Ver. Uit. Marc Thoulen - N°7317
Nieuwsbrief Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofdstad
Nr 2002/07 - 3 september 2002
Taboes ? De pers heeft uitgebreid verslag uitgebracht over de grote enquête over migratiestromen tussen de stadskernen en hun periferie die door minister Charles Picqué, belast met het Grootstedelijk Beleid, besteld werd. Het minste wat je kan zeggen is dat dit stedelijke fenomeen duidelijk de regionale verschillen overstijgt. Overal verliezen centra een deel van hun bevolking, en nog meer van die centra zien, relatief gesproken, het inkomen van hun bevolking wegsmelten als sneeuw voor de zon. De eigenheid van Brussel uit zich in de grote toestroom van jongeren die bijdraagt tot het lichte algemene herstel van het laatste decennium, maar tevens in een scherp afgetekend inkomensverschil tussen het centrum en de rand. De studie geeft ook een overzicht van wat deze stromen drijft. Naast bepaalde schijnbare tegenstellingen tussen de redenen voor het kiezen of verwerpen van een bepaalde woonplaats, vindt men de vrij vanzelfsprekende thema’s van toegang tot huisvesting en de nabijheid van tewerkstelling, het fundamentele thema van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving en het blijkbaar meer marginale thema van de veiligheid. De studie raakt ook de problematiek van de regionale en locale financiën aan. De lasten die traditioneel verbonden zijn met de stedelijke functie van tewerkstellingspool, al moet dit fenomeen genuanceerd worden op grond van bepaalde vormen van verplaatsing van tewerkstelling naar de rand, in toenemende mate de last van het voorkomen van de dualisering van de bevolking en, tegelijkertijd, het inkomensverlies verbonden aan de uittocht van de meer bemiddelde groepen… dat alles doet afbreuk aan de regionale en locale financiën. Het uitbrengen van deze studie die later nog in de Ministerraad en het Parlement moet besproken worden, ligt nu al aan de basis van een aantal bespiegelingen.
EDITO
De eerste denkpiste is van fiscale aard. Behalve de onroerende voorheffing zijn de fiscale middelen van de locale en regionale overheden veeleer aan de plaats van verblijf van personen verbonden dan aan hun plaats van tewerkstelling. In die omstandigheden wordt, bij wijze van spreken, de terugval van de financiën van de stedelijke centra en de inperking van hun mogelijkheid tot optreden "geprogrammeerd" door hun evolutie. Is het, in dat verband, echt denkbaar dat een hervorming ten gronde fundamenteel zou ingrijpen op de algemene oriëntatie van de fiscaliteit of dat deze zou voorbijgaan aan de institutionele solidariteitsmechanismen die nu reeds tussen de gewesten bestaan? Een tweede piste is van functionele aard en heeft te maken met de sleutelrol die de locale overheden kunnen vervullen in de actiedomeinen die inspelen op de vitaliteit van de steden. Misschien is die invloed eerder beperkt als het gaat om huisvesting of het bevorderen van de tewerkstelling, maar, op vlak van leefomgeving en veiligheid, kan je duidelijk niet om diezelfde invloed heen, zonder daarbij afbreuk te willen doen aan andere, hier niet aangehaalde, domeinen, zoals de socio-culturele sector. Maar dan moeten de locale overheden ook nog over de nodige middelen beschikken om dat beleid uit te voeren en moet er duidelijk erkend worden dat het subsidiariteitsprincipe in hun voordeel speelt. Zal blijken dat er een taboe rust op deze thema’s wanneer de discussie over de locale financiën bij de opening van het parlementaire jaar aangevat wordt? Marc Thoulen
DE VERENIGING IN ACTIE
Vlak voor de zomervakantie heeft de afdeling Maatschappelijk Welzijn van de Vereniging vanwege de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie de opdracht gekregen een studie te verrichten omtrent de door deze instellingen erkende rusthuizen. De studie bestaat uit drie delen, waarvan het eerste betrekking heeft op de architectuurnormen en het investeringsplan, het tweede op de evaluatie van een nieuw financieringssysteem van de rusthuizen en het derde op hun financiële leefbaarheid, meer bepaald ten opzichte van hun omvang. Om deze studie tot een goed eind te brengen doet de Vereniging een beroep op de heer Christian Lejour die begin september in dienst treedt. Als economist en socioloog heeft hij ervaring op het gebied van marktstudies, maar hij heeft eveneens gewerkt in een adviesbureau rond sociale economie en is ook korte tijd actief geweest bij het OCMW van Brussel. Zowel zijn opleiding als zijn ervaring zijn veelbelovend voor het welslagen van deze opdracht. Zijn aanwerving getuigt ook van het streven naar de diversifiëring van de studiedienst van de Vereniging. Marc Thoulen
inhoudstafel pagina Op de agenda . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Hervorming van de beslechting van administratieve geschillen . 4 Wijziging van het verkeersreglement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Een stapel Europese projecten op stapel . . . . . . . . . . . . . . . 11 Geen belastingvrijstelling meer voor Belgacom . . . . . . . . . . 14 Een goed plan voor betere verplaatsingen . . . . . . . . . . . . . . 16 Zone 30 nu ook mogelijk in schoolomgevingen . . . . . . . . . 18 Weldra ook Berlijnse kussens op onze wegen? . . . . . . . . . . . 20
OP DE AGENDA
U organiseert een evenement, lanceert een oproep tot indiening van projecten, bereidt een vorming voor of bent gewoon op de hoogte van gebeurtenissen die in onze rubriek nog niet aangekondigd werden? Laat ons iets weten zodat wij onze lezers nog beter kunnen dienen. Dank bij voorbaat.
Datum/plaats
☞
☞
Inlichtingen
8/9
Werelddag van de alfabetisering
Verenigde Naties - http://www.un.org/depts/dhl/dhlf/literacy/index.html
11-13/9 Gent
Erfgoed, nieuwe technologieën en lokale ontwikkeling Authenticiteit, intellectuele integriteit en duurzame ontwikkeling bij de publieke presentatie van archeologische en historische sites en landschappen Conferentie georganiseerd door het centrum Ename, met de steun van de Vlaamse Regering
Eva Roels – Erfgoedconferentie Gent Ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting Abdijstraat 13-15 - 9700 Oudenaarde Tel.: 055.232.447 - Fax: 055.303.519
[email protected]
14-15/9 Brussel
Archeologie, van het Neolithicum tot de Industriële Revolutie Open Monumentendagen in Brussel
Dienst Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest CCN - Vooruitgangsstraat 80 bus 1 - 1030 Brussel Tel.: 02.204.14.20 - Fax: 02.204.15.22
16-22/9
Europese week van de vervoering Georganiseerd door het DG Milieu van de Europese Commissie
http://www.mobilityweek-europe.org/index.html
21-29/9
Belgische week van de vervoering Gecoördineerd door de Brusselse Raad voor het Leefmilieu, Inter-Environnement Brussel, InterEnvironnement Wallonie en Komino
http://www.bralvzw.be/vervoering/index.html - www.komimo.be http://www.ieb.be/smob/index.htm - www.semaine.mobilite.wallonie.be
Brusselse Raad voor het Leefmilieu (BRAL) - Annemie Pijcke Zaterdagplein 13 - 1000 Brussel Tel.: 02.217.56.33 - Fax: 02.217.06.11
[email protected] - www.bralvzw.be of Inter-Environnement Brussel (IEB) - Philippe Mertens Zuidstraat 165 - 1000 Brussel Tel.: 02 223 01 01 - Fax: 02 223 12 96
[email protected] - http://www.ieb.be/smob/index.htm of Europese Commissie – Europese autovrije dag http://www.22september.org - Zie Nieuwsbrief 2002-5
22/9
Zonder auto mobiel in de stad
September
De vervoerplannen Workshop in het kader van het Forum voor duurzame ontwikkeling
VSGB – Sophie van den Berghe – Zie deze Nieuwsbrief
[email protected]
18/9 Gemeentehuis St-LambrechtsWoluwe
De toekomst van de Europese gemeenten Conferentie
Danielle Caron http://www.danielle-caron.be
19/9 Brussel Wet betreffende het recht op maatschappelijke Rijksadministratief integratie Centrum Informatiedag georganiseerd door de Vereniging
23-26/9 Aat en Brussel
2
Wat ?
Villes du nord et villes du sud : à la rencontre de l’agriculture urbaine Interuniversitair seminarie
Marie Wastchenko - Afdeling Maatschappelijk Welzijn van de VSGB Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel Tel.: 02.233.31.25 - Fax: 02.280.60.90
[email protected] ULB - Institut de la Vie - CP 196 - 50, avenue F. Roosevelt 1050 Brussel Tel./Fax : 02.649.50.70 of 042.57.64.50
[email protected] - www.ulb.ac.be/assoc/iv
26/9 Louvain-la- Natura 2000 et le droit Neuve Colloquium van vergelijkend recht België-Frankrijk Auditorium georganiseerd door de UCL Montesquieu
Annick Hermann - Département de droit public Faculté de droit de l’Université Catholique de Louvain 2, place Montesquieu - 1348 Louvain-la-Neuve Tel.: 010.47.47.11 - Fax: 010.47.47.09 -
[email protected]
27/9
Feest van de Franse Gemeenschap
http://www.cfwb.be
30/9 Deadline
Prijs " Bedrijf en gezondheid " 2002 Georganiseerd door de Europese Gezondheidsclub
Europese Gezondheidsclub Afdeling Humanisering en Bevordering van de Arbeid Belliardstraat 51 - 1040 Brussel Tel.: 02.233.42.25 - Fax: 02.233.42.52 -
[email protected]
Nieuwsbrief 2002/07
olg v r e V
OP DE AGENDA
Datum/plaats
Wat ?
