Ver. Uitg. Marc Thoulen - N°7317
Nieuwsbrief Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofdstad
Nr 2004/08 - 31 december 2004
Het sneeuwbaleffect Neem een handvol sneeuw, knijp die goed samen en maak er een bal van. Ga aan de voet van een helling staan en duw de bal naar de top. In het begin moeten we ons bukken om de bal te duwen. Stilaan klit de sneeuw rond de bal samen en wordt hij groter en zwaarder, waardoor we nog meer inspanningen moeten leveren om vooruit te gaan. De helling is glad en de lucht is koud. Achter ons wordt een spoor zichtbaar, onze tocht laat sporen na. Nog een kleine inspanning: de top is nabij… Nu staan we op de top, het evenwichtspunt. Het gewicht van de bal is voldoende om hem terug naar de diepte te trekken. Nog een duwtje en dan rolt hij traag, log in het begin, naar beneden. Dan wordt hij zekerder en versnelt imposant en sierlijk. Hij versnelt en neemt nog materiaal mee op zijn weg. Zijn lot lijkt niet langer in onze handen, maar in werkelijkheid volgt de bal de weg die wij voor hem uitgestippeld hebben. Plots botst hij tegen het obstakel waar we hem naartoe geduwd hebben, hij spat uiteen en verandert het landschap compleet. Daar mogen we trots op zijn. Deze winterse parabool is die van de duurzame ontwikkeling, het concept dat zo moeilijk te vatten is, dat onophoudelijk gepromoot moet worden, dat tegen weerstand moet opboksen, om aanhang te vinden. Het is ook de parabool van het federaal Plan, maar ook van de noodzakelijke aanvullingen: de regionale en lokale agenda's 21. Die instrumenten zijn echter geen doel op zich, het zijn enkel middelen. Met hen naderen wij de top van de helling, maar die piek is niet ons doel, het is slechts een etappe.
EDITO
Misschien moeten wij net als Sisyphus ook steeds herbeginnen om onze bal te duwen, maar dat maakt niet uit aangezien wij weten dat het sop de kool waard is, dat - in tegenstelling tot bij Sisyphus - ons werk een doel heeft. Mijn wens voor 2005 is de sneeuwbal van de duurzame ontwikkeling op de top van de berg te zien aankomen, hem te zien zwellen terwijl hij de helling afrolt naarmate hij zich mengt in alle domeinen van de samenleving. Mijn wens is hem te zien uiteenspatten en greep te zien krijgen op ons leven, onze gedachten, onze beslissingen te zien concretiseren. De voorbije jaren is de politieke macht aan de bal gaan duwen. En ze duwen hem nog steeds. Misschien zijn we dichtbij de top van de helling, misschien moeten we ons voortaan veeleer gaan toespitsen op de verwezenlijking dan op de promotie van het concept. De Vereniging wenst u een duurzaam 2005!
Michiel Vandenbussche Eerste Ondervoorzitter
DE VERENIGING IN ACTIE In 2003 genoten bijna 220.000 personen met een handicap een federale uitkering. In totaal gaat het om 1,3 miljard euro. In Brussel maken 17.000 personen gebruik van de maatregel, maar hij wordt er minder gebruikt dan in de andere Gewesten. Nu zijn er tal van veranderingen in de regelgeving aangebracht, die in voege zijn sinds 1 november 2004. Zij hebben betrekking op de procedures, de categorieën en de aftrek. Op 25 november jl. heeft onze Vereniging een informatievergadering georganiseerd over de hervorming, met de steun van de Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, mevr. Gisèle Mandaila, en de Directie-Generaal Personen met een handicap van de FOD Sociale Zekerheid. Er waren veel aanwezigen uit gemeenten en OCMW's en we hopen dat het Brussel zijn juiste plaats zal helpen geven in de verdeling van de uitkeringen. De slides en de brochures die in het kader van de vergadering opgesteld werden, kunnen op de website van de Vereniging geraadpleegd worden. Op het vlak van verkeersveiligheid hebben de Vereniging en het Bestuur Uitrustingen en Vervoer van het Brussels Gewest op 26 november een rondetafelvergadering georganiseerd over de verkeersveiligheid in de buurt van scholen, met enerzijds de organiserende machten, de schepenen voor onderwijs, de vertegenwoordigers van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, de politiezones en anderzijds de verenigingen die in dat kader werkzaam zijn. Tijdens de vergadering werden de verwachtingen en behoeften van de instellingen ingeschat, op basis van een enquête die de Vereniging uitgevoerd heeft in de Brusselse scholen, die kostbare informatie opgeleverd heeft, ondermeer over de opleiding van leerlingen … en leraren, de bestaande coördinatie, de veralgemening van het fietsbrevet en de vervoerplannen voor scholen. Op 10 december werd de Mobiliteitscel gevraagd een eerste balans voor te stellen van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid in het Brussels Gewest op een seminarie in het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een honderdtal mensen uit de Brusselse gemeenten, het Gewest en de politiezones hebben de vergadering bijgewoond. Ook de pers was er aanwezig. Naast de werkzaamheden van de groep "educatie en sensibilisering" rond bovenvermelde problematiek heeft de Vereniging er ook de resultaten voorgesteld van de groep Vervolg pagina 2
INHOUDSTAFEL pagina Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Gehandicapten: pauze inlassen en informatie inwinnen . . . . . . . . 4 Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2004-2008 . . . . . . . 5 Economische evolutie in het Brussels Gewest en sociale impact . . 8 GOMB: de middelgrote inkomens terughalen . . . . . . . . . . . . . . 11 1.000 debatten over Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 De toekomst van de MIVB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Het probleem auto houdt 80 % van de Brusselaars bezig . . . . . . 15 De gemeenten en het Internetfeest 2005 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Vier op vijf internetgebruikers bezoekt overheidssites . . . . . . . . . 17 Bezwaar tegen lokale belastingen: een ongegronde reputatie . . . . 18 Inwerkingtreding van het Handvest inzake Lokale Autonomie . . 19
DE VERENIGING IN ACTIE
"controle-sanctie en technische preventie", waar haar rol enerzijds gericht was op de verbetering van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gegevens over ongelukken, door de studie van de toepasbaarheid van een systeem van eenmalige gegevensverwerking dat in de politiezones ingevoerd moet worden, en anderzijds de follow-up van de vorige Staten-Generaal. Haar rol had betrekking op de invoering van een structurele coördinatie tussen politie en Parket, de plaatsing van automatische camera's op kruispunten die als "zwart punt" bestempeld worden, de studie van de automatisering van de controlesanctie in het Gewest en de uitwerking van indicatoren. De Vereniging heeft op 2 december deelgenomen aan de jaarlijkse coördinatievergadering betreffende het offerfeest. Aangezien dat op 20 of 21 januari 2005 zal plaatsvinden, was het hoog tijd om aan de voorbereidingen te beginnen. Daarom werden de drie vergaderingen die doorgaans voorzien worden om het evenement voor te bereiden, samengebundeld, georganiseerd door het kabinet van de staatssecretaris bevoegd voor openbare netheid, Emir Kir. Rond de tafel waren ook vertegenwoordigers van de federale minister van Volksgezondheid en Dierenwelzijn, Rudy Demotte, de moslimexecutieve van België, het Agentschap Net Brussel, het BIM, het FAVV, de 19 gemeenten en verschillende politiezones. Zo werden er concrete oplossingen gevonden voor de praktische organisatie van het feest in 2005 en ideeën om de voorbereidingen in de toekomst nog te verbeteren. Op 9 en 10 december organiseerde de afdeling Maatschappelijk Welzijn in samenwerking met de vzw Droits quotidiens een tweedaagse opleiding omtrent het vreemdelingenrecht en de toegang tot de arbeidsmarkt. De eerste dag was gewijd aan het verblijfsrecht. Men gaf de maatschappelijk werkers van de OCMW's een globaal zicht op de toegang tot het grondgebied en reikte hun instrumenten aan die helpen bij de interpretatie van de verschillende verblijfsdocumenten die de vreemdelingen hun voorleggen. De deelnemers hebben er hun kennis terzake kunnen opfrissen en bijwerken. De tweede dag was gewijd aan het recht op maatschappelijke bijstand en de toegang tot de arbeidsmarkt: de spots werden gericht op de verschillende arbeidsvergunningen en de voorwaarden om die te verkrijgen. De evaluatie van de opleiding door de deelnemers was zeer positief. In april 2005 zal de afdeling Maatschappelijk Welzijn een tweede sessie organiseren. Vijf jaar na de invoering van de administratieve sancties in de gemeentelijke wetgeving en zes maanden na de tweede hervorming, vond de Vereniging de aankondiging van de publicatie van het uitvoeringsbesluit en de verklarende omzendbrief een uitstekende gelegenheid om een informatie- en gespreksvoormiddag daaromtrent te organiseren op 14 december: om de spots te richten op de nieuwigheden in de wet en de miskende aspecten, zoals de naleving van de regelgeving betreffende de bescherming van de private levenssfeer; ook om na te denken over de beste aanpak, met vertegenwoordigers van gemeenten, politiezones en Parket. Deze infosessie werd bijgewoond door een talrijk en gevarieerd publiek en werd georganiseerd in samenwerking met onze partner Dexia. Het aantal, de verscheidenheid en de originaliteit van de vragen die tijdens het debat gesteld werden, tonen dat het nuttig zou zijn nog
olg Verv
andere samenkomsten te organiseren om de komende maanden over de kwestie na te denken. Bij 35 °C en 95 % vochtigheid zijn de Brusselse Vereniging en haar Waalse zustervereniging begin december naar Benin getrokken voor een evaluatiemissie van de acties van gemeentelijke internationale samenwerking met het oog op de versterking van de capaciteiten van de lokale besturen. De missie had verschillende doelstellingen. In de eerste plaats de follow-up van de projecten, ondermeer dat van Evere in Lokossa, gemeenten die reeds 3 jaar samenwerken in het kader van het afvalbeheer. De follow-up van de projecten gebeurde tijdens vele contacten met de lokale overheden en de verantwoordelijken van de verschillende diensten die bij de projecten betrokken zijn, maar ook met vertegenwoordigers van de burgersamenleving. Vervolgens: de verspreidingskanalen vinden, in het zuiden, om de ervaring nuttig te gebruiken en de positieve effecten onder zo veel mogelijk Beninse gemeenten te verspreiden. Daartoe heeft de kleine Belgische delegatie een groot aantal lokale betrokkenen ontmoet, waaronder de nationale en regionale verenigingen van Beninse gemeenten. Tot slot: streven naar een betere integratie van het programma in het ontwikkelingsbeleid bevorderd door de Beninse overheid en andere internationale geldschieters. Dankzij onze ontmoetingen konden we enerzijds onze visie op het programma toetsen met die van grote ondersteunende organismen en anderzijds synergie met hen organiseren. De meningen over het Belgisch programma voor intergemeentelijke samenwerking waren nagenoeg allemaal unaniem voor de bevordering van de voortzetting van dit soort acties ter versterking van de capaciteiten van de gemeenten vanuit de basis en veel gerichter dan de grote buitenlandse machines van de ontwikkelingssamenwerking. De periode die we nu afsluiten, was tevens rijk op internationaal vlak. Op 18 november heeft onze Vereniging, samen met het Gewest met wie ze een stedenband hebben, vertegenwoordigers van de Bulgaarse stad Sofia ontvangen om de spots te richten op de gemeentefinanciën. Op 2 december was het de beurt aan de Chinese delegatie uit de provincie Guizhou, die belangstelling toonde voor onze instellingen en in het bijzonder voor de organisatie en het statuut van het gemeentepersoneel. En op 26 november was de Vereniging in Athene aanwezig in het kader van een internationaal colloquium rond "Het verruimde Europa in de nieuwe wereldcontext" met een toespraak van uw dienaar over de samenwerking met het Middellandse-Zeegebied en de followup van Barcelona. Dit colloquium heeft een diagnose gesteld van zwakte wat de plaats betreft van de lokale instellingen in de Europese Grondwet en heeft beslist deze kwestie van nabij te volgen: de modaliteiten moeten nog besproken worden, maar het is duidelijk dat Brussel en onze Vereniging er een belangrijke rol in moeten spelen. Al die ontmoetingen bevestigen in ieder geval de toenemende internationale rol die de Vereniging speelt in het kader van de referentiepositie van Brussel.
