, vragen i.v.m. de termijnen en de betekening van die beslissingen, specifieke vragen i.v.m. de beroepsmogelijkheden, …
Die verschillende hervormingen kaderen in het streven van de regionale wetgevers naar een vereenvoudiging en optimalisering van de procedures voor de afgifte van administratieve vergunningen. Hoewel dat doel in grote lijnen bereikt lijkt, blijven beide gewesten toch met moeilijkheden kampen.
In een duidelijke en precieze taal biedt dit actuele werk een zeer volledig antwoord op vragen die mensen zich in de praktijk kunnen stellen. LETELLIER V., "Permis de lotir, d’urbanisme et d’environnement", Larcier, Brussel, 2003, 446 blz., ISBN 2-8044-1132-X - www.larcier.be
Nieuwsbrief 2004/04
17
NIEUWS VAN HET GEWEST
INVESTERING IN ONZE BUURTEN Sinds 10 jaar hebben het gewest, de gemeenten en later de federale overheid het mechanisme van de wijkcontracten en daarna de initiatiefwijken toegepast. Die verjaardag is de gelegenheid om een stand van zaken op te maken van de bedragen die alle betrokken partijen in het systeem geïnvesteerd hebben.
Wijkcontracten (in euro) Anneessens – Fontainas Antwerpen – Alhambra Wielemans Sint-Jan-Baptist voorplein Gray Bareel – Bethlehem – Kerk Papenvest Maria-Christina Dauwwijk Paviljoen Noordwijk Grondels – Herziening Houwaert – Bossuet Hertogin van Brabant Péqueur – Luchtvaart Huidevetters Brabant Groenstraat Crystal – Zwarte Vijvers Scheikundige Bronsfabriek – Pierron Square Delhaye Aarschot – Vooruitgang Th. Verhaegen Heyvaert Jeruzalem Paleizen – Over de bruggen Blyckaerts Havenwijk Vanhuffel Metaal – Munt Van Artevelde – OLV ten Rode Schelde – Maas Malibran Prinses Elisabeth Raad Totaal wijkcontracten
18
Nieuwsbrief 2004/04
1994 1994 1994 1994 1994 1994 1997 1997 1997 1997 1999 1999 1999 1999 2000 2000 2000 2000 2000 2001 2001 2001 2001 2001 2002 2002 2002 2002 2003 2003 2003 2003 2004 2004 2004 2004
Brussel Brussel Vorst Molenbeek Elsene St-Gillis Brussel Brussel Anderlecht Schaarbeek Brussel Anderlecht St-Joost Molenbeek Anderlecht Brussel Schaarbeek St-Joost Molenbeek Anderlecht Molenbeek St-Joost Schaarbeek St-Gillis Molenbeek Schaarbeek Brussel Elsene Molenbeek Koekelberg St-Gillis Brussel Molenbeek Elsene Schaarbeek Anderlecht
Gewest
Gemeente
Federaal
Totaal
7 146 211 5 545 937 3 668 824 4 610 820 4 065 454 4 709 977 4 818 399 4 044 766 5 640 638 5 327 679 6 252 051 4 489 992 3 225 067 5 864 372 4 997 706 6 110 831 5 333 442 2 963 385 5 383 990 5 172 799 5 446 048 3 970 633 5 611 015 4 588 857 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000 6 200 000
8 464 363 4 387 652 1 529 560 2 252 133 2 112 351 2 660 691 2 639 711 3 481 771 3 035 828 2 515 579 5 387 794 2 676 007 1 393 800 2 553 237 1 499 312 1 833 249 1 600 032 889 015 1 615 197 1 551 840 1 633 814 1 191 190 1 683 305 1 376 657 693 961 688 889 6 178 585 3 666 846 688 889 753 315 688 889 11 297 091 619 734 619 734 619 734 619 734
2 478 935 2 478 935 2 478 935 2 478 935 2 478 935 3 098 669 3 098 669 3 098 669 3 098 669 3 100 000 3 100 000 3 100 000 3 100 000 3 098 669 3 098 669 3 098 669 3 098 669
15 610 574 9 933 589 5 198 384 6 862 953 6 177 805 7 370 668 7 458 110 7 526 537 8 676 466 7 843 258 11 639 845 7 165 999 4 618 867 8 417 609 6 497 018 7 944 080 6 933 474 3 852 400 6 999 187 9 203 574 9 558 797 7 640 758 9 773 255 8 444 449 9 992 630 9 987 558 15 477 254 12 965 515 9 988 889 10 053 315 9 988 889 20 597 091 9 918 403 9 918 403 9 918 403 9 918 403
193 388 893
87 099 489
49 584 027
330 072 409
olg Verv
NIEUWS VAN HET GEWEST
Initiatiefwijken (in euro)