Inlichtingen
30/9 Deadline
Oproep tot voorstellen tot bevordering van energieefficiëntie in de Europese Gemeenschap * Oproep tot voorstellen Save (2002/C 6/08) - deel C
Ronan Harbison - Europese Commissie de Motstraat 28 - UAD - Bureau DM 24 - 1040 Brussel. Fax: 02.296 60 16 -
[email protected] http://europa.eu.int/comm/energy/en/pfs_4_en.html Zie Nieuwsbrief 2002/2
30/9 – 2/10 Napels
Een vernieuwd beleid op vlak van welzijn en het algemeen belang 24e internationaal congres van CIRIEC
CIRIEC (Centre International de Recherche et d’Information sur l’Economie Publique, Sociale et Coopérative) Université de Liège - Sart Tilman - Bâtiment B33 bte 6 - 4000 Liège Tel.: 02.366.27.46 - Fax: 04.366.29.58
[email protected] - www.ulg.ac.be/ciriec
* Dit document werd verzonden naar de contactgroep Brussel-Europa van uw gemeente
WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12.07.2002 t/m 09.08.2002 SOCIALE ZAKEN
BURGERLIJKE STAND / BEVOLKING
BBHR van 04.07.2002 wijz. BBHR van 19.11.1998 tot organisatie van de sociale verhuurkantoren. B.S. 20.07.2002 178287
Bericht van 17.06.2002 betr. het specifieke geval van een terugkeervisum, afgeleverd tijdens de zomervakantieperiode van 2002 aan de vreemdelingen die naar België terugkeren om de procedure van gezinshereniging voort te zetten, die aangevat werd op grond van art. 10 of 40 van de wet van 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. B.S. 24.07.2002 101689
Wet van 26.05.2002 betr. het recht op maatschappelijke integratie [RMI - Leefloonwet - wet op het leefloon]. KB van 11.07.2002 houdende het algemeen reglement betr. het recht op maatschappelijke integratie. KB van 11.07.2002 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor een deeltijdse tewerkstelling met toepassing van art. 60, par. 7, van de organieke wet van 08.07.1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een gerechtigde op maatschappelijke integratie. KB van 11.07.2002 tot vaststelling van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de omkadering en opleiding van gerechtigden op maatschappelijke integratie die bij overeenkomst worden tewerkgesteld bij een privé-onderneming. KB van 11.07.2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie. KB van 11.07.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in het kader van de invoeginterim. KB van 11.07.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen. KB van 11.07.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma en tot vaststelling van de tijdelijke vermindering of vrijstelling van werkgeversbijdragen. KB van 11.07.2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan. B.S. 31.07.2002 176605, 178478, 178487, 178489, 178491, 178507, 178509, 178493, 178498
KB van 11.07.2002 wijz. KB 08.10.1981 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Omz. van 11.07.2002 betr. de verblijfsvoorwaarden voor Zwitserse onderdanen en hun familieleden. B.S. 09.08.2002 178756, 178758
FINANCIËN / BELASTINGEN Ord. van 27.06.2002 wijz. ord. van 16.07.1998 betr. de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen. B.S. 13.07.2002 178164
GEMEENTEBEHEER Ord. van 18.07.2002 wijz. van de nieuwe gemeentewet. B.S. 07.08.2002 178688 Ord. van 18.07.2002 houdende diverse hervormingen krachtens de bijzondere wet van 13.07.2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen. B.S. 07.08.2002 178697
PERSONEEL KB van 11.07.2002 betr. de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Omz. van 11.07.2002 betr. de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. B.S. 18.07.2002 178234, 178243
POLITIE / VEILIGHEID Omz. GPI (23) van 03.07.2002 - Oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid - Ernstige en langdurige ziekten - Commissie voor geschiktheid van het personeel van de politiediensten en Commissie van beroep voor geschiktheid van het personeel van de politiediensten. B.S. 12.07.2002 178106
Omz. GPI 24 van 11.07.2002 betr. de uitbetaling van de Copernicuspremie aan bepaalde leden van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politie. B.S. 16.07.2002 178195 KB van 03.06.2002 houdende vaststelling van het aantal verbindingsambtenaren van de politiediensten bij de gouverneur van het bestuurlijk arrondissement BrusselHoofdstad en de voorwaarden en modaliteiten van hun aanstelling. B.S. 25.07.2002 178366 KB van 19.07.2002 wijz. KB van 26.03.1965 betr. de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel en tot invoering van verscheidene bepalingen voor de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. B.S. 31.07.2002 178514 KB van 08.07.2002 tot vaststelling van bijzondere bepalingen bij de toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets, alsook bij de tegemoetkoming van de overheid in de vervoerskosten, en tot invoering van verscheidene bepalingen voor de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. B.S. 02.08.2002 178591 Omz. GPI 26 van 18.07.2002 betreffende de externe opleidingen in de politiediensten. B.S. 02.08.2002 178602
STEDENBOUW / LEEFOMGEVING Ord. van 27.06.2002 ➡ zie Financiën / Belastingen Ord. van 27.06.2002 wijz. ord. van 07.10.1993 houdende organisatie van de herwaardering van de wijken. B.S. 16.07.2002 178839 BBHR van 18.04.2002 wijz. BBHR houdende organisatie van de vernieuwing of de sloop gevolgd door de heropbouw van onroerende goederen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 12.02.1998. B.S. 27.07.2002 178428
Nieuwsbrief 2002/07
3
ONDER DE LOEP
DE HERVORMING VAN DE BESLECHTING VAN ADMINISTRATIEVE GESCHILLEN Pleidooi voor een nieuw systeem In Nieuwsbrief 2002/5 hadden we het over de eerste fase van de opdracht die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan de Vereniging heeft toevertrouwd, aangaande de hervorming van de beslechting van gemeentelijke administratieve geschillen. 1 De tweede fase van deze opdracht is zopas afgerond en daar zullen we in dit artikel dieper op ingaan. Ter herinnering: de tweede fase had tot doel de problemen te bestuderen in de toepassing omtrent de invoering van reglementen met administratieve sancties in het gemeentelijk arsenaal, in het bijzonder met betrekking tot artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet en in voorkomend geval andere “grendel”-wetten, wat we in ons vorig artikel samenvatten in de vraag: “Welke wijzigingen zouden nuttig zijn om het stelsel van de administratieve sancties doeltreffender te maken?”
1. Grendels, maar ook sleutels Eerste vaststelling: als er grendels zijn, zitten die enkel in de Nieuwe Gemeentewet zelf en uiteraard ook in de wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, maar niet in andere wetten zoals de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt of die van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus. Het gaat dus niet om onoverkoombare grendels, aangezien de regionale wetgever voortaan uitgebreide bevoegdheden heeft terzake.
2. Identificatie van het probleem Verbod op de dubbele bestraffing Het beginsel van het verbod op de dubbele bestraffing is een echte rem op de gemeentelijke actie. Bovendien kan het een zekere rechtsonzekerheid teweegbrengen die verband houdt met de nietigverklaring of de weigering van toepassing door de rechter van een reglement dat hij als onwettig beschouwt. Er zijn wel andere wetten waarin dit beginsel verzacht wordt of onbestaand is. De wet van 30 juni 1971
betreffende de administratieve geldboeten die van toepassing zijn in geval van inbreuk op sommige sociale wetten bijvoorbeeld, verbiedt de dubbele bestraffing niet, maar maakt er een conditio sine qua non van: administratieve boetes zijn uitgesloten als de beoogde feiten nog geen strafrechtelijke overtreding inhouden. De fiscale regelgeving (art. 444 tot 448 van het Wetboek op de Inkomstenbelasting van 1992) gaat nog verder, aangezien het verbod op de dubbele bestraffing er gewoonweg onbestaand is: de beoogde feiten (valse verklaring, uitlokking van meineed, …) houden zowel een strafrechtelijke als een administratieve overtreding in. Het verbod op de dubbele bestraffing gewoon opheffen of deze beperken tot de feiten waarop een strafsanctie staat, is dus niet onzinnig.
De bevoegdheid om overtredingen van het gemeentereglement vast te stellen Volgens de huidige bewoording van artikel 119bis, § 6, kunnen enkel politieambtenaren en hulpagenten van politie de feiten vaststellen die in de politieverordening als overtreding worden beschouwd. “Gewone” ambtenaren zijn bijgevolg helemaal niet bevoegd om bij hun politiereglement beoogde feiten vast te stellen, wat frustrerend is voor mensen zoals parkwachters of leden van de "schoonmaakbrigades", wier werk overigens vaak opmerkelijk is. Bovendien werd meer dan eens op het risico gewezen dat de politiezones niet speciaal meer al hun aandacht noch hun prioriteiten schenken aan de naleving van de politiereglementen …
1 V. RAMELOT, " De hervorming van de beslechting van administratieve geschillen: tijd voor brainstorming ", in Nieuwsbrief-Brussel, 2002/5, blz. 7-9.
4
Nieuwsbrief 2002/07
ONDER DE LOEP
De bevoegdheid met betrekking tot de vaststelling zou dus uitgebreid moeten worden tot de gemeentebeambten die beëdigd zijn en speciaal daartoe door het College van Burgemeester en Schepenen aangewezen worden.
Verschillende procedures volgens het type sanctie De behandeling van de overtredingen is zeer verschillend naargelang er een administratieve boete of een andere sanctie aan vasthangt: - overmaking van het proces-verbaal van vaststelling, onderzoek van het dossier, daarna eventueel boete in het eerste geval; - voorafgaande verwittiging, overmaking van het procesverbaal in geval van een tweede overtreding en daarna vrije keuze van het College van Burgemeester en Schepenen in het tweede geval. Waarom is de behandeling van beide types overtredingen verschillend? Waarom begint de procedure hier onmiddellijk, terwijl de overtreder daar een tweede kans krijgt? Volgens de huidige wetgeving en de aanbeveling van minister Duquesne 2 is de procedure voor het College gebaseerd op die voor de ambtenaar; maar die praktijk is slechts een lapmiddel en heeft grenzen: o.a. zal het recht van de overtreder om zich mondeling te verdedigen altijd verworven blijven of zal het afhangen van de goede wil van het College dat in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld wanneer het overweegt een schorsing van beperkte duur op te leggen, kan beslissen dat deze confrontatie niet noodzakelijk is? Bovendien lost dit palliatief middel het procedureprobleem niet op van een overtreding die strafbaar is met een administratieve boete samen met een andere administratieve sanctie. De beste oplossing zou dus zijn een unieke procedure te creëren, onafhankelijk van het type sanctie, voor dezelfde overheid, zijnde het College van Burgemeester en Schepenen.
De lacunes in de regelgeving van de samenloop Wanneer het feit dat aanleiding gegeven heeft tot de opstelling van een proces-verbaal zowel een overtreding van
olg v r e V
de politieverordening als een strafrechtelijke overtreding vormt, wordt het origineel van het proces-verbaal naar de procureur des Konings gezonden en een afschrift naar de ambtenaar (119bis, § 7, NGW). De procureur beschikt dan over een maand te rekenen vanaf de dag van de ontvangst van het proces-verbaal om een houding aan te nemen: - hetzij er vervolg aan geven en dus een strafrechtelijk vooronderzoek of onderzoek opstarten - hetzij er geen gevolg aan geven en deze beslissing aan de ambtenaar meedelen; - hetzij helemaal niets beslissen, de termijn van een maand laten verstrijken, na afloop waarvan de gemeenteambtenaar zijn bevoegdheid terugkrijgt. Jammer genoeg lijkt de wetgever van 1999 uit het oog te hebben verloren dat er nog andere mechanismen van samenloop zijn die in andere reglementen vastgelegd zijn en kunnen meespelen en het systeem vervalsen. Laten we het voorbeeld nemen van de regionale overtredingen inzake leefmilieu. Wanneer een bij de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen beoogd feit vastgesteld wordt, wordt het proces-verbaal overgemaakt aan de procureur des Konings en aan de leidende ambtenaar van het Gewestelijk Agentschap voor de Netheid. Als de procureur des Konings binnen de zes maanden beslist om niet te vervolgen of als hij de termijn van zes maanden laat verstrijken zonder een beslissing te nemen, kan de leidende ambtenaar van het GAN vervolg instellen en de administratieve boete opleggen. Wat dan in geval van samenloop tussen een “gemeentelijke” en een “gewestelijke” overtreding? Het proces-verbaal zou via het Parket moeten gaan, maar moet het na een maand overgemaakt worden aan de gemeentelijke ambtenaar of na zes maanden aan de gewestelijke ambtenaar? En als de gewestelijke ambtenaar in dat laatste geval niet vervolgt, kan hij het proces-verbaal dan aan het gemeentelijk niveau overmaken? Of moet hij dat doen? En na welke termijn? Kortom, een mooie hersenbreker die in de praktijk iedere mogelijkheid tot tussenkomst van de gemeentelijke ambtenaar tenietdoet … al was het maar door het verstrijken van de termijnen! De regeling van de samenloop is niet altijd aanwezig in de “dubbel” repressieve wetgevingen: we denken bijvoorbeeld aan het fiscaal recht. Het is dus mogelijk te werken zonder. Een homogenisering van de procedures zou toch gepland moeten worden.