Marc Thoulen
WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25.10.2004 t/m 15.12.2004 SOCIALE ZAKEN Omz. van 03.08.2004 - Wet van 26.05.2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie Studenten en het recht op een leefloon. B.S. 25.10.2004 196360 KB van 21.09.2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging. B.S. 28.10.2004 197755
2
Nieuwsbrief 2004/08
KB van 21.09.2004 wijz. KB van 18.07.2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector en houdende diverse bepalingen. B.S. 03.11.2004 197811 KB van 13.10.2004 wijz. KB van 01.10.2002 tot uitvoering van art. 57 en 59 van de programmawet van 02.01.2001 wat de harmonisering van de barema's en de baremaverhoging in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft. MB van 19.10.2004 wijz. MB van 06.11.2003
tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in art. 37, par. 12, van de wet betr. de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14.07.1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden B.S. 05.11.2004 197836, 197838 KB van 26.10.2004 tot uitvoering van art. 3 van de wet 04.09.2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
olg Verv
WETGEVING
inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering. B.S. 05.11.2004 197841 KB van 20.10.2004 tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter van 2004. B.S. 08.11.2004 197648 KB van 10.11.2004 wijz. KB van 12.12.2001 betr. de dienstencheques. B.S. 19.11.2004 198036 KB van 03.09.2004 tot verhoging van de bedragen van het leefloon. B.S. 02.12.2004, err. 197097 KB van 22.11.2004 [subsidie – ocmw] ➡ zie Financiën / Belastingen MB van 10.10.2004 [staatstoelage - ocmw] ➡ zie Financiën / Belastingen Omz. van 16.08.2004 betr. het KB tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft. B.S. 09.12.2004 196510 KB van 05.12.2004 wijz. KB van 11.07.2002 houdende het algemeen reglement betr. het recht op maatschappelijke integratie. KB 05.12.2004 wijz. KB van 11.07.2002 houdende het algemeen reglement betr. het recht op maatschappelijke integratie. B.S. 13.12.2004 198604, 198608 KB van 05.12.2004 tot uitvoering van art. 68quinquies, par. 4, van de organieke wet van 08.07.1976 betr. de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. B.S. 13.12.2004 198602
VERKIEZINGEN KB van 22.10.2004 houdende erkenning van de NV 'Computer Services Solutions' als adviesorgaan zowel voor de geautomatiseerde stemsystemen en -software als voor de verkiezingssoftware voor de stemopneming en de verdeling van de zetels. KB van 01.09.2004 houdende uitvoering van art. 3, par. 1, tweede en derde lid, van de wet van 11.04.1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezingen van 18.05.2003 met het oog op de vernieuwing van de federale Wetgevende Kamers. B.S. 04.11.2004 197825, 197828
BURGERLIJKE STAND / BEVOLKING Arbitragehof - Arrest nr. 159/2004 van 20.10.2004 Het beroep tot vernietiging van de wet van 13.02.2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burg. W., in het bijzonder de art. 2 tot 22 van voormelde wet. B.S. 29.10.2004 197776
FINANCIËN / BELASTINGEN Bijzondere wet van 13.09.2004 tot wijziging van art. 6, par. 1, VIII, van de bijzondere wet van 08.08.1980 tot hervorming der instellingen [federale bijdrage liberalisering van de elektriciteitsmarkt]. B.S. 09.11.2004 197881 MB van 16.11.2004 wijz. MB van 29.12.1983 tot regeling van de uitvoering van de wet van 28.12.1983 betr. het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht. B.S. 24.11.2004 198107 KB van 10.11.2004 wijz. KB van 30.10.1997 betr. de
vergoeding verschuldigd aan auteurs en uitgevers voor het kopiëren voor privé-gebruik of didactisch gebruik van werken die op grafische of op soortgelijke wijze zijn vastgelegd. B.S. 25.11.2004 198150 MB van 10.10.2004 tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie. B.S. 30.11.2004 198267 KB van 22.11.2004 houdende toekenning van een subsidie van maximum 60 maal 2000 EUR aan verscheidene openbare centra voor maatschappelijk welzijn die participeren in de monitoring van het recht op maatschappelijke integratie en maatschappelijke hulp – 2004. B.S. 02.12.2004 197612 Arbitragehof – Arrest nr. 166/2004 van 28.10.2004 [intercommunales] ➡ zie Regie / V.z.w. Arbitragehof – Arrest nr. 165/2004 van 28.10.2004 De prejudiciële vraag betr. art. 100, eerste lid, 1°, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij KB van 17.07.1991. B.S. 07.12.2004 198443 KB van 26.11.2004 wijz. KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing. B.S. 15.12.2004 56911
GEMEENTEBEHEER MB van 07.10.2004 [overheidsopdrachten – politie] ➡ zie Politie / Veiligheid Wet van 17.06.2004 wijz. de nieuwe gemeentewet (NGW). B.S. 29.11.2004, err. 196068
PERSONEEL Omz. nr. 549 van 01.12.2004 - Eindejaarstoelage 2004. B.S. 06.12.2004 25118 KB van 25.11.2004 wijz. KB van 22.07.2004 betr. de modaliteiten van het inzetten van personeelsleden van de autonome overheidsbedrijven De Post en de NMBS in de gemeenten in het kader van de uitreiking van de elektronische identiteitskaart. B.S. 08.12.2004 198461
POLITIE / VEILIGHEID MB van 07.10.2004 wijz. MB van 09.01.2001 betr. het overdragen van bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale en de lokale politie inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake het doen van diverse uitgaven. B.S. 29.10.2004 195724 Arbitragehof - Arrest nr. 174/2004 van 03.11.2004 Het beroep tot vernietiging van de art. 2, 3 en 4 van de wet van 07.02.2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid. B.S. 16.11.2004 197954 MB van 16.11.2004 [Verstrekken van sterke drank – Vergunningsrecht] ➡ zie Financiën / Belastingen
Arbitragehof - Arrest nr. 182/2004 van 16.11.2004 Het beroep tot vernietiging van de art. 28 tot 31 van de wet 07.02.2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid. B.S. 30.11.2004 198282 Arbitragehof - Arrest nr. 161/2004 van 20.10.2004 De prejudiciële vraag betr. de art. 68bis tot 68quinquies van de wetten betr. de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16.03.1968. B.S. 06.12.2004 198413 KB van 18.11.2004 wijz. KB van 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. B.S. 06.12.2004 198409 Arbitragehof - Arrest nr. 179/2004 van 03.11.2004 De prejudiciële vraag over art. 29, lid 4, van de wetten betr. de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16.03.1968. B.S. 13.12.2004 197969 Bericht van 13.12.2004 - Europees Verdrag betr. het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR). B.S. 13.12.2004 198610
REGIE / V.Z.W. KB van 08.10.2004 tot uitvoering van art. 19bis, derde lid, van de wet van 27.06.1921 betr. de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. B.S. 26.10.2004 197695 Arbitragehof - Arrest nr. 166/2004 van 28.10.2004 De prejudiciële vraag over art. 26 van de wet 22.12.1986 betr. de intercommunales. B.S. 06.12.2004 198419 Arbitragehof - Arrest nr. 170/2004 van 28.10.2004 De prejudiciële vraag over art. 1, eerste lid, a), van de wet van 06.02.1970 betr. de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën (thans art. 100, eerste lid, 1°, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij het KB 17.07.1991). B.S. 14.12.2004 198638 KB van 08.12.2004 wijz. KB van 02.04.2003 tot vaststelling van de termijnen voor de inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 27.06.1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, zoals gewijzigd bij de wet 02.05.2002 betr. de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen en bij de wet 16.01.2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen. B.S. 15.12.2004 198661
STEDENBOUW / LEEFOMGEVING BBHR van 14.10.2004 tot aanwijzing van de in art. 5 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening bedoelde gemachtigde ambtenaren. B.S. 27.10.2004 Wet van 15.06.2004 houdende instemming met de Europese Conventie met betrekking tot het Landschap, gedaan te Firenze op 20.10.2000. B.S. 24.11.2004 198098 Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling 20042008. B.S. 07.12.2004 197765 Zie artikel in deze Nieuwsbrief
Nieuwsbrief 2004/08
3
ACTUALITEIT
PERSONEN MET EEN HANDICAP: PAUZE INLASSEN EN INFORMATIE INWINNEN Op 25 november jl. organiseerden de Vereniging en de afdeling Maatschappelijk Welzijn een informatievergadering voor gemeente en OCMW over de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De Staatssecretaris voor het Gezin, mevrouw Gisèle Mandaila, heeft er haar zienswijze geschetst. Enkele opmerkelijke passages. "De regelgeving betreffende de tegemoetkomingen is belangrijk voor het leven van personen met een handicap. Ze heeft zowel betrekking op de modaliteiten en de voorwaarden van de toekenning van de uitkeringen als de mogelijkheden om sociale en fiscale voordelen toe te kennen. Denk maar aan de parkeerkaart, de nationale reductiekaart voor het openbaar vervoer of belastingvoordeel. Die regelgeving heeft de voorbije drie jaar aanzienlijke aanpassingen ondergaan. De recentste wijzigingen zijn op 1 juli 2004 in werking getreden. Iedere hervorming heeft een onmiskenbare weerslag op het leven van de betrokkenen. Momenteel genieten in ons land 230.000 personen een tegemoetkoming of een sociaal of fiscaal voordeel. Jaarlijks worden er 40.000 nieuwe aanvragen ingediend. En ieder jaar vragen nog eens 40.000 een herziening van hun dossier! Welke vaststellingen heb ik gedaan? Na verschillende hervormingen – ook al zijn die niet perfect – moet er een pauze ingelast worden. Ik ben niet van plan nog een hervorming op het getouw te zetten, behalve voor een detail. Ik wil in de eerste plaats de rechtszekerheid waarborgen en erop toezien dat de procedures duidelijk toegepast worden. Over een jaar zal ik de procedures evalueren met alle betrokken actoren en in dat kader zal uw mening gevraagd worden. De meeste mensen hebben nog onvoldoende inzicht in de regelgeving. Een gebrek aan volledige en actuele informatie kan verkeerde interpretaties teweegbrengen. Vaak kennen de personen met een handicap hun rechten en nieuwe voordelen niet. Daarom heb ik de Directie-Generaal Personen met een handicap van de FOD Sociale Zekerheid gevraagd informatiesessies te houden. Ik wil streven naar een gelijke toegang tot de rechten voor alle gehandicapten. Als gemeentebeambten bent u de tussenpersoon om de aanvragen in te dienen bij de Directie-Generaal Personen met een handicap (wel eens de Zwarte Lievevrouw genoemd) en u, de sociaal werkers van de OCMW's, begeleidt deze mensen bij de administratieve stappen die zij ondernemen. Een andere vaststelling is dat de uitkeringsaanvragen gemiddeld acht maanden in beslag nemen. Dat is te lang, want het is een gemiddelde duur. Ik sta erop die termijn geleidelijk in te korten. De DG Personen met een handicap zal de procedures herzien om ze te vereenvoudigen, maar vele dossiers zijn onvolledig! Het personeel van de DG, gemeenten en OCMW's moeten dus nauw samenwerken om de mensen met een handicap te helpen. Zij kunnen op verschillende momenten in hun leven voordelen toegekend krijgen. Dat is een zware en complexe onderneming. Wij moeten er alles aan doen om die procedures te vergemakkelijken.
4
Nieuwsbrief 2004/08
Ik wil er ook voor zorgen dat de verenigingen van gehandicapten – die ook tussenpersonen zijn – beter geïnformeerd worden over de procedures en voorwaarden voor de toekenning van tegemoetkomingen. Volgend jaar zullen verschillende gemeenten deelnemen aan de testfase van het project E-Community waarbij het mogelijk wordt aanvragen via internet te doen. Dat project zal de termijnen voor het onderzoek van de dossiers inkorten, aangezien er geen briefwisseling meer zal zijn tussen de DG Personen met een handicap en de gemeente. Het doel is ook de dossiers steeds te kunnen volgen. Als alles goed verloopt, zal het project begin 2006 veralgemeend worden. Ik heb ook nog andere initiatieven genomen om de doorstroming van informatie te verbeteren tussen de gehandicapten, de Directie-Generaal en u. In januari zal u de DG Personen met een handicap op één telefoonnummer kunnen bellen. U zal dan bij een gespecialiseerde dienst terechtkomen die telefonisch of via mail op allerlei vragen kan antwoorden: hoe staat het met mijn dossier? wanneer zal het medisch onderzoek plaatshebben? heb ik recht op een integratietegemoetkoming? enz. (…) Deze infosessie houdt niet op vandaag. Ik wil tevens bijscholing omtrent de regelgeving organiseren. (…)" Gisèle Mandaila Wij stellen met genoegen vast dat de minister haar werkzaamheden wil toespitsen op het verstrekken van informatie en opleiding. Wij zullen tevens de testfase volgen van het project E-Community, waaraan de Brusselse gemeenten Sint-Jans-Molenbeek, Watermaal-Bosvoorde en Ukkel meewerken.