Raad – Bara Picard – Opzichter Wijnheuvel – Josaphat Klein Kasteeltje–Vlaanderen Helden–Bethlehem–St-Antonius Lehon – Renkin Bloemenhof Grondels – Albert Birmingham Cage aux Ours Vroege groenten Broek Jacquet
1998 1998 1998 1998 1998 1999 1999 2000 2000 2000 2000 2000 2000
Anderlecht Molenbeek Schaarbeek Brussel Vorst / St-Gillis Schaarbeek Brussel Anderlecht Molenbeek Schaarbeek Vorst Brussel Koekelberg
Totaal initiatiefwijken
Gewest
Gemeente
Federaal
Totaal
2 778 886 2 922 045 1 797 228 2 184 562 1 866 911 1 983 148 495 787 743 681 743 681 743 681 743 681 371 840 371 840
432 996 366 139 360 536 297 472 151 215 154 165
1 555 532 1 484 262 838 624 474 964 1 660 873
297 472 297 472 297 472 297 472 99 157 198 315
2 231 042 2 231 042 2 231 042 2 231 042 619 734 1 611 308
4 767 414 4 772 446 2 996 388 2 956 998 3 678 999 2 137 313 495 787 3 272 195 3 272 195 3 272 195 3 272 195 1 090 731 2 181 463
17 746 971
3 249 883
17 169 465
38 166 319
Gewest
Gemeente
Federaal
Totaal
211 135 864 € 90 349 372 €
Algemeen totaal
66 753 492 € 368 238 728 €
Meer info: http://www.wijken.irisnet.be
VOOR U GELEZEN
Précis de fonction publique De regels die vervat zijn in het statuut van de ambtenaar is de "grootste gemene deler" van het openbaar ambt in België. Deze regels dienden als basis voor andere statuten: soms werden ze als dusdanig toepasbaar verklaard, soms werden de voornaamste beschikkingen overgenomen of omgezet, en soms heeft de rechtspraak - bij gebrek aan een door de bevoegde overheid vastgesteld statuut - de algemene basisbeginselen toepasbaar verklaard. De auteurs van deze publicatie hebben voornamelijk hun aandacht toegespitst op de studie van het statuut van het overheidspersoneel, waarin sinds 1937 vele wijzigingen en aanvullingen aangebracht zijn. Maar ze bestuderen ook – zij het bondiger – de statutaire regels die van toepassing zijn op het personeel van de gemeenschappen en gewesten, het onderwijzend personeel of nog het gemeente- en provinciepersoneel, …
Het werk is opgedeeld in vier delen. Het eerste gaat over de institutionele organisatie en de basisprincipes, en schetst bondig de juridische situatie van het personeel van de overheidsdiensten, de algemene beginselen van het openbaar ambt, het proces van de federalisering van de ministeries en de overdracht van federaal personeel naar de ministeries van gemeenschappen en gewesten. Het tweede deel is gewijd aan het administratief statuut van het overheidspersoneel. Het omvat zes titels i.v.m. de aanwerving, de rechten en plichten van de ambtenaren, de loopbaan, de administratieve posities, het tuchtstelsel en de werkonderbreking. Het derde deel bekijkt het geldelijk statuut en het pensioenstelsel. En in het vierde en laatste deel komen de sociale betrekkingen binnen het openbaar ambt aan bod. Hoewel de voorbije tien jaar talrijke hervormingen doorgevoerd werden, vormt dit vrij volledige werk nog steeds de absolute referentie terzake. SAROT J. et al., "Précis de fonction publique", Bruylant, Brussel, 1994, 720 blz., ISBN 2-8027-0895 - www.bruylant.be
Nieuwsbrief 2004/04
19
VOOR U GELEZEN
olg Verv
Nieuwsbrief