2 Aanbeveling van de minister in omzendbrief OOP 30; cf. V. RAMELOT, " Administratieve sancties en nieuwe politiemaatregelen: de minister zorgt voor de afwerking ", in Nieuwsbrief-Brussel, 2001/6, blz. 8. Nieuwsbrief 2002/07
5
ONDER DE LOEP
De wettelijke oorzaken van het niet toegerekend worden (minderjarigheid) Artikel 119bis heeft het niet over het lot van de overtredingen van personen die in het strafrecht een speciaal statuut genieten dat vervolg tegen hen onmogelijk maakt. Ook al wil men zich ontdoen van het strafrecht, kan men een administratieve boete opleggen aan een minderjarige, ongeacht zijn leeftijd? Volgens ons moet men dus een leeftijd vaststellen waaronder de minderjarige niet vervolgd zal worden: achttien jaar, zoals in het strafrecht, of waarom niet zestien jaar. Anderzijds kan het in bepaalde gevallen opportuun zijn voor de gemeente om te reageren ten aanzien van een minderjarige die bepaalde daden van gebrek aan burgerzin heeft gesteld, niet door een sanctie op te leggen maar door hem voor te stellen werk van algemeen nut te verrichten. De jongere zou bijvoorbeeld enkele uren kunnen werken aan het herstel van de schade die hij aangebracht heeft: de aanplantingen onderhouden, de graffiti uitwissen,… Dit zou echter geen sanctie vormen: de maatregel dient volledig door de jongere aanvaard te worden.
olg v r e V
uitgevoerd worden? Strafsancties bijvoorbeeld verjaren door verloop van twintig jaar en correctionele straffen na vijf of tien jaar als de opgelegde straf minimum drie jaar is. De politiestraffen tot slot verjaren per verstreken jaar. Als we vergelijken, lijkt een duur van drie jaar ons perfect redelijk voor de verjaringstermijn van de administratieve boetes en vijf jaar voor de andere sancties. Artikel 119bis, § 5, eerste lid, NGW preciseert dat het bedrag van de sanctie proportioneel is in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden, en in functie van eventuele herhaling, maar er wordt niets gezegd over de termijn van recidive. Als men een verjaringstermijn van drie jaar vastlegt (of vijf jaar voor andere sancties dan de boete), moet men ook in identieke termijnen voorzien voor recidive. Voor bepaalde feiten kunnen er twee administratieve sancties voorzien worden: de administratieve boete en de sluiting van de inrichting bijvoorbeeld. Niets verhindert om in een boete te voorzien voor een bepaald feit en daarna in een andere sanctie bij recidive.
De reglementering van het beroep Tegen de beslissing van de ambtenaar om een administratieve boete op te leggen kan beroep worden aangetekend voor de politierechtbank. Het vonnis van deze laatste kan op zijn beurt in cassatie aangevochten worden. Er is echter geen enkel beroep georganiseerd tegen de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen om een andere administratieve sanctie op te leggen. De parlementaire werkzaamheden concluderen dus dat deze beslissing het voorwerp kan uitmaken van een vordering tot nietigverklaring voor de Raad van State.
Volgens de huidige wetgeving zijn deze combinaties juridisch mogelijk, maar kunnen in de praktijk complicaties optreden die niet in verhouding staan tot het vooropgestelde doel, te beginnen met het feit dat het verschillende overheden zijn die de feiten beoordelen en de sancties uitspreken. 3
3. Waarom geen tabula rasa met het verleden?
Deze oplossing heeft vervelende gevolgen: - ze ontneemt de eiser de dubbele graad van jurisdictie; - de vordering voor de Raad van State is een vordering tot nietigverklaring, en geen beroep.
Naar aanleiding van de hierboven voorgestelde wijzigingen heeft de Vereniging gewerkt aan een nieuwe bewoording van artikel 119bis, dat een nieuwe, homogene en coherentie procedure uitwerkt met nieuwe principes.
Hoewel de procedure voor de beslechting van geschillen in de eerste graad geüniformeerd is, zien wij niet waarom hetzelfde niet zou gelden in beroep.
Voorwaarde: iedere overtreding van een gemeentelijk reglement kan het voorwerp uitmaken van administratieve sancties. De politieverordeningen, de belastingsreglementen, maar ook bepaalde overtredingen met betrekking tot de vorm en termijnen, zoals bijvoorbeeld een bestuurlijk document niet gaan halen in de door het bestuur vastgestelde termijn. Samengevat, ieder gedrag dat door de gemeenteraad in zijn reglementen beschouwd wordt als schadelijk voor de belangen van de gemeenten en het goede bestuur.
Termijnen, combinatie en opeenvolging van sancties De Nieuwe Gemeentewet preciseert niets over de verjaartermijn van de sanctie. Tot wanneer kan een sanctie
3 Cf. V. RAMELOT, " Administratieve sancties en nieuwe politiemaatregelen: de minister zorgt voor de afwerking ", loc. cit., blz. 7.
6
Nieuwsbrief 2002/07
ONDER DE LOEP
En de aard van de sanctie en van de procedure? Het huidige stelsel is hybride, half strafrechtelijk en half administratief. Ondanks de precisering “administratief ” haalt het veel uit het strafrecht en de strafrechtelijke procedure. Het is dus onvermijdelijk dat principes zoals het “non bis in idem”, de samenloop, … er hun plaats vinden. Daarom stellen wij voor een echt gemeentelijk administratief systeem te creëren dat homogeen en coherent is, door de versterking van het zuiver administratief karakter van de procedure en door deze los te maken van de strafrechtelijke procedure, via dewelke ze onafhankelijker kan worden en samen met eventueel strafrechtelijk vervolg bestaan. Aangezien de geschillen dezelfde niet meer zijn, zou het adagium “non bis in idem” niet meer nageleefd moeten worden aangezien het niet meer om dezelfde oorzaak zou gaan.
De architectuur van het nieuwe artikel De procedure verloopt in drie fasen: de invordering van een geldsom bij de vaststelling van de feiten, de beslechting van het geschil, het beroep.
1. De vaststelling van de overtreding Ieder gekwalificeerd ambtenaar kan de overtreding vaststellen. De vaststelling kan dus gebeuren op de openbare weg, maar ook in de kantoren van de administratie, wanneer het bijvoorbeeld gaat om de schending van een termijn. Bij de vaststelling stelt de verbaliserende ambtenaar de overtreder voor om onmiddellijk een bij wet vastgestelde geldsom te betalen4 : - als hij daarmee instemt, beschikt hij over een korte termijn om de som te betalen (vijf werkdagen); - als hij weigert, gaat de gemeentelijke overheid over tot de fase “beslechting van het geschil”. Er wordt in ieder geval een proces-verbaal opgesteld en verstuurd naar het College van Burgemeester en Schepenen. Als de dader van de feiten minderjarig is, hoeft hij niets te betalen, maar wordt er wel een proces-verbaal van vaststelling van de feiten opgesteld en naar het College gezonden.
olg v r e V
2. De echte opstarting van de beslechtingsfase Als de overtreder weigert onmiddellijk te betalen, kan het College van Burgemeester en Schepenen de procedure tegen hem opstarten. Deze fase zou de voornaamste huidige (verbeterde) bepalingen van artikel 119bis overnemen. De overtreder krijgt dus de mogelijkheid om zijn argumenten voor te stellen en in voorkomend geval te winnen. Maar hij kan ook een hogere boete opgelegd krijgen of een andere sanctie, of zelfs de twee sancties samen. Het College heeft uiteraard de mogelijkheid om vervolg in te stellen tegen de overtreder die de onmiddellijke betaling aanvaard heeft, maar de som niet binnen de opgelegde termijn betaalde. Bovendien behoudt het College de mogelijkheid, zelfs in geval van betaling van de onmiddellijk geïnde som, om vervolg in te stellen als zou blijken dat het om een recidive gaat, of ook al beschouwt het dat het feit te ernstig is. In dat geval wordt de reeds betaalde som afgetrokken van de opgelegde boete. Het College kan ook een andere sanctie opleggen, maar moet zich dan uitspreken over het lot van de reeds geïnde boete: ze bevestigen (maar ook motiveren) of intrekken en dus terugbetalen. Als de feiten door een minderjarige gepleegd zijn, kan het College hem voorstellen, in overleg met de minderjarige en in voorkomend geval met de sociale diensten, werk van algemeen nut uit te voeren dat verband houdt met de schade die hij heeft aangebracht. We vestigen er de aandacht op dat die beslissing geen sanctie is. Alles hangt af van de goede wil van de minderjarige, die het voorstel naast zich neer kan leggen. En gedwongen uitvoering is uiteraard ook onmogelijk! Ook geen beroep, aangezien het geen sanctie is.
3. Beroep De beslissing van het College wordt in eerste graad genomen. Er is dus altijd beroep mogelijk, bij een jurisdictie van de gerechtelijke orde en ongeacht de uitgesproken sanctie. De rechtbank van eerste aanleg is het best geplaatst om van het beroep kennis te nemen. De politierechtbank is immers niet beter beschikbaar dan de rechtbank van eerste aanleg. Bovendien is deze laatste wellicht beter gewapend en meer ervaren dan de politierechtbank om uitspraken te doen over materies zoals de sluiting van een inrichting.
4 Dat bedrag zou 75 euro kunnen zijn.
Nieuwsbrief 2002/07
7
ONDER DE LOEP
Een evaluatie van de procedure De nieuwe procedure vertoont ontegensprekelijke voordelen: - ze is vrij vlot toepasbaar; - ze legt de overtreder in de eerste fase geen onredelijk bedrag op; - ze brengt de rechten van de verdediging niet in het gedrang, aangezien er een procedure mogelijk blijft, met mogelijk beroep voor een gerechtelijke rechtbank; - ze versterkt de doeltreffendheid van de sanctie, aangezien er onmiddellijk een som geld geïnd kan worden in geval van vaststelling van een overtreding; - ze vervangt enkele verwante systemen die een te hoge belasting (bijvoorbeeld bij de regularisatie van vergunningen) of pseudo-retributies opleggen; - ze brengt zeer weinig kosten met zich mee; - ze stelt het College van Burgemeester en Schepenen in staat de toepassing van de regelgeving van nabij te volgen, alsook in voorkomend geval zelf de eventuele zwakheden van een of ander reglement te vatten. Ondanks alles moeten we ons bewust zijn van alle moeilijkheden die ze kan teweegbrengen en die moeten verholpen worden: allereerst ontsnappen we niet aan de procedure voor de beslechting van geschillen in bepaalde
lg
o Verv
gevallen; ten tweede is het belangrijk te voorzien in een procedure voor eenmalige vaststelling voor alle betrokken diensten; en tot slot moet de aanstelling van personen die bevoegd zijn om de overtredingen vast te stellen, er een procesverbaal van op te stellen en de geldsom te innen op een beredeneerde manier gebeuren; naast de politieambtenaren en de hulpagenten van politie denken we aan parkwachters, ambtenaren van de "witte brigades", milieuadviseurs, hoofden van de bevolkingsdiensten en burgerlijke stand, …
4. Op de agenda Deze voorstellen zijn uiteraard slechts voorstellen die de minister-voorzitter nog moet evalueren en beoordelen. De derde fase zal erin bestaan al deze voorstellen op muziek te zetten, of meer bepaald een ontwerp van wijziging voor te stellen van de Nieuwe Gemeentewet en van de aangepaste modellen van gemeentereglementen. In een derde artikel zullen wij u op de hoogte houden van de inhoud van het verslag van die fase en in voorkomend geval van de toekomst van dit denkwerk. Vincent Ramelot
ONDER DE LOEP
WIJZIGING VAN HET VERKEERSREGLEMENT Een moeilijke bocht Op 7 juni 2002 heeft de Ministerraad in tweede lezing een voorontwerp van wet betreffende de verkeersveiligheid goedgekeurd dat voorgesteld werd door de minister van Mobiliteit en Vervoer. 1 Op verzoek van Staatssecretaris Delathouwer hebben de studiedienst en de mobiliteitscel van de Vereniging dit wetsontwerp geanalyseerd. Hieronder vindt u onze eerste commentaren die wel niet exhaustief zijn maar zowel de juridische aspecten als de uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen bekijken. Dit wetsontwerp moet het aantal verkeersdoden in België tegen 2006 met een derde en tegen 2010 met de helft verminderen, overeenkomstig de aanbevelingen van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid. 2 1 Wetsontwerp houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid. 2 Memorie van toelichting, blz. 6. 3 Parl. Stuk, Kamer, 1915/1 en 2, G.Z. 2001-2002.