Meer informatie De Handigids, waarvan reeds jaren op een heruitgave gewacht werd, is sinds eind december beschikbaar en bijgewerkt tot midden oktober 2004. Dit document van meer dan 340 pagina's beschrijft in een heldere taal de reglementeringen (op federaal niveau en op het niveau van de Gemeenschappen en Gewesten) voor personen met een handicap en de voordelen waarop zij aanspraak kunnen maken. De Handigids is ook online beschikbaar (in pdf-formaat) op www.handicap.fgov.be
ONDER DE LOEP
Het plan inzake duurzame ontwikkeling FEDERAAL, MAAR OOK GEMEENTELIJK Het federaal plan inzake duurzame ontwikkeling (FPDO) 2004-2008, het tweede in zijn soort, werd goedgekeurd door de Ministerraad op 24 september 2004 en is zopas in werking getreden voor een duur van 4 jaar. In die periode zal de federale regering de 31 acties die erin opgenomen zijn, in de praktijk omzetten. Het blijft echter niet beperkt tot een lijst met acties: het plan is de essentie en de motor van het hele beleid omtrent duurzame ontwikkeling van de federale regering. Bij de diagnose en de prioriteiten die in ieder plan vastgelegd worden, komen tevens de ontsluiting van de diensten, de ontwikkeling van een integrale en langetermijnvisie, de sensibilisering en de participatie van de burgersamenleving. Om haar beleid op het vlak van duurzame ontwikkeling vorm te geven, beschikt de federale regering over 2 instrumenten: - het federaal plan inzake duurzame ontwikkeling (4 jaar), - het federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling (2 jaar). Het doel is tot een leerproces te komen waarin het plan om de 2 jaar geëvalueerd wordt en om de 4 jaar bijgewerkt, waardoor een dynamiek van evaluatie en verbetering op gang gebracht wordt. Het FPDO is het resultaat van een lang proces van overleg, raadpleging, participatie en evaluatie. Eind 2002 is de Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (ICDO) begonnen met de besprekingen voor de voorbereiding van het voorontwerp van het nieuwe plan.
Een integrale aanpak Het plan inzake duurzame ontwikkeling is een "meta-plan", d.w.z. dat het de andere instrumenten die voor de federale regering gecreëerd zijn moet verbinden, volgen en steunen, zoals het nationaal klimaatplan, het federaal ozonplan, het nationaal actieplan milieu-gezondheid (NEHAP), een ontwerp van integraal productenbeleidsplan, een ontwerp van nationaal mobiliteitsplan, het nationaal actieplan voor sociale inclusie … Met andere woorden, deze horizontale aanpak zorgt voor de globale coherentie van de instrumenten. De ICDO streeft ook naar coherentie met verschillende machtsniveaus. Die verticale aanpak verklaart dat de thema's komen uit de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling (Göteborg 2000) 1, die de Belgische regering onderschreven heeft. Naast de Europese strategie inzake duurzame ontwikkeling is in het FPDO 2004-2008 ook de eindverklaring opgenomen van de wereldtop van Johannesburg van augustus 2002 2 die de landen ondermeer vraagt een nationale strategie voor duurzame ontwikkeling uit te werken voor 2005.
6 thema's voor 31 acties Het definitieve plan omvat de 6 prioritaire thema's uit de Europese strategie: de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting, omgaan met de gevolgen van de vergrijzing van de bevolking, het opvangen van de gevaren voor de volksgezondheid, een verantwoorder beheer van de natuurlijke rijkdommen, de beperking van de klimaatveranderingen en het intensiever gebruik van schone energie, de verbetering van het vervoersysteem. De 31 acties in het plan tonen het "transversale": ze zijn vaak met elkaar verweven en hebben betrekking op verschillende thema's. Daarom zijn ze niet meer per thema geklasseerd, zoals dat in het voorontwerp het geval was.
Voor de gemeenten? Hoewel het FPDO niet rechtstreeks tot de gemeenten gericht is, kan het hun toch ideeën geven om hun eigen beleid voor duurzame ontwikkeling uit te stippelen of mogelijkheden voor nieuwe projecten/diensten te vinden. De nationale strategie voor duurzame ontwikkeling, één van de prioriteiten van federaal minister Els Van Weert, beoogt net de uitbouw van een gemeenschappelijke visie tussen alle machtsniveaus in België - de federale overheid, de Gewesten, de Gemeenschappen en de lokale besturen zodat iedereen op zijn niveau gecoördineerd kan werken. In afwachting kan iedere gemeente al dan niet in het kader van een lokale Agenda 21 zijn steentje bijdragen en meewerken aan de realisatie van het federale plan. Gezien hun bevoegdheden kunnen zij immers rond verscheidene thema's werken. Zonder exhaustief te willen zijn, overlopen wij de mogelijkheden voor de gemeenten. De gemeente kan een observatorium voor de huisvesting oprichten om de strijd aan te binden tegen verkrotting en huisjesmelkerij. Zij waakt over de correcte toepassing van de
1 Zie http://europa.eu.int/comm/sustainable/docs/strategy_fr.pdf 2 Zie http://www.sommetjohannesburg.org
Nieuwsbrief 2004/08
5
ONDER DE LOEP
nieuwe wooncode en zorgt voor woningen aan rechtvaardige prijzen voor kansarmen (actie 3: fatsoenlijke en betaalbare huisvesting). De gemeente kan ook gedecentraliseerde diensten aanbieden, die dicht bij de burger staan en voor iedereen makkelijk toegankelijk zijn (openbaar vervoer, toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit) en waar men eenvoudige administratieve stappen kan ondernemen met de bijstand van gemeentebeambten (actie 7: buurtdiensten ontwikkelen). De gemeente kan er ook over waken dat haar financiële beleggingen (bijv. pensioenfonds) niet gebruikt zouden worden voor de productie van wapens of voor ondernemingen die de regels van de Internationale Arbeidsorganisatie niet naleven (actie 8: ethische beleggingen) 3. Een globaal en doeltreffend preventiecontract dat zich toespitst op de oorzaken van geweld (racisme, werkloosheid, individualisme, …) of de organisatie van multiculturele evenementen en de sensibilisering van de bevolking voor ontwikkelingssamenwerking valt ook onder actie 13: geweld voorkomen. Actie 15 (minder gebruik van natuurlijke hulpbronnen) wordt verwezenlijkt via een rationeel gebruik van de middelen: renovatie i.p.v. afbraak-wederopbouw, gebruik van hout met FSC-label, regenwater opvangen en hergebruiken, zo veel mogelijk gerecycleerd materiaal gebruiken. Het aankoopbeleid dient de voorkeur geven aan herstelbare, recupereerbare en recycleerbare artikelen (bijv. gerecycleerd papier, hervulbare potloden en balpennen) en milieuvriendelijke schoonmaakproducten. De lokale overheid moet afvalsortering intern en bij de bevolking aanmoedigen. Dat brengt ons tot actie 17 (voorbeeldfunctie van de overheid), die ook kan leiden tot het verkrijgen van het label van ecodynamische onderneming. Aangezien leefmilieu één van de drie pijlers van duurzame ontwikkeling is, kan de bescherming van de biodiversiteit van actie 18 in de praktijk omgezet worden door de gemeentelijke betrokkenheid bij de uitwerking van een groen netwerk of, in een ander domein, door de beperking van pesticiden en het opteren voor inheemse plantensoorten. Een energie-audit van de gebouwen, een energieboekhouding, de sensibilisering van het personeel voor rationeel energiegebruik, de vervanging van oude verwarmingsketels door hoogrendementsketels of nog de plaatsing van zonnepanelen en windmolens behoren tot actie 21: een duurzaam energiebeleid.
Bij de constructie van nieuwe gebouwen moet men denken aan de zogenaamde "passieve" huizen (met driedubbele beglazing en 25 cm isolatie of meer) om mee te doen aan actie 23: energiezuinige gebouwen. De gemeenten die een gemeentelijk mobiliteitsplan (GMP) en een ondernemingsvervoerplan uitwerken, doen mee met actie 27 "zich anders verplaatsen", terwijl actie 30 "minder vervuilende voertuigen" inspeelt op de keuze van voertuigen op gas of hybride voertuigen (rijdt deels op benzine en deels op elektriciteit) bij de vernieuwing van het wagenpark. Deze voorbeelden tonen dat het federaal plan de gemeenten echt aanbelangt, zowel in acties die zij reeds voeren als in acties die zij op het getouw kunnen zetten. Duurzame ontwikkeling richt zich tot iedereen.
Meer informatie U vindt het Plan en het voorontwerp op de website van de ICDO http://www.icdo.fgov.be Zie ook http://www.plan2004.be Indien u vragen hebt bij het Plan, kan u contact opnemen met onze cel duurzame ontwikkeling: Frédéric Madry -
[email protected]
Ontstaan van het 2e Plan De ICDO heeft werkgroepen samengesteld voor ieder van de 6 thema's van de Europese strategie, waarin ook vertegenwoordigers van de gewesten gemeenschapsregeringen zitten. "Verkenners" hebben het werk van de 6 groepen voorbereid. Hun verkennende nota's draaiden rond 3 fundamentele vragen: - Hoe behandelt de Europese Unie de thema's van de beslissingen van Göteborg en Johannesburg? - Wat zijn de verwezenlijkingen en projecten in België op de verschillende machtsniveaus? - Hoe kan ieder thema benaderd worden? Een eerste globale versie van het voorontwerp van plan werd in juli 2003 voorgesteld. Op die basis heeft de ICDO een amendementssessie georganiseerd. Tegelijk heeft de ICDO het advies gevraagd van het vormingsinstituut van de federale administratie (Adviesbureau voor Leesbaarheid) over de leesbaarheid van de tekst. Die amendementen en reacties werden behandeld door de werkgroepen en eind augustus bekeek de ICDO een tweede versie. Na die vergadering werd er een derde versie opgesteld. Nadat minister Van den Bossche kennis genomen had van het voorontwerp, heeft zij overleg georganiseerd met de diensten van de andere
3 De uitgeverij Labor heeft in 2003 een gids uitgegeven over ethische en solidaire beleggingen.
6
Nieuwsbrief 2004/08
olg Verv
ONDER DE LOEP
leden van de federale regering om de link te versterken met de regeringsverklaring teneinde de politieke basis van het voorontwerp van het plan te verruimen. Daardoor sluit het plan beter bij het regeerakkoord aan. Door deze eerste lezing op politiek niveau is het plan een realistischer en worden er vooraf lijnen afgetekend die niet overschreden mogen worden. Op 16 december 2003 nam de ICDO in aanwezigheid van de minister de tekst door en hebben de aanwezige federale leden van de ICDO hem unaniem goedgekeurd. De openbare raadpleging had als tweeledig doel het voorontwerp van het plan bekend te maken en de bevolking de mogelijkheid te bieden om zich erover uit te spreken. De traditionele kanalen werden gebruikt: aankondigingen met bestelbon in de pers, regeringsmededelingen op radio, persconferenties, affiches in de gemeentehuizen, bibliotheken en andere lokalen waar het voorontwerp geraadpleegd kon worden en conferenties voor het grote publiek in iedere provincie. De raadpleging van 15 februari tot 14 mei 2004 was een geslaagd initiatief, omdat er meer dan 6.000 opmerkingen opgetekend werden 4, geformuleerd door verenigingen maar ook door ngo's, buurtcomités, bewoners en besturen waaronder uiteraard de gemeenten. Vervolgens heeft de ICDO de verschillende adviezen in de werkgroepen bestudeerd. Het ontwerp van plan is daar de vrucht van. Het werd op 15 juli aan de regering voorgelegd en op 24 september jl. goedgekeurd.