De handhaving van het milieurecht Dit boek is het verslag van een derde studiedag die aan het belang van de handhaving als sluitstuk van het milieurecht gewijd werd. De studiedag werd gehouden op 22 februari 2002 op een initiatief van de Belgische Vereniging voor Milieurecht. Reeds in 1986 en in 1992 onderstreepte de Belgische Vereniging voor Milieurecht het belang van de handhaving en organiseerde ze daarover studiedagen. De laatste studiedag had als bijzonder aandachtspunt de strafrechtelijke handhaving. Net zoals voor alle vorige studiedagen werden de referaten in een boek gebundeld. Er worden de laatste jaren meer milieumisdrijven vervolgd. Niettemin zorgden enkele ophefmakende processen, vaak op initiatief van milieuorganisaties, ervoor dat de aandacht op een falend handhavingsbeleid gevestigd werd. Het boek bevat de bijdrage van de parketmagistraat J. De Clercq over de uitvoering van vonnissen en arresten inzake ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuurbehoud in al zijn aspecten. Het is de eerste keer dat dit onderwerp het voorwerp uitmaakt van een studie. De bijdrage geeft een verhelderend beeld over de praktijk. Klaarblijkelijk bestaan er wel moeilijkheden bij de uitvoering van zowel gevangenisstraffen, vervangende gevangenisstraffen, geldboeten of verbeurdverklaringen. Ook de economische dimensie ontbreekt niet in het boek. Er werd een samenvatting opgenomen van de studie van C. Billiet en S. Rousseau over een rechtseconomische analyse van de milieubeleidsinstrumenten en het belang van de handhaving. Op die manier werd wetenschappelijk bevestigd dat het effect van milieubeleid zonder een duidelijk en effectief handhavingsbeleid minimaal is. Alles wat verband houdt met milieu is zelf een belangrijke gespecialiseerde sector geworden. Zo bestaan er tal van gespecialiseerde advocatenkantoren, bijzondere leergangen over milieu, milieuadviesbureaus. Het is dan ook de vraag of de overheid en meer in het bijzonder het gerechtelijk apparaat in dezelfde mate op die sector inspeelt. Van de magistratuur, zowel de staande als zittende, kan men niet zeggen dat zij systematisch en gestructureerd de milieudelicten aanpakken. Dat blijkt uit de bijdragen van C. Vandewal, R. Mortier en E. Staudt. Voor de hervormde politie is milieu evenmin een prioriteit. De analyse van hoofdcommissaris F. Geysels is daarover zeer duidelijk. Op Vlaams niveau bestaat er wel de commissie vervolgingsbeleid. Geregeld vindt er in die commissie overleg plaats tussen de administratie en de parketten. Nochtans heeft dat ook nog niet echt tot een vervolgingsbeleid geleid, zo lezen we in de bijdrage van A.-M. Gepts. In het boek wordt een bijzonder grondige analyse van de huidige toestand gemaakt. Helaas is die niet bepaald hoopvol. Elke burger wordt geconfronteerd met de achteruitgang van de kwaliteit van het leefmilieu. Slechts enkele burgers krijgen te maken met gewelddelicten. Al wie het Nationaal Veiligheidsplan leest, merkt dat er desondanks veel meer aandacht gaat naar de bestrijding van de gewelddelicten. Het belang van een dergelijke studiedag en bijhorend boek kan niet genoeg worden onderstreept. Dat vond ook de uitgeverij Story-Scientia, bekend om zijn kwaliteit, die de referaten bundelde in dit boek. VAN DEN BERGHE J., "De handhaving van het milieurecht – Verslagboek van de studiedag gehouden te Brussel op 22 februari 2002, georganiseerd door de Belgische Vereniging voor Milieurecht en StoryScientia", Kluwer, 2002, 347 blz., ISBN 90-5928-135-7 - www.kluwer.be
20
Nieuwsbrief 2004/04
Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel Tel. 02/ 233.20.04 Fax 02/ 280.60.90 Nieuwe e-mail-adressen : Redactie :
[email protected] [email protected] www.vsgb.be Gepubliceerd met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dexia en Ethias
Nr 2004-04 14 juni 2004 Directie Marc Thoulen Coördinatie Philippe Delvaux Redactie Philippe Delvaux, Françoise Lambotte, Céline Lecocq, Marc Thoulen Vertaling Liesbeth Vankelecom Secretariaat Michel De Greef, Fanny Gadisseur, Céline Lecocq Nieuwsbrief wordt gedrukt op 50 % gerecycleerd papier