8
Nieuwsbrief 2002/07
Het wetsontwerp werd op 9 juli jongstleden 3 aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers overgemaakt en de voornaamste maatregelen zijn: - de depenalisering van bepaalde parkeerovertredingen;
lg
o Verv
ONDER DE LOEP
- de aanpassing van de straffen aan de ernst van de overtreding; - de verbeterde opvolging van de overtredingen; - de versterkte samenwerking tussen de federale departementen die zich met het wegverkeer bezig houden; - de aanmoediging van de lokale politiezones via de ondertekening van overeenkomsten tussen hen en de federale regering.
De hervorming van het parkeerbeleid De meest opmerkelijke wijziging vanuit gemeentelijk oogpunt is ongetwijfeld de afschaffing van bepaalde parkeerovertredingen. Artikel 29 (nieuw) van de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer, ingevoerd bij artikel 6 van het wetsontwerp, depenaliseert immers drie types overtredingen: “Het in [de op grond van de gecoördineerde wetten uitgevaardigde] reglementen omschreven parkeren met beperkte parkeertijd, betalend parkeren en parkeren op plaatsen voorbehouden aan bewoners worden niet strafrechtelijk bestraft.” Tegelijk wijzigt artikel 37 van het ontwerp het enige artikel van de wet van 22 februari 1965 4 teneinde de gemeenten de mogelijkheid te bieden om retributieregelingen aan te nemen voor deze drie types parkeren. Geen geld in de parkeerautomaat steken, geen parkeerschijf gebruiken in een blauwe zone, de uurregelingen in bepaalde gevallen niet naleven of parkeren in een zone voor buurtbewoners vormt met andere woorden geen overtreding meer en is dus niet langer strafbaar. Om deze reglementen te doen naleven kan de gemeente voortaan in parkeerretributies voorzien. Wat het betalend parkeren betreft, gaat het hier slechts om een "officialisering" van het bi-tarief, dat als voordeel heeft niet meer afhankelijk te zijn van de goede wil van het Parket. We merken echter op dat het mechanisme van de retributie een vrij zware procedure is voor de gemeenten, o.a. omdat het bestuur zich niet kan beroepen op de “privilège du préalable” en dus in geval van betwisting alle rechtsvorderingen moet opgebruiken alvorens de som te kunnen terugvorderen. 5 Wat de twee andere types parkeren daarentegen betreft,
lijken bepaalde praktische gevolgen de auteur van het ontwerp niet opgevallen te zijn. Aangezien parkeren in blauwe zone gratis is, is het paradoxaal dat de wet de gemeenten de mogelijkheid geeft om in retributies te voorzien … Wat gebeurt er dan als een automobilist zijn voertuig langer dan toegelaten laat staan? De enige oplossing in onze ogen zou zijn de retributie invorderbaar te maken zodra de tijd verstreken is, in de veronderstelling dat de bestuurder op dat moment opteert voor de retributie… Nog subtieler: Wat als iemand zijn voertuig zonder parkeerschijf parkeert in een blauwe zone? Tot nu toe is dat simpel: het is een overtreding, echter niet strafbaar als het wetsontwerp in zijn huidige vorm goedgekeurd wordt. Wat kan men dan doen tegen zo'n ongedisciplineerde automobilist? Blijkbaar kan men in het parkeerreglement preciseren dat aangezien er geen parkeerschijf aangebracht is, de automobilist verondersteld wordt een halfuur te willen parkeren en het overeenstemmende tarief van de retributie dus op hem kan worden toegepast. Dat lijkt een déjà-vu… Het is immers min of meer het systeem dat thans van toepassing is; maar waarom heeft men geen gebruik gemaakt van de hervorming om een coherent, eenvoudig en doeltreffend systeem uit te werken? Het probleem wordt ingewikkelder bij het parkeren voor buurtbewoners. Hoe kan men hun nog plaatsen voorbehouden als geen enkele sanctie de niet-bewoners afschrikt? Dit type parkeren veronderstelt een verbod voor bepaalde automobilisten om op bepaalde plaatsen te parkeren als ze geen buurtbewoner zijn. Maar wie retributie zegt, zegt toelating: als het parkeren aan een retributie onderworpen is, is het toegelaten! Uiteraard kunnen we ook een systeem uitwerken waarbij de buurtbewoners vrij kunnen parkeren en enkel de andere automobilisten de retributie moeten betalen, met het bitarief en het hoger toegelichte vermoeden. Maar is de essentie van het parkeren voor buurtbewoners niet net het beruchte langparkeren te vermijden? Als eender wie zijn wagen op die plaats kan achterlaten, zelfs mits betaling, is die plaats niet langer voorbehouden voor een bepaalde categorie automobilisten! In dat opzicht ontneemt het ontwerp dit type parkeren zijn specificiteit. Tot slot lijkt het wetsontwerp met een bepaald risico geen rekening te houden: als de gemeente het betalend parkeren
4 Wet van 22 april 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren. 5 Cf. V. RAMELOT, " Is een heffing voor het parkeren op de openbare weg een belasting of een retributie? ", in Nieuwsbrief-Brussel, 2001/1, blz. 15-17.
Nieuwsbrief 2002/07
9
olg v r e V
ONDER DE LOEP
beter controleert, zouden de overtredingen kunnen verschuiven naar de zebrapaden en trottoirs, voor zover de politie dit soort overtreding niet bestraft. Het zou ongetwijfeld verkieslijk geweest zijn bepaalde gewestelijke en gemeentelijke ambtenaren bevoegd te maken om de parkeerovertredingen te verbaliseren 6 of per gerechtelijk arrondissement binnen de federale politie een gespecialiseerde eenheid te creëren. Tot besluit lijkt de gemeente ons in een aantal gevallen over geen dwingende of repressiemiddelen te beschikken om de niet-naleving van de parkeerreglementen te verhelpen. Een eerste voorontwerp van wet had echter een origineel en vernieuwend systeem uitgewerkt: de beoogde feiten bleven als overtredingen bestempeld, maar de gemeenten mochten in administratieve boetes voorzien die ze zelf mochten vaststellen, opleggen en innen. Zo konden de lokale besturen enerzijds de regelgeving doen naleven zonder de (juridische en procedurele) knelpunten van de burgerrechtelijke procedure en anderzijds werden de Parketten ontlast. Deze piste was beloftevol voor de gemeenten, maar jammer genoeg werd ze - om redenen die we niet kennen maar die ongetwijfeld valabel zijn - opzijgeschoven.
Het toezicht op de aanvullende reglementen De regionalisering van het toezicht op de aanvullende reglementen is een oude eis van de gewesten die eertijds meermaals in het federaal parlement geëvoceerd werd. Tot nu toe waren de aanvullende reglementen onderworpen aan het bijzonder toezicht van de federale minister van Mobiliteit (artikel 2 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer). Het wetsontwerp schaft dit toezicht af, waardoor de aanvullende reglementen voortaan enkel aan het gewoon toezicht van het Gewest onderworpen zullen zijn. Dat is niet alles. In de memorie van toelichting van het ontwerp wijst de auteur op de slechte werking van de raadgevende commissies. Hoewel er nog slechts twee commissies actief zijn (waaronder die van Brussel), mogen we niet uit het oog verliezen dat het op gewestelijk niveau nodig is om te beschikken over een platform waar alle wegbeheerders (de gemeenten en het Gewest) rond de tafel gaan zitten om over de mobiliteitsproblemen en de aanvullende reglementen te spreken. Wij denken dat het
“parkeerobservatorium” de aangewezen instantie is om die band tussen de gemeenten en het Gewest te verzekeren en dus een belangrijke rol zou kunnen spelen.
Overeenkomsten met de politiezones Uit de memorie van toelichting blijkt tevens dat een financiële aanmoediging van de politiezones de verkeersveiligheid zou kunnen verbeteren. Op dat vlak melden we dat de lokale politie niet in staat is om alle taken rond verkeersveiligheid op zich te nemen, ondermeer omwille van het gebrek aan personeel, de werkoverlast en het gebrek aan ervaring en grondige kennis van bepaalde reglementen betreffende het verkeer (bijvoorbeeld de wetten op het vervoer van goederen). 7 We mogen ook niet vergeten dat de federale politie een aanzienlijk aantal controles verricht, bij voorbeeld inzake snelheidsovertredingen of overvracht. Per analogie zou ze ook die financiële aanmoediging moeten kunnen krijgen, net zoals de gemeenten die een actief beleid voeren inzake mobiliteit en verkeersveiligheid.
Besluit De depenalisering van parkeerovertredingen is niet het beste idee. Als de wetgever de depenalisering toch wil behouden, zou in de wet beter de mogelijkheid ingebouwd worden om de beoogde feiten van administratieve boetes te voorzien. Deze wijziging zou opgenomen kunnen worden in de wet betreffende de politie op het wegverkeer of in die van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren. Maar niet in de Nieuwe Gemeentewet zelf, omdat die voortaan een regionale bevoegdheid is. Een tussenoplossing zou zijn geen retributies maar wel parkeerbelastingen vast te stellen: daarvoor is geen wetswijziging nodig, aangezien de gemeenten hun fiscale bevoegdheid uit artikel 170 van de Grondwet halen. Er zou ook nagedacht moeten worden over de toekenning van de bevoegdheid om parkeerovertredingen vast te stellen aan bepaalde gemeentelijke en regionale ambtenaren.
Erik Caelen Vincent Ramelot
6 Namelijk art. 21.4.4°, 22bis4°a), 22bis4°b), 22ter 1. 3°, 22sexies 2., 23, 24, 25, 26, 27, 27bis, 27ter, 70, 72. 6, 77.4, 77.5 et 77.8 van het verkeersreglement. 7 Cf. E. CAELEN, " De nieuwe politiediensten en hun verkeersopdrachten: Mag het iets meer zijn? ", in Nieuwsbrief-Brussel, 2002/1, blz. 6-9.
10
Nieuwsbrief 2002/07
IN ONZE GEMEENTEN
Een stapel projecten op stapel Het Programma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking dat op touw gezet werd op initiatief van Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans en op Brussels niveau beheerd wordt door onze Vereniging, is thans volop in zijn tweede jaar. De projecten van bepaalde gemeenten zijn reeds aan de gang, andere gaan in september van start. In onze vorige Nieuwsbrief 1 hebben we de voornaamste resultaten van de twee testprojecten overlopen en dit keer kijken we in detail naar de zeven projecten die onze Vereniging beheert. Ter inleiding wijzen we erop dat de projecten twee prioritaire doelstellingen moeten beogen: de lokale besturen van de partnerlanden versterken enerzijds en de betrokkenheid van de Belgische gemeenten bij de ontwikkelingssamenwerking bevorderen anderzijds. De steden en gemeenten kunnen immers dankzij hun knowhow in alle domeinen van het lokaal beheer van grote betekenis zijn voor de ontwikkeling van de landen van het Zuiden.