Wie doet wat? De ICDO De Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling heeft de eindverantwoordelijkheid van het voorontwerp van Plan, waarover een ruime raadpleging georganiseerd wordt. De commissie behandelt de adviezen en opmerkingen die ze ontvangt en verwerkt ze in het ontwerp van Plan. De ICDO bestaat uit een vertegenwoordiger van iedere minister, een vertegenwoordiger van iedere programmatorische en iedere federale overheidsdienst. De regeringen van de Gewesten en de Gemeenschappen beschikken allemaal over een vertegenwoordiger in de ICDO. In 2003 is de commissie 9 maal samengekomen.
olg Verv
De PODDO De Programmatorische Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling is de administratie van de minister die bevoegd is voor duurzame ontwikkeling en heeft als taak: - de voorbereiding van het beleid inzake duurzame ontwikkeling; - de coördinatie van de uitvoering van het beleid inzake duurzame ontwikkeling; - de terbeschikkingstelling van expertise.
De Task Force Duurzame Ontwikkeling van het Federaal Planbureau De task force duurzame ontwikkeling is een onafhankelijke administratie die bestaat uit 4 personen en samen met de ICDO het voorontwerp van federaal plan opstelt en om de 2 jaar het federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling opstelt, een evaluatie en followup van het federaal plan inzake duurzame ontwikkeling. http://www.plan.fgov.be
De FRDO De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling werd in 1997 opgericht ter vervanging van de Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (NRDO). In de eerste plaats geeft hij adviezen aan de regering "over het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling; bijzondere aandacht gaat daarbij naar de uitvoering van internationale verbintenissen van België". Deze Raad geeft ondermeer zijn advies over het voorontwerp van federaal plan inzake duurzame ontwikkeling. Het is tevens een discussieforum waar verschillende actoren van de burgersamenleving elkaar ontmoeten. Tot slot sensibiliseert de FRDO organisaties en burgers voor het concept duurzame ontwikkeling. De FRDO bestaat uit vertegenwoordigers van iedere minister of staatssecretaris, van ieder Gewest en iedere Gemeenschap, van ngo's voor milieubescherming, ngo's voor ontwikkelingssamenwerking, ngo's voor de verdediging van de belangen van de consument, organisaties van werknemers, organisaties van werkgevers, energieproducenten, de wetenschappelijke wereld, wetenschappelijk adviseurs en andere observatoren. De Federale Raad beschikt over een secretariaat van 8 personen en een dotatie op de federale begroting. http://www.frdo-cfdd.be
http://www.icdo.fgov.be 4 Dat is weinig ten opzichte van het aantal Belgen en de resultaten van raadplegingen in andere domeinen, maar veel ten opzichte van het aantal reacties op de raadpleging van het eerste plan. Nieuwsbrief 2004/08
7
ONDER DE LOEP
De economische ontwikkelingen in het Brussels Gewest en hun sociale impact Het IGEAT (Institut du Gestion et d’Aménagement du Territoire) van de ULB heeft een studie gemaakt over de economische ontwikkelingen in ons Gewest, en meer in het bijzonder vanuit de invalshoek van de sociale gevolgen. De studie omvat vaak gekende gegevens, maar op enkele punten ook recentere gegevens die worden samengevat. In dat opzicht is de studie interessant voor iedereen die op gemeentelijk niveau betrokken is bij tewerkstelling of economische aangelegenheden. In wat volgt geven wij een overzicht van de algemene conclusies van de studie.
De Brusselse context " De Brusselse metropool heeft specifieke structuren die verbonden zijn met haar internationale functie. Op nationaal niveau staat Brussel aan het hoofd van de stedelijke hiërarchie wat de economie betreft, maar op internationaal niveau bekleedt Brussel een eerder zwakke positie: in Brussel zijn maar weinig profit-diensten en directiezetels vertegenwoordigd. De internationale positionering van Brussel is gekoppeld aan haar politieke rol, in het bijzonder als hoofdzetel van de EU. Een deel van de dienstverlening aan grote ondernemingen in Brussel is overigens rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden met die politieke functie. Die positie is een stabiel gegeven dat moeilijk in vraag gesteld kan worden. "
De toekomstige sociale gevolgen per sector
De studie toont eveneens aan dat het moeilijk zal zijn om iets te doen aan de structurele zwakheden in de profit-diensten of in de industrie van hoog niveau.
Nu het basisprobleem gekend is, kunnen wij nagaan hoe de verschillende sectoren van de economie de problemen het hoofd kunnen bieden.
" Sinds de jaren 90 waren de economische ontwikkelingen van de Brusselse metropool eerder gunstig. Een aanzienlijk deel van de toegevoegde waarde en van de gecreëerde banen werd wel verwezenlijkt in de randsteden, maar toch heeft het Gewest daar ook de voordelen van geplukt aangezien de economische groei daar inmiddels even groot is als het nationale gemiddelde en zelfs hoger ligt dan het gemiddelde van andere grote steden in het land. Tegelijkertijd is de situatie van de werkgelegenheid in het Brussels Gewest sneller achteruitgegaan dan in de andere gewesten, zijn de inkomens sterk onder het nationale gemiddelde gezakt en namen de sociaalruimtelijke ongelijkheden evenveel toe tussen het Gewest en de buitenrand als tussen de verschillende stadswijken.
De industrie
De oorzaken voor de instuikende arbeidsmarkt kunnen als volgt worden samengevat: 1°) de Brusselse groei creëert maar weinig nieuwe banen; 2°) de banen die in Brussel gecreëerd worden, zijn voor geschoolde werkkrachten, terwijl de werkloosheid hoofdzakelijk laaggeschoolden treft, vooral immigranten; 3°) de beroepsbevolking neemt toe aan een erg snel tempo, door de toename van het aantal vrouwen die gaan werken en de recente immigratie. Uit het voorgaande blijkt dat het probleem van het Gewest
8
eerder sociaal dan economisch is: in de jaren 80 bracht de economische achteruitgang een sociale verslechtering met zich mee; vanaf de jaren 90 was de betere gezondheidstoestand van de Brusselse economie niet in staat om voor een verbetering van de sociale indicatoren te zorgen. Hoewel die bevindingen gedeeltelijk veralgemeend kunnen worden voor alle Europese economieën, is de tegenstelling tussen economische en sociale ontwikkelingen in Brussel erg sterk, en des te meer voelbaar daar de mogelijkheden voor herverdeling over de Brusselse metropool beperkt worden door de politiek-administratieve context. "
Nieuwsbrief 2004/08
" Het is een illusie geworden te denken dat de industrie, al was het maar in beperkte mate, zou kunnen bijdragen tot het oplossen van de werkloosheidsproblematiek van laaggeschoolden. Het lijkt in het beste geval zo dat de werkgelegenheid in de industrie in Brussel hoogstens behouden kan blijven, aangezien vanaf nu zelfs in de rand industriële banen verloren gaan. Het spreekt overigens voor zich dat een verdere achteruitgang van de industrie de werkloosheidsstatistieken in Brussel nog zou verslechteren: de industrie zorgt immers nog voor een niet verwaarloosbare massa laag gekwalificeerde banen in Brussel. Vanuit die invalshoek is het belangrijk een aantal industriële subsectoren te ondersteunen, in het bijzonder de voedingsmiddelensector en de kledingindustrie, daar die sectoren een redelijk aantal banen vertegenwoordigen die geconcentreerd zijn in kleine en middelgrote ondernemingen die zich goed in de stad ingenesteld hebben en veel laaggeschoolde Brusselaars tewerkstellen. Wij kunnen niet spreken over de Brusselse industrie zonder te wijzen op het belang van Volkswagen in Vorst, dat goed is voor bijna één op vijf van de betrekkingen in de industrie, of
ONDER DE LOEP
nog meer als er alleen rekening wordt gehouden met de handarbeiders. Dit grote bedrijf stelt hoofdzakelijk arbeidskrachten te werk die niet in het Gewest wonen (slechts 14 % Brusselaars in 1991). De hoogtechnologische industrie is erg zwak ontwikkeld in Brussel, zelfs nagenoeg onbestaande als we niet verder kijken dan de zwaar overschatte ICT (Informatie- en CommunicatieTechnologie). In dat soort industrieën moet de tertiaire dienstverlening echter wel ondersteund worden, omdat die bijdraagt tot de creatie van een gunstig economisch klimaat.
De dienstverlening In ontwikkelde economieën vormt dienstverlening aan ondernemingen één van de sleutels voor de groei, zowel door de eigen dynamiek als door de groei die de dienstverlening met zich meebrengt. Hoewel Brussel boven aan de nationale hiërarchie staat wat de dienstverlening aan ondernemingen betreft, tonen de internationale vergelijkingen echter dat dit punt één van de structurele zwakheden van de stad is. We moeten tevens aanstippen dat de groei van de sector vooral gunstig was voor de buitenrand. Een centrale of een perifere ligging brengt echter voor de verschillende soorten ondernemingen beperkingen met zich mee: hun activiteitenprofiel, hun grootte,… zijn dus totaal verschillend in het centrum en in de rand. Die ruimtes zijn dus veeleer aanvullend dan concurrerend. Er is echter sprake van een zekere marge: als in het Gewest, in een zone zoals de Schaarbeek-formation, hetzelfde type infrastructuur aangeboden wordt als de infrastructuur die rond Zaventem uitgebouwd werd, zou het Gewest een deel van de ondernemingen kunnen aantrekken die zich anders in de buitenrand zouden gevestigd hebben. De gevolgen zijn belangrijk in die zin dat er duidelijk meer Brusselse arbeidskrachten gerekruteerd worden voor ondernemingen die in het Brussels Gewest gevestigd zijn. Het is echter erg duur om overal investeringen van hetzelfde type te doen. Die strategie leidt uiteindelijk tot een status-quo: als alle zones dezelfde infrastructuur krijgen, gaan de initiële voordelen weer de doorslag geven. Om dure concurrentie voor de overheid te vermijden, moet er op politiek niveau samengewerkt en verdeeld worden. In diezelfde gedachtegang is Brussel eerder zwak op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en niet op het gebied van fundamenteel onderzoek. Onderzoek en ontwikkeling blijven immers sterk verbonden met de aanwezigheid van maatschappelijke zetels, die in de hoofdstad steeds minder talrijk aanwezig zijn. Een verstevigde band tussen universiteiten enerzijds en ondernemingen en technopolen anderzijds, wordt vaak gezien als een antwoord op die structurele zwakte. Nu blijkt echter dat er al te vaak grote multinationale ondernemingen ingingen op die kansen, waardoor ze een heleboel voordelen in de wacht sleepten. Die ondernemingen hebben amper oog voor samenwerking met
olg v r e V
universiteiten, omdat ze duidelijk verkiezen hun onderzoeken te laten doen in de nabijheid van hun centrale zetel en met hun eigen onderzoeksmethoden. Op dat soort sites moet eerder de vestiging van KMO’s bevorderd worden die echt streven naar synergie met instellingen voor hoger onderwijs. De eventuele successen van een dergelijk beleid zullen voor de dienstverlening aan ondernemingen of onderzoek waarschijnlijk maar weinig gevolgen hebben op de werkloosheid van laaggeschoolden, ook al stellen die sectoren heel wat laaggeschoolde krachten tewerk.