Afrika in alle staten … Vier Brusselse gemeenten hebben beslist een samenwerkingsproject met Afrikaanse gemeenten tot stand te brengen. Zo werken Sint-Pieters-Woluwe, Brussel-Stad en Evere samen met respectievelijk het district Ruyumba (Rwanda), Kinshasa (Democratische Republiek Congo) en Lokossa (Benin), drie gemeenten die bovendien behoren tot landen die het Comité voor Bijstand aan de Ontwikkeling bij de minst ontwikkelde landen heeft ondergebracht. Sint-JansMolenbeek van zijn kant stelt voor om zijn samenwerking met Oujda Sidi Ziane (Marokko) voort te zetten.
Rwanda Ruyumba en Sint-Pieters-Woluwe zijn verbroederd sinds 1970 en ondanks moeilijke momenten (ondermeer de oproer in Rwanda in het midden van de jaren '90) is er steeds contact gebleven. Dit district met ongeveer 60.000 inwoners, op een dertigtal kilometer van Kigali, is ontstaan uit de samenvoeging van de gemeenten Musambira en Mugina. Deze administratieve hervorming heeft tal van complicaties teweeggebracht, ondermeer voor het dagelijks bestuur. De regelmatige contacten tussen beide partners en de steun van de Rwandese provinciale overheden hebben hen aangespoord om een project voor gedecentraliseerde samenwerking in te dienen. Het doel is enerzijds de
verbetering en vereenvoudiging van het dagelijks werk van de lokale ambtenaren in het bestuur van de gemeente en anderzijds de versterking van de communicatie tussen de partners. Uit de voorbereidende vergaderingen is gebleken dat de beste methode voor het bereiken van die doelstellingen berust op de creatie van een functionele informatiedrager samen met een twee weken durende basisopleiding informatica en administratief beheer. Deze aanpak steunt op een beleid van doelstellingen en zeker niet op een strategie van middelen en zou moeten tegemoetkomen aan de behoeften inzake organisatie en structurering met betrekking tot het beheer van een lokale entiteit, ondermeer voor diensten zoals burgerlijke stand of stadsplanning. Op die manier willen de promotoren de uitwisseling van informatie en de communicatie met de plaatselijke bevolking verbeteren. Bovendien hopen de Rwandese ambtenaren die meewerken aan het project in een tweede fase gebruik te kunnen maken van deze nieuwe drager om steun te verlenen aan de lokale verenigingen, die reeds vrij actief zijn. Tot slot kunnen de administraties van beide partners elkaar via cd-rom – goedkoop, gezien de hoeveelheid informatie op een cd-rom – veel bestanden zenden. Zo kan men ondermeer zorgen voor de bijscholing van de Rwandese ambtenaren. Sint-Pieters-Woluwe doet echter geen sprong in het onbekende, niet alleen omdat Ruyumba (het gewezen Musabira) sinds lang zijn partner is, maar ook omdat Woluwe veel ervaring heeft op het vlak van informatica. De obstakels zullen echter talrijk zijn en waakzaamheid zeker geboden: evaluatie van de opportuniteit van deze nieuwe dienst, risico op verduistering van materiaal, technische problemen (stof, aandrijving van de uitrustingen door middel van zonnepanelen)... Er blijven tal van vraagtekens met betrekking tot de afloop van het project en de mogelijke tastbare resultaten. Hopen dat alles in het werk zal worden gesteld om de doelstellingen vlot te bereiken.
1 J.-M. RENIERS & M. DE GREEF, "Een pilootfase in vogelvlucht: twee gemeenten aan de stuurknuppel", in Nieuwsbrief-Brussel nr 2002/6, 2 augustus 2002.
Nieuwsbrief 2002/07
11
IN ONZE GEMEENTEN
Democratische Republiek Congo Het project van de stad Brussel is reeds aan de gang. Eind mei heeft een Brusselse delegatie een identificatiemissie verricht in Kinshasa. De twee steden hebben toen een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Het project heeft tot doel de samenwerking tussen de dienst Bevolking en Burgerlijke Stand van beide partners te versterken. Wie heeft er immers geen uittreksel van zijn geboorteakte nodig om te huwen? Hoe kan men in het buitenland gaan studeren zonder documenten? Op welke gegevens kan men steunen om een beleid inzake ruimtelijke ordening te voeren? … De Belgische en Afrikaanse promotoren van het project hadden snel ingezien dat het goed bestuur van de stad afhangt van een goede werking van deze diensten. Op dit ogenblik kan de Congolese overheid echter het aantal inwoners zelfs niet correct inschatten. Gedurende een week heeft de Brusselse delegatie een bezoek gebracht aan verscheidene gemeenten van Kinshasa en veel informatie uitgewisseld met de Congolese ambtenaren. Uit die eerste contacten is gebleken dat iedere gemeente werkt volgens haar eigen opvattingen en zonder enige logische gedragslijn. Deze eerste uitwisselingen van ervaring hebben tot een concreet actieplan geleid dat beide partners ondertekend hebben en onderverdeeld is in drie hoofdstukken. Een eerste deel van de samenwerking draait om de sensibilisering en de informatie van de bevolking teneinde deze te motiveren om samen te werken met de dienst Burgerlijke Stand en Bevolking. Een tweede luik behandelt het gebruik van de informatie door het personeel van deze diensten. Er wordt ondermeer gedacht aan een praktische vertaling van de gezinscodex ("Code de la Famille") en opleidingen voor de ambtenaren van de betrokken diensten. Tot slot stelt het plan in zijn derde luik voor om bijzondere aandacht te schenken aan de bewaring en het gebruik van informatie, door de creatie, op termijn, van een centraal archief en de uitwerking van doeltreffende mechanismen ter bescherming van het privé-leven. Enige schaduwzijde: het lokale bestuur van Kinshasa is recent uit zijn ambt ontheven. Om het project te doen overleven moet het nieuwe team het dus overnemen. Wordt vervolgd …
Benin Het Everse project voor gedecentraliseerde samenwerking is ook al van start gegaan. Twee ambtenaren zijn immers op identificatiemissie gegaan naar Lokossa, in Benin. Deze gemeente heeft om en bij de 60.000 inwoners en ligt op 110 kilometer van de hoofdstad Cotonou. 2 J.-M. RENIERS & M. DE GREEF, op.cit.
12
Nieuwsbrief 2002/07
olg v r e V
Vanaf de eerste contacten bleek reeds dat de twee gemeenten overeenkomsten vertoonden. Beide hebben plannen voor gemeentelijke actie uitgewerkt: een gemeentelijk plan voor milieuactie in Lokossa en een gemeentelijk ontwikkelingsplan in Evere. Aangezien geen van beide ervaring had op het vlak van gedecentraliseerde samenwerking, hebben ze beslist om te streven naar synergie rond deze gedeelde bekommernis. Het uitverkoren project berust op de toepassing van een of meer pijlers van het gemeentelijk plan voor milieuactie. Dit plan heeft het voorwerp uitgemaakt van overleg met de verschillende plaatselijke actoren in Lokossa, inventariseert de problemen en stelt oplossingen voor met het oog op de duurzame verbetering van het leefmilieu in de stad. De missie van Evere ter plaatse had tot doel na te gaan of de voorgestelde acties relevant waren, te kiezen - door de methode van de planning van de intenties per doelstelling - welke behouden moesten blijven en tot slot een actieplan op te stellen met cijfers en een planning. De methode die de partners gebruikten om na te gaan welk gevolg aan het project diende te worden gegeven, was participatief aangezien op de overlegvergadering 53 personen aanwezig waren uit alle lagen van de bevolking: leden van de adviesraad en de lokale NGO's, inwoners, journalisten, vertegenwoordigers van de overheden, ingenieurs, … Uit de debatten kwamen vier oplossingen naar voor. Bij geheime stemming en na een vergadering in beperkt comité werd uiteindelijk beslist om zich toe te leggen op de steun aan de groepen straatveegsters (aankoop van klein materiaal, opleiding en sensibilisering, …). Deze actie had tot doel de verbetering van de doeltreffendheid van de afvalophaling en sluit perfect aan bij de lijst met de door de promotoren van het project aangestipte problemen met het oog op de gedeeltelijke bestrijding van de plaatselijke vervuiling. Deze eerste werkontmoeting zal voortgezet worden begin september door de komst van twee ambtenaren uit Lokossa voor een stage in Evere. Daarna wordt het project afgesloten met een evaluatiemissie naar Lokossa om de geboekte vooruitgang en de naleving van de verbintenissen door de verschillende partners te beoordelen.
Marokko Sint-Jans-Molenbeek, dat deelnam aan de testfase van het programma 2001 waarover we het in onze vorige Nieuwsbrief 2 hadden, wenst zijn samenwerking met de Marokkaanse gemeente Oujda Sidi Ziane voort te zetten. Bij het ter perse gaan van dit nummer was het nieuwe Molenbeekse project nog niet afgerond. Het is echter in de eerste plaats de logische voortzetting van het initiatief dat
IN ONZE GEMEENTEN
vorig jaar opgezet werd. De Brusselse gemeente stelt voor zes nieuwe Marokkaanse ambtenaren uit te nodigen voor een gerichte vorming rond thema's die aansluiten bij die van het vorige bezoek. Algemeen zou deze tweede fase de gelegenheid moeten zijn om de evaluatie van de kwaliteit van de bestaande diensten en de gebreken in het management af te ronden. Zodra die nieuwe stap gezet is, zouden de twee partners diepgaander werk moeten kunnen aanvatten rond een welbepaalde dienst of problematiek, naar gelang van de prioriteiten die op de verschillende werkvergaderingen worden aangestipt.
… en Zuid-Amerika centraal Drie partnerships tussen gemeenten uit België en uit Centraalen Zuid-Amerika zijn in het leven geroepen dankzij het Programma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking.
Chili Sint-Gillis stort zich in het avontuur samen met een Chileense partner: de gemeente Cerro Navia, vlakbij de hoofdstad Santiago gelegen. Net zoals voor de stad Brussel berust het project 2002 voornamelijk op de gezamenlijke verwezenlijking van een actieplan en een nauwgezette analyse van de uitvoerbaarheid. Tijdens voorafgaande contacten werden de opvallendste behoeften van de partner aangestipt en verschillende prioritaire pistes uitgetekend, zoals de socioprofessionele integratie van jongeren van Cerro Navia, een pijnpunt met het oog op de verbetering van de levenskwaliteit, op lange termijn, van de inwoners van de gemeente. De ontwikkeling van de competentie van de partner op het vlak van de sociale cohesie – en op dat vlak heeft Sint-Gillis net veel ervaring – zal ongetwijfeld een belangrijke plaats innemen bij de prioriteiten. Gezien de vele problemen van de Chileense partner (werkloosheid, laag scholingsniveau, gebrekkige werking van de overheidsdiensten, drugs en sluikstorten, …) is een identificatiemissie noodzakelijk om na te gaan of de doelstellingen relevant zijn en om de efficiëntste actiemiddelen te zoeken. Aangezien de Belgische coördinatrice van het project recent in Chili verbleven heeft, werd er gezamenlijk beslist dat de identificatiemissie enigszins ongebruikelijk zou zijn: een Chileense delegatie zal namelijk naar Sint-Gillis komen om de
olg v r e V
voorbereidende identificatie af te werken die begin dit jaar in Chili aanving. In de loop van de maand oktober zal de Brusselse gemeente vier Chileense vertegenwoordigers ontvangen.