Drie kweekvijvers voor de tewerkstelling van laaggeschoolden Anders dan het beleid met het oog op de bevordering van de sectoren met hoge kwalificatiegraad, die als essentieel beschouwd worden voor de vitaliteit van de economische structuur (dienstverlening aan ondernemingen, onderzoek en ontwikkeling), kan een bepaald sectorieel beleid de sectoren met lage kwalificatiegraad bevoordelen die directer antwoord bieden op de problemen van de Brusselse werkloosheid. In dat opzicht lijken drie sectoren om twee redenen van vitaal belang: ze stellen enerzijds erg veel laaggeschoolde personen tewerk die in het Brussels Gewest wonen, en anderzijds beantwoorden ze aan sociale behoeften en bevorderen ze het herstel van een sterkere sociale band. De sector van het openbaar vervoer vertoont gelijksoortige kenmerken. - In de handel en de horeca worden de meeste laaggeschoolde arbeidskrachten tewerkgesteld die woonachtig zijn in het Brussels Gewest. Die sectoren, en meer in het bijzonder de buurtwinkels, lijden tegelijkertijd onder de "delokalisatie" naar de buitenrand, die gepaard gaat met de verdere uittocht van de middenklasse en met de daling van de koopkracht binnen het Gewest, en onder de concurrentie van de grote supermarkten, in het bijzonder de vele kleine zelfbedieningszaken die door verschillende grootwarenhuisketens opgericht worden. Zo wordt de werkgelegenheid van kleine buurthandelaars steeds meer teruggeschroefd en gedeeltelijk vervangen door onzekere werkgelegenheid in supermarkten, met alle verschillen die dat inhoudt voor de stedelijke leefbaarheid. - In 1991 stelde de bouwsector meer dan 6.000 Brusselaars te werk, een relatief hoog aantal, voornamelijk laaggeschoolde Brusselaars, terwijl de fabrieksindustrie niet meer dan 14.000 Brusselaars tewerkstelde. Maar meer nog dan de werkgelegenheid, wordt hierdoor het probleem van de huisvesting en de ruimtelijke ordening duidelijk. De vraag naar sociale huisvesting overstijgt ruimschoots het aanbod, daar het Gewest en zijn gemeenten vaak voorrang hebben gegeven 1 aan huisvesting voor de middenklasse, wat fiscaal meer rendeerde maar uiteindelijk niet kon verhinderen dat de middenklasse naar de buitenrand uitweek. De opwaardering van de openbare ruimte zorgt eveneens voor
1 Zie Delvaux Philippe, "GOMB: de middelgrote inkomens terughalen", in dit nummer [nvdr]
Nieuwsbrief 2004/08
9
ONDER DE LOEP
een verbetering van de levenskwaliteit en van de stedelijke structuur. Die opwaardering was sterk geconcentreerd op bepaalde centrale wijken, ten nadele van andere wijken 2 zoals Kuregem. Ze heeft al te vaak dienst gedaan voor de herinrichting van de wijken voor de middenklasse, zonder zich verder zorgen te maken over de gevolgen ervan voor de meest kwetsbare bevolking (Sint-Gillis, het westen van de vijfhoek). Deze problematiek verdient verdere aandacht buiten het kader van dit onderzoek. - De sector van de buurtdiensten is eveneens een essentiële sector, maar is moeilijker exact te identificeren en dus in cijfers te vertalen. Wij beperken de definitie van die sectoren hier tot bepaalde soorten diensten die beantwoorden aan de behoeften van personen en gezinnen (dienstverlening aan bejaarden, jonge kinderen, schoolwerkbegeleiding, …). Dit type dienstverlening is slechts gedeeltelijk opgenomen in de maatschappelijke welzijnssector. Toch kunnen we de grote kenmerken van deze sector bepalen in termen van werkgelegenheid: deze sector rekruteert duidelijk meer binnen het Gewest (54 % binnen het Gewest, tegen 43 % gemiddeld) maar de vereiste kwalificatie ligt beduidend hoger dan het gemiddelde (31,4 % laaggeschoolden in de Brusselse banen tegen een gemiddelde van 35 %). "
Naar boven of naar beneden? Samenvattend, bekijkt het IGEAT de ontwikkeling aan de hand van twee veronderstellingen. Door de grenzen te bepalen van de optie die totnogtoe werd weerhouden, stelt de studie de vraag of de oplossing niet bestaat in de tweede aanpak van de economische ontwikkeling. " De vraag over de economische en sociale ontwikkeling in het Brussels Gewest kan op twee volledig tegengestelde manieren gesteld worden: een beleid ten gunste van de ontwikkeling van de "speerpuntsectoren", wat we "ontwikkeling naar boven" noemen, of het tegenovergestelde, met name een beleid dat de problemen probeert op te lossen door de groei van de meer sociale sectoren te bevorderen, m.a.w. een "een ontwikkeling naar beneden". Zonder de inspanningen te miskennen die op sociaal vlak geleverd werden (maar vloeien die ook niet voort uit de achteruitgang van de sociale omstandigheden, die een mechanische aanpassing vereist?), heeft het beleid van het Gewest vooral de voorrang gegeven aan de "ontwikkeling naar boven". Zo probeert men Brussel beter te plaatsen in het kader van een internationale competitie tussen steden. Dat beleid is op een eenvoudige vooronderstelling gebaseerd, met name op het feit dat de economische ontwikkeling voordelen biedt aan het geheel van het sociale spectrum, zelfs aan de meest benadeelden. Het impliciete of expliciete schema ziet er als volgt uit: als Brussel erin slaagt om investeringen aan te trekken voor de hoog technologische en de hoogst gekwalificeerde sectoren, verzekert de stad zich een stevige
basis en dat zal dan op zijn beurt zorgen voor de creatie van lager geschoolde werkgelegenheid. Voor Brussel stelt die strategische optie verschillende soorten problemen: 1°) De feiten die in Brussel worden waargenomen, plaatsen die vooronderstellingen in een verkeerd daglicht. Er werd immers een sterke tegenstelling aangetoond tussen een gunstige economische ontwikkeling en een ongunstige sociale ontwikkeling. Ook al kende het beleid voor een economische ontwikkeling "naar boven" enkele successen, toch heeft dat niet bijgedragen tot de oplossing van de sociale kwestie, maar heeft het integendeel veeleer de sociale kloof in het stedelijke gebied geaccentueerd; 2°) De internationale positionering van de Brusselse metropool is verbonden met haar politieke functie. In de profit-diensten en de economische directie, kent Brussel structurele zwakheden die onder andere verklaard worden door een tekort aan nationaal gezag. Een voluntaristisch beleid zal het wellicht moeilijk hebben om die zwakheden te compenseren; 3°) De inspanningen die geleverd worden om binnen de hoofdstad investeringen aan te trekken, moeten rekening houden met de reële concurrentiekracht die de buitenrand uitoefent waar steeds weer de voornaamste groei in die segmenten plaatsvindt. Tegenover die "ontwikkeling naar boven" zorgt een investering in laag gekwalificeerde economische sectoren en/of sectoren die beantwoorden aan sociale behoeften (detailhandel, bouw, buurtdiensten, openbaar vervoer) voor een directere aanpak van de sociale problemen in Brussel. Die "ontwikkeling naar beneden" realiseert ook op economisch gebied winst: de verbetering van de sociale banden, de sociale ‘mix’, minder stedelijke breuken of buurtdiensten voor de bevolking kunnen troeven zijn in de internationale competitie en de economische ontwikkeling. Door de globale verbetering van het sociale netwerk en de stedelijke diensten zou de stad veel aantrekkelijker kunnen worden, ook voor buitenlandse investeerders. " Door de voorwaardelijke wijs te gebruiken en de term 'winst' te hanteren, verlaat het onderzoek op dit laatste punt de weg van de analyse om plaats te maken voor vooruitzichten. Dit doet echter niets af aan de algemene kwaliteit van dit werk dat degenen die belangstelling hebben voor economie en werkgelegenheid, zeker ter hand zullen nemen.
Voor meer inlichtingen Vandermotten Ch., Van Hamme G., Beys N. (dir.), "Les évolutions économiques en Région de Bruxelles-Capitale et leurs impacts sociaux", ULB (IGEAT), 2004 Deze studie werd uitgevoerd op verzoek van de Ecolofractie van het Brusselse Parlement en is beschikbaar (in pdf-formaat) op http://www.ecolo.be/download/ 20041125_bxlgeomarketing.pdf
2 Zie Van Criekingen Mathieu, "Sociale impact van de stadsrenovatie in Brussel", in Nieuwsbrief nr.2003/3 of op www.vsgb.be > huisvesting [nvdr]
10
Nieuwsbrief 2004/08
olg v r e V
ONDER DE LOEP
GOMB: DE MIDDELGROTE INKOMENS TERUGHALEN De GOMB heeft zich in de loop der jaren geprofileerd als speler op het Brusselse vastgoedtoneel. Er worden vele projecten opgezet via maatschappijen met gemengd kapitaal. De heer Marc Frère, Directeur van het departement Studies en Planning, heeft onlangs op de Middagen van de Planning de resultaten en de mechanismen van deze samenwerking tussen de privé- en de overheidssector voorgesteld. De Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB) is een publiekrechtelijke paragewestelijke instelling die opgericht werd in 1974. Ze is actief in twee domeinen: economische expansie en stadsvernieuwing. De opdracht van de stadsvernieuwing bestaat in het bouwen van woningen voor gezinnen met een middelgroot inkomen. Op die manier houdt of vestigt de GOMB bewoners in het Brussels Gewest. Die woonprojecten worden verwezenlijkt dankzij een partnerschap tussen de overheidssector en de privé-sector. De GOMB ontwikkelt zijn activiteiten in de vijfhoek, de eerste kroon, de ruimten met versterkte ontwikkeling van het GewOP, de wijkcontracten en de wijken die onvoldoende woongelegenheid bieden. Achtergrond: - Koninklijk besluit van 3 maart 1988 - Koninklijk besluit van 19 juli 1990 - Ordonnantie van 20 mei 1999 - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 17 juli 2003 De statuten zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 februari 2000.
Partnerschap en realisaties De partnerschaps zijn naamloze vennootschappen met gemengd kapitaal waar het openbare aandeel onder de 25 % blijft. Momenteel bestaan er 22 dergelijke vennootschappen. Vervolgens sluit de GOMB twee overeenkomsten af met de NV: de ene over de stedenbouwkundige en financiële realiseerbaarheid en vervolgens, als de partners de operatie nog steeds willen doorvoeren, over de realisatie. De overheidstoelagen schommelen rond de 30 % van het bedrag van het project, maar kunnen uitzonderlijk tot 49 % oplopen. Het type realisatie hangt samen met het doel om de middelgrote inkomens in Brussel te houden of te vestigen. Weinig lofts (1 %) dus of appartementen met meer dan vier kamers. De grondprijs doet de voorkeur ook uitgaan naar de bouw van appartementen in plaats van eengezinswoningen,
ook al verwaarloost de GOMB die laatste niet (5 % van het gehele aanbod). Eén minpunt evenwel: de vastgoedprojecten vinden voornamelijk plaats in probleembuurten, waardoor het moeilijker wordt mensen naar Brussel terug te lokken omdat de woningen niet zo aantrekkelijk zijn. Mensen uit de voorsteden komen immers enkel in Brussel wonen als hun buurt de voordelen van de stadsrand biedt en ze zijn niet makkelijk warm te krijgen voor "moeilijke" buurten. De GOMB heeft zijn plaats op de markt geleidelijk veroverd: er was in het begin geen ervaring in de promotie van huisvesting en dus moest het hoofd geboden worden aan het wantrouwen of de afwachtende houding van mensen die aarzelden om samenwerkingsverbanden af te sluiten. Stilaan is het vertrouwen gegroeid en hebben heel wat projecten het licht gezien: na een nogal trage start is het aantal woningen gestaag toegenomen tussen 1993 en 1998, om te komen tot meer dan 100 eenheden per jaar. Sindsdien is de GOMB in een hogere versnelling geschakeld en worden er jaarlijks 250 woningen op de markt gebracht. Bewijs dat er vraag is: het aantal voorlopige en effectieve verkoopsakten volgt de productiecurve en de GOMB zit met een wachtlijst van 8.000 mogelijke kopers. In 16 jaar tijd heeft de GOMB 2.083 woningen op de markt gebracht (en 2.025 verkocht).
De nieuwe Brusselaars en hun woning Een middelgrote (maar degelijke) woning om de middelgrote inkomens naar de stad terug te lokken … Het type woning dat verwezenlijkt wordt, moet dus die bekommernis weerspiegelen: de oppervlakte schommelt tussen 80 en 94 m2 (een derde), 95 en 109 m2 (een vijfde), meer dan 110 m2 (nog een vijfde). Slechts 12 % van de woningen zijn kleiner dan 64 m2. De helft van de woningen bestaat uit appartementen met twee kamers. De prijs van het merendeel van de woningen varieert tussen 74.000 en 110.000 euro. Die prijs is stelselmatig lager dan op de privé-markt.
Nieuwsbrief 2004/08
11
olg Verv
ONDER DE LOEP
Inkomen van de mensen die een woning van de GOMB kopen Op de wachtlijst
9%
< 2499 € 2.500 € en 5.999 € 6.00 € en 12.399 €
10% 11%
12%
3%
12.400 en 18.599 € 18.600 en 24.699 € 24.700 en 29.999 € 30.000 en 37.199 € 37.200 € en meer
Het loont ook de moeite even te kijken naar het profiel van de kopers. De schets toont dat de inkomensschijf die het meest geneigd is tot kopen, tussen de 18.600 en 24.700 euro ligt.
5%
21%
14% 15%
Bron: GOMB
HERKOMST Brussels Gewest Waals-Brabant Vlaams-Brabant Leuven Antwerpen Limburg West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Charleroi Henegouwen Namen Luxemburg Luik TOTAAL :
Nederlandstalig 194 1 54 34 31 10 45 50 0 0 0 0 0 419
Een ander zeer interessant gegeven is de herkomst van de kopers, omdat die samenhangt met de betrachting mensen naar Brussel te brengen. Wij stellen vast dat 30 % van de woningen naar nieuwe Brusselaars gegaan zijn, terwijl 70 % dus mensen in de stad gehouden heeft die zonder dat wellicht uitgeweken waren. De nieuwe Brusselaars komen voornamelijk uit Vlaams- en Waals-Brabant (gewezen stadsbewoners?) en verder duidelijk meer uit Vlaanderen dan uit Wallonië.
Franstalig 945 89 57 11 4 0 10 5 11 29 21 7 16 1205
TOTAAL 1139 90 111 45 35 10 55 55 11 29 21 7 16 1624
% 70,1% 5,5% 6,8% 2,8% 2,2% 0,6% 3,4% 3,4% 0,7% 1,8% 1,3% 0,4% 1,0% 100%
Bron: GOMB
Meer informatie op www.gomb.be Men vindt er ondermeer het activiteitenverslag 2003 dat een overzicht geeft van de recente realisaties van de maatschappij.
Philippe Delvaux Met dank aan Marc Frère voor de grafieken
Neem een @bonnement, 't is gr@tis! De elektronische nieuwsbrief van de VSGB heeft heel wat troeven: - 2 maal per maand; - gratis; - rechtstreeks in uw mailbox; - een selectie actuele informatie voor de Brusselse wereld;
- de actualiteit van de Vereniging; - een rubriek wetgeving; - een agenda; - oproepen tot indiening van voorstellen; - … en waarom niet … uw mededelingen?
Om u te abonneren op onze Newsletter kan u het formulier invullen op www.vsgb.be > diensten > publicaties > Newsletter.
12
Nieuwsbrief 2004/08
EUROPAGINA
1.000 DEBATTEN OVER EUROPA "1.000 debatten over Europa" is een initiatief van de Europese Commissie in het kader van de acties "een Grondwet voor Europa" voor de lokaal, regionaal en nationaal verkozenen in Europa, om hen aan te moedigen om het ontwerp van Grondwet aan de burgers voor te stellen. De Commissie stelt de geïnteresseerde gemeenten en regio's heel wat materiaal ter beschikking dat nuttig kan zijn bij de organisatie van debatten (logo, powerpoint-presentatie, documenten, …). Om deel te nemen kan men zich inschrijven op de website van de Commissie: - Meld dat u een vergadering-debat/evenement wil organiseren over de Grondwet of een van de grote uitdagingen van het Europees project 1. - Uw evenement zal dan op de website van de Commissie opgenomen worden in het gedeelte dat aan uw land gewijd is. Een afzonderlijke pagina zal uw evenement voorstellen en bijkomende informatie tonen die u steeds kan aanvullen (programma, sprekers, …). - Organiseer en voer het debat met uw burgers. - Zend naar de Commissie een synthese (of andere documenten) van uw debat/evenement, die gepubliceerd zal worden om de inhoud van uw besprekingen met de andere lokale gemeenschappen te delen.
Om u te helpen stelt de Commissie een team ter beschikking ter ondersteuning van "1000 debatten over Europa". Helpdesk: Pascal Lefèvre, hoofd van het project " 1000 debatten over Europa " (T. 02.295.60.94) - Johanna Schmidt, webmaster (T. 02.295.91.17) - Marie-Anne van Brussel, projectassistente (T. 02.295.15.00)
[email protected] De Europese Grondwet en de grote uitdagingen van het Europees project De bewindslieden van de EU hebben het verdrag tot opstelling van een grondwet voor Europa goedgekeurd op de Europese Raad die plaatshad te Brussel op 17 en 18 juni 2004. De Grondwet zal pas in werking treden na ratificatie door alle lidstaten. U vindt een voorlopige geconsolideerde versie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa op http://europa.eu.int/futurum/eu_constitution_nl.htm Zie ook http://europa.eu.int/futurum > De toekomst van Europa > 1000 debatten over Europa > Kernkwesties
1 Met name: de Europese Grondwet, fundamentele waarden en rechten, Europese governance, burgerschap en democratie, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, kennismaatschappij en –economie, onderzoek, onderwijs en opleiding, cultuur, sociale agenda, duurzame ontwikkeling, regionaal beleid en cohesie, uitbreiding, nabuurschapsbeleid, buitenlands beleid, defensie, financiële vooruitzichten, economisch en monetair bestuur, concurrentie en industrieel beleid, globalisering, transeuropese netwerken, gezondheid en bescherming van de consument.
Abonneer u nu!
De Nieuwe Gemeentewet
Jaarlijks bijgewerkt – tweetalige Brusselse versie met referenties – onmisbaar voor de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De Brusselse uitgave van de "Nieuwe Gemeentewet", een publicatie van de Vereniging, is een referentiewerk voor de mandatarissen en ambtenaren van de Brusselse gemeenten.
Speciaal voor Brussel!
Deze publicatie beantwoordt aan een specifieke behoefte van de Brusselse gemeenten die vroeger zelf moesten uitpluizen welke bepalingen op hen van toepassing zijn, terwijl sommige bepalingen enkel voor andere Gewesten gelden. In afwachting dat de Brusselse wetgever dat zou doen, in het kader van de bevoegdheden die bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 overgedragen werden, zijn de beschikkingen die geen betrekking hebben op Brussel, in grijstint afgedrukt in de integrale tekst. De tweetalige presentatie vergemakkelijkt de raadpleging voor de lezer die teksten parallel in beide talen moet interpreteren of opstellen. In onze tweetalige uitgave staan de teksten in de verschillende talen naast elkaar.
Alle nuttige referenties
De Nieuwe Gemeentewet vermeldt alle nuttige verwijzingen naar de wetgeving. Bij de artikelen staan verwijzingen naar wetten, decreten, ordonnanties, besluiten of omzendbrieven telkens als dat noodzakelijk is. De verschillende artikelen en de verwijzingen naar andere teksten worden aangevuld met hun referentienummer in Inforum, de juridische en administratieve gegevensbank van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten. Artikel 119bis wordt grondig gewijzigd door de wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet (B.S. 23.07.2004). Tevens wordt er een artikel 119ter ingevoegd. Toch is de nieuwe wet nog niet in werking getreden (de Koning moet die datum vastleggen en dat is nog niet gebeurd op het ogenblik van het ter perse gaan van deze update). Dat zou wel gebeurd moeten zijn in het voorjaar 2005. Daarom hebben wij de wijzigingen die de wet van 17 juni 2004 aanbrengt, niet in deze bijwerking opgenomen. Aanvang van de verzending naar de abonnees: eind december 2004. Bestellen kan via onze website (www.vsgb.be) of bij de heer Michel De Greef (tel. 02 233 20 68).
Nieuwsbrief 2004/08
13
NIEUWS VAN HET GEWEST
DE TOEKOMST VAN DE MIVB op korte termijn … De MIVB heeft in juli 2004 een memorandum aan de Regering van het Brussels Gewest opgesteld "voor de periode 2004-2009". Het document is grotendeels gebaseerd op de conclusies van de creatieve vergaderingen die in maart plaatsvonden en bijgewoond werden door om en bij de 80 personen, waaronder gemeentebeambten. De voorstellen kunnen dienen als onderliggende structuur voor het toekomstige beheerscontract dat het Gewest en de MIVB voor de periode 2006-2010 zullen afsluiten. Het memorandum omvat negen hoofdstukken, waarvan sommige rechtstreeks voortvloeien uit de werkgroepen: de doorstroming van het openbaar vervoer vergemakkelijken, het veiligheidsgevoel en het goed gevoel in het openbaar vervoer verbeteren, de beslissingsprocessen verbeteren, het aanbod uitbreiden op het vlak van de frequentie, de milieuvriendelijkheid verhogen, de intermodaliteit en de integratie bevorderen, contractuele en organisatorische betrekkingen, instaan voor de financiering van het openbaar vervoer. Meer dan één hoofdstuk heeft betrekking op de verwachtingen van de cliënten van het openbaar vervoer. Het is immers van essentieel belang dat het mobiliteitsbeleid op gewestelijk niveau vertrekt van de motiveringen en behoeften van de huidige en potentiële gebruikers, die van het openbaar vervoer tal van zaken verwachten, zoals snelheid, regelmaat, stiptheid, beschikbaarheid, frequentie, comfort, veiligheid en intermodaliteit. Aangezien het aantal items van het memorandum tamelijk uitgebreid is, heeft het uitvoerend comité van de MIVB de tien elementen geselecteerd die het belangrijkst geacht werden. Ze staan hieronder in volgorde van belangrijkheid: 1. Het Tramrichtplan goedkeuren en in werking stellen. 2. De beslissingsstructuur van de MIVB aanpassen om het systeem slagkrachtiger te maken (…). 3. De nodige uitbreidingen qua rollend materieel en de creatie van de overeenstemmende stallingscapaciteiten, alsook de groepering van de tramwerkplaatsen en de nieuwe bestemming van de eventueel verlaten sites inzake grondbeleid en op budgettair en administratief gebied ondersteunen.
1 Memorandum, punt 1.2 en 1.3. 2 Ibid. punt 1.13. 3 Ibid. punt 2.13..
14
Nieuwsbrief 2004/08
4. Het toekomstige Busrichtplan goedkeuren en in werking stellen. 5. Een budgettair en financieel mechanisme instellen dat de Gemeenten responsabiliseert op het vlak van de reissnelheid en de regulariteit van het bovengronds openbaar vervoer en het parkeerbeleid. 6. De stijging van de gewestelijke dotaties in stand houden en de bedragen aanpassen om het aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief te kunnen ontwikkelen. 7. Het samenwerkingsakkoord Staat/Gewest opnieuw focussen op gewestelijke projecten, waaronder het openbaar vervoer, die overeenstemmen met de rol van nationale en internationale hoofdstad door te voorzien in de financiering van de investerings- en exploitatiekosten. 8. Bestuderen, prioriteiten opstellen (in het kader van het IRIS-plan 2) en voorzien in de financiering van de projecten die onder meer de verbetering beogen van de bereikbaarheid van Ukkel, van de site van Thurn en Taxis, van de zone ten noordoosten van het Gewest, van Neder-over-Heembeek, van de LeopoldswijkLuxemburgstation en van de as Noordstation - Cage aux Ours - Schaarbeek B. 9. Het openbaar vervoer onafhankelijk maken van het autoverkeer door het VICOM-programma nog intensiever voort te zetten en het verkeersvolume op de openbare vervoerassen te verminderen met behulp van lokale verkeersplannen, in het bijzonder tramlijn 55. 10. De uitvoering van het Metrorichtplan afronden door de stedenbouwkundige vergunning af te geven voor het station Weststation op lijn 2 en voor het eindpunt van lijn 1 Noord op die plaats en door te voorzien in de creatie van een tramterminus in het Weststation, in samenhang met de urbanisatie van het Gebied van Gewestelijk Belang nr. 3 “Weststation”. De meeste punten uit deze selectie of het memorandum hebben weinig belang voor de gemeenten, soms met enkele "verrassingen", maar wij willen toch wijzen op de ascontracten (met ondermeer de gemeenten die stimulansen maar ook sancties kunnen krijgen) en de responsabilisering van de gemeenten 1. Er is ook de vraag om verduidelijking van de verdeling van de verantwoordelijkheden op het vlak van het beheer van openbare ruimten 2 of nog die van een reglementair en contractueel kader voor de financiering van de lokale lijnen door de gemeenten 3. En de vraag om vereenvoudiging van procedures of positieve
NIEUWS VAN HET GEWEST
discriminatie 4 kan ook effect hebben op gemeentelijk vlak. Een andere prangende vraag is het betrekken van de MIVB bij het parkeerbeheer 5 en de cirkel is rond, aangezien de eerste vraag van het memorandum de oprichting van een verkeers- en parkeerpolitie was 6. De MIVB vraag de gewestregering met andere woorden een reeks initiatieven te nemen die de gemeentelijke autonomie kunnen inperken. Te simpel, kunnen wij zeggen, omdat bepaalde vragen wel gerechtvaardigd zijn op het vlak van mobiliteit (met het openbaar vervoer) maar men niet mag vergeten dat de gemeente met veel soorten belangen rekening moet houden en het juiste evenwicht moet vinden. Het mechanisme van de ascontracten en de responsabilisering van de gemeenten komt neer op het sturen van het gebruik door de gemeenten van hun middelen, wat in verband gebracht moet worden met de voorspelde achteruitgang van hun financiën de komende jaren. 4 5 5 6
olg v r e V
Het memorandum kan gedownload worden op www.mivb.irisnet.be > "MIVB stelt zich voor"
… en op lange termijn In juni 2004 stelde de MIVB een ander plan voor: "MIVB 2020 - Toekomstvisie voor het stedelijk openbaar vervoer te Brussel", een bijzonder interessant document voor de Brusselse gemeentebeambte om inzicht te krijgen in de plaats van zijn gemeente op middellange termijn in de visie van onze openbare vervoersmaatschappij op mobiliteit. Hoewel het vaak aansluit bij het memorandum (wat niet meer dan normaal is), plaatst het de vragen van die laatste in een algemenere context van trends in de samenleving, de mobiliteit en de ontwikkeling van Brussel. "Visie 2020" is het memorandum waarvan alle eisen ingelost zouden zijn. Dit document kan gedownload worden www.mivb.irisnet.be > "MIVB stelt zich voor".