Bolivia Anderlecht heeft al wat ervaring met Europese projecten en heeft een aanvraag tot samenwerking met de kleine Boliviaanse gemeente Irupana (slechts 12.000 inwoners) ingediend. Deze laatste had meermaals te kennen gegeven dat ze wou samenwerken met een Belgische gemeente om ervaringen omtrent gemeentebeheer uit te wisselen en de ambtenaren de kans te geven hun kennis over technische materies te verruimen. De oproep heeft gehoor gevonden. Naast de twee gemeenten werd ook de NGO “Frères des Hommes” bij het project betrokken om het te begeleiden en haar terreinkennis ter beschikking te stellen van de lokale overheden. Door deze multilaterale aanpak is het initiatief als het ware een testcase.3 De voorafgaande analyse van de situatie en de opstelling van de problemenlijst hebben de gebreken van Bolivia op het vlak van afvalbehandeling voor het voetlicht gebracht. Het doel is hier dus de capaciteit op het vlak van het afvalbeheer te versterken, ondermeer door de verbetering van het systeem van afvalophaling en afvoer van afvalwater. Na de zomer zal een identificatiemissie plaatsvinden teneinde ter plaatse de werkhypothesen te valideren en mogelijke initiatieven te plannen. Daarna zullen twee stages van een tweetal weken volgen voor vier ambtenaren: de ene in Irupana en de andere in Anderlecht.
Mexico En last but not least heeft ook Jette 4 beslist vriendschapsbanden te smeden, meer bepaald met de Zuid-Mexicaanse gemeente Jojutlà de Juàrez. Twee NGO's, “Mensenbroeders” en “Equipo Pueblo”, die ijveren voor de ontwikkeling van de lokale landbouw, hebben ervoor gezorgd dat Jette in contact kon treden met zijn Mexicaanse tegenhanger. Sindsdien is het project goed tot ontwikkeling gekomen, aangezien eind april twee Jetse vertegenwoordigers naar Jojutlà op identificatiemissie gegaan zijn.5 In overleg met haar partner heeft de Brusselse gemeente ervoor gekozen haar ervaring op het vlak van de verwerking van groenafval te delen. De analyse van de situatie ter plaatse heeft een duidelijk beeld gegeven van de eventuele obstakels en het huidige beleid van Jojutlà op het vlak van afvalverwerking en
3 We herinneren er evenwel aan dat hoewel dit soort netwerken aanbevelenswaardig en aanbevolen zijn, de gemeente de promotor van het project moet zijn en steeds de leiding over het project moet hebben. 4 De gemeente Jette had reeds een project ingediend vorig jaar, maar uit tijdsgebrek was het niet tot uitvoering gekomen. 5 Voor meer informatie over deze missie verwijzen we naar het artikel van Y. VAN PARYS & T. HOLDERBEKE, " Vruchtbare samenwerking tussen Jette en Jojutla " in Jette info, nr 88, juni 2002, blz. 6. Nieuwsbrief 2002/07
13
olg v r e V
IN ONZE GEMEENTEN
vervolgens werden de actiemiddelen en de thema's op een rijtje gezet die tijdens de stage van drie Mexicanen in Jette in oktober a.s. dienen besproken te worden. Een van de doelstellingen van de stage is de verbetering van de technische kennis van de Mexicaanse ambtenaren met het oog op de invoering van een doeltreffend systeem van selectieve ophaling.
Gedeelde knowhow Het dynamisme van de Brusselse gemeenten is een schot in de roos. Twee projecten in 2001, zeven in 2002 en waarom geen acht of negen in 2003? De diversiteit en de specificiteit van de thema's getuigt bovendien van de polyvalentie en de expertise van de Brusselse lokale overheden.
Een vorming 6 rond het beheer van ontwikkelingsprojecten, georganiseerd door onze Vereniging, was de gelegenheid voor de gemeenten die dit jaar aan het Programma deelnamen, om hun aanpak van de samenwerking te herzien en hun voorstel eventueel te herwerken: de projecten objectiveren om de visie van een paternalistische samenwerking te laten varen voor een participatieve aanpak gericht op kennisoverdracht. Maar het is nog niet allemaal rozengeur en maneschijn. De actoren van de gedecentraliseerde samenwerking hebben tijd nodig om zich aan de nieuwe aanpak aan te passen. Bepaalde gemeenten hebben dat reeds goed gedaan en andere zijn op goede weg. Nog andere kunnen volgend jaar ook die weg inslaan. De oogst 2002 zag er van in het begin reeds veelbelovend uit. De vorming heeft het geheel nog verbeterd. Hopen dat de vruchten er nog sappiger van zullen worden! Jean-Michel Reniers
6 Deze vorming zal ieder jaar georganiseerd worden.
ACTUALITEIT
Geen belastingvrijstelling meer voor telecomoperatoren
Rondom BELGACOM Enkele weken geleden werd er in de pers gesproken over een "beslissing" van de Europese Commissie betreffende de fiscale vrijstelling voor Belgacom en de reactie daaromtrent van België. Wij maken van de gelegenheid gebruik om op enkele begrippen terug te komen en een stand van zaken op te maken.
De vrijstellingen van Belgacom Allereerst is er de algemene vrijstelling. Hoe zit die precies ineen? Alles gaat terug tot de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van Telegraaf en Telefoon, waarvan enkel nog artikel 25 overbleef. Dit artikel stipuleerde het volgende over de Regie (inmiddels Belgacom geworden): "De regie is met de Staat gelijkgesteld voor het toepassen van [federale taksen en belastingen]" en bijgevolg "vrij van alle belastingen of taksen ten gunste van de provinciën en gemeenten.” 1 Bovenop deze algemene vrijstelling is er de bijzondere vrijstelling, vastgelegd in artikel 98, § 2, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige
autonome overheidsbedrijven. Overeenkomstig dit artikel mag Belgacom (en sinds 1 januari 1998 een operator van een openbaar telecommunicatienetwerk die een telecommunicatiedienst aanbiedt) niet onderworpen worden aan een belasting, taks, retributie, … voor het gebruik van het openbaar domein om er kabels, bovengrondse lijnen en bijgehorende uitrustingen aan te leggen. Om het simpel te stellen: een gemeente mocht zijn belastingsreglement op de kantoren bijvoorbeeld niet opleggen aan Belgacom, noch belastingen of retributies heffen voor het gebruik van de wegen door Belgacom om er zijn kabels aan te leggen.
1 E. VANHAM, "Het openen van trottoirs: belasting of retributie van de telecom- en teledistributie-operatoren?", in Nieuwsbrief-Brussel, 2001/10, blz. 8-13.
14
Nieuwsbrief 2002/07
ACTUALITEIT
In december 2001 komt daar verandering in Het gaat om de algemene vrijstelling van Belgacom. De bijzondere vrijstelling wordt niet in vraag gesteld, aangezien ze geen enkele discriminatie teweegbrengt (alle telecomoperatoren zijn vrijgesteld). 2 Op 17 oktober 2001 hebben drie parlementsleden een wetsvoorstel ingediend tot opheffing van artikel 25 van de wet van 19 juli 1930. Deze tekst was opgenomen in het ontwerp van programmawet van de regering en werd artikel 79 van de programmawet van 30 december 2001 (B.S. 31.12.2001). Een zeer kort artikel: "Artikel 25 van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van Telegraaf en Telefoon, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 november 1967, de wet van 21 maart 1991 en het koninklijk besluit van 19 augustus 1992, wordt opgeheven." Het gevolg is duidelijk: Belgacom is niet langer vrijgesteld van alle belastingen en taksen ten gunste van de gemeenten. Eén van de redenen die aan de grondslag liggen van de afschaffing van dit artikel, is het feit dat het in strijd is met de vrije mededinging inzake staatssteun door of krachtens de Europese verdragen. Sinds enige jaren staan de diensten voor vaste telefonie immers open voor concurrentie. Maar de private ondernemingen die deze activiteit op zich nemen, zijn wel degelijk aan de belastingen onderworpen. Alle telecomoperatoren moesten dus op voet van gelijkheid gebracht worden.
In de zomer van 2002 komt er meer duidelijkheid Vanwaar dan al die opschudding enkele weken geleden? Het is uiteraard niet het principe dat in vraag wordt gesteld, maar wel de inwerkingtreding. In toepassing van artikel 168 is de genoemde programmawet immers in werking getreden op 1 januari 2002, behoudens enkele bepalingen waaronder het beruchte artikel 79. Dat treedt namelijk in werking op 1 januari 2003, "behalve wat betreft de vrijstelling van alle belastingen of taksen ten gunste van provinciën en gemeenten die worden geheven in de vorm van opcentiemen, vanaf het aanslagjaar 2003". Kortom, de taksen voorzien in toepassing van de reglementen die in 2002 in voege zijn, kunnen wel geheven worden en die van de voorgaande jaren niet.
olg v r e V
En daar knelt het schoentje. De diensten Concurrentie van de Europese Commissie lijken er immers op aangedrongen te hebben om de maatregel zo spoedig mogelijk te doen ingaan, in ieder geval vóór aanslagjaar 2003. 3 Daarom voorziet artikel 134 van de huidige programmawet die op 20 juli jl. door de Senaat goedgekeurd werd (nadat ze op 4 juli door de Kamer van Volksvertegenwoordigers goedgekeurd was) in een wijziging van artikel 168 van de programmawet van 31 december 2001, volgens dewelke de opheffing van artikel 25 van de wet van 19 juli 1930 effectief wordt op 1 januari 2002, "behalve wat betreft de vrijstelling van alle belastingen of taksen ten gunste van provinciën en gemeenten die worden geheven in de vorm van opcentiemen, vanaf het aanslagjaar 2002". Kortom, de in 2001 ingekohierde taksen kunnen vanaf dit jaar in aanmerking genomen worden. Het commentaar op dit artikel is het volgende 4: "De Europese Commissie (DG Concurrentie) heeft echter laten weten dat zij van mening is dat deze vrijstelling concurrentievervalsend is vermits zij in strijd is met de regels van het EG-verdrag inzake staatssteun en dat daarom de opheffing onmiddellijk moet gebeuren. Om eenzelfde wettelijk kader te behouden voor eenzelfde belastbare periode en om fiscaal technische redenen is het aangewezen deze opheffing in werking te laten treden bij de aanvang van een belastbare periode. Op die manier ontstaat geen enkele discriminatie tussen de begunstigden van de opheffing van de vrijstelling (in casu de gemeenten en provincies)."
Besluit Deze hervorming zal Belgacom zwaar vallen. Niet zo zwaar echter als de operator veroordeeld geworden zou zijn door het Europees Hof van Justitie (verscheidene gemeenten hebben eertijds een procedure ingesteld), omdat het Hof dan artikel 25 van de wet van 1930 onwettig had kunnen verklaren, wat "ex tunc" (met retroactief effect) had kunnen toegepast worden. Rechtstreeks gevolg: Belgacom zou veroordeeld geworden zijn om de achterstand af te lossen in de sinds vele jaren ingekohierde maar nooit geïnde belastingen. Mogen we dan stellen dat ze er nog goed van af komen?
Vincent Ramelot
2 De wetgever had er uiteraard ook voor kunnen opteren geen enkele vrijstelling toe te kennen en zo de Franse wetgever te volgen (cf. Code des Postes et Télécommunications, art. L45-1 e.v.: " Les opérateurs […] bénéficient d’un droit de passage sur le domaine public routier et de servitudes sur les propriétés privées […]. Les autorités concessionnaires ou gestionnaires du domaine public non routier, lorsqu’elles donnent accès à des opérateurs […], doivent le faire sous la forme de convention, dans des conditions transparentes et non discriminatoires et dans toute la mesure où cette occupation n’est pas incompatible avec son affectation ou avec les capacités disponibles. [La convention] peut donner lieu à versement de redevances dues à l’autorité concessionnaire ou gestionnaire du domaine public concerné dans le respect du principe d’égalité entre les opérateurs. Ces redevances sont raisonnables et proportionnées à l’usage du domaine […] "). 3 Zie terzake A. JENNOTTE, " Belgacom saignée par les taxes ", in Le Soir, 15.06.2002. 4 Parl. Stuk, Kamer, G.Z. 2001-2002, 1823/1, blz. 64. Nieuwsbrief 2002/07
15
NIEUW
Een goed plan voor betere verplaatsingen We moeten ons allemaal verplaatsen: om naar het werk te gaan, zich te ontspannen, boodschappen te doen, … Ja, maar de hinder voortgebracht door het autoverkeer dat het gevolg is van deze toenemende behoefte aan mobiliteit kost onze samenleving handenvol geld: verzadigde wegen, ongevallen, lawaaihinder en luchtvervuiling. Deze laatste is de oorzaak van het broeikaseffect (op wereldschaal en op de toekomstige generaties) maar ook op onze gezondheid (astma en andere aandoeningen van de luchtwegen). We gaan hier niet pleiten voor een leven zonder auto, maar veeleer voor een verschuiving naar andere verplaatsingswijzen telkens als dat mogelijk is. De mobiliteit bekeken in een perspectief van duurzame ontwikkeling moet geconcretiseerd worden als de mogelijkheid voor ieder individu om zich te kunnen verplaatsen zonder schade toe te brengen aan het leefmilieu en het levenskader. 1 Ze moet dus toegankelijk zijn voor iedereen, ook bejaarden, mindervaliden, jonge kinderen, fietsers en voetgangers in het algemeen. "Alles met de wagen" maakt veel activiteiten moeilijk toegankelijk voor hen die om een of andere reden geen auto kunnen gebruiken. De oplossingen die gezocht moeten worden om tegemoet te komen aan de problemen die het gevolg zijn van de toenemende behoefte aan mobiliteit, moeten kaderen in een geïntegreerd langetermijnbeleid dat tegelijk rekening houdt met alle betrokken actoren en ons levenskader. Een globale aanpak van de mobiliteit is nodig om de verschillende facetten van de problematiek te beheersen en er de rechtstreekse of onrechtstreekse neveneffecten op het leefmilieu, de gezondheid, de sociale omstandigheden, … te voorkomen. Opdat een mobiliteitsbeleid duurzaam zou zijn, moet het een visie op lange termijn ontwikkelen, wat doorgaans niet zo populaire oplossingen inhoudt (denken we bijvoorbeeld aan de versmalling van de Wetstraat van 5 naar 4 rijstroken om er een voor te behouden voor andere verplaatsingswijzen) in tegenstelling tot de directe zichtbaarheid van de maatregelen op korte termijn (trottoirs versmallen om bijkomende parkeerplaatsen te creëren). Alle rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken actoren moeten ook hun standpunt kunnen bekendmaken en er moet naar een zekere gelijkheid gestreefd worden tussen de gebruikers van de verschillende vervoerswijzen. Niet altijd makkelijk en toch moeten we iets doen! België heeft zich er in Kyoto toe verbonden de CO2-uitstoot tegen 2010 in de transportsector met 5 % te verminderen ten opzichte van
1990. Het regionaal ontwikkelingsplan rekent erop dat 10 % van de gemechaniseerde verplaatsingen in 2005 met de fiets gebeuren. Het Iris-plan staat ook een duurzame mobiliteit voor, met een waarborg voor het evenwicht tussen de behoeften van toegankelijkheid en levenskwaliteit, alsook de gelijkheid van de burgers voor wat hun recht op mobiliteit betreft. De gemeenten beschikken over actiemiddelen om te streven naar een duurzamere mobiliteit in Brussel. Enkele voorbeelden: - Het gemeentepersoneel verplaatst zich in het kader van de dienst of gewoon hun woon-werk-verkeer. Een vervoerplan kan leiden tot een rationeler gebruik van ieder vervoermiddel. Het "goede voorbeeld" van de gemeente kan de ondernemingen op het gemeentelijk grondgebied aansporen om hun eigen vervoerplan uit te werken. - De gemeente beheert een aantal voertuigen. Ze kan de hinder beperken door milieuvriendelijk materiaal aan te kopen. De ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit voorziet bovendien in artikel 22 dat de overheden die een wagenpark van meer dan vijftig wagens beheren, erop toezien dat ten minste 20 % van de voertuigen op milieuvriendelijke technologieën rijden. Dit artikel is nog niet in werking getreden, maar niets verhindert om proactief te werken. Bepaalde Brusselse gemeenten hebben reeds elektrisch of op gas aangedreven voertuigen aangekocht. - De gemeente kan ook iets doen aan de verplaatsingen van en naar school. Ze kan bijvoorbeeld ophalingen verzorgen voor voetgangers of fietsers, zoals Schaarbeek sinds kort doet. - De gemeente kan logistieke steun leveren aan initiatieven van car-sharing (auto-delen) en car-pooling (samen rijden). - Ruimtelijke ordening is uiteraard ook belangrijk. Men kan aangename en veilige fietspaden aanleggen, zone 30 inrichten 2, de trottoirs onderhouden, herstellen en obstakels verwijderen teneinde de voetgangers en mindervaliden een vlotte doorgang te verzekeren. Men dient ook te zorgen voor een vlotte doorgang van het openbaar vervoer. De lokalisering van de activiteiten kan eveneens zodanig georiënteerd worden dat er minder verplaatsingen vereist zijn. Tot slot wijzen we ook op het belang van een actief parkeerbeleid.
1 "Aménagement Environnement Urbanisme et droit foncier", Numéro spécial "Mobilité et environnement", Kluwer, 3/2002. 2 Zie artikel elders in deze Nieuwsbrief.
16
Nieuwsbrief 2002/07
olg v r e V
NIEUW
De vervoerplannen van ondernemingen
In een analyse van het vervoerplan van Colruyt heeft Groupe One de sleutelelementen aangestipt van de uitvoering van een vervoerplan als beheermiddel:
Duurzame mobiliteit behelst dus een hele reeks cruciale aspecten voor de steden en hun toekomst. In het kader van het Forum voor een duurzame ontwikkeling hebben wij ervoor gekozen ons toe te leggen op de vervoerplannen van ondernemingen (de gemeente wordt hier ook als een onderneming beschouwd). Het doel ervan is de principes vast te leggen van het woon-werkverkeer van het gemeentepersoneel en van hun verplaatsingen tijdens het werk teneinde het aantal parkeerplaatsen voor het personeel te beperken door het gebruik van alternatieve verplaatsingswijzen aan te moedigen. Bovenop de positieve effecten op het milieu, verkeersproblemen, stress, gezondheid en verplaatsingskosten versterkt de gemeente haar voorbeeldrol ten aanzien van de bedrijven op haar grondgebied en kan ze hen gemakkelijker aansporen om in dezelfde richting te werken.
- de naleving van de verschillende fasen van het project, d.w.z. beginnen met een rondvraag bij het personeel om hun vervoerswijze te kennen, hun tevredenheid en hun bereidheid om hun gewoonten aan te passen qua gebruik van de auto, het openbaar vervoer, de fiets of motorfiets of te voet; vervolgens moeten oplossingen toegepast worden, de resultaten geëvalueerd en een follow-up verzekerd; - de samenwerking met externe betrokkenen, zoals het Gewest, de MIVB, privé-ondernemingen (Taxistop, …), verenigingen (Pro Velo, …); - het zoeken naar gediversifieerde oplossingen, zoals carpooling, glijdende uurroosters, aankoop of voordelen bij de aankoop van fietsen (en scooters) en de installatie van douches en fietsenrekken, vergoedingen die het gebruik van het openbaar vervoer of de fiets aanmoedigen, … - er moeten middelen uitgetrokken worden (coördinator, deelname van het personeel, uitgaven verbonden aan de oplossingen).
Het Iris-plan geeft voorrang aan de vervoerplannen van ondernemingen en artikel 19 3 van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de luchtkwaliteit verplicht de privaatof publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen, voor die plaats een vervoerplan vast te leggen. De gemeenten Evere en Oudergem hebben zich daar reeds op toegelegd. Het vervoerplan moet de volgende gegevens bevatten: - de inventaris van de verplaatsingen van personen en materies; - een analyse van de toegankelijkheid; - een analyse van de modale keuzes van het personeel; - een actieplan met alle middelen die in het werk kunnen worden gesteld om de verplaatsingen van de personen en de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit plan moet jaarlijks bijgewerkt worden.
Er bestaat niet echt een wondermiddel voor iedere gemeente die een vervoerplan wil uitwerken. Toch lijkt het meest geziene obstakel het gebrek aan motivatie. Voor het welslagen van het project moet men in een follow-up voorzien en het personeel er nauw bij betrekken: nieuwkomers informeren, het programma evalueren, de mensen motiveren en de psychologische remmen wegwerken. Deze moeilijkheden zijn vaak zwaarder dan het beheer zelf van de technische en logistieke aspecten. Brusselse en ook andere gemeenten zijn aan vervoerplannen beginnen te sleutelen. Het succes was niet altijd gewaarborgd, maar alle ervaringen zijn interessant. Daarom organiseert het Forum voor een duurzame ontwikkeling eind september een workshop met het oog op de uitwisseling van ervaringen daaromtrent. Niet te missen!
3 Dit artikel is nog niet in werking getreden, maar kan reeds toegepast worden.
Sophie van den Berghe
Vorming bestemd voor SPI-beambten Onderhoudstechnieken & Bekwaamheidsbalans De vorming gebeurt in 8 dagen gespreid over een periode van ± 3 maanden (4 dagen per module), van oktober tot december. Teneinde een kwaliteitsvolle vorming te bieden kan ieder OCMW van het Brussels Gewest 1 SPI-beambte inschrijven. De ingeschreven persoon zal aan de twee modules deelnemen als vertegenwoordiger van zijn dienst en wordt gevraagd om de tijdens de vorming verworven kennis over te dragen en te delen.
Voor bijkomende inlichtingen kan u contact opnemen met de heer V. Libert op het telefoonnummer 02.233.20.78.
Nieuwsbrief 2002/07
17
ACTUALITEIT
Geen zware voet meer in schoolomgevingen Door het plaatsen van een combinatie van twee bestaande verkeersborden kunnen de wegbeheerders voortaan de snelheid van bestuurders in schoolomgevingen beperken tot 30 km/h. Naar aanleiding van de bekendmaking van deze nieuwe regelgeving in het Belgisch Staatsblad heeft het BIVV een brochure uitgegeven die de problematiek van de schoolomgevingen en de schoolroutes behandelt. En ter aanmoediging subsidieert de Brusselse Regering de gemeenten die een structuurplan opmaken voor het inrichten van zones 30.
In het Staatsblad van 31 mei 2002 verschenen verschillende wijzigingen van het Verkeersreglement en van de Code van de wegbeheerder, ondermeer inzake de toepassing van de snelheidsbeperking in schoolomgevingen.1 De nieuwe regelgeving wordt in hetzelfde Staatsblad gecommentarieerd in het ministerieel rondschrijven van 14 mei 2002.