Ibid. punt 8.5 en 8.7. Ibid. punt 9.3. Ibid. punt 9.3. Ibid. punt 1.1.
op
Philippe Delvaux
IN ONZE GEMEENTEN
HET PROBLEEM " AUTO " HOUDT 80 % VAN DE BRUSSELAARS BEZIG Ieder jaar wordt de operatie "Zonder auto mobiel in de stad" geëvalueerd, ondermeer via een rondvraag bij de Brusselaars, die het instituut IPSOS uitvoert in opdracht van het kabinet van minister Pascal Smet.
Autoloze stad Aangezien wij de vorige opiniepeilingen reeds besproken hebben 1, zullen wij hier slechts even stilstaan bij enkele nieuwe waarnemingen. Voor meer informatie verwijzen wij naar onze artikels en de resultaten zelf, die op onze website beschikbaar zijn. De ervaring en de herhaling van het gebeuren zorgen voor een betere penetratie bij de bevolking. Zo was dit jaar meer dan 97 % vooraf op de hoogte van de autovrije zondag. Enkel bij de 60-plussers is er nog een groep van 5,6 % die er niets van af wist. 80 % van de Brusselaars is aanhanger van het
evenement, wat een duidelijke vooruitgang is ten opzichte van vorig jaar (68,5 %) en een lichte vooruitgang tegenover 2002 (76 %). De weigeraars blijven stabiel op 17,6 %. De enige grote evolutie van deze peiling is de inkrimping van de groep "zonder mening", waardoor we de resultaten van 2002 kunnen verbeteren.
Brusselaars en mobiliteit Een deel van de rondvraag had betrekking op algemene mobiliteitskwesties. Zo stellen wij vast dat 18,5 % van de bevolking de door de auto veroorzaakte problemen beschouwt als "onbeduidend" (nauwelijks 2 %), "helemaal niet
1 Philippe Delvaux, " Zonder auto mobiel in de stad: hoe de Brusselaars erover denken ", in Nieuwsbrief-Brussel 2002-10, blz. 4-9 en " Zonder auto mobiel in de stad 2003 : sterker en kalmer ", in Nieuwsbrief-Brussel 2003-9. Beide artikels zijn beschikbaar op www.vsgb.be > Mobiliteit > Informatie.
Nieuwsbrief 2004/08
15
IN ONZE GEMEENTEN
verontrustend" (7 %) of "niet echt verontrustend" (9,5 %). 80 % van de bevolking geeft dus wel toe dat er een probleem is. Er zijn verschillen naar gelang van de leeftijd of de taal.
Het orakel en de cijfers Voor politieke voorspellingen ging men in de Oudheid te rade bij Pythia, wiens orakels zo sibillijns waren dat allerlei interpretaties mogelijk waren. De moderne tijden hebben Delphi vervangen door opiniepeilingen, waarvan we de beperkingen kennen: de cijfers zijn moeilijk te interpreteren. Men moet ze in hun context plaatsen en er niet te veel uit willen halen. Onze opmerkingen over de samenstelling van het staal, de keuze en de opstelling van de vragen, de moeilijkheid om de antwoorden te interpreteren, de fouten en vereenvoudigingen blijven globaal dezelfde. Een opiniepeiling is een interessant instrument, maar het blijft slechts een instrument. Een ander element dat de gemeenten aanbelangt: 87,6 % van de ondervraagden vindt het parkeren een echt probleem … en 66 % van de Brusselaars pleiten voor de voortzetting van de controle op het parkeren, een ruime meerderheid dus (waarbij nog de 11 % "neutralen" en de 3 % "weet het niet" komen).
olg Verv
De mensen die tegen het toezicht op het parkeren gekant zijn, maken slechts 20 % van de ondervraagden uit, een sterke minderheid (een vijfde van de bevolking). Door zich te baseren op de meerderheid en met communicatie in te werken op de minderheid kan de strijd voor het parkeren door de gemeenten gewonnen worden. De resultaten van de opiniepeiling zijn beschikbaar op onze website, met de vriendelijke toestemming van het kabinet van de heer Pascal Smet, Minister van Mobiliteit en Openbare Werken. www.vsgb.be > Mobiliteit > Informatie-SensibiliseringEducatie
Geen vuiltje aan de lucht … De weerslag op het milieu van deze dag is ook merkbaar in de metingen van het geluid en de luchtkwaliteit die het BIM uitgevoerd heeft. Ongeacht de meetplaats was het lawaai op 19 september doorgaans minstens 10 decibels lager dan normaal. De concentratie van stikstofmonoxide was tientallen keren lager dan op een gewone zondag.
ACTUALITEIT
De gemeenten en het Internetfeest 2005 Het internetfeest is de gelegenheid voor de gemeenten om hun bekommernissen te tonen, de schijnwerpers te richten op hun acties rond nieuwe technologieën – meer bepaald egovernment – en de burgers daar warm voor te maken. Voor de 5e editie, van 14 tot 21 maart 2005, organiseert het Belgisch internetfeest nogmaals een wedstrijd voor websites, waaraan ook gemeenten kunnen deelnemen. De wedstrijd wil de spots richten op realisaties op het web en in het bijzonder op de gemeentelijke websites. De wedstrijd is een gelegenheid om zich te buigen over de "goede praktijken" op het vlak van lokale websites. Voorts tracht men zo ook deze "nabijheidswebsites" populair te maken. Bovendien kan een gemeente net als andere "lokale operatoren" activiteiten opzetten in het kader van het internetfeest. Zij kan ook demonstraties organiseren, initiaties, opleidingen in verband met internet, conferenties en debatten, wedstrijden, chatting en andere uitwisselingen (bijv. met gejumeleerde gemeenten). Het internetfeest is het ideale moment om openbare cyberruimten in te richten,
16
Nieuwsbrief 2004/08
plaatsen waar het publiek op internet kan surfen, of de aandacht te vestigen op hun gebruiken. Een gemeente kan ook lokale initiatieven steunen en samenbrengen door gebruik te maken van organismen zoals de bibliotheek, scholen, het cultuurcentrum, verenigingen van senioren, jongeren of mindervaliden, OCMW's, instanties voor sociale en professionele inschakeling, ondernemingen en lokale handels, … Op de blog "Le remue-méninges de la Fête de l'Internet" kan men terecht om zijn ideeën te spuien. Inschrijven voor de wedstrijd rond websites of een activiteit doen opnemen in het programma van het Internetfeest 2005 kan via de website van het Internetfeest. Inlichtingen: Fête de l'Internet (vzw) - Antoine Gautierstraat 25 1040 Brussel - Tel. 0497.447.940 E-mail:
[email protected] Website: www.fete-internet.be
ACTUALITEIT
Vier op vijf internetgebruikers bezoekt overheidssites InSites Consulting is een onderzoekkantoor dat gespecialiseerd is in internet. Om de zes maanden brengt het een nieuwe versie van de enquête "Belgian Internet Mapping" uit. De versie van oktober analyseert het profiel van de gebruikers van overheidswebsites. 82 % van de volwassen Belgische surfers bezocht de afgelopen twaalf maanden een overheidswebstek. Vooral internetgebruikers met een hogere opleiding en met een aantal jaar internetervaring vinden hun weg naar de overheid op het web. De meerderheid van deze surfers is overigens best tevreden over de online aanwezigheid van de overheid. Toch is het opvallend dat de internetbevolking unaniem de verdere uitbreiding van het huidige e-government aanbod vraagt. Volgens InSites Consulting is het duidelijk dat de burger alsmaar vaker het internet zal raadplegen bij vragen met betrekking tot de overheid.
Meer Belgen klaar voor e-government De studie van InSites Consulting onderscheidt drie groepen van internetgebruikers met een verschillende houding ten opzichte van e-government. ‘Non-believers’ (27 %) hebben de laagste affiniteit met de overheid en vormen daarom een moeilijk te bereiken doelgroep voor e-government. ‘Slowadopters‘ (32 %) hebben wel een sterke vraag naar online dienstverlening, maar de ingewikkelde overheidsstructuur op het internet is voor hen een te hoge drempel. Vooral deze groep kan op korte termijn overgehaald worden om vaker een beroep te doen op het internet indien de overheid inspanningen levert op het vlak van communicatie en gebruiksvriendelijkheid. Als laatste groep hechten de ‘e-government lovers’ (41 %) veel waarde aan een uitgebreid aanbod van overheidsinformatie én transacties op het net, en vinden zij zonder veel probleem hun weg in het internetaanbod van overheden. “In vergelijking met het InSites onderzoek van 2002 zien we een duidelijke aangroei van deze laatste groep, wat opnieuw duidt op het groeiend potentieel voor e-government in België,” merkt Christophe Vergult, e-government specialist bij InSites Consulting, op.
Sites van lokale overheden krijgen meeste bezoekers De surfende Belg vraagt in de eerste plaats dat de overheid werk maakt van een breed informatieaanbod. Opvallend is dat het lokale niveau op dat vlak een zeer belangrijke schakel vormt tussen burger en staat. “De website van steden en gemeenten wordt immers veel frequenter bezocht dan de federale portaal of de websites van de gewesten. Bijna de helft van de internauten heeft immers al de site van de eigen gemeente bezocht. Een cijfer dat overigens verdubbelde ten opzichte van twee jaar geleden,” stelt Christophe Vergult vast. Volgens de studie van InSites Consulting heeft één op vijf burgers het voorbije jaar
via e-mail contact met een administratie opgenomen. InSites besluit dat de overheid zich ook op die manier naar de burger dient open te stellen. De meerderheid van de internetgebruikers verwacht bijvoorbeeld dat men zich voor een adreswijziging niet meer naar het loket dient te verplaatsen, maar dat een e-mail volstaat.
Sterke interesse in online belastingsaangifte Een grote groep surfers staat volgens InSites Consulting klaar om bepaalde administratieve taken integraal via het internet uit te voeren. “Terwijl het aantal gebruikers van Tax-on-Web dit jaar sterk aangroeide tot bijna 125.000 gebruikers, zien we nog een beduidend groter potentieel in de toekomst. Bijna 1 miljoen personen hebben immers een sterke interesse om in de toekomst hun belastingsaangifte via het internet te vervullen. Dat duidt op een groeiend vertrouwen onder de surfers om privacygevoelige procedures toch online uit te voeren. Zelfs stemmen via het internet is vandaag totaal geen taboe meer,” verduidelijkt Vergult.
Internet verkleint afstand tussen burger en staat De grotere beschikbaarheid en bereikbaarheid van de overheid wordt aanzien als het grootste voordeel van e-government. Het onderzoek van InSites wijst immers uit dat surfers internet en email beschouwen als een dankbaar alternatief voor telefonische dienstverlening of voor een tijdrovende verplaatsing naar het loket. Opvallend is ook dat surfers met e-government ervaring bijzonder waarderen dat zij dankzij internet papierwerk kunnen beperken. “Toch kunnen we niet stellen dat de huidige internetdiensten van de overheid uitblinken qua gebruiksvriendelijkheid,” noteert Vergult als een belangrijke conclusie. “Nog al te vaak trapt men bij de ontwikkeling van nieuwe diensten in de val eerder de logica van de organisatie te volgen dan die van de gebruiker. Verder ondervinden veel surfers problemen om hun weg te vinden in het ingewikkelde kluwen van overheidssites. Er moet dringend werk gemaakt worden van een grotere naambekendheid van deze sites en van logische onderlinge verwijzingen, zodat de burger snel een antwoord krijgt op zijn vraag.”