Ideaal zou een schoolomgeving moeten beginnen op 150 meter van de toegang(en) tot de school. De borden worden niet herhaald na een kruispunt en het einde wordt aangegeven door het bord F4b dat het einde van de zone 30 aanduidt en dus eveneens het einde van de snelheidsbeperking aangeeft.
Deze wijzigingen houden in dat door de combinatie van het verkeersbord A23 en het bord F4a, elke bestuurder zijn snelheid moet aanpassen tot maximum 30 km/u in de nabijheid van een school. Om dit mogelijk te maken moest eerst de term "schoolomgeving" worden gedefinieerd in het Verkeersreglement als zijnde "een zone van een of meerdere openbare wegen of gedeelten ervan, waarin de toegang tot een school is inbegrepen, en waarvan het begin en het einde afgebakend zijn door de verkeersborden F4a en F4b."
Door het aanbrengen van deze borden is de snelheidsbeperking permanent van toepassing. Daar waar de weginfrastructuur een effectieve snelheid van minder dan 30 km per uur oplegt, is dit te rechtvaardigen. Andere oplossingen moeten echter worden aangewend wanneer de infrastructuur een hogere snelheid toelaat. Als aan de bestuurder een wegbeeld wordt gegeven dat hij snel kan rijden (bijvoorbeeld een openbare weg met twee of drie rijstroken in elke richting), is het plaatsen van een verkeersbord dat de snelheid beperkt niet aangewezen omdat het de bestuurder misleidt. Het wegbeeld dat aan de bestuurder wordt gegeven moet immers in overeenstemming zijn met de gewenste snelheid. Daarenboven verliezen de verkeersborden in dat geval elke geloofwaardigheid. Om het probleem op te lossen zijn er twee mogelijkheden: ofwel de weg herinrichten zodat de snelheidsverlaging ook effectief kan worden afgedwongen, ofwel kan de wegbeheerder zich beroepen op een signalisatie met veranderlijke informatie zodat de snelheidslimiet kan beperkt worden tot periodes van aankomst en vertrek van de kinderen.2
Het betreft hier wel degelijk twee bestaande borden die samen op één paal worden geplaatst en niet een nieuw zonaal bord waarop de twee borden in kwestie worden op aangeduid!
Bord A23 boven bord F4a
Binnen een zone 30 die een schoolomgeving afbakent zijn de inrichtingsvereisten veel soepeler dan voor een traditionele zone 30. De wegbeheerder kan immers een "schoolomgeving" instellen zonder de bewoners van de betrokken zone te raadplegen. Snelheidsremmende maatregelen, zoals de aanpassing aan het straatbeeld, de infrastructuur of het parkeren, zijn niet vereist. Ook de verblijfsfunctie moet niet primeren in een schoolomgeving. En als de school in een zone met verblijfsfunctie ligt, dan is
1 KB van 14 mei 2002 tot wijziging van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en MB van 14 mei 2002 tot wijziging van het MB van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald. 2 Het aanbrengen van zulke signalisatie is echter niet toegelaten als de snelheid op het weggedeelte 70 km/u of meer bedraagt.
18
Nieuwsbrief 2002/07
olg v r e V
ACTUALITEIT
het aan te bevelen om er een "klassieke" zone 30 in te richten zoals voorzien bij het KB van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor het instellen van zones met een snelheidsbeperking tot 30 km/u.
Een brochure... Deze brochure 3 is bestemd voor de wegbeheerders en bespreekt alle facetten waarmee rekening moet worden gehouden bij het instellen van een "schoolomgeving". Na enkele algemene beschouwingen in verband met snelheid, ongevallen met kinderen en het complex probleem van de verkeersveiligheid in de schoolomgeving, wijzen de auteurs erop dat het belangrijk is de vervoerswijzen goed te kennen en te beheren. De veiligheid in schoolomgevingen kan verzekerd worden door een inrichting van een omgeving die objectief (door de inrichting) maar ook subjectief de bestuurders aanspoort om te vertragen. De hiërarchisering van de vervoerswijzen moet in casu duidelijk gebeuren in het voordeel van de voetgangers en andere zachte verplaatsingswijzen. Bij de afbakening van de zone dient aandacht te gaan naar de inrichtingen op de verschillende niveaus van een entiteit die niet beperkt is tot de onmiddellijke omgeving van de schoolpoorten, maar die voortgaat in de straat of in de buurt. De stedelijke context speelt uiteraard op de maatregelen die genomen moeten worden: men reageert niet op dezelfde manier of even stipt in de buurt van een
school langs een drukke baan of in het midden van een woonbuurt. De brochure gaat ook in op de noodzaak om een educatieve strategie te ontwikkelen volgens de doelgroep: kinderen en adolescenten, onderwijzend personeel, ouders, buurtbewoners en de rest van de bestuurders. In het hoofdstuk controles wijst men op het probleem van het druk verkeer in steden, dat naast de verzadigde verkeersassen ook uitwijkt naar kalmere buurten die traditioneel als schoolroutes gebruikt worden. De auteurs pleiten ervoor om alles op lokale schaal grondig te bestuderen. Het aantal ongevallen terugschroeven kan ook via regelmatigere aanwezigheid van politie en een communicatiebeleid gericht op controles. Het lijkt aangewezen na enige tijd de inrichtingen te evalueren en de nodige aanpassingen aan te brengen.
... en toelagen Tot slot vermelden we nog, buiten het zuiver schoolse kader, dat een regeringsbesluit dit jaar subsidies toekent aan de gemeenten die een structuurplan indienen voor het instellen van zones 30.4 Daarmee is Staatsecretaris voor Mobiliteit Delathouwer zijn belofte van vorig jaar nagekomen.5 Het besluit voorziet in een maximaal bedrag dat voor elke gemeente werd uitgerekend rekening houdend met de lengte van het wijknet en de gemiddelde bevolkingsdichtheid in de gemeente en in het gewest.
Erik Caelen
3 "30 km/u in schoolomgevingen, voor een betere verkeersveiligheid in schoolomgevingen en op schoolroutes", BIVV, Brussel, 2002. 4 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen aan gemeenten voor het opmaken van een structuurplan dat de inrichting van zone 30, woonerven en voetgangerszones en voetgangerszones in het wijknet omvat (B.S. 07.06.2002) 5 Zie "Subsidies voor zone 30" in de rubriek "Het hoekje van de mobiliteit" in Nieuwsbrief-Brussel 2001/9 van 12 december 2001.
Gewestelijke toelage voor fietsbrigades Vorig jaar besliste de Brusselse Hoofdstedelijke Regering om onder bepaalde voorwaarden subsidies toe te kennen aan de gemeentepolitie die fietsbrigades zouden oprichten. Dit jaar kunnen de gemeentebesturen subsidies aanvragen voor het oprichten van fietsbrigades binnen hun eigen administratie.1 Uit de ervaringen uit onder andere de stad Gent blijkt dat de fiets een beter contact met de
burger mogelijk maakt en veel beter aanvaard wordt in minder bedeelde wijken. Bovendien zijn fietsende ambtenaren veel gevoeliger voor klachten die door de bevolking worden geuit betreffende bijvoorbeeld het slecht onderhouden van de fietspaden. Deze toelage van maximaal 14.900 euro heeft betrekking op de aankoop van de fietsen en hun toebehoren, de adequate kledij al dan niet inbegrepen. Ze bedraagt 80 % van de kostprijs
van de uitrusting. Zelfs in geval van oprichting van verschillende fietsbrigades per gemeente kan er slechts één toelage per gemeente toegekend worden.
1 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 maart 2002 houdende toekenning van een toelage aan de gemeenten om de oprichting van toezichthoudende fietsbrigades te bevorderen (B.S. 03.07.2002).
Nieuwsbrief 2002/07
19
Nieuwsbrief
ACTUALITEIT
Herziening van de reglementering inzake verhoogde inrichtingen
Weldra ook Berlijnse kussens op onze wegen? In het spoor van een reeks wijzigingen van de reglementen met betrekking tot het wegverkeer, publiceerde de wetgever in het Belgisch Staatsblad van 31 mei laatstleden het koninklijk besluit van 3 mei 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen op de openbare weg en van de technische voorschriften waaraan die moeten voldoen. In diezelfde uitgave van het Staatsblad verscheen ook de ministeriële omzendbrief betreffende de rijbaankussens. In het algemeen waren de ervaringen met deze reglementering positief, maar bepaalde details, met name de aanlegnormen en –criteria, ontbraken.
Gepubliceerd met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dexia en OMOB.
Inrichtingen van dit type zijn nu, onder bepaalde voorwaarden en voorzien van een specifieke markering, in België toegelaten.
Een eerste wijziging regelt de verkeersplateaus die door de plaatselijke omstandigheden slechts één helling hebben. Een tweede wijziging geeft de mogelijkheid om vóór een kruispunt een verkeersplateau aan te leggen op een rijstrook voor rechtsafslaand verkeer die fysiek gescheiden is van de overige rijbanen. De derde fundamentele wijziging betreft de mogelijkheid om verhoogde inrichtingen aan te leggen op alle types van wegen met voorrang van rechts of op hoofdwegen (bord B15 of B9). Artikel 3 van het koninklijk besluit van 1998 wordt gewijzigd om het mogelijk te maken om slechts op een deel van de rijbaan een verkeersdrempel aan te leggen wanneer die rijbaan fysiek gescheiden is van het andere gedeelte (als poorteffect bij het binnenrijden van een bebouwde kom). In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld in de buurt van scholen, kan een kortere afstand dan 75 m tussen twee verhoogde inrichtingen toegelaten worden. De omzendbrief herinnert er de wegbeheerder aan dat de verhoogde inrichtingen voor november 2001 1 aangepast moesten worden. Maar vanwege de vertraging die door bepaalde besturen opgelopen werd, wordt er opnieuw uitstel toegekend: voor 1 november 2002 moeten de verhoogde inrichtingen die als " te hard " beschouwd moeten worden, verwijderd of aangepast worden. Tot slot maakt de nieuwe omzendbrief ook de aanleg van Berlijnse rijbaankussens mogelijk. De omzendbrief definieert dit type van inrichting en bepaalt de criteria, de wijze van aanleg, de signalisatie en de middelen om de inrichtingen zichtbaar te maken voor bestuurders. Deze inrichtingen moeten beschouwd worden als complementaire elementen, bijvoorbeeld om de snelheid van de weggebruikers te beperken tot 30 km/u in een zone 30. De rijbaankussens kunnen uitzonderlijk ook alleenstaand gebruikt worden, maar slechts op plaatsen waar de snelheid beperkt is tot 50 km/u. Erik Caelen 1 We herinneren eraan dat de wegbeheerder bij een verkeersongeval aansprakelijk gesteld kan worden als de verhoogde inrichtingen niet conform zijn. In 1994 werden de burgmeester en drie schepenen van de gemeente Walhain ten persoonlijke titel veroordeeld door de correctionele rechtbank van Nijvel naar aanleiding van een dodelijk verkeersongeval waarbij een motorrijder zich te pletter reed op een niet reglementaire drempel.
20
Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel Tel. 02/ 233.20.04 Fax 02/ 280.60.90
[email protected] Redactie :
[email protected] www.avcb-vsgb.be
Nr 2002/07 3 september 2002 Directie Marc Thoulen Coördinatie Philippe Delvaux Redactie Erik Caelen, Juliette Lenders, Vincent Ramelot, Jean-Michel Reniers, Marc Thoulen, Sophie van den Berghe Vertaling Liesbeth Vankelecom, Jan Van Gucht Secretariaat Céline Lecocq, Alain Veys Nieuwsbrief wordt gedrukt op 50 % gerecycleerd papier