Meer informatie InSites Consulting Christophe Vergult, e-government specialist Tel. 09 269 15 06 - Fax 09 269 16 00
[email protected] www.insites-consulting.com
Nieuwsbrief 2004/08
17
ONDER DE LOEP
Bezwaarschriften tegen lokale belastingen: EEN ONGEGRONDE REPUTATIE Het Arbitragehof heeft onlangs een arrest uitgesproken over een prejudiciële vraag 1 die de les vervolledigt en preciseert die het Hof getrokken had uit een eerste arrest, dat dateert van eind 2000 2 en betrekking had op artikel 10, tweede lid, van de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen. De vraag die de rechtbank van eerste aanleg van Luik aan het Arbitragehof stelde, nadat de rechtbank in beroep een uitspraak had gedaan over de betwisting van een heffing van een gemeentebelasting, is de volgende: "Is artikel 10, tweede lid, van de wet van 24 december 1996 […] volgens de interpretatie van het vermoeden van gegrondheid van het aanvankelijke bezwaar, als bij de rechtbank van eerste aanleg een fiscaal beroep aanhangig is gemaakt zonder dat er een uitspraak werd gedaan over het aanvankelijke bezwaar, strijdig met artikel 10, 11 en 172 van de gecoördineerde Grondwet […] in zoverre dat het vermoeden enerzijds enkel van toepassing is op de provincie- of gemeentebelastingen en niet op de rijksbelastingen, terwijl dat vermoeden anderzijds een verschillende behandeling in het leven roept tussen de belastingheffende overheid en de belastingplichtige?". Is het met andere woorden logisch dat: - primo het stilzwijgen van de overheid leidt tot een vermoeden van gegrondheid van het bezwaar als het over een lokale belasting gaat, maar niet als het om een rijksbelasting gaat? - secundo het vermoeden van gegrondheid van het bezwaar de rechtbank van eerste aanleg bindt – ten koste van de overheid en enkel ten gunste van de eiser? Op de eerste vraag antwoordt het Hof negatief: niets, zelfs niet de a priori lage moeilijkheidsgraad van de lokale fiscale aangelegenheden, kan verantwoorden dat het stilzwijgen van de overheid nu eens leidt tot een vermoeden van gegrondheid (voor de lokale belastingen) en dan weer zonder gevolgen blijft (voor de rijksbelastingen). Die zogenaamde lage moeilijkheidsgraad kan de gemeente objectief gezien geen uitvoerende titel ontnemen 3. Te meer daar uit de voorbereidende werken van artikel 10, tweede lid, blijkt dat de wetgever de bedoeling had om, op het vlak van rechterlijk beroep, een parallellisme in het leven te roepen tussen de regels die van toepassing zijn op de rijksbelastingen en die welke betrekking hebben op de provincie- en gemeentebelastingen. Zelfde antwoord op de tweede vraag: een dergelijke beschikking "doet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de gemeenten, waaraan elke mogelijkheid wordt ontzegd om hun verweermiddelen voor de rechter te doen gelden, wat ook de redenen zijn voor de ontstentenis van beslissing in de administratieve fase van
de procedure. De rechter moet zich ertoe beperken die ontstentenis van beslissing vast te stellen, zonder rekening te houden met de grond van de zaak" (punt B.5.1.). Maar de vraag die de rechtbank gesteld had, was "Als de beschikking op die manier geïnterpreteerd wordt, is ze dan strijdig…". Het Hof antwoordt daar uitgebreid op: volgens de interpretatie die in de vraag voorgesteld wordt, schendt artikel 10, tweede lid, van de wet van 24 december 1996 inderdaad artikel 10 en 11 van de Grondwet. Echter "wanneer de aangeklaagde norm op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden, kan de constitutionele rechter een interpretatie overeenkomstig de Grondwet voorstellen" 4; het Hof beperkt zich dus niet tot het onderzoeken van de vraag zoals die door de rechter a quo werd gesteld, maar het Hof stelt een tweede interpretatie voor die de omstreden beschikking overeenkomstig de Grondwet maakt: als het geïnterpreteerd wordt alsof het niet van toepassing is op de gerechtelijke fase van de rechtspleging inzake gemeentebelastingen, schendt artikel 10, tweede lid, van de wet van 24 december 1996 artikel 10 en 11 van de Grondwet niet. Een bewijs daarvan is de mogelijkheid om beroep aan te tekenen, in hoger beroep te gaan of in cassatie te gaan, zoals voorzien bij artikel 10, 3e en 4e lid, van de wet van 24 december 1996. Als de rechtbank van eerste aanleg gebonden was door het vermoeden van gegrondheid, zou het geen enkele zin hebben om jurisdictioneel beroep aan te tekenen! Tot besluit kunnen we de les die we kunnen trekken uit arrest 114/2000 en 134/2004 als volgt worden samenvatten: 1. artikel 10, tweede lid, van de wet van 24 december 1996 heeft geen praktische draagwijdte, wat betekent dat ontstentenis van antwoord van het college van burgemeester en schepenen het bezwaar niet rechtvaardigt tijdens de administratieve fase van het geschil; 2. artikel 10, tweede lid, is ook niet van toepassing tijdens de jurisdictionele fase, wat betekent dat de rechter ten volle kan oordelen met betrekking tot het bezwaar. Deze bepaling is dus in zekere zin virtueel onbestaande … Ter herinnering. De op prejudiciële vraag gevelde arresten hebben kracht van gewijsde. Ze doen zich gelden tussen de partijen, zijnde de rechter die de vraag gesteld heeft en de rechters die de zaak zullen onderzoeken in beroep, verzet of cassatie. Maar aangezien de beschikking die het voorwerp uitmaakt van de prejudiciële vraag, niet ipso facto geannuleerd wordt, is de kracht van gewijsde slechts relatief 5.
1 Arrest nr. 134/2004 van 22 juli 2004. Vincent Ramelot 2 Arrest nr. 114/2000 van 16 november 2000 werd hiermee samengevoegd omdat het overeenkomsten vertoonde (B.S. 07.12.2000); cf. V. RAMELOT, "Beslechting van fiscale geschillen: het Arbitragehof bemoeit zich ermee", Nieuwsbrief-Brussel nr. 2001/01, blz. 12-14. 3 ""Alleen al omwille van het feit dat de lokale belastingen erg eenvoudig zijn vanuit technisch standpunt, kan een dergelijke maatregel waarbij de verjaring van een termijn de gemeente een uitvoerende titel ontneemt waarover de gemeente beschikte om de som te innen die haar verschuldigd was, niet toelaatbaar zijn in de ogen van de wetgever." (punt B.5.1.). 4 C. HOREVOETS & P. BOUCQUEY, " Les questions préjudicielles à la Cour d’arbitrage ", Bruylant, Brussel, 2001, blz. 57-58. 5 C. HOREVOETS & P. BOUCQUEY, " Les questions préjudicielles à la Cour d’arbitrage ", Bruylant, Brussel, 2001, blz. 61-62 en 103-104.
18
Nieuwsbrief 2004/08
EUROPAGINA
"DE EERSTEN ZULLEN DE LAATSTEN ZIJN" Inwerkingtreding van het Handvest inzake Lokale Autonomie Hoewel België – een land dat kan bogen op een traditie inzake lokale democratie – één van de eerste landen was die het Handvest inzake Lokale Autonomie ondertekende op 15 oktober 1985, liep het heel anders met het vervolg van het institutioneel parcours om het handvest bij ons in werking te doen treden. Sinds september 1988 beschikt het handvest over voldoende ratificaties om in werking te treden waar de goedkeuring afgerond is. In België eiste ons systeem dat ieder regionaal en gemeenschapsparlement het instrument bekrachtigt, wat het proces uiteraard vertraagt. Intussen is het in werking getreden in de meeste landen die het ondertekend hebben. Enkel in Frankrijk, Georgië en Zwitserland is de ratificatie nog niet rond. Bij ons zijn er tussen 1999 en 2004 een hele reeks wetten, decreten en ordonnanties tot goedkeuring van het handvest uitgevaardigd: het Brussels Gewest hield er het beste tempo op na en de Vlaamse Gemeenschap werd de hekkensluiter in maart jl. De cirkel is eindelijk rond en in december 2004 is het handvest in België in werking getreden. De Vereniging heeft de goedkeuring van het handvest gestimuleerd. Wij zijn dus verheugd dat het Brussels Gewest het als eerste bekrachtigd heeft, een weliswaar symbolische overwinning. In een institutionele context die constante evolueert, biedt het feit dat de lokale besturen over een dergelijk instrument kunnen beschikken, ongetwijfeld een waarborg. Volgende fase: de erkenning van het "lokale" in de toekomstige Europese grondwet?
Het handvest in een notendop Het handvest verplicht de partijen de regels toe te passen die de politieke, administratieve en financiële onafhankelijkheid van de lokale gemeenschappen waarborgen. Het stipuleert dat het beginsel van lokaal zelfbestuur moet steunen op een juridische basis, die bij voorkeur in de Grondwet opgenomen wordt. De lokale gemeenschappen moeten bij algemeen kiesrecht verkozen worden. Bovendien moeten zij in staat zijn de openbare zaken in het kader van de wet te regelen en te beheren, op hun eigen verantwoordelijkheid en ten behoeve van hun bevolking. Bijgevolg voorziet het handvest dat de uitoefening van de openbare verantwoordelijkheden over het algemeen moet rusten op de overheden die het dichtst bij de burgers staan. Alleen de verantwoordelijkheden die niet efficiënt op een lager niveau opgenomen kunnen worden, moeten aan de overheden op een hoger niveau toegewezen worden. Daartoe vermeldt het handvest de beginselen betreffende de bescherming van de territoriale grenzen van de lokale gemeenschappen, de administratieve structuren en de administratieve middelen die de lokale gemeenschappen zelf moeten bepalen om hun opdrachten te vervullen, de voorwaarden van de uitoefening van de verantwoordelijkheden op lokaal niveau, de administratieve controle van de activiteiten van de lokale gemeenschappen, de financiële middelen van de lokale gemeenschappen en de wettelijke bescherming van het lokale zelfbestuur. Het beginsel van lokaal zelfbestuur in het handvest is van toepassing op alle categorieën van lokale gemeenschappen. Iedere partij dient zich verbonden te beschouwen met minstens twintig paragrafen van deel I van het handvest, waarvan er minstens tien te kiezen zijn uit een "harde kern".
De tekst van het handvest en het voorbehoud van ieder land 1 bij de ratificatie is beschikbaar op: www.coe.int > Affaires juridiques > Démocratie locale et régionale > Instruments juridiques > Traités du Conseil de l'Europe > Charte européenne de l'autonomie locale Op onze website is ook een tweetalige versie Nederlands-Frans van het handvest beschikbaar: www.vsgb.be > Internationaal > Europese aangelegenheden > Artikels en documenten 1 Overeenkomstig artikel 13 van het handvest beschouwt het koninkrijk België dat de beschikkingen van het handvest niet van toepassing zijn op de OCMW's op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Nieuwsbrief 2004/08
19
2005
De Raad van Bestuur van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en
Nieuwsbrief
Marc Thoulen Jean-Marc Rombeaux Vincent Ramelot
Hildegard Schmidt Michel De Greef
Erik Caelen
Fanny Gadisseur
Noëlle Voets Liesbeth Vankelecom
Marie Wastchenko Frédéric Madry
Philippe Delvaux Juliette Lenders
Barbara Decupere Céline Lecocq Jean-Michel Reniers Latifa Hazim
Marina Muller
Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel Tel. 02/ 233.20.04 Fax 02/ 280.60.90 Redactie :
[email protected] [email protected] www.vsgb.be Gepubliceerd met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dexia en Ethias
Alain Veys Chantal Matthys Christian Lejour
Vincent Libert
Françoise Lambotte Céline Maertens
Nr 2004/8 31 december 2004 Directie Marc Thoulen Coördinatie Philippe Delvaux Redactie Philippe Delvaux, Juliette Lenders, Frédéric Madry, Vincent Ramelot, Marc Thoulen, Michiel Vandenbussche Vertaling Liesbeth Vankelecom, Karen Foelen Secretariaat Michel De Greef, Céline Lecocq, Alain Veys Met de vriendelijke medewerking van Dhr. Marc Frère, Mvr Gisèle Mandaila
Vincent Ramelot
20
wensen u het allerbeste voor het nieuwe jaar!
Nieuwsbrief 2004/08
Nieuwsbrief wordt gedrukt op 50 % gerecycleerd papier